Geschiedenis der Middel-Eeuwen

351

description

Geschiedenis der Middel-Eeuwen

Transcript of Geschiedenis der Middel-Eeuwen

Page 1: Geschiedenis der Middel-Eeuwen
Page 2: Geschiedenis der Middel-Eeuwen
Page 3: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

G E S C H I E D E N I S

D E R

M I D D E L - E E U W . D O O R

Ë O B A L D T O Z E s

U I T G E G E E V E N

D O O R

K A R E L E R E D E R I K V O I G T ,

U I T H E T H O O G D U I T S C H V E R T A A L D .

I. D E E L .

Handelende van de groote en algemeeiie Volksverhui­zing tot op den dood van Lotharius den II.

Te UTRECHT, Bij B. W I L D E N J. A L T H E E R ,

17 9 2'

Page 4: Geschiedenis der Middel-Eeuwen
Page 5: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

ÏIJ

V O O R R E D E

V A N D E N

H O O G D U I T S C H E N U I T G E E V E R .

J Q E vertrouwelijke en gemeenzaame omgang, die ik met mijnen thans vereeuwigden

vriend en begunftiger, den Heer Justitie Raad en Profesfor Toze onderhield, en de bewijzen zijner welwillendheid en zijner vriendfchappe-lijke genegenheid te mij waards, waar van ook de bij zijnen uiterften wil aan mij opge­draagenen last, kan getuigen, verfchaffen mij de beste aanleiding om voor het geleerd pu­bliek te verfchijnen; en de wijze waar op ik voor de eerftemaal voor het zelve te voorfchijn treede, is voor mij ongemeen roemrijk. Ik verfchijn als uitgeever van den geleerden arbeid eenes fchrijvers, die bij alle beminnaars van grondige geleerdheid geacht was, namelijk, van den zaligen TOZE; en ik overhandige hun bij

* s dse-

Page 6: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

t l V O O R R E D E .

deezen het eerfte deel van zijne Gefchiedenis der Midde l -eeuw, dat met den zelfden geest, als de overige voortreflijke werken van deezen waardigen geleerden gefchreven is.

Misfchien zullen veele leezers vermeenen, dat eene Gefchiedenis der Middel • eeuw niet dat aanloklijke bezitte, het welk eene heden-daagfche gefchiedenis in zich bevat; en in den eerflen opdag fchijnt dit denkbeeld ook niet geheel ongegrond te zijn. De raenfchelijke geest is dog algemeen van die geaartheid, dat, al het geen denzei ven van nabij omgeeft, ook het kragtigfte op hem werkt. Hoe nader eene gebeurtenis aan onzen leeftijd i s , des te meer vermag zij op onze zinnen, en des te meer neemen wij deel aan dezelve; daar en tegen zal de gefchiedenis die in een ver van ons verwij­derden oord is voorgevallen, het gros des menschdoms in lange na zo belangrijk niet voor­komen. Di t zelfde, ja in een nog fterkeren graad, geld ook van zodanige gebeurtenisfen d ie , een lange reeks van jaaren geleeden, voor­gevallen zijn. De meeste menfchen zullen lie­ver verhaalen leezen van tegenswoordige oorlo­gen, van den in de gefchiedenis voor altoos

merk-

Page 7: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

V O O R R E D E . V

merkwaardiger! zevenjaarigen kr i jg , die de mees-ten onzer vaderen beleefden, en waar van vee-len der thans nog in leeven zijnde de rampen ondervonden, als meede van andere nader aan onzen leeftijd komende voorvallen; dan wel van de vermaarde krijgstogten der Asfijtiërs, van de ter bewaaring hunner vrijheid tegens de over-magt van Perftè'n zo kloekmoedig ftrijdende Grieken*, van de in deezen oorlog verrichte meenigvuldige roemrijke bedrijven, en van de verfcheidene voor het menschdom zo weldaadi-ge ontdekkingen en onderneemingen van veele volkeren der oude waereld.

Het geen ik tot hier toe van de oude gefchie­denis gezegt heb, fchijnt ook , op eene gefchie­denis der middel-eeuw, bijzonder omtrent de eerfte eeuwen van dezelve, in vergelijking van de gefchiedenis der laatere tijden, betreklijk te zijn.

Het Romeinfche Rijk was tot zulk eene groot­te en uitgeftrektheid gekomen, dat het zelve onder zijne eigene zwaarte begon te wanke­len , en eindelijk te bezwijken. De buitenland-fche veroveringen hadden onmeetelijke rijkdom­men naar Rome gebragt; en hier door was de

* 3 weel-

Page 8: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

V I V O O R R E D E .

weelde, en met haar het verderf der zeden ten hoogften top gefleegen. -De oude Romeinfehe deugden waaren geheel en al verdweenen, en reeds ten tijde van Cicero zag men geene Ro-memen meer. De ontaarte Romeinen gaven hun­ne vrijheid, voor welkers bewaaring hunne Voorvaderen fteeds alles gewaagt hadden, ge-willig ten besten, en gehoorzaamden éénen Heer. Onder deezen wierden 'er in een tijd­vak van verfcheidene eeuwen maar weinigen ge­vonden , die den throon waardig waaren, er» begeerte of genegenheid hadden, om iets in het gering/reten nutte van hunne landen en volkeren te bewerken. De meesten waaren of wreede en bloeddorftige tijrannen, of in de grootfte zorgeloosheid verzonkene wellustigen, en roee-nigwerf menfchen van geringe afkomst, die van de plichten eenes beftierders in het minfte gee­ne begrippen hadden. Daar bij kwam nog de onzekerheid der duurzaamheid van hunne heer< fchappij. De meesten hunner baanden zich door een oproer of door andere geweldige midde­len den weg tot den throon, en de wijze op welke zij daar wederom van beroofd wierden, was gewoonlijk zeer overeenkomftig met die,

waar

Page 9: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

V O O R R E D S« V i l

waar op zij den zeiven beklommen hadden. De verdeeling van het Rijk vermeerderde des" zelfs onvermogen, en maakte het den vijanden nog gemaklijker den ondergang van het zelve te bevorderen. Dit gebeurde dan ook weldra, wanneer de volkeren een fterke aandrift beziel­de om hunne onbebouwde landen met de fchoo-ne en vrugtbaare landfchappen van het Romein-fche Rijk te verwisfelen. Het eene land na het andere ging verlooren, en eindelijk maakten zij een einde aan het geheele westlijke Romeinfche Rijk. Met de kunsten en wetenfchappen ging het niet beter. Door den toeneemenden bloei van het Romeinfche Rijk waaren de Romeinen tot eene zodanige volkomenheid in dezelven geraakt, dat zij ons nog tegenswoordig daar ia tot voorbeelden kunnen verftrekken. Dog met het verval des Rijks verminderde ook de zugt voor kunsten en wetenfchappen, en dat geene het welk van dezelven nog in ftand was ge-bleeven, ging eindelijk geheel verlooren, wan­neer de woeste en barbaarfche volkeren de Ro­meinfche landfchappen' overftroomden. De voor­heen zo verlichte Romeinen wierden toen zelfs barbaaren, even als hunne overwinnaars. Dit

* 4 v e r -

Page 10: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

VU* V O O R R E D E ,

verval, waar in de wetenfchappen geraakten,' duurde een geruimen tijd voort, en wierd zo aanmerklijk, dat het ten laatften voor iets on­gemeens, en vooreen onderfcheidingsteken van een geleerden gehouden wierd, indien men kon-de fchrijven. De geeftelijken waaren de eenig-flen, bij wien dit armzalig overblijfzel van ge­leerdheid te vinden was. Dat de gefchiedkun-de geen beter lot gehad heeft, kan men gemak-lijk opmaaken. De tijden, waar in een Livi-ust Tacitus en andere voortreflijke mannen in het voordraagen der gefchiedenis geleeft hadden, waaren Jang voorbij, en men zag maar weini­gen, en dan nog meerendeels zeer middelmaa-tige Historiefchrijvers te voorfchijn komen. Ja zelfs wierd het in laater dagen ook in dit vak van geleerdheid nog duifterder. De eenigfte ge­leerden van deezen]tijd waaren de geeftelijken, en bijgevolg ook de eenigfte gefchiedfchrijvers! Dan, door de geringe maate van kennis, en de Overal ingewortelde bedorven finaak in de we­tenfchappen zijn de meeste gefchiedfchrijvers met anders dan jammerlijke Chronijkverhaalers, die in plaats van wezentlijke merkwaardige ge-^eurtenisfen te vernaaien,,Jons {alleen met be-

drij-

Page 11: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

V O O R R E D E .

drijven van heilige mannen van geene waarde, dog die zij echter als wonderwerken befchouw-den, bezig houden, of ons registers van bloe­dige veldflagen en rooverijen opleeveren. Maar zeldzaam verfchijnt "er een fchrander man, die met het eigentlijk oogmerk der gefchiedenis be­kent, ons wezentlijke merkwaardige gebeurte. nisfen voorftelt. E n bij den geringen trap van oeffening in deeze tijden, kon het ook bijna niet anders zijn.

Deeze bedenkingen fchijnen wel de gefchie­denis der middel-eeuw tot geene buitenge-meene aanbeveeling te verftrekken. D a n , mijns bedunkens, mangelt het ook aan de andere zi j ­de niet aan gronden en overweegingen, welke de nuttigheid en noodzaaklijkheid van dit meest­al eenigzints verwaarloosde deel der gefchiede­nis bewijzen, waar van ik 'er hier eenigen zo kort mooglijk zal opgeeven. Reeds fchijnt deeze bedenking, dat tot eene volledige kennis deE gefchiedenis, ook die der middel - eeuw be-hoord, en dus dezelve niet kan veronachtzaamt worden, de beoefFening van dit vak der ge­leerdheid min of meer aanteprijzen; dewijl dog zeker een ieder na eene zo veel mogelijk uit-

* 5 ge-

Page 12: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

X V O O R R E D E .

gebreide en volkomene kennis eener wetenfchap zal tragten. Echter zijn 'er nog veel gewich­tiger gronden die het beoeffenen der gefchie­denis van de middel-eeuw aanbeveelen. Wan­neer in de vijfde eeuw der Christelijke tijdre­kening, de met den gewoonen, offchoon niet in allen opzichten gevoegelijken, naam van volksverhuizing beftempelde gebeurtenis voor­viel, en het westelijke Romeinfche Rijk ein­delijk door deeze Barbaaren geheel te gronde gebragt wierd, ontftonden er in de tot hier toe aan de Romeinen onderworpen geweest zijnde landfchappen nieuwe Staaten, die gedeeltelijk door anderen even zulke woeste volkeren fpoe-dig onder het juk gebragt en verwoest wier­den : terwijl door alle deeze omwentelingen de nog thans in ons waerelddeel bloeijende Rijken en Staaten zijn voortgefprooten. Ook ontfton­den in dit tijdvak de door deeze verfchillende Nat iën , nog tegenswoordig gefprooken worden­de taaien, welke men de leevende pleeg te noe­men; en die door eene trapsgewijze befchaa-ving tot dien trap van volkomenheid gebragt zijn, waar in dezelven zich nog bevinden. Dan tot den tijdkring, welke de gefchiedenis der

mid-

Page 13: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

V O O R R E D E . Xt

middel - eeuw in zich bevat, behoord niet al­leen de grondvesting en opkomst der thans bloeijende Rijken, maar ook de meesten van dezelven verkreegen ook reeds in dit tijdperk derzelver nog thans in werking zijnde Staats-gefteltenis; ten minften laat zich deeze, dewijl zij haaren grond in de voorgaande had, niet genoegzaam beoordeelen en verftaan, wanneer men niet met geene, en de daar in van tijd tot tijd voorgevallene veranderingen bekent is, die echter alleen door de gefchiedenis van dien tijd kan geleerd worden. Ook nog in onze tij­den mangelt het niet aan voorbeelden, die de juistheid deezer aanmerking, bewijzen: en het zij mij geoorloofd, maar één derzei ven alhier bijtebrengen. De onlangs ontftaane en nog niet bijgelegde twist tusfchen den Koning der bei-de Siciliën en den Paus over de leenroerigheid van deeze Rijken, zal men niet kunnen bevat­ten, wanneer men zich niet de trapsgewijze op-komst van deeze Rijken in de middeleeuw, en de in de elfde eeuw door den Paus gedaane leenverlijding van deeze landen aan de Nor­mannen herinnert. Ook is den oorlprong der aanzienlijke voorrechten, die deezen Koning

ins-

Page 14: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

XII V O O R R E D E .

insgelijks in het geestelijke bezit, al meede in dit tijdvak te zoeken. De oorfprong van het Engelsch parlement, de vergunning van het groot Charter, het welk nog tegenswoordig de voornaamlïe Rijksgrondwet van Engeland en in één woord, de grond van de hedendaagfche Engelfche regeeringsform uitmaakt, is in den omtrek der middel-eeuw te vinden. Men zou nog een aantal van diergelijke voorbeelden kun­nen bijbrengen; dan, men zal de bevestiging van het door mij gezegde in het werk zelve vinden, en dierhalven zou eene verdere uit­breiding deswegens even zo onnodig als over­tollig zijn. Eene gefchiedenis dus, die de ves­tiging en de opkomst van de hedendaagfche bloeijende Rijken en Landen, als mede den oor­fprong hunner regeeringsform aanwijst, zon­der kennis van welken veele in dezelven nog heden ten dage voorvallende gebeurtenisfen niet kunnen begreepen worden, moet voorzeker on­ze aandagt verdienen. Bovendien is ook de gefchiedenis der middel • eeuw niet zo ontbloot van groote en merkwaardige gebeurtenisfen, als men gemeenlijk gelooft. Dit bewijst reeds de boven aangevoerde verdelging van het Romein­

fche

Page 15: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

V O O R R E D E . XIII

fche R i j k , en de daar op gevestigde gronding der nog thans in weezen zijnde Landen en Staaten. Men ziet beftierders, den throon waardig, zodanige befchikkingen maaken, waar door hunne, tot dien tijd toe weinig geachte en onderdrukte, Natiën tot eenen aanzienlijken trap van magt, van aanzien en invloed op de beflisfing der waereldgebeurtenisfen van dien tijd verheven wierden. M e n ziet ontwerpen vor­men , waar door veele ten nadeele van het menschdom ingefloopene wanorders weggeno­men , o f ten minsten verminderd wierden; en ontdekkingen doen, die op het welzijn van het menfchelijk geflagt merkelijken invloed had­den. Het is waar, dat de woestheid en onwee-tendheid tot eene aanmerkelijke hoogte geftee-gen was, dog door dit alles heen word men echter een fchrander en vernuftig man ge­waar , die ook eene opgeklaarde eeuw niet tot fchande zou verftrekt hebben, die door de hem omgeevende duisternis zogt heen te breeken, en door het weldaadige licht der wetenfchap­pen , gelukzaligheid onder zijne meedemen-fchen tragtte te verbreiden, Bijzonder ontdekt men op het einde der middel-eeuw, hoe de

met

Page 16: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

XIV V O O R R E D E .

met de gelukkigfte gevolgen verzelde gebeur­tenisfen tot de verdrijving der groote woest-heid, en herftelling der wetenfchappen hebben meedegewerkt. De verovering van Konfianti. nopolen door de Turken dreef veele griekfche vlugtelingen naar Iialiën, die als toen de be-oeffening der klasfieke fchrijvers wederom aan den gang bragten, en daar door den eerften grond lagen tot de herftelling der zo lang ver-loorene wetenfchappen. Deeze voordeden wier­den door de omtrent ter zeiver tijd uitgevon­dene Boekdrukkunst nog vermeerderd, en toen begon het menfchelijk veriïand, zich van de boeijen der onweetendheid en barbaarschheid, waar onder het zo lang gezugt had, fpoedig te ontdoen. Aan eenen anderen kant onderging de tot hier toe in gebruik zijnde krijgskunde eene gcheele verandering door het uitvinden van het buskruid; ook wierd daar door de in­wendige gefteldheid der Staaten aanmerkelijk veranderd; gelijk meede in den koophandel, en de door den zei ven daar gefielde verkee­ring en verbintenis onder de volkeren, door de uitvinding van eenen. nieuwen weg naar Oostindiën langs de Kaap de goede Hoop, en

door

Page 17: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

V O O R R E D E . ' XX

door de ontdekking van een nieuw waerelddeel, tot eene buitengewoone groote omwending van zaaken aanleiding wierd gegeeven.

Alles is zo wel in de Staatkundige als ui de natuurlijke waereld aan wisfeling en veran­dering onderhevig. Groote en magtige Staaten zijn afgenomen en in verval geraakt, en ande­re hebben zich daar en tegen tot eene aanzien­lijke maate van gezag en aanzien weten te ver­heffen. Wij zien, hoe eerst deeze, naderhand geene mogendheid de eerfte in Europa gewor­den, en dan wederom door in het oog vallen­de gebreken, door misbruiken en door eene te fterke beproeving haarer kragten, of door de­zelven te boven gaande onderneemingen, van het toppunt haarer hoogheid ter nedergeftort is; en wederom andere uit haar voormaalige zwakheid tot een verwonderingswaardig ver­mogen geraaken. Tot meerder diergelijke over­weegingen zal ons het tijdperk, dat de ge­fchiedenis der middel-eeuw bevat, meenigvul-dige gelegenheden verfchaffen.

Nu nog het een en ander over den oorfprong van dit Boek. Om de geheele gefchiedenis der waereld van het begin des menfchelijken Ge-

flagts

Page 18: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

XVI V O O R R E D E ,

flagts tot op onze tijden, in halfjaarige Akfr demifche voorleezingen te voleinden, is eene volftrekte onmooglijkheid. Men pleeg dezelve om die reden te verdeden, en in één half jaar de oude gefchiedenis tot op den ondergang van het Romeinfche westerfche Rijk voortedraa-gen, en vervolgens in een bijzonder Kollegie de nieuwe gefchiedenis, of zo als dezelve ge­woonlijk genaamd word , de gefchiedenis der hedendaagfche Europeefche Staaten te verklaa* ren. Hier bij is het bijzonder om de kennis der nieuwe waereldgebeurtenisfen te doen, en dewijl deeze met den voortgang des tijds ge-duurig meer en meer ophoopen, zo pleeg men de merkwaardige gebeurtenisfen van de mid­del-eeuw, die in de onderfcheidene Landen van ons waerelddeel zijn voorgevallen, maar korte-lijk aantefiippen. Nogthans verdient, volgens de door mij opgegeevene redenen, dit tijdvak der gefchiedenis insgelijks een bijzondere op­merkzaamheid. Hier bij komt nog, dat de, bij de verklaaring der Europeefche Staatsge-fchiedenis, gewoonlijk tot een grond gelegd wordende Leerboeken in verre na niet alle Staaten betreffen, die aan de merkwaardige ge­

beur-

Page 19: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

V O O R R E D E tVlT

beurtenisfen deel genomen, en- op de beflisfing van dezelven invloed gehad hebben, en die dus ten deezen opzichten gebreklijk z i j n ; ook is de gefchiedenis der middel-eeuw toe hier toe nog door niemand afzonderlijk bearbeid ge-worden. Op de Hooge fchoolen word ook maar zeldzaam de gefchiedenis der middel­eeuw uitvoerig voorgedraagen. Om deeze re­denen dan heeft den zaligen fchrijver door dit w e r k , ook aan hun eenen wezentlijken dienst gedaan, die , met de verklaaring der gebeur­tenisfen van de middel-eeuw, zo als die bij gelegenheid van het voordraagen der nieuwe Europeefche Staats gefchiedenisfen behandeld worden, en die volgens de inrichting en het oogmerk deezer voorleezingen niet omftandig genoeg zijn kunnen, zich niet Iaaten vergenoe­gen, maar begeerig zijn om mee dezelve na­der bekend te worden. De fchrijver heeft al­les uit de beste bronnen en fchrijvers gehaald, en met aanwijzing van beiden geftaafd; zo dat men hem op zijn anders niet geheel on­waardig woord behoeft te gelöoven, maar al­les zelfs onderzoeken kan. . Volgens zijn voor-neemen, het geen hij verfcheiden maaien aan

mij

Page 20: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

* V I I I V O O R R E D E

mij geuit heeft, was dit boek beftemd, om het zelve te voegen bij de Gründrkz einer ge-fcbicbteder merkzuaerdigften Welthandel neuerer zeit, dat is: Schets eener gefchiedenis vande merk* waardigfle laaereidgebeurtenisfen der laatjie tij­den van den beroemden Heer Profesfor Bnscn, waar over den zaligen T O Z E voorleezingen pleeg te houden. Of hij echter dit werk tot voorleezingen over de gefchiedenis der mid­del-eeuw, terwijl men iecs diergelijks alge­meen ingevoerd mag wenfchen te zien, ge-fchikt had, kan ik met geene zekerheid zeg­gen ; echter fchijnt het mij daar toe eenigzints te uitgebreid te zijn. Het is veel meer voor eigen overdenking en verdere, beoeffening van dit deel der gefchiedenis beftemd. De fchrijf-wijze is gelijk als men dezelve van deezen zo fchranderen navorfcher der gefchiedenis ver­wachten kan en ook gewoon is, zonder ge-zogte, en deswegens meenigmaal kwalijk voe­gende, cieraadien, dog echter ook niet ftijf of fiordig, maar geheel en al in den fmaak van het boven gemelde voorbeeld in den voordragt van het gefchiedkundige, door wiens vlijtige beoeffening den zaligen fchrijver zich gevormd

heeft

Page 21: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

V O O R R E D E .

heeft. Even zo gelukkig is ock de order en plaatzing der gebeurtenisfen. De gewoonlijke, dog ongefchikte vernaaien van de nieuwe ge­fchiedenis na order van de tegenswoordige Eu­ropeefche Staaten is meenigmaal hinderlijk in het overzien van den zaamenhang in de ge­beurtenisfen, en geeft tot veelvuldige herhaa­lingen aanleiding, vermits de voorgevallene zaa-ken in het eene Rijk, dikwerf op gebeurte­nisfen, die zich in een ander Rijk opdoen , gegrond zijn, en zonder eene naauwkeurige kennis en uitvoerige verklaaring van dezelven niet wel begrepen kunnen worden. Die heeft den zaligen fchrijver gelukkig vermijd. De overgang der gefchiedenis van een Land tot die van een ander is meestal zo natuurlijk en zo treffend gefchilderd, dat men onder het leezen fpoedig bemerkt, hoe men van het ee­ne land in het andere verplaatst word. Hier door word den leezer met den geest der ge­beurtenisfen meer gemeenzaam; het verhaal eener merkwaardige gefchiedenis, waar aan meer dan één Rijk deel gehad heeft, is ge-maklijker te overzien, word niet telkens af­gebroken, en de langwijlige herhaalingen wor­den vermijd.

* * 4 Het

Page 22: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

XX V O O R R E D E . "

Het Publiek heeft tot hier toe den geleer­den arbeid van den vereeuwigden fchrijver

,eene ongemeene goedkeuring, die denzelven ook verdiend toegezwaaid. Waarom zoude dan ook dit werk niet op een gelijk onthaal kunnen hoopen ?

Butzow. Augustus 1750.

K A R E L F R E D E R I K V O Ï G T .

Page 23: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

G E S C H I E D E N I S

D E R

M I D D E L - E E U W

E E R S T E B O E K .

V A N D E G R O O T E V O L K S V E R H U I Z I N G T O T

OP H E T E I N D I G E N D E S M E R O V I N G I S H E N

S T A M S .

Zedert de vijfde Eeuw tot den Jaare 755 . (Een tijdvak van omtrent 350 Jaarcn).

E E R S T E B O E K .

t

O u d e r de oude volken, die door den krijg etl veroveringen groote en magtige Rijken getocht neb­ben, munten voornaamelijk de Romeinen uit. De geheele gefchiedenis van het memchelijke geflagt leevert niets op, dat in voortreflijkheid en luister bij Rome kan vergeleeken worden. Deszelfs eer­fte Bewooners, offchoon alleen uit eenen zaamge-

A fchoofc

Page 24: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

a G E S C H I E D E N I S D E R

fchoolden hoop (i") beftaande, waaren reeds over­winnaars hunner nabuuren. Derzelver afftammelin. gen verhieven zich tot Opperheeren van halten, en door hunne altoos zegerijke wapenen, overweldig, den zij een aanzienlijk deel van het als toen beken­de aardrijk. U i t deeze geduurige en welgeflaagde veroveringen, in den loop van eenige eeuwen ver-kreegen, ontftond een wandrogtelijk geheel, eene Romeinfche waereld, met welke geenen ftaat, zo in vroegere als in laatere tijden, kan in vergelijking gefteld worden. Con/lantinus de Groote deelde het Roomfche Rijk in vier algeméene Stadhouderfchap-pen ( a ) , welkers uitgeftrektheid zich in den wijden

om-

C i ) Uit dien hoofde doet Iuvenalis Sat. 8. v. 237.

de met hunne vooroudirs praaiende Romeinen dit bitfebe verwijt.

AB INFAMI GENTEM DEDUC1S ASIJLO.

MAIORUM PRIMUS QUISQUIS FUIT ILLE TUORUM,

AUT PASTOR FUIT , AUT ILLUD , QUOD DICERE NOLO.

Ca) PRAEFECTURAE PRAETORIO, aldus genaamd na den

PRAEFECTI PRAETORIO, dewelke de Opperfte Staats-en

Krijgsamptenaaren der oude Roomfche Keizers waaren.

Om derzelver al te groot gezag te verminderen, benoem­

de Conftantinus 'er vier, daar 'er te vooren gewoonlijk

maar één of twee geweest waaren, ontnam hen het Op­

perbevel over het Krijgsleger, en liet hen alleen het toe­

verzicht over de Burgerlijke zaaken. VlD. NOTITIA ORIEN-

TIS & OCCIDENTIS. et in eam GUIDI PANCIROLI COMMEN-

TAR. CAP. V . FOL. 6, j . Die vier PRAEFECTURAE waaren

1. O-

Page 25: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . §

omtrek als een Colosfus vertoont, die met de eene

hand aan de Zwarte en Caspifche Zeeën, en met

de andere aan den Atlantifchen Oceaan reikt. Het

be-

i. ORIENTIS, 2. TLLIJRICI, 3. ITALIAE, 4. GALLIARUM. Jedere PRAEFECTURA was in verfcheidene bijzondere R e c h t ­gebieden (DIOECESES) , en deeze wederom in Landfchap. pen afgedeeld.

De PRAEFECTURA ORIENTIS was de grootfte. Onder dezelve behoorden 5 Diocefen.- 1. ORIENS, 2. AEGIJP-TUS, 3. ASIANA , 4. PONTICA, 5. THRACIA; en onder de eerfte 15 Landfchappen, onder de tweede 6, onder de derde 10 , onder de vierde 11, en onder de vijfde 6 Landfchappen.

De PRAEFECTURA ILLIJRICI beftond uit 2 Diocefen: i Macedonia, 2. Dacia; de eerfte uit 6, en de tweede uit 5 Landfchappen.

De PRAEFECTURA ITAUAE bevatte 3. Diocefen , 1. ITALIA, 2. IixijkicuM OCCIDENTALE, 3. AFRICA; en de eerfte 17, de tweede 6, en de derde 7 Landfchap^. pen.

De PRAEFECTURA GALLIARUM had meede 3 Diocefen:

I. Hijpania, 2. Gallia, 3. Qrittatmia; en de eerfte 7 ,

de tweede 17 , en de derde 5 Landfchappen.

Over ieder Diocefe was een VICARIUS (een Amptenaar

van den PRAEFECTUS) gefteld, over ieder Landfchap een

TRAESES, of anders een Amptenaar onder den naam van

<ONSULARIS. NOTIT. DIGNIT. fupra alkg. FOL. 3 , IJ , U ' S , I55.

A 3

Page 26: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

4 G E S C H I E D E N I S D E R

-bevatte de tegenswoordige, gedeeltelijk magtige Koningrijken en Staaten, van Spanjen, Portugal, 'Frankrijk, Engeland, de vereenig de Nederlanden, Switferland, eenen ftreek van Duitfcbland bij den Donau en den Rhijn, Italien, Sicilien , Sardinien, Corfica, en alle de overige Eilanden in de Midde-landfche zee en den Archipel gelegen, Hongarijen, Dalmatien, Cr'oatien, Slavonien, Zevenbergen, Wallachien en Moldavien, Griekenland, het gehee-Ie gedeelte van het Turkfche Rijk zo in Europa als in Afia, Arabien, Egypten, Tripoli, Tunis, Algiers , Fez en Marocco. Deeze waaren allen Romeinfche Landfchappen. Rome beheerfchte dier-halven de edelfte, rijkfte en vrugtbaarfte landen in .Europa, Afia en Afrika. Haare ligging aan de Middellandfche zee, verfchafte den Romeinen, de­wijl dezelve zee geheel van himne landfchappen omgeeven, en als een in het midden van deeze, in-ftroomenden zee - boezem was, de Heerfchappij daar over, en door dezelve wierd, de gemeenfchap zo wel tusfchen de Hoofdftad en de Provinciën , als tus-fchen de Provinciën onderling uitneemend bevor­derd.

II.

Deeze zo wijduitgeftrekte Heerfchappij der Ro­meinen was deels de vrugt van eene looze en arg-liftige Staatkunde, en deels, van openbaare Gewel­

de-

Page 27: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. g

denarijen en onrechtvaardige oorlogen ( 3 }. Maar, dewijl door zodanige middelen de verkreegene magt het hoogfte toppunt bereikt had, begon deeze ter gelijker tijd tot hun eigen veiderf meede te werken. De Romeinfche Veldheeren en Stadhouders , die door den behaalden buit en roof in de uitgeplun­derde, en veroverde Landen, Koninglijke fchat-ten, eri aanzien verkreegen hadden, verhieven zich, met derzelver voorigen ftaat te onvreeden , over hunne meedeburgers. Nijd , naiever en heerfch» zugt geraakten nu in werking, en bragten den Bur­gerlijken oorlog voort, die met de grootfte verwoed­heid gedreeven en van de affchuwelijkfte gebeurte­nisfen verzeld was, welke, door den val van den ftaat, en door de verwisfeling van denzelven in ee­ne Alleenheerfchappij, een einde nam. Deeze ont-aarte welhaast in een volilaagen willekeurig geweld, en in de gevaarlijkfte dwingelandij. De groote reeks van Keizeren , die geduurende een tijdvak yan vierhonderd Jaaren geregeerd hebben, leevert maar weinige verftandige goede en deugdzaame Vor-ften op; de meesten waaren gedeeltelijk zwakke en dwaaze, gedeeltelijk wellustige en affchuwelijke

mon-

(3) Omtrent de middelen , waar van de Romeinen zich bedienden om veroveringen te maaken, kan men in­zien Jo. Franc. Buddei Jurisprud. hist. Specim. in eius Selec. Jur. Nat. et Gent. p. 775, fqq. Montesquieuj in lijne Confiderations fitr les Caufes de la granieur des Rt-wains et dl leur Decadenee. Ch. 6.

A 3

Page 28: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

6 « Ï S C H I E D E N I S D E R

monfters. Onder zodaanige onbekwaame of dwinge-landfche Beheerfcbers was de edele fierheid der ou­de Romeinen in eene flaaffche onderwerping, der­zelver kloekmoedigheid in lafhartigheid, en hun­ne ftrenge krijgstugt in losbandigheid ter neer ge­zonken. De krijgsbenden eigenden zich eindelijk het recht toe om de Keizers te verkiezen , en , wanneer derzelver gedrag niet naar hun genoegen was, om die aftezetten, ofte vermoorden. In dit algemeen verderf der tijden en het verval van den krijgs-ftand wierden vreemdelingen of zogenaamde Barbaaren in de Legioenen aangenomen, en zelfs tot de aanzienlijkfte Staats - en Krijgsbedieningen verheeven. Dit zo magtige Rijk verviel allengs-kens even als een krank lighaam in eene doodelijke verzwakking. De duitfche en andere noordfche vol­keren , welken de Romeinen niet hadden kunnen bedwingen, of, dewijl bij dezelven, uit hoofde van hunne armoede, geen buit te veroveren viel, het niet der moeite waardig geacht hadden om die aan zich te onderwerpen, deeze volken overheerden door hunne invallen de Romeinfche Landfchappen, en zeer dikwerf waaren de Keizers genoodzaakt om den vrede met geld, of door eene jaarlijkfche fchat-ting, van hun tekooen .

III.

Theodofius de Groote verhief wel geduurende ee-nigen tijd den roem der Romeinfche wapenen door

zij-

Page 29: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. ?

zijne behaarde overwinningen over dit Hunnen, en Golhcn: dog dit was ook tevens de laatfte flikkering van de ondergaande Heerfchappij , en van de Heerlijkheid van het uitgeftrekte en magtige rijk, welke met zijnen dood gantfchelijk verdween. Hi j maakte eene verdeeling ten behoeven van zijne zoo-nen, Arcadius en Honorius, en gaf geenen het Oos-

terfche, en deezen het Westerfche Keizerrijk. V o l ­gens zijn oogmerk zou alleen de regeering verdeeld worden, en het rijk onverdeeld blijven. Meer dan eens had het reeds twee of drie Beheerfchers te gelijk gehad, dog het was altoos wederom veree-nigd geworden. Uit deeze laatfte dceling ontflond eene geheele fcheuring, zonder dat dezelve dit­maal door eene wedervereeniging gevolgd wierd. Beide de Zoonen hadden niets van 's Vaders Geest­vermogens geërfd, en hier bij kwam nog dewel-ver jongheid. Arcadius was agttien, en Honorius. twaalf jaaren oud. Uit voorzorg had Theodofius aan hen twee zijner voornaamfte Staatsdienaaren, naa-melijk aan den eerften Rufin een Gallier, en aan den ander Stiüco een Wandaal, tot Voogden en Rijksverzorgers toegevoegd ( 4 ) . Theodo/tus ver­waardigde den laatften met eene uitneemende ge­negenheid en achting. Hij gaf hem zijnes Broeders dogter Serena tot gemaalin, en de uit deezen echt verwekte dogters, Maria en Thermantia wierden de eene na de andere aan Honorius uitgehuwelijkt.

Dog

Orofius. Hifi. Lib. VII. c. 37. A 4

395.

400.

Page 30: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

O G E S C H I E D E N I S D E R

Dog die beide aanzienlijke Staats Araptenaaren waaren met hun geluk , hoe groot het ook zijn mogt, niet te vreeden, dewijl ieder liever het be­llier des geheelen Ri jks , dan een gedeelte van het zelve wilde uitoefenen. Van daar derzelver onder-Hnge naiever en vijandfchap! Rufin geraakte het eerfte tot den val , door de aanftookingen van zijne tegenpartij, die echter het gehoopte voordeel daar niet uit trekken kon, maar wel haast een gelijk lot onderging.

I V .

Eene aaneenfchakeling der tegenftrijdige poogin­gen van deeze beide Staats-Amptenaaren veroor» zaakte het verval, en eindelijk de volkomene on-dergang van het Westerfche Keizerrijk. Dit wierd door eene reeks van zonderlinge Gebeurtenisfen bewerkt, welkers aandenken door de gefchiedenis onder den naam van de groote Volksverhuizing bes­waard word. Deeze nam een aanvang van de Tszee, en'verfpreidde zich tot aan den Atlantifchen Oceaan. Eene verbaazende menigte van Barbaaren, door ee­ne te zeer vermeeijigvuldigde bevolking overkropt, of door'andere zwervende Volkeren gedrongen, of eindelijk door de verhaalen van de fchoonheid dier vrugtbaare en voortreflijk aangelegde Landen uitge­lokt , vielen op de Romeinfche Landfchappen aan, alwaar zij in plaats der Bosfchen en Wildemisfen , p welken zij tot hier toe ginds en herwaards rond-

ge-

Page 31: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. O.

gezworven hadden , nieuwe en betere wooningen zogten en vonden. De eerfte beweeging, indien men de door eenen Franfchen geleerden aan het licht gebragte oude Chineefche Jaarboeken (5^ geloo-ven mag, ontftond in wijd afgelegene oorden van het noordoostelijke gedeelte van Aften. De Hunnen, een talrijk, woest en krijgszugtig volk, woonden op de Chineefche grenzen. Door deezen wierden z i j , op het einde der eerfte eeuw volgens de Christelij­ke tijdrekening, overwonnen en uit hunne woonin­gen verdreeven. Daarop verfpreidden zij zich west­waarts in het Afiatifche Sarmatien uit." De toen­maals aldaar woonachtig zijnde jilaancn, een even zo onbefchaafd en krijgszugtig volk als de Hunnen, moesten voor deezen op hun aandringenden hoop de wijk neemen, en kwamen, na;eenlangduurigzwer­ven , aan den Donau , alwaar zij de Sueven en Wandaakn , twee Duitfche Volkeren aantroffen, die uit hun Vaderland naar deeze landen getrok­ken waaren. Ze namen alle drie den weg naar den Rhijn, die zij overtoogen en in Gallien in­vielen, alwaar zij overal fchrik baarende, en met

bloed

(5) De Guignes Hifi. Gen. des Huns Tom. 1 P. 2. Liv. 1, p. 123. Liv. 4. p. 277 &/iiiv. Ammian. Marcellin. Lib. XXXI. p. 466 ed. Lindenbt og. ftemt met deeze Chi. neefche vernaaien in zo verre over een, dat de Hunnen wijd over den Palus Maeotis aan de Yszee gewoond heb-

406. 407, ic8 .

Page 32: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

ÏO G E S C H I E D E N I S D E «

bloed en asfche beftempelde gedenkteekenen agter-lieten (6).

V .

Stilico niet te vreeden, dat hij in naam van den zwakken Honorius het bewind voerde, wilde zelfs, zo als hij van de Roomfche gefchiedfchrijvers be-fchuldigd word, hem deezen ijdelen tijtel niet laa-ten, maar zijn eigen zoon Eucherius op den throon verheffen. Om deeze roekelooze onderneeming ter uitvoer te brengen, had hij reeds van verre de noo-dige maatregelen genomen, waar onder die fchrijvers ook deeze vermelden, dat hij de gemelde volkeren tot den inval in Gallien opgerokkend had, met oog­merk om in dien nood Honorius het Keizerrijk aftepersfen, en vervolgens die Barbaaren éven zo gemakkelijk als ze gekomen waaren, naar derzel­ver voorige woonplaatfen te rug te verdrijven. Ins­gelijks had hij, zo als zij verder verhaalen, eene geheime verftandhouding met den Westgothifchen Koning Alarik gehouden, ten einde hem ter be­vordering van zijne oogmerken, welken hij ook ter bekooming van het Oosterfche Keizerrijk zou gefmeed hebben, te gebruiken. Dog deeze aanfla-gen van Stilico, hetzij dan waar of valsch, wierden den Keizer ontdekt, en Vader en Zoon deswegens

met

(6) De Guignes 1. c. p, 280, 281.

Page 33: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E ü W, Ir

met den dood geftraft (7). Dewijl zij onverhoord te recht gefteld zijn, zo blijft hunne misdaad en de rechtvaardigheid van de ïtraf twijfFelachtig. Der­zelver fchitterend Geluk en vreemde afkomst waa­ren misfchien dat geene, hetwelk de nijd en naïe­ver hun tot misdaad toereekende <8). De dood van Sülko liet ondertusfchen een groot en befchrijens-waardig praalgraf na, door de verwoesting en het verlies van zo veele Landfchappen, en zelfs door de verovering en de plundering van de Hoofdftad.

V I.

Gallien had tot hier toe de ongelukkige fchouw-plaats opgeleeverd, alwaar de Sueven, Wandaalen en Alaanen twee jaaren lang hunne woede den teu­gel gevierd, en alle de deelen van het land door moorden en branden verwoest hadden. Als n u , trokken zij over de Pijreneefche gebergten in Span-jen, alwaar zij met eene gelijke wreedheid te werk gingen. Deeze verwoeltingen voerden Honger en Pest met zich, waar door zoo wel als door het vij­andelijke zwaard, een groot gedeelte der oude Be-wooneren omkwam. De nood en het gebrek aan leevensbehoeftens , deed hen den degen met den

ploeg

(7) Orofius. Lib. VII. c. 38. Marcellinus Coma in Chron. p. t%, 15. Zofimus Hifi. tiov. Lib. V. p. 90, tos.

(8) Vid. Zofimus 1. c. p. 103,

408.

409.

Page 34: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

4n.

ia G E S C H I E D E N I S D E R

ploeg verwisfelen, en de vijandelijkheden ftaaken ( 9 ) . Zi j verdeelden de gemaakte veroveringen doorliet lot onder zich. Gallïcien, waar onder als toen ook Oud Castilien begreepenwas, viel den Sue~ ven en TFmdaalen; Lnfitanien benevens het Land­fchap der Canhaginenfers den Alaanen, en Batica den Silingercn ( 10 ) , een ander Wandalisch volk, ten deel. Echter bleeven eenige volken in het bij­zonder de Carpetaners en Cehibercn nog onder de Romeinfche Heerfchappij. De overigen onder­wierpen zich aan de overwinnaars, die nu met de­zelven in vrede en vriendfehap leefden; Zij ver-kooren liever eene armoedige vrijheid onder de Barbaaren te genieten, dan aan de bezwaarende fchattingen onder de Romeinen onderhevig tt zijn O O.

V I I.

Dus was Spanjen voor het grootlle gedeelte voor de Romeinen verlooren, en halien zelfs had bijna een gelijk noodlot ondergaan, dewijl het immiddels

van

(9) Orofius Lib. VII c. 40 , 41. Idatius*» Cbron. ad. * 15 & 16. Ronorii p. 10, n .

(10} Idatius ad a 17. Honorii p. n , 12. Men zie ook Barbeirac Hili. des anciens Traitez. Part..II. Art. 88. p.

»• ( i t ) Orofius Lib. VII. c. 41. Vid. etsam Mariam dt

tebus Rispan. Lib. V, c, J,

Page 35: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E-E E ü W, I3

Van een rnagtig en in dit tijdvak zeer beroemd volk, riaamelijk door. de Gothen ingenoomen wierd. Deeze hebben waarfchijnlijk eerst aan de Oost- Zee bij den mond van de WeichfeU in het tegenwoordige West' Pruis/en gewoond, en zich daarna verder door Poo~ Jen, tot aan de Maotifche- Zee, en vervolgens tot aan de Zwarte- Zee, en in de Romeinfche Provinciën tot aan den Donau uitgebreid. Zedert fchijnen zij zich door de naamen van Oost en West - Gothen on-derfcheiden te hebben. Geenen bewoonden de firee-ken aan den Don en de Zwarte- Zee, en deezen woonden meer westwaards in de Romeinfche Land­fchappen C 1 - ) » e n beiden zijn Overwinnaars van ltalien, ja van Rome zelfs geworden. . Tusfchen de twee Broeders Arcadius en Honori­us heerschte eene Ichadelijke oneenigheid, welke door hunne wederzijdfche Rijksbeftierders voorbe-dagtelijk berokkend was. Alarik, Koning der West-Gothcn hield de zijde van den Iaatften ; en Stilico was in den naam des Keizers Honorius met hem overeen­gekomen , dat h i j , vermits den Oorlog tegeris Ar* •cadius reeds beflooten was, in Épirus zou vallen, en daar de Krijgsbenden afwachten, met welken Sti­lico zelf, om den Oorlog te beginnen, zou aanruk­ken. Dog, daar deezen oorlog door onverwachte hinderpaalen geenen voortgang had, zo trok Ala­rik in Noricum, en vorderde voldoening voor zij­

nen

Cl2) Vid. Cluverii Cerman. antiq. Lib. III. Cap. 34- » i> 2 , 6".

40&

Page 36: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

14 G E S C H I E D E N I S D E R

nen togt en tijdverlies in Epirus. Op den raad van Stilico beloofde de Keizer hem 4000 ponden goud: Dog door den intusfchen voorgevallene dood van denzelven, wilde hij'het verdrag niet ge-ftand doen (13 ) . Alarik hier door verbitterd, be­legerde Rome en noodzaakte deeze Hoofdftad door het affnijden van den toevoer, welhaast om de haar voorgefchreevene voorwaarden aanteneemen, en hem 5000 ponden goud en 3C000 ponden zilver, behal-ven eenige andere kostbaarheden te betaalen (14} . Eene hier op aangevangene vredes onderhandeling tusfchen Honorius en Alarik eindigde vrugteloos, uit hoofde de laatfte te veel vorderde, en de eer­fte te weinig inwilligde. Het gevolg hier van was, dat Rome andermaal door Alarik belegerd wierd.

_ De hongersnood bewerkte fpoedig wederom een ver­gelijk, uitkragtvan het welk, door den Senaat, de Bevelhebber der Stad ( f ) Attalus in plaats van Honorius tot Keizer wierd verklaard. Dan de nieu­we Keizer betoonde in zijn beftier zo weinig beleid, dat Alarik hem noodzaakte om de waardigheid die hij onbekwaam was te bekleeden, opentlijk afte-ftaan ( 1 5 ) . Als toen wierd de onderhandeling op nieuws met den Keizer hervat, die echter even als

de

(13) Zozimus, Hift.nou. Lib. V. p. pp, 100.

(14) ld. 1. c. p. 105-107. Barbeirac, Hilï. des anc. Traii. P. II. n. 85. p. 70.

(t) Praefeétus Urbis.

(15) Zozimus, Lib. V . p . 110. Lib. VUp. 113-115.

Page 37: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L ' E Ï U W . 15

de voorige zonder gevolg was. Alarik belegerde dus Rome voor de derdemaal, en dewijl de Gothen, met geweld de Stad overmeesterden, wierd zij ge­plunderd en een gedeelte van dezelve verbrand: hoewel echter Alarih gemaatigdheid hier in nog geroemd word, vermits hij bevolen had om de Ker­ken en die daar in gevlugt waaren te verfchoonen. Zelfs verhaalt men dat de Stad door deezen brand minder geleeden had , dan van het vuur het welk te vooren Nero uit loutere moedwil daar in had doen ontfteeken ( 1 6 ) Deeze Beheerfcheres der waereld onderging toen de wedervergelding voor dat geene, het welk zo veele Steden, Landen en Volken ten tijde haares voormaalig aanzien en gezag van haar geleeden hadden, en de geduurende duizend jaaren, door de roofzugt der Romeinen uit de drie als toen bekende gedeeltens van het aardrijk verkreegene en opgehoopte Schatten en Rijkdommen, wierden ten roof der van hen zo verachte Barbaaren.

V il I.

Na weinig dagen veTliet Alarik Rome, en ves­tigde zijne uitzichten op Sicilien en Afrika, van waar Rome en Italien met graan verzorgd wierden. Dog hij ftierf kort daar aan in de landftreek van Rhegium, De Westgothen benoemden zijnes Ge-maalin 's Broeder Ataulf, een zo wegens deszelfs

Ê e -

•00 Orofius, Lib. VII. c. 39.

410. ï4.Aug,

Page 38: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

TÖ G E S C H I E D E N I S D E R

411. 412.

413.

4X4-

415*

416.

geftalte als hoedanigheden zeer voortreflijk vorst* tot Koning C i 7 > Hij vervolgde het ontwerp van zijnen voorganger niet, mogelijk, om dat hem de uitvoering daar van te moeijelijk fcheen, dog hij ging uit halten naar Gaïïien, alwaar alles in de ui-terftc verwarring was, terwijl Conftantin en Jovius aldaar den Keizerlijken tijtel voerden. Honorius had tegens hen een bekwaam en dapper veldheer Conflantius genaamd , zijnde . een Pannonnier van geboorte, gefteld, die ook met Ataulf over een ver­gelijk, hoewel te vergeefsch, handelde, dewijl hij volftrekt op de uitleevering der door de Gothen in Rome gevangen genomen Vrmcts. Placidia, des Kei­zers Suster, liaan bleef. Dog hij had zich toen reeds het Keizerrijk, als eene belooning voor zijne groote dienden, en Placidia tot zijne gemaalin, voorgefteld. Ataulf was op haar fmoorlijk verliefd, en voorneemens om zich met haar in den echtte ver­binden ; het welk hij ook welhaast te Narbonne* volgens de Romeinfche gebruikelijkheden, werklijk ter uitvoer bragt. Conjlantius zette daarom den krijg tegens hem voort, en wel met zodanig een goe­den uicflag, dat de WestgotUn uit Gallien naar Span-jen de wijk namen, alwaar de Koning Ataulf te Barcelona van de zijnen vermoord wierd; en zijn opvolger Siegerik wedervoer na zeven dagen, een gelijk lot. De daar op volgende Koning JVallia

maak-

(17) Jomandes de reb. Ce tic. Cap. 30, 31. in Hug, Grotii Hifi. Gotb. Fandal. Longobard, p. 65a.

Page 39: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W* I?

maakte eindelijk vreede met de Romeinen, welke nu aan geene zulke groote hinderpaalen dan wel te vooren onderhevig was, dewijl het voornaamfte be­ding, dat Con/lantiin immer verlangd had, name­lijk de vrijlaating van Placidia kon vervuld worden , en 'er ook werkelijk aan voldaan wierd. De Westgo-then bekwamen daar en tegen een meenigte graan en een (treek Iands in Gallien* Wallia floot ook ee-m verbintenis met Honorius tegens de Alaanen, en tegens de andere vreemde volkeren in Spanjen die hij ingevolge van dit verdrag beoorloogde (18). Hij overwon de Silingiers in Batica, en de Alaanen wierden in Lufitanien bijna geheel uitgeroeid. De weinigen die overbleeven begaven zieh onder de befcherming van den Wandaalfchen Koning Gunde-rik, en zelfs is hunnen naam zedert verlooren ge­raakt. Wallia nam daarna bezit van de Provintie Aquitania Secunda en van eenige andere door den Keizer aan hem afgeftaane Steeden, en ftigtte zijnen Koninglijken zetel in Touloufe. Deeze landftreek heeftom die reden den naam Gothia bekomen, en even als het naderhand zo genaamde Catalonien on­der de hetrfchappij der Westgothen behoord (19).

I X

(18) Men zie Barbeirac Hifi. des dnc. Trait. P. IL Arr. 91 & 92. p. 74, 75.

(19) Omtrent deeze hier kort te zaamen getrokken gebeurtenisfen kan men inzien Mascovs gefchicble der Teutfcben. B. VIII. Cap. 29, 35 - 42, alwaar men de bewijzen vind.

B

4i7 418

419

Page 40: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

l8 G E S C H I E D E N I S D E R

I X.

Tusfchen de andere twee volkeren, die na de verdelging der Alaanen, nog een gedeelte van Span-jen in bezit hadden, verwekte de onderlinge naie-ver meenigvuldige oorlogen, dewijl ieder alleen de

431. opperheerfchappij wilde voeren; en misfchien zou­den de Wandaalen dezelve verkreegen hebben, in­dien zij door de Romeinen niet aangevallen waaren geworden , voor welken zij uit Gallicien naar de Provintie Batica wijken moesten. Dog wanneer de Romeinen hen ook daar beoorloogden, ondergingen

423, die eene zwaare nederlaag, waar door de IFandaa-len een groot aanzien verkreegen en tot nieuwe on­derneemingen aangevuurd wierden. Dan terwijl hunne zaaken in Spanjen tamelijk voordeelig fton-

429. den, verlieten zij hunne-woonplaatzen, en dat ge-heele volk begaf zich naar Afrika (20). Daar toe gaf den toenmaaligen Romeinfchen Stadhouder Bo-nifac'ms aanleiding. Deeze wierd door zijnen hei . melijken vijand, den anderszints zo beroemden Ae-tius\ aan het Keizerlijke Hof te Rome valfchelijk aangeklaagd, als iemand, die gevaarlijke aanflaagen tegens het Rijk fmeedde, en ook uit dien hoofde te rug geroepen; terw:jl hij van denzelven te voo-ren gewaarfchuwd was, dat zijne komst ook zijn on­geluk na zich zoude fleepen. Door deezen, aan

hem

(20) Idatius ad a. 25, 28. Honorii, £? ad a.K%. F*-

lentim'ani, p. 15, 16, 17, 18.

Page 41: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D Ï L * E E Ü W . fjj

hem onder den fchijn van vriendfchap gëgeevené valfche en boosaartige raad misleid, geraakte Bo-mfacius op het denkbeeld , om zich in zijne Pro­vintie tegens des Keizers wil en dank ftaande tè houden, het welk h i j , met de hulp der uit Span-jen geroepene Wandaalen hoopte werkilellig te maa^ ken. Intusfchen was hij van het bedrog onderricht geworden, en zogt toen, eerst door redenen hen tot den terugtogt te overreeden, en op derzelver weis gering, hen met de wapenen daar toe te noodzaaken. Di t gaf aanleiding tot een veldflag, waar in hij de neêrlaag bekwam. De Koning der Wandaalen, Ganferik of' Genferik genaamd, een Staatkundig» krijgszugtig, onderneemend vorst, en één dergroot-fte mannen van zijnen tijd, ftigtte een magtig K o ­ningrijk in het Romeinfche Afrika, het welk hij ipoedig met de Eilanden Sicilien, Sardinien, Cor-fica, Majorka en Minorka vergrootte ( a i ) , N a

dat de Wandaalen uit Spanjen vertrokken waaren, .konden de Sweven derzelver gebied ongehinderd uitbreiden; en onder hunnen Koning Rechila ge* raakte Lujitanien, Baticaen het Landfchap der Car. thaginenfers onder derzelver heerfchappij (22),

% ( 2 1 ) Procopii Hifi. Vandal. Lib. 1. in Gro:ii Hifi.

Coth. Vandal. Longob. p. 11, 12. Viétor Vitens. de perfecut. Vandal. Lib. 1. c. 4. in Mascovs Gefcbicbte der Teutfcben. B. IX. C. i3. n. 4.

(22) Idatius ad a. 15. & ijr4 Valeniin. p. 4a , » j Vid» etiam Mariana. Lib. V c. 3,

B 2

139-

Page 42: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

449

20 G E S C H I E D E N I S D E R .

• X .

Het verlies , het welk de Romeinen tot hier toe in Spanjen en Gaïïien geleeden hadden, wierd nog door dat van Brittannien vermeerderd. Ui t dit landfchap hadden zij , bij gelegenheid van den eerften inval der vreemde volkeren in de wes­telijke landfchappen van het Ri jk , alle de krijgs­benden weg genoomen, en de Britten aan hun noodlot en de zorg voor hunne eige verdediging overgelaaten. Dog daar zij onder de Romeinfche Heerfchappij het gebruik der wapenen ontwend en verwijft geworden waaren, zo bevonden zij zich hier toe zo ongefchikt, dat, dewijl zij van hunne noordelijke nabuuren , de Schotten en de PiBen, door menigvuldige invallen benaauwd wierden, z i j , bij de toenmaals aan den mond van de Elbe woo-nende Saxen hulp zogten, dewelken aan hen door derzelver voorige Landingen en Rooverijen genoeg­zaam bekend waaren C 23> Dit was eenen in der daad gevaarlijken ftap! Door den tegenswoordigen nood alleen wierd het aanftaande gevaar niet in acht

, genoomen. De Saxen kwamen, en vogten met even -zo veel geluk als kloekmoedigheid tegens de noor­delijke vijanden der Britten. Dog de vrugtbaar-heid des Lands , welke zij bij deeze gelegenheid leerden kennen, verwekte in hen eene fterke be-

geer-

(23) Venerab. Bet!a in Hift. eccles. Genlis Anglor. Lib. 1. c. 13, 14.

Page 43: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . fll

geert e om daar in te blijven. Zij ontbooden dier-halven een grooter aantal van hunne I,andsgenoo-ten, en daar onder ook de Angh-Saxen, met der­zelver nabuuren de Jutten, naar Brittannien. Hier door verfterkt wendden de Saxen hunne wapenen tegens hun , tot welkers befcherming zij geroepen waaren (24}. Na alle aangewende tegenweer van welke de Britten gebruik konden maaken, zagen zij zich genoodzaakt, om hun Vaderland, dat door de woede en gepleegde wreedheden der Barbaaren verwoest was, voor het grootfte gedeelte te verlaa-ten. Veelen zogten zich in het bergachtige Cam-Irien, naderhand Walles genaamd, te redden. A n ­deren trokken naar Gaïïien, en vestigden zich in Armorica, welk Landfchap van hen deszelfs naam ontleend, en ook behouden heeft (25). Na dat de Saxen dus het Britfche volk verdelgd, onder het juk gebragt of verdreeven hadden; zo voerden zij daar naar maate dat zij van het land meester wierden, derzelver Regeeringsvorm in. Hier uit ontftonden zeven kleine Staaten: als Kent, Sus/ex, Esfex, West/ex, Northumberland, Oost - anglo en Mercia, welkers Opperhoofden zich den tijtel van Koningen aanmaatigden. Niettègenftaande deeze deeling, bleeven zij in ééne gemeenfchap, en hiel­

den

(24) Cbronic. Saxen. edit. ab Edm. Gibfon ad ai 449-

(25) Z. Humes Hifi. of Engel. vol. 1. p. 14, 15.

B 3

Page 44: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

4 27-

450.

23 G E S C H I E D E N I S D E R

den algemeene Vergaderingen, waar in de belan­gen van het geheele Volk overwogen en beflist wierden (26}.

. X L

Met de Westgothen hadden de Romeinen eenige jaaren in eene vriendfchappelijke verbintenis ge-ftaan: dog welhaast ontftonden tusfchen hen we­derom nieuwe Oorlogen in Ga Uien, die echter docr nieuwe vreedens verdragen geëindigd zijn ge­worden ; ook fchijnen daar door de wederzijdfche bezittingen geene gewigtige veranderingen onder­gaan te hebben (27). Zi j vereenigden zich tegens hunnen gemeenen vijand Attila der Hunnen K o ­ning, die langen tijd den fchrik van het Roomfche R i j k , ja van Europa geweest is. Hij kwam met eenen woesten hoop Barbaaren naar Gallien. Een , hem door de Princes Honoria, Suster van den Kei ­zer Valentinianus III. aangeboden huwelijk , dog het welk door haaren broeder belet wierd, en, de aanhitfing van den Wandaalfchen Koning Genferikf die de wraak van den door hem, in zijne dogter ten uiterfte beledigden Koning der Westgothen

Theo-

( a.6) Z. Rapins Hifi. of Englqnd translate J by Tiudal Vol. 1. p. 156.

( 37 ) Z. Barbeirac Hifi des anc. Tr. P. 11. Art. p5« 195- p. ; 8 , 85.

Page 45: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 23

Theodorik vreesde, worden als de beweegoorzaa-ken van dien krijg opgegeeven (28). De Romein­fche Veldheer Aetius en de Koning Theodorik ruk­ten met derzelver vereenigde magt tegens Attüa aan, die bij Orkans ftond. Hij week te rug , en legerde zich in eene vlakte , het Catalaanfche Veld (f) genaamd, het welk voor de plaats bij Cha-lons ftir Murne gehouden word. Hier overwonnen zij hem in eenen bloedigen veldflag, waar in de Koning Theodorik het leeven verloor. Attila die daar op zijne wapenen tegens Italien wendde, vond daar minder tegenftand. Hij vernielde Aquileja, en na-veele andere fchrikkelijke verwoestingen be­dreigde hij Rome zelfs. In de algemeene verfla-genheid en nood, waar in men zich daar bevond, zogt men door een gezantfchap aan welkers hoofd de Roomfche Bisfchop Leo was , de vreede van hem aftefmeeken; en Attila wierd door Leo der-maaten gedwee gemaakt, dat hij Italien verliet, hoewel onder bedreiging van eenen nieuwen inval, indien hem de Piinces Honoria met haaren Bruid-fchat, niet geleevert wierde (29). Volgens eene

ou-

(38) Het getuigenis der oude gefchiedfcbrijvers kan men deswegens vinden in MascovsGefcbicbte der Teutfcben. B. IX. c. 24. n. 2, 3.

(t) Campi Catalaunii. (29) Jornandes de reb Get. Cap. Z7 — tf> Prosper in

Cbron. in Sirmondi notis ad Apollinaris Sidonii Lib. 1. B 4 Epist.

45r.

Page 46: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

&4 G E S C H I E D E N I S D E R

oude overleevering, waar inde Historie-Schrijvers overeenftemmen, zijn veele menlchen, uit fchrik voor de Hunnen, van het vaste.land naar de naast bij gelegene Eilanden van de Adriatifche Zee ge-vlooden, onder welken de vlugtelingen uit Padua het Eiland Rialto aangebouwd hebben ; dog volgens anderen zou dit reeds ten tijde van den voorigen inval der Gothen gefchied zijn (30). Hier uit is de groote, rijke en magtige Stad Venetien geboo-ren, die in volgende tijden, een voormuur voor Ita­lien, tegens de Turken geworden is.

X I I,

De vreede met Attila had Rome aan eene nieu* we verwoefting onttrokken: dog niet lang daar na brak een ander onweer over deeze Hoofdftad los, en wel van eene zijde, van waar men hetzelve niet verwacht had. De Keizer Valentinianus III. arg­waan opgevat hebbende tegens den Patriciër en Veldheer Aetius, eenen door zijn aanzien en eer-zugt gevaarlijk, dog door zijne kloekmoedigheid en verftand tevens een zeer nuttig man voor den ftaat, had het befluit genomen, om, zich van zijnen on-

rus.-

Epist. o, p. 19. Barbeirac Hifi. des anc. Tr. Part. 1». Art. \\6, p. 94, •

(3e) Dehy Origine di Venetia. Lib. IV. p. 84, Lilj, Yï P- 101.

Page 47: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D r> E L ' - E E U W, 25

rustigen aart door deszelfs omhalsbrenging te ont­doen ; waar voor hi j , door twee vrienden van den vermoorden insgelijks om het leeven gebragt wierd. De Patriciër, Maximus Petronius, door wiens op-ruijing, Jetius zo wel als Valentinianus gedood waaren, wierp zich tot Keizer op (31). Hij dwong Eudoxia de weduwe van Valentinianus om zich met hem in den echt te begeeven, en openbaarde haar des nagts in vertrouwen, dat, het geen hij ge­daan had, alleen uit liefde voor haar gefchied was. Zi j die hem buiten dien eenen doodelijken haat toe­droeg, wierd des te meer tegens hem verbitterd, dewijl hij haar tot eene oorzaak van den affchuwe-lijken moord wilde maaken. Door de hevigfte he-geerte naar wraak aangefpoord, fchreefzij aan Gen-/erik, Koning der Wandaalen, en fpoorde hem aan/ om haare verdrukking en den dood van Valentini­anus te wreeken. Uitgelokt door het vooruitzicht van buit te zullen behaalen kwam hij welhaast met eene magtige vloot naar Italien. In Rome was gee­ne de minfte aanftalte tot verdeediging gemaakt. Alles vlood, en de Keizer Maximus wierd, ter­wijl hij met anderen vlugten wilde , in de vierde maand zijner Regeering door de bedienden van de Keizerin in Hukken gehouwen, en in den Tijber geworpen. De Stad wierd door de Wandaalen ge plunderd , en zij roofden alles wat de Gothen \l

voo-

C 3 0 Idatius»'» Cbton. p. 30, 31. Procop. ffiji, Vm< fal. Lib. 1. p. 15 , 16,

$3

454 455-

Page 48: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

449' 45 3-456.

SÖ G E S C H I E D E N I S D E R

vooren overgelaaten hadden. De Paus Leo , die den Koning Genferik te gemoet gegaan was, had niet anders kunnen bedingen dan de verfchooning van het vuur en het zwaard (32).

X I I I .

Intusfchen, dat Rome dit fchrikkelijk tooneel op-leeverde ging het in de provintien, en bijzonder in Spanjen, niet voordeeliger. Een gedeelte van dit land was tot hiertoe onder de Romeinfche Heerfchap­pij gebleeven, en van het overige waaren de Sive-ven en Westgothen in bezit. Met de laatften onder­hielden de Romeinen reeds zedert eenige jaaren ee­ne goede verftandhouding, en ftonden met hun in een verbond, dewijl zij met derzelver bij-Hand Spanjen weder hoopten te veroveren; en de Westgothifche Koning Wallia had ook uit kragte van deeze verbintenis voormaals de Wandaalen en A-laanen beoorloogd. Dog de , na den aftogt der Wandaalen, zeermagtig gewordene Sneven (33), waaren nu op de verovering van geheel Spanjen bedagt, en derzelver Koning Rechiar II. pleegde vij­andelijkheden in het Romeinfche gebied. Een ver­gelijk bragt wel wederom de vreede aan (34)5 d o S

wei-

(34) Idatius 1. c. Procop. 1. c. Prosper in Cbron. in

Mascovs Gefchicbte der Teutfcben. B. X. C . 3. n. 3«

(33) Zie hier boven VIII. IX.

(34 ) Idatius Cbron. p. 26. 29.

Page 49: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . <Xf

weinige jaaren daar na beoorloogde hij de Romeinen op nieuw, en zou hen zeer in de engte gebragt hebben , indien niet de Wcstgothifche Koning Theodorik II. ter hunner hulp gekomen was. Deeze overwon Koning Rcchiar in eenen veldflag , welke van zijne gevangenis en dood gevolgd wierd. Het Koningrijk der Szueven ging hier door bijna ge­heel te gronde en geraakte onder de Westgothifche Heerfchappij ( 3 5 > Zi j herftelden zich echter na eenig tijdverloop, en bekwamen hunne eige Konin­gen weder, die in GalHcienva Lu/ïtanicn regetrden. Daar en tegen verlooren de Romeinen kort hier na dat geene, wat zij nog in Spanjen bezaten. Koning Eu-riek, den opvolger, en zo eenigen verhaalen, te­vens den moordenaar van zijnen broeder Theodorik II. vormde een ontwerp om de Romeinen'm den verwar­den toeftand van het R i j k , geheel uit Spanjen te ver­drijven, het welk hij ook binnen weinig tijds uit­voerde. Insgelijks ontnam hij hen veel in Gallien, en breidde zijn gebied van de Loire tot aan de Rhone uit C 3Ö>- Hij handhaafde zich ook in het bezit van dat alles, en Eurich is dus de ftigter van het Westgothifche Rijk in Spanjen, als meedé dewetgee-

ver van zijn volk geweest, en had zijnen zoon Alarik II tot opvolger, wiens regeering echter niet zo ge­lukkig was. X I V .

(35) U. p. 33 _ 35 Jornandes de reb. Get. c. 4 4 . ^ Grot. p. 678. Ifidori Cbron. Era 491. ap. Grot p. 718.

36) Ifidori Cbron. Era. 504. p. 719,

465.

47 r. 472. 473-

4S4.

Page 50: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

474-

475

476*.

(37) Cluverius. Lib. III. c. 35< »• ' > 4-

28 G E S C H I E D E N I S D E R

X I V .

Toen naderde het Westerfche Keizerrijk tot des-zelfs ondergang. Niets was thans zo onzeker, als het bezit der anderzints over alles verhevene Kei­zerlijke waardigheid. In eenen tijdkring van twin­tig jaaren hebben agt Keizers geregeerd. Dan zo dra 'er eenen op den throon verheven was, maak­ten anderen reeds aanflaagen om hem te doen vallen, en zijne kortftondige Heerfchappij eindigde door een oproer of moord. Eindelijk, dewijl de magt en Hoogheid des Rijks reeds lang verlooren was, hield ook ten opzichte van het geen nog was overgeblee-ven, den naam en den tijtel op. Julius Nepos, die door den Oosterfchen Keizer Leo tot den tijtel ver­heven was, wierd van den Patriciër Orestes naar

. Dalmatien verjaagd; en deeze liet zijnen onmondi-gen zoon Romulus tot Keizer uitroepen, onder wiens naam hij meende te regeeren. Dog in weinig tijds zag hij dit door eenen opftand verkreegen geluk we­derom door een ander oproer te gronde gaan. Ee-nige in opper Italien ftaande Duitfche hulpbenden, namelijk de Rugiers en Heruliers (37) riepen Odo-acer, die misfchien hun bevelhebber zal geweest zijn, tot Koning uit. Zijne eerfte bezigheid was het voeren van den krijg tegens Orestes, die hij in ee­nen veldflag bij Placentia overwon en doodde. Ro­mulus fchonk hij wegens zijne jongheid en onichuld

het

Page 51: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M ï D D Ë L - E E U W. üfl

het leeven, en vergenoegde zich met hem in eene vesting optefluiten (38). In korten tijd was hij Heer van Italien en Rome. En dewijl omtrent dee­zen tijd ook de Keizer Julius Nepos vermoord wierd, heeft ook naderhand niemand in het Westerfche Rijk den Keizerlijken tijtel gevoerd (39;. Qdoacer regeerde intusfchen in Italien en Rome, met geen minder geweld als de voorige Keizers, Dog deeze nieuwe Heerfchappij was ook van geen langen duur, en gelijk dezelve door een overmaatig gezag opge­richt was, zo wierd die ook wederom door eene andere magt omvergeworpen. Di t gefchiedde door de Oost gothen, welken, bij den inval en de uitbrei­ding der Hunnen in Europa, door deeze zeer be-naauwd, ja zelfs onder hunne heerfchappij gebragt waaren. Na den dood van den magtigen Koning Attila ftelden zij zich in vrijheid, drongen in de Romeinfche Landfchappen, en vestigden zich ten laatften in Moefien. Derzelver Koning Theodo­rik had zich bij den toenmaaligen Keizer Zctio, die aan hem de wederverkrijging van zijne in een oproer verloorene waardigheid, verfchuldigd was, zeer verdienstelijk gemaakt, en op zijne aanraa­ding en goedkeuring vormde hij het ontwerp om

het

(38) Marcellin. Com. Cbron. Zenon. Aug.W. Cons. p. 38, 39. Jornand. de reb. Get. c. 45. in Grotii Hifi. Gotb. Pand. p. 679. Casfiodor. cbron. Bafilisc.& Armat.Cosf.p. 136Ö.

(39) Marcellin. Com. in cbron. Bafilisc. Conf. p. 40.

Page 52: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

4 8 9 .

490.

493'

3D G E S C H I E D E N I S Ö E * .

het geluk in Italien te beproeven (40). Moge 3

lijk oordeelde Zeno het voor zijn belang dienftig* eenen zodanigen nabuur, die hem wel van nut geweest was, dog ook voor hem ligtelijk nadeelig kon worden, elders bezigheid te verfchafFen. Mis-fchien kan ook Theodoriks krijgshaftigen geest en begeerte naar roem hem tot die groote ondernee­ming aangefpoord hebben. Wat hier ook van z i j , hij toog met het geheele volk , met vrouwen en kin­deren naar llalien. Odoaccr ftelde zich met al het Krijgsvolk het geen hij bij een kon verzamelen daar tegen. Dog hij wierd reeds in den aanvang, in twee Veldflagen, en daar na in eenderde over­wonnen. Hem bleef toen geen ander middel van redding over dan zich in Ravenna optefluiten. N a eene bijna driejaarige belegering floot den toenmaa-ligen Bisfchop tusfchen Theodorik en Odoacer een verdrag, volgens het welk zij beiden met eene ge­lijke magt in Ravenna regeerden zouden. Dan de zeer onderfcheidene betrekkingen , waar in zich deezen jegens hem die alles gewonnen, en geenen jegens d i e , welke alles verlooren had, bevond, vervulden beiden met wantrouwen en agterdogt, de­wijl zij het uiterfte van elkander vreesden. De uit­werking dcezerwederzijdfche gemoedsneigingen was, dat Theodorik, zo eenige melden , op een bekomen bericht van Odoacers gelegde laagen, hem aan zijne

ei-

f40) Proc-op. Gotb. Hift. LU» 1 ap. Gror» p. 14». Jomand de rei. Get. c. 57. ibid p. 6$6.

0

Page 53: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

R I I D D E L - E E L T VV. 3T

eigene zekerheid opofferde, en zich door zijnen dood, als meede die van alle de zijnen, van des-zelfs onrustigen geest bevrijdde (41). Op deeze wijze geraakte Rome en Italien onder de Heerfchap­pij der Oostgatben. Theodorik vergenoegde zich met den Koninglijken tijtel, en fchreef zich Ko­ning zonder eenig bijvoegzel (42). Aan de Ke i ­zers in Confiantinopolen bewees hij eene groote eer­biedigheid, even als aan zijne opperheeren (43), hoewel zonder daarom van hen zeer afhangelijk te zijn. Nadien hij zich van alle kanten in zijne ver­overingen bevestigd had, begaf hij zich naar Rome, bekragtigde de voorrechten der Romeinen, en re­geerde zo wel met hunne als des Keizers goedkeu­ring. Hi j was een Vorst van uitfteekende hoeda* nigheden, en wierd van alle zijne onderdaanen, Go­then en Romeinen even zo zeer geliefd, als van bui­tenlanders en vijanden gevreesd ( 4 4 ) .

(4 O Casfiodor. Cbron. p. 1367. Procop. 1. c. p. 141.

(42) Tbtodoricus Rex. Fid. eius tpillol. in Casfiodori tperibus,

(43) In een brief fpreekt hij den Keizer Anastafius aan: Clementisfime Imperator. Fid. Casfiodor Fariar. Lib. 1 p. 7.

(44) Casfiodor. Cbronol. I. c. Procop. 1. c. p. 14a

X V .

500.

Page 54: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

ga G E S C H I E D E N I S D E S .

X V .

Offchoon met het verlies van Italien en de Hoofd -ftad Rome, het Westerfche Keizerrijk opgehouden had, zo erkende echter nog een aanmerkelijk ge. deelte van Gallien de Romeinfche Heerfchappij. Dog thans geraakte alles wat daar van nog overig was geheel verlooren. Wanneer de Wandaalen, Szve-ven en Alaanen, Gallien overftroomden, kwamen met hen, te gelijk derwaards de Burgondiers ( 45 ) een van deberoemdfte Duitfche Volken, en vestig­den zich aan de Gallifche zijde van den Opper-Rhijn (46) . Dog in het vervolg hebben zij zich veel verder omftreeks de Rhone uitgebreid, en een magtig Koningrijk geftigt, waarvan in het vervolg breeder. Bijna ter Igelijker tijd; namen de West­gothen een gedeelte van Aquitanien in C47)> e n v e r " volgens kwamen de door de Saxen en Anglo-Sa­xen verdreevene Britten naar Armorica over ( 4 8 ) en richtten daar eenen Staat op. Twee andere voor-naame Duitfche Volkeren, de Allemannen ( 4 9 ) , en de Franken (50) hadden reeds in de derde eeuw s

ee-

fj.5) Men zie HertÜ Notit. vet. Germ. popul. P. II.

C. 2 § 7. & P. UI. c. 6. § 3. (46) Casfiodor. in Cbron. Luciano Cos. p. 1362. (47) Aquitattia- Secunda. Zie boven § VIII. (48) Z. bier boven § X. (49) Hert. 1. c. P. III. c. 1. § 2, 3. (50) Men zie Leibniiii de Orig. Francor. Diatr. § 9-17,

Page 55: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 33

eeneh toeleg op Gallien gemaakt, dog zonder gevolg. Wanneer het Roomfche Rijk na den dood van Keizer Theodofiusin verval geraakt was, waaren de onder-rieemingen der Franken gelukkiger, en derzelver Ko­ningen Clodio,-Meroveusen Chitderik maaktenverove-ringeninhet Belgisch Gallien. Dog de voleinding van dit werk, namelijk de vernietiging van de Romeinfche Heerfchappij in Gallien, was voor den zoon des laat-ften, dén Koning Clovis bewaard. Een veldfiag tegens den Roomfchen Veldheer Syagrius bij Soisfons be-fliste het lot van dit land. Clovis zegepraalde, en Syagrius nam zijne toevlugt tot den Westgothifchen Koning Alarik II . , die hem echter op de bedrei­gingen van Clovis uitleverde; en deeze was wreed genoeg om den ongelukkigen met het zwaard te doen dooden ( 5 1 ) . Eene handelwijze, die flegts door de toenmaalige woestheid der volkeren en ze­den verontfchuldigt kan worden! Op deeze wijze geraakte dat geene, het welk tot hier toe nog het Romeinfche Gallien was genaamd geworden, onder Clovis heerfchappij, en met hein nam dus, het daar na zo groot en magtig gewordene Frankifche Rijk eenen aanvang, het welk geheel Gallien, Duïtsch> land en Italien onder zijn gezag vereenigd had. Clovis zelfvergrootte het door nieuwe oorlogen, en wel in den beginnen door.die tegens deOliemannen gevoerd, dewelken hij aan zijnen Scepter onderwierp, . Bp^SPK's-"' .r*.-. "81.

(5i) Gregor. Turon. Eist. Lib. tl C. ij'. in Freheri Corp. Eist. Fra»e. P. j .

C

486"4

$6

Page 56: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

34 G E S C H I E D E N I S D E R .

na eene volkomene overwinning op hen behaald te hebben. Na men verhaald, zo is deeze zege bij hem eene beweegoorzaak geweest tot het aannee-men van het Christelijk geloof. Zijn voorbeeld wierd door het Koninglijk geilagt en het geheele Volk gevolgt ( 5 2 ) , en hij erlangde dit voordeel door zijne bekeering, dat de Galliërs, welke reeds alle Christenen waaren, zich te gewilliger aan de nieuwe Heerfchappij onderwierpen.

X V L ,

De ondergang van het Westerfche Keizerrijk bragt veele en aanmerkelijke veranderingen te weeg. Op deszelfs puinhoopen wierden nieuwe Koningrij­ken gevestigd, dewelken de Siueven in Spanjen. de Wandaalen in Afrika, de Westgothen in Span-jen en Gallien, de Saxen en Anglo - Saxen in het zuiden van Brittannien, de Bourgondiërs en Fran­ken in Gallien t en de Oost • Gothen in Italien, ftigtten; en met dezelven ontftondetfnieuwe Wetten en Regeeringsformen, andere Zeden en Taaien. De Romeinfche Heerfchappij was harden drukkende, en door de zwaare fchattingen en geld afpersfingen der Stadhouderen in eene ondraagelijke dwingelandij ontaart. De vreemde volkeren bragten de Vrijheid met z ich , dewijl derzelver Vorsten geen willekeu­rig gezag bezaten, maar tot het uitoeffenen der

voor-

(52) ld. Lib. II. c. 29-31. 1. c p.

Page 57: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E V W. 35

voornaamfte Heerfchappelijke rechten, de toeltem-wiing des Volks noodig hadden. Echter hadden de overwonnen Volkeren van de Romeinen eene wel­daad ontfangen, namelijk, de opklaaring der ver-ftandelijke vermoogens door de wetenfchappen, en de nuttige beoeffening der kunsten, welken zij onder hen uitgebreid hadden. En dit kon hen ee-m'germaaten voor de verloorene vrijheid fchaadeloos ftellen. Die landfchappen waaren door de Romei­nen voortreflijk bebouwd, met veele aanzienlijke Steeden vervuld, en deeze met de prachtigrte kunst-flukken der Bouwkunde vercierd geworden. De Romeinen hadden ook derzelver wetten, zeden en taal aldaar ingevoerd, en dit alles als een middel gebruikt, om de Inwooners des te gemaklijker aan de Romeinfche Heerfchappij en wijze van denken te gewennen. Dan door den inval der woeste V o l -keren keerde alles tot de diepfle onkunde te rug . de­wijl zij eene verftandige en wetenfchaplijke ken-nisfe niet alleen minachtten, maar ook, de beoef­fening daar van als wanvoegelijk voor vrije en ede­le mannen befchouwden. De Wapenen en den Krijg hielden zij alleen roemwaardig, en daarom ver-fchoonden zij Ook geene gedenktekens der Romein­fche kunst en pracht. In deeze algemeene Over-heerfching wierden veele van de oude Inwooners door het vijandelijke zwaard, of door andere Oor­logsrampen vernield, en de overigen onder denieuw-aangekomene vermengd. Daar uit ontftonden in

C 2 het

Page 58: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

%6 G E S C H I E D E N I S D E R

het vervolg nieuwe Volkeren met andere Lighaanjs» en Gemoedsneigingen, deugden en ondeugden.

X V I I .

Deeze vermenging had ook invloed op de in de Pro vintien gebruikelijke Romeinfche taal- Door veele in dezelve overgeplante vreemde woorden, uit de Ipraak der Overwinnaars , onderging die ee«' ne aanmerkelijke verandering, waar aan de Spaan* fche-,. Italiaanfche en Franfche taaien, "derzelver oorfprong verfchuldigt zijn. De Latijnfche hield met der tijd op eene leevendige Taal te weezen:, dog echter geraakte zij niet geheel verlooren. Zi j i l ee f de taal des Roomfchen Godsdienst, der Pausfe-JiikeKanfclarij, en der Wetten, van alle Staats-ea Gerichtshandelingen, van alle gewigtige verdragen en echte befcheiden, en ook van de Geleerden. Alle gefchiiften betrekkelijk de Wetenfchappen, alle Gefchiedverhaalen en Jaaiboeken wierden in de Latijnfche taal gefchreeven, doginzulkeenwanftal-telijk Latijn, dat men geene de minde trekken, van deszelfs ooribrongelijk fchoon daar in erkennen kon. Daar én tegen bleeven de oude of nieuwe gevorm­de Landstaalen zodanig in verachting , dat zij al . leen in de dagelijkfche verkeering, en in het ge­heel niet-jn zaaken die het algemeen betroffen ge­bruikt wierden. Dit is dan. ook de oorzaak van derzelver geheel verwaarloosde befchaaving, wel­

ke

Page 59: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E U W» 37

Ice voor laatere en als toen nog ver verwijderde tijden voorbehouden was. i .Ja zelfs na deeze al-lengskens voortgebragte verbetering, behield de Latijnfche Taal echter nog het voorrecht, dat zij tot; alle verdragen, verbonden, vi-eedens traélaaten cn andere Staatsfchriften onder-de Europeifche .Mo­gendheden gebruikt wierd...

X V I I I.

Wanneer de vreemde Volkeren in de Romein­fche Provintien indrongen,, waaren de meesten van dezelven, als de Szueyen . Alawicn, Bourgondiërs, Saxen en Franken nog Heidenen. De JFandqalen, Oost-en West - Gothen beleeden wel den Christeüj-ken. Godsdienst, dog na het Leerftelzcl derArriaa* nen. Van Genferik Koning der Wandaalen word gemeld, dat hij van het Katholijk Geloof tot de Arriaanfche Dwaalleer afgevallen zij ( 53 )* dewel­ke ook door zijne Opvolgers aangekleefd wierd: De Bourgondiërs.waaren reeds in Gallien, .wanneet zij Christenen, en wel waar geloovigen Christenen wier­den. Naderhand zijn zij echter An-iaanen geworden. De. Swfveft, wierpen ook eerst in Spanjen leeden van de .Christelijke Kerk. Hunnen Koning Rechila was nog als een Heiden geftorven. Zijnen Zoon en Op­volger Rechiar wierd een Katholijk Christen: hoe­wel daar na, onderden Koning Remismond, de A r r i -

aan-

(53) Idatius ad. a. 4. Falerttinian p. 17.

C 3

Page 60: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

5°?-

3 ' G E S C H I E D E N I S D E R

aanfche Seéte de overhand bekwam, aan welke ook eenigen der volgende Koningen toegedaan blee-ven (54 )• Zeer bittere klagten der waare geloo-vigen leest men over de vervolgingen die zij van de Ariaanen geleeden hadden. Dog zij vergolden het hun rijkelijk, wanneer zij naderhand de over­hand bekwamen. Clovis Koning der Franken was een Katholi;k waargeloovig Christen geworden, en dewijl toenmaals alle anderen Christen Koningen Ariaanen waaren, zo wierd hij voor den eersten Christen Koning gehouden. Zijne Opvolgers be­kwamen ook menigwerf in de Pauslijke Bullen en Brevetten den tijtel van Allercbristelijk.fi en Koning, en van Eerstgebooren Zoon der Kerke. En dit al­les lagen zij tot den grond, om den voorrang boven alle andere Koningen te vorderen, en zich daar in te handhaaven.

X I X .

Koning Clovis bezat ook reeds de kunst, om zich van den Godsdienst als eenen dekmantel tot heersch-zugtige ontwerpen te bedienen, en onder dat voor-wendzel de Ketters te beltrijden, en door de ver­overing van hunne landen zijn gezag uittebreiden. Met dit oogmerk beoorloogde hij den Westgothifchen

Ko-

(54) ld. ad. a. 24. Valentinian. p. 25. £f ad. a. 4. Sever. p. 43. Ifidor. in Cbron. Suev. Era. 505. ap. Grot. p. 739.

Page 61: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E U W. 39

Koning Alarik II. Gregorius, Bisfchopvan Tours, die de gefchiedenisfen van deezen tijd befchreeven heeft, brengt daar van geene andere oorzaak te berde, dan dat Clovis gezegt had: „ Het verdriet „ mij zeer, dat deeze Arriaanen een gedeelte van „ Gallien bezitten. W e l aan! laat ons met Gods „ bijftand heen gaan , en wanneer wij ze over. „ wonnen zullen hebben, hun land onder onze ge-„ hoörzaamheid brengen". Bij Boclade ( 5 5 ) kwam het tot een gevegt, het welk Alarik, benevens zijn keven op de vlugt verloor. Hier door geraakte het grootfte gedeelte van het Gothisch Gallien onder d» Frankifche Heerfchappij ( 5 6 ) , waartoe den Gods­dienst ook meede werkte, dewijl de Katholijke Galliërs liever onder het bellier van de waargeloo-vige Franken, dan onder dat van de Ketterfche Gothen wenschten te leeven. De Westgothen be­hielden alleen de Provintie van Narbonne, welke thans Languedok uitmaakt. Zij zouden mogelijk al­les verlooren hebben, indien niet de magtige Oost* gothifchen Koning Theodorik, Schoonvader van A-larik, hun ter hulpe gekomen was ( 57 ) . Aan eene diergelijke zugt naar magt, als door welke Clovis deezen Oorlog ondernomen had, heeft hij ook ver-

fchei-

(55) Waar voor Sougli of Bouillê in Poitou gehouden

word. (56) Gregor. Turonen?. Hift. Lib. II. c 37. (57) Men zie Mascovs Gefcb. der Teutfcben. B. XI.

c. 16.

C 4

Page 62: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

4°' G E S C H I E D E N I S D E R

fcheiden zijner naastbeftaanden, die over een ge­deelte der Frankifche landen het bewind voerden, opgeofferd, en die doen ombrengen of zelf omge. bragt; onder welken met naame genoemd worden Sigebert Koning der Ripuariers, te Keulen, en zij­nen Zoon Cloderik; Cararik Koning van de Mori-fihrs met zijnen Zoon; Ragnachar Koning van Cane-, rijk en deszelfs Zoon Richter ( 5 8 ; . Waaruit blijkt, dat Clovis alleen den naam van een Chris» ften gedraagen, en niet" met den Geest des Chris, tendoms is bezield geweest, maar'zijne heersch-zugt en bloeddorftigen aart altoos behouden heeft. Na zo veele deels groote, deels booze daaden ver* richt te hebben, ftierf hij in den bloei zijnes lee-vens. niet meer dan 'vijf en veertig Jaareiroud, als den ftigtër van een aanzienlijk R i jk , het welk hij aan zijne''vier Zoonen, met-een volkomen Erfrecht agterliet; en hel-geen.zedert m'AuJlrafien en Neü-flrien is verdeeld gewórden. Onder .Auftrajien was het Oostelijk gedeelte begreepen , namelijk, het tegenswoordige Champagne en alles wat tot aan den Rhijn en aan geene zijde van dien ftraoin de Fran­kifche heerfchappij erkende; Neujirien bevatte al dat'geen wat westwaards van .de Maas af. tot aan de Loire gelegen was. Aquitanien rekende men niet daar toe te hehaoren. De oudfte Zoon Theodorik, die buiten den echt gëbooren was \ bekwam Au-gr aften, waar in Rheims en. Mets als de Hoofdfiee-

' . . 1 .' PM (58) Gregor. Turon. Lib. II c. 40 - 42.

Page 63: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I . D D E L - E E. U w .

den genoemd'worden, benevens Aquitanien en Au~ vergne; de drie jongere Zoonen verdeelden zich in Neuftrien. De Hoofdftad van den tweeden, Zoon Clodomir was Orleans, die van den.,derden. CMI-. dibert genaamd was Parijs, en die van den vier­den dataris was Soisfons ( 59 ) . Zi j voerden alle vier den Koninglijken tijtel, het welk in die oude tijden even als- de. verdeelingen gebruikelijk was. Eens Konings Zoon moest ook op zijn beurt Ko­ning worden, , r .

H ••' : - X x. ^v.. "Jm • '; "f* -Door den dood van Koning Alarik geraakte het

Westerfche Keizerrijk in de uiterfle ongelegenheid» Zijnen Zoon Amalrik . die hij bij zijne Gemalin Theudigoth, dogter -van den OosigqtJ.fi/ehen Koning Theodorik verwekt had, was te jong, om liet bo: ftier in den toenmaa-ligen verwarden toeftand var; zaaken te kunnen aanvaarden. Om die reden ver­klaarden eenige. grooten des Rijks Alariks natuurlij­ken Zoon, Gefalius die ouder was, tot Koning. De Koning Theodorik verdedigde de rechten van zijnen -Neef, en Gefalius vond in zijne. Koninglijke waar­digheid niet dan ongeluk, en eindelijk zijn ver­

derf.

(59) Ziet over deeze deeling Mascovs B. XI C. 20. en Duhos Hifi. crit. de retabhsfemt\:t,:d.ela Monarchie francoije dans les Gaules, Tom UI. L. 6. Ch. 5.

c 5

Page 64: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

526.

42 G E S C H I E D E N I S D E R

derf. Theodorik nam zelf in de hoedanigheid als voogd de regeering in handen, welke hij door flad-houders bellieren liet, en hij behield dezelve vijf­tien Jjaaren lang wanneer hij ftierf (60) ; om wel­ke reden hem dan ook eenige fchrijvers in den rei der Westgothifchen Koningen plaatzen. De Koning Amalrik liet den Oostgothifchen Koning At haler ik, den Neef en opvolger van Theodorik in het bezit van de ftreek lands'aan de Middellandfche Zee tusfehen de Alpen en ;de Rhone gelegen , welke Theodofius reeds voor zijnen gegeevenen bijlland in bezit geno­men had (61). Voor het overige fcheen hij meest al tot rampfpoed beftemd te zijn. Hi j meende de vriendfehap en de vreede met de Franken door zijn Huwelijk met Clotilde Dogter van Clovis te beves­tigen. Dog de verfchillende Godsdienllige gevoe­lens Hoorden de eendragt der Echtgenoten. Hij was een hevig voorftander van het Arrianismus, en zij ee­ne ieverige belijdfter van het Catholijk geloof. Om haar te bekeeren maakte hij van gewelddaadigemid­delen gebruik. Zij deed deswegens haar beklag bij haaren Broeder Childebert Koning van Parijs, en deeze vond daar in oorzaak om hem te beoorlogen, in welken Amalrik het zij door eene vijandelijke

hand,

(60) Ifidor. Cbron. Ftfigttb. Era 521 en 549. ap. Grot. p. 720. 721.

(61) Z. Barbeirac Hifi. des anc. Tr. P. II Art. 165.

p. 148.

Page 65: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

W I D D E L - É E U W. 43

hand, of door eene van de zijnen het leeven»Ver-loor. (62}.

X X I .

Niettegenftaande de gemaakte deeling van het Frankifche Rijk onder de vier zoonen van Clovis, leefden zij echter in broederlijke eensgezindheid; welke ter bevestiging van de nieuwe heerfchappij noodig,.en daarna ter uitbreiding van dezelve nuttig was. De drie jongde Broeders, de Koningen Clodo-mirvan Orkans, Childebert Van Parijs, en Clotaris van Soisfens beoorloogden Sigismund Koning van Bourgondien , op aanhitzing van hunne j Moeder Clotilde, eene dogter van den voormaaligen Bourgon* difchen Koning Chilperik, die benevens zijne Gemaa-l in , op bevel van Gundebald, de Vader van Sigismund, gedood waaren. Zij wilde hier door den dood haarer Ouderen wreeken. Sigismund geraakte na een ver­looren Veldflag gevangen in handen van Koning Clo-domir, die, hoe zeer een Christen, hem benevens zijne twee zoonen, met eene onchriftelijke wreed-heid deed ter dood brengen. Hier op viel Clodo* • mir op Sigismund*?, Broeder Godomarus aan, die toen ter tijd in Bourgondien regeerde. Dog dee­zen onrechtvaardig aangevangen Oorlog eindig­de voor hem ongelukkig, dewijl hij in den flagbij

Vien-

(63) Ifidor. Era 566. p. 721. Gregor. Turon. Lib. lil c. 10.

53 ' .

J 2 4 .

Page 66: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

42È

44 G - E S C II I» E D E N I S D E R

Ficnne gedood werd (63)... Hier door wierd Bour* gondien voor ditmaal gered.

X X I I

• Weinig tijds daar aan kreeg de oudfte Broeder Theodorik , Koning van Auftraficn, gelegenheid om zijn Koningrijk met Thuringen-xo. vergrooten. Hier regeerden te gelijker tijd drie Broeders, Hermanfried, Baldertkan Wer.ther genaamd. De oudiïe, die door Heerschzugt .gedreeven alles.al!een voor zich begeer­de, liet den jongtlca op eene listige wijze uit den weg ruimen. Dog de middelde had zich tot tegenweer voorbereid. Hermanfricd .zogt dierhalven bijl-land bij den .Koning Theodorik , welke deezen hem ook gaf, en Balder ik wierd in eenen veldflag verflaagen. Voor de hulp was hem..een gedeelte van het over­wonnen Land toegezegt. Dan Hermanfried'weiger­de het loon der ongerechtigheid, gelijk doorgaans het gevolg van diergelijke verbintenisfen is. D i t veroorzaakte. tusfchen hen. eenen nieuwen oorlog, en Hermanfried wierd in den flag bij Runenburg aan de Uns trut overwonnen .(64). Hij redde wel door de vl.ugt, zjjne vrijheid en leeven, doghij liet zich echter daar na door Theodorik op eene listige

wij

(63) Gregor. Tuton. Lib, III c. 6. (64) J° Gottlob Boehmii Prolufio da Runibergo ubi

vktus a Francis efi Hermanfridm Tkuringarum ultimus

Rex. Lips. 1773- 4'

Page 67: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D B E L - E Ê Ü W. 4 ^

wijze overhaalen, om hem in Zolpich te bezoeken; en hier vond hij door onvoorzigtigheid den dood, dien hij in den veldflag ontkomen was (65). Het fchijnt ook dat de Beyerfchen onder Koning Theodo­rik aan de Frankifche Heerfchappij zijn onderwor­pen geworden. (66).

X X I I I .

De andere Frankifche Koningen Childebert en Clotarius hadden nog altoos het oog op Bourgon­dien gevestigd, en zij beiden, benevens Tbeodebert zoon en opvolger van den intusfchen geftorvene Auftraflfchen Koning Theodorik beoorloogden, den Koning Godomaras op nieuw. Hij had het onge­luk van gellaagen en gevangen genomen te worden, en is in deezen toeftand geftorven (67). Indiervoe-gen wierd het Koningrijk Bourgondien met het Fran­kifche Rijk vereenigt. Het bevatte het naderhand ontftaane Hertogdom en Graaffchap Bourgondien. Dauphiné , Savoijen , Lion met deszelfs gebied, een gedeelte van Provence en van Szuilzerland, be­nevens het Walliferland (68). Dit ondergegaane

K o -

(65) Gregorius Turon. Lib. III. c. 4. 7 & 9.

(66) Z. Mascovs Cefcb. der Teutfcben. Th. II. B. XII. c. 42 n. 1 4 und Anmerk XXXV.

(67) Mariiis in Cbron. bij Mascov B. XII. c. 2. no. 1. (68) Dit laat zich opraaaken uit het aanzienlijk aantal

der in den jaare 509 op eene Kerkvergadering zich be-

vin?

Page 68: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

4 6 G E S C H I E D E N I S D E R

5^3.

Koningrijk zullen wij na drie eeuwen wederom zien verrijzen.

X X I V .

Omtrent ter deezer tijd trof het zelfde noodlot, het welk het Koningrijk van Bourgondien wedervaaren was 3 ook het Wandaalfche in Afrika. De manne­lijke afkomelingen van den ftigter deezes Koning­rijks , den grooten Koning Genferik, waaren in het bezit van het zelve gebleeven, en in gevolge de van hem vastgefteldc bijzondere bepaaling, dat altoos de oudfte regeeren zoude, elkander opgevolgt. Volgens deeze wet was Ililderik, Neef van Genferik, door zij­nen oudften zoon Huntrik op den Throon verhee-ven, zijnde een goed zagtmoedig Vorst, die een vij­and van den Oorlog was, en de waare geloovigen niet vervolgde, gelijk zijne voorvaders gedaan had­den. Dog deeze hoedanigheden maakten hem bij de zijnen gehaat, en hier kwam nog de befchuldiging b i j , dat hij het Koningrijk aan den Keizer Jujlini-aan wilde geeven, met wien h i j , bij zijn voormaa-•ig verblijf in Conftantinopolen , echter voor dat die tot de Keizerlijke waardigheid verheeven was, ee­ne naauwe Vriendfchap onderhouden had. De Prins Gelimer, aan wien het naaste recht tot de Throons-

op-

vindende Bourgondifche Bisfchoppen. Fid. Anton. Pa-

gi Crit. Annal. Baronii 7b»!. II ad. a. 509. n. 21. und

Mascov. vierte Anmerkung bei f. 15.

Page 69: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 4'/

opvolging Ha Hilderik toe kwam, van eenen onrus­tiger) en eerzugtigen aart, verkreeg bij deeze ge-fteldheid der gemoederen gemaklijk eenen aanhang, met welkers hulp hij zich van de regeering meester maakte, en den Koning Hilderik in de gevangenis deed werpen, en hem daarna liet ter dood bren­gen. Hier uit nam de Keizer Juftiniaan, die bo. vendien reeds met het ontwerp zwanger ging, om de landfchappen, welken te vooren tot het VVester-fche Keizerrijk behoord hadden, wederom met het Rijk te vereenigen, een voorwendzel om Gelimer te beoorlogen. Belifarius de grootfte Veldheer van zijnen tijd, kwam flegts met eene geringe magt, na­melijk 10,000 man te voet en 5000 te paard, naar Afrika, en na twee behaalde overwinningen over Gelimer, noodzaakte hij hem om zich gevangen te geeven. Hij wierd in Conjlantinopolen in zegepraal omgevoerd, en met hem nam het Koningrijk der Wandaalen een einde C69), na dat het 106 jaaren geftaan had.

X X V .

Als toen kwam de beurt aan de Oostgothen. Der­zelver vermaarde Koning Theodorik, had zijnen Neef Athalarik tot opvolger, die uit het huwelijk van zijne dogter Amalasvimh met Eutharik, welke aan

het

(69) Procop. Hifi. Vandal. Lib. I. ap. Grot. p. 24, 2?, 28 etc.

530-

J34.'

526.

Page 70: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

534-

Ö ' E S C H I E D Ê N I S D E R

het Koninglijke Oostgothifche huis was verrhaag^ fchapt, verwekt was. Door zijne jongheid, zijnde hij omtrent tien jaaren oud, had zijne moeder, als Voogdesfe, het'• voornaamfte aandeel aan het be­llier. De jonge Koning (lierf fpoedig. Amalasvhuh, eenmaal aan de regeering gewend, en daar toe ook zeer gefchikt zijnde , dagt op een middel, om zich daar in te handhaaven; eri eindelijk fcheen haar daar toe het- g'efchiktfte te zijn, dat zij haares Va­ders Susters Zoon Theodehat tot meede regeerder van het Rijk' aannam', in de hoop, dat hij zich met de eere vergenoegen, en het bellier derzaaken in haare handen zou laaten. Z\\ liet hem bij eede belooven* dat hij flegts den Koninglijken tijtel voeren , en zonder haare tcellemming niets verrichten zou. Dan hier in had zij merkelijk misgetast. Zij had hem reeds als een baatzugtig en onrechtvaardig man lee-ren kennen, en welhaast had zij reden om berouw wegens haare onvoorzigtigheid te hebben. Hi j bemagtigde niet alleen, met hulp van eene onver­genoegde partij, de regeering, maar liet ook zijne weldoenfter, na dat hij haar in de ellende gedom­peld had, vermoorden (70). De Keizer Juftini-aitti, die onlangs den Wandaalfchen Oorlog geluk­kig geëindigd had, merkte dit als eene ter regter tijd geboorene gelegenheid aan, om halten en Ro­me onder zijne Heerfchappij te brengen. Onder het voorwendzel van den dood der Koningin Jma-

las-

(70) Procop. Bijl. Goib, Lib. I ap. Grot.p. 143—150.

Page 71: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I E D E E - E E U W. 4tp

lasvinth te wreeken, beoorloogde hij den Koning Theodehat, die uit vrees reeds in het geheim den af-ft and van Italien aangebooden had. De Gothen zelfs bemerkten dit eenigermaate en verlooren alle Ver­trouwen op hem; zij verklaarden hem zijner waar­digheid onwaardig, en riepen hunnen Veldheer Vi-tiges tot Koning uit, door wiens Soldaaten Theode-lat op de vlugt geflagen wierd ( 7 1 ) . Vitiges zogt toen door een gezantfchap de herftelling van de vreede bij den Keizer te verkrijgen, dewijl de oorzaak van den krijg weggenomen, en de dood der Koningin Amalasvinth door den dood van den K o ­ning Theodehat gewrooken was; en om zich van de vriendfchap der Frankifche Koningen te ver­zekeren, die hem ook met den oorlog dreigden, om reden dat Amalasvinth hun's Vaders Zusters Dog­ter was, gaf hij hen de landftreek tusfchen de Rho-7ie en de Alpen aan de Middellanfche zee gelegen, welke de Koning Theodorik, voor den aan de West­gothen gegevenen bijftand in den oorlog met de Fran­ken , aan zich had doen afftaan ; als meede Rha-tien, het welk insgelijks eene Oostgothifche Pro­vintie was ( 7 2 ) . Bij de laatften bereikte hij zijn oogmerk, zonder daar echter veel door te gewin­nen, dog niet bij deneerften, die den oorlog, door Eelifarius den overwinnaar van Afrika met een ge-

eofi ,q . < . , • . l j J k

C70 ld ./. c. ap. Grot. p. 151 — 172. (72) Casfiodor. Fariar. Lib. X, p. 6; 4 Procop. /. e.

Lib. Lap, Grot. p. 180. D

535.

53<5.

Page 72: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

538

540.

54L

54i.

54«-

i

/

£ 0 G E S C H I E D E N I S D E R

lijk geluk als daar voortzette. Binnen weinig tijds wierd Vitiges door de wapenen , en einde­lijk door list in Ravenna krijgsgevangen gemaakt, en Belifarim voerde hem benevens een aantal Go­then mar Confiantinopolen, alwaar hij zich in plaats van de Koninglijke waardigheid met den tijtel van Patriciër, die Justiniaan hem toegedaan had, verge­noegen moest (73")- Echter was de krijg hier meede niet geëindigd. Ildebad een dapper en ervaa-ren krijgsman wierd Veldoverfte van de Gothen. Dog eene bij overijling gepleegde en onrechtvaar­dige daad, haalde hem eenen zodanigen haat op den hals, dat hij deswegens vermoord, en zijn's Broe­ders Zoon Totilas tot Koning verkooren wierd (74> Deeze voerde den Krijg nog ettelijke jaaren met ongelijken uitflag: ook kon Belifarius die na Italien te rug gekomen was, op het fortuin des Oorlogs niet meer rekenen, dewijl Iufliniaan hem niet ter regter tijd met geld en volk onderfteunde. Hi j wierd op zijne eige begeerte terug geroepen ( 7 5 ) . De krijg rustte nu eenigen tijd, dewijl de Keizer deels door andere oorlogen, deels door Kerkge-fchillen, waar in hij z ich , als een geleerd Vorst diep in begeeven had, in eene meenigte bezighe­den gewikkeld was. Dog zijne vijandelijke geneigd­

heid

(73) Procop. 1. c. Lib. II. ap. Grot. p. 299 — 303. Jomandes de reb. Get. c. 60. ap. Grot. p. 701.

(74) Procop. /. c. Lib. IU. ap. Grot. p. 308 - 310, (75) Ib. ibid. p. 379 - 392.

Page 73: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - B E U W. 51

heid tegens de Gothen, die hij geheel verdelgen wilde, vermogt zo veel op hem, dat hij van de Per/en eenen ftilftand van Wapenen voor vijf Jaa-wn kogt (76). Hier op zond hij zijnen Opperka-nierheer Nar/es, eengefneedenen, naar Italien, al­waar hij reeds te vooren onder Belifarius gediend had Deeze verfloeg de Gothen in een bloedigen , "veldflag, waar in de Koning Totilas doodlijk ge- ' wond wierd. Te/as een man van de uitneemendfte fterkteen dapperheid volgde hem op, die in een gevegt bij Cuma, het welk Nar/es belegerd had * en hij ontzetten wilde, de zege door zijneperfoon' " hjke tegenweer lang tegenhield, tot dat hij einde-deiijk en met hem het Koningrijk der Gothen viel (77). Van dit tijdftfp af aan waaren zij tot eenen verderen wederfhnd buiten ftaat. De einde­lijk hen ter hulpe gekomene Franken en Alleman-nen overwon Nar/es insgelijks in een veldflag, en een hoop van ?oco Gothen, die zich nog in de wa­penen bevonden , gaf zich gevangen.", en wierd naar Lonfiannnopohn gezonden (78). Van de overigen 55

blee-(76) Barbeirac. Hifi. des anc. Tr. P. II. Art. i9< D

183. v '

(77) Procop. Lib IV. ap. Grot. p. 473 - 5 o 8 > J 0 ^

(78) Excerpt: ex Agathia ap. Grot. p. 562 - 557' 57, 5*2. Barbeirac. Hifi. des anc. Tr. P. II A rt . 204. v' m. *: "

D 2

53-

4-

Page 74: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

53 G E S C H I E D E N I S D £ & "

bleeven veelen in Italien onder Keizerlijke Heerï fchappij, en zijn onder de andere Inwoonders ver-fmolten. Eenigen trokken over de Alpen naar Rha-. tien en in Noricum, en na deeze verflrooijing is ook derzelver naam verlooren geraakt, boattaft. wv«*\&%tt. T3Dfto ajipov SJ ö5w|r'fl"iw*

X X V I .

Justiniaan behandelde Italien als een overwon­nen landfchap, en als een onderhoorig gebied van hetOosterfcheKeizerrijk; ook liet hij het dooree­nen Stadhouder , onder den tijtel van Exarckus die zijn verblijf te Ravenna hield, bellieren. Ro­me verloor nu geheel en a l , wat haer nog van haar voormaalig aanzien'en Heerlijkheid;, dvergeblee ven was. Het Romeinfche Burgermeesterfchap het welk-dcat Hoofdllad, zelfs onder de Heerfchappij der Oostgothifche Koningen behouden, en daar door de Majclteit van het Rijk niet Conftantinopolen ge­deeld had, wierd nu vernietigd. In den bijna twin-ligjaarigen oorlog is Rome van de Oostgothcn en Ro-mciricn zesmaal veroverd, en ter deezer tijd zijn voornaamlij!; de prachtige gebouwen, en de alles Overtreffende gedenkteekens der oudheid verwoest, geworden. Daar en tegen fchijnt, bij de Oostgo­then eene' nieuwe Bouworder opgekomen te zi jn, welke de Gothifche genaamd, en bijzonder tot het opbouwen der kerken "is gebruikt geworden. Om deeze niet aan de Heidenfche Tempels gelijk ta

doen

Page 75: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 53

doen zijn, gaf men aan dezelven eene geheel andere gedaante en andere Cieradien, waar meede ze van buiten als overlaaden wierden. Deeze Gothifche Bouworde wierd door geheel Europa algemeen, zo als nog alle oude Kerkgeftigten daar van tot ge­tuigen (trekken. Dewijl de eerfte Christenen der­zelver bijeenkomften in verborgene onderaardfche plaatzen des nagts gehouden hadden; zo moesten ook, om daar van ter gedagtenis te kunnen ftrek-ken, de kerken duister zijn, en het licht en de lampen zouden, zo men meende, zowel ter her­innering van de voorige nagt - bijeenkomften , als ter opwekking van eenen vuurigen aandagt die­nen (79).

\ X X V I I .

Even zo als het den Keizer Justiniaan gelukt was om Rome en Italien met het Oosterfche Rijk te vereenigen, zo bekwam hij ook de hoop om Spanjen, of wel een gedeelte daar van, wederom tot een onderhoorig Landfchap te maaken. Met Ko­ning Amalrik was het van Theodorik I. afftammend Koninglijk Huis in de mannelijke nakomelingen uit-geftorven; enzedert dien tijd verkooren de Westgo­then hunne Koningen. Dog meenigwerf baande ook oproer en zamenzweeringen den weg tot den Throon;

en

(79) Mea zie Maicovs Qefchicbte der Teutfcbe» B. X. C. 41.

D 3

Page 76: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

549-

54 G E S C H I E D E N I S D E R

en op deeze wijze verkreegAgiladenzélven, nadat de Koning Theudifol vermoord was, tegens welken echter door eene andere partij, eenen anderen Koning, Athanagild genaamd, gefteld wierd. Dee­ze zogt, dewijl hij zich tegens Agila te zwak be­vond, hulpe bij den Keker Justiniaan, die dezel­ve, dewijl hij raeefter van Afrika was, des te ge-maklijker geeven konde, Hi j zond ook den Patri­ciër Liberius met een aantal krijgsbenden mar Span­jen, en Athanagild, die zich door deezen bijiiand op den Thoon ftaande hield , gaf hem daar tegens de zeefteeden , van de zee-engte af tot aan Va-lencia toe, in bezit. Dog dewijl de Keizerfchen, of hun gebied zogten uittebreiden, of dat de West. gothen hen de afgeftaane plaatzen wederom ontnee -men wilden ; zo ontftonden hier gefchillen uit , die nog onder eenige volgende regeeringen voort­geduurd hebben (8o> De Keizerlijken bleeven nogtans vooreerst in het bezit.

X X V I I I .

Dog de veel gewichtiger verovering van Italien ging welhaast na den dood van Justiniaan verloo­ren. Narfes, den Overwinnaar der Oostgothen word befchuldigd, daar van de oorzaak geweest te zijn. Hij was als Stadhouder in Rome gebleeven,

en

fSo) Ifidor. Cbron. Gotb. Era 596. ap. Grot. p. 714» Conf. Mariaua Lib. V. c. 9.

Page 77: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E ü Vf, g$

én op de klagten der Romeinen, die hij hard fchijnt behandeld te hebben, van den Keizer jus­tiniaan II . terug geroepen. Uit ongenoegen hier óver zou hij de Longobarden , een oud Duitsch volk, dat na veel omzwervens naar Patmonien ge­komen was ( 8 1 ) , naar Italien geroepen hebben. Het verhaal is twijffelachtig, dan het zij waar of valsch, dit volk toog onder geleide van deszelfs K o ­ning Alboin derwaarts. En dewijl van de Romeinfche zijde geene de minde verdediging in het werk was gefteld; zo bemagtigde hij ligtelijk het opperde en het middelde gedeelte van Italien ( 8 2 ) , en digtte een nieuw Koningrijk, dat naderhand aan de Kei ­zerlijke Exarchen en aan de Stad Rome zeer ge­vaarlijk geworden is.

X X I X .

Het Frankifche R i j k , het welk Clovis vier Zoo­nen Theodorik , Clodomir , Childebert en Clotaris onder zich verdeeld hadden, was door den natuur­lijken of geweldigen dood der nakomelingfchap van de drie oudden, wederom in den Perfoon des jong Hen Clotaris vereenigd geworden. Dog na zijnen

dood

(81) Z. Hert. Notit: vet Germ.pop. P. II. c. 2 § 22.

(8Ï ) Procop. Hifi. Goth. Lib. III ap. Grot. p. 387. Warnefiïd. de gest. Longobard L. I. c. 22 L . II c 5- 9.

»4, 15. sqq. ap. Grot. p. 761, 777-7*** 784. 785. D 4

5<58.

555-561.

Page 78: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

5 6.

575»

5 8 4 .

G E S C H I E D E N I S D E R

dood volgde weder eene gelijke deeling onder zijne vier Zoonen. De eerfte Charibert, wierd Koning van Parijs, de tweede Guntcbram, van Orlans, de derde Siegbert, van Aujlr aften, en de vierde Chilperik van Soisfons. De eerfte ftierf vroegtijdig zonder erfgenaamen. De drie laatften leefden bij­na in eenen gedurigen ftrijd, waaraan de Gemalin­nen van Chilperik , de Koninginnen Brunefchild, Siegberta en Vredegond, die zo uit hoofde van derzelver wreedheid als door andere ondeugden in de gefchiedenis zeer berugt zijn , geen gering aan­deel hadden; gelijk ook door toedoen van de laat­fte de Koning Siegbert ( 8 3 ) , en eindelijk volgens het getuigenis van eenige Gefchiedfchrijvers, haar eigen gemaal, de Koning Chilperik vermoord ge­worden is (84) . De tweede van de vier Broe­ders, Koning Guntcbram overleefde hun allen, en zelfs zijne drie Zoonen , die voor hem geftorven waaren.

X X X .

De tweedragt, dewelke in het Frankifche Rijk .de

(83) Gesta Reg Franc, epitom. Cap. 71. in Freheri Corp. Hifi.-Franc. P . I. p. 113. Gregor. Turon. Lib. I V . c. 46.

(843 Aimoin. de Ge/l. Franc. Lib. lil. c. 57. ap. Freher. P . II. p. 27.

Page 79: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E V W. 57

de Koninglijke Broeders tegens elkander in de Wa­penen gebragt had , ontftak ook in Spanjen den Fakkel van eenen inwendigen oorlog, welks oor­zaak, namelijk de Godsdienst endeszelfs gevolgen, toevalliger wijze , eene aanmerkelijke vergrooting van de Westgothifche Heerfchappij voortbragt. Des Konings Lewigild oudfte Zoon Hcrmenegild, had zich van. zijne Gemalin Ingunde, eene Frankifche Princes en Dogter van Koning Sigebert van Au-firafien, tot de Katholijke Kerk laaten overhaalen; en daar door zijnen Vader, die even als zijne voor-zaaten het Arrianismus toegedaan was , ten uiter-ften vertoornd. Beide wierden door eenen gelijken iever, de Vader voor deszelfs oud, en de Zoon voor zijn nieuw geloof gedreeven. Deeze had de oude Inwoonders van Spanjen, die alle Katholijk waaren, en niets meer dan een Katholijken Koning verlangden; en met hen den Swevifchen Koning Miro, op zijne zijde. Eenen zodanigen bijttand gaf hem zo wel moed als vermogen , om zich met de Wapenen in de hand tegens zijnen Vader te .verzetten. Dog de uitflag was voor hem zo on­gelukkig, dat hij in plaats van den Throon te be-klimmen, zo als zijn voorneemen was, in de Ge­vangenis zijne dagen eindigde. De Koning der Sne­ven was door den Koning Lewigild, reeds in het begin van deezen twist aangevallen en gedwongen., niet alleen om de partij zijnes Zoons te verlaaten, maar ook in een zeker opzicht zijn Oppergezag te

D 5 er-

>83.

Page 80: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

£ 8 4 .

585-

58 G E S C H I E D E N I S D E K

erkennen ( 8 5 ) . Na den kort daar op gevolgden dood van Miro regeerde zijn Zoon Eborik. Dog hij wierd door Andeka een Swevifch edelman in eenen opftand genoodzaakt om een Monnik te wor­den. Hier in vond Lewigild een voorwendzel om hem te beoorlogen. Hij veroordeelde hem insge­lijks tot het Kloosterleeven , en onderwierp de Sweven aan zijne Heerfchappij, waar door dus der­zelver Rijk , na dat het 177 Jaaren geftaan had, een einde nam ( 8 6 ) . Hoe zeer Koning Lewi­gild in dit geval voor de Arriaanfche leer gele­verd had, zo verliet echter na zijn dood, zijn twee­de Zoon en Thronsopvolger Reccared dezelve, en de Katholijke Kerk wierd zedert de heerfchende in Spanjen.

X X X I .

W i j hebben dus in een tijdvak van 40 jaaren vier, der door de vreemde volkeren in de Romeinfche Landfchappen opgerichte koningrijken, zien te gron­de gaan. Alleen twee derzelver, naamelijk het Wan-daalfche in Afrika, en het Oostgothifche in Italien zijn wederom met het Romeinfche Rijk vereenigd

ge-

(85) Ifidor. Cbrtn. Cotb. Era 606. ap. Grot* p. 725.

Mariana Lib. V . c. 13.

(86) Ifidor. Chrtn. Suev. ap. Grot. p. 740. Mariana

1. c.

Page 81: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E i - E E ü W . 55

geworden» Het Bourgondifche geraakte onder de Frankifche, en het Swevifche onder de Westgothifche Heerfchappij. De ondergang van deeze vier Ko^ ningrijken was de zegepraal der Katholijke Kerk. De vier volkeren, Wandaalen, Bourgondiërs, Oost-gothen en Sweven die Arriaanen waaren, moesten nu waare geloovigen worden, en de triumph was volkomen, wanneer ook de M^estgothen zich daar bij voegden. De zo wijd uitgebreide en gehaatte Arriaanfche Sefte wierd geheel en al onderdrukt, het geen te gemaklijker gefchieden kon, dewijl de Katholijke geestlijkheid in derzelver bekeerings-werk de onderfteuning van den waereldlijken arm ge­noot.

X X X I I .

Echter bleeven de Spaanfche en Franfche Kerken vr i j , en van de Romeinfche onaf hangelijk. Dog het van deezen tijd af aan in Europa wijd uitgebreider Christendom gaf gelegenheid, dat zowel denieuw-geftigte als de oude Kerken van de Romeinfche af-hangelijk wierden. Rome, de voormaalige Hoofd-ftad van het Aardrijk, had, met den onderdergang van het Westerfche Keizerrijk, deszelfs Heerfchap­p i j , magt en grootte verlooren. Van haar nog overig gebleeven aanzien was zij door den Keizer Juflini* aan, na de vernietiging van het Oost gothifche Ko­ningrijk, geheel beroofd geworden, en z i j , benevens Italien tot een landfchap van het Oosterfche Kei ­

zer-

Page 82: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

ÓO G E S C H I E D E N I S D E R

zerrijk gemaakt ( 87) . Dog in deezen toeftand van haare vernedering plaatfte zich daar in on­gemerkt en in de ftilte, eene nieuwe Heerfchap­pij van eenen gantsch anderen aart, die zich a l -lengskens over alles, wat magtig en aanzienlijk in de waereld was, verhief, en alles aan haare wetten onderwierp. Dit is in der daad de grootite en zon-derlingfte gebeurtenis in de Gefchiedenis der M i d ­del - Eeuw, en het opkomen van dit nieuwe Rijk verwekt eene des te meerdere verwondering, de­wijl het niet door de gewoonlijke middelen van Oor­log en Overwinningen is geftigt, maar op Leerftel-lingen, meeningen en woorden gegrond is, welke voornaamentlijk hier op nederkomen, dat Petrus door Christus tot een Vorst der Apostelen, en door mededeeling van het gezag om te hinden en te ontbin­den , tot zijnen plaatsbekleeder op de Aarde gejleld is; dat Petrus de eerjle Bisfchop in Rome geweest, en dat zijne Opvolgers op den Bisfchoppelijken zetel in zijne rechten getreeden zijn. Dat alles, offchoon het deels zeer twijffelachtig en deels geheel onge­grond was, wierd inden tijd van de algemeen heer-fchende woestheid en onwetendheid als zeker en waarachtig aangenoomen. En op deezen grond rust het wanftaltelijke gebouw derPausfelijke Heerfchap. pij en Gezag.

(87) Z. hier beven § X X V I .

X X X I I I .

Page 83: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L * E E Ü W. 6$

X X X I I I . -«A.vA -ut. Vjjaw'iL v.tt »i:ïrt3bqr ai'^nt^ti^ji ofi[is

De Paus Gregorius I. de groote bijgenaamd, die door voorheen bekleede aanzienlijke Staatsampten, in het behandelen van zaaken ervaaren, en ongemeen werkzaam was, ondernam het eerste om dat aan., zienlijk gezag offchoon hij het zelve niet in al des-zelfs uitgeftrektheid konde doen , 1 uitteoeffenen. Reeds vroeg had de zugtnaeer, en de naiever, verfchülen over den voorrang onder de Bisfchoppen' verwekt. Na dat Conflantimts zich voor een Chris­ten verklaard had, was de rang der Bisfchoppen in het Roomfche Ri]k geregeld, na den rang der Stee-den, Waar in zij hunnen zetel hadden. De Bisfchop­pen van Rome beweerden dierhalven* dat, dewijl hunnen zetel in de Hoofdltad'des Rijks gevestigd was, aan hun niet alleen den-voorrang boven : ; alle andere Bisfchoppen, maar ook het opzicht eii het regtsge-' bied over dezelve' toebehoorden. Dog de Patriarch Johanneixo Conflantinopolen\ zijnde toen de Hóófd, itad des Rijks na den ondergang van het Westerfche' Keizerrijk, maakte aimlpraafc op eerierigelijken voor­rang, en nam den tijtel van Algemeenen of opperbis-fchop aan. De Paus Gregorius verzette zich daar tegens met al zijn vermogen, als meede met den ge-woonlijkcn iever aan zaaken van die natuur eigen, eh vorderde, dat hij zich van dien weidfchen tijtel onthouden zoude, dog konde zulks1 niet bereiken, dewijl de Patriarch den Keizer Mauritius op zij-pe zijde had. Gregorius nqemde zich derhalven uit

' oot-

Page 84: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

596.

02 G E S C H I E D E N I S D E R .

ootmoed, of welligt om met de verwaandheid van zijne tegenpartij te fpotten, een Knegt der Kneg-ten Gods (88), en zijne opvolgers hebben hem hier in tot op den huidigen dag nagevolgd. Het fchijnt zonderling, dat zij niet op eene, met de uitgeftrekt­heid van hun gezag, en het fchitterende hunner waardigheid meer overeenkomende, benaaming zijn bedagt geweest. Z i j hadden zich zeker naar de wij­ze der Oosterfche Koningen, eenen grootfchen, en den verhevenen perfoon dien zij verbeelden, meer gevoeg­lijken tijtel konnen geeven. Mogelijk oordeelden zij het verftandiger, om dat geene wat zij zijn wi l ­den , onder den dekmantel van nedrigheid te wee­zen , dan door eene opentlijke praal, de naiever der Vorften als te zeer aanteprikkelen. En zo-handelde Gregorius zelfs, die door zijnen nedrigen tijtel zijne aangemaatigde rechten gecnzints weg­gaf. Hij oefFende in alle gevallen zijn regtsge-bied over de Bisfchoppen ui t , ftelde plechtigheden i n , maakte Kerkelijke wetten, befliste over tegen e l ­kander flrijdende Geloofsleeringen, en gedroeg zich in allen opzichte als den Opperbisfchop der Chris­tenheid.

X X X I V .

Ui t iever voor de uitbreiding van het Christen­dom, en van zijn eigen gezag, zond h i j , den Op-

zich-

(88) Franc. Pagi Breviar. Pentif, Ront, Xtf»;.i.p.36o«

Page 85: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D TJ E t - E E ü W . C J

aichter van een door hem zelfs te Rome geftigt Kloofter, Auguflinus , nevens veele Benedictijner Monniken naar Brittannien, om de Overwinnaars deezer landen de Saxen en de Anglo Saxen die tot hier toe Heidenen gebleeven waaren, tot het Christendom overtehaalen. Deeze onderneeming was van zulk een gelukkig gevolg, dat niet alleen Ethelred Koning vati Kent bekeerd wierd, maar ;

ook dat kort hier na op Kersdag, meer als tien duizend Saxen den doop ontfingen. Auguftinus wierd deswegens tot Aarstbisfchop van Canterbu-rij verheven en tot zijnen opperften Amptenaar benoemd (89). In de volgende jaaren geraakte het geheele Anglofaxifchevolk allengskens indenfchoot der Kerke. Dog Auguftinus had nog eenen ande­ren last, welks uitvoering hem niet minder dan de bekeering der Saxen aan het harte lag. In Brit-tannien was het Christendom reeds vroeg, onder de1 Romeinfche Heerfchappij geplant, en de Kerken­ordening door de eerfte Leeraars gemaakt gewor­den , dewelke de Britten altoos behouden hadden. Auguflinus prees hen onophoudelijk de gelijk vormig-heid met de Roomfche Kerke, en vandeGodsdien-ftige gebruiken aan, alsmeedede erkenning van het Pausfelijk gezag, Dog hier van wilden de Britfche Bisfchoppen, die van den Bisfchop van Rome geen

hoo-

(89) Baronii Annal. eccles. Tom. VIII. ad. a. 596. P. *a - 14. Franc, Pagi Breviar, Pmif. Rom. Tm. 1. p. 3 4 > 3<»5.

Ï97«

Page 86: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

593.

596.

64 G'E S C H l E D E N I S D E R

hooger denkbeeld als van eenen anderen hadden, niets hooren, en Auguftinus zag zijne ieverige en bij herhaaling aangewende poogingen te vergeefsch veifpild (90): hoewel de Britten zich echter in het vervolg even als de nieuwbekeerde Saxen aan de Geestelijke Roomfche Heerfchappij hebben moeten onderwerpen.

X X X V .

Het Frankifche Rijk bleef nog geftadig door de inwendige Oorlogen der Koninglijke Broeders en Neeven, in verwarring. Na het vermoorden van de Koningen Siegbertüs en Chilperik, had Childe-lert zoon van den eerften Aujiraften, en Clotaris II. zoon van den laatften Soisfons geërfd, en na den dood van hunnes Vaders broeder, Guntchram Koning van Orleans waaren ook deeze landen Childebert toe­gevallen. Hij ftierf kort na deze vergrooting van zijn R i j k , met agterlaating van het zelve aan zijne twee Zoonen, Theodebert en Theodorik onder de voog-dijfchap van derzelver Grootmoeder Erunefchild, de ftigtiter van alle de rampen, wélke hun getroffen heb­ben. Na eene ónder hen gemaakte verdeeling voer­de den eerften dén Koninglijken tijtel van Auflraft* en, en den ander van Bourgondien. Even als of een boos noodlot dit geflagt tot deszelfs eigen verderf .- > . . . . ; • • • be-

(90) man- zie desttegens Rapin. de Thoiras Hifi. of Englatid translated bij Tindal. Vol. 1 p. 233. fqq.

Page 87: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 65

beftemd had, beoorloogden beide de broeders eerst hunnen Neef Clotaris, Koning van Soisfons, endaar na zich onderling. De oudfte, die na een verloo­ren veldflag de gevangene van den jongden gewor­den was, wierd op bevel van deezen gedood, en hij zelf ftierf in eenen nieuwen veldtogt tegens Koning Clotaris. Deezen bemagtigde hier op, de aan de beide broeders toebehoorende landen, met uitfluiting van de agter gelaatene zoonen des jong-ften , en hij liet de Koningin Brunichilde eenen fmaadelijken dood derven. Hi j vereenigde dus voor de tweede reis het geheele R i j k , en had daar in zijnen oudften zoon Dagobert I. tot opvolger. De jongfte, Charibert wierd met een gedeelte van Aquitanien verlijd. Dagoberts twee zoonen Sieg-bertus II. en Clovis II. maakten, na zijn afflerven, eene nieuwe Deeling. Geenen bekwam dat ge­deelte, wat onder den naam van Auftrafien, en dee­zen, al wat onder die van Neuftrien begreepen was (91 ) .

X X X V I .

Clotaris II. was de tweede ftamvadervanhetKo-ninglijk Merovingisch geflagt, dog hij had eene zeer ongelukkige Nakomelingfchap, dewijl zij de

re-

(9 O Gesta Francor. epitom. c. 37 — 40, 42, 43 in Frsheri Corp. Hifl. Fr (ine. P. I. p. 78 - 8|.

e

5oo,

612.

613,

5a8.

541,

Page 88: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

66 G E S C H I E D E N I S D E R

regeering met al het Koninglijk gezag verloor, en niets anders dan den blooten tijtel behield. Onder de hooge Staatsdienaaren van het Frankifche rijk was 'er één , die in de oude Latijnfche Chronijken en gefchiedverhaalen Major Domus, of ook G«-btrnator, Magister en Pmfeêtus Palatii genaamd Wierd. Hij was eigentlijk , het geen men in laa-tere tijden in Frankrijk, Grand Maitre de la mai* fon du Roi, en in Duitfchland, Opperhofmeester genaamd heeft. Zekere toevallige omftandigheden in de Perfoonen der Koningen, hunne minderjaarig-heid, en fomtijds derzelver geringe bekwaamheid en geestvermogens waaren de eerzugt deezer Hof­bedienden gunftig, en maakten het hun gemakkelijk, om de grenzen van het aan derzelver ampt verbon­den gezag te overfchrijden. Zi j trokken allengs-kens de gewichtigfte zaaken, de begeeving der Ampten, de befliering der Inkomsten van den ftaat, de gerichtsoeffening, het opperbevel over het krijgs-leger, en indiervoegen de geheele Regeering aan zich. Ja zelfs maakten zij eindelijk hunne waar­digheid, die in den beginne alleen perfoonelijk, en van de Koninglijke genade afhangelijk was, erflijk. De Koningen behandelden zij als hunne onderhoo-rigen ; zij plaatften dezelven in een Paleis of Land­huis , alwaar zij niet veel beter als gevangen waa­ren ; en daarom vertoonden deeze ongelukkige Vor-ften zich zelden opentlijk, behalven op de Ryks-dagen, alwaar zij als Beelden verfcheenen, welkers

ge-

Page 89: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 67

geheele beweeging van den wenk en wil hunner Staatsbedienden afhing, die, van dit tijdperk af, derzelver Opperheeren geworden waaren ( 92.)

X X X V I I .

Hoe ver de heerschzugtige koenheid deezer mag-tige Staatsdienaars fomwijlen gegaan i s , daar van leeverde Auflr-aften, na den dood van Koning Sieg-lertus II. een zeer ergerlijk voorbeeld op. Deszelfs opvolger was zijn eenige Zoon Dagobert. Dog zijn Opperhofmeester Grimoald zond hem naar Ierland in een Klooster, en plaatfte zijn eigen Zoon Chil­debert op den Throon. Dog deeze onrechtmaatige regeering was van geenen duur. De Auftrafters-bewerkten eenen opftand tegens den Vader en den Zoon; en deeze gaf den Koning Clovis II. gele^ .genheid, Au/lraften met Neufirien en gevolglijk het geheele Rijk wederom te vereenigen. Dog na zijnen dood kwam het tot eene nieuwe verdeeling tusfehen zijne beide oudfte Zoonen Clotaris III. en Childerik II. Na doode van den eerften regeerde den laatften wederom alleen, dan hij wierd drie jaaren daar na vermoord, en zijn Zoon Daniël'va. een klooster geftooken. Clotaris derde Zoon Theo­

dorik

• (92) Pauli Warneftidi de gest. Longolard. L . VI. c. 16 ap. Grot. p. 903. Vid. Franc. Hotomanni Franco Galüa. Cap. 15. Gauiier de Sibert Fariatiom d'/f Monarchif Francoife. Tom. I. p. 198.

£ ft

656.

562.

^73-

Page 90: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

6-76.

678.

687.

6or. 695. 711.

68 <vji S C H I E D E N I S D E ft

dorik III. geraakte als toen in het bezit van Netu jirien. Daar en tegen wierd den uit Ierland ge-komene Dagobert II. in Auftr aften als Koning er­kend. Zijne kortltondige reegeering eindigde ook door eenen geweldigen dood. De Koning Theodo­rik meende nu wel Auftr aften onder zijne Heer­fchappij te brengen , dog de toenmaalige Opper­hofmeester Pipin van Her/lal eigende zich de re­geering onder den tijtel van Hertog der Franken toe, en dwong naderhand de Koning Theodorik ora hem in Neujlrien tot Opperhofmeester te benoe­men. En van dien tijd af aan, verhaalt de gefchie> denis niet zo zeer, de lotgevallen en daaden der K o ­ningen, als wel die van hunne Opperhofmeesters; onder welken die van Armilf aftlammen, die het eerst deeze plaats bij den Koning Dagobert I. be­kleedde, daarna Bisfchop van Mets, en eindelijk een kluizenaar en Heilige geworden was , de grootfte Staats-en krijgsmannen van hunnen tijd geweest zijn. Zijnen Neef was den evengemelde Pepin van Her ft al, die na het overlijden van Theodorik III. \ onder zijne Zoonen Clovis lil. en Childebert III. en éindelijk onder Dagobert III. het geheele Franki­fche Rijk beftierde , en deeze Koningen niets an­ders dan den Koninglijken tijtel, zonder eenige magt overliet ( 9 3 ) ; dog daar en tegen verdedigde hij

met

(93) Cesta Francor. epitom. c. 44 — 46, 48 — 51. ap. Freher. P. I. p. 81 - 84.;

Page 91: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M ï D T> E L - E E U W, Ö9

met groot beleid en moed het Rijk tot aan zijnen dood.

X X X V I I I .

Onder de Westgothifche Koningen, die in Span-jen, na den Katholijk gewordene Reccared gere­geerd hebben, heeft Giesbert zich daar door be­roemd gemaakt, dat hij de Romeinen, de ftreek lands aan de zeekusten, welke zij zeden het be­llier van Athanagild in bezit hadden, tot op Al-garbien na, wederom ontnomen heeft (94) - Ee^ nige Iaatere gefchiedfchrijvers willen hem ook de verovering van de Afrikaanfche Provincie Maurita* nia Tingitana toefchrijven. Onder den volgenden Koning Stv'inthila zijn eindelijk de Romeinen ook uit Algar'uien verdreeven geworden, en hij is dus de eerfte beheerfcher van geheel Spanjen ge­weest ( 95 ) . Echter verloor deezen Koning, in een opftand die Sifenand tegens hem berokkende, de kroon. Dewijl dezelve niet erflijk was, zo plee­gen die Koningen fomwijlen één van hunne Zoo­nen tot meede bertierders van het Rijk aanteneemen. Volgens dat gebruik verklaarde ook Szuinthila zij­nen Zoon Rechimer tot meede-regent, het welk de

Groo-

(94) Ifidor. Cbron Gotb. Era 650. ap. Grot. p. 728. Cotif. Mariana Lib. VI. c. 3.

<95) Ifidor. /. c. Era 659. ap. Grot. p. 729. Cosf. Mariana Lib. VI, c. 7.

£ 3

714.

614. 616.

618.

624.

Page 92: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

633-

6$6. 687.

y ó G E S C H I E D E N I S D E R

Grooten van het rijk mishaagde, die het als een in­breuk op derzelver verkiezingsrecht aanzagen. Dee­ze keus, benevens zijne harde regeering, en het drukken van het volk door zwaare belastingen, word als de oorzaak opgegeeven, waarom hij afgezet, en Sifenand in zijne plaats verkooren is geworden. SwiMhila wierd vervolgens nevens alle de zijnen in den Kerkdijken ban gedaan, en daardoor alle Eer en waardigheid verbeurd verklaard. Dan dewijl de Katholijke Kerk de heerfchende in het West-gothifche Rijk geworden! was, zo bekwamen de Bisfchoppen eenen aanmerkelijken invloed in de re­geering , en op de ter deezer tijd zo meenigvuldig gehoudene Conciliën wierden niet alleen Godsdien-ftige, maar ook Staatszaaken verhandeld, en des­wegens befluiten genomen. Eene zodanige vastftel-ling was ook die , tot welke op de kerkvergade­ring te Toledo beflooten wierd, naamlijk dat de K o ­ning door de Grooten des Rijks en de Bisfchoppen zou verkooren worden. Om die reden hebben ee-nige Koningen door de Conciliën hunne verkiezing laaten bevestigen, Sifenand fmeekte ootmoedig en al knielende om deeze Bevestiging ( 9 6 ) ; en zijne Opvolgers Chintila en Ervoik hebben dezelve ook verzogt en bekomen. De Koningen durfden dus de geestelijkheid niet meer verbitteren, dewijl dee-ze zich op meer dan eene wijs wist te wreeken. Zijkor.de oproeren tegens hun verwekken. Zi j kon­

de

(5)5) Vtd. Mariana Lib. VI. c. 4.

Page 93: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E Ü W. 71

de de naamen der Koningen een onuitwischbaaren vlek aanwrijven, dewijl Chronijken en Jaarboeken bijna alleen het werk hunner handen waaren. Van daar komt het mogelijk, dat de Koning Witiza, met zulke zwarte koleuren, als de affchuwelijkfte dwingeland en] de grootfte wellusteling gefchilderd is geworden (97), en dat hij in een opftand, of door eenen geweldigen, of door eenen natuurlijken dood omgekomen is. Zijn opvolger Roderik word ons in geene mindere haatelijke gedaante voorgefteld, en zijn lot was nog ongelukkiger, dewijl met hem het groote Westgothifche Rijk te gronde ge­gaan is.

X X X I X .

Italien wierd door de Longobarden en de Oos-terfche Keizers beheerscht. Geene bezaten het op­perde, en deeze het beneden gedeelte, en in het midden hadden zich de eerften zodanig uitgebreid, dat de laatften daar in weinig meer als Rome en Ravenna met deszelfs gebied overgebleeven was. Dewijl de toenmaalige .verwarde toeftand van het

Oos.

(97) Men zie Don Gregorio Maijans y Siscar Verthei-

digung des Konings Witiza, aus dem Spanifcben uberfent,

von M . Carl. Christoph. Pluer, in Bufchings Maga-

sin fur die mue Hiftorie und Geogtapbie Tb. I. &

379. ff. E 4

700.

71c.

Page 94: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

73 G E S C H I E D E N I S D E 8.

Oofterfche Keizerrijk het moeijelijk 'maakte , om Italien met nadruk te befchermen, zo namen de Bisfchoppen van Rome deeze zaak ter harte, en zorgden in het bijzonder voor de zekerheid deezer Stad, die anders in groot gevaar ftond om eene ver­overing der Longoharden te worden. Hier door Jagen zij den grond tot derzelver naderhand ver­kreegen waereldlijk gezag.

X L .

Dooi- de verhuizing der Wandaalen, Swevtn%

Longoharden, Herukrs en zo veele andere Duitfche Volkeren naar de Romeinfche Provinciën, waaren de door hen te vooren bewoonde Landen ontvolkt geworden. En dit fchijnt vreemde volkeren , de Wenden, en de Selaven aanleiding gegeeven te hebben, om nieuwe woonplaatfen in Duttschland te zoeken, alwaar de eerfte zich inde noordelijke, en de andere in de zuid • oostelijke ftreeken uit­gebreid hebben. De ooriprongelijke Duitfche Hoofdvolkeren waaren toen de Alkmannen , die 21'cb met de Sneven vermengden, zo dat daar door met der tijd den naam van de eersten verdweenen i s , benevens de Thuringers , de Bcijcrfchen, de Friefen , en de Saxen. De drie eerften waaren treeds onder de Heerfchappij der Franken; en de anderen geraakten ook in het vervolg onder dezel­ve. De Noordfche Volkeren, in Deenemarken^ Zweden en Noor-wegen, waaren tot hier toe wei­

nig

Page 95: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E ï J W . 7$

n:g bekend, behalven dat onder Theodorik L een hoop Deenen in Gelderland het land verwoest had ( 9 8 ) : Dog in de kort daar op volgende tijden begonnen zij zich door hunne Zeetogten en Rooverijen op de kusten van het Frankifche Rijk gevreesd te maaken.

X L I .

Dus waaren de voornaamfte Europeefche M o ­gendheden , de Westgothen in Spanjen, de Fran­ken in Gallien en de Longoharden in Italien. De Oosterfche Keizers kwamen, wegens geduurige binnenlandfche onlusten en daaruit ontftaane ver­zwakking, weinig, dog de Roomfche Bisfchop­pen, die voortaan aan de waereldfche zaaken deel begonnen te neemen, des te meer in aanmer­king.

Tegens dat de Merovlngifche ftam in Frankrijk een einde nam , begon men aldaar de Jaarreke­ning van de Geboorte van Christus te tellen, na de gemaakte Berekeningvan den Roomfchen Mon­nik Dionyfius den kleinen ( 99). In Engeland was dit reeds voorheen, op den voorflag van den Anglo-Saxifchen Apostel Attgustinm geichied. In

de

(98) Grerror. Turon. Lib. IV. Cap. 2. in FreherI 'Corp. Hift. Franc. P . II. p 53.

(99) Ant. Pagi Git. Annal. Earonii ad ann. 527. n V i i l . et ad ann. 604. ». XI.

E 5

Page 96: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

74 G E S C H I E D E N I S D E R

de andere Koningrijken wierd deeze Jaarrekening met het Christendom ingevoerd. Dog in Spanjen en Portugal maakte men van eene bijzondere Jaar­rekening, Era Hispanica genaamd, tot in de veer­tiende en vijftiende Eeuw gebruik.

G E *

Page 97: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

G E S C H I E D E N I S '

D E R .

M I D D E L - E E U W

T W E E D E B O E K .

Z E D E R T H E T E I N D I G E N DES M E R O V I N G I -

S C H E N S T A M TOT D E N V E L D S L A G BY F O N -

T E N A Y , D I E T O T H E T V E R V A L DES FItAN"

K I S C H E N 8 Ï K S A A N L E I D I N G G A F .

jLJ)e verovering van Spanjen door de Saraceenen is eene dier buiten gewoone gebeurtenisfen, die men met des te grootere verwondering befchouwt, uit hoofde dezelve zo ipoedig, en in zo een korten tijd is voltooid geworden. De oorzaaken der gant-fche omverwerping van een zo magtig Ri jk , het welk door een krijgszugtig en dapper volk bewoond wierd, moet dus van een bijzonderen en zeer be-drijvenden aart, zo wel ten opzichten van de o-

Van het Jaar 752 tot 841.

(89 Jaaren.)

I.

vïr-

Page 98: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

7<S E S C H I Ï D E N I S D E R

verwonnenen, als van de overwinnaars, geweest zijn. Bij de eerften waaren het innerlijke tweefpalt en partijfcliappen , welkers tegenftrijdige bedoelingen eene beftendige naiever en vijandfchap verwekten en voedzel verfchaften. Zedert dat de Westgothen hunne Koningen verkooren hadden, was dit verkie-zings recht altoos een bron van groote onrust en burgerlijke Oorlogen geweest. Eenige Koningen hadden het gezag door oproeren verkreegen , en ook eenige het zelve daar door verlooren. Zo was Witiza door een oproer van den throon geftooten, en Roderik daar op verheven geworden. Het mis­noegen] hier over had de zoonen des eerften, Evan en Sifebut genaamd, het gevaarlijk ontwerp doen imeeden, om door den bijftand der Saraceenen, in Afrika, zich de kroon te verfchaffen, of tenminften om hunnen vader en zich zeiven op Roderik te wree-ken , en in deeze onderneeming hadden zij tot mee-dehulp hun's Vaders broeder Oppas , Aartsbis-fchop van Sevilien, een Geestlijke zonder Gods­dienst of deugd. Tot het uitvoeren van dit verderf-fijk ontwerp kwam hen eene ten uiterften misdaa-dige, cn fchandelijke daad van den Koning Rode­rik, te ftaade. Hi j had volgens het verhaal van eenige oude jaarboeken, de fchoone dogter, of ge­lijk andere zeggen , de Gemaalin van een zijner voornaamlleStaatsdienaaren, van den Graaf Juliaan, met geweld onteerd. Deezen door eene zo groote heleediging, die bij geen mogelijkheid te vergoe­den was, verbitterd, verbond zich ook met de Sa-

n -

Page 99: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D I L - E E Ü W . 77

raceenen, het geen hij des te gemaklijker doen kon, dewijl hij ftadhouder in Mauritania Tingita. na was, en hij wierd om zijne wraak te koelen eén verraadervan zijn Koning en van het R i j k ( i ) .

I I.

De Sar aceenen (2) waaren fpoedig na den on­dergang van het Westerfche Keizerrijk, hetmag-tigfte volk van de aarde geworden. De Stigter van hun Rijk was Mahomet, een edelen Arabier, die bij de alles met zich wegvoerende welfpreekendheid vaneenen geestdrijver, ook de overwinnende kloek­moedigheid van eenen held bezat. Hi j was den leeraar van eenen nieuwen Godsdienst, volgens wel-ken men aan éénen G o d , en aan hem, als zijn Pro-pheet, gelooven moesr. Spoedig vond ze een aan-merkelijken Ingang, dewijl zijne overige leeringen met de neigingen en hartstogten van de Oosterlin­gen zeer wel overeenftemden. Hij predikte met den fabel in de vuist, en door deeze tweeledige be-

wijs-CO Mariana houd deeze gebeurtenis voorecht; dog

Ferreras maakt ze niet alleen twijfelachtig, maar verklaart

dezelve voor eene fabel, om reeden dat de fchrijvers van

dien tijd daar van geen melding maaken.

(2) Zij waaren eigentlijk Arabieren, en wierden, zo eenige meenen, na hetArabifche Landfchap Saraka, Sa. rsceenen genaamd. Fid. Jo. Henr. Hottingeri Hifl. Oriënt, p, 7.

Page 100: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

7 » .

?3 G E S C H I E D E N I S D E R

wijsredenen maakte hij zijne landslieden niet alleen tot zijne geloofsgenooten maar tevens tot zijne onderdaanen. Hij deed een inval 'mSyricn, en verfloeg de krijgsbenden door de Keizer Hera-clius tegens hem afgezonden (3). Na zijnen dood, zetten zijne opvolgers Califen genaamd, zijnde zulke Regenten, die te gelijk Koningen en Hoogepries-ters waaren , de veroveringen voort, en bragten Syricn, Palestina en andere Landfchappen van hef Oosterfche Keizerrijk, benevens Perfien, Egyptcn, en bijna de gantfche noordelijke Kusten van Afrika onder hunne Heerfchappij. De Califen hielden hun verblijf te Damascus', en lieten deeze veroverde Landen door Stadhouders regeeren. De Calif die ter deezer tijd het gezag voerde was IValid ge­naamd, en zijn Afrikaanfche Stadhouder Muza, een trotsch , ftoutmoedig en te gelijk e#n verllandig man. Deeze had reeds zijne uitzichten op Spanjen gevestigd, dierhalven kwamen de voortellingen van Evan, Sifabut en van Juliaan hem wel te pas. Echter wilde hij de onderneeming niet voor zijn et-gen rekening neemen, maar verzogt te vooren van IVa­lid verlof daar toe. En dewijl de uitbreiding van den Godsdienst en van het Gezag het beftendig oog­merk der Califen was, zo wierd hem hetzelve onder zekere bepaalingen gegeeven. Muza zond, ingevolge de aan hem gedaane voorllellingen 7003 man onder

het

(3) Georg. Elmacini Hifi. Saracen. Lib. 1. c I.

Conf. Roderic Toletani Hifi. Arab. c. 4.

Page 101: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E V W, 79

het bevel van ZVrr/* Abdalabi, een ervaaren Krijgs-overfte, naar Spanjen. Hij landde aan den voet van het gebergte Calpe, en nam de ftad van dien raam i n , welke daar mAigeziras is genaamd ge­worden. Dewijl hij zich hier gevestigd had, zond Muza nog 12C00 man, onder den veldheer Tarik Abinzier derwaards, en benoemde hem tot opperde Bevelhebber van de geheele Legermagt. Deeze breidde zich vervolgens wijder in het land uit. De Koning Roderik, die bij de eerfte vijandelijke on­derneemingen te zorgeloos fchijnt geweest te z i jn , verzamelde toen zijne gantfchemagt, welke uit meer dan ioo,coo man gezegd word beftaan te hebben; en Tarik verkreeg intusfehen insgelijks eene ver-fterking van 5000 man. Na verfcheide fchermut-zelingen, die eenige dagen duurden, kwam het op den i r 4e November bij Xeres de la Frontera in

Andalufien tot een hoofdtreffen (4), waar in de Sa* raceenen zegepraalden. Derzelver getal was wel vee', minder, het welk niet over de 24000 man be-liep, dog zij waaren ervaarene en geharde krijgs­lieden , die daar en boven met eenen vuurigen en

dweep-

(4) De Geleerden Hemmen niet over een omtrent den tijd wasr in dit voorgevallen is. Eenigen en daar onder Anton. Pagi (in Crit. Anal. Baronii Tom. UI. ad a. 71 r. n. 11 —13) bepaalen het op den 26 July 711. Mariana en anderen in het jaar 714. Ferreras (B. II. S. 508, 509) maakt het waarfchijnlijk, dat die velJflag in het jaar 712 op den 11 Novemb, geleemd zij. •

712.'

Page 102: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

G E S C H I E D E N I S D E R

dweepzugtigen iever voor hun geloof, en deszelfs verdere uitbreiding bezield waaren. Roderik bragt wel een veel talrijker, dog ongeoeffender en ge­deeltelijk met flingers en kneppels gewapend heir, indien men het zo noemen mag, op de been. Een diergelijken opgeraapten hoop kon den hevigen aan­val der Sar aceenen niet wederdaan. Alles week in weinig tijds, en zogt zijn heil in de vlugt, in welke ook de Koning Roderik fchijnt omgekomen te zijn ( 5 >

I I I.

Na deeze nederlaag nam Tarik, Sevilien, Cordo-va en de andere Steeden van dndalufien in. Di t alle verwachting te boven gaande geluk, bewoog den Stadhouder Muza, zelf naar Spanjen te ko-m;n en de verovering te voleinden. Hij bragt meer dan 100,000 man met z ich , en verdeelde die in drie hoopen , dewelken het geheele land over. droomden. Wanneer zij voor groote en derke deden kwamen, boden zij de Inwooners, de vrije oeffening van hunnen Godsdienst, de behoudenis hunner wetten en gewoontens, de rechtsoeffening door hunne eige overheden en meer andere voor-

dee-

(5) Zo word deeze hier ter plaatze kort zaamge-trokken gefchiedenis, In oude dog thans zeer onvolko-me jaarboeken opgegeeven, als bij Mariana L , VI. C. lp, 31-35. en Ferreras D. II. bL 498^511.

Page 103: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 8 ï

deelen aan. Veele Steeden gaven zich op diergelij­ke voorwaarden over: Dog dezelve wierden dik-wils gefchonden. Die welke wederltand booden, ondervonden alle de woede en barbaarschheid van woefte overwinnaars , ja fomwijlen eene geheele verdelging ( 6 ) . Een zodanig gedrag verfpreidde alom vrees en fchrik, en maakte de verovering van een zo groot Koningrijk gemaklijk. Spanjen fcheen •van oude tijden af beflemd te zijn om een vreemd juk te draagen. Eerst wierd het door de Carthagi-nenfers, vervolgens door de Romeinen, en daarna door de Westgothen overheerscht. Al le drie hadden hetzelve door langduurige oorloogen overwonnen, en de laatflen waaren eerst na verloop van twee honderd jaaren in het volle bezit geraakt. N u viel het na één hoofdtreffen, en in twee jaaren tijds onder het bewind der Mooren ( 7 ) . Dog alles liep hier te zamen, om eenen zo ongemeenen uitflag voortte-brengen. Na den verlooren Veldflag bij Xeres de la Frontera, was de Koning Roderik verdweenen, en niemand deed zich op om zijne plaats te beklee-den, nog om het verftrooide leger weder bij ee»

te

(6) Men zie Mariana en Ferreras op de aangehaalde plaatfen.

(7) De veroveraars van Spanjen waaren eigentlijk Sara* ceenen of Arabieren. Dog dewijl zij naderhand hun ver­blijf in het oude Mauritanien hielden, zo wierden zij door de Spaanfche fchrijvers In het Latijn Mauri en in her Spaanfche los Moros genaamd.

F

Page 104: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

7-19'

8l G E S C H I E D E N I S D E R ,

te verzamelen. Ook kon men in de algemeene vlugt even zo min aan eene verkiezing tot de K o -ninglijke waardigheid, als aan andere noodige maat-regelen tot redding van het Rijk denken. Daar en boven fcheenen de Gothen den ouden krijgshaftigen aart van hunne voorouderen verlooren te hebben, en in vadzigheid, wellust, en in andere ziel en lig— haam verzwakkende ondeugden gezonken te zijn (8}. Dus hield met éénen verlooren veldflag alle verde* re verdediging op. Veelen, en daar onder eenige edele Westgothen vlugtten in de woeste Asturifche en Biscaaijfche gebergten, om de woede der vijan­den te ontgaan. Deeze vervolgden zij ook niet, dewijl den honger en nood van zelfs hoop op hun­ne overgaaf gaf. Zij achtten ook dit geringe over-fchot deezer vlugtelingen zoo weinig, dat zij na de verovering van Spanjen koen genoeg waaren, om ook hunne heerfchappij over het Gothisch Gallien uittebreiden. Het gelukte hen hier even eens als in Spanjen. Zij begonnen met Rousjtllon, alwaar

, derzelver aangerichte verwoestingen met vuur en zwaard

(8) Z . Befchreibmg der waren Urfacben von Ur.ter* gange des Gotbifcben Rekbs in Spanien. De Schrijver (Nordenkranz) verdedigt de Westgothen als zijne oude landslieden, en derzelver Koningen Witiza en Roderik, tegens de hun, door de gefchiedfchrijvers aangetijgde ver-wijtingen, en fchrijft de oorzaaken deezer rampen aan de Bisfchoppen , Priesters en Monniken, en derzelveï Heersch-en Hebzugt, en andere ondeugden toe.

Page 105: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D É L - E E ü W. 83

zwaard, alles der maate voor hun deed fidderen, dat het Gothisch Landfchap zich bijna zonder te-genftand onderwierp ( 9 ) . De Franken zagen dit aan; offchoon de nabuurfchap van een vreemd, on­christelijk en Krijgszugtig volk hen niet onverfchil-lig kon zijn. Dog derzelver binnenlandfche twee-fpalten Oorlog verhinderden, dat zij zich niet te­gens de onderneemingen der overwinnaars van Span­jen konden verzetten.

I V.

Deeze onlusten ontftonden na den dood van Ko­ning Dagobert III. Zijn Zoon Theodorik wierd we-gens zijne jongheid van de Erfopvolging uitgefloo- ' ten, en Daniël, de Zoon van ChilderiklU die tot hier toe in een Klooster was verborgen geweest, onder den naam van Chilperik II. door de Neustrl ers op den Throon gezet. Dog de Auftrafiers^ ver­klaarden Pipin van Her/lal's jongden Zoon Karei, die naderhand den bijnaam van Martel bekomen heeft, onder den tijtel van Hertog der Franken tot hunnen Opperheer. -De Koning Chilperik en zij­nen, hemdoordeNeustriers gegeevenen Opperhof­meester Raginfritd, beoorloogden Karei als eenen 7

onrechtmaatigen bezitter; dog het geluk befliste denltrijd in zijn voordeel, door eene volkomene ze­

ge,

(9) Ifidor. Pal. bij Ferreras D. II. bl. 523. Men zie ook Abregé de Wist. de Languedoc. Tom. 1. p. 416.

F 2

7ar.

725.

16.

Page 106: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

717.

719.

730

84 G E S C H I E D E N I S D E R

ge, die hij over hun in eenen bloedigen veldflag bij Kamerijk behaalde. Karei deed toen één Vorst van het Koninglijke huis, tot Koning uitroepen, die Clotaris I V . genaamd wierd. Chilperik zogt daar en tegen hulp bij Eudes, Hertog van Aquita­nien, die hem ook met krijgsbenden onderfteunde. Dog het verlies van eenen veldflag noodzaakte hun beide om naar Aquitanien te vlugten. De dood van Koning Clotaris gaf intusfchen aanleiding tot een vergelijk, uit kragte van hetwelk Chilperik, na dat deeze door-Ewdsjuitgeleeverd was, door Karei als Koning erkend wierd , en geenen hem tot zijnen Opperhofmeester in Neuflrien benoemde. Kort daar op overleed Chilperik, en van toen af aan bekleed­de Theodorik I V . Zoon van Dagobert III. den K o ­ninglijken tijtel, en Karei de Regeering Q10).

V .

De gelukkige voortgang , die de Wapenen der Sar aceenen in het Cothifch Gallien gehad hadden, Ichijnt hen op het denkbeeld gebragt te hebben, om Gallien even als Spanjen te veroveren. Di t grootfche ontwerp meende de thans regeerende Spaanfche Stadhouder Abderrama uittevoeien. Hi j drong door Navarre in Aquitanien, en veroverde Bourdeaux. De Hertog Eudes, die tegens hem op»

trok 9

(10) Fredegar. Cbron. C. 105 — 107. in Freheri Corp, Hift. Franc. P. 1. p 156", 157.

Page 107: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E £ V W. 85

trok, leed eene zwaare nederlaag, welke aan Ab~ derrama, het geheeleland ten prooij gaf. Hij trok vervolgens, na dat hij ook feitiers ingenoomen had, tegens Tours aan. Dog toen verfcheen Karei, die door Eudes ter hulpe geroepen was, met de Fran­kifche magt, en legerde zich bij Poitiers. Hier kwam het tot een veldflag, die van zeer nadeelige gevolgen voor de Franken zou hebben konnen zijn, dewijl het verlies van denzelven het verlies van Gallien, en mogelijk van een gedeelte van Europa na zich zou gefleept hebben. De derkte van het Saraceenfche leger word in de oude gefchied ver-haaien op 400,000 man begroot, hoewel dit getal klaarblijkelijk vergroot is. Echter wierden, na een bloedig gevegt, waar in Abderrama zelf gedood wierd, de ligt gewapende Sar aceenen door de zwaar toegeruste Franken, met groot verlies geflaagen. Des niet tegenftaande gaven de eerden hunne uit­zichten op de verovering van Gallien niet op. Zij kwamen weinige jaaren daar na terug, bezetten de Steeden Avignon en Ar les, die hun door eenige onvergenoegde Frankifche Grooten overgeleeverd" waaren, en trokken tot Lions voort. Karei die juist met eenen Veldtogt tegens de Saxen bezig was, begaf zich in aller ijl naar deeze in nood zijnde Landen, nam Avignon dormenderhand in, bele­gerde daar na Narbonne, de derkde vesting in dee­ze dreek, en verdoeg de tot ontzet aanrukkende Saraceenfche Krijgsbenden. Llij zou zich mogelijk van het gantfche land meester gemaakt hebben, in-

F 3 dien

736.

737.

Page 108: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

06 G E S C H I E D E N I S D E R

dien den intusfchen voorgevallen dood van den K o ­ning Theodorik, zijne terugkomst ten Hove nietnood-zaaklijk gemaakt had. Daarom brak hij ook het beleg van Narhonneop, welkers verovering en de geheele verdrijving der Saraceenen uit Gallien aan zijnen Zoon voorbehouden was ( i r ) . De Beijerfchen en de Friefeti, die de Frankifche Heer­fchappij, onder welke hij de laatften het eerst ge­bragt had, met grooten weerzin verdroegen, en de­zelve getragt hadden aftewerpen, hield hij door de wapenen in gehoorzaamheid; en deeze en andere gelukkig gevoerde oorlogen vermeerderden Kareis gezag, en zijnen Roem. Tot hier toe had hij in Theodoriks naam geregeerd. Na het overlijden van deezen beftierde hij het Rijk in zijn eigen naam; en de Frankifche Throon bleef zo lang hij leefde, onvervuld.

V I.

De Krijgstogten der Saraceenen in Gallien, waa­ren den Westgothen, die in de Asturifche en Bis-caaijfche Gebergtens de vlugt genomen hadden, zeer voordeelig. Zij gewonnen daar door tijd om zich in ftaat van verdediging te Hellen. Het e.erile wat zij deeden was de verkiezing van een Le ­

ger­en) Fredegar. Scholast, C. 108, 109, ap ud Freher.

F. 1. p. 157. 158. Conf. Abregè de fUift. de Languedte

Tom. I. p. 421 — 426, 429 - 435.

Page 109: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 87

gerhoofd, of zo de oude Jaarboeken zeggen, van een Koning, onder wiens bevelen zij hunne vijan­den tegenlrand konden bieden. Don Pelaijo of Pe-lagius wierd eenpaarig tot deeze waardigheid ver­heven. Dit waaren de Saraceenen niet wachtende. In den beginne hadden zij het niet der moeite waardig geoordeeld om deeze vlugtelingen in de fteile Steenrotfen en Klippen optezoeken. N u ver­zamelde zich echter een talrijk leger om van het

nieuwe Konigrijk een fpoedig einde te maaken. Pelagius, die tot alles toebereid was, verwachtte den vijand op een post, welks natuurlijke gelegen­heid den aanval zeer gevaarlijk maakte. Deeze wierd ook , bij het onderneemen van denzelven met groot verlies te rug gedreeven, en onderging in het vlugten, waar in Pelagius hen vervolgde, eene volkomene nederlaag. Uit verflaagenheid hier over verliet de Mcorfche bezetting de Stad Gijon , en wierd door de hen vervolgende Westgothen met hunnen Bevelhebber nedergemaakt. Pelagius bleef ook, zo lang hij leefde, in bezit van zijne woeste Steenrotfen, zonder daar in verontrust te wor­den ( 1 2 ) . En dit was het geringe begin van één nieuw Koningrijk, het welk uit de puinhoopen van het magtige West gothifche Rijk verreezen zijnde, zich zeer langzaam in bijna agt honderd Jaaren tot Vol­komenheid gevormd heeft, en het geen naderhand

een

Ci 2) Fid. Mariana Lib. VIII. c. 1. 3. Ferrtrat D . H . bl. 523.

F 4

718.

719.

r*37-

Page 110: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

726.

88 G E S C H I E D E N I S D E R

een der grootfte in Europa geworden, en een ge-ruimen tijd het voornaamfte is geweest.

V I I.

Ter zelfder t i jd, dat het Westgothifche Rijk in Spanjen, door eene zo plotfelijke omkeering ter ne­der vie l , verhief zich het Longobardifche in ha* Hen, door eene aanmerkelyke vergrooting. De K o ­ning Luitprand, een door veele voortreflijke eigen-fchappen beroemd, ftaatkundig en onderneemend Vorst , verflond bijzonder de kunst, om zich van de gelegenheid en de tijdsomftandigheden tot zijn voordeel te bedienen. Hi j maakte daar van gebruik, wanneer eene verfchillende denkwijze over de ver­eering der Beelden, een heftigen twist, tusfchen den Keizer Leo den Ifaurier, die daar van den openbaaren vijand, en den Paus Gregorius II . , die een ieverig verdediger van dien dienst was, verwek­te : Rome en bijna geheel Italien was op 's Paufen zijde, en zelfs wierden de Soldaaten oproerig te­gens den Keizer. Daar deeze dierhalven zijne in Italien nog overgebleevene landen niet befchermen kon, zo wierd Ravenna en een aanzienlijk gedeelte van het zo genoemde Exarchaat, door Luitprand veroverd; hoewel Ravenna hem naderhand weder afgenomen wierd ( 1 3 ) . Rome zelfs zou voor hem

heb-

Cis) Paul. Warnefrid. de gest. Longebard. Lib. VI.

C 49» 54» 58. apud Grot. p. 923, 926 fqq.

Page 111: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 89

hebben moeten bukken, indien de Paus Gregorius II. de Stad niet door zijne wellpreekendheid, en fchrandere onderhandelingen gered had.

V I I I .

Het Oosterfche, of zo het in het algemeen ge-noemd word, het Griekfche Keizerrijk, wasgeduu-rig in die verwarring gebleeven, waar in het z ich, zedert de verdeeling von het Roomfche Ri jk , be­vonden had: 'er gefchiedde bijna geene verandering in den perfoon des Keizers zonder oproer, gewelde­narijen, moord en bloedvergieting. De oorzaaken van deeze fchriklijke tooneelen waaren niet altoos eer-en heerschzugt, maar ook meenigwerf het twis­ten over geloofsleeringen. De Griekfche Geeste­lijken bragten derzelver fpitsvondige wijsgeerigebe­grippen in de leerfiellingen van den Godsdienst, en verwarden denzelven door dubbelzinnige vraagen , die nog door de Reede , nog door de Heilige Schrift beflisfend konden beantwoord worden. Van dien aart was bij voorbeeld de vraag: O f in Jefus Christus twee Natuuren, en twee willen in één perfoon ; of twee perfoonen en ééne w i l ; of ééne wil en één perfoon vereenigd waaren ? Diergelijke twisten verwekten partijen, die de eene de andere verketterde, vervolgde en verdoemde. De gemeene man, die van diergelijketwistvraagenniets verftond, nam niettemin deel daar aan, en was op de zijde dier Geestelijken, welken zich vdór, of tegens eene gedagte verklaarden, waar van men ge-

E 5 loof-

Page 112: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

{p G E S C H I E D E N I S D E R .

loofde, dat zij de waarheid op hunne zijde had­den. Het grootfte kwaad beflond hier i n , dat de Keizers zelfs, wanneer zij geleerd waaren, of zich voor geleerd hielden, zich in diergelijke twisten mengden. De partij, met welke zij het hielden, bekwam daar door fumwijlen een groot overwigt; en als dan hadden de aanhangers der anderen alles te vreezen. De zo fchriklijke Banvloek, veroordee­ling tot ballingfchap, gevangenis, ja zelfs den dood waaren hunne ftraffen. Somwijlen gebeurde het, dat de Throonsopvolger van eenen Keizer , de te* genovergeftelde gedagte voor de waare hield. Di t was als dan eene overwinning voor de tot dien tijd toe vervolgde partij, die dan het hoofd opftak , en deszelfs vervolgers rijkelijk vergold , wat zij van hun geleeden hadden. In het begin der agtfte Eeuw wierd in de Christenheid hier over geftree, den: O f de Beelden der Heiligen vereerd en aan­gebeden zouden worden? In de eerfte drie Eeu­wen hadden de Christenen nog Tempels of zoge­naamde Kerken, nog Beelden. Dog wanneer z i j , na dat de Christelijke Godsdienst de heerfchende in het Romeinfche Rijk geworden was, in het bezit van pragtige Tempels geraakten, wierden de Beel­den van den Verlosfer, van de Maagd Maria , van de Apostelen en Martglaaren, overal, zo wel in de Westerfche als Oosterfche Kerken , tot cieraad en tot opbouwing van de Geloovigen ten toon gefteld. Door een misbruik baden eenvoudige lieden deeze beelden aan, bijzonder de nieuwbekeerdeo uit het

H e i .

Page 113: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L » E E D W.

Heidendom, die daar in eene overeenkomst met derzelver voormaalige Godheden vonden. Deeze aanbidding wierpen de Joden en Mahomedaanen aan de Christenen als eene Afgoderij voor. De Kei­zer Leo den Ifaurier liet daarom een verbod daar tegens uitgaan. Dit veroorzaakte groote beweegin­gen. Het gemeene volk, dat op de geleerde ver-fchillen over duillere Godsdiendige leerltellingen , altoos opmerkzaam en bedrijvig geweest was, be­moeide zich nu des te meer daar meede, dewijl de twist, zaaken betrof die in de uiterlijke zinnen vielen, en waar aan men gewoon was, en dewelken befchouwd wierden, als of men hetzelve de zicht-baare voorwerpen vandeszelfsaandagtontrooven wi l ­de. In Griekenland ontltond hieruit eenen dadelijken Opftand. De .grootfie ieveraars voor den Beelden­dienst aldaar, verfcheeoen met eene vloot voorCo*-ftaminopolen en wilden den Keizer afzetten, dog wierden echter gelukkig terug geflaagen. Kn hier op gaf Leo, op nieuw bevel om de Beelden op te rui-men, en liet in zijn eigen Paleis een begin met het wegneemen van een Kruisbeeld maaken. Daar en tegen verdedigde de Paus Gregorius II. den Beelden, dendienst als een oud Kerkgebruik , en verzette zich tegens de door den Keizer bevoolene wegrui. ming der Beelden. Rome en geheel haken ver­wekten een Oproer, en om zich aan den Keizer, als een vijand van de Beelden te wreeken, wierden zijne afbeeldzels ter neder geworpen en met voeten getreeden. Ook hield de twist met 's Paufen dood T.

niet

Page 114: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

732.

74i.

737.

74i.

92 G E S C H I E D E N I S D E R

niet op, maar zijn navolger Gregorius III zette den-zelven met geenen minderen iever voort. Hij hield eene Kerkvergadering te Rome, door welke, alle die geenen, die de heilige Beelden van derzelver plaats wegnamen, dezelve verbraken , ontheilig­den, of daar van met verachting fpraken, inden Kerken - ban gedaan wierden. De deswegens ver­gramde Keizer liet daar en tegen in de aan hem on­derworpen Landen, de Pauslijke Inkomlten, welke eene jaarlijkfche fom van drie en een half talenten gouds uitmaakten , inhouden. De Keizer en de Paus ftierven in één jaar, kort na elkander ( 1 4 ) . De twist duurde echter onder de wederzijdfche opvolgers nog een geruimen tijd, en had ook eenen niet geringen invloed in waereldlijke zaaken.

I X .

In het Frankifche Rijk was, zedert den dood van Theodorik I V geen Koning geweest; en Karei Mar-tel had als Hertog in Aujlrafien, en Opperhofmee-fter in Neuflrïen, met een volflaagen Koninglijk ge-zag geregeerd. Hoe aanzienlijk het zelve geweest z i j , bleek daar uit , dat h i j , met goedkeuring van de Rijksftanden, voor zijnen dood, de Regeering onder zijne twee oudfte Zoonen Carloman en Pi-pin gedeeld, en aan geenen Juftrafien, Jlleman-

nien

(14) Men zie Fleuri LM. eicles. Tom. IX. Liv. 41 Ch. 1, 3. 4» 6 - 9. 17» 3 7-

Page 115: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 93 en Thuringen, en aan deezen Neuftrien, Bour­

gondien en Provencc gegeeven heeft (15). Voor zijnen derden Zoon Grifo beftemde hij ook wel een Erfdeel: Dog hij wierd door de beide oudften uitgeflooten. Karei had door zijne uitmuntende Staats en Krijgskundige bekwaamheden, aanzien en ontzag verworven, dog zijn geluk en geweldige re­geering, die men niet ten onrechte als onrechtmaa-tig befchouwde, te gelijk wangunst en nijd tegens hem verwekt. Hij had echter alles in onderdaanig-heid weeten te houden. In de nieuwe en nog niet gevestigde Regeering van zijne Zoonen, waagden het eenige magtige Vorsten, een verzoek te doen om zich in vrijheid te frellen. Dit fchijnt Carloman en Pi-pin bewoogente hebben, om den Franken, inden Perfoon van Childerik III., waarfchijnlijk een Zoon van Chilperik II . , wederom eenen Koning te gee-ven, en in zijn naam, met des te meerder zeker­heid te regeeren. De Hertogen van Aquitanien, Beijeren en van Allemannien die in eene naauwe verbintenis waaren, ftonden tegens de nieuwe be-heerfchers op. Dog de beide Broeders greepen den een na den ander aan, en bragten ze alle in eenige veldtogten wederom tot gehoorzaamheid (16"}.

(15) Fredegar. Cbron. c 110 apud Freher. P. 1. p. -59-

( iS) Ilid. p. 159, 160.

742.

743-744-745-

Page 116: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

94 G E S C H I E D E N I S D E R

X .

De Regeering van Karei Martel en van zijne Zoonen, had zich ook door het in Duitschland uit­gebreide Christendom gedenkwaardig gemaakt. In de Landen aan den Rhijn en aan den Donau, wel­ke Romeinfche Provintien geweest waaren', was de Christelijke Godsdienst wel reeds vroegtijdig ge­plant geworden, en de Frankifche Koningen hadden deszelfs verdere uitbreiding in Austraften bevor­derd. Dog het middelde gedeelte van Duitschland lag nog in de diepfle heidenfche duisternis begraa-ven, die thans gedeeltelijk door verfcheidene Pre­dikers van het geloof opgeklaard wierd. Di t waa­ren grootendeels Monniken uit Brittannien die van Anglo - Saxifche afkomst waaren. Z\) predikten eerst bij de Briefen; en de Anglo*Saxifche fpraak, die met de Friefche zeer na vermaagfchapt was, maakte hen daar toe buitengemeen gefchikt. Onder deeze bevond zich ook Winfried, een Benedictij­ner Monnik uit Westfex, die den Apostel der 27M-ringers, Ilesfen en van andere Volkeren geworden i s : hoewel hij fomtijds van de handelwijze der A -postelen afweek, en wanneer zijne Predikingen geen invloed hadden, den fterken arm van Karei Martel te hulp nam, en de afgoden dienst door Sol-daaten verfloorde. De Paus Gregorius II. veran­derde de naam van Winfried in Bonifacius en wijd­de hem tot Eisfchop. Gregorius II. verhief hem tot Aartsbisfchop , en tot zijnen plaatsbekleeder

in

Page 117: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . g £

in Duitschland, echter zonder eenig Geestelijk ge­bied , het welk hij eerst daar na als Aartsbisfchop van Maints bekomen heeft ( 17 ) . Hij was den ie-verigften en onderdaanigften vereerder van den Room' fcben ftoel, en had al wat in zijn vermogen was, tot vermeerdering van het Pausfelijk aanzien en ge­zag bijgedragen. Hi j onderwierp de Duitfche Kerk aan den Paus , en door zijn bedrijf wierden de Frankifche Aartsbisfchoppen gedwongen, om den gewijden Mantel, of het, algemeen, zoogenaamde Pallium, van den Paus, ten teken dat zij derzel­ver waardigheid aan |zijne genaade te danken had­den, te ontfangen ( 1 8 ) ; het welk in het vervolg eene rijke bron van zeer aanzienlijke inkomften voor de Pausfelijke kamer geworden is C I Q > Ro-nifacius ftond in groot aanzien ten Hove, was een zeer belangrijk Perfoon in het Frankifche Rijk, en had ook een aanmerklijk deel, in de na verloop van eenige jaaren voorgevallene verandering, waar door het Koninglijk geflagt der Merovingiers van den Throon geftooten wierd. Een voorafgegaan onver­wacht voorval baande tot deeze groote verande­

ring

(17) Men zie omtrent deezen Mascovs Gefcb. der TeutfcbenB. XVI. C . 5 , 6, i 3 , 26, 37.

Ci 8) Fid. Petr. de Marca de Coticord. Sacetdot & lm-per. Lib. VI. Cap. 7. § 4. Pensen de Pallio arebiepis-copali Cap. VI. § 11. p. 101. Cap. Vit § 18. p. 140» I41.

O 9) Pertsch /. c. Cap. X. § a i . p. 141. fq.

749*

Page 118: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

747

$6 G E S C H I E D E N I S D E R

ring den weg, en hielp niet weinig om denzei ven gemaklijk te maken.

X I.

Carhman, de oudfte der twee broederen die het Frankifche Rijk regeerden, nam op eenmaal het be-fluit, om de heerfchappij afteftaan en zich van de waereld aftezonderen. Hij gaf zijn deel van het R i j k , aan zijnen Broeder Pipin, en beval hem zij­nen Zoon Drogo. Daar na ging hij naar Rome , en na dat hij de inzegening van den Paus ontfangen had, begaf hij zich in het Kloofter op den berg Casfino (20). Om eene ooi-zaak van eene zo zeld» zaame en ongewoone handelwijze te geeven, ver-haaien de oude Chronyken, één, door Eucherius Bisfchop van Orleans , die Karei Martel tot bal-lingfchap verweezen had , uitgevonden , en door den heiligen Bonifacius en Fullrad Abt van S. De-nis , met meerdere omfiandigheden opgecierd iprook-je, dat Carlomans Vader, Karei Martel, tot de eeuwige ftraf der Helle veroordeeld was, om re­den dat hij wegens zijne geduurige Oorlogen, de Kerkelijke tienden aan leeken gegeeven had, en dat Carloman, dewijl hij aan dezelve zonde fchul-dig was geweest, om eene diergelijke ftraffe te ont­

gaan,

(20) Fredegar. in Cbron. apud Freher. P. 1. p. 160. Incert. Auclor. Annal. in Petr. Pithoei Hifi. Franc. Scrip­tor coëtan. XII P. I. fol. 3. b.

Page 119: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 97

gaan , deswegens in het Kloofter boete heeft w i l ­len doen (21). Dit luid wel zonderling, dog het is evenwel niet ongeloofbaar. De tegenftrijdige bedrijven, zijn meenigvuldig in den mensch, en daar behoort ook toe, dat dweepzugt en bij­geloof gezellinnen van een doordringend verftand konnen zijn.

X I I.

Pipin regeerde in het vervolg alleen, en zijne eerzugt was zo groot, dat hij den Koning Cbilde-rik zelfs niet in het bezit van den iedelen Koning­lijken tijtel wilde laaten, maar denzelven met het Koninglijk gezag, dat reeds voor lang in zijne han­den was, vereenigde. De eerfte aanleg tot uit­voering van dit voorneemen wierd in Rome gemaakt, en de toeftemming van den Paus gezogt. Zo groot was ter deezer tijd reeds in de Christenheid het denk­beeld , dat men van het gezag des Opvolgers van den Heiligen Petrus op den Bisfchoplijken zetel voed­de, dat zelfs vermogende Vorsten zijne bewilliging niet alleen voor hunne onderneemingen van belang noodig hielden , maar ook geloofden , of anderen wilden doen gelooven, dat door zijne toeftemming blijkbaare flegte en onrechtvaardige handelingen, braaf en regelmaatig wierden. Na het verhaal van

een

(2 O Magnum Cbron. Belg. Pistorii Script. Rer.Germ.

7om. 111. p. 34, G

Page 120: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

98 G E S C H I E D E N I S D E R

een oud Chronijkfchrijver, „ liet Pipin den Paus „ Zacharias door een gezantfchap ééne vraag voor-„ flellen, betrekkelijk de uit het oud geflagt der „ Merovingiers afdammende Koningen der Fran-v> ken; die wel Koningen genaamd wierden, dog , , welkers geheel e Koninglijk gezag bij de Opper-5, hofmeesters berustte, behalven dat de Oorkonden „ en voorrechten in naame van den Koning uitge-, , vaardigd wierden , en de zogenaamde Koning j , zich jaarlijks eens op den Rijksdag, op eenen , , met Osfen befpannen wagen, aan het volk ver-, , toonde, de hem plegtig aangebragte gefchenken „ ontfing, en den tegenwoordigen Opperhofmees-„ ter dat geene, wat in dat jaar gefchieden zou, „ aan het volk voordroeg, waar op den Koning , , naar huis trok, en de Opperhofmeester de 0-„ verige regeerings zaaken verrichtte. Pipin ver» , , zogt dierhalven eene beflisfmg, wie van beiden „ van rechtswegen Koning zou genaamd worden, „ en ook in der daad weezen zoude, h i j , die ge» „ rust te huis zat, of h i j , die de zorge der geheele , , regeering en den last der zaaken torschte? De Paus „ beval, uit kragte van het gezag van den heiligen „ Apostel Petrus, aan het Frankifche V o l k , dat „ Pip in , die het Koninglijk gezag had , ook den „ Koninglijken tijtel voeren zoude (22)". Hij had gewigtige reden tot eene diergelijke beflisfing. De

twist

(22) Annal. incer/i Autor. in?. Phhoei Hift. Franc.

Scriptorib. coëtan. XII. P L fol. 4. a. b.

Page 121: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E V W. 99

twist met het Keizerlijke Hof te ConftanFmopoIen over de Aanbidding der Beelden duurde nog; en boven dien wierd hij zeer door de Longoharden be-naauwd. Tegens beiden kon hij van niemand als van Pipin, eenen kragtigen en dadelijken bijftand hoopen. En dit was voor hem genoeg, om de uit-fpraak ten voordeden van deezen magtigen Vorst te doen, en eene onrechtvaardige handelwijze voor billijk te verklaaren , dewijl zij hem van nut konde 2Ïjn. Na dat deeze voorloopige onderhandeling in Rome gelukkig geëindigd was, bragt Bonifacius de zaak, die hij aldaar ieverig bevorderd had, op den Rijksdag te Soisfons, alwaar hij als Aartsbisfchop van Maints, en door het gerugt van zijne heilig­heid, eene aanzienlijke vertooning maakte, tot vol komenheid. Pipin wierd tot Koning verkooren, en Childerik III. moest van den throon in het kloos­ter gaan. Bonifacius zalfde den nieuwen Koning met gewijde Olie (23). Mogelijk wierd deeze bij de Franken tot hier toe ongewoone plegtigheid noodig geoordeeld, om zijnen Perfoon des te eer­waardiger en heiliger te doen zijn. In dier voege gefchiedde deeze groote verandering zonder onrust en zonder bloedvergieten, even gelijk in een Schouw-fpel, den een, die zijne rol geëindigd heeft, het toneel verlaat, terwijl den ander die de zijne be­gint , op het zelve te voorfchijn treed.

X I I I .

(23) Adelrai Franc. Reg. Anndl. ad. a. 750 in Fre-

teil Corp. Hist. Franc. P. II. p. 383.

G 3

Page 122: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

753-

754-

100 G E S C H I E D E N I S D E R .

X I I I .

De Roomfche Bisfchop, die aan de verheffing van Pipin op den throon, zoo een merkelijk aan­deel had, zag zich ook in de hoop op bijftand, die hij in zijne benaauwdheid van hem verwachtte, geenzints bedrogen. Aiftulph Koning der Longo­harden had Ravenna en al wat onder den naam van het Exarchaat begreepen was veroverd, en bedreig­de zelfs de Stad Rome. De Opvolger van den in-tusfehen geftorvenen Paus Zacharias , Stephanus III. zogt de in Conftantinopolen uit onvermogen ge­weigerde hulp bij Pipin. Hij deed deswegens in perfoon eene reize naar Frankrijk, alwaar hij van den Koning, zijne Gemaalin en Zoonen met onge-meene eerbewijzingen ontfangen wierd. Pipin liet zich nog eens van hem zalven: mogelijk dewijl hij deeze herhaalde plegtigheid, daar die door den eer­ften Bisfchop der Christenheid verricht wierd, als iets uitmuntends, en tot bevestiging der nieuwe Heerfchappij noodig oordeelde. De beide Koning-lijke Prinfen Karei en Carloman wierden op ge­lijke wijs tot Koningen ingewijd. Te gelijker tijd verklaarde den Paus, de Vader en de Zoonen tot Roomfche Patriciërs , welken tijtel thans het recht van verdediging over Rome, enden pauslijken ftoel betekende. Pipin, die hier door zijne verpligting tegens den Paus te grooier achtte, trok kort daaraan in den herfst, met een magtig Leger over de A l ­pen, belegerde Atjlulph in Pavia, en noodzaakte

hem

Page 123: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M l D D E L * E E ü ï v " .

hem om te belooven van Ravenna en de andere ingenoomene Steden te rug te zullen geeven. Dan dewijl Pipin en zijne krijgsmagt wederom naar Frankrijk te rug gekeerd waaren, en dus het ge­vaar voorbij was, hield hij zo weinig zijn woord, dat hij veel eer Rome op nieuw aangreep en be­legerde. Op de klagten en het fmeeken van den Paus, deed Koning Pipin den tweeden togt naar Ita­lien ; En toen wierd Aiftulph gedwongen om Ra­venna en het geheele Exarchaat te rug te geeven. D i t alles wierd door Pipin aan den heiligen Petrus ' en aan den Paus als zijnen plaats bekleeder gefchon-ken (24) . Waarlijk een zeer onrechtvaardig ge-fchenk! Dan hij deed het niet van zijn eigendom, maar van dat van een ander, namelijk van den Oos-terfchen Keizer. Dog dit baarde den Koning zo min als den Paus eenige de minfte bekommering. Deezen verkreeg , zonder dat het hem iets kostte, een aanzienlijk Land, en lag daar door den grond, van zijn naderhand telkens meer uitgebreid waereld-lijk gezag.

Zo gelukkig den Overwinnaar der Longoharden in

C24) Adelmus I. c. p. 383 , 384. Meerdere omftan-digheden van deeze gebeurtenis kan men vinden in Bar-beijrac Hist. des anc. Traites P. II. n. 3.2 , 323. p 294-299.

X I V .

G 3

755-

101

Page 124: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

759-

768.

102 G E S C H I E D E N I S D E R .

in deezen Oorlog was, even zo was hij het ook ia eenen anderen, die hij deels buiten, deels binnen de grenzen van het Koningrijk voerde. Hij ver­dreef de Saraceenen geheel uit die landftreek, wel­ke z i j , zedert den Oorlog met Karei Martel, nog in Frankrijk bezaten, dewijl de, door zijne krijgs­benden lang ingeflootene, hoofdftad Narbonne zich overgegeeven had C a 5 ) - De overige Jaaren zijnes leevens bragt Pipin in eenen anderen Oorlog door, tegens zijnen onrustigen Leenman den Hertog Wai-far van Aquitanien. Deeze geraakte eindelijk door de hand eenes Moordenaars om het leeven, en zijn land onder de onmiddelijke Koninglijke Heerfchappij. Pipin overleed kort na hem ( 2 6 ) , en liet den roem na van den Grootften Vorst en Veld­heer van zijnen tijd geweest te zijn, die wel de Kroon niet met recht gedraagen, dog door zijne Koninglijke hoedanigheden zich dezelve waardig gemaakt had.

X V .

Na de gewoonte deezer tijden deelden zijne Zoo­nen Karei en Carlomsn het Rijk. De eerfte ver­kreeg dat gedeelte, dat zijn Vader Pipin eerst be-

zee-

(25) Z. Abregè de 1'Hist. de Languedoc. Tom. I, p. 450 - 454.

(WS) Amal. ine. Aucl, in P. Pithoei. Hist. Front, Scriptorib. XII. P. I. fol. 5. b. 6. a

Page 125: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M ï D D E L - E E ü W. I03

ï ee ten , en de tweeden dat geenen, waar over zijn Vaders Broeder Carloman geregeerd had. Dog de tweedragt ftoorde de Vriendfchap en. het vertrou­wen onder de Broeders, zo dat een oorlog tusfchen hen gevreesd wierd, indien niet den dood van Car­loman het uitbreeken van denzelven verhinderd had. Zijne agtergelaatene Zoonen Pipin en Sya-grius kwamen bij de Erfopvolging niet in aanmer­king, en Karelwierd alleen als Koning erkend Ziine Regeering is eene aaneenfchakeling van Oor-loogen en veroveringen, waar door hij het Fran­kifche Rijk meer als iemand zijner Voorvaderen vergroot heeft. De gewigtigfte en langduurigfte deezer Oorloogen was die met de Saxen, een der voornaamfte en magtigffe Volkeren, die onder de naamen van Oostphalen, Enger en en Westphaalen, het noorder gedeelte van Duitschland tusfchen den Rhijn, de El'oe en de Noordzee bewoonden. Zi j hadden zedert de derde en vierde Eeuw de Brit-fche en Gallifche Kusten ontrust, en bemagtigden daar na het zuidelijke Drlttannien. ~De\Franken die hun al voor lang het juk hadden willen opleg­gen, hadden zij telkens eenen kloekmoedigen te-genftand gebooden. Een gedeelte van het zelve was van Koning Clotaris II . , van den Hertog Karei Martel, en daar na, van zijnen Zoon Carloman ent Pipin, wel tot het betaalen eener Jaarlijkfche.fchat-

ting

( -7 ) Eginharti Vita Caroli M. in Freheri'CV/». Hist. Fmnc. P. II. p. 434,

G 4

771.

Page 126: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

77=

773-

104 G E S C H I E D E N I S D E R

ting gedwongen ( 2 8 ) , dog echter het geheele • Volk niet overweldigd geworden. Dit ondernam

Koning Karei en zogt hen, als een woest en on­tembaar volk , het welk de Frankifche Grenzen door menigvuldige invallen verontrustte, onder zij­ne heerfchappij te brengen; dewijl zij anderszints behoeftig in derzelver land waaren. De Godsdienst was te gelijk eene der oorzaaken en het voorwendzel, dewijl z i j , zo als een oude gefchiedfchrijver zegt, vereerders van den Duivel waaren, die men tot Christenen en daar door tot gehoorzaame Onder-daanen wilde maaken ( 2 9 ) . Deezen oorlog heeft meer dan 30 Jaaren geduurd , wanneer men de itilftanden van Wapenen meede rekent, die door den Koning van tijd tot tijd met de Saxen gemaakt wierden, wanneer zijne belangens of nieuwe oorlo­gen hem ergens elders riepen.

X V I . •

Dus had hij terftond na het begin van dee­zen oorlog eenen togt naar Italien, tegens den Longolardifchcn Koning De/tderius ondernoomen. Tot deezen hadden de Zoonen van Koning Car­loman , die van het Vaderlijk Erfdeel uitge-llooten waaren, hunnen toevlugt genomen. Defi-

de-

(28) Men zie Barheijrac Eist. des anc. Tr. P. ll.Art. 264, 30.1, 316. p. 252, 281, 291.

(29) Eginhart. ap. Freher. 1. c. p. 435.

Page 127: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E U W. IOJ

derius, die niet ten onrechte tegens Karei zeer verbitterd was, zogt den Paus te beweegen, dat hij deeze Vorsten tot Koningen wilde zalven, in het vooruitzicht, om door hen in het Frankifche Ryk onrust te verwekken. En wanneer de Paus, die Karei voor zijnen Befchermer hield, dit , zo als zeer natuurlijk was, weigerde, nam Defiderius verfcheidene fteden van het Exarchaat weg, die Pipin aan den Roomfchen Stoel gefchonken had. De Paus zogt dierhalven bij Koning Karei hw^p, die ook zonder verwijl met eene aanzienlijke Krijgs-magt naar Italien kwam. Defiderius verzette zich vrugteloos tegens hem in het veld, en floot zich met zijn Gezin in Pavia o p , alwaar Karei hem, geduurende den gantfchen winter, belegerde. De eindlijk gevolgde overgaaf deezer Stad maakte aan de regeering des Konings, en te gelijk aan het Lon-gobardifcbe Koningrijk een einde. Defiderius wierd, met zijne Gemaalin en Dogter, naar Frankrijk ge­voerd , en aan Agilfried Bisfchop van Luttich in be­waaring gegeeven. Alleen ontkwam het zijn Zoon Adalgis door de vlugt naar Confiantinopolen, al­waar hij van den bijftand des daar zijnde Hof, de gelegenheid tot een beter geluk afwachtte ( 3 ° ) » Geduurende het langwijlig beleg deed Koning Ka-rel eene reize naar Rome , alwaar hij het Paasch. feest hield. Op verzoek van den Paus bevestigde

hij

(30) Fid. Strav. Corp. Hist. Qerm, p. i<Jo—162. ibi-que alleg. Script.

G 5

774.

Page 128: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

739-742. 743-745-

10(5 G E S C H I E D E N I S D E *

hij niet alleen zijn's Vaders gift dooreenen fchrik-kelijken eed, maar vermeerderde dezelve daar en boven aanmerkelijk. Daar en tegen behield hij het recht, om den Paus te kiezen, met het gezag over den Pausfelijken Stoel en het Patriciaat C 31 > Van deezen tijd af aan ondertekende zich Karei, Koning der Franken en Longoharden en Patricius der Ro. meinen C 3 2 ) .

X V I I .

De veldtogt tegens de Longohardenhad Karei eene gewigtige verovering in Italien verfchaft, en weldra bood het geluk hem eene andere in Spanjen aan. On­der de aldaar gezag voerende Mooren waaren bin-nenlandfche onlusten en oorloogen ontfiaan, waar door derzelver magt niet weinig verzwakt wierd. Dit wisten de Opvolgers van Koning Pelagius'vtx Afturien zich op eene verflandige wijze ten nutte te maaken. De toenmaalige Koning Alfonfus I . die na den vroeg-tijdigen dood van den Koning Favila een zoon van Pe­lagius, tot deKoninglijke waardigheid door verkiezing verheeven was, vergrootte het in de woeste Afturifche gebergtens gevestigde kleine Koningrijk, doorgeduu-

rige

(31 ) Omtrent de verfchillende betekenis van dit woord zie Struv. Corp. Hist. Germ. p. 165. n. 50.

C3-) Dit alles word uit oude gefchiedfehrijvers zeer «mftandig verhaald in Barbeijrac Hist. des anc. Tr. P. II. Art. 338, 33P-.P. 3 ° P - S 1 2 .

Page 129: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - ï E U W. 107

rige oorloogen tegens de Mooren. Hij nam geheele Landftreeken weg, als in Gallicien, Oud en Nieuw Cast Uien, Leon en Portugal, en daar in de Steden Lu go, Afiorga, Leon, Segovia, Avila, Salaman-ca benevens veele anderen (33)' Deeze niet on-aanmerkelijke uitbreiding van \ dien kleinen ftaat zoude zeer moeilijk geweest zijn , indien niet de tweedragt der beheerfchers van Spanjen dezelve begunftigd had. Eene ter deezer tijd voorgevalle­ne verandering in het Califaat te Damafcus deed deeze tweedragt langer voortduuren. Een nieuw geflagt, namelijk dat der Abasfiden was door een oplïand op den Throon gekomen, en vervolgde het oude, dat van de Ommiaden (door de Spanjaarden Humeyas genaamd) afftamde, tot der dood toe. Een van dat geflagt Abderrama genaamd, ontging het lot, dat veelen van de zijnen reeds getroffen had, door eene gelukkige vlugt naar Afrika. Hier vormde hij het ontwerp om zich in Spanjen te vestigen, en aldaar één van het Califaat onafhangelijk Ko­ningrijk te ftigten. Hij verkreeg door zijne zende­lingen daar fpoedig aanhang, en wierd van dezel­ve na dat hij zelfs uit Afrika overgekomen was, in het openbaar tot koning van Spanjen uitgeroepen. Hij nam zijn verblijf in Cordbva en bragt alles, wat de Mahometaanfche Godsdienst in Spanjen beleed, onder zijne Heerfchappij. Hij meende vervolgens

ook

(33) Mariana Lib. VII. c. 4. Ferreras D. II. op de te vooren aangehaalde Jaaren.

746.

747-

75<5.

Page 130: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

777-

778.

108 G E S C H I E D E N I S D E R

ook de Christenen van dat land onder zijne gehoor-zaamheid te brengen, en zond tot dat einde een groot Leger naar Gallicien, het welk echter door Froila, den Opvolger van Koning Alfonfus met een aanmerkelijk verlies gellaagen wierd (34).

X V I I I .

Deeze ongelukkigen flag was voor den Koning Abderrama van rampfpoedige gevolgen. Dezelve verwekte bij de Moorfche Stadhouders in Grana-da, Murcia, Valencia, Saragosfa en anderen, de ftoutheid, om zich na zijn voorbeeld ook onaf ban­gelijk te maaken. Twee derzelven Ibcn Alarabi en Abiatur, waar van den eerften in Saragosfe en den laatften in Huesca regeerde, oordeelden het ech­ter, uit een verftandig mistrouwen op hunne krag-ten, noodzaakelijk, om buitenlandfchen bijftand te zoeken, en vervoegden zich tot dat einde in per­foon aan den magtigen Koning der Franken, diejuist te Paderbom eenen Rijksdag hield. Zij zwoeren hem den eed van trouwe, en hij beloofde hun in het aanftaande jaar ter hulpe te zullen komen. Dee-ze belofte vervulde hij ook met twee Legers. Het eene, het welk hij zelf aanvoerde, trok over de Pijreneefche Gebergten , veroverde Pampehna en toog daar na tot Saragosfa voort, alwaar de beide

Stad-

C34) Marton* Lib. VIL c. 4, 6. Ferreras D. II. op ie Jaaren 756, 760.

Page 131: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 10$)

Stadhouders aan hem derzelver Steden in handen fielden. Hier vereenigde hij zich met het ander L e ­ger, dat door Catalonien ingedrongen was, en Giro­na en Barcelona veroverd had. De geheele Land*

i ftreek, van den voet der Fijreneën af tot aan den Ebro toe, geraakte dus onder Kareis Heerfchappij. Dog op den terugtogt leed de agterhoede van zijn le-

i: ger in het dal Ronceval, door de Fasconiers, die o-

ver de aangerichtte verwoestingen der Franken zeer .| verbitterd waaren, eene zwaare nederlaag, waarin

verfcheidene Frankifche Legerhoofden, en daar on­der Rutland of Roland, gedood wierden (35"). De

Fabel heeft;hem tot een Reus, en zijnen naam Arifto 1 door de verhevende en gedrogtelijkfte werken der

digterlijke vinding onfterffelijk gemaakt.

X I X .

Karei zette daar na den Oorlog tegens de Saxen voort, dog moest in weinig tijds zijne Wapenen, te*

: gens de oproerige Brittanniers, welke de gewoon­lijke Schatting weigerden, en tegens den Beijer-

fchen Hertog Tasfilo wenden , die reeds lang het ontwerp gefmeed had , om zich der Frankifche Opperheerfchappij te onttrekken. De eerften wier-

b den fpoedig tot gehoorzaamheid gebragt, en den laatften met het verlies van zijn Hertogdom ge-

ftraft.

(35) Adelm. ad. a. 777, 77S. «7/>.Freher. P. II. p. 1 39- , 3S>3.

786.

788.

Page 132: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

79-.

799-

HO G E S C H I E D E N I S D E R

ftraft. Dewijl hij met de Hunnen of Avaren irt verbond Hond, en deeze in Beijeren invallen dee-den , zo beoorloogde Karei hen in derzelver ei­gen land, met zulk eenen gelukkigen uitflag, dat zij» en hunne Vorften zijne Heerfchappij er­kenden , en het Geloof der Christenen aanneemen moesten ( 3 6 >

X X .

Karei vertoont zich geduurende zijn geheele Iee-ven als iemand die tot een ongemeen geluk be-ftemd was, en wij moeten daar in één hem zonder­ling gunstig lot bewonderen, dat uit geheel toeval­lige en verfchillende gebeurtenisfen, zeer dikwils oorzaaken tot uitbreiding van zijne magt, heer­fchappij en roem heeft doen gebooren worden. Een zodanig voorval was ook dat geenen, hetwelk in Rome bij eenen Geestelijken optogt, die de Paus Leo III. hield , gebeurde. Hij wierd door twee, hem zijne waardigheid misgunnende, bloed­verwanten van den voorigen Paus Hadrianus I . , Pa-fchalis en Campulus ( 37) met de hulp van een hoop gemeen van het paard gefleurd en fchriklijk mishandeld. Zij rukten hem, zo eenige oude Chro-

nijken

(36) ld. ibid. ad. a. 780", 788, 792. p. 39Ö — 399. S/ruv. p. 167. § 28 — 30.

(37) Zij waaren aanzienlijke Geestelijken; de eerden wierd Primicerius, en den ander Saceliarius genaamd.

Page 133: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W , I I Ï

pijken verhaalen, de oogen uit , fheeden hem de tong af, en wierpen hem in de gevangenis, waar in h i j , zo als de Legende vertelt, door een wonder­werk het gezigt en de fpraak wederom bekomen zou hebben ( 3 8 > Een genoegzaam bewijs, dat hij zo wel zijne oogen als zijne tong behouden had! Hi j had echter het geluk, zijne vijanden teontvlugten, en reisde naar Paderborn bij Koning Karei, ten ein­de bij hem befcherming en recht te zoeken. Ka-rel zond hem met eere overlaaden te rug, en kwam naderhand in perfoon naar Rome. Hij lietdefchul-digen taffen , na dat de Paus zich te vooren van de hem aangetijgde misdaadèn plegtig door eenen eed gezuiverd had. Mogelijk zette [de Paus, om zijne dankbaarheid aan zijnen befchermer te betoo-nen, den Koning, wanneer hij op Kersdag in de S: Rieten - Kerk ter Misfe gekomen was, eene kroon, op , en riep hem (39), met toeftemming van het volk van Rome tot Roomfchen Keizer uit (40). Volgens Kareis eigen opgaaf, zou dit zonder zij­

ne

(38) Baronius Antial. eccles. Tem IX. ad. a. 799. n.

1 - 5 -(39) Met deeze woorden : Carolo Augusto. a Deo

Coronato, Magno £? Pacifico Imferatori Romanorum Vita & Ftcloriai

(40) Adelm. ad. a. 799. & 801. ap. Freher. P. II. p. 403, 405. Eginhart. vit. Careli M. ibid. f. 442. Bar-beirac P. II. Art. 377. p. 342 - 344.

Joa

Page 134: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

lia G E S C H I E D E N I S D E R

ne voorkennis gefchied zijn ( 41 ) . Dog volgens het geloofwaardig getuigenis van eenen gelijktijdi-gen Schrijver, was de zaak reeds te vooren tusfchen Karei en Leo te Paderborn afgefproken , en aan

den eerften door den laatlten beloofd geworden „ van hem met de Keizerlijke Kroon te zullen kroo-„ nen, indien hij hem tegens zijne vijanden befcher-„ men wilde ( 4 2 ) " . En Kareis Eer en Heersch. zugt maakt dit zeer waarfchijnlijk.

X X I .

De Keizerlijke waardigheid bezorgde' Karei onte­genzeggelijk de opperheerfchappij over de Stad Ro­me en deszelfs onderhoorig gebied. Dog dewijl de Oosierfche Keizers daar op eene zeer gegronde aan-fpraak hadden, zo wilden en konden zij zijnen Ke i ­zerlijken Tijtel nier erkennen. Karei was daarom bedagt om het gefchil door een Huwelijk met de toenmaals regeerende Keizerin Irene te eindigen, en in diervoegen beide Keizerrijken te vereenigen. Zij was daar toe niet ongenegen: Dog den Grie­ken mishaagde deeze vereeniging, en de Keizerin wierd deswegens, eer zij haar voorneemen uitvoe­

ren

(4 O Eginhan. T. c .

(42) Men zie Meufels Gefcbichte von Frankreich Tb. 1. S. 209. Hij heeft dit uit Muiatorii Script, rer. hal. Tom. II. p. 1038. beweezen.

Page 135: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L Z E E U W . t i j

ren kon, in een opftand van den Throon geftoo-ten (43 ) . Karei heeft naderhand door gezanten over de erkenning van zijne nieuwe waardigheid te Gonftantinopolen laaten handelen : dog het is niet volkomen zeker, of hij zijn voorneemen bereikt heeft ( 4 4 ) . Dog na zijnen dood is den Keizerlij­ken tijtel van zijne Opvolgers, zo w e l , door het Keizerlijk Hof te Confiantinopolen^ als door de an­dere Vorften en Volkeren in Europa erkend gewor­den. De wijd uitgeftrekte Heerfchappij der oude Roomfche Keizers, de Majefteit en het groot Aan­zien, dat zij in de waereld bezaten, vervulde de Volkeren met zulke hooge denkbeelden van de Kei ­zerlijke waardigheid , dat zij dezelve als ver bo­ven de Koninglijke verheven, befchouwden, en aan Koning Karei en zijne Opvolgers niet alleen deezen tijtel, maar ook daarbij eene uitneemende voortreflijkheid toeftonden. Onder deeze is bijzon­der den Voorrang boven alle Koningen in Europa begreepen, in welkers bezit de Roomfche Keizers, tot op deirhuidigen dag, zonder tegenfpraak ge* bleeven zijn.

(43) Zonaras Anna!. Tom. UI. tol. 141. b. in Corp, Hifi. Byzant. fVLii zie ook Barbeyrac Hifi. des anc. Tr, P. II. art. 379. p. 345.

(44) Vief. Puetteri Specim 1 ?. & gent. med. aeni, C 1. § 4. ( 3 )

H X X I I ,

Page 136: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

782.

114 G E S C H I E D E N I S D E R

X X I I ,

Na 's Keizers terugkomst van Rome was zijne voornaamfte bezigheid om aan den Saxifchen Oor* log een einde te maaken, die doof zijne elders be­gonnen onderneemingen zo meenigwerf afgebroken was. Gedumende zo veele Jaaren had Oorlog en Vreede bijna elkander afgewisfeld. Wanneer de Saxen eene aanmerkelijke nederlaag geleeden had­den , (en dit was bijna altoos hun lot O zo fmeekten zij om vreede, beloofden gehoorzaamheid, en zich te zullen laaten doopen, gelijk ook veelen den doop ont-fingen, en gaven Gijzelaars. Op diergelijken voet had Karei wel zevenmaal een verdrag met hen ge­maakt ( 4 5 ) . Dog deeze wielden niet gehouden, want zo dra hij zich met zijne krijgsbenden ver­wijderd had, namen zij op nieuw de Wapenen op; en daar voor liet hij hun ook fomtijds zijne bitter-fte wraak ondervinden. Derzelver aanvoerder Wit-tekind nam, wanneer hem het ongeluk vervolgde of de nood drong, zijne toevlugt bij de Deenen. A l s het gevaar voor b i j , en de vreede gemaakt was, kwam hij te rug, en begon op nieuw den Oorlog. Karei zond eenige krijgsbenden tegens hem , die zich onvoorzichtig in een gevegt inlieten, en bijna allen verflaagen wierden. De hier over tot ver-

woed-

(45) M e n z i e Barbeyrac Hi/l. des anc. Tr. P. II.

Art. 335, 34° . 341» 345. 354» 357» 364- P- 3°<S*

313. 316, 325, 326, 334'

Page 137: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M 1 B B i L - E E U W. 11$

woedheid toe vertoornden Koning kwam ijlings met een nieuw Leger aanrukken om deeze trouwloosheid te ftraffen. Hij deed onderzoek na den bewerker van"dien wrevel, en Wittekind wierd als den zo-danigen opgegeeven. Hij vorderde dat men hem uitleverde. Dewijl dit echter, wegens zijne her­haalde vlugt naar Deenemerken , niet gefchieden kon, zo liet Karei door eene geftrengheid die tot wreedheid overfioeg, op éénen dag aan 4500 Sa­xen het hoofd afflaan. In zijne oogen waaren zij wel Oproermaakers : dog zij waaren ook lieden, die voor hunne vrijheid ftreeden, en wien men ee­nen Godsdienst wilde opdringen , van welken zij geene kennis hadden, en die zij als het ftempel op hunne flavernij befchouwden. Deze fchrikkelij-ke handelwijs bragt hen tot vertwijffeling en tot ee­nen algemeenen opftand. Dog deswegens onder­ging dat ongelukkig volk in twee Veldilagen bij Detmold en aan den Hazenvloed, welke voor de ; bloedigften van den geheelen Oorlog gehouden wor­den, twee zulke zwaare nederlaagen, dat het daar­door bijna vernietigd, ten minften geheel verzwakt wierd. Na zulke wreedaartige moorderijen en zo veel bloedvergietens, maakte Karei ook van zagter middelen gebruik, en liet de beiden veldoverften der Saxen, Wittekind en Albion door groote beloften tot onderwerping en tot den doop noodi-gen. In de treurige omftandigheden waarin zich hunne zaaken bevonden moesten zij daar wel toe be-

H 2 fluiten

'83.

Page 138: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

I l6 G E S C H I E D E N I S D E R

785.

793' 795' 79*J'

ten (46)' TF'tttckind, die eei.ige oude Chronijken een Koning noemen, en van wien eenige voornaa-me huizen in Europa zich afkomftig rekenen, ver­kreeg zijne erfgoederen en den Hertogelijken tijtel te rug. N u bleef het eenige Jaaren vreede, en Karei liet de Saxen door Graaven regeeren. Hij zond Bisfchoppen en Priesters onder hen, om hun het Christelijk geloof te prediken, en ftigtte agt Bisdommen in Westphalen en ISederfaxen ( 4 7 ) , de« wijl hij dit vooreen middel hield, om het nieuw bekeerde, dog nog geduurig wederfpannige V o l k , in het Christendom en in de gehoorzaamheid te beveiligen. Echter verwekten zij bij herhaaling op­roer, als Karei elders bezig was; die zulks op het Land en op de menfehen wreekte , welken beide fchriklijk daar voor lijden moesten; en om hun tot verdere oproerige onderneemingen buiten ftaat te ïtellen, liet hij veele Saxifche gellagten in andere Provintienvan het Frankifche Rijk overbrengen (48).

In.

(46) Adelm. ad. a, 775 - 7 8 0 , 782 --785- -P Fra-her. p. II. p. 390 — 396.

(47) Deeze waaren, te Osnabrug, Minden, Seeligen-flad (naderhand Halberfladt) , Ferden , Bremen, Pa-derborn, Elze (naderhand Hildesheim) en Munfler.

(48) Adelm. ad. a. 793 —799» 802 — 804. p. 400-403, 406. Poeta Saxo ad a 785, 793 - 799. in Leit>. nitii Seriptorib. rer. Brunsvic. T. I. p. 142 fqq. men zie ook Hahns Teutfcbe Reichs-und Kaijser Hifi. Tb. 1. bl. 31 - 3<S.

Page 139: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E ü W. I I 7

Intusfchen greepen de Saxen aan geene zijde de Elve nog eens de Wapenen aan. Dit was de laat­fte beproeving hunner kragten, welke de vertwijf-feling, echter wederom met eenen ongelukkigen uitflag, bewerkt had. Naderhand hield allen te-genftand geheel op. En toen volgde, na zo veele verwoestingen en rampen zo voor het land als de menfchen, eene beftendige vreede. Bij dezelve be­loofden de Saxen, de afgoderij te zullen verlaaten, en Christenen te worden. Daar en tegen behiel­den zij de bevrijding van fchattingen, uitgezonderd de geestelijke tienden; de behouding hunner wet­ten onder Koninglijke Richters (G-raaven), en de vereeniging met de Franken in één Staatslig. haam (49). Deeze vreede was voor de overwon­nenen draaglijk en gepast, en voor de overwinnaars roemrijk en voordeelig, dewijl zij de zekerheid des Frankifchen Rijks bevestigde, en deszelfs magt vermeerderde. En dus moesten de Saxen, niette-genftaande den kloekmoedigften en hardnekkigften tegenftand, dog eindlijk bukken!. De krijgskunst en krijgstugt , dc wapenen en het goed gebruik van dezelve verfchafte den Franken een groot over-wigt, en zij zegepraalden over de Saxen door de­zelfde middelen en werktuigen, waar door weleer de Romeinen zo veele Volkeren overwonnen had­den. Wanneer evenwel aan Keizer Karei de bekee­

ring

(49) PoëtaSaxoad a. 803. 1. c. p. 153. Sttuv. p. 158, J59. Baibeijrac P. I I . Art. 383. p. 348.

H 3

802.

803.

Page 140: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

1%

Ï l 8 G E S C H I E D E N I S D E *

ring der Saxen tot het Christelijk geloof, als een verdienftelijk werk toegereekend word, zo verliest zulks bijna al deszelfs waarde, dewijl deeze bekee­ring meer een werk der wapenen en van geweld, dan van de prediking en de overtuiging is geweest^ en in alles overeenkomftig met de leerwijze waar door Mahomet zich aanhangers verfchafte. Dit was ook de reden dat veele Saxen tot hunne heiden-fche bijgeloovigheden terugkeerden, en de Keizer liet de fchuldigen door heimelijke Richters, en in het geheim, zonder de gerechtelijke gebruiken in acht te neemen, ftraffen, welke zonderlinge en el­ders ongehoorde handelwijze aan de zoo beruchte Westphaalfche Gerichten den oorfprong gegeeven heeft (50).

X X I I I.

Het was Kareis lo t , dat zijne Krijgszugtige nei­gingen door voorvallen van allerlei aart fteeds ont­vonkt en aangezet wierden. In éénen oorlog lag dik wils reeds het zaad van eenen anderen verfchoo-len. Dus gaf hem de Saxifche aanleiding en oor­zaak , om zijne Wapenen tegens de Wilzen of Vela-taben, een Wendisch Volk in P ommeren aan den Oder en de Oostzee-, te wenden , en dezelve on­

der

C<o) Vid. Marqu. Freher de Secretis indiciis olim

in Weitpbaiia aliisque Germania partibus ufitatis. p,

103.

Page 141: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

H I D D E L - E E U W. I19

der het juk te brengen, zoo als gewoonlijk het voor­uitzicht en de gevolgen van zijne oorloogen waaren. Even eens ging het eenige Jaaren daarna de Sar­fan, die tusfchen de Elve en de Sak woonden en de Bananen in Bohemen (51). Eindelijk geraakte Karei nog in eenen Oorlog met Gottfried, een Deensch Koning of Vorst, die meteen talrijke vloot de Duitfche en Frankifche kusten plunderde en ver­woestte, ja zelfs den Keizer met een bezoek in Ja-ken bedreigde. Dit fcheen geen verachtelijke tegen-ftreever te zijn, en Karei maakte ook groote toe­rustingen tegens hem. Dog zijn goed geluk bevrijd­de hem in weinig tijds van deezen nieuwen vijand,-want Gottfried wierd door zijn eigen krijgsvolk of bloedverwanten vermoord. Zijn Opvolger Hem-ming floot met Karei vreede, van welke men ech­ter alleen dit beding aangeteekend vind , dat de Eider, aan welke de wederzijdfche Gezanten bij een gekomen waaren, de grensfeheiding van het Koningrijk Deenemarken zijn zoude. En dit ver­drag wierd, dewijl Hemming fpoedig ftierf, van zijne twee Opvolgers Harald en Raginfried ver­nieuwd (523.

X X I V .

(51) Adelm. ad. a. 789. 8o«>. ap. Freher. 1. c. p 399,

408. Siruv. p. 171. § 3r.

(52) Adelm. ad a. 810, 811. ap Freher. 1. c. p.

411 — 413 Barbeytac. P. 11 are. 390, 396. p. 356,

359.

H'4

606.

810. 3II.

Bia.

Page 142: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

-20 G E S C H I E D E N I S D E R

814,

X X I V .

Zodanig had Keizer A'^rf/zijne zes en veertig jaa-rige Regeering in een bellendigen oorlog doorgebragt, en daar door het Frankifche Rijk bijna dubbeld vergroot. Het ftrekte zich uit van den Ebro tot aan de Drazoe, ter plaatze waar zij in den Donau valt , van de Elbe tot aan de Weichfel, en van de Eider tot ver over den Tij her in Calabrien. Hij heerschte over Frankrijk, Duitschland, Rome en I-talien, behalven een klein gedeelte dat in Calabrien aan de Griekfche Keizers verbleeven was, over Pan-nonien, Bosnien, Dalmatien, en over een gedeelte van Spanjen, het welk Arragonien en Catalonien met de Balearifche Eilanden in zich bevatte (53) - Hi j was dus, volgens zijnen Keizerlijken tijtel, een Wezentlijke Vermeerderaar des Rijks, meer als ie­mand zijner Opvolgers, en hij zou het nog meer geworden zijn, indien niet ziekte en dood tusfchen beide gekomen waaren. De nakomelingfchap heeft hem den naam van den Grooten gegeeven, en hij heeft denzelven in meer dan één opzicht, door de uitneemendheid van zijne lighaams»en geest-ver­mogens, en verrichte daaden, als meede als Wet-geever verdient. Zijne voornaamfie hartstogten waa­

ren

(53) EglnWft. ap Freher. P. 11 p. 438. Lieblé Me* txaire fur les Limites de i''Empire de Charlemagne p. 104 — 108.

Page 143: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . I2f

ren Eer-Heersch-enVeroverings-zugt; en hier uit onftond den trek tot de onophoudelijke, voor hem wel roem-en zegerijke, dog voor zijn Volk ten uiterfte verderflijke Oorloogen ( 5 4 ) , die hij in per­foon voerde, en waar in h i j , zo als in alle zijne on­derneemingen, ongemeen werkzaam en ftandvastig, dog ook dikwils onrechtvaardig was. Zijnen iever voor den Christelijken Godsdienst en zijne vroom­heid waaren niet weinig van bijgeloovige dweeperij b'efmet, waar van de Geestelijken, jbijzonder de Paus, de Kerken en Kloosters geene geringe voor­deden trokken. Op de begeerte van den Keizer Frederik 1., heeft hem de Paus Pafchalis II f. in het jaar 1165. eene plaats onder de Heiligen aange-weezen. Zijn leeven is wel in veelerlei opzichten geenzints dat van een Heilig geweest: dog de ge-geevene magtige bijftand aan den Roomfchen ftoel, wanneer die zich in nood bevond, en de milddaa-digheid aan denzelven beweezen, was een zo ver-dienftelijk werk, dat de plegtigheid der Heilig ver­klaaring, niet voor eene te groote vergelding kon aangemerkt worden.

X X V .

Karei de Groote had , volgens het toenmaalig ge­bruik , eenige jaaren voor zijnen dood, het Fran­

kifche

(5+) Men zie M . J . Schmidt Gefcbichtc der Teutfcben. U. h B, 3 Kap. 3. f 433- ff.

H §

806.

Page 144: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

8i3.

817.

laa G E S C H I E D E N I S D E R

kifche Rijk onder zijne drie zoonen Karei, Pipin en Lodewijk verdeeld. Dog hij overleefde de bei­de eerften. Hij nam dierhalven den derden tot Meede-Rijksbeftierder aan, en deezen erfde dus het gantfche Ri jk , uitgenomen dat Bernhard, de zoon van Pipin, het Koningrijk Italien bekwam, dewijl het reeds voor zijnen vader beftemd geweest was. Dog Lodewijk had, en dit was zijn ongeluk, met zijn's Vaders Rijk , niet te gelijk zijnen Geest ge­ërfd. Hij bezat nog zijne Krijgshaftige kloekmoe­digheid, nog zijn altoos werkzaam verftand. En daar uit ontftonden de meenigvuldige misdagen zij­ner regeering. Reeds in den aanvang van dezelve maakte hij eene vroegtijdige en onoverlegde dee. ling onder zijne zoonen, welke hem zijn geheele lee-ven bitter maakte. Den eerften, Lotharius verklaar­de hij tot Keizer, en tot zijnen Rijksmeedebeftier-der; aan den tweeden, Pipin gaf hij Aquitanien', en aan den derden, Lodewijk genaamd, Beijeren, beide met den Koninglijken tijtel. Over deeze dee­ling was Bernhard Koning van Italien in den be­ginnen onvergenoegd, dewijl hij, uit hoofde dat zijn Vader Pipin die een ouder zoon van Karei den Grooten als Keizer Lodewijk geweest was, een na­der recht op de Keizerlijke waardigheid dan Lotha­rius meende te hebben ; en dit wilde hij met de Wapenen handhaaven. Dog de zaaken vielen voor hem zo ongelukkig uit, dat hij zijne roekeloosheid met het verlies zijner vrijheid, van zijne oogen, en daar na zelfs van zijn leeven boeten moest. Kort

na

Page 145: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L ' E E O W. I3J

na de verdeeling ftierf 'sKeizers Gemaalin Innen-gard, de Moeder van de drie voorgemelde Vorften, en hij trad fpoedig wederom in het Huwelijk met de fchoone Judith of Jutte, eene dogter van den Beyerfchen Graaf Welf. Dit Huwelijk ftond de drie zoonen uit den eerften echt zeer tegens de borst, het geen nog vermeerderde, wanneer de Keizerin een zoon, die den naam van Karei bekwam, ter waereld bragt. Uit eene tedere liefde voor beiden, wilde Lodewijk aan den laatften ook een Erfdeel geeven, en dit zou Allemannien, Rhaticn en een deel van Bourgondien zijn. Dit deed het misnoe­gen van de drie oudfte zoonen opentlijk uitbreeken, en zij verkreegen fpoedig onder de Grooten en Bis­fchoppen eenen fterken aanhang. Ook was een ie­der over de Regeering te onvreeden, die de Keizer door Bernhard Hertog van Septimankn liet uitvoe­ren, een man van moed en werkzaamheid, dog te gelijk ook van eenen oploopenden en geweldigen aart, die door deeze hoedanigheden aan het Hof en bij een ieder zo gehaat, als bij zijnen Heer, die een zodanigen Dienaar toen noodig had, lief en waard was. In deezen toeftand, bemagtigde de oud­fte zoon Lotharius het gezag. De Keizerin Judith zond hij in een Kloofter, en den Keizer nevens zijnen jongden zoon Karei liet hij als gevangenen bewaa-ren. Aan den eerften gaf hij Monniken tot gezel-fchap, die hem in de pligten van het Kloofter lee-Ven onderrichten, en hem het zelve aanprijzen moesten. Deeze onbetaamlijke en harde behande­

ling

818.

819.

833»

8a9.

Page 146: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

83L

124 G E S C H I E D E N I S D E R

ling des Keizers verwekte een algemeen meedèlij-den, dat gewoonlijk de gezellin van het ongeluk is. Zelfs namen de twee jongere zoonen Pipin en Lodewijk, aan wie men onder de hand, eene aan­zienlijke vermeerdering hunner landen toegezegd had, de partij hunnes Vaders, en noodzaakten Lo-tbarius om hem de vrijheid en de regeering te rug te geeven. Die geenen, welken zijne zijde gehou­den hadden , wierden geftraft, en hij zelf onder­vond daar in 'sVaders rechtvaardig misnoegen, dat die hem van de Keizerlijke waardigheid beroofde, en zijn erfdeel alleen tot Italien bepaalde (55).

X X V I .

Als toen regeerde de Keizerin Judith, en de twee oudfte zoonen Pipin en Lodewijk zagen zich van het bellier der zaaken uitgeflooten, waar over bijzonder den eerften eene groote gevoeligheid betoonde, die tot eene opentlijke wederfpannigheid tegens den Vader overftoeg. Deeze ftrafte hem deswegens.met het verlies van zijn Koningrijk Aquitanien en gaf het aan Karei. Zulk eene ftrenge handelwijze bragt de

drie

(55) Adelm ad a.\ 817 — 819. ap, Freher. P. 11. p. 417 — 420. Thegan, de gestis Ludovici Pii C. 21 - 2(5, 35 — 37- ff P- Pithoei Hifi. Franc. Scriptor, coëtan. XII. P. 11. p. 115, 116, 120, 121. Niihard. Hifi. disfins. fiiior. Ludovici Pii Lib. i._ap. Pithoeum 1. c. p. 30e — 301.

Page 147: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 1*5

drie oudfte zoonen op nieuws in de wapenen, en Lotharius had, nevens veele Bisfchoppen, ook den Paus Gregorius I V op zijne zijde, die onder den tij­tel van bemiddelaar zelf naar Duitschland kwam, dog die in der daad de oneenigheid meer en meer cntftak en vermeerderde. Vader en zoon trokken vervuld van verbittering in den Elzas tegens elkan­der te veld. Dog den laatften wist het Krijgsvolk van den eerften overtehaalen, dat het grootfte ge­deelte zich aan zijne zijde voegde, en ;den Keizer bleef geen ander middel overig, dan zich met zij­nen zoon Karei gevangen te geeven. Deeze wierd in het Kloofter Prum en zijne Moeder naar Tortona in Italien gezonden. Lotharius nam de Regeering wederom in handen , en voerde zijn vader naar SoUfons en verder naar Compiegne , alwaar de Bis­fchoppen, na dat hij geweigerd had een Monnik te worden , hem in de Kerk van den heiligen Medard zijne wapenen en kleeding ontriamen, een boetkleed aantrokken, eene lange lijst van zonden deedenaflee-zen.entot opentlijke kerkenboete veroordeelden, en vervolgens hem van de regeering ontzetten, welke zij aan Lotharius overdroegen, die hem allerflegtst behandelde, en zelfs, zo eenige melden, hem doo. den wilde. Dog het meedelijden geraakte wederom bij de jongere zoonen Pipin en Lodewijk gaande, en zij bezorgden hem gewapenderhand de Vr i j ­heid. Echter wilde hij de regeering niet eerder overneemen , voor en aleer dat de Bisfchoppen hem plegtig vrijgefprooken, en zijne wapenen en

klee-

833-

Page 148: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

837-

326 G E S C H I E D E N I S D E R .

kleeding wederom aangegord hadden, het welk te St. Denis gefchiedde. Lotharius onderwierp zich aan zijn Vader, en wierd in genade aangenomen, echter onder deeze voorwaarden, dat hij zonder verlof niet buiten de grenzen van Italien zoude komen (56).

x x v i 1.

Dewijl de vrede, na deezen tweeden Oorlog, tusfchen Vader en zoonen wederom herfteld was, zo belïemde h i j , op aanzetten van zijne gemaalin, een aanzienlijk gedeelte des Rijks voor zijnen zoon Karei. Daar echter deeze fchikking aan de an­deren zeer nadcelig was, zo wierden Lotharius en Lodewijk wederom onvergenoegd, en den laatllen nam zelfs de wapenen op, dog met een ongeluk-kigen uitfiag. De Keizerin vreesde intusfchen, dat bij het overlijden van haaren reeds bejaarden gemaal, de haat der oudere Broeders zich tegens haaren geliefden zoon Karei vereenigen zoude. Zi j oordeelde het dus noodig, Lotharius te ge­winnen, ten einde h i j , na 's Keizers dood, Kareis hulp en befchermer mogt zijn. Ui t dien hoofde wierd hem niet alleen de Keizerlijke waardigheid benevens Italien, maar ook eene gelijke deeling van alle de overige Lande» des Frankifchen Rijks

tus-

(56) Niihard. Lib. 1. ap. Puboeum p. 303 - 30». Struv. p. 189. § 12., 13.

Page 149: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I O D E E ^ E E Ü W. Ï2f

tusfchen hem en Karei aangebooden, alleen Bei­eren uitgezonderd , het welk Lodewijk behouden zoude. Lotharius nam deeze voor hem voordeelige voorflagen aan, en de Keizer maakte te Worms eene nieuwe verdeeling, uit kragte van welke Lotharius, de van de Maas Oostwaards leggende Landen , en Karei de Westwaards gelegene bekwam. Intus-fchen ftierf Pipin, en Lodewijk gaf zijn Koningrijk Aquitanien ook aan Karei, met uitfluiting van Pi* pins nagelaaten Zoon. De Koning Lodewijk, die met dit alles zeer te onvreeden was, vernieuwde wel den oorlog tegens den Vader: dog het geluk was hem daar i n , even als in den voorigen tegen. De Keizer, die in pe'foon tegens hem te veld ge­trokken was, ftierf op den terugtogt, op een eiland in den Rhijn bij Maints; en daar meede nam die vyandfchap een einde (57 ) .

X X V I I I .

De Keizer Lodewijk heeft in de Gefchiedver-haalenden naam van den Vroomen; denwelken hij verkreegen fchijnt te hebben, deels door zijn veel bidden en zingen, deels door zijne meenigvuldige geestelijke ftichtingen, deels ook door zijne veelvul­dige verordeningen, waar in hij de Godsdienftige

Per-

Cs;) Nithard. Lib. i . 1. c. p. 308 — 314. Hahns

Kaiper-en Reicbs Hijlor. Tb. I. 132,— 134.

838.

839.

840. 18

Juni.

Page 150: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

Ü>8 G E S C H I E D E N I S D E R

Perfoonen en Kloosterlingen dezelver pligten en Iee-vensregelen ftiptelijk voorgefchreeven had. Mis-fchien zou hij dien naam nog meer verdiend hebben, wanneer hij zijn voorneemen, om de zeden der gees­telijken te verbeteren had kunnen uitvoeren. Reeds in den aanvang zijner Regeering, moesten de Bisfchop­pen derzelver met goud en edel gefteentens bezette gordels en mesfen, pragtige kleederen en fpooren afleggen , dewijl diergelijke waereldlijke pragt den Geestelijken niet voegde ( 58 ) . Dog hier door maakte hij zich dezelve tot onverzoenlijke vijanden. Om die reden waaren zij in den ftrijd met zijne zoo-nen altijd op de zijde der laatften, en de hoofd­werktuigen zijner zo fchampere afzetting. Hi j was niet Oorlogzugtig , en echter wilde zijn ongeluk­kig lot, dat hij tegens zijne Zoonen moest oorloo-gen. Deeze voor hem zo treurige noodzaaklijkheid is een bewijs, dat hij zijn gezin niet wist te beftie-ren, en dat hij dus nog minder in ftaat is geweest om zo een groot Rijk te regeeren. Zijne vroom­heid was eigentlijk zwakheid van geest, dweepzugt en goedaartigheid, het welk hem fomtijds niet hin­derde, om onrechtvaardig, ja zelfs wreed te z i jn ; waar van de handelwijze tegens zijnen Broeders-Zoon , den Koning Bernhard, getuigen kan. Met hem begon het Frankifche Rijk, dat z i c h , onder zijnen Vader zo hoog verheven had, reeds aan het

zin.

(58) Vita Ludov. Pii ap Pithoeum P. II. p. 202."/?f.

Page 151: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

k i b ö E L - E É Ü W » 139

zinken te raaken, en de Karolingifche ftara verviel tiog fpoediger als de Merovingifche.

De Keizerin Judith meende wel haaren gelief­den Zoon Karei zijn belangrijk erfdeel door de ver-bindtenis met Lotharius genoegzaam verzekerd te hebben, dog hier in vond zij zich zeer bedroogen. Deezen, achtede zich als den oudften zoon, en als Keizer, tot de opperheerfchappij des geheelen Rijks gerechtigd, en hij meende zijne Broeders, den een naden ander te overweldigen. Hij vleide eerst Ko*-ning Karei, ten einde hem door geveinsde Vriend-fchapsbetuigingen gerust te Hellen, en trok mid-lerwijl over den Rhijn , om den anderen Broeder, Lodewijk, aantegrijpem Wanneer hij die echter bij Frankfort bereid vond om hem wel te ontfan-gen, zo maakte hij zwaarigheid om een (lag te waa-gen, en bepaalde met hem eene andere te zaamen-komst, om daar in hunnen twist, of in der minne te vergelijken, of door de Wapenen te beflisfchen. Hier op wendde hij zich wederom tegens zijnen Broeder Karei en drong in Frankrijk tot over de Seinc. Daar en boveh had hij verfcheidene West* frankifche Grooten door beloften en bedreigingen op zijne zijde getrokken. In deeze verlegenheid maakte Karei met hem een voorloopig vergelijk , w»ar in hij zich alleen een gedeelte zijnes Koning­rijks zo lang voorbehield, tot dat zij in eene in

I de

Page 152: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

8 4 r .

25. Jun.

130 G E S C H I E D E N I S D E R

de volgende Maymaand vastgeftelde'bijeenkomst, een volkomen vreedensverdrag fluiten konden. Toen nam Lotharius den weg op nieuw naar Duitschland en overviel Koning Lodewijk zo onverhoeds bij Worms, dat hij naar Beijeren te rug moest wijken. De beiden Koningen Lodewijk en Karei ontdekten uit dit alles Lotharius booze voorneemens duidelijk genoeg. Zij verbonden zich dus tegens hem , en Lodewijk, die intusfchen wederom krijgsbenden te zaamen-gebragt had, floeg een gedeelte van Lot ha-rius leger bij Renfe. Vervolgens rukte hi j , Karei ter hulpe, Frankrijk i n , en beiden deeden Lo­tharius vreedens voorflaagen , die hij echter niet aannam. Al le drie de Broeders kwamen evenwel naderhand bij Fontenai in Bourgondien bij den an­deren , om op nieuw over een vergelijk te hande­len. Dog dewijl de vorderingen van den eenen, en de aanbiedingen van den anderen kant niet over­een konden gebragt worden, zo beflooten zij de zaak, aan het Goddelijk gericht ter beflisfing over-telaaten, en het zelve door den degen uittemaaken. Hier op volgde den flag bij Fontenai, waarin, na veel vergooien Frankisch bloed, Lodewijk en Ka-rel zegepraalden (59)*

X X I X .

(59) Nithard. L i b . II. ap. PIthoeum P. II. p. 315 . 339- Atmal. Francor. Fulder.s. ad a. 840 — 844. in Freheri Scriptor, rer. Cerman. Tom. r. p. 24, 25.

Page 153: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

tti-bbEL-ÉBüWi Ï3*

De overwinnaars waaren hier over meer aahgedaarï dan verheugd» Zij vervolgden ook hunne overwin­ning niet, dog hielden , op raad van de Bisfchop­pen , met hun volk een driedaagfche vasten oni Voor de in den flag gedooden de vergeeving hun­ner zonden van God aftebidden. Hier door gewon Lotharius tijd, om wederom Krijgsvolk te verzaa-melen. Hij dreigde dan den eenen, dan den an­deren broeder, en zogt hen ook door Vreedens-voorflaagen, die hij aan Karei in het bijzonder deed, te verdeelen, het welk echter niet gelukken wilde; Lodewijk en Karei verkoozen liever hunne verbind-tenis plegtig te Straatsburg in tegenwoordigheid Van hun leger door eepen eed te vernieuwen; de eerfte zwoer in de Romeinfche, dat is in die fpraak welke uit de gemengde Latijnfche en Frankifche ontftaan was, en den ander in de Duitfche j, teh einde de wederzijdfche Volkeren het verftaan mog-ten. Deeze zwoeren naderhand ook ieder in zijné fpraak4 dat, wanneer een der Broederen zijnen s, eed niet hield, zij den een tegens den ander niet

bijrtaan wilden (00 ) " . De beide broeders lié-

teri

(60) Nithard. Lib 4 Ut. ap. Pithoéüm P. It. pi 340* 345 — 348» 353 » 354- Het Formulier van deeze Ee-den heeft Nithard op de zo even aangehaalde plaatferi opgeteekend* Eene naauwkeurige verklaarin* van dé-

I a ié.

Page 154: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

8 43-

IJ2 G E S C H I E D E N I S D E R

ten intusfchen Lotharius op nieuw de vreede aan­bieden. En dewijl hij daar toe nog geene gene­genheid betoonde, zo beflooten zij in eene bijeen­komst te Aaken , na ingenomen raad der Bisfchop­pen, het Rijk onder z ich , met uitfluiting van Lo­tharius , te verdeden, en deeden het ook Werke­lijk. Wanneer deeze zag dat het ernst was , zo gaf hij zijn verlangen tot vreede aan zijne Broederen te kennen. Zij hielden naderhand onderling des­wegens een gefprek, en derzelver Gevolmagtigden bragten na langduurige en moeijelijke onderhande­lingen , het Vreedens verdrag te Verdun tot (land. Bij hetzelve wierd het Frankifche Rijk tusfchen de drie Broeders verdeeld. Lotharius bekwam Ita­lien, Rome en de Keizerlijke waardigheid, en daar en boven eene' groote ftreek lands tusfchen Duitfch-land en Frankrijk, van de Middelandfche tot aan de Noordzee, waar onder alles, wat tusfchen de Rhone, Saone, Maas, en Schelde, en aan de west» zijde van den Rhijn lag, uitgezonderd de drie Ste­den Maints, Worms en Speijer, begreepen was. Lodewijk behield alles wat aan de Oostelijke zijde des Rhijns in Duitfchland onder Frankifche Heer­fchappij behoorde, en aan de Westzijde des Rhijns de voorgemelde drie Steden. Karei verkreeg

on-

zelven vind m«n in Leibnitii Colleftan. etymo/og. P. I. p. 181. En in Meufels Gefcbichte von Frankr. Th. I. S. »93 — a°5- Zij zijn de oudfte Gedenkftukken der Fran-fche, en een der oudfle van de Duitfche taal.

Page 155: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D S E L - E E U W . I33

onder den naam van Frankrijk het tusfchen de zee, de Rhone, Saone, Maas en Schelde gelegen land, be­nevens de Spaanfche Mark, Catalonien genaamd, en andere in Spanjen gemaakte veroveringen (<5i).

X X X I .

Indien het door de veroveringen van Karei den Grooten , en door de in zijn Perfoon wederom herftelde Westerfche Keizerlijke waardigheid, zo zeer vergroote Frankifche Rijk onverdeeld ge-bleeven, en zijne uitmuntende geestvermogens ook op zijne navolgers overgegaan waaren, zo zou het zelve waarfchijnlijk tot het aanzien van het oude Romeinfche Rijk gefteegen, en deszelfs Heerfchap­pij over het beste gedeelte van Europa uitgebreid zijn geworden. Dan de grondwet, door de eerfte Merovingiers reeds aangenomen, dat een Konings Zoon noodwendig ook Koning moest worden, was door Keizer Karei meede behouden. En dus gingen de verdeelingen onder zijne nakomelingen beftendig voort. Door die, welke de Zoonen van Lodewijk den V'roomen onder zich maakten, ontftonden dus drie nieuwe in waardigheid gelijke Koningrijken, Duitfchland, Frankrijk en Italien, (zijnde het 0. verige van Lotharius Rijk binnen weinig tijds ge-

deel-

(61) Nhhard. Lib IV. ap. Pithoeum p. 11. p. 359,

360. Hahns Kayser-und Reicbs Hift. Tb. 1, S 161

163. s 7.

i s

Page 156: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

134 G E S C H I E D E N I S D E R

deeltelijk aan. Frankrijk en gedeeltelijk aan Duitfch-land gekomen,) die van elkander onaf hangelijk wa-ren, verdeeldbleeven, en ook niet door eene duur-zaame yereeniging verbonden zyn geworden.

X X X I I ,

Ter zeiver tijd, dat het groote Frankifche Rijk door Lodewijk den Vroomexx , en de verdeelingen van zijne Zoonen, gefchokt en verfcheurd wierd, vereenigden zich de zeven kleine Anglo-Saxifche Koningrijken in Brittannien. Dewijl zij alle na-buuren en van elkander onafhangelijk waaren , had derzelver ligging en toeftand dikwijls twisten en oorloogen onder hen veroorzaakt. Daar door was het gebeurd, dat de Merciers, welke de magtig-ilen waaren, de Qost-Angliers aan zich onderwor­pen , en de Koningen in Kent en Es/ex cijnsbaar ge­maakt hadden. Zi j vielen ook toen de West-Sa~ xen aan, • dog vonden echter in derzelver Koning Eghert, die buitenslands, i n d e oorloogen van Karei den Grooten, bekwaamheid en ondervin­ding verkreegen had, eenen tegens hen opgewas-fen tegenflander. Hi j overwon niet alleen de Merciers, maar bragt die ook benevens de van hun afhangende Koningrijken Kent en Es/ex, en vervolgens Northumberland onder de West-Saxifche Heerfchappij, het welk reeds van verlang aan het Koningrijk Sus/ex onderworpen was geweest. Al le deeze Koningrijken bleeven ze-

dett

Page 157: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E U W. 135

dert onder den algemeenen naam van Engeland vereenigd ( 6 2 ) ; en deezen nieuwen ftaat i s , na veele wisfelvalligheden, eene der magtigfte in Eu­ropa, ja door de fterkte van deszelfs zeemagt de eerfte geworden.

X X X I I I .

Het Westerfche Keizerrijk verloor intusfehen meer en meer deszelfs magt en aanzien. Het van de Longoharden veroverde en van de Franken we-dergenomene Exarchaat was, door de gift van Koning Pipin, een eigendom van den Roomfchen ftoel geworden, en de door denzelven gedaane verheffing van Karei den Grooten tot de waardig­heid van Roomsch Keizer , had het Oppergezag over Rome met zich aangebragt. De twist over den Eerdienst der Beelden, die te Conjlantinopo-len zo ftreng verboden, en te Rome zo ieverig ver-deedigd wierd, en zeer lang de oorzaak van eene heftige vijandfehap tusfchen die beide geweest had , was eindelijk door de beftisfehing van twee vrouwen opgehouden. Eerst verklaarde zich de Keizerin Ire. ; ne, wanneer zij de Regeering voor haaren minüer-jaarigen Zoon Con/lantinus V I . Porphijrogenitus waarnam, en uit heerschzugtige oogmerken zich eene partij onder de geestelijken, en den grootften

hoop

(62) Cbronic. Saxon ad a 823, 827. Hutnes" Hift. ffEngl. Vol. 1. p. 41, 42.

- 4

87.

Page 158: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

Ï36 G E S C H I E D E N I S D E R

hoop van het Volk zogt te verkrijgen, voor de aan­bidding der Beelden. Naderhand herftelde de K e i . zerin Theodora, Weduwe van Theophilus III. die ook als Voogdesfe over haaren Zoon Michacl III re­geerde , de Beelden, in eene Kerkvergadering, vol-» koomen in de aan dezelve afgenomen rechten, wel­ken zij naderhand behouden hebben (63), Dit ver-fchil had nu, wel een einde genomen, dog 'er ont-ftond gedeeltelijk een nieuw over het Uitgaan des heiligen Geest van den Vader, of van den Vader en den Zoon; waar van men de eerfte Helling te Conftantinopokn, en de laatfte te Rome verdedig­de ( 6 4 ) ; en gedeeltelijk had 'er nog een oude twist plaats, die zijnen ooriprong in de opgeblazen­heid en trotsheid der Bisfchoppen van deezè twee Hoofdlieden had. De eerfte wilde niemand boven z ich , en den ander niemand nevens zich gedoogen, En dit was de hoofdoorzaak der fcheuring, of de gantfchelijke verdeeling van de Griekfche en La -{ijnfche Kerk , die zedert deezen tijd ontftaan is,

X X X I V .

Dog midden onder deeze twisten van den Bis­fchop van Rome, met het IJof en den Bisfchop van Coriflantinopolen, is het aanzien en gezag van den

ter-»

(^3) Men zie Fleurij Hifl. eceks. Tom IX. Liv. 44., <r*. 39- Tom. X. I/Y, 48. Cb. 6,

(_£4_) Fleurij %*m. IX. Liv, 43. Cb, 43,

Page 159: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . I37

eerften in het Westen tot eene buitengewoone hoogte geftegen, en hij heeft van de onkunde, en de ligt - en bijgeloovigheid der Vorften en V o l ­keren op eene ongemeene wijze weeten gebruik te maaken. Bijzonder was het zijn geluk, dat zij zelfs, hem de gelegenheid, tot uitoeffening van zij­ne heerfchappij over zich, gaven. Zo verzogt Pi­pin zijne bewilliging, wanneer hij het ontwerp fmeedde om zich van den Frankifchen throon mee-fter te maaken ; en de oude Cbronijkfchrijvers fpreeken daar van niet anders, als of de Paus Ko­ning Childerik afgezet, en den Hertog Pipin in zijne plaats aangefteld had (65). Dit vermeerder­de de aan den Roomfchen ftoel zo voordeeligen

waan,

(65) Ik zal de plaatzen uit eenige fchrijvers hier laa. ten volgen: Anfelm. in Franc. Reg. annai. ad a. 749, 750. in Freheri Corp.-Hijl. Franc. P. H . p . 383. (Pon­tifex) dataauftoritate fuajusfit Pipinum Regem inftitui

— - Secundum Romani Pontificis fententiam Pipinus Rex appellatus eft.

Eginhart. in Vita Karoü M . ibid. p. 434. Pipinus per auftoriiatem Romani Pontificis ex PraefeElo Palatii Rex conftuutus eft.

Annai. incert. Auclor. in P. Pithoei Hift. Franc. Scrip-toribus coè'ian. XII. P. 1. fol. 4. b. Zacharias Papa ex auftoritate Sanfti Petri Apoftoii mandat populo Franco­rum, ut Pipinus, qui poteftate regia utebatur, nominij quoque dignitate fmeretur.

is

Page 160: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

I38 G E S C H I E D E N I S D E R

waan, dat met deszelfs waardigheid ook de Op-perheerfchappij over de Koningen, en de magt om hen aanteftellen en aftezetten verbonden was. Ui t dien hoofde heeft ook Gregorius VII . zich op dit voorbeeld beroepen, als een bewijs van zijn vermeend recht om den Keizer aftezetten. Defiderius Koning der Longoharden begeerde van den Paus Adrianus li dat hij de nagelaaten zoo­nen van Koning Carloman tot Koningen wilde zal­ven. Hij zogt hen te gebruiken, tot het verwek­ken van onrust in het Frankifche Ri jk , dewijl , na zijne gedagten, de Pausfelijke zalving hen we-zentlijk tot Koningen moest vormen. Wanneer Ka-rel den Grooten (806) onder zijne, toen nog in leeven zijnde drie zoonen, eene verdeeling en ande­re befchikkingen in zijne uiterfte wil maakte, zond hij dezelve aan den Paus Leo III ter bekragtiging toe, welke deezen ook gaf. De Keizer moet dier -halven in de verbeelding geweest zi jn, dat zijn laat­fte w i l , dewijl de Paus dezelve goedgekeurd had, des te zekerder zou nagekomen worden. Ook liet Lodewijk den Vroomen dë onder zijne zoonen ge­maakte verdeeling om gelijke oorzaak bevestigen. Ui t dien hoofde wilde Gregorius IV Richter over den Keizer en zijne zoonen zijn, wanneer uit deeze deeling tusfchen Vader en Zoons een hevigen twist ontftond (66). De Vorften gaven dus zelfs aanlei­

ding

(d<9 Z. M . J. Schmidts Gefitb. der Deutfcben Th. I Bd. 3. K. 16. S. 623.

Page 161: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E tl W. I39

ding dat de Bisfchoppen van Rome zich in waereld-lijke zaaken mengden. Deeze ontleenden weldra, uit dat geenen wat vrijwillig en zonder noodzaak-lijkheid gefchied was, een Recht, en lieten niet na, om hetzelve bij iedere gelegenheid uitteoeffe-nen,

Page 162: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

G E S C H I E D E N I S

D E R

M I D D E L - E E U W

D E R D E B O E K .

V A N D E N V E L D S L A G B I J F O N T E N A I , E N

H E T D A A R D O O R V E R O O R Z A A K T E V E R ­

V A L V A N H E T F R A N K I S C H E R I J K , T O T

A A N H E T U I T S T E R V E N , I N H E T M A N ­

N E L I J K G E S L A G T , V A N D E S A X I S C H E K E I ­

Z E R L I J K E E N K O N I N G L I J K E S T A M I N

D U I T S C H L A N D .

Fan het Jaar 841 tot 1014.

(183 Jaaren.)

L

I3e Veldflag bij Fontenai had het vermogen der Franken, zoals een oud Gefchiedfchrijver zegt, der-maaten verzwakt, en derzelver beroemde dapper­heid zodanig verminderd, dat zij niet alleen buiten ftaat waaren, de paaien van hun Rijkuittebreiden, maar zelfs om hunne grenzen naar behooren te befcher-

men

Page 163: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E ü W. I4I

men ( i ) . De door het verdeelings verdrag van Verdun weder herftelde vreede was dierhalven voor hen, in hunne tegenswoordige omftandighe-den en bijzonder wegens derzelver uitwendige vijan­den zeer dienftig en noodzaaklijk. De meest ge-vreesden en de gevaarlijkften onder de laatften wa­ren de Noormannen. Onder deezen algemeenen naam, die niet anders als Mannen uit het Noorden betekende, waar door men niet zo alstegeswoordig alleen de Noorwegers verftond, waaren de Volke­ren uit de drie Noordfche Koningrijken begreepen. In Frankrijk, Duitfchland en in de Nederlanden noemde men dezelve gewoonlijk Noormannen , en in Engeland wierden zij Deenen genaamd. Zij waa­ren gelukzoekers, die zich onder één Hoofd veree-nigd hadden, onder welkers aanvoering zij op Buit uitgingen. Dus beftonden hunne verrichtingen in het pleegen van roverijen ter zee en te lande. De­wijl derzelver eerfte bezoeken gelukkig uitvielen, zo nam het getal deezer vrijbuiters toe, en men zag met verfcheiden honderden van Scheepen, duizen­den menfehen in zee fteeken. Zij landden op de kus­ten, liepen de monden der Rivieren in, plunder­den Dorpen en Steden, Kerken en Kloosters, ver­woestten en verbrandden dezelven, wanneer zy te-genftand vonden, en voerden met den buit ook nog gevangenen met zich. De Nederlanden, Engeland

en

CO Regi'io ad a. 841 in Sim. Schardii quatuor Cbr«' nograph. fol. 35. *.

Page 164: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

843-

846.

847.

I 4 ü G E S C H I E D E N I S O E R

en Frankrijk leeden het meest van hunne invallen, dewijl daar veel buit te hoopen, en weinig tegen -ftand te vreezen was. Vervolgens verfcheenen zij ook op de Spaanfche Kusten, in de Middellandfche Zee en in Italien. Offchoon zij en derzelver land arm waaren, konden zij echter door deeze lee-venswijze, zonder daaglijkfchen zwaaren arbeid, Rijkdommen verkrijgen. Nogthans was dezelve moeijelijk en gevaarlijk, dog in hunne ontembaare woestheid trotfeerden deeze Volkeren de ongemak­ken en het gevaar met eene koenheid en onver-fchrokkenheid, die den dood zelfs verachtte. En volgens hunne Godsdienftige begrippen verkreegen zij door een geweldigen dood in den krijg, niet alleen den grootften roem in deeze waereld, maar • konden ook op de hoogde gelukzaligheid in de toe» komfHge hoopen. De Keizer Lotharius had te voo-ren met de Noormannen in verbindtenis gedaan, en in den oorlog tegens zijne Broeders aan hun vrij-gelaaten om derzelver landen te overmeesteren. Thans deeden zij een gelijken inval in eenige ftree-ken van zijn eigen Koningrijk, en nog meerdere in Frankrijk. Ook wierd Duitfchland aan de Elvo en aan den Khijn van hen verwoest. De drie Broe­ders en de voornaame Heeren van het Frankifche Rijk hielden deswegens te Merfen bij MaafrZricbt ee­ne bijeenkomst, waar in zij onder anderen befloo-ten „ van aan den Koning der Noormannen door

een gezantfchap te doen verklaaren, dat wanneer hij de vreede niet hield, hij hun allen tot vijan-

, , den

Page 165: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U w . 143

„ den zou hebben ( 2 ) " . Dan deeze bedreigingen bleeven zonder eenige uitwerking. De Invallen en gewelddaadigheden der Noormannen duurden nog veele Jaaren, en hielden niet eerder op, voor dat zij met het Christendom ook betere zeden aange^ nomen hadden. In Duitfchland was de Koning Zo-dewijk meenigmaal genoodzaakt om met de PVendi-fche en Slavonifche Volkeren te ftrijden, de welken de Saxifchen, Beijerfchen en Thuringfche grenzen van tijd tot tijd verontrustten. Echter bood hij deeze kragtdaadiger tegenftand, dan zijne Broeders aan de Noormannen. In het benedenfte gedeelte van ha­lten zworven de Saraceenen ginds enherwaards, en plunderden zelfs eene der Voorfteeden van Rome. Op eenen anderen tijd drongen zij in de Spaanfche Mark en veroverden Barcelona ( 3 ) . Zo veel als de drie Opperheeren van het Frankifche Rijk van buiten door het verminderen hunner kragten verloo-ren: even zo veel verzwakten zij ook inwendig, door het als te groot geworden gezag van hunne Rijksftanden. Geduurende de oorlogen van Kei­zer Lodewijk den Vromen met zijne Zoonen, en tusfchen deeze onderling, hadden zij alle de geest­en waereldlijke Grooten gevleid, om van hen bij-ftand te verkrijgen, en aan hun met dat oogmerk

aan-

(O Du Mom Corps Diplom. Tom. 1 Part. 1. «. 18. P' 10.

(3) Vid. Struv. p. 2 2 5 . $ 4 «j. H a h n t $

l7°> § 2.

Page 166: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

*55-

144 G E S C H I E D E N I S D E R

aanzienelijke goederen gefchonken en uïtgeftrekte Rechten gegeeven. Het kon dus niet anders zijn, of, hoe hooger hier door hun aanzien klom, ook het gezag van hunne Heeren des te gemaklijker moest vervallen.

i i. * 4»

De Keizer Lotharius was, in eene vlaag van zwaarmoedigheid, de waereld en de Heerfchappij * waarom hij zo veele oorlogen gevoerd en zo veel bloed vergoot en had, moede geworden, en had zich in het Kloofter Prum in het Ardenner woud doen Ordenen, dewijl hij na de heerfchende begrippen van zijnen tijd meende, der beledigde Godheid voor al­le zijne misdrijven in een Monniks gewaad te kun­nen bevreedigen. Voor dat hij den throon verliet, waar op fpoedig zijnen dood volgde, maakte hij ee­ne verdeeling onder zijne drie Zoonen. Aan den oudllen Lodewijk genaamd, gaf hij Italien met de Keizerlijke waardigheid; den tweeden, Lotharius, verkreeg de van de Noordzee af aan, tusfchen den Rhijn, de Schelde, Maas, en Moefel, tot aan de vereeniging van de Saone met de Rhone gelegene Landen , die naderhand den naam van Lotharingen bekomen hebben; en den derden, Karei, bekwam Provence benevens de landen tusfchen de Rhone en Saone (4) . Lotharius en Karei voerden bei­

den

(4) R'egino a. 855. ap. Schard. fol. 36. Sttuv. p. aoo. §. 5.

Page 167: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D t) É L - E E U W. 145

den den Koninglijken tijtel. Dog de geheele man­nelijke Nakomelingfchap van Keizer Lotharius ftierf binnen weinig Jaaren uit. De Jongde Zoon Ka~ rel ftierf het eerst zondererven, en zijne Broe­ders deelden zijne Landen. De tweede Lotharius overleed weinig tijds na hem. Hij liet wel eenen zoon Hugo genaamd na; dog wegens het twijffel-achtige van zijne wettige geboorte wierd hij van de Erfopvolging uitgeflooten. De Keizer Lodewijk II zou nu van rechtswege deszelfs Koningrijk hebben moeten erven; dog zijn Vaders Broeder Karei, Koning van Frankrijk, bemagtigde alle de daar toe behoorende Landen; het welk de Keizer, die, ter zelfder tijd met de Saraceenen in het beneden ge­deelte van Italien Oorlog voerde, niet verhinderen kon. Echter wierd Karei, door Lodewijk Koning van Duitschland uitgenodigd om Lottharingen met hem te deelen, en ftond naderhand zijn deel aan Keizer Lodewijk af (5). Karei was tot eene gelijke billijkheid niet te beweegen. Dan de kort daar op gevolgden dood des Keizers veranderde op nieuws den ftaat der zaaken tusfchen de beide Koningen van Duitschland en Frankrijk.

I I I.

De drie voorige Keizers, Karei den Grooten, Lo-

( S ) STRUV. p. 314. 5. 3. HAHN Th. I. S. 2 3 2 , 333.

$• 6.

K

863.

868,

870.

872,

875.

Page 168: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

875.

(6) STRUV. p. 215. $. 4.

146 G E S C H I E D E N I S D E R

Lodewijk deu Vroomcn, en Lotharius hadden der­zelver opvolgers benoemd, en Lodewijk den II. die geene zoonen naliet, had volgens fommige ver-haaien , den oudften zoon van zijnes Vaders Broe­der Lodewijk, Koning van Duitschland, Karlo-mann genaamd, daar toe verklaard. En offchoon zulks ook niet gebeurd waare, zo moest echter de Keizerlijke waardigheid volgens het recht van eerst­geboorte op gemelden Lodewijk vervallen. Dog zijn Broeder Karei Koning van Frankrijk kwam hem voor. Hij ihelüe naar Italien en Rome, en hij bewoog door aanzienlijke gefchenken Paus Jo-hannes VIII. om hem tot Keizer te kroonen. De Grooten van Lombardtjen erkenden hem ook voor hunnen Koning (6). Tot zijn geluk ftierf zijn Broeder, de Koning Lodezvijk van Duitschland, die hem de Keizerlijke waardigheid met de wape­nen in de hand betwist had. Reeds eenige jaa­ren voor zijnen dood, had hij even als zijnen Broe­der , de Keizer Lotharius, eene deeling onder zijne drie zoonen gemaakt, welke zij na zijn 'overlijden dus volbragten, dat de eerfte Karloman, Beyeren, Pannonien, Karinthien, benevens de Slavonifche Koningrijken Bohemen en Moravien i de tweede Lo­dewijk, Oost Frankenland, Thuringen, Saxen, Friesland, benevens een gedeelte van Lottharingen; en de derde Karei, Allemannien en eenige Lottha-ringfche fteden bekwam. De oudite Karloman,

be-

Page 169: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. i4f

begaf zich meteengedugt leger naar Italien, om zijn recht op dit Koningrijk en het Roomfche K e i ­zerrijk te doen gelden. Keizer Karei, die even te vooren zijne Gemaalin Rechilda door den Paus te Pavia had doen kroonen, nam, op de tijding van Karlomans aantogt, aanftonds den terug weg naar Frankrijk, en ftierf op denzelven. Hi j wierd den Kaaien genaamt, dewijl het de gewoonte van den toenmaaligen tijd was, om ook de Koningen en Vorsten volgens derzelver lighaams-of zielsgebree-ken bijnaamen te geeven, zo als zijn zoon Lode-•wijk, den Stamelaar; zijn Neef Karei, den Een-voudigen; zijn Broeders zoon Karei, den Eikken is genaamd geworden. Karloman zond krijgsvolk naar Rome, en liet den wederfpannigen Paus Jo- \ hvnnès den VIII. gevangen neemen. Dog hij ont-fnapte en vlugtte naar Frankrijk, alwaar hij Ko^ ning Lodewijk den Stamelaar tot Keizer kroonde, die echter door eenen vroegtijdigen dood van dee­zen iedelen tijtel wederom beroofd wierd. Hi j £ liet twee zoonen na, Lodewijk en Karloman ge­naamd, die Frankrijk onder zich verdeelden, en na zijnen dood wierd hem nog eenen derden, Ka. rel den Eenvoudiger, gebooren. Karloman, die wel in het bezit van het Keizerrijk dog echter niet ge­kroond was , ftierf ook kort daar na , en had in 8! zijne Erflanden, zijnen Broeder Lodewijk tot opvol­ger, uitgezonderd in het Hertogdom Karinthien, het welk voor zijnen natuurlijken Zoon Arnolfus beftemd was. De Koning Lodewijk verliet ook bin g £

K a nen

79-

!o.

2.

Page 170: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

87Q.

I48 G E S C H I E D E N I S D E R

nen weinig *tijds. zonder mannelijke nakomelingen het toneel des waerelds. Dus bekwam de derde Broeder Karei den Dikken, die reeds naar Karlo-tnans dood in het bezit van het Roomfche Keizer­rijk en van het Koningrijk Italien was, de Heer-chappij over geheel Duitschland (7).

* I V .

De beide West-Frankifche Koningen Lodewijk en Karloman leefden in Broederlijke eensgezind­heid , dog tevens onder den invloed van een weer­barstig noodlot, het welk hunne regeering ongeluk­kig deed zijn. De Noormannen die zich, reeds ten tijde van Karei den Kaaien in een gedeelte van Neu-jlrien genesteld hadden, breidden van daar derzel­ver rooverijen en overheerfchingen door het gehee-le Koningrijk uit. Lodewijk den Jongen Koning van de Oost - Franken , dwong hen het Westelijk ge­deelte van Lottharingen af, het welk zijn Groot­vader Karei den Kaaien inde verdeeling met zij­nen Broeder Lodewijk, na den dood van Koning Lotharius gemaaktbehouden had ; en dus geraak­te nu geheel Lottharingen onder de Opperheer-fchappij der Duitfchers (8) . Op eenen anderen tijd leeden zij een nog grooter verlies door de koe­

ne

(7) RECINO ad a 875 • S77. ap. SCHARD. p. 43. a. b,

STRUV. p. 219, 222, 229, 230, 232.

(8) REGINO ad a 879.1. c. p. 44. b. STRUV. p. 231.

Page 171: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E V W. 149

ne en oproenge onderneeming van den Graaf Bofo. Eene toevallige oorzaak van dezelve was des K e i ­zers Kareis zwakheid, en Bofo"s bekwaamheid om zich die ten nutte te maaken. Karei was op Bofö's fchoone Zuster llecbilde verheft geworden, en met haar in een tweede Huwelijk getreeden. Daar door wierd Bofo zijn zwager en te gelijk zijn gunsteling. Karei ftond insgelijks toe, dat Irmengard dogter van Keizer Lodewijk den II. die door Bofo gefchaakt was, zijne Gemaalin mogt worden. Bij eene ver-maagfchapping zo na in den bloede aan het Keizer-en Koninglijke H u i s , was zijne begeerte om ook eene kroon te draagen zeer natuurlijk, en Karei verklaarde hem tot Koning van Provence. Dog binnen weinig tijds verfchafte hij zich een veel aan­zienlijker Koningrijk, het welk behalven Proven­ce, ook Daupbiné, Lion met deszelfs gebied, en een gedeelte van het Graaffchap Bougondien in zich bevatte. Hij had zich onder de Bisfchoppen eenen aanhang gemaakt. Deeze verkooren hem, op eene gehoudene bijeenkomst te Manta (Mantaille) in het Dauphineefche, tot Koning, en de Aartsbifchop van Lijons, Aureliams kroonde hem in deeze Stad (9). De beide Koningen Lodewijk en Karloman, moes­ten dit gedoogen , dewijl zij zich en hunne Lan« den niet tegens de Noormannen verdedigen kon­

den,

(9 ) REGINO ad a 877, 879. in SCHARDII Germ, rer. Cbronograpb. quatuor fol. 44. a. b. HAHN Tb, I. S. 216 &c.

K 3

Page 172: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

88 3 .

884.

885.

J 5 9 G E S C H I E D E N I S D E R

den, en mogelijk was deeze zwakheid eene der o'orzaaken , waar door aan den opftand van Bofo eenen zo gemaklijken voortgang gegeeven wierd. Het nieuwe Koningrijk verkreeg den naam . van Bourgondien of Provence.

V .

Die twee ongelukkige Koningen overleefden hun treurig noodlot niet lange . Lodewijk eindig­de zijne dagen het eerst, en kort daar aan ftierf ook Karloman, beide zonder nakomelingen. Hun jongsten broeder Karei was een kind van niet meer dan vijf jaaren. Dog de ongelukkige tijdsomftan-digheden, en de nog altoos voortduurende ftroope-rijen en veroveringen der Noormannen vereifchten eenen werkzaamen en krijgshaftigen Vorst aan het roer van ftaat. Dierhalven verkooren de West^ Frankifche Rijksftanden Keizer Karei den Dik­ken tot Koning. Hier door wierd onder hem het gantfche Frankifche R i j k , zo als Karei den Groo­ten her'zelve bezeten had, wederom vereenigt, al­leen het nieuwe Koningrijk Bourgondien , en de Spaanfche Mark, welke de Saraceenen grootendeels wederom veroverd hadden, uitgezonderd. Dog Ka-rel voldeed niet aan de van hem opgevatte verwach­ting. Meerdere begaafdheden en grootere geest­vermogens als waar meede hij bedeeld was, waa­ren tot de Regeering van een zo wijd uitgeftrekt Rijk benoodigd. Het gemis van dezelven maakte

hera,

Page 173: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 151

hem ongelukkig. De Noormannen waaren zo mag-tig, dat zij zich de verovering van het Koningrijk als de hoofdzaak hunner onderneemingen fcheenen voorgeiielt te hebben. Zi j belegerden geduuren­de twee jaaren Parijs; en de uitmuntende dapper-heid van den Graaf O do, van Parijs was alleen in ftaat om de Stad te redden. Keizer Karei rukte wel met eene groote krijgsmagt tot ontzet aau. Dog in plaats van den vijand aantegrijpen, kogt hij voor zeven honderd pond zilver de vreede van hem. Hier door maakte hij zich in Frankrijk en in Duitschland.vencht. Na zijne terug komst van dee­zen fchandelijken veldtogt volgde wel dra hetgroot-fte kwaad dat hem als man en Koning overkomen konde. Luitward Bisfchop van Vercelli, die zijn Kanfelier en vertrouwden Staatsdienaar geweest, dog die, uithoofde van eene befchuldigingvan al te vertrouwelijken omgang met de Keizerin Richar-dis gehouden te hebben, in ongenade vervallen was, zette Arnolfus Hertog van Karinthien, na-tuurlijke zoon van des Keizers broeder Karloman, tot eenen opdand aan, om zich daar door aan zij­nen te vooren zo goedwilligen Heer te wreeken. Hi j kwam met eenig krijgsvolk naar Tribur, a l . waar Keizer Karei zich ophield en eenen Rijks­dag wilde houden. De Duitfche Grooten verlie­ten hem niet alleen , maar verkooren ook Arnol. fus tot Koning, en den Keizer wierden alleen ee­nige geringe inkomsten in Allemannien tot zijn lee-

K 4 vens-

887.

Page 174: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

15$ G E S C H I E D E N I S D E R

888. 12.

Jann.

vens-onderhoud toegeweezen ( i o ) . Dit was het treurige einde der regeering van Karei den Dikken. Zo fpoedig en onbekrompen als het geluk hem zo veele Rijken en kroonen had toegeworpen, waar op hij als de jongde zoon zijnes Vaders in den beginne niet kon hoopen; even zo onverwacht beroofde het hem in een oogenblik van alles, en liet hem verachtelijk en in armoede fterven. Ook was dit fchier de eenigfte gunst die hij van het­zelve ontfing, namelijk dat hij zijne groote weder­waardigheden niet lange overleefde.

V I.

Na de ontthrooming en het overlijden van Ka­rei den Dikken, verviel het Frankifche Rijk we­derom in deszelfs voorige verdeelingen ja zelfs in nog meerdere kleine ftukken, die daar van afge-fcheurd wierden. Rudolph , zoon van Coenraad, die eenigen een Graaf van Parijs , en anderen Hertog van Bourgondien noemen, ftigtte een nieuw Koningrijk, dat uit Savoi/en en het Westelijke ge­deelte van Szuitferland beftond. Hi j noemde zich Koning van Bourgondien, en dit was dus het twee­de nieuwe Koningrijk van die naam ( i i ) . In Duitsch­

land

(10) REGINO ad a 884 , 887. ap. SCHARD. fol. 46,

47. HAIIN. Th. I. f. 268, 260.

(11) Regino ad a 888*. ap. SCHARD. fol. 47. b. HAHN,

fki 1. 5, 388. §. 8,

Page 175: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . I53

land wierd Arnolfus overal als Koning erkend, ge­lijk ook 'vaLottharingen , waar meede hij echter met toeftemming der Rijksftanden zijnen natuurlij­ken zoon Zwentibold' verleidde. Hij verkreeg na­derhand ook gelegenheid om de Heerfchappij zijner voorvaderen in Italien en Rome wederom te her-ftellen. Thans was dezelve in handen van twee magtige Hertogen Eerengar van Frioul en Guido van Spoleto. De eerste had zich tot Koning van Italien doen verkiezen en den anderen zich tot Roomsch Keizer laaten kroonen. Dewijl zij echter oneenig en in Oorlogen gewikkelt wierden, riep Berengarus, die daar in ongelukkig was, als mee­de de Paus Formofus, welke door Keizer Guido gekwelt wierd , den Koning Arnolfus ter hulpe. Intusfchen ftierf Guido, en zijn zoon Lambert die de Vader reeds tot meedebeftierder van het Rijk aangenomen had , voerde den Keizerlijken tijtel. Dog Arnolfus maakte zich in weinig tijds meester van Opper Italien en veroverde naderhand Rome, alwaar hij van den Paus de Keizerlijke Kroon ont-fing. Dog eene zwaare ziekte noodzaakte hem tot den terugtogt naar Duitschland, en Lambert ge­droeg zich toen wederom als Keizer, welke aange-maatigde waardigheid echter met zijnen kort daar op gevolgden dood ophield. De Keizer Arnolfus overleefde hem niet lang, en door zijnen dood ge­raakte Italien in nieuwe en nog grootere verwar­ringen (12). V I I .

CJl?) LUITPRAND Hist. Lib. I. c. 5-^12 in REUBESI

K 5 vts

895.

894.

395.

896.

898. 899.

Page 176: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

9oo.

*54 G E S C H I E D E N I S D E *

V l I.

De Duitfchers oordeelden zich gerechtigt om na Arnolfus dood eenen Koning te verkiezen, op de­zelfde wijze als zij hem verkooren hadden. Dog de oude gewoonte der Franken, volgens welken de opvolging van den zoon na de Vader vastgefleld was, vermogt evenwel zo veel , dat zij Arnolfus zoon, Lodewijk, offchoon hij maar zeven jaaren oud was, en uit dien hoofde het Kind bijgenaamd wierd, op den vaderlijken Throon plaatften. Hat-to, Aartsbisfchap van Maints, en Otto de Groote, Hertog van Saxen, waaren beide zijne voogden, en bekleedden de Regeering, waar van de meeste jaaren, wanneer men de op den dood van den K o ­ning Zwentibold gevolgde wedervereeniging van Lottharingen met het Duitfche Rijk uitzonderd, door zeer rampfpoedige en ongelukkige gebeurte­nisfen gekentekent zijn. Even gelijk tot nu toe Frankrijk en Lottharingen door de invallen, roo» verijen, en wreedheden der Noormannen verwoest waaren, zo bekwam Duitschland, aan eenen ande* ren kant, diergelijke en nog fchrikkelijker vijanden aan de Hongaar en , die in de oude Jaarboeken dik­wijls Hunnen genaamt worden; dewijl men in voo-rige tijden gewoon was, alles wat woest, gevreesd en wreedaartig onder het menschdom was, of zulk

een

veter. Scriptor p. 94. fqq, L E BRET. Gefcb. von Italien Tb. I. S. 342. ff.

Page 177: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L . E E U W . I55

een voorkomen had, met die naam te bestempelen. Zij overheerden, door telkens herhaalde invallen, Beijeren, Swahen, Saxen en Thuringen, en ftroop-ten tot aan de West-Frankifche en Lottharingfchc Grenzen. De Duitfchers wierden ten laatften tot eene jaarlijkfcbe fchatting genoodzaakt. In zulke treurige tijdsomftandigheden, die door inwendige onluftennog rampfpoediger wierden, ftierf Koning Lodewijk in den ouderdom van agttien jaaren (13), en met hem eindigde de Duitfche tak van de Ka-rolingifche ftam, en dus bleef nog alieen de West-Frankifche in den perzoon van Karei den Eenvou-digen over, die zich echter in groot gevaar bevond om de Kroon te verliezen, en die dezelve ten laat­ften ook werkelijk verloor.

V I I I ,

Na de afzetting van Karei den Dikken, wierd den dapperen verdediger van Parijs, Graaf O do, den Throon waardig gekeurd en tot Koning ver­kooren. Eenige jaaren daar na verbond zich wel ee­ne magtige partij voor Karei den Eenvoudigen, die na het overlijden van zijnen Broeder Karloman we­gens zijne jongheid voorbij gegaan was, en die zij n u , dewijl hij veertien jaaren bereikt had, op den throon wilde verheffen. Dog wanneer het deswe­

gens

(13) REGINO ad a 900, S0 / -911 . ap. SCHARD fo!. SU <?, 53. b. HAHK , Th, I. S. 291. ff»

907-9IQ.

911,

Page 178: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

8Q?.

898.

9 ia.

156 G E S C H I E D E N I S D E R

gens tusfchen hem, en Koning Odo tot een oorlog kwam, eindigde deeze den twist dooreen vergelijk, en den afftand van een ftuk Lands. Dewijl hij ech­ter kort daar aan ftierf, zo wierd Karei in geheel Frankrijk als Koning erkent (14).

I X.

Dus geraakte deeze Vorst eindelijk in het bezit van den throon zijner Voorvaderen, dog hij fchijnt tot een geduurig ongelukkig noodlot beftemd te zijn geweest. Frankrijk wierd nog telkens door de Noormannen, die zich reeds ten tijde van Karei den Kaaien in een gedeelte van Neustrien genes­teld hadden, geplunderd en verwoest. Men zag geen kans om hun te wederftaan, en Karei den Een­voudigen moest, ingevolge het verlangen van zijne eige onderdaanen, met hen, het koste wat het wi l ­de , vreede maaken. Dit gefchiedde in eene bijeen­komst des Konings met hunnen Veldheer Rollo te Si. Clair aan dsEpte, op voorwaarden die voor Frankrijk zeer nadeelig waaren: Karei ftond niet alleen een groot gedeelte van Neuftrien af , het welk naderhand den naam van Normandien be­kwam, maar gaf ook zijne Dogter Gifela aan Rollo ter vrouwe. Deezen daar en tegen ontfing den doop, waar bij hij den naam van Robert verkreeg na zij*

nen

( 1 4 ) AïwiN Lib. V . c. 41. ap. FREHER P . I I . p. 507

Z . MEÜSELS Cefcb. ven Frankr. Tb. 1. S. 364 , 172.

Page 179: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - B E Ü W . I57

ren Peetoom den Hertog Robert, Broeder van den voorigen Koning Odo , en uit hoofde van het afgeftaane land wierd hij een Leenman des Ko-nings met den Hertogelijken tijtel. Te gelijk be­hield hij echter de Leenheerfchappij over Bretag-ne. De Noormannen volgden het voorbeeld van hun Opperhoofd, en wierden ook Christenen Om­waar uit Frankrijk ten minften dit voorrecht trok, dat hunne Rooverijen en Overheerfchingen allengs-kens ophielden. Omtrent ter deezer tijd was de Koning van Duitschland, Lodewijk het Kind, de laatfte van den Duitfchcn Karolingifche ftam ge-ftorven. Koning Karei had, als de naaste bloed­verwant, eene fchijnbaare aanfpraak op de Erfop­volging, maar geen vermogen om die te doen gel­den. Echter verkreeg hij Lottharingen, dewijl hem de toenmaalige ftanden als derzelver Opperheer er­kenden , behalven den El/as en Utrecht dis aan het Duitfche Rijk getrouw bleeven. En dit was de eenige gelukkige omftandigheid die hij in zijne Re-geeiing beleefde. Weinig jaaren daar na maakten eenige uit naiever over het gezag, en de geftreng-heid van den Koninglijken Staatsdienaar Hagano onvergenoegt gewordene Rijks Grooten eene ver­bintenis. Het Hoofd van dezelve was den Hertog Robert, Broeder van den voorigen Koning, en de uitzichten van de zaamverbondenen niets minder dan

de

Ci 5 ) T H O M . WALSINHAM Hypodigm. Neu(lriae,in C A M -

DENI Anglic. p, 417. MEÜSEL 72». W p. 375. &e.

918.

Page 180: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

922.

923-929.

I58 G E S C H I E D E N I S D E R

de verkiezing van eenen nieuwen Koning, welke ook in den perfoon van Robert volgde. Dog Karei, die eenig krijgsvolk bij den anderen gebragt had, overviel hem bij Soisfons. Deezen Veldflag was voor beide ongelukkig. Robert verloor daar in het leeven, en Karei moest van het flagveld wijken. De misnoegden verkoozen hier op Rudolph, Her­tog van Bourgondien, Roberts fchoonzoon tot K o ­ning. De van elk en een iegelijk verlaatene Ka-rel nam zijn toevlugt tot den Graaf Herbert van Vermandois, die hem op bijftand deed hoopen. Dog deezen, dewijl hij den perfoon des ongelukkï» gen Konings in zijne magt had, wierd, om zekere hem door Rudolph toegezegde of gehoopte deeiing een verraader van zijnen Heer, en hield hem in de gevangenis, waar in hij ook te Peronne geltorven is. Zijne Gemaalinne de Koningin Eadgine of Ogi-ne zo als zij gewoonlijk genaamd wierd, had intus-fchen met haaren zoon Lodewijk de vlugt naar Engeland bij haaren Broeder Koning Atheïstan ge­nomen (16). Rudolph bleef dus in het bezit van den throon.

X.

Engeland-, welks zeven Koningrijken de Koning Egbert onder zijne Heerfchappij vereenigt had,

wierd

( 1 6 ) AIMOIN Lib. V. C.QZ, ap, FREHER P, II. p. 500.

M E U Ï ^ L Tb. I. S. 378. &c.

Page 181: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L * E E U W . I £ g

wierd op dezelfde wijze als Frankrijk, door de invallen en Rooverijen der Noormannen of Deenen, zo als zij door de Engel/chen genaamt wierden, ver­ontrust. Zij nestelden zich op daar toe gefchiktc plaatfen, doorliepen het geheele land, terwijl nieu­we en talrijke benden van deeze Roovers, die on­ophoudelijk op elkander volgden, alles met fchrik, jammer en ellende vervulden. Men kon dezelven in Engeland even zo.weinig als in Frankrijk we* derdaan; en de Anglo- Saxen, een te vooren zo krijgszugtig en kloekmoedig volk, fcheenenin Brit-tannien ontaart te zijn. Zij waaren neerilagtig ja ge­heel moedeloos geworden, en hadden bijna alle ge-dagten tot tegenweer en verdediging laaten vaaren. Eindelijk deed zich een groot man op, die middel vond om zijn , door zulke woeste vijanden ter neergeflaagen, volk en Vaderland weder optewakke-ren en te bevrijden. Dit was de Koning Alfred, een Neef van Koning Egbert, en de jongde zoon van Koning Ethelwolf. Ui t dien hoofde gingen zijne drie oudde Broeders , Ethelbald, Ethelbert en Ethered, voor hem, eer de Throonsopvolging, of liever eer het recht tot een Koningrijk aan hem kwam, dat hij eerst van de Deenen veroveren moest. In deeze moeijelijke onderneeming bejegende hem * fomwijlen rampfpoedige gebeurtenisfen, waar door hij eens in de uiterde nood geraakte. Alle de zij . nen verlieten hem , en hij zelf was genoodzaakt, zich een tijd lang in de ellendige hut van een her­der te moeten verbergen. Echter bleef hij onwrik­

baar

!ra.

Page 182: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

000.

IÖ0 G E S C H I E D E N I S D E R

baar bij zijn befluit om zijn Vaderland te redden, en te wreeken , zelfs met gevaar van zijn eigen leeven. Na dat hij eenige manfchappen, die het zelfde lot met hem in een zo edelaartig ontwerp waagen wilden, bij een verzameld had, overviel hij de Deenen in derzelver legerplaats , welk3 ligging hij zelf (als een harpfpeeler vermomd) be-fpiedhad, en behaalde eene volkomene overwin­ning. Door deeze en andere onverfchrokken en dappere onderneemingen wierd hij eindelijk Heer van zijn Koningrijk, en verdreef de Deenen of maakte dezelven tot zijne onderdaanen. Hi j beoor­loogde hen ook ter zee, en verhinderde daardoor nieuwe landingen die zij onderneemen wilden (17). Hi j heeft in de gefchiedenis den toenaam van den Grooten verworven , en zou denzelven door nog grootere daaden verdiend hebben, wanneer niet eene te vroege dood in zijnen bloeijenden Ouder­dom van niet meer als een en vijftig jaaren, zijne dagen geëindigd hadde. Waarlijk een groot ver­lies voor Engeland, dat naderhand nog veel meer van de Deenen geleeden heeft.

X I.

Na het overlijden van Lodewijk het Kind, kwam de

(17) ASSER MENEV. in i>ita Alfredi, in CAMDENI. An-

glic. Hibernic. p. 2, 9- Ï4i> H u M E S Hist' o f E n g 1 , Vo'" % P. 54- & C -

Page 183: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

u i D Ö E L - È i t t , jgi de van het Karolingifche geflagt nog overgebleevene WestFrahkifche Koning Karei den Eenvoudigen in Duitschland in het geheel niet in aanmerking* Eenige Hoofden der Duitfche volken mogen mis-fchien eene rterke begeerte gehad hebben, om zich van het Rijk aftefcheuren, gelijk als niet lang te vooren de Stigters der twee Botirgondifche Ko­ningrijken gedaan hadden. Dan de vrees voor de Hongaaren, de naiever der magtigfte Vorsten tegens elkander, en de ieverige aandrang der hoo-ge Geestelijkheid, die derzelver verkreegene uit» fteekende voorrechten en aanzien, beter onder de Regeering van eenen Koning, als onder veelen zich onderling benijdende Vorsten, meenden te kun­nen bewaaren,-bewerkte eindelijk het befluitom ee­nen Koning te verkiezen; en de Hertog van Saxen, Otto de Groote zou daartoe verkooren zijn gewor­den. Dan hij weigerde die Eer, en'op zijne aan- ! beveeling viel de keus op Coenraad Graaf van Fran­kenland. Zijne edele begaaftheden en deugden, maakten hem de kroon waardig, dog veele weder­waardigheden zijne Regeering ongelukkig. Hij zogt Lottharingen, het welk na den dood van Koning Lodewijk, zich aan den Koning van Frankrijk on­derworpen'had, onder de Duitfche Heerfchappij terug te brengen; dog hij voerde in twee der- < waarts gedaane Veldtogten niets uit. De Hongaa. ren gingen voort om Duitschland allerwegen te Vuur < en te zwaard te verwoesten, en dit meest al onge- c ftraft. Het was moeijelijk deeze Barhaaren tegen­

in flaHd

113,

17.

Page 184: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

9 i &\ 919.

9 2 3

IÓ2 G E S C H I E D E N I S D E R

ftand te bieden, dewijl 'sKonings voorzorge door inwendige Oorlogen verdeeld wierden, die hij ter bewaaring van zijn Koninglijk gezag, tegens de zich daar tegens verzettende Hertogen Arnolfus van Beijeren en Hendrik van Saxen voeren moest. Ook hier in was hem het geluk niet gunstig. Koen-raad ftierf dus zonder het bedrijven van fchitteren-de krijgsdaaden. Hij gedroeg zich met eene edele grootmoedigheid tegens zijnen geweezenen vijand Hendrik, dewijl hij hem, voor zijnen dood, met voorbijgang van zijn eigen Broeder Eberhard Her­tog van Frankenland, de regeerende Vorften tot zijnen Opvolger aanbeval (18). Ingevolge deezen voorflag wierd Hendrik verkooren, en zijne Re­geering was voor hem roemrijk, en voor Duitsch­land gelukkig. Hij bediende zich van de toenmaa-lige inwendige Onlusten in Frankrijk, alwaar zich tegens Karei den Eenvoudigen twee meede-Konin­gen opgeworpen hadden, namelijk eerst Robert en naderhand Rudolph, en vond daar in gelegenheid, om het Koningrijk Lottharingen, dat na het over­lijden van Lodewijk het /^Wonderde Wesi-Fran­kifche Heerfchappij gekomen was, wederom met

. het Duitfche Rijk te vereenigen (19). Het wierd naderhand door eenen Hertog geregeert. Tegens

de

(1?.) REGINO ad. a. 911-919 . ap. SCHARD. fol. 5 ? >

H A H N Tb. II. S. 2.f.

(19) SIGEBERT. GEMVLAC. ad a. 913. apud SCHARD. /» / .

115. b. STRUV, p. 261. § 6.

Page 185: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D Ê L - È E U W. lé*3

de Hsngaaren, die het grootfte gedeelte van Duitseh-land op nieuws afliepen en verwoestten, wilde het hem in den beginne niet wel flaagen: dog ten allen gelukken bekwamen de zijnen één van hunne Vor-ften gevangen, voor welken zij een groot losgeld aanboden. De Koning gaf hem de vrijheid zon­der geld , en bedong daar voor eene negenjaarige fchattingvrije ftilftandj het welk een groot voor­deel was, dewijl hij daar door tijd bekwam om be­tere fchikkingen tot verdediging, voor het toeko­mende te maaken. Op eenen anderen kant deeden de Noormannen of Deenen landingen in Friesland. ! Hendrik bediende zich tegens hen van een middel, dat tot hier toe nog niet gebruikt was. Hi j beoor­loogde ze in hun eigen land, en zette daar door de grenzen van Duitschland over de Eider m.Schlees-•wijk u i t , alwaar hij eene Saxifche volkplanting ftigtte, en een Markgraaf plaatfte (20). Behalven deeze en andere Oorlogen met de Wendifche en Slavonifche Volkeren ging de zorg des Konings voornaamlijk over die, welke hij met de Hon-gaaren, na het eindigen van den Wapenftilftand vooruitzag. Hunne bijzondere kunst van veg-

' ten had hen tot hier toe de Duitfchers in magt doen overtreffen. Van nabij lieten zij zich in geen gevegt in ,• dog van verre wisten zij bogen en pijlen zeer handig te gebruiken. Somwijlen ren­

den

(2°) Cbronograpb. SAXO ad a 931. h, LEIBNITÜ Aceesf. Hist. Tom. L p. 153. STRUV. p. 268. § 13.

L a

924*

Page 186: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

933

Ï Ö 4 G E S C H I E D E N I S D E R

den zij met hunne ligte paarden onverhoeds op den vijand aan; vervolgens weeken zij te rug, en veins­den te vlugten. Dadelijk wendden zij zich weder­o m , en deeden eenen nieuwen aanval. Dit was den Duitfchers even zo ongewoon als moeijelijk. Zi j droegen zwaareharnasfen, hadden zwaare paar­den, lansfen en degens, die alleen van nabij, en niet tegens zulke zwervende vijanden te gebruiken waaren ( 2 i > De Koning liet daarom zijne Ruite­rij , op welke het voornaamelijk aankwam, de­wijl de Hongaar en alle te paard vogten, door re-gelmaatige en gefchikte krijgsoeffeningen africh-ten; en om het platte land tegens hunne ftroope-rijen te beter te beveiligen, deed hij Steden bou­wen, en die met muuren omgeeven, dewijl 'er ter dier tijd in het noordelijke Duitschland weinig Steden gevonden wierden. De nuttigheid van dee­ze voorzorgen bleek, wanneer de Hongaaren, na den geeindigden ftilftand van Wapenen, met twee magtige legers in Saxen en Westphaalen indron­gen. Beide de Legers ondergingen zulk eene ne­derlaag, dat Duitschland eenige jaaren van derzel­ver invallen bevrijd bleef (22). N a a l I e d e e z e

voorfpoedig geëindigde Oorlogen was Hendrik op eenen togt naar Italien en Rome bedagt, ten einde de daar zijnde Koninglijke en Keizerlijke kroon met

de

(ai) REGINO ad a. 889. ap. SCHARD. fol. 48. b.

( 2 2 ) WITICHINDI Annai. Lib. I. in MEIBOMII rer. Gerna. Tom. I. p. 638. fqq. STRUV. p. 269- §

Page 187: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

l i I D D E E - E E U W. I65

de Duitfche op zijn hoofd te vereenigen. Dog dit voorneemen wierd door zijnen kort daar op gevolg­den dood veriedeld (23) , en bleef aan zijnen Zoon Otto voorbehouden,

X I L

Geduurende de Regeering van de Koningen Lo­dewijk en Coenraaü, was Italien-, waar aan zij zich niet hadden kunnen laaten gelegen liggen, aan des­zelfs noodlot overgelaaten geworden. Na den dood van Lambert en Arnolfus, die beide den Keizer­lijken tijtel gevoerd hadden, was Berenger als Ko­ning van Italien erkent, dan ook maar zo lange het geluk hem diende. Dog door eenen verloo­ren veldflag tegens de Hongaaren die omtrent dee­zen tijd aldaar ingevallen waaren, waar door het geheele landvoor dezelver overheerfchingopen ftond, verloor hij al zijn gezag, en de Italiaanfche Bis­fchoppen en Grooten verklaarden Lodewijk Koning van Provence of Bourgondien, die zijnen Vader Bo­fo in dit Koningrijk opgevolgt was, tot hunnen K o ­ning. Dij kwam derwaarts, en wierd door Paus Benedi&us den I V . ook tot Keizer gekroont, ech­ter was hij fpoedig genoodzaakt om bij eededaar van aftezien en naar Bourgondien te rug te kee-ren , vermits de magtigften van zijnen aanhang zij-ue zijde verlieten. Berengar geraakte nu op nieuw

in

(33) WmcHJND. L c. p. 641. STRUV. p. 371. S

936.

900. 901.

902.

Page 188: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

995-

l66 G E S C H I E D E N I S D E R

in het bezit van het Koningrijk Italien. Keizer Lodewijk, die zijn verlooren gezag zo gemaklijk niet wilde laaten vaaren, kwam nogthans wederom naar Italien, dog tot zijn ongeluk. Berengar over­viel hem in Verona, deed hem de oogen uhftee» ken, en zond hem blind te rug naar Bourgondien. Hij noemde zich zedert wel Keizer: dog in Rome was hij in het geheel niet in achting. Hier was ter deezer tijd, door den wonderlijkften loop van zaaken, de Heerfchappij; of ten minften een groot gezag in handen van twee Romeinfche Vrouwen, Theodora de Moeder, en Marozia de Dogter ge-; raakt, die beide door derzelver ontugtig en erger­lijk leeven, in de gefchiedenis genoeg berucht zijn. Dog even dit gedrag was het middel, waar door zij alles wat zij goedvonden konden doordrijven. Paus-fen wierden door haar aangefteld en uit haar ge-booren. De eerfte bragt haaren minnaar, en de andere haaren bij eenen Paus verwekten Zoon op den pausfelijken zetel (24!). Berengar hield zich intusfchen in de Koninglijke waardigheid ftaande, en de verdrukkingen welke het Romeinfche gebied, 33 Rome zelfs, van de Saraceenen moeften uitftaan, die zich in het benedenfte gedeelte van Italien vast-genefteld hadden, gaf aanleiding, dat hem de Paus

(24) LUITPRAND. Lib. II. c. i a , IC, 13, ïn REUBERI

veter Scriptor, p. 108-111. L E BRET, Gefcb. von Ito-'den Th. ]. S. 356. ff. Men zie ook VALENT. ERNST

LACHERS fiist, d?r siittl. Zeiten S. fyj.

Page 189: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E Ü W . I67

Johannes den X , de Keizerlijke kroon opzette, ten einde daar door de Stad befcherming te ver­kenen. Dog na verloop van weinig jaaren verloor hij zo wel deeze als de Italiaanfche kroon. De Grooten in Italien, bij welken het thans tot eene gewoonte fcheen geworden te zi jn, om twee Konin­gen te hebben, en geen van dezelven te gehoorzaa-nien, flooten een verbintenis tegens hem met Ru-dolph den II Koning van Bourgondien (het twee­de Koningrijk van dien naam) welken zij naai' Ita­lien riepen en tot Koning verkooren. Berengar wierd, na eenen verlooren veldflag tegens Rudolph, in eene nieuwe zamenzweering vermoord (25) . En zedert hem , heeft in bijna vertig jaaren, nie­mand den Keizerlijken tijtel gevoerd. Rudolpb bleef toen wel in bezit van het Koningrijk Ita­lien: dog het duurde niet lang of de Italiaanen Honden volgens gewoonte tegens hem op, en ver­klaarden den Giaaf Eugo van Arles, die de voog­dij over den minderjaarigen Karei Conftantinus, zoon van den blinden Keizer en Koning Lodewijk bekleedde, tot hunnen Koning. Om die nieuwe waardigheid in zijn huis te bevestigen, nam hij zij­nen Zoon Lotharius tot meede regeerder aan, die ook , met goedkeuring der Grooten, gekroond wierd. Hugo verkreeg door zijn Huwelijk met de beruchte Marozia ook deel aan haar gezag in Rome;

dog

(55) LUITPRAND. Lib. II. c. 12, 16, 18. apud REU-

BER. p. 110, 113, 114. L E BRET Th. I. S. 364. ff.

L 4

916.

922. 924.

926.

93 r.

Page 190: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

934-

ï6Q G E S C H I E D E N I S D E R

dog dit verloor hij in een oproer, en niet lang daar na veroorzaakte zijne onrechtvaardige en dwinge-landfche regeering eenen anderen opftand, waar in hij gevaar l iep, ook het Koningrijk Italien te ver­liezen. Zijn arglistig en te gelijk gewelddaadig ge­drag had hem veele en aanzienlijke vijanden ver­wekt, die den geweezenen Koning Rudolph aan-zogten om wederom naar Italien te komen. Om dit voortekomen,-, ftond Hugo hem het grootfte ge-deelte van het Koningrijk Provence af, offchoon het hem niet toebehoorde. Rudolph zag daar en te­gen van zijne rechten op Italien af, en verloofde zijne Dogter Edelheid, met den jongen Koning Lotharius, zoon van Hugo ( 2 Ö > Door dit ver? gelijk wierden dus beide de Bourgondifche Ko­ningrijken vereenigt. En dit was het voornaamfte gevolg van dezen twist over het Italiaanfche Koning? rijk.

X I I I .

In Spanjen was in de Pijreneefche Gebergtens, in het door de Vasconiers bewoonde land, (zijnde dit één in de oude Franfche en Spaanfche Gefchiq-denisfen beroemd vo lk) , een nieuw koningrijk ont-ftaan, het welke eerst van Pampelona, en nader­hand van Navarre deszelfs naam ontleent heeft.

De

(*S) LUITBRAND. Lib. III. e. 3» 4 » I3« 1. C P» Il8 s

Lï BRET. Th, I, $.. 3<5°« \ • -

Page 191: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 169

De Fasconïers waaren, even als het overige Span-jen, onder de Moorfche , en naderhand door de wapenen van Karei den Grooten onder de Franki­fche Heerfchappij gekomen; vervolgens was dat Land bij het Koningrijk Aquitanien gevoegd, het welk onder deezen tijtel eerst door Lodewijk den Vrcomen, en daar na door zijnen tweeden zoon Pt' pü-i geregeerd was geworden, en eindlijk was het door de gemaakte deeling onder de zoonen van Kei ­zer Lodewijk den Vroomen, aan Karei den Kaaien Koning van Frankrijk te beurt gevallen. Onder zij­ne regeering zijn de Aquitaniers als meede de Vas-coniers dikwijls opgeitaan. De laatften onttrokken zich geheel aan de Frankifche Opperheerfchappij. Deeze gebeurdtenis is zeker, dog de omftandighe-den daar van.'zijn onbekend. Zo veel weet men alleen, dat de Graaf of tlertog Garjias hun Op­perhoofd geweest zij. Zijn Zoon die dezelfde naam voerde wierd in oude oirkonden reeds een Koning genaamd, en heeft zijnen Zoon Fortunius tot op­volger gehad (27). Het gebied van deeze nieuwe Koningen was in den beginnen van eene zeer ge­ringe uitgeftrektheid: dog zij hebben het telkens door veroveringen van de Saraceenen vergroot, en

in

(27) Men zie FERRERAS Bd. II. S. £72 • (f74. en de

Voorrede van den Franfchen Overzetter voor het derde Deel bl. 27. ff. Jo. D A N . SCHOEPFLIN Diatr. de Orig. Fat. fuccesf. Regni Navarrae c. 1. p. 8 , 9.

L 5

831.

853.

857. 880..

Page 192: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

842.

9 H '

170 G E S C H I E D E N I S D E R

in een tijdvak van honderd Jaaren, daar van ee­nen aanmerkelijken ftaat gevormd.

Intusfchen hadden de Oorlogen der Koningen van Asturien tegens de Saraceenen fteeds voortge-duurt: dog de Koning Abderrama maakte met hun van tijd tot tijd vreedensverdraagen , ! dewijl hij met de oproerige moorfche Stadhouders, die even als hij onafhangelijk" zijn wilden, genoeg te ftrijden had. De Afturiers behielden midlerwijl niet alleen hunne veroveringen, maar breidden de­zelven ook geduurig verder uit, wanneer het tot ee­nen nieuwen oorlog kwam. Di t gebeurde inzonder­heid onder de Regeering van Koning Alphonfus den III. of den Grooten , wiens Staaten op het einde van de negende eeuw, uit Asturien , Gallicien, Leon, en een gedeelte van Oud - Castilien en van Portugal beftonden. De eerfte Koningen, van Pe­lagius af, hadden zich Koningen van Aflurien ge­naamd. Ramirus den I, onderfchreef zich Koning vmOvïedo, en Ordonius den II. nam den Koning» lijken tijtel van Leon aan, die naderhand beften-dig gebleeven is.

X I V .

De Duitfche Koning Hendrik had zijnen oudften wettigen Zoon Otto tot zijnen Opvolger benoemd, of liever hem daar toe aanbevoolen; en hij wierd daar na door de gezamentlijke Duitfche volkeren verkooren. De meefte jaaren zijner Regeering heeft

hij

Page 193: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L . E E U W . 171

hij in binnen - en biritenlandfche oorlogen door-gebragt, en door zijn eigen toedoen , bijna de meesten tegens zijne Leenmannen, zijne naaste Bloedverwanten , Zwager , Schoonzoon , Broe­der , ja tegens zijne eigene Kinderen gevoerd. Meenigwerf had hij daar toe , deels door een wi l ­lekeurig gebruik van zijn Koninglijk gezag, deels uit eigenzinnigheid, en deels door openbaare ongerechtigheden aanleiding gegeeven; terwijl een zodanig gedrag noodwendig misnoegen moest ver* wekken. En daar uit ontftonden verbintenisfeii en zamenzweeringen, waar van de gevolgen binnen-landfche Oorlogen waaren. Dog Duo's bijzonder geluk deed die allen tot zijn voordeel, en met de onderdrukking of vernedering Van zijne tegenftan-ders eindigen.

I K v.

Eenen zo oorlogzugtigen Vorst als Otto kon het niet ligt aan oorzaaken en gelegenheden ontbreeken, om deeze neiging bot te vieren. A l in den aanvang zijner Regeering vond hij reeds eenen oorlog tegens den heidenfchen Hertog van Boheemen, Bokslaus, voorbereid, die Koning Hendrik in de Duitfche Af­gezanten beledigd, en naderhand zijn eigen Broe­der Wenzel, welke een Christen was, had laaten vermoorden. De kloekmoedige en in het eerst niet ongelukkige tegenweer van deezen vijand verlengde den krijg tot den jaare 950, — wanneer hy einde­

lijk

936.

Page 194: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

937-93». 944-

954-

955-

948.

1-72 G E S C H I E D E N I S D E R .

lijk genoodzaakt was zich te onderwerpen, en de Duitfche Opperheerfchappij , zo als reeds door zijne Voorvaderen gefchied was, te erkennen. Ter zelfder tijd dat den Boheemfchen oorlog begon, ftroopten de Hongaar en wederom door Duitschland tot in Frankrijk, deeden invallen in Saxen, en verwoestten naderhand Beijeren, Swaben en de Landen aan den Rhijn, offchoon zij, wanneer het tot een Veldflag kwam altoos geflaagen wierden. De laatfte proef namen zij in Swaben, alwaar zij Augsburg belegerden. Dog hier leeden zij onder Konings Otto's eigene aanvoering, eene zodanige nederlaag, dat zij zedert niet wederom gekomen zijn (28).

X V I .

Midlerwijl zag Otto zich genoodzaakt, zijne wa­penen ook, wederom tegens de Deenen te wenden. Zij hadden de, door Koning Hendrik zijnen Vader te Schleeswijk aangelegde, Saxifche Volkplanting ver-dreeven, de Markgraaf met de bezetting verflaagen, en de Afgezanten van Otto vermoord. Hij drong met eene groote krijgsmagt in Jutland in. Dog op den terugtogt kwam hem Koning Harald tegen trekken, en leeverde hem bij Schleeswijk flag, waar in de Deenen verflaagen wierden. Hierop volgde

de

C28) Men zie deswegens STRUV. p 583, 384. § 15, 16,

Page 195: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 173

de vreede, van welkers voorwaarde men 'niets an­ders geboekt vind, dan dat Harald „ zich aan „ Koning Otto onderwierp, het Koningrijk van , , hem ter leen zou ontfangen , en beloofde den „ Christelijken Godsdienst te zullen aannee» „ men (29)."

X V I I .

Dog de merkwaardigfte en de gewichtigfte van al­le de door Otto gevoerde Oorlogen was den Italiaan-fchen, dewijl denzelven belangrijke en duurzaame ge-

vol-

(29) ADAM. BREMENS. Hist. Eccles. Lib. II . c. 2. in

LINDENBROG. Scriptor, rer. Septentr. p. 16. Het eigenlijk jaar van deezenkrijgstogt is onzeker. ADAM VAN BREEMEN, de oudfte gefchied -fchrijver die iets daar van vermeld, en wien de andere oude Chronijk-Schrijvers uitgeCchreeven hebben, heeft geen jaartal. De Cbronographus Saxo in LEIBNITII actesponib. bistor. Tom. I. p. 161. fpreekt van deezen oorlog onder het Jaar 952, ALBERT. StADENS. in SCHILTERI Scriptor, rer. Germ. p. 215. op het jaar 948, In dit Jaar word denzelven ook door de meeste nieuwere Gefchiedfchtijvers geplaatst, dog door anderen veel Iaa-ter in het jaar 972. Dan dit fchijnt ook twijfelachtig, dewijl Keizer Otto eerst in den Jaare 972 in de maand Augustus, zo als eenige aanmerken, uit Italien terug ge­komen, en het geenzints waarfchijnlijk i s , dat hij aan het einde van den Zomer deezen togt zal ondernomen heb­ben.

Page 196: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

950-

174 G E S C H I E D E N I S D E R .

volgen gehad heeft. Hugo van Arhs en zijnen tot meederegeerder aangenomen Zoon Lotharius was in het bezit van het Koningrijk Italien. Dan Berengar, Markgraaf van lvrea, kleinzoon van Moeders zijde van den voormaaligen Keizer Berengar, maakte zich van het Koninglijk gezag meester, en Hugo trok naar Provence te rug. Zijn Zoon Lotharius, die hij in Italien agter liet, was op de naam na Ko­ning. Hij ftierf, zo men meent, aan vergift, het welk Berengar hem had doen toedienen. Berengar meende, zijne weduwe Adelheid, eene Vrouw van uitfteekende fchoonheid en andere voortreflijke hoe­danigheden , met zijnen zoon Adelbert te doen huu-wen, ten einde daar door, de aan haaren Schoonva­der en Gemaal toegedaane partij op zijne zijde te trekken, en zijn recht opdat Koningrijk des temeer te bevestigen. Dog zij verwierp den voorflag, uit natuurlijken haat tegens Vader en Zoon, die haa­ien Schoonvader en Gemaal van het Rijk, en het leeven beroofd hadden, en Berengar deed haar, om haar tot. het Huwelijk te dwingen, in het flot Garda opfluiten. Door de behendigheid van haa­ren Kapellaan Martin ontkwam zij doordevlugt naar Canosfa, een Kafteel van den Graaf Otto of Azzo. Hier wierdzij door Berengar belegerd. Zij deed daar en tegen Koning Oito om bijftand aanzoeken, en hem te kennen geeven, dat hij benevens haar perfoon, ook het Koningrijk Italien verkrijgen kon; waar o mtrent hij echter nog uithoofde van haaren gemaal, nog van haaren vader Rudolph haar recht wilde erkennen.

Ot-

Page 197: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D I L * E E Ü W . 175

Otto achtte zich buiten dien als een opvolger van Ka-rel den Dikken en van Arnolfus daar toe gerechtigt. Dewijl hij door den dood van zijne eerfte Gemaalin Edgida, reeds zedert eenige jaaren weduwenaar was, zo begaf hij zich in aller ijl naar Italien, ver­loste de Koningin, trouwde met haar te Padua, en wierd, dewijl Berengar intusfchen de vlugt geno-

/ men had, door de Italiaanen als Koning erkent. Hi j was ookvoorneemens de Keizerlijke waardigheid uit Rome te haaien: dog ditmaal was men daar op zijne komst niet gefield. Wanneer hij naar Duitsch­land te rug keerde liet hij zijnen fchoonzoon Coen-raad Hertog van Lottharingen, met de regeering van Italien belast. Deeze haalde Berengar over, om zich aan Koning Otto te onderwerpen, het geen hij ook te Augsburg in eene aanzienelijke bijeenkomst deed, en hem voor zijnen Leenheer erkende. Hi j bleef dus Koning van Italien dog onder Duitfche Opper-heerfchappij (30). Wanneer hij echter omtrent de Bisfchoppen en andere Grooten, die hemtevooren tegen geweest waren, eeneftrenge wraake uitoeffen-de, zond Otto, op derzelver klagten, zijn zoon Lu- 1 dolf met eenige Krijgsbenden naar Italien, die aan

i deeze tirannij een einde maakte, en Berengar ver­jaagde. Dog deezen en zijn zoon Adelbert gingen,

I na Ludolfs kort daar op gevolgden dood, met even zo

veel

(30) LUITPRAND. Lib. IV. Cap. 1, 4 , 6. Lib. V. c

14. Lib. VI, c. i.ap. R E U B E R , p. 128, 129, 131 , 149,'

150. STBUV. p. 288. §. 20.

95r.

952.

>5<S.

Page 198: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

957-

960.

o ö r .

963. 2.

Febr.

963.

954.

965.

175 G E S C H I E D E N I S D E R

veel wreedheid als te voor en te werk. Opdefmeé- 1

kingen van den Aarts - Bisfchop van Milaan en ande­ren , ja zelfs van den Paus Johannes den XII . kwam Otto ten andermaal naar Italien. Alles onderwierp zich aan hem, en Berengar borg zich in eene vesting. Otto wierd door den Aarts Bisfchop IValbertte Mi­laan tot Koning gekroond. Hij ging daar op naar Rome, en ontving ook de Keizerlijke kroon van den Paus, die benevens alle de Grooten van de ftad plechtig beloofde, nimmermeer Berengars of Adel* berts partij te zullen kiezen. Dan naauwlijks had hij Rome verlaaten, of de Paus riep Adelbert^ die tot hier toe een vlugteling bij de Saraceenen geweest was, te rug en nam zijne zijde. Deeze ontrouw nood­zaakte den Keizer, die intusfchen Berengar in de vesting St Leo belegerd hie ld , tot den terugtogt naar Rome. De Paus en Adelbcrt hadden de vlugt genomen. En dewijl den eersten weegens veele on­gerechtigheden en euveldaaden docr verfcheiden Geeftelijken aangeklaagt wierd, zo beriep de Keizer eene Kerkvergadering, welke hem afzette en eenen nieuwen Paus, Leo VIII . verkoor. Nogthans na­men de Romeinen, na het vertrek van den Keizer niet alleen Johannes XII wederom aan, maar ver­hieven ook, dewijl deezen op overfpel betrapt en vermoord was, Benediüus V op den Pausfelijken ftoel, voor wien Leo VIII de vlugt moest neemen. Otto kwam vertoornt te rug, overmeesterde de ftad, die hem de poorten niet wilde openen, met geweld , herftelde den verdreevenen Leo V I I I , zond Bene-

dic-

Page 199: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M 1 b 6 É t - Ë Ë ü W. 177

êiüus V naar Hamburg, twBerêtgetr, diezichin-tiisfchen overgegeèven had, naar hamberg in bal-lingfchap, in welke Steden zij ook beide hun leeven moesten eindigen. Als toen meende de Keizer alles in de bei te order gebragt te hebben, en reisde naar Duitschland terug. Dog eenen nieuwen opftand der Romeinen bewoog hem, Italien ten derden maale te bezoeken. Zij hadden den, met zijne goedkeuring, na

. het overlijden van Léo VIII. verkooren Paus Johan­nes XIII uit de ftad gejaagd, en gevangen laaten zetten. Dewijl zij zich aan zulke groote en meenigvuldige misdrijven tegens den Keizer hadden fchuldig ge­maakt, welke hij zelfs niet ftrengelijk geftrafthad, zo volgde ook nu op de tot hier to$ betoonde lang-moedigheid eene des te grootere geftrengheid. Hij liet dertien der voornaamfte aanftookers deezer op­roeren ophangen, en anderen in ballingfchap ver­wijzen, of op een andere wijze ftraffen. Otto bleef nog eenige jaaren in Italien, waar toe, onder an­deren, de verfchillen met het Hof van Conflantino-

polen aanleiding gaaven; hetwelk hem niet alleen den Keizerlijken tijtel weigerde, maar ook andere beledigingen aangedaan had. Uit dien hoofde be- < oorloogde hij de Grieken in het aan hun nog toebs-hoorende Apulien en Calabrien. Deezen twist wierd echter gelukkig door een Huwelijk geeindigt, dat tusfchen des Keizers zoon Otto, die hij reeds tot Meederegeerder aangenomen en door den Paus had laaten kroonen, en de Griekfche Princes Theopha- S nia, dogter van den Keizer Romanus geflooten* en

M te

966.

168.

7t.

Page 200: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

972.

973-

I78 G E S C H I E D E N I S D E R .

te Rome met groot? pracht voltrokken wierd C3 1)* Dit Huwelijk was door Otto met zeer veel iever be. vorderd, dewijl h i j , volgens zijne verhevene denk­beelden van de Keizerlijke waardigheid het zeer wel­voeglijk oordeelde, dat de zoon van een Keizer ook eens Keizers dogter ten Gemalin nam. N a dat de Huwelijksfeesten geeindigt waaren, begaf hij zich eindelijk na eene zesjaarige afwezendheid, wederom naar Duitschland, alwaar hij binnen wei­nig tijds zijnen loopbaan eindigde, zonder daar i n , dank zijn bijzónder geluk, voor zijnen dood, eene afwisfeling van voorfpoed ondervonden te hebben.

X V I I I .

Otto had de Keizerlijke waardigheid, die zedert den dood van den Keizer Berengar negen en der­tig jaaren onvervuld was gebleeven, niet alleen we­derom opgericht, maar ook even als het Koning­rijk Italien, telkens met Duitschland verb mden, zo dat een door de Duitfchers verkozene Koning insgelijks Roomsch Keizer wierd (32). Hij had ge­noegzaam uit het gedrag der Pausfen en de menigvul­dige oproeren van de Romeinen kunnen zien, hoe

haa-

( 3 1 ) Vid. STRUV. p. 289. & feqq. §. 2 1 - 2 3 , 2 < J » 2 7 A

( 3 2 ) GUNTHER. in Ligur. Lib. I. v. 253. Quemcunque fibi Germania Regem

Prac-lïcit, hutic dives fubmisfo vercice Roma Snscipit, & verfo Tiberim regit ordine Rhenus.

Page 201: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 175

haatelijk aan hun de heerfchappij der Du'tfche Kei ­zers Was, aan welken zij wel de verpligting om hen te befchermen opleggen, dog geenzints het recht om over bun te gebieden toeftaan wilden. Deeze tegen­zin duurde in;mer voort. Alleen had eenen beften-digen zetel van de Keizers in Rome derzelver uit­werking allengskens kunnen verzwakken, en vernie­tigen. Dog Italien en Rome wierd. van Otto en. zijne opvolgers niet anders dan een veroverd of nabuurig Land aangemerkt, waar over men uit Duitschland den fcepter wilde zwaaijen , en dit fcheen den Ro­meinen en Italiaanen een onver-draaglijk juk te zijn. Keizer Otto wierd wel de zamenvoeging van het Keizerrijk en van het ftaliaanfche Koningrijk als een zeer verdienfteüjk werk toegerekend. Dog dit is inderdaad zo min aan zijne opvolgers als aan het Rijk zelf voordeelig geweest. Otto had me: den Oorlog, die deeze vereeniging veroorzaakte, bijna twintig jaaren toegebragt, en daar in aanzienlijke fchatten en veel bloed verfpild. Veel nuttiger zou deeze tijd en dit geld bedeed zijn geworden met de inwendige toeitand van Duitschland x& verbeteren, de woeste zeden der volkeren door heilzaame wet­ten te verzagten, en nuttige wetenfchappen uitte-breiden! Dit alles bleef in deezen en nog lang in den volgenden tijd agterwege, door de altoos duu-rende tweefpalt met Rome en Italien, welken niet anders dan door magtige legers in de verbintenis met het Duitfche Rijk konden gehouden worden. De tijtel en het aanzien van een Roomsch Keizer was

M 3 voor.

Page 202: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

l80 G E S C H I E D E N I S D E R

voor de Duitfche Koningen zeer bekoorlijk, dewijl zij daar door de voorrang boven alle Koningen in Europa, en de Opperheerfchappij over Rome en den Paus meenden te bezitten (33). Dan deeze Opper­heerfchappij onderging in korten tijd eene zo gewel­dige verandering, dat de Paus zich wederkeerig het gezag over den Keizer, en het recht om hem afte­zetten aanmaatigde.

X I X .

De geduurige oorlogen die Otto gevoerd heeft, doen hem zeer veel overeenkomst met Karei den Grooten hebben, en deeze fchijnt ook zijn voorbeeld in veele onderneemingen geweest te zijn. Karei bekeerde de Saxen door het zwaerd; Otto maakte van een diergelijk middel gebruik, om de Wen-den, Sclaven, en Deenen tot Christenen te maa­ken. En even als Karei om de Saxen in gehoor­zaamheid te houden, Bisfchoppen over dezelven aanftelde, zo richttede ook Otto met het zelfde vooruitzicht, in de Landen der Wenden en Scla­ven niet alleen Bisdommen op te Brandenburg, Havelberg, Altenburg in Wagrien, Mcisfen, Mer-feburg, Naumburg, en Po/en, maar ook het Aarts­bisdom van Maagdeburg, en befchonk die alle rijk-lijk. Ook evenaarde hij Karei den Grooten in milda-

dig-

( 3 3 ) Z . PUTTERS Teutfcbe Reicisbist. in ibremHaubt'

faien entwkkelt, S. 1 4 7 , 148 , 152.

Page 203: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E W w. l8 l

digheid omtrent de Geeftelijken en de Kerken, indien hij hem daarin zelfs niet overtrof, en men zwaaide hem deezen Lof toe, dat hij alle hoofd - kerken in Ita­lien, Frankrijk, Duitschland, Bourgondien en Lot. tharingen, veele groote en kleine fteden, Kaftee-len, Pagthoeven, en aan de Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen, Hertogdommen, Graaffchappen en Heerlijkheden gefchonken, Edelen en magtige Leenluiden aan hun onderworpen, en den voorrang boven de waereldlijke Vorsten gegeeven had (34). Deeze foort van goede werken, offchoon dezel­ven meer blijken droegen van eene eenvoudige en bijgeloovige vroomheid, dan wel van eenen opge-klaarden Godsdienftigen ie ver, waaren in de toen­malige tijden van onwetendheid de meest verdien-ftelïjktle; en deswegens is ook Otto door de Gee­ftelijken, die alleen de fchrijvers der jaarboeken waaren, met de uitgezogtfte loffpraaken verheven, en met den toenaam van den Grooten vereerd ge­worden:

X X.

In Frankrijk handhaafde Rudolph na de dood van

(34) Tbeodoric a Niem in Tr. de Privil. & Jur. Impe-rü ex antiq. libro Florentino de Investitura Episcopo-rum, ap. PFEFFINGER in Corp. Jur. Pnbl. Tom, I. p 495. (8).

M 3

Page 204: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

-

936.

939 943 944

94:

ï8a G E S C H I E D E N I S D E R

van Karei den Eenvoudigcn zieh wel in het bezit der Kroon, dog in geduurige onrust en oorlogen, die hij tegens de weerfpannige Grooten voeren moest; en in de zuidelijke Landfchappen is zijn Koninglijk gezag in het geheel niet erkent geworden. Hij ftierf zonder mannelijke nakomelingen; en derhal ven wierd de rechrmaatige Throons opvolger, Lodewijk den I V , Zoon van Karei den Eenvoudigcn, uit Enge­land, werwaards zijne Moeder met hem gevlugt was, ten einde hem niet een diergelijk ongelukkig noodlot als zijn vader mogt treffen, terug geroe­pen, en op den Vaderlijken throon verheven. V o l moeds en zugt naar roem maakte hij ontwerpen om de onder de regeering van zijnen Vader verloore-ne Landen, Lottharingen en Normandijcn wederom te winnen. Dog dit mislukte beide. Daarenboven had

• hij even als den voorigen Koning en zijden Vader, met zijne onrustige Leenmannen, teftrijden, die zo magtig waaren, dat hunne gehoorzaamheid meer van derzelver goeden wil dan van zijn gezag af hong, en wel in het bijzonder met Hugo, Hertog van Frank­rijk, die in de Jaarboeken dan eens den Grooten, dan den Wijzen, dan den Prins, of ook wel den Abt genaamd wierd. De Koning was te zwak hem tot gehoorzaamheid te brengen. Dewijl dus het wae-reldlijk gezag niets op hem vermogt, zo zogt hij hulp bij de Geeftelijken en deed hem door de Bis­fchoppen, bij welken hij in hunne Vergadering te

}. Ingelheim hem behoorlijk verklaagde, in den Ker­ke-

Page 205: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. 183

kelijken ban doen (35). Men verbeeldde zich mis-fcbien dat hij, die den Koninglijken fcepter torsch-te, zich voor den Bisfchops ftaf verootmoedigen zou. Dan de wapenen der Kerk deeden de gehoop­te uitwerking niet. De bijltand en de bemiddeling van den Duitlchen Koning Otto den I, bragt den Hertog Hugo alleen daar toe, dat hij zijnes Ko-nings Opperheerfchappij erkende. Een vroegtij­dige en toevallige dood maakte een einde aan de onrustige en ongelukkige regeering van Lodewijk den IV. die in de oude Jaarboeken onder den toe-naam van Ultramarinus bekend is. Zijn oudfte zoon Lotharius was zijn opvolger, zijnde een Vorst van eenen ftoutmoedigen en onderneemenden geest. Hij had even als zijn Vader ontwerpen omtrent Normandijen en Lottharingen gefmeed, en beproef­de om dezelven uittevoeren, zo wel list als ge­weld , dog zonder ander gevolg, dan dat hij zich daardoor tot een voorwerp der kwaade trouw en van het bedrog ftelde, en zich eenen oorlog met Keizer Otto den II. op den hals haalde.

X X I .

Deeze was zijnen Vader Otto den Grooten in het bellier opgevolgd, dewijl hem reeds zedert lang

de

(35) Men zie FLEURY Hist. eccles. Tom. X . Liv. 55,

Ch. 35-37-M 4

95o. 954.

973.

Page 206: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

974-

ï84 G E S C H I E D E N I S D E R

de throons opvolging verzekert, hij in Rome door den Paus reeds tot Keizer gekroond, en van zij­nen Vader tot meedebertierder van het rijk aan­genomen was. Eene aanmerkelijke tweefpalt in Lot­tharingen , die reeds in voorige tijden haaren oor-fprong vond, veroorzaakte hem langduurige bezig­heden. Het voormaalige Koningrijk Lottharingen was na de dood van den Koning Zwentibold door eenen Hertog geregeerd geworden Koning Otto. den I droeg, na den opftand van de Hertogen G/-Cdbert en Coenraad, waar van den eerften zijn fchoonbroeder, en den ander zijn fchoonzoon was, de regeering van het Hertogdom aan zijnen broe­der Bruno Aartsbisfchop van Keulen op. Alstoen wierd hetzelve in Op-per en Neder - Lottharingen af­gedeeld. Het eerste ftrekte zich van Luxemburg tot aan het Graaffchap Bourgondien uit, en bevat­te het tegenwoordig Hertogdom Lottharingen. Het word ook het Hertogdom aan de Moezel genaamd, dewijl het aan beide zijden van deeze rivier ligt. Tot Neder Lottharingen behoorde Braband, een gedeelte van de Hertogdommen Gulik en Gelder-laad , benevens alles wat tusfchen de Rhijn, de Maas, en Schelde tot aan derzelver uitwateringen gelegen is. Het wierd ook het Hertogdom aan de Maas genaamd (36). Dit waaren de Landen , waar over tus­fchen Duitschland en Frankrijk zo lang geftreeden

was.

(36) CALMET Hijl. de Lorraine, Tom. I, Liv X V I U

Page 207: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E TJ W 185

was. Koning Lotharius ging niets meer ter harte dan de wedervereeniging van Lottharingen met Frank* rijk. Keizer Otto den II. geraakte, om eenen Oorlog voortekomen, op het denkbeeld om aan Prins Karei, des Konings Broeder, Lottharingen of dat geen het welk men gemeenlijk daar voor houd , namelijk Neder Lottharingen ter leen te geeven, iq het vooruitzicht om hem daar door te gewinnen en tevens te bewerken, dat zijn broeder niets vijande­lijks ondernam. Karei was hier mede wel te vree­den: dog het vooruitzicht, dat de Keizer daar bij had, viel kwalijk uit. Koning Lotharius maakte een begin tot het veroveren van Lottharingen, door een onveiwachten aanval op de ftad Aken, alwaar Otto zich bevond, en bijna gevangen was geraakt. Om dit te wreeken drong hij met eene aanzienlijke magt Frankrijk i n , en belegerde Parijs, dog wierd fpoe­dig tot den terugtogt genoodzaakt, waar in hij een aanmerkelijk verlies onderging. Dan weldra wierd in eene bijeenkomst van den Keizer en den Koning een vergelijk getroffen, waardoor Lottharingen on­der de Duitfche Heerfchappij bleef (37). Dit ver­gelijk icwam den eerften wel te ftade, dewijl gewig-tige zaaken hem naar Italien en Rome riepen, alwaar magtige tegens elkander opgeworpene partijen waa­ren, die de Pausfen aanftelden en afzetteden. Bij

(37) Glaber Rodulf. L . I. c. 3. ap. Pithoeum p. 4.

Slgbert Gemblac. ad a. 980. ap. Schard. Fol. 120. 6.

M 5

977'

978.

•980.

Page 208: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

l85 G E S C H I E D E N I S D E R

98l.

98a.

983-

Dec,

zijne aankomst vond hij echter de rust weder her-fteld. Hij vertoefde dus niet in Rome, maar ging naar het beneden gedeelte van Italien, met voor-neercen om Apulien en Calabrien den Grielen te ontneemen, waar toe zijne Gemaalin Theophaniatva. voorwfcndzel verftrekte, hoezeer zij echter daarop geen recht had. Dewijl de Grieken zich te zwak bevonden, om hem tegerftand te bieden, zo zog­ten zij hulp bij de Saracenen, die als toen bezitters vin Sicilien waaren. Hij was in den beginne niet­temin tegens beiden gelukkig. Dog wanneer hij zich naderhand eenigzints onvoorzichtig, bij Salerno, met hun in een veldflag inliet, leed hij eene zoda-nige nederlaag, dat het grootfte gedeelte van zijn leger het leven of de vrijheid verloor, en hij zelfs in het uiterfte gevaar geraakte, om den Grieken in handen te vallen. Otto riep de Duitfche en Itali-aanfche Rijkftanden te Verona bij den ander, en verlangde van hen eenen aanzienlijken bijftand in Krijgsvolk. Zij bewilligden niet alleen daar in, maar ook in de opvolging van zijnen naauwlijks driejaarigen zoon Otto in het Rijk. Dog in de groot­fte hoop van een beter geluk en van de wraak, die hij aan zijne vijanden meende te neemen, ftierf hij te Rome, in den bloei zijner jaaren, die niet meer als 28 beliepen; en zijn dood vernietigde tevens het ontwerp, dat hij ter verovering van Sicilien en van Venetien gemaakt had (38).

De

(38) Men zie L E BRET Th. I. S. 514.

Page 209: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W .

X X 1 t

De vlugtelingen, die ten tijde dat Attila in Ita­lien roofde, uit het door hem verwoeste Padua, op de naastgelegene Eilanden in de Adriatifche zee hunne redding gezogt hadden, en welker getal bij de daar op gevolgde invallen van de Oost Gothen en Longoharden aanmerkelijk vermeerdert was gewor­den , hadden allengskens Rialto en de andere zich daar omftreeks bevindende Eilanden aangebouwd, en een Gemeenebest gegrondvest. Dus verhief zich 'uit de Moerasfen en de waterpoelen een nieuwen ftaat, die in de natuurlijke vrijheid, en volgens des-Zelfs eigene wetten leefde, en die, na den onder, 'gang van het Westerfche Keizerrijk den eerften vrij­en ftaat in Europa was. Zijn eerste overheden wierden Tribunen genaamd. Dewijl die echter me-nigwerf onderling verdeeld waaren, of fomtijds door eene te vergeftrekte uitbreiding van haar gezag in den haat geraakten, zo verkoor dat volk één eenig Opperhoofd, onder den tijtel van Hertog of Doge. Aan hem wierd de uitvoerende, en aan de Tribu­nen de Rechterlijke magt, echter onder zijn opzicht, overgelaaten. Het wetgeevend gezag behield het Volk aan zichzelven. In het begin, wanneer den nieuwen ftaat nog klein en onaanzienlijk was, be­kommerden de beheerfchers van Italien zich des­wegens weinig of in het geheel niet; en wanneer denzelven groot en belangrijk wierd, was die te

mag-

697.

1S7

Page 210: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

908. 910.

I Ï 8 G E S C H I E D E N I S D E R

magtig om derzelver heerfchappij, aan welke hun de Natuur en de ligging onderwierp, te erkennen. Echter vereerden de Venetiaancn de Oosterfche Kei ­zers als hunne Befchermheeren, en droegen aan de­zelven eene grootere genegenheid als aan de Wes-terfche toe, dewijl geenen afgelegen, en deezen na­bij waaren, en zij dus van de eerfte niets, dog van de laatfte alles voor hunne Vrijheid vreesden. Dee­ze meerdere genegenheid voor het Griekfche Hof was oorzaak, dat Pipin, Zoon van Karei den Groo­ten, die hij reeds bij zijn leven tot Koning van Ita­lien benoemd had, hun beoorloogde, en de mees» te van hunne Eilanden plunderde en verwoestte. Zijn vroege dood bevrijdde hen van groote zorg en gevaar. Dit ongeluk deed hen intusfchen befluiten, om op Rialto, waar onder veele kleine Eilanden be-greepen zijn, eene ftad te bouwen, ten einde in ee­ne nadere verbintenis met elkander te komen. Hier wierd ook het Hertoglijk Paleis, op dezelfde plaats waar men het nog ziet, gebouwd (39). De Fene-tiaanen waaren nu reeds door hunnen handel en fcheepvaart zeer rijk en magtig geworden, en zij hadden cok reeds begonnen, om zich op het vaste Land in Italien en in Dalmatien uittebreiden Ze-dert befchouwden zij zich van beide de Keizerrijken onafhanglijk. Met beiden wilden zij wel goed ver-ftand onderhouden, dog aan hun niet onderdaanig

zijn-

(39 . L E BRET Staatsgefchichte von Venedig, Th. I. 5. 1 2 8 , 134.

Page 211: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W .

zijn. Echter was het den Keizer Otto den II bijna gelukt, over dit op hunne vrijheid zo moedig volk, opperheer te worden. Z i j hadden hunnen Doge Pteter Candiano vermoord. Zijne weduwe en zijn zoon zogten befcherming en wraak bij den Keizer. Di t fcheen hem eene fchoone gelegenheid ter ver­krijging van het oppergezag over Venetien te z i jn , te meer dewijl hij eene aanzienlijke partij in de ftad had. Hij meende hen door honger te bedwingen ,5 en liet daarom allerwege de toevoer derwaards ver­bieden • De Vmctiaanen ondervonden ook reeds het gebrek aan levensmiddelen. Dog de dood kwam hen wederom ter hulpe. Otto den II ftierf onver­wacht; en daar door wierden zij op eens uit alle hunne nooden gered (40).

X X I I I .

Otto *s eenige zoon, Otto den III wierd, dewijl hem de throons opvolging reeds verzekerd was, niette-genftaande zijne tedere jeugd, als Koning erkent en gekroond. De voogdij en de waarneeming van het beftier nam zijne Moeder Theopbania, en na haaren c dood zijne Grootmoeder Adelheid met goedkeuring der Duitfche Vorsten, waar. Geduurende deeze Voogdijfchappelijke Regeering, hadden de Wenden en Sdaven zich van het Duitfche Oppergezag zoe­ken te ontdoen, en moesten door de wapenen we-

der-

( 4 0 ) L E B R K T Gefchichte von Italien, Th. I. S. 632.

976V

32.

91.

Page 212: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

996.

193 G E S C H I E D E N I S D E R

derom tot gehoorzaamheid gebragt worden, bij wel­ke gelegenheid de jonge Otto, zo als hem ter eere nagegeeven word, zich met eene kloekmoedigheid en dapperheid gedroeg, die zijne jaaren verre te boven ging. 'Zints dat'hij :?elf regeerde, veroorzaak te Italien en Rome hem dë meeste bezigheid. De Romeinen, onder welke eenige de herinnering van de giootheid hunner voorvaderen met eenen zwij-melgeest vervuld had,, dagten ter deezer t i jd, op de herftelling.der oude Regeeringsfoim. Zij had­den eenen zekeren Cresfentius die men voor eenen zoon van de beruchte onkuifche Theodora h ie ld , tot Patricius en Burgemeester verkooren. Onder deezen tijtel maakte hij de Pausfen, zeer afhangb'jk van hem, bijzonder die geenen, die door Keizer­lijken invloed tot die waardigheid geraakt waaren. Een zodanige Paus was -Johannes den X V , die daarom door Cresfentius op allerlei wijzen gekweld, en tot het verlaaten van de ftad gedwongen was. Om deezen onrustigen aftezetten kwam Otto zelf naar Rome. Dewijl de Paus Johannes even te voo-ren geftorven was, zo bevorderde Otto een zijner nabeftaanden, Bruno, zoon. van den Hertog Otto van £arinthien, die door zijne Moeder Luitgard een kleinzoon van Otto den Grooten was. op den Roomfchen Bisfchoppelijken zetel. Hij nam de naam van Gregorius den V . aan, en kroonde Ko­ning Otto tot Keizer. Door de voorbeden van den nieuwen Paus, ontging Cresfentius de door den Keizer hem toegedagte ftraf. Dan zodra dee­

ze

Page 213: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . I<)I

ze Rome en Italien verlaaten had, dreef Cresfen­

tius ongedagtig aan de hem door den Paus en den Keizer, beweezene weidaad, geenen uit Rome, en plaatfte niet alleen in zijne ftee den Bisfchop van Placentia , Johannes Philagath, maar vormde ook

een ontwerp, om Rome onder de Opperheerfchap-pij der Grieken te brengen- De hier over ten ui-tertle vertoornde Keizer trok weldra met een tal­rijk Leger wederom naar Italien. Voor zijn aan­komst in Rome was den nieuwen Paus, uit vrees voor 's Keizers toorn, reeds gevlugt: dog het Ro­meinfche Volk had uit gelijke vrees hem gegree-pen en gevangen gezet. Cresfentius floot zich in de vesting op, welke naderhand de Engelenburg genaamd geworden is. Hier liet hem de Keizer be­legeren ; en h i j , zo wel als zijne aangeftelde Paus, betaalden hunne misdaad met eene fmaadelijke en fchrikkelijke ftraf (41). Otto, na dat hij z ich , en den Paus Gregorius den V . die echter kort hier na ftierf, met zulk eene geftrengheid gewrooken had, keerde naar Duitschland terug. Dewijl hij eene groote genegeaheid voor Italien en Rome bezat, alwaar het hem beter als in zijn Vaderland geviel, zo deed hij fpoedig .eene nieuwe reis naar Rome, en bejegende de Romeinen om derzelver liefde te gewinnen met bijzondere goedheid. Des niettegen-

ftaan-

(41) Glaber Rodulf. Lib. I. c. 4. ap. Pithoeum p. 6. 7. Fid. etiam Curtlus de fenat. Rem. Lib. VI. c 6. p. Ip8, 199.

997-

998.

999»

rooi.

Page 214: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

G E S C H I E D E N I S D E R

1002.

ftaande ftonden zij op, en greepen hem zelfs in' zijn Paleis aan, uit het welk h i j , dewijl hem eeni­ge van de zijnen ter hulpe gekomen waaren, niet zonder gevaar gered wierd. Dit gedrag der Ro­meinen verbitterde hem zeer, en fmertte hem zo veel te meer, dewijl zija voorneemen was, zijnen zetel naar Rome te verleggen, en het Keizerrijk we­der geheel te herftellen (42). Hij had ook reeds eenige aan het Hof te Conjlantinopolen gewoonlijke Hofbedieningen vastgefteld. Na dat hij tot Kei ­zer gekroond was, fpijsdehij volgens eene lang af-gefchaftegewoonte der oude Roomfche Keizers, en volgens de hooge verbeelding, die hij van zijne waardigheid had, geheel alleen aan een verheven geplaatste tafel C43)» en, om zich door geen H u ­welijk te vernederen liet hij om eene Keizerlijke Princes te Conjlantinopolen aanzoek doen, die hem ook toegezegd, en reeds aangevoerd wierd. Dog hij ftierf voor haare aankomst, in het niet ver van Rome afgelegene Slot Paterno, in zijne bloeiende jeugd, dewijl hij maar 22 jaaren bereikt had. Met hem hield de mannelijke ftam vau Otto den Grooten, en tevens alles op, wat hij gedaan had, om denzel­ven aanzienlijk te maaken en te verheffen.

Ge-

(42) Z. SCHMIDTS Gefchichte der Dentfchen Tb. II. S. 63.

(43) Ditmar. Merfeb. in Leibnitii Scriptor.rer. Brumv. T - r ' P- 357. 358.

Page 215: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I Ö D E L - E E Ü Wi Ï9S

X X I V .

Geduurendé de minderjaarigheid vaii Otto den III. en de, in den aanvang zijner Regeering, in Duitschland ontflams onlusten, maakte Koning Lot-tharius een nieuwen toeleg op Lottharingen. Hi j tram Verdun weg, en, den zich daar bevindenden Graaf Gotfriedgevangen. De onlusten geftild zijn­de begeerde Otto de teruggave der ftad, en de vrij­heid van den Graaf. Dog dit beide volgde eerst na 'sKonings dood (44)' Dij had zijnen eenigen zoon Lodewijk den V . tot opvolger, die echter na » eene regeering van maar één jaar zonder nakome­lingen ftierf. Met hem eindigde de regeering der Carolingiërs in Frankrijk, De rechtmaatige Erf­genaam van de Kroon was onbetwistbaar den Her­tog Karei van Lottharingen , Broeder van Lotthari-us. BogHugoCapet, Hertog van Frankrijk, zoon van Hugo den Grooten, wiens Vader Robert, en Vaders Broeder Odo reeds Koningen geweest waa­ren , nam dadelijk na de dood van Lodewijk den V , den Koninglijken tijtel aan, en liet zich te Rheims zalven en kroonen. Hij wierd dus niet e-Ven als Pepin tot Koning verkooren, maar hij ge-^ raakte tot die waardigheid door zijne magt» enden

bij*

(44) Calmet Hist. de Lorraint, Tom. I. Liv. XV1I1 p. 926, 928.

984,

?8ó\

Page 216: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

9 8 9

99<

99

194 G E S C H I E D E N I S D E R

bijftand van eene mngtige partij die hij onder de aanzienlijken had. Om het recht van den Prins Karei te ontzenuwen, en hem gehaat te maaken, wierd het hem als een misdrijf aangewreeven , dat hij een leenman van den Keizer, en een overloo-per geworden was, die door het verlaaten van zijn Vaderland zich ftilzwijgende aan de Erfopvolging onttrokken had. Deezen blaam, en hetgeen daar uit afgeleid wierd was zeer ongegrond (45). Over-magt en geluk alleen konden daar aan kragt bij­zetten. Karei zogt zijn recht door de wapenen Maande te houden. Hij veroverde Laon en verfloeg Koning Hugo, wanneer hij deeze ftad beleger­de. Dan den zich daar bevindenden Bisfchop As-celin wierd zijn verraader. Hij opende, des nagts,

, voor Koning Hugo, met wien hij een geheime ver-ftandhouding onderhield, de poorten, en leverde den Hertog Karei en de zijnen aan hem over. De ongelukkige Vorst bekwam zijn verblijf in Orleans,

j alwaar hij in de gevangenis zijne dagen geëindigd heeft. Zijne zoonen Otto en Lodewijk overleeden zonder nakomelingen, en met hun verviel alle aan-fpraak óp het rijk hunner voorvaderen. Hier door wierden Hugo en zijne affta mmetingen op den throon bevestigd, welke zij met een geluk, waarover zich geen ander Koninglijk Huis in Europa beroemen

kan,

(45) Men zie Mablij Obfervat. fur V Hist. Je Francs Tom. I. Liv. 2. p. 222 et •Stoft».

Page 217: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W * Ip5

kan, in eene onafgebrokene mannelijke Erfopvol­ging, nu reeds agt honderd jaaren bezeten hebben. Op deeze wijs verlooren de nakomelingen van Ka­rei den Grooten het aan hun nog overig gebleeve-ne deel van zijn uitgeftrekt Rijk. Veelerlei oor-zaaken hebben tot het verval zo wel van het Ca-rolingifche R i j k , als van dat geflagt medegewerkt: de verdeelingen, de daar uit ontftaane oorlogen, het in hetzelve zo hooggefteigerd gezag der Rijks Groo­ten en Bisfchoppen, het leenftelfel 'hetwelk den Koning ten laatsten niets van het Koningrijk over­l iet , en de zwakheid en onbekwaamheid van de jongfle Carolingifche Koningen; dit alles, of lie­ver het laatfte was alleen de eigentlijke oorzaak, en de andere maar uitwerkzelen daar van. Een be­wijs dat de duurzaamheid en het geluk der Koning, rijken en Koningen van een hooger Magt afhang, lijk i s ! de ftïgrer van een groot Rijk kan wel wij­ze fchikkingen tot in ftandhouding en zekerheid van hetzelve maaken: dog het is buiten de grens­paalen zijn 's gezags, om zich zelf groote en waar-dige opvolgers te geeven. Dit behoort alleen aan de eeuwige en almagtige Voorzienigheid, die over het lot der aanzienlijkfte en magtigfte Rijken be-fchikt, die throonen vestigt en omkeert, en te­gens wien alle menfchelijk verftand en ftaatkunde niets vermag. De Koning Hugo had zijn zoon Ro- 9 hert tot opvolger, die hi j , om hem de Erfopvol­ging te verzeekeren, met goedkeuring zijner aan­hangers dadelijk na dat hij den throon beklommen

N 2 had

96.

Page 218: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

I96 G E S C H I E D E N I S D E R

had f998) tot Meederegent aangenoomen, en tot Koning had laaten kroonen.

x x v .

De Christelijke Godsdienst, en met dezelve de verbetering der zeden, had in het zuidelijke en westelijke gedeelte van Europa een aanvang genoo­men; in het oostelijke en noordelijke gedeelte lag tot hier toe n o g alles in de diepfte duiftemis der woestheid. Dog in dit tijdvak ontftond ook hier , met de uitbreiding van het Christendom, eene heil-zaamc befchaaving der volkeren van het woeste tot eene der menschheid meer voegeiijke levenswijze; en daar door geraakten zij in eene nadere vereeni-ging met de overige Europeefche Christelijke R i j ­ken en Staaten. Onder deeze nieuw bekeerde Vo l ­keren waaren de Poolen een der eerste, een tak van de groote Volkflam der Sclaven, die omtrent in de zesde Eeuw uit hunne voorige woonplaats aan den Donau noordwaards in Sarmatië ingetrok­ken waaren. Zij komen in de oude jaarboeken on­der den naam van 1 Lechen of Luchtten, voor. De oudfte Poollche Gefchiedfchrijvers geeven hen eenen llamvader en Vorst die Lech geheeten heeft (46),

en

Of er als toen een Vorst Lech genaamd in wee­zen was, is eene vraag, waarover nog voor eenige jaaren 'getwist wierd. Bij Jos. A L E X A N D . F'iticipis JABI.ONOWSKI

Findiciis Lechi et Czecchi word dezelve fteliiger wijs be­antwoord.

Page 219: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L * E E U W . I Q 7

en aan deezen eene lange reeks van opvolgers. Dog dit gedeelte der Poolfche Gefchiedenis is zeer duis­ter en onzeker, dewijl bij een woest en onwetend Volk , gefchrevene gebeurtenisfen van oude tijden te vergeefsch gezogt worden. Meerder zekerheid be­komt dezelve eerst ten tijde van den tot Opper-

' vorst verkorene Plast, wiens nakomelingen ver-fcheide hondcrde jaaren over Polen geheerscht heb­ben. Zijn Bet agter kleinzoon Micislaw wierd de eerste Christen Vorst van de Poolen, bij gelegen­heid van zijne Echtverbintenis met de Boheemfche Princes Dombrowka, die tot een beding van het Huwelijk maakte, dat hij zich moest laatendoopen. Zijne onderdaanen moesten zijn voorbeeld volgen. Door de invoering van het Christendom geraakte Poolen insgelijks onder het Geeftelijk oppergezag van den Bisfchop van Rome, en Micislaw wierd, volgens het getuigenis van Duitfche Gefchiedfchrij-vers, ook aan Keizer Otto cijnsbaar C47)« Zijn zoon Boleslaus volgde hem in de Regeering. Ten ein- i de den Christelijk en Godsdienst uit Poolen eenen ver­deren voortgang te bezorgen, predikte de Praag-fche Bisfchop Adelberd, denzelven aan de Heiden- ! fche en woeste Pruis/en. Dog daar voor lloegen zij hem dood. Boleslaus kogtvanhen hethghaam, en deed het in Gnefen begraaven. Dewijl hij als een martelaar geftorven was, wierd hij weldra als

een

( 4 7 ) Vici. CONRING de Fïnib, Gtrnt. L i b . I . Cap. 18. % 307. ibique alleg. Scriptor.

N 3

34o.

)9ó".

Page 220: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

1 0 0 0 .

I98 G E S C H I E D E N I S D E R

een heilige vereerd. Keizer Otto den III. van wien den nieuwen heiligen een lieveling geweest was, deed uit Godsvrugt eene bedevaart naar zijn graf, en wierd door den Hertog Boleslaus zo vriendelijk ontfangen en zo prachtig onthaald, dat volgens het verhaal van eenige Poolfche Gefchiedfchrijvers de Keizer hem tot Koning verhief, en van de cijns­baarheid en het Keizerlijk oppergezag vrij verklaar­de 48) Dan de Om'tfche Jaarboeken zwijgen hier geheel van, en Boleslaus heeft waarfchijnlijk, eerst veele jaaren daarna, den Koninglijken tijtel uit zich zelfs aangenoom.n.

X X V I .

De oostelijke nabuuren der Poolen waaren de Rusfen, zijnde een ander Sclavonisch volk, het welk in volgende tijden, zo aanzienlijk en magtig geworden is. Een gedeelte deezer Sclaven vestig­den zich aan den Dweper en bouwden Kioiv; een ander gedeelte toog verder noordwaards; en aan het zelve word de opbouwing der ftad Novogorod, toegefchreeven, waaruiteen aanzienlijken vrijen ftaat hervoort kwam. Dog tweedracht en binnenland-fche Oorlogen, de gewoonlijke kwaaien eener dier­gelijke Regeeringsform, beroerden denzelven dik­wijls tot op het uitterlte, en dreigden die met ver-

woes-

(40) • DLUGOSS. Hist. Polon. Lib. II. p. 130, 131,

NEUGECAUER. Lib, III. p. 53

Page 221: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 199

woesting. Om dit euvel te verhelpen, verkooren de N o v o g o r o d f c h e ^ W * , uit een Noordsch volk, Waragcr of Waringer genaamd, het welk eenige voor Zweden willen gehouden hebben C4 9 ) , de drie Broeders Rurik, Sineus en Trutvor tot hunne Oppervorsten (50). Deeze verdeelden zich in dat Land. Dewijl echter de beide laatften binnen wei­nig tijds ftierven, zo geraakte alles onder Rurik"s Heerfchappij, in welk gezag zijne mannelijke na­komelingen tot aan het einde der zestiende eeuw gebleeven zijn, Ruriks opvolger was zijn zoon Igor, wiens Bloedverwant Oleg, wegens zijne minderjaa-righeid, de regeering zo lang hij leefde beftierd heeft. Na zijnen dood aanvaardde lgor eerst de Re- ! geering. Bij zijn overlijden liet hij eenen onmon-digen zoon na, Sivatoslaw genaamd, voor welken ; zijne Moeder O/ga de voogdijfchappelijke Regee­ring voerde. Bij gelegenheid van eene naar Con-ftantinopolen gedaane reis, omhelsde zy de Christe- <

l i j .

(49) TIII 'NMANNS Ufnerluchirigeu uber dia Gefcb. der Ostl. Europ. Volker. S 379.

(50) Dit verhaal berust op het enkelde getuigenis van den oudften Ruififchen Gefchiedfchtijver N E S T O R . Dog dewijl hij meer dan tweehonderd jaaren daar na geleefd heeft, zo is hij niet geheel geloofwaardig. Men zegt wel, om zijne geloofwaardigheid kragt bij te zetten , dat hij uit ou Je berichten zijne opftellen vervaardigd heeft. Dan waar­uit weet men dit, dewijl hij er geene aanhaalt? Het zal dus hier bij, wel op oude gezegdens aankomen.

N 4

ÏÓ2.

379.

HS

'55-

Page 222: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

?P8.

995-

#00 G E S C H I E D E N I S D E R

hjke Godsdienst, en zogt na haare terugkomst ook haar zoon, dog te vergeefsch, daartoe tebeweegen. Echter verhinderde hij andere niet dat zij zich He* ten doopen. Onder de Regeering van zijn zoon Wladimir wierd het Christendom geheel in Rus­land ingevoerd. Hij zelf omring den doop, tenein-. de hij de Griekfche Princes Anna, Zuster van de Keizers Bazilius en Confiantif». welke hem onder dit beding toegezegd was, ten Gemaalin bekomen mogt. Hierop verdelgde hij de afgods beelden en de Afgoderij, en gebood, dat ook zijne onder-daanen zich zouden laaten doopen. Dit gefchiedde in de rivier, alwaar zij bij honderden en duizen. den in het water gingen of daar in gedreeven wier-den C50 In de bekeering van geheele volkeren wierd de doop, als het wezentlijkfte gedeelte door de grootfte meenigte befchouwd, die meestal zon­der onderwijs in de geloofsleer was en bleef. De Rusfen wierden deelgenooten van de Griekfche K e r k , in welkers gemeenfchap zij ook, niettegen-ftaande alle aanzoeken der Pausfen om hun met de Latijnfche1 te vereenigen, altoos gebleeven zijn, Wladimir verdeelde zijne ftaaten onder zijne zoo-nen die twaalf in getal waaren (52). Deeze verdee­ling had de gewoonlijke gevolgen, van inwendige

oor-

CSO NESTOR's Jahrbucher derRuss. Gefcbichte S. 49. ff. ScmiiDTS verfucheinerneuerEinleir.iudie RuiT. Gelen. Th. I. S. 54.

(52) Denzelven S, 109,.

Page 223: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 201

oorlogen, arglistige belagingen, van moorden en bloed vergieten, waarmede na 's vaders dood, de naieverige en vijandige zoonen zich onderling ver­volgden en verteerden. En diergelijke verdeelin­gen die ook naderhand plaats hadden, deeden de, aan den geheelen ftaat en deszelfs welvaart, zo fchadelijke verwarringen over de 300 jaaren duuren.

X X V I I .

Een nieuw Christelijk Koningrijk wierd in Euro­pa door de Hongaaren geftigt, welke eenige voor afdammelingen of bloedverwanten der Hunnen hou­den , die echter een van deeze geheel onderfchei-den volk zijn. In de oude Jaarboeken worden zij Hungren, Ugren, Jugren genaamd, zij zelfs ech­ter noemen zich in hunne fpraak Magijaren of Madfcharen; en zo worden ze ook door de Poolen en Turken genoemd (53). Eenige laatere fchrijvers meenen fpooren van hun voorraaalig verblijf in de ftreeken der Wolga en van de Caspifche zee aan de rivier Cuma, in de Aftracanlche Landvoogdij ont­dekt te hebben (54). In de tweede helft van de negende Eeuw kwamen zij naar Daciën en verder naar Pannonien, onder hun hoofd Arpad ; en wan­

neer

(53) FISCHER de Orig. Ungror. § 1, 2 , iö . in Quaest. petropol. p. 4. Sqq. 31.

(54) M Ü L L E R S Saram!. Rusf. Gefch. B . I V . S. 2 2 , IS4. B U J C H I N G S Magaz. T h . V . S. 533,

1015.

900.

Page 224: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

202 G E S C H I E D E N I S D E R

955-

980,

997-

1000,

neer zij zich hier gevestigd hadden , verontrustten zij Duitschland, Italien, ja zelfs Frankrijk door menigvuldige invallen en overheeringen, waar bij zij zich als de fchrikverwekkendfte en barbaarschte aller menfchendeeden kennen. Arpad^s agter klein, zoon Gijza, liet zich met zijn geheele huis doopen, en bevorderde den voortgang van den Christelijken Godsdienst met grooten iever. Na hem regeerde zijn zoon Slepbanus onder den tijtel van Hertog. Hij wendde onder zijn Volk alle middelen tot vol-komene uitbreiding van het Christendom aan, ver­bood de afgoderij, zond Geloofs predikers u i t ; ja predikte zelf in navolging van de Apostelen. Deswegens, en uit hoofde van andere verdiensten aan de Christelijke Kerk beweezen, gaf hem de Paus Sijhester den II den tijtel van Koning en A -postel der Hongaaren, en zond hem eene kroon, vervaardigd volgens het model der Griekfche Ke i ­zerskroon, die dezelfde zou zijn met welke nog ten huidigen daage de Hongaarfche Koningen gekroond worden, benevens een Patriarche kruis, het welk in het Hongaarfche wapenfchild is geplaatst gewor­den. De menigte van goede werken des Konings Stephanus hebben hem ook de eer waardig gemaakt van onder de heiligen geplaatst te worden C55)-Zijn roemwaardig aandenken is in onzen tijd door de Paus Benedióius den X I V . vernieuwd gewor.

den,

(55) Vid. BONFIN'II rer Hungar. Dec. tl. Lib. 1. p

174. en WiNDlsoa Gesch. der Ungarn S. 23.

Page 225: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E Ü W. 203

den, door den toegeftaanen tijtel van Apostolifche Koningin, aan Maria Therefta, Keizerin en Ko­ningin van Hongarijen.

X X V I I I .

De gefchiedenis der Noordfche volkeren verliest zich in den grijzen ouderdom, en grond zich ge­deeltelijk op de Yslandfche verhaalen , die met fa« beien aangevuld, en zonder tijdreekening zijn. U i t deeze zo onzekere oorkonden en gedenkfchriften hebben de oude famenftellers der Noordfche Jaar­boeken eene zeer lange reeks van Koningen opge-fteld, waarvan de meeste hunne naamen en aan-weezen alleen aan de verbeeldingskracht en de ver-dichtfelen der Skalden te danken hebben. Dan de waarheid en den eerbied die wij hen fchuldig zijn, noodzaakt ons te erkennen, dat de zekerheid en de geloofwaardigheid der gefchiedenis van deeze volke­ren eerst met de uitbreiding van het Christendom on­der hen begint, dewijl met hetzelve ook eerst eeni­ge opgeklaarde kennis en de wetenfchappen een aan­vang namen. Zo dagt ondertusfehende Zweedfche Ge-Ichiedfchrijver Johannes Magntts niet. Hi j zogt en vond in de vroegfte, en de algemeene zondvloed naastbijkomende tijden, den oorfprong van het

* Zweedfche Volken Koningrijk; hij maakt Magog, tweede'zoon van Japhet tot fligter van beide, en telt van hem tot op den eerften Christelijken Koning van

Zviec-

Page 226: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

829 858,

IOOI

304 G E S C H I E D E N I S D E R

Zweeden, OhfSkotkonung 111 Koningen (56"). Tot

rietplanten van het Christendom aldaar, heeft den Heiligen Ansgarius een begin ineede gemaakt, die eerst een Benedictijner Monnik te Corvij was, en eindelijk Aarts Bisfchop in Hamburg geworden is. Hi j is tweemaal in Zweeden geweest, dog de uit­werking zijner poogingen beftond in het begin al­leen daar i n , dat de prediking van het Christelijk geloof toegelaaten werd (57). Na hem kwamen meer onderwijzers uit Duitschland, en zetten het begonnen werk voort. Evenwel duurde het nog lang eer dat geheele Volk bekeerd wierd. Di tge-fchiedde eerst 140 jaaren daar na, wanneer Olof Shtkonung zich liet doopen. Dan van toen af aan had de Christelijke Godsdienst eenen des te ongehin-derden voortgang, dewijl de Koning denzelven met zijne befcherming begunlligde.

X X I X .

Even als de Zweedfche Gefchiedfchrijver Mag-nus, geeft ook de Deenfche Saxo aan het volk en het Koningrijk der Deenen eenen zeer hoogen ouder­dom , en maakt eenen Dan tot ftigter van het Ko­ninglijk geflagt, op wien hij tot den eerflen Chris­

ten

C5<5) JO. Magnus in Hist. Gothor. et Sueon. Lib. I.

Cap. 4. et in Caralog. Reg. operi prajfixo.

(57) DALIN Suea Rikes Hist. Del. I. Cap. tö . §. 3.

Cap. 17. §. 5 - 9.

Page 227: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I ? D E L - E E U W . 20$

ten Koning Harald Blaatand 59 Koningen Iaat vol­gen (58). De aanneeming van den Christelijken

; Godsdienst was eene vredensvoorwaarde welke de Duitfche Koning Otto met Harald na de tegens hem gevoerde Krijg gellooten had; en hij ontfing ook dadelijk daar na, benevens" zijne Gemaalin Gunhild en zijnen zoon Suen, den doop. Dog hij was door deeze Godsdienstverandering en door zwaare opgelegde lasten aan zijne onderdaanen, bij dezelven in haat geraakt. De heidenfche Deenen kleefden den Prins Suen aan, die zij bereid vonden om tegens zijnen Vader de wapenen opteneemen. Hi j verdreef hem uit het Koningrijk, en in den hier uit ontftaanen oorlog verloor Harald het Iee- j

•ven. Suen was van het Christelijk geloof afgeval­l e n , en tot het heidensch ongeloof teruggekeerd: hoewel hij echter voor zijnen, dood wederom een Christen geworden is C59)'

X X X .

De gefchiedenis der Noorweegers, die "een aan­merkelijk en misfehien het grootlle deel aan de zeetogten en koene ondemeemingen der Noorman­

nen

(58) SAXON. GRAMMAT. Hist. Dan. Lib. I. p. 5.Lib.

X. p. 180.

(59) Jd. Lib. X. p. 585, 188. GEBHARDI Gefch. von

Dancm. und. Nors». Th. L S. 414, 415.

? 4 8.

>85.

Page 228: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

8:5.

933-

2CÖ G E S C H I E D E N I S D E R

ven gehad hebben (6o), is met de Deenfche en Zweedfche van gelijken ouderdom. Dit land was in vroegere tijden in veele kleine Landfchappen verdeeld, welkers bezitters zich Koningen noem­den. Harala Haarfager een zoon van Halfdans den Zwarten, Koning van Agder en Half West-

folden, die een afftammeling van de oude Zweed­fche Koningftam der Tnghnger was, maakte zich alle deeze kleine Koningen onderdaanig, en wierd de eerste algemeene Koning in Noorwegen. H i | bragt ook de Schetlandfche, Orcadifche en Hebri-difche .Eilanden, benevens het Eiland Man onder zijne heerfchappij. Onder zijne regeering wierd Tsland toevallig ontdekt en bevolkt (6i), hetwelk in het vervolg gelegenheid gegeeven heeft, dat van daar ook Groenland is ontdekt geworden, en dat zo wel het een als het ander onder de Noorweeg-fche heerfchappij gekomen is. Koning Harald liet veele zoonen na onder welke hij het land verdeel­de, zij waaren boosaartige menfchen die zich on­derling met openbaar geweld of heimelijke belagin­gen, vervolgden en vermoordden; en derzelver af-

ftam-

OLF of ROLLO , die van den Koning van Frank­

rijk , Karei den Eenvoudigen, Nermandijen ter leen ont-fangen had en naderhand ROBERT is genaamd geworden,

was de zoon van den Noorweegfchen Jarls Ragewalds, en wegens zijne rooverijen op de Noorweegfche kusten

uit het Land gebnnnen geworden. Snorro Sturles. P. I.

(6i) Commentar. de Regib. vet, Norveg. Cap. 1-3.

Page 229: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 207

I (lammelingen waaren van gelijke hoedanigheden, i Zijn agter kleinzoon Olof Trijggtfon, die na ver-I fcheidene lotgevallen op den throon kwam, heeft I den roem dat hij een Christen geworden is , en zij-1 ne onderdaanen tot Christenen gemaakt heeft, dat J is te zeggen, dat hij dezelven heeft laaten doopen, I waartoe hij nogthans, zo als het in deeze tijden I gehruiklijk was, zich van geweldige middelen be« I diende. Men leest niet zonder ontzetting, dat hij I een voornaam man een gloeijend vuurbekken op het

bloote lijf gezet heeft, en eenen anderen in den, met een ftuk hout opgefperden , mond flangen liet inloc-

I pen, om deeze mannen daar door tot den doop te noodzaaken (62). Deezen, door zijnen ijver voor het Christelijk geloof, het welk ook door zijne voor-zorg in Tsland en in Groenland is verkondigd ge-worden, met de uitnemendfie loffpraaken verheve-nen Koning, geraakte eindelijk in eenen ongeluk-kigen oorlog met de Koningen van Deenemarken en Zweeden, Suen Tiugestag en Olof 'Skotkonung, in v/elke hij zijn leven in een zeedag verloor. Het Koningrijk Noorweegen verdeelden de overwinnaars met hunnen Bondgenoot, den Noorweegfchen Graaf Erik, eenen afftammeling van het Koninglijke Huis (63 ) , in welken toeftand het echter niet lang ge-

I bleeven is. Dewijl het ganifche Noorden in dege-

meen-

(62) SUEN LAGERBRING Suea Rikes Historia Del. I. p. 204.

(53) Commentar. deRegib. vet.Norveg. Cap. 7-14.

995.

Page 230: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

So8 G E S C H I E D E N I S D E S .

taeenfchap der Kerk gekomen was; zo fchonk deö Paus deeze nieuwe verovering aan den Aartsbis-fchop van Hamburg, wiens zetel naderhand naaf Bremen is verlegd geworden. Het geeflelijke ge-bied van denzelven was dus van een grooten om­trek. Het bevatte behalven de drie Koningrijken Deenemarken, Zweeden en Noorweegen 0;>k Ts­land en Groenland. Het in de drie Noordfche K o . ningrijken ingevoerde Christendom, heeft daaren­boven dit gelukkig gevolg gehad, dat de zeetogterl en rooverijen der Noormannen allengskens opge­houden hebben, dewijl daar door hunne ruwe en woeste zeden verzagt geworden zijn.

X X X I .

Engeland had intusfchen het langduurigfle van hen geleeden. Na de dood van Koning Al/red. die zijn volk en land eindelijk gelukkig tegens hen verdedigd had, verfcheenen zij op nieuw met on* telbaare hoopen, vestigden zich hier en daar in het Koningrijk, en niets bleef voor hunne rooverij en overheerfching verfchoond. De voorheen zo kloekmoedige en krijgszugtige Angel- Saxen fchee-nen thans kragten moed verlooren te hebben. De Deenen wreekten nu aan de Kinderen wat de V a . ders aan de Britten fchuldig waaren gebleeven Geen ander middel bleef hun overig dan dat geene, waar van de Koningen van Frankrijk gebruik hadden ge­maakt. Zij kogten de vreede, of liever eenen wapen-

ftil-

Page 231: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I b b E t - E Ê tl W1. 2Öj)

rtilltand, welke deeze roofzugtlge vijanden niét lah> ger hielden, dan het hun Welgeviel. Van tijd tot tijd deeden zij nieuwe en grooter vorderingen, die eindelijk tot in het oneindige liepen. Door zo vee­le afpersfingen vergramd en verbitterd , bediende zich Koning Ethelred Van eeh gruwzaam én alleen aan de Staatkunde van bloohartige Vorsten voe­gend middel, om zich vah zijne Verdrukkers te bevrijden. Hij liet op éénen beftemdeh dag alle de Deenen in Engeland om hals brengeri. Om dee-zen moord te wreeken kwam de Deenlche Koning Suen met eene aanzienlijke magt naar Engeland, ett . maakte zich van het geheele Koningrijk me«ster 4

terwijl in tusfchen Ethelred de vlugt naar Normdn* dyen bij zijnen behuwd Broeder, den Hertog Ri- \ cbard den II nam. Na Suens fpoedig hier op ge- ] volgden dood riepen hem zijne onderdaanen terug. Dog hij vond aan Suens zoon en opvolger Canut eenen niet minder gevaarlijken vijand, die hem, wanneer hij niet zo fpoedig geftorven was, ten j tweeden maale in ballingfchap zou hebben gezon­den. Zijn zoon Edmund, een grootmoedigen dap­per Vorst deed alles wat mogelijk was, om zijn recht en het Koningrijk te verdedigen, dog door de trouwloosheid van veelen der zijnen wierd h i j , om niet alles te verliezen, genoodzaakt Engeland met Canut te verdeden, en fpoedig daarop viel hij door de belagingen van eenen verraader, en door de hand van den door denzelven bedelden

O moof-

rooa4

23.

003.

013. 014.

2l6.

Page 232: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

210 G E S C H I E D E N I S D E R

IOI7.

1002.

moordenaar; en Canut wierd als Koning van gantsch Engeland erkend (64).

X X X I I .

Midlerwij l , fat Engeland sa. het noord-en oos­telijke Europa zulke aanmerkelijke veranderingen ondergaan had, was door de Duitfchers na de dood van den ongehuwden en zonder Erfgenaamcn geftorvenen Keizer Otto deu III. Hendrik , Her­tog van Beyercn, tot Koning verkooren geworden. E r waaren wel meer Vorsten die na de Kroon (ton­den : Oog zijne vermaa^fchapping met het Koning­lijke Huis gaf hem den voorrang. Zijn vader was de Beyerfche Hertog Hendrik den twistzieken, en zijn, Grootvader van denzelfden naam een Broeder van Keizer Otto den I Echter maakte zijne verkiezing eenige onvergenoegde Vorsten, welken zelfs de wa­penen opnamen. Het geluk alleen befliste den ftrijd tot Hendriks voordeel. Boleslaus, Hertog van Bo-heemen, en de Poolfche Hertog van denzelfden naam, namen deel aan deezen tweefpalt, en de Koning heeft verfcheiden jaaren tegens den laat-ften, na menigvuldige met hem geflotene en we­

der

(6\) Chronic.Saxon. ada. 1002, 1003, 1013, 1014, 1016, 1017. p. 132, 133, 142 — 145» '47 — I 5 ° «

Th. WAÏ,SINGÖAM Hypod. Neustr. in CAMDENI Anglic. p. 427 fqq. IIUMES Hist. ofEngl.Vol. Ë p. 99 — I 0 5*

Page 233: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . AII

der verbrokene verbonden, oorlog moeten voe­ren.

X X X I I I .

halten gaf echter de meeste bezigheid aan Ko­ning Hendrik. Dadelijk na den dood van Otto den III. verkoozen de onbeftendige en de Duitfche Op-perheerlchappij haatende Italiaanen, den Mark­graaf van Ivrea, Arduin tot hunnen Koning. Dog weldra waaren zij over hem te onvreeden, bijzon­der de Bisfchoppen, die hij niet zo als zij wel verlangden behandeld had. Volgens oud gebruik zogten zij dus in Duitschland'hulp. Hendrik zond eenige Krijgsbenden mar-Italien die Arduin met verlies terug dreef. Hendrik befloot daarom tot eenen Krijgstogt in perfoon derwaards eh bekwam fpoedig de overhand. De Italiaanen erkenden hem voor hunnen Koning, en Arduin zag zich geheel : en al verlaaten. Dog wanneer de Boheemfche en Poolfche zaaken Hendrik uit Italien terug riepen , zo fpeelde Arduin weder den meester. Dit bewoog : Hendrik tot eenen tweeden togt naar halten. Ardu­in wiens tegenftander hem te magtig was.; bood aan om tegens afftand van één Graaffchap van het Ko­ningrijk aftezien. Dog dewijl dit verworpen wierd, zo zogt hij zich door de wapenen in het bezit van het zelve te handhaaven. Het geluk, het welk hem eerst fcheen te begunltigeii, verijdelde echter ten laatlten zijne onderneemingen. Door ongemak

O 2 cn

1002.

[004,

•OO5.

tor 3.

Page 234: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

J O Ï 4 .

i

212 G E S C H I E D E N I S D E R

en ziekte verzwakt, verzaakte hij dus niet alleen de Koninglijke waardigheid, maar ook tevens de waereld, en eindigde als een Monnik in het Kloos­ter zijn leeven (65).

X X X I V .

Intusfchen had zich Koning Hendrik, om de Kei­zerlijke kroon te ontfangen, naar Rome begeeven. Voor zijne intreede in de St Pieters Kerk, moest hij aan den Paus Benedi&us den VIII. als een Hoofd­voorwaarde belooven. „ dat hij een getrouw voor* „ ftander en verdeediger der Kerk, en hem en zij-, , ne opvolgers, in alles, volkomen getrouw zijn „ wilde." En hierop wierd hij met zijne Gemaa-lin Kunigunde gekroond (66). De Paus overreik­te den Keizer eenen met kostbaare edele gefteentens bezette gouden appel, waar op van boven een kruis ingezet was, ten zinnebeeld van de Aard­bol, en de daarover, onder den ftandaard des Krui -ces, te voerene Heerfchappij. Vervolgens ontwierp de Paus ook deeze wet, dat geen Vorst zich de Keizerlijke waardigheid zou aanmaatigen, wanneer ie Paus hem niet, als daartoe gefchikt, verkoo" :en, en hem de Kroon gegeeven had. Dus maak-

te

(65) DITMAR. MERSEB. Lib. IV. VI. in LEIBNITII Scrip-

er. rer. Brumv. Tom. I. p. 359 , 3 7 7 , 378. HAHN Th.

I. S. 193. no. o) p).

(65j DITMAR. Lib. VIL ap. LEIBNIT. Tom. Lp. 400

Page 235: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E ü W. 213

te de Paus de Keizerlijke waardigheid van zijne goedkeuring afhanglijk (67). Hendrik den II had zich volgens deeze inftelling vóór dat dezelve ge­maakt was, reeds eeniger maate daar na gedraa-gen, dewijl hij vöör de pausfelijke krooning zich Roomsc/j Koning ( t ) , en na dezelve zich eerst Roomsch Keizer genoemd heeft; het welk zedert in de Keizerlijke kanfelarij, tot den tijd van Maxi-miliaan den I in gebruik gebleeven is.

X X X V .

Het Duitfche Rijk heeft aan Keizer Hendrik den II. eene gewigtige vergrooting te danken. Zijne Moeder Gizela was de oudlïe zuster van den laat-ften en zonder Erfgenaamen geftorvene Bourgondi" fche Koning, Rudolph den III; en uit hcofde van deeze vermaaglchapping had hij de Keizer, op eene bijeenkomst in Straasburg, tot zijnen opvol­ger verklaard; het welk twee jaaren daar na, met bewilliging der Bourgondifche Grooten bekragtigd is geworden (68). Voorts had Hendrik den I I , e-

ven

( 6 7 ) RODUI.F. GLABER. C. 5. in P . PITHOEI Scriptor,

h'st. Franc. X I . p. 9. PUTTE»S Teutfche Reichsgesch. in ïhrem Hauptfaden. S. 165.

(f) Rex Romanorum. ( 6 8 ) WippoN. vita Conradi Salici in PISTORII Scriptor,

rer. German. Tom. III. p. 431. Annalista faxoada. 1016, 1018. inEccARDiCorp. Hist.med. aevi Tom. I. p. 438 ,439 .

0 3

IOIÖ. 1018.

Page 236: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

4*4 G E S C H I E D E N I S D E R

ven als zijne voorvaderen, de drie Otto's, door zijne milddadigheid tegens de Kerk en de Geefte­lijken, bijzonder door het ftigten van het met groo­te voorrechten voorziene en rijkelijk begiftigde Bisdom Bamlwrg, zich eene gezegende nagedag-tenis verworven; en deeze en andere goede wer-

J t é n , hebben hem een plaats onder de Heiligen doen verdienen. Hij is dus de tweede Keizer die de Kerk tot de hoogfte eer, welke zij geeven kan, verheven heeft.

X X X V I .

Na de verdeeling van het Frankifche Rijk was, onder de daar uit voortgefprootene nieuwe Koning­rijken, Duitschland het voornaamfte en het mag-tigfte geworden. Otto den I had met het zelve niet alleen het Koningrijk Italien, maar ook het Ilocm-fche Keizerrijk verbonden, en zo eenige verhaalen, ook de Poolen cijnsbaar gemaakt. Na de Duit­fchers waaren de Deenen, onder hunne Koningen Suen en Canut, de veroveraars van Engeland, ter deezer tijd meest vermaard en gevreesd. In Span­jen regeerden de Koningen van Leon en Navarre de Noordelijke, en de Mooren de Zuidelijke helft, terwijl de eerste geduurig meer land aanwonnen, en de laatften , zulks verlooren. Frankrijk was onder de zwakke Regeering van de'laatfte Carolin-gifche Koningen, van het toppunt zijner voorige grootheid zeer ter neder gezonken, Even als de

laa>

Page 237: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I 1 D B E L - E E U W. 215

laatfle Merovitigiers door de ftoutmoedigfieid en de eerzugt van hunne Oppe'hofmeesters alle Ko-nirglijk gezag verlooren hadden, zo verlooren or>k' de laatfteCarolïngiers httgthceXe Koningrijk, door de magt van derzelver leenlüiden, die alle de Land' fchappen van het zelve na zich genoomen en aan de Koningen niets anders dan den blooten tijtel ove­rig gelaaten hadden. Dit waaren de gevolgen van het in Europa trapsgewijs ingevoerd leenltelzel, door het welk dé fterkte van den Staat vernietigd, de Regeerirg kragteloos gemaakt, en aan het op­pergezag eene dor goede order geheel wederftree-vende regeeringloosheid tegens over gefteld wierd.

X X X V I I .

Wanneer de Duitfche en Noordfche volkeren-de Romeinfche landfchappen innamen, éigenden zij zich een gedeelte der landerijen, dewelken zij de oude inwoonders ontnamen en onder zich verdeel­den ( 6 9 ) . Hier uit ontftont eene Inftelling, welke dienen zoude om de nieuwe verovering tegens de oude inwoonders, en tegens de buitenlandfche vij­anden te verdedigen. JBehalven die landerijen, die

de

(69) Men vind aangetekend, dat de Wandaalen in Afrjf ca, de Westgothen in Spanje, en de Bourgondiërs in Gal-Hen zich twee derde gedeelte van het land toegeëigend, hadden. Z. M A S C O V S Gesch. der Teutfchen T h : I .S. 4 1 7 .

. 11. S. 272. und die 3te Anmerk. S. II.

O 4

Page 238: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

3*0 G E S C H I E D E N I S D E R

de Koning tot goedmaaking der kosten bekwam, welke tot onderhoud van zijn hof en van zijne waar­digheid noodig waren, wierden de overigen onder zij­ne hopluiden, die aan de verovering deel hadden,, verdeeld, en deeze maakten weder nieuwe verdee­lingen onder hunne fpusbroeders, die in de hoop van derzelver geJuk te bevorderen hun gevolgd waaren. De op deeze wijze ve;deelde landerijen en landgoederen wjerden Leenen, zij die dezel</en wegfchonken, Leenheeren, en die ze ontfingen, Leen­lüiden genaamd; en met deeze Leenen was de trouw aan den Leenheer, en de verbintenis van hem in' den Krijg te dienen verbonden. Ieder leenman wa§ dus een foldaat en zijn leengoed zijne belooning. In den beginne wierden de leenen alleen tot weder, opzeggens toe, vervolgens voor zekere jaaren, en wijders voor het leeven uitgegeeven, dog ten laat-ften eerst voor den Zoon, daar na voor den Klein-, zoon, wijders voor de Broeders, en eindelijk voor de overige namaagfchap, erffelijk gemaakt. Even •Is de leenlüiden hunne leenheeren getrouwheid verfchuldigd, en tot den krijgsdienst verbonden waaren, zo waaren ook de laatften verpligt om de eersten te befchermen; uit dien hoofde hebben, ten tijde van het na de regeering van Karei den Grooten vernietigde kamprecht, veele vrije bezit­ters van eigendommen of van in het algemeen zo ge­naamde allodiaal goederen, dezelven aan eenen mag-tigen Oppervorst, ten einde van zijne befcherming Verzekerd te zijn, ter leen opgedraagen. Hier door

wierd

Page 239: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L ' E E U W 317

wierd de leenroerigheid meer en meer uitgebreid. Op dezelfde wijs als de leenen erffelijk geworden waaren, wierden het ook de ftaatsampten. De Her '• togen, Graaven en andere Amptenaaren, wisten het bij de zwakke Koningen zo te befchikken , dat de Hertogdommen en Graaffchappen , aan hun als Erffclijke leenen met het Kri jgs-en Muntrecht, de gef ichtsoeffening en andere groote voorrechten, uitgegeeven wierden. Dit bewerkte noodwendig het verval, ja zelfs den ondergang van het Ko­ninglijk gezag (70). In deeze leenroerigheid fcheen alles .wel van den Koning afhanglijk en aan hem ondergefchikt te zijn, ook was hij den opperden leenheer, de Hertogen en Graaven waaren zijne leenlüiden, en deeze hadden weder derzelver ag-, terleenmannen. Dan de uitfteekende groote voor­rechten der leenlüiden, maakten deeze afhanglijk-heid zeer onzeker, en tot iefs waar bij het meer op hunnen goeden w i l , dan op de beveelen van den Leenheer aankwam. Dit was het geval waar­in zich de laatfte Carolingifche Koningen in Frank, rijk bevonden. Het geneele Koningrijk was in zo veele deelen verdeeld, als daa> Hertogdommen, Graaffchappen en Heerlijkheden gevonden wier­den, en in alle deeze had de Koning niets te be­veelen, Om die reden waren aan den laatften Caro.

lm-( 7 ° ) Z. H Ü M E 's Hist. of Engl, Vol I. Append. s, p

398 fijtc. ROEERTSQN 's Hist, of the reign qf Charles. V* Vol I p. 13-17, 213 224.

o s

Page 240: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

2 l S G E S C H I E D E N I S D E R.

l ingier Lodezvijk den V alieen de fteden Rheims en

Laon overgebleeven CO- In 'Duitschlanden Itali­en heeft dit leenftelzel naderhand ingelijks de over­

hand bekomen , en de zelfde gevolgen gehad. D e

Keize rs en Koningen behielden ten laatften niet het

minste van hunne aanzienlijke D o m a i n e n , die zij

te vooren bezeeten hadden.

X X X V I I I .

Intusfchen dat door de leenroer igheid, het K o ­

ningl i jk gezag zo diep verval len was , had z ich het

Pausfelijke des te hooger ve rheven ; en listige v in ­

dingen en kunftenaarijen hielpen veel tot deszelfs

vergrooting. Reeds ö p het einde van de agtlte

eeuw had een bedr ieger , onder den naam van lfi-dorus Mercator eene verzameling van Refluiten der

eerste Conc i l i ën en Pausfelijke decreeten van Cle-mens den I af tot op Silvestcr den I toe , bij den

anderen geraapt. H e t oogmerk was om aan de Paus-

fen bewijzen te bezorgen, dat reeds in deeze vroe­

ge tijden hunne geestelijke heerfchappij overal er­

kend geworden , en dat ook de geheele Chr is ten­

he id doo r , kerkel i jke zaaken, en geeftelijkerechts­

p l e g i n g e n , door het hooger beroep van dezelve

aan den Roomfchen ftoel ter beflisfing gebragt waa­

i e n , als meede dat de Bisfchoppen door hen alleen

kon -

( ? T ) Z . MONTESQUIEUde 1'espritdes loix. L i v . X X X I .

C h . 31.

Page 241: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E U W. 2I9

konden geoordeeld worden. Deeze leugentaal is geduurende 3oo Jaaren voor-echt gehouden, en als zodanige door geheel Europa i n de tiende eeuw uit­gevent geworden (72). Men heeft eindelijk wel het bedrog dog te laat ontdekt, dewijl het kwaa-de dat daar door te weeg kon gebragt worden , reeds verfpreid was. Onder de Romeinfche Bisfchoppen in dit tijdvak die hunne gecftelijkc waardigheid, luister en aanzien bijgezet'hebben, verdient Ni. colaas den I de eerste plaats, een man van uit­muntende geestvermogens, kloekhartig in zijne be-flisfingen} cn van eene onbuigzaame flandvastig-heid, om dat geen bet welk hij beflooten had door te zetten. De Abt Regino verheft hem met deeze deftige lóffpraak: „ dat na Gregorius den Groo.

ten, geen Romeinsch Bisfchop met hem kan vergeleeken worden, dat God in hem eenen an-

„ deren Elïas heeft doen opfiaan, en dat hij over ,-, de Koningen en Tijrannen als Heer der Aarde „ geheerscht heeft (73) ." Echter heeft zijn op­volger Johannes den VI I I , in de zugt naar gezag hem niet toegegeeven , en'aan Koningen en Vors­ten op eenen zo gebiedenden toon gefchreeven, als of zij zijne onderdaanen geweest waaren (74> De

Ker*

72) FLEURIJ Hist. eccles. Tom I X . Liv. 44. Ch. 22.

GERH. VON MASTRICHT Hist..Jur. canon. Cap. 220

223, 230-233.

(73) REGINO Lib II. ad a. 868. ap.SCHARD. fol. 40a;

(74) Men zie SCHMIDTS Gefch. der Teutich. Th. ï .

E , 3- Kap, 16. S. 624 %

Page 242: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

220 G E S C H I E D E N I S D E R

Kerkdijken ban was het dwangmiddel, waardoor de Pausfen alles wat zij begeerden konden uitvoe­ren, die even als een donderflag de Volkeren be­dwelmde, en zelfs de Koninglijke throonen deed waggelen. Dit gevreesde middel, wierd bijzonder in de Huwlijkszaaken van de Koningen en Vorsten gebruikt, dewijl dezelve voor den Geeftelijken Richterftoel getrokken wierden. Hier in oeffenden de Pausfen voornaamlijk hun gezag uit van te ont­binden en te binden, en Nicolaas den I noodzaak­te Koning Lotharius om zijne Gemaalin Thietberg wederom aan te neemen, die door eene uitfpraak der Bisfchoppen van hem gefcheiden was, en om de andere Waldrade te verftooten. Zo moest ins­gelijks Robert Koning van Frankrijk van zijne Ge­maalin Bertha, uit hoofde van geestelijke bloedver-wantfchap, fcheiden, dewijl Gregorius den V hem ia den Kerkdijken ban gedaan had; de uitfpraa-ken der Pausfen wierden voor wetten gehouden, die niemand ongeftraft durfde overtreeden, offchoon fomwijlen hun ergerlijk leven tegens alle Godde­lijke en Menfchelijke wetten aanliep. Ook heeft de Roomfche kerk, bijzonder in de tiende Eeuw verfcheiden zeer booze en ondeugende Opperhoof­den gehad, namelijk Sergius den III, Johannes den X , Johannes den X I , en Johannes den X I I ; waar van de eerste met de beruchte Marozia boe­leerde, de tweede zich aan het zelfde euvel fchul-dig maakte, met haare niet minder beruchte Moe­der Theodora, terwijl de derde, een zoon van Ma-

ra-

Page 243: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 221

rozia was, die zij bij Scrgius verwekt had, en de vierde, haar kleinzoon is geweest. Men zal zich mogelijk verwonderen, dat het gebouw van dit Geedelijk oppergezag, daar door niet aan het wag­gelen geraakt, of geheel en al is ingeftort. Dog hetzelve was te fterk gevestigd; en z i j , die na dit hoogde toppunt van Geedelijke waardigheid dreef-den, waaren zeer menigvuldig, en arbeidden ook allen aan de indandhouding en voortduuring van dezelve. Men haatte en verachtte wel eenen Hech­ten en ondeugenden Paus: dog men eerbiedigde zijne waardigheid. Deeze wierd voor heilig gehou­den , offchoon de perfoon ook nog zo affchuwe-lijk was.

G E -

Page 244: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

G E S C H I E D E N I S

D E R

M I D D E L - E E U W

V I E R D E B O E K .

Z E D E R T H E T U I T S T E R V E N D E R M A N N E ­

L I J K E S A X I S C H E K E I Z E R L I J K E E N KO­

N I N G L I J K E S T A M I N D U I T S C H L A N D ,

T O T OP D E N D O O D V A N K E I Z E R L O T H A *

RIUS D E N II.

Van het Jaar 1024 tot 1137 (113 Jaaren.")

L

][VIet Keizer Hendrik den II dié met zijne Ge-maalin Kunigunde in eenen onthoudenden echt ge­leefd had, was de mannelijke Saxifche - Keizer en ' Koninglijke ftam geëindigd, dewijl zijne beide jon­ger broeders, Bruno en Arnoldtax den geeftelijken ftaat waaren overgegaan. De Franken, die zich zelven als het voornaamfte volk, onder de Duit­fchers aanmerkten, hadden niet zonder wangunst,

de

Page 245: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L»E E U W. 233

de heerfchappij in handen van de Saxen gezien. Thans fcheen hier in verandering te zullen komen. In de, na eene tusfchenregeering van agt wee-ken, daar op gevolgde verkiezing kwamen twee Frankifche Vorsten Coenraad den oudjlen en Coen­raad dsa Jonglicn voornamelijk in aanmerking. Z i j waaren broeders zoons, en flamden bei Jen, van vrouwelijke zijde, van Otto den I af, wiens dog­ter Luitgard, gehuwd aan Coenraad Graaf van Worms en naderhand Hertog van Lottharingen, hunne overgrootmoeder was. Aan den eersten gaf zijne deugd en oprechtheid, en aan den anderen deszelfs magt, dewijl hij Hertog in Franken was, den voorrang. Beide waaien zij onderling over­eengekomen, dat voor hem, die de meeste Hem­men zou hebben, den anderen zou wijken. De meesten , ja bijna alle de ftemmen vielen op Coen­raad den oudjlen (i), die door de oude gefchied-fchrijvers, algemeen den 'Sajier genaamd word; mogelijk om dat hij een Frank was, dewijl onder dezelven de Saliers eertijds als de voornaamfte ftaa» aangemerkt wierd.

. . I I . _ ^ / j

Na dat hij de Duitfche Kroon ontfangen had, zogt hij ook de Italiaanfche en de Romeinfche te

ver-

0) WIPPO in Vita Conradi Salici ap. PISTOR Tom. III p. 425, 45Ö.

1024. Sept.

Page 246: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

tö&§.

I

<

Ö E S C H I Ë Ö Ë N Ï S D E R

verkrijgen. De Italiaanfche Geefteli jke en waereld -lijke grooten, hadden zeer onderfcheidene gevoe­lens. De laatften, aan welke de heerfchappij der Duitfchers altoos haatelijk geweest was, booden de Kroon aan Robert Koning van Frankrijk aan i en dewijl hij die, zo wel voor zich zelve, als na­derhand voor zijnen zoon Hugo van de hand wees, aan deh Hertog tVillém van Aquitanien , die daar toe wel niet ongenegen Was, dog wegens hunne oneenigheid en Onbeftendigheid, de zaak te be­denkelijk vond. De Geeftelijken begeerden liever eenen Duitfchen Koning, dewijl zijondef zijne re­geering de aan hun doör de voorige Keizers en Ko­ningen gefchonkene, en van de aanzieneh'jken hun. misgunde bezittingen, gemakkelijker vermeenden te zullen kunnen behouden. De Aartsbisfchop van Milaan, Herilert genaamd , begaf zich benevens mdere grooten naar Conftans bij Koning Coenraad, zwoer hem den eed van trouwe, en noodigde hem 3m van Italien bezit te neemen ( 2 ) .

I I I .

Voor en aleer Coenraad hier echter toe befloot, :ogt hi] eerst, eenen tusfchen hem en Rudolf den [II. Koning van Bourgondien, ontftaanen oorlog te ïindigen. Deeze wilde het te vooren met Keizer 'lenarik den I I , als de zoon van zijne oudfte zus­

ter

(a) WIPPO 1. c. p, 430.

Page 247: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I 15 D E L - E E ü W. 325

ter Gifsla geflootene erfverdrag (3) niet nakomen, dewijl hij de verbintenis van hetzelve met den dood des Keizers als opgehouden befchouwde. Maar Coen­raad, als Hendriks opvolger in het R i j k , meende zich ook tot de erfopvolging in Bourgondien ge­rechtigd , en nam, om Rudolf tot nakoming van het verdrag te noodzaaken, de ftad Bazel weg. Dog Coenraads Gemaalin Gifela, eene door haar verftand en fchranderheid in de oude gefchiedboe-ken zeer beroemde vrouw, die een zusters dogter van den BourgondifchenKoning was, (namelijk van zijne derde zuster Gerberg), bemiddelde een ver­gelijk uit kragte van het welk Rudolf naderhand het erfverdrag bevestigde (4).

1 I V .

Vervolgens ondernam Coenraad den togt naar Ita­lien. De Aartsbisschop .Heribert zette hem te Mi­laan, de Italiaanfche, en de Paus Johannes den X I X te Rome de Keizerlijke Kroon op. De Ro- 1 msinen gaaven ook bij deeze gelegenheid blijken van hunnen ouden haat tegen de Duitfchers, met welken zij om eene geringe oorzaak twist zogten, waar uit een gevecht ontftond. Dog dit eindigde niet alleen tot hun nadeel, maar ook tot hunne vernedering en befchimping, dewijl zij met koor­

den

(3) Zie hier voor B. III § XXXV. (4) WIPPO 1. c. p. 431.

P

I027.

1026.

1027. 26

tfaart.

Page 248: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

tlS G E S C H I E D E N I S D E R

den om den hals om vergiffenis moesten fmeeken. Van Rome toog de Keizer naar Apulïèn, dat ge­deeltelijk nog de Griekfche, en gedeeltelijk de Duitfche opperheerfèhappij erkende. Hij bragt Be-nevento, Capua en dc andere fteden van het land, of door geweld, of door haare vrijwillige overgaaf tot onderwerping (5). Ter deezer tijd vestigden zich ook de Normannen in Apuliën, die voor ee­nige jaaren bij toeval derwaards gekomen waaren. U i t Normandijen wierden verfcheiden bedevaar­ten, het zij uit Godsvrucht of bijgeloof, naar Je-rufalem ondernoomen. Bij de uit en thuis reis, pleegen deeze bedevaartgangers, in het Beneden Italien den berg Gargano of die van Casfino te be­zoeken, en wel den eerften, wegens de verfchij-ning van den Aartsengel Michael, waarom denzel­ven ook naderhand Monte di S. Angelo genaamd is geworden, en den anderen, uit hoofde der aldaar door den heiligen BenediEtus verrichte wonderwer­ken. In het begin van de elfde eeuw was een hoop van 40, of zo anderen zeggen, van 100 Nor-mannen naar Jerufalem getrokken. Op de terug­reis kwamen zij te Salemo, alwaar zij door den Prins Guimar den III wel ontfangen wierden. Dit Vorstendom was ter deezer tijd door verfcheidene invallen der Saracenen uit Afrika en uit het door hen veroverde Eiland Sicilien, fchrikkelijk ver­woest. Geduurende het verblijf van de Norman­

nen

(5) ld 1. c. p. 433.

Page 249: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - Ë B Ü W . 2 2 ?

toén in Salerno verfcheenen de Saracenen voor de ftad, en vorderden, onder bedreiging van dezelve te zullen verwoesten, eene aanzienelijke brandfchat-ting. Ondertusfchen terwijl de Sakrners dezelve zogten bij den ander te brengen, overvielen de Normannen, de zich zeker waanende Saracenen, floegen hen op de vlugt, en jaagden ze naar derzel­ver fchepen terug. Deeze kloekmoedige daad verwek­te bewondering, en de Prins Guimar wilde zulks dappere luiden in het land behouden. Dog zij wee­zen het voorftel van de hand; echter met belofte van of zelfs weder te zullen komen, of andere hunner landsluiden te zullen zenden. Deeze kwa­men ook, en wierden van tijd tot tijd door meer anderen gevolgd. Wanneer naderhand de Keizer Hendrik den I I , tegens de Grieken in Apuliën krijg voerde, wierden hem de Normannen door hunne uitneemende dapperheid bekend, en zij be-weezen hem aanmerkelijke diensten. Zi j zetteden zich tusfchen Napels en Capua neder, en bouw­den hier de ftad Averfa ( ó ) . Coenraad den II ver­gunde hun aldaar te woonen, en nam hen onder de Rijksleenluiden aan. Hij beloofde zich van hen aanzienelijke voordeelen, en meende hen tot verde­diging der grenzen, tegens de Grieken te gebrui­ken (7).

Ge-

( 6 ) GUMNONE fstoria del Regno di Napoli. Tom. I L Lib IX. princ. et Cap. I.

( 7 ) WIPPO. 1. c. p. 433.

P 2

Page 250: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

2a8 G E S C H I E D E N I S D E R

V .

Geheel Italien was nu bevredigd: dog de Keizer vond bij zijne terugkomst Duitschland vervuld met gevaarlijke tweefpalt, waarvan zijn ftiefzoon Er-nest Hertog van Swaben ( f ) den aanftooker was. Hi j hield de Bourgondifche erfopvolging voor een van zijne moeder afkomftig recht, het welk dier-halven aan hem als haaren oudften zoon, in het bijzonder toekwam, en hij had om hetzelve in al­len opzichten met geweld te handhaaven, zich met andere Vorsten verbonden. Dan deeze onder­neeming haalde hem eerst het verlies der vrijheid en naderhand dat van zijn Hertogdom op den hals. Hij wierd aan Majesteits fchennis fchuldig ver­klaard , en door de Bisfchoppen in den kerkdij­ken ban gedaan, dewijl het ter deezer tijd gebruik-lijk was, om het waereldlijk gezag door het Gees­telijke meerder kracht en nadruk bijtezetten. Van zijne waardigheid beroofd, en uit de burgerlijke en kerkelijke maatfchappij verftooten, hield Ernest zich met vechten, rooven,en plunderen bezig, en vond eindelijk in deeze fchandelijke bedrijven ook eenen fchandelijken dood (8).

Ter

Q ) De Keizerin Cifela was te vooren met den Hertog Ernst van Swaben gehuwd geweest, en uit deezen echt, was den geraelden Ernest geboorcn.

(8) WIPPO 1. c. p. 434 — 438.

Page 251: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U VV. 229

V I.

Ter zelfder tijd, dat de beteugeling der oproeren in het Duitfche Rijk aan den Keizer zo veel werks verfchafte, wierd hij ook in buitenlandfche onlus­ten gewikkeld. De Poolen hadden zedert den dood van Otto den I de Duitfche opperheerfchappij er­kend, en eene Jaarlijkfche fchatting betaald. Z i j wierden door Hertogen geregeerd. Dan de Hertog Boleslaus had na den dood van Keizer Hendrik den II zich Koning genoemd, en na zijn fpoedig daar opgevolgd overlijden, had zijn zoon Mifeco, die in de Poolfche Jaarboeken onder den naam van Mie-cislaus bekend is , deezen tijtel blijven voeren. Als Koning wilde hij onafhanglijk en vrij van fchatting zijn. Zelfs deed hij verfcheide invallen in de oos­telijke Saxifche Provinciën, die hij deerlijk ver­woestte. Na eenen met afwisfelend geluk gevoer-den oorlog, en na zeer rarapfpoedige lotgevallen door hem zelfs ondervonden, moest hij zich echter eindelijk aan den Keizer onderwerpen, en zijn oppergezag even als te vooren erken-nen (9).

VII .

Het vernieuwde verdrag met Rudolph den III, Ko-

CsO WIPPO 1. c. p. 438. HAIIN Teutfche Kaijfer-und

Reichs Hist. Th. II. S, 141. not. ra.

* 3

1024.

1028. 4

1031.

Page 252: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

1035.

23° G E S C H I E D E N I S D E R .

Koning van Bourgondien, wegens de erfopvolging in dit Koningrijk wierd eindelijk door zijnen dood ver­vuld. Weinig tijds te vooren had hij aan den Kei­zer de Kroon met de andere Rijkscieraadien, waar­onder ook de voorgewende lans van den heiligen Mdiirïis, toegezonden. Het geen de Keizerin-het Rijk door die erffenis aanwon, betïond in het op* pergezag en de leenheerfchappij over Provence, Dauphind, het Graaffchap Bourgondien, Lions, Savoijen, en een gedeelte van Switferland, name-lijk Freiburg, Solothum, Bazel, en een deel van Bern. Dog de meeste deezer Landfchappen hadden derzelver bijzondere landsheeren, onder den tijtel van Graaven, die Bourgondifche leenmannen waa­ren. Tegenswoordig is aan het Duitfche Rijk daar­van niets overig gebleeven als Savoijen en het Bis­dom Bazel. De Bourgondifche Landfchappen waa­ren te vooren van het West-Frankifche Rijk af-gefcheurd, en zijn ook van tijd tot tijd wederom met het zelve vereenigd geworden. De Keizer Coe?i-raad den II geraakte ondertusfehen niet dadelijk in het bezit van dit Koningrijk. Hij moest daarover eerst met Otto Graaf van Champagne eenen oorlog voeren, die uit hoofde van zijne Moeder Bert ha, de tweede zuster van Koning Rudolpb, daarop aanfpraak maakte, en een gedeelte daar van in be­zit genoomen had. Dog Coenraad wierd door de Bourgondifche Rijksgrooten en door het volk als Koning erkend, en met den dood van den ein­

de-

Page 253: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

[M I D D E E - E E U W. 331

del ijk in deezen oorlog verflagenen Graaf Otto, hield den twist geheel op (10).

V I I I .

Nieuwe onlusten riepen den Keizer naar Italiën, alwaar de Leenlüiden tegens hunne Leenheeren de wapenen opgenomen hadden. De eerften beklaag­den zich over de geleedene onderdrukkingen van de laatften. Deeze befchuldigden Hertfort Aarts-bisfchop van Milaan als den aanftooker van dee­zen twist; waarom de Keizer hem gevangen liet zetten. Dewijl cok de Paus BenediSlus den I X , door de Romeinen uit de ftad verjaagd was, zo plaatfte Coenraad hem weder op zijnen zetel. Van Rome toog hij naar Apuliën, en noodzaakte Pan-dolfus Hertog van Capua, die de bezittingen van het Klooster op den berg Casfino verwoest had, tot vergoeding. Bij deeze gelegenheid maakte hij Raimilfus, den aanvoerder der Normannen, tot Graaf van Averfa, en gaf hem hetzelve ter leen ( I I ) . En dit was het geringe begin van de Heer­fchappij der Normannen in Italiën, waaruit de twee Koningrijken Napels, en Sicilien ontftaan zijn. De Keizer geraakte intusfchen nog in moei-

je-

(ro) WIPPO' 1. c. p. 438*441. Cor.f. STRUV. Corp Hist.

Cerm. p. 341, 342. § VIII . ibique alleg. /iuctores.

(11) WIPPO 1. c. p. 440. Conf. STRUV. p. 34°- $•

VI. ibique alleg. Scriptor.GIANNONE Tom II. L . L X . C l .

P 4

1037.'

rc.36.

1037.

Page 254: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

2 3 3 G E S C H I E D E N I S D E

jelijke omftandigheden in het opperfte gedeelte van haiiên. De Aartsbisfchop van Milaan was uit de bewaaring ontvlugt, waarin hij bij Poppo Patriarch van Aquilea geweest was, en had zelfs de ftad Milaan tot eenen opftand gebragt. De Keizer kon die , uit hoofde van zijn, door eene aanftee-kende ziekte, zeer verzwakt leger, niet bedwin­gen. Deeze ziekte rukte ook eenige naverwanten van den Keizer uit de waereld, en daar onder Kunigunde, Gemaalin van zijnen zoon Hendrik, en dogter van Canut den Grooten, Koning van Dee­nemarken en Engeland. Het is bekend, dat de Keizer Coenraad den II, het door Koning Hen­drik den I geftigte Markgraaffchap Sleeswijk aan den Koning van Deenemarken afgeftaan had. M o -gelijk is zulks bijgelegenheid van dit, in het jaar 1036 geflootene, huwelijk gefchied. Eenige ge-fchiedfchrijvers ten minften bepaalen deezen af-ftand ter dier tijd (12). Zedert is d e ^ r weder­om de grensfcheiding tusfchen Duitschland en Dee­nemarken geworden en gebleeven.

I X . I Uit Italièn begaf de Keizer zich naar Bourgon.

dien, alwaar hij zijnen zoon Hendrik, die reeds

voor

(12) W I P P O 1. c. p. 441. A D A M B R E M . Lib. II. Cap.

S>3. in L W D E R B R O G . Script, rer. Germ. p. a7. Fid. CQH-

um de Finib. lmp, Germ. c. 14.

Page 255: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W , 233

voor eenige jaaren (1025, 1028.) tot zijnen Op­volger verklaard en gekroond was, ook tot Ko­ning van Bourgondien te Solothurn kroonen liet. Een algemeen kwaad had ter deezer tijd in Duitsch­land , Frankrijk, en andere Landen plaats, namelijk het verderffelijke Recht, van zich door de wape­nen zelfs recht te verfchaffen, waardoor rooven, moorden, branden en alle daaden van geweld, fchier geoorloofde bedrijven wierden. Men hield het voor onmogelijk om dit kwaad geheel te ver­delgen , en daarom was men alleen bedagt om het­zelve te verminderen. Deswegens wierd op de bijeenkomst te Solothurn de bepaaling gemaakt, dat, van des woensdags avonds tot maandag mor­gen vroeg, niemand zijne naasten berooven, nog zich aan hem wreeken, of eenig ander geweld te­gens hem pleegen zoude, en dit alles op fhaffe van den Kerkdijken ban. Dit wierd de Vreede Gods Cf) genaamd. In Frankrijk was deeze fchik-king reeds eenige jaaren vroeger ingevoerd gewor­den (13); en men heeft hetzelve naderhand ook in andere Landen aangenoomen. De eerbied voor de dagen, waarin Christus gevangen, gekruist, ge­korven en opgedaan was, fchijnt het in acht nee-men van deeze vastltellin^ het meeste bevorderd

te

( t ) Treuga Dei, Treuga Domini.

(13) GLABER RODULPH. Lib. V . c. L in Pithoei/fo/.

Franc. Scriptor. XI. p. 55, Mascov. de reb. Imp. fub. Conr. II, § 2 4 .

? 5

1038.

Page 256: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

I039-4

Juny

X .

104a.

234 G E S C H I E D E N I S D E R

te hebben. De Keizer Coenraad den II , die, vol­gens de gewoonte van dien tijd, uit het eene Landfchap naar het andere trok, ging uit Bour~ gondiên naar Saxen en vervolgens naar Friesland. Hij ftierf te Utrecht, aan eene ziekte die hij uit Italien meedegebragt had. Hi j was een Vorst, die met even zo een uitfteekend aanzien als fchran-derheid geregeerd had; offchoon hij geene door oeffening verkreegene kundigheden bezat. Zijn natuurlijk verftand vervulde dit gebrek.

Zijnen reeds lang te vooren tot zijnen opvolger benoemde Zoon, Hendrik den III, volgde hem, zonder op nieuw verkoozen te worden, in de Re­geering, welke meest al zeer bedrijvig was, Reeds in den beginne moest hi j , ter verdediging van zij­ne heerfchappelijke Rechten, tot het uiterfte mid­del , namelijk de wapenen, in Boheemen en Bour­gondien toevlugt neemen. In het eerst weigerde de Hertog Bretislaus de door zijne Voorvaderen betaalde Jaarlijkfche fchatting, en ftreefde na de aan het Menschdom zo aangenaame onafhanglijk. heid. Hij wierd echter, niettegenftaandezijne hard-hekkige tegenweer, genoodzaakt om zo wel 'van het Rijk afhanglijk, als aan hetzelve;cijnsbaar te blijven. In Bourgondien waaren de Graaven Régi-nald van Bourgondien en Gerold van Vienne on­vergenoegd en wederfpannig. Dan dewijl den eers>

ten

Page 257: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E . - E E IJ W. 535

ten in eenen veldflag geflaagen was, onderwierpen zij zich beiden. Hiertoe werkte ook Hendriks hu­welijk met Agnes, dogter van Willem den I V , Hertog van Aquitanien, eenigzints meede, die van Moeders zijde met het Graaflijke Bourgondifche Huis vermaagfchapt was (14). Deeze nieuwe ver­zwagering wierd tevens een middel, om de onder-hoorigen in eene goede gezindheid- tegens de Op-perheeren te houden.

X I.

Ter deezer tijd was eenen twist over de Konings­verkiezing in Hangar ij en, eene toeval Jige oorzaak, dat Hendrik aan deezen oorlog deel nam. Na het overlijden van Koning Stephanus verkoos een deel der Hongaar en zijn zusters zoon Picter, en het ander zijn zusters gemaal Obo. Deeze, die de fterkfte was, verjaagde zijn mededinger, die hier op hulp bij onzen Koning Hendrik zogt en ook verkreeg. Dit veroorzaakte een oorlog tusfchen Hendrik en Obo, die met de wederherftelling van Koning Pieter, en mét het vermoorden van Obo eindigde. Uit dien hoofde nam Pieter zijn Koning­rijk van Hendrik ter leen, en deed aan hem be­nevens de Hongarifche grooten den eed van trou­we. Dan deeze Leenheerfchappij was van geenen duur, dewijl Koning Pieter binnen weinig tijds

i n

(14) Vid. JVÏAscoy, de reb. Imp. fub Henr. III. § 3 1 ,

t04ï .

1042.

1044.

1045.

Page 258: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

Ï 0 4 6 .

I 0 4 7 .

23<5 G E S C H I E D E N I S D E R

in een oproer eerst van zijne oogen, en naderhand van zijn leeven beroofd wierd (15). Om den dood van Pieter te wreeken, beoorloogde Hendrik den door de Hongaaren nieuw verkozen Koning An-dreas wel , dog zonder veel voordeel, en zonder deezen oorlog tot zodanig een einde te brengen als hij wel wenschte. Andere gebeurtenisfen ver­hinderden hem hierin.

X I I.

Juist ter deezer tijd moest hij zijn geheelen aan-dagt naar Romen wenden. Hier waaren bi] de Pausfelijke verkiezingen, die tegens de oude ge­woonte , zedert Hendrik den I I , zonder Keizerlij­ke goedkeuring en bekragtiging gefchiedde, zoda­nige wanorders ingefloopen, dat er thans drie Paus­fen te gelijk waaren, namelijk BenediBus den I X , Silvester den III en Gregorius den V I . Zij had­den onderling de Pausfelijke waardigheid en in-komften gedeeld; de eerfte was in bezit van het Lateraanfehe Paleis, de tweede van de St Pieters, en de derde van de groote St Maria Kerk. Hen­drik, om aan deeze ergernis een einde te maaken, beriep eene Kerkvergadering te Sutri, welke de beide eerste Pausfen afzette, en de derde bewoog

om

(15) HERMANN. CONTRACT, ad a. 1044, 1045, 1046.

ap. PISTORIUM. Tom. I. p. 138, 139. Fid. STRUV. p.

348, 349. §. III. ibique alleg. Script.

Page 259: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L . E E U W . 23?

om het Pausfchap neerteleggen. Hendrik toog hierop naar Romen, alwaar, in eene doorhem aangelegde verkiezing, Suidgar, Bisfchop van Ramberg, verkooren wierd, die den naam van Clement den II aannam. Van hem liet Hendrik zich tot Keizer, als mede zijne Gemaalin Agnes tot Keizerin krooneti. Bij deeze gelegenheid wierd het verdrag vernieuwd, dat geen Paus, zonder Keizerlijke goedkeuring verkooren zou worden (16). Dit wierd ook, zo lang Hendrik leefde, zo wel nagekomen, dat nog drie Duitfche Bisfchop­pen, op zijne beuoeming, of voorflag de Pausfe­lijke waardigheid verkreegen hebben: namelijk in het jaar 1048. Poppo van Brixen, naderhand Da-mafus den I I ; 1049 Bruno van Toul, naderhand Leo den I X ; en in 1055. Gerhard van E-chftadt, naderhand Victor den II genaamd. Van Romen deed de Keizer eene reis naar Apuliën, alwaar de Normannen zich fterk uitgebreid, en den Grieken veel ontnomen hadden; het welk men van 's Keizer's wege niet ongaarne zag. Wanneer de Opperhoofden der Normannen, Drogo Graaf van Apulicn en Reinulf Graaf van Averfa, zich bij den Keizer mst gefchenken vervoegden, bekragtigde hij derzelver bezittingen, en beleende hen daar meede. Dog voor de Pausfen was den zo gevvel-

di-

(16) OTTO FRISING. Lib. V I . c. 32. in URSTISII Script, rer. Germ. Tom. I. p. 135. Conf. STRUV . p. 350. §. IV. n. 24.)

1047.

Page 260: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

338 G E S C H I E D E N I S D E R

digen aanwas van het Normanfche gezag, die ook de Kerkelijke goederen niet verfchoonden, een doorn in het oog. De Paus Leo den IX reisde deswegens naar Duitschland, om bij den Keizer daartegens hulp te zoeken, die hij echter niet ver­kreeg. Intusfchen, dewijl hij eenige Duitfche Krijgsbenden met zich gebragt had, verfterkte hij die met andere Italiaanfche, en beoorloogde de Normannen, dog met een zo ongelukkig gevolg, dat Ii'j geflaagen en zelfs gevangen genoomen wierd. Echter bejegenden zij hem met grooten eerbied, en fchonken hem de vrijheid zonder eenige voor­waarde (17). De volgende tijden maakten eene zodanige verandering in de omftandigheden en ge­zindheid der Normannen, dat zij de ieverigfte vrienden en verdedigers der Pausfen, en de hef-tigfte vijanden en tegenftreevers der Keizers wier­den.

X I I I .

Hendrik vond, na zijne terugkomst uit Italien, fpoedig nieuwe bezigheden in Lotharingen. Hi j had het Hertogdom Opper - Lotharingen aan Edel­hert van El/as gegeeven, na het welk Godfried de Gehaarde, Hertog in Neder-Lotharinge ook geftaan had, ten einde beide Hertogdommen in zijnen perfoon te vereenigen, en deswegens Adel-

hert

(17) GIANNONE Tom. II. L . 9. C . 3. p.58. &

Page 261: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 239

bert beoorloogd. Deeze was in dien oorlog om­gekomen, en uit dien hoofde zijn Broeders zoon Gerhard van El/as, (de Stamvader van alle de volgende Hertogen van Opper - Lotharingen) in zijne plaats benoemd, dog Godfried, wegens zij­ne wederfpannigheid van dé Hertoglijke waardig­heid in Neder • Lotharingen ontzet geworden. Dit bragt hem op nieuw in de wapenen: dan ook wel­dra zodanig in de engte, dat hij genoodzaakt wierd genade bij den Keizer te zoeken, die hij ook door de bemiddeling van den Paus Leo den I X ver­kreeg (18). Godfried begaf zich daarop naar Jta-Jiên. In het eerst was het den Keizer niet on­aangenaam, eenen zo woelzieken Vorst uit het Duitfche Rijk verwijderd te zien. Dog wanneer Godfried zich met de Markgraavin Beatrix, na-gelatene weduwe van Bonifacius, Markgraaf yan Tuscïén, de magtigrte onder alle de Italiaanfche Vorsten , in het huwelijk begaf, zo vreesde Hen-drik uit deeze verbintenis gevolgen, die hem nadeelig zouden kunnen worden. Ten einde die voortekomen deed hij eene reis naar Italiè'n. God­fried verdedigde even zo wel als Beatrix hun hu­welijk met goede redenen: dan des niettegenftaan-de verbrak hij die Echtverbintenis, onder het voor-wendzel, dat dezelve zonder zijne bewilliging ge-

floo-

(18) MASCOV. de reb. lmp. fub Henu III. §. 35, ,41.

1048.

1049.

1054.

I°55-

Page 262: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

Cio48.)

1056.

440 G E S C H I E D E N I S D E R

flooten was geworden, en Beatrix moest hem naar Duitschland volgen (19).

X I V .

De Keizer had eenige Jaaren geleeden met Hen­drik den I Koning van Frankrijk te Metz een

vriendfchappelijk mondgefprek gehouden: dog eene andere bijeenkomst te Ipsch (Ivois) in het Aarts-ftift Trier was niet met zo veel vriendelijkheid ge­ëindigd. Volgens het verhaal van eenen Duitfchen Gefchiedfchrijver, zoude de Koning aan den K e i ­zer heftige en zijne eer beledigende verwijtingen gedaan, en deezen daarop aan geenen een twee-gevegt aangeboden hebben, die echter des nagts heimelijk van daar vertrokken was (20). D o g , het geen hier van in de Franfche jaarboeken ver­meld word, luid eenigzints anders. De Keizer, word daar in gezegd, had den wederfpannigen Graaf van Champagne, Thibaut, in zijne befcher-ming genomen, en de Koning, op de hier over ingebragte bezwaaren, geene voldoening bekomen. Dewijl hij nu verraderlijke aanflagen tegens zijn perfoon vreesde, was hij des nagts van daar ge-reist (21), Ten opzichte van deeze laatfte omflan-

dig-

(19) . LAMBERT. SCHAFNAB. ad a. 1055. ap. PISTOR.

T . I p. 165. (20) . Id. bid.

( 2 1 ) MEZERAJJ Abr. Chrono!. T . 1, p. 327.

Page 263: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D £ L - E E U W. 341

digheid leest men elders, dat, na eene tusfchen beiden voorgevallene woordenwisfeling, de K o ­ning den Keizer uitdaagde, even als Francois den 1, Karei den V uiteischte (22). Di t was dus misfchien het eerste voorbeeld van eene uitdaa-ging tot een tweegevegt tusfchen gekroonde Hoof­den.

X V .

Weinig fijds na dit mondgefprek ftierf Hendrik de. III, die ook de zwarten en de Vroome ge-naamt wierd. Hi j maakte van zijne Keizerlijke en Koninglijke waardigheid alle mogelijk gebruik ter vergrooting van zijn gezag, en ten voordeele van zijn Huis. Hij regeerde uit dien hoofde ook zeer willekeurig. Hij gaf en nam Hertogdommen na zijn goedvinden. In Beijeren zette h i j , de door hem zelfs aangeftelden, Hertog Coenraad, binnen weinig tijds wederom af, dewijl hij een huwe­lijk met 'sKeizers dogter geweigerd had, en ver­klaarde zijnen zoon Coenraad, die nog maar een kind was, tot Hertog. Na het vroegtijdig over­lijden van deezen, fchonk hij Beijeren aan zijn Gemaalin, even als of dat Rijk zijn eigendom was. Het Hertogdom Frankenland behield hij be-ftendig voor zich zelfs. Insgelijks maatigde hij

zich

(32) VELLIJ Hist. de France. Tom. 11, p. 370.

Q

Page 264: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

3 4 2 G E S C H I E D E N I S D E R

zich buitenfpoorige rechten over de perfoonen dep Vorsten aan, waar van de geweldige en onrecht­vaardige echtfcheiding der Markgravin Beatrix , van Godfried geweezen Hertog van Lottharingen, een ergerlijk voorbeeld i s , dewijl het in Duitsch. land niet gebruikelijk was, dat de Rijksleenman-nen de bewilliging van den Leenheer tot hunne Huwelijken verzoeken moesten. Hij liet zijnen zoon Hendrik, eer hij nog gedoopt was, (1050.) door de Vorsten, als zijnen opvolger hulde zwee-ren, en, eer hij vier jaaren oud was, kroonen, In alles wat hij ondernam, betoonde hij eene on-bezweekene en ftandvastige kloekmoedigheid, en verbond daar meede, het geen zonderling fchijnt, eene bijgeloovige vroomheid, of mogelijk fchijn-heiligheid. Het was ter dier tijd de gewoonte, dat Keizers en Koningen op zekere feestdagen met de Kroon op het hoofd verfcheenen. Hendrik den III zette die nooit op, dan na dat hij te vooren in het geheim gebiegt, en van den priester daar toe verlof bekomen had. Ook geesfelde hij zich bij die gelegenheid, en liet zich door anderen geesfelen (23). Diergelijke daaden deeden zijne verdienden bij de Geeftelijken zeer rijzen, en ver­wierven hem derzelver goedkeuring en loflpraa-ken: hoe zeer echter ten laatften aanzienlijken en geringen over hem onvergenoegd waaren, en over

zijne

(23) Men zie M . J. SCHMIDS gefchichte der Demfchenj

Th. 11. S. 241.

Page 265: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I I» D E Ï . - E E ü W. £243

zijne allengskens verergerende Regeering klaag, den (f24).

X V I .

Intusfchen, dat in Duitschland een nieuw ge­flagt op den Throon verheven was, had Koning Robert in Frankrijk, de van zijnen Vader Hugo Ca. pet geërfde Kroon gelukkig bevestigt, en, om die ook aan zijne nakomelingfchap te verzekeren, zij­nen oudften zoon Hugo, en na diens vroegtijdigen dood, de tweede Hendrik, tot Meedebeftierder' aangenomen, en na gewoonte laaten Kroonen. Des niettegenftaande wilde, na zijn overlijden, zijne weduwe, de Koningin Conjlantia, haaren jongften Zoon Robert, uit moederlijke tederheid, tot den Throon bevorderen, en had hier in de Graaven van Champagne en Vlaanderen tot mee-dehelpers. Dog Hendrik behield, met hulp van den Hertog Robert den II van Normandijen, de overhand, en eindigde den twist door een ver­gelijk, uit kragte van het welk hij zijnen broe-der Robert het kort te vooren ontruimde Hertog­dom Bourgondien gaf, het welk zijne mannelijke nakomelingen over de 300 Jaaren bezeten hebben. Het word als iets bijzonders aangemerkt, dat Hen­driks tweede Gemaalin Anna, eene Rusfifche

Prin-

(24) HERM. CONTRACT, ad. a. 1053.ap PISTOR. Tom, I. p. 145.

1031.

Page 266: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

244 G E S C H I E D E N I S D E K

Princes, en een dogter van den Grootvorst Ja-roslaw was. Hier van word als oorzaak opgegee-ven, dat, dewijl ter dier tijd de huwelijken tot in den zevenden graad van namaagfchap verboden waaren, hij niet gemaklijk, zonder met den Paus overhoop te raaken, eene Gemaalin zou gevon­den hebben. Hij zogt 'er dierhalven liever eene aan het uiterfte einde van Europa, en bij een volk, dat in het geheel geene verkeering nog ge-meenfchap met de overige Europeefche Mogend­heden had (25).

X V I I .

De Christelijke Spanjaarden zetteden hunne 'oor­logen tegens de Mooren geduurig en met een goed gevolg voort, bijzonder de Koningen van Navarre. Uit dit Koningrijk was nog eenen an­deren Christelijken ftaat in Spanjen ontdaan. Ee­nige rijke en aanzienlijke Gotthifche Edellieden, in de aan Leon, Asturien en Biscaijen grenzende landen, verdedigden zich in den beginne tegens hunne onchristelijke vijanden, en verdreeven hen vervolgens van de eene plaats naar de andere. Zij bouwden de ftad Burgos, en noemden zich Graa­ven van Cajlilien; waarfchijnlijk in de toenmaali-ge betekenis des woords, waar door een ampte­

naar

O5) Men zie MEZERAIJ Ah. de 1'Hist. de France,

T. 1. p. 328. en VELLIJ Tom. 11. p. 384.

Page 267: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 245

naar of Stadhouder verdaan wierd. Ten mïnften fchijnen zij van de Koningen van Oviedo afhange-lijk geweest te zijn, dewijl zij deeze in den oor­log met manfchappcn gediend hebben, als meede op hunne landdagen verfcheenen zijn (26). Dog dcor den tijd hebben zij zich erflijk, en van der­zelver opperheerfchappij losgemaakt. Zij regeer­den dus in hunne landen als vrije Graaven, waar van de mannelijke ftam eindelijk met den Graaf

•uden heeft. Zijne oudfte Zuster Ntma was met da Koning van Navarre, Sancbo den Grooten gehuwt, en hij nam ook uit dien hoofde Cast Uien in bezit, dog flond het echter naderhand zijnen tweeden zoon Ferdinand met den Koninglijken tijtel af. Kort daarop deelde hij ook zijne overige landen onder zijne drie an­dere zoonen. Aan den eerften Garfias gaf hij Na-varre benevens Biscaijen en Rioja; den derden Gonfalez, Sobrarbia en Ribagorga, en den vier­den Ramir, die onecht was, Aragonien. De beide laatften noemden zich ook Koningen. Dus ontftonden uit deeze deeling drie nieuwe Spaan­fche Christelijke Koningrijken Castilien, Sobrar­bia en Aragonien. Dog dewijl Gonfalez Koning van Sobrarbia kort daar aan vermoord wierd, zo werden zijne Landen met Aragonien vereenigt.

Het

( 2 6 ) MAIUANA Lib. VIII. c. 2.

Q 3

1028.

1033* 1034.

Page 268: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

34<S G E S C H I E D E N I S D E R

(1033)

1037.

X V I I I .

Het nieuwe Koningrijk Castilien wierd fpoedig het aanzienlijkfte en magtigtfe onder de overigen. De Koning Ferdinand begaf zich met de Princes Sancha, zuster van Veremund(Bermuda) den l i l , Koning van Leon in het Huwelijk, dog bekwam tevens aan zijnen zwager eenen vijand, die hem beoorloogde. In eenen tusfchen hen voorgevallen veldflag wierd Veremund gedood, en Ferdinand door zijne Gemaalin, als Erfgenaame van haaren broeder, Koning van Leon. Dusdanig ontflont de vereeniging van de twee Koningrijken Castilien en Leon, en daar door verkregen tevens de Spaan­fche Christenen eene meerdere fterkte. Daar en tegen waaren de Mooren door derzelver meenig-vuldige verdeelingen geheel en al verzwakt. Fer-dinands onderneemingen tegens hen konden uit dien hoofde niet anders dan gelukkig zijn, en hij maakte de Saraceenfche Koningen van Toledo, Sa­ragosfa en Sevilien leen - en cijnsbaar. Dewijl hij dus de Koningrijken Castilien en Leon beheersch-£ , waar toe]ook Asturien en Gallicien behoorde, en tevens Koningen tot vafallen had; zo meende hij, offchoon alle zijne Koningrijken maar een zeer maatig fluk lands uitmaakten, boven andere Koningen verheven te zijn, en noemde zich K e i ­zer. Dog de ter dier tijde regeerende Keizer Hen­drik den III, die zijne Keizerlijke waardigheid hier

door

Page 269: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M 1 D D E L - E E U W . M7

door gefchonden rekende, Helde tegens deeze ie-dele tijtelzugt eene niet minder iedele vordering, nadien hij beweerde, dat hij als Keizer het Op . perhoofd der geheele Christenheid, en Spanjen aan het Duitfche Rijk onderworpen was. Mariana verhaalt zulks met veele omftandigheden (27) : dog de nieuwe Spaanfche gefchiedfchrijver Ferre­ras houd het voor een verdigtfel (28). Het is echter niet onwaarlchijnlijk, dewijl zijn agter-kleinzoon Alfonjus den VIII . zich om diergelijke oorzaaken tot Keizer heeft laaten kroonen.

X I X .

Intusfchen dat de Spanjaarden hunne Arabifche Overheerfchers allengskens meer land afnamen, zugteden de Engelfchen onder het Deenfche Juk. Dewijl Koning Kamt zijne heerfchappij vast ge-vestigt had, wendde h i j , als een fchrander Vorst, alle dienftige middelen aan, om dezelve duur­zaam te doen zijn. Hij zond de meeste Deenen naar huis; hij maakte tusfchen dezelven en de Engelfchen geen onderfcheid, en liet aan beiden onpartijdig gerechtigheid wedervaaren. En om het vertrouwen van zijne nieuwe onderdaanen nog meer te gewinnen, begaf hij zich met de Konin­

gin

(27) Lib. X. c. 5. (28) B. III. S. 273. §. 195. men {zie ook deswegent

de aanmerkingen van den Franfchen vertaaler.

Q 4

Page 270: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

I028.

1039-

I04I.

248 G E S C H I E D E N I S D E R

gin Emma, Weduwe van Koning Ethelred in het huwelijk. In alles wat hij ondernam liep het ge­luk hem meede. Het Koningrijk Noorwegen, waar van zijn vader Suen reeds een gedeelte veroverd had C29), bragt hij geheel onder zijne Heerfchap­pij , en wierd daar door bezitter van drie Koning­rijken, die echter maar zo lange als hij leefde vereenigt bleeven. Hi j verdeelde dezelven, vol­gens de gewoonte van dien t i jd, onder zijne drie zoonen. De oudfte Suen bekwam Noorwegen, de tweede Harald, verkreeg Engeland, en de der­de Kanut of Herdaknut, Deenemarken (30). Na zijnen dood hield de Deenfche Heerfchappij in Engeland fpoedig op. Harald leefde maar vier jaaren, en had zijnen broeder Herdaknut tot op. volger, die Deenemarken met Engeland wederom vereenigde, dog ook na twee jaaren ftierf. Z i j hadden beiden niet na genoegen van de Engelfchen geregeerd, maar zich door hunne wreedheid en andere euveldaaden of zwakheden gehaat en ver-achtüjk gemaakt (31). Beiden waaren zonder erf-genaamen geftorven, gelijk meede de oudfte broe­der Suen, Koning van Noorwegen, die boven dien nog het ongelukkig lot getroffen had, van 3oor Prins Magnus, een zoon van den Noor­

weeg.

(29) Zie boven B. III. § XXXI. (30) Saxo GRAMMAT. Lib. X. p. 196.

(31) Cbron. Saxen, ad a. 1036, 1039, , o 4 I . H Ü M Ï rol. 1. p. n o , in .

Page 271: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 249

weegfchen Koning Olof, die door Kanut uit het Koningrijk verdreeven was, van den Throon ge-ftooten te worden (3 2). In Deenemarken zelfs ver­oorzaakte de betwiste Throonsopvolging burger­lijke gefchillen en oorlogen , welke de Deenen ver­hinderden om aan Engeland en de herftelüng van hun gezag aldaar te denken, en de Engelfchen, die zich toen in volkomen vrijheid zagen, wend-den zich wederom tot het Angel Saxifche Koning­lijk huis, en riepen Eduard, zoon van Koning Ethelred, en fchoonbroeder van.Herdaknut, op den Throon.

X X.

Op de Duitfche throon wierd de Keizer Hen­drik den III van zijnen zoon Hendrik den I V op­gevolgd, wiens regeering, gedeeltelijk door zijn eigen, en deels door de fchuld van anderen, de ongelukkigfle buiten alle voorbeeld geweest is. Dezelve vertoont een treurig tafereel, waarin wij het Rijk door opftanden en inwendige oorlogen beroert, het wereldlijk gezag door de Geeftelijken met voeten getreeden, de Keizerlijke Majesteit door den Bisfchop van Rome fchamper vernedert, en de Keizer zelfs door zijne kinderen ontthroont zullen zien! Hendrik was nog geen zes jaaren oud, wanneer zijn Vader hem het met ongenoegen ver-

vul-

(30 TORFAIS Bist. Nerw. P . 1 1 1 , c. 11, 15 16.

Q 5

[056.

Page 272: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

>

10Ö2.

35<5 G E S C H I E D E N I S D E R

vulde Rijk door den dood ontruimde. De Keize­rin Agnes, zijne Moeder, nam de Voogdijfchap en de Regeering op zich , even als geduurende de minderjaarigheid van Otto den III, zijne Moe­der Theophania, en na haaren dood, zijne groot­moeder Adelheid Voogdesfe en Regentesfe geweest waaren. Agncs maakte den Bisfchop van Augs» burg tot haaren vertrouwden Raadsman. Dog wan­gunst en haat, de gewoonlijke gezellinnen van het geluk, vervolgden hem uit hoofde van het aan­zienlijk gezag, het geen hem de gunst der Kei ­zerin in handen Helde, of wel om het misbrui­ken van het zelve; en beiden wierden zij door het algemeen gerucht van eene onbetaamlijke ver­trouwelijkheid befchuldigd. Andere Geeftelijke en waereldlijke Vorsten, die niet minder heersch-zuchtig waaren, vormden om die reden ontwer­pen, om de Keizerin de regeering te ontrukken C33) ' e r l Hanno, Aartsbisfchop van Keulen, vond gelegenheid zulks te bewerkftelligen, wanneer het H o f zich in Keizerswaart ophield. Ter ge­legenheid van een met den jongen Koning aange­legde fpeelvaart op den Rhijn, voer hij met hem ijlings naar Keulen. Met zijn perfoon geraakte ook de regeering en-zijne opvoeding, over welks verwaarloozing reeds te vooren geklaagd was, in handen van den Aartsbisfchop. De van haaren

zoon

(33) LAMBERT SCHAFNAB. ad. a 1062. ap. PISTOR.

Tom. 1, p. 162.

Page 273: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 55!

zoon gefcheiden, en van de Voogdijfchap beroof, de Keizerin Agnes begaf zich in een Klooster, en eindelijk naar Rome, alwaar zij haare dagen geeindigt heeft. Dog de naiever, die te vooren den Augsburgfchen Bisfchop had doen vallen, ontwaakte ook nu tegens Hanno. Hij had eenen Herken meededinger aan Adelbert, Aartsbisfchop van Bremen, die zich zeer in de gunst van den jongen Koning wist in te dringen. Hij bekwam wel dra de eerfte plaats in zijne genegenheid, en bevestigde zich daar i n , wanneer Hanno uit hoof­de van eene betwiste Pausfelijke verkiezing, naar taliën gereist was. Hanno en Adelbert waaren daar en boven in derzelver Staatkundige grond-beginzelen zeer onderfcheiden. De eerfte ieverde voor de rechten der Vorsten, en den ander voor het gezag des Konings. Geenen hield den K o ­ning onder een zeer naauw en geftreng opzicht, ter­wijl deezen meer toegevendheid omtrent de bui-tenfpcorigheden zijner jeugd uitoelfende. Zelfs zegt men dat hij hem deeze korte leevensregel zou voorgefchreeven hebben: Doé alles, wat uwe ziel gelust: en draag alleen zorg, dat gij op den dag uwes doods in het waare geloof gevonden •word (34). Inmiddels wierd ook al het booze, dat aan het Koninglijk Hof voorviel, op Adel-

berts

(34) BRUNO de bello Saxon. ap. FREHER. Tom. 1. p. 16. Annalista Saxo ad a. 1068. in ECCARDI Corp. Hist. wed. aeui Tom. 1. p. 499.

Page 274: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

to66.

i»52 G E S C H I E D E N I S D E R

lerts rekening geftelt, en hij daar door zeer ge­haat. Om die reden vereenigden zich de Aarts­bisfchop Siegfried van Maints en andere Vorsten met den Aartsbisfchop Hanno, en vorderden van den Koning, dat h i j , of de Bisfchop Adelbert van zich verwijderen zoude, of van het Rijk afftand doen. Om dus het laatfte te vermijden, befloot hij tot het eerste (35). Dewijl den Aartsbisfchop met de Saxen in een geduurige tweefpalt leefde, zo had hij de vijandfchap, waar meede hij tegens hen bezield was, ook den Koning ingeboezemd, en eenige gebeurtenisfen bragten dezelve binnen weinig tijds tot eene openbaare uitberfting.

X X I .

De Duitfche Koningen hadden ter deezer tijd geen vasten en beftendigen zetel, maar trokken uit het eene Landfchap naar het andere. Na de wegvoering van den jongen Hendrik uit Keizers-voeerd was door den Aartsbisfchop Hanno eene wet gemaakt, namelijk dat ieder Bisfchop, in wiens Kerfpel de Koning zich zou ophouden, ook de Regeeringszaaken zou beftieren. Adelbert behield hem, om het gezag, dat hij ten Hove had, niet te verliezen, verfcheiden Jaaren in Saxen. Des­wegens was een ieder zeer te onvreden uithoofde

van

(35) LAMBERT. SCUAFN. ada. 1066. ap PISTOR. Tom.

1. p. 175.

Page 275: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 253

van de leveringen en vroondiensten die men de i n ­gezetenen afvorderde. Zij weigerden dezelven ein­delijk, en verlangden dat de Koning ook eens hun Land verlaaten mogt (36). Deeze en andere oor-zaaken vermeerderden het ongenoegen des Konings tegens de Saxen, en van de Saxen jegens den K o ­ning. Zij verontrustten zich inzonderheid daarover, dat hun doodvijand, de Aartsbisfchop AdeU bert, niet alleen wederom ten Hovegekomen was, maar ook in grooter aanzien dan te vooren ftond. H i j ftierf wel binnen weinig tijds (37)? dog zij­ne vijandige gevoelens tegens de Saxen herleefden in den Koning, d ie , om dit hahlerrige volk des te gemaklijker te beteugelen, op alle bergen en heuvelen kafteelen deed ftichten. Tevens wierden onder toelaating des Konings veele geweldadighe-den bedreeven, levensmiddelen even als door eenen vijand uitgefchreeven, vroondienften afgedwongen, en contributië'n afgeperst. De Thuringers leeden uit eene andere oorzaak niet minder. Zij waaren tot hiertoe van de Geeftelijke tienden bevrijd ge. bleeven, die anders overal in Duitschland inge­voerd waaren. Siegfried Aartsbisfchop van Mentz, onder wiens Geeftelijk gebied Thuringen behoor, de, vernieuwde thans zijne deswegens reeds meer-maalen gemaakte vorderingen, en de Koning be-

loof-

( 3 6 ) LAMBERT. SCHAFN, ad a. 1062. et 1066. 1. c.

p. 167 , 175.

( 3 7 ) Idem, ad a. 1072. 1. c. p. 187.

1073.'

Page 276: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

IC73-

254 G E S C H I E D E N I S D E R

loofde hem zijnen bijftand, onder voorwaarde van een gedeelte deezer belading. Alstoen ging het in Saxen en Tburingen fcherp toe, alwaar de be­zettingen der Koninglijke floten alle buitenfpo. righeden bedreeven, die den moedwil en de wreed­heid aan woeste en onbefchaafde krijgsknechten konden inboezemen. De algemeene nood bewerk­te een verbond tusfchen de beide volkeren, en de vertwijfeling bragt hun tot weerfpannigheid, dewijl hunne aan den Koning voorgedraagen klag-ten op eenen fpottenden toon waaren afgeweezen. Hij fpoorde veel meer alle de Vorllen tot eenen Krijgstogt tegens hen aan, en het algemeen ge­rucht was, dat hij de Saxen geheel en al verdel­gen, en dat land met bewoonders uit Swaben be­volken wilde. De Saxifche Vorllen hielden, wan­neer het gevaar hun dreigde, geheime bijeenkom­ften , en verbonden zich eenpaarig tot verdediging hunner vrijheid. De voornaamfte bewerkers van dit verbond waaren Bucco Bisfchop van Halber-ftad, Otto Graaf van Nordheim, geweezen Her-log van Btijtren, die zich onrechtvaardig reken­de afgezet te zijn, en Herman broeder van Or-duif den onlangs geftorvenen Hertog van Saxen. De andere zaamverbondenen waaren de Aartsbis­fchop van Maagdeburg, de Bisfchoppen van HiU Llesleim, Merzelurg, Minden, Paderborn, Mun-fier cu Meisfen, de Markgraaven van Noord- faxen Meisfen en Tburingen, de Saxifche Paltsgraaf en verfcheiden andere Graaven. Van de ingezetenen

fton-

Page 277: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L » E E V W. 255 llonden zestig duizend man gereed om zich zelfs en hun Vaderland te verdedigen (38),

X X I I .

De zaamverbcndenen zonden hierop een gezant» fchap aan den Koning, die zich ter dier tijd in Goslar bevond, met de vordering dat hij zijae floten zou laaten flegten; aan de Saxifche Vors­ten wegens derzelver, zonder rechtmaatig onder­zoek, geroofde goederen, voldoening geeven; be-halven Saxen ook de andere Rijks Landfchappen bezoeken; flegte luiden die hij in zijnen Raad toe­liet van zich verwijderen; de Regeering door Vorllen, die daar recht op hadden, laaten bellie­ren; de menigvuldige bijzitten affchaffen, en die fchanddaaden, waarmeede hij in zijne jeugd de Koninglijke waardigheid onteert had, in rijpere jaaren en verltand vermijden. En in geval van weigering zouden zij hem, als eenen barbaarfchen vijand , tot den laatften droppel bloeds toe beveg-ten. Dit gezantfchap bragt de Koning in groote verlegenheid. Dog dewijl zijnen Raad van oor­deel was, dat deeze eerfte hitte fpoedig voorbij zou gaan, zond hij de gezanten met verachting en zonder een bepaald antwoord van zich weg. Di t verbitterde de Saxen zodanig, dat zij zich

voor

(38) LAMBERT. SCHAFKAB. ad a. 1073. 1. c. p. i8p-

193.

Page 278: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

A5Ó G E S C H I E D E N I S D E R

voor Goslar nedcrfloegen, met voorneemen om hem daar te belegeren. H i j verliet in allerijl de Stad, en begaf zich op het flot Hartsburg; zij volgden hem ook derwaards, en meenden hem intefluiten. Hij ontkwam echter gelukkig naar Hersveld. Hier wachte hij zijn leger af, dat ook allengskens opkwam. Hi j klaagde den Vorllen alles wat hem van de Saxen wedervaaren was. D e meeflen waaren van oordeel, dat tegen de Saxen, als zijnde een woest en Krijgshaftig Volk , eene aanzienlijker magt nodig zou zijn, en de veld-togt wierd uit dien hoofde tot na Michaè'lis uit-gellelt. Dit uitllel maakten de Saxen zich ten nutte. Zi j vielen op de Koninglijke floten aan, en wierpen veelen van dezelven ter neder (39). De Koning ging de verwoeiïing van zijne floten, waar door hij de Saxen had willen bedwingen, zeer ter harte, en hij gaf den Aartsbisfchop van Mentz volmagt, om een vergelijk te bemidde­len. Er wierd eene bijeenkomst te Gershingen op de grenzen van Tburingen en Hes/en vastgeftelt, alwaar de Saxilche Vorllen met 14000 Mannen, en van Koningswege de Aartsbisfchoppen van Mentz en Keulen met eenige andere Bisfchoppen benevens de Hertogen Godfried van Lotharingen, Rudolf van Swaben, en Berthold van Zeringen verfcheenen. De Saxen gaven hier eene zo be-

klaag-

(39} LAMBERT. S C H A F N . ad a. 1073. 1. c. p. 193 —

IP7-

Page 279: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E u W. &$9

klaaglijke en fchrikbaarende afbeelding van hunne geleedene onderdrukkingen, dat de Vorften zelfs tot medelijden bewogen wierden. Zi j zeiden: „ De i, Saxen waaren niette laaken, dat zij voor hunne „ vrijheid de wapenen aangegreepen hadden, maar j , wel dat zij zodanige onverdraaglijke beledigin-„ gen zo lange met een verwijfd geduld verdraa-„ gen hadden." Zij kwamen gezamentlijk overeen om den Koning aftezetten, en eenen anderen te verkiezen. Dog dit wierd geheim gehouden, en daarentegen, openlijk voorgegeeven, duit Saxen aan den Koning, wegens hunne bedreevene mis-handelingen, onder voorwaarde van vergiffenis, voldoening zouden geeven. H i j bewilligde hierin, in de hoop van zijne nog overige floten, inzon­derheid Hartsburg, te behouden; het welk hij echter niet verkrijgen kon, vermits de bezetting door derzelver uitvallen en rooverijen de nabuuren zeer lastig viel (40). Hi j was dus genoodzaakt, dewijl hij van de opgeroepene Vorsten verhaten wierd, met de Saxen vreede te maaken, en in het flegten der floten, waar onder ook dat van Harts­burg te bewilligen, echter zo , dat de bij deeze laatfte gevonden wordende gebouwen en de Kerk zouden blijven ftaan. Dog het Saxifche gemeen haalden ook deeze omver, en lieten geenen fteen op den anderen. De Saxifche Vorsten die deswe­gens zeer verlegen waaren, ftraften de daadersmet

(40) ld, ad a. 1073. L c. p. 197.301* R,

Page 280: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

258 G E S C H I E D E N I S D E R

alle geftrengheid, en lieten door een gezantfchap bij den Koning zich ontfchuldigen, en hem betui­gen dat zij aan dien wrevel geen deel haddeu. Hendrik vormde echter een zonderling befluit. Hij verklaagde de Saxen bij den Paus als Kerkenfchen-ders. Een zeer onberaadenen Hap, waardoor hij aan deezen gelegenheid gaf, om zich in die zaak als Rechter optewerpen! zonder echter de wer­king van de Pausfelijke wapenen aftewagten, was hij op niets meer bedagt, dan zich door zijne ei­gene te wreeken. Hier toe fpaarde hij nog vleij-erij , nog beloften en gefchenken, om de Duitfche Vorsten te gewinnen, en hij bezat ook behen­digheid genoeg om hen tot bijftand ter uitoeffening van zijne wraak te beweegen, waartoe ook de in ieders oogen affchuwlijke verwoesting der Kerken eri haare heiligdommen, als meede den iever voor den Godsdienst grootendeels zullen hebben mee­de gewerkt. Een voortreffelijk en talrijk leger, zo als Duitschland in lange niet gezien had, ver-fcheen in het veld. De Saxen waaren zeer ver­flagen. Zij booden eene zodanige volkomene vol­doening aan als de Vorsten billijk zouden vinden. Dan zij wierden niet gehoord, dewijl bij den K o ­ning hun verderf en geheele onderwerping befloo-ren was. In deezen nood bleef hun niets overig dan hunne Vrijheid, die door de wapenen zou vernietigd worden, ook door de wapenen llaandé te houden. Hunne krijgsmagt was niet gering. Dog Hendrik greep hun zo fpoedig en onverwacht

bij

Page 281: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

1 I I N I J I . p i i II

M I D D E L » E E U W . 259

bij Langen/als aan den Unstrut aan, dat z i j , in de wanorder waarin zij zich bevonden, eene zwaare nederlaag leeden. Hij kon echter niet ver in Saxen indringen, uit hoofde van gebrek aan leevensmid-delen. Om die reden deed hij laat in het najaar nog eenen veldtogt derwaards, dog zonder dat het tot een veldflag kwam. Dan de Duitfche Vor­llen bewoogen door derzelver aanzoek de Saxen om zich aan den Koning te onderwerpen, onder verzekering van hunne Vrijheid, eer en goederen te zullen behouden. De Koning bewilligde ook in deeze voorwaarden, en bezwoer dezelven. Des. niettegenftaande liet hij alle Geeftelijke en wae-reldlijke Vorsten gevangen neemen, en zond hen naar Swaben, Beijeren, Lotharingen, 1 taliën en Bourgondien, alwaar zij aan eenige Bisfchoppen en andere Grooten in bewaaring gegeeven wier­den. Hij behandelde de Saxen als een vertoornd overwinnaar, die zich alles geoorloofd achtte. In­zonderheid dwong hij hen om zijne nedergewor-pene floten opeige kosten weder op te bouwen (41). Dusdanig had hij zijn wraak tegens hen bevredigd. Hi j meende nu tegens eenige andere Vorsten, wiens trouw hem verdagt was op dezelfde wijs te handelen, ten einde de willekeurige heerfchappij, naar welke hij llreefde, des te vaster te vesti­gen. Hierin zou hij ook waarfchijnelijk geflaagd

heb-

(41) L A M B E R T . S C H A F N A B . ad a. 1075. 1. c. p. 213,

feq. R 2

Page 282: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

• 1 1 1 1

1057-

1058.

2ÖO G Ë S C H ï E D E N l S D Ë I t

hebben, bij aldien niet een onvermoede trek van Rome zulke veriedeld had.

X X I I I .

In de laatfte jaaren der Regeering van Hendrik den III waaren vier Duitfche Bisfchoppen den een na den ander, op zijnen .voorflag of benoeming, tot den Pausfelijken ftoel verheven geworden, na­melijk Clement den II , Darrtdjus den I I , Leo den I X , en Viclor den I I , waardoor de Keizer dus zijn gezag bij de Pausfelijke verkiezingen volkomen uitgeoeffènd had (42). Dog na het overlijden van den laatften, en van zijnen opvolger Stephanus den I X , wierd zonder voorweeten van het Keizerlijke Hof , BenediStus den X verkoozen, dog ook om die reden zijne verkiezing vernietigd, en met be­williging van de Keizerin Agnes, die ter dier tijd als Voogdesfe regeerde, de Bisfchop van Floren­ce, Gerhard, onder de naam van Nicolaas den II verkoozen. Deeze maakte eene wet, waarbij het Recht om den Paus te verkiezen alleen, aan de door de Kerken binnen en in den omtrek van Rome, aangeftelde voornaamfte Geeftelijken, die men Cardimalen noemde, wierd toegekent, en aan de overige Geeftelijken en het Volk alleen de goedkeuring voorbehouden, terwijl de Regten des Keizers ook in zeer algemeene bewoordingen ver­

vat

(42) Zie hier boven § XII.

Page 283: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 2ÖI

vat waaren, en zodanig befchreeven, als of die maar alleen den perfoon betroffen, en van de gunst van den Paus afhingen (43). Wanneer Nicolaas den II geftorven was, geraakte Anfelmus, Bisfchop van Lucca, onder den naam van Alexander den II tot de Pausfelijke waardigheid, en wel zonder goedkeuring der Keizerin. Zij tiet om die reden ter bewaaring van de Keizerlijke Rechten, op ee­ne Kerkvergadering van de Bisfchoppen te Bazel, de Bisfchop van Parma, Cadalaus, naderhand Ho­norius den II genaamd, op nieuw verkiezen , die echter in Rome niet erkend wierd. Ten einde die fcheuring wegteneemen, kwam Hanno Aartsbis­fchop van Keulen, die de Keizerin Agnes uit de regeering geftooten had, als Koninglijke gevolraag» tigde naar Rome, dog erkende echter, op een naderhand te Mantua gehouden fijnode, met ver-waarloozing van de Keizerlijke rechten, Alexan­der voor den' te recht verkoozen en. Deeze verkreeg Hildebrand Cardinaal-Aartsdiaken, diej den naam van Gregorius den VII aannam, tot zijnen opvol­ger. Hij was een loos, koen, trotsch, heersch-zugtig, en woelziek man, zelfs tot eene ftou-

te

(43) Salüo debito bonore et reuerentia diletli filii nestri Henrici qui inprafentiarum Rex babetur et futurus Im­perator , Deo concedente, fperatur, ficut tam fibi conces-fimus et fuccesforibus iltius, qui ab bac apostolica [ede

ferfonaliter boe jus impetrauerunt. Deer. DistinÜ, XXIII. c. I.

R 3

ic6r.

1064. 1067.

Page 284: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

fl6a G E S C H I E D E N I S D E R .

te roekeloosheid toe, die zich door niets van zijn voorneemen liet affchrikken, en alle zwaarigbe-den trotfeerde. Hij was zonder de goedkeuring van het Keizerlijke Hof verkooren geworden, dog wist echter door list de bekragtiging te bekomen. Hildebrand vormde groote ontwerpen, volgens welke hij niet alleen alle de geeftelijken, bisfchop­pen en abten, maar ook alle waereldlijken, zelfs Keizers en Koningen aan zijn gezag wilde onder­werpen, en zich dus tot Opperheer der geheeïe Christenheid maaken.

X X I V .

Onder voorwendzel van de in de Kerk ingefloo-pene misbruiken te verbeteren, maakte hij geftren-ge wetten tegens het verkoopen der geeftelijke be­dieningen, waar aan, geduuiende de minderjaarig-. heid van Hendrik den I V , veele Duitfche Bis­fchoppen zich fchuldig gemaakt hadden, als mee­de omtrent de door Alexander den II en andere Pausfen reeds verbodene huwelijken der Priesters, ten einde die des te meer buiten alle verbintenis met den waereldlijken ftand te plaatfen. En de­wijl de Bisfchoppen, die voorheen door de Gee­ftelijken en het volk verkooren wierden, thans ge­woonlijk door Koningen en Vorsten benoemd, en door het overhandigen van een ring en ftaf, met hun ampt verlijd wierden, zo verbood h i j , op ftrafte van den Kerkdijken ban, aan de eersten

m

Page 285: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W. £63

om hun ampt op zodanige wijs aanteneemen, en aan de laatften om het op dien voet te geeven (44) - ten einde dus de Geeftelijken alleen van zijn, en niet meer van het waereldlijk gezag, afhanglijk zouden zijn. Naderhand ftrekte hij zijne geeftelijke heer­fchappij insgelijks over alle Vorsten, Keizers en Koningen uit , en niet alleen over hunne perfoo-nen, maar ook over hunne Koningrijken en Lan­den, namelijk Frankrijk, Spanje, Engeland, Dee-nemarken, Hongarijen, Poolen en meer anderen, van welken hij ook ten deele verkreeg, dat zij aan den Roomichen ftoel cijnsbaar waaren. Over het Roomfche Keizerrijk in het bijzonder fchreef hij zich de leenheerfchappij toe (45). De onrusti­ge toeftand waarin zich het Duitfche Rijk bevond, • was hem zeer gunftig, om eene gelukkige proef te neemen van zijne aangemaatigde opperheerfchap-pij over gekroonde hoofden. Dewijl de Saxen, op de door den Koning bij den Paus tegens hen in-gebragte klagten <46), ook eene tegenklagt ge­daan hadden, zo riep hij den Koning, op ftraffe van ' den ban, voor zijnen Rechterftoel ter veranwoort-ding. Op deeze ongehoorde handelwijs üoegHen-

drik

(44) HUGO FLAVINIACENS. Chron. Verdun, ada. 1074. ap. STRUV. p. 376. n. 14.

(45) Vid. JUST. CHRIST. DITMAR in Vita Gregorii VN, p. 79. fqq. M. I. SCHMIDT Gefch. der Deutfchen Th. II. S. 272, 273.

(46) Zie bovea $ XXIII.

°75>

076.

Page 286: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

264 G E S C H I E D E N I S D E r f

drik des te minder acht, dewijl die buiten voor­beeld was. Hij riep de Duitfche Bisfchoppen te Wbrms zaamen, welken de Paus voor eenen on-rechtmaatigen bezitter van den heiligen doel ver­klaarden, erj hem de gehoorzaamheid opzeiden. Gregorius, zónder zich hier door in het geringde vervaard te laaten maaken, deed eenen nog dotte­ren ftap. Hij deed niet alleen den Koning in den gedreigden ban, maar onthefte ook alle de Chris­tenen van de verbintenis der aan hem afgelegden eed. Dit had eene zeer nadeelige uitwerking t en veele Vorsten waaren over zijne Regeering te on-vreeden. De Pausfelijke banvloek ilrekte hun bene­vens de Saxen, die hij nog telkens met de weder-opbouwing zijner floten plaagde, tot een voorwend-zei om een verbintenis 'tegens hein te maaken, en deed hen befluiten om eenen anderen Koning te verkiezen. Zelfs verlieten hem de weinige vrien­den die hij nog onder de Bisfchoppen had , en op eene bijeenkomst te Oppenheim, wierd hem aan­gekondigd , dat men zijne zaak aan de uitfpraak van den Paus wilde overlaaten, die men tot dat einde, verzoeken zoude, om eerstkomende Licht-misfe naar Augsburg te komen, en dat hij zich tot dien tijd toe van alje Koninglijk gezag onthouden moest. Ook wierd hem aldaar, voorgefchreeven*. dat hij zich binnen den tijd van een jaar van den ban moest zoeken te ontdaan, of gedoogen dat men penen nieuwen Koning verkoor (47).

(47) LAMBERT SCHAFNAB.*/. a, 1076.1. c.p. 2.35 fa'g.

Page 287: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E V W . 2 6 §

X X V .

Hendrik bevond zich nu in eenen toeftand, die hem ichrikkelijk verontrustte. Aan den eenen kant liep hij gevaar de kroon te verliezen, wanneer hij de vrijfpraak niet binnen den bepaalden tijd beko­men konde; en aan de andere zijde was de ver­nedering, waaraan hij zich onderwerpen moest, om de vrijfpraak te verkrijgen als te groot en te fmaadelijk; ook leed in beide gevallen zijne eer. Ondertusfchen hield hij van deeze beide kwaaden het laatfte echter voor het geringfte, en beiloot in het geftrengfte van den winter tot de met veele ongemakken verzelde reize naar Italien. De Paus was reeds op weg naar Augsburg, vervuld met eene trotfche blijdfchap, om zich als Rechter van den eersten Vorst der Christenheid te zien. Hen-driks aankomst, welke de over den Paus onverge­noegde Italiaanen reeds voor lang, hoewel op eene andere wijze, gewenscht hadden, bragt hem eenig-zints in verlegenheid. Tot zekerheid zijnes per- ] foons begaf hij zich naar het fterke Kafteel Canos-fa van de Markgraavin Machtilda, die na het over­lijden van haar Moeder Beatrix zich in het bezit bevond van alle de ftaaten haares vaders Botiifa-cius (48). Zij was met den zoon van haaren ftief-yader, Godefritd met den lult, gehuwd geweest,

en

(4.8) Zie boven %. XIII.

*•

077-

Page 288: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

2f56 G E S C H I E D E N I S D E R

en na zijn overlijden weduwe gebleeven. Zij had zich geheel aan het geeftelijk bellier van den Paus overgegeeven, op wiens zijde zij zich beftendig hield. Hi j Mond haar met zijnen raad en zij hem met de haare: eh haare magt bij. Hendrik poogde de vooripraak deezer Vorstin,zijne bloedverwante, te verkrijgen, die hem echter weinig fchijnt ge-holpen te hebben. Gregorius wilde in den begin­ne hem in het geheel niet hooren. Eindelijk Hond hij toe dat hij geheel alleen in het buitenlle voor. plein van het Kalteel wierd ingelaaten. Hier liet hij hem drie dagen in een boetkleed en blootsvoets liaan, en eerst op den vierden dag fprak hij hem vrij van den ban, dog onder zwaare voorwaarden, waaronder deezen waaren, dat hij op den dag en plaats die de Paus bellemmen zoude, in de bijeen­komst der Duitfche Vorsten zich zou laaten vin­den, en zijne uitfpraak afwachten, ook zoude hij zich midlerwijl van de Regeering onthouden, en wanneer hij Koning bleef aan den Paus in alles on­derdanig zijn. Deeze rampfpoed, en de trotsch-heid van den Paus zo kittelende, dog de eerlievend-heid van den Koning zo vernederende, uitkomst, had echter geheel andere gevolgen als den eers­ten daarvan verwachtede. De Italiaanfche Vors­ten waaren over de door den Koning verzogte vrij­fpraak bij den Paus, dien zij liever afgezet gezien hadden, zeer te onvreden. Hi j ontfchuldigde zich met de hem door de Duitfche Vorllen opgelegden nooddwang, en gaf tevens te verftaan, dat hij niet

voor-

Page 289: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I J> D E E - E E U W . 2ö"j»

voorneemens was van de hem, door den Paus afge-dwongene voorwaarden zo juist natekomen. Hier­door won hij de Italiaanen, die zich dagelijks in grooter aantal bij hem vervoegden, en hij hoopte met hunnen bijltand de Paus in het naauw te bren­gen. Dog dewijl hij uit dien hoofde niet op de bijeenkomst te Augsburg verfchijnen konde, zo verkoozen de Duitfche Vorsten met goedkeuring der Pausfelijke gezanten, op eene andere bijeen­komst te Forchhetm in Frankenland., den Hertog Rudolph van Swaben tot Koning (49). Deeze nieu­we verandering van zaaken noodzaakte Hendrik om Italien en de voordeelige uitzigten die hij aldaar bekomen had, te verJaaten.

X X V I .

Toen was hij genoodzaakt zijne Kroon met den degen tegens zijne tegenltanders te verdedigen. De hier uit ontftaanen Oorlog, waarin hij voornaame-lijk de tegens hem zeer verbitterde Saxen tot vij­anden had, eindigde echter gelukkig genoeg voor hem, vermits den nieuwverkoozenen Koning in den laatften veldflag aan den El/Ier, eerst de rechte

( hand en naderhand het leeven verloor, Gregorius deed Hendrik op nieuw in den Kerkdijken ban. Daarentegen beriep deeze een Concilie te Mentz

en

(49) LAMBERT. SCHAFNAB. ad a. 1076 et 1077 1. c.

p. £45, 246. 250.

1078.

1080.

Oft.

Page 290: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

a68 G E S C H I E D E N I S D E R

ÏO8I.

Ï083

en naderhand te Brixen. Hier wierd de Paus door de Duitfche en Italiaanfche Bisfchoppen afgezet, als eenen aan veele misdrijven fchuldigen Ketter en duivelskonftenaar, en zij verkoozen in zijne plaats den ook onder den ban zijnde Aartsbisfchop van Ravenna, Wigbert, die zich Clemens den III noem. de. Hendrik trok hierop, om zich aan de oor­zaak van alle zijne rampen, namelijk Gregorius te wreeken, met een leger naar haliên. Dan er ver­liepen drie Jaaren eer hij van Rome meefter kon« de worden. Gregorius floot zich in den! Engelen­burg op, alwaar hem de Romeinen zelfs beleger­den , en Hendrik liet zich van den nieuwen Paus tot Keizer kroonen (50). De nog voortduurende tweefpalt in Duitschland noodzaakte hem der-waards terug te keeren. Hij hoopte dat de Romei­nen intusfehen den afgezetten Paus tot de overgaaf zouden dwingen. Dan in deezen nood vond hij bij de Normannen eenen in allen gevallen reeds voor­bereide hulp.

X X V I I .

Het ' i s boven reeds aangemerkt geworden, op welk eene wijs de Normannen zich in het bene­den Italien gevestigd, en hoe of de Pausfen hen

daar

(50) SIGEBERT. GEMBLAC. ad a. 1078, 1080, 1084.

»p. PISTOR. Tom. II. p. 603-#05.

Page 291: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L « E E U W . 2ÓVJ

daar ongaarne gezien hadden C5 1 )- Leo den I X had hen beoorloogd, en zijn opvolger Stepbams den I X , was met het zelfde voorneemen bezield, waar in hij echter door den dood verhinderd wierd* De Normannen breideden zich intusfchen al verder en verder uit. Zij veroverden Calabrien en Capua, en hunnen bevelhebber Robert Guiscard nam den tijtel aan van Hertog van Apuliën en Calabrien. Hij geraakte met den Paus Nicolaas den II over­hoop wegens de Stad Troja in het Landfchap Ca-pitanuta, die dezelve van hem als een eigendom van de Roomfche Kerk eischte, hoewel het recht daarop onbekend was. Vermits Robert zulks wei­gerde , wilde Nicolaas hem daartoe noodzaaken , door den tegens hem en alle de Normannen uitge-fprookene Kerkdijken ban. Di t had wel geene uit­werking op Robert, dog hij wenschte zich echter met den Paus te verdraagen, en deeze was van de zelfde gedagten. De twist wierd derhalven te Mel-fi op de volgende wijze bijgelegd. Nicolaas den II die de Normannen van den ban ontheven had, verlijde Hertog Robert met Apuliën en Cala­brien , en met al dat geen wat hij de Grieken en de Saraceenen in Steilten zoude ontneemen. (52). Op gelijke wijze gaf hij aan Richard, Broeder van Ro­

bert

( 5 1 ) Zie boven § IV en X I I . ( 5 2 ) In den Leeneed voert ROBERT deezen tijtel: Dei

gratia et S. Petti Dux Apulia et Calabria atque utroque fubueniente futurus Sicilia. GIANNONE Lib. X . p. 83.

Page 292: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

üfO G E S C H I E D E N I S D E R

bert, het door hem veroverde Capua ter leen. De beide broeders deeden daarentegen den eed van trouw als leenmannen aan den Paus; en Robert be­loofde aan de Roomfche Kerk eene jaarlijkfche fchatting van 12 Denarien voor ieder jok osfen. Of beide de overeenkomende partijen recht op de lan­den hadden die de eene ter leen gaf en de andere ontfing, kwam bij dezelve in het minst niet in be­denking. De Paus rekende zich daartoe als den Stadhouder van God op aarde gerechtigd, en het viel hem des te gemakkelijker, dewijl hij iets dat hem niets gekost had, en Ook niets van het zijne wegfchonk. De Normannen vonden ook daarbij hunne rekening, vermits zij de pausfelijke heer-fehappij verdraaglijker en minder gevaarlijk dan de Keizerlijke hielden. De zedert dien tijd plaats gehad hebbende goede verftandhouding tusfchen den Roomfchen ftoel en de Normannen wierd ge-ftoord, wanneer de Hertogen Robert en Richard het eigendom der Kerke in Campagnd di Roma en in de Mark Ancona verontrustten. Gregorius den V l i deed hun beide en hunne aanhangers in den Ker­kdijken ban, en gebruikte, benevens deeze gees­telijke ook de waereldlijke wapenen tegens hen. Hi j verzoende zich echter weldra met hen en hief den banvloek op: waartegens Robert, die het Vors­tendom Benovento veroverd had, aan hem de Stad van dien naam afftond. Wanneer naderhand de Keizer Hendrik den I V Rome ingenoomen, en de Paus in den Engelenburg ingeflooten had, kwam,

op

Page 293: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

it I D D E L - E E U W. 27i

óp het bij herhaaling gedaane aanzoek van den laatften, Rokeri hem ter hulpe, ontzette hem, en nam hem , dewijl hij zich in Romemet veilig ach» iede, met zich naar Salerno. Gregorius vernieuw­de uit dankbaarheid de aan hem door zijne voor-zaaten Nicolaas den II en Alexander gedaane leen-verlijding, en Robert beloofde in zijnen leen-eed den pausfelijken ftoel te zullen bijftaan, en de rech­ten en landen van den Heiligen Petrus tegens alle vijanden te verdedigen (53)-.

X X V I I I .

Verdriet en hartzeer over zijn laatst rampfpoe-dig lot deed den heerschzuchtigen en trotlchen Paus ten graave daalen , en de Keizer had het ge­noegen , om zijnen heftigften en gevaarlijkften vij­and in ballingfchap te zien fterven. Dog de twis­ten in Duitschland hielden daar niet meede op. De Saxen en de andere onvergenoegden hadden na het overlijden van Rudolf, den Graaf Herman van Luxemburg tot Koning verkooren, die den oor­log tegens de Keizer met afwisfelend geluk had voortgezet. Dan door de zwaarigheden die hij in het handhaaven van de Kroon ontmoette afgefchrikt, ftond hij van dezelve af. Egbert Markgraaf van Tburingen tragtte wel hem optevolgen: dog zij­ne poogingen eindigden wel dra door zijne omhals-

bren-

(53) GIANNONE Lib. IX. C . 4 , 5. Lib. X . C . 1-5.

1084.

1085.

(1081.}

1087.

[090.

Page 294: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

Cio86.)

1091.

1092.

3 7 » G E S C H I E D E N I S D Ë ft

brenging. Wanneer hier door in het Dnitfche Rijk de rust eeniger raaate herftelt was, zogt Hendrik zijne Rechten en gezag in Italien en Rome ftaan- \ de te houden. Dan, hier was door de Hilde-brandfche partij eerst ViEtor den III en na hem Urbanus den II op den ftoel van Petrus verhe­ven geworden, en beiden hadden den Kerkelij. ken ban tegens den Keizer vernieuwt. De Mark-graayin Machtilda was thans de beichermfter van Urbanus, even als te vooren van den trotfchen Gre­gorius. Hendrik deed haar om die reden den oor­log aan, en belegerde het aan hem zo gehaatte Ca-nosfa, dog kon het echter niet bemagtigen. Nieu- I we beweegingen der onvergenoegden in Duitsch­land noodzaakten hem, derwaarts te rug te gaan, en zijnen oudften zoon Coenraad, die reeds tot zijnen opvolger benoemd en gekroond was, tot voortzetting van den oorlog agter te laaten. Dee­ze ging, door verleiding van Machtilda en ande-re Pausgezinden tot haar partij over (54) , en liet

zich

(54) Een oude Cronijkfchrljver geeft hier van nog eene bijzondere oorzaak op, die den Keizer, indien ze waar is, zeer tot oneer verftrekt: Conradus filius Henriet Imperatoris patri bac de caufa rebellauit. Henricus Rex Adelbeidam Reginam, quam duxerat uxorem, odia coe-t>it babere, ideo incarcerauit eant, et conccsjit ut ple. rique vim ei inferrent, immo filiam instar.s ut eam fub- \ wgitaret. Qjto recufante patris pollucrc ftratum, turn

Ren

Page 295: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L"-E E Ü W. 273

zich tot Koning van Italien kroonen. Hier doos veranderden de zaaken op nieuw tot Hendriks na­deel , en hij kon dezelven, offchoon hij wederom naar Italiën kwam , niet weder herflellen. Om in-tusfchen deezen verraderlijken zoon te ftraffen, die ook eenige jaaren daar ( n o r ) na, van zijne eigene partij veracht, te Florence geftorven is , bewerkte hij bij de Duitfche Vorsten, dat zijn andere zoon Hendrik tot zijn opvolger verkooren en gekroont wierd. De voorzichtigheid welke hij gebruikte om hem bij eede te doen belooven van zich zo lange de vader leefde, met geene regeeringszaken te be-moeijen, was tevens een voorgevoel van het toe­komende. Want deezen zijnen zoon liet zich nader­hand door de onvergenoegde Duitfche Vorsten en de aanhangers van den Paus ook tot ontrouw ver­leiden , en drong de vader met list en geweld de regeering af, onder voorwendzel om de vreede in de kerk en in het rijk te herltellen. De hem op« gelegden Eed achtede hij niet, dewijl den Ker­kdijken ban, waar in hij door vier Pausfen, na­melijk Gregorius den V i l , ViStor den I I I , Ur-banus den I I , Pafcbahs den I I , (in het jaar 1098 verkooren), gedaan was, zodanigen Eed onverbin­dende maakte. De van ieder een veriatenen Keizer overleefde zijn ongelukkig lot niet lang. Hi j ein­

dig-

Rex non fuum fedperegrini fiüum esfe adfirmauii. DODE-CHINI Append. ad Mar. Scoti Cbronic. ap. PJSTOR. T . I . p. 461.

1097.

II05.

Page 296: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

274 G E S C H I E D E N I S D E R .

IlOÖ.

Aug.

digde zijn leeven en ook zijn lijden in groote f e-hoeftigheid en in ballingfchap te Luttich, en wierd eerst, dewijl hij in den ban geftorven was, vijf jaaren daar na te Speijer begraaven.

X X I X .

Dus eindigde de vijftig jaarige Regeering van Hen­drik den I V die voor hein en het Duitfche Rijk zo ongelukkig, als eenige andere geweest is. Met eene in zijne kindsheid niet ten onder gebragte e i ­genzinnigheid opgewasfen, en daar in door het on­derwijs en de gronddellingen van den Breemfchen Aartsbisfchop gefterkt, deed hij alles wat hem ge-lustte, zonder in aanmerking te neemen, of het rechtvaardig dan onrechtvaardig, betaamlijk danon-betaamlijk was. Eerst in wellustige buitenfpoo-righeden en de ondeugden der jeugd verzonken, en naderhand willekeurig en geftrcng in het be­llier van den Staat, wierd hij veracht en gehaat. Hi j was eerzuchtig, dog zogt de waare eer alleen in de bevreediging van zijne begeertens en lui ­men. Had hij niet eenen, even zo of nog ftijf-zinniger, Hildelrand tegens zich gehad, zou hij de Duitfche Staatsgefteldheid, volgens het ontwerp van zijnen vader en grootvader, en volgens zijne heerfchende neigingen, geheel omgekeert hebben, Een der grootlle misflagen waar van hij befchul-digd wierd, was het fchenden van zijn woord, ja zelfs van zijaen Eed. Deswegens ftelde men geen

ver-

Page 297: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M 1 » D E E - E E U W. 27£

vertrouwen in hem. Al le deeze gebreeken wier­den door geene bijzondere deugden opgewoogen. De gceden aanleg die hij van de natuur verkree­gen had, namelijk zijn verftand, zijne fchrander. heid en kloekmoedigheid waaren, tot zijn ongeluk, door de verwaarloosde ontwikkeling van dezelven, of door zijne onbuigzaame eigenzinnigheid werke­loos gehouden of verkeerd aangewend geworden. E n dit is alles wat tot verfchooning van zijne mis. Hagen kan worden bijgebragt.

De twist over de leenverlijding met ring en itaf hield met de afzetting en dood van Hendrik den I V niet op. Zijn zoon Hendrik den V vergunde aan de ftiften wel de Vrije verkiezing van hunne Bis­fchoppen, dog voor het overige was hij geheel in zijns Vaders voetipoor; en zo onderdanig en ge­hoorzaam als hij zich te vooren tegens den Paua gedraagen had, zo ftandvastig was hij thans in het verdedigen van zijne Rechten. Dewijl hij de vrien­den zijnes Vaders gedeeltelijk vergiffenis gefchon-ken, deels zich aan dezelven gewrooken, en de rust in het Rijk eenigerrnaate herftelt had, zo zogt hij den voorgemelden langduurigen twist, op de eene of andere wijze, met goedkeuring van de Duitfche Vorsten te eindigen, en deed tot dat einde den Paus naar Duitschland noodigen. Dee­zen begaf zich ook op reis, dog nam, misfchien

S a de-

Page 298: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

no8. t i op.

uro.

ifó G E S C H I E D E N I S D E R

dewijl hij van Hendriks voorneemens onderricht was, den weg naar Frankrijk, ten einde de Fran-fche Geeftelijkheid te gewinnen, en beriep eene Kerkvergadering te Troijes, Hier wierd de uit-lpraak van Gregorius den VI I tegens de leen-verlijiingder Geeftelijken, door waereldiijke Vors­ten , bekragtigt. Dog Hendrik liet daar tegens den Paus voordraagen, dat hij zijne Koninglijke Rech­ten niet in een vreemd land, en voor vreemde Bis­fchoppen kon laaten beflisfen, en dat zulte op eene algemeene Kerkvergadering te Rome gefchie-den moest, warwaards hij zelfs komen zoude. Ech­ter wierd hij hier in voor eerst door den oorlóg in Hongarijen en Poolen verhinderd. Intusfchen had Pafcbalis opeen fijnode te Benevento, zowel tegens de Geeftelijken, die van de waereldlijken de leenverlijding zouden aanneemen, als tegens hen, die dezelve zouden uitoeffenen, den banvloek uitgefprooken •, en die naderhand door een in het Lateraan gehouden Concilie laaten bekragtigen.

X X X I .

Om hem tot andere gedagten te brengen, trok Hendrik met twee legers naar Italien. Zijne aan­komst met eene zo aanzienlijke magt verbaasde den Paus, en bewoog hem deezen voorflag tot een vergelijk te doen: „ dat de Koning van de leen-„ verlijding met ring en ftaf zoude afzien, en de

Bisfchoppen daar en tegen de Regalien, name­lijk

Page 299: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . «7/

„ lijk hunne landerijen en goederen teruggeevcn, „ en zich met de tienden en vi ij willige giften ver-„ genoegen zouden." Hendrik, die wat hij in eer en uiterlijke praal verloor, door dadelijke voor­deden rijklijk vergoed zag, liet zich zulks welge­vallen, en voegde daar alleen de voorwaarde bij: •wanneer de Duitfche en Italiaanfche prelaat en daar meede te vreeden waaren (55). Hij ging hier op naar Rome, om het vergelijk te voltrekken, en de Keizerlijke kroon te ontfangen. Dog als toen kon de Paus het bedongene niet nakomen , vermits al­le de Bisfchoppen zich daar volltxekt tegens ver­klaarden. Hun verlies ging niet alleen hen ter har­te, maar de waereldlijke Vorsten waaren daar over ook niet onverfchillig, dewijl zij daar in eene al te aanzienlijke vermeerdering van 's Konings gezag zagen en vreesden. In dee-.en toeftand van zaaken weigerde de Koning om zijne rechten overtegee-ven, en de Paus de krooning. Deswegens wierd deezen met de tegenswoordig zijnde Cardinaalen, op raad van den Koninglijke Kanfelier Adalbert ge­vangen genomen. Deeze geweldaadige ftap veroor­zaakte wel eene groote beweeging in de St. Pieters­kerk , alwaar dit alles voorgevallen was, maar ech­ter bewerkte die ook een nieuw vergelijk, waar bij de Koning beloofde, de vrije verkiezing dei-

Bis*

R ( 5 5 ) dnnalista Saxo ai a. 1107, 1110, 1111. in ECCARDI Corp. Hist. tned. anti. T . I. p. 6 1 8 , 623 fqf. Conf. STRUV . p. 4 0 3 , 404. § . I V , V .

S 3

Page 300: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

« i a

(56) Zie SCHMIDTS Gefch. der Teutfch. Th. M , S,

34+

078 G E S C H I E D E N I S D E R

Bisfchoppen en Abten toeteftaan, en het recht be­hield om de verkoozenen nog voor de wijding met ring en ftaf te verlijden. Dit vergelijk wierd van rvegens den Paus door 13 Cardinaalen, en van Kei ­zers wege door 13 Vorsten bezwooren; en beiden bekiagtigden zulks den volgenden dag nog plech» tiger door het gebruiken des Avondmaals, het welk de Paus den Koning toediende, en de gewijde Hostie met hem deelde. Daar na werd Hendrik door hem tot Keizer gekroond, en hij verliet Ro­me en Italien zeer vergenoegd over het eindigen deezer zaak. Dan de Paus was des te onvergenoeg-der. Men deed hem fchampere verwijtingen, als eenen verraader der Kerke en van haare Rechten. Men vond echter ook wel dra middel om het ge-haatte verdrag te vernietigen. In eene bijeenkomst

, van meer dan honderd Bisfchoppen wierd het krag-teloos verklaard. En vermits de Keizer, als of hi^ een voorgevoel gehad had van het geen gebeuren zoude, door de Paus had doen belooven, dat hij zich wegens het voorgevallene niet zou wreeken, nog hem in den ban doen, zo wierd de banvloek over het verdrag zelfs uitgefprooken (56). Hetgeen de Paus bedenkelijk oordeelde zelfs te verrichten, deeden anderen, en in het bijzonder zijn Legaat Guido, Aartsbisfchop van Vienne, op eene aldaar gehoudene Kerkvergadering. Dan alle de Bisfchop­

pen

Page 301: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 579

pen waaren het met den Paus eens, en verlangden van het waereldlijk gezag onafhangelijk te zijn (57). Deezen plechtig afgekondigden kerkdijken ban maakte in het Rijk een zeer nadeeligen indruk voor den Keizer. Zelfs Adalbert, Aartsbisfchop van Maints, zijnen voormaaligen Kancelier, die hij tot deeze aanzienlijke waardigheid had verheeven, wel­ke voorheen in deeze zaak met hem op gelijke wijze gedagt had, en op wiens raad hij de Paus gevan­gen had doen neemen, hield het met de andere Bisfchoppen, als hunnen toen eensdenkenden mee debroeder, en even als z i j , des Keizers tegenftree-ver geworden. Hier bij kwamen andere gefchil-l en , die door den dood des Graaven Ulrich van Weimar verwekt wierden. De Keizer wilde zijn land, als een opengevallen leen in beflag neemen. Dog Siegfried, Paltsgraaf aan den Rhi jn , maakte uit hoofde van zijne moeder Adelheid, eene ge-boorne Graavin van Weimar, daar op aanfpraak. Zijn zwager, de Hertog Lotharius van Saxen, en veele andere Saxifche Vorsten namen zijne partij. Hier uit ontftont eenen oorlog, die wel in den be­ginne voor den Keizer voordeelig was, dog ein­delijk ongelukkig voor hem uitviel (58).

xxxir. (57) Annalist'a Saxo ad a. 11 n , 1112. in ECCARDI

Hist. wed. aui p. 626. fqq. Vid. STRUV. p. 405. 40$. %. V. VI.

(58) Annalist. Sax, ad a. 1112-1114, 1. c. p. 623. ffl.

S 4

tl 13, li 14.

Page 302: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

200 G E S C H I E D E N I S D E R

III5. II16.

0°770

(1102.)

3117.

uiS.

li19. :

X X X I I .

Deeze onlusten duurden nog, wanneer de be­roemde Markgra*vin Machtilda ftierf. De Keizer ging naar Italien, om de rijke erffenis, die uit het Hertogdom Spoleto, het Markgraaffchap Thuscien, de Graaffchappen Panna, Mantua, Ferrara, Ca. nosfa en andere goederen beftont, deels als Leen-heer, en deels als bloedverwant in bezit te nee­men : dan zij had haar geheele bezitting reeds aari haare vrienden en Geeftelijken beftierder, de Paus Gregorius den VII en de Roomfche Kerk gefchon-ken, en deeze gift was door Paus Pafchalis den II op nieuw bekragtigt. Hendrik floeg hier geen acht op, en eigende zich alles. Met begeerte om den twist met de Paus in -het minnelijke te veref­fenen, begaf hij zich naar Rome, dog zonder ge-/plg. Hij deed na het overlijden van Paus Pafcha-Us bij zijnen opvolger Gelafius den II eene andere pooging, dog ook te vergeefsch. Hier op liet h i j , zelfs op de begeerte van de Romeinen, eene nieu­we pausfelijke verkiezing aanleggen, waar door hij Mauritius Burdin, Aartsbisfchop van Braga in Portugal, een Franschman van geboorte, op den Roomfchen ftoel bevorderde. Hij noemde zich Gregorius den VIII , en Gelafius vlugtte naar Frank-'ijk, alwaar hij binnen weinig tijds ftierf De Car-Sinaalen, die hem verzeld hadden, verkoozen daar op den door zijnen iever tegens den Keizer reeds

Page 303: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E U W. feSl

bekenden Aartsbisfchop van Vienne, Guido, na­derhand Calixtus den II genaamd, voor wien Gre­gorius den VIII fpoedig wijken moest (59).

X X X I I I .

In het Duitfche Rijk waaren intusfehen de on­lusten, door de kunftenarijen van Adalbert Aarts­bisfchop van Maints, toegenomen, en de wereld­lijken waaren zo wel als de Geeftelijken Vorsten des Keizers vijanden. In deezen toertand van zaa­ken beriep de Paus een Concilie naar Kheims, het welk den twist over de leenverlijding der Bis­fchoppen ten zijnen voordeele befliste, en hij zelfs deed zo wel de Keizer als den tegen Paus in den Ker­kdijken ban. Hij benoemde ook den Aartsbisfchop Adalbert, op wien de Keizer zo fel gebeeten en die voor hem zo gehaat was, tot zijnen Legaat, door wiens opftookerijen de Saxifche Vorsten, en voornamelijk de Geestelijken oproerig waaren ge­worden. Met de waereldlijke verzoende Hendrik z ich , dan de Geeftelijken konde hij niet gewinnen. In Saxen wierden de Bisfchoppen verkooren en in­gewijd , zonder zich van den Keizer te laaten ver­lijden. Alles dreigde dus eenen nieuwen oorlog, welke alleen door de toegevendheid van den Ke i ­zer afgewend, en daar door aanleiding tot eene

bij-

( 5 9 ) Annalist. Saxo ad a. 1116-1119. 1. c. p. 634; fqq. STRUV. p. 407 fqq. § VIL VIII.

S5

1120,

Page 304: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

nai.

1122.

3

a§2 G E S C H I E D E N I S D E R

bijeenkomst te Wurtsburg gegeeven wierd, op wel­ke eene Landvreede tot ftand gebragt, en te gelijk afgefprooken wierd om den twist met de Paus in het minnelijke te vereffenen. Dit gefchiedde ook fpoedig hier na te Worms, werwaards Calixtut drie Cardinaalen zond. Ingevolge van dit verdrag

flond de Keizer van de leenverlijding met ring « en ftaf af, en vergunde de vrije verkiezing en .i inwijding der Bisfchoppen. De Paus bewilligde »•> daar en tegen, dat de verkiezingen der Bisfchop--> pen en Abten van het Duitfche R i j k , in des Kei --5 zers tegenwoordigheid gefchieden zouden, en s» dat hij bij een ontftaan verfchil, volgens den »» raad en de beoordeeling van den Aartsbisfchop, « en van de Provinciaale Bisfchoppen, het beste » gedeelte toevallen en bijftand kon geeven. Ech->, ter zou de verkoozene de Regalien van den Kei-„ zer door den Scepter ter leen ontfangen, en 5 , al dat geene wat van rechtswege betaamelijk was „ aan hem betoonen ( 6 0 ) . " De door dit verge­lijk gemaakte verandering, befïond dus daar i n , dat de Keizer , in plaats, dat hij te vooren de Bisfchoppen door ring en ftaf met hunne Geefte-lijke Ampten verlijd had, hij ze nu door den Scep-ter met hunne landerijen en goederen verlijdde, het welk echter zedert den tijd van Karei den V op.

ge-

(60) Annalist. Saxo ad a. 1119-1129. 1. c. p. 624. fqq. LEIBNITJI Cod. Jur. Gent. diplom. N . u. p. 3. 3u M O N T Corp. Diplom. N . C X I X . p. 66.

Page 305: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M ï D D E E - E E U W . £83

gehouden heeft, dewijl naderhand de Bisfchoppen» hunne leenen even als de waereldiijke Vorsten door het Zwaard ontfangen hebben (61). Vervolgens be­kwam de Keizer het gewichtige recht, om de be­twiste verkiezingen te befiisfen, het welk hem een aanmerkelijken invloed in de verkiezing zelfs gaf. Dan dit recht hebben de Pausfen wel dra den Keizers uit de handen gewrongen en aan zich getrok­ken, dewijl reeds voor lang en tot op onze tijden, betwiste verkiezingen, door de Pausfen, zonder tegenipraak des Keizers beflist zijn geworden (62).

x x x i v .

Op deeze wijs eindigde de langduurige bijna vijf-tigjaarigen oorlog tusfchen het geeltelijk en wae-reldlijk gezag. Echter wierd Duitschland daar door niet geheel en al bevreedigd. Des Keizers meer willekeurige dan rechtvaardige onderneemingen, maakten nog telkens onvergenoegden, die zich te­gens hem verzetten. Dit gefchiedde ook bijzonder van Lotharius Hertog van Saxen, wanneer de Kei ­zer, na het overlijden zonder nakomelingen van den Markgraaf Hendrik van Meisfen, aan zijnen naas­ten bloedverwant, Coenraad Graaf van Wettin,

de

( 6 1 ) BÜDER de Feudis Sceplri Cap. 1. § 16.

(62) Zie das papstliche Entfcheidungsrechc in zwie-

fpaltigen wahlen geistl. Reichsfursten, van J . J . MosEft

in feinen neuesten kleinen Staatsfchriften S. 1 ff.

1133,

Page 306: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

H35

1124

z l .

May.

afy G E S C H I E D E N I S D E R

• de erfopvolging wilde betwisten. De keizer maak­te krijgstoerustingen, die tegens den Hertog fchee-nen ingericht te weezeu, dog eigentlijk tegens Frank, rijk gericht waaren, deels om zijnen Schoonva-der, Hendrik den I. Koning van Engeland in den oorlog tegens Lodewijk den VI bijteftaan, en deels om zich a 5n deezen te wreeken, uit hoofde van de verleende befcherming aan Paus Calixtus den H ten opzichte van de kerkvergadering te Kheims. Dan dewijl de Rijkstanden tot deezen oorlog , waar­in voor hen geen voordeel te haaien was, weinig lust toonden, zo bleef dezelven agter. Een gelijk lot trof een ander ontwerp des Keizers, volgens het welk h i j , ten einde het verlies te vergoeden van de in voorige onrustige tijden in vreemde han­den geraakte Koninglijke goederen, het geheele Rijk met geldelijke belastingen wilde bezwaaren. Dan hij leefde niet lang genoeg, om dit voornee-men uittevoeren, en zijnen dood onttrok hem aan de kwaade gevolgen, die het zou kunnen gehad hebben (63). Hendrik den V was de laatfte van de Frankifche keizerlijke mansftam. Hi j ftreefde, even als alle zijne voorvaderen, na een onbeperkt gezag. De langduurige twist met den Roomfchen ftoel belette hem even als zijnen vader, om daar toe te geraaken. Hi j wierd echter als een Staat-

kun*

((53) Annalist. Saxo ad a, 1123-1125 J. c . p. 651.

fa. OTTO FRISING. L i b . V I L c. 16, ap URSTIS. Tem, r ,

p. 141.

Page 307: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L ' E E V W." SSg

kundig, onderneemend en kloekmoedig Vorst, dog tevens als gierig, onrechtvaardig, heerschzuchtig, onbarmhartig en wreed befchreeven. Aan alle dee­ze euveldaaden had hij zich door zijn gedrag te­gens zijnen Vader fchuldig gemaakt, en het was de fchandelijkfte fchijnheiligheid en geveinsdheid, dat hij zijne verfoeijelijke bedrijven met het voor-wendzel van Godsdienst wilde bedekken. De waa-re oorzaak van dezelven was in zijne ontembaare heerschzucht geleegen, die hem de natuurlijke plichten eenes zoons dceden vergeeten. Het fchijnt dierhalven een bijzonder geluk voor hem geweest te zifn, dat hij geen zoon had die hem op gelijke wijze zou hebben kunnen vergelden.

X X X V .

Geduurende de verfcheidene jaaren dat de twee­dragt en binnenlandfche oorlogen Duitschland be­roerden, ging het in Frankrijk niet beter. Ko­ning Hendrik den I was door zijn zoon Philippus, die hij volgens gewoonte, voor den Erfgenaam der kroon had doen erkennen en laaten kroonen, op den throon gevolgt. Dewijl hij minderjaarig was, beftierde Balduin Graaf van Vlaanderen,, als zij­nen door de vader benoemden voogd, de regeering. N a zijn overlijden nam Philippus in den ouderdom van vijftien jaaren, de teugels zelfs in handen. Het gezag der Koningen van Frankrijk was ter deezer tijd zeer gering. Zij waaren maar Heeren

huia-

icóo.

Page 308: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

I09i. Ï 0 9 4 -

(64) Zie MEZERAIJ. Abr, Chronol, Tom, I. p. 333.

2 8 5 -G E S~C H I ' R D E N I S D Ë H

hunner Erfgoederen. A l het overige bezaten hun­ne Leenlüiden, waar van veelen te wederfpannig waaren om die onder opzicht, en te magtig, om hun in gehoorzaamheid te kunnen houden. Dee-ze verfchaften hem beftendig werk, en dewijl de magtigfle onder hen, namelijk, milem Hertog van Normandijen, Engeland voroverd had, was hij en Philippus bijna altoos tegens elkander in de wapenen. Deeze verviel ook, dewijl hij zeer jong tot de regeering gekomen was, in misdrijven en buitenfpoorigheden der jeugd, en zijne heerfchap» pij wierd uitermaate drukkend voor de onderdaa-nen. De Paus Gregorius den V I I , die zich tot Heer en Rechter der Koningen opwierp, liet hem deswegens vermaanen, en tevens dreigen, dat in ­dien hij zich niet beterde, hij hem benevens alle zijne onderdaanen, die hem getrouw bleeven, in den kerkelijken ban zoude doen (64). Deeze be­dreiging wierd ook eenige jaaren naderhand ver­vuld, wanneer de Koning zich van zijne gemaa-lin Bertha, met welke hij lang in den echt geleeft, en kinderen verwekt had, liet fcheiden, en Ber-ihranda de fchoone gemaalin van den Graaf Fulca Rechia van Anjou in haare plaats nam. De Paus Urbanus den II fprak de banvloek tegens hem uit, waar onder hij ook zo lang bleef, tot dat hij ein­delijk, na het overlijden van de Koningin Bertha, de vrijfpraak verkreeg. Volgens het voorbeeld zij­

ner

Page 309: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E U W. 287

ner voorvaderen verklaarde Philippus zijnen zoon Lodewijk den dtkken tot opvolger en meedebeftier-der, die ook tot den dood zijnes vaders, met hem te gelijk geregeert heeft'.

X X X V I .

Lodetvijk den V I . was even als zijn vader genood­zaakt de wapenen tegens zijne magtige en onrusti­ge leenlüiden te gebruiken. Dan eens maakten zij verbintenisfen tegens hem, dan wederom voerden zij oorlog tegens elkander, en vervulden het ge-heele Koningrijk met roof, moord en brand. De wetten wierden veracht, en het zwaard van den fterkrten befliste alleen het recht van den zwakften. Deeze wanorders kon de Koning wel niet geheel wegneemen, dog hij verminderde dezelven echter, en door zijne ieverige werkzaamheid verootmoedig • de hij niet alleen de aanzienelijken, maar befcherm-de ook de geringeren tegens de gewelddaadigheden, die zij dikwils van de eersten ondergaan moesten. Volgens de thans plaats hebbende gewoonte liet hij zijnen oudften zoon Philippus, en na deszefs vroegtijdigen dood, de andere Lodewijk genaamd, tot Koning kroonen. En deeze laatfte wierd onder de naam van Lodewijk den VI I zijnen opvolger.

X X X V I I .

Spanjen leverde zedert de door de Mooren gemaak­te

noa. 1108.

1129. " 3 - .

" 3 7 -

Page 310: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

288 G E S C H I E D E N I S D E R

IO54.

IO63.

I C 6 4 .

I055.

I070.

1071.

te verovering een toneel vangeduurige oorlogen op, welke de Christelijke Koningen deels tegens de Moo-ren, deels tegens elkander voerden; ook beltont onder de drie broeders, de koningen Garfias van Navarre , Ferdinand van Castilien en Leon, en Ramiro van Aragonien, geene broederlijke eensgezindheid. Zij leefden in beftendige oneenigheden, en beflisten de zeiven door de wapenen. Even als Ferdinand reeds zijnen zwager, de Koning Veremund van Leon, in eenen veldflag gedood had, zo was het ook voor hem befchooren, dat zijne beide broeders Garfias en Ramiro in de oorlogen, die zij met hem voer­den, het leeven verlooren. Ferdinand verdeelde, Volgens de gewoonte van die tijden, zijne flaaten onder zijne drie zoonen. Aan den eersten Sancho genaamd gaf hij Castilien, aan den ander Alonfo of Alfonfo, Leon en Asturien, en aan den derden Garfias, Gallicien benevens de veroveringen in Portugal. Hij ftierf zeer geroemd , uit hoofde van zijne milddadigheid tegens kerken en kloosters, het welk ter dier tijd de uitneemendfte aller deugden was. Dog zijne verdeeling was van geen langen duur. Sancho de oudfte der drie broeders, die zich tot de geheele nalaatenfchap gerechtigt oor­deelde, ontnam zijnen anderen broeder Alfonfo, Leon, en beroofde den derden Garfias, van Gal­licien. Dan hij had geen reden om zich in het be­zit van deeze onrechtvaardige veroveringen lange te verheugen , dewijl hij fpoedig hier op, wanneer hij zijne Suster Urraca ook haar lijftogt, de ftad

Page 311: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D É fc-E E Ü W. 289

•Ëamora, wilde ontneemen, in de belegering van dezelve vermoord wierd. Deezen dood bezorgde den tweedeh broeder Alfonfo niet alleen Leon te­rug , maar hij wierd ock in Castilien als Koning erkent. Dan hij betoonde zich even zo onrecht­vaardig, als te vooren Sancho. Hi j maakte zich eerst door list van zijnen broeder Garfias meester, en bemagtigde naderhand ook zijn Koningrijk Gal-licien. Dog omtrent ter zeiver t i jd , dat Alfonfo door deeze trouwloosheid alle Landen, die zijn va­der Ferdinand den I. bezeten had, wederom ver-eenigde , maakte de gewelddaadige Paus Gregorius den V I I , die Opperbeheerfcher van de geheele waereld wilde z i jn , eenen toeleg om zijne heer­fchappij in Spanjen te doen erkennen. Hij fchreef aan de Spaanfche Christelijke Koningen, dat zij zijne leenlüiden waaren, en dat zij zonder zijn be­vel , verder geene veroveringen in Spanjen zouden maaken, ten z i j , dat zij aan de opvolgers van den heiligen Petrus eenen jaarliikfchen leencijns betaal­den. Dog zo geëerd en gevreesd Gregorius ook bij de Spanjaarden zijn mogt, zo vonden zij zijnert eisch echter ongegrond; en zulks had ook geen Verder gevolg (65).

X X X V I I I.

Alfonfo, die, onder de Koningen van Castilien en

(65) FERRERAS Bd. 111. S 303. § aöo.2<Ja.

T

1072»

i °73 '

Page 312: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

io8?

09O G E S C H I E D E N I S D E R

en Leon, fan zesden genaamd word, voerdenader-hand geduurig oorlog tegens de Mooren. In de* zeiven heeft zich boven alle anderen een Castili-aansch Ridder, Don Rodrigo Dias deVivar, door­gaans de Ctd(66) genaamd, door uitmuntende glo­rierijke heldendaaden beroemd gemaakt. De Span­jaarden roemen hem even zo zeer, als de oude Grieken hunnen Hercules, en beiden voegen zo vee­le verdigtfelen bij de waare gefchiedenis deezer helden, dat dezelve daar door in eene fabel is ver­anderd geworden.. Dewijl het ter deezer tijd voor een zeer verdienstelijk werk gehouden wierd tegens

, de ongeloovigen te itrijden, zo kwamen met dit voorneeiren twee aanzienlijke Franfche Heeren van den hoogen A d e l , benevens veele Ridderen en krijgsluiden op verzoek van Koning Alfonfo naar

Span-

(6"6) El Cid, dat is, den Heer, welke naam hem de-Mooren wegens zijie overwinningen gegeeven hebben. Hij wierd ook elCidCampeador , dat is, den Feldoverften genaamd. De Spanjaarden verhaalen in vericheidene hun­ner Romans zijne heldendaaden en lotgevallen. Hij word daar iu befchreeven.

El venador no vencido Le Moros, ni k Cbristianos.

Romances historiales de LORENCO SEPULVEDA F. 61. Dog

het beroemde Treurfpel van den Franfchen Digter Pierre Corneille heeft hem veel meer de onfterffelijkheid ver-fchaft, dan alle de gedigten en loftedenen van zijne land-genooten.

Page 313: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 2GI

Spanjen. De eerfte was Raimond, zoon van Willem den II of den dollen, Graaf van Bourgondien, en Broeder van Guido, Aartsbisfchop van Vienne, na­derhand Paus Calixtus den I I ; den ander word bij de Spaanfche gefchiedfchrijvers Hendrik van Lot­tharingen of van Befancon genaamd, dan eigentlijk was hij een kleinzoon van den Hertog Robert van Bourgondien, broeder van Hendrik den I Ko­ning van Frankrijk, en bijgevolg, een Prins van Koninglijken bloede. Alfonfo V I verbond zijne dogter Urraca met de Graaf Raimond, en eene andere, genaamd Therefta, die echter maar eene natuurlijke dogter was, met de Prins Hendrik. Door deeze huwelijken is den eerften, deftamva-der van de opgevolgde Koningen van Castilien en Leon, en den ander de ftigter van de Portugeefche Koningsftam geworden. Dewijl Koning Alfonfo zijnen eenigen zoon Sancho in eenen veld^ag tegens Jozeph Koning van Marocco verlooren had, ge­raakte de throonsopvolging, volgens de in Leon en Castilien reeds gebruikelijke gewoonte, op zijne dogtcr Urraca, dewijl zij de oudfte was. Vermits echter haar gemaal, de Graaf Raimond reeds Ci 108) gertorven was, zo gaf haar vader haar we­derom aan Alfonfo den VII Koning van Arragonien enNavarre, ten huwelijk, en maakte deezefchik-king, dat Urraca, Castilien en Leon zou erven; haaren uit het eerfte huwelijk verwekten zoon Al­fonfo Ramon, zou Gallicien verkrijgen en behou­den, en wanneer zij van haaren tweeden gemaal

T 2 gee-

1090. 1095.

1108.

1109.

Page 314: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

fi92 G E S C H I E D E N I S D E R

geene kinderen naliet, zou hij ook na haar dood, haar in Castilien en Leon opvolgen (67). Aan den Bourgondifchen Prins Hendrik had Koning Al­

fonfo den V I reeds bij zijne echtverbintenis Portu­gal, namelijk, dat geene wat de Koningen van Castilien en Leon daar in veroverd hadden, tot een huwelijksgoed gegeeven (68). Men zou hier kunnen vraagen, waarom de Koninglijke Princes Urraca aan den Graaf Raimond, en de natuurlij­ke dogter Therefia aan den van Koninglijken bloe > de afdammende Prins Hendrik, gegeeven zij ? Dan de Gefchiedfchrijvers hebben hier van geene re­denen opgegeeven. Vermoedelijk is het de naau-we bloedverwantfchap geweest, dewijl de Konin­gin Conftantia Moeder van Urraca, de zuster van Prins Hendrik"s vader was. De huwelijken in ee­nen zo naauwen graad van bloedverwantfchap waa­ren door de kerkelijke wetten verboden, en de Pausfen noodzaakten Koninglijke en Vorstelijke Echtgenooten, die in dat geval zich bevonden, door den kerkelijken ban, dezelven wederom te niet te doen. '

X X X I X .

1109. Koning Alfonfo den j V I . wierd dus na zijn over-30. lijden, door zijne dogter Urraca in Castilien en

Juny . j Le-

(67) Vid. MARIANA Lib. IX. c. 20.

(68) ld. ibid.

Page 315: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E ü W. 293 Leon opgevolgd. Dan , dewijl haar gemaal, de Koning Alfonfo van Aragonien, ook in Castilien regeeren wilde, gelijk hij ook in de Gefchiedboe-ken onder de Castiliaanfche Koningen met den naam van Alfonfo den VII vermeld ftaat, zo ontftont daar uit eene groote oneenigheid tusfchen hen, het welk de echtfcheiding ten gevolge had. Hi j behield echter een gedeelte van haare landen. Di t veroorzaakte eenen nieuwen twist tusfchen hem en zijnen fliefzoon Alfonfo den VIII Ramon. Men bereidde zich aan weerskanten ten oorloge. Dog-een vergelijk, waar door de Koning van Arago­nien dat geene wat hij van Castilien bezat, op een gering gedeelte na, terug gaf, bewaarde de vreede (69). Deezen, die in zijne oorlogen tegen de Moo-ren zeer gelukkig geweest was, verloor tegens hen eenen veldflag bij Fraga in Valencia. De hevige droefheid deswegens was oorzaak van zijnen kort daar op gevolgden dqod. De onder zijnen vader en hem tot hier toe vereenigt geweest zijnde Ko­ningrijken Aragonien en Navarre, wierden nu , dewijl hij zonder erfgenaamen ftierf, weder van een gefcheurd. De Aragoniers verkooren zijnen broeder Ramiro , die een monnik was, en de Na-var reezen de van hunne voorige Koningen afftam-rnende Prins Garfias tot Koning. Deeze beiden wierden door Alfonfo, den VIII Koning van Casti­lien beoorloogd uit hoofde van vorderingen die

hij

C69) Fid. MARIANA Lib. X. c. 8, 12.

T 3

1122.

1134.

Page 316: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

" 3 5 .

£<H G E S C H I E D E N I S D E R

hij van zijhen derden grootvader Sancho den groo­ten, Koning van Navarre afleidde, en noodzaakte hen, om hem voor hunnen leenheer te erkennen. Dit en het bezit van meer andere Koningrijken gaven hem, volgens zijne gedagten, recht tot den K e i ­zerlijken tij el. Hij nam dien ook op den rijks­dag te Leon aan, en liet zich plechtig tot Keizer kroonen (70). Dog de nieuwe Koning van Arago­nien, Ramiro, die uit het klooster op den throon gefteegen, en van monnik een Koning geworden was, leidena verloop van drie jaaren de regeering neder, en wierd van Koning wederom monnik. Hi j verklaarde zijne eenige tweejaarige dogter Pe-tronella tot erfgenaame der kroon, en verloofde haar aan Raimond, Graaf van Barcelona, die ze-dert ook de regeering in Aragonien waarnam, echter zonder den Koninglijken tijtel aanteneemen. Door dit huwelijk is het ter dier tijd van Frank • rijk leenroerige graaffchap > Barcelona, waar uit een aanzienlijken ftaat onder den naam van Cata. lonien, ontftaan is , met Aragonien vereenigt ge­worden , en altoos gebleeven.

X L .

Portugal bevatte het land tusfchen de Douro en Minho, het welk deszelfs naam van de oude ftad Portucale, bekomen heeft. Koning Alfonfo den V I

gaf

f » ld. Lib. X. c. 16.

Page 317: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 295

gaf het onder den tijtel van een Graaffchap aan den Prins Hendrik van Bourgondien. Het is twijf-felachtig, of het hem in vollen vrijen eigendom, dan als een Leonsch leen is gegeeven geworden. Na zijnen dood erfde zijn tweejaarigen zoon Ah

fonfo&tn I den kleinen (laat, die echter, uithoof­de van zijne minderjaarigheid, onder de regeering van zijne moeder Therefta, en van haaren twee­den gemaal de Graaf Ferdinand Paez de Irasta-mara bleef, tot dat Alfonfo, wanneer hij agttien jaaren bereikt had, hun die met geweld ontrukte. Hi j was geduurig tegens de Moorcn in de wape­nen, en breidde dagelijks zijn gebied ten hunnen kosten uit. Om zijne onderneemingen te fluiten, bragten zij een verbazend groot heir tegens hem te velde , waar over hij echter met eene zeer on­gelijke magt, bij Gastro Verde in de vlakte Ou-riqite eene aanzienlijke overwinning behaalde Twee dagen voor den flag riep zijn krijgsvolk hem tot Koning uit , en hij nam hier op, dewijl hij zich te vooren Vorst of Hertog van Portugal genoemd had, den Koninglijken tijtel aan (71). Dit natuur­lijk en onopgefmukt verhaal was den Portugeefen te eenvoudig, en daarom cierden zij het meteen hemelsch wonder op, volgens het welk Christus aan het kruis des nagts voor den veldflag aan den Koning Alfonfo vericheen, hem de zege aankon­digde, de aanneeming des Koninglijken tijtelsaan-

be-

(71) MARIANA Lib X . c. 17.

T 4

[112.

CI28 .

« 3 9 . 25.

July.

Page 318: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

I0Ö6".

i

296 G E S C H I E D E N I S D E R

beval, het Koninglijk wapen omgordde, en het toekomftig aanzien en heerlijkheid van het nieu­we Koningrijk voorzegd zou hebben (72).

X L I.

Terwijl dat de Spaanfche Koningen de Sara-oeenen meer en meer land ontnamen, waaren de En­gelfchen na het uitfterveri van hunne Deenfche Vorsten, op nieuws onder eene vreemde heerfchap­pij gekomen. De laatfte Anglo Saxifche Koning, Eduard den Belijder, was zonder erven geftorven, dewijl h i j , of uit ingebeelde heiligheid, of uit te­genzin omtrent zijne Gemaalin, die uit een bij hem gehaat geflagt afkomltig was, met haar niet als man geleefd had. En hoewel 'er nog één klein­zoon van zijnen broeder Edmond Ironfide, genaamd Edgar Atheïmg in weezen was, zo kwam hij echter wegens zijne jongheid niet in aanmerking. Ui t dien hoofde maatigde de magtige Graaf Ha­rald van Wesfex zich de regeering aan, en wierd door de geheele Natie als Koning erkent. Dan hij rand weldra eenen fterken tegenftander aan mi-lem, Hertog van Normandijen, Het recht van deezen Vorst was zeer onzeker, en was hoofdzaake-lijk alleen gegrond op Eduards voorgenomene, dog-

niet

(jt) FARIA y SOUSA in Europa Portug. Tom. i r . P . 1,

1. 3. P, 27-ap. ANTON de SOUSA MACEDO Lu[itan%

'Ibcr*

Page 319: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 297

niet volbragte benoeming van hem tot de Throons opvolging (73). Dan Willem bewees zijn recht met ócooo wel geoeffende en in den ftrijd ge­harde krijgsknechten, in het vertrouwen, dat dee­ze, tegens de door eene langduurige vreede, van den oorlog ontwende Engelfchen , genoegzaam op-gewasfen zouden zijn, en in dit vertrouwen liet hij het op eenen beflisfenden veldflag aankomen. Ook bekroonde de zege zijne koenheid. De algemeene verflagenheid over het verlies van den flag en de dood van Koning Harald, die daar in omgekomen was, deed de Engelfchen op geene verdere verde­diging denken. Alles onderwierp zich aan den over­winnaar, ook zelfs de rechten erfgenaam van den throon Edgar Atheling (74). Dus wierd Willem door een enkelderi veldflag Heer van Engeland, op dezelve wijze als het de Muoren van Spanjen geworden waaren. Met zeer veel verftand liet hij de oude regeeringsform onveranderd, zo dat maar alleen de perfoon des Konings verwisfeld fcheen te weezen. Het recht wierd wel beftiert, en zij­ne Normandijfche legerbenden Honden onder eene ftrenge krijgstugt. Dan deeze tevreedenheid der Engelfchen met de nieuwe regeering duurde niet lang. Ui t voorzigtigheid liet hij de belHering der hooge Staatsampten in handen van de Normandij­fche Grooten, het welk zijne nieuwe onderdaanen

fmer-(73) Zie HUME vel. 1. p. 127.

(74) Zie H U M E vel. 1. p. 134, 164. &c,

T 5

ic66.

14.

oaob.

Page 320: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

Ï0Ö7.

1087.

X L I I .

298 G E S C H I E D E N I S D E R

fmertelijk v ie l , en ook wel drukkende zal geweest zijn, vooral in zijne afweezendheid, wanneer hij weinig tijds na de verovering eene reize naar Nor-mandijcn deed. Als toen braken 'er aan verfchei-de oorden opftanden uit. Dit verfchafte den Ko­ning een voorwendzel tot eene harder heerfchappij in Engeland. De aanftokers wierden met groote geftrengheid en met verlies van hunne landgoede­ren geftraft, die hij of naar zich trok, of onder zijne Normandijers uitdeelde. Hij voerde ook bij deeze gelegenheid, het tot hier toe in Engeland ongewoone leenrecht, en zwaare belastingen in . Di t veroorzaakte nieuwe opftanden, en deeze eene nog grootere ftrengheid. Die onlusten duurden ee­nige jaaren, tot dat de Engelfchen geheel buiten ftaat waaren om tegenftand te bieden. Willem, die als Hertog van Normandijen de Koning van Frank-rijk voor zijnen leenheer erkende, was door de verovering van Engeland een zo magtig leenman geworden, dat zijnen leenheer, Koning Philippus den I daar over naieverig moest worden. Hier uit namen van dien tijd af de oorlogen tusfchen Frankrijk en Engeland een begin, die bijna 400 jaaren geduurd hebben. Willem ftierf in den eer­ften van dezelven: hij was een ftaatkundig kloek­moedig en onderneemend Vorst, dog tevens een onrechtvaardig, gierig en tijranniek beheerfcher, die Engeland met eenen ijzeren Scepter geregeerd heeft.

Page 321: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . *99

X L I I.

Volgens zijne beftelling volgde hem zijn twee­den zoon Willem, om de kouleur van zijn hair den Rooden genaamd, in de regeering op. De oud­fte Robert, moest zich met Normandijen verge­noegen, dewijl hij zich tegens zijn vader verzet, ja zelfs, hoewel onweetend, in een tweegevegt, tegens hem gevogten had. Hij was zelfs in gevaar om ook dit te verliezen; dewijl Willem het zel­ve met Engeland door de wapenen dagt te ver­eenigen. Beide de legers ftonden reeds tegens elkander ten ftrijde gereed, wanneer de wederzijd-fche Grooten een vergelijk bemiddelden, volgens het welk den Hertog een ftuk van zijn land aan den Koning afftond, en waarin beiden elkander de erfopvolging beloofden, in gevalle den een of den ander zonder wettige nakomelingen kwam te over­lijden. Dan dit verdrag is niet tot vervulling ge­komen , en het duurde niet lang, of Willem wierd Heer van geheel Normandijen. Het was juist ter deezer t i jd, dat de Europeefche Christenen, in­zonderheid de Franfcben, zich tot de eerfte kruis-togt gereed maakten. Robert, door de hoopgedree-ven om roem te verwerven en den hemel te ver­dienen, had eene hevige begeerte om aan deezen heiligen oorlog deel te neemen; en onfzich het r.oodige geld tot zijne uitrusting te verfchaffen, verpandde, of liever, verkogt hij zijn Hertogdom

aan

1090,

1095.

Page 322: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

300 G E S C H I E D E N I S D E R

aan den Koning zijnen broeder voor 10 , ooomark zilver (?5> De regeering van Willem den II was niet minder hard en tijranniek als die van zijnen vader, en misfchien overtrof hij hem nog in gie­righeid en roofzugt. Om die reden, mangelde het niet aan onlusten en zamenzweeringen, in het Itraf-fen van welken hij de geftrengheid tegens de fchul-digen , fomwijlen tot wreedheid toe dreef (76).

X L I I I.

Willem den II ftierf door het onvoorzichtig fchot van eenen hem ter jagt verzellenden edelman, on-gehuwt. Uit dien hoofde was zijn broeder Robert zo wel volgens het recht van eerstgeboorte, als uit kragte van het met hem gellootene verdrag, zijn ontwijffelbaaren Erfgenaam. Dan dewijl hij nog niet van zijnen kruistogt terug gekomen was, zo had dit het verlies der kroon voor hem ten ge­volgen. Zijn broeder Hendrik, de jongde zoon van Willem den Veroveraar, maakte zich in allerijl meester van de fchatkist van den overleedenen Ko­ning, en gebruikte dezelve, om zich onder de Geeftelijkheid en den Adel vrienden 'te verfchaf-fèn. Deeze milddaadigheid had die uitwerking dat hij weldra als Koning erkent en gekroond wierd;

en

(75) Cbronic. Saxan ad a. 1091. p. 107. HUME vol, l. p. 206.313. »

(76) Zie HUME vol. I. p. 308.

Page 323: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D O E L ' E E U W . 301

en hij nam het beftier in handen, zonder dat zich daar iemand tegens verzette, dewijl een ieder of door gefchenken was omgekogt, of door de vrees van aile moedige befluiten wierd afgefchrikt. Ten einde de genegenheid van de Engelfchen te gewin-nen, gaf hij hun een voorrechtsbrief, waar door veele bezwaaren en onderdrukkingen, waar over onder de regeering van zijnen vader en broeder ge­klaagd was, zouden worden weggenomen (77)» Dog dit waaren bloote bewoordingen, en van die fraaije beloften wierd niets vervuld. Intusfchen was zijn broeder Robert uit den, voor hem zeer roemrijken en zeer nadeeligen, heiligen oorlog te­rug gekomen. Hij nam zonder tegenftand bezit van Normandijen, en verfcheen wel dra met eene aan­zienelijke Krijgsmagt in Engeland, om zijn recht op die kroon te doen gelden. Dog hij liet zich tot een vergelijk overhaalen, waar door hij zijn recht, tegens een jaargeld van 3 0 0 0 mark zilver liet vaaren, het welk hij echter binnen weinig tijds genoodzaakt wierd aan zijn broeder kwijttefchelden. Roberts deugden en uitmuntende hoedanigheden fchitterden alleen in den oorlog, dog in vreedens tijd verdoofden dezelven. Zijne zorgeloosheid in het beftier veroorzaakte groote bezwaaren over de roofzugt, en onderdrukkingen zijner Amptenaaren , en de gewelddaadigheden der ontembaare Grooten.

Dit

( 7 7 ) Charta libertaiumïknnci I. iu RAPIN'S Hhtarij efEngland. Translated bij TINDAL. vol. 11. p. 299.

IIOX.

I I 0 3 .

Page 324: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

IÏO5.

iio(5.

II20.

II25.

H27.

303 G E S C H I E D E N I S D E R

Dit ftrekte den Koning Hendrik ten voorwendzel om zich in de Normandijfche zaaken te fteeken, en eindelijk zijnen broeder te beoorlogen. Eenen beflisfenden veldflag bezorgde hem Normandijen, als meede den perfoon zijnes broeders, die hij ge­vangen bekwam. De ongelukkige Robert wierd op hetflot Cardiff'm Wales opgefloten, ja zelfs, wan­neer hij zich zijne vrijheid tragtte te bezorgen, van de oogen berooft (78), en eindigde in deezen bedroefden toeftand, na eene agtentwintig jaarige gevangenis, zijn leeven. Even als Hendrik zich onrechtvaardig in het bezit des throons gedrongen had, zo vreesde hij ook, dat zijne kinderen op gelijke wijze daar van geftooten zouden geworden. Hij liet dus zijnen zoon Willem in Engeland, en naderhand ook in Normandijen als zijnen opvolger erkennen. Dog deeze vorst vond op de terugrei-ze naar Engeland, door een bijzonder noodlot, zijn s;raf in de zee. Des Konings eenigfte wettige dogter Machtilda was met Keizer Hendrik den V gehuwt, die haar bij zijn overlijden, als eene kinderlooze weduwe agterliet. Hendrik huwde haar wederom tan Gottfried oudfte zoon van den Graaf Falco van Anjou, en liet aan haar, als erfgenaame van de kroon, door de Baronnen in Engeland en in Normandijen den eed van trouwe afleggen. Hier door wierd dus de throonsopvolging in de vrouwe­

lij.

( 7 8 ) MATTHAEUS PARIS, in Henr. I ai a, 1107. p. 13-

Page 325: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E IJ W. 303

lijke linie vastgeftelt, waar van het gevolg was, dat Engeland naderhand beftendig van vreemde ge-flagten is beftiert geworden. Wanneer ze eenen zoon ter waereld bragt, die Hendrik genaamd wierd, en die wij als eenen der aanzienlijkften en magtigften onder de Engelfche Koningen op den throon zullen befchouwen, liet haar vader aan haar op nieuw den eed van trouwe afleggen. Hendrik den I. was een ftaatkundig Vorst , zeer arbeid­zaam en jtot oorlog en vreede even zeer gefchikt. Dog de gerechtigheid fchitterde niet onder zijne deugden. Aan zijne heb-en heerschzucht offerde hij recht en billijkheid op , ja zelfs wat ook an-derszints voor heilig gehouden word. Zijne laatfte zorge beftond hier i n , om de kroon die hij zijnen broeder ontweldigd had, aan zijne dogter en haa* re nakomelingen te verzekeren : dan de ontwerpen, die hij daar toe met zo veel voorzichtigheid ge­vormd had, Haagden niet.

X L I V .

Machtilda was ten tijde van zijn overlijden af-weezend. Deeze omftandigheid maakte Stephanus, Graaf van Blois en Boulogne zoon van zijne fuster Adela zich ten nutte. Hij liet zich door eene fterke partij, die hij in Londen had, als Koning uitroepen, en kreeg de Geeftelijkheid, benevens deszelfs hoofd, den Aartsbisfchop Willem vmCan-terlurij op zijne zijde, welke laatfte hem plechtig

de

"33*

Page 326: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

1041.

I°43-

304 G E S C H I E D E N I S D E R

de kroon opzette. Hi j maakte zich ook van Krji mrsg Hendriks overgelaatenefchatkistmeester, wel­ke een kragtig middel was, om die geenen, die hij ter bereiking zijner oogmerkennoodig had, aan zich te verbinden. De toegenegenheid des Engelfchen Volks zogt hij door het vergunnen van een pri­vilegie te gewinnen, waar in hij aan alle ftanden aanzienlijke rechten toeftont (79). Hij volgde dus in alles het voorbeeld en de konftenaarijen van Ko­ning Hendrik, en daar door gelukte het hem, om de dogter van deezen van de throonsopvolging uit-tefluiten (80).

X L V.

De Normandijfche Heerfchappij was voor de Engelfchen nog drukkender, als te vooren de Deen-fche, welke zij daarom fchijnen te rug gewenscht te hebben. Zij hebben ten minsten meer als eenmaal hulp bij de Deenen gezogt. Na het overlijden van Koning Hardeknut, die over Engeland en Deene­marken geheerscht heeft, geraakte het laatfte Rijk onder de heerfchappij van Koning Magnus, uit hoofde van een getroffen vergelijk tusfchen hem en Hardeknut (81). Dog als toen kwam Suen Estrid-

fen

(79) Charta libertatum. RAPIN. vol. II . p. 501.

(80) MATTHAEUS Paris. inSteph. ad a. 1135. p. 5ï„ HUME vol. 1. p. 247.

(81) SAXO GRAMMAT. Lib. X. p. 202.

Page 327: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E E - E E U VV. $05

fen met zijne eisfchen op de Deenfche kroon te voorfchijn. Zijn vader was Ulf fprakeleg, uit het Koninglijk Zweedsch geflagt: dog zijn recht ont-fproot van zijne moeder Estrid, Suster van Knuts den Grooten. Na eenen langduurig gevoerden dog meestal rampfpoedigen oorlog met Koning Magnus, en na deszelfs dood met Harald zijnen opvolger in Noorwegen, bleef hij eindliik, door den met deezen : geflootene vreede, in het bezit van het Koningrijk Deenemarken, van het welk Noorwegen nu weder­om afgefcheiden wierd. De Engelfchen verzogten ; hem om bijlland tegens de dwingelandij van Wil­lem den Veroveraar, en Suen deed zelfs eenen togt naar Engeland, hoewel zonder gevolg. Op hunne herhaalde bede, zond hij naderhand onder zijnen zoon Knut, wederom eenig krijgsvolk der-waards, die echter ook zonder iets uitgevoerd te hebben , terug kwamen (8a) Suen wierd de ftig-ter van eenen nieuwen Koninglijken itam, en zijne mannelijke nakomelingen hebben 300 jaaren den Deenfchen throon bezeten, waar toe zij door de, zedert zijne regeering in het Koningrijk gebruikelijk gewordene, verkiezing geraakten. Dewijl hij van den Paus en den Aartsbisfchop van Breemen gedwon­gen wierd, zich van zijne GemaalinGunehild, eene Zweedfche Princes, uit hoofde van de als te naau-we bloedverwantfchap, te fcheiden, zo liet h i j ,

bij

( 8 2 ) Zie GEBHARDI Gefch. vou Denemark und Nor­wegen. Th. I. S. 447. 449.

V

[047. :o64-

.069.

.070.

[075.

Page 328: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

1076.

io86, I J 04,

1105.

1115. 1130.

3CÖ G E S C H I E D E N I S D E R .

bij zijn affterven geene wettige Erfgenaamen voor de kroon na, dog verfcheide natuurlijke zoonen, van weiken hem vijf, den een na den ander in.de regeering zijn opgevolgd, namelijk Harald den I V , Knut den II , Olof den I , Erik den I en Niels of Nicolaas (83). Knut den II die zijne onderdaanen met zwaare belastingen drukte, en daar en tegen de priesters en Bisfchoppen rijk en magtig maakte, wierd in een oproer te Odenzee in de kerk ver­moord , en bekwam deswegens eene plaats onder de 'heiligen. Erik den I bijgenaamd Ejegod, dat i s , den goeden, ftigtte met goedkeuring van den Paus Pafchalis den II een Aartsbisdom te Lundin Schoo* nen, welks Aartsbisfchop het geestelijk rechtsge­bied over het geheele noorden verkreeg, in bezit van het welke de Aartsbisfchop van Breemen tot hier toe geweest was. Dewijl Koning Erik op eene beedevaarts-reize naar Jerujalem geftorven was, wierd zijn broeder Niels tot Koning verkoo­ren, en zijne drie zoonen Harald, Knut en Erik voorbijgegaan. De twede Knut, wierd echter door Koning Niels tot Hertog van Sleeswijk, en nader­hand door Keizer Lotharius tot Koning der Wenden gemaakt. Hij was een Vorst van voortreflijke hoe-daanigheden, en uit dien hoofde ook bij de Deenen ge - eerd en gelieft. Magnus, zoon van Koning Niels zag hem deswegens als eenen toekomenden gevaar­lijken meededinger na de Kroon aan, en h i j , be-

ne-

(83) SAXO" GRAMMAT. Lib. X I . p. 207, 208.

Page 329: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 307

nevens eenige meedehelpers vermoordden hem in eene vriendfchappelijke bijeenkomst, waar toe hij hem zelf had doen verzoeken. Deeze verraderlij­ke moord verwekte eenen algemeenen opftand. Ko­ning Niels wierd de kroon onwaaidig, en Erik, broeder van Knut, tot Koning verklaard. In den hier op gevolgden binnelandfchen oorlog fneuvel de Magnus in een veldflag; dog zijn vader, de Koning Niels, wierd door de burgers in Slees-wijk om den dood van Knut te wreeken , dood geflagen^ Erik den II behield dus de kroon.

X L V I.

In Zweeden had de Koning Olof Skotkoning met het Christelijk geloof ook eerst den tijtel van Ko­ning van Zweeden aangenomen ; zijne voorvaderen noemden zich Koningen van Upfül: dan dit wierd thans niet meer voor welvoegelijk gehouden, de­wijl met deezen Konings tijtel ook het Ampt van Opperpriester verbonden was (84). Hem volgde in de regeering eerst zijnen jonger zoon Amund Ja-cob, en naderhand de ouder, Emund Gammal, dat is, den Oudjlen. Met deezen eindigde de oude Zweedfche Koningsftam, en met Stenkei, ftiefzoon van Emund, geraakte een nieuw geflagt op den throon, het welk denzelven 70 Jaaren bezeten heeft,

en

(84) SUEN LAGERBRING Suea Rikes Hist. Dec. 1. p. 203.

V a

1131.

1134.

1025.

105L 1061.

Page 330: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

1055.

1041.

308 G E S C H I E D E N I S 0 E B .

en met Ingo de jongere, kleinzoon van Stenkei ge-eindigt is. Het Chrittendom was ter deezer tijd in Zwaden nog niet geheel gevestigt, en het getal en de magt der heidenen nog zeer aanzienlijk. De haat van beide de partijen tegens elkander maakte de Koninglijke regeering zeer wankelbaar, en de throonsopvolging is uit dien hoofde ook tweemaal door ingedronge Koningen uit andere geflagten, na­melijk Haorkan en Elot-Suent, zijnde een heiden, geftoort geworden.

X L V I I.

Al le Europeefche Staaten, alwaar in deezen tijd het Christendom door Roomfche priesters geplant was, wierden tevens aan de geestelijke heerfchap­pij van den Bisfchop van Rome onderworpen, die niet zelden ook tot het waereldlijke wierd uitge-ftrekt. Poolen leverde thans daar van een zeer merk . waardig bewijs op. De Poolfche Regenten noem­den zich in den beginne Hertogen, en waaren aan het Duitfche Rijk cijnsbaar. Dog dewijl Boles­laus den I den Koninglijken tijtel aangenomen had, welke ook zijn opvolger Micislaus bleef voeren, zo weigerde deeze den cijns, en wilde onafhange-lijk zijn; waar over hij in eenen zwaaren oorlog met Keizer Coenraad den II ge wikkelt, eneindlijk we­derom tot voorige onderwerping gebragt wierd (85).

Zijn

(85) Zie boven $. VI.

Page 331: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L » E E U W . 30Q

Zijn zoon Kafimir vergenoegde zich met den naam van Hertog: dog zijn opvolger Boleslaus den II of den Stomen, nam geduurende de onrustige re­geering van Keizer Hendrik den IV wederom den Koninglijken tijtel aan, en zette zich zelfs de kroon op (86). Dan hij zelfs wierd oorzaak, dat de Ko­ninglijke waardigheid voor eenen geruimen tijd in Poolen ophield. Hij fabelde den Krakaufchen Bis­fchop Statdslaus, die hem wegens zijn ontugtig leeven beftraft had, met eigen handen voor het Altaar ter neder. Deswegens wierd hij door zijne onderdaanen uit den lande gejaagt, door Paus Gre­gorius den VII in den ban gedaan, en niet alleen aan hem , maar ook aan het Koningrijk de Koning­lijke waardigheid ontnomen. Om die reden heeft zijn broeder Vladislaus, die na hem regeerde, zich geen Koning genaamd, dewijl geen Bisfchop, ingevolge een Pausfelijk verbod, hem en zijne op­volgers kroonen wilde ( £ 7 ) , en den tijtel van Ko­ning is door hen in meer dan aoo Jaaren niet gevoerd geworden. De jaarlijkfche cijns, welke de Duit­fche Koningen vorderden, en de regeerende Hee-ren van Poolen weigerden, gaf van tijd tot tijd aanlei­ding tot twisten, en de Hertog Boleslaus den III. wierd daar toe door Keizer Hendrik den Vmetdewa-

pe-

f86) LA?<IB. SCHAFNAB. ad a. 1087 ap. PISTOR. T. I. p. a*6.

(67) DLUGOSS. Hist. Polon. Lib. IV. p, 301. BARON. Annales eccles. ad a. 1075. n. 40 , 41.

V 3

1077.

1079,

1109. 1110.

Page 332: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

" 3 5 -

H25.

JIO G E S C H I E D E N I S D E R

penen tot betaaling genoodzaakt (83"). De Poolfche Gefchiedfchrijvers loochenen zulks wel (89) , dog de Duitfchen maaken van eene diergelijke betaa-ling en onderwerping melding, die eenige jaaren naderhand onder Keizer Lotharius is voorgeval­len (90).

X L V I I I.

In het Duitfche Rijk kwam het na het overlij­den van Hendrik den V wederom tot eene plech­tige Koningsverkiezing, die in geeft honderd jaa­ren had plaats gehad, vermits de zoon, kleinzoon en agter kleinzoon van Coenraad den II. uit hoof­de van de aan hun reeds te vooren verzekerde throonsopvolging, tot de regeering geraakt waaren. De vier hoofd - volkeren van Duitschland, name­lijk de Franken, de Beierfchen, de Swaben en de Saxen verzamelden zich bij Maints, en maakten een leger van 6 o , o ö o man uit. Op voorflag van de Pausfelijke gezanten kwamen tien, uit de bo-vengemelde vier volkeren benoemde, Vorsten te Maints bij elkander, alwaar zij drie perfoonen voor de gefchiktflen verklaarden, naamelijk, Frederik

van

(88) Annalist* Sax» ad a. 1109. ap. ECCARD. Tom. I. p. 623.

(89) DLUGOSS. Lib. IV. p. 388.

(90) OTTO FRISING. Lib. VII. c. 19. Annalista Saxo ad a. 1135. 1. c. p. 668, 669.

Page 333: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E V W. 3 H

van Hohenstaufen, Hertog van Swaben, Lothari­us Hertog van Saxen, en Leopold, Markgraaf van Oostenrijk. De beide laatften weigerden die eer, en den eersten verwachtte dezelve daarom des te zekerder, te meer daar h i j , en zijn broeder Coen­raad Hertog van Frankenland zich boven dien als de naaste tot de kroon befchouwden, dewijl zij Susters zoons van Keizer Hendrik den V waaren. Dog Adalbert Aartsbisfchop van Maints was uit ouden haat tegens Hendrik den V hen niet gunftig; en op zijn aandrijven als meede van de Pausfelijke gezanten wierd Lotharius verkooren, die onder de Keizers den tweeden van die naam is , en door al­le de Vorsten, ook zelfs door den Hertog Frede-rik erkent wierd (91). Deezen kon echter de hem ontnomene kroon niet vergeeten, en geenen zogt de aanzienlijke magt van de Hohcnftaufers, op welke hij naieverig was, te verzwakken. Nood. wendig moesten deeze tegenftrijdige gevoelens in eenen oorlog uitbréeken, Frederik bekwam eenen aanzienlijken bijftand door zijnen broeder Coen­raad, die thans van eene naar Palestina gedaane bedevaart te rug kwam. De beide broeders waa-ren den Koning ook te fterk. Hij zogt dus, en vond hulp bij den magtigen Hertog van Beijeren, Hendrik den trotfchen, of zo anderen hem noemen den Grootmoedigen, aan wien hij zijne dogter Geer-

truij-

( 9 1 ) Anonijmi Narratio de electione Lotbarii Ducis Saxoniie, in ECCARDI Quatern. p. 76.

V 4

1125

3° Aug.

II26.

1127.

Page 334: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

1128.

" 3 0 .

« i j l .

i

S i s G E S C H I E D E N I S D E R

truijda tot Gemaalin benevens het Hertogdom Sax. en gaf. Dewijl in den beginne het geluk den broe­deren gunftig was, zo verklaarde hunne partij Coenraad tot Koning. Hij meende zich in Italiën te vestigen, en zich tot Koning en Keizer te laa­ten kroonen. De Koninglijke kroon verkreeg hij ook van Anshelmus Aartsbisfchop van Milaan, dog de Keizerlijke weigerde de Paus Honorius den II , dewijl hij de Koning Lotharius reeds erkent had. Hij fprak zelfs den banvloek tegens Coenraad en zijne aanhangers uit. Na het overlijden van dee­zen Paus wierd in eene oneensgezinde verkiezing Innocentius den II en Anacletus den II op den Bis-fchoplijken ftoel van Rome verheven. De eerste erkende Lotharius, dan den ander was meester in Rome, Innocentius vlugtte naar Frankrijk, en trok van hier naar Luttich, alwaar hij met Lotharius een mondgefprek hield, en hem om bijftand tegens den anderen Paus aanzogt. De Koning gaf hem be­leefdelijk te verdaan, dat de herftelling van het oude recht der leenverlijding met ring en ftaf eene niet onbillijke erkentenis daar voor zoude weezen. Dan den Abt Bernhard van Clairfaux een ge­leerd, welbefpraakt en uit hoofde zijner heilig­heid veelvermogend man, die in het gevolg van' len Paus was, fprak Lotharius op zulk eene krag-:ige wijze aan, dat hij van zijne vordering af-;ag, en ten gevallen van den Paus, het volgende aar een togt naar (taliën beloofde te zullen doen

(9) •

Page 335: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E U W . 31 3

(92). Dog hij wierd daar in echter voor eerst door andere gebeurtenisfen gehinderd. Na het overlij­den van Hendrik, den magtigen Koning der Wénden, en van zijne zoonen, had Lotharius, den Hertog van Sleeswijk, Knut genaamd, zoon van den Deen-fchen Koning Erik den I op zijn aanzoek en voor geld, tot Koning der Wenden verklaard. Dan de nieuwe Koning was door den Deenfchen Prins Mag-nus, zoon van Niels toenmaaligen Koning van Dee­nemarken , vermoord geworden. Om deezen moord te wreeken, trok Lotharius met een groot leger naar Sleeswijk, maar Magnus bevreedigde hem met goede woorden en door geld, en wierd boven dien zijn leenman (93). Als toen ondernam Lo­tharius zijnen togt nzax Italien, dog maar met eene geringe magt, dewijl de beide Hohenltauffche broe­ders nog in de wapenen waaren. Echter bragt hij de Paus binnen Rome, en liet zich door hem tot Keizer kroonen, offchoon den zeiven hem en zij­ne Gemaalin Richenza reeds eens te Lutiich ge­kroond had. Di t was echter geene Keizerlijke krooning , vermits die noodzaakelijk in Rome moest gefchieden. De Paus vorderde bij deeze gelegen­heid de door Hendrik den V na zich getrokkene goederen van Machtilda. De hier over ontilaane

twist

(92) OTTO FRISINGENS. Lib. VIL c. i<5. ap ÜRJTIÏ.

Toni. 1. p. 149. (93) HELMOLD. Cbron. Slav. L . 1. c. 49. SAXO GRAM-

M A T . Lib. X . p. 242.

V 5

1132.

"33«

Page 336: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

314 G E S C H I E D E N I S D E R

twist wierd echter in het minnelijke bijgelegd. De Paus verlijdde den Keizer met deeze landen te­gens eenen jaarlijkfchen cijns van 100 mark zil­ver , zelfs zo, dat na zijn overlijden , dezelven ook door zijn fchoonzoon de Hertog Hendrik zouden geërfd worden. De uit dien hoofde door den Kei­zer aan den Paus gedaane leen-eed heeft men na­derhand in Rome op het Keizerrijk betrekkelijk gemaakt, waar van een in het Lateraan ten toon geftelt fchilderij blijken draagt, waar op de kroo­ning van den Kei.?er op eene voor hem zeer fcham-pere wijze is afgebeeld (94). Verder kon de Kei-zer niets voor zijnen Paus uitrichten. De andere Paus bleef in het bezit van het grootffe gedeelte van Rome, en Innocentius vlugtte naar Pi/a, wan­neer Lotharius afgetrokken was. Ma zijne terug­komst in Duitschland verzoende hij zich met de broeders Frederik en Coenraad, die zich beiden aan hem onderwierpen. En hier door wierd eindelijk de rust in het Rijk herftelt.

X L I X .

De Paus Anacletus vond een magtigen bijftand in

(94) In dit fchilderij word de Keizer voorgeftelt, hoe hij knielende en met gevouwen handen de Kroon van den Paus ontfangt, met het bekende opfchrift:

Rex venit ante fores, iurans prius Uriis bonores, Post Homo fit Pap<s, recipit quo dante Coronam.

Page 337: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E ü W. 315

in de Normamen, die zedert honderd jaaren den ftaat van het beneden Italien aanmerkelijk veran­derd hadden, en van tijd tot tijd nog meer veran­derden. Robert, Hertog van Apuliën en Calabrien was door de Pausfen Nicolaas den II en Gregori­us den VII met deeze landen, en met het eiland Sicilien verlijd geworden , wanneer hij dezelven van de Grieken en Saraceenen die ze bezaten, veroverd zoude hebben (95). Robert had deeze verovering aan zijnen broeder Roger overgelaaten, en die zulks gelukkig volbragt. Roger had zijnen zoon Roger den ( II tot zijnen opvolger. Deezen wierd een zeer magtig Vorst , dewijl hij van zijne Neeven Robert en Ri-chard, Apuliën en Calabrien erfde, en de Hertog­dommen Capua en Napels, die onder de Griekfche Opperheerfchappij ftonden, zich door de wapenen onderwierp. Hij nam de partij van den Paus Ana-cletus, waar voor deezen hem tot Koning van Sici­lien verhief. Het was dus voor Keizer Lotharius en voor Paus Innocentius van een even groot be­lang, om de onderneemingen van Roger, als een befchermer van den anderen Paus, en een magtig bezitter van Rijkslanden, waar voor men Cala­brien en Apuliën h ield, tegentegaan, en zijne magt paaien te ftellen. De Keizer trok ditmaal met een groot leger over de Alpen. Zijn fchoonzoon Her­tog Hendrik, en de beide broeders Fredcrik en Coenraad, zijne voorige vijanden, verzelden hem.

Zij-

(05) Men zie boven % XXVII.

/

;noiO

II36.

Page 338: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

U37-

S Dec.

3IÖ G E S C H I E D E N I S D E R

Zijne wapenen hadden ook eenen zo gelukkigen voortgang, dat Roger bijna alles verloor, wat hij in Italien bezat. Intusfchen bewerkten de verove­ringen des Keizers voor het Duitfche Rijk eenig voordeel. Hij wilde eenen nieuwen Hertog van Apuliën aantiellen, en benoemde daar toe de Graaf Rainulf van Avellino. Dog Innocentius verzette zich hier tegen. Na langduurig twisten, waar- in de Keizer en de Paus zich op derzelver oude Op-perheerfchappij beriepen, vond men eindelijk dee­zen middelweg, dat, om de rechten des Rijks of die der kerke niet te benadeelen, de nieuwen Her­tog de banier, als het teken der leen verlijding, te gelijk uit de handen van den Keizer en den Paus zoude ontfangen ($6).

L .

Hier meede namen de krijgsverrichtingen een ein< de. De Duitfche volkeren waaren den langditurigen veldtogt moede en hunkerden naar huis. De Keizer gaf hun dierhalven hun affcheid, en verliet Italien. Doch op den terugtogt wierd hij te Trente ziek. E n dewijl hij des niettegenftaande zijnereizevoortzette, ftierf hij op eene onbekende plaats in een jammerhar-tige hut. Lotharius had het grootfte gedeelte van zijn leeven in den krijg doorgebragt, en daar in er-vaarnis en roem verworven. Als Koning en Keizer

be-

(96) GIANNONELib. XI. p. 183, 184. C l . p. 194,

195-

Page 339: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D » E L - E E V W. 317

bewees hij eene groote gemaatigheid, ook tegens zijne vijanden. De geestelijken bejegende hij met eene bijzondere achting, en tegens den Paus ging zijnen eeibied to: de grootfte vernedering toe, waar­toe de beweeggronden mogelijk in zijne godsdienfti-ge begrippen , of ook in de overweging der weder­waardigheden die zijne beide laatfte voorzaaten door een tegenftrydig gedrag zich op den hals gehaald hadden, gelegen kunnen zijn.

L I.

Na den aftogt en hetoverlyden van den Keizer wor Roger alles, wat hij verlooren had, fpoedig weder­om te rug, het welk hem des te gemakkelijker viel, wanneer den nieuwen Hertog van Apuliën, Rainulf, zijn heftigften vijand, binnen weinig tijds ook ftierf. Daarentegen was de om deezen tijd insgeljks voor­gevallen dood van den Tegen - Paus Anaclctus een ge­luk voor den Paus Innocentius den II, dewijl hij daar door geheel en al Heer over Rome wierd. Hij beriep een Concilie, en liet niet alleen door het zelve den banvloek opnieuw tegens Koning Rog er afkondigen, maar voerde ook in perfoon een leger tegens hem in het veld. Dan hier onderging hij een gelijk lot als zijn voorzaat Leo den IX. Hij wierd met veele Car-dinaalen gevangen genomen , en het was voor hen eene treurige gewaarwording van te zien, dat zowel de waereldlijke als geestelijke wapenen van het Va tikaan tegens de Normanr.en van geen vrugtwaa

ren

l i 38.

Page 340: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

m

3l8 G E S C H I E D E N I S D E R

" 3 9 -

L I I.

Men hield het thans overal als eene bekende en

ze-

ÖfO GIANNONE Lib. XI. C . 3. p. 205 &c.

reri. De foldaaten plunderden zijne rijke bagagie, waarin zij veel geld vonden, en dreeven met hem den fpot. Doch de Koning Roger behandelde hem niet als een krijgsgevangen , maar als het hoofd der kerk er. den fteedehouder Gods. Hi j liet ootmoedig om vergeeving verzoeken , en verklaarde zich tot verzoening bereid. Innocentius, dien in deeze omftan* digheden niets vvenfchelijker dan een diergelijk aanbod konde zijn, bood gewillig de hand tot een vergelijk en hief den kerkdijken ban op, waar on­der Roger tot hier toe geftaan had. Deezen en zijn zoon wierpen zich voor zijne voeten, erkenden hem voor de wettige Paus, en zwoeren hem den eed van trouwe als zijne Leenmannen, met belofte van eene jaarlijkfche fchatting van 600 Schifati. Hi j daar en tegen verlijdde Roger door middel van een banier, met het Koningrijk Sicilien en de Vorrten-dommen Apuliën en Capua, (offchoon nog den een nog den ander daar recht op had) erkende hem voor Koning, en bevestigde in hem, alle met dee­zen tijtel verknogte eer en waardigheden (97). Op deeze wijze ontftont het Koningrijk Sicilien, en een door den Paus gevormd nieuw gekroond hoofd in Europa.

Page 341: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M i r> r» E E - E E u w. 319

zekere waarheid, dat de Bisfchop van Rome, als Gods fteedehouder de magt had, Koningen aante-ftellen en aftezetten. Gregorius den V I I , was de eerfte die zich deeze magt aanmaatigde en ook uit-oeffende. Hij bragt het groote ftaatkundig gebouw, waar aan zijne voorzaaten, zo veele eeuwen onop­houdelijk gearbeid hadden, tot volkomenheid. V o l ­gens het eerfte ontwerp moest de Bisfchop van Rome, die in den beginne maar een Prediker des Geloofs en een Leeraar des volks was, een alge­meen dat is Opperfle Bisfchop worden. Wanneer dit oogmerk bereikt was, wierd het plan uitgebrei­der , en volgens het zelve zogt men deezen Opper-bisfchop tevens tot Opperheer van alle de Vorften-Koningen en Keizers te maaken. Dit nu was het werk van Hildebrand of Gregorius den V U . die zich bov^n alle waereldlijk gezag verhief. Hij gedroeg zich , als den Heer der Heeren en Koning der K o ­ningen , en merkte deeze als zijne onderhoorigen aan, over welken hij tot opziener en tugtmeester geftelt was. En als zodanig een is hij in een fchil­derij , dat in de Kerk van den Heiligen Severinus te Napels gevonden word, zeer treffende afgebeeld; in de linkerhand houd hij de Herderlijke ftaf, in de rechter eene vreeslëlijke roede, die hij opligt om daar meede te tugrigen; onder hem liggen Scepters bene­vens Keizers - en Koningskroonen, die hij met voeten treed, en boven het gelchilderde leest men met groo­te letters deeze woorden : S A N C T U S G R E G O -

RI -

Page 342: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

320 G E S C H I E D E N I S D E R

R1TJS VIL (98). Deeze Paus is hier na zijne waare manier van denken voorgeftelt. En hoe zeer hij zich ook niet altoos heeft kunnen doen gelden, heeft het hem echter daar toe niet aan den wil ontbroken. Ze-dert zijnen tijd is debetrekking tusfchen de Keizers en de Pausfen geheel en al van gedaante veranderd. Te vooren was de Keizer opperheer van den Paus, en deezen had tot de verkiezing de Keizerlijke goedkeuring en bekragtiging noodig. Nu ging het omgekeerr. De Paus eigende zich het recht toe om den Keizer te bekragtigen. Hij vorderde van hem als zijnen leenman den eed van trouwe. Door den langduurigen en eindelijk ten voordeele van den Paus geeindigden twist over de leenverlij-ding der Bisfchoppen en Abten met ring en ftaf, verlooren de Keizers en alle de waereldlijke Vors­ten het voornaamfte gedeelte van hun gezag over de Geestelijken. Dan dit was de eige fchuld der andere Koningen. Wanneer Hendrik den IV en Hendrik den V zich tegens de aanmaatigingen van den Paus verzetteden, waaren zij vreedzaame aan-fchouwers, die zich in het geheel niet roerden. Alleen had Hendrik den I Koning van Engeland wel in het eerst zijne rechten ieverig verdedigd, dog ook eindelijk uit vrees toegegeeven (99).

L U I .

(98) GIANNONE Lib. X. C . 6. p. 113, 114.

(99) Zie H U M E 'S Hist of Engl. vol. \. p. 236.

Page 343: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

At I » » E t - E E U W. 321

L I I L

Wanneer de Bisfchoppen van Rome zich bovefl alles, en zo wel over den waereldlijken als geeste­lijken ftand verheven zagen, begeerden zij ook van alle Christenen, en van perfoonen van den hoogden rang buitengewoone eerbewijzingen. En dit hadden de laatften aan zich zeiven te wijten. Onder ande.. ren leezen wij van den Frankifchen Koning Pepin , dat hij zich voor den Paus Stephanus den III op de aarde nedergeworpen heeft; en anderen, onder de volgende Karolingifehe Koningen en Keizers, heb­ben zich niet minder voor de Pausfen verootmoe­digd. Om die reden moet men zich niet verwon­deren, wanneer men onder de magtfpreuken van den trotfchen Gregorius den V I I v ind , „ dat alle

Vorften verfchuldigt zijn om de Paus de voe-„ ten te kusfen." Di t wierd weldra eene gewoon» ïijke plechtigheid, en hier bij kwam naderhand nog eene andere, volgens welke, in eene bijeenkomst van den Keizer en den Paus, geenen voor deezen den ftiegbeugel vast moest houden, wanneer hij op, of van het paerd fteeg. Coenraad oudfte zoon van Keizer Hendrik den I V verhaald men dat de eerfte geweest i s , die, wanneer hij zich tot muiterij te­gens zijnen Vader had laaten verleiden en tot Ko­ning van Italië kroonen, den Paus Urbanus den II deezen dienst van ftalknecht beweezen heeft. D a Keizer Lotharius verrichte naderhand hetzelve zon­der weigering.

X L I V .

Page 344: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

J22 G E S C H I E D E N I S D E R

L I V,

Het Hof van Rome was boven al zeer opmerkzaam op alles, wat aan het zelve voordeel kon aanbren­gen, en bijzonder daar op, dat uit dat geene, het welk maar eenmaal en in het eerst vrijwillig gefchied was, naderhand eene fchuldige verplichting ge-trokken wierd. Een zodanig geval deed zich op, wanneer Hendrik den V na het voorbeeld van zij­nen ouderen broeder, zijn Vader Hendrik den IV be­oorloogd en van de regeering beroofd had. Hi j zond een plechtig gezandfehap, dat uit twee Aarts-bisfehoppen, vier Bisfchoppen, en eenige edele hovelingen beftond, naar Rome, om de Paus Pa-fckalis den II van zijne gehoorzaamheid, die hij reeds mondeling beloofd had, te verzekeren: hoe­wel echter deeze gezanten op derzelver rei^e door het gebied van Trente ., door den Graaf jldalbert, die den ongelukkigen Keizer Hendrik den IVtrouw gebleeven was, aangehouden, en in de verrichting van hunne beveelen verhinderd wierden. Waar-fchijnlijk is dit het eerfte gezandfehap van dien aart geweest. Van Keizer Lotharius, die altoos eene groote eerbiedigheid tegens den Paus beweezen had, word verhaald, dat hij een gezantfehap naar Rome afgezonden heeft, om de bekragtiging van zijne ver­kiezing te bekomen. Het Hof van Rome vorderde naderhand dit niet alleen als eene verplichting, maar ook, dat uit dien hoofde, en tot betooning van ge­hoorzaamheid van iedere nieuwen Koningen Kei/er ,

aan

Page 345: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L - E E V W . 333

aan eiken nieuwen Paus een bijzonder en daatelijk gezantfchap moest afgezonden worden. Zodanige gezanten bedempelde men in Rome met den naam van gehoorzaamheids gezanten ( t ) . Veelen der vol­gende Keizers hebben zich ook tot in veel laacere tijden daarna gevoegt ( ï c o ) . Hetzelfde is door an­dere Koningen, bijzonder ook die van Frankrijk ge-fchied (101). Dan deeze voor Koningen en Kei ­zers zo vernederende gewoonte fchijnt in hei ver­volg opgehouden te hebben: Ten minden hoort en leest men niets meer van diergelijke gehoorzaamheids gezanten.

L V.

De ftaatkunde der Pausfen was zeer vindingrijk in middelen en wegen, die dienen konden om hun­ne aangemaatigde rechten over geestelijken en wae­reldlijken te doen gelden. Onder anderen gebruik­ten zij hier toe hunne gezanten, of zogenaamde Le~ gaaten als werktuigen, die zij in alle Landen der Christenheid uitzonden, om zo wel Koningen als Bisfchoppen onder een bedendig opzicht te houden. E n tot dat einde waaren die Legaaten van een wijd-uitgedrekt gezag voorzien. Zij beriepen Conciliën, zij trokken veele geestelijke zaaken voor zich, en verminderden daardoor het bisfchoplijk rechtsgebied;

zelfs (f) Legati Obediëntie. ( 1 0 0 ) B U D E R de Legationib. Obedientiee Cap. | , ( I O I J ihid. Cap. tf.

X a

Page 346: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

(j:s) GIANNONE Lib X Ch. 8. p. 123.

324 G E S C H I E D E N I S D E R

zelfs riepen zij de Bisfdhoppen voor hunnen rechter-ftoel, en zetten die fomwijlen af. Ui t dien hoofde maakte trotschheid en gierigheid deeze Legaaten overal waar zij kwamen, bij geestelijke en waereld-lijken, gehaat; en zelfs Koningen, die den Paus in alles toegegeven hadden , waaren zijne Legaaten on-verdraagelijk. Eenige bedongen, om die reden, dat z i j , of in het geheel geene, of alleen zulke Le ­gaaten die hen aangenaam waaren , behoefden te ontfangen. Van een zonderlingen aart was ook eenen wegens deszelfs gevolgen merkwaardigen twist, tusfchen de Paus Urbanus den II en de Norman-, fche Graaf Roger. Dewijl deezen, Sicilien van de Grieken en Saraceenen veroverd, en daar door dit eiland tot de gemeenfchap der Roomfche Kerk ge­bragt had, zond de Paus, ter uitoelTening van zijne rechten, eenen met groot gezag voorzienen Legaat derwaards. Dog de Graaf was daar over zeer kwa« lijk te vreeden. Om echter niet met iemand in on­min te raaken, in wiens vriendfchap de Roomfche ftoel veel belang ftelde, benoemde Urbanus den II, Roger zelfs, en alle zijne opvolgers, voor altoos tot zijne Legaaten in Sicilien. Lh'er door verkreeg deezen alle de rechten, die de Paus aldaar uitoeffe-ien konde, en gevolglijk met het waereldlijk ook het geestelijk gezag. En dit is het, wat men nader­hand deSiciliaanfcheMonarchie genoemd heeft (102),

ia

Page 347: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M ï D D E L - E E U W. 3»5

in welks bezit de Koningen, niet tegenftaande alle Pausfelijke aanvallen, zich tot op den huldigen dag hebben üaande gehouden,

L V I-

De Pausfelijke Legaaten fpeelden ook dikwerf eene aanmerklijke rol bij de verkiezingen van de K o ­ningen en Keizers in het Duitfche Rijk. Er lag het H o f van Rome veel aan gelegen, om invloed in de­zelven te hebben, en om die rede nam hetzelve bij voorvallende gelegenheden de houding aan van de vrije keus der Rijksftanden gunftig te zijn. Wan-neer die den tegenkoning Rudolph van Swaben ver­kooren, bellooten zij eenpaarig, dat het koninglijk gezag niet als voorheen erflijk zoude wenen, maar dat één zoon des Konings, offchoon hij ook de kroon waardig was, door de verkiezing, en niet door erf­recht Koning moest worden; en in geval de zoon dien post onwaardig was, of het Volk hem niet be­geerde, kon hetzelve dien het wilde, Koning maa­ken. Dit befiuit wierd door den Paus bekragtigt (103) wiens Legaaten zulks waarfchijnlijk voorgefiagen en bevorderd hadden. De Frankifche Keizers volgden den een den ander niet op, zo als te vooren de Sa­xifche , uit kragte van een volkomen erfrecht. E n

wan-

( 1 0 3 ) BB.UNO de bello Saxon. ap. FREHER. Tom. 1. p f

x 3

( I O 7 7 0

Page 348: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

32Ö G E S C H I E D E N I S D E R

wanneer zij ook een hunner zoonen tot opvolger verklaarden en kroonen lieten, zo gelchiede zulks echier altijd met goedkeuring der Rijksftamien. Deeze oeffenden dus geen volkomen verkiezingsreeht, het geen eerst in volle kragt, na het uitfterven der koningliji e Mansftam, plaats greep. In Franhryk was zeden dat de ftam van Capet den throon bezat, eene diergelijke gewoonte in gebruik. De eerfte Koningen van dat geflagt namen den oudften zoon tot mederegeerder aan, en lieten hem tot Koning kroonen, om hem des te vaster de throonsopvolging te verzekeren. Deeze was in Duitschland en Frank* ryk alleen tot het mannelijk geflagt bepaald: dog in Engeland en in de Spaanfche Koningrijken konden bij ontftentenis van zooner, ook dogters de kroon erven»

L V I I ,

De Europeefche Volkeren wierden ter deezer tijd niet willekeurig beheerscht, vermits het gezag dei Koningen zeer beperkt was. In Frankryk bezaten de aanzienelijke Leenmannen, onder den tijtel van Hertogen en Graaven, het grootfte deel des Koning­rijks met alle de rechten van opperheerfchappij. De Duitfche Vorften waaren hun daarin veel ten agteren, vermits zij tot hiertoe maaralleen als ko­ninglijke amptenaars aangemerkt wierden, welken door de Keizers aangefteld en afgezet konden wor­den; ook begon ter deezer tijd de erflijkheid van de Hertogdommen en Graaffchappen eerst een begin

te

Page 349: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

M I D D E L * E E U W. $Z?

te neemen. Dog de volgende tijden hebben de rijks* gefteldheid in Frankryk en Duitschland geheel en al van gedaante doen veranderen. De Franfche aanzienlijke leenlüiden ftierven van tijd tot tijd uit, waardoor derzelver landen met de kroon vereenigt zijn geworden. Den overigen hoogen adel geraakte met der tijd onder het willekeurig gezag der K o ­ningen; en verloor deszelfs oude rechten. De Duitfche Vorllen daar en tegen, behielden niet al­leen de hunne, maar vergrootteden dezelven ook ailengskens tot de volkomene Landvorftelijke hoog­heid toe, dewijl bij het uitfterven van één geflagt, en deszelfs aanhoorigen, hunne landen aan ande­ren wederom gegeven wierden. De oorzaak van deeze 'zo ongelijken uitflag is daar in te zoeken, dat het koninklijk huis van Capet in Frankrykbe-ftendig in ftand bleef, en het volftrekte erfrecht der kroon verkreeg; daarentegen ftierf in Duitsch­land het eene koninglijke geflagt naar het andere uit, waardoor het recht van verkiezing in volle werking kwam, hetwelk tevens diende, om de vrij­heden en rechten der Rijksftanden te bewaaren en te vermeerderen , dewijl de verongelijkingen van eene voorige regeering, in eene volgende verbe­terd konden worden. Indien de zaaken in Frank­ryk denzelfden loop gehad hadden, dan zoude de Frantche ftaatsgefteltenis ook aan de Duitfche ge­lijk zijn geworden.

Einde van het Eer/Ie Deel.

Page 350: Geschiedenis der Middel-Eeuwen

m

Page 351: Geschiedenis der Middel-Eeuwen