Geschiedenis van de Nederlanden

45
Geschiedenis van de Nederlanden Delen met betrekking op de (Bataafse) Republiek en het Koninkrijk der Nederlanden J.C.H. Blom ed. E. Lamberts ed.

Transcript of Geschiedenis van de Nederlanden

Page 1: Geschiedenis van de Nederlanden

Geschiedenis van de Nederlanden Delen met betrekking op de (Bataafse) Republiek en het Koninkrijk der Nederlanden

J.C.H. Blom ed. E. Lamberts ed.

Page 2: Geschiedenis van de Nederlanden

DE EEUW VAN HABSBURG (1477 – 1588) ........................................................................ 3 KAREL V ................................................................................................................................. 3 FILIPS II................................................................................................................................... 5 TACHTIGJARIGE OORLOG ........................................................................................................ 7 HISTORIOGRAFIE RONDOM DE OPSTAND.................................................................................. 8

DE REPUBLIEK DER ZEVEN VERENIGDE NEDERLANDEN (1588 – 1795)........... 10 OPKOMST VAN EEN LEVENSVATBARE NATIE ......................................................................... 10 STAATSINDELING .................................................................................................................. 11 PRINS MAURITS..................................................................................................................... 12 TWAALFJARIG BESTAND ....................................................................................................... 13 PRINS FREDERIK HENDRIK .................................................................................................... 14 PRINS WILLEM II EN HET EERSTE STADHOUDERLOZE TIJDPERK............................................. 16 ENGELSE EN FRANSE OORLOGEN: DE REPUBLIEK ALS GROOTMACHT ................................... 16 DE REPUBLIEK IN VERVAL.................................................................................................... 18

REVOLUTIE EN VERENIGD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN (1780 – 1830). 21 VERLICHT REVOLUTIONAIR ................................................................................................... 21 PATRIOTTEN.......................................................................................................................... 21 BATAAFSE REPUBLIEK .......................................................................................................... 22 FRANS KONINKRIJK NEDERLAND EN FRANSE OVERHEERSING .............................................. 24 VORMING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN........................................................... 24 KONING WILLEM I ................................................................................................................ 25 BELGISCHE OPSTAND............................................................................................................ 26

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN VANAF 1830............................................. 27 KONING WILLEM II ............................................................................................................... 27 LIBERALE GRONDWETSWIJZIGINGEN ..................................................................................... 28 KONING WILLEM III.............................................................................................................. 29 SCHOOLSTRIJD ...................................................................................................................... 30 MODERNISERING................................................................................................................... 31 WERELDOORLOG I................................................................................................................. 33 VERZUILING .......................................................................................................................... 34 WERELDOORLOG II EN DE DUITSE BEZETTING ...................................................................... 36 MODERN NEDERLAND........................................................................................................... 37 NIEUWE VERHOUDINGEN VANAF DE JAREN 60....................................................................... 38

KOLONIALE EN ZEEVAARTGESCHIEDENIS ............................................................. 42

2

Page 3: Geschiedenis van de Nederlanden

De eeuw van Habsburg (1477 – 1588) Met het huwelijk tussen Maria van Bourgondië en Keizer Maximiliaan van Habsburg komt een nieuwe dynastie in de Nederlanden aan de macht. Uit dit huwelijk komen twee kinderen voort die ingezet worden in de grote strijd tussen Habsburg en Frankrijk. De Habsburgers gaan een dubbelhuwelijk aan met Castillië en verenigen zo Spanje, Oostenrijk (en daarmee het Heilige Roomse Rijk en de Nederlanden) in één familie. Filips van Habsburg huwt Johanna van Castillië en zijn zus Margaretha van Habsburg huwt Juan van Castillië. Uit het huwelijk van Filips (de Schone) van Habsburg komt de enige overlevende erfgenaam voort. In 1500 wordt Karel van Habsburg in Ghent geboren. Hij wordt in 1515 landheer van de Nederlanden en volgt in 1519 zijn grootvader Maximiliaan als Keizer van het Heilige Roomse Rijk op. Hij wordt dan Keizer Karel V.

Karel V De Habsburgse periode staat in het teken van de opkomst van de moderne monarchie. Deze monarchie heeft sterke centralistische eigenschappen en vormt de basis voor het absolutisme. De vorst begint met het vormen van een natie rondom zijn centrale gezag. Dit leidt tot conflicten met van oudsher autonome gebieden waar veelal het gewoonterecht heerst. De Nederlanden vormen zo’n gebied maar hebben daarnaast door de gunstige ligging ook een enorme economische macht. De centralisatie door de Habsburgers is voorafgegaan door een zelfde beweging onder de Bourgondische vorsten. Deze hebben in de Nederlanden een hoge mate van centrale politieke integratie weten te bereiken tussen de gewesten maar dit is gepaard gegaan met enorm verzet. De Habsburgers pogen de centralisatie opnieuw door te voeren. Hun politiek staat in het teken van goede betrekkingen met Engeland tegen de Franse aanspraken. Frankrijk heeft halverwege de 15de eeuw al Bourgondië en Picardië ingelijfd en maakt in 1477 nog steeds aanspraken op Artesië en Vlaanderen. Onder deze dreiging kiezen de kerngewesten van de Nederlanden voor voortzetting van de politieke samenwerking en stellen een vroege constitutie samen. De nieuwe Hertogin tekent in 1477 het Groot Privilege van de Nederlanden waarin zij akkoord moest gaan met het terugschroeven van de centralistische staatkundige vernieuwingen maar waarin de Nederlandse gewesten naar buiten (in oorlogen) als één geheel opereren. In 1512 vormen de Nederlandse gewesten, die ook deel uit maken van het Heilige Roomse Rijk, de Bourgondische Kring in het Rijk. In 1521 komt de Hertog Karel van Gelre die heerst over Gelre, Overijssel & Drenthe en Groningen & Ommelanden in opstand tegen Karel V die als Graaf van Holland ook aanspraak maakt op de titel Heer van Friesland. Karel van Gelre krijgt in zijn strijd actieve steun van Frankrijk. Met de Vrede van Kamerijk in 1529 dwingt Karel V Frankrijk afstand te doen van de aanspraken op Vlaanderen en Artesië. In 1536 breekt opnieuw oorlog uit tussen de Habsburgers tegen Frankrijk, Gelre en de lutherse Duitse staten en Denemarken. Karel V weet in deze oorlog Friesland, Groningen & Ommelanden en Drenthe in handen te krijgen. Karel van Gelre komt in 1538 kinderloos te overlijden waardoor Karel V ook de aangewezen landheer van Gelre wordt. Zijn claim wordt echter niet gerespecteerd. Tijdens een nieuwe oorlog in 1542 waarin nu Frankrijk, Gelre en Denemarken tegenover Karel V staan weet de Keizer Gelre als onruststoker definitief uit te schakelen en voegt het gebied in 1543 als 17de

3

Page 4: Geschiedenis van de Nederlanden

provincie toe aan zijn Bourgondische landen. Hiermee komt de oostgrens tussen de Nederlanden en de rest van het Roomse Rijk vast te liggen. De Nederlanden zijn ver van een eenheid. Er zijn enorme dialect verschillen (hoewel de Nederduitse taalgrens wel veel verder naar het zuiden ligt tot in het huidige Franse Picardië). Ook is de bevolking heel onregelmatig verspreid, Vlaanderen en Brabant zijn zeer dicht bevolkt in tegenstelling tot bijvoorbeeld Overijssel & Drenthe. In de Nederlanden zijn deze dichtbevolkte gewesten ook in grote mate verstedelijkt terwijl de randgewesten een veel agrarisch karakter hebben. Dit werkt dan ook door in de economische belangen van de gewesten. De verstedelijkte gewesten ontwikkelen een vroege markteconomie en zijn veel dieper geïntegreerd met de wereld (zoals de Antwerpse metropool) dan de landbouw gewesten. De laatste voeren een autarkisch economisch beleid. De Nederlanden zijn dan ook op te splitsen in een kerngebied (Vlaanderen, Brabant, Zeeland en Holland) en een periferie van overige streken. Tussen beide is een groot verschil aan rijkdom. In de kerngewesten is het vooral de textielsector (wol, linnen en laken) en het transport (vrachtvaart van met name graan in de Oostzee) wat voor een enorme economische rijkdom zorgt. Antwerpen hoort in 1568 met meer dan 100.000 inwoners bij de grootste tien steden van Europa. Deze economische groei wordt mogelijk gemaakt door de migratie uit met name Duitsland. Hierdoor verspreidt de reformatie zich door de Nederlanden. In de intellectuele centra (de Plantijn drukkerijen in Antwerpen en de Leuvense universiteit) ontwikkelen zich de Nederlandse humanisten waarvan Erasmus de bekendste is. Zij doen echter geen afstand van de Kerk. In 1548 komt het tot de vorming van de XVII-provinciën (de telling is niet geheel terug te voeren op de tientallen semi-onafhankelijke gewesten, steden en heerlijkheden) op basis van de Bourgondische Kring en de gewesten van het Groot Privilege. De Nederlanden bestaan dan uit: Friesland, Groningen en Ommelanden, Overijssel, Holland, Utrecht, Gelre, Zeeland, Brabant, Vlaanderen, Mechelen, Limburg, Guines, Artesië, Doornik, Henegouwen, Namen, Kamerijk en Luxemburg. Bisdom Luik bleef zelfstandig en scheidde Limburg en Luxemburg van de overige provincies. Drenthe is te onbevolkt om vertegenwoordigt te worden. Naast deze staatkundige vorming worden ook de regels en wetten geleidelijk met elkaar in overeenstemming gebracht. In 1549 accepteren alle gewesten een gezamenlijke erfopvolging en erkennen de zoon van Karel V, Filips als troonopvolger. Brussel wordt in 1531 als de oude Hertogelijke zetel van Brabant, de hofstad in plaats van Mechelen. Karel V ontwikkelt in Brussel een hofhouding uit het oudere feodale hof. Zo wordt de oude Collaterale Raad van de landsheer vervangen door de Raad van State, de Geheime Raad en de Raad van Financieën. Naast deze drie raden is er de Staten-Generaal en de Grote Raad (van Mechelen). Boven deze raden staat de landvoogd die in naam van de vorst handelt. De vorst is tenslotte Keizer van Duitsland, Koning van Spanje en Landsheer van de Nederlanden. De Raad van State wordt in beginsel gevormd door de belangrijkste edelen in de Nederlanden (Oranje, van Aarschot etc.). Zij worden echter langzaam vervangen door de nieuw opkomende hoge burgerij die juridisch geschoold zijn en dus beter geschikt om de functie te vervullen. De Geheime Raad bestaat in geheel uit juristen en begint met het op schrift zetten van het gewoonterecht in de provincies. Hiaten in het gewoonterecht worden opgevuld met het Romeinse recht wat automatisch leidt tot inperking van de lokale gewestelijke macht ten gunste van de vorst. Deze raad is zeer onpopulair en faalt dan ook door de tegenwerking vanuit de gewesten. Tot 1795 kennen de Nederlanden geen centrale rechtspraak en kent het land het Hof van Holland, het Hof van Friesland, het Hof van Gelderland etc.

4

Page 5: Geschiedenis van de Nederlanden

De Grote Raad van Mechelen kan echter in eerste instantie op grote steun van Holland, Brabant en Vlaanderen rekenen. Bij deze raad kunnen belanghebbenden tegen alle lokale beslissingen in beroep gaan. Hoewel dit tot centralisatie van de rechtspraak leidt betekent het ook een grote versoepeling van de handel in het gebied. De Raad van Financiën streeft in eerste plaats naar het inzichtelijk maken van alle bezittingen en financiën van de vorst. De gewesten houden in principe alle belastinginkomsten binnen de provincie. Voor de financiering van uitgaven buiten de provincies (zoals de vele oorlogen). moet Karel V een verzoek doen (een bede) bij de Staten-Generaal die hiermee een macht hebben over de vorst. De staten gaan veelal alleen akkoord in ruil voor privileges, zoals de zelfstandige inning of het limiteren van de duur van de belasting. De Staten-Generaal is een complex geheel van afgevaardigden van de diverse gewesten. Zij worden door de vorst naar Brussel geroepen voor een vergadering waar alle gewesten los van elkaar en verdeelt naar stand met de vorst vergaderen. Op deze wijze kan de vorst met ieder gewest (Staten van Holland, Staten van Brabant etc.) los afspraken maken. Naast deze groei van de vorstelijke soevereine macht groeit ook de kerkelijke macht. Kerkelijke bisdommen moeten in het streven van een landskerk zich aanpassen aan het territorium van de vorst. Want alleen in dit territorium heeft de vorst invloed op de benoeming van bisschoppen en abten die weer een grote stem hebben in de Staten-Generaal. In 1559 vallen de bisdomgrenzen gelijk met de landsgrenzen. Karel V is Keizer van het Heilige Roomse Rijk en heeft die titel ontvangen van de Paus. Daarnaast speelt de Kerk een grote rol in het bestuur en is ze van invloed op bijna alle beslissingen en raden in het rijk. De Keizer treedt dan ook hard op tegen de reformatie en stuurt de inquisitie naar de Nederlanden. Dit religieuze optreden valt daar precies samen met de enorme belastingen in verband met de oorlogen die Karel V uitvecht met Frankrijk en in het Roomse Rijk. Daarnaast ervaren de gewesten een verlies aan vrijheden door de werkzaamheden van de Geheime Raad. De Keizer treedt in 1556 af na de Vrede van Augsburg (1555) waar hij heeft moeten toestaan dat de Duitse staten zelf het recht hebben te kiezen tussen het katholieke en lutherse geloof. Dit recht betekend een enorme klap voor de pogingen om ook in Duitsland een centraal gezag te vestigen (wat pas in 1870 gerealiseerd wordt). Karel V wordt opgevolgd door aartshertog Ferdinand van Oostenrijk (oostenrijkse Habsburgers) als Keizer van het Heilige Roomse Rijk. Spanje en de Bourgondische bezittingen gaan naar zijn zoon Filips II.

Filips II De problemen verscherpen zich onder het bewind van Filips II. De tegenstellingen tussen gewesten en vorst zijn groot. Zo staat het koninklijk absolutisme lijnrecht tegenover de gewestelijke autonomie. Filips II leeft in Spanje in een cultuur van reconquista en koloniale verovering wat botst met de Nederlandse ideeën over gewoonterecht, handel en economische belangen. De Spaanse koning is een zeer religieus man. Het is voor hem onaanvaardbaar dat een minderheid van protestanten in de Nederlanden de eenheid in zijn rijk verbreekt. De Nederlanden tolereren de reformatie waar Filips II gelooft dat het de vorst is die de godsdienst bepaald en niet het individu. De vorst wordt daarnaast belemmerd door de uitgestrektheid van zijn rijk en moet hij steeds afwegen of oorlog tegen Engeland of het Ottomaanse Rijk prioriteit heeft boven het oplossen/onderdrukken van problemen in de Nederlanden. Hoewel Filips II een voor die tijd zeer effectief informatienetwerk heeft verloopt de informatievoorziening zeer traag.

5

Page 6: Geschiedenis van de Nederlanden

De Nederlandse opstand begint in de kerngewesten Vlaanderen, Brabant, Holland, Zeeland en Friesland en slaat van daar over op de periferie van Waalse gewesten, Groningen & Ommelanden, Overijssel & Drenthe, Gelre en Utrecht. In 1564 komt het na regelmatige fricties tussen de edelen in de Raad van State en Granvelle, kardinaal en aartsbisschop van Mechelen tot een escalatie. Granvelle is groot voorstander van het koninklijk absolutisme en stelt dat de monarchie door God gewettigd wordt. In zijn optiek vervolgt de kerkelijke inquisitie en veroordeelt en straft de staat. De gelijkschakeling van Kerk en Staat betekend dat iedere ontevredenheid met het bestuur ook al heeft die betrekking op bijvoorbeeld het economische beleid, automatisch een vorm van ketterij wordt. De edelen in de Raad van State eisen daarop het vertrek van Granvelle bij landvoogdes Margareta van Parma. De legale oppositie in de Raad van State wordt gevoerd door één van de hoogste edelen Willem van Oranje. Hij is behalve van adel ook als Prins zelfstandig soeverein vorst door zijn prinsdom in de Orange. Daarnaast is Willem van Oranje in naam van de vorst de Stadhouder van Holland & Zeeland. Dit geeft hem naast een grote status ook een enorme invloed op het beleid. Hij dringt in de Raad van State veelvuldig aan op het intrekken van de bestuursmaatregelen (plakkaten) tegen ketterij. Met deze intrekking wil hij voorkomen dat de onrust in de Nederlanden escaleert naar opstand. De economische ontwikkelingen zijn namelijk niet goed. In 1557 hebben velen hun leningen aan de Spaanse staat verloren door het door Filips II uitgesproken bankroet. Daarnaast trekt in 1563 de Engelse stapel voor wol zich uit Antwerpen terug waardoor er grote malaise ontstaat in de Vlaamse lakenindustrie en in 1564-65 komt het tot grote voedseltekorten door de strenge winter. De Raad van State stuurt in 1565 één van haar edelen (de Graaf van Egmond) naar Filips II om hem tot een soepeler beleid te bewegen. Filips houdt echter voet bij stuk en zet het bestaande beleid stug door. Hij vervreemd zich hiermee van de gematigde edelen in de oppositie die nu veel moeilijker loyaal kunnen blijven. In april 1566 vormt de oppositie het Eedverbond van de Edelen en sturen een smeekschrift aan de landvoogdes om de plakkaten te verzachten. De landvoogdes heeft hier begrip voor en stuurt twee van hen opnieuw naar de Koning die hen als verraders laat executeren. Willem van Oranje bekeert zich daarna tot het protestantisme. Op 10 augustus 1566 komt het in Steenvoorde (Vlaanderen) tot een volksopstand van protestanten tegen katholieke kerken. De beeldenstorm verspreidt zich snel en bereikt op 20 augustus Antwerpen, in september Holland etc. Wat volgt wordt ook wel het wonderjaar van religieuze tolerantie genoemd. Onder druk van de edelen in de oppositie komt het niet tot vervolging van katholieken of protestanten. Filips II is diep geschokt en wacht de inkomsten uit de zilvervloot van 1566 af. Met deze fondsen werft hij een nieuw leger wat in augustus 1567 onderleiding van de Hertog van Alva in de Nederlanden arriveert. De rust is dan al weer teruggekeerd en de landvoogdes doet dan ook een verzoek om het leger terug te trekken. Alva weigert maar in plaats van rust te herstellen werkt zijn aanwezigheid en grote troepenmacht als provocatie. Alva is voorstander van de harde lijn en polariseert daarmee de tegenstellingen. Bij aankomst stelt hij de Raad van Beroerten in die zware misdrijven tegen God en troon vervolgen. In 1568 worden de edelen voor de Raad gedaagd. De graven Egmond en Hoorne geven gehoor aan de oproep en worden in strijd met hun rechten (als edelen mogen ze alleen door gelijken worden berecht) veroordeelt en geëxecuteerd wegens majesteitsschennis. Willem van Oranje weigert voor de raad te verschijnen en vlucht naar zijn Duitse bezittingen. De Raad van Beroerten veroorzaakt een massale vlucht van protestanten. Deze ballingen vertrekken naar gereformeerde streken (calvinistische Genève) of vormen benden opstandelingen die geuzen genoemd worden.

6

Page 7: Geschiedenis van de Nederlanden

Tachtigjarige Oorlog In oktober 1568 begint met de inval van de Prins van Oranje met de Geuzen in Brabant de tachtigjarige oorlog. De inval mislukt echter door het gebrek aan volkssteun. De prins van Oranje hoopt met de inval op het uitbreken van een volksopstand maar deze blijft in 1568 nog uit. De Hertog van Alva gaat over tot grondige belastingherzieningen. Hij roept in 1569 de Staten-Generaal samen en dwingt de honderdste penning af. De huidige belastingen worden door vrijstelling van de hogere standen op zwakste stand afgewenteld. Alva stelt in 1571 de tiende penning in op ieder verhandelt goed. Dit treft de gehele bevolking dus ook de adel, hogere burgerij en geestelijkheid. Deze aantasting van de fiscale rechten en privileges leidt uiteindelijk wel tot opstand. Hoewel de tiende penning in 1572 alweer wordt afgeschaft is het dan te laat. Op 1 april 1572 valt Den Briel in handen van de watergeuzen en breekt de volksopstand uit waarop Willem van Oranje al in 1568 hoopte. 26 stadsbesturen scharen zich achter de Prins. In juli komt de eerste ‘vrije’ vergadering bijeen van de Staten van Holland waarin Holland niet alleen besluit de Prins van Oranje terug te roepen als stadhouder maar ook algemene godsdienstvrijheid wordt afgekondigt. De Spaanse troepen plunderen in 1574 Mechelen, Zutphen en Naarden waardoor de opstand niet alleen beperkt blijft tot Holland en Zeeland. In Holland valt dat jaar Haarlem door belegering maar houden de steden Alkmaar en Leiden stand. Middelburg gaat over naar de opstand. De opstandelingen beginnen een actieve zoektocht naar vervanging voor de wettige vorst Filips II. Dit totale falen van Alva’s politiek leidt dan ook in 1574 tot zijn vervanging voor de gematigder Requesens. Filips II kondigt onder zware schuldenlast in 1575 een nieuw bankroet af voor de Spaanse staat. Het uitblijven van betalingen aan de Spaanse huurlingentroepen leidt tot desertie en plunderingen daar komt in 1576 het plotselinge overlijden van Requesens. De muiterijen lopen dan volledig uit de hand in de Spaanse Furie. De Staten-Generaal neemt in dit machtsvacuüm van falend centraal beleid het initiatief. Op 8 november 1576 tekenen de Staten van Brabant, Gelre, Vlaanderen, Holland en Zeeland de Pacificatie van Ghent. Op basis van deze verklaring begint de opbouw van een nieuwe staatsorde. In diverse steden radicaliseert de opstand zich door de nu terugkerende protestantse ballingen. Zij streven de vorming van een calvinistische heilsstaat na. In 1578 vormen zowel Antwerpen als Ghent zelfstandige calvinistische republieken zoals Genève dat ook heeft gedaan. De Hertog van Parma als nieuwe Spaanse landvoogd speelt in op de afkeer van de machtige geestelijkheid in de Waalse gewesten tegen dit radicale calvinisme. Op basis van de pacificatie van Ghent vormen de opstandige gewesten: Brabant, Vlaanderen, Doornik, Holland, Zeeland en Gelre in 1579 de Unie van Utrecht die stelt dat geen van de gewesten een onafhankelijke vrede met Filips II zal sluiten. Als antwoord herstellen dat jaar de Waalse gewesten: Artesië, Henegouwen, Namen, Luxemburg en Limburg het gezag van Filips II in de Unie van Atrecht. Van mei tot december 1579 doet de Roomse Keizer Rudolf II pogingen om een vrede te bemiddelen. Deze poging faalt door het totale gebrek aan wederzijds vertrouwen. Filips II verklaart in 1580 Willem van Oranje vogelvrij. De Prins schrijft een verweerschrift: de Apologie waarin hij als stadhouder afstand doet van de vorst. De radicale stap wordt in juli 1581 door de Staten-Generaal bij het Plakkaat van Verlatinghe overgenomen. De Staten verklaren daarin dat Filips II het contract tussen onderdanen en vorst veelvuldig geschonden heeft. De Staten-Generaal maken daarmee een einde aan de Spaanse soevereine macht over het land en trekken deze naar zich toe. Met dit plakkaat komt de soevereine macht voor het eerst in de moderne geschiedenis bij een college van (ongekozen!) afgevaardigden te liggen. De Staten-Generaal beginnen dan wel hun zoektocht naar een nieuwe vorst voor de

7

Page 8: Geschiedenis van de Nederlanden

Nederlanden omdat in de tijdsgeest een land nog steeds bestuurt dient te worden door een Koning(in). In de hoop op Franse steun in de opstand wordt de Hertog van Anjou voor de positie gevraagd. In de Nederlanden bestaat echter een groot wantrouwen tegen de katholieke Anjou die eigenlijk geen heil ziet in het regeren met een Staten-Generaal en sterke absolutistische neigingen vertoont. In 1583 doet de Hertog een mislukte staatsgreep in Antwerpen waardoor zijn positie onhoudbaar wordt. De meest aangewezen persoon voor de soevereine macht, de Prins van Oranje wordt op 10 juli 1584 door Balthasar Gerards in Delft vermoord. De Spaanse Hertog van Parma heeft van Filips II weer nieuwe financiële ruimte gekregen en begint dat jaar een nieuw offensief. De Calvinistische Republiek Ghent valt dat jaar gevolgt door Brussel en Antwerpen in 1585. De steden capituleren onder voorwaarde dat protestanten gedurende twee jaar vrij mogen vertrekken. Een massale uittocht van Vlaamse handwerkers en kooplieden is het gevolg die hun kennis en handelsnetwerken nu vanuit de Hollandse steden inzetten. De Staten zoeken bij deze tegenslagen opnieuw naar hulp in het buitenland. Koningin Elisabeth I van Engeland is op dat moment nog bereidt in een oorlog met Spanje en accepteert niet de soevereine macht over de Nederlanden die haar wordt aangeboden. Wel stuurt ze de radicale calvinist de Graaf van Leicester als landsheer naar de Nederlanden. Deze doet op zijn beurt ook een mislukte staatsgreep waarna de graaf in 1587 terugkeert naar Engeland. De Staten-Generaal staken dan de zoektocht naar een nieuwe landsheer en nemen de rol van soevereine macht dan zelf op zich. De Staten vestigen daarmee de Republiek.

Historiografie rondom de opstand Al tijdens de Nederlandse geschiedenis is er veel geschreven over de opstand. 16de eeuwse schrijvers als E. van Meteren, P. bor en E. van Reyd gebruiken bronnen uit hun eigen tijd ter verklaring en rechtvaardiging van de opstand en het verlaten van de rechtmatige landsheer. Dit zoeken naar een rechtvaardiging is ook terug te vinden in de werken van de 17de eeuwse historicus/wetenschapper P.C. Hooft die ‘De Nederlandse Historieën’ schrijft. Een sterker bronnenonderzoek is in de 18de eeuw te vinden bij de schrijver Jan Wagenaar die ‘De Vaderlande Historie’ schrijft. Zijn bronnen zijn dan alleen nog erg selectief gekozen ook hij blijft in verklaringen ter rechtvaardiging van de opstand en ziet Filips II als de grote schuldige van het conflict. In de 19de eeuw ontwikkelt de geschiedschrijving zich met grote stappen. De antirevolutionaire historicus/politicus Groen van Prinsterer (1801-1876) schrijft het ‘Handboek van de Geschiedenis van het Vaderland’ en stelt dat de opstand een strijd is voor het ware calvinistische geloof met Oranje aan het hoofd. De oorzaak van de opstand is voor hem geen politieke rechtvaardiging maar een godsdienstige strijd. Naast de antirevolutionairen zijn er ook liberale historici. Bakhuizen van den Brink ziet inde opstand een revolutie van de burgerij tegen de feodale adelijke overheersing en het koninklijke absolutisme. De burgerij komt in opstand tegen de inperking van de burgerlijke participatie. De grote Leidse historicus Robert Fruin heeft naast een liberale visie ook een nationalistische. Zijn twee belangrijke werken ‘Tien jaren uit de Tachtigjarige Oorlog’ en ‘Voorspel tot den Tachtigjarige Oorlog’ beschrijven een nationale strijd tegen de vreemde Spaanse overheersing. Hij ziet daarin de geboorte van de Noord-Nederlandse natie. Pieter Geyl (1887-1966) komt juist met de stelling dat er tijdens de opstand van ‘noordelijke Nederlanden’ nog helemaal geen sprake was. Het huidige Nederland is in zijn visie maar een deel van een groep. In zijn optiek is die huidige staat eigenlijk te betreuren omdat het een breuk vormt in die natuurlijke eenheid (de stam). Nederland is een gevolg van een scheuring, een beschadiging opgetreden door een religieuze kwestie. De katholieke emancipatie brengt ook katholieke historici voort. Zo stelt Nuyens dat de opstand helemaal niet alleen een protestants/

8

Page 9: Geschiedenis van de Nederlanden

calivinistische zaak was maar ook een katholieke opstand. Tussen 1865 en 1869 schrijft hij ‘De Nederlandse Beroerten’ waarin hij het katholieke verzet belicht tegen het cesaropapisme van Filips II. Buiten Nederland hebben veel historici zich bezig gehouden met de opstand. Uiteraard in België waar de grote historicus Henri Pirenne de opstand in de Belgische staat beschrijft als die van een intellectueel geëmancipeerde burgerij die nieuwe vrijheden wil verwerven. Hij ziet het als de opkomst van de bourgeoisie die revolutionair wordt in zowel godsdienstig als politiek opzicht. De Duitse Kuttner geeft een marxistisch historisch materialistische visie op de opstand in ‘het hongerjaar 1566’ (1946). Hij ziet een opstand van het proletariaat, de armen, die gebuikt wordt door de middenstand voor de eigen ideeën. De tijdsgeest heeft grote invloed op het beeld van de opstand. Zo wordt in de samenleving tot de jaren 60 de opstand gezien als een verklaring voor de verzuilde toestand van het land. Daarna ‘vergruist’ het beeld en komt een nieuwe geschiedschrijving op die zich richt op tal van terreinen. De internationale context wordt beschreven maar ook de regionale en plaatselijke gebeurtenissen. Daarnaast verwetenschappelijkt de discussie door de beschikking die men krijgt over nieuwe bronnen en verdwijnt het zoeken naar een verklaring door de secularisering en de ontzuiling. De Amerikaanse G. Parker schrijft eind twintigste eeuw dat de strijd van Filips II in de Nederlanden afhankelijk is van de strijd elders in Europa en Amerika. De koning had in zijn optiek eigenlijk geen tijd voor een opstand in de Nederlanden en was sterk afhankelijk van de Spaanse goud en zilvervloot voor zijn militair successen. De visie op de opstand is dus sterk tijdsgebonden. In feite zit in alle verklaringen wel een kern van waarheid. Echter, de Nederlandse opstand blijft in kern draaien rondom twee zaken: vrijheid (van absolutisme) en godsdienst. De Leidse wapenspreuk Haec Libertatis Ergo (Omwille van de Vrijheid) had dan ook net zo goed Haec Religionis Ergo (Omwille van de Godsdienst) kunnen zijn.

9

Page 10: Geschiedenis van de Nederlanden

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588 – 1795)

Opkomst van een levensvatbare natie Filips II heerst over de Europese grootmacht Spanje en ziet zich als verdediger van het katholieke geloof geplaatst tegenover verschillende protestantse vorsten. Met name Koninging Elisabeth I van Engeland. In 1588 rust hij de Armada uit met de bedoeling om in Antwerpen troepen in te laden voor de invasie van Engeland. Door een combinatie van storm en stroming wordt de vloot uit elkaar geslagen en de elementen vallen ten prooi aan de Nederlandse en Engelse vloot. Elisabeth realiseert zich met deze overwinning niet alleen dat Engeland sterk genoeg is om het conflict met Spanje aan te gaan maar ook dat het land dezelfde vijand heeft als de Republiek. Het jaar daarna sterft de kinderloze koning van Frankrijk Henry III van Valois. Zijn opvolger Henry de Bourbon van Navarra is protestants waarop de Hertog van Parma de opdracht van Filips II krijgt om het zwaartepunt van de oorlog in het noorden te verplaatsen naar Frankrijk om daar de katholieken te ondersteunen. Hiermee komt de Spaanse opmars van 1584-85 tot staan. Door de val van Antwerpen komt een einde aan de grote economische betekenis van de stad door de blokkade van de Schelde door de vloot van de Republiek. Het economische zwaartepunt van de opstand (en daarmee ook de macht) verschuift van Vlaanderen & Brabant naar Holland. De handel wordt door de blokkade van de Schelde naar het noorden verplaatst waardoor Amsterdam zich ontwikkelt als de nieuwe economische grootmacht. De opkomst van de mondiale economie in de 16de eeuw werkt op vele manieren in het voordeel van Holland. Door de gunstige ligging komt het tot de vorming van een Europese stapelmarkt in het gewest. Veel Europese goederen worden naar Amsterdam gebracht om daar verkocht te worden en opnieuw vervoert te worden naar het land van bestemming. De Nederlanden weten een nagenoeg monopolie op de Europese vrachtvaart te verkrijgen. Financieel risico op scheepstransport wordt door deelparticipaties verdeelt over meerdere kooplieden. De Nederlanden kennen daarnaast een zeer intensieve agrarische sector die grote opbrengsten weet te realiseren. De nieuwe welvaart in de gewesten is gespreid over de bevolking en niet geconcentreerd bij een kleine groep. Hierdoor hebben belastingen een breed draagvlak. Het indirecte karakter van de belastingen (een toeslag op consumptiegoederen) zorgt ervoor dat iedereen meebetaald in plaats van het feodale (franse) systeem van directe belasting op eigendom (grond) die via de adel op de boeren afgewenteld wordt. De rijkdom van de Republiek betekend dat in de diplomatie een machtspositie ingenomen kan worden. De Republiek is niet slechts een groepje opstandelingen maar heeft daadwerkelijk wat te bieden. De raadspensionaris van Holland, Johan van Oldernbarnevelt, die verantwoordelijk is voor de buitenlandse politiek vind dan ook een stuk eenvoudiger bondgenoten dan Willem van Oranje. In 1594 verovert de Republiek het gewest Groningen en Ommelanden op Spanje waarmee het aantal opstandige provincies op zeven komt te liggen: Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Groningen. Drenthe is wel een zelfstandige provincie geworden maar heeft door de beperkte bevolkingsomvang geen zitting in de Staten-Generaal. De Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën is een vreemde mogendheid. De soevereiniteit is hier niet dynastiek gebonden maar onpersoonlijk. Dit is niet alleen zo met de soevereine macht maar ook met de publieke macht veel ambten en bevoegdheden zijn in handen van colleges en niet van individuele ambtenaren. De sterk verdeelde bestuurs- en machtsstructuur van de Republiek komt voort uit de opstand. Deze is begonnen vanuit de bescherming van losse

10

Page 11: Geschiedenis van de Nederlanden

vrijheden en belangen van individuele gewesten. Samenwerking tegen een gemeenschappelijke vijand betekend dat deze belangen afgestemd moeten worden en dit bemoeilijkt het concentreren van macht. De politiek van de Republiek wordt dan ook gekenmerkt door schikken, koehandel, overleg en het nodige smeergeld voor colleges en raden.

Staatsindeling De steden en adel in de staten van de provincie delegeren hun stemrecht in de Staten-Generaal aan gedeputeerden die met speciale bevoegdheden naar Den Haag vertrekken. Een gedeputeerde mag slechts onderhandelen over bepaalde onderwerpen en moet steeds terugkeren naar de gewesten. De Republiek wordt dus van onderaf geregeerd met een voordeel voor de gedeputeerden die dicht bij Den Haag wonen. Besluiten in de Staten-Generaal zijn unaniem dus als de gedeputeerde van Groningen nog onderweg is op moment van stemming dan vervalt zijn invloed. Hier wordt door de Staten van Holland, die in de zaal naast die van de Staten-Generaal vergaderen, misbruik van gemaakt. Toch is door deze vorm van bestuur machtsmisbruik door individuen heel moeilijk. Iedere resolutie van de Staten of de Staten-Generaal zal onderhandeld moeten worden tussen diverse partijen (steden of gewesten). De kunst van het zoeken naar de middenweg wordt de persuasie (overtuiging) genoemd. Het dagelijks bestuur van de Republiek ligt bij de gecommitteerde raden waar Holland de grootste invloed op heeft. Deze raden bestaan uit slechts enkele gedeputeerden. De In de Republiek ontstaat er een grote tegenstelling tussen Kerk en staat. De staat streeft naar een libertijnse kerk die iedere christen de ruimte geeft. Dit zorgt namelijk voor de meest stabiele situatie in het land. De kerk daarentegen wil een organisatie en gemeenschap op basis van calvinistische dogma’s en orthodoxie. Dit zorgt voor stabiliteit in de Kerk. Ieder gewest heeft een eigen statenvergadering bestaande uit vertegenwoordigers van de steden in die provincie en de adel. Naast de Staten beschikken de meeste provincies over gecommitteerde raden, een gerechtshof, de rekenkamer en de stadhouder. De hoogste ambtenaar in een gewest is de raadspensionaris. De Staten hebben in de provincie zowel wetgevende als uitvoerende/handhavende macht en hebben een grote invloed op de gerechtelijke macht. De fiscale macht is absoluut en ligt bij de provincie. De stadhouder is de tweede ‘ambtenaar’ en is een reliek van de oude staat van voor 1588. Hij is de plaatsvervanger van de vorst en in de Republiek zijn er twee: de Stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe (de familie Nassau-Diets) en de Stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel (de familie Oranje-Nassau). Als voorbeeld de provincie Holland & West-Friesland. De Staten van Holland bestaan uit 19 stemgerechtigden. De zes grote steden: Dordrecht, Haarlem, Leiden, Delft, Amsterdam en Gouda hebben ieder een stem. Iedere stad wordt op zijn eigen manier bestuurt maar is meestal een plutocratie in de vorm van een vroedschap bestaande uit de burgemeester, de schout en schepenen en de stedelijke elite vooral bestaande uit de rijke kooplieden. Naast de zes groten zijn er twaalf stemmen voor de kleinere steden en 1 stem voor de enige familie van hoge adel die de provincie kent: de familie Oranje-Nassau. De Kerk heeft geen stem in de Staten van Holland. De Raadspensionaris van Holland is de juridische adviseur van het gewest, voorzitter van de statenvergadering en voorzitter van de ridderschap en heeft daarmee het eerste spreekrecht in de vergadering. Hij stelt resoluties van de Staten op schrift en verzorgt de correspondentie tussen het gewest met binnen- en buitenland. De raadspensionaris van Holland zetelt permanent in Den Haag en is onderdeel van het dagelijks bestuur. Hij is woordvoerder voor Holland in de Staten-Generaal en door al deze functies en rechten is hij de spil in de Hollandse politiek. Na Johan van Oldenbarnevelt zijn de grootste

11

Page 12: Geschiedenis van de Nederlanden

raadspensionarissen van het gewest Johan de Witt en Heinsius gweest. De Stadhouder van Holland heeft het recht van gratie in de rechtspraak en is voorzitter van het Hof van Holland.Hij heeft het recht van electie waardoor de stadhouder invloed heeft op de verkiezing van magistraten in de steden. De Stadhouder is ook opperste bevelhebber van de gewestelijke troepen en de vloot. Na 1625 wordt hij opperbevelhebber van de gehele landmacht en vloot van de Republiek. De Stadhouder heeft het recht officieren te benoemen en krijgt veelal de steun van de adel.

Prins Maurits Prins Maurits wordt de nieuwe stadhouder na de dood van zijn vader Prins Willem van Oranje in 1584. Maurits werkt vanaf 1587 nauw samen met de Raadspensionaris van Holland, Johan van Oldenbarnevelt. Door het briljante strategische vermogen van de Prins en de verschuiving van het zwaartepunt van de oorlog naar Frankrijk verloopt de oorlog in deze periode voorspoedig. Maurits concentreert zich, mede op verzoek van zijn neef Stadhouder Willem Lodewijk van Nassau-Diets op het oosten van de Republiek. De Spanjaarden houden nog steeds Overijssel, Drenthe, Groningen en diverse steden in Gelderland bezet. Uit deze vestingen bedreigen zij Friesland. In 1598 weet Maurits de verovering van deze gebieden te voltooien en is de het belang van de verovering van de gebieden ten zuiden van de Maas, Vlaanderen en Brabant op een tweede spoor gekomen. Prins Maurits is een bevelhebber die eigenlijk weigert risico’s te nemen. In de strijd die draait om het belegeren van steden is een land met veel versterkte steden militair gezien zeer sterk. Het grootste deel van de troepen ligt dan ook in garnizoen. Jaarlijks trekt de bevelhebber met een klein veldleger er op uit om steden van de vijand te belegeren. Tot veldslagen tussen veldlegers komt het zelden omdat dit geen terreinwinst oplevert en alleen leidt tot het uitschakelen van de vijand in dat jaar. Deze trage manier van oorlogsvoering door belegering is ook zeer kostbaar en dit leidt tot druk van vooral de Staten van Holland op de Prins om vaart te maken. Na 1598 richt Maurits zich weer op het zuiden en verovert Grave en Sluis. Op last van de Staten van Holland moet hij zich richten op Duinkerken waarvandaan de Spaanse kapers de Hollandse handelsvloot belagen. Maurits voelt niet veel voor een tocht door vijandelijk Vlaanderen maar weet in 1600 de Spanjaarden in een veldslag bij Nieuwpoort te verslaan. Met de veldslag wint de Republiek helemaal niets en dit bewijst voor alle betrokkenen dat de strategie van Maurits veel effectiever is. Slechts door een Vlaamse volksopstand had de overwinning van belang kunnen zijn maar deze blijft tot teleurstelling van de vele Vlamingen in de Republiek uit. De Staten van Holland beginnen dan ook hun vraagtekens te zetten bij de verovering van Vlaanderen en Brabant. Het gewest voelt er weinig voor om de grote (economische) macht in de Staten-Generaal te moeten delen met de gedeputeerden van Antwerpen en Brabant. Vooral Amsterdam ziet rampspoed in het einde van de blokkade van Antwerpen en wenst de stad eigenlijk niet als concurrent in de Republiek. Johan van Oldenbarnevelt begint dan ook, tegen de wens van Prins Maurits, met een streven naar (tijdelijke) vrede met Spanje. Dit levert hem veel politieke tegenstanders op in het zuiden van de Republiek. Zijn politiek is wel realistisch, de Republiek begint in een internationaal isolement te raken door de vrede tussen Frankrijk en Spanje van 1598 en Engeland en Spanje in 1604. Spanje is daarmee in staat om zich weer geheel op de Republiek te richten. De Spaanse bevelhebber Spinola blijkt ook nog eens een gelijkwaardig tegenstander van Prins Maurits te zijn. Toch is ook Spanje gebaat bij een tijdelijke vrede. Filips II wordt in 1598 opgevolgd door Filips III die door de kostbare en continue oorlogen van zijn voorganger de Europese status van grootmacht verliest.

12

Page 13: Geschiedenis van de Nederlanden

Twaalfjarig Bestand In 1609 wordt het Twaalfjarig Bestand gesloten wat de oorlog in Europa tijdelijk stopt. Het conflict gaat in Azië en Amerika gewoon door. De Republiek heeft door de oprichting van de VOC in 1602 belangen verworven in zowel Oost als West Indië. Spanje bedingt in de wapenstilstand wel dat de Republiek geen WIC op zal richten die de Amerikaanse bezittingen zal bedreigen. De Republiek handhaaft op haar beurt weer de blokkade van de Vlaamse havens. De periode van het Twaalfjarig Bestand is een koude oorlog op basis van een godsdienstige ideologie. De protestantse naties tegenover de katholieke naties. Gedurende het hele bestand leeft men in verwachting van een nieuwe oorlog. Deze oorlog breekt in 1618 in Duitse Roomse Rijk uit als de ‘Dertigjarige Oorlog’. Duitsland wordt het terrein van de godsdienstige strijd tussen alle grote naties met uitzondering van Engeland. Dit maakt hervatting van de oorlog tussen de Republiek en Spanje in 1621 onvermijdelijk. Dit betekend een internationalisering van het conflict. Voor 1609 was de oorlog een puur lokale strijd tussen de opstandelingen in de Republikeinse gewesten tegen het wettige gezag van Spanje. Na 1621 is de Republiek een grootmacht in de internationale conflicten van die tijd: Rome tegen de Reformatie en Habsburg tegen Frankrijk. Het probleem van deze twee conflicten is de tegenstrijdigheid. Zowel Frankrijk als Habsburg zijn katholiek maar staan wel aan verschillende kanten. Habsburg vecht voor de ideologie van Rome als Keizer van het Roomse Rijk. De alliantie tussen de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers bedreigt Frankrijk van drie kanten waardoor het genoodzaakt is de grote gereformeerde minderheid in het land te tolereren en toenadering te zoek tot de gereformeerde landen. Hier ligt de basis voor het conflict wat in de Republiek tussen de twee machtigste Hollandse ambtenaren ontstaat: Johan van Oldenbarnevelt en Prins Maurits. Van Oldenbarnevelt zoekt politieke toenadering tot Frankrijk en dit maakt hem zeer verdacht. Vooral als Frankrijk onder Koning Henry III de Bourbon van koers lijkt te wisselen en weer naar Spanje toetrekt. Prins Maurits ziet daarentegen veel meer heil in een politiek verbond met Engeland en voortzetting van de anti-katholieke strijd. Hij ziet geen heil in het continueren van het bestand. Naast deze politieke strijd tussen van Oldenbarnevelt en Prins Maurits speelt nog steeds het conflict tussen Kerk en staat. De libertijnse kerkvisie tegenover de calvinistische. Met het bestand begint de Republiek een experiment van Vrijheid van Geweten. Dit betekend dat het in de Republiek niet komt tot vervolging van de katholieken. Hoewel deze politiek pragmatische en opportunistisch is, het land zou worden verscheurt en ten onder gaan bij het uitbreken van godsdienstige twisten, is het ook in zekere zin zeer principieel. Niet alleen katholieken profiteren van het gedoogbeleid maar alle minderheden luthers, dopers, joden etc. In de Republiek blijven dan ook de grote heksenvervolgingen uit. Er is wel een verbod op andere religies dan de Gereformeerde en deze worden dan ook gedwongen samen te komen in schuilkerken. In de periode van de opstand is de gereformeerde kerk nog niet georganiseerd hier begint men vanaf 1609 aan te werken. Er wordt een calvinistische leer vastgesteld (confessio Belgica) en een kerkelijke tucht uitgeschreven. Het Twaalfjarig Bestand wordt getekend door godsdienstige twisten over de ware calvinistische leer. Het grootste conflict speelt tussen de theologen Arminius en Gomarus aan de universiteit van Leiden. Arminius gelooft in een vrijere interpretatie van de calvinistische predestinatie. Volgens hem heeft de mens wel invloed op zijn lot. Gomarus staat voor de orthodoxe leer die stelt dat de mens geen enkele invloed heeft op Gods genade. Dit conflict betekend een scheuring in de kerk waarbij de regenten en Staten de Arminianen steunen in een poging om het libertijnse model waar de Kerk ruimte heeft voor iedereen. De orthodoxen stoten de Arminianen uit de Kerk die met een remonstrantie een beroep doen op de Staten en Raadspensionaris van Holland. De Arminianen

13

Page 14: Geschiedenis van de Nederlanden

worden sindsdien de Remonstranten genoemd. In de beleving van de contr-remonstranten steunt Van Oldenbarnevelt dan openlijk ketterij en probeert hij de Kerk de wil van de staat op te leggen zoals de Spanjaarden dat ook deden. Daar komt zijn politieke steun voor het katholieke Frankrijk bij en klinkt in sommige kringen de beschuldiging van landsverraad. Van Oldenbarnevelt is bereidt om geweld te gebruiken om het recht van de Remonstranten te behouden en komt daarmee heel dicht bij gewetensdwang. De staat wil de Kerk dwingen tolerant te zijn. In 1617 staan de Staten van Holland steden toe om eigen troepen te werven om de vrede te handhaven tussen de botsende geloofsgroepen. In al deze omstandigheden kiest Prins Maurits de kant tegen Oldenbarnevelt, hij is voor Engelse steun in plaats van Franse, voor continuering van de oorlog in plaats van het bestand en wordt nu ook aangetast in zijn exclusieve militaire recht. De Prins wordt gesteund door de publieke opinie van het volk tegen de ‘landverrader’. Met de ‘Scherpe Resolutie’ treedt de Prins van Oranje op tegen de overheid die met troepen het belijden van de orthodoxe gereformeerde religie wil beletten. De Prins breekt de machtsbasis van de raadspensionaris af door remonstranten in de (stedelijke) bestuurscolleges te vervangen voor contra-remonstranten. De raadspensionaris wordt in 1618 gevangen gezet waarna de politieke en kerkelijke orde grondig herzien worden. De ontwikkeling leidt niet tot staatsrechtelijke vernieuwing. De Kerk komt in 1618 in een algemene calvinistische synode bijeen in Dordrecht waar de Kerk de remonstranten veroordeelt en verbant. De staat steunt de Kerk en het komt kortstondig tot een remonstranten vervolging. De staat stelt de Gereformeerde Kerk als enig toegestane publieke kerk hiermee accepteert de Republiek dat de calvinistische kerk de libertijnse kerk heeft verdrongen. De staat blijft echter boven de Kerk staan maar nu met het vertrouwen van de Kerk. Johan van Oldenbarnevelt wordt in 1619 ter dood veroordeelt en geëxecuteerd. De toenadering tussen Oranje en Engeland levert maar weinig op. De VOC’s van beide landen (Engeland 1600, de Republiek 1602) bestrijden elkaar in Indië. Daarnaast voelt Engeland er niets voor om betrokken te raken in de Dertigjarige Oorlog en blijkt dus een onbetrouwbare bondgenoot. In 1625 overlijdt Prins Maurits en wordt hij opgevolgt door zijn broer Prins Frederik Hendrik. Het leger van de Republiek wordt dat jaar gereorganiseerd. Tot dat jaar beschikt ieder gewest over eigen troepen in 1625 worden de verschillende eenheden samengevoegd tot één landmacht van de Republiek. Het leger wordt betaald door een gewestelijke belasting naar draagkracht wat er voor zorgt dat Holland de grootste afdracht doet. De Staten-Generaal bepalen het beleid terwijl de Stadhouder van Holland, de Prins van Oranje, opperbevelhebber (Kapitein-Generaal) wordt van de troepen. De Kapitein-Generaal is een ambtenaar in dienst van de Staten-Generaal en wordt dan ook gecontroleerd door gedeputeerden te velde die hem soms op economische/machtspolitieke gronden dwingen om andere militaire beslissingen te nemen. Het is aan het organisatorisch vermogen van de prinsen Maurits en Frederik Hendrik te danken dat het leger effectief bleef. De vloot bestaat uit 5 admiraliteiten: de admiraliteit van Middelburg (Zeeland), Maaze (Rotterdam, Holland), Amsterdam (Holland), West-Friesland (Hoorn/Enkhuizen, Holland), Dokkum/Harlingen (Friesland). De kosten worden gedragen door konvooi & licentie gelden, de tollen in Zeeland en buit en prijzengeld uit de kaapvaart. Gedeputeerden van zeezaken worden door de Staten-Generaal gestuurd om de admiraals te controleren. Met het opnieuw uitbreken van de oorlog in 1621 wordt de WIC opgericht met doel de oorlog tegen Spanje te voeren in de Amerikaanse wateren. In 1628 verovert de WIC-kaper Piet Heyn de Spaanse zilvervloot in de wateren van Havanna, Cuba.

Prins Frederik Hendrik

14

Page 15: Geschiedenis van de Nederlanden

Prins Frederik Hendrik richt zich vanuit de Republiek op het zuiden. Behalve een groot strateeg is de Prins in tegenstelling tot zijn broer ook begaafd politicus. In 1629 weet hij Den Bosch te veroveren en in 1632 trekt hij langs de Maas naar het zuiden. Dat jaar weet de Prins drie steden te veroveren waaronder de vanaf dat moment meest zuidelijke stad in de Republiek: Maastricht. In 1635 sluit de Republiek een verbond met Frankrijk dat nauw betrokken is in de Dertigjarige Oorlog tegen de Habsburgers. De Republiek volgt daarmee uiteindelijk toch de politiek van Oldenbarnevelt. Engeland wordt dan geteisterd door onrusten en burgeroorlog tussen parlement en royalisten. Hoewel Prins Frederik Hendrik de vrijheid van de Zeven Provinciën bevestigd en meer dan in staat was de zuidelijke provincies ook te veroveren heeft hij dit door verschillende factoren niet gedaan. Het verloop van de Dertigjarige Oorlog is positief voor de protestantse naties. Frankrijk ontwikkeld zich als een grootmacht en de hoop op verovering van het zuiden verandert in een angst. De zuidelijke provincies zullen bij verovering gedeeld moeten worden met de Franse bondgenoot wat leidt tot een zwakke zuidgrens. Het motto van de buitenlandse politiek van de Republiek wordt dan ‘Frankrijk als vriend maar niet als buur’. De Republiek ziet de zuidelijke Nederlanden dan als een Spaanse buffer tegen Frankrijk. Filips III van Spanje is in 1621 overleden en opgevolgd door Filips IV. Het land is wat betreft invloed gedegradeerd tot een tweederangs natie. Langzaam komt de roep op tot een algemene vrede waarin Holland niet meer genoodzaakt is de zware kosten van troepen op zich te nemen. Kort voor de vrede in 1647 overlijdt Prins Frederik Hendrik en wordt hij opgevolgd door zijn zoon Prins Willem II. In 1648 worden de Godsdienstoorlogen met een internationale Europese conferentie in Westfalen beëindigt. In de Vrede van Münster wordt de Republiek internationaal erkent als natie en sluit het land definitief vrede met Spanje. Het verkrijgt vrije vaart op Indië wat tot dusver door Spanje betwist werd (volgens Verdrag van Tordesillas uit 1494). De zuidelijke Nederlanden blijven onder Spaans-Habsburgs bewind maar de Schelde blijft gesloten door de vloot van de Republiek. De Republiek doet afstand van het eenheidsideaal met de zuidelijke Nederlanden. In Westfalen komt alleen het conflict tussen Frankrijk en Habsburg niet ten einde. Pas in 1659 sluiten Frankrijk en Spanje vrede. Frankrijk breekt dan het machtsmonopolie van de Habsburgers) en is de grootste overwinnaar in Europa. Vanaf dat jaar is het Frankrijk dat naar een Europees machtshegemonie zal gaan streven. In 1648 is de Republiek uitgebreid met een deel van Brabant (het noorden), de enclave rondom Maastricht en een stukje Vlaanderen (Zeeuws-Vlaanderen). Deze gebieden worden onder Hollandse druk niet onafhankelijke gewesten maar blijven een soort militaire bufferzones die onder bestuur van de Staten-Generaal in Den Haag staan. Tot 1795 worden deze gebieden dan ook de ‘Generaliteitslanden’ genoemd en hebben ze geen stemrecht in de Staten-Generaal. De economie en politiek van de Republiek is totaal internationaal georiënteerd. De VOC groeit uit tot een enorme compagnie die effectief de grote risico’s verbonden aan de scheepvaart op Oost-Indië, weet te spreiden over een groot aantal aandeelhouders. Door de enorme afstand is het noodzakelijk om ter plaatse over infrastructuur en beveiliging te beschikken om te zorgen dat de schepen volgeladen en dus winstgevend terug kunnen keren. Hiervoor worden door de compagnie factorijen en nederzettingen gesticht op onder andere Java en de Molukken. Jan Pietersz. Coen is de eerste Nederlandse gouverneur-generaal in Indië. Hij heeft maar één doel en dat is het behartigen van de Nederlandse belangen tegenover alle anderen. Hij komt regelmatig in conflict met de Engelsen. De welvaart in de Republiek wordt vooral veroorzaakt door de inventieve toepassing van uitvindingen van anderen. Door de welvaart bloeit de kunst in wat de ‘Gouden Eeuw’ wordt genoemd. Het streven in de kunst is een harmonie tussen de Christelijke religie en de klassieken. Naast kunst bloeit ook de wetenschap dankzij de grote vrijheid van drukpers. De invulling van deze vrijheid was wel beperkt. De schrijver of drukker kan niet

15

Page 16: Geschiedenis van de Nederlanden

zonder consequenties alles publiceren. De Staten-Generaal in de regel accepteert wel kritiek op nog te nemen beslissingen en de mogelijke uitkomsten maar dulden geen commentaar op genomen besluiten. Een gevolg hiervan is de gevangenschap van Hugo de Groot.

Prins Willem II en het eerste stadhouderloze tijdperk Na de Vrede van Münster komt in Engeland met de executie van Koning Charles I in 1649 een einde aan de burgeroorlog. Net als Frankrijk heeft het land een grotere machtspotentie dan de Republiek omdat zowel territorium als bevolkingsomvang veel groter zijn. Prins Willem II is een jonge en ambitieuze stadhouder die eigenlijk niets ziet in de vrede met Spanje. Hij wil Frankrijk verder steunen in de oorlog maar het nog sterker maken van dat land is volgens de Staten-Generaal niet in belang van de Republiek. Willem II huwt de Engelse prinses Mary Stuart en maakt hiermee duidelijk tegen het Engelse commonwealth van Cromwell te zijn. Met name Holland is niet gelukkig met deze koers. Dit gewest betaald het grootste deel van de dure oorlogen en besluit in 1650 om de door haar betaalde troepen op te heffen. Dit levert een direct gevaar op voor de hele Republiek en stort het land in crisis. Prins Willem II laat daarop de Hollandse regenten gevangen zetten en trekt met troepen naar Amsterdam. Na herstel van de rust verzoekt de Stadhouder de andere staten hem te steunen in nieuwe oorlogen. Zover gaat de loyaliteit aan de Prins tegen Holland weer niet en de gewesten weigeren de steun. Hieruit ontstaat opnieuw een crisis in de politiek maar ditmaal niet rondom de macht van Holland maar rondom die van de Stadhouder. De crisis lost zichzelf in 1650 op als Prins Willem II plotseling op jonge leeftijd komt te overlijden. Omdat zijn zoon op dat moment nog niet geboren is schaft Holland de functie af waarop Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel dat ook doen. Friesland, Groningen en Drenthe houden de Friese stadhouder maar toch begint in 1650 het eerste ‘stadhouderloze tijdperk’ waarin de raadspensionaris van Holland de rol van constitutioneel hoofd gaat vervullen. In 1653 wordt dat Johan de Witt die een groot talent heeft voor de kunst van de persuasie. Hij weet steeds de Hollandse heren, de regenten en de verschillende gewesten naar zijn hand te zetten. Het eerste stadhouderloze tijdperk wordt ook wel de periode van de ware vrijheid genoemd. De tijd van het recht van de regenten zonder beperkingen van de stadhouder waarbij de grenzen van de tolerantie worden verruimd. Regent is men door een combinatie van goede geboorte en een rijk (handels)inkomen. Er begint een sociale bestuurslaag te vormen die gekenmerkt wordt door de rijke regentencultuur. Binnen het vrijheidsdenken van de Republiek zoeken filosofen als Spinoza en Descartes de grenzen op van het sociaal toelaatbare. Vervolging vindt nooit plaats. In dezelfde periode speelt in de Gereformeerde Kerk de ‘Nadere Reformatie’. De Kerk krijgt een calvinistisch fundament door mensen als Voetius, Teellinck en Abraham van de Velde. Aan deze ‘Nadere Reformatie’ worden door de regenten wel grenzen gesteld. Er worden geen keuzes meer gemaakt over de kerkleer om een herhaling van 1618 te voorkomen en de predikanten mogen geen politiek opruiende preken houden. In tegenstelling tot lutherse predikanten is menig gereformeerd predikant om deze laatste reden uit een stad verbannen. De Kerk keert zich dan ook tegen de tolerante ware vrijheid van de regenten en zoekt de kant van Oranje.

Engelse en Franse Oorlogen: de Republiek als grootmacht In 1651 begint Engeland met het aanvechten van de economische hegemonie van de Republiek. In de ‘Act of Navigation’ van Cromwell mogen buitenlandse schepen in Engelse havens alleen nog vracht leveren uit het land van productie. De Republiek produceert weinig en vervoert veel en wordt dus zwaar getroffen. De regenten, die veelal ook koopman zijn,

16

Page 17: Geschiedenis van de Nederlanden

moeten door de grote internationale handelsbelangen nu ook politieke keuzes gaan maken. Dit leidt tot verschillende handelsoorlogen. In 1652 breekt de Eerste Engelse Oorlog uit. De Republiek heeft geen oorlogsvloot of leger op sterkte en wordt in 1654 gedwongen de Vrede van Westminster te accepteren. In deze vrede wordt de ‘Act of Navigation’ gehandhaaft en eist het Engelse commonwealth dat Oranje (die door het huwelijk van Prins Willem II familie zijn van de gevallen Engelse dynastie Stuart) nooit meer stadhouder kan worden. De net aangetreden de Witt ziet hierin weinig problemen en tekent hiervoor een geheime overeenkomst ‘de Akte van Seclusie’ tussen Holland en Engeland. De banden tussen Oranje en Stuart worden hierdoor sterker omdat beiden verdreven zijn van de ‘troon’. Johan de Witt ziet in dat de Republiek niet in staat is om de belangen te kunnen verdedigen en begint met de opbouw van een grote oorlogsvloot. Nadat de Noordse Oorlog tussen grootmacht Zweden en Denemarken uitbreekt wordt de dominantie van de Nederlandse scheepvaart op de Oostzee ernstig bedreigt. Zweden sluit de Sont af waardoor de handel zwaar belemmerd wordt. De Republiek grijpt in 1658 in en steunt Denemarken met de nieuwe vloot. Dit ingrijpen dwingt Zweden tot acceptatie van vredesvoorwaarden die gunstig zijn voor de Republiek. In 1660 wordt het koningschap van de Stuarts over Engeland hersteld. Dit doet de verhoudingen tussen Engeland en de staatsgezinde Republiek niet goed. In 1665 breekt de Tweede Engelse Oorlog uit waarin de vloot van de Republiek onder de Ruyter en Tromp de Engelsen weet te verslaan. In 1667 sluiten beide landen de Vrede van Breda waarin de Engelsen de kolonie Nieuw Amsterdam mogen houden en de Republiek in ruil Suriname ontvangt. De vrede is een resultaat van de nieuwe Franse machtspolitiek. De Franse koning Louis XIV en zijn minister Colbert streven naar economische en territoriale expansie. Frankrijk valt in 1667 de Spaanse Nederlanden binnen waardoor de machtsbalans in Europa verstoord dreigt te worden. De Republiek sluit een bondgenootschap met Engeland en Zweden en dwingen zo Frankrijk in 1668 van verder verovering van de gewesten af te zien. De Republiek komt daarmee in een lastige situatie. Enerzijds staat het land tegenover Frankrijk dat over de sterkste landmacht in Europa beschikt en anderzijds tegenover Engeland dat de grootste maritieme macht is. De Republiek is niet bij machte om zowel Frankrijk als Engeland in vloot en troepen voorbij te streven. Johan de Witt weet beiden tegen elkaar uit te spelen en weet door het balanceren van belangen een bondgenootschap tussen de twee lange tijd te voorkomen. Daarmee stelt hij de regenten tevreden die niet de lasten van een enorm leger hoeven te dragen. In 1670 sluiten de katholieke koning Louis XIV en koning Charles II (die sterke katholieke sympathieën vertoont) het geheime verdrag van Dover tegen de Republiek. Dit is iets wat de rationele de Witt nooit voor mogelijk heeft gehouden omdat het in zijn objectieve visie geen van beide iets oplevert. De Republiek is op deze mogelijkheid niet voorbereid. In het ‘rampjaar’ 1672 vallen beide landen tegelijkertijd de Republiek aan en volgt de Derde Engelse Oorlog. De Duitse staten Keulen en Münster sluiten zich bij Frankrijk en Engeland aan. De Franse troepen trekken de Nederlandse provincies binnen en veroveren niet enkele steden maar direct hele gewesten: Overijssel, Gelderland en Utrecht. Alleen een waterlinie scheidt de Fransen van de kerngewesten Holland en Zeeland. De Engelse invasievloot bedreigt de Hollandse kust. Johan de Witt neemt ontslag nadat ook een Oranjegezind volksoproer uitbreekt. Hij wordt met zijn broer Cornelis in Den Haag wegens grof plichtsverzuim\landverraad door het volk gruwelijk vermoord. De Republiek staat op de rand van totale ondergang. Frankrijk pauzeert de opmars in Utrecht in afwachting van de algehele capitulatie. De nieuwe stadhouder Prins Willem III vult het machtsvacuüm dat ontstaan is na het wegvallen van de Witt. Hij krijgt volledige controle over het buitenlandse beleid en beperkt de invloed van Holland in de Staten-Generaal door te voorkomen dat de door de

17

Page 18: Geschiedenis van de Nederlanden

Fransen veroverde provincies hun stemrechten kwijt raken. Samen met de provincie Zeeland, dat vanouds stadhouderlijkgezind is, heeft de Prins een grote invloed in de Staten-Generaal. Met deze controle weet hij ook het benoemen van belangrijke ambten naar zich toe te trekken. Prins Willem III weet in Holland een gevoel van defaitisme te voorkomen en inspireert het volk. Admiraal Michiel de Ruyter weet op zee een overwicht te bereiken waardoor de Engelsen van invasie van Holland afzien. In Engeland ontwikkeld zich een oppositie tegen het Franse bondgenootschap en de politiek van Charles II. De jonge stadhouder richt zich maar op één ding en dat is het voorkomen van een herhaling van 1672. Hiervoor moet in zijn optiek de Franse machtshegemonie gebroken worden. In 1672 sluit Willem III de Quadruple alliantie met de Oostenrijks-Habsburgse Keizer, Spanje en Lotharingen. Door deze Duitse steun dreigen de Franse troepen in de Republiek geïsoleerd te worden en wordt Louis XIV gedwongen zich uit de Republiek terug te trekken. De strijd in Engeland tussen parlement en vorst breekt opnieuw uit als het Engelse parlement in meerderheid anti-Frans wordt. De oorlog wordt in 1678 besloten met de Vrede van Nijmegen waarin Frankrijk tot overgave wordt gedwongen maar het Franse machtsstreven van Louis XIV nog niet is bedwongen. Louis XIV trekt in 1685 het Edict van Nantes in dat de protestantse minderheid in zijn land tolereert. Hij streeft hiermee naar totaal absolutisme: één land onder één kerk en één vorst. Een stroom protestantse vluchtelingen trekt naar de Republiek en Zwitserland. De angst in protestants Europa wordt daarmee groter omdat het nu een Frans katholiek machtsmonopolie dreigt te worden. Datzelfde jaar bestijgt in Engeland James II de troon. Hij is een katholiek vorst en stelt openbare ambten ook voor hen open. Als in 1688 dan ook een katholieke troonopvolger wordt geboren (James III) komt de angst in Engeland op voor een katholieke dynastie. Prins Willem III is getrouwd met de oudere dochter van James II, de protestantse Mary, en vreest een komende katholieke toenadering tussen Frankrijk en Engeland. Het Engelse parlement verzoekt hem dan om in naam van zijn vrouw over te steken naar Engeland en de Engelse troon te bestijgen. In 1688 vindt de ‘Glorious Revolution’ plaats waarin Prins Willem III en Mary koning en koningin van Engeland worden. Louis XIV verliest daarmee niet alleen in Engeland een katholieke vriend maar hij krijgt er zijn protestantse aartsvijand voor terug. Prins Willem III vormt dat jaar in een nieuwe oorlog tegen Frankrijk een coalitie tussen de Republiek, Engeland, Spanje, de Roomse Habsburgse Keizer en diverse Duitse vorsten. Deze ‘Grande Alliantie’ van zoveel staten onder gezag van Willem III heeft zelfs dan nog moeite om Frankrijk te overwinnen. In 1697 wordt de Vrede van Rijswijk gesloten waarbij Frankrijk er redelijk ongeschonden vanaf komt. Spanje wordt dan geregeerd door de minderbegaafde Karel II die in 1702 kinderloos sterft. Louis XIV maakt direct aanspraak op de Spaanse troon waarop de Spaanse Successie Oorlog uitbreekt. Vlak voor de oorlog sterft ook Prins Willem III hij weet nog wel een laatste grote alliantie tegen Frankrijk op te bouwen. De oorlog speelt zich met name in de zuidelijke Nederlanden af en is een financiële uitputtingsslag voor de Republiek. In 1713 wordt de Vrede van Utrecht gesloten waarbij het gebied rondom Venlo aan de Republiek wordt toegevoegd. De zuidelijke Spaanse Nederlanden worden toegekend aan de Oostenrijkse Habsburgers waarmee de Republiek het barrièretraktaat sluit. Het land mag hierdoor garnizoenstroepen legeren in vestingsteden in de zuidelijke Nederlanden als verdediging tegen Frankrijk.

De Republiek in Verval Door de enorme schulden waar de Republiek onder gebukt gaat door de achtereenvolgende oorlogen (Holland betaald ruim 70% van het staatsinkomen aan rente) heeft de Republiek geen geld meer voor leger of vloot. Het transportmonopolie in Europa gaat verloren en ook de Europese stapelmarkt in Amsterdam verdwijnt. Door de verschillende belangen tussen de

18

Page 19: Geschiedenis van de Nederlanden

gewesten breekt een periode aan van ‘ieder voor zich’. In de internationale politiek, waarin de Republiek nog steeds als grootmacht wordt erkent, gaat het een defensieve politiek volgen. De regenten steunen alle vredesinitiatieven uit Londen, Parijs of Wenen. Frankrijk en Engeland voeren beide ook een vredespolitiek waardoor er ruim dertig jaar lang geen oorlog in Europa is. Met de dood van Willem III breekt het tweede stadhouderloze tijdperk aan, waarin, alweer, Friesland, Drenthe en Groningen wel hun eigen stadhouder houden. Er is wel enige onrust die de plooierijen worden genoemd. De oude plooi van regenten tegen de nieuwe plooi van vroeg liberalen waarin de invloed van de verlichting op begint te komen. De laatste hopen dat onder een Oranje deze veranderingen mogelijk worden. De Republiek wordt geregeerd als nachtwakersstaat, het bestuur neemt de lopende zaken waar. De regentenklasse ziet uitoefenen van publieke functies als doel op zich; het hoort tot inkomen en status. De Oranjegezinde oppositie is vrijwel verdwenen. Prins Willem III was kinderloos gebleven en de enige opvolger Stadhouder Johan Willem Friso van Friesland komt in 1711 om in een ongeluk. Zijn dan nog ongeboren zoon Willem IV is in Holland totaal onbekend maar wordt wel Stadhouder van Friesland, Drenthe, Groningen en later ook Gelderland. Door gebrek aan invloed, status, macht en geld heeft hij niets te vertellen in de Republiek. In 1747 doet Frankrijk weer een nieuwe aanval op de Republiek. De barrière steden vallen en de machteloosheid van de Republiek wordt internationaal ontmaskert. Het volk roept weer om Oranje en stadhouder Willem IV wordt als eerste in zijn lijn erkend als stadhouder van de hele Republiek. Hij weet ook het stadhouderschap in mannelijke en vrouwelijke lijn erfelijk te maken en is door de opeenhoping van macht alleen nog in naam Stadhouder maar in feite Koning. In de Republiek ontwikkelt een nieuw volksbewustzijn dat zich voor Oranje en tegen de regenten begint af te zetten. Prins Willem IV blijkt echter niet aan de verwachtingen te voldoen. De oorlog tegen Frankrijk verloopt niet voorspoedig, de hoge belastingdruk begint zijn tol vooral onder de nieuwe burgerij te eisen. De burgers die geen invloed hebben op de regenten maar wel de belasting betalen komen in 1748 in opstand. De oproer van de doellisten, zo genoemd naar de schutterijen waar ze ontstaan is, streeft naar een verbreding van de machtsbasis en afschaffing van de verpachting van belastingen. De roep om politieke vernieuwing vindt bij Willem IV geen aansluiting. De Prins kiest de kant van de regenten waardoor Oranje met de Regenten wordt geïdentificeerd. De regenten blijken het contact met de bevolking verloren te zijn. De (franse) elitecultuur heeft geen enkele binding meer met de volkscultuur. Economisch lijkt de Republiek in verval te zijn. Amsterdam geeft handel prijs aan Londen en Hamburg. Het beeld is alleen vertekend door de enorm hoge inkomens in de 17de eeuw. Deze groeien in de 18de eeuw nauwelijks maar de kosten van levensonderhoud dalen in die tijd. Het reële inkomen stijgt dus. Dit verandert in de tweede helft van de 18de eeuw. Door sterke prijsstijgingen verarmt de bevolking. Het prestige van de Republiek is dan al lang gevallen. Het land telt internationaal gezien niet meer mee en is net als de oud grootmachten Spanje en Zwede een tweederangs natie geworden. In 1756 veranderen de internationale verhoudingen. De eeuwige tegenstelling tussen Frankrijk en de Oostenrijkse Habsburgers is verdwenen en in de Zevenjarige Oorlog staan Frankrijk en Oostenrijk samen tegenover Engeland en Pruisen. Hiermee valt de Oostenrijkse buffer tussen de Republiek en Frankrijk weg. De Republiek blijft neutraal maar ziet zich voor hetzelfde dilemma geplaatst als in de 17de eeuw. De enorme engelse vloot valt de handelsvloot lastig terwijl de Fransen een enorme landmacht hebben opgebouwd. Holland is vanwege de handelsbelangen anti-Engels en dus pro-Frans. De landgewesten herinneren zich de militaire dreiging van Frankrijk en zijn dus pro-Engels. Oranje, beïnvloed door de relaties met het Engelse hof is ook pro-Engels.

19

Page 20: Geschiedenis van de Nederlanden

In 1751 overlijdt Willem IV. Zijn zoon Willem V is dan drie jaar oud en staat onder voogdij van Anna van Hannover. Als zij in 1759 overlijdt gaan het voogdijschap over op Hertog Ludwig Ernst van Brunswijk-Wolfenbüttel die kapitein-generaal wordt van het leger. Als Willem V in 1766 meerderjarig wordt blijft hij steunen op de Hertog en blijkt hij een zwak en ineffectief vorst. Het patronagesysteem waarbij de Stadhouder invloed heeft op alle ambstbenoemingen weet hij niet te benutten en door zijn zwakke persoonlijkheid komt hij op gespannen voet te staan met Holland. De anti-Oranjegezinde Staten van Holland zijn nog steeds tegen de pro-Engelse koers en steunen in 1776 actief de opstand van Amerikaanse koloniën tegen Engeland. Dit betekend niet dat de regenten in Holland in eens democratisch zijn geworden maar wel staatsgezind. Holland is weinig geïnteresseerd in de nieuwe theoretische machtsprincipes. Het patriottisme dat vanaf 1780 een belangrijke rol gaat spelen komt wel voort uit de pro-Amerikaanse, anti-Oranje partij van Hollandse staatsgezinden.

20

Page 21: Geschiedenis van de Nederlanden

Revolutie en Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1780 – 1830)

Verlicht revolutionair Met het uitbreken van de vierde Engelse oorlog in 1780 begint een periode van gezagscrisis in de Republiek. Het UK verklaard de oorlog omdat de verplichtingen die voortvloeien uit het bondgenootschap tussen de Republiek en het UK niet worden nagekomen. De koopmanspolitiek profiteert van de Britse oorlogen met Frankrijk en de Verenigde Staten (1776). Daarnaast wenst de Republiek toe te treden tot een bondgenootschap van zeevarende naties die hun vloot tegen het UK willen beschermen (Bondgenootschap van de Gewapende Neutraliteit). De oorlog verloopt dramatisch waardoor de handel bijna volledig stilvalt en de economie een zware klap krijgt. In deze periode speelt ook de Nederlandse Verlichting die in grote mate gebaseerd is op de Franse Verlichting. Als is het niet zo dat de ontwikkelde bevolking (de elite van ongeveer 5%) groeit, zij wordt wel beter geïnformeerd. De verlichting gaat de rol vervullen van de hoop in een land in verval. Met de verlichting komt het streven naar deugd, kennis en geluk. Men gaat streven naar herstel van het vaderland. Hiertoe dient onder andere de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (1784). Langzaam breidt de verlichting zich uit van elite naar de burgerij en middenstand waar een zeker politiek bewustzijn opkomt. De economische klap van de oorlog zorgt per saldo niet voor achteruitgang maar wel voor een sterke vergroting van de kloof tussen arm en rijk. De nieuwe publieke opinie en de vaderlandscultus wordt steeds agressiever nationalistisch/patriottistisch en gaat zich richten tegen de staatsinstellingen van de Republiek, de regenten en hun cultuur en de pro-Engelse stadhouder Willem V. De patriotten richten zich met name op het ondermijnen van zijn invloed door het afbreken van het sociale netwerk van de stadhouder. De patriotten vinden dan ook veel steun binnen de regentenstand zelf waar staatsgezinden terug willen naar het stadhouderloze tijdperk en een einde aan de informele rol die Willem V bij het benoemen van bijna alle ambtenaren in de Republiek speelt.

Patriotten De beweging van patriotten bestaat dan ook uit veel verschillende stromingen, groepen en belangen. In grote lijnen heeft men de volgende kenmerken gemeen: het streven naar regeneratie van de Republiek, de meesten zijn sterk anti-Brits en pro-Frans, tegenstand tegen de stadhouder en een verlangen naar een verlichtte burgerij met inspraak in het bestuur. De patriotten zijn uit alle lagen van de bevolking afkomstig, uit de kleine adel, de (Hollandse) regenten, de burgerij en ook uit de massa. Het ontbreekt aan een politiek programma maar allen streven naar het herstel van de internationale positie van de Republiek als grootmacht, bestuurlijke hervorming waarbij oude rechten terug worden gegeven van de regenten naar het volk (de Grondwettige Herstelling) en terugkeer naar oud-vaderlandse deugdzaamheid volgens verlicht recept (de morele herbewapening). Naarmate de tijd verstrijkt en de patriotten een agressiever beleid gaan voeren schrikken veel regenten terug van verdere hervormingen. Onder de stemloze burgerij komen democratische vrijkorpsen en schutterijen op. Deze burgerkorpsen, die onderling volgens stemming officieren kiezen, zijn haarden waar burgers hun ambitie en activisme in daden om kunnen zetten. Toch kent de beweging geen fel revolutiestreven. Het doel is een geleidelijke omwenteling van het oude regime naar een meer democratisch bestuur. Democratisch in dit verband is de uitbreiding van de

21

Page 22: Geschiedenis van de Nederlanden

vertegenwoordiging van de regentenstand naar ook de burgerij. Op geen moment is er sprake van algemeen stemrecht. Door de samenstelling van de Republiek en de verdeling van macht over de provincies en de lokale commissies is het onmogelijk om bestuurlijke vernieuwing en hervorming van bovenaf op te leggen. De patriotten beweging is dan ook sterk lokaal vertegenwoordigd en probeert de vernieuwingen van onderaf te bereiken. Dit leidt tot grote regionale en lokale verschillen in de macht van de patriottenbeweging. In 1786 vindt een algemene hervorming van het plaatselijke bestuur in Utrecht plaats. Het regentenbestuur maakt plaats voor een democratisch patriottisme. Deze omwenteling slaat over naar verschillende andere steden waardoor de situatie enorm escaleert. Eind 1786 verkeerd de Republiek feitelijk in een toestand van burgeroorlog. De stadhouder is Den Haag ontvlucht en woont in ballingschap in Nijmegen. Willem V blijkt dan te zwak te zijn om de situatie onder controle te krijgen. Zijn vrouw, de Pruisische prinses Wilhelmina staat sterker in haar schoenen en forceert een machtsstrijd door zelfstandig terug te keren naar Den Haag. Onderweg wordt zij door een vrijkorps uit Gouda bij Goejanwellesluis aangehouden en gearresteerd. Hierdoor weet zij de steun van de grootmacht Pruisen te krijgen voor het Oranjebewind. In september 1787 valt Pruisen de Republiek binnen en hersteld het regime van de Stadhouder. De restauratie lokt een felle reactie uit van de Oranjebeweging tegen de patriotten. Velen vluchten naar Frankrijk en de Oostenrijkse Nederlanden. De macht van de stadhouder drijft dan nog slechts op buitenlandse steun en hij is niet in staat om zelf de noodzakelijke hervormingen door te voeren. De patriottenbeweging gaat ondergronds en verliest door het afschrikwekkende effect van de Franse revolutie van 1789 aan invloed.

Bataafse Republiek In 1793 valt het Franse revolutieleger de Republiek in Noord-Brabant binnen maar moet zich dan terugtrekken. Een jaar later volgt een tweede invasie waarbij de Oostenrijkse Nederlanden volledig onder de voet worden gelopen. Door bevriezing van de grote rivieren weet Generaal Pichegu door te stoten naar Holland en wordt de Republiek bezet. Onder Frans toezicht keren de patriottistische ballingen terug en volgt de Fluwelen Revolutie van 1795. In Frankrijk is de terreur dan over en heeft het bewind van de guillotine plaatsgemaakt voor het Directoire dat afstand neemt van de slachtingen van de jaren daarvoor. De Franse aanwezigheid in de Republiek heeft dan ook een kalmerende invloed waardoor de Republiek zonder veel bloedvergieten valt. De ballingen (waaronder Daendels) streven naar een eigen Bataafse bevrijding om het idee van franse verovering te bestrijden. De nieuwe Bataafse Republiek is echter gewoon een satellietstaat van Frankrijk en is verplicht enorme belastingafdrachten te doen. Voor Frankrijk is de Bataafse Republiek van vitaal belang in de strijd tegen het UK. Het land kent dan ook bijna volledig binnenlands zelfbestuur. De nieuwe bewindhebbers kondigen de Rechten van Mens & Burger af gevolgd door een reeks aan bestuurlijke hervormingen. Alle religieuze gezindten worden gelijkgesteld en de publieke calvinistische Kerk wordt afgeschaft. Drenthe en Noord-Brabant krijgen provinciale rechten en mogen zelfstandig vertegenwoordigers naar de Staten-Generaal sturen. De belangrijkste taak is echter het opstellen van een nieuwe grondwet voor het land. Dit blijkt een traag proces te zijn vol met conflicten. Kortweg ontstaan er drie grote stromingen: de unitaristen die streven naar een eenheidsstaat, de federalisten die de provinciale soevereiniteit willen bewaren en de moderaten. De moderaten zijn wel voor een eenheidsstaat maar zijn veel pragmatischer op de meeste andere punten. In 1796 komt de Nationale Vergadering samen als opvolger van de

22

Page 23: Geschiedenis van de Nederlanden

Staten-Generaal. De Nationale Vergadering is een democratisch getrapt gekozen vertegenwoordiging waarin het hele volk met uitzondering van bedeelden, Joden en Orangisten stemrecht heeft. Het jaar daarop komt de Vergadering met het “Dikke Boek” wat door moet gaan voor een constitutioneel compromis. Het compromis wordt in 1797 door de Nationale Vergadering zelf verworpen waarna een nieuwe machtscrisis uitbreekt. De Bataven blijken onmachtig te zijn zichzelf te besturen. Met steun van het Franse en Bataafse leger plegen radicale pro-Franse Bataven in januari 1798 een staatsgreep waarmee het unitarische staatsidee wordt doorgedrukt. Zo worden de staatsfinanciën herzien, de provinciale schulden worden verzameld en omgevormd tot één nationale schuld. In alle nieuwe hervormingen staat de eenheid voorop: gerechtelijke gelijkheid, scheiding van Kerk en staat, afschaffing van de gilden, hervorming van het onderwijs en opbouw van de vaderlandsliefde. Met de staatsregeling van 1798 krijgt Nederland zijn eerste grondwet en komt een einde aan democratische experimenten. Ook betekend dit het einde van de lokale patriottistische beweging verandering komt nu van bovenaf. De Bataafse Republiek wordt na de staatsgreep bestuurd door een uitvoerend bewind van vijf directeuren die geholpen worden door 8 vakministers (de agenten). De oude provincies worden opgeheven en vervangen door 8 departementen met geografische namen. Door de staatsgreep heeft het bewind een groot gebrek aan populariteit. De basis van de staatsinrichting is te exclusief waardoor vooral de moderaten zich niet in de hervormingen kunnen vinden. Zij zijn het wel eens met de staatsinrichting maar niet met het gebrek aan een brede basis en de zuiveringen van ambtenaren. In juni 1798 volgt een tweede staatsgreep door de agenten van het vorige bewind. Hun voornaamste streven is het nationaal maken van de revolutie. Dit bewind betekend het hoogtepunt van de staatsvorming en tegelijkertijd het dieptepunt van de natievorming. Door de serie staatsgrepen vervreemden de meeste patriotten van de eigen politiek. Door de permanente staat van oorlog met het UK (1797 nederlaag in de Zeeslag bij Kamperduin) zet nu echt economisch verval in. In 1799 doen het UK en Rusland een inval in het noorden van Holland die door het Bataafs/Franse leger wordt weerstaan en door het uitblijven van een Orangistische opstand mislukt. De Bataafse Republiek verliest wel alle koloniën aan het UK (de laatste kolonie, Java, valt in 1811). In 1800 is de revolutie door de ontnuchtering genationaliseerd en nemen zelfs voormalig Oranjeaanhangers deel aan het proces. De Stadhouder vervreemd door zijn ballingschap in het UK van de situatie. In 1801 vindt opnieuw een Frans geïnspireerde staatsgreep plaats. De revolutie heeft aan kracht afgedaan en opnieuw wordt daarom de staatsstructuur herzien. Men zoekt naar evenwicht tussen de wetgevende en de uitvoerende macht. Het regime wordt minder democratisch en minder centralistisch en veel oude regenten keren in samenwerking met patriotten terug in de politiek. De departementen van 1798 worden weer afgeschaft en vervangen door de oude provincies. Franse troepen in de Bataafse Republiek beginnen zich steeds meer te gedragen als bezettingsmacht dan als bevrijdingsleger. Door het nationaliseren van de revolutie keert ook het verlichtte vaderlandsgevoel weer terug. Men richt zich op de Nederlandse cultuur en krijgt opnieuw oog voor de historie. Na de Vrede van Amiens van 1802 is er tot 1803 een korte wapenstilstand tussen Frankrijk en het UK. Hoop en positivisme leven voor korte tijd op. Met de hervatting van de oorlog volgt in 1805 weer een Frans geïnspireerde staatswijziging. Het directoraat wordt afgeschaft en het bewind wordt nu weer meer gecentraliseerd onder een president die naam Raadspensionaris krijgt. Het bewind van de moderaat raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck is zeer succesvol. Hij zet een belastingherziening op waardoor de indirecte en zware accijnzen verdwijnen en vervangen worden voor een moderne inkomstenbelasting. Hij begint ook met de onderwijshervorming. Schimmelpenninck is maar kort aan de macht. Hij wordt door Napoleon in 1806 ontslagen.

23

Page 24: Geschiedenis van de Nederlanden

Frans Koninkrijk Nederland en Franse overheersing De Franse keizer schaft de Bataafse Republiek af en vervangt deze voor het Koninkrijk Nederland onder Koning Louis Bonaparte (broer van de keizer). Louis Bonaparte zet het beleid van Schimmelpenninck voort en identificeert zich sterk met zijn koninkrijk. Hij staat schending van het strikte Franse douanebeleid oogluikend toe. Napoleon wil met dit beleid (het continentale stelsel) de Britse economie breken door het land de afzetmarkt te ontnemen. Datzelfde jaar komt de oude Stadhouder Willem V in het UK te overlijden en wordt hij opgevolgd door zijn zoon Willem VI. Napoleon zet zijn broer in 1810 uit onvrede over diens beleid af en annexeert het Koninkrijk in het Franse keizerrijk. Annexatie bij Frankrijk betekend een definitieve breuk met het ancien regime van de oude Republiek. Franse bestuursmaatregelen zoals het burgerlijk wetboek, de burgerlijke stand en het kadaster worden nu ook in Nederland ingevoerd. De geste van Napoleon door Amsterdam na Parijs en Rome tot derde hoofdstad van zijn rijk uit te roepen doet weinig af aan de nu steeds verder groeiende onvrede. Met name het handhaven van de tolmuur tussen Nederland en Frankrijk zorgt voor verzet. Hierdoor kan de Nederlandse economie niet profiteren van het wegvallen van de grens met Frankrijk. Daarnaast gaat Frankrijk over tot de tiërcering waarmee het slechts een derde van de rente op staatsschuld betaald. Hier worden vooral veel liefdadigheidsinstellingen hard door getroffen. De Franse douane handhaaft veel strakker het continentale stelsel en spoort door middel van spionage, censuur en uitgebreide controle smokkel op. Het land wordt daardoor steeds meer een politiestaat. Tot slot is er ook verzet tegen de Franse dienstplicht waardoor ook de elite verplicht wordt dienst te nemen in de legers van Napoleon. Toch komt het niet tot actief verzet, alle onvrede leidt in eerste plaats tot een versteviging van het nationale en culturele bewustzijn.

Vorming van het Koninkrijk der Nederlanden Na de demoraliserende veldtocht naar Rusland wordt Napoleon bij Leipzig in 1813 verslagen. De Franse troepen in Nederland trekken zich uit eigen beweging terug naar Frankrijk waardoor er een machtsvacuüm achterblijft. Dit wordt opgevuld door Nederlanders als Falck in Amsterdam en van Hogendorp in Den Haag waardoor het lijkt alsof Nederland zichzelf heeft bevrijdt en dus geen concessies hoeven doen aan de grootmachten. Van Hogendorp is bijzonder invloedrijk in het buitenland en voert een politiek van “vergeven en vergeten”. Hij is het die in het UK herstel van het Huis Oranje weet te bewerkstelligen. In december 1813 wordt het Koninkrijk Nederland gesticht door de overdracht van soevereiniteit aan Willem VI als Koning Willem I. De nieuwe vorst staat uit onzekerheid over zijn toekomst toe te regeren onder een impliciet verdrag tussen Koning en volk: de grondwet. Met de regering van Willem I komt een einde aan het douanestelsel en de censuur maar de overige organisatie van bestuur laat de Koning grotendeels intact. Hij zet de centralisatie van bestuur in Nederland die in in gezet door de Bataven voort. Het belangrijkste streven van Koning Willem I en Van Hogendorp is vereniging van Nederland met de Oostenrijkse Nederlanden. Hiervoor blijkt steun te zijn in het UK en bij Oostenrijk die de landen liever kwijt dan rijk zijn. De Nederlanden vallen van oudsher binnen de Britse invloedssfeer op het continent en het is er het UK alles aan gelegen om Frankrijk te omringen met sterke staten. De vereniging is dan ook in eerste plaats het resultaat van de internationale politiek en niet van een wens in Nederland of in de Oostenrijkse Nederlanden. Op 21 juni 1814 wordt de nieuwe staatsinrichting van het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden door Falck in de Acht Artikelen opgesteld. De koloniën worden grotendeels door het UK teruggegeven met

24

Page 25: Geschiedenis van de Nederlanden

uitzondering van Ceylon, de Kaap en diverse kleine Indiase en Zuid Amerikaanse bezittingen. Als op 1 maart 1815 Napoleon plotseling terugkeert in Frankrijk en binnen twee weken opnieuw in Parijs wordt onthaald vlucht de nieuwe Franse vorst Koning Louis XVIII naae Gent. De nieuwe Nederlandse natievorming komt daarmee in een stroomversnelling. Op 16 maart 1815 wordt Koning Willem I gekroond tot Koning der Verenigde Nederlanden en brengt direct de mobilisatie van noord en zuid op gang. Zelfs de zuidelijke bisschoppen steunen de protestantse vorst in zijn strijd tegen Frankrijk. Willem I weet ruim 25.000 man te mobiliseren. Het Nederlandse leger wordt versterkt met de Pruisische troepen van Blücher en de Britse troepen van Wellington. Napoleon trekt op tegen deze geallieerde machtsconcentratie en op 18 juni 1815 komt het bij Waterloo tot een grote veldslag. De geallieerde overwinning zorgt voor een eensgezinde stemming in het nieuwe koninkrijk. De Belgen steunen massaal de nieuwe vorst en Waterloo krijgt door de gewonde bevelhebber en kroonprins (de toekomstige Koning Willem II) een bijna mythische betekenis. Staatsrechtelijk wordt het koninkrijk vanaf 1815 vertegenwoordigt door een tweekamerstelsel. De eerste kamer is de ‘Ménagerie du Roi’ en wordt benoemd door de koning. De tweede kamer is de oude Staten-Generaal. Het koninkrijk kent duidelijk geen parlementair stelsel en ministers zijn in de eerste plaats dienaren van de koning en dragen geen verantwoordelijkheid naar de kamers. Toch is Willem I geen verlicht despoot, het koningschap is duidelijk aan regels gebonden en ingebed in de constitutie. De tweede kamer wordt volgens een ingewikkeld getrapt kiesstelsel gekozen maar heeft wel een zekere macht tegenover de vorst. Veelal wordt de grondwet dan ook als oppositieprogramma gebruikt. De nieuwe grondwet van het koninkrijk is dan wel goedgekeurd door de noord Nederlandse Staten-Generaal maar ontmoet grote weerstand in het zuiden. Deze weerstand komt met name van de Gentse bisschop de Broglie die erkenning in de grondwet van het katholieke karakter van het zuiden nastreeft en de in de grondwet opgenomen gelijkheid van godsdienst verwerpt. Koning Willem I kan maar weinig aan het zuiden toegeven doordat hij zich in het UK heeft verplicht de Acht Artikelen na te komen waar deze bepaling in staat opgenomen. Het zuiden verwerpt dan ook de grondwet maar door het manipuleren van de stemmen en creatief tellen verklaart de Koning dat de grondwet toch is aangenomen (de Arithmétique Hollandaise). Dankzij de steun van de noord-Nederlandse (met name Brabantse) katholieke geestelijkheid en de gematigde clerus in België worden de tolerantieprincipes geaccepteerd.

Koning Willem I Koning Willem I is een verlicht-landsvaderlijk vorst die veelal via koninklijk besluit regeert in plaats van via de wet om zo te voorkomen dat hij goedkeuring van de kamer nodig heeft. Zijn grote projecten worden gefinancierd met geld uit de koloniën die niet onder toezicht van de kamer vallen en gezien worden als persoonlijk inkomen van de vorst. Hij is bereidt tot het nemen van grote risico’s en doet maar weinig pogingen om een breed draagvlak voor zijn politiek te krijgen. Zijn politiek is gericht op staat en natievorming zodat noord en zuid op een succesvolle manier worden geïntegreerd. Deze integratie loopt steeds moeizamer waarbij de problemen dieper gaan dan de verschillen in religieuze karakter van beide gebiedsdelen. Het noorden streeft een open economie van vrijhandel na te herstel van de handel en scheepvaart. Het zuiden wil een gesloten economie met tariefmuren ter bescherming van de net opkomende industrie. Deze kwestie zorgt jarenlang voor problemen en wordt pas met het belastingstelsel van 1821-22 opgelost. De Koning stelt zich de integratie van beide economieën ten doel. Hiervoor wordt de Nederlandsche Handel-Maatschappij opgericht die wereldwijd de belangen van de Nederlandse handel en industrie zou moeten behartigen. Hiermee streeft Willem I het herstel van Nederland als grootmacht na. Naast de maatschappij

25

Page 26: Geschiedenis van de Nederlanden

investeert de koning grootschalig in de aanleg van nieuwe infrastructuur (bijv. Noord-Hollands kanaal) en brengt hij scholing onder staatstoezicht. Koning Willem I bemoeit zich ook met de kerkpolitiek, hij streeft naar een protestantse en katholieke kerk ter dienste van het volk en de staat. Deze bemoeienis levert hem grote katholieke tegenstand op. Het grootste verzet ontmoet de Koning met de taaldwang. Hoewel Willem I de lokale taal stimuleert promoot hij het Nederlands als unificerende factor in de vorming van een gezamenlijke natie. Hij onderschat de verfransing van de Vlaamse gewesten en in het zuiden klinkt de (terechte) kritiek dat noord Nederlanders oververtegenwoordigd zijn in het bestuur. Door zijn eigenzinnigheid en smalle politieke draagvlak raakt de Koning steeds meer in een isolement. Waar het zuiden veelal klaagt over zijn (economische) beleid heeft het noorden kritiek op de enorme machtsconcentratie bij de troon en de werkwijze van de vorst. Tegenstand tegen Koning Willem I is dan ook complexer dan eenvoudig de tegenstelling noord-zuid. In 1828-29 volgt een machtscrisis die niet alleen Nederland treft. In heel Europa komen de reactionaire regimes onder vuur die na de val van Napoleon overal door de geallieerden in het zadel zijn geholpen. Deze in basis liberale crisis is gericht op modernisering van het politieke systeem en gericht op een machtsverschuiving van Koning naar kamer. De liberalen eisen verantwoordelijke ministers, openbaarheid van bestuur, financiële parlementaire controle, herziening van het kiesstelsel, onafhankelijkheid van de rechtelijke macht en vrijheid van onderwijs en pers. In het zuiden wordt daar de oververtegenwoordiging van noordelijke ambtenaren aan toegevoegd.

Belgische Opstand De julirevolutie van 1830 in Parijs slaat in augustus over naar Brussel. Ongeregeldheden in de stad worden veroorzaakt door verschillende groeperingen en belangen maar consolideren zich rondom de moderne linkse liberalen. Behalve een modern liberaal systeem streven zij ook een onafhankelijk en zelfstandig België na. In september volgt militair ingrijpen wat voor een bloedbad in Brussel zorgt en de politieke tegenstellingen aanzienlijk verscherpt. De publieke opinie in het noorden is voor afstraffing van de Belgen maar daarna het land liever kwijt dan rijk. De Franse julirevolutie verandert de internationale reactionaire belangen die Koning Willem I steunden. Als de Koning door besluiteloosheid niet in staat blijkt zelf de orde te herstellen verliest hij de steun van de grootmachten waar hij in november 1830 hulp zoekt. De conferentie van Londen staat in het teken van crisisbeheersing. Het UK, Pruisen, Oostenrijk-Hongarije, Rusland en Frankrijk staan tegenover elkaar en het voorkomen van een grote oorlog in Europa heeft meer prioriteit dan de beloften naar Nederland. De zelfstandigheid van België is een politiek compromis tussen Frankrijk enerzijds en het UK en Pruisen anderzijds. Frankrijk streeft naar annexatie van het gebied terwijl het UK en Pruisen een sterk Nederlands koninkrijk aan de Franse noordgrens willen handhaven. Het UK doet daarnaast een eeuwigdurende neutraliteitsgarantie voor België. Deze beslissingen worden buiten Koning Willem I om genomen. De Koning accepteert in 1831 de voorwaarden voor scheiding maar België wijst ze af. In juni 1831 worden dan de 18 artikelen opgesteld die garanties geven aan de nieuwe Belgische vorst Leopold van Saksen-Coburg. De 18 artikelen worden wel door België geaccepteerd maar niet door Nederland. Koning Willem I besluit dan tot de tiendaagse veldtocht die militair gezien zeer succesvol is maar politiek volledig te laat komt. De veldtocht zorgt in 1832 tot herziening van de 18 artikelen tot de 24 artikelen die Willem I veel betere voorwaarden geven. De koning weigert ze opnieuw te accepteren. In de roerige internationale politieke situatie gokt Koning Willem I op een (niet irreële) oorlog tussen het UK/Pruisen en Frankrijk waarna de afscheiding weer ongedaan gemaakt zou kunnen worden. Pas in 1838 legt Willem I zich neer bij de afscheiding van België en accepteert hij de 24 artikelen. In 1839 komt het uiteindelijk tot een definitief verdrag tussen Nederland en België.

26

Page 27: Geschiedenis van de Nederlanden

Het Koninkrijk der Nederlanden vanaf 1830 De publieke opinie na de Belgische opstand in Nederland staat vierkant achter ‘Koning en Vaderland’. Nationalisme en vaderlandsliefde wordt gestimuleerd door het ‘verraad’ van de grote mogendheden, de heldendood van Van Speyk en het militaire succes van de tiendaagse veldtocht. Na het afstraffen van de ‘muitzieke Belgen’ wil Nederland nu het liefst van het zuiden af. De internationale politiek van Willem I en de weigering tot 1839 om België te erkennen dwingen de Koning een groot leger onder de wapenen te houden. Dit zorgt in de periode 1830-39 tot een grote groei van de financiële lasten van het Koninkrijk wat leidt tot een nieuwe liberale oppositie tegen de vorst. Naast de financiële lasten verliest Koning Willem I ook aan populariteit door zijn verzet tegen de religieuze afscheiding van de orthodox gereformeerden uit de Hervormde Kerk (1834) en zijn verzet tegen de katholieken. Zijn huwelijk met de Belgische katholieke gravin Henriëtte d’Outremont vormt het dieptepunt waarna de Koning in 1840 aftreedt ten gunste van zijn zoon Koning Willem II.

Koning Willem II Onder Koning Willem II geeft Nederland de ambitie van grootmacht definitief op en richt het buitenlandse beleid vanaf dat moment op de afzijdigheid van de grote internationale politiek. De neutraliteitsbewaking zal een eeuw lang het buitenlandse beleid bepalen (tot de Duitse inval van mei 1940). De neutraliteitspolitiek wordt door Willem II in eerste plaats gevoerd van wegen de voordelen voor de handel en economie. Nederland heeft een zeer internationaal georiënteerde economie en is daarom een groot voorstander van vrijhandel. Later wordt de neutraliteit ook een ethisch principe gefundeerd door volkenrecht. De politiek stelt dat door de centrale ligging van het land in Europa het nooit gedomineerd mag worden door één van de grootmachten. Koning Willem II saneert de economie en voert een strak financieel beleid. Hij stimuleert de economie door de hoog ontwikkelde Nederlandse infrastructuur te versterken en zich te richten op de sterke agrarische sector. Nederland kent van oudsher de meest intensieve agrarische sector ter wereld met een enorm hoge productie. Hij slaagt erin de economie weer beperkt te laten groeien. Ondanks deze ontwikkelingen is er veel verborgen werkeloosheid in het land. In Nederlands Indië wordt door van den Bosch het cultuurstelsel ingevoerd. De bevolking wordt verplicht quota van goederen en diensten te leveren waardoor de export sterk groeit. Vanaf dat moment richt de Nederlandsche Handels-Maatschappij zich alleen nog op het transport en afhandelen van deze producten. Uit liberale hoek komen sterke protesten tegen dit ‘feodale’ stelsel (Multatuli’s Max Havelaar) wat uiteindelijk in 1870 weer wordt afgeschaft. De industriële revolutie bereikt Nederland pas heel laat. Dit betekent niet dat het land sterk achter loopt of achterlijk is geworden. De Nederlandse economie kent zonder industrie een zeer hoge productie die landen als Duitsland, Italië of Rusland pas weten te bereiken door te industrialiseren. Welvaart in Nederland en een geleidelijke groei van de economie is goed mogelijk zonder industrialisatie waardoor de noodzaak dus maar beperkt aanwezig is. Dit wordt versterkt door de geringe hoeveelheid natuurlijke grondstoffen die het land kent (kolen en ijzererts) en het hoge loonniveau. Nederland wordt in het midden van de negentiende eeuw gekarakteriseerd door de invloed van het platteland op de sterk geürbaniseerde samenleving. Nederland kent heel veel kleinere

27

Page 28: Geschiedenis van de Nederlanden

steden en wordt niet gedomineerd door één metropool zoals het UK (Londen/Midlands) en Frankrijk (Parijs). De cultuur in stad en platteland wordt gedomineerd door de burgerlijke middenstand waardoor de bevolking in heel veel sociale lagen is opgedeeld. Tussen deze lagen is maar weinig sociale dynamiek. De welvaart in het land (Nederland is met uitzondering van het UK één van de rijkste landen in Europa) wordt aangewend voor de relatief zeer goede armenzorg en liefdadigheid.

Liberale grondwetswijzigingen Door de erkenning van België in 1839 wordt het noodzakelijk de grondwet te wijzigen. Koning Willem II is maar beperkt bereidt tot staatsrechtelijke veranderingen terwijl de liberale oppositie verregaande eisen stelt: reduceren van de macht van de troon door het invoeren van ministeriële verantwoordelijkheid aan de gekozen Staten-Generaal. De eerste grondwetswijziging in 1840 komt maar beperkt aan deze eisen tegemoet. Strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid wordt wel ingevoerd en de betrokken minister zal in het vervolg koninklijke besluiten en wetten moeten meeondertekenen. Hoewel dit in uitwerking maar weinig verandering met zich meebrengt versterkt deze grondwetswijziging de positie van de ministers ten opzichte van de troon en intensiveert het politieke debat tussen ministers en parlement. In tegenstelling tot zijn vader werkt Koning Willem II veel sterker samen met de kamers en staat hij positiever tegenover de katholieken in het land. De liberalen zijn met de wijziging van 1840 niet tevreden en doen in 1844 een het Voorstel van de Negenmannen. Dit voorstel is een liberale grondwetswijziging die niet door het parlement in behandeling wordt genomen uit vrees van teveel volksinvloed op de politiek. In heel Europa komt het in 1848 uiteindelijk tot grote linkse liberaal\socialistische revoluties tegen reactionaire machtshebbers en verlicht despoten. Hoewel Nederland geen radicale oppositie of sociale onrust kent is Koning Willem II zeer bevreesd voor het overslaan van deze revoluties naar Nederland. De Koning stelt dan zelf dat hij ‘in één nacht verandert van een autoritair conservatief naar liberaal’. In 1848 stelt Koning Willem II buiten zijn ministers om een liberale commissie samen voor grondwetswijziging. Thorbecke is de meest invloedrijke liberaal in deze commissie en heeft al verschillende plannen voor een nieuwe grondwet klaar liggen. Zijn plannen worden goedgekeurd in de grondwetswijziging van 1848. De grondwetswijziging van 1848 komt neer op de invoering van een hele nieuwe grondwet en betekend het einde van de politieke crises die de eerste helft van de negentiende eeuw tekenden. De ideeën van Thorbecke vormen de beginselen van het moderne Nederlandse staatsbestel waarin de Koning onschendbaar is geworden en het kabinet ministeriële verantwoordelijkheid draagt naar het parlement. Het parlement bestaat uit twee kamers waarin de eerste kamer indirect verkozen wordt door de provinciale staten en de tweede kamer (net als de gemeenteraad en de provinciale staten) rechtstreeks gekozen wordt. De Tweede Kamer krijgt het recht van amendement, interpellatie en enquête en de debatten die de kamers voeren zijn in principe openbaar. Daarnaast regelt de grondwet de volledige vrijheid van godsdienst, onderwijs, drukpers, vereniging & vergadering en de formele strikte scheiding van Kerk en staat. Met de grondwetswijziging van 1848 verschuift de Nederlandse staatsmacht en soevereiniteit van troon naar het parlement en dus het volk. Nederland wordt hiermee, samen met België (grondwet van 1831) de meest moderne en liberale staat van Europa. Er is wel enige conservatieve tegenstand tegen de nieuwe grondwet maar deze verliezen snel aan invloed. Thorbecke is van 1849 tot 1853 de eerste moderne premier van Nederland en regelt de praktische invoering van de grondwet. Tijdens zijn regering wordt de provinciewet, de

28

Page 29: Geschiedenis van de Nederlanden

gemeentewet en de kieswet aangenomen. De kieswet kent nog géén algemeen stemrecht, de tweede kamer wordt gekozen via een districtenstelsel waarin een welvarende bovenlaag individueel stemrecht heeft. Kiesrecht wordt gekoppeld aan persoonlijk inkomen in plaats van standsgebonden. De gekozen kamerleden in het parlement zijn in de negentiende eeuw nog niet gebonden aan partijfracties of verdeelt in duidelijke politieke stromingen. Grofweg zijn er drie in elkaar overlopende groeperingen: de liberalen, de conservatieven en een grote pragmatische middenpositie. De liberale parlementaire stroming steunt Thorbecke en is gekeerd tegen de conservatieven. Door het ontbreken van een adellijke toplaag in Nederland ontbreekt het de conservatieven aan een duidelijk programma. Ze zijn overheersend Oranjegezind en proberen zoveel mogelijk van de macht van de Koning te bewaren. De meerderheid van parlementariërs behoord tot de middenpositie waarvandaan ze op pragmatische manier steun geven aan wisselend de liberale en conservatieven. Deze groep is geen voorstander van de liberale politieke vernieuwing maar stelt dat, zolang er een geordend en financieel voorzichtig beleid is, het niet in het belang van het land is om daar strijd tegen te voeren. Door deze houding krijgt het beleid van Thorbecke een breed politiek draagvlak.

Koning Willem III Koning Willem II overlijdt in 1849 en wordt opgevolgd door zijn zoon Koning Willem III. De nieuwe Koning wordt bekend om zijn ongemanierdheid en aan zijn gebrek van enig politiek gevoel. Mede hierdoor verliest Willem III zelfs de steun van de conservatieven in het parlement. Zijn reactionaire politiek mislukt door de nu sterkere stem van de middenpositie in het parlement. Tot tweemaal toe probeert Koning Willem III de macht van het parlement te breken door zich met de verkiezingen te bemoeien. De Koning probeert een kabinet dat zijn beleid steunt te handhaven tegen de wil van het parlement in. Na de verkiezingen van 1866 en 1867 wordt beide keren een parlement gekozen dat het beleidt afkeurt. In 1868, na een derde verkiezing, wint het parlement als nog steeds een meerderheid tegen blijkt te zijn. Het kabinet valt en vanaf dat moment gaat de ongeschreven regel op dat een kabinet zonder meerderheidssteun in de kamer af moet treden. De troon krijgt vanaf dat moment een apolitiek karakter en mag geen voorkeur meer uitspreken in verkiezingen of beleid. De liberale Nederlandse staat uit de tweede helft van de negentiende eeuw is geen nachtwakersstaat. Naast defensie, gezagshandhaving en regeling van de rechtsorde zien de liberalen het ook tot hun taak om ongewenste economische en maatschappelijke ontwikkelingen te corrigeren en gunstige voorwaarden in het land te scheppen. De liberale overheid bemoeit zich actief met infrastructuur, armenzorg en onderwijs. Vanaf de jaren 60 van de negentiende eeuw komt de Nederlandse industrialisatie op gang en worden grotere projecten mogelijk. Naast de aanleg van een uitgebreid spoorwegnetwerk wordt in 1872 de Nieuwe Waterweg geopend en in 1876 het Noordzeekanaal. Het spoor zorgt voor een enorme reductie in reistijden en versterkt de eenwording van de provincies tot één natie. In dezelfde liberale politiek past ook het afschaffen van de slavernij en slavenhandel (1863) die eigenlijk geen rol van betekenis speelde in de Nederlandse economie. Ook de afschaffing van belasting op kranten (1869) helpt de interne interregionale communicatie en natievorming. Nederland in de negentiende eeuw kent twee grote kerken: de Hervormde Kerk en de Rooms Katholieke Kerk. De Hervormde Kerk is in 1816 opgericht als opvolger van de oude publieke Kerk uit de Republiek en probeert nog steeds de algemene Nederlandse Kerk te zijn. Om deze ambitie te vervullen gaat de Kerk over tot het sterk afzwakken van kerkdogma’s. Orthodoxe calvinisten komen tegen deze tendens in opstand en scheiden zich in 1834 af. Deze ontwikkeling stimuleert het religieuze reveil van de orthodoxe opwekkingsbeweging dat

29

Page 30: Geschiedenis van de Nederlanden

nadruk legt op de persoonlijke geloofsbeleving. Dit reveil noemt zich Antirevolutionair en is tegen de beginselen van de Franse Revolutie en de liberale politiek die niet God maar de mens centraal stelt. De grootste tegenstander van Thorbecke is de politicus en historicus Groen van Prinsterer. De Rooms Katholieke Kerk krijgt met de nieuwe grondwet mogelijkheden om zichzelf opnieuw te organiseren. In 1848 begint de Katholieke emancipatie waar het herstel van de bisdommen in 1853 onderdeel van uitmaakt. De Nederlandse bisdommen vallen onder het aartsbisdom van Utrecht. Tegen deze katholieke organisatie vormt zich de protestantse Aprilbeweging die niet in staat is de organisatie tegen te houden. De katholieken werken in de politiek nauw samen met de liberalen die voorstander zijn van godsdienstvrijheid. De aprilbeweging wordt door Koning Willem III gebruikt om het kabinet van Thorbecke in 1853 ten val te brengen. Conservatieven en antirevolutionairen vormen dan een behoudend kabinet.

Schoolstrijd De samenwerking tussen katholieken en liberalen strand daarna al snel in de schoolstrijd. De schoolstrijd is het grootste politieke thema van het einde van de negentiende en begin twintigste eeuw. De katholieken streven in 1868 actief naar de vorming van katholieke scholen terwijl de liberalen alleen de staat verantwoordelijk willen zien voor het onderwijs. Onderwijs staat in de liberale visie boven religie en moet toegankelijk zijn voor alle gezindten. Dit onderwijsbeeld valt binnen het liberale vooruitgangsstreven; onderwijs als middel van individuele en maatschappelijke vorming. De religieuzen (katholieken én protestanten) willen daarentegen een gelijke centrale plaats voor de religie in het onderwijs als in de rest van het leven. Groen van Prinsterer stelt voor dat de overheid scholen financieel moet steunen maar dat de uitvoering van het onderwijs bij de kerken moet liggen. Dit idee blijkt niet politiek haalbaar waarna de confessionelen in het parlement gebruik maken van de onderwijsvrijheid door de oprichting van eigen bijzondere scholen. De liberalen slagen er niet in om dit tegen te houden maar stellen wel dat de maatschappij niet verantwoordelijk is voor deze scholen en dus ook geen belastinggeld beschikbaar zal stellen. In 1878 komt daar de liberale Schoolwet van Kappeyne van de Coppello bij. Met deze wet worden strakke eisen aan alle scholen gesteld om zo de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. De confessionelen komen tegen deze schooleisen in verzet omdat de financiering grote problemen met zich meebrengt. Openbare scholen worden zwaar gesubsidieerd en kunnen deze eisen veel eenvoudiger naleven. Daarnaast is het lesgeld voor leerlingen op openbare scholen veel lager dan op bijzondere scholen waardoor deze makkelijker toegankelijk zijn. De schoolstrijd heeft grote invloed op de politieke vorming. Rondom ideologieën ontstaat intensieve samenwerking tussen politici wat uitmond in programma’s en de opkomst van de eerste politieke partijen. De conservatieven en het pragmatische midden verdwijnt uit de kamer en de tegenstellingen concentreren zich rondom confessionelen en liberalen waarin de laatste dominant zijn. Binnen beide groepen komt een nieuwe generatie politici op. Thorbecke overlijdt in 1872 en Groen van Prinsterer in 1876. Nieuwe liberalen als Kappeyne van de Coppello en Van Houten krijgen de leiding aan liberale kant. Van Houten komt in 1874 met een initiatiefwet, het Kinderwetje van Van Houten, waarin fabrieksarbeid voor kinderen jonger dan 12 jaar wordt verboden. Dominee Abraham Kuyper volgt Groen van Prinsterer op als leider van de Antirevolutionairen. In 1878 richt hij met de ARP (Anti Revolutionaire Partij) de eerste moderne politieke partij op. In de ARP worden orthodox protestanten politiek verbonden ondanks sterke verdeeldheid over theologie. De veranderingen zorgen voor een nieuwe politieke dynamiek. De moderniserende burgerij en de confessionele partijen zijn verenigd in het streven naar eigen politieke invloed en het uitbreiden van de macht naar groepen onder de bovenste sociale laag. Al deze verschillen en tegenstanden in de politiek

30

Page 31: Geschiedenis van de Nederlanden

vormen op geen enkel moment een reële bedreiging voor de stabiliteit en maatschappelijke rust in Nederland.

Modernisering Nederland ondergaat in het laatste kwart een snelle verandering in demografie, infrastructuur, economie, politiek, godsdienst en cultuur. De parlementaire democratie met massapartijen wordt stevig gevestigd en de rol van de overheid in het maatschappelijke leven wordt steeds ingrijpender. De economie verandert van een handelskapitalisme naar een modern kapitalistisch systeem waarin door het open karakter de groei met name afhangt van de internationale omstandigheden. Binnen de elite en de elitecultuur, waaronder de kunst, begint een proces van individualisering en internationalisering. De massa en de massacultuur worden ontdaan van veel godsdienstige elementen die worden vervangen door nationalistische. Ook de godsdienst seculariseert en gaat een rol in de maatschappij spelen die eigenlijk niets meer te maken heeft met religie. Hieruit komt de verzuiling voort. Economische expansie is mede mogelijk door de snel groeiende bevolking. Door schaalvergroting en technische innovatie neemt de arbeidsproductiviteit enorm toe. De industrialisatie gaat een centrale rol spelen waardoor de Nederlandse concurrentiepositie op de internationale markt sterk verbeterd. Het economische leven is zeer divers waardoor niet één van de sectoren (industriële sector, agrarische sector of de koloniën) de economie domineert. In de burgerlijke cultuur komt een beschavingsoffensief op gang waarin nadruk wordt gelegd op maatschappelijke waarden en normen, gedrags- en fatsoensregels. De burgerij wordt getypeerd door een grote vaderlandsliefde, deugdzaamheid, spaarzaamheid, persoonlijke beheersing, het gezin als de hoeksteen van de samenleving en een vast man-vrouw rollenpatroon. De ideale Nederlandse burger heeft respect voor het gezag, is ijverig, intelligent en heeft een groot doorzettingsvermogen waardoor bescheiden stijging op de sociale ladder nu wel tot de mogelijkheden behoort. De nieuwe welvaart heeft een grote invloed op het volk en zelfs de laagste sociale groepen, de arbeiders, profiteren van een hoger inkomen. Voor het eerst blijkt verbetering van de koopkracht een sterke stimulans te zijn voor verdere economische groei. Toename van de welvaart voor arbeiders zorgt voor een georganiseerde vakbeweging. Bonden en massapers spelen hierin een grote rol. In Nederland blijven sociale onrust en revolutionaire bewegingen uit door de spreiding van welvaart, de burgerlijke cultuur en de geleidelijkheid. De arbeidersbeweging splitst zich in sociaal-democraten en socialisten waarin de eersten gematigder zijn en streven naar verbetering van de positie van de arbeider binnen het bestaande systeem. In 1894 wordt de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) opgericht en in 1906 de sociaal democratische vakbond NVV waarin Henry Polak een grote rol speelt. De socialisten blijven revolutionair en richten in 1881 de Sociaal-Democratische Bond (SDB) waarin Ferdinand Domela Nieuwenhuis het kopstuk van is. De socialistische vakbond wordt in 1893 opgericht als het Nationaal Arbeiderssecretariaat (NAS). In 1903 komt het tot een nationale spoorwegstaking die de overheid in de toekomst wenst te voorkomen. Hiertoe worden machtsmiddelen ingezet waartegen de bonden in een algemene nationale staking in opstand komen. De staking mislukt waardoor de SDAP onder Troelstra bewust kiest voor de geleidelijke verbetering van gematigdheid langs de sociaal-democratische weg en binnen het bestaande systeem. In 1909 wordt de kleine radicale stroming binnen de SDAP uit de partij gedwongen. Het gebrek aan grote aanhang voor de

31

Page 32: Geschiedenis van de Nederlanden

sociale beweging in Nederland heeft te maken met de grote rol die de confessionelen spelen in het maatschappelijk leven. Protestantse en katholieke arbeiders verenigen zich apart naast de socialisten en wijzen het beginsel van klassenstrijd af. Zij streven naar verbetering van de positie van de arbeider op basis van de christelijke overtuiging. In 1909 wordt daartoe de protestantse vakbond CNV opgericht. Ondanks de door de modernisering op gang gebrachte ontkerkelijking vindt eind negentiende en begin twintigste eeuw een krachtige religieuze opleving plaats. Vrijzinnigen doen pogingen om nieuwe vormen van verzoening en geloof te introduceren op basis van het eigen gevoelsleven. Daarnaast gaat de orthodoxe protestantse en katholieke leer zich bemoeien met niet-kerkelijke activiteiten waardoor de confessionele invloed krijgen over het hele maatschappelijke leven. De katholieke beweging wordt gekenmerkt door de massale eensgezindheid rondom één kerk. De Nederlandse kerk kent actieve besturende bisschoppen die de katholieke emancipatie voortzetten. Zij streven naar verzoening tussen geloof en de moderne tijd en leggen de grondslag voor de actieve katholieke deelname aan de maatschappij. Het ontbreekt de kerk echter aan politieke invloed door het districtenstelsel. De kerk heeft heel veel aanhang in maar een beperkt aantal districten (Noord Brabant, Limburg). De politieke christen-democratische richting wordt in 1891 uitgezet in het Rerum Novarum en in 1926 wordt de Rooms Katholieke Staats Partij (RKSP) opgericht. In tegenstelling tot de eensgezinde Katholieke Kerk zijn de protestantse richtingen zeer verbrokkeld. In 1886 komt het opnieuw tot een kerksplitsing (de doleantie) waarin dominee Kuyper met een groep orthodoxen uit de Hervormde Kerk stapt en samen met de afscheidingsgemeenten van 1834 de Gereformeerde Kerk Nederland gaat vormen. Niet alle orthodoxe protestanten verlaten de Hervormde Kerk omdat deze Kerk nog steeds een volks/publieke ambitie heeft. Binnen de Hervormde Kerk vormen zich groepen rondom de orthodoxie. In 1906 wordt de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk opgericht en in 1913 de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden. Al deze verdeling betekend niet zozeer dat er enorme conflicten binnen de Kerk zijn maar zijn veel meer een uiting van intens geloofsleven en grote betrokkenheid bij de maatschappij. Van 1901 tot 1905 vormt de ARP een regering onder premierschap van Abraham Kuyper. Daarna wordt de ARP een Gereformeerde partij waar de Hervormden uitstappen en zich in 1908 verenigen in de Christelijk-Historische Unie (CHU). Door de grote organisatie drang van zowel socialisten en confessionelen worden ook de liberalen gedwongen zich te gaan organiseren. In 1885 wordt de Liberale Unie opgericht wat opgesplitst wordt in de progressieve Vrijzinnig Democratische Bond (VDB van 1901) en de behoudender Vrije Liberalen (1905). Na de palingoproer in de Amsterdamse Jordaan van 1886 richten de liberale politici zich veel meer op de verbetering van de positie van de sociale onderklasse. Tussen 1890 en 1910 wordt de sociale wetgeving opgebouwd. Tussen 1897 en 1901 vormen de liberalen het kabinet van ‘Sociale Rechtvaardigheid’ onder premier Pierson-Goeman Borgesius. Door alle politieke en religieuze afsplitsingen is samenwerking en compromisstreven nog steeds tekenend voor de Nederlandse (politieke) maatschappij. De confessionelen weten in de verkiezingsstrijd moeizame coalities te vormen tussen katholieken, antirevolutionairen en christelijk-historischen. Deze komen tot stand omdat de meerderheid aan katholieken nog protestantse dominantie in de coalitie accepteert. De confessionele coalitie behaalt in 1887 een overwinning met de nieuwe grondwetswijziging. De liberalen krijgen een sterke verruiming van het kiesrecht in ruil voor staatssubsidiëring van bijzondere scholen. In 1894

32

Page 33: Geschiedenis van de Nederlanden

komt het onder de liberaal Tak van Poortvliet opnieuw tot uitbreiding van het kiesstelsel al wordt het door beoogde algemeen mannenkiesrecht afgekeurd. Minister Van Houten verruimt in 1896 nog eens het stemrecht. Door de geleidelijke uitbreiding van het kiesrecht over de lagere inkomens krijgen de socialistische partijen steeds meer invloed in het parlement. In 1913 is een coalitie zelfs alleen met steun van de SDAP mogelijk (zowel de liberalen als de confessionelen halen geen meerderheid). De liberalen doen de SDAP een coalitievoorstel. Op dat moment is de gematigdheid van de SDAP echter nog niet zover ontwikkeld dat de socialisten ook regeringsverantwoordelijkheid willen dragen in een burgerlijke samenleving en wijzen het voorstel af. In 1917 volgt opnieuw een grondwetswijziging waarin het algemeen mannen kiesrecht wordt vastgelegd en een einde komt aan de schoolstrijd door de volledige gelijkstelling in financiering van openbare en bijzondere scholen. Diezelfde periode komt ook de feministische stroming op waarin mannen en vrouwen streven naar gelijke rechten, mogelijkheden en kansen voor vrouwen in de maatschappij. De stroming wordt gedomineerd door vrouwen als Aletta Jacobs, Mina Kruseman en Wilhelmina Drucker. In 1919 weten de feministen één van hun doelen te realiseren door de invoering van algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen. De buitenlandse en koloniale politiek van Nederland staat in de periode voor WO I volledig in het teken van de neutraliteit. Nederland gaat de rol spelen van gidsland in het volkenrecht wat internationaal gewaardeerd wordt. De vredesconferenties in Den Haag (1899 en 1907) en de oprichting van het Vredespaleis (1913) tekenen de Nederlandse ethiek waarin internationale politiek niet bedreven wordt voor eigenbelang en macht maar op basis van morele gronden. Nederland houdt zich dan ook afzijdig in de koloniale wedloop in Afrika en voert ten opzichte van Nederlands Indië een modern imperialistisch beleid gericht op de vorming van een koloniale staat. Het Nederlandse bestuur en gezag wordt uitgebreid over de hele archipel wat een serie gewapende conflicten tot gevolg heeft. In 1873 breekt de Atjeh oorlog uit waarin Heutsz de opdracht krijgt dit inheems rijk te pacificeren. De oorlog duurt voort tot 1903 waarna het nog lang een militairgebied blijft. Naast een militairoffensief voert Nederland ook een actief beschavingsoffensief waarin de overheid scholing voor de inheemse bevolking actief promoot. Naast de overheid zijn kerken bezig met zending en missiewerk.` De kinderen (drie zonen) van Koning Willem III komen allemaal eerder dan hun vader te overlijden. Als ook zijn echtgenote, Sophie van Würtemberg, met wie de Koning gescheiden van tafel en bed leeft komt te overlijden verkeerd de Nederlandse troon in een opvolgingscrisis. Op late leeftijd huwt Willem III in 1879 met de jonge prinses Emma van Waldeck-Pyrmont. Uit het huwelijk wordt in 1880 de kroonprinses Wilhelmina geboren. In 1890 komt Koning Willem III te overlijden waarna Emma de taak van Koningin-Regentes vervult. Op 18 jarige leeftijd wordt Wilhelmina in 1898 tot eerste Koningin der Nederlanden gekroond. Het gebiedsdeel Luxemburg, waar de Nederlandse vorst groothertog van was scheidde zich in 1890 af van Nederland. Volgens de daar geldende Salische opvolgingswet kon de troon alleen overgaan op een man. De groothertogelijke kroon gaat daar over op Adolf van Nassau.

Wereldoorlog I Ondanks diverse schendingen van de Nederlandse soevereiniteit door passerende troepen wordt de Nederlandse neutraliteit door de grootmachten gerespecteerd. de vier jaar internationale oorlogsvoering heeft grote gevolgen voor de open economie van Nederland. De internationale handel wordt volledig verstoord, er ontstaat een voedselschaarste en Nederland

33

Page 34: Geschiedenis van de Nederlanden

ontvangt grote groepen Belgische vluchtelingen. Daarnaast is de noodzakelijke vier jaar lange mobilisatie van het leger zeer kostbaar. De enorme oorlog die alle landen rondom Nederland teistert geeft de bevolking een extra gevoel van saamhorigheid. Tijdens de eerste wereldoorlog lukt het om voor veel politieke vraagstukken die het land al decennia in hun greep houden een oplossing te vinden. In 1917 wordt met de grondwetswijziging de schoolstrijd beslecht en wordt het algemeen mannen kiesrecht ingevoerd. Op lokaal niveau komt er politieke samenwerking met de sociaal-democraten die bereid zijn bestuursverantwoordelijkheid te gaan dragen. Door de socialistische revoluties in Rusland (1917) en Duitsland (1918) laait ook binnen de gematigde SDAP het revolutie streven weer op. Door onrust bij gezagsdragers is men op lokaal en regionaal niveau bereid om concessies te doen aan de socialisten. De sociaal-democratische leider Troelstra gaat mee in de socialistische revolutiesfeer en doet in 1918 in Rotterdam een revolutionaire poging om de arbeidersbeweging aan de macht te helpen. Dan blijkt hoe antirevolutionair de Nederlandse samenleving echt is. Op het malieveld in Den Haag vindt een nationale demonstratie tegen de socialistische revolutie plaats. De demonstratie schaart zich rondom Koningin Wilhelmina en kroonprinses Juliana (geboren 1909). De socialistische poging mislukt en wordt later ‘Troelstra’s Vergissing’ genoemd.

Verzuiling De Nederlandse samenleving na de eerste wereldoorlog wordt tot omstreeks 1966 gekenmerkt door de sterke verzuiling. Zuilen zijn sociale kolommen in de samenleving die dwars door de standen heen gaan en bestaan uit onderling verbonden organisaties de gebaseerd zijn op levensbeschouwelijke grondslag. In Nederland zijn er drie echte grote zuilen (katholieken, protestanten, sociaal-democraten) en één rest zuil tegen wil en dank (liberalen/neutralen). Een zuil is in feite een subcultuur binnen de Nederlandse maatschappij die geborgenheid garandeert gekoppeld aan een zeer sterke sociale controle. Langs de marges van de grote zuilen ontstaan kleinere zuilen waaronder de kleine religieuze protestantse geloofsgemeenschappen, de communisten en vanaf 1931 de nationaal-socialistische NSB. De zuilen hebben hun eigen politieke partijen, vakbeweging, persorganisaties, onderwijs en scholen, vrouwenorganisaties en sport- en vrijetijdsverenigingen. De verzuiling domineert de gehele samenleving behalve de economie. Met uitzondering van de vakbeweging zijn handels- en arbeidsrelaties niet verzuilt. Een katholieke werkgever biedt werk aan protestantse werknemers en koopt grondstoffen in bij een sociaal-democratische leverancies. De liberalen zijn sterk tegen de verzuiling en verliezen door de sterke binding van de zuilen aan politieke invloed. Het ontbreekt hen aan een ideologische grondslag. Ondanks de sterke demografische groei na de eerste wereldoorlog blijven de verhoudingen tussen de zuilen stabiel. Kiezers in het verzuilde systeem zijn zeer trouw aan de partij en verkiezingsuitslagen tussen 1918 en 1966 zijn dan ook altijd zeer voorspelbaar. Dit zorgt voor een grote politieke stabiliteit in het land maar geeft ideologische en politieke leiders heel weinig ruimte voor verandering. Continu moet de ideologie behouden blijven om leider te blijven binnen de zuil, overstappen naar andere electorale steun is niet mogelijk. De zuil wordt door het grootste deel van de bevolking gezien als een vanzelfsprekend en essentieel onderdeel van de natie. Verbindend in het land is het nationale besef rondom het koningshuis. Nationalisme in Nederland is nooit echt militant of chauvinistische geworden en is veel meer een ethisch besef. Men is zeer tevreden over de uniekheid en voorbeeldigheid van de Nederlandse maatschappij ten opzichte van het buitenland en ziet Nederland als een voorbeeld voor de rest van de wereld. Het culturele waarden patroon in het interbellum blijft net als de liberale

34

Page 35: Geschiedenis van de Nederlanden

politiek grotendeels hetzelfde als voor de eerste wereldoorlog. Het is burgerlijk, vaderlandslievend, gericht op orde en gezag. De burger is vervult van arbeidszin, spaarzaamheid en zelfbeheersing. Het gezin is de hoeksteen van de samenleving en relaties worden gedomineerd door ongeschreven gedrag en fatsoensregels die extra worden gestimuleerd door de sociale druk uit de zuil. Met groot succes wordt na de eerste wereldoorlog een nieuw beschavingsoffensief ingezet. De meerderheid van de Nederlandse burgers in de periode 1918-1939 is braaf, fatsoenlijk, gedisciplineerd en vreedzaam. Deze waarden en normen zijn gelijk voor de hele bevolking zonder onderscheid naar stad of platteland en arbeider of middenklasse. Dit offensief wordt na de tweede wereldoorlog hervat om de door de oorlog toch wat moreel losgeslagen bevolking opnieuw in het gareel te brengen. De verdeling van de bevolking betekend niet dat men het algemene belang uit het oog verliest. De elites van de verschillende zuilen worden allemaal door gebrek aan een meerderheid gedwongen samen te werken. De confessionelen slagen er in om de gelovige arbeiders aan zich te binden waardoor ook de sociaal-democraten een minderheid blijven en dus verplicht worden mee te doen in de voor Nederland karakteristieke overlegpolitiek en coalitievorming. Besluitvorming bestaat dan ook geheel uit het maken van compromissen tussen de vier zuilen. Om dit effectief te doen worden vraagstukken door de overheid eerst gedepolitiseerd en ontdaan van een ideologische lading. Problemen worden daardoor bijzonder pragmatische opgelost. Een voorbeeld hiervan is de Radiostrijd waarin de overheid de te zendtijd en frequenties simpelweg verdeelt over de vier zuilen: de liberale AVRO, de katholieke KRO, de protestants gereformeerde NCRV, de vrijzinnige protestantse VPRO en de socialistische VARA. De confessionele partijen bereiken na de verkiezingen van 1918 een meerderheid in het parlement die ze tot 1939 vast weten te houden. Door het stembusverbond wat de katholieken en protestanten weten te sluiten wordt de politiek in het interbellum gedomineerd door confessionele kabinetten. Door de onderlinge verdeeldheid vindt er geen reorganisatie van het staatsbestel naar christelijke maatstaven plaats. De liberale staat van de negentiende eeuw wordt grotendeels gehandhaafd. De katholieke Ruys de Beerenbrouck is met korte tussenpozen de premier van Nederland tussen 1918 en 1933. Daarna volgt de protestantse Colijn van de ARP hem op. In 1939 komt hij in conflict met de katholieken en besluit tot samenwerking met de liberalen. In de verkiezingen van dat jaar breekt het confessionele verbond en zoeken de katholieken toenadering tot de socialisten. Het Rooms-Rode verbond wordt gedwarsboomd door de Tweede Wereldoorlog maar keert vanaf 1946 tot 1958 weer terug in de politiek onder leiding van de PvdA premier Drees. De confessionele kabinetten gaan na de eerste wereldoorlog verder met de invoering van de door de liberalen ingezette sociale wetgeving. De invaliditeitsverzekering en de achturige werkdag worden ingevoerd en er komt een voorziening bij werkeloosheid. Door de verzuiling komt de overlegeconomie op. De vakbeweging en de werkgevers ontmoeten elkaar regelmatig voor overleg wat grootschalige conflicten met socialistisch revolutionaire tendensen weet te voorkomen. Slechts enkele keren loopt het overleg tussen beide kanten zo vast dat grootschalige stakingen en onrust het gevolg zijn. In 1923/24 en 1932/33 zijn er in de textielindustrie grote stakingen, in 1934 de Jordaanoproer en in 1945/46 de havenstakingen. In dit overleg wordt ook de overheid betrokken omdat de politiek zeer verweven is met de vakbeweging en het bedrijfsleven.

35

Page 36: Geschiedenis van de Nederlanden

De grote economische crisis van de jaren dertig treft Nederland zeer zwaar en is ook bijzonder langdurig. De werkeloosheid loopt op tot 20% en wordt mede veroorzaakt door het internationale open karakter van de Nederlandse economie. De politiek van premier Colijn helpt niet. Alle grote landen laten de goudstandaard voor de munt los waardoor deze munten devalueren en de producten uit dat land in prijs dalen. De Nederlandse regering blijft vasthouden aan de goudstandaard waardoor de Nederlandse concurrentiepositie keldert. Producten uit Nederland zijn vele malen duurder dan uit andere landen waardoor de export totaal inzakt. Het idee achter het vasthouden aan de goudstandaard komt voort uit het vertrouwen wat daarmee gepaard gaat. Het internationale vertrouwen in de Nederlandse gulden is zeer groot omdat de munt en de overheid waardevast zijn. Colijn heeft de ambitie om na de crisis en de devaluatie van de Britse pond sterling de gulden als internationale munt neer te zetten waardoor het internationale economische centrum weer terug zou verhuizen naar Amsterdam. De druk in Nederland wordt zo groot dat de regering zich uiteindelijk bij devaluatie neer moet leggen. Er volgt een roep tot verandering van het beleid waardoor in 1939 de katholieken en sociaal-democraten het roer van Colijn over nemen. Hun beleid kan pas na de Tweede Wereldoorlog worden uitgevoerd.

Wereldoorlog II en de Duitse bezetting De nationaal-socialistische beweging in Nederland wordt in 1931 door Anton Mussert opgericht. De organisatie ontwikkelt zich van een nationalistische groepering met een roep om een sterk gezag naar een radicaal fascistische beweging. Bij de verkiezingen van 1935 haalt de NSB 8% van de stemmen terwijl de verkiezingen van 1937 en 1939 de partij slechts 4% oplevert. De beperkte steun voor deze partij is met name het gevolg van de verzuiling van de maatschappij. De liberale en de sociaal democratische zuil verwerpen de nationaal-socialistische ideologie terwijl de hervormde en katholieke zuilen zich tegen het heidense karakter van de beweging verzetten. In mei 1940 vallen Duitse troepen Nederland binnen. Na vijf dagen van militair verzet door het zwakke Nederlandse leger bombardeert de Duitse luchtmacht Rotterdam waardoor de regering zich gedwongen ziet te capituleren. Koningin Wilhelmina vlucht met haar familie en de regering nog net op tijd naar het UK. In Londen wordt een regering in ballingschap gevormd. De eerste periode van de bezetting staat in het teken van nazificering van de Nederlandse samenleving. Er komt een nationaal socialistisch bestuur onder Reichskommissar A. Seyss-Inquart die de Nederlandse economie gaat exploiteren ten bate van de Duitse oorlogsindustrie. De Duitse bezetter doet pogingen de maatschappij te ‘bekeren’ tot het nationaal-socialisme en stelt zich daartoe redelijk soepel op. Om een kerkstrijd in het land te vermijden worden Kerken niet verboden maar gaan wel inspiratiebronnen vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid. De nazificering van het land mislukt dan ook. Nederlanders accepteren de reorganisatie van de samenleving niet die de nazi’s voor ogen hebben. Veel Duitse initiatieven als de cultuurkamer mislukken en de maatschappij blijft gedeeltelijk uit verzet, gedeeltelijk uit gewenning, achter de zuilen staan. De pogingen tot nazificering heeft grote gevolgen voor de omvangrijke joodse bevolking in het land. Ondanks verschillende protesten en stakingen (februari staking van 1941) worden Nederlandse joden massaal gedeporteerd. Ruim 75% van de Nederlandse joden wordt in de holocaust om het leven gebracht. De Nederlandse samenleving onder de bezetting kent maar een kleine groep actieve collaborateurs. De meerderheid van de bevolking probeert met de gewijzigde omstandigheden zo goed mogelijk om te gaan. De elite probeert met de bezetter, of juist buiten de bezetter om,

36

Page 37: Geschiedenis van de Nederlanden

zoveel mogelijk nog nationale doelen na te streven. In de zomer van 1940 wordt daartoe met toestemming van de Duitsers de Nederlandse Unie opgericht met het doel de maatschappij te hervormen op basis van ideeën uit de jaren dertig. Hoog in het vaandel staat het doorbreken van de verzuiling. In 1941 komt de Nederlandse Unie in conflict met de bezetter en wordt verboden. Door het falen van de nazificering gaan de Duitsers zich gedurende de bezetting steeds harder opstellen waardoor het verzet groeit. De Nederlandse ondergrondse begingt met de verspreiding van illegale kranten en pamfletten en het opzetten van een netwerk voor onderduikers. Steeds meer Nederlandse mannen worden afgevoerd naar Duitsland om daar te werken in de oorlogsindustrie. In april/mei 1943 komt het tot een landelijke staking tegen het afvoeren van voormalig Nederlandse militairen naar Duitse fabrieken. Deze staking begint een spiraal van verzet, Duitse vergelding, harder verzet en hardere vergelding. Deze spiraal eindigt uiteindelijk in de totale ontregeling van de Nederlandse samenleving in 1944. Het geallieerde front ligt dan dwars door Nederland. Rondom Arnhem worden zware gevechten geleverd tussen Britse en Poolse paratroepen en de Duitse SS in een poging de bruggen over de grote rivieren veilig te stellen (Operatie Market Garden). Naast deze oorlogshandelingen staken de spoorwegen en breekt er een strenge winter aan. In de grote steden in het westen van Nederland komt het tot grote voedsel tekorten en breekt hongersnood uit (hongerwinter 1944/45). In de lente van 1945 breken de geallieerde troepen door het laatste Duitse front en op 5 mei 1945 capituleert de Duitse bezettingsmacht in Nederland (Wageningen) en wordt Nederland bevrijdt door Amerikaanse, Canadese, Britse en Poolse troepen.

Modern Nederland In de bevrijdde delen van het land (Brabant, Zeeland en Limburg) wordt in 1944 een geallieerd militair bewind ingesteld wat in 1945 uitgebreid wordt over het hele land. Koningin Wilhelmina keert terug en onder Schermerhorn en Drees wordt een overgangskabinet gevormd (1945-46). Bij de verkiezingen van 1946 is er een kortstondige links radicale opleving van communisten. Er is een nieuw elan voor vernieuwing van de samenleving en de elite doet dan ook een poging om de ideeën van de Nederlandse Unie door te voeren. Daartoe wordt de Nederlandse Volksbeweging opgezet die de verzuiling moet doorbreken. De meerderheid in de samenleving heeft echter na de bezettingsperiode behoefte aan vertrouwdheid en stabiliteit en keert terug naar de verzuilde kaders. De verkiezingen van 1946 maken dan ook dezelfde Rooms-Rode coalitie mogelijk als in 1939. De SDAP is opgegaan in de nieuwe sociaal democratische partij PvdA die dezelfde politiek blijft nastreven. De wederopbouw na de tweede wereldoorlog wordt gedomineerd door de katholieken en sociaal democraten. Verschillende liberale (economische) principes worden losgelaten in ruil voor Katholiek corporatisme en sociaal democratisch plan denken. Zo worden de SER (Sociaal Economische Raad) en het CPB (Centraal Plan Bureau) opgericht en worden periodieke overlegrondes afgesproken tussen overheid, vakbeweging en bedrijfsleven waar later de CAO onderhandelingen uit voortkomen. De sturende rol van de overheid groeit en daarmee groeit ook de bureaucratie. De verzuiling van de bevolking zorgt ervoor dat in de periode van de wederopbouw de samenleving gedomineerd wordt door een sober en gematigd leven. Sociale controle en gedragsregels voorkomen verzet tegen loonmatiging en de armoede. Vanuit de overheid worden de zuilen gestimuleerd omdat ze het opkomende communisme in Nederland beteugelen. Na de verkiezing van 1946 spelen de communisten in Nederland geen rol van betekenis meer. De angst voor het communisme binnen de samenleving levert een belangrijke bijdrage aan de nationale saamhorigheid en het vasthouden aan morele fatsoensnormen in de

37

Page 38: Geschiedenis van de Nederlanden

jaren 50. De Koude Oorlog in het binnenland wordt een strijd van de overheid tegen de communistische partij die ondermijning van de burgerlijk-verzuilde samenleving nastreeft. Internationaal erkent de Nederlandse regering, mede onder invloed van de sovjetdreiging na de tweede wereldoorlog, dat de neutraliteitspolitiek volledig mislukt is. Tijdens de ballingschap van de Nederlandse regering komt het al tot herziening van het buitenlandse beleid van het Koninkrijk. De kille relatie met België (vanaf 1831) en Luxemburg wordt in 1944 sterk verbeterd door het vormen wederzijdse economische betrekkingen in de Benelux. Na de tweede wereldoorlog begint Nederland met actieve deelname aan de internationale politiek en treedt bij oprichting toe tot de Verenigde Naties en de NAVO. Binnen West-Europa wordt Nederland één van de grootste voorstanders van Europese samenwerking en eenwording. Het land maakt vanaf oprichting deel uit van het EGKS en het Europese atoomagentschap waar later de Europese Gemeenschap, Europese Unie en de Eurozone uit voort komen. De wederopbouw loopt voorspoedig in Nederland door de opbloeiende internationale economie waar de van oudsher open economie van het land van profiteert. Daarnaast is de Amerikaanse Marshallhulp van grote invloed op de Europese eenwording en de politieke heroriëntering van Nederland al speelt het een kleinere rol in het economische succes van de jaren 50 en 60. De nieuwe welvaart wordt door de katholieken en sociaal democraten vertaald naar de opbouw van de verzorgingsstaat. De regering doet grote investeringen in de sociale wetgeving en komt in 1957 met de zeer vooruitstrevende AOW. In tegenstelling tot voor de oorlog wordt de overheid naast financier en stimulans ook een actieve uitvoerder van dit beleid en wordt de zorg niet langer overgelaten aan particuliere (kerk) initiatieven. De eerste tegenstand tegen de burgerlijke moraal van de jaren 50, het rigide (seksuele) waarden patroon, de verzorgingsstaat en de verzuiling ontstaat eind jaren 50 en begin jaren 60. Uit Amerika komt een stroom van consumptie artikelen, muziek en film die met de nieuwe welvaart binnen bereik van jongeren komen. Hieruit ontstaan de jongeren subculturen als Rock & Roll etc.

Nieuwe verhoudingen vanaf de jaren 60 De vernieuwingsbeweging die begin jaren 60 uit de jongerencultuur opkomt breekt in Nederland echt door in 1966. De internationale gerichtheid van de samenleving en de nog steeds groeiende economie maakt een culturele revolutie mogelijk. Toch zijn de belangrijkste kenmerken van de jaren 60 in Nederland de continuïteit en de stabiliteit van de maatschappij tijdens verschillende incidenten die veelal het gezicht van de jaren 60 hebben bepaald. Het grootste deel van de als typisch jaren 60 gekenmerkte veranderingen zijn namelijk in de jaren 30, 40 en 50 geworteld. De grootste breuk met het verleden vormt dan ook het wegvallen van de automatische volgzaamheid van de bevolking. Hierdoor veranderen traditionele verhoudingen en worden vastgestelde waarden en normen ter discussie gesteld. Het opzien tegen (overheids/kerk) autoriteiten verdwijnt. De daadwerkelijke maatschappelijke veranderingen zijn eigenlijk zeer burgerlijk en liberaal. Men gaat streven naar individuele ontplooiing, zelfbeschikking, democratisering en medezeggenschap. Het hoogtepunt van de vernieuwing ligt rond 1970 en de oliecrisis van 1973 kan als het einde worden beschouwt. De veranderingen worden veroorzaakt door de grote welvaartstijging die eind jaren 50 intreedt. De economische groei komt vanaf die periode ten goede aan de bevolking waardoor een duidelijke verandering in levensstijl optreedt. Luxe artikelen als wasautomaten, auto’s,

38

Page 39: Geschiedenis van de Nederlanden

filmapparatuur en vakanties worden dan voor grote delen van de Nederlandse bevolking bereikbaar. De materiële welvaart en de groeiende consumptiemaatschappij wordt als vanzelfsprekend ervaren wat een grote impuls geeft aan de nu echt doorzettende secularisering en ontkerkelijking van de maatschappij. De verzuiling begint langzaam te verdwijnen door de steeds groter wordende rol van de overheid. De verzorgingsstaat gaat meer zelf regelen waardoor de burger minder afhankelijk wordt van verzuilde maatschappelijke organisaties. Het breken met de zuil krijgt steeds minder materiële consequenties en door de overheidszorg vermindert de sociale controle. Door de relatief hoge opleiding van de bevolking worden maatschappelijke ambities, normen en waarden minder traditioneel en ideologisch en meer professioneel en rationeel. Individueel welbevinden, persoonlijke gewetens en karaktervorming, eigen ontplooiing worden belangrijker dan de verzuilde levensbeschouwing. Er vindt in de hiërarchisch georganiseerde zuilen een botsing plaats tussen de elite en de vooral individualistisch georiënteerde jongeren. Met het voorgenomen huwelijk van kroonprinses Beatrix met de Duitse Claus von Amsberg in 1966 breekt voor het eerst een maatschappelijke discussie uit rondom het koningshuis. Duitsers worden in die periode nog direct geassocieerd met de bezetting en de oorlog waardoor maatschappelijk draagvlak voor de prins ontbreekt. De ontploffing van een rookbom op de huwelijksdag symboliseert de veranderingen die in de periode daarna plaatsvinden. In de politiek komt het in 1966 ook voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog tot een grote crisis. Schmelzer, de fractieleider van de katholieke KVP, dient een motie van wantrouwen in tegen het eigen katholieke kabinet en brengt zo premier Cals ten val. De roep om politieke vernieuwing en democratisering krijgt dat jaar een gezicht in de nieuwe partij D66 die voor een grote electorale verschuiving zorgt en de van oudsher voorspelbare verkiezingsuitslagen volledig doorbreekt. Vanuit de sociaal democratische PvdA organiseert zich een groep jonge intellectuelen in Nieuw Links die zich afzetten tegen de burgerlijk verzuilde samenleving en banden heeft met cultureel revolutionaire jongeren bewegingen. De jeugdcultuur wordt toonaangevend en internationaliseert en vindt aansluiting bij oudere (vooroorlogse) bewegingen als het anarchisme, de sociaal revolutionairen en communisten. Typerend in Nederland is de anarchistische Provo en Kabouterbeweging die in Amsterdam zelfs in het bestuur terecht komt. In het onderwijs streven veel studenten naar meer democratisering en medezeggenschap wat in 1969 leidt tot de Maagdenhuisbezetting in Amsterdam. Op basis van de voorbeelden van de Amerikaanse jongerenbewegingen die zich keren tegen de kapitalistische politiek van hun land ontstaat ook in Nederland de linkse flowerpower beweging en het activisme tegen de Amerikaanse Vietnamoorlog. (Kerk)besturen en overheden reageren in eerste instantie zeer autoritair op deze veranderingen maar na 1973 komt men met compromissen en regulering van vernieuwingen in nieuw beleid en omgangsvormen. Hierdoor komt het maar zelden tot radicale (terroristische) confrontaties. De Molukse treinkapingen van 1975 en 1977 vormen daarop een uitzondering net als de harde confrontatie tussen de overheid en de Krakerbeweging uit de jaren 80. Uit de vernieuwingen ontstaat de ‘permissive society’ waarbinnen niet langer ideologische zuilen normen en waarden dicteren en handhaven door middel van sociale controle maar de eigen invulling bepalend wordt. Opvallend is dan dat met uitzondering van de nieuwe seksuele moraal de maatschappelijke kaders niet veel veranderen. Het individualisme wordt geïntegreerd in de bestaande samenleving. Taboes als homoseksualiteit en abortus worden doorbroken en op ethisch gebied worden geslachtsverkeer en voortplanting van elkaar losgekoppeld maar de nieuwe samenlevingsvormen alleen voor meer mogelijkheden. In het algemeen blijft de Nederlandse burgerlijke samenleving het gezin (gehuwd of niet) het meest waarderen als samenlevingsvorm. Daarnaast wordt ook de burgerlijke waarde van zelfbeheersing, die in de

39

Page 40: Geschiedenis van de Nederlanden

negentiende eeuw al gold, gezien als steeds essentiëler door de talrijke nieuwe mogelijkheden die het individu heeft. De overheid en de kerken versoepelen hun houding ten opzichte van orde en gezagshandhaving (politie zonder pet!) maar dit zorgt niet voor een afbreuk van de handhaving van maatschappelijke verhoudingen. Het individualisme leidt wel tot omvangrijke ontkerkelijking. Binnen de kerken komt een vernieuwingsdrang op in bijvoorbeeld de vorm van de Oecumenische beweging en de ‘Samen op Weg’ kerken waarin aan het begin van de 21ste eeuw de hereniging van de Gereformeerde en Hervormde Kerk als ‘Protestantse Kerk Nederland’ is bereikt. In het katholicisme streven de Nederlandse bisschoppen onder leiding van Kardinaal Alfrink naar openheid en vernieuwing. Met het Tweede Vaticaanse Concilie (1962) komt het al tot het einde van de Latijnse mis en worden kerkdiensten in de Nederlandse taal gegeven. In de jaren 60 wordt de Nederlandse RK Kerk bepaald door het overleg tussen gelovigen en de organisatie en ligt de nadruk op het individuele geweten (Bisschop Bekkers). De vernieuwingsgeest verdwijnt echter in de jaren 80 als Paus Johannes Paulus II steeds meer behoudende en conservatieve bisschoppen in Nederland benoemd. De Nederlandse maatschappij blijft ook na de jaren 60 gedomineerd worden door de ondernemingsgewijze productie economie en de parlementair democratische constitutionele monarchie. Typerend voor het burgerlijke karakte van de ‘permissive society’ is het blijvende respect, aanhang en populariteit van het koningshuis. Koningin Beatrix wordt als voorbeeld en rolmodel gezien voor burgerlijke deugdzaamheid, toegewijde arbeid en professionele bekwaamheid. Massamedia krijgen steeds meer invloed op de publieke opinie en daarmee het bestuur. Journalistieke vernieuwing maakt de verslaggeving los van de politiek waardoor kranten uit de zuilen treden. De VS verliest het prestige van traditionele bondgenoot en bevrijder bij veel (jonge) mensen. dit wordt vooral veroorzaakt door de Vietnamoorlog en de Koude Oorlog. In Nederland komt een actieve ontwapeningsbeweging op gang. Solidariteit met de wereld door armoedebestrijding en het handhaven van mensenrechten krijgen een belangrijke rol in het nieuwe buitenlandse beleid in de vorm van het thema ‘ontwikkelingshulp’. In de Nederlandse samenleving zijn nationalisme en nationaal gevoel ingeruild voor universele waarden: de Nederlander als wereldburger. De integratie en vernieuwing krijgen in 1973 een gezicht in het progressieve kabinet van den Uyl (PvdA). Na moeizame coalitieonderhandelingen komt het tot een brede regering van PvdA, D66, PPR, KVP en ARP. Op basis van de stroming Nieuw Links streeft de regering naar krachtige vernieuwingen die stranden in het gebrek aan politieke ruimte dat de coalitie bij de achterban heeft. Daar komt de oliecrisis en bijkomende economische crisis bij die Nederland zwaar treft. De Keynesiaanse economische theorie blijkt onjuist (de crisis gaat gepaard met inflatie) waardoor het vanzelfsprekende overheidsingrijpen de situatie verslechterd. Er is internationaal sprake van stagflatie (stagnatie van economie gecombineerd met een hoge inflatie). De verzorgingsstaat komt in de jaren 70 en 80 in grote financiële problemen door de enorme werkeloosheid. De afname de econische groei en de depressie leidt tot vermindering van het vernieuwingselan en na 1973 verdwijnen de grote protestacties van de jaren 60 met uitzondering van de massale opkomst tegen de kernbewapening in de jaren 80. Door de nu onvoorspelbare verkiezingen en de opkomst van de zwevende kiezer lijden de confessionele partijen (KVP, ARP, CHU) grote verliezen. Vanaf 1977 gaan zij een

40

Page 41: Geschiedenis van de Nederlanden

gezamenlijke verkiezingsstrijd te voeren. Dit leidt in 1980 tot de confessionele fusie in het Christelijk Democratisch Appèl (CDA) waar de confessionele boodschap vervangen is door een korte verwijzing naar het evangelie. Door de voorzichtige middenkoers van de partij behouden de confessionelen (van Agt 1977/82, Lubbers 1982/94) de traditionele regeringsverantwoordelijkheid. Daarna valt het CDA en de confessionelen krijgen bij de verkiezingen van 1998 nog geen 20% van de stemmen. In 1994 breekt de ‘Paarse’ periode aan waar onderleiding van premier Kok een coalitie wordt gevormd tussen PvdA, VVD en D66. Met het einde van de Koude Oorlog in 1989 herziet Nederland opnieuw de buitenlandse politiek. De rol van gidsland komt terug in de vorm van vredesmissies onder VN vlag. Nederlandse troepen worden ingezet in oorlogshaarden als Angola, Cambodja en grootschalig in het voormalige Joegoslavië tijdens de Balkanoorlog van de jaren 90. De val van de door Nederlandse troepen beschermde enclave Sebrenica en de daarop volgende genocide schaadt het zelfvertrouwen. De val van de enclave leidt verlaat tot het aftreden van het tweede Paarse kabinet Kok vlak voor de verkiezingen van 2002. Ondanks de ingrijpende rol die de Nederlandse overheid in de maatschappij wil spelen blijken de Nederlandse regeringen van de jaren 90 onmachtig om adequaat en slagvaardig op te treden. Uit dit ongenoegen over de overheid komt in de eerste jaren van de 21ste eeuw een sterke politieke volksstem op onder leiding van de enigszins populistische Fortuyn. De moord op Fortuyn vlak voor de verkiezingen van 2002 leidt tot een massale overwinning van zijn partij (LPF) en een coalitie met het CDA en de VVD onderleiding van de christen-democraat Balkenende. Het eerste kabinet Balkenende valt binnen enkele maanden door bestuurlijk onvermogen van de nieuwe LPF. Nieuwe verkiezingen dat jaar herstelde iets van de oude verhoudingen waaruit een tweede kabinet Balkenende voortkwam in coalitie met VVD en D66.

41

Page 42: Geschiedenis van de Nederlanden

Koloniale en Zeevaartgeschiedenis Einde 16de eeuw vindt er een grote expansie plaats van de Nederlandse handel. De Republiek is voor conservering van omvangrijke haringvisserij afhankelijk van de zoutvaart op Portugal. Als Filips II daar in 1580 koning van wordt valt deze handel weg en wordt de Republiek verplicht deze waar zelf uit zoutpannen in Amerika en Afrika te gaan halen. Dit probleem wordt groter als Filips II in 1585 een contract sluit met de Duitse koopmansfamilie Fuger voor exploitatie van het monopolie op de pepervaart. Hiermee worden Nederlandse handelaren uitgesloten maar treden ook grote problemen op met de aanvoer van specerijen waardoor er tekorten ontstaan en de prijzen gaan stijgen. Het loont dan voor de Nederlandse kooplieden om deze producten zelf uit Indië te gaan halen. Men begint met de zoektocht naar een noordelijke doorvaart naar Azië (Barendsz.) maar in 1594 varen Houtman en de Keijzer op basis van informatie Portugese informatie van Lindschoten hun eerste tocht naar Indië via Kaap de Goede Hoop De Republiek heeft een goede basis voor de groeiende handel. Men beschikt over de kennis, de schepen en het kapitaal wat met name uit de zuid-Nederlandse handelssteden Brugge, Antwerpen en Gent komt. De organisatie van de handel op de oost en west verschilt wezenlijk. De grotere afstand naar de oost vereist grotere schepen dan die noodzakelijk zijn voor de vaart op Amerika. De grote investering in de uitrusting van een Oost-Indiëvaarder (de revolutionaire fluitschepen) en de grote risico’s die verbonden zijn aan een reis van 2 tot 4 jaar leidt tot de oprichting van participatiecompagnieën. Deze compagnieën zijn korte termijn ondernemingen die opgericht worden voor één reis. Op deze manier worden tussen 1594 en 1602 66 schepen uitgerust naar Azië waardoor de prijs van peper keldert. De overheid ziet de handel op Azië als een onderdeel van de economische oorlogsvoering en streeft naar vereniging van de compagnieën in een duurzamere vorm. In 1602 wordt de VOC opgericht die een overheidsoctrooi voor een economisch monopolie verkrijgt op de vaart en handel met Oost Azië. Iedereen is vrij te investeren in de VOC, kapitaal wordt voor tien jaar ingelegd waardoor het in feite de eerste onderneming met Eigen Vermogen wordt. De eerste tienjarige periode is van 1602 tot 1612 en de tweede van 1612 tot 1622. In de stichtingsakte van de VOC is er sprake van 6 kamers (Amsterdam ½ stemmen, Zeeland-Middelburg ¼ stemmen, Delft 1/16 stemmen, Rotterdam 1/16 stemmen, Enkhuizen 1/16 stemmen en Hoorn 1/16 stemmen). De VOC is zeer succesvol door de permanente aanwezigheid van kapitaal. Hiermee kan zij permanente vestigingen financieren in heel Azië: Batavia, Malakka, Ambon, Banda etc. Binnen dit Aziatische handelsnetwerk met als centrum Batavia rust de compagnie een eigen vloot uit waarmee men zorgt voor constante bevoorrading van de retourschepen. Het monopolie op specerijen en de productiecentra wordt met geweld veroverd. De VOC weet zo het wereldmonopolie te krijgen op kaneel, kruitnagel, nootmuskaat en foelie. Daarnaast domineert de compagnie de handel in katoen (India), thee (China) en koffie (Mocha/Jemen en vanaf 1730 Java). Zilver wordt met name uit Amerika aangevoerd waarmee de Oost-Indiëvaarders worden bekostigd. Hiertoe wordt in 1621 de WIC opgericht die lang niet zo succesvol was als de VOC. De WIC richt zich op de suikervaart uit Brazilië en de slavenstations in Afrika en daarnaast ook op de kaapvaart tegen Spanje en Portugal. In 1628 weet Piet Heyn de zilvervloot te kapen waarmee de verovering van Brazilië op Portugal wordt gefinancierd. Dit gebiedt moet halverwege de 17de eeuw weer worden opgegeven. Daarnaast krijgt de WIC de Portugese slavenstations in Goudkust en Angola in handen waarna men een

42

Page 43: Geschiedenis van de Nederlanden

distributiecentrum op Curacao opzet. Na de Portugese opstand van 1640 wordt Spanje afhankelijk van de Republiek voor de levering van slaven aan de Amerikaanse koloniën. Andere producten uit Afrika zijn goud en ivoor. Omdat Amerika makkelijker te bereiken is dan Indië heeft de WIC veel meer moeite het monopolie vast te houden. Uiteindelijk geeft de WIC dan ook de handel op en wordt een beheersmaatschappij voor de koloniën. De VOC daarentegen blijf lang een grote organisatie maar gaat een steeds onvoorzichtiger financiële politiek voeren. De handel wordt minder rendabel door de grotere internationale concurrentie en het te kleine kapitaal voor de omvang van de onderneming. Tijdens de vierde engelse oorlog verliest de Republiek de meeste koloniën. In 1800 tijdens de Bataafse Republiek verloopt het octrooi en wordt dit niet verlengt. De bezittingen en schulden worden overgenomen door de staat en de VOC opgeheven. De Franse periode betekend een continue staat van oorlog met de maritieme grootmacht UK en opnieuw verliest de Republiek alle koloniën. Nederlandse scheepvaart gaat zoveel mogelijk onder neutrale vlag (Denemarken, Duitse vorstendommen, VS) maar na 1800 is de band met de koloniën nagenoeg verbroken. De laatste kolonie Java wordt door het UK ingelijfd in 1811 als Nederland geannexeerd wordt door Frankrijk. Slechts enkele handelsposten in Kanton en Decima blijven Nederlands. Na de overwinning op Frankrijk in 1814 heeft het UK behoefte aan een sterke Nederlandse staat. In 1816 worden alle koloniën in de Indische archipel teruggegeven. Java ontwikkelt zich tot de model kolonie waar ook de Britten tegen opzien. Voor de Britse overname, onder VOC mandaat kwamen de inkomsten uit het eiland in de vorm van arbeid in de koffieplantages naast de privé verbouw van suiker. De Britten passen de belasting aan hun Indiase bezittingen aan en voeren het landrente systeem in waarbij de boeren pacht over hun grond betalen. Van 1816 tot 1830 handhaaft de Nederlandse regering dit Britse stelsel door een belasting op de koffieproductie. Dit systeem komt in de problemen door de dalende vraag naar koffie en het gebrek aan een monetaire economie waardoor de pacht moeilijk in geld te innen valt. Daarnaast blijft een restant van het eiland (Prianger) met het arbeidssysteem zitten. De zelfstandige sultanaten in midden-java komen in 1825 in opstand tegen de Nederlandse overheersing waardoor de Javaanse oorlog uitbreekt. De kolonie gaat Nederland dan geld kosten. Inkomsten uit de koloniën vallen buiten de controle van het parlement en dienen als een soort privé inkomen van de troon. Koning Willem I die zijn Nederlandse projecten financiert met deze inkomsten ziet de geldstroom verdwijnen en neemt maatregelen door Johannes van den Bosch naar Java te sturen. Deze nieuwe gouverneur hersteld het oude arbeidssysteem in de vorm van het cultuurstelsel. In 1824 maken in het Eerste Sumatratractaat Nederland en het UK afspraken over de invloedssfeer in Azië. De noordkust van Malakka is Brits (Maleisië, Singapore) en de zuidkant (het eiland Sumatra) is Nederlands. In ruil daarvoor staat Nederland de laatste resterende handelsposten in India af aan het UK. Nederland waarborgt de onafhankelijkheid van Atjeh. De Indische archipel wordt door het UK erkent als een Nederlands gebied waar Nederland de orde handhaaft. Dat betekend niet dat overal de Nederlandse vlag wappert. In het gebied liggen veel onafhankelijke sultanaten en de Nederlandse expansie is nog vrij beperkt. Het cultuurstelsel domineert de koloniale economie van 1830 tot 1870. De overheid bepaald de productie op 1/5de van het bouwland en kiest daarvoor uit koffie of suiker. Suiker groeit in dezelfde omstandigheden als rijst en de delen van de bevolking die daar grond hebben komen dan ook in de moeilijkheden door de keuze tussen suiker (overheidseis) en rijst (eerste levensmiddel). Delen van de bevolking met grond waar koffie verbouwd wordt hebben het in

43

Page 44: Geschiedenis van de Nederlanden

vergelijking met de suikerbouw relatief goed. Koffie is een veel minder arbeidsintensief gewas. De arbeid die de bevolking levert is de belasting waardoor de producten eigendom worden van het Nederlands Indische gouvernement. Deze staat ze af aan een agent/makelaar die het transport en de veiling van de producten in Nederland regelt. De opbrengst van de veilig is eigendom van de Nederlands Indische regering die onder de Nederlandse minister van Koloniën valt. De minister streeft naar zo laag mogelijke Indische uitgaven omdat na aftrek van koloniale kosten de winsten rechtstreeks in de schatkist worden gestort. Ongeveer 15-30% van de Nederlandse inkomsten komt in de periode 1830-1870 uit het cultuurstelsel. De agent van de Nederlands Indische regering is de Nederlandsche Handels Maatschappij die het transport van de producten alleen toestaat met Nederlandse schepen. De Nederlandse handelsvloot wordt op deze manier sterk gesubsidieerd. Het cultuurstelsel van van den Bosch is direct gebaseerd op het in Prianger nog dienstdoende oude VOC systeem. Buiten Java is er maar weinig Nederlandse expansie. Langzaam aan groeit de Nederlandse invloed in de archipel wel. Dit is deels het gevolg van gouverneurs en militaire commandanten in buitenposten die hun persoonlijk ambitie laten gelden. Daarnaast bestaat ook de vrees voor Europese ‘kapers’ die delen van de Nederlandse invloedssfeer op willen eisen. Het UK probeert via Australië voet aan grond te krijgen in de archipel. Expansie past niet in de visie van de minister van koloniën. in zijn optiek dient het bestuur zo goedkoop mogelijk te zijn om de winsten voor het vaderland te maximaliseren. De Nederlandse regering streeft dan ook naar rust in de koloniale bezittingen en regelt de heerschappij over de Indische onderdanen samen met de inheemse elite. Over het algemeen is dit zeer succesvol maar door hongersnood in 1848 treden hierdoor problemen op. Onder druk van de commercie wordt het cultuurstelsel in 1870 opgegeven. De regering is namelijk in feite een grote plantagehouder die de suikercontracten en monopolies rechtstreeks aan relaties en vrienden van de troon en de regering levert. Hierdoor is het moeilijk voor commerciële ondernemingen om de koloniën te exploiteren. Dit is strijdig met de in die tijd geldende liberale principes en in 1870 wordt de archipel geopend voor alle westerse ondernemingen. De suikerbouw komt hiermee ten einde en men schakelt over naar tabak. Het gouvernement wordt nerveus van de steeds verder oprukkende Britse invloed in de straat van Malakka als reactie op de piraterij uit Atjeh. In 1871 wordt het tweede Sumatratractaat gesloten tussen Nederland en het UK. Nederland garandeert de veiligheid van de scheepvaart in de straat en laat de garantie van Atjeh vallen. Het UK accepteert Nederlandse expansie in Sumatra en Borneo uit angst voor Duitse, Italiaanse en Amerikaanse imperialistische expansie in het gebied. Nederland staat in ruil daarvoor de laatste Afrikaanse bezittingen in de Goudkust af aan het UK. Dat jaar maakt Nederland een begin met de pacificatie van Atjeh. De koloniale oorlog (1871-1903) en de expansie stimuleert het Nederlandse nationalisme door overwinningen in Lombok en op Bali (1894). Met deze politiek wordt Nederlands Indië gevestigd in tegenstelling tot de enkele handelsposten buiten Java. Nederland ontleent status aan de enorme omvang van het koloniale rijk in Indië. De samenleving in Indië tijdens het cultuurstelsel wordt gedomineerd door ambtenaren. Ongehuwde Nederlandse mannen gaan naar Indië en stichten daar Indo-Europese gezinnen. Hierdoor is de interactie tussen de Nederlandse en Indische bevolking vrij intensief. Na 1870 komen de werknemers van bedrijven naar Indië die vergezeld gaan van hun gezin. Er vormt zich dan een blanke elite waardoor de afstand groeit tussen de Indische en de Nederlandse bevolking. Binnen de nieuwe liberale kaders kijkt Nederland na 1870 ook anders naar de kolonie. De regering vindt dat Nederland een ‘ereschuld’ heeft aan Indië en passend in de binnenlandse beschavingsoffensieven stimuleert het parlement actief de ontwikkeling van

44

Page 45: Geschiedenis van de Nederlanden

Indië. Dit past goed binnen de ‘ethische’ buitenlandse politiek van het Koninkrijk (1900-1942). De progressieve regering staat echter tegenover de ideeën van de blank conservatieve bevolking van Indië. Inheemse, communistische en nationalistische oppositie moet voor men over ethische politiek begint, eerst onderdrukt worden. In 1926-27 komt het tot een communistische opstand die de kop wordt ingedrukt en in 1933 wordt met militair geweld een einde gemaakt aan de Indische muiterij op het marineschip ‘de Zeven Provinciën’. De tweede wereldoorlog maakt een einde aan deze verhoudingen. De Indische verdediging door het Koninklijk Nederlands Indische Leger is volledig opgebouwd rondom de onneembare Britse vesting Singapore. Singapore valt echter snel voor de Japanse aanval waarna Indië in feite open ligt. Het Indische nationalisme wordt tijdens de oorlog versterkt door de Japanse bezetter. Als Japan na de atoomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki op 17 augustus 1945 capituleert, roepen de nationalisten onder leiding van Soekarno en Hatta op 19 augustus de onafhankelijke republiek Indonesië uit. De Nederlandse regering in ballingschap streeft voor en na de oorlog een nieuwe relatie na tussen Indië en Nederland. Het doel is een gelijkwaardige relatie in koninkrijksverband maar om dit te bereiken dient eerst de noodzakelijke orde hersteld te worden. In het machtsvacuüm dat optreedt tussen het wegtrekken van de Japanse bezetters en het arriveren van Nederlandse of geallieerde troepen komt het tot een anarchistische uitbarsting van geweld (de Bersiapperiode) waar Indische nationalisten zich keren tegen de Nederlandse kolonialen. De Nederlandse autoriteiten grijpen onder luitenant-gouverneur-generaal van Mook in en stuiten daarbij op gewapende tegenstand. De Nederlandse overheid wil niet onderhandelen met Soekarno die tijdens de bezetting met Japanners heeft samengewerkt. De situatie mondt uit in een diplomatiek en militair conflict wat de Nederlandse regering in grote moeilijkheden brengt. De overheid houdt vast aan historische en juridische rechten. Door het slecht inschatten van de situatie en veelal onjuiste of te late informatie is in Nederland niet bekend hoe breed de steun voor onafhankelijkheid in Indië is. Daarnaast is Nederland net na de bezetting absoluut niet in staat om de financiële, logistieke en militaire lasten te dragen van een koloniale oorlog. Tussen 1947 en 1948 voeren Nederlandse troepen diverse operaties uit in Nederlands Indië die maar weinig verandering in de situatie brengen. De diplomatie rondom de Indische oorlog faalt als de VS druk gaat uitoefenen op Nederland tot het vormen van een nationalistische Indonesische staat die tegenstand kan bieden tegen het opkomende communisme in Zuidoost Azië. Voordat Nederland de soevereiniteit van Indonesië erkent treedt koningin Wilhelmina af ten gunste van haar dochter Koningin Juliana. In 1949 trekt Nederland zijn troepen terug uit de Indische archipel met uitzondering van Nederlands Nieuw Guinea (Irian Jaya). Het westelijke deel van het eiland wordt in 1963 overgedragen aan Indonesië en het oostelijk deel aan Australië. Hieruit wordt de zelfstandige staat Papoea Nieuw Guinea gevormd. Het economische doemscenario van het verlies van Indië blijft uit. De Nederlandse economie blijkt sterk genoeg om met de internationale economische groei het wegvallen van de Indische bezittingen op te vangen. Op de economisch waardeloze bezittingen in Amerika na is de dekolonisatie daarmee voltooit. In 1975 wordt ook Suriname zelfstandig en met de Nederlandse Antillen wordt een losse relatie aangegaan binnen koninkrijksverband. Verschillende eilanden (met name Aruba) treden uit de gemeenschappelijke Antilliaanse regering en nemen hun eigen plaats in binnen het Koninkrijk.

45