Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

163
o n d e r w ij s l o o p b a n e n c o h o r t o n d e r z o e k ool 5-18 Cohortonderzoek COOL 5-18 Technisch rapport basisonderwijs, tweede meting 2010/11 Geert Driessen | Lia Mulder | Jaap Roeleveld

description

 

Transcript of Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

Page 1: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

Cohortonderzoek C

OO

L 5-18 Tweede m

eting 2010/11 G

. Driessen, L. M

ulder & J. Roeleveld

ISBN 978 90 5554 439 4NUR 840 o n d e r w ij s l o o p b a n e n

co h o r t o n d e r z o e k ool5-18

Cohortonderzoek COOL5-18Technisch rapport basisonderwijs, tweede meting 2010/11

Geert Driessen | Lia Mulder | Jaap Roeleveld

Postbus 90486500 KJ Nijmegen

Postbus 942081090 GE Amsterdam

Page 2: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

COHORTONDERZOEK COOL5-18

Page 3: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 4: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 5: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

Cohortonderzoek COOL5-18 Technisch rapport basisonderwijs, tweede meting 2010/11 Geert Driessen Lia Mulder Jaap Roeleveld

Page 6: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

iv

De particuliere prijs van deze uitgave is € 15,- Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00. Foto omslag:, Klara Schreuder, Nationale Beeldbank. CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG Driessen, Geert. Cohortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basisonderwijs, tweede meting 2010/11. Geert Driessen, Lia Mulder & Jaap Roeleveld - Nijmegen: ITS / Amster-dam: Kohnstamm Instituut ISBN 978 90 5554 439 4 NUR 840 ITS-Projectnummer: 34000612 2012 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen /Kohnstamm Instituut Amsterdam Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

Page 7: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

v

Voorwoord In het schooljaar 2007/08 is, als voortzetting van de vroegere PRIMA- en VOCL-cohorten, een nieuw cohortonderzoek gestart. Dit onderzoek, COOL5-18 genoemd, volgt leerlingen van 5 tot 18 jaar in hun schoolloopbaan door het primair en voortge-zet onderwijs en het mbo. Vier aspecten van de ontwikkeling van leerlingen staan in het onderzoek centraal: • de cognitieve ontwikkeling: kennis en vaardigheden in het Nederlands, Engels en

rekenen/wiskunde; • onderwijsloopbanen in primair, secundair en tertiair onderwijs; • de ontwikkeling van sociale competenties, waaronder burgerschapscompetenties; • de sociaal-emotionele ontwikkeling. Om de leerlingen op deze vier aspecten te volgen worden op diverse momenten toet-sen en vragenlijsten afgenomen. Daarnaast wordt de gehele schoolloopbaan van de leerlingen in kaart gebracht. De gegevens hierover worden verkregen door koppeling van de cohortgegevens aan de Onderwijsnummerbestanden die beheerd worden door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het doel van COOL5-18 is in de eerste plaats een representatief beeld te geven van de prestaties en schoolloopbanen van diverse categorieën leerlingen. Omdat COOL5-18 meerdere metingen kent, kan niet alleen een beeld worden geschetst van de situatie op een bepaald moment, maar kunnen ook ontwikkelingen in kaart worden gebracht. Met behulp van de gegevens die in COOL5-18 worden verzameld, kunnen bovendien uiteenlopende beleidsmaatregelen worden geëvalueerd en kan ook nieuw beleid wor-den voorbereid. Er zijn drie ronden van gegevensverzameling gepland: in 2007/08, 2010/11 en 2013/14. Over de eerste COOL-meting, uitgevoerd in 2007/08, zijn diverse rapporta-ges verschenen, waaronder een zogenaamd ‘technisch rapport’ over de meting in het basisonderwijs. In dat rapport wordt verslag gedaan van de dataverzameling en wordt een beschrijving gegeven van alle gegevens die in het basisonderwijs zijn verzameld. Het betreft onder meer de toetsprestaties taal, lezen en rekenen, gezinskenmerken, houdings- en gedragskenmerken, burgerschapscompetenties, niet-schoolse cognitieve capaciteiten, resultaten op de Cito Eindtoets en het advies voortgezet onderwijs. Het doel van het technisch rapport is tweeledig: het functioneert als verantwoording en

Page 8: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

vi

codeboek voor de gebruikte instrumenten, en is tegelijkertijd ook een naslagwerk waarin de eerste resultaten worden gepresenteerd. Het voorliggende rapport is het technische rapport over de tweede meting van COOL5-18 in het basisonderwijs, uitgevoerd in schooljaar 2010/11. Het heeft dezelfde opzet als het rapport over de eerste meting. Het COOL5-18-onderzoek in het basisonderwijs is een samenwerkingsproject van het ITS te Nijmegen en het Kohnstamm Instituut te Amsterdam. Voor het onderzoek in het voortgezet onderwijs en MBO zijn het Cito in Arnhem en het GION in Groningen verantwoordelijk. Over de resultaten van dat deel wordt apart door de betreffende instituten gerapporteerd.

Page 9: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

vii

Inhoud Voorwoord v Deel I – Het veldwerk 1 1 De steekproef van scholen en leerlingen 3

1.1 Inleiding 3 1.2 Nagestreefde referentiesteekproef 3 1.3 Nagestreefde aanvullende steekproeven 5 1.4 Omvang en representativiteit van de uiteindelijke scholensteekproef 6 1.5 Aantallen oude en nieuwe COOL-scholen 8 1.6 Omvang van de leerlingensteekproef 10

2 De dataverzameling 13

2.1 Onderscheiden fasen en tijdsplanning 13 2.2 Fase 1: Benadering van scholen en opvragen van administratieve gegevens 13 2.3 Fase 2: Verzameling van leerlinggegevens 14 2.4 Fase 3: Toetsafnames en gelijktijdige overige dataverzameling 15 2.5 Fase 4: Uitstroomformulieren, zorgprofielen en schoolinformatielijst 16 2.6 Overzicht van de verzamelde data 16 2.7 Rapportage aan de scholen 18

Deel II – De schoolgegevens 19 3 De schoolinformatielijst 21

3.1 Procedure en respons 21 3.2 De schoolkenmerken 21

Page 10: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

viii

Deel III – De leerlinggegevens 25 4 Achtergronden van de leerlingen 27 5 De taal-, lees- en rekentoetsen 33

5.1 De taal-, lees- en rekentoetsen 33 5.1.1 Groep 2 33 5.1.2 Groep 5 34 5.1.3 Groep 8 36 5.1.4 Afname en scoring 37

5.2 Respons 37 5.3 De taal-, lees- en rekenvaardigheid 38

6 De Niet-Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test 43

6.1 De Niet-Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test 43 6.2 Respons 45 6.3 Schaalconstructie 45 6.4 De NSCCT-scores 46

7 Het leerlingprofiel 49

7.1 Procedure en respons 49 7.2 Prestaties, gedrag en houding 51

7.2.1 Schaalconstructie 51 7.2.2 Schaalscores 53

7.3 Gezin, zorg en onderwijskundige bijzonderheden 61 7.3.1 Gezin 61 7.3.2 Zorg 63 7.3.3 Onderwijskundige bijzonderheden 70

7.4 Karakter 75 8 Het zorgprofiel 83

8.1 Procedure en respons 83 8.2 Aandeel Zorgleerlingen 84 8.3 Kenmerken van zorgleerlingen 86 8.4 Overige vragen zorgprofiel 93

Page 11: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

ix

9 De Leerlingenvragenlijst 101 9.1 Procedure en respons 101 9.2 Motivatievragen groep 5 én 8 102

9.2.1 Schaalconstructie 103 9.2.2 Schaalscores 105

9.3 Extra motivatievragen groep 8 108 9.3.1 Schaalconstructie 109 9.3.2 Schaalscores 111

10 De vragenlijst Burgerschapscompetenties 113

10.1 De vragenlijst 113 10.2 Respons 115 10.3 Schalen 116 10.4 Schaalscores 120

11 Het uitstroomformulier groep 8 123

11.1 Het uitstroomformulier 123 11.2 Respons 123 11.3 De Eindtoets basisonderwijs 124 11.4 Vervolgadvies voortgezet onderwijs 127

Deel IV – De gezinsgegevens 129 12 De oudervragenlijst groep 2 131

12.1 Inleiding 131 12.2 Respons op de oudervragenlijsten 131 12.3 Beschrijving van de resultaten 133

Literatuur 149

Page 12: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 13: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

Deel I Het veldwerk

Page 14: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 15: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

3

1 De steekproef van scholen en leerlingen 1.1 Inleiding Meer dan tien jaar (tussen 1994 en 2005) hebben het ITS te Nijmegen en het Kohn-stamm Instituut te Amsterdam het PRIMA-cohortonderzoek in het basisonderwijs uitgevoerd. Vanaf schooljaar 2007/08 is PRIMA opgevolgd door een nieuw cohort-onderzoek: COOL5-18 (CohortOnderzoek OnderwijsLoopbanen van 5 tot 18 jaar)1, waarbij het ITS en Kohnstamm Instituut wederom verantwoordelijk zijn voor het onderzoek in het basisonderwijs. De eerste meting van COOL is in schooljaar 2007/08 uitgevoerd; de tweede, waarover hier wordt gerapporteerd, in schooljaar 2010/11. Bij het COOL-onderzoek zijn de leerlingen uit de groepen 2, 5 en 8 van 550 basisscholen betrokken. Vanwege de continuïteit met de eerdere PRIMA-metingen sluit de scholensteekproef in het COOL-cohortonderzoek aan bij de opzet van PRIMA. Dat betekent dat er zo-veel mogelijk voormalige PRIMA-scholen in de COOL-steekproef zijn opgenomen en dat de steekproef van COOL, net als in PRIMA het geval was, uit twee delen be-staat: een landelijk representatieve steekproef van 400 scholen (de zogenoemde refe-rentiesteekproef) en een aanvullende steekproef van scholen met een hoge concentra-tie van allochtone en autochtone kinderen uit lagere sociaal-economische milieus. Deze opzet zorgt ervoor dat er voldoende achterstandsleerlingen in de steekproef zijn opgenomen, en dat er tevens uitspraken gedaan kunnen worden over scholen met een uiteenlopende sociaal-etnische leerlingpopulatie. In COOL wordt daarnaast gepro-beerd om voldoende traditionele vernieuwingsscholen (Vrije Scholen, Freinet-, Dal-ton-, Jenaplan- en Montessorischolen) in de steekproef op te nemen, zodat ook over die groep van scholen uitspraken gedaan kunnen worden. 1.2 Nagestreefde referentiesteekproef De referentiesteekproef is bedoeld om algemene uitspraken te doen over het basison-derwijs. Deze steekproef moet dan ook een zo goed mogelijke afspiegeling zijn van de totale populatie basisscholen. Voor het selecteren van de referentiesteekproef zijn richting, provincie en urbanisatiegraad van de vestigingsgemeente van de school de 1 Ter wille van de leesbaarheid gebruiken we hierna de verkorte aanduiding COOL, zonder 5-18.

Page 16: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

4

belangrijkste criteria, samen met het kenmerk schoolscore. De schoolscore geeft een indicatie van de sociaal-etnische samenstelling van de leerlingenpopulatie van een school; hoe hoger de score, hoe groter de sociaal-etnische achterstand van de school.2 Tabel 1.1 – Verhoudingen in de landelijke schoolpopulatie (schooljaar 2009/10, N=6882) met betrekking tot schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad en bijbehorende streefaantallen in de referentiesteekproef

landelijk % nagestreefde n

Schoolscore 100-104 52.8 211 105-109 21.5 86 110-119 13.1 52 120-139 6.9 28 140-159 3.5 14 >159 2.2 9

Richting openbaar 32.8 131 protestants-christelijk 26.1 104 rooms-katholiek 30.1 120 overig bijzonder 11.0 45

Provincie Groningen 4.6 18 Friesland 6.9 28 Drenthe 4.4 18 Overijssel 8.0 32 Flevoland 2.8 11 Gelderland 13.7 55 Utrecht 6.8 27 Noord-Holland 13.3 53 Zuid-Holland 17.2 69 Zeeland 3.4 14 Noord-Brabant 13.0 52 Limburg 5.9 24

Urbanisatiegraad niet stedelijk 21.1 84 weinig stedelijk 26.3 105 matig stedelijk 20.5 82 sterk stedelijk 20.7 83 zeer sterk stedelijk 11.4 46

totaal 100% 400 2 De schoolscore wordt berekend door het gewogen aantal leerlingen van een school (dus met verdis-

contering van hun wegingsfactor) te delen door het ongewogen aantal leerlingen. De uitkomst van deze rekensom wordt met 100 vermenigvuldigd en is door ons vervolgens ingedikt tot zes catego-rieën.

Page 17: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

5

Met het bij de voorbereidingen van het veldwerk meest recente scholenbestand van het ministerie van OCW, gebaseerd op de telling van peildatum 1 oktober 2008, kon worden vastgesteld hoe de landelijke verdeling van deze kenmerken er op dat mo-ment uitzag. Door dezelfde percentuele verdeling over te brengen op een referen-tiesteekproef van 400 scholen, werd duidelijk naar welke aantallen diende te worden gestreefd. In Tabel 1.1 geven we de procentuele landelijke verdeling en de nage-streefde aantallen scholen weer. 1.3 Nagestreefde aanvullende steekproeven De totale COOL-steekproef wordt gevormd door een representatief deel en een aan-vullend deel van achterstandsscholen. Als criterium voor de laatstgenoemde aanvul-lende steekproef is de schoolscore-verdeling gebruikt. Er is naar gestreefd om voor de aanvullende steekproef in iedere schoolscore-categorie, met uitzondering van de categorie 100-104, ten minste 30 scholen te werven. Daarmee zouden naar verwach-ting voldoende achterstandsleerlingen in de steekproef worden opgenomen en konden tevens uitspraken worden gedaan over scholen met een uiteenlopende sociaal-etnische samenstelling. Gegeven de nagestreefde aantallen in de referentiesteekproef (zie ook Tabel 1.1) leidde dat tot de in Tabel 1.2 weergegeven aantallen voor de na-gestreefde totale steekproef. Tabel 1.2 – Nagestreefde aantallen scholen per schoolscore-categorie in de referen-tiesteekproef, de aanvullende steekproef en de totale steekproef

Schoolscore referentie- steekproef

aanvullende steekproef

totaal

100-104 211 0 211 105-109 86 30 116 110-119 52 30 82 120-139 28 30 58 140-159 14 30 44 >159 9 30 39

totaal 400 150 550

Een ander streven was om minimaal 40 traditionele vernieuwingsscholen (‘TV-scholen’) in de steekproef op te nemen, waarvan de helft in de referentiesteekproef en de andere helft in de aanvullende steekproef. Die scholen zijn verdisconteerd in de aantallen van Tabel 1.2.

Page 18: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

6

1.4 Omvang en representativiteit van de uiteindelijke scholensteekproef De uiteindelijke totale steekproef van COOL in schooljaar 2010/11 bestaat uit 553 basisscholen; dat is dus 3 meer dan beoogd. Kanttekening bij dit aantal is dat ver-schillende dépendances van één school afzonderlijk in de steekproef kunnen voorko-men. In dat geval is er sprake van meer locaties waarop alle aan de COOL-meting deelnemende groepen (2, 5 en 8) aanwezig zijn. Achter deze werkwijze steekt zowel een inhoudelijk als een financieel-organisatorisch motief. Ten eerste blijkt het vaak te gaan om gefuseerde scholen die slechts in beperkte mate samenwerken; ten tweede zou het alternatief (elke administratieve eenheid met al zijn locaties beschouwen als één school) leiden tot een enorme verhoging van het aantal te toetsen leerlingen. In hoofdstuk 2 wordt beschreven op welke wijze de COOL-scholen geselecteerd en benaderd zijn. Hier dient echter alvast enige toelichting gegeven te worden op de wijze waarop omgegaan werd met de selectiecriteria tijdens de werving. De werving begon met het verzoek aan de scholen die al aan de eerste meting van COOL hadden meegedaan om ook aan de tweede meting mee te werken. Indien zij aangaven daar niet toe bereid te zijn, werd voor die uitgevallen school een vervanger gezocht die wat betreft schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad zoveel mogelijk leek op de uitgevallen school. Daarbij bleek het gaandeweg vrijwel onmogelijk om alle vier de selectiecriteria steeds een even zwaar gewicht te geven. Dat heeft vooral te maken met het forse percentage scholen dat negatief op ons deelnameverzoek bleek te reage-ren (zie hoofdstuk 2). In Tabel 1.3 worden de nagestreefde en feitelijke verdelingen van de referentiesteek-proef over de vier selectiekenmerken (schoolscore, richting, provincie en urbanisatie-graad) weergegeven (‘feitelijke n’). In totaal zitten er 406 scholen in de referen-tiesteekproef. Dat het er wat meer zijn dan de 400 beoogde scholen, heeft te maken met het feit dat we achteraf enkele dependances van één school als afzonderlijke school in de steekproef hebben opgenomen (zie hierboven). De schoolkenmerken zijn afkomstig van het departementale bestand van schooljaar 2009/10, dat naar BRIN-nummer is gerangschikt. Dat betekent dat, waar er in de COOL-steekproef sprake is van meer schoollocaties met elk een eigen schoolnum-mer, aan elk van die locaties dus de kenmerken van de gehele school gekoppeld zijn. We zien wat kleine afwijkingen bij de schoolscore-categorie 100-104 (onderverte-genwoordigd), denominatie (openbaar oververtegenwoordigd) en provincie (Utrecht ondervertegenwoordigd). Met behulp van de χ2-toets is nagegaan of er sprake is van significante verschillen (p<0.01) tussen de nagestreefde en feitelijke n, waarmee de representativiteit van de referentiesteekproef in het geding zou zijn. Dat bleek echter nergens het geval te zijn. De verhoudingen naar schoolscore, provincie, richting en

Page 19: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

7

urbanisatiegraad zijn in de referentiesteekproef goed in overeenstemming met de landelijke verhoudingen. Dat betekent dat de referentiesteekproef representatief is in alle genoemde opzichten. Tabel 1.3 – Nagestreefde en feitelijke verdeling van de 406 scholen in de referen-tiesteekproef, naar schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad

nagestreefde verdeling feitelijke verdeling

% % n

Schoolscore 100-104 52.8 47.8 194 105-109 21.5 23.6 96 110-119 13.1 16.0 65 120-139 6.9 6.9 28 140-159 3.5 3.4 14 >159 2.2 2.2 9 Richting openbaar 32.8 35.2 143 protestants-christelijk 26.1 24.9 101 rooms-katholiek 30.1 30.8 125 overig bijzonder 11.0 9.1 37

Provincie Groningen 4.6 3.2 13 Friesland 6.9 5.2 21 Drenthe 4.4 4.2 17 Overijssel 8.0 8.6 35 Flevoland 2.8 2.5 10 Gelderland 13.7 14.8 59 Utrecht 6.8 3.2 13 Noord-Holland 13.3 17.7 72 Zuid-Holland 17.2 14.3 58 Zeeland 3.4 5.9 24 Noord-Brabant 13.0 14.0 57 Limburg 5.9 6.7 27

Urbanisatiegraad niet stedelijk 21.1 23.2 94 weinig stedelijk 26.3 26.8 109 matig stedelijk 20.5 20.0 81 sterk stedelijk 20.7 19.2 78 zeer sterk stedelijk 11.4 10.8 44

totaal 100.0 100.0 406

Page 20: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

8

Bij de selectiecriteria is de schoolgrootte niet betrokken. Volledigheidshalve is ach-teraf nagegaan of de scholen in de referentiesteekproef afwijken van de landelijke populatie qua het totale aantal leerlingen. Daartoe hebben we eveneens gebruik ge-maakt van het scholenbestand van het Ministerie van OCW van schooljaar 2009/10. De gemiddelde schoolgrootte in de referentiegroep is iets kleiner dan die in de popu-latie: 222 tegen 225 landelijk. Het streven was om in de aanvullende steekproef 30 extra scholen te werven in elke categorie boven de 100-104. In Tabel 1.4 staan de feitelijke aantallen. Tabel 1.4 – Feitelijke schoolscore-verdeling in de totale steekproef

Schoolscore referentie- steekproef

aanvullende steekproef

totaal

100-104 194 1 195 105-109 96 15 111 110-119 65 30 95 120-139 28 47 75 140-159 14 36 50 >159 9 18 27

totaal 406 147 553

In de schoolscore-categorieën 105-109 en >159 zijn minder dan 30 scholen geworven voor de aanvullende steekproef. Voor de categorie 105-109 is dat geen bezwaar om-dat er in die categorie al veel scholen in de referentiesteekproef zitten. Dat het aantal in de categorie >159 niet is gehaald, komt doordat ook het totale aantal scholen in Nederland in deze categorie laag is (2.2%), waardoor het lastig is om bij non-respons vervangende scholen te vinden. Het totaal aantal scholen dat aan de tweede COOL-meting heeft deelgenomen be-draagt 553. Niet alle scholen hebben op alle instrumenten volledige data aangeleverd. In de volgende hoofdstukken worden per instrument de responscijfers weergegeven, en wordt een beschrijving gegeven van de beschikbare data. 1.5 Aantallen oude en nieuwe COOL-scholen Bij de tweede COOL-meting bevat de totale steekproef 553 basisscholen die uiteen-vallen in een referentiesteekproef van 406 scholen en een aanvullende steekproef van 147 achterstandsscholen. Van deze 553 steekproefscholen namen er 342 (62%) ook deel aan de eerste COOL-meting in 2007/08. Aan de scholen die bij de eerste meting

Page 21: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

9

van COOL waren betrokken en niet meer aan de tweede meting mee wilden doen, is gevraagd of ze toch bereid waren om de toetsscores aan te leveren van de leerlingen die in 2010/11 in groep 5 en 8 zaten en die drie jaar eerder in groep 2 en 5 aan COOL1 hadden meegedaan. Er zou dan geen nieuwe groep 2 bij het onderzoek wor-den betrokken en er zouden geen andere instrumenten worden afgenomen, maar het zou in ieder geval informatie opleveren over het prestatieniveau van de uit COOL1 bekende leerlingen. Ruim 20% van de scholen die dit verzoek hebben gekregen was daartoe bereid. Het werven van nieuwe scholen ter vervanging van uitgevallen COOL-scholen ver-liep zeer moeizaam. Na verschillende wervingsrondes bedroeg de respons uiteindelijk slechts 3.7%. Het aantal benaderde scholen en de responspercentages staan in Tabel 1.5. Tabel 1.5 – Aantallen benaderde scholen en respons

Type scholen benaderd respons n n %

COOL1-scholen 537 276 51.3 COOL1-scholen (alleen toetsscores) 220 49 22.2 vervanging 6139 228 3.7

totaal 6676 553

Aan de scholen is gevraagd volgens welk onderwijskundig concept zij werken. Daar-uit kon worden afgeleid welk type TV-scholen het betrof. Een deel van de scholen gaf aan dat zij gedeeltelijk volgens een bepaald concept werken. De aantallen in de steek-proef, uitgesplitst naar type, staan in Tabel 1.6. Tabel 1.6 – Aantal TV-scholen, uitgesplitst naar onderwijskundig concept

COOL landelijk geheel gedeeltelijk geheel

Montessori 8 5 160 Jenaplan 10 8 206 Dalton 10 30 299 Vrije school - 2 68 Freinet - 4 15

totaal 28 49 748

Page 22: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

10

De spreiding van TV-scholen over de verschillende concepten is niet conform de landelijke verdeling. Er zitten relatief veel Daltonscholen in de steekproef en de Vrije scholen ontbreken nagenoeg. Uitgaande van de scholen die geheel volgens het ge-noemde onderwijsconcept werken, is het streefaantal van minimaal 40 scholen niet gehaald. Het aantal wordt wel ruimschoots gehaald als ook de scholen die gedeeltelijk volgens het concept werken erbij worden betrokken. 1.6 Omvang van de leerlingensteekproef Ten behoeve van de tweede COOL-meting hebben de 553 deelnemende basisscholen gegevens verstrekt over hun leerlingen in de groepen 2, 5 en 8. In totaal bleek het te gaan om bijna 38000 leerlingen; een gemiddelde van 69 leerlingen per school in de drie jaargroepen samen. In Tabel 1.7 is te zien hoeveel leerlingen per steekproef en jaargroep dit betreft. Tabel 1.7 – Totaal aantal leerlingen per jaargroep

referentiesteekproef aanvullende steekproef totale steekproef

n % n % n %

groep 2 9261 32.1 2734 30.4 11995 31.7 groep 5 10109 35.1 3157 35.1 13266 35.1 groep 8 9444 32.8 3094 34.4 12538 33.2

totaal 28814 100.0 8985 100.0 37799 100.0

In Tabel 1.8 is te zien hoeveel procent van de leerlingen ook heeft deelgenomen aan de eerste meting van COOL. Tabel 1.8 – Totaal aantal leerlingen per jaargroep in de tweede COOL-meting, en percentage daarvan dat bekend is uit de eerste COOL-meting

totale steekproef

n % in COOL1

groep 2 11995 0.0 groep 5 13266 44.3 groep 8 12538 52.1

totaal 37799

Page 23: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

11

Groep 2 is per definitie een nieuwe groep. Het percentage bekende leerlingen in groep 5 en 8 samen ligt iets onder de 50 procent. Ongeveer de helft van de voormalige COOL1 leerlingen is dus niet meer bij COOL2 betrokken. Dat komt deels door de uitval van scholen en deels doordat leerlingen in de tussentijd zijn blijven zitten, naar een andere basisschool zijn gegaan of naar het speciaal (basis)onderwijs zijn verwe-zen. Wat de uitval op leerlingniveau betreft gaat het in totaal om ruim 2000 zittenblij-vers (en enkele leerlingen die een klas hebben overgeslagen), ruim 2500 leerlingen die naar een andere basisschool zijn gegaan en ruim 500 leerlingen die naar het speci-aal (basis)onderwijs zijn verwezen. Deze ‘verdwenen’ leerlingen worden in ieder geval via het Onderwijsnummer en zo mogelijk via de nieuw school verder gevolgd. Ook de leerlingen die zijn uitgevallen omdat de school niet meer aan COOL mee wilde doen, worden via het Onderwijsnummer verder gevolgd. De uitgevallen leer-lingen blijven hier verder buiten beschouwing; er wordt in een aparte rapportage aandacht aan deze groep leerlingen besteed. Binnen COOL zijn verschillende instrumenten afgenomen. Door ziekte, tussentijdse uitstroom of andere oorzaken varieert de respons per instrument Op deze respons wordt hierna in de betreffende hoofdstukken ingegaan.

Page 24: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 25: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

13

2 De dataverzameling 2.1 Onderscheiden fasen en tijdsplanning Bij de dataverzameling van de tweede COOL-meting valt een viertal fasen te onder-scheiden: de werving van deelnemende scholen, gecombineerd met het opvragen van enkele administratieve gegevens (fase 1), de verzameling van aantallen, namen en enkele achtergrondgegevens van de leerlingen in de toetsgroepen (fase 2), de toetsaf-names en gelijktijdige overige dataverzamelingen in groep 2, 5 en 8 (fase 3), en ten slotte de verzameling van zorgprofielen, uitstroomgegevens groep 8 en een schoolin-formatielijst (fase 4). De bijbehorende kalender staat hieronder vermeld. Elke fase wordt in de paragrafen hierna beschreven. Kalender dataverzameling eerste COOL-meting Fase 1: april – september 2010 Fase 2: september – december 2010 Fase 3: januari – april 2011 Fase 4: mei – juni 2011 2.2 Fase 1: Benadering van scholen en opvragen van administratieve gegevens De eerste benadering van scholen was vooral bedoeld om hun bereidheid tot deelna-me te checken, maar werd gecombineerd met het aanbieden van een kort vragenlijstje over een aantal administratieve zaken. Alle scholen die drie jaar eerder aan de eerste meting van COOL hadden deelgenomen, ontvingen in april 2010 deze vragenlijst. Op basis van hun respons is bepaald hoeveel nieuwe scholen nog nodig waren; dat bleken er 265 te zijn. Nagegaan is wat de kenmerken moesten zijn van deze nieuwe scholen, in eerste instantie qua schoolscore en vervolgens ook zoveel mogelijk naar provincie, richting en urbanisatiegraad (zie ook par. 1.4). Met het oog op de te verwachten hoge non-respons werd uit het departementale bestand vervolgens een veelvoud van deze benodigde scholen geselecteerd, die daarop zijn benaderd met dezelfde vragenlijst als die de voormalige COOL-scholen hadden ontvangen.

Page 26: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

14

Omdat deze ronde niet het benodigde aantal scholen opleverde, is nog een wervings-ronde gehouden waarin vrijwel alle overige scholen uit het departementale bestand zijn benaderd. Uiteindelijk is op deze manier het aantal van ruim 550 scholen gerealiseerd. Daartoe zijn in totaal circa 6600 scholen benaderd; de 550 deelnemers van de vorige meting en daarnaast ruim 6000 nieuwe scholen (zie par. 1.5). 2.3 Fase 2: Verzameling van leerlinggegevens Zodra een school had aangegeven bereid te zijn om aan het onderzoek deel te nemen, werd bij die school opgevraagd welke leerlingen in het onderzoeksjaar in groep 2, 5 en 8 zaten. Per parallelgroep werden behalve de namen van die leerlingen ook enkele achtergrondkenmerken opgevraagd (zie hoofdstuk 4). Deze gegevens konden geau-tomatiseerd worden aangeleverd, mits de scholen gebruik maakten van het admini-stratiepakket ESIS-A of ParnasSys. Aan de hand van een bijgevoegde instructie kon-den de scholen met een paar eenvoudige handelingen de gevraagde gegevens vanuit hun administratieprogramma naar een bestand exporteren, en dit bestand vervolgens naar de COOL-onderzoekers opsturen. Scholen die geen gebruik maakten van ESIS-A of ParnasSys hebben per mail een Excel-bestand ontvangen, waarin de namen en enkele achtergrondgegevens van leerlingen konden worden ingevuld. Het ingevulde bestand werd vervolgens per mail naar de onderzoekers teruggestuurd. Bij de verwerking van de gegevens van de bekende scholen, werd de nieuwe informa-tie vergeleken met die in de bestanden van COOL1. Zo kon worden nagegaan welke leerlingen ook drie jaar eerder aan het onderzoek hadden deelgenomen en welke leerlingen nieuw waren. Bij de verwerking van de opbrengst van fase 2 werd aan elke leerling die volgens de opgave van de scholen in groep 2, 5 of 8 zat, een uniek respondentnummer toege-kend. In dit nummer was ook het schoolnummer en de jaargroep verwerkt. De namen en respondentnummers werden vervolgens voorgedrukt op de instrumenten en ant-woordbladen die voor deze leerlingen in fase 3 en 4 werden ingezet. De school- en respondentnummers vormen de basis van de opgebouwde school- en leerlingbestan-den, waarin alle in 2010/11 verzamelde gegevens zijn opgenomen.

Page 27: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

15

2.4 Fase 3: Toetsafnames en gelijktijdige overige dataverzameling Alle toetsen in het COOL-onderzoek zijn afkomstig uit het Cito-Leerlingvolgsysteem (zie ook hoofdstuk 5), met uitzondering van de NSCCT, de Niet-Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test. Aangezien het merendeel van de scholen de Citotoetsen zelf al afneemt en de toetsscores van hun leerlingen in een computerprogramma invoert, hebben we voor het onderzoek zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de toetsgege-vens die al op de school aanwezig waren. De scholen c.q. groepsleerkrachten hebben een uitvoerige handleiding ontvangen, waarin de procedures voor afname, nakijken en invoeren van de scores duidelijk en uitgebreid werden uitgelegd. Samengevat zag de procedure er als volgt uit: de betrok-ken scholen namen alle Cito-LVS-toetsen die in het COOL-onderzoek worden ge-bruikt op een zelfgekozen tijdstip in de periode januari-maart af, en maakten daarbij gebruik van eigen toetsmateriaal. Was dat materiaal voor een of enkele toetsen niet op de school aanwezig, dan werd het door de onderzoekers (in bruikleen) aangeleverd. Na de toetsafnames werden de toetsen door de school zelf nagekeken. Scholen die gebruik maakten van het computerprogramma CITO-LOVS, ESIS-B of ParnasSys kregen een instructie om de scores op een eenvoudige manier naar een bestand te exporteren; dat bestand werd vervolgens via e-mail naar de onderzoekers gestuurd. Scholen die de toetsscores niet of in een ander computerprogramma invoer-den, kregen de mogelijkheid om de scores via internet in te voeren. Voor de coördinatie van het onderzoek zijn regiocoördinatoren ingesteld. Die hadden binnen een bepaalde regio een aantal scholen onder hun hoede. Zij waren verant-woordelijk voor het controleren, aanleveren en ophalen van het materiaal, en fun-geerden als vraagbaak voor de scholen. Deze coördinatoren zijn voor het verrichten van hun werkzaamheden uitgebreid mondeling en schriftelijk geïnstrueerd. Voorafgaande aan de toetsperiode zijn op alle scholen in een voorbereidend gesprek tussen regiocoördinator en team de procedures doorgenomen en afspraken over de planning gemaakt. Tevens nam de coördinator bij dit eerste bezoek het materiaal mee voor de afname van de andere instrumenten dan de Citotoetsen: de NSCCT, de ou-dervragenlijsten, de leerlingprofielen en leerlingvragenlijsten. Ingevulde instrumenten werden aan het einde van de toetsperiode door de regiocoördinator weer meegeno-men. Vragenlijsten die nog niet waren ingevuld, konden de scholen per post later alsnog retourneren. Bij de oudervragenlijsten waren aparte toelichtingen in het Nederlands, Turks, Ara-bisch en Engels bijgevoegd. Hierin werd onder meer het doel van het onderzoek uitgelegd en werd er tevens op gewezen dat, wanneer de ouders bezwaar hadden tegen deelname van hun kind aan het onderzoek zij dit aan de school konden melden, waarna de betreffende gegevens niet zouden worden meegenomen in het onderzoek.

Page 28: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

16

Deze vragenlijsten gingen ook vergezeld van een instructie voor het invullen. De vragenlijsten zijn via de groepsleerkrachten onder de leerlingen verspreid. Nadat de ouders de vragenlijst hadden ingevuld, konden ze die in een gesloten enveloppe weer via hun kind bij de school inleveren. 2.5 Fase 4: Uitstroomformulieren, zorgprofielen en schoolinformatielijst De laatste fase in de dataverzameling bestond uit twee schriftelijke onderdelen en een internetvragenlijst, namelijk de uitstroomformulieren en een schoolinformatielijst (schriftelijk) en de zorgprofielen (via internet). Op de optisch inleesbare uitstroom-formulieren konden de leerkrachten van groep 8 of de directeur over elke leerling van groep 8 het schooladvies voor voortgezet onderwijs, de Cito-Eindtoetsscore en de vermoedelijke VO-school aangeven. Met de schoolinformatielijst werden enkele gegevens over de school opgevraagd, zoals het onderwijskundig concept en Voor- en Vroegschoolse Educatie. De uitstroomformulieren en schoolinformatielijst zijn in mei 2011 per post aan de COOL-scholen toegestuurd; ook de retournering door de scho-len verliep per post. Verder kregen de leerkrachten van de groepen 2, 5 en 8 in mei een brief met het ver-zoek om, via een speciale code, in te loggen op een COOL-webpagina. Daarin ston-den de namen van de leerlingen uit hun klas. Van elke leerling kon worden aangege-ven of de betreffende leerling een ‘zorgleerling’ was, en over die leerlingen werden enkele vragen gesteld met betrekking tot hun zorgproblematiek (het ‘zorgprofiel’). 2.6 Overzicht van de verzamelde data In de verschillende fasen van dataverzameling werd via diverse instrumenten en bronnen en op verschillende niveaus informatie verzameld. Zonder in details te tre-den, laten we in Tabel 2.1 de herkomst en het niveau van de verzamelde informatie zien.

Page 29: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

17

Tabel 2.1 – Verzamelde gegevens naar fase, instrument, bron en niveau

Fase/instrument Informatie verstrekt door/ verzameld bij

Informatieniveau school groep leerling

Fase 1 wervingsvragenlijst directie deelnamebereid-

heid, school-kenmerken

Fase 2 ESIS/ParnasSys -export-instructie of excel-bestand

directie, administratie of leerkrachten groep 2, 5, 8

aantal groepen 2, 5, 8

groepsnamen, locaties groep 2, 5, 8

groep, naam, achtergrondkenmerken

Fase 3 Citotoets Taal voor Kleuters

leerlingen groep 2 toetsscores

Citotoets Ordenen leerlingen groep 2 toetsscores Citotoets (Lees) woordenschat

leerlingen groep 5, 8 toetsscores

Citotoets Begrijpend lezen

leerlingen groep 5, 8 toetsscores

Citotoets Technisch lezen (Drie-Minuten-Toets)

leerlingen groep 5, 8 toetsscores

Citotoets Rekenen/ Wiskunde

leerlingen groep 5, 8 toetsscores

NSCCT (Niet-Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test)

leerlingen groep 5 testscores

leerlingprofiel leerkrachten groep 2, 5, 8

beoordeling, aanpak en bijzonderheden leerling

leerlingvragenlijst leerlingen groep 5, 8 motivatie, schoolwel-bevinden

vragenlijst burger-schapscompetentie

leerlingen groep 8 burgerschapscompe-tentie (kennis, attitude, vaardigheid, reflectie)

oudervragenlijst ouders groep 2 en nieuwe leerlingen 5, 8

kenmerken ouders, gezin, opvoeding

Fase 4 zorgprofiel uitstroomformulier

leerkrachten groep 2, 5 en 8 directie/ leerkracht groep 8

informatie over zorgleerlingen en zorgproblematiek uitstroomgegevens overgang VO

schoolinformatielijst directie schoolkenmer-ken (bv. onder-wijskundig concept, VVE)

Page 30: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

18

Over elk van deze instrumenten wordt in het vervolg van dit rapport in afzonderlijke hoofdstukken gerapporteerd. 2.7 Rapportage aan de scholen Vlak voor de zomervakantie hebben de scholen een schoolrapport ontvangen met de resultaten van hun leerlingen. In deze rapportage is veel aandacht besteed aan de prestaties van de leerlingen en de school in relatie tot leerlingen en scholen elders in het land met een vergelijkbare sociaal-etnische achtergrond. Ook van de leerlingpro-fielen en de leerlingvragenlijsten zijn in het ‘landelijk vergelijkend schoolrapport’ enkele resultaten opgenomen.

Page 31: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

Deel II De schoolgegevens

Page 32: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 33: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

21

3 De schoolinformatielijst 3.1 Procedure en respons Aan de directies van de scholen zijn enkele vragen gesteld over het onderwijsconcept, onderwijskundige ontwikkelingen, de samenstelling van de kleuterbouw en het ge-bruik van VVE-programma’s. Daarvoor is gebruik gemaakt van een vragenlijstje van één pagina. Binnen de referentiesteekproef bedroeg de respons hierop 85.5% en bin-nen de totale steekproef 80.0%. Nagegaan is of de respons samenhing met de sociaal-etnische samenstelling van de leerlingenpopulatie van de school. Dat is gedaan aan de hand van de schoolscore, die een indicatie geeft van het aandeel achterstandsleerlin-gen op een school: hoe hoger de score, hoe meer achterstand (zie hoofdstuk 1). Bin-nen de referentiesteekproef bedroeg de gemiddelde schoolscore van zowel de respon-derende als de niet responderende scholen 110.2; binnen de totale steekproef waren de gemiddelde scores respectievelijk 115.6 en 119.0 (p=0.70; eta=0.005). Binnen de totale steekproef hebben de niet-responderende scholen dus wat meer achterstands-leerlingen, maar het verschil met de responderende scholen is niet significant; er is derhalve geen sprake van selectieve respons. 3.2 De schoolkenmerken Bij de presentatie van de antwoorden op de vragen hierna houden we de volgorde van de vragenlijst aan. Steeds wordt de vraag letterlijk weergegeven, waarna in tabelvorm de verdeling van de antwoorden volgt. Er vindt daarbij steeds een uitsplitsing plaats naar referentiesteekproef en totale steekproef.

Page 34: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

22

Tabel 3.1 – V1. Heeft uw school een bepaald onderwijsconcept, zo ja welk? (in %)

Toelichting: Als u van een bepaald onderwijsconcept wel elementen toepast maar het concept is niet of nog niet in zijn geheel op de school van toepassing, vult u dan in ‘gedeeltelijk’

referentiesteekproef (n=342) totale steekproef (n=441) geheel gedeeltelijk geheel gedeeltelijk

Montessori 2.0 0.9 1.8 1.1 Jenaplan 2.9 1.5 2.3 1.8 Dalton 2.9 7.6 2.3 6.8 Vrije school -- 0.3 -- 0.5 Freinet -- 0.9 -- 0.9 Ontwikkelingsgericht onderwijs 5.8 21.1 4.8 21.5 Ervaringsgericht onderwijs -- 4.7 -- 5.0 Natuurlijk leren, authentiek leren, e.d. 0.6 3.2 0.7 2.9 Samenwerkend leren, zelfsturend leren, e.d. 2.3 19.0 2.0 19.5 anders 10.2 8.2 11.6 7.9

Tabel 3.2 – V2. Is uw school bezig met een van de volgende ontwikkelingen? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

nee ja i.v.* n nee ja i.v.* n

Voorschool (deelname aan een Voorschoolproject)

71.0 22.8 6.3 272 62.4 31.6 6.0 348

Peutergroep binnen de school 77.8 14.4 7.8 270 71.7 21.1 7.1 350 Samenwerking met peuterspeelza-len en/of kinderdagverblijven voor 0-4 jarigen

27.3 57.7 15.0 300 23.2 63.1 13.7 388

Vversterk 67.9 26.5 5.6 268 62.6 31.3 6.1 345 Brede school 55.4 26.7 17.9 285 49.7 34.2 16.0 368 Onderwijstijdverlenging 87.4 8.8 3.8 262 83.4 13.4 3.3 337 Schakelklas(sen) 85.8 11.9 2.3 260 77.8 20.1 2.1 338 Met Woorden in de Weer 84.6 12.0 3.5 259 79.3 16.3 4.4 338 Taalpilot/Taalverbetertraject/ Taallijn VVE

53.3 40.8 5.9 287 46.7 47.5 5.7 366

Rekenpilot/Rekenverbetertraject 77.7 18.2 4.1 269 74.2 19.6 6.2 341 Op Maattraject 96.9 2.4 0.8 255 96.0 2.5 1.6 321 Project Versterken Opbrengstgericht werken

66.3 21.7 12.0 276 63.0 24.2 12.8 351

* i.v.=in voorbereiding

Page 35: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

23

Tabel 3.3 – V3. Wordt in de kleutergroepen een van de volgende programma’s ge-bruikt? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef nee ja n nee ja n

Piramide 76.4 23.6 229 68.2 31.8 302 Kaleidoscoop 97.5 2.5 198 95.9 4.1 245 Basisontwikkeling 82.1 17.9 218 79.2 20.8 269 Ko Totaal 86.9 13.1 214 84.8 15.2 263 BAS-project 75.4 24.6 207 74.5 25.5 255 een ander programma 53.6 46.4 183 52.3 47.7 214

Tabel 3.4 – V4. Hoe zijn op uw school de kleutergroepen samengesteld? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

wij hebben aparte groepen 1 en 2 13.5 15.5 groep 1 en 2 zijn bij ons gecombineerd 77.7 75.9 anders 8.8 8.6 n 341 440

Page 36: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 37: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

Deel III De leerlinggegevens

Page 38: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 39: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

27

4 Achtergronden van de leerlingen Dit hoofdstuk beschrijft een aantal achtergrondkenmerken van de leerlingen en hun ouders. Het gaat om gegevens die in het begin van het schooljaar 2010/11zijn ver-strekt door de scholen (doorgaans afkomstig uit de administraties). In totaal zijn van 37799 leerlingen deze kenmerken bekend. In Tabel 4.1 wordt een overzicht van de kenmerken gepresenteerd; daarbij maken we – net zoals in de rest van dit hoofdstuk – een uitsplitsing naar steekproef en groep. Uit de tabel valt (in de regels met ‘n’) op te maken dat de aantallen leerlingen per kenmerk variëren. Een eerste reden daarvoor is dat de scholen niet alle informatie even consequent hebben aangeleverd. Waarschijnlijk ontbreekt een deel van de in-formatie in de schooladministraties. Een tweede reden heeft te maken met de gezins-samenstelling. Een kleine 10% van de gezinnen betreft eenoudergezinnen. Doorgaans gaat het daarbij om gezinnen met alleen een moeder. Dit heeft consequenties voor de respons op vragen die in het onderzoek apart zijn gesteld over de vader en moeder. Bij die vragen zal het aantal ‘missings’ bij de vaders per definitie veel hoger liggen. Het verschil in samenstelling van de referentie- en totale steekproef komt vooral tot uitdrukking bij het kenmerk OAB-gewicht. Dit gewicht geeft een indicatie van (mo-gelijke) onderwijsachterstanden die gerelateerd zijn aan het thuismilieu van de leer-lingen. Scholen ontvangen in het kader van het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) op basis van het aantal achterstandsleerlingen extra financiële middelen van het mi-nisterie van OCW om deze achterstanden te bestrijden. Of een kind een achterstands-kind is, wordt momenteel bepaald op grond van het opleidingsniveau van de ouders. Er worden drie gewichtscategorieën onderscheiden: 0.0 geen achterstand; 0.3 kinderen van wie beide ouders maximaal LBO/VBO/VMBO hebben gehad; 1.2 kinderen van wie één van de ouders maximaal basisonderwijs heeft gehad en de

ander maximaal LBO/VBO/VMBO.

Page 40: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

28

Tabel 4.1 – Achtergrondkenmerken van de leerlingen

referentiesteekproef totale steekproef grp. 2 grp.5 grp. 8 totaal grp. 2 grp. 5 grp. 8 totaal

Maximaal aantal leerlingen 9261 10109 9444 28814 11995 13266 12538 37799

Leeftijd per 01-01-11 (gem.) 5.7 8.8 11.9 8.8 5.7 8.8 11.9 8.9 n 9027 9856 9252 28135 11645 12971 12325 36941

Sekse (%) jongen 52.6 50.6 49.0 50.7 52.1 50.7 49.1 50.6 meisje 47.4 49.4 51.0 49.3 47.9 49.3 50.9 49.4 n 8980 9867 9293 28140 11562 12910 12287 36759

Verblijfsduur in Nederland (%) < 1 jaar 0.2 0.1 0.4 0.2 0.3 0.1 0.3 0.2 1-3 jaar 0.7 0.3 0.3 0.5 1.1 0.6 0.4 0.7 4-5 jaar 1.8 0.4 0.3 0.8 3.1 0.4 0.3 1.2 > 5 jaar 0.7 1.6 2.7 1.7 0.9 2.4 3.9 2.4 altijd 96.5 97.6 96.2 96.8 94.7 96.6 95.0 95.4 n 7403 8240 7887 23530 9687 10692 10309 30688

Gezinssamenstelling (%) volledig 91.2 91.0 90.8 91.0 89.6 89.3 89.2 89.4 alleen moeder 7.1 7.3 7.1 7.2 8.8 9.0 8.6 8.8 alleen vader 0.6 0.8 0.8 0.7 0.6 0.8 1.0 0.8 anders 1.1 1.0 1.3 1.1 1.0 0.9 1.2 1.0 n 8341 9077 8594 26012 10714 11621 10982 33317

OAB-gewicht (%) 0.0 86.5 84.8 83.2 84.8 80.2 78.5 76.9 78.5 0.3 8.2 9.3 10.9 9.5 10.0 11.3 12.9 11.4 1.2 5.4 5.9 5.8 5.7 9.8 10.2 10.2 10.1 n 8884 9828 9197 27909 11529 12914 12185 36628

In Tabel 4.2 volgen gegevens over het geboorteland van de ouders van de leerlingen.

Page 41: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

29

Tabel 4.2 – Geboorteland van de ouders van de leerlingen (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

grp. 2 grp.5 grp. 8 totaal grp. 2 grp. 5 grp. 8 totaal

Geboorteland vader Nederland 83.6 84.5 86.0 84.7 76.4 77.4 78.9 77.6 Suriname 1.1 1.2 1.3 1.2 1.4 1.6 1.8 1.6 Antillen/Aruba 0.3 0.3 0.3 0.3 0.6 0.6 0.6 0.6 Molukken 0.0 0.0 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 Turkije 3.5 3.9 3.8 3.7 5.7 6.5 6.6 6.3 Marokko 4.4 4.3 3.3 4.0 7.1 6.5 5.6 6.4 voormalig Joegoslavië 0.5 0.4 0.3 0.4 0.7 0.6 0.5 0.6 voormalige Sovjet-Unie 0.1 0.1 0.1 0.1 0.1 0.1 0.1 0.1 Polen 0.2 0.1 0.1 0.1 0.3 0.2 0.1 0.2 China 0.2 0.1 0.1 0.1 0.3 0.3 0.3 0.3 Irak 0.3 0.3 0.5 0.4 0.4 0.4 0.5 0.4 Afghanistan 0.4 0.3 0.3 0.3 0.5 0.4 0.4 0.4 Somalië 0.4 0.2 0.1 0.2 0.5 0.4 0.2 0.4 ander westers land 1.7 1.5 1.3 1.5 1.7 1.6 1.3 1.5 ander niet-westers land 3.0 2.5 2.3 2.6 4.4 3.5 3.0 3.6 n 8472 9427 8838 26737 10866 12253 11558 34677

Geboorteland moeder Nederland 82.6 83.7 85.0 83.8 75.3 76.2 77.4 76.3 Suriname 1.3 1.4 1.7 1.4 1.7 2.2 2.5 2.1 Antillen/Aruba 0.5 0.3 0.5 0.4 0.8 0.7 0.9 0.8 Molukken 0.1 0.0 0.0 0.0 0.1 0.0 0.0 0.0 Turkije 3.3 3.6 3.4 3.4 5.3 6.0 6.2 5.8 Marokko 4.3 4.1 3.3 3.9 6.7 6.2 5.5 6.1 voormalig Joegoslavië 0.3 0.4 0.3 0.4 0.5 0.6 0.5 0.5 voormalige Sovjet-Unie 0.3 0.2 0.2 0.2 0.3 0.2 0.2 0.2 Polen 0.4 0.3 0.2 0.3 0.5 0.4 0.3 0.4 China 0.3 0.2 0.2 0.3 0.4 0.3 0.3 0.3 Irak 0.4 0.2 0.5 0.4 0.3 0.4 0.5 0.4 Afghanistan 0.3 0.2 0.2 0.3 0.4 0.3 0.3 0.3 Somalië 0.5 0.3 0.2 0.3 0.6 0.5 0.3 0.4 ander westers land 2.1 1.8 1.5 1.8 2.0 1.8 1.5 1.8 ander niet-westers land 3.4 3.1 2.7 3.1 5.1 4.3 3.7 4.3 n 8766 9715 9134 27615 11384 12765 12083 36232

De totale steekproef onderscheidt zich sterk van de referentiesteekproef wat betreft het grotere aandeel allochtone ouders – hetgeen ook werd nagestreefd. In Tabel 4.3 wordt een overzicht gegeven van de ouderlijke opleidingsniveaus. Het betreft hier een inschatting door de school, vaak afkomstig uit de administratie, waar-

Page 42: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

30

bij gekozen kon worden uit vier categorieën: maximaal LO/BaO, maximaal LBO/VBO, maximaal MBO (incl. MAVO, HAVO, VWO) of HBO/WO. Tabel 4.3 – Opleidingsniveau van de ouders van de leerlingen (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

grp. 2 grp.5 grp. 8 totaal grp. 2 grp. 5 grp. 8 totaal

Opleiding vader max. LO/BaO 5.3 5.2 5.7 5.4 9.0 8.9 9.5 9.1 max. LBO/VBO 20.8 23.0 25.4 23.1 22.7 25.0 27.3 25.1 max. MBO 42.2 40.0 38.8 40.3 39.9 38.0 36.6 38.1 HBO/WO 31.7 31.7 30.1 31.2 28.4 28.1 26.6 27.7 n 8238 9217 8593 26048 10537 11978 11267 33782

Opleiding moeder max. LO/BaO 6.4 6.6 6.5 6.5 10.4 11.0 11.2 10.9 max. LBO/VBO 15.2 16.5 20.0 17.3 17.2 18.9 22.0 19.4 max. MBO 48.1 48.0 47.4 47.9 45.6 45.1 44.4 45.0 HBO/WO 30.3 28.8 26.1 28.4 26.8 24.9 22.4 24.7 n 8612 9518 8917 27047 11155 12549 11833 35537

In het COOL-onderzoek wordt naast de wegingsfactor (het OAB-gewicht; zie Tabel 4.1) nog een andere gedetailleerdere maat voor de sociaal-etnische achtergrond ge-hanteerd. Die maat is geconstrueerd op basis van de gegevens uit de vorige drie tabel-len, te weten het geboorteland en het opleidingsniveau van de ouders en de gezinssa-menstelling. De resulterende variabele ‘sociaal-etnische achtergrond’ kan de volgende waarden aannemen: 1. kinderen van niet-westerse allochtone ouders die beiden ten hoogste een opleiding

op LBO-niveau hebben gevolgd; 2. kinderen van autochtone ouders die beiden ten hoogste een opleiding op LBO-

niveau hebben gevolgd; 3. kinderen van niet-westerse allochtone ouders van wie de hoogst opgeleide ouder

een opleiding op MBO-niveau heeft gevolgd (meer dan LBO, maar minder dan HBO/WO);

4. kinderen van autochtone ouders van wie de hoogst opgeleide ouder een opleiding op MBO-niveau heeft gevolgd (meer dan LBO, maar minder dan HBO/WO);

5. kinderen van niet-westerse allochtone ouders van wie de hoogst opgeleide ouder een opleiding op HBO/WO-niveau heeft gevolgd;

6. kinderen van autochtone ouders van wie de hoogst opgeleide ouder een opleiding op HBO/WO-niveau heeft gevolgd.

Page 43: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

31

In deze indeling worden onder allochtone ouders ouders verstaan die niet in Neder-land zijn geboren. Allochtone ouders met een westerse achtergrond zijn tot de catego-rie autochtone ouders gerekend; gelet op de verdeling van de prestaties van hun kin-deren is dat het meest logisch. In het geval van een eenoudergezin, heeft de indeling plaatsgevonden op basis van de gegevens van die ene ouder. Als er sprake is van één ouder van Nederlandse en één ouder van buitenlandse herkomst, vormt het herkomst-land van de moeder het uitgangspunt. Deze variabele zal hierna in deze rapportage steeds worden gebruikt om eventuele verschillen tussen leerlingen wat betreft hun prestaties, gedrag en houding te duiden. In Tabel 4.4 staat de verdeling van dit ken-merk. Tabel 4.4 – Sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

grp. 2 grp.5 grp. 8 totaal grp. 2 grp. 5 grp. 8 totaal

max. LBO allochtoon 5.5 5.8 6.0 5.8 9.6 10.3 10.6 10.2 max. LBO autochtoon 9.5 9.9 11.8 10.4 10.9 11.5 13.4 12.0 max. MBO allochtoon 5.1 4.7 4.4 4.7 7.2 6.8 6.5 6.8 max. MBO autochtoon 38.6 38.9 39.9 39.2 35.4 35.6 36.2 35.7 HBO/WO allochtoon 3.8 2.9 2.6 3.1 4.7 3.8 3.5 4.0 HBO/WO autochtoon 37.5 37.7 35.2 36.8 32.2 32.0 29.8 31.3 n 8558 9492 8895 26945 11119 12537 11848 35504

Page 44: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 45: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

33

5 De taal-, lees- en rekentoetsen 5.1 De taal-, lees- en rekentoetsen In Tabel 5.1 geven we allereerst per jaargroep een overzicht van de toetsen die zijn afgenomen. Daarna lichten we elk van de toetsen kort toe. Alle toetsen zijn onderdeel van het leerlingvolgsysteem van het Cito. Sommige van de oude versie van dat sys-teem, het LVS (Leerlingvolgsysteem), andere van de nieuwe versie, het LOVS (tot voor kort Leerling- en onderwijsvolgsysteem; momenteel Volgsysteem primair on-derwijs). Welke versie is afgenomen varieert per school, maar doorgaans kiest een school voor ofwel de oude, ofwel de nieuwe versie (voor zover al beschikbaar). Bij deze COOL-meting is steeds de M-versie (midden schooljaar) afgenomen. Voor uitgebreidere informatie over de toetsen verwijzen we naar www.cito.nl. Tabel 5.1 – Overzicht afgenomen toetsen (tussen [..] aantallen items)

Groep Taal Lezen Rekenen

2 Taal voor Kleuters (oudste kleuters) LOVS [60]

Ordenen (oudste kleuters) [42]

5 Woordenschat [70]

Drie Minuten Toets 2009 [120] Toets begrijpend lezen 1998 [50] Begrijpend lezen LOVS [50]

Rekenen/Wiskunde 2002 [67] Rekenen/Wiskunde LOVS [56]

8 Leeswoordenschat [32]

Drie Minuten Toets 2009 [120] Toets begrijpend lezen 1998 [50] Begrijpend lezen LOVS [55]

Rekenen/Wiskunde 2002 [107] Rekenen/Wiskunde LOVS [96]

5.1.1 Groep 2 Taal voor Kleuters In de toets Taal voor Kleuters (versie oudste kleuters) zijn aspecten van de taalontwik-keling (conceptueel bewustzijn) en de ontluikende geletterdheid (metalinguïstisch be-wustzijn) opgenomen. • Conceptueel bewustzijn: hieronder vallen passieve woordenschat en kritisch luiste-

ren. Dit is het herkennen van begrippen en het begrijpen van korte teksten. • Metalinguïstisch bewustzijn: hieronder vallen schriftoriëntatie, klank en rijm, laat-

ste en eerste woord horen en auditieve synthese. Metalinguïstisch bewustzijn is de vaardigheid om af te zien van de betekenis en te letten op de vorm, bijvoorbeeld de gerichtheid van kinderen op geschreven taal en de gerichtheid op klanken.

Page 46: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

34

Ordenen De toets Ordenen (versie oudste kleuters) onderscheidt drie vaardigheden: classifice-ren, seriëren en vergelijken en tellen. • Classificeren is het groeperen van voorwerpen op naam (bijvoorbeeld alle dieren)

of op een bepaald kenmerk. • Seriëren is het rangschikken van voorwerpen op grond van een bepaald kenmerk,

bijvoorbeeld grootte (dik-dun, lang-kort hoog-laag, breed-smal). • Vergelijken is het bepalen of er meer, minder of evenveel voorwerpen zijn. Tellen

betreft het bepalen van het aantal. 5.1.2 Groep 5 Woordenschat De toets Woordenschat LOVS meet de ontwikkeling van de woordenschat van kinde-ren in geschreven taal. Bij elke opgave moeten leerlingen een zin lezen waarin steeds een woord of een uitdrukking vetgedrukt is. Onder de zin staan vier antwoorden. De leerlingen moeten bepalen welke van de vier antwoorden het beste de betekenis weergeeft van het vetgedrukte zinsdeel. Drie Minuten Toets Met de Drie Minuten Toets, kortweg ook wel DMT genoemd, wordt vastgesteld hoe goed een leerling losse woorden van uiteenlopende moeilijkheidsgraad kan verklan-ken, oftewel hoe goed een leerling is in technisch lezen. Hoewel veruit de meeste leerlingen in groep 5 geen problemen meer hebben met het correct lezen van woor-den, blijft het technisch lezen een belangrijk aandachtspunt. De DMT is een leessnelheidstoets en telt drie verschillende kaarten. In één minuut moeten leerlingen zoveel mogelijk woorden van een kaart hardop lezen. • Op leeskaart 1 staan woorden van het type ‘km’ (uil), ‘mk’ (koe) en ‘mkm’ (pen). • Op leeskaart 2 staan woorden van het type ‘mmkm’ (spin), ‘mkmm’ (bank),

‘mmkmm’ (krant), ‘mmmkm’ (schroef) en ‘mkmmm(m)’ (herfst). • Op leeskaart 3 ten slotte, staan woorden met twee, drie en vier lettergrepen, zoals

‘geluid’, ‘koningin’, ‘papegaaien’. Het is niet noodzakelijk om bij alle leerlingen van groep 5 alle drie de leeskaarten af te nemen. Uit onderzoek is namelijk bekend dat leerlingen die correct en vlot meerlet-tergrepige woorden kunnen lezen ook kortere woorden goed kunnen lezen. Daarom wordt eerst bij alle leerlingen leeskaart 3 afgenomen. Leerlingen die daarop meer dan een bepaalde score behalen, hoeven kaart 2 en 1 niet meer te lezen. Dit geldt landelijk gezien voor 50 tot 75% van de leerlingen. Zij zijn na leeskaart 3 dus klaar met de afname.

Page 47: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

35

In tegenstelling tot de oude versie van de DMT kunnen de verschillende leeskaarten nu wel met elkaar vergeleken worden. De vaardigheidsscore behorend bij een score op kaart 3 is te vergelijken met de vaardigheidsscore behaald bij een totaalscore op kaarten 1, 2 en 3. De vaardigheidsscores van de tweede meting van COOL zijn der-halve niet te vergelijken met de ruwe scores die in het technisch rapport van de eerste meting van COOL zijn gerapporteerd (vgl. Driessen e.a., 2009). De scores van die meting kunnen overigens wel worden omgezet naar vaardigheidsscores3. Wat betreft het afnametijdstip geldt hetzelfde als voor groep 2. Begrijpend lezen Van de toets Begrijpend lezen zijn er momenteel verschillende versies in gebruik op de scholen; deze zijn weliswaar inhoudelijk vergelijkbaar, maar niet wat de scores betreft. Voor groep 5 is er de versie van 1998 en van LOVS. De toets Begrijpend lezen 1998 (opgavenboekje 1) bestaat uit een aantal teksten met meerkeuze-opgaven en is bedoeld om het niveau vast te stellen van de vaardigheid om teksten te begrijpen. De toets bestaat uit drie modules die verschillen in moeilijkheid. Module 1 past bij de gemiddelde vaardigheid van leerlingen in groep 5. Module 2 is gemakkelijker en module 3 is moeilijker. Alle leerlingen maken de eerste module. Afhankelijk van hun score op de eerste module, maken de minder goede lezers daarna de tweede module en de betere lezers de derde module. Elke leerling maakt dus twee van de drie modu-les, dus deel 1 en 2 of deel 1 en 3. Voor de LOVS-versie van Begrijpend Lezen geldt hetzelfde. Alle leerlingen maken module Start, gevolgd door Vervolg 1 voor de min-der goede lezers en Vervolg 2 voor de betere lezers. Rekenen/Wiskunde Van de toets Rekenen/Wiskunde zijn eveneens verschillende versies in omloop. Voor groep 5 is er de versie van 2002 en LOVS. Ook hier geldt dat ze inhoudelijk wel vergelijkbaar zijn, maar dat de scores niet met elkaar kunnen worden vergeleken. De toets Rekenen/Wiskunde (versie LOVS) bevat de volgende leerstofonderdelen: 1. Getallen en getalrelaties: structuur van de telrij en van getallen, en relaties tussen

getallen. 2. Hoofdrekenen: optellen, aftrekken. 3. Hoofdrekenen: vermenigvuldigen en delen.

3 Sinds de vorige COOL-meting wordt de DMT dus niet alleen meer uitgedrukt in termen van het

aantal goed gelezen woorden, maar ook in een vaardigheidsscore. Tijdens het veldwerk kregen wij de indruk dat er bij scholen soms enig misverstand over de ruwe en de vaardigheidsscores bestond. Ook bleek in een enkel geval de invoer in het computersysteem niet vlekkeloos te gaan. Mogelijk zijn de scores op de DMT hierdoor iets minder betrouwbaar dan bij de eerste COOL-meting.

Page 48: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

36

4. Complexere toepassingen: opgaven waarbij leerlingen meerdere bewerkingen moeten uitvoeren, bijvoorbeeld zowel optellen als aftrekken.

5. Meten en meetkunde: begrippen die in meetsituaties gebruikt worden. 6. Tijd: basiskennis en begrip van klok en kalender. 7. Geld: rekenen met munten en bankbiljetten. 5.1.3 Groep 8 Leeswoordenschat De toets Leeswoordenschat meet de ontwikkeling van de woordenschat van kinderen in geschreven taal. Bij elke opgave moeten leerlingen een zin lezen waarin steeds een woord of een uitdrukking vetgedrukt is. Onder de zin staan vier antwoorden. De leerlingen moeten bepalen welke van de vier antwoorden het beste de betekenis weergeeft van het vetgedrukte zinsdeel. Drie Minuten Toets Met de Drie Minuten Toets wordt vastgesteld hoe goed een leerling losse woorden van uiteenlopende moeilijkheidsgraad kan verklanken, oftewel hoe goed een leerling is in technisch lezen. Bij kinderen in groep 8 komt het verklanken van woorden over het algemeen snel tot stand, zodat zij hun aandacht volledig kunnen richten op het begrijpen van teksten. Toch zijn er in deze fase nog steeds leerlingen bij wie het tech-nisch lezen niet geautomatiseerd verloopt. Voor een verdere beschrijving, zie groep 5. Begrijpend lezen Voor groep 8 zijn twee versies van Begrijpend lezen in omloop (1998 en LOVS). Beide versies bestaan uit een aantal teksten met meerkeuze-opgaven en is bedoeld om bij leerlingen in groep 8 het niveau vast te stellen van de vaardigheid om teksten te begrijpen. Voor een verdere beschrijving, zie groep 5. Rekenen/Wiskunde Van de toets Rekenen/Wiskunde zijn twee versies in omloop: 2002 en LOVS. De toets Rekenen/Wiskunde (versie 2002) bevat de volgende leerstofonderdelen: 1. Getallen: structuur van de telrij en structuur van getallen. 2. Automatisering van elementaire optel-, aftrek-, vermenigvuldig- en deeloperaties. 3. Hoofdrekenen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met getallen sec

en in toepassingssituaties. 4. Bewerkingen op papier, waarbij kinderen uitrekenpapier mogen gebruiken om

een cijferalgoritme toe te passen of bijvoorbeeld tussenuitkomsten te noteren. 5. Breuken: basiskennis en toepassingen. 6. Verhoudingen: basiskennis en toepassingen.

Page 49: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

37

7. Procenten: basiskennis en toepassingen. 8. Meten: lengte/omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht. 9. Meetkunde: diverse aspecten uit de meetkundige oriëntatie. 10. Tijd: klok en kalender. De onderdelen samen vormen de schaal Rekenen algemeen. De LOVS-versie bevat dezelfde leerstofonderdelen als de 2002-versie. In de LOVS-versie is schattend reke-nen een extra onderdeel en is er een aanvullende keuzemodule met de rekenmachine. 5.1.4 Afname en scoring Het Cito schrijft voor alle toetsen een bepaalde periode voor waarin ze moeten wor-den afgenomen (de toetskalender). De scholen konden de in COOL gebruikte toetsen gewoon volgens deze toetskalender inplannen. Alleen met betrekking tot de Lees-woordenschattoets, die in de toetskalender voor november staat gepland, is aan de scholen gevraagd het afnamemoment enkele weken later in de tijd te plannen. De scores op de toetsen zijn uitgedrukt in zogenoemde vaardigheidsscores. Vaardig-heidsscores hebben als voordeel dat ze over jaargroepen heen op één continue schaal liggen en met elkaar kunnen worden vergeleken. Binnen COOL geldt dit in principe voor de toetsen die in groep 5 en groep 8 zijn afgenomen (dus niet voor de twee toet-sen voor groep 2). Een probleem daarbij is wel dat er verschillende versies van een toets zijn; vaardigheidsscores op toetsen van verschillende versies zijn niet met elkaar vergelijkbaar. 5.2 Respons In totaal bevat het COOL-bestand gegevens van 37799 leerlingen. Het betreft de leerlingen waarvan de scholen bij aanvang van het schooljaar hebben aangegeven dat zij op dat moment in de betreffende klassen zaten. Van al deze leerlingen zijn – in principe – ook de achtergrondgegevens bekend die door de scholen zijn verstrekt en zijn opgeslagen in het administratiebestand (‘het totaalbestand’). Ten opzichte van deze groep hebben 36109 (95.5%) leerlingen ook een of meer toetsen gemaakt; van 4.5% van de leerlingen zijn dus geen toetsgegevens beschikbaar. Deze non-respons kan bijvoorbeeld te maken hebben met absentie door ziekte of door verhuizing tussen het moment van de verzameling van de administratieve gegevens en de afname van de toetsen. De respons verschilt per groep. In de referentiesteekproef bedraagt de respons voor de drie groepen achtereenvolgens 93.8, 96.3 en 97.2%; in de totale steekproef gaat het om 93.2, 96.6 en 96.6%. In groep 2 is de non-respons dus onge-veer twee keer zo hoog als in groep 5 en 8. Mogelijk heeft dit te maken met het feit

Page 50: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

38

dat op sommige scholen voor groep 2 geen gebruik wordt gemaakt van toetsen uit het Cito-Leerlingvolgsysteem. Om na te gaan of er sprake is van selectieve uitval hebben we de feitelijke verdelin-gen van de sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het administratiebestand afgezet tegen de verdeling in het toetsbestand. Daarvoor hebben we gebruik gemaakt van de COOL-SES variabele (zie Tabel 4.4). In Tabel 5.2 geven we de verdelingen weer, uitgesplitst naar referentiesteekproef en totale steekproef. Omdat de resultaten voor elk van de drie groepen (2, 5 en 8) vergelijkbaar zijn, maken we hier geen uit-splitsing naar groep. In de tabel beperken we ons overigens tot de leerlingen waarvan de sociaal-etnische achtergrond bekend is. 4 Tabel 5.2 – Respons op de toetsen: verdeling sociaal-etnische achtergrond binnen het totaalbestand en binnen het toetsbestand (groepen 2, 5 en 8 samen; in %)

referentiesteekproef totale steekproef totaal toets totaal toets

LBO all. 5.8 5.8 10.2 10.2 LBO aut. 10.4 10.4 12.0 11.9 MBO all. 4.7 4.7 6.8 6.8 MBO aut. 39.2 39.2 35.7 35.8 HBO/WO all. 3.1 3.1 4.0 4.0 HBO/WO aut. 36.8 36.7 31.3 31.2 n 26945 25927 35504 34138

De verschillen tussen de verdeling van sociaal-etnische achtergrond binnen het to-taalbestand en het toetsbestand zijn verwaarloosbaar, maximaal 0.1%-punten. 5.3 De taal-, lees- en rekenvaardigheid In Tabel 5.3 – 5.6 worden de verdelingen van de toetsscores gepresenteerd: het ge-middelde, de standaarddeviatie en het aantal leerlingen (gem., sd, n) waarop deze betrekking hebben. Dat gebeurt steeds uitgesplitst naar steekproef en groep en verder nog naar sociaal-etnische achtergrond. 4 Dat geldt ook voor alle nog volgende tabellen waarbij een uitsplitsing wordt gemaakt naar sociaal-

etnische achtergrond.

Page 51: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

39

Tabel 5.3 – Toetsscores taal, lezen en rekenen

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 Taal voor Kleuters LOVS 64.2 10.8 7603 63.1 10.9 9828 Ordenen 59.4 13.8 7199 58.7 13.8 9439

Groep 5 Woordenschat 63.6 15.1 8943 62.0 15.3 11612 Drie Minuten Toets 2009 71.7 16.9 8797 72.0 16.8 11602 Toets begrijpend lezen 1998 27.5 14.6 678 27.4 14.5 876 Begrijpend lezen LOVS 25.8 14.2 8850 24.8 14.1 11574 Rekenen/Wiskunde 2002 85.0 12.6 360 84.7 12.8 528 Rekenen/Wiskunde LOVS 71.1 15.4 9196 70.1 15.6 12040

Groep 8 Leeswoordenschat 115.4 13.4 3296 114.3 13.5 4229 Drie Minuten Toets 2009 98.2 13.6 8294 98.2 13.5 10779 Toets begrijpend lezen 1998 58.7 16.7 3957 57.5 16.6 5161 Begrijpend lezen LOVS 54.2 19.1 4689 52.3 19.3 6220 Rekenen/Wiskunde 2002 118.8 9.2 2137 118.1 9.4 2814 Rekenen/Wiskunde LOVS 110.0 13.1 6481 109.3 13.2 8577

Tabel 5.4 – Toetsscores taal en rekenen groep 2, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

Taal voor Kleuters LOVS LBO all. 54.8 8.8 370 55.0 8.6 841 LBO aut. 60.4 9.3 668 59.6 9.2 982 MBO all. 56.9 9.7 354 56.8 9.0 654 MBO aut. 64.7 10.4 2756 64.3 10.5 3296 HBO/WO all. 58.8 9.6 267 58.6 9.8 438 HBO/WO aut. 67.6 10.4 2680 67.3 10.5 2991

Ordenen LBO all. 51.2 13.4 373 52.7 13.4 878 LBO aut. 54.6 11.4 628 54.5 11.3 926 MBO all. 53.2 12.2 344 54.2 12.9 657 MBO aut. 59.4 13.0 2617 59.2 13.1 3134 HBO/WO all. 56.3 12.6 253 56.4 12.6 425 HBO/WO aut. 62.8 14.1 2593 62.7 14.1 2910

Page 52: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

40

Tabel 5.5 – Toetsscores taal, lezen en rekenen groep 5, naar sociaal-etnische achter-grond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

Woordenschat LBO all. 49.1 11.7 517 49.4 11.9 1195 LBO aut. 58.8 13.4 831 58.4 13.9 1252 MBO all. 52.9 12.6 412 53.1 12.7 788 MBO aut. 63.1 13.4 3270 62.8 13.6 3876 HBO/WO all. 60.5 14.6 260 57.9 14.3 449 HBO/WO aut. 69.0 14.9 3172 68.8 15.0 3502

Drie Minuten Toets 2009 LBO all. 70.0 17.1 501 71.6 16.5 1155 LBO aut. 69.5 16.8 822 69.7 16.5 1265 MBO all. 72.7 16.6 401 73.0 15.9 771 MBO aut. 70.2 16.8 3254 70.5 16.8 3947 HBO/WO all. 76.6 15.5 257 76.2 15.5 440 HBO/WO aut. 73.8 16.6 3144 73.9 16.8 3522

Toets begrijpend lezen 1998 LBO all. 22.2 11.9 13 22.4 11.5 33 LBO aut. 21.2 11.9 60 21.1 12.4 97 MBO all. 17.9 9.6 14 22.6 13.4 31 MBO aut. 25.7 14.8 259 26.4 14.9 324 HBO/WO all. 26.6 15.2 17 27.5 15.4 24 HBO/WO aut. 31.2 14.4 294 31.4 14.2 330

Begrijpend lezen LOVS LBO all. 16.6 12.0 518 16.6 11.9 1171 LBO aut. 20.3 13.1 835 20.0 13.1 1270 MBO all. 19.6 13.1 417 19.4 12.5 755 MBO aut. 24.9 13.4 3242 24.8 13.4 3901 HBO/WO all. 25.0 12.7 253 23.1 12.5 435 HBO/WO aut. 30.4 14.1 3097 30.4 14.2 3474

Rekenen/Wiskunde 2002 LBO all. 83.5 8.6 9 80.8 8.9 37 LBO aut. 75.5 16.5 27 75.9 16.1 57 MBO all. 83.1 15.5 8 81.7 12.7 25 MBO aut. 83.9 12.9 107 84.7 12.4 153 HBO/WO all. 80.4 8.9 8 80.9 8.1 11 HBO/WO aut. 87.9 10.7 120 88.3 10.8 149

Rekenen/Wiskunde LOVS LBO all. 61.5 15.7 522 62.1 15.3 1194 LBO aut. 65.9 14.4 865 65.3 14.8 1322 MBO all. 63.6 16.5 422 64.1 16.0 791 MBO aut. 70.5 14.9 3387 70.4 14.9 4076 HBO/WO all. 68.5 15.1 258 68.6 15.5 449 HBO/WO aut. 75.6 14.5 3296 75.5 14.5 3681

Page 53: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

41

Tabel 5.6 – Toetsscores taal, lezen en rekenen groep 8, naar sociaal-etnische achter-grond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

Leeswoordenschat LBO all. 105.2 11.3 238 105.9 12.2 564 LBO aut. 110.7 10.3 331 110.2 10.2 453 MBO all. 109.5 11.2 201 109.4 11.6 380 MBO aut. 114.4 12.6 1147 114.6 12.9 1304 HBO/WO all. 114.0 13.6 90 114.3 12.4 146 HBO/WO aut. 120.0 12.4 951 120.0 12.3 1017

Drie Minuten Toets 2009 LBO all. 98.2 13.7 459 98.0 13.0 1039 LBO aut. 95.1 14.4 918 95.5 14.1 1345 MBO all. 100.2 14.3 350 100.0 13.7 650 MBO aut. 97.3 13.4 3172 97.5 13.5 3806 HBO/WO all. 98.6 14.5 202 99.0 14.3 349 HBO/WO aut. 99.9 12.9 2782 99.9 12.9 3116

Toets begrijpend lezen 1998 LBO all. 48.0 15.2 240 47.7 15.0 458 LBO aut. 50.8 15.8 426 51.2 15.4 647 MBO all. 54.2 17.4 166 52.7 16.7 301 MBO aut. 57.1 15.7 1487 56.7 15.6 1826 HBO/WO all. 59.9 18.1 113 58.0 16.7 187 HBO/WO aut. 64.8 15.7 1375 64.4 15.7 1574

Begrijpend lezen LOVS LBO all. 41.6 16.8 256 40.6 17.7 695 LBO aut. 46.5 17.4 537 45.2 17.0 791 MBO all. 47.3 18.3 199 45.8 18.0 408 MBO aut. 52.5 17.7 1766 52.5 17.5 2103 HBO/WO all. 54.3 19.3 99 50.5 19.1 188 HBO/WO aut. 61.5 19.1 1498 61.5 19.2 1663

Rekenen/Wiskunde 2002 LBO all. 113.6 9.0 115 113.2 9.9 210 LBO aut. 113.6 9.6 216 113.6 9.4 376 MBO all. 114.9 8.8 73 115.4 9.0 147 MBO aut. 118.1 8.8 773 117.7 8.9 953 HBO/WO all. 119.6 8.7 54 119.6 8.9 79 HBO/WO aut. 122.1 8.5 751 121.9 8.5 864

Rekenen/Wiskunde LOVS LBO all. 103.7 12.0 355 104.1 12.8 917 LBO aut. 104.1 13.2 740 104.2 13.0 1063 MBO all. 107.0 12.8 273 106.5 13.2 555 MBO aut. 108.7 12.8 2483 108.9 12.6 2982 HBO/WO all. 111.3 13.8 156 109.9 13.9 300 HBO/WO aut. 114.3 11.9 2140 114.2 12.0 2398

Page 54: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 55: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

43

6 De Niet-Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test 6.1 De Niet-Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test De Niet-Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test (NSCCT; Van Batenburg & Van der Werf, 2004) is bedoeld om leerkrachten op de basisscholen een objectieve second opinion te geven over de niet-schoolse capaciteiten van hun leerlingen. Leerkrachten willen weten hoe goed hun leerlingen op en buiten de school om kunnen leren. Met behulp van de NSCCT kunnen ze leerlingen opsporen die onder hun niveau presteren en daar iets aan doen. In groep 8 kan de test tevens worden gebruikt bij het schoolad-vies. De test bevat verbale, numerieke en ruimtelijke items voor kinderen in groep 4, 6 en 8. De test bestaat uit vijf onderdelen, namelijk figuur samenstellen, exclusie, getallen-reeksen, categorieën en analogieën. De NSCCT is genormeerd en op zijn psychometrische kwaliteiten onderzocht. De test is door het COTAN op alle criteria ‘voldoende’ tot ‘goed’ beoordeeld, met uitzonde-ring van de normen die als verouderd worden beoordeeld. Voor meer informatie zie www.nscct.2ya.com. Speciaal voor COOL is er op basis van de versies voor groep 4 en 6 een nieuwe ver-sie ontwikkeld voor groep 5. De eerste drie subtests tellen elk 15 items, de laatste twee elk 20 items. De totale test telt dus 85 items. Om een indruk te geven van de inhoud van de test volgt hierna per subtest een voorbeeld van een opgave. Figuur samenstellen Bij deze test zie je voor de streep telkens een vierkantje waar een stukje van af is. Het stuk dat er af is staat tussen de figuren achter de streep.

Page 56: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

44

Exclusie Hieronder zie je vier figuren. Boven de figuren staan de letters A, B, C en D. Eén figuur is anders dan de andere. Zoek de letter van de figuur die anders is dan de rest. Getallenreeksen In deze taak staan voor de streep rijtjes getallen waarin telkens één getal is weggela-ten. Achter de streep staan ook getallen. Boven die getallen staan de letters A, B, C en D. Je moet steeds dat getal kiezen dat weggelaten is in de rij voor de streep. Categorieën Voor de streep zie je drie plaatjes, die bij elkaar horen. Achter de streep zie je vier plaatjes waarvan er precies één hoort bij de drie figuurtjes voor de streep. Analogieën Hieronder zie je in het vakje voor de streep bovenaan twee dingen die bij elkaar ho-ren. In het voorbeeld zijn dat een klein poppetje en een groot poppetje. Daaronder zie je een klein bloemetje en een vraagteken. Op de plaats van het vraagteken moet iets komen dat op dezelfde manier bij het bloemetje past als het grote poppetje bij het kleine. Je kunt het vinden bij de vier dingen achter de streep A, B, C en D. Zoek de letter die past bij het plaatje dat op de plaats van het vraagteken moet komen. Welk plaatje is dat?

Page 57: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

45

6.2 Respons Het COOL-bestand bevat voor groep 5 gegevens van 10109 leerlingen in de referen-tiesteekproef en 13266 in de totale steekproef. In de referentiesteekproef heeft 84.5% van de leerlingen aan de testafname meegedaan en in de totale steekproef 78.0%. Ten opzichte van de leerlingen die ook hebben deelgenomen aan de afname van de taal-, lees- en rekentoetsen bedraagt de respons 86.3%, respectievelijk 79.6%. Om te controleren op mogelijke selectieve uitval hebben we de feitelijke verdelingen van de sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het administratiebestand afgezet tegen de verdeling in het NSCCT-bestand. Daarvoor is gebruik gemaakt van de COOL-SES variabele. In Tabel 6.1 staan de verdelingen, uitgesplitst naar referen-tiesteekproef en totale steekproef. Tabel 6.1 – Respons op de NSCCT: verdeling sociaal-etnische achtergrond binnen het totaalbestand en binnen het NSCCT-bestand (in %)

referentiesteekproef totale steekproef totaal NSCCT totaal NSCCT

LBO all. 5.8 6.3 10.3 10.1 LBO aut. 9.9 10.2 11.5 11.5 MBO all. 4.7 5.0 6.8 6.5 MBO aut. 38.9 39.0 35.6 35.9 HBO/WO all. 2.9 3.1 3.8 3.7 HBO/WO aut. 37.7 36.4 32.0 32.2 n 9492 9186 12537 12169

De verschillen tussen de verdeling van sociaal-etnische achtergrond binnen het to-taalbestand en het NSCCT-bestand zijn zeer klein. 6.3 Schaalconstructie Op basis van de binnen COOL verzamelde gegevens is de betrouwbaarheid (Cron-bachs alfa) van elk van de vijf subtests bepaald. Die waren achtereenvolgens 0.70, 0.71, 0.75, 0.80 en 0.78. Ook is nog de betrouwbaarheid van de gehele test bepaald; die bedroeg 0.89. Factoranalyse op de vijf subtests liet één generale factor zien die 51% van de variantie verklaart.

Page 58: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

46

De scores op elk van de subtests en van de test als geheel zijn gesommeerd tot een totaalscore. 6.4 De NSCCT-scores In Tabel 6.2 staan eerst de scores op elk van de subtests en op de test als geheel, uit-gesplitst naar steekproef. In Tabel 6.3 volgt de verdere uitsplitsingen naar sociaal-etnische achtergrond. Tabel 6.2 – De NSCCT-scores

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Figuur samenstellen 10.5 2.7 8534 10.4 2.7 10345 Exclusie 11.9 2.5 8529 11.8 2.6 10340 Getallenreeksen 11.1 2.5 8531 11.0 2.5 10340 Categorieën 15.8 3.2 8531 15.7 3.3 10339 Analogieën 13.6 3.9 8530 13.4 3.9 10339 NSCCT totaal 62.8 10.8 8540 62.2 10.9 10353

Page 59: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

47

Tabel 6.3 – De NSCCT-scores, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

Figuur samenstellen LBO all. 9.3 2.9 503 9.5 2.9 988 LBO aut. 9.8 2.7 828 9.8 2.8 1127 MBO all. 9.6 2.8 396 9.6 2.9 632 MBO aut. 10.4 2.7 3140 10.4 2.7 3529 HBO/WO all. 10.1 2.6 252 10.1 2.8 363 HBO/WO aut. 11.1 2.5 2918 11.1 2.5 3149

Exclusie LBO all. 10.8 2.9 502 10.9 3.0 987 LBO aut. 11.4 2.7 827 11.3 2.8 1126 MBO all. 11.1 2.8 396 11.0 2.9 632 MBO aut. 11.8 2.6 3137 11.8 2.6 3526 HBO/WO all. 11.5 2.7 252 11.5 2.7 363 HBO/WO aut. 12.5 2.2 2918 12.5 2.2 3149

Getallenreeksen LBO all. 10.1 2.7 503 10.3 2.6 988 LBO aut. 10.4 2.5 827 10.4 2.5 1126 MBO all. 10.7 2.4 395 10.6 2.4 630 MBO aut. 11.0 2.5 3140 11.0 2.5 3529 HBO/WO all. 11.1 2.4 252 11.0 2.5 363 HBO/WO aut. 11.6 2.4 2917 11.6 2.4 3148

Categorieën LBO all. 14.0 3.8 504 14.1 3.8 988 LBO aut. 15.1 3.4 827 15.0 3.4 1126 MBO all. 14.5 3.4 396 14.5 3.4 631 MBO aut. 15.8 3.2 3138 15.8 3.2 3527 HBO/WO all. 15.3 3.3 252 15.2 3.4 363 HBO/WO aut. 16.5 2.8 2917 16.5 2.8 3148

Analogieën LBO all. 11.5 3.9 504 11.4 3.9 988 LBO aut. 12.4 3.9 826 12.4 3.9 1126 MBO all. 12.2 3.6 396 12.3 3.6 631 MBO aut. 13.5 3.8 3138 13.5 3.8 3527 HBO/WO all. 13.2 3.9 252 12.8 3.9 363 HBO/WO aut. 14.5 3.7 2917 14.6 3.7 3148

NSCCT totaal LBO all. 55.7 11.6 504 56.0 11.7 989 LBO aut. 59.1 10.7 828 58.9 10.9 1128 MBO all. 57.8 10.7 397 57.8 10.7 633 MBO aut. 62.4 10.5 3142 62.3 10.5 3532 HBO/WO all. 61.2 10.4 252 60.7 10.6 363 HBO/WO aut. 66.1 9.6 2920 66.1 9.5 3151

Page 60: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 61: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

49

7 Het leerlingprofiel 7.1 Procedure en respons Aan de leerkrachten van de groepen 2, 5 en 8 is het zogenaamde leerlingprofiel voor-gelegd. Hierin konden zij hun mening geven over elke leerling uit hun klas met be-trekking tot: • de leerlingprestaties; • het gedrag; • de relatie met de leerling; • de achtergrond van de leerling; • zorg en andere onderwijskundige bijzonderheden; • het karakter van de leerling. Om vergelijkingen met gegevens uit de eerste COOL-meting en de voorgaande PRIMA-metingen mogelijk te maken, zijn in het leerlingprofiel voor een deel dezelf-de vragen opgenomen als die in PRIMA en in COOL-1 zijn gesteld. Dit betreft de vragen over leerlingprestaties en leerlinggedrag en een aantal vragen over de achter-grond van de leerling, namelijk die over het sociaal milieu van de leerling, en vragen over onderwijskundige bijzonderheden. De vragen over de relatie van de leerkracht met de leerling, zorg, enkele vragen over de achtergrond van de leerling en vragen over het karakter van de leerling zijn in beide metingen van het COOL-onderzoek vergeleken met PRIMA nieuw toegevoegd. De relatie van de leerkracht met de leerling is gemeten met behulp van een verkorte versie van de Leerling-Leerkracht Relatie Vragenlijst van Koomen, Verschueren & Pianta (2007). Deze vragenlijst is een Nederlandstalige versie van de Student-Teacher Relationship Scale van Pianta (2001). Wat de achtergrond van de leerling betreft zijn in COOL vragen over echtscheiding en gezinsproblemen toegevoegd. De vragen over zorg zijn ontleend aan een leerlingprofiel gericht op zorgleerlingen dat aan de zesde meting van PRIMA toegevoegd werd in het kader van het bij die meting behorende centrale onderzoeksthema ’Zorgleerlingen en leerlingenzorg in het basisonderwijs’ (Smeets e.a., 2007). De vragen over het karakter van de leerling zijn gebaseerd op de vijf dimensies van de Five Factor Personality Inventory (Hendriks, 1997).

Page 62: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

50

In dit hoofdstuk worden schaal- en betrouwbaarheidsanalyses beschreven van alle in het leerlingprofiel opgenomen schalen. De op naam gestelde leerlingprofielen zijn door de regiocoördinatoren bij hun eerste bezoek op school achtergelaten, zodat de leerkrachten ze in de periode van de feitelij-ke toetsafnames konden invullen. Na de toetsafnames hebben de regiocoördinatoren de formulieren weer meegenomen. Nog niet ingevulde formulieren konden de leer-krachten nazenden. Binnen de referentiesteekproef is van 90.1% van de leerlingen een leerlingprofiel beschikbaar. Uitgesplitst naar jaargroep gaat het achtereenvolgens om 90.3, 90.3 en 89.8%. Binnen de totale steekproef ligt de respons duidelijk lager, namelijk 78.5%. Uitgesplitst naar jaargroep gaat het om 87.4, 75.6 en 73.5%. Of er sprake is van selectieve uitval hebben we gecontroleerd door de feitelijke verde-ling naar sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het COOL-leerlingen-bestand af te zetten tegen de respons op de leerlingprofielen. De resultaten staan in Tabel 7.1, waarbij we een uitsplitsing maken naar de referentie- en totale steekproef. Tabel 7.1 – Respons op de leerlingprofielen; verdeling sociaal-etnische achtergrond binnen het totaalbestand en binnen het leerlingprofielbestand (in %)

referentiesteekproef totale steekproef totaal profiel totaal profiel

LBO all. 5.8 5.9 10.2 10.1 LBO aut. 10.4 10.4 12.0 11.8 MBO all. 4.7 4.9 6.8 6.7 MBO aut. 39.2 39.1 35.7 35.7 HBO/WO all. 3.1 3.2 4.0 4.0 HBO/WO aut. 36.8 36.6 31.3 31.6 n 26945 24484 35504 31307

In de referentiesteekproef komt de verdeling van de respons naar sociaal-etnische herkomst vrijwel overeen met die in de totale COOL-steekproef. De afwijkingen zijn hooguit 0.2%. Ook in de totale steekproef zijn de afwijkingen tussen de twee steek-proeven hooguit 0.3%.

Page 63: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

51

7.2 Prestaties, gedrag en houding 7.2.1 Schaalconstructie De eerste blokken in het leerlingprofiel bestaan uit 13 vragen over de leerlingpresta-ties en het leerlinggedrag. Het gaat hierbij om schalen, die ook in PRIMA al uitge-breid beproefd zijn (Jungbluth, Roeleveld & Roede, 2001). Voor de beantwoording konden de leerkrachten kiezen uit vijf antwoordcategorieën: (1) beslist onwaar, (2) onwaar, (3) niet onwaar, niet waar, (4) waar, en (5) beslist waar. De op deze vragen uitgevoerde factoranalyse leverde voor de referentiesteekproef vier factoren op, die samen 73.7% van de variantie binden. De factoren kunnen als volgt worden geïnterpreteerd: onderpresteren; gedrag; werkhouding; en populariteit in de klas. In Tabel 7.2 staan de resultaten van deze factoranalyse. Tabel 7.2 – Factorladingen en betrouwbaarheden van vier profielschalen

(Bij) deze leerling(e) …

onder- presteren

gedrag werk- houding

popula- riteit

geven prestaties goed beeld van talent -0.80 blijven prestaties achter bij capaciteiten 0.88 kan eigenlijk (nog) beter presteren 0.84

is vaak brutaal 0.81 houdt zich aan de regels -0.73 probeert altijd eigen zin door te drijven 0.79 maakt nooit ruzie -0.73

werkt nauwkeurig -0.78 denkt al gauw dat het werk af is 0.83 houdt snel op als iets niet lukt 0.77

kan goed met klasgenoten opschieten 0.81 is bij klasgenoten populair 0.90 heeft weinig vriend(inn)en in de klas -0.87

betrouwbaarheid (alfa) 0.85 0.82 0.82 0.87

De resulterende schalen zijn, via hercodering van relevante items, zo geconstrueerd dat een hoge score overeenkomt met de naam van de schaal. Een hoge score op ge-drag of werkhouding betekent dus gunstig gedrag of een goede werkhouding; een hoge score op onderpresteren betekent een hoge mate van onderpresteren. Het volgende blok in het leerlingprofiel bevat 15 vragen over de relatie van de leer-kracht met de leerling uit de verkorte versie van de Leerling-Leerkracht Relatie Vra-

Page 64: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

52

genlijst van Koomen, Verschueren & Pianta (2007). De vragen omvatten drie sub-schalen: nabijheid, conflict en afhankelijkheid. De subschaal nabijheid meet de mate waarin een leerkracht genegenheid, warmte en open communicatie ervaart in de rela-tie met een leerling, de subschaal conflict de mate waarin een leerkracht de relatie met een leerling als negatief en conflictueus beoordeelt en de subschaal afhankelijkheid de mate waarin een leerkracht een leerling als overmatig afhankelijk beoordeelt ten opzichte van zichzelf. De vragen kennen dezelfde antwoordcategorieën als hiervoor. Hier leverde factorana-lyse drie factoren op, die samen 74.1% van de variantie verklaren. Deze factoren betreffen de drie genoemde aspecten van de relatie tussen leerkracht en leerling. In Tabel 7.3 staan de resultaten van deze factoranalyse. Tabel 7.3 – Factorladingen en betrouwbaarheden van drie profielschalen

Deze leerling(e) …

afhanke- lijkheid

conflict nabij- heid

heeft voortdurend bevestiging van mij nodig 0.85 is de hele dag sterk op mij gericht 0.86 reageert sterk op situaties waarin hij/zij niet bij mij kan zijn 0.78 gedraagt zich te afhankelijk van mij 0.87 vraagt om hulp in situaties waarin dit eigenlijk niet nodig is 0.83

Dit kind en ik lijken voortdurend strijd met elkaar te leveren 0.87 Dit kind heeft het gevoel dat ik hem/haar oneerlijk behandel 0.83 Als dit kind slecht gehumeurd is, weet ik dat het een lange en moeilijke dag gaat worden

0.87

De gevoelens van dit kind tegenover mij kunnen geheel onvoorspelbaar zijn of abrupt omslaan

0.86

De omgang met dit kind vergt veel energie van mij 0.78

Dit kind praat openhartig met mij over zijn/haar gevoelens en ervaringen

0.80

Als dit kind verdrietig is, zal het troost bij me zoeken 0.82 Ik heb een hartelijke, warme relatie met dit kind 0.85 Dit kind lijkt zich veilig bij mij te voelen 0.80 De omgang met dit kind geeft mij een gevoel van effectiviteit 0.75

betrouwbaarheid (alfa) 0.91 0.93 0.87

In het volgende blok zitten enkele vragen over het ouderlijk gezin van de leerling. Er kan een in PRIMA en COOL1 al beproefde schaal ‘ouderbetrokkenheid’ gemaakt worden van de drie volgende items:

Page 65: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

53

In dit gezin… • zijn de ouders actief betrokken bij de school; • worden leren en nieuwsgierigheid bevorderd; • zijn de ouders het kind bij het leren tot steun. De betrouwbaarheid (alfa) van deze schaal bedraagt 0.88. Het vierde item in dit blokje (‘in dit gezin zijn veel problemen’) is niet voor deze schaal bedoeld en wordt verderop afzonderlijk besproken. 7.2.2 Schaalscores Hierna geven we in Tabel 7.4 als eerste per steekproef en groep een overzicht van de gemiddelde scores, standaarddeviaties en aantallen leerlingen op de hiervoor bespro-ken schalen. Op alle schalen is een geldige score berekend als er tenminste twee items beantwoord waren. Tabel 7.4 – Schaalscores profielen

Referentiesteekproef groep 2 groep 5 groep 8 gem. sd n gem. sd n gem. sd n

onderpresteren 2.46 0.81 8293 2.53 0.82 9054 2.38 0.86 8422 gedrag 3.67 0.80 8331 3.70 0.83 9088 3.76 0.83 8448 werkhouding 3.40 0.89 8236 3.40 0.93 9012 3.51 0.92 8372 populariteit in de klas 3.79 0.71 8220 3.61 0.79 8983 3.68 0.82 8357

relatie leerkracht-leerling, afhankelijkheid 2.15 0.76 8323 2.15 0.84 9095 1.95 0.81 8450 relatie leerkracht-leerling, conflict 1.71 0.75 8327 1.71 0.80 9083 1.67 0.79 8448 relatie leerkracht-leerling, nabijheid 3.90 0.60 8312 3.68 0.62 9084 3.57 0.67 8437

ouderbetrokkenheid 3.83 0.82 8300 3.72 0.83 9059 3.69 0.88 8429

Totale steekproef groep 2 groep 5 groep 8 gem. sd n gem. sd n gem. sd n

onderpresteren 2.50 0.81 10663 2.55 0.82 11413 2.42 0.86 10684 gedrag 3.64 0.81 10703 3.69 0.84 11468 3.74 0.84 10717 werkhouding 3.39 0.89 10583 3.41 0.92 11367 3.48 0.93 10610 populariteit in de klas 3.76 0.72 10561 3.60 0.80 11335 3.67 0.81 10587

relatie leerkracht-leerling, afhankelijkheid 2.17 0.76 10695 2.16 0.84 11459 1.99 0.82 10708 relatie leerkracht-leerling, conflict 1.73 0.76 10701 1.72 0.81 11447 1.69 0.80 10707 relatie leerkracht-leerling, nabijheid 3.89 0.60 10683 3.69 0.62 11448 3.56 0.68 10690

ouderbetrokkenheid 3.76 0.85 10660 3.66 0.87 11411 3.62 0.91 10684

Page 66: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

54

Vervolgens presenteren we hierna in Tabel 7.5 – 7.12 een overzicht van de schaalsco-res per groep, steeds nader onderverdeeld naar de steekproef en sociaal-etnische her-komst van de leerlingen. Tabel 7.5 – Schaalscores ‘onderpresteren’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 2.78 0.76 428 2.76 0.76 951 LBO aut. 2.50 0.78 743 2.56 0.79 1094 MBO all. 2.74 0.80 396 2.74 0.79 713 MBO aut. 2.42 0.79 2999 2.44 0.79 3557 HBO/WO all. 2.65 0.75 297 2.66 0.76 476 HBO/WO aut. 2.39 0.83 2932 2.39 0.83 3271

Groep 5 LBO all. 2.59 0.79 512 2.62 0.76 1103 LBO aut. 2.59 0.80 845 2.60 0.82 1226 MBO all. 2.68 0.77 425 2.67 0.76 737 MBO aut. 2.53 0.81 3299 2.54 0.82 3841 HBO/WO all. 2.57 0.77 264 2.62 0.78 423 HBO/WO aut. 2.48 0.84 3197 2.48 0.85 3512

Groep 8 LBO all. 2.59 0.79 485 2.63 0.81 1089 LBO aut. 2.49 0.86 937 2.53 0.87 1332 MBO all. 2.55 0.87 360 2.56 0.84 640 MBO aut. 2.39 0.85 3206 2.40 0.85 3713 HBO/WO all. 2.31 0.86 211 2.40 0.87 350 HBO/WO aut. 2.29 0.86 2759 2.30 0.87 3043

Page 67: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

55

Tabel 7.6 – Schaalscores ‘gedrag’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 3.51 0.81 431 3.51 0.81 952 LBO aut. 3.58 0.84 748 3.52 0.83 1098 MBO all. 3.55 0.85 399 3.52 0.82 719 MBO aut. 3.66 0.81 3007 3.66 0.81 3566 HBO/WO all. 3.65 0.75 297 3.62 0.77 476 HBO/WO aut. 3.73 0.77 2950 3.73 0.77 3288

Groep 5 LBO all. 3.54 0.91 514 3.56 0.88 1106 LBO aut. 3.54 0.86 853 3.54 0.89 1236 MBO all. 3.51 0.82 425 3.56 0.85 737 MBO aut. 3.71 0.82 3314 3.71 0.83 3860 HBO/WO all. 3.69 0.84 264 3.70 0.87 424 HBO/WO aut. 3.80 0.81 3206 3.81 0.80 3522

Groep 8 LBO all. 3.51 0.90 488 3.50 0.90 1092 LBO aut. 3.63 0.87 937 3.61 0.86 1334 MBO all. 3.68 0.84 361 3.65 0.86 641 MBO aut. 3.76 0.83 3210 3.76 0.83 3718 HBO/WO all. 3.76 0.86 212 3.78 0.84 352 HBO/WO aut. 3.87 0.79 2774 3.86 0.79 3061

Page 68: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

56

Tabel 7.7 – Schaalscores ‘werkhouding’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 3.20 0.86 423 3.26 0.87 936 LBO aut. 3.16 0.92 740 3.12 0.90 1089 MBO all. 3.31 0.91 393 3.33 0.90 709 MBO aut. 3.39 0.89 2980 3.38 0.89 3535 HBO/WO all. 3.43 0.85 288 3.44 0.85 467 HBO/WO aut. 3.52 0.88 2915 3.52 0.87 3247

Groep 5 LBO all. 3.28 0.94 513 3.34 0.91 1099 LBO aut. 3.16 0.93 843 3.18 0.93 1220 MBO all. 3.35 0.86 421 3.42 0.89 730 MBO aut. 3.37 0.92 3286 3.38 0.92 3825 HBO/WO all. 3.52 0.93 262 3.56 0.92 421 HBO/WO aut. 3.51 0.92 3180 3.52 0.92 3494

Groep 8 LBO all. 3.27 0.91 483 3.28 0.93 1080 LBO aut. 3.27 0.92 926 3.26 0.94 1313 MBO all. 3.48 0.93 357 3.46 0.93 636 MBO aut. 3.45 0.93 3180 3.45 0.93 3681 HBO/WO all. 3.70 0.91 207 3.65 0.91 345 HBO/WO aut. 3.69 0.88 2756 3.68 0.89 3041

Page 69: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

57

Tabel 7.8 – Schaalscores ‘populariteit in de klas’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 3.59 0.69 420 3.55 0.70 932 LBO aut. 3.65 0.73 736 3.62 0.72 1083 MBO all. 3.68 0.74 394 3.64 0.73 710 MBO aut. 3.80 0.72 2975 3.80 0.72 3526 HBO/WO all. 3.62 0.72 288 3.61 0.71 467 HBO/WO aut. 3.86 0.70 2911 3.86 0.70 3244

Groep 5 LBO all. 3.43 0.73 510 3.46 0.75 1094 LBO aut. 3.45 0.81 840 3.45 0.82 1218 MBO all. 3.54 0.74 418 3.53 0.77 727 MBO aut. 3.62 0.78 3278 3.62 0.79 3816 HBO/WO all. 3.57 0.76 261 3.59 0.78 420 HBO/WO aut. 3.69 0.80 3169 3.69 0.81 3482

Groep 8 LBO all. 3.57 0.76 483 3.59 0.74 1075 LBO aut. 3.53 0.85 923 3.55 0.85 1310 MBO all. 3.65 0.75 357 3.64 0.73 635 MBO aut. 3.67 0.82 3175 3.66 0.82 3674 HBO/WO all. 3.67 0.80 206 3.63 0.80 344 HBO/WO aut. 3.77 0.81 2751 3.76 0.80 3036

Page 70: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

58

Tabel 7.9 – Schaalscores ‘relatie leerkracht-leerling, afhankelijkheid’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 2.32 0.71 429 2.31 0.72 951 LBO aut. 2.31 0.77 747 2.33 0.77 1098 MBO all. 2.24 0.75 397 2.25 0.77 716 MBO aut. 2.15 0.77 3006 2.16 0.77 3565 HBO/WO all. 2.22 0.76 297 2.20 0.77 476 HBO/WO aut. 2.07 0.74 2948 2.07 0.74 3286

Groep 5 LBO all. 2.25 0.85 515 2.25 0.83 1106 LBO aut. 2.30 0.87 853 2.29 0.87 1234 MBO all. 2.27 0.87 425 2.24 0.86 738 MBO aut. 2.16 0.83 3314 2.17 0.84 3860 HBO/WO all. 2.13 0.78 264 2.11 0.78 423 HBO/WO aut. 2.03 0.82 3210 2.03 0.82 3525

Groep 8 LBO all. 2.14 0.85 488 2.22 0.84 1090 LBO aut. 2.14 0.86 940 2.15 0.87 1334 MBO all. 1.97 0.82 361 2.05 0.83 640 MBO aut. 1.99 0.82 3209 1.99 0.82 3714 HBO/WO all. 1.83 0.71 214 1.91 0.76 353 HBO/WO aut. 1.83 0.77 2772 1.84 0.78 3058

Page 71: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

59

Tabel 7.10 – Schaalscores ‘relatie leerkracht-leerling, conflict’, naar sociaal-etni-sche achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 1.88 0.80 431 1.89 0.79 954 LBO aut. 1.80 0.77 745 1.82 0.80 1097 MBO all. 1.86 0.81 400 1.88 0.82 720 MBO aut. 1.69 0.74 3007 1.70 0.74 3563 HBO/WO all. 1.74 0.76 297 1.77 0.76 477 HBO/WO aut. 1.65 0.71 2948 1.65 0.71 3286

Groep 5 LBO all. 1.85 0.89 515 1.86 0.90 1107 LBO aut. 1.78 0.83 853 1.80 0.86 1235 MBO all. 1.92 0.85 425 1.87 0.84 738 MBO aut. 1.70 0.79 3310 1.70 0.80 3855 HBO/WO all. 1.80 0.81 262 1.76 0.82 421 HBO/WO aut. 1.63 0.76 3204 1.62 0.75 3518

Groep 8 LBO all. 1.85 0.82 488 1.90 0.85 1091 LBO aut. 1.79 0.89 940 1.79 0.88 1332 MBO all. 1.75 0.80 362 1.76 0.80 641 MBO aut. 1.68 0.81 3207 1.68 0.80 3713 HBO/WO all. 1.64 0.74 213 1.64 0.74 352 HBO/WO aut. 1.57 0.72 2772 1.58 0.73 3059

Page 72: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

60

Tabel 7.11 – Schaalscores ‘relatie leerkracht-leerling, nabijheid’, naar sociaal-etni-sche achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 3.73 0.61 431 3.75 0.62 952 LBO aut. 3.83 0.61 746 3.83 0.59 1098 MBO all. 3.78 0.58 400 3.80 0.61 719 MBO aut. 3.92 0.59 2997 3.92 0.58 3553 HBO/WO all. 3.76 0.63 295 3.78 0.63 475 HBO/WO aut. 3.95 0.59 2945 3.96 0.59 3283

Groep 5 LBO all. 3.61 0.62 514 3.62 0.63 1106 LBO aut. 3.65 0.60 852 3.67 0.61 1232 MBO all. 3.63 0.61 424 3.66 0.62 737 MBO aut. 3.68 0.62 3311 3.69 0.62 3858 HBO/WO all. 3.51 0.71 263 3.55 0.69 422 HBO/WO aut. 3.72 0.62 3206 3.73 0.62 3520

Groep 8 LBO all. 3.41 0.70 488 3.43 0.73 1089 LBO aut. 3.56 0.72 940 3.55 0.70 1331 MBO all. 3.46 0.68 360 3.50 0.68 638 MBO aut. 3.57 0.66 3204 3.58 0.67 3710 HBO/WO all. 3.50 0.73 214 3.54 0.73 353 HBO/WO aut. 3.62 0.65 2766 3.60 0.65 3051

Page 73: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

61

Tabel 7.12 – Schaalscores ‘ouderbetrokkenheid’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 2.94 0.84 432 2.98 0.88 946 LBO aut. 3.43 0.89 742 3.34 0.90 1091 MBO all. 3.33 0.91 397 3.40 0.89 717 MBO aut. 3.86 0.74 2996 3.85 0.75 3556 HBO/WO all. 3.59 0.86 295 3.64 0.83 474 HBO/WO aut. 4.10 0.67 2942 4.10 0.67 3275

Groep 5 LBO all. 2.95 0.86 513 3.00 0.91 1101 LBO aut. 3.30 0.90 852 3.24 0.92 1232 MBO all. 3.35 0.83 421 3.36 0.88 729 MBO aut. 3.73 0.77 3304 3.73 0.78 3850 HBO/WO all. 3.55 0.81 262 3.59 0.85 421 HBO/WO aut. 3.99 0.71 3193 4.00 0.72 3506

Groep 8 LBO all. 2.82 0.94 487 2.89 0.95 1089 LBO aut. 3.25 0.93 936 3.18 0.95 1327 MBO all. 3.42 0.91 360 3.35 0.92 639 MBO aut. 3.69 0.80 3198 3.69 0.81 3702 HBO/WO all. 3.57 0.91 214 3.60 0.90 354 HBO/WO aut. 4.03 0.73 2771 4.03 0.73 3057

7.3 Gezin, zorg en onderwijskundige bijzonderheden 7.3.1 Gezin Naast de drie items die opgenomen zijn in de eerder besproken schaal ouderbetrok-kenheid, zijn nog twee vragen gesteld die betrekking hebben op het gezin. Dat betreft allereerst het item ‘in dit gezin zijn veel problemen’ (1 = beslist onwaar … 5 = beslist waar), waarvan eerder is aangegeven dat het niet tot de schaal ouderbetrokkenheid behoort. En verder is gevraagd of de ouders van het kind gescheiden (of bijna ge-scheiden) zijn. In Tabel 7.13 – 7.15 geven we een overzicht van de antwoorden, eerst alleen uitge-splitst naar steekproef en groep, en vervolgens ook nog naar sociaal-etnische her-komst.

Page 74: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

62

Tabel 7.13 – Schaalscores ‘gezin’

Referentiesteekproef groep 2 groep 5 groep 8 gem. sd n gem. sd n gem. sd n

in dit gezin zijn veel problemen 2.02 1.00 8252 2.14 0.99 9013 2.06 1.00 8379 % ja aantal n % ja aantal n % ja aantal n ouders gescheiden 12.8 1045 8154 16.3 1453 8921 19.4 1614 8336

Totale steekproef groep 2 groep 5 groep 8 gem. sd n gem. sd n gem. sd n

in dit gezin zijn veel problemen 2.09 1.01 10592 2.18 1.01 11356 2.13 1.02 10628 % ja aantal n % ja aantal n % ja aantal n ouders gescheiden 13.9 1459 10470 17.5 1963 11234 20.6 2181 10564

Tabel 7.14 – Scores ‘gezin veel problemen’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 2.50 1.02 426 2.49 1.02 936 LBO aut. 2.49 1.19 738 2.57 1.18 1089 MBO all. 2.33 1.00 394 2.33 0.98 709 MBO aut. 1.98 0.98 2979 2.02 0.99 3529 HBO/WO all. 2.17 0.92 293 2.13 0.89 471 HBO/WO aut. 1.81 0.86 2925 1.83 0.87 3258

Groep 5 LBO all. 2.51 0.99 512 2.48 1.01 1096 LBO aut. 2.54 1.15 848 2.57 1.14 1226 MBO all. 2.32 0.88 421 2.29 0.92 728 MBO aut. 2.14 0.99 3283 2.16 1.01 3828 HBO/WO all. 2.17 0.87 260 2.10 0.93 418 HBO/WO aut. 1.96 0.92 3179 1.96 0.93 3492

Groep 8 LBO all. 2.36 0.97 484 2.43 0.97 1083 LBO aut. 2.40 1.10 935 2.50 1.14 1324 MBO all. 2.24 0.93 359 2.34 0.96 637 MBO aut. 2.08 1.00 3188 2.10 1.01 3693 HBO/WO all. 2.15 1.05 207 2.11 0.97 346 HBO/WO aut. 1.85 0.92 2762 1.88 0.93 3048

Page 75: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

63

Tabel 7.15 – Scores ‘gescheiden ouders’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef % ja aantal n % ja aantal n

Groep 2 LBO all. 19.2 81 422 16.1 149 925 LBO aut. 21.8 158 726 25.3 271 1070 MBO all. 18.8 73 388 15.8 111 702 MBO aut. 13.2 387 2938 14.1 492 3489 HBO/WO all. 10.6 31 293 9.8 46 470 HBO/WO aut. 8.6 248 2895 9.2 298 3227

Groep 5 LBO all. 11.7 58 494 14.5 154 1059 LBO aut. 26.7 225 842 29.4 357 1215 MBO all. 19.9 82 413 19.5 139 712 MBO aut. 16.4 536 3261 17.5 665 3801 HBO/WO all. 9.4 24 254 10.3 42 408 HBO/WO aut. 13.0 409 3157 13.6 472 3470

Groep 8 LBO all. 18.0 86 478 19.8 210 1063 LBO aut. 25.5 237 931 28.3 375 1323 MBO all. 19.4 69 355 23.3 147 630 MBO aut. 19.6 619 3164 20.7 759 3668 HBO/WO all. 22.0 46 209 17.9 62 346 HBO/WO aut. 16.4 450 2746 16.9 511 3028

7.3.2 Zorg Als volgende onderdeel wordt in het leerlingprofiel gevraagd of er sprake is van speciale zorg voor de betreffende leerling. Er wordt gevraagd naar de volgende situa-ties: • is er voor dit kind een ‘Rugzak’ beschikbaar? • wordt er voor dit kind ambulante begeleiding gegeven vanuit het speciaal onder-

wijs? • loopt voor dit kind een procedure tot plaatsing in het speciaal onderwijs? • is er voor dit kind een handelingsplan opgesteld? • volgt het kind een eigen leerlijn? Op deze vragen kon geantwoord worden met ‘ja’, ‘nee’ of ‘weet niet’. Uit de voorgaande vijf vragen naar verschillende ‘zorgsituaties’ is nog een nieuwe variabele ‘zorgleerling’ geconstrueerd. Een leerling wordt een zorgleerling genoemd als op ten minste één van de genoemde vragen met ‘ja’ is geantwoord.

Page 76: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

64

In Tabel 7.16 – 7.22 geven we het percentage leerlingen waarvoor deze vragen met ‘ja’ zijn beantwoord. (De antwoordcategorie ‘weet niet’ laten we daarbij buiten be-schouwing; deze wordt, net als niets is ingevuld, als ‘missing value’ beschouwd.) Eerst weer uitgesplitst naar steekproef en groep, en daarna ook nog naar sociaal-etnische achtergrond. Tabel 7.16 – Schaalscores ‘zorg’

Referentiesteekproef groep 2 groep 5 groep 8 % ja aantal n % ja aantal n % ja aantal n

rugzak 1.0 79 8151 2.0 179 8997 2.3 195 8397 ambulante begeleiding 1.3 104 8233 2.3 207 9026 1.8 153 8417 procedure plaatsing SBO 0.8 66 8226 0.8 72 9024 1.0 83 8409 handelingsplan 20.7 1705 8221 33.1 2975 8992 23.5 1970 8380 eigen leerlijn 3.2 265 8222 5.3 479 9010 8.5 710 8392 zorgleerling 21.5 1797 8363 33.8 3082 9127 25.0 2116 8480

Totale steekproef groep 2 groep 5 groep 8 % ja aantal n % ja aantal n % ja aantal n

rugzak 1.0 103 10469 2.0 223 11333 2.2 229 10630 ambulante begeleiding 1.2 130 10578 2.2 251 11379 1.6 174 10655 procedure plaatsing SBO 1.0 109 10554 0.8 94 11371 1.1 113 10653 handelingsplan 22.7 2401 10564 32.6 3693 11333 23.5 2498 10612 eigen leerlijn 3.3 345 10540 5.4 617 11359 8.8 935 10629 zorgleerling 23.3 2511 10753 33.4 3844 11515 25.1 2704 10754

Page 77: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

65

Tabel 7.17 – Scores ‘Rugzak’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef % ja aantal n % ja aantal n

Groep 2 LBO all. 1.4 6 420 1.1 10 927 LBO aut. 1.8 13 724 1.6 17 1064 MBO all. 2.1 8 387 1.6 11 702 MBO aut. 0.8 24 2952 0.8 28 3496 HBO/WO all. 1.0 3 287 1.1 5 462 HBO/WO aut. 0.8 24 2909 0.9 29 3244

Groep 5 LBO all. 2.3 12 511 2.1 23 1092 LBO aut. 2.6 22 845 2.3 28 1220 MBO all. 1.7 7 422 1.4 10 726 MBO aut. 2.1 70 3272 2.2 85 3809 HBO/WO all. 1.1 3 264 1.2 5 419 HBO/WO aut. 1.8 58 3172 1.8 64 3485

Groep 8 LBO all. 1.0 5 481 0.8 9 1079 LBO aut. 2.7 25 932 2.7 35 1320 MBO all. 0.8 3 359 0.9 6 636 MBO aut. 2.9 91 3187 2.7 98 3682 HBO/WO all. 0.9 2 214 1.7 6 354 HBO/WO aut. 1.9 52 2759 1.9 58 3041

Page 78: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

66

Tabel 7.18 – Scores ‘ambulante begeleiding’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef % ja aantal n % ja aantal n

Groep 2 LBO all. 2.1 9 426 1.7 16 940 LBO aut. 2.7 20 740 2.4 26 1086 MBO all. 2.3 9 396 1.5 11 714 MBO aut. 0.7 22 2978 0.7 26 3528 HBO/WO all. 1.4 4 293 1.1 5 472 HBO/WO aut. 1.2 35 2921 1.2 39 3254

Groep 5 LBO all. 2.1 11 514 2.0 22 1101 LBO aut. 2.8 24 848 2.5 30 1224 MBO all. 1.6 7 425 1.5 11 731 MBO aut. 2.5 81 3287 2.5 95 3826 HBO/WO all. 1.9 5 264 1.4 6 423 HBO/WO aut. 2.0 65 3176 2.1 73 3491

Groep 8 LBO all. 0.2 1 484 0.6 6 1082 LBO aut. 2.2 21 936 2.0 27 1322 MBO all. 0.8 3 359 0.6 4 635 MBO aut. 2.3 73 3196 2.1 77 3698 HBO/WO all. 0.9 2 213 0.9 3 352 HBO/WO aut. 1.6 43 2764 1.5 47 3048

Page 79: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

67

Tabel 7.19 – Scores ‘procedure plaatsing SBO’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef % ja aantal n % ja aantal n

Groep 2 LBO all. 2.6 11 426 2.6 24 935 LBO aut. 2.0 15 733 2.3 25 1077 MBO all. 0.8 3 394 1.1 8 709 MBO aut. 0.7 20 2976 0.7 26 3520 HBO/WO all. 1.0 3 290 1.3 6 468 HBO/WO aut. 0.3 9 2926 0.4 12 3259

Groep 5 LBO all. 2.5 13 511 1.8 20 1100 LBO aut. 1.3 11 848 1.4 17 1222 MBO all. 1.4 6 425 1.5 11 732 MBO aut. 0.7 22 3286 0.7 25 3822 HBO/WO all. 0.8 2 265 0.5 2 424 HBO/WO aut. 0.4 12 3179 0.3 12 3491

Groep 8 LBO all. 0.8 4 481 1.3 14 1082 LBO aut. 1.7 16 934 2.0 27 1321 MBO all. 0.0 0 357 0.2 1 632 MBO aut. 0.9 29 3197 1.0 36 3698 HBO/WO all. 0.0 0 211 0.3 1 351 HBO/WO aut. 1.0 27 2764 0.9 27 3051

Page 80: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

68

Tabel 7.20 – Scores ‘handelingsplan’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef % ja aantal n % ja aantal n

Groep 2 LBO all. 39.4 167 424 38.8 365 940 LBO aut. 32.5 240 739 33.6 364 1084 MBO all. 32.2 127 395 31.5 224 710 MBO aut. 19.9 591 2972 20.6 724 3521 HBO/WO all. 27.6 79 286 27.2 126 464 HBO/WO aut. 14.6 427 2920 15.0 488 3256

Groep 5 LBO all. 40.0 205 512 35.5 390 1098 LBO aut. 40.5 341 842 39.2 476 1215 MBO all. 34.7 146 421 30.7 223 726 MBO aut. 34.3 1124 3275 34.2 1306 3813 HBO/WO all. 28.4 75 264 27.2 114 419 HBO/WO aut. 28.7 910 3166 28.4 989 3479

Groep 8 LBO all. 34.2 165 482 30.5 328 1075 LBO aut. 34.5 320 928 34.0 447 1313 MBO all. 23.5 84 357 21.9 139 635 MBO aut. 24.6 781 3178 24.0 884 3678 HBO/WO all. 18.9 40 212 19.3 68 352 HBO/WO aut. 17.0 469 2758 16.9 514 3041

Page 81: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

69

Tabel 7.21 – Scores ‘eigen leerlijn’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef % ja aantal n % ja aantal n

Groep 2 LBO all. 6.6 28 427 5.3 50 938 LBO aut. 4.6 34 740 4.9 53 1079 MBO all. 4.9 19 390 4.0 28 703 MBO aut. 2.2 64 2973 2.3 80 3516 HBO/WO all. 3.8 11 290 3.0 14 468 HBO/WO aut. 2.9 84 2913 2.8 91 3244

Groep 5 LBO all. 5.7 29 511 6.8 75 1096 LBO aut. 5.7 48 843 5.9 72 1221 MBO all. 5.6 24 425 5.3 39 730 MBO aut. 4.5 148 3279 4.4 169 3820 HBO/WO all. 3.8 10 264 3.3 14 422 HBO/WO aut. 5.9 187 3179 6.0 209 3490

Groep 8 LBO all. 17.7 85 480 14.8 159 1077 LBO aut. 14.2 132 931 14.3 188 1319 MBO all. 10.6 38 357 9.2 58 632 MBO aut. 8.0 256 3189 7.9 292 3690 HBO/WO all. 5.6 12 213 6.2 22 353 HBO/WO aut. 5.1 141 2758 5.3 162 3041

Page 82: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

70

Tabel 7.22 – Scores ‘zorgleerling’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef % ja aantal n % ja aantal n

Groep 2 LBO all. 39.4 171 434 38.4 369 960 LBO aut. 32.9 247 751 33.7 373 1106 MBO all. 32.6 131 402 32.1 232 723 MBO aut. 20.3 612 3021 21.0 753 3585 HBO/WO all. 27.5 82 298 27.2 130 478 HBO/WO aut. 15.7 464 2955 16.0 528 3294

Groep 5 LBO all. 40.2 208 518 36.3 403 1110 LBO aut. 40.7 350 859 39.3 489 1243 MBO all. 34.7 148 426 31.3 231 739 MBO aut. 34.7 1154 3323 34.7 1343 3873 HBO/WO all. 29.3 78 266 28.4 121 426 HBO/WO aut. 29.8 959 3221 29.6 1049 3539

Groep 8 LBO all. 36.8 180 489 32.1 351 1093 LBO aut. 35.9 339 944 36.6 491 1342 MBO all. 25.6 93 363 23.6 152 643 MBO aut. 25.8 831 3221 25.3 943 3733 HBO/WO all. 19.6 42 214 20.1 71 354 HBO/WO aut. 18.3 508 2779 18.4 564 3066

7.3.3 Onderwijskundige bijzonderheden In het leerlingprofiel wordt vervolgens nog een aantal vragen over onderwijskundige bijzonderheden gesteld. Ze komen hierna achtereenvolgens aan bod. De eerste vraag was of de leerling aanspreekbaar is in het Nederlands. Daarop kon geantwoord worden met: (1) zeer slecht, (2) slecht, (3) matig, (4) goed, en (5) zeer goed. Vervolgens werd een vraag gesteld naar het AVI-niveau waarop de leerling leest. Daarbij kon gekozen worden uit de oude AVI-indeling (niveau 1 tot en met niveau 9) of de nieuwe AVI-indeling (Start, M3, E3 ….. M7, E7, Plus; gescoord als 1, 2, 3 ….. 10, 11, 12). Voor het overgrote deel van de leerlingen uit groep 2 is deze vraag (nog) niet relevant. We laten groep 2 dan ook verder buiten beschouwing. De volgende vraag betrof de meest waarschijnlijke VO-keuze. Hierbij kon gekozen worden tussen (1) VMBO-beroepsgericht, (2) VMBO-theoretisch, (3) HAVO, en (4) VWO. Bij twijfel tussen twee antwoorden konden ook beide antwoorden worden aangekruist. Deze zijn als tussenliggende waarden gescoord; bijvoorbeeld: HAVO én VWO aangekruist krijgt de waarde 3.5 op de variabele waarschijnlijke VO-keuze.

Page 83: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

71

In Tabel 7.23 – 7.26 volgen de uitsplitsingen naar steekproef en groep, en dan verder ook nog naar sociaal-etnische achtergrond. Tabel 7.23 – Schaalscores ‘onderwijskundige bijzonderheden’

Referentiesteekproef groep 2 groep 5 groep 8 gem. sd n gem. sd n gem. sd n

aanspreekbaar in het Nederlands 4.48 0.64 8042 4.53 0.58 8886 4.63 0.53 8299 oude AVI niveau - - - 7.23 1.72 1808 8.92 0.38 4010 nieuwe AVI-niveau - - - 7.37 2.29 6459 11.56 1.32 4383 meest waarschijnlijke VO-keuze 2.50 0.93 6060 2.44 0.94 8441 2.45 1.04 8304

Totale steekproef groep 2 groep 5 groep 8 gem. sd n gem. sd n gem. sd n

aanspreekbaar in het Nederlands 4.42 0.68 10325 4.48 0.61 11172 4.59 0.55 10515 oude AVI niveau - - - 7.17 1.74 2170 8.90 0.43 4942 nieuwe AVI-niveau - - - 7.33 2.24 8379 11.55 1.28 5837 meest waarschijnlijke VO-keuze 2.44 0.93 7834 2.39 0.94 10679 2.39 1.04 10503

Page 84: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

72

Tabel 7.24 – Scores ‘aanspreekbaar in het Nederlands’, naar sociaal-etnische ach-tergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 3.70 0.84 414 3.73 0.78 909 LBO aut. 4.32 0.66 726 4.29 0.68 1064 MBO all. 4.01 0.74 379 4.00 0.73 685 MBO aut. 4.55 0.55 2919 4.54 0.56 3461 HBO/WO all. 4.06 0.72 287 4.05 0.73 464 HBO/WO aut. 4.67 0.51 2843 4.66 0.51 3173

Groep 5 LBO all. 3.91 0.66 502 3.94 0.63 1066 LBO aut. 4.44 0.61 844 4.42 0.62 1213 MBO all. 4.11 0.65 411 4.09 0.64 709 MBO aut. 4.57 0.54 3230 4.56 0.54 3758 HBO/WO all. 4.26 0.64 255 4.22 0.62 413 HBO/WO aut. 4.69 0.49 3143 4.69 0.49 3455

Groep 8 LBO all. 4.09 0.59 479 4.11 0.57 1070 LBO aut. 4.48 0.56 920 4.47 0.58 1300 MBO all. 4.32 0.61 350 4.32 0.59 626 MBO aut. 4.65 0.51 3153 4.65 0.51 3652 HBO/WO all. 4.41 0.63 207 4.42 0.60 342 HBO/WO aut. 4.79 0.42 2737 4.78 0.42 3019

Page 85: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

73

Tabel 7.25a – Scores ‘oude AVI-niveau’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 5 LBO all. 6.78 1.78 96 6.80 1.77 199 LBO aut. 7.06 1.81 159 6.90 1.83 222 MBO all. 6.66 1.87 67 6.85 1.79 108 MBO aut. 7.21 1.70 661 7.17 1.72 743 HBO/WO all. 7.26 1.90 43 7.40 1.79 68 HBO/WO aut. 7.40 1.69 722 7.37 1.70 763

Groep 8 LBO all. 8.83 0.72 193 8.82 0.63 489 LBO aut. 8.84 0.53 464 8.84 0.54 627 MBO all. 8.93 0.32 121 8.89 0.37 247 MBO aut. 8.92 0.38 1620 8.91 0.43 1798 HBO/WO all. 8.96 0.27 69 8.90 0.38 135 HBO/WO aut. 8.96 0.26 1345 8.95 0.28 1441

Tabel 7.25b – Scores ‘nieuwe AVI-niveau’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 5 LBO all. 6.79 2.17 371 6.86 2.07 822 LBO aut. 6.96 2.11 629 7.00 2.10 942 MBO all. 7.60 2.35 318 7.40 2.22 546 MBO aut. 7.14 2.19 2352 7.14 2.16 2814 HBO/WO all. 7.52 2.49 182 7.54 2.32 315 HBO/WO aut. 7.74 2.30 2266 7.74 2.30 2544

Groep 8 LBO all. 11.59 0.95 291 11.54 1.07 668 LBO aut. 11.46 1.34 467 11.42 1.38 703 MBO all. 11.63 1.12 227 11.58 1.17 427 MBO aut. 11.46 1.55 1521 11.48 1.48 1851 HBO/WO all. 11.59 1.61 143 11.55 1.45 229 HBO/WO aut. 11.66 1.15 1430 11.67 1.11 1610

Page 86: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

74

Tabel 7.26 – Scores ‘waarschijnlijke VO-keuze’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 1.83 0.82 306 1.88 0.83 683 LBO aut. 1.88 0.83 553 1.87 0.81 827 MBO all. 2.14 0.87 283 2.13 0.88 515 MBO aut. 2.38 0.88 2183 2.38 0.88 2595 HBO/WO all. 2.42 0.91 207 2.40 0.91 343 HBO/WO aut. 2.88 0.83 2185 2.88 0.83 2448

Groep 5 LBO all. 1.89 0.87 447 1.92 0.86 992 LBO aut. 1.99 0.89 796 1.96 0.87 1165 MBO all. 2.15 0.87 386 2.15 0.89 662 MBO aut. 2.32 0.89 3082 2.32 0.89 3613 HBO/WO all. 2.44 0.89 237 2.42 0.91 389 HBO/WO aut. 2.78 0.89 2999 2.79 0.89 3308

Groep 8 LBO all. 1.75 0.82 480 1.82 0.89 1064 LBO aut. 1.83 0.89 912 1.83 0.89 1295 MBO all. 2.18 0.94 348 2.13 0.98 622 MBO aut. 2.30 0.99 3159 2.30 0.99 3653 HBO/WO all. 2.64 1.01 211 2.59 1.02 343 HBO/WO aut. 2.95 0.93 2737 2.93 0.94 3015

Tot slot werd nog gevraagd of het kind behoorde tot een speciale categorie, bijvoor-beeld asielzoekers. Tabel 7.27 geeft de percentages weer.

Page 87: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

75

Tabel 7.27 – Speciale categorieën kinderen (in %)

Referentiesteekproef groep 2 groep 5 groep 8 n

n.v.t. 97.7 98.2 98.6 21517 schipperskinderen 0.4 0.5 0.2 85 woonwagen / zigeunerkinderen 0.5 0.2 0.4 72 asielzoekerskinderen 1.2 0.9 0.6 200 Molukse bevolkingsgroep 0.2 0.2 0.1 41 100.0 100.0 100.0 21915

Totale steekproef groep 2 groep 5 groep 8 n

n.v.t. 97.6 98.2 98.6 27220 schipperskinderen 0.3 0.4 0.2 88 woonwagen / zigeunerkinderen 0.4 0.2 0.4 84 asielzoekerskinderen 1.4 1.0 0.7 286 Molukse bevolkingsgroep 0.3 0.2 0.1 60 100.0 100.0 100.0 27738

7.4 Karakter Als laatste wordt in het leerlingprofiel gevraagd om kort enkele karaktertrekken van de leerling, gebaseerd op de vijf dimensies van de Five Factor Personality Inventory (Hendriks, 1997), te scoren. Op een 5-puntsschaal kan de leerkracht het kind typeren tussen de polen: • extravert versus introvert • onverdraagzaam versus verdraagzaam • ordelijk versus niet-ordelijk • emotioneel versus niet-emotioneel • autonoom, onafhankelijk versus niet-autonoom, volgzaam. Het middelste punt van de 5-puntsschaal wordt op het profiel aangeduid met: ‘tussen-in’. Een score onder de 3 betekent hier dus, bijvoorbeeld, meer extravert dan intro-vert; en een score ver boven de 3 betekent: duidelijk meer verdraagzaam dan onver-draagzaam. In Tabel 7.28 - 7.33 geven we de gemiddelden voor de vijf karaktertrekken weer, eerst weer onderverdeeld naar steekproef en groep, en dan nog verder naar sociaal-etnische herkomst.

Page 88: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

76

Tabel 7.28 – Schaalscores ‘karakter’

Referentiesteekproef groep 2 groep 5 groep 8 gem. sd n gem. sd n gem. sd n

extravert vs. introvert 2.42 1.15 8288 2.56 1.17 9072 2.55 1.18 8430 onverdraagzaam vs. verdraagzaam 3.53 1.11 8294 3.52 1.12 9069 3.62 1.05 8427 ordelijk vs. niet-ordelijk 2.68 1.05 8281 2.85 1.13 9058 2.74 1.10 8426 emotioneel vs. niet-emotioneel 2.93 1.03 8286 2.88 1.01 9067 2.97 1.00 8428 autonoom, onafh. vs. niet-autonoom, volgz. 2.74 1.02 8235 2.76 0.98 9030 2.64 1.03 8400

Totale steekproef groep 2 groep 5 groep 8 gem. sd n gem. sd n gem. sd n

extravert vs. introvert 2.43 1.15 10652 2.56 1.18 11441 2.55 1.18 10692 onverdraagzaam vs. verdraagzaam 3.51 1.12 10660 3.51 1.13 11434 3.59 1.07 10689 ordelijk vs. niet-ordelijk 2.69 1.04 10643 2.85 1.14 11420 2.76 1.11 10688 emotioneel vs. niet-emotioneel 2.93 1.03 10651 2.89 1.02 11432 2.95 1.01 10691 autonoom, onafh. vs. niet-autonoom, volgz. 2.75 1.02 10603 2.76 0.99 11391 2.65 1.03 10669

Page 89: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

77

Tabel 7.29 – Scores ‘extravert vs. introvert’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 2.54 1.19 432 2.56 1.18 951 LBO aut. 2.46 1.12 741 2.41 1.14 1089 MBO all. 2.53 1.18 399 2.49 1.18 720 MBO aut. 2.37 1.13 2996 2.37 1.12 3553 HBO/WO all. 2.62 1.21 295 2.59 1.21 473 HBO/WO aut. 2.40 1.15 2928 2.39 1.15 3265

Groep 5 LBO all. 2.63 1.13 512 2.58 1.16 1100 LBO aut. 2.52 1.18 854 2.54 1.19 1230 MBO all. 2.53 1.13 426 2.52 1.17 739 MBO aut. 2.51 1.17 3306 2.53 1.18 3853 HBO/WO all. 2.81 1.20 264 2.72 1.20 423 HBO/WO aut. 2.59 1.18 3197 2.60 1.18 3512

Groep 8 LBO all. 2.58 1.23 488 2.57 1.19 1091 LBO aut. 2.56 1.18 939 2.57 1.19 1333 MBO all. 2.51 1.20 360 2.52 1.16 639 MBO aut. 2.55 1.17 3198 2.55 1.17 3705 HBO/WO all. 2.54 1.23 214 2.52 1.23 354 HBO/WO aut. 2.55 1.18 2766 2.56 1.18 3052

Page 90: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

78

Tabel 7.30 – Scores ‘onverdraagzaam vs. verdraagzaam’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 3.35 1.16 431 3.39 1.15 952 LBO aut. 3.43 1.12 743 3.37 1.14 1092 MBO all. 3.41 1.18 399 3.40 1.16 719 MBO aut. 3.50 1.12 2994 3.51 1.11 3550 HBO/WO all. 3.47 1.09 297 3.44 1.10 475 HBO/WO aut. 3.62 1.08 2932 3.61 1.09 3269

Groep 5 LBO all. 3.39 1.20 512 3.40 1.20 1099 LBO aut. 3.31 1.13 854 3.30 1.16 1230 MBO all. 3.27 1.14 426 3.34 1.17 737 MBO aut. 3.51 1.10 3302 3.50 1.10 3848 HBO/WO all. 3.46 1.17 265 3.43 1.22 424 HBO/WO aut. 3.64 1.10 3197 3.65 1.10 3512

Groep 8 LBO all. 3.40 1.12 487 3.40 1.13 1089 LBO aut. 3.49 1.10 939 3.46 1.10 1332 MBO all. 3.59 1.11 360 3.54 1.11 639 MBO aut. 3.58 1.04 3198 3.57 1.05 3706 HBO/WO all. 3.55 1.06 213 3.60 1.08 353 HBO/WO aut. 3.75 1.02 2765 3.74 1.02 3052

Page 91: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

79

Tabel 7.31 – Scores ‘ordelijk vs. niet-ordelijk’, sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 2.84 1.09 430 2.77 1.06 950 LBO aut. 2.96 1.05 741 2.99 1.02 1087 MBO all. 2.75 1.05 398 2.70 1.02 718 MBO aut. 2.68 1.04 2990 2.69 1.04 3547 HBO/WO all. 2.73 1.02 295 2.70 1.04 472 HBO/WO aut. 2.57 1.04 2929 2.57 1.04 3266

Groep 5 LBO all. 2.80 1.13 511 2.82 1.12 1097 LBO aut. 3.09 1.13 853 3.06 1.14 1229 MBO all. 2.86 1.05 425 2.80 1.09 737 MBO aut. 2.88 1.12 3303 2.89 1.13 3847 HBO/WO all. 2.72 1.17 264 2.70 1.16 423 HBO/WO aut. 2.79 1.15 3191 2.78 1.15 3505

Groep 8 LBO all. 2.77 1.06 486 2.79 1.07 1087 LBO aut. 2.95 1.05 938 2.96 1.08 1333 MBO all. 2.66 1.10 360 2.67 1.09 638 MBO aut. 2.82 1.10 3197 2.83 1.11 3706 HBO/WO all. 2.55 1.05 214 2.55 1.07 354 HBO/WO aut. 2.61 1.11 2766 2.62 1.12 3052

Page 92: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

80

Tabel 7.32 – Scores ‘emotioneel vs. niet-emotioneel’, naar sociaal-etnische achter-grond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 3.01 1.01 429 2.97 1.02 949 LBO aut. 2.84 0.99 741 2.84 0.99 1090 MBO all. 3.04 1.01 398 2.97 1.05 718 MBO aut. 2.90 1.03 2993 2.90 1.03 3550 HBO/WO all. 2.97 0.95 296 2.96 0.99 473 HBO/WO aut. 2.97 1.04 2932 2.97 1.03 3269

Groep 5 LBO all. 2.92 0.98 512 2.98 1.01 1100 LBO aut. 2.83 1.02 854 2.83 1.03 1230 MBO all. 2.91 0.98 424 2.97 1.04 736 MBO aut. 2.86 1.01 3302 2.86 1.02 3846 HBO/WO all. 2.96 0.95 264 3.02 0.95 423 HBO/WO aut. 2.91 1.03 3198 2.89 1.04 3513

Groep 8 LBO all. 2.96 0.94 486 2.93 0.99 1090 LBO aut. 2.85 1.00 939 2.86 1.02 1334 MBO all. 3.13 1.02 360 3.08 1.01 639 MBO aut. 2.91 1.00 3198 2.89 1.01 3704 HBO/WO all. 3.12 0.92 214 3.06 0.97 354 HBO/WO aut. 3.04 1.01 2766 3.04 1.02 3052

Page 93: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

81

Tabel 7.33 – Scores ‘autonoom, onafhankelijk vs. niet-autonoom, volgzaam’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 2.98 1.03 425 2.96 1.04 945 LBO aut. 3.07 1.01 735 3.05 1.02 1085 MBO all. 2.90 1.05 397 2.85 1.03 718 MBO aut. 2.77 1.02 2968 2.77 1.03 3525 HBO/WO all. 2.75 0.97 297 2.72 0.97 474 HBO/WO aut. 2.58 0.98 2915 2.57 0.98 3253

Groep 5 LBO all. 3.00 1.03 506 2.93 1.01 1091 LBO aut. 3.03 0.96 851 2.99 0.99 1227 MBO all. 2.88 0.94 419 2.82 0.99 728 MBO aut. 2.81 0.96 3295 2.79 0.97 3841 HBO/WO all. 2.89 0.99 261 2.79 1.02 420 HBO/WO aut. 2.57 0.96 3185 2.56 0.96 3500

Groep 8 LBO all. 2.91 1.11 487 2.89 1.08 1091 LBO aut. 2.94 1.02 937 2.90 1.04 1333 MBO all. 2.61 1.09 360 2.64 1.06 639 MBO aut. 2.72 0.99 3180 2.72 1.00 3690 HBO/WO all. 2.54 1.06 212 2.51 1.03 352 HBO/WO aut. 2.40 0.98 2759 2.40 0.98 3046

Page 94: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 95: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

83

8 Het zorgprofiel 8.1 Procedure en respons In deze tweede meting van het COOL5-18-onderzoek is voor het eerst bij de reguliere dataverzameling het zogenoemde zorgprofiel opgenomen. Dit instrument is eerder gebruikt bij de laatste meting van het PRIMA-cohortonderzoek, toen in het kader van een specifiek thema ‘Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het reguliere basisonderwijs’ (zie Smeets e.a., 2007). Na de eerste meting van COOL5-18 is beslo-ten om een schooljaar later alsnog, in een aanvullende ronde, het zorgprofiel af te nemen op de COOL-scholen (zie Mulder, Van der Hoeven-Van Doornum & Roele-veld, 2009). In de huidige meting is het instrument in de reguliere dataverzameling opgenomen. In de maand mei kregen alle leerkrachten een brief met het verzoek om, via een speciale code, in te loggen op een webpagina. Daarin stonden de namen van de leerlingen uit hun klas. Van elke leerling kon worden aangegeven of de betreffende leerling een zorgleerling was. Indien dat het geval was moesten een aantal verdere vragen met betrekking tot de zorgproblematiek van die leerling worden beantwoord (zie verderop voor details). Er zijn leerkrachten van uiteindelijk 474 scholen benaderd; een aantal scholen had aangegeven geen extra werk meer voor het onderzoek te willen verrichten. Op 54 scholen (11.4%) heeft geen enkele leerkracht gereageerd; op de overige scholen heeft ten minste één leerkracht gerespondeerd. Er zijn in totaal 2246 leerkrachten benaderd voor het zorgprofiel. Daarvan hebben er 1634 (72.8%) gereageerd; in de referen-tiesteekproef is de respons nagenoeg hetzelfde (72.6%). Bij leerkrachten van groep 8 is de respons een fractie lager (71.4%) dan bij leerkrachten van de groepen 2 en 5 (resp. 72.9% en 73.7%). Of er sprake is van selectieve uitval hebben we gecontroleerd door de feitelijke verde-ling naar sociaal-etnische achtergrond van alle leerlingen af te zetten tegen de achter-grond van de leerlingen, waarvan de leerkracht heeft gerespondeerd. De resultaten staan in Tabel 8.1, waarbij we een uitsplitsing maken naar de referentie- en totale steekproef.

Page 96: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

84

Tabel 8.1 – Respons op de zorgprofielen; verdeling sociaal-etnische achtergrond binnen het totaalbestand en binnen het zorgprofielbestand (in %)

referentiesteekproef totale steekproef totaal respons profiel totaal respons profiel

LBO all. 5.8 5.9 10.2 9.7 LBO aut. 10.4 11.1 12.0 12.2 MBO all. 4.7 4.8 6.8 6.3 MBO aut. 39.2 39.5 35.7 36.5 HBO/WO all. 3.1 3.0 4.0 3.6 HBO/WO aut. 36.8 35.8 31.3 31.7 n 26945 18609 35504 22825

In de referentiesteekproef is de respons met betrekking tot autochtone leerlingen met laagopgeleide ouders wat hoger en die met betrekking tot autochtone leerlingen met hoogopgeleide ouders wat lager. Binnen de totale steekproef zien we vooral een wat hogere respons met betrekking tot autochtone leerlingen met middelbaar opgeleide ouders. De genoemde verschillen zijn echter niet erg groot (maximaal 1.0 procent-punt). 8.2 Aandeel Zorgleerlingen Voor alle leerlingen is aan hun leerkrachten gevraagd aan te geven of het een zorg-leerling was. Daarbij werd een zorgleerling gedefinieerd als een leerling: • voor wie een individueel handelingsplan bestaat, en/of • voor wie specifieke aanpak of extra hulp nodig is, en/of • die een specifiek probleem of beperking heeft. In de referentiesteekproef gaf 12.0% van de responderende leerkrachten aan dat zij helemaal geen zorgleerlingen in de klas hebben. In de totale steekproef is dat percen-tage vergelijkbaar (11.9%). De overige leerkrachten hebben één of meer zorgleerlin-gen in de klas. In Tabel 8.2 wordt het aandeel zorgleerlingen in de groepen 2, 5 en 8 weergegeven, onderscheiden naar steekproef. In Tabel 8.3 en 8.4 volgen dan nog nadere uitsplitsin-gen naar sociaal-etnische herkomst en het geslacht van de leerlingen.

Page 97: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

85

Tabel 8.2 – Aandeel zorgleerlingen

groep 2 groep 5 groep 8

% aantal n % aantal n % aantal n

referentiesteekproef 19.7 1283 6517 27.1 1889 6974 21.3 1305 6124 totale steekproef 21.0 1684 8001 27.3 2296 8396 21.7 1639 7543

Tabel 8.3 – Aandeel zorgleerlingen, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef % aantal n % aantal n

Groep 2 LBO all. 32.7 106 324 33.5 231 689 LBO aut. 31.4 199 634 31.5 276 875 MBO all. 27.3 83 304 27.4 138 503 MBO aut. 19.5 457 2343 19.9 535 2693 HBO/WO all. 24.1 53 220 22.9 72 315 HBO/WO aut. 14.8 339 2292 15.2 378 2485

Groep 5 LBO all. 34.3 131 382 32.6 245 751 LBO aut. 36.2 251 694 36.1 334 924 MBO all. 28.9 92 318 26.6 133 500 MBO aut. 27.8 734 2642 27.9 828 2968 HBO/WO all. 23.5 47 200 22.5 64 284 HBO/WO aut. 23.2 556 2393 23.4 606 2588

Groep 8 LBO all. 24.3 93 383 24.1 188 780 LBO aut. 33.2 242 729 33.9 332 979 MBO all. 17.1 46 269 18.8 81 431 MBO aut. 21.8 515 2363 21.8 583 2680 HBO/WO all. 17.8 26 146 16.8 38 226 HBO/WO aut. 16.5 325 1973 16.5 356 2154

Page 98: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

86

Tabel 8.4 – Aandeel zorgleerlingen, naar geslacht

referentiesteekproef totale steekproef % aantal n % aantal n

Groep 2 jongen 23.4 774 3304 25.2 1007 4002 meisje 16.3 497 3052 17.0 637 3758

Groep 5 jongen 31.3 1078 3442 31.4 1302 4140 meisje 23.4 784 3347 23.7 948 3995

Groep 8 jongen 24.1 708 2939 24.0 862 3587 meisje 19.1 588 3084 19.7 741 3769

8.3 Kenmerken van zorgleerlingen In deze paragraaf vervolgen we met de beschrijving van alleen de als zodanig door de leerkrachten aangemerkte zorgleerlingen. In totaal gaat het dan om 5619 leerlingen; percentages hebben steeds betrekking op deze groep van leerlingen. Voor elk van deze zorgleerling kon worden aangegeven welk probleem of beperking deze leerling heeft. Daartoe kon in een lijst van 38 problemen/beperkingen aangege-ven worden in welke mate de leerling deze had (onderscheiden in lichte mate, behoor-lijke mate of ernstige mate) en ook of er sprake was van een officiële diagnose. In Tabel 8.5 wordt een algemeen overzicht gegeven van de voorgelegde proble-men/beperkingen en de aandelen zorgleerlingen, die het betreffende probleem in een bepaalde mate heeft. In de laatste kolom staat het aandeel, waarvoor een officiële diagnose van het probleem is gesteld. (Let wel: het gaat hier om percentages van het totaal aantal zorgleerlingen; niet om percentages van het totaal aantal leerlingen in het onderzoek.)

Page 99: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

87

Tabel 8.5 – Aandeel leerlingen met probleem/beperking (onderscheiden naar de mate waarin) en aandeel met een officiële diagnose (in %; n = 5619)

in welke mate? officiële

licht behoorlijk ernstig diagnose

Beperkingen/handicaps Visuele handicap (blind of slechtziend) 2.1 0.3 0.3 0.6

Auditieve handicap (doof of slechthorend) 1.6 0.4 0.2 0.4 Spraak/taalstoornis (vertraagde/verstoorde taalontwikkeling) 8.4 5.6 2.4 2.7 Motorische handicap (belemmering van beweging) 4.5 1.5 0.8 1.2 Andere fysieke beperking (bv. chronische ziekte, epilepsie, astma) 1.8 0.8 0.6 1.1 (Zeer) moeilijk lerend (verstandelijke beperking, zwakbegaafd, Down) 3.9 2.0 0.6 1.9 Dyslexie (specifieke stoornis bij lezen en schrijven) 5.4 6.7 4.9 8.6 Dyscalculie (specifieke stoornis bij rekenen) 2.3 1.3 1.1 0.5 Andere leerstoornis (bv. NLD, PMD, DCD, dyspraxie) * 0.8 0.5 0.2 0.7 ADHD (stoornis in de aandacht; overactief gedrag) 4.1 4.4 2.9 5.2 Autisme en verwante stoornissen (zoals PDD-NOS) 3.4 2.6 1.6 3.6 Opstandig of antisociaal gedrag (ODD) * 3.6 2.0 0.8 0.4 (Andere) psychiatrische stoornis (bv. dissociatieve stoornis, hech-tingsstoornis, angststoornis, dwanghandelingen, Gilles de la Tourette) * 1.7 0.9 0.4 0.7

Ontwikkeling en leren Algehele vertraagde ontwikkeling 17.3 10.5 3.2 3.2

Achterstand in taal/lezen (resp. voorbereidend taal/lezen) 29.4 21.6 8.4 5.0 Achterstand in rekenen (resp. voorbereidend rekenen) 20.8 16.8 7.0 2.5 Achterstand in informatieverwerking * 16.2 12.9 4.5 2.2 Hoogbegaafdheid 2.5 1.6 0.6 1.2

Werkhouding en taakgedrag Gebrek aan motivatie, inzet 18.5 10.6 3.2 0.7

Gebrek aan concentratie 22.1 20.7 8.0 2.1 Laag werktempo 20.0 16.5 5.5 1.1 Overactief, impulsief gedrag 9.0 10.1 5.2 1.3 Faalangstig 16.8 7.3 2.2 0.4

Sociaal-emotionele ontwikkeling Angstig, neerslachtig, depressief 6.8 1.9 0.6 0.3

Teruggetrokken, komt niet tot contact met anderen 8.8 3.6 0.8 0.3 Gebrek aan zelfvertrouwen, negatief beeld van zichzelf 19.9 8.3 1.8 0.6 Gebrek aan weerbaarheid 12.2 6.3 1.3 0.4 Gebrek aan sociale vaardigheden 15.3 10.3 3.6 1.0 Onzelfstandig * 11.0 7.0 2.1 0.5

Gedrag in de groep Agressief tegenover klasgenoten 8.2 3.5 0.9 0.2

Bizar gedrag, of gedrag dat niet past bij de leeftijd 5.8 3.9 1.6 0.3 Sterk storend voor anderen 10.8 8.1 3.5 0.6 Wordt afgewezen en/of gepest door anderen 9.8 3.1 0.9 0.2 Is zelf een pester 8.7 3.4 0.8 0.1

Page 100: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

88

in welke mate? officiële

licht behoorlijk ernstig diagnose

Communicatievaardigheid Slecht taalbegrip * 16.5 12.0 3.7 1.4

Slechte uitdrukkingsvaardigheid * 15.2 11.3 3.7 1.3 Begrijpt anderen niet goed * 12.0 7.2 2.0 0.9 Zwak in auditief geheugen/auditieve verwerking * 14.0 11.0 3.0 1.8

* Nieuw toegevoegd t.o.v. zorgprofiel bij Smeets e.a. (2007) Vervolgens is getracht een clustering te maken van alle 38 afzonderlijke problemen en beperkingen uit het zorgprofiel. Daartoe zijn onder meer factoranalyses uitge-voerd, zowel op deze gegevens van zorgleerlingen in het regulier basisonderwijs als op de gegevens, die in het COOL-speciaal onderzoek zijn verkregen over leerlingen in speciaal basisonderwijs en in de clusters 3 en 4 van het speciaal onderwijs (Ledoux e.a., i.v.). Daarbij bleek het, net als bij het eerdere onderzoek naar ‘Zorgleerlingen en leerlingenzorg’ (Smeets e.a., 2007) niet mogelijk om louter op basis van factoranalyse te komen tot een eenvoudige en eenduidige clustering van de 38 items. Uiteindelijk is er gekozen voor een combinatie van schaling en een indeling van problemen op in-houdelijke gronden. Deze indeling sluit in grote lijnen aan bij de indeling die bij Smeets e.a. (2007) is gemaakt. Overzicht clustering van problemen 1. Externaliserend probleemgedrag (schaal; alfa = 0.82) - sterk storend voor anderen - agressief tegenover klasgenoten - overactief, impulsief gedrag - is zelf een pester - bizar gedrag, of gedrag dat niet past bij de leeftijd - ADHD - opstandig of antisociaal gedrag (ODD) 2. Internaliserend probleemgedrag (schaal; alfa = 0.76) - gebrek aan weerbaarheid - teruggetrokken, komt niet in contact met anderen - angstig of neerslachtig - gebrek aan zelfvertrouwen, negatief beeld van zichzelf - faalangstig - gebrek aan sociale vaardigheden, - wordt afgewezen en/of gepest

Page 101: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

89

3. Problematische werkhouding (schaal; alfa = 0.76) - gebrek aan motivatie, inzet - gebrek aan concentratie - laag werktempo 4. Lichamelijke beperking (weinig samenhangen; alfa = 0.29) - auditieve handicap - visuele handicap - overige fysieke beperking (bv. chronische ziekte) - motorische handicap 5. Communicatieproblemen (schaal; alfa = 0.84) - spraak- of taalstoornis - slecht taalbegrip - slechte uitdrukkingsvaardigheid - begrijpt anderen niet goed - zwak in auditief geheugen/auditieve verwerking 6. Leerachterstand (schaal; alfa = 0.71) - achterstand in taal/lezen - achterstand in rekenen - achterstand in informatieverwerking 7. Verstandelijke beperking en/of vertraagde ontwikkeling (beperkte samenhangen;

alfa = 0.49) - (zeer) moeilijk lerend, vertraagde cognitieve ontwikkeling, Down-syndroom, - algehele vertraagde ontwikkeling - onzelfstandig En tot slot drie afzonderlijke items: 8. Autisme of een verwante stoornis 9. Dyslexie 10. Hoogbegaafdheid Enkele andere problemen/beperkingen worden in de navolgende overzichten verder buiten beschouwing gelaten: • dyscalculie • andere leerstoornis (bv. NL, PMD, DCD, dyspraxie) • overige psychiatrische stoornissen (zoals dissociatieve stoornis, hechtingsstoornis,

angststoornis, dwanghandelingen, Gilles de la Tourette).

Page 102: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

90

Deze drie items passen niet goed in een cluster bij andere beperkingen en worden ook relatief weinig genoemd door de leerkrachten. In Tabel 8.6 geven we een overzicht van het aandeel zorgleerlingen dat ten minste één probleem of beperking heeft binnen de onderscheiden clusters; Tabel 8.7 geeft aan bij hoeveel procent van de zorgleerlingen er sprake was van tenminste één offici-ële diagnose. Tabel 8.6 – Aandeel zorgleerlingen per type probleem (in %)

referentiesteekproef totale steekproef groep 2 groep 5 groep 8 groep 2 groep 5 groep 8

externaliserend probleemgedrag 39.7 37.5 34.3 41.2 38.5 36.6 internaliserend probleemgedrag 57.4 55.6 58.2 57.7 56.1 58.2 problematische werkhouding 65.0 66.0 58.6 65.8 65.8 59.7 lichamelijke beperking 17.5 11.3 8.0 17.5 11.1 8.9 communcatieprobleem 64.1 45.3 43.5 66.8 46.3 44.1 leerachterstand 65.2 76.6 74.9 66.7 75.9 75.5 verstandelijke beperking 46.6 36.8 37.3 48.5 37.3 39.0 autisme of verwante stoornis 6.5 8.3 9.2 6.0 8.0 8.6 dyslexie 4.2 22.9 26.1 3.8 21.8 23.8 hoogbegaafdheid 3.6 6.1 4.2 3.6 6.0 3.9 n 1283 1889 1305 1684 2296 1639

Tabel 8.7 – Aandeel officiële diagnose per type probleem (in %)

referentiesteekproef totale steekproef groep 2 groep 5 groep 8 groep 2 groep 5 groep 8

externaliserend probleemgedrag 3.7 7.9 7.4 3.3 7.7 6.8 internaliserend probleemgedrag 1.8 1.9 2.2 1.8 1.7 1.8 problematische werkhouding 2.1 3.0 3.2 1.8 2.7 2.7 lichamelijke beperking 4.5 3.1 2.2 4.0 2.7 2.4 communcatieprobleem 7.2 3.7 2.9 7.1 3.5 2.7 leerachterstand 4.1 6.3 9.0 4.1 5.9 7.9 verstandelijke beperking 4.7 4.6 4.5 4.4 4.4 4.0 autisme of verwante stoornis 1.9 3.8 6.4 1.6 3.5 5.7 dyslexie 0.0 9.9 18.7 0.0 9.3 16.7 hoogbegaafdheid 0.4 2.0 1.2 0.4 1.9 1.0 n 1283 1889 1305 1684 2296 1639

Page 103: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

91

Tabel 8.8 geeft een overzicht van het aandeel zorgleerlingen dat tenminste één pro-bleem of beperking heeft binnen de verschillende clusters, nader onderscheiden naar de sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen. Tabel 8.8 – Aandeel zorgleerlingen, naar sociaal-etnische achtergrond (in %)

LBO all. LBO aut. MBO all. MBO aut. HBO/WO

all. HBO/WO

aut.

Referentiesteekproef externaliserend probleemgedrag 39.4 41.9 37.6 36.0 38.9 35.0 internaliserend probleemgedrag 57.6 59.2 52.0 57.7 46.0 57.0 problematische werkhouding 65.5 68.2 67.0 63.1 58.7 61.3 lichamelijke beperking 9.1 12.7 13.1 13.0 11.9 12.1 communicatieprobleem 78.8 57.7 69.7 46.1 63.5 39.8 leerachterstand 88.2 77.2 78.3 74.0 73.8 64.5 verstandelijke beperking 56.4 48.1 46.6 36.9 40.5 33.9 autisme of verwante stoornis 1.8 6.1 2.3 8.7 4.0 11.4 dyslexie 5.5 14.5 5.0 21.2 3.2 23.9 hoogbegaafdheid 0.3 1.3 1.4 2.9 4.8 11.1 n 330 692 221 1706 126 1220

Totale steekproef externaliserend probleemgedrag 42.8 43.6 39.8 37.2 39.7 35.1 internaliserend probleemgedrag 56.2 59.7 54.3 58.1 49.4 57.2 problematische werkhouding 67.3 67.9 68.2 62.9 61.5 60.9 lichamelijke beperking 9.3 12.7 13.9 13.4 14.4 12.5 communcatieprobleem 76.1 56.8 69.3 46.5 60.9 39.0 leerachterstand 86.7 76.8 77.0 72.7 73.0 64.0 verstandelijke beperking 55.4 47.8 48.6 37.3 43.7 33.4 autisme of verwante stoornis 2.0 6.1 3.4 8.8 4.0 11.2 dyslexie 5.7 13.7 5.7 20.8 5.7 23.1 hoogbegaafdheid 0.8 1.7 1.4 3.2 3.4 11.6 n 664 942 352 1946 174 1340

Bij de zorgleerlingen kan sprake zijn van problemen/beperkingen in meerdere van de door ons onderscheiden clusters van problemen. We noemen dit de meervoudigheid van de problematiek bij een zorgleerling. In Tabel 8.9 geven we een overzicht van deze meervoudigheid, onderscheiden naar groep en steekproef; Tabel 8.10 geeft de meervoudigheid naar de sociaal-etnische achtergrond van de zorgleerlingen.

Page 104: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

92

Tabel 8.9 – Meervoudigheid van problematiek (aantal problemen; in %)

referentiesteekproef totale steekproef groep 2 groep 5 groep 8 groep 2 groep 5 groep 8

hooguit 1 11.1 12.3 12.0 10.3 12.4 12.1 2 16.6 16.7 17.0 15.6 16.6 16.4 3 19.5 20.1 21.8 19.2 19.6 21.0 4 19.3 17.9 19.8 19.4 18.3 19.9 5 16.5 15.7 15.8 17.1 15.9 16.4 6 12.0 11.8 9.3 13.6 11.8 9.7 7 3.4 3.8 3.4 3.6 3.8 3.5 8 0.9 1.0 0.9 0.8 1.0 1.0 9 0.2 0.3 0.0 0.1 0.3 0.1 10 0.5 0.4 0.0 0.4 0.3 0.1 n 1283 1889 1305 1684 2296 1639

Tabel 8.10 – Meervoudigheid van problematiek, naar sociaal-etnische achtergrond (aantal problemen; in %)

LBO all. LBO aut. MBO all. MBO aut. HBO/WO all. HBO/WO aut.

Referentiesteekproef hooguit 1 7.3 10.4 7.7 11.9 13.5 14.5 2 14.2 12.0 16.3 18.1 17.5 17.9 3 17.0 19.4 23.5 20.2 26.2 20.2 4 17.9 20.5 20.4 19.1 15.9 18.5 5 22.4 18.8 12.7 15.5 10.3 14.3 6 14.8 14.2 17.2 10.3 13.5 8.5 7 5.5 3.5 2.3 3.2 0.8 4.4 8 0.9 0.9 0.0 1.1 1.6 1.1 9 0.0 0.1 0.0 0.1 0.8 0.3 10 0.0 0.3 0.0 0.5 0.0 0.2 n 330 692 221 1706 126 1220

Totale steekproef hooguit 1 8.6 10.1 7.7 11.8 13.2 15.0 2 12.0 11.9 16.2 18.1 15.5 18.1 3 16.6 19.5 21.0 19.9 23.6 20.1 4 20.3 21.0 19.3 19.1 19.5 17.7 5 20.5 19.1 15.3 15.6 10.3 14.7 6 16.6 13.5 17.3 10.4 14.4 8.4 7 4.4 3.8 2.8 3.3 1.1 4.4 8 0.9 0.6 0.3 1.1 1.7 1.1 9 0.0 0.2 0.0 0.2 0.6 0.3 10 0.2 0.2 0.0 0.5 0.0 0.1 n 664 942 352 1946 174 1340

Page 105: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

93

8.4 Overige vragen zorgprofiel Speciale voorzieningen In het zorgprofiel werden vervolgens, per zorgleerling, nog een aantal vragen gesteld over speciale voorzieningen met betrekking tot het kind. De leerkracht kon daarop antwoorden met ‘ja’, ‘nee’ of ‘weet niet’. (Het antwoord ‘weet niet’ wordt steeds bij minder dan 2% van de leerlingen ingevuld; alleen bij de vraag naar ontwikkelingsper-spectief zegt 4% ‘weet niet’.) In de Tabel 8.11 laten we de ‘weet niet’ antwoorden buiten beschouwing en berekenen vervolgens het aandeel dat ‘ja’ heeft geantwoord. In de tabel wordt onderscheid gemaakt naar steekproef en daarbinnen naar groep.

Page 106: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

94

Tabel 8.11 – Speciale voorzieningen (% ja)

referentiesteekproef totale steekproef

groep 2 groep 5 groep 8 groep 2 groep 5 groep 8

Is voor dit kind een ‘Rugzak’ beschikbaar (eigen budget in kader van LGF-beleid)? 5.3 7.2 9.6 4.8 7.1 8.8

Wordt voor dit kind ambulante begeleiding gegeven vanuit het speciaal onderwijs? 7.5 8.0 8.7 6.9 7.7 8.1

Wordt dit kind begeleid door externe deskundigen, bv. psycholoog, RIAGG, jeugdzorg?

18.9 21.7 15.5 18.2 21.1 16.2

Is bij dit kind sprake van ondertoezichtstel-ling, gezinsvoogd, gezinsbehande-ling/begeleiding?

7.4 3.3 4.7 7.3 3.9 5.4

Is voor dit kind een persoonsgebonden budget beschikbaar dat op school wordt ingezet voor verzorging of begeleiding?

3.2 4.2 4.5 2.7 4.2 4.3

Is voor dit kind extra hulp in de klas beschikbaar, bijvoorbeeld klassenassistent, extra leerkracht, hulpouders?

28.3 26.5 20.6 31.8 25.8 18.6

Krijgt het kind remedial teaching? 46.3 49.4 45.5 46.0 49.4 43.0 Is er voor het kind een handelingsplan opgesteld? 80.3 87.0 81.3 80.4 86.0 81.6

Is voor dit kind een ontwikkelingsperspec-tief opgesteld? 11.5 15.5 28.3 10.2 15.0 28.0

Volgt het kind een eigen leerlijn? 11.7 16.3 33.4 10.8 15.7 34.2 Krijgt dit kind extra hulp of aangepaste aanwijzingen wanneer het een gestandaar-diseerde toets maakt?

13.4 37.0 43.0 13.1 36.5 42.4

Volgt dit kind onderwijs (eventueel een deel van de week) in een speciale hulpklas binnen de school?

5.5 6.4 6.3 8.7 7.5 7.3

Volgt dit kind onderwijs (eventueel een deel van de week) in een speciale groep/voorziening buiten de school?

2.5 6.6 3.9 3.1 6.3 3.8

minimale n 1205 1799 1254 1586 2180 1581 maximale n 1270 1884 1293 1666 2285 1625

In Tabel 8.12 wordt de aanwezigheid van speciale voorzieningen bij de zorgleerlin-gen verder uitgesplitst naar de sociaal-etnische achtergrond, eerst voor de referen-tiesteekproef en daarna voor de totale steekproef.

Page 107: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

95

Tabel 8.12a – Speciale voorzieningen, naar sociaal-etnische achtergrond; referen-tiesteekproef ( % ja)

LBO all. LBO aut. MBO all. MBO aut. HBO/WO

all. HBO/WO

aut.

Is voor dit kind een ‘Rugzak’ beschik-baar (eigen budget in kader van LGF-beleid)?

4.8 6.1 6.9 7.6 5.7 8.8

Wordt voor dit kind ambulante begelei-ding gegeven vanuit het speciaal onder-wijs?

4.6 7.7 6.8 7.8 5.6 10.2

Wordt dit kind begeleid door externe deskundigen, bv. psycholoog, RIAGG, jeugdzorg?

14.0 21.7 10.1 19.6 16.8 20.3

Is bij dit kind sprake van ondertoezicht-stelling, gezinsvoogd, gezinsbehande-ling/begeleiding?

3.4 11.2 3.2 4.2 4.1 2.8

Is voor dit kind een persoonsgebonden budget beschikbaar dat op school wordt ingezet voor verzorging of begeleiding?

2.8 3.7 2.8 3.9 4.9 4.9

Is voor dit kind extra hulp in de klas beschikbaar, bijvoorbeeld klassenassis-tent, extra leerkracht, hulpouders?

31.1 27.0 35.0 24.3 35.2 22.1

Krijgt het kind remedial teaching? 57.9 53.1 60.0 45.0 50.4 42.9 Is er voor het kind een handelingsplan opgesteld? 84.5 84.9 85.8 83.9 83.2 80.7

Is voor dit kind een ontwikkelingsper-spectief opgesteld? 23.4 18.5 22.2 17.5 21.3 16.2

Volgt het kind een eigen leerlijn? 24.2 22.3 18.2 19.7 11.3 18.3 Krijgt dit kind extra hulp of aangepaste aanwijzingen wanneer het een gestan-daardiseerde toets maakt?

34.6 30.1 26.8 32.5 20.8 33.2

Volgt dit kind onderwijs (eventueel een deel van de week) in een speciale hulpklas binnen de school?

11.3 4.2 10.5 4.7 13.6 6.0

Volgt dit kind onderwijs (eventueel een deel van de week) in een speciale groep/voorziening buiten de school?

3.4 3.3 1.8 3.8 4.8 7.0

minimale n 312 660 198 1622 121 1169 maximale n 328 691 220 1688 125 1213

Page 108: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

96

Tabel 8.12b – Speciale voorzieningen, naar sociaal-etnische achtergrond; totale steekproef (% ja)

LBO all. LBO aut. MBO all. MBO aut. HBO/WO

all. HBO/WO

aut.

Is voor dit kind een ‘Rugzak’ beschikbaar (eigen budget in kader van LGF-beleid)? 3.1 6.6 5.5 7.3 6.5 9.0

Wordt voor dit kind ambulante begeleiding gegeven vanuit het speciaal onderwijs? 3.7 7.5 7.2 7.4 5.8 10.1

Wordt dit kind begeleid door externe deskundigen, bv. psycholoog, RIAGG, jeugdzorg?

12.0 21.2 13.3 20.3 14.5 20.5

Is bij dit kind sprake van ondertoezichtstel-ling, gezinsvoogd, gezinsbehande-ling/begeleiding?

4.0 12.0 4.6 4.6 3.6 2.7

Is voor dit kind een persoonsgebonden budget beschikbaar dat op school wordt ingezet voor verzorging of begeleiding?

2.2 3.7 2.9 3.9 4.7 4.8

Is voor dit kind extra hulp in de klas beschikbaar, bijvoorbeeld klassenassistent, extra leerkracht, hulpouders?

31.1 27.4 31.6 24.2 33.7 21.6

Krijgt het kind remedial teaching? 50.9 50.8 55.0 44.5 44.8 43.0 Is er voor het kind een handelingsplan opgesteld? 82.8 84.7 84.5 83.5 79.7 80.8

Is voor dit kind een ontwikkelingsperspec-tief opgesteld? 18.6 18.7 17.8 16.9 19.2 16.2

Volgt het kind een eigen leerlijn? 21.4 21.9 17.9 19.2 12.3 18.5 Krijgt dit kind extra hulp of aangepaste aanwijzingen wanneer het een gestandaar-diseerde toets maakt?

31.9 29.2 26.0 32.0 23.3 32.9

Volgt dit kind onderwijs (eventueel een deel van de week) in een speciale hulpklas binnen de school?

13.5 8.0 14.0 5.1 12.8 6.5

Volgt dit kind onderwijs (eventueel een deel van de week) in een speciale groep/voorziening buiten de school?

3.8 3.5 2.9 3.9 3.5 6.8

minimale n 625 899 325 1852 167 1287 maximale n 657 937 351 1927 172 1332

Page 109: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

97

Steun door ouders Over dit onderwerp zijn zes items aan de leerkrachten voorgelegd, waarop kon wor-den geantwoord met: (1) beslist onwaar, (2) onwaar, (3) neutraal, (4) waar, (5) beslist waar. De items luiden: • Met de ouders van dit kind is goed overleg mogelijk over de aanpak op school en

thuis • De ouders en ik hebben dezelfde kijk op het probleem van het kind • De communicatie met de ouders over dit kind is goed • De ouders van dit kind bieden het kind thuis een goede begeleiding • De ouders van dit kind helpen waar nodig/ desgevraagd op school bij de opvang

van dit kind • De ouders hebben de hulp aan dit kind goed georganiseerd. Op basis hiervan is een schaal steun ouders gemaakt, die staat voor de mate waarin de school ondersteuning ondervindt van de ouders van het kind, door communicatie, zelfde visie, hulp en begeleiding. Cronbachs alfa van deze schaal is 0.94. Zorgcapaciteit Daarna volgden vijf items over het bieden van zorg aan de leerling. Daarop kon op dezelfde manier worden geantwoord als hiervoor. Deze items luiden: • Ik kan deze leerling in mijn klas voldoende bieden • Ik vind deze leerling een zware belasting voor mijn groep • Ik voel me voor deze leerling voldoende deskundig • Het lukt me om de zorg voor deze leerling in te passen in mijn onderwijs • Deze leerling is in mijn klas goed op zijn/haar plek. Hieruit is een schaal zorgcapaciteit gemaakt. Deze schaal staat voor de mate waarin de leerkracht van oordeel is dat hij/zij de zorgleerling voldoende kan bijstaan (waarbij het tweede item is omgecodeerd). Cronbachs alfa van deze schaal is 0.88. Tabel 8.13 geeft een overzicht van de gemiddelden op beide schalen, onderscheiden naar steekproef en groep.

Page 110: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

98

Tabel 8.13 – Schaalscores steun ouders en zorgcapaciteit

groep 2 groep 5 groep 8 gem. sd n gem. sd n gem. sd n

Referentiesteekproef steun ouders 3.70 0.82 1271 3.75 0.79 1881 3.81 0.83 1293 zorgcapaciteit 3.82 0.72 1267 3.77 0.74 1878 3.96 0.65 1293

Totale steekproef steun ouders 3.64 0.84 1668 3.71 0.81 2281 3.73 0.89 1626 zorgcapaciteit 3.81 0.72 1664 3.76 0.74 2277 3.92 0.67 1626

Vervolgens presenteren we hierna in Tabel 8.14 en 8.15 een overzicht van de schaal-scores per groep, nader onderverdeeld naar de steekproef en sociaal-etnische her-komst van de leerlingen. Tabel 8.14 – Schaalscores ‘steun ouders’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 3.05 0.74 104 3.10 0.77 227 LBO aut. 3.49 0.85 198 3.45 0.85 274 MBO all. 3.42 0.89 83 3.47 0.89 138 MBO aut. 3.82 0.72 452 3.81 0.72 530 HBO/WO all. 3.33 0.94 52 3.42 0.97 71 HBO/WO aut. 3.99 0.74 336 3.98 0.76 374

Groep 5 LBO all. 3.00 0.74 131 3.03 0.79 244 LBO aut. 3.48 0.88 251 3.45 0.86 332 MBO all. 3.49 0.61 91 3.46 0.65 132 MBO aut. 3.88 0.73 729 3.87 0.73 822 HBO/WO all. 3.52 0.81 47 3.51 0.84 63 HBO/WO aut. 3.98 0.71 554 3.99 0.72 603

Groep 8 LBO all. 3.24 0.91 93 3.08 0.94 187 LBO aut. 3.69 0.81 242 3.61 0.87 332 MBO all. 3.45 0.89 45 3.43 0.91 80 MBO aut. 3.91 0.74 507 3.90 0.77 575 HBO/WO all. 3.52 1.03 26 3.56 1.12 38 HBO/WO aut. 4.01 0.81 322 4.00 0.81 353

Page 111: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

99

Tabel 8.15 – Schaalscores ‘zorgcapaciteit’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 2 LBO all. 3.66 0.80 104 3.71 0.75 227 LBO aut. 3.70 0.76 197 3.70 0.74 273 MBO all. 3.79 0.65 83 3.76 0.67 138 MBO aut. 3.87 0.64 450 3.87 0.66 528 HBO/WO all. 3.85 0.78 52 3.79 0.78 71 HBO/WO aut. 3.89 0.74 335 3.89 0.75 373

Groep 5 LBO all. 3.33 0.90 131 3.44 0.83 244 LBO aut. 3.75 0.72 251 3.74 0.73 332 MBO all. 3.60 0.84 91 3.61 0.81 131 MBO aut. 3.83 0.71 727 3.83 0.71 820 HBO/WO all. 3.80 0.66 47 3.83 0.62 63 HBO/WO aut. 3.85 0.69 554 3.86 0.69 603

Groep 8 LBO all. 3.75 0.67 93 3.71 0.69 187 LBO aut. 3.95 0.67 242 3.90 0.68 332 MBO all. 3.61 0.90 45 3.66 0.89 80 MBO aut. 4.02 0.60 507 4.01 0.61 575 HBO/WO all. 3.93 0.57 26 3.85 0.70 38 HBO/WO aut. 4.00 0.63 322 3.99 0.63 353

Als laatste is de leerkrachten nog gevraagd waar de zorgleerling, naar hun idee, het beste af is: • in het speciaal onderwijs; • in het speciaal basisonderwijs; • in het regulier basisonderwijs. Bij elk van deze drie items waren de antwoordmogelijkheden weer (1) beslist onwaar, (2) onwaar, (3) neutraal, (4) waar, (5) beslist waar. Tabel 8.16 geeft de gemiddelden van deze scoring, onderscheiden naar steekproef en daarbinnen naar groep.

Page 112: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

100

Tabel 8.16 – Scores op Waar is leerling het beste af?

groep 2 groep 5 groep 8

gem. sd n gem. sd n gem. sd n

Referentiesteekproef speciaal onderwijs 1.76 0.96 1267 1.58 0.87 1878 1.59 0.90 1293 speciaal basisonderwijs 1.90 1.08 1267 1.74 1.02 1878 1.63 0.87 1293 regulier basisonderwijs 3.92 1.01 1267 4.08 0.98 1878 4.12 0.94 1293

Totale steekproef speciaal onderwijs 1.78 0.96 1664 1.60 0.88 2277 1.65 0.93 1626 speciaal basisonderwijs 1.94 1.07 1664 1.77 1.03 2277 1.68 0.91 1626 regulier basisonderwijs 3.90 1.00 1664 4.07 0.98 2277 4.09 0.96 1626

Page 113: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

101

9 De Leerlingenvragenlijst 9.1 Procedure en respons In de groepen 5 en 8 is de leerlingen gevraagd een vragenlijst in te vullen met betrek-king tot hun motivatie voor school. Aan de groep 8 leerlingen is een langere vragen-lijst voorgelegd dan aan de leerlingen in groep 5. We zullen deze daarom apart be-spreken. Uit de resultaten van een uitgevoerd proefonderzoek op 11 scholen bij ruim 500 leerlingen bleek de geschiktheid van de vragen voor jonge leerlingen en voor leerlingen met diverse sociale en etnische achtergronden (Van der Veen, 2007). In de referentiesteekproef is de respons ten opzichte van het totale leerlingenbestand met achtergrondkenmerken uit de schooladministraties 89.9% (groep 5: 88.6%; groep 8: 91.2%). Binnen de totale steekproef is de respons duidelijk lager, namelijk 71.9% (groep 5: 71.7%; groep 8: 72.2%). Of er sprake is van selectieve uitval hebben we gecontroleerd door de verdeling naar sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het administratiebestand af te zetten tegen de verdeling naar sociaal-etnische ach-tergrond voor de leerlingen die de leerlingenvragenlijst hebben ingevuld. De resulta-ten hiervan zijn weergegeven in Tabel 9.1. We hebben de gegevens in de tabel zowel voor de referentiesteekproef als voor de totale steekproef weergegeven. De tabel bevat alleen de leerlingen waarvan de sociaal-etnische achtergrond bekend is. Tabel 9.1 – Respons op de Leerlingenvragenlijst; verdeling sociaal-etnische achter-grond binnen het totaalbestand en binnen het leerlingenvragenlijstbestand (in %)

referentiesteekproef totale steekproef totaal leerlingen totaal leerlingen

LBO all. 5.9 6.0 10.5 10.2 LBO aut. 10.9 10.9 12.4 12.3 MBO all. 4.6 4.7 6.6 6.4 MBO aut. 39.4 39.5 35.9 36.2 HBO/WO all. 2.8 2.9 3.7 3.7 HBO/WO aut. 36.5 36.1 30.9 31.4 n 18387 16597 24385 20972

Page 114: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

102

In zowel de referentiesteekproef als de totale steekproef verschilt de verdeling van de respons naar sociaal-etnische herkomst nauwelijks met die in de totale COOL-steekproef: de verschillen zijn hoogstens 0.5%. 9.2 Motivatievragen groep 5 én 8 In groep 5 en 8 zijn aan de leerlingen vragen gesteld over hun welbevinden in relatie met de leerkracht en in relatie met medeleerlingen, over hun cognitief zelfvertrouwen en over hun taakmotivatie. Met taakmotivatie wordt bedoeld de mate waarin leerlin-gen gericht zijn op het ontwikkelen van hun vaardigheden, op leren en het begrijpen van schoolwerk. Leerlingen zijn daarbij gericht op hun eigen prestaties en hoe die zich ontwikkelen en niet op de vergelijking met andere leerlingen. De in totaal 24 items luiden als volgt: Welbevinden in relatie met de leerkracht a. De juf/meester weet meestal wel hoe ik me voel b. Ik kan met de juf/meester over problemen praten c. Als ik me ongelukkig voel, kan ik daar met de juf/meester over praten d. Ik voel me bij de juf/meester op mijn gemak e. De juf/meester begrijpt mij f. Ik heb een goed contact met de juf/meester g. Ik zou liever een andere juf/meester hebben Welbevinden in relatie met medeleerlingen h. Ik heb veel contact met mijn klasgenoten i. Ik zou liever in een andere klas zitten j. Wij hebben een leuke klas k. Ik kan goed met mijn klasgenoten overweg l. In mijn klas voel ik mij soms alleen m. Ik vind het leuk om met de kinderen in mijn klas om te gaan Cognitief zelfvertrouwen (self-efficacy) n. Ik weet zeker dat dit jaar alles op school me wel zal lukken o. Ik kan op school zelfs de moeilijkste opdrachten maken als ik mijn best doe p. Ik kan al mijn werk voor school goed maken als ik maar genoeg tijd heb q. Ik kan bijna alles op school, als ik het maar blijf proberen r. Ik kan ook moeilijke dingen op school wel leren s. Ik weet zeker dat op school zelfs de moeilijkste taken me wel lukken

Page 115: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

103

Taakmotivatie t. Ik ben tevreden als ik op school iets heb geleerd dat ik begrijp u. Ik maak liever moeilijke opdrachten waar ik iets nieuws van leer, dan gemakkelij-

ke opdrachten v. Ik vind het fijn wanneer ik op school iets heb geleerd dat ik belangrijk vind w. Als ik op school iets niet meteen snap, ga ik er juist extra mijn best voor doen x. Ik vind het fijn wanneer ik op school iets nieuws heb geleerd Bij cognitief zelfvertrouwen is gebruik gemaakt van de schaal ‘self-efficacy’ die afkomstig is van de ‘Patterns of Adaptive Learning Survey (PALS)’ (Midgley e.a., 2000). Taakmotivatie is gemeten door gebruik te maken van een schaal door Seegers, Van Putten & De Brabander (2002). De vragen over het welbevinden van de leerling in relatie met de leerkracht en in relatie met de medeleerlingen zijn ontleend aan Peetsma, Wagenaar & De Kat (2001). Voor de beantwoording konden de leerlingen kiezen uit vijf antwoordcategorieën: (1) klopt helemaal niet, (2) klopt niet, (3) klopt soms wel/soms niet, (4) klopt, en (5) klopt precies. 9.2.1 Schaalconstructie Er is voor de referentiesteekproef een factoranalyse met vier factoren uitgevoerd op alle 24 items. De factoren verklaren samen 48% van de variantie. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 9.2.

Page 116: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

104

Tabel 9.2 – Factorladingen voor de schalen cognitief zelfvertrouwen, welbevinden met de leerkracht, met medeleerlingen en taakmotivatie (ladingen >0.30)

cogn.

zelfv.* welb. lkr.

welb. ll.

taak mot.

Ik weet zeker dat op school zelfs de moeilijkste taken me wel lukken 0.81 Ik kan op school zelfs de moeilijkste opdrachten maken als ik mijn best doe 0.79 Ik kan ook moeilijke dingen op school wel leren 0.67 Ik weet zeker dat dit jaar alles op school me wel zal lukken 0.63 Ik kan bijna alles op school, als ik het maar blijf proberen 0.62 Ik kan al mijn werk voor school goed maken als ik maar genoeg tijd heb 0.40

Als ik me ongelukkig voel, kan ik daar met de juf/meester over praten 0.67 Ik kan met de juf/meester over problemen praten 0.69 Ik heb een goed contact met de juf/meester 0.62 De juf/meester begrijpt mij 0.65 Ik voel me bij de juf/meester op mijn gemak 0.64 De juf/meester weet meestal wel hoe ik me voel 0.64 Ik zou liever een andere juf/meester hebben -0.58

In mijn klas voel ik mij soms alleen -0.60 Ik kan goed met mijn klasgenoten overweg 0.72 Ik zou liever in een andere klas zitten -0.63 Wij hebben een leuke klas 0.69 Ik heb veel contact met mijn klasgenoten 0.68 Ik vind het leuk om met de kinderen in mijn klas om te gaan 0.68

Ik vind het fijn wanneer ik op school iets nieuws heb geleerd 0.78 Ik vind het fijn wanneer ik op school iets heb geleerd dat ik belangrijk vind 0.75 Ik ben tevreden als ik op school iets heb geleerd dat ik begrijp 0.69 Ik maak liever moeilijke opdrachten waar ik iets nieuws van leer, dan gemakkelijke opdrachten 0.47 0.42 Als ik op school iets niet meteen snap, ga ik er juist extra mijn best voor doen 0.54

betrouwbaarheid (alfa) 0.78 0.79 0.76 0.74

* cogn. zelfv. = cognitief zelfvertrouwen; welb. lkr. = welbevinden in relatie met de leerkracht; welb. ll. = welbevinden in relatie met medeleerlingen; taakmot. = taakmotivatie Eén item heeft een lading op twee factoren. Dit betreft het item ‘Ik maak liever moei-lijke opdrachten waar ik iets nieuws van leer, dan gemakkelijke opdrachten’ dat zoals bedoeld laadt op taakmotivatie, maar ook een lading heeft op de factor cognitief zelf-vertrouwen. We hebben de vier schalen gevormd door het gemiddelde te berekenen over de scores op de bij de schaal behorende items voor zover ten minste tweederde bekend was.

Page 117: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

105

Hierbij zijn de scores op negatief geformuleerde items als ‘In mijn klas voel ik mij soms alleen’ gespiegeld zodat de schaalscores lopen van weinig naar veel welbevin-den/zelfvertrouwen/taakmotivatie. 9.2.2 Schaalscores In Tabel 9.3 presenteren we eerst de gemiddelde schaalscores op de vier schalen naar steekproef en groep. In Tabel 9.4 – 9.7 zijn vervolgens de gemiddelde schaalscores naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond weergegeven. Tabel 9.3 – Schaalscores welbevinden in relatie met de leerkracht en in relatie met medeleerlingen, cognitief zelfvertrouwen en taakmotivatie

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

Welbevinden in relatie met leerkracht groep 5 3.81 0.59 8916 3.82 0.59 11170 groep 8 3.73 0.65 8609 3.73 0.66 10840

Welbevinden in relatie met medeleerlingen groep 5 4.09 0.64 8917 4.09 0.65 11164 groep 8 4.19 0.65 8602 4.18 0.66 10836

Cognitief zelfvertrouwen groep 5 3.82 0.66 8870 3.84 0.67 11108 groep 8 3.69 0.60 8580 3.71 0.62 10811

Taakoriëntatie groep 5 4.16 0.63 8897 4.19 0.63 11140 groep 8 3.93 0.61 8582 3.96 0.62 10812

Page 118: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

106

Tabel 9.4 – Schaalscores ‘welbevinden in relatie met de leerkracht’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 5 LBO all. 3.81 0.60 500 3.80 0.62 1052 LBO aut. 3.82 0.60 829 3.84 0.60 1199 MBO all. 3.76 0.66 408 3.77 0.68 693 MBO aut. 3.83 0.58 3275 3.84 0.59 3792 HBO/WO all. 3.73 0.64 257 3.75 0.64 412 HBO/WO aut. 3.80 0.56 3140 3.81 0.56 3444

Groep 8 LBO all. 3.68 0.70 494 3.67 0.72 1071 LBO aut. 3.72 0.65 970 3.73 0.66 1362 MBO all. 3.68 0.73 365 3.68 0.72 639 MBO aut. 3.73 0.65 3259 3.73 0.66 3769 HBO/WO all. 3.65 0.69 217 3.72 0.71 355 HBO/WO aut. 3.76 0.63 2835 3.76 0.63 3124

Tabel 9.5 – Schaalscores ‘welbevinden in relatie met medeleerlingen’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 5 LBO all. 3.99 0.67 504 4.02 0.68 1054 LBO aut. 4.06 0.68 830 4.06 0.68 1201 MBO all. 4.01 0.68 408 4.03 0.67 694 MBO aut. 4.13 0.62 3271 4.13 0.63 3782 HBO/WO all. 4.06 0.67 257 4.07 0.67 412 HBO/WO aut. 4.11 0.62 3138 4.11 0.63 3441

Groep 8 LBO all. 4.24 0.64 495 4.24 0.63 1073 LBO aut. 4.14 0.65 970 4.14 0.66 1364 MBO all. 4.24 0.66 365 4.20 0.68 639 MBO aut. 4.19 0.65 3258 4.18 0.66 3768 HBO/WO all. 4.21 0.65 217 4.20 0.66 355 HBO/WO aut. 4.19 0.65 2829 4.18 0.66 3118

Page 119: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

107

Tabel 9.6 – Schaalscores ‘cognitief zelfvertrouwen’, naar sociaal-etnische achter-grond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 5 LBO all. 3.92 0.62 501 3.96 0.65 1051 LBO aut. 3.77 0.70 826 3.80 0.70 1194 MBO all. 3.93 0.66 407 3.96 0.68 690 MBO aut. 3.79 0.65 3251 3.80 0.65 3760 HBO/WO all. 3.90 0.66 257 3.95 0.66 411 HBO/WO aut. 3.82 0.66 3121 3.83 0.66 3424

Groep 8 LBO all. 3.75 0.59 495 3.82 0.63 1073 LBO aut. 3.55 0.61 967 3.57 0.63 1360 MBO all. 3.80 0.61 363 3.84 0.62 637 MBO aut. 3.63 0.60 3252 3.63 0.60 3761 HBO/WO all. 3.82 0.63 216 3.90 0.64 354 HBO/WO aut. 3.78 0.59 2820 3.78 0.59 3109

Tabel 9.7 – Schaalscores ‘taakmotivatie’, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Groep 5 LBO all. 4.30 0.59 504 4.34 0.57 1054 LBO aut. 4.17 0.67 827 4.19 0.66 1195 MBO all. 4.30 0.65 408 4.33 0.63 693 MBO aut. 4.13 0.63 3262 4.15 0.64 3777 HBO/WO all. 4.28 0.60 256 4.32 0.60 409 HBO/WO aut. 4.14 0.62 3133 4.15 0.62 3434

Groep 8 LBO all. 4.20 0.54 493 4.20 0.60 1071 LBO aut. 3.87 0.64 969 3.88 0.66 1362 MBO all. 4.14 0.59 363 4.16 0.60 636 MBO aut. 3.87 0.61 3253 3.87 0.62 3761 HBO/WO all. 4.12 0.61 216 4.15 0.60 354 HBO/WO aut. 3.95 0.59 2822 3.94 0.60 3111

Page 120: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

108

9.3 Extra motivatievragen groep 8 In groep 8 is een vertaalde versie van de Inventory of School Motivation van Ali & McInerney (2004) opgenomen. Deze vragenlijst bestaat uit 33 items die hieronder zijn weergegeven. De vragenlijst bevat acht schalen en vier dimensies. De dimensies zijn vetgedrukt weergegeven met daaronder steeds de twee bijbehorende schalen. Bekwaming (mastery) Taak (task) 1. Ik wil graag dat het nuttig is wat ik op school leer 2. Voor interessant werk doe ik beter mijn best 3. Ik zie graag dat mijn schoolwerk steeds beter wordt 4. Ik krijg graag de kans iets opnieuw te doen om het te verbeteren Inzet (effort) 1. Als mijn schoolwerk vooruit gaat, doe ik nog beter mijn best 2. Ik doe goed mijn best op school omdat ik mijn schoolwerk interessant vind 3. Bij moeilijke problemen doe ik juist beter mijn best 4. Ik doe goed mijn best om nieuwe dingen op school te begrijpen 5. Ik probeer altijd mijn schoolwerk nog beter te doen Prestatie (performance) Sociale macht (social power) 1. Ik probeer vaak de leider van een groepje te zijn 2. Ik doe mijn best op school zodat ik de leider van een groepje word 3. Ik ben op school graag de leider van een groepje Competitie (competition) 1. Ik wil graag de beste zijn 2. Ik ben alleen maar tevreden als ik een van de besten van de klas ben 3. Ik werk harder als ik beter dan andere kinderen probeer te zijn 4. Ik wil op school beter presteren dan mijn klasgenoten Sociaal (social) Sociale betrokkenheid (social concern) 1. Ik help graag andere kinderen goede cijfers te halen op school 2. Het kan me wat schelen hoe het met andere kinderen op school gaat 3. Ik help graag andere kinderen met hun schoolwerk, ook als ik zelf niet zo goed ben 4. Ik baal ervan als mijn vrienden/vriendinnen op school slechte cijfers halen 5. Ik vind het belangrijk dat kinderen elkaar helpen op school

Page 121: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

109

Verwantschap (affiliation) 1. Ik werk op school het liefst zoveel mogelijk samen met andere kinderen 2. Ik doe mijn best op school als ik met andere kinderen samen werk 3. Ik werk op school liever samen met andere kinderen dan alleen Extrinsiek (extrinsic) Lof (praise) 1. Het is voor mij belangrijk om van mijn vrienden/vriendinnen complimentjes te

krijgen voor mijn schoolwerk 2. Ik werk op school het beste als ik complimentjes krijg 3. Ik krijg graag complimentjes voor goed schoolwerk 4. Het is voor mij belangrijk om van mijn ouders complimentjes te krijgen voor mijn

schoolwerk 5. Het is voor mij belangrijk om van de juf of meester complimentjes te krijgen voor

mijn schoolwerk Beloning (token) 1. Ik doe tijdens de les mijn best om een beloning van de juf of meester te krijgen 2. Als je op school ‘bonuspunten’ zou kunnen krijgen, zou ik beter mijn best doen 3. Ik vind het belangrijk een beloning te krijgen voor goed schoolwerk 4. Als ik op school beloningen zou krijgen zou ik beter mijn best doen Bij deze motivatievragen konden de leerlingen voor de beantwoording kiezen uit vijf antwoordcategorieën: (1) klopt helemaal niet, (2) klopt een beetje, (3) klopt matig, (4) klopt vrij goed en (5) klopt precies. 9.3.1 Schaalconstructie Factoranalyse levert 7 factoren op die in totaal 56% van de variantie verklaren. Deze analyse levert geen duidelijke resultaten op: de meeste van de acht schalen vormen geen aparte factoren. Het item ‘Het kan me wat schelen hoe het met andere kinderen op school gaat’ blijkt ambigu: het is zowel opgevat als positieve als negatieve betrok-kenheid met anderen. Een factoranalyse met vier factoren en 46% verklaarde varian-tie komt in grote lijnen overeen met de vier dimensies. De resultaten van deze analyse zijn weergegeven in Tabel 9.8.

Page 122: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

110

Tabel 9.8 – Factorladingen voor de 33 items van de Inventory of School Motivation (ladingen >0.30)

be-

kwaming extrinsi

ek prestati

e sociaal

Inzet Als mijn schoolwerk vooruit gaat, doe ik nog beter mijn best 0.52 Ik doe goed mijn best op school omdat ik mijn schoolwerk interessant vind 0.64 Bij moeilijke problemen doe ik juist beter mijn best 0.62 Ik doe goed mijn best om nieuwe dingen op school te begrijpen 0.73 Ik probeer altijd mijn schoolwerk nog beter te doen 0.67

Taak Ik wil graag dat het nuttig is wat ik op school leer 0.57 Voor interessant werk doe ik beter mijn best (<0.30) Ik zie graag dat mijn schoolwerk steeds beter wordt 0.58 Ik krijg graag de kans iets opnieuw te doen om het te verbeteren 0.46

Lof Het is voor mij belangrijk om van mijn vrienden/vriendinnen compliment-jes te krijgen voor mijn schoolwerk 0.67 Ik werk op school het beste als ik complimentjes krijg 0.65 Ik krijg graag complimentjes voor goed schoolwerk 0.66 Het is voor mij belangrijk om van mijn ouders complimentjes te krijgen voor mijn schoolwerk 0.64 Het is voor mij belangrijk om van de juf of meester complimentjes te krijgen voor mijn schoolwerk 0.77

Beloning Ik doe tijdens de les mijn best om een beloning van de juf of meester te krijgen 0.57 Als je op school ‘bonuspunten’ zou kunnen krijgen, zou ik beter mijn best doen 0.53 Ik vind het belangrijk een beloning te krijgen voor goed schoolwerk 0.70 Als ik op school beloningen zou krijgen zou ik beter mijn best doen 0.65 0.30

Competitie Ik wil graag de beste zijn 0.68 Ik ben alleen maar tevreden als ik een van de besten van de klas ben 0.61 Ik werk harder als ik beter dan andere kinderen probeer te zijn 0.33 0.67 Ik wil op school beter presteren dan mijn klasgenoten 0.34 0.67

Sociale macht Ik probeer vaak de leider van een groepje te zijn 0.77 Ik doe mijn best op school zodat ik de leider van een groepje word 0.74 Ik ben op school graag de leider van een groepje 0.78

Page 123: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

111

be-

kwaming extrinsi

ek prestati

e sociaal

Verwantschap Ik werk op school het liefst zoveel mogelijk samen met andere kinderen 0.78 Ik doe mijn best op school als ik met andere kinderen samen werk 0.55 Ik werk op school liever samen met andere kinderen dan alleen 0.79

Sociale betrokkenheid Ik help graag andere kinderen goede cijfers te halen op school 0.58 0.33 Het kan me wat schelen hoe het met andere kinderen op school gaat Ik help graag andere kinderen met hun schoolwerk, ook als ik zelf niet zo goed ben 0.52 0.37 Ik baal ervan als mijn vrienden/vriendinnen op school slechte cijfers halen 0.40 (<0.30) Ik vind het belangrijk dat kinderen elkaar helpen op school 0.58 0.32

betrouwbaarheid (alfa) 0.79 0.86 0.87 0.71

Vier items van de factor ‘sociaal’ hebben een hoogste lading op de factor ‘bekwa-ming’. Deze items hebben echter doorgaans ook een voldoende hoge lading op de bedoelde factor. Terwille van de vergelijking met de eerste meting van COOL hand-haven we deze vier items in de factor ‘sociaal’. We hebben vervolgens vier schalen gevormd voor de vier dimensies door de gemiddelde score te berekenen over de bij de betreffende dimensie behorende items voor zover ten minste twee derde van de scores bekend was. Het ambigue item ‘Het kan me wat schelen hoe het met andere kinderen op school gaat’ maakt geen deel uit van de schaal ‘sociaal’. 9.3.2 Schaalscores In Tabel 9.9 presenteren we eerst de gemiddelde schaalscores op de vier schalen naar steekproef. In Tabel 9.10 zijn vervolgens de gemiddelde schaalscores naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond weergegeven. Tabel 9.9 – Schaalscores op de vier dimensies van de Inventory of School Motivation

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

bekwaming 3.74 0.56 8518 3.77 0.57 10721 extrinsiek 2.82 0.78 8521 2.84 0.80 10725 prestatie 2.03 0.79 8517 2.08 0.81 10718 sociaal 3.51 0.60 8519 3.52 0.61 10724

Page 124: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

112

Tabel 9.10 – Schaalscores op de vier dimensies van de Inventory of School Motivati-on, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Bekwaming LBO all. 3.94 0.59 489 3.99 0.60 1063 LBO aut. 3.67 0.57 955 3.69 0.58 1344 MBO all. 3.97 0.58 362 3.98 0.60 635 MBO aut. 3.69 0.56 3231 3.70 0.56 3729 HBO/WO all. 3.96 0.59 216 4.02 0.57 351 HBO/WO aut. 3.74 0.54 2801 3.74 0.54 3085

Extrinsiek LBO all. 2.96 0.89 488 3.04 0.89 1062 LBO aut. 2.83 0.74 955 2.85 0.76 1345 MBO all. 2.83 0.88 362 2.94 0.87 635 MBO aut. 2.81 0.77 3233 2.81 0.78 3731 HBO/WO all. 2.78 0.89 216 2.83 0.89 351 HBO/WO aut. 2.81 0.76 2804 2.81 0.76 3088

Prestatie LBO all. 2.31 0.90 489 2.39 0.89 1063 LBO aut. 1.97 0.76 954 2.00 0.77 1343 MBO all. 2.22 0.87 362 2.34 0.91 634 MBO aut. 1.95 0.76 3231 1.96 0.76 3728 HBO/WO all. 2.27 0.89 216 2.35 0.91 351 HBO/WO aut. 2.06 0.77 2802 2.07 0.78 3086

Sociaal LBO all. 3.50 0.66 488 3.57 0.65 1062 LBO aut. 3.50 0.62 955 3.51 0.62 1345 MBO all. 3.54 0.65 362 3.54 0.65 635 MBO aut. 3.51 0.60 3233 3.50 0.60 3732 HBO/WO all. 3.51 0.63 216 3.51 0.65 351 HBO/WO aut. 3.51 0.58 2802 3.51 0.58 3086

Page 125: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

113

10 De vragenlijst Burgerschapscompetenties 10.1 De vragenlijst In groep 8 is aan de leerlingen een vragenlijst Burgerschapscompetenties voorgelegd. Deze vragenlijst bevat het leerlingendeel van het meetinstrument voor burgerschaps-competenties voor jongeren van 11 tot 16 jaar. Dit meetinstrument, ontwikkeld door het Instituut voor de Lerarenopleiding en het SCO-Kohnstamm Instituut van de Uni-versiteit van Amsterdam, bevat ook een vragenlijst voor docenten. Deze is in COOL echter niet gebruikt. De leerlingenvragenlijst is ook voorgelegd aan een deel van de steekproef in het voortgezet onderwijs, de afname daar heeft plaatsgevonden bij leer-lingen in het derde leerjaar. Het meetinstrument burgerschap is ontwikkeld als antwoord op toenemende aandacht voor burgerschapsvorming in het onderwijs. De achtergronden daarvan en de over-wegingen bij de keuzes voor aard en inhoud van het instrument worden hier niet beschreven, zie daarvoor Ten Dam e.a. (2010). Voor de redenen om de leerlingenvra-genlijst op te nemen in het instrumentarium voor COOL verwijzen we naar het on-derzoeksplan (ITS/SCO-Kohnstamm Instituut/GION/Cito, 2007). In het meetinstrument is het begrip competentie uiteengelegd in vier componenten: kennis, reflectie, vaardigheden en attituden. Het begrip burgerschap is geoperationali-seerd aan de hand van vier centrale sociale taken: democratisch handelen, maatschap-pelijke verantwoordelijkheid, omgaan met conflicten en omgaan met verschillen. Elk van deze taken is nader gedefinieerd, in algemene zin én voor de vier componenten afzonderlijk. Tabel 10.1 bevat alle definities5.

5 Naast de vier onderscheiden componenten kent het meetinstrument ook nog het aspect gedrag. Dit

wordt gemeten in de vragenlijsten voor docenten en is daarom hier weggelaten.

Page 126: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

114

Tabel 10.1 – Conceptuele definities burgerschapscompetenties per component per sociale taak

Kennis Reflectie Vaardigheden Attituden

Een jongere met deze kennis …

Een jongere met deze reflectie …

Een jongere met deze vaardigheid

Een jongere met deze attitude …

Democratisch handelen Het aanvaarden van en bijdragen aan een democratische samenleving

Weet wat democra-tische principes zijn en wat het handelen volgens die princi-pes inhoudt.

Denkt na over (on)democratische kwesties en kwes-ties van (on)macht en (on)gelijke rechten.

Kan het eigen standpunt naar voren brengen en luisteren naar de standpunten van anderen.

Wil ieders stem horen, dialoog aangaan en een actieve, kritische bijdrage leveren.

Maatschappelijke verantwoordelijk-heid Medeverantwoor-delijkheid nemen voor de leef-gemeenschappen waartoe men behoort

Kent sociale regels (wettelijke of ongeschreven regels voor het sociaal verkeer).

Denkt na over belangentegenstel-lingen, sociale cohesie, sociale processen (in- en uitsluiting) en eigen bijdrage aan sociale rechtvaardigheid.

Kan zich sociaal rechtvaardig opstel-len

Wil zich sociaal rechtvaardig opstel-len (niemand uitsluiten), is bereid tot zorg en hulp, wil de ander en het milieu niet schaden door eigen gedrag.

Omgaan met conflicten Betreft (lichte) conflictsituaties of belangentegenstel-lingen waarbij de jongere zelf ‘partij’ is

Kent manieren om conflicten op te lossen zoals zoeken naar win-win oplossingen, hulp van anderen inroe-pen, ongelijk bekennen, escalatie voorkomen.

Denkt na over hoe het conflict heeft kunnen ontstaan, over eigen en andermans rol daarin en en over mogelijkheden om conflicten te voor-komen of op te lossen.

Kan naar de ander luisteren, zich in de ander verplaatsen en win-win oplos-singen zoeken.

Wil conflicten onderzoeken, is bereid het standpunt van de ander serieus te nemen en samen naar een acceptabe-le oplossing zoeken.

Omgaan met verschillen Betreft sociale, culturele, religieuze en uiterlijke ver-schillen

Kent verschillen van culturele aard, heeft kennis van gedragsregels in verschillende sociale situaties, weet wanneer er sprake is van vooroordeel en discriminatie.

Denkt na over aard en gevolgen van verschillen tussen mensen, culturele achtergronden van gedrag en processen van in- en uitslui-ting.

Kan zich bewegen in onbekende sociale situaties, zich aanpassen aan andermans wensen of gewoonten.

Wil andermans opvattingen en leefstijl leren kennen, staat positief tegenover verschillen.

Voor elke cel in Tabel 10.1 zijn vragen voor leerlingen geconstrueerd. Voor de com-ponenten reflectie, vaardigheden en attituden is gebruik gemaakt van Likertschalen (4-puntsschaal). Voor de kenniscomponent zijn multiple-choice items gemaakt (met drie antwoordmogelijkheden, waarvan één het juiste antwoord). De items zijn gefor-

Page 127: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

115

muleerd op het taalniveau van leerlingen uit groep 7/8 in het basisonderwijs. Op basis van exploratieve en confirmatieve factoranalyses op verschillende versies van het instrument (zie Ten Dam e.a., 2010) is een vragenlijst ontstaan die bestaat uit 94 items, te weten: • 27 kennis-items. Deze gaan over weten, begrijpen, inzicht hebben in wat je het beste kunt doen in

een specifieke situatie. Bij de kennis-items kiezen leerlingen het beste antwoordal-ternatief uit bij een vraag, bijvoorbeeld: ‘Alle kinderen hebben recht: a) op zakgeld, b) om te kiezen bij wie je woont, c) op onderwijs’. In dit geval is optie c het goede antwoord.

• 28 reflectie-items. Deze gaan over reflecteren, nadenken over. De voorgelegde vraag is: ‘hoe vaak

denk jij na over…’, bijvoorbeeld ‘…of er naar leerlingen wordt geluisterd op jouw school?’. De antwoordopties zijn: (bijna) nooit, heel af en toe, vrij vaak, vaak.

• 15 vaardigheden-items. Dit zijn ‘self-efficacy’ items, de leerling moet aangeven hoe goed hij/zij zichzelf

ergens in vindt. De voorgelegde vraag is ‘hoe goed ben jij in…’, bijvoorbeeld ‘…bij een ruzie een oplossing vinden waarmee iedereen tevreden is?’. De ant-woordopties zijn: helemaal niet goed, niet zo goed, best wel goed, heel goed.

• 24 attituden-items. Deze gaan over iets vinden (menen), willen, tot iets bereid zijn. De voorgelegde

vraag is ‘hoe goed past een uitspraak bij jou?’. Een voorbeelduitspraak is ‘ik vind het leuk om iets te weten van verschillende soorten geloof’. De antwoordopties zijn: past helemaal niet bij mij, past niet erg bij mij, past best wel wat bij mij, past helemaal bij mij.

De items zijn overwegend positief geformuleerd. Om antwoordtendentie tegen te gaan, zijn bij de component attitude drie extra negatieve items opgenomen. Bij de component reflectie zijn om dezelfde reden vier dummy-items opgenomen. Dit zijn items die inhoudelijk niet tot het te meten domein horen en die daardoor de respon-dent ‘dwingen’ even opnieuw na te denken over het te geven antwoord. Verder bevat de vragenlijst vijf items voor het meten van sociale wenselijkheid. Deze in totaal 15 extra items maken geen deel uit van de bedoelde schalen en zijn dus bij de schaalcon-structie genegeerd. 10.2 Respons Van 10838 leerlingen uit groep 8 beschikken we over een vragenlijst Burgerschaps-competenties. De totale respons bedraagt daarmee 86.4%; in de referentiesteekproef is de respons beduidend hoger: 91.5%.

Page 128: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

116

Of er sprake is van selectieve uitval hebben we gecontroleerd door de verdeling naar sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het administratiebestand af te zetten tegen de verdeling naar sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen die de vragen-lijst burgerschapscompetenties hebben ingevuld. De resultaten hiervan zijn weerge-geven in Tabel 10.2. Tabel 10.2 – Respons op de vragenlijst Burgerschapscompetenties; verdeling sociaal-etnische achtergrond binnen het totaalbestand en binnen het burgerschapsbestand (in %)

referentiesteekproef totale steekproef totaal burgerschap totaal burgerschap

LBO all. 6.0 6.1 10.6 10.5 LBO aut. 11.8 11.9 13.4 13.2 MBO all. 4.4 4.5 6.5 6.2 MBO aut. 39.9 40.0 36.2 36.5 HBO/WO all. 2.6 2.7 3.5 3.4 HBO/WO aut. 35.2 34.8 29.8 30.2 n 8895 8164 11848 10310

In de referentiesteekproef komt de verdeling van de respons naar sociaal-etnische achtergrond vrijwel overeen met die in de totale steekproef: de verschillen zijn hoog-stens 0.4%. Hetzelfde geldt voor de totale steekproef. 10.3 Schalen De items uit de vragenlijst vormen samen vier hoofdschalen en 17 subschalen. De vier hoofdschalen zijn de totaalschalen voor kennis, reflectie, vaardigheden en attitu-den. De subschalen representeren ieder een cel uit Tabel 10.1, met enkele uitzonde-ringen: • De vaardigheid democratisch handelen bleek in de factoranalyses6 te bestaan uit

twee factoren; hiervoor zijn dus twee subschalen gevormd: (1) eigen mening naar voren kunnen brengen en (2) naar anderen kunnen luisteren.

6 Er zijn exploratieve en confirmatieve factoranalyses uitgevoerd in de fase van de instrumentcon-

structie. Voor de technische gegevens hiervan verwijzen we naar Ten Dam e.a. (2010) In COOL zijn de resulterende subschalen gebruikt.

Page 129: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

117

• De attitude democratisch handelen bleek in de factoranalyses eveneens te bestaan uit twee factoren; hiervoor zijn ook twee subschalen gevormd: (1) ieders stem wil-len horen en (2) kritische bijdrage willen leveren.

• De vaardigheid maatschappelijk verantwoord handelen en de vaardigheid omgaan met conflicten bleken niet goed onderscheidbaar en zijn samengevoegd tot één sub-schaal.

De subschalen hebben in de regel wel, maar niet in alle gevallen, een voldoende be-trouwbaarheid. Voor de subschalen van kennis varieert de betrouwbaarheid van 0.55 tot 0.67, voor de subschalen van reflectie van 0.82 tot 0.88, voor de subschalen van vaardigheid van 0.67 tot 0.78 en voor de subschalen van attitude van 0.57 tot 0.83. We presenteren hier alleen de betrouwbaarheden van de hoofdschalen, die in alle gevallen voldoende hoog zijn. In Tabel 10.3 – 10.6 staan de items per hoofdschaal en per subschaal, met de be-trouwbaarheid (Cronbachs alfa) van de hoofdschaal. De items uit de kennistoets zijn ingekort; met … wordt aangegeven dat tekstdelen zijn weggelaten. Tabel 10.3 – Overzicht items ‘kennis’

Kennis totaal: 27 items, alfa 0.80. Vraagvorm: het juiste, respectievelijk beste antwoord kiezen

Subschaal kennis democratisch handelen (8 items) Wetten zijn … Wat is het juiste antwoord? Dat er verschillende politieke partijen zijn is belangrijk omdat ... In Nederland bestaan verschillende kranten en televisiezenders. Dat is belangrijk omdat ... Een land wordt ‘ondemocratisch’ genoemd als ... ... schoolfeest ... Wat is een democratische manier om die leerlingen te kiezen? Alle kinderen hebben recht op ... Wat is het juiste antwoord? ... speelplaats in de straat ... Hoe kunnen ze dat op een democratische manier bereiken? ... democratische spelregels ... Waar let je dan op?

Subschaal kennis maatschappelijk verantwoord handelen (6 items) Waarom is het verboden om te roken in de bus of de trein? Je merkt dat je fiets is gestolen. Wat kun je nu het beste doen? ... foute beslissing scheidsrechter ... Wat hoor je dan te doen? Toen je boos was, heb je de buurman flink uitgescholden. Wat kun je nu het beste doen? ... fiets van klasgenoot ... Wat kun je het beste doen? ... oude man in bus ... Wat moet je doen?

Subschaal kennis omgaan met conflicten (7 items) ... alle drie iets anders willen ... Wat is de beste oplossing? ... ruzie op het schoolplein ... Wat kun je het beste doen? ... zelf fout bij ruzie met klasgenoot ... Wat kun je het beste doen? ... vrienden pesten vriendelijke buurvrouw ... Wat kun je het beste doen? ... ruzie wordt steeds erger ... Wat kun je het beste doen? ... om de beurt afwassen ... Wat kun je het beste doen? ... balspel op sportdag ... Wat is de beste oplossing?

Page 130: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

118

Subschaal kennis omgaan met verschillen (6 items) Het is een vooroordeel als iemand zegt dat …… ... Wim even de klas uit ... Waarom doet de lerares dat? ... baan in een winkel ... Wanneer is het discriminatie als zij de baan niet krijgt? Welke van de volgende uitspraken is waar? Uitspraken zoals 'dikke mensen zijn gezellig' […] zijn voorbeelden van …… ... thuis bij Esra ... Wat kan Anouk het beste zeggen?

Tabel 10.4 – Overzicht items ‘reflectie’ Reflectie totaal: 28 items, alfa 0.94. Vraagvorm: hoe vaak denk je over….

Subschaal reflectie democratisch handelen (6 items) Gelijke rechten van mensen met een verschillende huidskleur Of de regering genoeg luistert naar mensen die veranderingen willen Of er naar leerlingen wordt geluisterd op jouw school Of er in je klas genoeg rekening gehouden wordt met wat iedereen wil Hoe je kan zorgen dat er wat verandert op school Of je meer zou moeten luisteren naar leerlingen die nauwelijks iets durven zeggen

Subschaal reflectie maatschappelijke verantwoord handelen (6 items) Hoe het komt dat er rijke en arme landen zijn Of het eerlijk of oneerlijk is dat sommige kinderen meer vrienden hebben dan andere Hoe het komt dat sommige leerlingen pesten Hoe het komt dat sommige leerlingen graag de baas spelen Wat jij kan doen om te zorgen dat er minder gepest wordt op school Wat jij kan doen voor mensen die het minder goed hebben dan jij

Subschaal reflectie omgaan met conflicten (8 items) Of de ander misschien toch gelijk had Hoe de ruzie voorkomen had kunnen worden Wat je zelf fout hebt gedaan Waarom de ander zich zo heeft gedragen Of je in een andere situatie hetzelfde zou doen Of je het beter anders had kunnen aanpakken Of je het beter anders had kunnen aanpakken Wat jijzelf hebt gedaan waardoor de ruzie ontstond

Subschaal reflectie omgaan met verschillen (8 items) Of geloof iets uitmaakt voor hoe je bent Waarom sommige meisjes een hoofddoek willen dragen Waarom sommige ouders hun kinderen verbieden om te gaan met kinderen uit een andere cultuur Hoe het komt dat sommige kinderen zichzelf beter vinden dan een ander Hoe het komt dat mensen van verschillende afkomst weinig met elkaar omgaan (afkomst is: waar je geboren bent, wie je ouders zijn) Hoe het komt dat je het ene kind eerder als vriend uitkiest dan het andere kind Waarom sommige kinderen niet met andere kinderen willen omgaan Hoe het komt dat sommige klassen bestaan uit allemaal groepjes die niet zo veel met elkaar te maken willen hebben

Page 131: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

119

Tabel 10.5 – Overzicht items ‘vaardigheden’

Vaardigheden totaal: 15 items, alfa 0.85. Vraagvorm: hoe goed ben jij in…..

Subschaal vaardigheid democratisch handelen 1 – eigen mening naar voren kunnen brengen (3 items) In een discussie duidelijk maken wat je vindt Vasthouden aan je eigen mening, als je echt gelijk hebt Opkomen voor je opvatting

Subschaal vaardigheid democratisch handelen 2 – naar anderen kunnen luisteren (3 items) Anderen uit laten spreken Luisteren naar de redenen waarom anderen iets anders kiezen Snappen hoe een ander denkt

Subschaal vaardigheid maatschappelijk verantwoord handelen en omgaan met conflicten (5 items) Indenken hoe een ander zich voelt en daarmee rekening houden Je voorstellen hoe een ander zich voelt als jij een mening over hem of haar geeft Weer vrienden maken Begrijpen wat de ander voelt Een oplossing verzinnen waarmee iedereen tevreden is

Subschaal vaardigheid omgaan met verschillen (4 items) Je aanpassen aan andermans regels en gewoonten Je normaal gedragen in een onbekende omgeving Je taalgebruik aanpassen aan degene met wie je spreekt Rekening houden met de wensen van anderen als je samen een beslissing moet nemen

Tabel 10.6 – Overzicht items ‘attituden’

Attituden totaal: 24 items, alfa 0.90. Vraagvorm: wat past bij jou?

Subschaal attitude democratisch handelen 1 – ieders stem willen horen (3 items) Mensen moeten goed naar elkaar luisteren, ook al verschillen ze van mening Als iemand in de klas het ergens mee oneens is, moet hij/zij de kans krijgen om dat uit te leggen In een discussie moet iedereen de kans krijgen om iets te zeggen

Subschaal attitude democratische handelen 2 – kritische bijdrage willen leveren (3 items) Ik wil graag met anderen praten over wat er in de wereld gebeurt Als we in de klas praten over een onderwerp uit het nieuws, wil ik daar ook wel iets over zeggen Ik vind het belangrijk dat kinderen en jongeren zich inzetten voor een rechtvaardige wereld

Subschaal attitude maatschappelijk verantwoord handelen (6 items) Als we in de klas praten over een onderwerp uit het nieuws, wil ik daar ook wel iets over zeggen Ik vind het belangrijk dat kinderen en jongeren zich inzetten voor een rechtvaardige wereld Als ik met vrienden in het park een picknick heb gehad, is het normaal dat we de rommel opruimen Je moet sorry zeggen als je iets hebt gedaan waar de ander verdriet van heeft Het is normaal dat je meehelpt in het huishouden (bijvoorbeeld met afwassen, tafeldekken, opruimen, schoonmaken) Als een klasgenoot lang ziek is, vind ik dat er iemand uit de klas bij hem op bezoek moet gaan

Page 132: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

120

Subschaal attitude omgaan met conflicten (6 items) Als ik ruzie heb, dan wil ik rekening houden met de ander Als ik ruzie heb, wil ik met de ander goed blijven omgaan, ook als we het niet eens worden Als ik ruzie heb, probeer ik de ander serieus te nemen Als ik ruzie heb, wil ik uitzoeken waar we het eens zijn en waar we van mening verschillen Als ik ruzie heb, ben ik bereid een oplossing te zoeken waar we allebei tevreden mee kunnen zijn Als ik ruzie heb, wil ik wel toegeven als ik merk dat ik ongelijk heb

Subschaal attitude omgaan met verschillen (6 items) Ik ben er nieuwsgierig naar hoe mensen in andere landen leven Ik vind het goed iets te leren over andere culturen Ik vind het leuk om iets te weten van verschillende soorten geloof Verschillen in culturen maken het leven leuker Ik vind het leuk om mensen te kennen die een ander geloof hebben Ik vind het leuk om te gaan met mensen die andere gewoonten hebben dan ik

10.4 Schaalscores In Tabel 10.7 en 10.8 presenteren we de gemiddelde schaalscores naar steekproef en vervolgens ook nog naar sociaal-etnische achtergrond, voor groep 8. We be-perken ons hier tot de scores op de vier hoofdschalen (kennis, reflectie, vaardig-heden en attituden). Tabel 10.7 – Schaalscores op de vier componenten van burgerschapscompetentie

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

kennis 0.78 0.16 8617 0.77 0.16 10809 reflectie 2.25 0.56 8616 2.27 0.57 10809 vaardigheden 3.01 0.39 8615 3.02 0.40 10806 attituden 2.95 0.42 8631 2.96 0.43 10821

Page 133: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

121

Tabel 10.8 – Schaalscores op de vier componenten van burgerschapscompetentie, naar sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

Kennis LBO all. 0.71 0.16 500 0.70 0.16 1077 LBO aut. 0.73 0.17 966 0.72 0.17 1356 MBO all. 0.73 0.16 368 0.73 0.16 639 MBO aut. 0.78 0.16 3255 0.77 0.16 3750 HBO/WO all. 0.78 0.13 219 0.77 0.14 352 HBO/WO aut. 0.83 0.14 2835 0.83 0.14 3109

Reflectie LBO all. 2.40 0.55 500 2.44 0.56 1077 LBO aut. 2.17 0.55 969 2.19 0.56 1359 MBO all. 2.47 0.57 370 2.45 0.57 642 MBO aut. 2.19 0.56 3251 2.20 0.57 3746 HBO/WO all. 2.37 0.61 218 2.40 0.58 352 HBO/WO aut. 2.29 0.54 2835 2.28 0.54 3109

Vaardigheden LBO all. 3.12 0.41 499 3.15 0.42 1075 LBO aut. 2.95 0.42 968 2.95 0.43 1356 MBO all. 3.13 0.43 365 3.13 0.42 637 MBO aut. 2.97 0.39 3255 2.98 0.39 3751 HBO/WO all. 3.10 0.41 219 3.13 0.41 353 HBO/WO aut. 3.04 0.37 2834 3.04 0.37 3108

Attituden LBO all. 3.09 0.41 499 3.11 0.42 1075 LBO aut. 2.86 0.42 970 2.86 0.43 1358 MBO all. 3.10 0.45 366 3.09 0.44 638 MBO aut. 2.90 0.42 3260 2.90 0.43 3755 HBO/WO all. 3.06 0.42 219 3.10 0.42 353 HBO/WO aut. 2.99 0.41 2841 2.99 0.41 3115

Page 134: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 135: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

123

11 Het uitstroomformulier groep 8 11.1 Het uitstroomformulier Het uitstroomformulier is ontwikkeld om de situatie van de leerling in groep 8 in kaart te brengen. Het bevat vragen over het vervolgadvies basisonderwijs en de resul-taten op de Cito Eindtoets basisonderwijs. Van die toets zijn niet alleen de totaalsco-res, maar ook de scores voor de onderdelen taal, rekenen, studievaardigheden en wereldoriëntatie (facultatief) bij de scholen opgevraagd. De betreffende formulieren zijn in mei 2011, toen het definitieve vervolgadvies bekend was, opgestuurd naar de scholen. 11.2 Respons Het COOL-bestand bevat voor groep 8 gegevens van 9444 leerlingen in de referen-tiesteekproef en 12538 in de totale steekproef. In de referentiesteekproef is voor 74.7% van de leerlingen het uitstroomformulier ingevuld, de totale steekproef voor 68.3% van de leerlingen. Ten opzichte van de leerlingen die ook hebben deelgenomen aan de afname van de taal-, lees- en rekentoetsen bedraagt de respons 75.7%, respec-tievelijk 69.5%. Om op mogelijk selectieve uitval te controleren is in Tabel 11.1 de feitelijke verde-ling van de sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het administratiebestand afgezet tegen de verdeling daarvan in het uitstroombestand.

Page 136: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

124

Tabel 11.1 – Respons op het uitstroomformulier: verdeling sociaal-etnische achter-grond binnen het totaalbestand en binnen het uitstroombestand (in %)

referentiesteekproef totale steekproef totaal uitstroom totaal uitstroom

LBO all. 6.0 6.3 10.6 10.2 LBO aut. 11.8 12.7 13.4 13.7 MBO all. 4.4 4.4 6.5 5.7 MBO aut. 39.9 40.6 36.2 37.6 HBO/WO all. 2.6 2.5 3.5 3.1 HBO/WO aut. 35.2 33.5 29.8 29.7 n 8895 6653 11848 8123

De verschillen tussen de verdeling van sociaal-etnische achtergrond binnen het to-taalbestand en het uitstroombestand zijn zeer gering. 11.3 De Eindtoets basisonderwijs Aan de Cito Eindtoets basisonderwijs (zie www.cito.nl) hebben in het voorjaar van 2011 bijna 6000 basisscholen deelgenomen. Dat is ruim 85% van alle Nederlandse basisscholen. Wanneer een school gekozen heeft voor afname van de Cito-toets die-nen in principe alle leerlingen in groep 8 deze toets te maken. Een uitzondering zijn: (allochtone) leerlingen die aan het begin van groep 8 vier jaar of korter in Nederland zijn en die het Nederlands onvoldoende beheersen om de opgaven goed te lezen, en leerlingen die naar verwachting naar het (voortgezet) speciaal onderwijs of naar het praktijkonderwijs gaan. Van de leerlingen die aan COOL hebben deelgenomen en waarvan de uitstroomformulieren zijn ingevuld, heeft in de referentiesteekproef 76.2% aan de Eindtoets basisonderwijs meegedaan en in de totale steekproef 78.2%. Of er verschillen zijn in deelname tussen de sociaal-etnische categorieën kan worden afgelezen in Tabel 11.2.

Page 137: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

125

Tabel 11.2 – Deelname aan de Eindtoets basisonderwijs, naar sociaal-etnische ach-tergrond (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

LBO all. 83.8 85.4 LBO aut. 74.1 77.5 MBO all. 82.0 85.9 MBO aut. 73.0 74.5 HBO/WO all. 84.3 84.9 HBO/WO aut. 77.4 78.1 n 6653 8123

De tabel maakt duidelijk dat een groter deel van de allochtone leerlingen aan de Eind-toets heeft deelgenomen dan van de autochtone leerlingen en dat de percentages in de totale steekproef bovendien nog veel hoger liggen dan in de referentiesteekproef. De totaalscore op de Cito Eindtoets varieert van 500 tot en met 550. Deze totaalscore is de (bewerkte) optelsom van de scores op drie onderdelen: taal, rekenen en studie-vaardigheden. Wereldoriëntatie is een facultatief onderdeel dat minder vaak wordt afgenomen en niet in de totaalscore is verwerkt. De taaltoets bestaat uit 100 items, de rekentoets uit 60, de toets studievaardigheden 40 en de toets wereldoriëntatie uit 90 items. In Tabel 11.3 presenteren we allereerst de scores op de Eindtoets uitgesplitst naar steekproef. In Tabel 11.4 volgen vervolgens de resultaten van de leerlingen op de onderdelen van de Eindtoets en de totaalscore, uitgesplitst naar steekproef en soci-aal-etnische achtergrond. Tabel 11.3 – Resultaten op de Eindtoets basisonderwijs

referentiesteekproef totale steekproef gem. sd n gem. sd n

taal 74.6 12.5 5195 73.8 12.7 6494 rekenen 42.4 11.0 5157 42.0 11.1 6456 studievaardigheden 29.5 6.2 5143 29.1 6.3 6440 wereldoriëntatie 65.2 12.5 4103 64.0 12.9 5144 totaal 535.3 9.3 5367 534.7 9.5 6672

Page 138: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

126

Tabel 11.4 – Resultaten op de Eindtoets basisonderwijs, naar sociaal-etnische ach-tergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

Taal LBO all. 65.7 11.4 337 65.6 12.1 684 LBO aut. 68.8 13.4 613 68.6 13.3 851 MBO all. 70.7 13.3 231 70.5 12.8 389 MBO aut. 73.6 12.0 1905 73.6 12.0 2205 HBO/WO all. 75.1 10.6 135 74.9 10.8 208 HBO/WO aut. 79.5 10.8 1671 79.5 10.7 1828

Rekenen LBO all. 37.0 11.2 329 37.7 11.5 677 LBO aut. 37.9 11.4 608 37.6 11.3 846 MBO all. 39.1 12.3 226 39.5 12.2 384 MBO aut. 41.2 10.6 1899 41.1 10.6 2199 HBO/WO all. 44.4 11.2 135 44.5 11.2 207 HBO/WO aut. 46.5 9.5 1661 46.4 9.5 1818

Studievaardigheden LBO all. 25.4 6.3 326 25.5 6.5 674 LBO aut. 26.8 6.2 607 26.5 6.4 844 MBO all. 27.1 6.8 219 27.0 6.7 377 MBO aut. 28.8 6.1 1900 28.8 6.0 2200 HBO/WO all. 30.5 6.1 134 30.2 6.4 205 HBO/WO aut. 31.9 5.1 1658 31.9 5.2 1815

Wereldoriëntatie LBO all. 53.0 13.5 212 52.4 12.9 451 LBO aut. 60.6 12.4 465 59.2 12.8 671 MBO all. 58.2 13.8 147 57.1 13.6 258 MBO aut. 64.3 11.7 1623 64.3 11.7 1886 HBO/WO all. 62.3 15.2 79 61.9 13.5 134 HBO/WO aut. 70.1 10.4 1394 70.1 10.4 1538

Eindtoets totaal LBO all. 528.8 9.2 351 528.8 9.3 702 LBO aut. 530.7 9.4 623 530.3 9.6 859 MBO all. 531.9 10.2 241 531.7 10.1 400 MBO aut. 534.2 8.8 1968 534.2 8.9 2269 HBO/WO all. 536.7 8.7 140 536.3 8.8 213 HBO/WO aut. 539.4 7.7 1721 539.3 7.7 1880

Page 139: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

127

11.4 Vervolgadvies voortgezet onderwijs Aan de leerkrachten van groep 8 is de vraag gesteld ‘Welk advies voor voortgezet onderwijs heeft de betrokken leerling ontvangen? N.B. U kunt meerdere antwoorden aanstrepen als er sprake is van een gecombineerd advies.’ Zij konden kiezen uit acht adviezen en daarnaast nog de opties ‘(nog) geen advies’ en ‘ander advies’. In Tabel 11.5 volgt allereerst een overzicht van de adviezen uitgesplitst naar steekproef; ver-volgens volgt in Tabel 11.6 nog een nadere uitsplitsing naar sociaal-etnische achter-grond. De beide opties ‘(nog) geen advies’ en ‘ander advies’ zijn in deze tabellen niet opgenomen. Tabel 11.5 – Advies voortgezet onderwijs (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

VMBO-PRO 0.5 0.7 VMBO-PRO/BBL+LWOO 0.1 0.1 VMBO-BBL+LWOO 6.2 7.3 VMBO-BBL+LWOO/BBL 0.3 0.3 VMBO-BBL 2.8 3.0 VMBO-BBL/KBL 1.2 1.2 VMBO-KBL 10.4 10.8 VMBO-KBL/GL 0.6 0.6 VMBO-GL 4.7 4.7 VMBO-GL/TL 1.7 1.5 VMBO-TL 19.2 19.3 VMBO-TL/HAVO 7.2 7.7 HAVO 19.2 18.4 HAVO/VWO 9.6 9.4 VWO 16.2 14.9 n 6732 8158

Page 140: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

128

Tabel 11.6 – Advies voortgezet onderwijs, naar sociaal-etnische achtergrond (in %)

Referentiesteekproef LBO all. LBO aut. MBO all. MBO aut. HBO/WO all.

HBO/WO aut.

VMBO-PRO 1.5 1.4 1.5 0.5 0.6 0.0 VMBO-PRO/BBL+LWOO 0.3 0.1 0.0 0.1 0.0 0.1 VMBO-BBL+LWOO 16.7 14.5 8.4 5.7 5.5 1.7 VMBO-BBL+LWOO/BBL 1.0 0.6 0.4 0.3 0.0 0.1 VMBO-BBL 6.2 5.6 4.7 3.1 1.8 0.9 VMBO-BBL/KBL 3.1 2.4 1.5 1.2 0.6 0.5 VMBO-KBL 17.4 17.0 12.4 12.8 8.6 3.9 VMBO-KBL/GL 1.3 1.0 0.7 0.6 1.2 0.3 VMBO-GL 2.8 8.6 5.1 5.5 1.8 2.3 VMBO-GL/TL 4.1 1.7 1.5 1.6 2.5 1.3 VMBO-TL 19.5 20.0 23.4 23.1 16.0 14.7 VMBO-TL/HAVO 7.9 5.7 6.6 7.2 10.4 7.6 HAVO 9.0 12.5 18.2 19.0 21.5 24.2 HAVO/VWO 5.1 5.5 8.4 8.2 7.4 13.8 VWO 4.1 3.5 7.3 11.1 22.1 28.6 n 390 806 274 2596 163 2132

Totale steekproef LBO all. LBO aut. MBO all. MBO aut. HBO/WO

all. HBO/WO

aut.

VMBO-PRO 2.0 1.7 1.6 0.4 0.4 0.0 VMBO-PRO/BBL+LWOO 0.5 0.2 0.2 0.1 0.0 0.1 VMBO-BBL+LWOO 18.5 15.8 9.2 5.8 6.7 1.7 VMBO-BBL+LWOO/BBL 0.5 0.7 0.7 0.3 0.0 0.1 VMBO-BBL 5.2 5.2 5.5 3.1 1.7 0.9 VMBO-BBL/KBL 2.8 2.1 1.4 1.1 0.4 0.5 VMBO-KBL 16.0 16.5 12.2 12.7 7.5 4.5 VMBO-KBL/GL 1.2 1.1 0.7 0.7 0.8 0.3 VMBO-GL 4.2 7.9 6.0 5.3 2.5 2.2 VMBO-GL/TL 2.2 1.5 0.9 1.5 1.7 1.3 VMBO-TL 18.4 20.0 23.0 23.1 16.7 14.7 VMBO-TL/HAVO 9.3 6.5 6.5 7.9 11.3 7.6 HAVO 10.4 11.9 15.2 19.0 20.8 24.0 HAVO/VWO 5.2 5.5 9.0 8.2 10.8 13.6 VWO 3.5 3.3 7.8 10.9 18.8 28.5 n 762 1070 434 2941 240 2312

Page 141: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

Deel IV De gezinsgegevens

Page 142: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 143: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

131

12 De oudervragenlijst groep 2 12.1 Inleiding De ouders van de leerlingen in de groep 2 is verzocht een schriftelijke vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst bestond uit drie onderdelen: A. Samenstelling van het gezin; B. Achtergrondgegevens van de ouders of verzorgers; en C. De voor- en vroegschool-se periode.7 De vragenlijst is dezelfde als die van de eerste COOL-meting (vgl. Driessen e.a., 2009). Het algemene doel ervan is om een indruk te krijgen van de situatie waarin het kind thuis opgroeit. Daarvoor wordt informatie gevraagd over een serie gezins-structurele en gezinsculturele kenmerken. Onder de eerste groep vallen aspecten als gezinssamenstelling, sociaal milieu, en geboorteland. Onder de tweede groep vallen kenmerken die te maken hebben met de religie en taal. Daarnaast zijn ook vragen gesteld over taalstimuleringsactviteiten in het gezin en over het bezoek van een kin-derdagverblijf en peuterspeelzaal en deelname aan voor- en vroegschoolse program-ma’s. 12.2 Respons op de oudervragenlijsten Het COOL-bestand bevat voor groep 2 gegevens van 9261 leerlingen in de referen-tiesteekproef en 11995 in de totale steekproef. In de referentiesteekproef heeft 63.5% van de ouders de vragenlijst ingevuld, in de totale steekproef gaat het om 58.5% van de ouders. Ten opzichte van de leerlingen die ook hebben deelgenomen aan de afna-me van de taal- en rekentoets bedraagt de respons 65.2%, respectievelijk 60.3%. De respons op de oudervragenlijst is bepaald vanuit twee perspectieven. Eerst zijn we nagegaan of er zich verschillen voordoen in het beantwoorden van de oudervragen-lijsten die te maken hebben met de sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen. Vervolgens hebben we gekeken of er een relatie is met de toetsprestaties van de leer-lingen. 7 Deze vragenlijst was bestemd voor alle ouders van kinderen in groep 2. Daarnaast is de vragenlijst

ook voorgelegd aan ouders van kinderen in de groepen 5 en 8 die niet hebben deelgenomen aan de eerste meting van COOL. Deze ouders hoefden alleen de delen A en B in te vullen. Deze rapportage richt zich op de gegevens van groep 2.

Page 144: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

132

In Tabel 12.1 vergelijken we de verdeling van de sociaal-etnische achtergrond in het totaalbestand met die in het oudervragenlijstbestand. Tabel 12.1 – Respons op de oudervragenlijst: verdeling sociaal-etnische achtergrond binnen het totaalbestand en binnen het oudervragenlijstbestand (in %)

referentiesteekproef totale steekproef totaal oudervragenlijst totaal oudervragenlijst

LBO all. 5.5 4.2 9.6 7.0 LBO aut. 9.5 9.1 10.9 10.2 MBO all. 5.1 3.9 7.2 5.4 MBO aut. 38.6 39.0 35.4 37.2 HBO/WO all. 3.8 2.8 4.7 3.4 HBO/WO aut. 37.5 41.0 32.2 36.9 n 8558 5562 11119 6655

De tabel laat zien dat alle drie de categorieën met allochtone leerlingen in het ouder-vragenlijstbestand ondervertegenwoordigd zijn. Nadere analyse brengt aan het licht dat de respons onder allochtone ouders in de referentiesteekproef ongeveer 50% bedraagt en die onder autochtone ouders 70%; in de totale steekproef gaat het om 45, respectievelijk 65%. Dat de respons in de totale steekpoef wat lager ligt, komt omdat deze steekproef meer kinderen uit achterstandssituaties, en dan met name allochtonen, bevat. Tabel 12.2 geeft een beeld van de relatie tussen respons en toetsprestaties. Het betreft een overzicht van de toetsscores op de beide in groep 2 afgenomen toetsen van leer-lingen mèt en leerlingen zònder oudergegevens. Tabel 12.2 – Toetsresultaten naar respons oudervragenlijst (gemiddelden en stan-daarddeviaties)

referentiesteekproef totale steekproef

Taal voor Kleuters

Ordenen Taal voor Kleuters

Ordenen

geen respons 62.4 57.4 60.9 56.7 wel respons 65.1 60.4 64.4 60.1 sd 10.8 13.8 10.9 13.8 n 7603 7199 9828 9439

Page 145: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

133

Tabel 12.2 laat voor zowel de referentie- als totale steekproef zien dat er een tendens is dat leerlingen waarvan de ouders de vragenlijsten hebben ingevuld op de beide toetsen hoger scoren dan leerlingen waarvan de ouders die vragenlijst niet hebben ingevuld. De verschillen bedragen tussen de een vijfde en een derde standaarddevia-tie. 12.3 Beschrijving van de resultaten Bij de presentatie van de resultaten op de vragen wordt de volgorde van de vragenlijst gevolgd. Steeds wordt de vraag letterlijk weergegeven, waarna in tabelvorm de verde-ling van de antwoorden volgt. Het betreft het percentage leerlingen per antwoordcate-gorie en het totaal aantal leerlingen waarvoor die vraag is beantwoord. In verband met ‘missings’ variëren deze aantallen per vraag. Er vindt steeds een uitsplitsing plaats naar referentiesteekproef en totale steekproef. In de referentiesteekproef zijn er 5877 leerlingen met een oudervragenlijst en in de totale steekproef 7016. A. Samenstelling van het gezin Toelichting: Het gaat om de situatie zoals die op dit moment is. Tabel 12.3 – V1. Welke ouders of verzorgers zijn er in uw gezin? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

moeder (of verzorgster) én vader (of verzorger) 90.4 89.0 alleen moeder (of verzorgster) 7.0 7.9 alleen vader (of verzorger) 0.3 0.4 twee ouders (of verzorgers) van hetzelfde geslacht 1.5 1.8 anders 0.8 0.9 n 5849 6973

Tabel 12.4 – V2. Wie vult deze vragenlijst in? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

moeder (of verzorgster) van het kind 85.7 84.7 vader (of verzorger) van het kind 14.3 15.3 n 5877 7016

Page 146: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

134

Tabel 12.5 – V3a. Zijn er in uw gezin nog andere thuiswonende kinderen dan het kind dat meedoet aan het onderzoek? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

ja 79.3 78.3 n 5858 6990

Tabel 12.6 – V3b. Hoeveel van die thuiswonende kinderen zijn ouder of even oud (tweeling) en hoeveel zijn jonger dan het kind dat meedoet aan het onderzoek? (in %)8 referentiesteekproef totale steekproef

Aantal oudere of even oude kinderen 0 22.2 22.1 1 55.0 53.7 2 17.3 17.9 3 3.9 4.2 4 1.1 1.3 5 of meer 0.5 0.8 n 3876 4576

Aantal jongere kinderen 0 30.5 30.2 1 57.8 57.6 2 10.5 11.0 3 1.0 1.0 4 0.1 0.2 5 of meer 0.1 0.1 n 3298 3854

8 Sommige ouders gaven bij vraag 3a aan dat er geen andere thuiswonende kinderen waren, maar

vulden bij vraag 3b wel in dat er nog een of meer andere thuiswonende kinderen waren. In die ge-vallen is vraag 3a op ‘ja’ gezet. Omgekeerd waren er ook ouders die bij vraag 3a aangaven dat er wel thuiswonende kinderen waren, maar bij vraag 3b invulden dat er geen oudere of even oude kin-deren waren en ook geen jongere kinderen. In die gevallen is vraag 3a op ‘nee’ gezet en vraag 3b op ‘missing’.

Page 147: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

135

Tabel 12.7 – V4. Woont het kind ook nog een deel van de tijd in een ander gezin, bijvoorbeeld in verband met co-ouderschap na scheiding van de ouders? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

ja 4.3 4.3 n 5528 6600

Tabel 12.8 – V5. Is het kind dat meedoet aan het onderzoek een adoptiekind of pleeg-kind? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

adoptiekind 0.4 0.5 n 5657 6707

pleegkind 0.8 0.9 n 5598 6622

Page 148: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

136

B. Achtergrondgegevens van de ouders of verzorgers Tabel 12.9 – V6. Waar zijn u en uw partner geboren? En waar het kind? (in %) Toelichting: Bij de volgende vragen wordt vaak iets gevraagd over uzelf en uw part-ner. Met ‘uzelf’ bedoelen we degene die de vragenlijst invult; met ‘uw partner’ be-doelen we de man of vrouw met wie u op dit moment getrouwd bent of samenwoont. Als er geen partner is, hoeft u de vragen daarover niet in te vullen.9

Referentiesteekproef moeder vader kind

Nederland 86.7 87.3 97.8 Suriname 1.1 0.9 0.1 Antillen/Aruba 0.5 0.4 0.1 Molukken 0.0 0.0 0.0 Turkije 2.0 2.6 0.2 Marokko 3.2 3.5 0.1 voormalig Joegoslavië 0.4 0.4 0.0 voormalige Sovjet-Unie 0.3 0.2 0.1 Polen 0.5 0.2 0.2 China 0.3 0.1 0.3 Irak 0.4 0.5 0.1 Afghanistan 0.3 0.3 0.0 Somalië 0.4 0.3 0.1 ander westers land 1.6 1.4 0.6 ander niet-westers land 2.2 1.7 0.5 n 5710 5455 5638

9 Voor de rapportage is op basis van wie de vragenlijst heeft ingevuld (Vraag 2), bepaald of ‘uzelf’,

respectievelijk ‘uw partner’ de moeder/verzorgster of vader/verzorger is. Ongeveer 2% van de ou-ders heeft echter de vraag over de invuller niet beantwoord, zodat niet kon worden vastgesteld wie ‘uzelf’ en ‘uw partner’ zijn. Omdat verreweg de meeste vragenlijsten (84%) door de moe-ders/verzorgster zijn ingevuld, is voor de ontbrekende gegevens ‘uzelf’ op moeder/verzorgster gezet en ‘uw partner’ op vader/verzorger. Terwille van de leesbaarheid zullen we hierna alleen nog de aanduiding ‘moeder’ en ‘vader’ gebruiken.

Page 149: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

137

Totale steekproef moeder vader kind

Nederland 82.1 82.3 97.3 Suriname 1.3 1.2 0.1 Antillen/Aruba 0.6 0.6 0.1 Molukken 0.1 0.0 0.0 Turkije 3.0 3.9 0.2 Marokko 5.2 5.7 0.1 voormalig Joegoslavië 0.5 0.5 0.0 voormalige Sovjet-Unie 0.3 0.1 0.0 Polen 0.5 0.3 0.2 China 0.4 0.2 0.3 Irak 0.5 0.6 0.1 Afghanistan 0.6 0.6 0.0 Somalië 0.5 0.4 0.2 ander westers land 1.7 1.3 0.6 ander niet-westers land 2.8 2.3 0.7 n 6761 6430 6698

Tabel 12.10 – V7. Waar zijn de grootouders geboren? (in %)

Referentiesteekproef van moeders kant van vaders kant oma opa oma opa

Nederland 82.7 82.5 83.7 83.5 Suriname 1.4 1.4 1.3 1.4 Antillen/Aruba 0.6 0.6 0.7 0.6 Molukken 0.1 0.2 0.1 0.2 Turkije 2.7 2.7 3.0 3.0 Marokko 3.7 3.7 3.8 3.8 voormalig Joegoslavië 0.5 0.4 0.5 0.4 voormalige Sovjet-Unie 0.3 0.3 0.2 0.1 Polen 0.5 0.5 0.2 0.2 China 0.4 0.4 0.3 0.3 Irak 0.4 0.4 0.4 0.4 Afghanistan 0.3 0.3 0.3 0.3 Somalië 0.5 0.4 0.4 0.4 ander westers land 2.6 2.6 2.2 2.3 ander niet-westers land 3.3 3.5 2.9 3.1 n 5715 5707 5628 5621

Page 150: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

138

Totale steekproef van moeders kant van vaders kant oma opa oma opa

Nederland 77.2 77.2 78.4 78.1 Suriname 1.8 1.8 1.6 1.7 Antillen/Aruba 0.7 0.7 0.8 0.8 Molukken 0.2 0.3 0.3 0.3 Turkije 4.0 4.1 4.4 4.4 Marokko 5.8 5.7 5.9 5.8 voormalig Joegoslavië 0.6 0.5 0.6 0.6 voormalige Sovjet-Unie 0.3 0.3 0.2 0.1 Polen 0.5 0.5 0.3 0.3 China 0.5 0.5 0.3 0.3 Irak 0.5 0.5 0.6 0.6 Afghanistan 0.4 0.4 0.5 0.5 Somalië 0.6 0.6 0.5 0.5 ander westers land 2.6 2.6 2.1 2.2 ander niet-westers land 4.3 4.2 3.6 3.8 n 6800 6781 6664 6658 Tabel 12.11 – V8a. Hoeveel jaar wonen u en uw partner in Nederland? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef moeder vader moeder vader

minder dan 3 jaar 0.7 0.5 0.9 0.8 3-5 jaar 0.7 0.4 0.9 0.6 6-9 jaar 3.2 1.5 4.5 2.3 10 of meer jaar 10.6 11.8 13.7 15.8 altijd al 84.8 85.7 80.1 80.7 n 5763 5366 6865 6348

Tabel 12.12 – V8b. Hoeveel jaar woont uw kind in Nederland? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

minder dan 1 jaar 0.2 0.2 1-3 jaar 1.0 1.3 4-5 jaar 1.4 1.6 meer dan 5 jaar 2.1 2.7 altijd al 95.3 94.2 n 5771 6875

Page 151: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

139

Tabel 12.13 – V9. Hebben u of uw partner nu of in het verleden in Nederland asiel aangevraagd? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef moeder vader moeder vader

ja 1.9 2.4 2.6 3.2 n 5721 5449 6817 6446

Tabel 12.14 – V10a. Wat is het hoogste opleidingsniveau dat u en uw partner hebben gevolgd? (in %) Toelichting: Als u niet het precieze type weet (bv. omdat het om een avondopleiding gaat of omdat de opleiding in het buitenland is gevolgd), probeer dan een zo goed mogelijke inschatting te geven. Kleuteronderwijs niet meetellen.

referentiesteekproef totale steekproef moeder vader moeder vader

geen onderwijs gevolgd 1.3 0.9 2.0 1.5 1-3 jaar lager onderwijs / basisonderwijs 0.8 0.8 1.3 1.2 4-6 jaar lager onderwijs / basisonderwijs 2.8 2.5 3.6 3.1 1-2 jaar lager beroepsonderwijs (IBO/LBO/VBO) 1.9 2.2 2.5 2.8 3-4 jaar lager beroepsonderwijs (IBO/LBO/VBO) 8.4 12.4 9.1 12.8 1-2 jaar MULO/MAVO 1.7 1.4 1.9 1.7 3-4 jaar MULO/MAVO 8.2 7.2 8.3 7.4 1-3 jaar HAVO/HBS/MMS/VWO/ atheneum gymnasium 1.8 1.6 1.8 1.8 4-6 jaar HAVO/HBS/MMS/VWO/ atheneum/ gymnasium 4.3 3.1 4.0 3.1 middelbaar beroepsonderwijs ((K)MBO of leerlingwezen) 34.8 32.3 34.1 31.3 hoger beroepsonderwijs (HBO) 24.1 23.7 22.4 22.1 wetenschappelijk onderwijs (universiteit) 9.9 11.9 9.0 11.2 n 5741 5415 6826 6393

Page 152: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

140

Tabel 12.15 – V10b. Van welk onderwijstype hebben u en uw partner het diploma behaald?10 (in %)

referentiesteekproef totale steekproef moeder vader moeder vader

geen enkel diploma 6.2 6.6 8.7 8.8 lager beroepsonderwijs (IBO/LBO/VBO) 9.4 12.3 10.5 13.3 MULO/MAVO 8.3 7.6 8.5 7.8 HAVO/HBS/MMS/VWO/atheneum/gymnasium 5.4 4.5 5.1 4.7 middelbaar beroepsonderwijs (MBO/KMBO) of leerlingwezen 39.1 35.6 38.0 34.2

hoger beroepsonderwijs (HBO) 22.8 22.6 21.0 21.2 wetenschappelijk onderwijs (universiteit) 8.8 10.8 8.1 10.0 n 5721 5358 6789 6307

Tabel 12.16 – V11. Hebben u en uw partner een betaalde baan voor 12 uur of meer per week? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef moeder vader moeder vader

ja 70.8 94.4 68.3 92.6 n 5726 5403 6820 6394

10 In de vragenlijst konden de ouders van elk onderwijstype afzonderlijk aangeven of ze daarvan een

diploma hadden behaald. De tabel geeft een overzicht van het hoogste onderwijstype waarvan een diploma is behaald.

Page 153: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

141

Tabel 12.17 – V12. Tot welke kerk of geloof rekenen u en uw partner zich? En tot welke rekent u het kind? (in %)

Referentiesteekproef moeder vader kind

tot geen enkele kerk of geloof 41.0 43.0 47.4 Rooms-Katholieke kerk 27.5 26.4 22.5 Protestantse Kerk in Nederland (incl. Nederlandse Hervormde Kerk; Gereformeerde Kerken in Nederland; Evangelisch-Lutherse Kerk) 15.0 14.5 13.8

Protestants Orthodoxe kerk (o.a. Gereformeerde Kerken vrijgemaakt; Christelijk Gereformeerde Kerken; Gereformeerde Gemeenten) 2.8 2.8 2.8

Pinkster- en Evangeliegemeenten 1.4 1.3 1.4 een andere Christelijke kerk 1.5 1.3 1.4 Islam 9.0 9.2 9.2 een andere 1.8 1.5 1.5 n 5761 5426 5585

Totale steekproef moeder vader kind

tot geen enkele kerk of geloof 38.8 41.0 45.1 Rooms-Katholieke kerk 26.6 25.1 21.8 Protestantse Kerk in Nederland (incl. Nederlandse Hervormde Kerk; Gereformeerde Kerken in Nederland; Evangelisch-Lutherse Kerk) 13.5 13.1 12.4

Protestants Orthodoxe kerk (o.a. Gereformeerde Kerken vrijgemaakt; Christelijk Gereformeerde Kerken; Gereformeerde Gemeenten) 2.5 2.4 2.4

Pinkster- en Evangeliegemeenten 1.5 1.3 1.4 een andere Christelijke kerk 1.7 1.5 1.6 Islam 13.3 13.7 13.5 een andere 2.2 1.9 1.8 n 6869 6425 6636

Page 154: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

142

Tabel 12.18 – V13a. Welke taal spreekt het kind het meeste met … (in %)

Referentiesteekproef

moeder vader broers of zussen

vriendjes of vriendinnetjes

Nederlands 89.5 89.4 93.2 96.2 Fries, streektaal, dialect 4.7 5.1 4.3 3.3 buitenlandse taal 5.8 5.5 2.5 0.5 n 5688 5402 5209 5625

Totale steekproef

moeder vader broers of zussen

vriendjes of vriendinnetjes

Nederlands 87.9 87.3 92.8 96.1 Fries, streektaal, dialect 4.3 4.7 4.0 3.1 buitenlandse taal 7.8 8.0 3.2 0.8 n 6735 6360 6121 6647

Tabel 12.19 – V13b. Welke taal spreken u en uw partner het meeste met elkaar? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

Nederlands 80.7 77.5 Fries, streektaal, dialect 10.4 9.4 buitenlandse taal 9.0 13.1 n 5477 6481

Page 155: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

143

Tabel 12.20 – V14. In welke mate beheersen u en uw partner de Nederlandse taal? (in %) Toelichting: Niet bedoeld worden Fries, streektalen en dialecten.

referentiesteekproef totale steekproef moeder vader moeder vader

Verstaan/begrijpen niet of zeer slecht 0.1 0.3 0.3 0.4 slecht 0.7 0.3 0.9 0.6 redelijk 4.1 3.4 5.7 5.1 goed 20.6 21.7 22.3 23.0 zeer goed 74.4 74.3 70.9 71.0 n 5791 5469 6909 6481

Spreken niet of zeer slecht 0.2 0.2 0.4 0.3 slecht 1.1 0.7 1.4 0.9 redelijk 4.7 4.7 6.4 6.6 goed 22.9 23.3 23.8 24.3 zeer goed 71.1 71.1 67.9 67.8 n 5753 5450 6848 6447

Lezen niet of zeer slecht 0.4 0.4 0.7 0.6 slecht 1.1 1.0 1.4 1.3 redelijk 4.1 5.3 5.4 6.9 goed 22.1 23.2 23.5 24.2 zeer goed 72.3 70.2 69.0 67.0 n 5752 5439 6848 6440

Schrijven niet of zeer slecht 0.5 0.5 0.9 0.7 slecht 1.7 1.9 2.1 2.5 redelijk 6.1 7.8 7.8 9.7 goed 25.8 26.3 26.1 26.5 zeer goed 66.0 63.4 63.1 60.6 n 5743 5436 6834 6434

Page 156: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

144

C. De voor- en vroegschoolse periode Tabel 12.21 – V15. Hoe vaak komt het voor dat u en/of uw partner... (in %)

Referentiesteekproef elke dag paar keer per week

paar keer per maand

(bijna) nooit

n

samen met het kind een (prenten)boek of strip lezen

43.6 41.0 11.7 3.8 5663

het kind voorlezen 56.5 30.3 8.7 4.5 5469 samen met het kind naar de bibliotheek gaan 1.1 2.9 53.3 42.7 5460 samen met het kind praten over wat er op school gebeurd is

92.6 6.8 0.6 0.1 5615

samen met het kind naar een kinderprogramma op de tv kijken

55.0 35.5 6.4 3.0 5675

samen met het kind een spelletje of computer- spelletje doen

21.1 57.5 18.2 3.2 5669

Totale steekproef elke dag paar keer

per week paar keer

per maand (bijna) nooit

n

samen met het kind een (prenten)boek of strip lezen

41.7 41.6 12.4 4.3 6738

het kind voorlezen 53.3 31.7 9.7 5.2 6497 samen met het kind naar de bibliotheek gaan 1.3 3.8 52.4 42.5 6499 samen met het kind praten over wat er op school gebeurd is

92.1 7.0 0.7 0.1 6688

samen met het kind naar een kinderprogramma op de tv kijken

56.3 35.0 6.0 2.7 6765

samen met het kind een spelletje of computer- spelletje doen

22.0 57.1 17.5 3.3 6754

Tabel 12.22 – V16a. Is het kind voordat het naar de basisschool ging naar een crè-che/kinderdagverblijf geweest? (in %) Toelichting: Met een crèche/kinderdagverblijf bedoelen we niet de peuterspeelzaal. Naar de peuterspeelzaal vragen we bij vraag 17.

referentiesteekproef totale steekproef

ja 49.2 49.4 n 5619 6679

Page 157: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

145

Tabel 12.23 – V16b. Zo ja, gedurende hoeveel jaar? (in %)11

referentiesteekproef totale steekproef

½ of minder 3.1 3.5 1 6.5 7.0 1½ 12.0 12.8 2 15.3 17.0 2½ 6.2 6.7 3 6.7 6.6 3½ 25.0 22.9 4 of meer 25.1 23.5 n 2688 3183

Tabel 12.24 – V16c. Hoeveel dagen gemiddeld per week? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

½ of minder 1.0 1.0 1 18.6 17.2 1½ 6.6 6.2 2 37.7 35.6 2½ 6.9 6.8 3 20.0 20.9 3½ 1.4 1.4 4 5.1 6.8 4½ 0.3 0.6 5 of meer 2.3 3.4 n 2670 3156

Tabel 12.25 – V17a. Is het kind voordat het naar de basisschool ging naar een peu-terspeelzaal geweest? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

ja 68.1 68.4 n 5660 6739

11 Bij de vragen v16a, v17a en v18a gaven sommige ouders aan dat hun kinderen niet naar een kinder-

dagverblijf, respectievelijk peuterspeelzaal waren geweest en/of niet aan een voor- of vroegschools programma hadden deelgenomen, terwijl ze bij de vervolgvragen (b en c) wel specifieke informatie over de duur en intensiteit of het soort programma hadden gegeven. In die gevallen zijn de a-vragen op ‘ja’ gezet.

Page 158: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

146

Tabel 12.26 – V17b. Zo ja, gedurende hoeveel jaar? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

½ of minder 4.5 4.7 1 14.3 14.2 1½ 51.7 50.1 2 of meer 29.6 31.0 n 3822 4565

Tabel 12.27 – V17c. Hoeveel dagen gemiddeld per week? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

½ of minder 4.1 3.8 1 41.4 37.6 1½ 8.7 8.9 2 of meer 45.7 49.8 n 3810 4551

Tabel 12.28 – V18a. Heeft het kind deelgenomen of neemt het nog deel aan een voor- of vroegschools programma? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

ja 8.2 10.9 n 5689 6776

Page 159: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

147

Tabel 12.29 – V18b. Zo ja, welk programma is of was dat? (in %) Toelichting: Meerdere antwoorden mogelijk 12

referentiesteekproef totale steekproef

Opstap 1.1 2.7 Boekenpret 1.3 1.3 Kaleidoscoop 0.2 0.3 Piramide 2.7 3.5 Overstap 0.1 0.3 Opstapje 0.4 0.6 Startblokken/Basisontwikkeling 0.3 0.4 Ko-Totaal 0.3 0.3 Spel aan Huis 0.3 0.4 Spel- en boekenplan 0.7 0.8 een ander programma 1.2 1.4 n 5877 7016

Tabel 12.30 – V18c. Gedurende hoeveel jaar is of was dat in totaal? (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

½ of minder 9.3 10.4 1 21.1 20.0 1½ 30.8 26.3 2 22.7 27.2 2½ 3.9 3.8 3 4.2 4.7 3½ 3.7 3.4 4 of meer 4.4 4.1 n 432 685

12 Bij deze zogenoemde multi-responsvraag konden de ouders van elk voorgegeven programma aan-

geven of hun kind er aan heeft deelgenomen of er nog deel aan neemt. Omdat de optie ‘nee’ ont-brak, kan geen onderscheid worden gemaakt tussen echt ‘nee’ en ‘missing’. Bij deze vraag is daar-om als percenteringsbasis de gehele steekproef genomen.

Page 160: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting
Page 161: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

149

Literatuur Ali, J., & McInerney, D.M. (2004). Multidimensional assessment of school motiva-

tion. Paper presented at the 3th SELF Research Conference, Berlin. Batenburg, T. van, & Werf, M. van der (2004). NSCCT: Verantwoording, normering

en handleiding. Groningen: GION. Dam, G. ten, Geijsel, F., Reumerman, R., & Ledoux, G. (2010). Burgerschapscompe-

tenties: de ontwikkeling van een meetinstrument. Pedagogische Studiën, 87(5) 313-333.

Driessen, G., Mulder, L., Ledoux, G., Roeleveld, J., & Veen, I. van der (2009). Co-hortonderzoek COOL5-18. Technisch rapport basisonderwijs, eerste meting 2007/08. Nijmegen: ITS/ Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.

Hendriks, A.A.J. (1997). The construction of the Five-Factor Personality Inventory (FFPI). Groningen: Rijksuniversiteit Groningen (dissertatie).

ITS/SCO-Kohnstamm Instituut/GION/Cito (2005). Cohortonderzoek onderwijsloop-banen COOL 5-18. Voorstel voor een geïntegreerd cohortonderzoek in primair, secundair en tertiair onderwijs. Nijmegen/Amsterdam/Groningen/Arnhem: ITS/ SCO-Kohnstamm Instituut/GION/Cito.

Jungbluth, P., Roede, E., & Roeleveld, J. (2001). Validering van het PRIMA-leerlingprofiel. Reeks secundaire analyses op de PRIMA-cohort bestanden. Am-sterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.

Koomen, H.M.Y., Verschueren, K., & Pianta, R.C. (2007). Leerling Leerkracht Rela-tie Vragenlijst. Handleiding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Ledoux e.a. (i.v.). Technische rapportage COOL-speciaal onderzoek. Midgley, C., Maehr, M.L., Hruda, L.Z., Anderman, E., Anderman, L., Freeman, K.E.,

Gheen, M., Kaplan, A., Kumar, R., Middleton, M.J., Nelson, J., Roeser, R., & Urdan, T. (2000). Manual for the Patterns of Adaptive Learning Scales (PALS). Ann Arbor, MI: University of Michigan.

Mulder, L., Hoeven-Van Doornum, A. van der, & Roeleveld, J. (2009). Aantallen en typen zorgleerlingen in schooljaar 2007/08. Resultaten van de aanvullende data-verzameling COOL 5-18 ten behoeve van het monitoren van zorgleerlingen. Nij-megen/Amsterdam: ITS/Kohnstamm Instituut.

Peetsma, T.T.D., Wagenaar, E., & Kat, E. de (2001). School motivation, future time perspective and well-being of high school students in segregated and integrated schools in the Netherlands and the role of ethnic self-description. In J. K. Koppen, I. Lunt & C. Wulf (Eds.), Education in Europe, cultures, values, institutions in transition. Vol. 14 (pp. 54-74). Münster/New York: Waxmann.

Page 162: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

150

Pianta, R. C. (2001). Student-teacher relationship scale. Lutz, FL: Psychological Assessment Resources, Inc.

Seegers, G., Putten, C.M. van, & Brabander, C.J. de (2002). Goal orientation, per-ceived task outcome and task demands in mathematics tasks: Effects on students' attitude in actual task settings. British Journal of Educational Psychology, 72(3), 365-384.

Smeets, E., Veen, I. van der, Derriks, M., & Roeleveld, J. (2007) Zorgleerlingen en leerlingenzorg op de basisschool. Nijmegen/Amsterdam: ITS/SCO-Kohnstamm Instituut.

Veen, I. van der (2007). Resultaten van het COOL proefonderzoek naar leerlingvra-genlijsten op het sociaal-emotionele domein. Intern rapport. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.

Page 163: Geert Driessen et al. (2012) Cohortonderzoek Cool 5-18 Tweede meting

Cohortonderzoek C

OO

L 5-18 Tweede m

eting 2010/11 G

. Driessen, L. M

ulder & J. Roeleveld

ISBN 978 90 5554 439 4NUR 840 o n d e r w ij s l o o p b a n e n

co h o r t o n d e r z o e k ool5-18

Cohortonderzoek COOL5-18Technisch rapport basisonderwijs, tweede meting 2010/11

Geert Driessen | Lia Mulder | Jaap Roeleveld

Postbus 90486500 KJ Nijmegen

Postbus 942081090 GE Amsterdam