Gevoelens van welbevinden tanen versneld in het zicht van de dood

2
Recente onderzoeksliteratuur Gevoelens van welbevinden tanen versneld in het zicht van de dood Vogel, N., Schilling, O. K., Beekman, A.T.F. & Penninx, B.W.J.H. (2013). Time-to-death-related change in positive end negative affect among older adults approaching the end of life. Psychology and Aging; 28: 128141. De vóór-het-overlijdenperiode bij ouderen in het vizier Na het overlijden van een ouder persoon hoort men familieleden en vrienden wel eens in herinnering brengen dat de overledene in de voorbije maanden en jaren toch wel veranderd was, niet alleen op lichamelijk vlak maar ook op affectief vlak. Hij of zij, die altijd zo opgewekt was, was soms terneergeslagen en verloor naar het einde toe de moed. Maanden en jaren waarin veranderingen plaats vonden worden hier geëvoceerd in relatie tot het moment van het overlijden. Over deze time- to-deathveranderingen bij oudere mensen gaat het in dit artikel, meer bepaald over veranderingen van positieve en negatieve gevoelens als het levenseinde naderbij komt. De auteurs sluiten met hun onderzoek aan bij de toenemende evidentie voor het belang van het naderend einde voor een patroon van psychologische veranderingen dat niet meer conform is aan de trends gevonden in relatie tot de chronologische leeftijd tot een heel eind in de volwassenheid en de ouderdom. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat, los van de chronologische leeftijd, lichamelijke veranderingen die naar het einde leiden ook een impact hebben, niet alleen op het veel bestudeerde cognitief functioneren, maar ook op het welbevinden, meer bepaald op positief affect (PA) en negatief affect (NA). Positief en negatief affect in het perspectief van het levenseinde De focus van het onderzoek zijn de veranderingen in welbevinden, in de 15 jaren vóór het overlijden. Verwacht wordt dat in het verschiet van het levenseinde negatieve gevoelens toenemen en positieve afnemen. Drie vragen of themas waren richtinggevend. (1) Individuele trajecten van PA en NA bij hoogbejaarden kunnen beter beschreven worden in functie van de tijdspanne vóór het overlijden dan in functie van de chronologische leeftijd. (2) In de welbevindendimensies PA en NA manifesteert zich een terminale neergang (minder PA en meer NA) als het einde in het verschiet is. (3) Zijn er transities te detecteren in de trajecten van PA en NA, keerpunten waar de preterminale fase overgaat in de terminale fase? Data voor dit onderzoek werden ontleend aan de bekende LASA studie. Ouderen van 5585 jaar bij de eerste meting in 199293 werden meerdere malen getest (voor de laatste keer in 200809). Daarvan overleden er 1671. Hun gegevens werden gebruikt voor dit onderzoek. Geëigende statistische analyses leverden evidentie voor de meeste verwachtingen over de variatie in de affecttrajecten. Op een schaal van 3 tot 0 daalt het gemiddelde van PA (tussen het eerste en het vijfde meetpunt) van 2,11 tot 1,69. Voor NA is de verandering (verhoging) niet zo opvallend. Het blijkt dat een time-to-death model (lineair of kwadratisch) meer variatie verklaart in PA dan modellen op basis van de chronologische leeftijd. Het kwadratisch model toont een versnelde dalende trend als de dood dichterbij komt. De verklaarde variantie bedraagt 1516%. Ook het aan de leeftijd gerelateerd kwadratisch model toont een daling van PA over de leeftijdspanne tussen 55 en 100 jaar. Maar deze daling is veel trager dan die in het time-to-death model over de kortere tijdspanne van 15 jaar. Ook voor de detectie van NA trajecten zijn time-to-death modellen adequater en het kwadratisch model toont hoe dichter bij de dood hoe meer NA. De verklaarde variantie bedraagt hier 2122%. Overigens neemt het niveau van NA ook toe met de chronologische leeftijd. Blijft de vraag naar mogelijke keerpunten in de evolutie van het affect. Wanneer begint de terminale daling (PA) of toename (NA)? Het keerpunt ligt voor PA rond 6869 maanden (95% betrouwbaarheidsinterval: 5994 maanden) vóór het overlijden, voor NA rond 4345 maanden (95% betrouwbaarheidsinterval: 3255 maanden). Conclusie De verwachtingen van de onderzoekers werden grotendeels bevestigd. Het loont de veranderingen in de gevoelsaspecten van welbevinden op hoge leeftijd te bekijken vanuit het perspectief van het naderend einde. Dat geldt vooral voor negatief affect. De waargenomen veranderingen hebben niet de vorm van een Published Online: 23 August 2013 Tijdschr Gerontol Geriatr 2013; 44

Transcript of Gevoelens van welbevinden tanen versneld in het zicht van de dood

Page 1: Gevoelens van welbevinden tanen versneld in het zicht van de dood

Recenteonderzoeksliteratuur

Gevoelens van welbevinden tanen versneldin het zicht van de dood

Vogel, N., Schilling, O. K., Beekman, A.T.F. &Penninx, B.W.J.H. (2013). Time-to-death-related changein positive end negative affect among older adultsapproaching the end of life. Psychology and Aging; 28:128–141.

De “vóór-het-overlijden” periode bij ouderen in het vizier

Nahet overlijden vaneen ouder persoonhoortmenfamilieleden en vrienden wel eens in herinneringbrengen dat de overledene in de voorbije maandenen jaren toch wel veranderd was, niet alleen oplichamelijk vlak maar ook op affectief vlak. Hij ofzij, die altijd zo opgewekt was, was somsterneergeslagen en verloor naar het einde toe demoed. Maanden en jaren waarin veranderingenplaats vondenworden hier geëvoceerd in relatie tothet moment van het overlijden. Over deze “time-to-death” veranderingen bij oudere mensen gaathet in dit artikel,meer bepaald over veranderingenvan positieve en negatieve gevoelens als hetlevenseinde naderbij komt. De auteurs sluitenmethun onderzoek aan bij de toenemende evidentievoor het belang van het naderend einde voor eenpatroonvanpsychologische veranderingendat nietmeer conform is aan de trends gevonden in relatietot de chronologische leeftijd tot een heel eind inde volwassenheid en de ouderdom. Er zijn goederedenen om aan te nemen dat, los van dechronologische leeftijd, lichamelijkeveranderingen die naar het einde leiden ook eenimpact hebben, niet alleen op het veel bestudeerdecognitief functioneren, maar ook op hetwelbevinden, meer bepaald op positief affect (PA)en negatief affect (NA).

Positief en negatief affect in het perspectief van hetlevenseinde

De focus van het onderzoek zijn deveranderingen in welbevinden, in de 15 jarenvóór het overlijden. Verwacht wordt dat in hetverschiet van het levenseinde negatievegevoelens toenemen en positieve afnemen. Drievragen of thema’s waren richtinggevend. (1)Individuele trajecten van PA en NA bijhoogbejaarden kunnen beter beschreven wordenin functie van de tijdspanne vóór het overlijden

dan in functie van de chronologische leeftijd. (2)In de welbevindendimensies PA en NAmanifesteert zich een terminale neergang(minder PA en meer NA) als het einde in hetverschiet is. (3) Zijn er transities te detecteren inde trajecten van PA en NA, keerpunten waar depreterminale fase overgaat in de terminale fase?Data voor dit onderzoek werden ontleend aan debekende LASA studie. Ouderen van 55–85 jaar bijde eerste meting in 1992–93 werden meerderemalen getest (voor de laatste keer in 2008–09).Daarvan overleden er 1671. Hun gegevens werdengebruikt voor dit onderzoek.Geëigende statistische analyses leverden

evidentie voor de meeste verwachtingen overde variatie in de affecttrajecten. Op een schaalvan 3 tot 0 daalt het gemiddelde van PA(tussen het eerste en het vijfde meetpunt) van2,11 tot 1,69. Voor NA is de verandering(verhoging) niet zo opvallend. Het blijkt dateen time-to-death model (lineair ofkwadratisch) meer variatie verklaart in PA danmodellen op basis van de chronologischeleeftijd. Het kwadratisch model toont eenversnelde dalende trend als de dood dichterbijkomt. De verklaarde variantie bedraagt 15–16%. Ook het aan de leeftijd gerelateerdkwadratisch model toont een daling van PAover de leeftijdspanne tussen 55 en 100 jaar.Maar deze daling is veel trager dan die in hettime-to-death model over de korteretijdspanne van 15 jaar. Ook voor de detectievan NA trajecten zijn time-to-death modellenadequater en het kwadratisch model toont hoedichter bij de dood hoe meer NA. Deverklaarde variantie bedraagt hier 21–22%.Overigens neemt het niveau van NA ook toemet de chronologische leeftijd. Blijft de vraagnaar mogelijke keerpunten in de evolutie vanhet affect. Wanneer begint de terminale daling(PA) of toename (NA)? Het keerpunt ligt voorPA rond 68–69 maanden (95%betrouwbaarheidsinterval: 59–94 maanden)vóór het overlijden, voor NA rond 43–45maanden (95% betrouwbaarheidsinterval: 32–55 maanden).

Conclusie

De verwachtingen van de onderzoekers werdengrotendeels bevestigd. Het loont deveranderingen in de gevoelsaspecten vanwelbevinden op hoge leeftijd te bekijken vanuithet perspectief van het naderend einde. Dat geldtvooral voor negatief affect. De waargenomenveranderingen hebben niet de vorm van een

Published Online: 23 August 2013

Tijdschr Gerontol Geriatr 2013; 44

Page 2: Gevoelens van welbevinden tanen versneld in het zicht van de dood

langzame afname of daling, maar wel het patroonvan een versnelde terminale degradatie (terminaldrop). Voor het positief affect begint de drastischeneergang eerder dan voor het negatief affect. Deauteurs suggereren dat de veranderingen inpositief affect mogelijk gerelateerd zijn aan deeffecten die biologische veroudering heeft op

activiteiten in de sociale context. Negatief affectkan beschouwd als een sterke aanduiding vande terminale lichamelijke achteruitgang en hetnaderen van het einde.

Alfons Marcoen

Recente onderzoeksliteratuur 2013; 44 193