GESPREK MET HET BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR … · assen, met onder meer vragen van de gemeenten....

5
20 Nieuwsbrief 2016/01 nieuws van het gewest GESPREK MET HET BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR PREVENTIE EN VEILIGHEID De instelling van openbaar nut “Brussel - Preventie & Veiligheid” krijgt stilaan vorm. Binnen deze ION wordt een Observatorium voor Preventie en Veiligheid (BOPV) opgericht. Wij hadden een gesprek met Christine ROUFFIN, directrice van het Observatorium, en Toria FICETTE, gewestelijk coördinatrice polarisering-radicalisering, om de schijnwerpers te richten op de actoren in de strijd tegen radicalisering, de organisatie van tools en infrastructuren. Wat is het verband tussen het Observatorium en “Brussel - Preventie & Veiligheid”? Wat zijn hun voornaamste opdrachten en hoe gaan ze te werk? Christine Rouffin: Het eenvoudigste is te verwijzen naar de wet. Naar aanleiding van de zesde staatshervor- ming werd via de ordonnantie van 28 mei 2015 (die in werking trad op 23 november) Brussel - Preventie & Veiligheid opgericht. Deze instelling valt onder het gezag van de minister-president en centraliseert het beheer van het preventie- en veiligheidsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Binnen deze instelling werd een Observatorium voor Preventie en Veiligheid (BOPV) belast met de opdrachten die de minister-president toewijst. De taken van het Observatorium Volgens artikel 8 van de ordonnantie is het doel van het Observatorium de kennis over de Brusselse criminaliteit te verbeteren en het gewestelijk en lokaal criminaliteitspreventie- en veiligheidsbeleid snel te kunnen bijsturen in de brede zin van het woord, door: 1. de opvolging en de evaluatie van het gewestelijk preventie- en veiligheidsbeleid, in het bijzonder maatregelen gesubsidieerd door het Brussels Gewest zoals de Plaatselijke Preventie- en Buurtplannen, in overleg met het Bestuur Plaatselijke Besturen 2. de evaluatie van het preventie- en veiligheidsbeleid op grond van gedepersonaliseerde en gevalideerde gegevens vanwege het lokaal, gewestelijk en federaal niveau: deze evaluatie gebeurt op grond van statistieken en andere bronnen verzameld door het Observatorium en geïntegreerd in de vorm van analyses 3. het opstellen van een jaarverslag gericht aan de regering 4. de uitwerking van een jaarlijks gewestelijk ontwerp-actieprogramma met een meerjarige dimensie dat inzonderheid de thema's behandelt die bepaald worden door het Brussels Preventie- en Buurtplan 5. het formuleren van adviezen en aanbevelingen op eigen initiatief of op verzoek van de regering 6. de uitvoering van themagerichte enquêtes en studies op verzoek van: - de regering - de minister-president van de Brusselse regering - de minister van de Brusselse regering bevoegd voor het toezicht op de plaatselijke besturen - of andere instellingen of organen bepaald door de regering. Doelstellingen van het Observatorium de statistische evolutie opmaken, volgen en analyseren van de signalementen en de criminele feiten en misdaden, en onderzoek naar slachtoffers organiseren; informatiegegevens met elkaar in verband brengen om de reikwijdte en begrenzing te beoordelen, trends zoeken en aanbevelingen uitwerken bijdragen tot de opstelling van actieplannen en instrumenten, de uitvoering ervan, de follow-up en de evaluatie van de impact en de ontwikkeling van knowhow en advies ten dienste van regionale overheden en actoren inzake preventie en veiligheid streven naar een gedeelde diagnose onder betrokken actoren en onderling contact bevorderen deze informatie beschikbaar maken en bruikbaar door de actoren, specialisten en in de mate van het mogelijke door alle betrokkenen. 203907-MATHY-Brochure BXL-1-2016-NL.indd 20 10/03/16 14:23

Transcript of GESPREK MET HET BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR … · assen, met onder meer vragen van de gemeenten....

20 Nieuwsbrief 2016/01

nie

uw

s v

an

he

t g

ew

est

GESPREK MET HET BRUSSELS OBSERVATORIUM

VOOR PREVENTIE EN VEILIGHEID

De instelling van openbaar nut “Brussel - Preventie & Veiligheid” krijgt stilaan vorm. Binnen deze ION wordt een Observatorium voor Preventie en Veiligheid (BOPV) opgericht. Wij hadden een gesprek met Christine ROUFFIN, directrice van het Observatorium, en Toria FICETTE, gewestelijk coördinatrice polarisering-radicalisering, om de schijnwerpers te richten op de actoren in de strijd tegen radicalisering, de organisatie van tools en infrastructuren.

Wat is het verband tussen het Observatorium en “Brussel - Preventie & Veiligheid”? Wat zijn hun voornaamste opdrachten en hoe gaan ze te werk?

Christine Rouffin: Het eenvoudigste is te verwijzen naar de wet. Naar aanleiding van de zesde staatshervor-ming werd via de ordonnantie van 28 mei 2015 (die in werking trad op 23 november) Brussel - Preventie & Veiligheid opgericht. Deze instelling valt onder het gezag van de minister-president en centraliseert het beheer van het preventie- en veiligheidsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Binnen deze instelling werd een Observatorium voor Preventie en Veiligheid (BOPV) belast met de opdrachten die de minister-president toewijst.

De taken van het Observatorium

Volgens artikel 8 van de ordonnantie is het doel van het Observatorium de kennis over de Brusselse criminaliteit te verbeteren en het gewestelijk en lokaal criminaliteitspreventie- en veiligheidsbeleid snel te kunnen bijsturen in de brede zin van het woord, door:

1. de opvolging en de evaluatie van het gewestelijk preventie- en veiligheidsbeleid, in het bijzonder maatregelen gesubsidieerd door het Brussels Gewest zoals de Plaatselijke Preventie- en Buurtplannen, in overleg met het Bestuur Plaatselijke Besturen

2. de evaluatie van het preventie- en veiligheidsbeleid op grond van gedepersonaliseerde en gevalideerde gegevens vanwege het lokaal, gewestelijk en federaal niveau: deze evaluatie gebeurt op grond van statistieken en andere bronnen verzameld door het Observatorium en geïntegreerd in de vorm van analyses

3. het opstellen van een jaarverslag gericht aan de regering

4. de uitwerking van een jaarlijks gewestelijk ontwerp-actieprogramma met een meerjarige dimensie dat inzonderheid de thema's behandelt die bepaald worden door het Brussels Preventie- en Buurtplan

5. het formuleren van adviezen en aanbevelingen op eigen initiatief of op verzoek van de regering

6. de uitvoering van themagerichte enquêtes en studies op verzoek van:

- de regering- de minister-president van de Brusselse regering- de minister van de Brusselse regering bevoegd voor het toezicht op de plaatselijke besturen- of andere instellingen of organen bepaald door de regering.

Doelstellingen van het Observatorium

• de statistische evolutie opmaken, volgen en analyseren van de signalementen en de criminele feiten en misdaden, en onderzoek naar slachtoffers organiseren; informatiegegevens met elkaar in verband brengen om de reikwijdte en begrenzing te beoordelen, trends zoeken en aanbevelingen uitwerken

• bijdragen tot de opstelling van actieplannen en instrumenten, de uitvoering ervan, de follow-up en de evaluatie van de impact en de ontwikkeling van knowhow en advies ten dienste van regionale overheden en actoren inzake preventie en veiligheid

• streven naar een gedeelde diagnose onder betrokken actoren en onderling contact bevorderen• deze informatie beschikbaar maken en bruikbaar door de actoren, specialisten en in de mate van het mogelijke door alle betrokkenen.

203907-MATHY-Brochure BXL-1-2016-NL.indd 20 10/03/16 14:23

21Nieuwsbrief 2016/01

Het Observatorium wordt uitgebouwd rond 2 pijlers: enerzijds de analyse voor de opmaak van een diagnose met de uitwerking van indicatoren en anderzijds het beheer van actieplannen en programma’s die het Gewest wil uitstippelen en uitvoeren.

We merken dat die 2 pijlers kaderen in een streven naar een beter inzicht in de verschijnselen van onveiligheid, om er beter op in te pikken, door plannen op te maken en uit te voeren op basis van deze vaststellingen en behoeften.

De eerste pijler bestaat onder andere in de bundeling, follow-up en analyse van de criminaliteitsstatistieken. Het eerste verslag werd in 2015 gepubli-ceerd. We zijn ook van plan om slachtofferonderzoeken te verrichten. Die zullen beantwoorden aan een behoefte en de verdwijning – unaniem be-treurd – van de federale Veiligheidsmonitor in 20091. De analisten van het Observatorium moeten blijven bijdragen tot de verfijning van de gebruikte methodologie. Binnenkort zullen we over de nodige teams beschikken, wat tot nu toe niet het geval was voor deze taken.

Wat de tweede pijler betreft, wordt bijgedragen tot de uitwerking van plan-nen en instrumenten aan de hand van een diagnose op basis van analyse, de formulering van aanbevelingen, de uitvoering ervan, de follow-up en globaler de ontwikkeling van expertise gebaseerd op analyse en evaluatie.

De oprichting van de nieuwe administratie “Brussel - Preventie & Veilig-heid”, momenteel aan de gang, is een tijdrovend proces, omdat er actoren van verschillende niveaus bij betrokken zijn: federaal, arrondissementeel, regionaal, zonaal en lokaal. Het welslagen ervan is uiteraard een opportu-niteit voor ons Gewest op het vlak van coherentie en efficiëntie.

Als de ION “Brussel - Preventie & Veiligheid” en het Observatorium de feitelijke structuur in het Brussels Gewest zijn, wat is dan het referentieplan?

Christine Rouffin : Het referentieplan zal op termijn het globaal vei-ligheids- en preventieplan zijn. Die werkzaamheden zouden binnenkort aangevat moeten worden. De ambitie is een structuur uit te werken voor veiligheidsplanning, die het Gewest de mogelijkheid biedt op een coherentie, transversale en efficiënte manier zijn taken en bevoegdheden uit te voeren door een optimale aanwending van de verschillende hefbomen die kunnen bijdragen tot een betere veiligheid door preventie en bestrijding van het onveiligheidsgevoel.

Sinds de zesde staatshervorming is er uit de wet op de eengemaakte politie immers een gewestelijk veiligheidsplan voortgekomen, dat opgesteld werd vóór de goedkeuring van de zonale veiligheidsplannen en rekening houdt met het nationaal veiligheidsplan en de kadernota integrale veiligheid die momenteel opgesteld wordt.

Bovendien legt het Gewest zich reeds jaren toe op preventie, aan de hand van het Brussels Preventie- en Buurtplan, dat nogmaals voor 4 jaar uitge-schreven werd, momenteel voor de periode 2016-2019.

Brussels Preventie- en Buurtplan

De Brusselse regering verleent subsidies aan de gemeenten het ka-der van het Brusselse preventie- en buurtbeleid, om de veiligheid in het Gewest te verbeteren en om de toename van het onveilig-heidsgevoel in de wijken te bestrijden.

De acties en projecten moeten het voorwerp uitmaken van een over-eenkomst, Plaatselijk Preventie- en Buurtplan 2016–2019 genoemd, tussen elke gemeente en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De subsidie kan betrekking hebben op personeels- en werkingskosten.

De fiche “Brussels preventie- en buurtplan 2016–2019" is te vin-den op www.vsgb.be > Een subsidie zoeken

nie

uw

s v

an

he

t g

ew

est

1 De Veiligheidsmonitor (VMS) is een grootschalige bevolkingsbevraging die peilt naar het onveiligheidsgevoel, de buurtproblemen, slachtofferschap en aangiften, en de tevredenheid over de werking van de politiediensten. De Veiligheidsmonitor werd 7 keer gerealiseerd tussen 1997 en 2009 (zie www.moniteurdesecurite.policefederale.be/veiligheidsmonitor).

BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR PREVENTIE EN VEILIGHEIDVerslag 2015

BR

US

SE

LS

OB

SE

RV

AT

OR

IUM

VO

OR

PR

EV

EN

TIE

EN

VE

ILIG

HE

ID –

VER

SLA

G 2

015

Het verslag 2015 van het BOPV

Het verslag 2015 vormt een eerste bijdrage tot de gewestelijke preventie- en veiligheidsdiagnose. Het bevat een denkoefening over de contextgege-vens en een benadering van de gewestelijke preventiemaatregelen.

De politieplannen en de criminaliteitsstatistieken van de politie worden bestudeerd. Studies, enquêtes en steekproeven worden geanalyseerd om het onveiligheidsgevoel van de Brusselaars beter te benaderen.

Ten slotte wordt ook aandacht geschonken aan de gemeentelijke admi-nistratieve sancties, geregistreerde jeugdcriminaliteit, veiligheid in het openbaar vervoer en prostitutie.

Het kan geraadpleegd worden op http://be.brussels > Over het Gewest > De Gewestelijke Overheidsdienst Brussel > Brussel Plaatselijke Besturen > Brussels Observatorium voor Preventie en Veiligheid

203907-MATHY-Brochure BXL-1-2016-NL.indd 21 10/03/16 14:23

22 Nieuwsbrief 2016/01

nie

uw

s v

an

he

t g

ew

est

Een ander planningsinstrument is het plan voor radicalisme dat het ka-binet van de Brusselse minister-president begin 2015 opgestelde, rond 8 assen, met onder meer vragen van de gemeenten. Het kabinet stuurt dit programma, maar de coördinatie ervan werd toevertrouwd aan het Obser-vatorium. Toria Ficette trad in dienst op 1 februari 2016 als coördinatrice polarisering-radicalisme en is daarvoor bevoegd.2

Een van de maatregelen uit het plan is het gewestelijk platform voor de preventie van het radicalisme, dat bestaat uit de contacten in verband met radicalisme aangesteld door de 19 gemeenten, de 6 politiezones en de bestuurlijke directeur-coördinator voor Brussel 3. Dit coördinatieorgaan is specifiek bevoegd voor de strijd tegen radicalisme en vergadert één keer per maand. De structuur zal wellicht nog evolueren in de loop der tijd. Het platform spitst zich toe op coördinatie, preventie van polarisering en de preventie van en de strijd tegen radicalisme.

Sinds april 2015 – zonder exhaustief te willen zijn – belichtten de verga-deringen reeds de plannen van verschillende referenten, het werk van het OCAD, de invloed van sekten, de islam in Brussel, de diversiteit van de profielen en de processen van radicalisering, geopolitieke kwesties, de aan-pak van IS, beschikbare middelen en tools, …

De evaluaties van het platform blijken positief. Het programma wordt op-gebouwd op basis van suggesties en behoeften van deelnemers. Die behoeften verschillen echter van gemeente tot gemeente. Bepaalde gemeenten en po-litiezones krijgen meer te kampen met dergelijke problemen dan andere. Het belangrijkste is evenwel onze aanpak te harmoniseren op basis van gemeenschappelijke gegevens.

Hoe kan je transversaliteit bewerkstellingen?

Christine Rouffin : Aangezien het globaal veiligheids- en preventieplan nog opgesteld moet worden en er reeds lokale plannen en andere hulpmid-delen voorhanden zijn, moeten we aandacht schenken aan de methode, met als hoeksteen de transversaliteit, opdat alle actoren tot het proces zouden bijdragen. Overleg met alle partijen is dus fundamenteel, in de vorm van thematische platformen en werkgroepen. Maar in dit dossier is het wel de-gelijk Brussel - Preventie & Veiligheid dat de hand aan het stuur heeft en het Observatorium zal een actieve bijdrage leveren.

Ik hoop dat BPV zich als doel vooropstelt de kloof tussen preventie en vei-ligheid te dichten en zo veel mogelijk zal samenwerken met alle betrokken partijen. Sommige sleutelen aan een herziening van hun werkmethodes of hun interactie met andere diensten, zoals de gemeenschapswachten, interne evaluatoren, straathoekwerkers, diensten voor bemiddeling, sociale cohesie, jeugd of nog maatschappelijk assistenten, …

Maar we moeten nog instrumenten verder uitwerken, aangezien ons kader nog niet af is. Begin februari 2016 trad de coördinatrice polarisering-ra-dicalisering in dienst. Uiteindelijk zal het Observatorium een tiental me-dewerkers tellen, verdeeld over de pool analyse en de pool programma’s. De ION zelf zal meer personeel hebben, met de directeur-generaal, de hoge ambtenaar, een cel met de politie, burgerveiligheid, …

In het kader van het strategisch veiligheids- en preventieplan4 en het Brussels Preventie- en Buurtplan stellen de gemeenten reeds een lokale vei-ligheidsdiagnose op, een document dat niet specifiek op radicalisme gericht is. In de toekomst zullen zal de problematiek van het radicalisme aan bod komen in de LVD, aangezien die voortaan deel uitmaakt van de federale en regionale prioriteiten.

Toria Ficette : Het doel is de gemeenten ondersteuning te bieden en ook een degelijke stand van zaken op te maken, om op die manier het radicalis-me op te nemen in het ruimere fenomeen van polarisering.

Wij moeten de verschillende instanties helpen om naar buiten te komen met een diagnose die werkelijk nut biedt in de strijd tegen dit fenomeen dat verschillende vormen kan aannemen. Wij kunnen de diagnose van het ra-dicalisme in het Brussels Gewest niet samenvatten door ons te beperken door het aantal Brusselaars op die fameuze geconsolideerde lijst te tellen. Radi-calisering en polarisering zijn psychosociale verschijnselen die niet in cijfers uitgedrukt kunnen worden. De feiten zijn niet altijd met repressie aan te pakken. Dus moeten we de criteria die we relevant vinden om statistieken op te maken, herzien en structuren of zelfs nog vastleggen: dat zullen we met het nodige overleg doen, in functie van de lokale eigenheden.

De beleidsverklaring van de regering schenkt bijzondere aandacht aan de wijken. De analyses van het Observatorium kijken ook naar die dimensie, die de gemeentegrenzen overstijgt en een teken vormt van transversaliteit. De aanpak per wijk is ook nuttig in het Brussels Gewest. Mensen hebben contact met elkaar en beïnvloeden elkaar, zonder daarbij begrensd te zijn door geografische gemeentegrenzen.

Het federaal niveau is er ook bij betrokken. Hoe verloopt de sa-menwerking?

Christine Rouffin : Wij hebben meegewerkt aan de opstelling van de kadernota en een bijdrage geleverd tot de werkzaamheden van de interde-partementale cel voor de strijd tegen mensenhandel en -smokkel. Wat het radicalisme betreft, werden de deelstaten sinds oktober 2015 uitgenodigd op de nationale taskforce5 en in het kader van Plan R 6 nemen ze deel aan de werkgroepen van de taskforce gewijd aan strategische communicatie en preventie. De deelstaten nemen ook deel aan de werkgroepen van Eenheid R, in de DG Preventie van de FOD Binnenlandse Zaken. We kunnen dus echt wel stellen dat het overleg zeer breed opengesteld wordt.

Tot slot ‘dialogeert’ het federaal niveau via subsidies met heel wat gemeen-ten.

Vaak wordt er gesproken over een ‘single point of contact’: wie organiseert dat?

Christine Rouffin : Verschillende instellingen en deelstaten hebben een referentiepersoon voor radicalisme aangesteld.

2 Voir à ce sujet « Rudi Vervoort lance son plan de prévention contre le radicalisme et pour le vivre ensemble » [23.01.2015] sur http://rudivervoort.be.3 Au niveau des arrondissements judiciaires, à côté de la Police judiciaire fédérale, existent également des directions de coordination et d'appui déconcentrées. Ces directions de coordination et d'appui déconcentrées sont dirigées par un directeur coordinateur. Celui-ci occupe, avec le directeur judiciaire, une place importante dans le système policier en matière de fonctionnement

policier intégré. Sa fonction charnière se manifeste, entre autres, sur le plan de l'approche des phénomènes de sécurité, de l'organisation du flux d'information de police administrative au niveau de l'arrondissement, de la collaboration interzonale entre les zones de police et du fonctionnement du centre d'information et de communication provincial (CIC).

4 Le SPF Intérieur octroie, dans les limites des crédits budgétaires disponibles, une allocation financière aux communes pour exécuter les plans stratégiques de sécurité et de prévention. Un Plan stratégique de sécurité et de prévention (PSSP) est un outil à la disposition des communes permettant de mettre en place des politiques en matière de prévention. L’exécution du PSSP fait suite à un diagnostic local de sécurité qui permet, au travers d’une méthodologie précise, d’analyser les forces et faiblesses en matière de sécurité et de prévention au niveau local. Les plans sont conclus du 1er janvier 2014 au 31 décembre 2017.

Plus d’info sur le Plan stratégique de sécurité et de prévention (2014-2017) via la fiche ad hoc sur www.avcb.be > chercher un subside.5 La National Task Force est un espace de concertation qui réunit notamment l’OCAM, la Sûreté de l’État, le SGRS, les polices fédérale et locale, les Affaires étrangères et l’Office des étrangers. Voir dans ce numéro « Actes et acteurs fédéraux », point 7.6 Le Plan Radicalisme (ou "Plan R") adopté en 2005 vise à détecter et surveiller les personnes, groupes et médias radicaux, mais aussi à prendre des mesures concrètes, là où cela est nécessaire et dans le respect des dispositions légales. Sept axes d’intervention ont été définis, à savoir (1) les axes idéologiques, prédicateurs et propagandistes, (2) les centres culturels et ASBL, (3) les centres de propagande, (4) les sites web et internet, (5) les émissions radio-TV,

(6) les groupements et (7) les prisons. Parmi les 12 mesures décidées par le Gouvernement fédéral en janvier 2015 figurait l’accélération de la révision du Plan R. Au sujet du Plan R, voir dans ce numéro « Actes et acteurs fédéraux », point 3.

203907-MATHY-Brochure BXL-1-2016-NL.indd 22 10/03/16 14:23

23Nieuwsbrief 2016/01

Begin 2015 was ik op verzoek van het kabinet-Vervoort die referentie-persoon voor Brussel in de verschillende werkgroepen. Nu hebben we de gewestelijk coördinatrice Toria Ficette.

Voor de samenstelling van het gewestelijk platform voor de preventie van radicalisme heeft het kabinet van de minister-president aan de 19 burge-meesters en de 6 korpschefs gevraagd om een contactpersoon aan te stellen. Er is dus een ‘single point of contact’ in elke gemeente en politiezone in het kader van ons platform. Ieder heeft die zelf gekozen: soms een referent radi-calisme (met federale subsidies), soms een preventieambtenaar of een interne evaluator (uit het federaal of regionaal preventieplan), …

Op het niveau van de Federatie Wallonië-Brussel zien we verschillende initiatieven die al genomen werden of verwacht worden: een contactpunt voor onderwijs enerzijds en anderzijds een hulpdienst voor personen die met radicalisme te kampen krijgen, via een nieuwe ondersteuningsstructuur die de komende maanden opgericht zal worden7. Ik heb overigens contact opgenomen met de Federatie Wallonië-Brussel en ook met de Vlaamse Gemeenschapscommissie, betreffende hun mogelijkheden en middelen. We zijn een coherent model aan het opstellen met de verschillende initiatieven, opdat de antwoorden toegankelijk zouden zijn en beschikbaar voor alle lokale referenten.

Het 5e van de 8 punten van het gewestelijk actieplan van januari 2015 voorzag in de organisatie [op gewestelijk niveau] van een in-formatiepunt voor bijstand aan ouders, jongeren en derden, dus ten dienste van de bevolking8. De minister-president heeft die maatre-gel overigens recent bekrachtigd. Dit infopunt is dus gewestelijk?

Christine Rouffin : Dit punt moet aansluiten bij de andere reeds bestaan-de initiatieven op federaal of gemeenschapsvlak. Daarom is er momenteel overleg aan de gang om de structuren en de verbanden vast te leggen.

Wij ondersteunen het lokaal niveau door via het platform een reeks refe-rentiepersonen ter beschikking te stellen, zowel voor psychologische, juridi-sche, sociale als theologische ondersteuning. Wij streven ernaar duurzame structuren tot stand te brengen. Bepaalde gemeenten beschikken reeds over hun eigen netwerken met deskundigen en wij bieden aanvullende bijstand.

Biedt het radicalisme geen opportuniteit om de preventie te ver-sterken?

Christine Rouffin : Er zijn aanzienlijke budgetten voor preventie voor-handen: 125.638.895 euro voor de gemeenten voor de komende vier jaar en andere programma’s werden versterkt. Preventie kan je moeilijk in cij-fers uitdrukken, want je moet net werken opdat iets zich niet zou voordoen. Het is dus een moeilijke opdracht de efficiëntie te beoordelen, maar op basis van enquêtes kan men zich er wellicht wel een idee van vormen. Wij zijn volop aan het nadenken over de kwestie van de evaluatie.

Welke projecten staan er nog op stapel?

Christine Rouffin : Op korte termijn is onze prioriteit de afronding van de gewestelijke diagnose en de opmaak van een stand van zaken van de middelen voor preventie en bestrijding van radicalisme. Wij zijn de ge-structureerde communicatie met de gemeenten volop aan het organiseren.

Wij werken ook verder aan het vormingsprogramma terzake. De GSOB kreeg de opdracht het pilootproject uit te werken voor gemeenschapswach-

ten. Wij zullen het evalueren, bijsturen en aanpassen aan andere eerstelijn-sactoren, zoals straathoekwerkers.

Vorming "Preventie van het onveiligheidsgevoel wegens gewelddadig radicalisme”

In samenwerking met het kabinet van minister-president Rudi Vervoort en het BOPV heeft de GSOB een eerste vormingspro-gramma tot stand gebracht in het kader van de coördinatie en de preventie van radicalisme.

De vorming is bestemd voor gemeenschapswachten, onmisbare schakels in de preventieketen.

De testfase ging van start op 14 maart en de vorming loopt tot juni.

Info op www.erap-gsob.brussels

Hoe gaat u werken met de Lokale Integrale Veiligheidscellen (LIVC)9?

Toria Ficette : Ik ben niet van plan om alle vergaderingen van die cellen bij te wonen. In de eerste plaats moet ik inventariseren welke gemeenten zo’n cel opgericht hebben, en vervolgens hun samenstelling en werkwijze registreren. De omzendbrief van 21 augustus 2015 laat de oprichting immers over aan de discretionaire bevoegdheid van de bur-gemeester

Op een bepaald moment zullen we een brug moeten slaan met de lokale taskforces (LTF), die door de korpschef geleid worden. Die LTF behan-delen politiegegevens en inlichtingen over de betrokkenen en bepalen hoe die mensen gevolgd zullen worden. Zo’n taskforce werkt niet op burgerlijk maar voornamelijk op repressief vlak. De idee is binnen de Lokale Integrale Veiligheidscellen equivalente tools tot stand te brengen als die van de lokale taskforces. Zo beschikken zij over voldoende mogelijkheden, zowel op veilig-heids- en repressief vlak als preventief (LIVC).

Waar ligt de gulden middenweg tussen het beroepsgeheim en het delen van informatie?

Toria Ficette : « Dat is een debat op zich en het is een delicate evenwicht-soefening.

Sommige veiligheidsdiensten spitsen zich toe op het delen van geclassificeer-de informatie (wet van 11 december 1998) of gegevens die onderworpen zijn aan codes voor politie- of administratief gebruik. Bij de preventiedien-sten berust de efficiëntie van de terreinwerker evenwel op het vertrouwen dat hij uitstraalt, gewaarborgd door het beroepsgeheim.

Soms bevinden we ons daarentegen in situaties waarin de veiligheidsdien-sten beschikken over informatie waarvan ze niet weten wat ermee te doen omdat de betrokkene onvoldoende gevaarlijk lijkt, informatie die echter wel nuttig zou kunnen zijn voor de preventiediensten. Omgekeerd zouden de politiediensten ook het vertrouwen van de preventiediensten willen genie-

nie

uw

s v

an

he

t g

ew

est

7 Zie terzake ook in dit nummer: “Ook de Gemeenschappen strijden mee”. Zie ook "Initiatives de prévention du radicalisme et du bien-vivre ensemble" op www.federation-wallonie-bruxelles.be.8 Zie terzake in dit nummer “Regionale actoren”, punt 2.9 Meer over de LIVC, zie het artikel van Isabelle Vincke “Negen instrumenten om de openbare orde te garanderen” in Nieuwsbrief 2015/6, punt 8, beschikbaar op www.vsgb.be.

203907-MATHY-Brochure BXL-1-2016-NL.indd 23 10/03/16 14:23

24 Nieuwsbrief 2016/01

Onze mooiste cijfers gaan over u.

Ontdek wat ze voor u betekenenop belfius.be/resultaten

Bedankt voor uw vertrouwen.

Belfius Bank NV, Pachecolaan 44, 1000 Brussel

ten, omdat zij verwachten dat ze hen waarschuwen als de noodsignalen op rood springen.

Het gewestelijk platform voor de preventie van radicalisme zou kunnen die-nen om mechanismen voor uitwisselingen te faciliteren. In elk geval zorgt het ervoor dat de twee werelden met elkaar in contact komen.

Ik wil ook verwijzen naar de omzendbrief FTF van de ministers van Jus-titie en Binnenlandse Zaken10 en de dynamische gegevensbank die eraan gelinkt is, gecreëerd door de federale politie en het OCAD. Overleg met andere diensten – ook het Gewest – zou kunnen dienen om een methodi-sche brug te slaan tussen veiligheids- en burgerinstanties, aan de hand van de opstelling van informatiekaarten met verschillende gegevens zoals het niveau van terreurdreiging en extremistisme van een individu, de genomen maatregelen (intrekking van e-ID, Pass-ban, schrapping, …). Het Gewest heeft geen belangstelling voor de individuele gegevens ter identificatie van personen in de database, maar wel voor de uitwerking van een reeks maat-regelen in het kader van preventie. De tool biedt ook een enorm potentieel op het vlak van anonieme statistische gegevens en een degelijke basis voor de opstelling van criteria.

Interview door Philippe Delvaux & Isabelle Vincke

Het Brusselse Gewest creëert 800 banen voor de jongerenDeadline: 8 april

Voor het eerst zorgt het Brusselse Gewest voor een Copernicaanse om-wenteling in de strijd tegen de jeugdwerkloosheid. Het Gewest verbindt er zich formeel toe een tewerkstelling van één jaar aan te bieden aan iedereen die jonger is dan 25 jaar en die na 18 maand begeleiding door Actiris nog geen job zou gevonden hebben. Het inschakelingscontract is het paradepaardje van de onderhandelingen van juli 2014 en hét nieu-we element bij uitstek van deze legislatuur. Door jongeren die het verst van de arbeidsmarkt staan te verzekeren van een eerste job gaat de Brus-selse Regering de strijd aan tegen de langdurige werkloosheid van de Brusselse jongeren. Voor de werkgevers die van deze maatregel gebruik willen maken is dit een echte stap in de richting van sociaal engagement met het voordeel van tewerkstelling gesubsidieerd door het Gewest.

Wat is een inschakelingscontract?

Het inschakelingscontract kan gedefinieerd worden als een arbeidsover-eenkomst van bepaalde duur van 12 maanden, gesubsidieerd door het Gewest dat de jonge werkzoekende, die ondanks al zijn inspanningen nog geen job gevonden heeft, moet toelaten een eerste werkervaring en competenties te verwerven waardoor hij kan doorstromen naar een duur-zame en kwalitatieve tewerkstelling. Het inschakelingscontract ligt in het verlengde van de Jongerengarantie en vormt er een aanvulling op. Het be-oogde doelpubliek van deze maatregel is daarom elke jongere onder de 25 jaar die na zijn studies als niet-werkende werkzoekende staat ingeschreven

bij Actiris en dit sedert tenminste 18 maand en die tijdens die periode nog geen werkervaring van meer dan 90 gecumuleerde dagen heeft.

Voor welke werkgevers?

Het inschakelingscontract zal dan ook in eerste instantie enkel gebruikt kunnen worden door werkgevers in de openbare sector en de non-pro-fitsector. Om een snelle invoering mogelijk te maken, werd geopteerd voor het juridische en administratieve kader van de Gesubsidieerde Contractuelen – GECO. Momenteel schrijft het Gewest via Actiris een projectproep uit zodat de werkgevers uit de sector hun posten kunnen indienen. Concreet betekent dit dat de geïnteresseerde werkgevers tot 8 april de tijd hebben om hun dossier in te dienen. Rekening houdend met de doelstelling van het inschakelingscontract is het van essentieel belang dat de jongere tewerkgesteld wordt binnen een welomlijnd ka-der waarin hij een kwaliteitsvolle beroepservaring kan opdoen en nieu-we competenties kan verwerven die ten gelde kunnen gemaakt worden op de arbeidsmarkt. Om het inschakelingscontract te kunnen objecti-veren moet er voor de jongere een omkadering voorzien worden tijdens zijn contract en moeten de competenties die de jongere zal verworven hebben op het einde van zijn contract duidelijk omschreven worden op het aanvraagformulier.

Meer info Lees de fiche Inschakelingsovereenkomst - Lokale besturen op www.avcb.be > een subsidie zoeken

nie

uw

s v

an

he

t g

ew

est

10 De omzendbrief FTF betreffende de uitwisseling van informatie en de follow-up van de ‘Foreign Terrorist Fighters’ uit België werd verspreid op 21 augustus 2015, maar enkel de bestemmelingen beschikken over de tekst.

203907-MATHY-Brochure BXL-1-2016-NL.indd 24 10/03/16 14:23