Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig...

24
toke elshof Geloof in de familie. Drie generaties katholieken over familie, opvoeding en geloof Hoe werkt religiositeit door in het huiselijke leven en op- voeden? Speelt het daar eigenlijk nog een rol? Vaak wordt gedacht dat in het bijzonder katholieke jongeren zich wei- nig gelegen laten liggen aan hun religieuze traditie. 1 Vooral katholieke ouders zouden het moeilijk vinden om hun kin- deren in religieus opzicht iets mee te geven. De religieuze opvoeding in katholieke gezinnen kenmerkt zich door een spiraal van zwijgen. 2 Dit artikel beschrijft de rol die de godsdienst speelt in het huiselijke leven en opvoeden. Die heeft zich in de loop van een paar generaties ontwikkeld. Verschillende genera- ties katholieken lijken in religieus opzicht op elkaar. Maar naast overeenkomsten zijn er ook verschillen. Deze hangen samen met de twee domeinen die doorwerken in de huise- lijke religieuze opvoeding. Dat is in de eerste plaats het domein van het huiselijke leven en opvoeden. Daarnaast speelt het terrein van de religiositeit een belangrijke rol. Beide domeinen zijn in beweging. De veranderingsproces- sen op het vlak van het huiselijke leven en op het vlak van de religiositeit vormen gezamenlijk de achtergrond van het hui- selijke religieuze opvoeden. Religieuze opvoeding is dus con- textueel. Elke generatie ouders staat op een eigen ma nier voor de opgave om kinderen religieus op te voeden en in elke generatie geven ouders daar vorm en inhoud aan op een bij hun context passende manier. Dit artikel gaat per generatie in op de belangrijkste ontwikkelingen op beide terreinen, om vervolgens te beschrijven hoe deze doorwer- ken op het huiselijke religieuze opvoeden. 139

Transcript of Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig...

Page 1: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

toke el shof

Geloof in de familie. Drie generaties katholiekenover familie, opvoeding en geloof

Hoe werkt religiositeit door in het huiselijke leven en op -voeden? Speelt het daar eigenlijk nog een rol? Vaak wordtgedacht dat in het bijzonder katholieke jongeren zich wei-nig gelegen laten liggen aan hun religieuze traditie.1 Vooralkatholieke ouders zouden het moeilijk vinden om hun kin-deren in religieus opzicht iets mee te geven. De religieuzeopvoeding in katholieke gezinnen kenmerkt zich door eenspiraal van zwijgen.2

Dit artikel beschrijft de rol die de godsdienst speelt inhet huiselijke leven en opvoeden. Die heeft zich in de loopvan een paar generaties ontwikkeld. Verschillende genera-ties katholieken lijken in religieus opzicht op elkaar. Maarnaast overeenkomsten zijn er ook verschillen. Deze hangensamen met de twee domeinen die doorwerken in de huise-lijke religieuze opvoeding. Dat is in de eerste plaats hetdomein van het huiselijke leven en opvoeden. Daarnaastspeelt het terrein van de religiositeit een belangrijke rol.Beide domeinen zijn in beweging. De veranderingsproces-sen op het vlak van het huiselijke leven en op het vlak van dereligiositeitvormen gezamenlijk de achtergrond van het hui-selijke religieuze opvoeden.Religieuze opvoeding is dus con-textueel. Elke generatie ouders staat op een eigen ma niervoor de opgave om kinderen religieus op te voeden en inelke generatie geven ouders daar vorm en inhoud aan opeen bij hun context passende manier. Dit artikel gaat pergeneratie in op de belangrijkste ontwikkelingen op beideterreinen, om vervolgens te beschrijven hoe deze doorwer-ken op het huiselijke religieuze opvoeden.

139

Page 2: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

Aan de basis van dit artikel ligt een recent kwalitatief,praktisch theologisch onderzoek naar religieuze socialisa-tie in het rooms-katholieke huiselijke leven.3 Binnen tienrooms-katholieke families zijn diepte-interviews afgeno-men met grootouders, ouders en kleinkinderen. De groot-ouders zijn geboren tussen 1925 en 1935, de ouders tussen1955 en 1965 en het geboortejaar van de kleinkinderen ligttussen 1975 en 1985. De families kunnen tot de middelbareen hogere sociale lagen worden gerekend. De families zijngeworven door pastoraal werkenden. Deze bemiddelingvergemakkelijkte de werving. Ook werd hiermee een anderdoel bereikt, namelijk dat families die zich in uitzonder-lijke en voor anderen weinig herkenbare situaties bevon-den, van deelname zouden worden uitgesloten. De be -middeling via pastoraal werkenden zorgde dus voor eenonderzoeksgroep van families die zich in een min of meer‘normale’, voor anderen herkenbare situatie bevonden. Deonderzochte families verschilden van elkaar in de mate vankerkelijke betrokkenheid. De studie onderzocht het leef -wereldperspectief op het katholicisme zoals dat door be -trokkenen is ervaren en vorm heeft gekregen. Het on der -zoek is hermeneutisch georiënteerd: het menselijke hande-len wordt gelezen als een handelen dat bewust of onbewustuitdrukking geeft aan een bepaalde waarde oriëntatie.4On -derzocht is, hoe deze zogenaamde impliciete geleefde religi-ositeit samenhangt met de geëxpliciteerde en verwoordebeleden religiositeit.De interviews zijn geanalyseerd met behulp van de

semiotiek van de Parijse School.5 Met behulp van dezemethode kon de religieuze vormgeving onderscheidenworden van de religieuze betekenisgeving. Bovendien konzo de lichamelijkheid van de religiositeit in het onderzoekworden betrokken.6Deze werkwijze heeft religieuze over-eenkomsten en verschillen gevonden tussen de drie gene-raties.7

140

Page 3: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

een overeenkomst: het geloof wordtbelichaamd

De religiositeit van katholieke grootouders, ouders enkleinkinderen lijkt in belangrijke opzichten op elkaar. Hetis een religiositeit die vooral belichaamd wordt. In elkegeneratie blijkt dat de aspecten van kennis en opvattingener de facto er minder toe doen. Vooral een sociale, op deander gerichte en op de ander betrokken levenswandel isbelangrijk. Religiositeit heeft een impliciet, nabij en van-zelfsprekend karakter. De weinige voorbeelden van eenreligiositeit die meer reflexief is en waar van individueleverwoording sprake is, bevestigen deze omschreven ‘regel’.De verwoording en de reflectie worden namelijk ingezetom het belang van het sociale handelen te onderschrijven.Als het al tot een verwoording van religiositeit komt, wordtals religieuze opvatting beleden dat het handelen sociaalen betrokken moet zijn en dat religieuze kennis en religieusspreken daaraan afgemeten moeten worden. Elke katho-liek van elke generatie, weet meer opvattingen over dekatholieke godsdienst te berde te brengen, dan er blijk vante geven weet te hebben van godsdienstige opvattingen.Religiositeit dient uit het hart te komen, handen en voetente krijgen, op het goede samenleven gericht te zijn en hetdagelijkse leven met zijn hoogte en dieptepunten te onder-steunen. Deze opvatting krijgt telkens het karakter van eengeloofsbelijdenis waar andere godsdienstige opvattingenen inzichten aan worden getoetst. Het expliciet godsdien-stige spreken moet een toegevoegde waarde hebben of kananders beter achterwege worden gelaten. ‘Als je maar alseen goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be -langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uitwordt overgedragen. Die overeenkomst krijgt in elke gene-ratie op een eigen manier vorm.

141

Page 4: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

de generatie van de grootouders

a. Het familieleven in bewegingDe geïnterviewde grootouders zijn geboren tussen 1925 en1935. Voor hen is het gezin de belangrijkste plaats van op -voeding, ook van godsdienstige opvoeding. Het gezin isechter ingebed in het wijdvertakte weefsel van de katholie-ke zuil, dat de opvoedende ouders stuurt en corrigeert inhun opvoedende taak. De moraal op het vlak van huwelijk,seksualiteit en opvoeding werken niet alleen vanuit het ker-kelijke leven door, maar ook vanuit het katholieke onder-wijs, de gezondheidszorg, (katholieke artsen) de vakbewe-ging (afwijzing van vrouwenarbeid ten gunste van gezins-inkomen en kostwinnersprincipe), het verenigingsleven,etc. Voor de grootouderlijke generatie, die in de eerste helftvan de vorige eeuw is opgevoed, waren de eigen ouders danwel de belangrijkste opvoeders; deze stonden er echterbeslist niet in hun eentje voor en dat geldt ook voor degrootouders zelf toen zij in de vijftiger jaren hun kinderenopvoedden. Tot aan het eind van de zestiger jaren maaktehet gezin deel uit van een groot, brozer wordend katholieknetwerk, dat de verantwoordelijkheid voor de godsdien -stige opvoeding met de ouders mee droeg. Daarna komt deverantwoordelijkheid voor de godsdienstige opvoedingmeer exclusief op de schouders van de ouders te liggen. In de huiselijke opvoeding van de grootouders staan

waarden als gemeenschapszin, gehoorzaamheid, plicht,zelfbeheersing, soberheid en verantwoordelijkheidsbesefcentraal. Kinderen moeten kunnen participeren aan hetmaatschappelijke en het kerkelijke leven en daar positiefaan bij willen en kunnen dragen. De ontwikkeling van depersoonlijke kwaliteiten van kinderen staat in het teken vandeze externe gerichtheid. De grootouders zien het op -voeden als een taak waarin ouders een maatschappelijkeverantwoordelijkheid realiseren en waarin ze als gezin bij-dragen aan de opbouw van de samenleving. De opvoe-dingsrelatie is hiërarchisch en is wel als een bevelsstruc-

142

Page 5: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

tuur getypeerd: de ouders weten wat kinderen moetenleren en manen hen aan tot gehoorzame navolging.

b. De religiositeit in bewegingDe religiositeit van deze generatie heeft aandacht voor eentranscendente goddelijke werkelijkheid en voor rituelen en symbolen die daarnaar verwijzen.8 De grootoudersspreken over een hemelse werkelijkheid van God, Maria enandere heiligen, over een leven na de dood en een hereni-ging met overleden dierbaren. De transcendente dimensiespeelde een belangrijke rol, vooral in de eigen jeugd en inhet latere volwassen leven. Het bidden van novenen, hetzegenen van brood voor het werd aangesneden, het dragenvan een medaille, de rozenkrans in de portemonnee, dekruisbeelden en de wijwaterbakjes in het huis verwezenallemaal naar die transcendentie. De aandacht daarvoor isin de loop van de tijd wel verminderd, net als de rituelen ende symbolen. Maar ook die verminderde aandacht geeftaan de religiositeit van deze generatie een heel eigen kleur. De kerk is belangrijk als plek waar God wordt ontmoet

en ervaren: in de eucharistie, in het gebed, in het gemeen-schapsleven. Maar de kerk wordt tevens gerelativeerd: Godis in de geloofsbeleving van deze generatie, liefdevoller,barmhartiger en rechtvaardiger dan de kerk soms was en is.De betekenis van de kerk verandert. Zo verdwijnt de van-zelfsprekendheid: kerkelijk blijven wordt meer een keuzewant veel generatiegenoten haken af. Ook de gezamenlijk-heid verdwijnt. Er ontstaat een grotere waardering voor depersoonlijke gewetensvorming en de individuele keuze, ophet vlak van huwelijksbeleving en seksualiteit en op het vlakvan cultuur en maatschappij. Zowel op de maatschappelij-ke domeinen van politiek, economie, cultuur etc. alsook inhet huiselijke leven verandert het beroep dat men op degodsdienst doet. In plaats van een bron te zijn waar con -crete gedragsregels aan worden ontleend die voor iedereenhelder en geldig zijn, wordt het een bron van algemeneprincipes en waarden, waar het individu zich op oriënteert

143

Page 6: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

en er het gedrag er naar eigen inzicht op afstemt. Of en hoede religie van invloed is, wordt afhankelijk van de individu-ele keuze. Tot slot groeit de openheid voor andere religies,in het bijzonder voor de protestantse kerken. De katholieketraditie geldt kortom niet meer als de enige plaats waarGod wordt gezocht en ervaren.9

c. Religieuze opvoeding De godsdienstige opvoeding van deze generatie is doorbeide ouders gedragen, zij het op een gendergebondenwijze: de moeders uit de oudste onderzochte generatiebehartigen vooral de huiselijke, met name de rituele en rela-tionele kant van de godsdienstige opvoeding. Zij leren dekinderen een kruisteken slaan of bloemen voor het Maria-beeld te zetten. De naar buiten gerichte en meer plichtma-tige kanten van de opvoeding vormen het terrein van devaders uit deze oudste generatie. Zij waken er bijvoorbeeldover dat de kinderen naar het katholieke onderwijs en naarde kerk blijven gaan. De huiselijke godsdienstige opvoeding kenmerkt zich

verder door het rituele, het gemeenschappelijke en hetdevotionele. In deze oudste generatie is de rol van de oudersvoorbeeldmatig; kinderen konden aan hun ouders zien hoekatholiek zijn eruit ziet. De persoonlijke verwoording enverantwoording van het geloof speelden een ondergeschik-te rol. In de huiselijke opvoeding was die ook minder nood-zakelijk. Jongeren met vragen op godsdienstig vlak gingenvaak niet in de eerste plaats naar hun ouders, maar eerdernaar een heeroom als ze die in hun familie hadden, naar deparochiegeestelijke of een schoolmeester. Die hadden ertenminste voor doorgeleerd; hun ouders niet. Het geloofdoorgeven door erover te praten zat kortom niet in hetouderlijke opvoedkundige ‘takenpakket’ dat van huis uit isdoorgegeven. Toen aan het eind van de jaren zestig de ver-antwoordelijkheid voor de godsdienstige opvoeding op deschouders van de ouders kwam te liggen, is deze generatiegeconfronteerd met de kritische vragen van hun mondige

144

Page 7: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

opgroeiende kinderen. De respondenten die in dit onder-zoek deel uitmaken van de grootouderlijke generatie, hoor-den in de jaren zestig bij de generatie van opvoedendeouders. De respondenten die in dit onderzoek bij de gene-ratie van de ouders horen, waren tieners en jongeren in dejaren zestig. Het kenmerkte de jongeren van toen, dat zijvragen stelden bij elke vorm van traditioneel gezag: hetouderlijke gezag en de kerkelijke godsdienst. De cultuurvan mondigheid en emancipatie waarvan jongeren de be -langrijkste dragers waren, vormde een breuk met de ouder-lijke godsdienstpedagogische praxis met de nadruk op ritu-aliteit, vanzelfsprekendheid en collectiviteit. Het zette dezein beweging door van de ouders die toen opvoedden (dehuidige grootouders), te vragen het eigen geloof te ver-woorden en te verantwoorden. Daarmee werd een beroepgedaan op kwaliteiten die bij velen niet waren ontwikkeldterwijl de structuren van inbedding en opvang waren ver-dwenen. Het ouderlijke bevel werd niet meer altijd opge-volgd en maakte soms plaats voor discussie en gesprek.De ouderlijke godsdienstige opvoeding van de respon-

denten uit de oudste generatie was gericht op deelname aanhet kerkelijke leven. Godsdienstige opvoeding was ge -slaagd als de kinderen kerkelijk betrokken bleven. Datgrootouders in de loop van hun leven op een andere enmeer gekozen manier naar de kerk zijn gaan kijken en ker-kelijk betrokken zijn geworden, hangt nauw samen methun huiselijke leven en hun opvoedende taken. De groot-ouderlijke generatie leeft met de herinnering aan wat dekerk vroeger en meer recentelijk naar voren heeft gebrachtover de verwevenheid van seksualiteit en voortplanting,10

over de beleving van seksualiteit binnen huwelijkse en hete-roseksuele relaties en de over onverbreekbaarheid van hethuwelijk. Ze zijn gaan beseffen dat strikte naleving daar-van grote gevolgen heeft: op hun eigen huwelijk en op hunrelatie met hun opgroeiende en volwassen kinderen. In hetfeitelijke gezinsleven gaan namelijk vragen van anticoncep-tie, homoseksualiteit, ongehuwd samenwonen, gemengde

145

Page 8: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

huwelijken en echtscheiding een rol spelen. Grootoudershebben in hun rol als huwelijkspartner of als opvoeders, temaken gekregen met vragen en situaties die niet verenig-baar zijn met de kerkelijke opvattingen rondom huwelijk enseksualiteit. Ze hebben voor de opgave gestaan om eenbalans te vinden tussen enerzijds de vragen die voort -komen uit het feitelijke huiselijke leven en opvoeden, en an -derzijds de kerkelijke opvattingen daarover. Het antwoorddat men heeft gevonden is een antwoord dat gekozen is.Grootouders hebben afzonderlijk of gezamenlijk, eenafweging gemaakt waarmee zij zelf kunnen leven. Datbetekent niet dat het kerkelijk zijn niet meer door heeftgewerkt in hun maatschappelijke en huiselijke leven. Hetbetekent dat dit niet meer per definitie op een collectieve enals godsdienstig herkenbare manier is gebeurd.

d. Impliciete religiositeit: de waardeoriëntatie rondomgezin en opvoeding

Ook als dit niet wordt geëxpliciteerd, kan de waardeoriën-tatie rondom gezin en opvoeding, in plaats van seculier ofrandkerkelijk te zijn, religieus georiënteerd zijn. Deze kanzelfs nauw verweven blijken te zijn met de kerkelijke reflec-tie over gezin en opvoeding. Zo ligt de grootouderlijke externe gerichtheid van het

huiselijke leven en opvoeding niet alleen in het verlengdevan de kerkelijke reflectie over de huiselijke opvoeding, uitde periode die aan het Tweede Vaticaans OecumenischeConcilie voorafging11. Het grootouderlijke besef dat hetgezinsleven deel uitmaakt van een groter kerkelijk en maat-schappelijk weefsel en het inzicht dat de huiselijke op -voeding erop gericht moet zijn dat kinderen daar op eenverantwoordelijke opbouwende manier aan kunnen deel-nemen, sluit ook aan bij de kerkelijke reflectie van Vatica-num i i over de lekengelovigen. Lumen Gentium12 brengtbijvoorbeeld naar voren dat lekengelovigen op een heeleigen wijze in de zending van heel de Kerk delen. Het eige-ne van de roeping van lekengelovigen is het seculiere karak-

146

Page 9: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

ter (lg 31). In de heiliging van het leven in het gezin en in dewereld nemen lekengelovigen zelfs de eerste plaats in om -dat het gaat om plaatsen en omstandigheden waar zij ervooral voor kunnen zorgen dat het geloof het zout deraarde wordt (lg 33). Verder komt de mensvisie met de grotere aandacht voor

de persoonlijke verantwoordelijkheid in het maatschappe-lijke en huiselijke leven, op belangrijke punten overeen methet personalistische mensbeeld van Vaticanum II dat demens als een contextueel en relationeel wezen ziet, eenbewust wezen dat in vrijheid en verantwoordelijkheid hetleven vorm mag geven (gs 17, 50).13 De mens is een uni-cum, bezielde lichamelijkheid, door God gewild en gescha-pen en bekleed met een intrinsieke waardigheid (gs 12, 14,51). Dat man en vrouw aan elkaar gelijkwaardig zijn en datde vaderlijke en de moederlijke zorg in de opvoeding elkaaraanvullen sluit aan bij gs 48, 50. Ook de veranderde huwe-lijks-en seksualiteitsbeleving, waarbij grootouders zich distantiëren van een instrumentele en eenzijdig op voort-planting gerichte benadering van seksualiteit, sluit aan bijVaticanum i i . Zo noemt gs 48 de voortplanting niet meerhet eerste doel van het huwelijk en wederzijdse hulp hettweede; gs 48 noemt beide doelen zonder er een hiërar-chie in aan te brengen. Daarmee komen in de kerkelijkereflectie het relationele en het seksuele meer in elkaars ver-lengde te liggen. Niet alleen in hun leven voortbrengenderol maar ook in hun zelfschenkende, totale en trouwe liefdevormen man en vrouw een afbeelding van Gods liefde. gs49 ziet in de wederkerigheid van de liefde een teken van dedoor God gewilde eenheid van het huwelijk en de vroegerehiërarchische visie maakt plaats voor gelijkwaardigheid envoor het besef dat de vaderlijke en de moederlijke zorgelkaar aanvullen (gs 52).

147

Page 10: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

de generatie van de ouders

a. Het familieleven in bewegingIn het huiselijke leven en opvoeden van de generatie die isgeboren tussen 1955 en 1965 staat het gezin meer op zich-zelf. Vooral de emotionele en affectieve betekenis van hetgezinsleven is gegroeid.14 In de partnerrelatie gaan over-wegingen van liefde een grotere rol spelen als motief omeen huwelijk te sluiten of te ontbinden. De verwachtingenstijgen: op het vlak van aandacht voor zichzelf/elkaar, vanruimte voor de eigen ontplooiing, van onderling begrip encommunicatie. Mede vanwege het anonieme en functione-le karakter van andere contacten en relaties, gaan binnen departnerrelatie verwachtingen zwaarder wegen van het‘jezelf kunnen zijn en aanvaard worden’, wat tot overvra-ging en sacralisering van deze relaties kan leiden.15

Ouders krijgen minder kinderen. Aan deze kinderenkunnen zij naar verhouding meer tijd, geld en aandachtgeven. Het gezin ontwikkelt zich tot een ‘sociale uterus’:een kindvriendelijk opvoedkundig klimaat dat erop gerichtis, de mogelijkheden van het kind zo goed mogelijk te ont-plooien.16 Het moderne gezin richt zich op het welzijn vanelk van haar afzonderlijke leden. De vroegere bevelsstruc-tuur maakt plaats voor onderhandelen en overleg. Inopvoedkundig opzicht betekent dit een grotere gerichtheidop de ontwikkeling van het individuele kind. Toch wordtdaarmee geen afstand genomen van de externe gerichtheidvan het gezin en van de opvoeding. Het is veeleer zo dat deouders hun kinderen stimuleren om hun eigen weg te vin-den en hun kwaliteiten te ontplooien, zodat zij uiteindelijkop de manier die het beste bij hun eigen mogelijkhedenpast, aan de omgeving bij kunnen dragen.

b. De religiositeit in bewegingDe religiositeit van de ouderlijke generatie heeft eigen trek-ken. Dat hangt allereerst samen met de grotere diversiteitin religieus opzicht. De ouders gaan in openheid een stapje

148

Page 11: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

verder dan de grootouders door af en toe elementen uitandere religies over te nemen. Als de ouderlijke generatieeen beroep doet op meer levensbeschouwelijke en religieu-ze stromingen, smeedt men de diverse elementen aaneentot een samenhangend geheel. Uitingsvormen uit anderereligies worden in overeenstemming gebracht met eenkatholieke gelovige betekenisgeving. Zo kan een katholiekegelovige oriëntatie samengesteld zijn uit elementen uit hetkatholicisme, het humanisme, de vredesbeweging, de oecu-mene of het zenboeddhisme. De katholieke traditie laatzich hier goed verenigen met andere oriënterende kaders. In deze generatie vervaagt de aandacht voor transcen-

dentie.17 Het besef bij de grootouders van een hemelsGodsrijk dat richting geeft aan het maatschappelijke enindividuele leven, lijkt bij de ouders verdwenen te zijn. Bijde ouders komen een hiernamaals, hemel, heiligen, eenrechtsprekende en troostende God niet meer ter sprake.God komt eigenlijk überhaupt amper ter sprake. Degeloofsbeleving is vooral immanent. Men ervaart God alsde Schepper die in zijn schepping aan het licht komt maardie daar niet zomaar van te onderscheiden is. De God vande grootouders is van een komende orde, de God van deouders is in wording. God wordt ervaren in de bloei vanmens en natuur, in ervaringen van verbondenheid, ver-wondering en heelheid. Terwijl zulke ervaringen met Godin verband worden gebracht, gebeurt dat in veel minderemate met ervaringen van mislukken, schuld en falen. Dereligiositeit van deze generatie heeft de trekken van het ik-tijdperk dat vertrouwt op de maakbaarheid van de maat-schappij. De kerk is in deze generatie ook belangrijk; voor-al als vindplaats van gemeenschapsleven. De opbouw envoortgang van het parochieleven krijgt dan ook veel aan-dacht, iets dat wel eens ten koste gaat van de aandacht voorreligieuze verdieping en bezinning.18

De ouderlijke religiositeit verschilt dus van die van degrootouders op het punt van de transcendentie, in deomgang met andere religies en in de betekenis van de kerk.

149

Page 12: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

Ze komt echter met die van de grootouders overeen in hetopzicht dat het religieus zijn vooral wordt belichaamd. Datkomt minder dan bij de grootouders naar voren in religieu-ze rituelen en symbolen. Bij ouders komt het naar voren inde inzet voor acties en activiteiten waarvan men oprechtgelooft dat die een goede zaak dienen: een leefbare buurt,een rechtvaardiger wereld en een bloeiend parochieleven.Net als bij de grootouders is de aandacht voor de persoon-lijke reflectie en de verwoording van wat men zelf gelooft,gering en ondergeschikt aan de geloofwaardige belicha-ming van het geloof.

c. Religieuze opvoedingDeze generatie is in het godsdienstige opvoeden op de per-soonlijke motivatie en mogelijkheden aangewezen. De on -dersteuningsstructuur is weggevallen en de religieuze op -voeding krijgt meer geïsoleerd vorm. Dit isolement wordtversterkt door de moeite om met anderen over religiositeitte spreken. In die situatie stijgt het gewicht van het familia-le voorbeeld: ouders doen als vanzelf een beroep op wat zijvroeger van huis uit hebben meegekregen. Afhankelijk vanhun waardering daarvan, geven ouders op een nieuwemanier vorm aan wat hen op religieus vlak is meegegeven.Dat dit gebeurt, spreekt echter niet vanzelf. De gekregengodsdienstige opvoeding wordt soms afgewezen: men wiler niets mee. En soms kan men niet uit de voeten met dehuiselijke religieuze erfenis: de religieuze betekenisvorm-geving van de grootouderlijke praktijk van opvoeden is vol-gens de ouders niet bruikbaar in hun actuele opvoedings-praktijk. Als ouders er voor kiezen hun kinderen religieus op te

voeden staat de vertaalslag centraal. Het gaat niet zozeerom het overdragen van de religie, maar om het opnieuw‘uitvinden’: van een op een bij die tijd passende vormgevingvan wat voor de ouders zelf dierbaar en van waarde is. Indat proces blijkt de ouderlijke generatie een voorkeur tehebben voor een vormgeving die relatief immanent en ver-

150

Page 13: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

baal van kleur is: naast of in plaats van de godsdienstigerituelen, symbolen en het gebed krijgen het lezen uit de kin-derbijbel of het praten over vragen van kerk en geloof eenplek. Bovendien verdwijnt in de godsdienstige opvoedinghet aspect van sturing. Opvallend genoeg laten ouders hunkinderen op het vlak van de godsdienst eerder vrij dan opandere terreinen van opvoeding, als bijvoorbeeld de gebie-den van onderwijs en vrije tijdsbesteding.In deze generatie krijgen de verschillen tussen ouders

onderling op het vlak van religiositeit en kerkelijkheid eendoorwerking in de religieuze opvoeding. Het spreekt nietmeer vanzelf dat ouders gezamenlijk godsdienstig opvoe-den. Hier is een tendens van feminisering waarneembaarwaarbij vooral moeders zich verantwoordelijk blijven voe-len voor het religieuze in de opvoeding. Zij blijken in hetbijzonder op zichzelf aangewezen, als de oude vormen vangodsdienstigheid in het gezinsleven niet meer blijken te vol-staan. Hun zoektocht naar andere dan bekende wegen omde godsdienst thuis en in de opvoeding een plek te geven,wordt door vaders niet altijd ondersteund. De verschillentussen ouders in religieus en kerkelijk opzicht gaan niet zel-den met grote zwijgzaamheid gepaard. De diversiteit leidtniet tot onderling gesprek en tot verdieping in elkaars bele-ving. Men laat er elkaar vrij en alleen in. Naast een moeiteom te praten over het eigen (on)geloof speelt huiver eenrol: men wil de onderlinge band niet belasten met verschil-len in godsdienstig opzicht. Dat geldt voor de relatie tussenpartners en voor de relatie tussen ouders en kinderen. Het doel van de godsdienstige opvoeding verschuift:

kinderen hoeven niet meer godsdienstig en kerkelijk teworden op de manier van de ouders. Ook bij kerkelijkeouders is het ouderlijke geloof niet het eindpunt maar hetvertrekpunt van godsdienstig opvoeden. Deze opvoedingis erop gericht dat kinderen de ruimte krijgen om op huneigen manier gelovig te kunnen worden. Het doel van dereligieuze opvoeding wordt dat kinderen een eigen omgangontwikkelen met vragen van zin, levensbeschouwing ge -

151

Page 14: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

loof en kerk. Dat ze goede mensen worden die oog hebbenvoor de wereld om hen heen is het bredere doel dat daar-mee verweven is.

d. Impliciete religiositeit: de waardeoriëntatie rondomgezin en opvoeding

In de ouderlijke opvoeding spelen een aantal waarden eenrol die met de kerkelijke reflectie over gezin en opvoedingverweven zijn, bijvoorbeeld het besef van de persoonlijkewaardigheid van elk mens als beeld van God. Het persona-listische mensbeeld wordt door de ouders echter niet – zo -als de grootouders doen – betrokken op de beleving vanhuwelijk en seksualiteit. Het wordt betrokken op de be -leving van het gezinsleven en de opvoeding. Dit werkt doorin een aantal inzichten. Zo is het huiselijke leven een plaatswaar ieder kind liefde en geborgenheid mag verwachten.Hier is de oriëntatie van Familiaris Consortio 1819 in hetgeding: de vorming van een personengemeenschap diedoor liefde is gesticht en bezield. fc 21 die het ouderlijkegezag als een ‘bediening’ formuleert, klinkt door in hetinzicht van ouders die in hun opvoeding dienstbaar willenzijn aan de ontplooiing van de uniciteit van elk kind alsbeeld van God. Dit besef klinkt ook door in de ouderlijketrouw aan kinderen die een weg gaan waar ouders zich nietmeer in kunnen vinden, maar die zij niet willen laten vallen. Naast het bevorderen van de de uniciteit van elk kind,

zijn ouders in de opvoeding ook op de ontwikkeling van desocialiteit gericht. Gezin en familie zijn in de beleving vanouders dan ook niet alleen een veilige haven, maar ook deeerste leerschool voor sociaal gedrag. Gezin en opvoedingdienen naast intern gericht, ook een externe uitstraling tehebben. Daarin delen ze de visie van fc 43 en van Letteraalle Famiglie 13.20 In de kerkelijke visie geldt het gezin alseen domein waar de ‘beschaving van de liefde’ heerst. Hetheeft een humaniserende taak ten aanzien van maatschap-pelijke tendensen die een verwoestende ‘anti-beschaving’uitdrukken. Dat ouders maatschappelijke tendensen als

152

Page 15: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

materialisme, consumentisme, hedonisme en een doorge-schoten individualisme als een bedreiging maar ook als eenuitdaging ervaren voor het gezinsleven en de opvoeding,ligt in de lijn van deze kerkelijke visie op het gezinsleven.Dat geldt ook voor de ouders die zich vanuit hun eigen kwa-liteiten bewust inzetten voor maatschappelijke en kerkelij-ke problemen. En ook de ouderlijke opvoeding die zicherop richt dat kinderen hun eigen kwaliteiten zo ontwikke-len dat zij positief bijdragen aan het leven van de maat-schappij en eventueel van de kerk, draagt de sporen van eendergelijke visie. Tot slot ligt het besef van ouders dat zij ertoe geroepen

zijn om op een eigen manier kerk te zijn, in de lijn van dekerkelijke visie op het gezin als huiskerk: Ecclesia Domesti-ca. In de kerkelijke reflectie over het gezin, zoals die in detachtiger jaren een neerslag krijgt in Familiaris Consortio,worden de herderlijke, profetische en priesterlijke taken dieLumen Gentium in de zestiger jaren aan de leek toekent,expliciet op het gezinsleven betrokken. Deze visie klinktdoor in het streven van ouders om hun gezinsleven naarbinnen toe en naar buiten toe op een godsdienstige maniervorm te geven en om zo deel te hebben aan de zending vande kerk.

de generatie van de kleink inderen

a. Het familieleven in bewegingDe generatie van de kleinkinderen, die tussen 1975 en 1985is geboren, hecht veel waarde aan het gezin als veilige havenwaar men zichzelf kan zijn en waar aandacht is voor elkindividu. In het gezin zijn, anders dan in de maatschappij,de relaties niet functioneel, vluchtig en anoniem. Dat dezebanden niet, net als andere relaties, gekozen worden maarmet de geboorte mee zijn gekregen, geeft er een extra di -mensie aan: ze worden ervaren als ‘gegeven’. Je valt er nietzomaar uit. In deze generatie is ook het besef gegroeid dat

153

Page 16: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

huwelijken en andere intieme relaties broos zijn en een tij-delijk karakter kunnen hebben. Dit besef leidt tot een hoge-re waardering van de familieverwantschap, die met het nietgekozen maar voorgegeven karakter van de familie samen-hangt.21

In de opvoeding treedt in deze generatie een verschil optussen kerkelijke en onkerkelijke katholieke jongeren. In deeerste plaats beschrijven kerkelijke jongeren het gezins- enfamilieleven als een context waar een spanning blijft be -staan tussen ideaal en werkelijkheid. Er is sprake van te -leurstelling en mislukking, ondanks goede bedoelingen eninzet. Bij onkerkelijke jongeren vallen ideaal en werkelijk-heid meer samen. Bij hen is minder aandacht en ruimtevoor ervaringen van imperfectie. Bij hen lijkt het ideaal rea-liseerbaar en haalbaar; bij kerkelijke jongeren is het dat niet.In de tweede plaats blijven gezin en opvoeding bij kerkelijkejongeren naast een interne gerichtheid, ook een externeoriëntatie houden: gericht op het bijdragen aan maatschap-pij of kerk. Bij de onkerkelijke jongeren zijn gezin en opvoe-ding vooral gericht op het welzijn van de eigen leden.

b. De religiositeit in bewegingDeze generatie gaat op een andere manier om met de diver-siteit in levensbeschouwelijk en religieus opzicht. Jongerenervaren de diverse mogelijkheden niet als een met elkaarsamenhangend geheel waaruit je als individu elementenkunt kiezen die je tot een samenhangend geheel smeedt enwaarmee je de vraag naar zin te lijf gaat. Zij ervaren dediversiteit meer als versplintering; de opties zijn niet altijdbij elkaar te denken maar sluiten elkaar soms uit. Dat bete-kent dat je keuzes moet maken. Niet kiezen is een serieuzeoptie, net als een voorlopige keuze. Verder is het eigen aanjongeren dat zij religiositeit, en eventueel meer religieuzestromingen, niet zoals ouders doen, gebruiken in hun zoek-tocht naar zin in het leven. Bij jongeren is de religiositeitdienstig aan de zoektocht naar de eigen identiteit enauthenticiteit.22 Het is ook vindplaats van die identiteit: in

154

Page 17: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

de religiositeit die je kiest laat je zien wie je bent. Daar kun-nen eventueel meer religieuze tradities aan bijdragen. Cri-terium daarbij is: ‘waar vind ik mezelf in terug, wat past bijmij’. In de religiositeit is transcendentie weer een thema. Jon-

geren vermoeden dat er ‘iets’ zou kunnen zijn: een tran-scendente dimensie die de zichtbare en waarneembarewerkelijkheid overstijgt. Er leven verschillende voorstellin-gen van transcendentie; bijvoorbeeld een kosmisch energe-tisch veld, een orde van lot en toeval of een universum datwordt geordend door cyclische processen van dood enwedergeboorte. De kerkelijke katholieke jongeren denkenbij transcendentie aan een mysterieuze dimensie die ‘vanGod’ is. Zij ervaren God als een leven gevende en levendragend mysterie van liefde die mensen op elkaar betrekt.De eigen identiteit krijgt daarmee een dialogische kleur.Dit transcendentiebesef van de jongeren ligt niet in de lijnvan de ouderlijke religiositeit. De jongeren zijn opgevoedvanuit een geloofsbeleving die weinig aandacht had voorhet expliciet religieuze. Daarbij valt op dat deze transcen-dente laag, als die in het kerkelijke leven wordt ervaren,wordt ervaren alsof het toevallig is. Als jongeren in de kerkiets van God, van het geloofsmysterie ervaren, dan is dat deuitkomst van een individueel zoekproces waar allerlei ker-kelijke initiatieven als gespreksgroepen of kampweekendenzich niet op hebben gericht. Transcendentie wordt ervarenals een toevallig gevonden en zelf gevonden vondst. In dekerk en kerkelijke activiteiten ‘ging het over vrede en zo, enover samen delen. Over normen en waarden zeg maar. Jekrijgt er een bepaald besef van wat wel en niet kan en jewordt er socialer van. Maar wat dat nou met God te makenheeft?’ zijn vragen die niet gesteld en niet beantwoord zijn.

c. Religieuze opvoeding De jongeren brengen de uitzonderingspositie ter sprakewaar kerkelijk betrokken gezinnen zich in bevinden. Ooknoemen zij de toegenomen rol van de moeders op dit vlak.

155

Page 18: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

Als ouders godsdienstig opvoeden, geven ze aan hun kin-deren in een eigentijdse vorm door, wat ze zelf van huis uithebben meegekregen. De rituelen zijn daarbij van belang:als ankerpunt dat het verbale overstijgt, en tevens als aan-knopingspunt voor het gesprek. Dat een verschillende beleving van kerk en geloof door

ouders niet wordt besproken en dat ouders er hun eigenweg in gaan, leidt ertoe dat er geen gezamenlijke godsdien-stige opvoeding is en dat de kinderen het voorbeeld volgenvan de minst kerkelijk betrokken ouder. Hun afkeer omonder hun leeftijdsgenoten een uitzondering te zijn, speeltdaarin mee: de enige die nog naar de kerk gaat. De keerzij-de daarvan is, dat kinderen en jongeren vaker kerkelijk blij-ven als ze binnen de parochie de kans krijgen om leeftijds-genoten te ontmoeten; in gespreksgroepjes maar ook invrijwilligerstaken in de liturgie of de diaconie. De kerkelijkejongeren ervaren de katholieke traditie als ruimte, als affec-tief klimaat, als mysterie dat je omgeeft en beleeft, en waargebouw, liturgie, ritueel en symbool als het ware voertuigzijn van transcendentie. Ze belichamen op een verwijzendemanier het mysterie dat ongekend blijft.23

d. Impliciete religiositeit: de waardeoriëntatie rondomgezin en opvoeding

Gezin en familie spelen bij kerkelijke en bij onkerkelijkejongeren een centrale rol in religieus opzicht. Vragen vankerkelijkheid, levensbeschouwing maar ook New Age enesoterie komen in de familiale context ter sprake en niettevens ook in een andere setting. In de waardeoriëntatiezijn twee verschillende tendensen te onderkennen.Bij kerkelijke jongeren vormen gezin en familie de be -

langrijkste vindplaats van religiositeit. In de gerichtheid opelkaar, bijvoorbeeld in de ouderlijke zorg voor kinderen, inde onderlinge liefde maar ook in de externe gerichtheid, isvan een waardeoriëntatie sprake die religieus geworteld is.In deze generatie zijn sporen te vinden van een meer recen-te kerkelijke reflectie, in de eerste plaats zoals die in de

156

Page 19: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

encycliek Deus Caritas is verwoord,24 in het bijzonder in denadruk op Gods transcendentie als een mysterie van liefde(dc 1,9,10), in het beeld van God als zelfschenkende liefdedie de mens in een antwoordrelatie plaatst en in het besefdat de mens in de vrijheid om te kiezen voor relatie, beeldvan God is (dc 11). De explicitering van de godsdienstig-heid ook in maatschappelijk opzicht en de externe gericht-heid van het huiselijke leven bij kerkelijke jongeren sluit aanbij dc 28, 29 en 30. In de aandacht voor de zintuiglijkheiden de lichamelijkheid als wegen, waarlangs het mysterie vanGods liefde en de band met de geloofsgemeenschap wordtervaren, en in de positieve aandacht voor de esthetiek in deliturgie, zijn sporen te zien van Sacramentum Caritatis 6,35, 38, 40-42.25Het gezinsleven be lichaamt in de onderlingeverwevenheid van de interne re laties en de externe gericht-heid, een godsdienstig ideaal. Het gaat echter om een ideaalwaarvan de principiële onhaalbaarheid wordt onderkend.Er is dan ook van een sacramentele betekenis van het ge -zins- en familieleven sprake: het moet iets van de godsdien-stige roeping openbaren waarmee het tegelijkertijd nietsamen kan vallen. Het gaat om een verwijzende betekeniswaarbij er een spanning blijft bestaan tussen ideaal en wer-kelijkheid.Bij onkerkelijke jongeren bestaat de tendens dat gezin en

familie niet alleen vindplaats van religiositeit zijn, maar datzij tevens een belangrijk object van religiositeit vormen. Deliefde die in intieme relaties van gezin en familie wordtervaren, zet het leven in een ander en meer draaglijk per-spectief. Deze relaties kunnen een zodanig zingevendebetekenis krijgen, dat ze van heilige en ultieme waarde wor-den. Dat gebeurt als een ideaalbeeld een rol gaat spelen vanbereikbare en realiseerbare perfectie. Dat gaat met risico’sgepaard: van overvraging en overbelasting van concrete in -dividuen en van de ontkenning van de menselijke beperkt-heid. Het gezinsleven krijgt dan sacrale trekken, het wordtonbevraagbaar: door niets meer gerelativeerd of onder kri-tiek gesteld.

157

Page 20: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

Religieuze opvoeding is contextueel en krijgt binnen hethuiselijke leven van elke generatie katholieken op een eigenmanier vorm en inhoud. Een belangrijke overeenkomsttussen de generaties vormt de voorkeur voor een belicha-ming van de religiositeit. Religiositeit wordt echter in elkegeneratie op een eigen manier belichaamd. Dat religiositeitweinig wordt geëxpliciteerd en woorden krijgt betekentechter niet, dat het geen rol meer speelt in het huiselijkeleven. Het betekent ook niet, dat de religiositeit die nog tevinden is, volkomen los staat van de kerkelijke religie. Naasteen rol te spelen in de geëxpliciteerde religieuze opvoedingzijn sporen van de kerkelijke reflectie te vinden in de religi-euze waardeoriëntatie die het huiselijke leven en opvoedenrichting geeft.

noten1 Zie het werk van J. de Hart, Levensbeschouwelijke en politie-

ke praktijken van Nederlandse middelbare scholieren (Kam-pen 1990), p. 242 - 246; M. van Dijk-Groeneboer en J.Maas, Van God los? (Utrecht 2000), p. 7; M. van Dijk-Groeneboer en J. Maas, Op zoektocht, levenslang! (Utrecht2001), p. 17-21, 25-27; J. Pieper en P. Vermeer, Present DayStudents Fait (Leuven 2001), p. 53-74; M. van Dijk-Groene-boer en J. Maas, Geloof effe checke! (Utrecht 2005), p. 21-22;M. van Dijk-Groeneboer, J. Maas en H. van den Bosch,Godsdienst? Lekker belangrijk! (Tilburg 2008), p. 12-13.

2 Zie het werk van J. Maas en H.-G. Ziebertz, ‘Over breuk-vlakken en bruggenhoofden. Religieuze opvoeding in hetgezin’, in: Tijdschrift voor Theologie, 37 (1997), p. 384-404; T. Elshof en J. Maas, ‘’Gezinscatechese, een (on)mogelijk-heid?‘ Een veldrapportage’, in: Rondom Gezin 23 (2002), p135-150.

3 Zie T. Elshof, Van huis uit katholiek. Een praktisch theologisch,semiotisch onderzoek naar de ontwikkeling van religiositeit indrie generaties van rooms-katholieke families. Delft, 2008,Eburon.

158

Page 21: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

4 Zie G. Dingemans, Manieren van doen ( Kampen 1996), p. 45-51.

5 Voor een uiteenzetting van deze methode en haar beteke-nis voor de theologie, zie G. Lukken, Semiotiek en christelij-ke uitingsvormen. De semiotiek van A.J. Greimas toegepast opbijbel en liturgie, Hilversum 1987, Gooi en Sticht; J. Maas,Verhalen met verhalen. Een semiotische studie naar de contex-tuele benadering van Bijbelteksten in godsdienstonderwijs encatechese, Tilburg 1993, University Press; G. Lukken en J. Maas, Luisteren tussen de regels. Een semiotische bijdrageaan de praktische theologie, Baarn 1996, Gooi en Sticht.

6 Voor een doordenking van enkele methodologische as -pecten van de samenhang tussen lichamelijkheid en religiositeit, zie T. Elshof, ‘Hoe te spreken over het heilige?’,in: Kwalon 9 (2004), p. 39-43; T. Elshof, ‘Enunciatie ininterviews’, in: Kwalon 11 (2006), 29-34.

7 Generatiesociologen als Becker maar ook Boschma enGroen hebben beschreven dat waardeoriëntaties, gedrags-patronen en levenlopen generatiegebonden trekken heb-ben. Zie H. Becker, Generaties en hun kansen, Amsterdam1992, Meulenhoff; J. Boschma en I. Groen, Generatie Einstein. Slimmer, sneller en socialer. Communiceren met jongeren van de 21e eeuw, Amsterdam 2006, Pearson Education. Uit de analyse van de interviews in het onder-zoek van Elshof is naar voren gekomen dat dit ook voor deobjectkant en de subjectkant van de religiositeit geldt. OokStoffels betoogt dat religiositeit generatiegebonden is, zieH. Stoffels, ‘Nieuwkomers en nazaten. Vijf generaties enhun religieuze kansen’, in: Religie en Samenleving 1 (2006),p. 121-139.

8 Zie ook A.-M. Korte, Geloof hechten aan wonderverhalen.www.ktu.nl/luce/publicaties/sd902, 2004, p. 9; G. Dekker,‘Het christelijk godsdienstig en kerkelijk leven’, in: God inNederland 1996-2006 (Kampen 2007), p. 40 - 41, 48.

9 Zie Elshof, 2008, p. 343-351.10 Dit onderzoek bevestigt de waarneming van andere onder-zoeken die erop wijzen dat het beeld van de ‘verkuddelijkte’

159

Page 22: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

katholieken, onder anderen op het punt van de nalevingvan de kerkelijke leer betreffende seksualiteit en vrucht-baarheid, aan herziening toe is. Zie P. Luykx, ‘Anderekatholieken’, in: Jaarboek Katholiek Documentatiecentrum16 (1986) p. 52-84; M. Kerklaan, ‘Zodoende was een vrouwmaar een mens om kinderen te krijgen’. 300 brieven over hetroomse huwelijksleven. Baarn, 1987, Ambo; M. Kerklaan,Van huis uit. Drie generaties katholieken over de invloed van desecularisatie op hun beleving van seksualiteit, gezin en geloof,Baarn, 1994, Ambo.

11 Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, ook wel be -kend als Vaticanum i i , werd van 11 oktober 1962 tot 8 de -cember 1965 gehouden, en is bekend geworden als de kerk-vergadering van het ‘aggiornamento’: het ‘bij de tijd bren-gen’ (moderniseren) van de Rooms-katholieke kerk. DeKerk werkt nog altijd aan de uitwerking en toepassing vande conciliebesluiten. Het Concilie publiceerde zestiendocumenten: vier constituties, negen decreten en drie ver-klaringen. De constituties vormen de kerndocumenten. Zij behandelen de principiële onderwerpen. De decretenzijn opgezet als richtlijnen voor de pastorale praktijk. Dedrie verklaringen gaan in op eigentijdse vraagstukken

12 Lumen Gentium, 1964. Dogmatische constitutie over de Kerk. Uit: Constituties en Decreten van het TweedeVaticaans Oecumenische Concilie. Katholiek Archief,Amersfoort 1967.

13 Gaudium et Spes, 1965. Pastorale constitutie over de Kerkin de wereld van deze tijd. Uit: Constituties en Decretenvan het Tweede Vaticaans Oecumenische Concilie. Katho-liek Archief, Amersfoort 1967.

14 Zie T. Zwaan, ‘Familie, huwelijk en gezin in ontwikkelings-perspectief’, in: Familie, huwelijk en gezin in West-Europa.Van middeleeuwen tot moderne tijd. (Amsterdam 1993), p. 340-360; C. Brinkgreve, Vroeg mondig, laat volwassen,Amsterdam 2004, Augustus.

15 Zie U. Beck, ‘Die Irdische Religion der Liebe’, in: Das ganznormale Chaos der Liebe, (Frankfurt am Main 1990) p. 222-

160

Page 23: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

226. Hij spreekt van de vergoddelijking en van een ermeegepaard gaand verval van het huwelijks en gezinsleven. Hijmeent dat huwelijk en gezin onder de condities van degeavanceerde moderniteiten los van de traditionele bandenen de daarmee samenhangende oriëntaties die aan hethuwelijk en het gezin zin verlenen, een nieuw zingevendkader behoeven. Dat zingevende kader wordt ontleend aanhet romantische liefdesideaal. Dit ideaal is niet nieuw.Nieuw is dat het in de geavanceerde moderniteit een ideaalwordt, dat als te realiseren wordt voorgesteld in het huwe-lijks- en gezinsleven. Daarmee krijgt dit ideaal het karaktervan een zingevend kader voor alle huwelijken en gezinnen.Verder meent hij dat het privédomein van huwelijk en gezineen betekenis krijgt die richtinggevend en zinverlenend isin het leven. Hij spreekt van een ‘aardse liefdesreligie’, eensacraliseringvan huwelijk en gezin die met ‘ontmoralise-ring’ gepaard gaat vanuit traditionele kaders bezien: deromantische liefde heeft een moreel fundament in zichzelf.Beck trekt een parallel met de religie: zoals het breken mettraditionele godsdienstige vormen voor kan komen als uit-drukking en vervulling van authentieke godsdienstigheiden niet als afscheid van de godsdienst, zo wordt het verlatenvan partner en kinderen vanwege een nieuwe liefdespart-ner niet ervaren als breuk met de liefde, maar als de vervul-ling ervan. Nauw daarmee verbonden is de overvragingvan huwelijk en gezin. De ‘aardse liefdesreligie’ wordtnamelijk gekenmerkt door immanentie, concreetheid enonmiddellijke vervulling van het verlangen. De overvra-ging die dat met zich meebrengt leidt tot teleurstelling entot verval; geconcretiseerd in het tijdelijke karakter vanhuwelijksrelaties. Het verval van het huwelijks- en gezins -leven is nauw verweven met de sacralisering ervan en metde ont-traditionele moderne condities.

16 R. Nave-Herz, Familie Heute. Wandel der Familienstrukturenund Folgen für die Erziehung (Darmstadt 1994), p. 58-84.

17 Zie ook Korte 2004, p. 9-1018 Elshof 2008, p. 351-357.

161

Page 24: Geloof in de familie. Drie generaties katholieken …...een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg’ lijkt de be-langrijkste godsdienstige erfenis te zijn die van huis uit wordt

19 Johannes Paulus i i , Familiaris Consortio, 1981. Apostoli-sche Exhortatie over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd. www.rkdocumenten.nl Een apost-olische exhortatie is een brief van de paus gericht aan dekerk. Deze vorm wordt wel gebruikt voor teksten die ver-schijnen op gezag van de paus als vrucht van een bisschop-penconferentie de zogenaamde postsynodale apostolischeexhortatie. Ze zijn leerstellend en niet wetgevend van aard.

20 Johannes Paulus i i , Lettera alle Famiglie/ Brief aan degezinnen. Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar vanhet Gezin. Utrecht, Secretariaat Rooms-Katholiek Kerk-genootschap in Nederland / Kerkelijke Documentatie 22(1994) 4.

21 Zie ook Brinkgreve, 2004.22 Zie ook J. Janssen, Nederland als religieuze proeftuin, Nijmegen 1998, ksvg , p 78.

23 Elshof 2008, 384-386.24 Benedictus xv i , 2005, Deus Caritas est. Encycliek over de

christelijke liefde, Utrecht: Secretariaat Rooms-KatholiekKerkgenootschap in Nederland/Kerkelijke Documentatie34 (2006) 1. Een encycliek is een pauselijk document vanleerstellige aard dat meer gewicht heeft dan een apostoli-sche exhortatie. Het woord komt uit het Grieks en betekentletterlijk ‘rondzendbrief’.

25 Benedictus xv i , 2007, Sacramentum Caritatis. Postsynodaleapostolische Exhortatie over de Eucharistie, bron en hoogte-punt van het leven en de zending van de Kerk, Utrecht: Secre-tariaat Room-Katholiek Kerkgenootschap inNederland/Kerkelijke Documentatie 35 (2007), 5-6.

162