GEBRUIKERSHANDLEIDING - wesselgroep.nl Centrum/F9 9H_F13 5B_f15C_F… · q Lees deze handleiding...
Transcript of GEBRUIKERSHANDLEIDING - wesselgroep.nl Centrum/F9 9H_F13 5B_f15C_F… · q Lees deze handleiding...
qqqq
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uwbuitenboordmotor te gebruiken.
GEBRUIKERSHANDLEIDING
F9.9HF13.5BF15CF20B
6AG-28199-73-D0
DMU25052
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebruiken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25105
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha-buitenboordmotor. Deze gebruikershandlei-ding bevat informatie die u nodig hebt voorhet correct bedienen, onderhouden en ver-zorgen van uw motor. Alleen wanneer udeze eenvoudige instructies strikt naleeft,zult u optimaal kunnen genieten van uwnieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Meteventuele bijkomende vragen omtrent de be-diening of het onderhoud van uw buiten-boordmotor kunt u steeds terecht bij uwYamaha-dealer.In deze gebruikershandleiding wordt heelbelangrijke informatie op de volgende ma-nieren aangegeven.
: dit is het veiligheidswaarschuwings-symbool. Het wordt gebruikt om u te wijzenop potentiele risico’s van lichamelijke letsels.Leef alle veiligheidsinstructies die achter ditsymbool staan na om lichamelijke letsels ofdodelijke ongevallen te voorkomen.
WAARSCHUWING
DWM00781
Een WAARSCHUWING wijst op een ge-vaarlijke situatie die kan leiden tot dedood of ernstige letsels als ze niet wordt
vermeden.
OPGELET
DCM00701
Een alinea die vooraf wordt gegaan doorOPGELET vermeldt speciale voorzorgs-maatregelen die moeten worden geno-men om schade aan debuitenboordmotor of aan andere eigen-
dommen te voorkomen.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie
om procedures gemakkelijker of duidelijkerte maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbete-ring inzake productontwerp en -kwaliteit. Datbetekent dat hoewel deze handleiding demeest recente productinformatie bevat diebeschikbaar was op het ogenblik dat ze indruk werd bezorgd, er kleine verschillen kun-nen voorkomen tussen uw machine en dezehandleiding. Met eventuele vragen omtrentdeze handleiding kunt u steeds terecht bij uwYamaha-dealer.Om ervoor te zorgen dat het product langzou meegaan, beveelt Yamaha aan het pro-duct te gebruiken en de gespecificeerde na-zichten en onderhoudsbeurten te latenuitvoeren overeenkomstig de instructies inde gebruikershandleiding. Alle schade dievoortvloeit uit het niet naleven van deze in-structies wordt niet gedekt door de garantie.In bepaalde landen gelden wetten of voor-schriften die gebruikers verbieden het pro-duct elders te gebruiken dan in het land waarhet werd aangekocht, en de kans bestaatdan ook dat het product niet kan worden ge-registreerd in het land van bestemming. Bo-vendien is het mogelijk dat de garantie nietgeldt in bepaalde gebieden. Wanneer u vanplan bent het product mee te nemen naareen ander land, dient u de dealer te raadple-gen bij wie het product werd gekocht.Als u het product tweedehands aankocht,neem dan contact op met de dichtstbijzijndedealer om het opnieuw te laten registrerenen om in aanmerking te komen voor de ge-specificeerde diensten.
NOTA:
De F9.9HMH, F13.5BEH, F13.5BEP,F13.5BMH, F15CE, F15CEH, F15CEP,F15CMH, F20BE, F20BEH, F20BEP,
Belangrijke handleidingsinformatie
F20BMH en de standaardaccessoires wor-den gebruikt als basis voor de uitleg en af-beeldingen in deze handleiding. Daarom ishet mogelijk dat bepaalde items niet van toe-passing zijn op alle modellen.
DMU25121
F9.9H, F13.5B, F15C, F20BGEBRUIKERSHANDLEIDING
©2008 door Yamaha Motor Co., Ltd.1e Uitgave, april 2008
Alle rechten voorbehouden.Elke herdruk of onbevoegd gebruikzonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Inhoud
Veiligheidsinformatie ........................ 1
Buitenboordmotorveiligheid............. 1
Propeller............................................ 1Draaiende onderdelen ...................... 1Hete onderdelen ............................... 1Elektrische schokken ........................ 1Kantelbekrachtiging .......................... 1Motorstopschakelaarkoord................ 1Benzine ............................................. 2Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2Koolmonoxide ................................... 2Wijzigingen........................................ 2
Scheepvaartveiligheid ..................... 2
Alcohol en verdovende middelen...... 2Zwemvesten...................................... 2Mensen in het water.......................... 2Passagiers ........................................ 3Overladen ......................................... 3Vermijd botsingen ............................. 3Weersomstandigheden ..................... 3Passagiersopleiding.......................... 4Scheepvaartveiligheidspublicaties .... 4Wetten en voorschriften .................... 4
Algemene informatie......................... 5
Plaats voor identificatienummers ..... 5
Buitenboordmotorserienummer......... 5Sleutelnummer.................................. 5
EG-verklaring van overeenstemming.......................... 5
CE-label .......................................... 6Lees handleidingen en labels.......... 7
Waarschuwingslabels ....................... 7
Specificaties en vereisten .............. 10
Technische gegevens ................... 10Installatievereisten ........................ 13
Bootvermogen (pk) ......................... 13Monteren van de motor ................... 13
Afstandsbedieningsvereisten ........ 14Accuvereisten................................ 14
Technische gegevens van de accu .............................................. 14
Meerdere accu’s ............................. 14Zonder een gelijkrichter of een
gelijkrichterregelaar ...................... 14
Propellerkeuze.............................. 15Neutraal-startbeveiliging ............... 16Motorolievereisten......................... 16Brandstofvereisten........................ 16
Benzine ...........................................16
Modderig of zuurrijk water............. 17Anti-fouling.................................... 17Motorafdankingsvereisten............. 17Nooduitrusting............................... 17
Componenten.................................. 18
Schematische voorstelling van de componenten ......................... 18
Brandstoftank ..................................18Brandstofleidingkoppelstuk .............19Brandstofmeter................................19Brandstoftankdop ............................19Ontluchtingsschroef ........................19Afstandsbedieningskast ..................19Afstandsbedieningshendel ..............20Neutraal vergrendeltrekker..............20Neutraal gashendel .........................20Stuurhendel .....................................20Schakelhendel.................................21Gashendel .......................................21Brandstofverbruiksindicator.............21Gashendelfrictieafstelling ................21Motorstopschakelaarkoord en
clip.................................................22Motorstopknop ................................23Hendel voor manuele start ..............23Startknop.........................................23Hoofdschakelaar .............................23Kantelbekrachtigingsschakelaar .....24Stuurfrictieregelhendel ....................24Stuurfrictieafstelinrichting ................25Trimtap ............................................25Trimstang (kantelpen) .....................26Kantelvergrendelingsmechanis-
me .................................................26Kantelsteunknop .............................26Kantelsteunstang ............................27Kantelbekrachtigingseenheid ..........27Motorkapvergrendelhendel
(optrektype)...................................28Doorspoelplug .................................28
Inhoud
Waarschuwingslampje .................... 28
Instrumenten en verklikkerlampjes ............................ 29
Lampjes......................................... 29
Oliedrukwaarschuwingslampje........ 29Oververhittingwaarschuwings-
lampje ........................................... 29
Motorcontrolesysteem.................... 30
Waarschuwingssysteem ............... 30
Oververhittingswaarschuwing ......... 30Oliedrukwaarschuwing.................... 30
Installatie.......................................... 32
Installatie ....................................... 32
De buitenboordmotor monteren ...... 32Vastklemmen van de
buitenboordmotor.......................... 34
Werking ............................................ 36
Eerste gebruik ............................... 36
De motor met motorolie vullen ........ 36Inlopen van de motor ...................... 36Leer uw boot kennen ...................... 36
Controles alvorens de motor te starten ......................................... 37
Brandstofpeil ................................... 37Verwijderen van de motorkap ......... 37Brandstofsysteem ........................... 37Bedieningselementen ..................... 38Motorstopschakelaarkoord.............. 38Motorolie ......................................... 38Motor ............................................... 39Doorspoelplug................................. 39Motorkap installeren........................ 39Controleren van het
kantelbekrachtigingssysteem........ 40Accu ................................................ 40
Brandstof bijvullen......................... 41De motor gebruiken....................... 41
Brandstof toevoeren (draagbare tank).............................................. 41
Starten van de motor ...................... 42
Controles na het starten van de motor ........................................... 46
Koelwater ........................................ 46
De motor laten warmdraaien......... 47
Modellen met manuele starter en
elektrische starter..........................47
Controles na het warmdraaien van de motor............................... 47
Schakelen .......................................47Stopschakelaars..............................47
Schakelen ..................................... 47De boot stoppen ........................... 49Motor uitschakelen........................ 49
Procedure........................................50
De buitenboordmotor trimmen ...... 50
Afstelling van de trimhoek bij modellen met een handbediend kantelmechanisme ........................51
Afstellen van de trimhoek (modellen met kantelbekrachtiging)......................52
Boottrim instellen.............................52
Naar boven en naar beneden kantelen ...................................... 53
Procedure voor het naar boven kantelen (modellen met handbediend kantelmechanisme).......................54
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met kantelbekrachtiging)......................55
Procedure voor omlaag kantelen (modellen met handbediend kantelsysteem)..............................56
Procedure voor omlaag kantelen (modellen met kantelbekrachtiging)......................56
Ondiep water ................................ 57
Varen in ondiep water (modellen met handbediend kantelmechanisme).......................57
Modellen met kantelbekrachtiging...58
Varen in andere omstandigheden ......................... 59
Onderhoud....................................... 60
Vervoeren en opbergen van de buitenboordmotor ........................ 60
De buitenboordmotor demonteren...................................60
Opberging van de
Inhoud
buitenboordmotor.......................... 61Procedure ....................................... 62Smering........................................... 63Spoelen van het motorblok ............. 63Reiniging van de
buitenboordmotor.......................... 64Controle van het geverfde
oppervlak van de motor ................ 64
Periodiek onderhoud ..................... 65
Vervangingsonderdelen .................. 65Zware gebruiksomstandigheden..... 65Onderhoudsschema 1..................... 66Onderhoudsschema 2..................... 68Smeren ........................................... 69Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 70Controleren van de brandstoffilter... 71Controle van de vrijloopsnelheid..... 71Motorolie verversen......................... 72Controle van de bedrading en
aansluitstukken ............................. 74Propeller controleren....................... 74Verwijderen van de propeller .......... 75Installeren van de propeller............. 75Verversen van tandwielolie ............. 76De brandstoftank reinigen............... 77Controle en vervanging van
anoden.......................................... 78Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische starter) .......................................... 78
Aansluiten van de accu................... 79Loskoppelen van de accu ............... 79
Herstellen van defecten.................. 80
Problemen verhelpen .................... 80Tijdelijke handeling in een
noodgeval.................................... 84
Beschadiging door botsing.............. 84Vervangen van de zekering ............ 84Kantelbekrachtiging werkt niet ........ 85De starter werkt niet ........................ 85Noodstart (model met manuele
starter) .......................................... 86Noodstart (model met elektrische
starter) .......................................... 87
Behandeling van ondergedompelde motor............. 89
1
Veiligheidsinformatie
DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allentijde in acht.
DMU36500
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedoodworden wanneer ze in contact komen met depropeller. De propeller kan blijven bewegenwanneer de motor in neutraal staat, en descherpe randen van de propeller kunnen ooksnijwonden veroorzaken terwijl de propellerstilstaat.
●
Schakel de motor uit wanneer er zich eenpersoon vlakbij de boot in het water be-vindt.
●
Houd mensen uit de buurt van de propel-ler, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk-ken, zwemvestriempjes enz. kunnen wordengegrepen door de inwendige draaiende on-derdelen van de motor, met ernstige verwon-dingen of de dood tot gevolg.Verwijder de motorkap nooit als het niet echtnodig is. Verwijder of installeer de motorkapnooit terwijl de motor draait.Laat de motor uitsluitend zonder motorkapdraaien met inachtneming van de specifiekeinstructies in de handleiding. Houd uw han-den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken,zwemvestriempjes enz. uit de buurt vaneventuele blootliggende bewegende onder-delen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo-toronderdelen heet genoeg om brandwon-den te veroorzaken. Vermijd iedereaanraking met onderdelen onder de motor-kap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bijhet starten van de motor of terwijl de motordraait. Ze kunnen schokken of elektrocutieveroorzaken.
DMU34790
Kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterdtussen de motor en de klembeugel wanneerde motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li-chaamsdelen te allen tijde uit deze zone.Vergewis u ervan dat er zich niemand indeze zone bevindt alvorens het kantelbe-krachtigingsmechanisme te laten werken.De kantelbekrachtigingsschakelaars werkenook wanneer de hoofdschakelaar op uitstaat. Houd mensen uit de buurt van deschakelaars tijdens werkzaamheden rond-om de motor.Kom nooit onder het staartstuk als het ge-kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhen-del of -knop vergrendeld is. Als debuitenboordmotor per ongeluk valt, kunt uernstig gewond raken.
DMU33671
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zodat de motor stopt wanneer de gebruikeroverboord valt of de stuurhendel verlaat. Datom te voorkomen dat de boot stuurloos ver-der vaart en mensen achterlaat, of over men-sen of voorwerpen vaart.Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij-dens het gebruik van de motor altijd op eenveilige plaats aan uw kleding, of aan uw armof been. Maak ze niet los om de stuurhendelte verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig dekoord niet aan een kledingstuk dat los zoukunnen scheuren, en leid de koord niet langspunten waar ze verstrikt kan raken, zodat zehaar functie niet langer vervult.
Veiligheidsinformatie
2
Leid de koord niet langs plaatsen waar dekans groot is dat er per ongeluk aan wordtgetrokken. Als er aan de koord wordt getrok-ken tijdens het varen, wordt de motor uitge-schakeld en kunt u de boot niet meerbesturen. De boot zou snel kunnen vertra-gen, waardoor passagiers en voorwerpenvoorwaarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterstbrandbaar en explosief.
Volg voor het tan-ken steeds de procedure op pagina 41 omhet risico van brand en explosie zo klein mo-gelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van benzine
Mors geen benzine. Als u toch benzinemorst, veeg hem dan onmiddellijk op metdroge doeken. Werp de doeken weg zoalshet hoort.Mocht er benzine op uw huid terechtkomen,verwijder die dan onmiddellijk met zeep enwater. Trek andere kleren aan als er benzineop uw kleren terecht is gekomen.Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi-ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamphebt ingeademd of benzine in de ogen hebtgekregen. Tracht nooit brandstof over te he-velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool-monoxide bevatten, een kleur- en geurloosgas dat hersenschade of de dood van ver-oorzaken bij inademing. Symptomen vankoolmonoxidevergiftiging zijn onder meermisselijkheid, duizeligheid en slaperigheid.Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goedgeventileerd zijn. Vermijd het blokkeren vanuitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aandeze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uwbuitenboordmotor kunnen de veiligheid enbetrouwbaarheid aantasten, en de buiten-boordmotor onveilig of onwettig voor gebruikmaken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang-rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na televen tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcoholof het innemen van verdovende middelen.Intoxicatie is een van de voornaamste facto-ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen ophet water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aanboord hebt voor elke passagier. Yamaharaadt u aan altijd een zwemvest te dragenwanneer u gaat varen. Kinderen en niet-zwemmers moeten in ieder geval altijd eenzwemvest dragen, en iedereen moet eenzwemvest dragen wanneer de vaaromstan-digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33730
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in hetwater, zoals zwemmers, waterskiërs of dui-kers, telkens wanneer de motor draait. Wan-neer er zich iemand in het water bevindtvlakbij de boot, zet de motor dan in neutraalen schakel hem uit.Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmerskunnen moeilijk zichtbaar zijn.De propeller kan blijven draaien, zelfs wan-neer de motor in neutraal staat. Schakel de
Veiligheidsinformatie
3
motor uit wanneer er zich een persoon vlak-bij de boot in het water bevindt.
DMU33750
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri-kant voor informatie over de aangewezenpassagiersplaatsen in uw boot en vergewis uervan dat alle passagiers veilig plaats heb-ben genomen alvorens te accelereren enwanneer de motor sneller draait dan met hetstationair toerental. Staan of zitten op nietaangewezen plaatsen kan ervoor zorgen datmen overboord wordt geslingerd of in deboot valt ten gevolge van golven, kielzog ofplotse snelheids- of richtingsveranderingen.Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeftgenomen in de boot, dient u uw passagierste waarschuwen wanneer u een ongewoonmanoeuvre dient te maken. Tracht opsprin-gende golven en kielzog steeds te vermij-den.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk opde bootcapaciteitsplaat of raadpleeg debootfabrikant voor het toegestane maxi-mumgewicht en maximumaantal passagiers.Zorg ervoor dat het gewicht naar behorenover de boot is verdeeld in overeenstem-ming met de instructies van de bootfabrikant.Het overladen of verkeerd verdelen van hetgewicht over de boot kan de bestuurbaar-heid van de boot in het gedrang brengen enleiden tot ongevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33771
Vermijd botsingen
Kijk voortdurend uit
naar mensen, voor-werpen en andere boten. Wees voorbereidop omstandigheden die uw zichtbaarheidbeperken of uw zicht op anderen blokkeren.
Vaar defensief
met veilige snelheden en be-waar steeds een veilige afstand van men-sen, voorwerpen en andere boten.
●
Vaar nooit vlak achter andere boten of wa-terskiërs.
●
Vermijd scherpe bochten of andere ma-noeuvres die ervoor zorgen dat anderen umoeilijk kunnen ontwijken en moeilijk kun-nen begrijpen wat u gaat doen.
●
Vermijd zones met voorwerpen onder wa-ter of met ondiep water.
●
Vaar steeds binnen uw grenzen en vermijdagressieve manoeuvres om het risico vancontroleverlies, overboord vallen en bot-sen zo klein mogelijk te houden.
●
Grijp tijdig in
om botsingen te voorko-men. Denk eraan,
boten hebben geenremmen
, en het stoppen van de motor ofhet terugnemen van gas kan de boot min-der bestuurbaar maken. Als u niet zekerbent dat u tijdig kunt stoppen voor een ob-stakel, laat u de motor in de tegenoverge-stelde richting draaien.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer-bericht. Controleer de weersvoorspellingenalvorens uit te varen. Ga beter niet uit varenin gevaarlijk weer.
ZMU06025
Veiligheidsinformatie
4
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas-sagier opgeleid is in het besturen van deboot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids-voorschriften. Bijkomende publicaties en in-formatie kunt u bekomen bij heel watscheepvaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementendie gelden op de plaats waar u gaat varen,en leef deze na. Er gelden verschillende re-gels naar gelang van de geografische plaats,maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan deInternationale Scheepvaartregels.
5
Algemene informatie
DMU25171
Plaats voor identificatienummers
DMU25183
Buitenboordmotorserienummer
Het buitenboordmotorserienummer staatvermeld op het label op de bakboordzijdevan de klembeugel.Noteer uw buitenboordmotorserienummer inde voorziene ruimtes als hulp bij het bestel-len van wisselstukken bij uw Yamaha-dealerof als referentie in geval uw buitenboordmo-tor wordt gestolen.
DMU25190
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu-telschakelaar, is het sleutelidentificatienum-mer ingestanst op uw sleutels zoals getoondop de afbeelding. Noteer dit nummer in deruimte voorzien als referentie in geval u eennieuwe sleutel nodig hebt.
DMU37290
EG-verklaring van overeenstemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal-de gedeelten van de Europese richtlijnen in-zake machines.Iedere conforme buitenboordmotor wordtgeleverd met de EG-verklaring van overeen-
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
1
ZMU05335
1
ZMU05336
1. Sleutelnummer
Algemene informatie
6
stemming. De EG-verklaring van overeen-stemming bevat de volgende informatie:
●
Naam van de motorfabrikant
●
Modelnaam
●
Productcode van model (goedgekeurdemodelcode)
●
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25203
CE-label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol-doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG, 94/25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
1. Positie van het CE-label
1. Positie van het CE-label
ZMU055901
ZMU05593
1
ZMU06040
Algemene informatie
7
DMU33520
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze motor te bedienen of eraan te werken:
●
Lees deze handleiding.
●
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
●
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33831
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealervoor vervanglabels.
ZMU06169
1 2
3
Algemene informatie
8
DMU33912
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be-tekenen het volgende.
1
WAARSCHUWING
DWM01691
Bij een noodstart is er geen neutraal-startbeveiliging. Vergewis u ervan dat deschakelhendel in neutraal staat alvorens
de motor te starten.
2
WAARSCHUWING
DWM01681
●
Houd handen, haar en kledingstukkenuit de buurt van draaiende onderdelenterwijl de motor draait.
●
Bij het starten of terwijl de motor draaitmag u geen elektrische onderdelen
aanraken of verwijderen.
3
WAARSCHUWING
DWM01671
●
Lees de handleiding en de labels.
●
Draag een goedgekeurd zwemvest.
●
Bevestig de uitschakelkoord (seizing)aan uw zwemvest, uw arm of uw beenzodat de motor stopt wanneer u destuurhendel per ongeluk verlaat, om tevoorkomen dat de boot op hol kan
slaan.
ZMU05706
1 2
3
Algemene informatie
9
DMU33843
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol-gende.
Let op/Waarschuwing
Lees de gebruikershandleiding
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
Elektrisch gevaar
Bedieningsrichting van afstandsbedie-ningshendel/schakelhendel, twee richtingen
Motorstart/ motoraanzwengeling
ZMU05696
ZMU05664
ZMU05665
ZMU05666
ZMU05667
ZMU05668
10
Specificaties en vereisten
DMU34520
Technische gegevensNOTA:
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronderbetekent dat de geïnstalleerde propeller vanaluminium is.Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat degeïnstalleerde propeller van roestvrij staal isen “(PL)” dat de geïnstalleerde propeller vanplastic is.
NOTA:
“*” betekent, selecteer de motorolie op basisvan de motorolietabel. Voor meer informatie,zie pagina 16.
DMU2821C
Maat:
Totale lengte: F13.5BEH 1046 mm (41.2 in)F13.5BEP 664 mm (26.1 in)F13.5BMH 1046 mm (41.2 in)F15CE 664 mm (26.1 in)F15CEH 1046 mm (41.2 in)F15CEP 664 mm (26.1 in)F15CMH 1046 mm (41.2 in)F20BE 664 mm (26.1 in)F20BEH 1048 mm (41.3 in)F20BEP 664 mm (26.1 in)F20BMH 1046 mm (41.2 in)F9.9HMH 1046 mm (41.2 in)
Totale breedte: F13.5BEH 420 mm (16.5 in)F13.5BEP 389 mm (15.3 in)F13.5BMH 420 mm (16.5 in)F15CE 389 mm (15.3 in)F15CEH 420 mm (16.5 in)F15CEP 389 mm (15.3 in)F15CMH 420 mm (16.5 in)F20BE 389 mm (15.3 in)F20BEH 420 mm (16.5 in)F20BEP 389 mm (15.3 in)
F20BMH 420 mm (16.5 in)F9.9HMH 420 mm (16.5 in)
Totale hoogte S: F13.5BEP 1078 mm (42.4 in)F13.5BMH 1078 mm (42.4 in)F15CE 1078 mm (42.4 in)F15CMH 1078 mm (42.4 in)F20BE 1078 mm (42.4 in)F20BEP 1078 mm (42.4 in)F20BMH 1078 mm (42.4 in)F9.9HMH 1078 mm (42.4 in)
Totale hoogte L: F13.5BEH 1205 mm (47.4 in)F13.5BEP 1205 mm (47.4 in)F13.5BMH 1205 mm (47.4 in)F15CE 1205 mm (47.4 in)F15CEH 1205 mm (47.4 in)F15CEP 1205 mm (47.4 in)F15CMH 1205 mm (47.4 in)F20BE 1205 mm (47.4 in)F20BEH 1205 mm (47.4 in)F20BEP 1205 mm (47.4 in)F20BMH 1204 mm (47.4 in)F9.9HMH 1205 mm (47.4 in)
Spiegel hoogte S: F13.5BEP 443 mm (17.4 in)F13.5BMH 438 mm (17.2 in)F15CE 438 mm (17.2 in)F15CMH 438 mm (17.2 in)F20BE 438 mm (17.2 in)F20BEP 443 mm (17.4 in)F20BMH 438 mm (17.2 in)F9.9HMH 438 mm (17.2 in)
Spiegel hoogte L: F13.5BEH 565 mm (22.2 in)F13.5BEP 570 mm (22.4 in)F13.5BMH 565 mm (22.2 in)F15CE 565 mm (22.2 in)F15CEH 565 mm (22.2 in)F15CEP 570 mm (22.4 in)F15CMH 565 mm (22.2 in)
Specificaties en vereisten
11
F20BE 565 mm (22.2 in)F20BEH 565 mm (22.2 in)F20BEP 570 mm (22.4 in)F20BMH 565 mm (22.2 in)F9.9HMH 565 mm (22.2 in)
Gewicht (AL) S: F15CMH 52.7 kg (116 lb)F20BMH 52.7 kg (116 lb)F9.9HMH 52.7 kg (116 lb)
Gewicht (AL) L: F15CMH 54.7 kg (121 lb)F20BEH 55.7 kg (123 lb)F20BMH 54.7 kg (121 lb)F9.9HMH 54.7 kg (121 lb)
Gewicht (zonder propeller) S: F13.5BEP 58.5 kg (129 lb)F13.5BMH 51.5 kg (114 lb)F15CE 52.5 kg (116 lb)F15CMH 51.5 kg (114 lb)F20BE 52.5 kg (116 lb)F20BEP 58.5 kg (129 lb)F20BMH 51.5 kg (114 lb)F9.9HMH 51.5 kg (114 lb)
Gewicht (zonder propeller) L: F13.5BEH 55.5 kg (122 lb)F13.5BEP 60.5 kg (133 lb)F13.5BMH 53.5 kg (118 lb)F15CE 54.5 kg (120 lb)F15CEH 55.5 kg (122 lb)F15CEP 60.5 kg (133 lb)F15CMH 53.5 kg (118 lb)F20BE 54.5 kg (120 lb)F20BEP 60.5 kg (133 lb)F20BMH 53.5 kg (118 lb)F9.9HMH 53.5 kg (118 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik: 5000–6000 omw/min
Maximum uitgangsvermogen: F13.5BEH 9.9 kW bij 5500 omw/min (13 PK bij 5500 omw/min)
F13.5BEP 9.9 kW bij 5500 omw/min (13 PK bij 5500 omw/min)F13.5BMH 9.9 kW bij 5500 omw/min (13 PK bij 5500 omw/min)F15CE 11.0 kW bij 5500 omw/min (15 PK bij 5500 omw/min)F15CEH 11.0 kW bij 5500 omw/min (15 PK bij 5500 omw/min)F15CEP 11.0 kW bij 5500 omw/min (15 PK bij 5500 omw/min)F15CMH 11.0 kW bij 5500 omw/min (15 PK bij 5500 omw/min)F20BE 14.7 kW bij 5500 omw/min (20 PK bij 5500 omw/min)F20BEH 14.7 kW bij 5500 omw/min (20 PK bij 5500 omw/min)F20BEP 14.7 kW bij 5500 omw/min (20 PK bij 5500 omw/min)F20BMH 14.7 kW bij 5500 omw/min (20 PK bij 5500 omw/min)F9.9HMH 7.3 kW bij 5500 omw/min (10 PK bij 5500 omw/min)
Vrijlooptoerental (in neutraal): 1050
±
50 omw/min
Motor:
Type: 4-takt L
Slag: 362.0 cm
3
Boring
×
slag: 63.0
×
58.1 mm (2.48
×
2.29 in)Ontstekingssysteem:
CDIBougie met weerstand (NGK):
DPR6EB-9Electrode afstand bougie:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)Besturingssysteem:
F13.5BEH StuurhendelF13.5BEP AfstandsbedieningF13.5BMH Stuurhendel
Specificaties en vereisten
12
F15CE AfstandsbedieningF15CEH StuurhendelF15CEP AfstandsbedieningF15CMH StuurhendelF20BE AfstandsbedieningF20BEH StuurhendelF20BEP AfstandsbedieningF20BMH StuurhendelF9.9HMH Stuurhendel
Startsysteem: F13.5BEH Elektrische starterF13.5BEP Elektrische starterF13.5BMH ManueleF15CE Elektrische starterF15CEH Elektrische starterF15CEP Elektrische starterF15CMH ManueleF20BE Elektrische starterF20BEH Elektrische starterF20BEP Elektrische starterF20BMH ManueleF9.9HMH Manuele
Carburateur met start systeem: Prime Start (Voorinspuitstartsys-teem)
Klepspeling (koude motor) IL: 0.15–0.25 mm (0.0059–0.0098 in)
Klepspeling (koude motor) UL: 0.25–0.35 mm (0.0098–0.0138 in)
Min. koudstartstroomsterkte (CCA/EN): F13.5BEH 347.0 AF13.5BEP 347.0 AF15CE 347.0 AF15CEH 347.0 AF15CEP 347.0 AF20BE 347.0 AF20BEH 347.0 AF20BEP 347.0 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC): F13.5BEH 40.0 A/uF13.5BEP 40.0 A/u
F15CE 40.0 A/uF15CEH 40.0 A/uF15CEP 40.0 A/uF20BE 40.0 A/uF20BEH 40.0 A/uF20BEP 40.0 A/u
Maximumdynamovermogen: 10.0 A
Aandrijvingseenheid:
Tandwielposities: Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding: 2.08 (27/13)
Trim- en kantelsysteem: F13.5BEH Handbediend kantelsys-teemF13.5BEP KantelbekrachtigingF13.5BMH Handbediend kantelsys-teemF15CE Handbediend kantelsysteemF15CEH Handbediend kantelsys-teemF15CEP KantelbekrachtigingF15CMH Handbediend kantelsys-teemF20BE Handbediend kantelsysteemF20BEH Handbediend kantelsys-teemF20BEP KantelbekrachtigingF20BMH Handbediend kantelsys-teemF9.9HMH Handbediend kantelsys-teem
Propellermerkteken: J
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof: Normale loodvrije benzine
Min. research octaangetal: 90
Brandstoftank inhoud:
Specificaties en vereisten
13
25 L (6.60 US gal, 5.50 Imp.gal)Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolieAanbevolen-motoroliegroep 1*:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen-motoroliegroep 2*: SAE 15W-40/20W-40/20W-50 API SH/SJ/SL
Smering: Oliecarter
Motoroliehoeveelheid zonder vervanging van oliefilter (oliecarterinhoud):
1.6 L (1.69 US qt, 1.41 Imp.qt)Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)Tandwieloliehoeveelheid:
0.250 L (0.264 US qt, 0.220 Imp.qt)
Aanspankoppel:
Bougie: 18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Propellermoer: 17.0 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb)
Motorolieaftapbout: 28.0 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb)
Motoroliefilter: 18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94 en 40/94):
F13.5BEH 80.3 dB(A)F13.5BEP 80.3 dB(A)F13.5BMH 80.3 dB(A)F15CE 80.3 dB(A)F15CEH 80.3 dB(A)F15CEP 80.3 dB(A)F15CMH 80.3 dB(A)F20BE 80.3 dB(A)F20BEP 80.3 dB(A)F20BMH 80.3 dB(A)F9.9HMH 80.3 dB(A)
Trilling in stuurhendel (ICOMIA 38/94): F13.5BEH 2.6 m/s
2
F13.5BEP 2.6 m/s
2
F13.5BMH 2.6 m/s
2
F15CE 2.6 m/s
2
F15CEH 2.6 m/s
2
F15CEP 2.6 m/s
2
F15CMH 2.6 m/s
2
F20BE 2.6 m/s
2
F20BEP 2.6 m/s
2
F20BMH 2.6 m/s
2
F9.9HMH 2.6 m/s
2
DMU33553
Installatievereisten
DMU33563
Bootvermogen (pk)
WAARSCHUWING
DWM01560
Een boot te krachtig aandrijven kan ern-
stige instabiliteit veroorzaken.
Alvorens de buitenboordmotor(en) te instal-leren, dient u na te gaan of het totale vermo-gen (pk) van uw motor(en) het toegestanemaximumvermogen van de boot niet over-schrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van deboot of neem contact op met de fabrikant.
DMU33571
Monteren van de motor
WAARSCHUWING
DWM01570
●
Een verkeerde montage van de buiten-boordmotor kan tot gevaarlijke omstan-digheden leiden, zoals een gebrekkigebestuurbaarheid, verlies van controleof brand.
●
Aangezien de motor zeer zwaar is, isspeciale uitrusting en opleiding vereist
om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva-ring in het optuigen van boten moet de motormonteren met behulp van de correcte appa-
Specificaties en vereisten
14
ratuur en de complete optuiginstructies.Voor meer informatie, zie pagina 32.
DMU33581
Afstandsbedieningsvereisten
WAARSCHUWING
DWM01580
●
Als de motor in versnelling start, kan deboot plots en onverwacht bewegen,waardoor er een botsing kan wordenveroorzaakt of passagiers over boordkunnen worden geworpen.
●
Wanneer de motor ooit in versnellingstart, werkt de neutraalstartbeveiligingniet correct en mag u de buitenboord-motor niet langer gebruiken. Neem con-
tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet wor-den uitgerust met (een) neutraal-startbeveili-ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat demotor uitsluitend in neutraal kan worden ge-start.
DMU25694
Accuvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
De motor kan niet worden gestart als de ac-cuspanning te laag is.
DMU36300
Meerdere accu’s
Om meerdere accu’s aan te sluiten, bijvoor-beeld in boten met meerdere motoren of ingeval van een hulpaccu, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen in verband met de keu-ze van de accu en de correcte bedrading.
DMU25730
Zonder een gelijkrichter of een gelijkrichterregelaar
OPGELET
DCM01090
Er kan geen accu worden gekoppeld aanmodellen die geen gelijkrichter of ge-
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
F13.5BEH 347.0 AF13.5BEP 347.0 AF15CE 347.0 AF15CEH 347.0 AF15CEP 347.0 AF20BE 347.0 AF20BEH 347.0 AF20BEP 347.0 A
Minimum nominaal vermogen (20HR/IEC):
F13.5BEH 40.0 A/uF13.5BEP 40.0 A/uF15CE 40.0 A/uF15CEH 40.0 A/uF15CEP 40.0 A/uF20BE 40.0 A/uF20BEH 40.0 A/uF20BEP 40.0 A/u
Specificaties en vereisten
15
lijkrichterregelaar hebben.
Als u een accu wilt gebruiken voor de model-len zonder gelijkrichter of gelijkrichterrege-laar, installeer dan een optionelegelijkrichterregelaar.Het gebruik van een onderhoudsvrije accuvoor de bovengenoemde modellen kan delevensduur van de accu gevoelig verkorten.Installeer een optionele gelijkrichterregelaarof gebruik accessoires die bestand zijn te-gen 18 volt of meer met de bovengenoemdemodellen. Raadpleeg uw Yamaha-dealervoor informatie over het installeren van eenoptionele gelijkrichterregelaar.
DMU34191
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor isde keuze van de juiste propeller een van debelangrijkste keuzen die een booteigenaardient te maken. Het type, de omvang en hetontwerp van uw propeller hebben een recht-streekse invloed op de acceleratie, de top-snelheid, het brandstofverbruik en zelfs delevensduur van de motor. Yamaha ontwerpten vervaardigt propellers voor iedereYamaha-buitenboordmotor en voor alle mo-gelijke toepassingen.Uw buitenboordmotor is uitgerust met eenYamaha-propeller die speciaal werd gese-lecteerd voor een goed resultaat bij tal vantoepassingen, maar er kunnen toepassingenbestaan waarvoor men beter een anderepropeller gebruikt.Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie-zen van de juiste propeller voor uw specifie-ke behoeften. Kies een propeller die demotor in staat stelt het middelste of bovenstegedeelte van het toerentalbereik te bereikenbij volgas en maximumlading. In het alge-meen geldt dat een propeller met een grote-re spoed geschikt is voor geringere
bedrijfsbelastingen en een propeller met eenkleinere spoed voor grotere belastingen. Alsu sterk uiteenlopende ladingen vervoert, kiesdan een propeller die de motor in staat steltte draaien binnen het toerentalbereik vooruw maximumbelasting, maar denk eraan datu de gashendelstand mogelijk moet aanpas-sen om binnen het aanbevolen motortoeren-talbereik te blijven wanneer u lichtereladingen vervoert.Voor instructies over het demonteren en in-stalleren van de propeller, zie pagina 74.
1. Propellerdiameter in inches2. Propellerspoed in inches3. Type van propeller (propellermerk)
1. Propellerdiameter in inches2. Propellerspoed in inches3. Type van propeller (propellermerk)
ZMU04605
-x1 2 3
ZMU04606
-x1 2 3
Specificaties en vereisten
16
DMU25770
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of doorYamaha goedgekeurde afstandsbediening-seenheden zijn uitgerust met (een) neutraal-startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt er-voor dat de motor uitsluitend kan worden ge-start wanneer hij in neutraal staat. Zet deschakelhendel altijd in neutraal wanneer ude motor start.
DMU37471
Motorolievereisten
Als u de aanbevolen motorolietypes nergenskunt vinden, dient u een alternatief te selec-teren uit de volgende tabel, overeenkomstigde gemiddelde temperaturen in uw streek.
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU36801
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteitmet het vereiste minimumoctaangetal. Alsde motor geklop of gepingel begint te verto-nen, gebruik dan een ander merk benzine ofloodvrije superbenzine.
OPGELET
DCM01980
●
Gebruik geen loodhoudende benzine.Loodhoudende benzine kan de motorernstig beschadigen.
●
Zorg dat er geen water en vuil in debrandstoftank terechtkomen. Veront-reinigde brandstof kan de prestatiesvan de motor aantasten of motorscha-de veroorzaken. Gebruik uitsluitendverse benzine die zuivere bussen werd
bewaard.
Aanbevolen motorolie:4-taktmotorolie met een combinatie van de volgende SAE- en API-olie-classificaties
Motorolietype SAE:10W-30 of 10W-40
Motorolieklasse API:SE, SF, SG, SH, SJ, SL
Motoroliehoeveelheid zonder vervanging van oliefilter (oliecarterinhoud):
1.6 L (1.69 US qt, 1.41 Imp.qt)
Aanbevolen benzine:Normale loodvrije benzine met een mi-nimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
Specificaties en vereisten
17
DMU36880
Modderig of zuurrijk water
Yamaha raadt ten zeerste aan de optioneleverchroomde waterpompkit te laten installe-ren door uw dealer als u de buitenboordmo-tor in modderig of zuurrijk water moetgebruiken. Afhankelijk van het model is datechter misschien niet nodig.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestatiesvan de boot. De onderzijde van de boot moetzoveel mogelijk vrij worden gehouden vanaangroeiing. Indien nodig kan de onderzijdevan de boot worden bestreken met een vooruw streek goedgekeurde anti-fouling tervoorkoming van aangroeiing.Gebruik geen anti-fouling die koper of grafietbevat. Dergelijke verven kunnen het roestenvan de motor bespoedigen.
DMU36341
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manieraf. Yamaha raadt u aan uw dealer te raad-plegen in verband met het afdanken van demotor.
DMU36351
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor hetgeval u motorpech krijgt.
●
Een gereedschapskit met verschillende
schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu-sief metrieke maten) en isolatietape.
●
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.
●
Een extra motorstopschakelaarkoord metclip.
●
Reserveonderdelen, zoals een extra setbougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
18
Componenten
DMU2579H
Schematische voorstelling van de componentenNOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan-daarduitrusting van alle modellen.
F9.9H, F13.5B, F15C, F20B
DMU25802
Brandstoftank
Als uw model uitgerust is met een draagbare
ZMU05576
1
2
3
9
8
4
5
6
10
11 12 13
1516
1719
2014
18
25
23
24
7
11
21
171822
20
1. Motorkap2. Motorkapvergrendelingshendel(s)3. Aftapschroef4. Anti-cavitatieplaat5. Trimtap6. Propeller7. Koelwaterinlaat8. Trimstang*9. Klembeugel10. Handgreep repeteerstarter*11. Waarschuwingslampje12. Buitenboordmotorserienummerlocatie*13. Motorstopknop/Motoruitschakelaar*14. Stuurhendel*15. Gashendelfrictieafstelling*
16. Kantelvergrendelhendel*17. Spiegelklemhendel18. Touwbevestiging19. Stuurfrictieafstelinrichting*20. Doorspoelplug21. Kantelbekrachtigingsschakelaar*22. Kantelsteunknop*23. Brandstoftank24. Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon-teerd type)*
Componenten
19
brandstoftank, heeft die de volgende functie.
WAARSCHUWING
DWM00020
De brandstoftank die bij de motor wordtbijgeleverd, is het brandstofreservoir vande motor en mag niet worden gebruikt alseen container om brandstof in op teslaan. Commerciële gebruikers moetenvoldoen aan de van toepassing zijnde li-
centie- of goedkeuringsvoorschriften.
DMU25830
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruik om de brand-stofleiding te verbinden.
DMU25841
Brandstofmeter
Deze meter is gesitueerd op de tankdop ofop de basis van het brandstofleidingkoppel-stuk. Deze geeft de resterende hoeveelheidbrandstof in de tank bij benadering aan.
DMU25850
Brandstoftankdop
Die dop sluit de brandstoftank af. Als hij ver-wijderd is, kan de tank worden gevuld metbrandstof. Om de dop te verwijderen moet hijtegen de wijzers van de klok in worden ge-draaid.
DMU25860
Ontluchtingsschroef
Die schroef bevindt zich op de brandstof-tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegende wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU26181
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowelde schakelhendel als de gashendel. De elek-trische schakelaars bevinden zich op de af-standsbedieningskast.
1. Brandstofleiding koppelstuk2. Brandstofmeter3. Brandstoftankkap4. Ontluchtingsschroef
1. Kantelbekrachtigingsschakelaar2. Afstandsbedieningshendel3. Neutraalvergrendelingstrekker4. Neutraal-gashendel5. Hoofdschakelaar6. Motoruitschakelaar7. Gashendelfrictieafstelling
1. Afstandsbedieningshendel2. Neutraalvergrendelingstrekker3. Neutraal-gashendel
12
3
4
56
ZMU04862
Componenten
20
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit deneutrale stand wordt de vooruitversnellingingeschakeld. Door de hendel naar achter tetrekken vanuit de neutrale stand wordt deachteruitversnelling ingeschakeld. De motorblijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer35° wordt verplaatst; (er is een palletje tevoelen). Door de hendel verder te duwenwordt de gasklep geopend en de motor be-gint te accelereren.
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet ueerst de neutraal vergrendeltrekker omhoogtrekken.
DMU26211
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruitof vooruit te zetten, moet u de afstandsbe-dieningshendel in neutraal zetten en de neu-traal gashendel omhoog zetten.
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als deafstandsbedieningshendel in neutraal staat.De afstandsbedieningshendel werkt alleenals de neutraal gashendel in de geslotenstand is gezet.
DMU25911
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u destuurhendel naar links of naar rechts.
4. Hoofdschakelaar5. Motoruitschakelaar6. Gashendelfrictieafstelling
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “ ”
3. Achteruit “ ”4. Schakelen5. Volledig gesloten6. Gashendel7. Volledig open
1. Neutraalvergrendelingstrekker
1. Volledig open 2. Volledig gesloten
Componenten
21
DMU25922
Schakelhendel
Als u de schakelhendel naar u toe trekt, zetu de motor in de voorwaartse versnelling zo-dat dat boot vooruit vaart. Als u de schakel-hendel van u af duwt , zet u de motor in deachteruitversnelling zodat de boot achteruitvaart.
DMU25941
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhen-del. Als u de hendel tegen de klok in draait,verhoogt de snelheid en als u hem met deklok mee draait verlaagt de snelheid.
DMU25961
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof-verbruiksindicator toont de hoeveelheidbrandstof die in de verschillende gashendel-standen wordt verbruikt. Kies de stand die debeste prestaties en het laagste verbruik biedtvoor de gewenste werking.
DMU25973
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbarebewegingsweerstand van de gasgreep of deafstandsbedieningshendel, en kan wordeningesteld volgens de voorkeur van de schip-per.Om de weerstand te verhogen, draait u deafstelschroef naar rechts.
WAARSCHU-WING! Draai de wrijvingsafstelschroefniet te vast. Als er te veel weerstand is,
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “ ”
3. Achteruit “ ”
ZMU01997
ZMU05519
R
F1
23 N
1. Brandstofverbruikindicator
ZMU05338
1
Componenten
22
kan het moeilijk zijn om de gashendel ofde greep te bewegen, wat een ongelukkan veroorzaken.
[DWM00032]
Om de weerstand te verlagen, draait u de af-stelschroef naar links.
Als u een constante snelheid wenst, moet ude afstelschroef aandraaien om de gewens-te gashendelinstelling te behouden.
DMU25993
Motorstopschakelaarkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor-stopschakelaar om de motor te latendraaien. Bevestig de koord op een veiligeplaats aan uw kleding, of aan uw arm ofbeen. Als de bestuurder over boord valt ofhet roer verlaat, trekt de koord de clip uitwaardoor de ontsteking van de motor wordtuitgeschakeld. Op die manier wordt voorko-men dat de boot onbestuurd verder vaart.
WAARSCHUWING! Bevestig de motor-stopschakelaarkoord tijdens het gebruik
van de motor op een veilige plaats aan uwkleding, of aan uw arm of been. Maak dekoord niet vast aan kleren die kunnenworden losgetrokken. Zorg ervoor dat dekoord nergens achter verstrikt raakt,waardoor ze haar functie verliest. Zorg er-voor dat u tijdens een normaal gebruikniet per ongeluk aan de koord trekt. Alsde motoraandrijving wegvalt, wordt deboot veel minder goed bestuurbaar. Zon-der motoraandrijving zal de boot ook snelvertragen. Daardoor kunnen personen envoorwerpen in de boot naar voren geslin-gerd worden.
[DWM00122]ZMU05369
ZMU05342
1. Koord2. Clip3. Motoruitschakelaar
1. Koord2. Clip3. Motoruitschakelaar
2
1
3
ZMU02003
Componenten
23
DMU26001
Motorstopknop
Om het ontstekingscircuit te openen en demotor uit te zetten, dient u op die knop tedrukken.
DMU26070
Hendel voor manuele start
Om de motor te starten trekt u eerst de han-del uit tot u weerstand voelt. Trek hem dansnel verder uit om de motor aan te zwenge-len.
DMU26080
Startknop
Om de motor met de elektrische starter testarten drukt u op de startknop.
DMU26090
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings-systeem; de werking ervan is hieronder be-schreven.
●
“ ”
(off)
Met de hoofdschakelaar in de “ ” (uit)-stand zijn de elektrische schakelingen uitge-schakeld en de sleutel kan worden uitgeno-men.
●
“ ”
(aan)
Met de hoofdschakelaar in de “ ” (on)-stand zijn de elektrische schakelingen inge-schakeld en de sleutel kan niet worden uitge-nomen.
●
“ ”
(start)
Met de hoofdschakelaar in de “ ” (start)-stand begint de startmotor te draaien om demotor te starten. Als de sleutel wordt losge-laten, keert deze automatisch terug naar de“ ” (on)-stand.
ZMU02083
ZMU05536
ZMU05521
Componenten
24
DMU26102
Kantelbekrachtigingsschakelaar
Het kantelbekrachtigingssysteem stelt dehoek van de buitenboordmotor ten opzichtevan de spiegel in. Door op de schakelaar op“ ” (up) te drukken wordt de buitenboord-motor naar boven gekanteld. Door op deschakelaar op “ ” (down) te drukken wordtde buitenboordmotor naar beneden gekan-teld. Als men de schakelaar loslaat, kanteltde motor niet verder.
NOTA:
Voor instructies betreffende het gebruik vande kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi-na 50 en 53.
DMU31432
Stuurfrictieregelhendel
Een frictie-inrichting geeft een instelbareweerstand aan het stuurmechanisme en kanworden afgesteld naargelang van de voor-keur van de bestuurder. Onderaan op destuurhendelbracket bevindt er zich een in-stelhendel.Om de weerstand te verhogen, draait u dehendel naar bakboord “A”.Om de weerstand te verhogen, draait u dehendel naar stuurboord “B”.
WAARSCHUWING
DWM00040
Draai de wrijvingsafstelschroef niet tevast. Als er te veel weerstand is, kan hetmoeilijk zijn om te sturen, wat een onge-
luk kan veroorzaken.
Als de weerstand niet toeneemt, zelfs nietwanneer de hendel naar bakboord “A” wordtgedraaid, dient u na te gaan of de moer werdaangedraaid met het gespecificeerde aan-draaimoment.
1. Kantelbekrachtigingsschakelaar
1. Kantelbekrachtigingsschakelaar
ZMU05626
UP
DN
1
ZMU05522
A
B
Componenten
25
NOTA:
●
De stuurbeweging is geblokkeerd wan-neer de instelhendel in de stand “A” werdgezet.
●
Controleer of de stuurhendel soepel be-weegt wanneer de hendel naar stuurboord“B” wordt gedraaid.
●
Breng geen smeermiddelen zoals vet aanop de wrijvingszones van de stuurfrictiere-gelhendel.
DMU26122
Stuurfrictieafstelinrichting
Een frictie-inrichting geeft een instelbareweerstand aan het stuurmechanisme en kanworden afgesteld naargelang van de voor-keur van de bestuurder. Op de zwenkbeugelbevindt er zich een instelschroef of -bout.
Om de weerstand te doen toenemen dient ude schroef met de wijzer van de klok mee tedraaien.Om de weerstand te doen afnemen dient ude schroef tegen de wijzers van de klok in tedraaien.
WAARSCHUWING
DWM00040
Draai de wrijvingsafstelschroef niet tevast. Als er te veel weerstand is, kan hetmoeilijk zijn om te sturen, wat een onge-
luk kan veroorzaken.
DMU26253
Trimtap
WAARSCHUWING
DWM00840
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er-voor zorgen dat het moeilijk is om te stu-ren. Laat de motor altijd proefdraaiennadat een trimtap geïnstalleerd of vervan-gen is om er zeker van te zijn dat de be-sturing correct verloopt. Zorg ervoor datu de bout vastdraait nadat de trimtap bij-
geregeld is.
De trimtap moet zo worden ingesteld dat erevenveel kracht moet worden uitgeoefendom de stuurinrichting naar rechts te draaienals om ze naar links te draaien.Als de boot de neiging heeft naar links (bak-boord) te draaien, dient u het achtereind van
1. Moer
Moeraandraaimoment:5.8 Nm (0.6 kgf-m, 4.3 ft-lb)
ZMU05523
1
ZMU02288
Componenten
26
de trimtap naar bakboord te draaien (“A” inde afbeelding).Als de boot de neiging heeft naar rechts(stuurboord) te draaien, dient u het achter-eind van de trimtap naar stuurboord tedraaien (“B” in de afbeelding).
DMU26261
Trimstang (kantelpen)
De stand van de trimstang bepaalt de mini-mumhoek van de buitenboordmotor ten op-zichte van de spiegel.
DMU30530
Kantelvergrendelingsmechanisme
Het kantelvergrendelingsmechanisme wordtgebruikt om te voorkomen dat de buiten-
boordmotor uit het water wordt getild bij hetachteruit varen.
Om te vergrendelen dient u de kantelver-grendelingshendel in de lock-stand te zetten.Om te ontgrendelen dient u de kantelver-grendelingshendel in de release-stand te du-wen.
DMU26321
Kantelsteunknop
Om de buitenboordmotor in de naar bovengekantelde stand te houden, dient u op dekantelsteunknop onder de zwenkbeugel tedrukken.
1. Trimtap2. Bout
Boutaandraaimoment:8.0 Nm (0.8 kgf-m, 5.8 ft-lb)
ZMU05524
1
2
BA
ZMU05525
1. Kantelvergrendelhendel (vergrendelen / naar beneden kantelen)
1. Kantelvergrendelhendel (ontgrendelen / naar boven kantelen)
ZMU05526
1
ZMU05631
1
Componenten
27
OPGELET
DCM00660
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan-telsteunknop niet om de boot de slepen.De buitenboordmotor zou daardoor kun-nen lostrillen van de kantelsteun en val-len. Als de boot niet kan worden gesleeptmet de motor in de normale stand, ge-bruik dan een bijkomend steunstuk omde motor in de gekantelde stand vast te
zetten.
DMU26332
Kantelsteunstang
De kantelsteunstang houdt de buitenboord-motor in de naar boven gekantelde stand.
OPGELET
DCM01660
Gebruik de kantelsteunstang niet bij hetslepen van de boot. De buitenboordmotorzou los kunnen trillen uit de kantelsteunen vallen. Als de motor niet kan worden
gesleept in zijn normale bedrijfsstand,dient u een bijkomend ondersteunings-systeem te gebruiken om hem vast te zet-
ten in de kantelstand.
DMU26361
Kantelbekrachtigingseenheid
Deze eenheid kantelt de buitenboordmotornaar boven en naar beneden en wordt be-diend met de kantelbekrachtigingsschake-laar.
OPGELET
DCM00630
Ga niet op de kantelbekrachtigingsmotorstaan en oefen er geen druk op uit. Dekantelbekrachtigingseenheid zou daar-
door kunnen worden beschadigd.
OPGELET
DCM00660
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan-telsteunknop niet om de boot de slepen.De buitenboordmotor zou daardoor kun-nen lostrillen van de kantelsteun en val-len. Als de boot niet kan worden gesleeptmet de motor in de normale stand, ge-bruik dan een bijkomend steunstuk omde motor in de gekantelde stand vast te
zetten.
ZMU04884
ZMU05528
1. Kantelbekrachtigingseenheid2. Kantelbekrachtigingsmotor
Componenten
28
DMU26382
Motorkapvergrendelhendel (optrektype)
Om de motorkapvergrendelhendel te verwij-deren, moet u de vergrendelhendel(s) om-hoog trekken en de kap afnemen. Bij hetinstalleren van de motorkap moet u nagaanof deze wel goed in de rubberen dichtingpast. Vergrendel de kap vervolgens door dehendel(s) omlaag te bewegen.
DMU26460
Doorspoelplug
Deze plug wordt gebruikt om de koelwater-doorgangen van de motor te reinigen metbehulp van een tuinslang en leidingwater.
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina 63.
DMU26303
Waarschuwingslampje
Als de motor een toestand vertoont die eenwaarschuwing veroorzaakt, gaat het contro-lelampje aan. Meer informatie over het inter-preteren van het waarschuwingslampje vindtu op pagina 30.
1. Doorspoelplug
ZMU05597
1
1. Waarschuwingslampje
ZMU05530
1
29
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36014
Lampjes
DMU36023
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, gaat dit waarschu-wingslampje aan. Voor meer informatie, ziepagina 30.
OPGELET
DCM00022
●
Laat de motor niet draaien wanneer hetwaarschuwingslampje voor lage olie-druk brandt en het motoroliepeil te laagis. Dat leidt tot ernstige motorschade.
●
Het waarschuwingslampje voor lageoliedruk geeft niet het motoroliepeilaan. Gebruik de oliepeilstok om de res-terende hoeveelheid olie te controle-ren. Voor meer informatie, zie pagina
38.
DMU36032
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de temperatuur van de motor te hoog is,gaat dit verklikkerlampje aan. Voor meer in-formatie over het aflezen van het verklikker-lampje, zie pagina 30.
OPGELET
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer hetoververhittingwaarschuwingslampjebrandt. Dat leidt tot ernstige motorscha-
de.
ZMU05531
ZMU05592
30
Motorcontrolesysteem
DMU26803
Waarschuwingssysteem
OPGELET
DCM00091
Laat de motor niet draaien wanneer ereen waarschuwing geactiveerd is. Raad-pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro-
bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU2681A
Oververhittingswaarschuwing
Deze motor heeft een oververhittingwaar-schuwingssysteem. Als de motortempera-tuur te erg stijgt, wordt hetwaarschuwingssysteem geactiveerd.
●
Het toerental van de motor zal automa-tisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
●
Het oververhittingwaarschuwingslampjezal branden of knipperen.
●
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe-zig op de stuurhendel, de afstandsbedie-ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
Als het waarschuwingssysteem in werking isgetreden, schakelt u de motor uit en contro-leert u de koelwaterinlaten:
●
Controleer de trimhoek om na te gaan ofde koelwaterinlaat onder water zit.
●
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver-stopt is.
DMU3016A
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar-schuwingssysteem geactiveerd.
●
Het toerental van de motor zal automa-tisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.Als de motor een oliedrukwaarschuwings-lampje heeft, zal dat continu branden ofknipperen.
●
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe-zig op de stuurhendel, de afstandsbedie-ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
ZMU05592
ZMU02360
ZMU03026
ZMU05531
Motorcontrolesysteem
31
Als het waarschuwingssysteem werd geacti-veerd, dient u de motor uit te schakelen zo-dra dat op een veilige wijze kan. Controleerhet oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als hetoliepeil correct is en het waarschuwingssys-teem toch niet wordt uitgeschakeld, dient uuw Yamaha-dealer te raadplegen.
ZMU02360
32
Installatie
DMU26902
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechtsbij wijze van referentie verstrekt. Het is nietmogelijk complete instructies te verschaffenover iedere mogelijke boot/motor-combina-tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijkaf van de ervaring en de specifieke boot/mo-tor-combinatie.
WAARSCHUWING
DWM01590
●
Een boot te krachtig aandrijven kanernstige instabiliteit veroorzaken. In-stalleer nooit een buitenboordmotor opuw boot met meer paardenkracht danhet maximale nominale paardenkracht-vermogen op de capaciteitsplaat vande boot. Als de boot geen capaciteits-plaat heeft, neem dan contact op met defabrikant van de boot.
●
Een verkeerde montage van de buiten-boordmotor kan tot gevaarlijke omstan-digheden leiden, zoals een gebrekkigebestuurbaarheid, verlies van controleof brand. Modellen voor permanentemontage moeten worden gemonteerddoor uw dealer of door een andere per-soon met voldoende ervaring in het op-
tuigen van boten.
DMU32011
De buitenboordmotor monteren
1. Monteer de buitenboordmotor uitslui-tend wanneer de boot zich aan land be-vindt. Als de boot op het water ligt, dientu hem eerst aan land te trekken.
2. Om stuurbeweging te voorkomen, draaitu de instelhendel naar “A”.
3. Houd de handgrepen en stuurbeugelsvast zoals getoond in de illustratie en tilde buitenboordmotor met de hulp vaneen tweede persoon op.
1. Stuurbeugel2. Handgreep
ZMU05632
A
ZMU05633
1
1
2
2
Installatie
33
4. Monteer de buitenboordmotor op dekiellijn van de boot, en zorg ervoor datde boot zelf goed in evenwicht ligt. An-ders zal de boot moeilijk bestuurbaarzijn. Voor boten zonder kiel of voorasymmetrische boten dient u uw dealerte raadplegen.
DMU26921
Montagehoogte
Om uw boot zo efficiënt mogelijk te gebrui-ken, moet u ervoor zorgen dat de waterweer-stand van de boot en van debuitenboordmotor zo klein mogelijk is. Demontagehoogte van de buitenboordmotorheeft een grote invloed op de waterweer-
stand. Als de montagehoogte te groot is, kaner cavitatie ontstaan, waardoor de stuw-kracht wordt verminderd; als de tippen vande propellerbladen de lucht raken, zal hettoerental van de motor abnormaal sterk toe-nemen waardoor de motor oververhit raakt.Als de montagehoogte te laag is, zal de wa-terweerstand toenemen waardoor de moto-refficiëntie afneemt. Monteer debuitenboordmotor zo dat de anti-cavitatie-plaat zich tussen de onderkant van de booten 25 mm (1 in.) onder de onderkant van deboot bevindt.
OPGELET
DCM01630
●
Controleer tijdens het testen in het wa-ter het drijfvermogen van de boot inrusttoestand met maximale lading. Gana of het peil van het stilstaande waterop het uitlaathuis laag genoeg is om tevoorkomen dat er water in de vermo-genskop terecht kan komen, wanneerhet water ten gevolge van golven stijgtwanneer de buitenboordmotor nietdraait.
●
Een verkeerde motorhoogte of zakendie het gelijkmatig stromen van waterbelemmeren (de vorm of de staat vande boot, of accessoires als spiegellad-ders of dieptesensoren) kunnen zorgenvoor opstuivend water als de boot aan
1. Middellijn (kiellijn)
ZMU05634
ZMU017601
Installatie
34
het varen is. Als de motor continuwordt gebruikt in aanwezigheid van op-stuivend water, kan er genoeg water inde inlaatopening van de onderbak te-rechtkomen om de motor ernstig te be-schadigen. Elimineer de oorzaak van
het opstuivend water.
NOTA:
●
De optimale montagehoogte van de bui-tenboordmotor hangt af van de boot/mo-tor-combinatie en van de gewenstetoepassing. Testvaarten met verschillendemontagehoogte kunnen u helpen bij hetbepalen van de optimale montagehoogte.Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfa-brikant voor meer informatie over het be-palen van de juiste montagehoogte.
●
Voor instructies betreffende het instellenvan de trimhoek van de buitenboordmotor,zie pagina 50.
DMU26971
Vastklemmen van de buitenboordmotor
1. Breng de buitenboordmotor zo centraalmogelijk op de spiegel aan. Draai despiegelklemschroeven gelijkmatig vast.Controleer tijdens het varen af en toe ofde klemschroeven nog vast zitten, wantzij kunnen loskomen door het trillen vande motor.
WAARSCHUWING! Losseklemschroeven kunnen ervoor zor-gen dat de buitenboordmotor van despiegel valt of dat hij beweegt. Datkan verlies van controle en ernstigeverwondingen veroorzaken. Zorg er-voor dat de spiegelschroeven stevigaangedraaid zijn. Controleer tijdenshet varen af en toe of dat dat nogsteeds het geval is.
[DWM00641]
2. Als uw motor uitgerust is met een veilig-heidskabelbevestiging, dient er een vei-ligheidskabel of -ketting te wordengebruikt. Maak één uiteinde vast aan deveiligheidskabelbevestiging en het an-dere aan een stevig bevestigingspunt inde boot. Doet u dat niet dan bent u demotor kwijt als hij per ongeluk van despiegel valt.
3. Bevestig de klembeugel aan de spiegelmet behulp van de eventueel bijgelever-de bouten. Voor meer details dient u uwYamaha-dealer te raadplegen.
WAAR-SCHUWING! Gebruik geen anderebouten, moeren en ringen dan die diein de verpakking van de motor zitten.Doet u dat toch, zorg er dan voor datze even sterk zijn en dat het materiaalervan ten minste dezelfde kwaliteitheeft. Draai ze bovendien stevig aan.Laat na het vastdraaien de motor
ZMU02012
ZMU02013
Installatie
35
proefdraaien en controleer of ze nogsteeds vastzitten.
[DWM00651]
1. Bouten
ZMU02637
1
36
Werking
DMU36380
Eerste gebruik
DMU36390
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverdzonder motorolie. Als uw dealer geen olie inde motor heeft gedaan, moet u dat doen al-vorens de motor te starten.
OPGELET:
Gana of de motor gevuld is met olie alvorenshem de eerste keer te gebruiken, om ern-stige motorschade te voorkomen.
[DCM01780]
De motor wordt geleverd met de volgendeklever, die moet worden verwijderd nadat demotor voor het eerst met olie werd gevuld.Voor meer informatie over het controlerenvan de motoroliepeil, zie pagina 38.
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiodeom de contactoppervlakken tussen bewe-gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo-pen. Wanneer u de motor goed laat inlopenzal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET:
Als men de inloopprocedureniet volgt, kan dat resulteren in een korte-re levensduur van de motor of zelfs inernstige motorschade.
[DCM00801]
DMU27084
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiodevan 10 uur om de contactoppervlakken tus-sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la-
ten inlopen. Wanneer u de motor goed laatinlopen zal hij beter werken en langer mee-gaan.
NOTA:
Als men de inloopprocedure niet volgt, kandat resulteren in een kortere levensduur vande motor of zelfs in ernstige motorschade.Laat de motor als volgt in het water draaien,onder belasting (in versnelling met geïnstal-leerde propeller). Om de motor te laten inlo-pen dient u gedurende 10 uur te lang draaienin vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva-ren zones te vermijden.1. Voor het eerste bedrijfsuur:
Laat de motor draaien met verschillendetoerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geo-pend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur:Verhoog het motortoerental zo veel alsnodig is om de boot over het water te la-ten scheren (maar vermijd volgas), enneem vervolgens een beetje gas terugterwijl de boot een scheersnelheid be-houdt.
3. Resterende acht uren:Laat de motor draaien met om het evenwelk toerental. Laat de motor echternooit langer dan 5 minuten met volgasdraaien.
4. Na de eerste 10 uren:Gebruik de motor normaal.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil-lend. Ga in het begin voorzichtig te werk omte leren hoe uw boot reageert onder verschil-lende omstandigheden en met verschillendetrimhoeken (zie pagina 50).
ZMU01710
Werking
37
DMU36412
Controles alvorens de motor te starten
WAARSCHUWING
DWM01920
Als tijdens de controle voor het startenvan de motor blijkt dat een onderdeel nietwerkt zoals het hoort, moet het wordennagekeken en hersteld alvorens de bui-tenboordmotor te gebruiken. Anders kun-
nen er zich ongevallen voordoen.
OPGELET
DCM00120
Start de motor niet als uit het water is.Oververhitting en ernstige motorschade
zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36560
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebtvoor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 vanuw brandstof te gebruiken om uw bestem-ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgevallen.Controleer het brandstofpeil terwijl de boothorizontaal op een aanhangwagen of in hetwater ligt. Voor brandstofvulinstructies, ziepagina 41.
DMU36570
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de motor-kap van de motor te verwijderen. Om de mo-torkap te verwijderen moet u devergrendelhendel ontgrendelen en de kapafnemen.
DMU36440
Brandstofsysteem
WAARSCHUWING
DWM00060
Benzine en benzinedampen zijn erg ont-vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uitde buurt van vonken, sigaretten, vlam-
men en andere bronnen van ontbranding.
WAARSCHUWING
DWM00910
Lekkende brandstof kan brand of een ont-ploffing veroorzaken.
●
Controleer regelmatig op lekken.
●
Als er brandstof lekt moet het brand-stofsysteem worden hersteld door eenbevoegd mecanicien. Als de buiten-boordmotor slecht hersteld is, kan hetzijn dat het niet veilig is om hem te ge-
bruiken.
DMU36450
Controleer op brandstoflekken
●
Zoek onder de motorkap en in de bootnaar brandstoflekken of benzinedampen.
●
Controleer de brandstofleidingaansluitin-gen om zeker te zijn dat ze in orde zijn.
●
Controleer de brandstofleidingen op bar-sten, zwellingen of andere schade.
DMU37320
Controleer de brandstoffilter
Ga na of de brandstoffilter zuiver is en geenwater bevat. Als er water in de brandstof
Werking
38
wordt aangetroffen, of als er een aanzienlijkehoeveelheid vuil in wordt aangetroffen, moetde brandstoftank worden gecontroleerd engereinigd door een Yamaha-dealer.
DMU36900
Bedieningselementen
Modellen met stuurhendel:
●
Draai de stuurhendel volledig naar links ennaar rechts om na te gaan of hij soepelwerkt.
●
Beweeg de gashendel van de volledig ge-sloten naar de volledig open stand. Verge-wis u ervan dat hij soepel beweegt en dathij helemaal terugkeert naar de vollediggesloten stand.
●
Let op losse of beschadigde verbindingenvan de gas- en schakelkabels onder demotorkap.
Modellen met afstandsbediening:
●
Draai het stuur helemaal naar rechts enhelemaal naar links. Ga na of het soepelen onbelemmerd draait over het volledigebewegingsbereik zonder haperingen of teveel speling.
●
Bedien de gashendels verschillende kerenom u ervan te vergewissen dat hun bewe-gingen geen haperingen vertonen. Zemoeten soepel werken over het volledigebewegingsbereik, en iedere hendel moetvolledig terugkeren naar zijn uitgangsposi-tie.
●
Let op losse of beschadigde verbindingenvan de gas- en schakelkabels onder demotorkap.
DMU36481
Motorstopschakelaarkoord
Inspecteer de motorstopschakelaarkoord opschade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij-tage.
DMU27165
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (nietgekanteld).
OPGELET:
Wanneer demotor niet waterpas staat, is het opde peilstok aangegeven oliepeil mo-
ZMU06169
1. Koord2. Clip3. Motoruitschakelaar
1. Koord2. Clip3. Motoruitschakelaar
2
1
3
ZMU02003
Werking
39
gelijk niet accuraat.
[DCM01790]
2. Verwijder de motorkap.3. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem
schoon.4. Schroef de peilstok in de motor en ver-
wijder hem vervolgens opnieuw. Zorgervoor dat u de peilstok volledig in depeilstokgeleiding steekt, anders zal deoliepeilmeting niet correct zijn.
5. Controleer het oliepeil met de peilstokom na te gaan of het peil tot ergens tus-sen de bovenste en de onderste peil-markering komt. Vul olie bij als hetoliepeil slechts tot onder de onderstemarkering reikt, of tap olie af als het peiltot boven de bovenste markering reikt.
DMU27151
Motor
●
Controleer de motor en ga na of hij goedgemonteerd werd.
●
Controleer op losse of beschadigde be-vestigingsmiddelen.
●
Controleer de propeller op beschadigin-gen.
●
Controleer op olielekken.
DMU36490
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van dedoorspoelplug stevig op het hulpstuk op deonderkap is geschroefd.
OPGELET:
Wan-neer de doorspoelplug niet correct werdaangesloten, kan er koelwater weglopenwaardoor de motor oververhit kan rakentijdens het varen.
[DCM01800]
DMU36952
Motorkap installeren
1. Zorg ervoor dat een motorkapvergren-delhendel is ontgrendeld.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich-ting overal correct zit.
3. Plaats de kap op de dichting.4. Controleer of de rubberen dichting cor-
rect zit over de volledige omtrek van demotor.
5. Beweeg de hendel zoals getoond om de
1. Oliepeilstok
1. Oliepeilstok2. Merkteken laagste peil3. Merkteken hoogste peil
ZMU05598
1
1. Fitting2. Doorspoelplug
ZMU06172
2
1
Werking
40
motorkap te vergrendelen.
OPGELET:
Als de motorkap niet correct wordtgeïnstalleerd, kan er water onder dekap terechtkomen en de motor be-schadigen, of kan de motorkap weg-vliegen bij hoge snelheden.
[DCM01990]
Controleer na de motorkap te hebben aan-gebracht of ze goed op haar plaats zit doorer met twee handen op te duwen. Als de mo-torkap los zit, dient u ze te laten herstellendoor uw Yamaha-dealer.
DMU34782
Controleren van het kantelbekrachtigingssysteem
WAARSCHUWING
DWM01970
●
Kom nooit onder het staartstuk als hetgekanteld is, zelfs niet als de kantel-steunknop vergrendeld is. Als de bui-tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u
ernstig gewond raken.
●
Er kunnen lichaamsdelen worden ver-pletterd tussen de motor en de klem-beugel wanneer de motor wordtgetrimd of gekanteld.
●
Ga na of er zich niemand in de buurtvan de buitenboordmotor bevindt alvo-
rens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de kantelbekrachtigingseen-heid op tekenen van olielekken.
2. Bedien alle kantelbekrachtigingsscha-kelaars om na te gaan of al de schake-laars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar bovenen controleer of de kantelstang volledignaar buiten wordt geduwd.
4. Ga na of de kantelstang vrij is van roestof andere gebreken.
5. Kantel de buitenboordmotor naar bene-den. Controleer of de kantelstang soe-pel werkt.
DMU36581
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert envolledig geladen is. Ga na of de accu-aan-sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn enof ze bedekt zijn met isolatiekappen. Deelektrische contacten van de accu en de ka-bels moeten zuiver en juist aangekoppeld
ZMU06136
1. Kantelstang
Werking
41
zijn, anders kan de accu de motor niet star-ten.Kijk in de instructies van de accufabrikantvoor controles van uw specifieke accu.
DMU27436
Brandstof bijvullen
WAARSCHUWING
DWM01830
●
Benzine en benzinedampen zijn ergontvlambaar en ontplofbaar. Tanksteeds volgens deze procedure om hetrisico van brand en ontploffing te be-perken.
●
Benzine is giftig en kan letsels of dedood veroorzaken. Ga voorzichtig metbenzine om. Tracht nooit benzine overte hevelen door hem aan te zuigen metuw mond. Raadpleeg onmiddellijk uwarts wanneer u een beetje benzine hebtingeslikt, heel veel benzinedamp hebtingeademd of benzine in de ogen hebtgekregen. Mocht er benzine op uw huidterechtkomen, verwijder die dan metzeep en water. Wanneer u benzine op
uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Zet de motor af.2. Verwijder de draagbare tank van de
boot.3. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge-
ventileerde plaats buiten bevindt, en datde boot stevig werd aangemeerd of ste-vig op een aanhangwagen staat.
4. Rook niet en blijf uit de buurt van von-ken, vlammen, statische ontladingen ofandere ontstekingsbronnen.
5. Als u een draagbare container gebruiktom brandstof te bewaren en in de motorte gieten, gebruik dan uitsluitend eengoedgekeurde BENZINEBUS.
6. Raak met de tuit de vulopening of detrechter aan om elektrostatische vonken
te voorkomen.7. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet
te vol. De brandstof kan uitzetten enoverlopen wanneer de temperatuurstijgt.
8. Draai de vuldop stevig vast.9. Veeg eventueel gemorste benzine on-
middellijk op met droge doeken. Werpdie doeken weg zoals het hoort. Over-eenkomstig de plaatselijk geldende wet-ten en voorschriften.
DMU27451
De motor gebruiken
DMU27464
Brandstof toevoeren (draagbare tank)
WAARSCHUWING
DWM00420
●
Controleer alvorens te starten of deboot stevig aangemeerd is en dat u nietbelemmerd wordt bij het sturen. Ga naof er zich niemand in het water rondomu bevindt.
●
Als de ontluchtingsschroef wordt los-gedraaid, ontsnapt er benzinedamp.Benzine is erg ontvlambaar en benzine-dampen zijn ontvlambaar en ontplof-baar. Rook niet en blijf uit de buurt van
Brandstoftankinhoud:25 L (6.60 US gal, 5.50 Imp.gal)
ZMU04047
Werking
42
open vlammen en vonken wanneer u deontluchtingsschroef open draait.
●
Dit product produceert uitlaatgassendie koolmonoxide bevatten, een kleur-en geurloos gas dat hersenbeschadi-ging of de dood kan veroorzaken wan-neer het wordt ingeademd. Symptomenzijn ondermeer misselijkheid, duizelig-heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur-hut en de cabine goed verlucht zijn.
Sluit de uitlaatopeningen niet af.
1. Als er een ontluchtingsschroef op debrandstoftankdop zit, draai deze dan 2of 3 slagen los.
2. Als de motor is uitgerust met een brand-stofleidingkoppelstuk, verbindt u debrandstofleiding stevig met het koppel-stuk. Sluit vervolgens het andere uitein-de van de brandstofleiding stevig aan ophet koppelstuk van de brandstoftank.
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naarboven gericht, tot u de pomp stevig voeltworden. Plaats de tank horizontaal ter-wijl de motor draait, anders kan debrandstof niet worden aangezogen uitde brandstoftank.
DMU27492
Starten van de motor
WAARSCHUWING
DWM01600
Controleer alvorens te starten of de bootstevig aangemeerd is en of u niet belem-merd wordt bij het sturen. Vergewis u erook van dat er zich geen zwemmers in het
water rondom de boot bevinden.
ZMU02022
ZMU05532
1. Pijl
ZMU02024
Werking
43
DMU27545
Starten van de motor
WAARSCHUWING
DWM01840
●
Het niet bevestigen van de motorstop-schakelaarkoord kan resulteren in eenop hol geslagen boot wanneer deschipper uit de boot wordt geslingerd.Bevestig de motorstopschakelaar-koord tijdens het gebruik van de motorop een veilige plaats aan uw kleding, ofaan uw arm of been. Maak de koord nietvast aan kleren die kunnen worden los-getrokken. Zorg ervoor dat de koordnergens achter verstrikt raakt, waar-door ze haar functie verliest.
●
Zorg ervoor dat u tijdens een normaalgebruik niet per ongeluk aan de koordtrekt. Als de motoraandrijving wegvalt,wordt de boot veel minder goed be-stuurbaar. Zonder motoraandrijving zalde boot ook snel vertragen. Daardoorkunnen personen en voorwerpen in de
boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de schakelhendel in neutraal.
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor datde motor uitsluitend kan worden gestart inneutraal.2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord
op een veilige plaats aan uw kleding, of
aan uw arm of been. Bevestig vervol-gens de clip aan het andere uiteinde vande koord aan de motorstopschakelaar.
3. Zet de gashendel in de stand “ ”(start).
4. Trek voorzichtig aan de handgreeprepe-teerstarter tot u weerstand voelt. Geef ervervolgens een korte maar krachtige rukaan om de motor te starten. Herhaal datindien nodig.
ZMU05533
N
ZMU02026
ZMU05600
ZMU05536
Werking
44
5. Nadat de motor gestart is, laat u dehandgreeprepeteerstarter langzaam te-rugkeren in zijn uitgangspositie alvorenshem los te laten.
NOTA:
●
Wanneer de motor koud is, moet hij eerstwarmdraaien. Voor meer informatie, ziepagina 47.
●
Als de motor warm is en niet wil starten,zet u de gashendel lichtjes open en pro-beert u de motor opnieuw te starten. Als demotor nog steeds niet wil starten, zie pagi-na 80.
6. Laat de gashendel langzaam terugkerennaar de volledig gesloten stand.
DMU27604
Modellen met elektrische starter / PrimeStart (voorinspuit-startsysteem)
WAARSCHUWING
DWM01840
●
Het niet bevestigen van de motorstop-schakelaarkoord kan resulteren in eenop hol geslagen boot wanneer deschipper uit de boot wordt geslingerd.Bevestig de motorstopschakelaar-koord tijdens het gebruik van de motorop een veilige plaats aan uw kleding, ofaan uw arm of been. Maak de koord nietvast aan kleren die kunnen worden los-getrokken. Zorg ervoor dat de koordnergens achter verstrikt raakt, waar-door ze haar functie verliest.
●
Zorg ervoor dat u tijdens een normaalgebruik niet per ongeluk aan de koordtrekt. Als de motoraandrijving wegvalt,wordt de boot veel minder goed be-stuurbaar. Zonder motoraandrijving zalde boot ook snel vertragen. Daardoorkunnen personen en voorwerpen in de
boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de schakelhendel in neutraal.
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor datde motor uitsluitend kan worden gestart inneutraal.2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord
op een veilige plaats aan uw kleding, ofaan uw arm of been. Bevestig vervol-gens de clip aan het andere uiteinde vande koord aan de motorstopschakelaar.
3. Zet de gashendel in de stand “ ”(start). Zodra de motor draait, zet u degashendel weer in de volledig geslotenstand.
ZMU05533
N
ZMU02026
Werking
45
4. Druk op de startknop om de motor testarten.
5. Zodra de motor is gestart, laat u de start-knop los zodat hij terug kan keren in zijnuitgangspositie.
OPGELET:
Druk nooitop de startknop als de motor draait.Laat de startmotor nooit langer dan 5seconden draaien. Als de startmotorlanger dan 5 seconden blijft draaien,zal de accu vlug leeg zijn, waardoorhet onmogelijk wordt om de motor testarten. Bovendien kan de starterworden beschadigd. Als de motor na5 seconden aanzwengelen niet start,laat de startknop dan los, wacht 10seconden en zwengel de motor op-nieuw aan.
[DCM00161]
NOTA:
●
Wanneer de motor koud is, moet hij eerstwarmdraaien. Voor meer informatie, zie
pagina 47.
●
Als de motor warm is en niet wil starten,zet u de gashendel lichtjes open en pro-beert u de motor opnieuw te starten. Als demotor nog steeds niet wil starten, zie pagi-na 80.
6. Laat de gashendel langzaam terugkerennaar de volledig gesloten stand.
DMU27664
Modellen met elektrische starter en af-standsbediening
WAARSCHUWING
DWM01840
●
Het niet bevestigen van de motorstop-schakelaarkoord kan resulteren in eenop hol geslagen boot wanneer deschipper uit de boot wordt geslingerd.Bevestig de motorstopschakelaar-koord tijdens het gebruik van de motorop een veilige plaats aan uw kleding, ofaan uw arm of been. Maak de koord nietvast aan kleren die kunnen worden los-getrokken. Zorg ervoor dat de koordnergens achter verstrikt raakt, waar-door ze haar functie verliest.
●
Zorg ervoor dat u tijdens een normaalgebruik niet per ongeluk aan de koordtrekt. Als de motoraandrijving wegvalt,wordt de boot veel minder goed be-stuurbaar. Zonder motoraandrijving zalde boot ook snel vertragen. Daardoorkunnen personen en voorwerpen in de
boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de afstandsbedieningshendel inneutraal.
ZMU05600
ZMU05538
Werking
46
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor datde motor uitsluitend kan worden gestart inneutraal.2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord
op een veilige plaats aan uw kleding, ofaan uw arm of been. Bevestig vervol-gens de clip aan het andere uiteinde vande koord aan de motorstopschakelaar.
3. Draai de hoofdschakelaar in de stand“ ” (aan).
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand“ ” (start) en houd hem maximaal 5seconden in die stand.
5. Zodra de motor gestart is, laat u dehoofdschakelaar los zodat hij terugkeertin de stand “ ” (aan).
OPGELET:
Zetde hoofdschakelaar nooit op “ ”(start) terwijl de motor draait. Laat destartmotor nooit langer dan 5 secon-den draaien. Als de startmotor langerdan 5 seconden blijft draaien, zal deaccu vlug leeg zijn, waardoor het on-mogelijk wordt om de motor te star-ten. Bovendien kan de starter wordenbeschadigd. Als de motor na 5 secon-den aanzwengelen niet start, zet dehoofdschakelaar dan op “ ” (on),wacht 10 seconden en zwengel demotor opnieuw aan.
[DCM00192]
NOTA:
●
Wanneer de motor koud is, moet hij eerstwarmdraaien. Voor meer informatie, ziepagina 47.
●
Als de motor warm is en niet wil starten,zet u de gashendel lichtjes open en pro-beert u de motor opnieuw te starten. Als demotor nog steeds niet wil starten, zie pagi-na 80.
DMU36510
Controles na het starten van de motor
DMU36520
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de
Werking
47
koelwatercontroleopening komt. Een con-stante waterstraal uit de controleopeningwijst erop dat de waterpomp water pomptdoor de koelwatermantels. Als de koelwater-mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du-ren alvorens er water uit de controleopeningbegint te stromen.
OPGELET
DCM01810
Als er geen water uit de controleopeningkomt terwijl de motor draait, kan dat lei-den tot oververhitting en ernstige be-schadiging van de motor. Zet de motor afen controleer of de koelwaterinlaat in hethuis van het staartstuk of de koelwater-controleopening geblokkeerd zijn. Raad-pleeg uw Yamaha-dealer als u hetprobleem niet kunt lokaliseren en oplos-
sen.
Controleer of er geen water lekt uit de verbin-dingsstukken tussen het uitlaatdeksel, de ci-linderkop en het motorblok.
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU27715
Modellen met manuele starter en elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat uhem 3 minuten onbelast draaien omhem te laten warmdraaien. Als dit nietgebeurt, zal de motorlevensduur daar-
door worden verkort.2. Ga na of het oliedrukwaarschuwings-
lampje wel uitgaat na het starten van demotor.
OPGELET:
Als het oliedruk-waarschuwingslampje knippert na-dat de motor werd gestart, dient u demotor weer uit te schakelen. Anderskan de motor ernstig beschadigd ra-ken. Controleer het oliepeil en vul in-dien nodig olie bij. Raadpleeg uwYamaha-dealer als u niet kunt achter-halen waarom het oliedrukwaarschu-wingslampje blijft branden.
[DCM01830]
DMU36530
Controles na het warmdraaien van de motor
DMU36540
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerdeboot en zonder gas te geven of de motorsoepel in voorwaarts en achterwaarts scha-kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU36980
Stopschakelaars
●
Zet de hoofdschakelaar op “ ”, of drukop de motorstopknop en ga na of de motorstopt.
●
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-neer de clip wordt verwijderd van de mo-toruitschakelaar.
●
Vergewis u ervan dat de motor niet kanworden gestart wanneer de clip werd ver-wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU34560
Schakelen
WAARSCHUWING
DWM00180
Ga na of er zich geen personen of hinder-nissen in het water rond de boot bevin-
Werking
48
den, alvorens te schakelen.
OPGELET
DCM01610
Laat de motor warmdraaien alvorens ineen versnelling te schakelen. Het is mo-gelijk dat het stationair toerental hoger isdan normaal zolang de motor niet geheelwarm is. Een hoog stationair toerentalkan ervoor zorgen dat u niet kunt terug-schakelen naar neutraal. Als dat het gevalis, gaat u als volgt te werk: stop de motor,schakel terug naar neutraal, start de mo-
tor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op-
waarts (indien de motor ermee is uitge-rust).
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel /schakelhendel krachtig en kordaat naarvoor (voor voorwaartse versnelling) ofnaar achter (voor de achteruitversnel-ling) [over ongeveer 35° (er moet eenpalletje voelbaar zijn) voor modellen metafstandsbediening]. Zorg ervoor dat dekantelvergrendelhendel in de vergren-delstand (naar beneden) staat (indienaanwezig) alvorens in achteruit te varen.
NOTA:
Modellen met stuurhendel: De schakelhen-del werkt uitsluitend wanneer de gashendelin de volledig gesloten stand staat.Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach-terwaarts) naar neutraal te schakelen1. Draai de gashendel dicht zodat de motor
terugkeert naar stationair toerental.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
ZMU05541
ZMU05729
R
F
N
Werking
49
2. Zodra de motor in versnelling met statio-nair toerental draait, beweegt u de af-standsbedieningshendel /schakelhendel krachtig en kordaat in deneutrale stand.
DMU31742
De boot stoppen
WAARSCHUWING
DWM01510
●
Gebruik de achteruitversnelling niet omde boot af te remmen of te stoppen,aangezien dat ertoe kan leiden dat u decontrole over de boot verliest, uit deboot wordt geslingerd of tegen hetstuur of een ander onderdeel van deboot wordt aangeslingerd. Dit kan hetrisico op ernstige letsels vergroten. Bo-vendien kan het schade toebrengenaan het schakelmechanisme.
●
Schakel nooit in achteruit terwijl u metscherende snelheid vaart. Dat kan lei-den tot het verlies van de controle, hetvollopen van de boot of schade aan de
boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijkremsysteem. Hij wordt afgeremd door deweerstand van het water nadat de gashen-del werd dichtgedraaid en de motor met sta-tionair toerental draait. De remafstandvarieert afhankelijk van het brutogewicht, detoestand van het wateroppervlak en de wind-richting.
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hemeerst enkele minuten laten afkoelen in vrij-
ZMU02030
ZMU05533
N
Werking
50
loop of in een laag toerental. Het is niet raad-zaam de motor onmiddellijk uit te schakelennadat hij met een hoog toerental heeft ge-draaid.
DMU27845
Procedure
1. Druk de motorstopschakelaar in enhoud hem ingedrukt of zet de hoofd-schakelaar op “ ” (uit).
2. Koppel na het uitschakelen van de mo-tor de brandstofleiding los, als de buiten-boordmotor werd uitgerust met eenbrandstofleidingkoppelstuk.
3. Draai de ontluchtingsschroef op detankdop vast (indien voorzien).
4. Verwijder de sleutel alvorens u de bootonbewaakt achterlaat.
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakelddoor aan de koord te trekken, de clip uit demotoruitschakelaar te trekken en vervolgensde hoofdschakelaar op “ ” (uit) te zetten.
DMU27862
De buitenboordmotor trimmen
WAARSCHUWING
DWM00740
Te veel trim voor de werkingsomstandig-heden (ofwel trim naar boven of trim naarbeneden)kan ervoor zorgen dat de bootinstabiel wordt en dat hij moeilijk be-stuurbaar is. Dat doet de kans op een on-geluk toenemen. Als de boot onstabielaanvoelt of als hij moeilijk te besturen is,
ZMU02083
ZMU05547
ZMU02041
Werking
51
vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helptbij het bepalen van de positie van de boegvan de boot in het water. Een correcte trim-hoek verbetert de motorprestaties, drukt hetbrandstofverbruik en reduceert de belastingop de motor. De correcte trimhoek hangt afvan de combinatie van boot, motor en pro-peller. De correcte trimhoek wordt ook be-paald door variabelen als de lading in deboot, de omstandigheden op zee en de vaar-snelheid.
DMU27872
Afstelling van de trimhoek bij modellen met een handbediend kantelmechanisme
In de klembeugel zijn 4 of 5 gaten voorzienom de trimhoek van de buitenboordmotor afte stellen.1. Zet de motor af.2. Kantel de buitenboordmotor een beetje
omhoog en verwijder de trimstang uit deklembeugel.
3. Steek de stang in het gewenste gat.Om de boeg hoger te laten komen (“trim-out”) dient de stang van de spiegel weg teworden bewogen.Om de boeg lager te laten komen (“trim-in”)dient de stang naar de spiegel toe te wor-den bewogen.Voer tests uit met telkens een andere trim-hoek om achter de stand te komen die hetbest past bij uw boot en de vaaromstandig-heden.
WAARSCHUWING
DWM00400
●
Zet de motor uit alvorens de trimhoekbij te regelen.
●
Zorg dat u niet vastgeklemd raakt bijhet verwijderen of het installeren vande stang.
●
Wees voorzichtig als u voor het eersteen trimstand uitprobeert. Verhoog desnelheid geleidelijk en ga na of er zichgeen tekenen van instabiliteit of bestu-ringsproblemen voordoen. Een onjuis-te trimhoek kan tot verlies van controle
leiden.
NOTA:
De trimhoek van de buitenboordmotor wordtongeveer 4 graden veranderd als de trim-
1. Trimbedieningshoek
1. Trimstang
ZMU05601
1
Werking
52
stang één gat wordt opgeschoven.
DMU27904
Afstellen van de trimhoek (modellen met kantelbekrachtiging)
WAARSCHUWING
DWM00753
●
Vergewis u ervan dat er zich niemand inde buurt van de buitenboordmotor be-vindt alvorens de trimhoek in te stellen.Er kunnen lichaamsdelen worden ver-pletterd tussen de motor en de klem-beugel wanneer de motor wordtgetrimd of gekanteld.
●
Wees voorzichtig als u voor het eersteen trimstand uitprobeert. Voer desnelheid geleidelijk op en kijk uit voortekenen van instabiliteit of voor bestu-ringsproblemen. Een foute trimhoekkan ervoor zorgen dat u de controleover de boot verliest.
●
Als de motor is uitgerust met een trim-en kantelbekrachtigingsschakelaar opde onderbak, mag u de schakelaar uit-sluitend gebruiken wanneer de boot he-lemaal stil ligt en de motor isuitgeschakeld. Stel de trimhoek niet inmet deze schakelaar terwijl de boot be-
weegt.
Kantel de motor in de gewenste hoek met dekantelbekrachtigingsschakelaar.
NOTA:
Blijf binnen de trimbedieningshoek wanneeru de buitenboordmotor trimt met het kantel-bekrachtigingssysteem.Om de boeg te verhogen (“trim-out”) dient ude motor opwaarts te kantelen.Om de boeg verlagen (“trim-in”) dient u demotor neerwaarts te kantelen.Voer testvaarten uit met verschillende trim-hoeken om na te gaan welke trimhoek hetbest geschikt is voor uw boot en voor de om-standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27911
Boottrim instellen
Als de boot planeert, zal een boeg-omhooghouding leiden tot minder luchtweerstand,een grotere stabiliteit en een beter rende-ment. Dit is in het algemeen wanneer de kiel-lijn van de boot ongeveer 3 tot 5 gradenomhoog wijst. Met de boeg omhoog kan deboot een grotere neiging hebben om naarlinks of rechts af te wijken. Compenseerdeze afwijking terwijl u stuurt. De trim tab kanook worden aangepast om dit effect te com-penseren. Als de boeg van de boot omlaagis, verloopt het optrekken van staande startnaar planeren gemakkelijker.
ZMU05579
UP
DN
Werking
53
Boeg omhoog
Te veel trim naar buiten brengt de boeg vande boot te hoog in het water. Prestaties enzuinigheid gaan achteruit omdat de rompvan de boot het water wegduwt en er meerluchtweerstand optreedt. Een te sterk bui-tenwaartse trim kan de propeller ook doenventileren, waardoor de prestaties nog ver-der worden verlaagd en de boot kan begin-nen “springen” in het water, waardoorschipper en passagiers overboord kunnenworden gegooid.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de bootdoor het water ploegen, waardoor het brand-stofverbruik stijgt en de snelheid moeilijk kanworden opgevoerd. Varen met te veel bin-nenwaartse trim aan hogere snelhedenmaakt de boot ook instabiel. De weerstandaan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoorhet gevaar voor “boegsturen” toeneemt en
de boot moeilijk en gevaarlijk te besturenwordt.
NOTA:
Afhankelijk van het boottype kan de trimhoekvan de buitenboordmotor weinig invloedhebben op de trim van de boot tijdens het ge-bruik.
DMU27934
Naar boven en naar beneden kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt ofals de boot in ondiep water voor anker gaat,dient de buitenboordmotor naar boven teworden gekanteld om de propeller en de on-derbak te beschermen tegen botsing met ob-stakels en corrosie door zout te beperken.
WAARSCHUWING
DWM00221
Zorg ervoor dat iedereen uit de buurt vande buitenboordmotor blijft tijdens hetnaar boven of naar beneden kantelen. Erkunnen lichaamsdelen worden verplet-terd tussen de motor en de klembeugelwanneer de motor wordt getrimd of ge-
kanteld.
WAARSCHUWING
DWM00250
Lekkende brandstof zorgt voor brandge-vaar. Als de buitenboordmotor voorzienis van een brandstofleidingkoppelstuk,
Werking
54
ontkoppel dan de brandstofleiding ofdraai de brandstofkraan dicht als de bui-tenboordmotor meer dan een paar minu-ten wordt gekanteld. Anders zou er
brandstof kunnen gaan lekken.
OPGELET
DCM00241
●
Vooraleer de buitenboordmotor te kan-telen, moet u de motor uitzetten door deprocedure te volgen op de pagina 49.Kantel de buitenboordmotor nooit ter-wijl de motor draait. Dit kan immers ern-stige schade door oververhittingveroorzaken.
●
Kantel de motor niet omhoog door te-gen de stuurhendel te duwen (indienvoorzien), want hierdoor kan de hendel
breken.
DMU2797A
Procedure voor het naar boven kantelen (modellen met handbediend kantelmechanisme)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel /schakelhendel in neutraal.
2. Zet de kantelvergrendelhendel (indienaanwezig) in de ontgrendelstand (om-hoog).
3. Trek de hendel voor ondiep water op (in-dien aanwezig).
4. Houd de achterkant van de motorkapmet één hand vast en kantel de buiten-boordmotor helemaal naar boven.
5. Druk de kantelsteunknop in de klembeu-gel. Anders keert de kantelsteunstangautomatisch terug naar de vergrendel-stand.
OPGELET:
Gebruik de kantel-steunhendel of de kantelsteunknopniet om de boot de slepen. De buiten-boordmotor zou los kunnen trillen uitde kantelsteun en vallen. Als de mo-tor niet kan worden gesleept in zijnnormale bedrijfsstand, dient u eenbijkomend ondersteuningssysteemte gebruiken om hem vast te zetten inde kantelstand. Voor meer gedetail-
ZMU05533
N
N
ZMU03087
ZMU05548
Werking
55
leerde informatie, zie pagina 60.
[DCM01641]
DMU32723
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met kantelbekrachtiging)
1. Zet de afstandsbedieningshendel inneutraal.
2. Druk op de kantelbekrachtigingsschake-laar “ ” (omhoog) tot de buitenboord-motor volledig omhoog gekanteld is.
3. Druk de kantelsteunknop in de klembeu-gel om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelenvan de buitenboordmotor dient uhem te ondersteunen met de kantel-steunknop of de kantelsteunhendel.Anders kan de buitenboordmotorplots weer naar beneden vallen als deolie in de trim- en kantelbekrachti-gingseenheid of in de kantelbekrach-tigingseenheid aan druk verliest.
[DWM00262]
OPGELET:
Gebruik de kantel-steunhendel of de kantelsteunknopniet om de boot de slepen. De buiten-boordmotor zou los kunnen trillen uitde kantelsteun en vallen. Als de mo-tor niet kan worden gesleept in zijnnormale bedrijfsstand, dient u eenbijkomend ondersteuningssysteemte gebruiken om hem vast te zetten inde kantelstand. Voor meer gedetail-leerde informatie, zie pagina 60.
[DCM01641]
ZMU05528
ZMU05580
UP
Werking
56
4. Modellen uitgerust met trimstangen: zo-dra de buitenboordmotor is ondersteundmet de kantelsteunhendel, drukt u op dekantelbekrachtigingsschakelaar “ ”(omlaag) om de trimstangen in te trek-ken.
OPGELET:
Zorg ervoor dat detrimstangen volledig ingetrokken zijnbij het aanmeren. Op die manier zijnde stangen beschermd tegen aan-groeiing en corrosie, die het trim- enkantelbekrachtigingsmechanismezouden kunnen beschadigen.
[DCM00251]
DMU30192
Procedure voor omlaag kantelen (modellen met handbediend kantelsysteem)
1. Zet de kantelvergrendelhendel in de ver-grendelstand.
2. Kantel de motor een beetje naar om-hoog tot de kantelsteunstang automa-tisch wordt ontgrendeld.
3. Laat de motor langzaam zakken.
DMU33120
Procedure voor omlaag kantelen (modellen met kantelbekrachtiging)
1. Duw tegen de kantelbekrachtigings-schakelaar “ ” (omhoog) tot de buiten-boordmotor wordt ondersteund door dekantelstang en de kantelsteunknop vrij-komt.
2. Trek de kantelsteunknop uit.
3. Druk op de kantelbekrachtigingsschake-laar “ ” (omlaag) om de buitenboord-motor in de gewenste stand te latenzakken.
ZMU04884
ZMU05541
ZMU05528
ZMU04886
Werking
57
DMU28061
Ondiep water
DMU28073
Varen in ondiep water (modellen met handbediend kantelmechanisme)
WAARSCHUWING
DWM01781
●
Vaar altijd zo traag mogelijk wanneer uhet systeem voor varen in ondiep watergebruikt. Het kantelvergrendelmecha-nisme werkt niet terwijl het systeemvoor varen in ondiep water wordt ge-bruikt. Het raken van een obstakel on-der water kan ervoor zorgen dat debuitenboordmotor uit het water wordtgetild, waardoor u de controle over deboot verliest.
●
Wees uiterst voorzichtig wanneer uachteruit vaart. Te veel stuwkracht bijhet achteruit varen kan ervoor zorgendat de buitenboordmotor uit het water
wordt getild, waardoor de kans op on-gevallen en lichamelijke letsels wordt
vergroot.
OPGELET
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zohoog dat de koelwaterinlaat in het staart-stuk boven het wateroppervlak komtwanneer u in ondiep water gaat varen. Datzou ernstige schade door oververhitting
kunnen veroorzaken.
DMU28125
Procedure
1. Plaats de afstandsbedieninghendel /schakelhendel in neutraal.
DN
ZMU01936
UP
DN
ZMU05581
DN
ZMU05533
N
Werking
58
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de ont-grendelstand (omhoog).
3. Kantel de buitenboordmotor een beetjenaar omhoog. De kantelsteunstangwordt automatisch vergrendeld waar-door ze de buitenboordmotor in een ge-deeltelijk opgeheven stand ondersteunt.Deze buitenboordmotor heeft 2 standenom in ondiep water te varen.
4. Om de buitenboordmotor weer in denormale vaarstand te zetten, dient u deafstandsbedieningshendel / schakel-hendel in neutraal te zetten.
5. Zet de kantelvergrendelhendel in de ver-grendelpositie (neerwaarts), en kantelde buitenboordmotor vervolgens lichtjesnaar boven tot de kantelsteunstang au-tomatisch terugkeert in haar vrije stand.
6. Laat de buitenboordmotor langzaamzakken tot in de normale stand.
DMU32861
Modellen met kantelbekrachtiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op-waarts worden gekanteld om in ondiep waterte varen.
OPGELET
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zohoog dat de koelwaterinlaat in het staart-stuk boven het wateroppervlak komtwanneer u in ondiep water gaat varen. Datzou ernstige schade door oververhitting
kunnen veroorzaken.
DMU32952
Procedure voor modellen met kantelbe-krachtiging
1. Zet de afstandsbedieningshendel inneutraal.
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes om-
N
ZMU03087
ZMU05548
ZMU05541
Werking
59
hoog tot in de gewenste stand met be-hulp van de trim- enkantelbekrachtigingsschakelaar.
WAARSCHUWING! Het gebruikenvan de kantelbekrachtigingsschake-laar op de onderbak terwijl de bootzich voortbeweegt of terwijl de motordraait, verhoogt het risico van over-boord vallen en kan de bestuurder af-leiden, waardoor het risico van eenbotsing met een andere boot of tegeneen hindernis wordt vergroot.
[DWM01960]
3. Om de buitenboordmotor weer in denormale vaarstand te zetten, drukt u opde trim- en kantelbekrachtigingsschake-laar en kantelt u de buitenboordmotorvoorzichtig omlaag.
DMU28194
Varen in andere omstandigheden
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa-terdoorgangen uitspoelen met zoet water omte voorkomen dat deze verstopt raken. Spoelook de buitenkant van de buitenboordmotormet zuiver water en spoel de vermogenskoponder de onderbak indien mogelijk.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa-ter
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik temaken van de optionele verchroomde water-pompkit (zie pagina 17) wanneer u de bui-tenboordmotor gebruikt in zuurrijk water ofwater dat veel bezinksel bevat, zoals in mod-derig of troebel water. Na het varen in derge-lijk water dient u de koelwatermantels tespoelen met zuiver water om corrosie tevoorkomen. Spoel ook de buitenkant van debuitenboordmotor met zuiver water.
UP
ZMU01935
UP
DN
ZMU05580
UP
60
Onderhoud
DMU28226
Vervoeren en opbergen van de buitenboordmotor
WAARSCHUWING
DWM00692
●
WEES VOORZICHTIG bij het transpor-teren van een brandstoftank, hetzij ineen boot hetzij in een wagen.
●
Vul de brandstofcontainer NOOIT totzijn maximale capaciteit. Benzine zetsterk uit wanneer hij warm wordt waar-door er zich druk kan ontwikkelen in decontainer. Dat kan lekkage en brand
veroorzaken.
WAARSCHUWING
DWM01860
Lekkende brandstof zorgt voor brandge-vaar. Bij het transporteren en opbergenvan de buitenboordmotor dient u debrandstofkraan dicht te draaien ter voor-koming van lekkende brandstof. Begeef unooit onder de motor wanneer hij gekan-teld is. Als de buitenboordmotor per on-
geluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
OPGELET
DCM00660
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan-telsteunknop niet om de boot de slepen.De buitenboordmotor zou daardoor kun-nen lostrillen van de kantelsteun en val-len. Als de boot niet kan worden gesleeptmet de motor in de normale stand, ge-bruik dan een bijkomend steunstuk omde motor in de gekantelde stand vast te
zetten.
Uw boot moet worden gesleept en opgebor-gen met de buitenboordmotor in de normalevaarstand. Als er in die stand te weinig spe-ling is tussen het wegdek en de motor, dientu de buitenboordmotor te slepen in de ge-
kantelde stand met gebruikmaking van eenmotorondersteuningssysteem zoals eenspiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uwYamaha-dealer voor meer informatie.
DMU32030
De buitenboordmotor demonteren
1. Schakel de motor uit en trek de boot aanland.
2. Maak de brandstofleiding los van de bui-tenboordmotor.
3. Bij modellen met elektrische starterdient u de accukabels los te koppelenvan de accuklemmen.
4. Om stuurbeweging te voorkomen, draaitu de instelhendel naar “A”.
5. Draai de knevelbout(en) los.6. Houd de handgrepen en stuurbeugels
vast zoals getoond in de illustratie en tilde buitenboordmotor op om hem van deboot te verwijderen.
ZMU05632
A
Onderhoud
61
7. Bij het transporteren of opbergen van deniet op een boot gemonteerde buiten-boordmotor, moet hij in de getoondestand worden gehouden.
NOTA:
Leg een doek of iets dergelijks onder de bui-tenboordmotor om hem niet te beschadigen.
DMU28241
Opberging van de buitenboordmotor
Wanneer u uw Yamaha-buitenboordmotorgedurende een lange periode (2 maand oflanger)opbergt, dient u verschillende belang-rijke procedures uit te voeren om beschadi-ging te voorkomen.Het is aan te raden om uw buitenboordmotoreen onderhoudsbeurt te laten geven dooreen erkende Yamaha-dealer voor u hem op-bergt. U kan echter zelf met een minimumaan gereedschap de volgende proceduresuitvoeren.
OPGELET
DCM01080
●
Om problemen te voorkomen die ver-oorzaakt worden door olie die vanuithet oliecarter in de cilinder terecht-komt, moet de buitenboordmotor in de
1. Stuurbeugel2. Handgreep
ZMU05633
1
1
2
2
ZMU05634
ZMU05630
Onderhoud
62
getoonde stand worden gehouden alshij wordt vervoerd of opgeborgen. Alsde buitenboordmotor liggend (nietrechtop) wordt vervoerd of opgebor-gen, leg hem dan op een kussen nadatde motorolie afgetapt is.
●
Leg de buitenboordmotor niet op zijn zijvoordat het koelwater helemaal is afge-tapt, anders kan het water langs het uit-laatkanaal in de cilinder terechtkomenen motorpech veroorzaken.
●
Berg de buitenboordmotor op op eendroge, goed verluchte plaats, waar hijniet aan rechtstreeks zonlicht is bloot-
gesteld.
DMU28303
Procedure
DMU32024
Spoelen in een testtank
OPGELET
DCM00300
Laat de motor niet draaien zonder hem tevoorzien van koelwater. Anders wordt dewaterpomp van de motor beschadigd ofloopt de motor schade op door overver-hitting. Alvorens de motor te starten,moet worden gecontroleerd of de koelwa-termantels wel worden voorzien van wa-
ter.
1. Demonteer de buitenboordmotor van deboot. Voor meer informatie, zie pagina60.
2. Was de ommanteling van de buiten-boordmotor met zuiver water.
OPGELET:
Spuit geen water in deluchtinlaat.
[DCM01840]
Voor meer informa-tie, zie pagina 64.
3. Maak de brandstofleiding los van de bui-tenboordmotor.
4. Verwijder de motorkap en het knaldem-perdeksel/de beschermkap, indien aan-
wezig. Verwijder de propeller. Voormeer informatie, zie pagina 75.
5. Plaats de buitenboordmotor op een wa-tertank. Voor meer informatie, zie pagi-na 32.
6. Vul de tank met zoet water tot de anti-cavitatieplaat geheel onder water staat.
OPGELET:
Als het peil van het verswater onder het peil van de anticavi-tatieplaat komt of als de watervoor-raad niet groot genoeg is, kan demotor vastlopen.
[DCM00291]
7. Het doorspoelen van het koelwatersys-teem is van cruciaal belang om te voor-komen dat het koelwatersysteemverstopt raakt met zout, zand of vuil. Bo-vendien is het conserveren/smeren vande motor noodzakelijk om overmatigemotorschade door roestvorming te voor-komen. Voer het doorspoelen en bene-velen op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten ofterwijl de motor draait mag u geenelektrische onderdelen aanraken ofverwijderen. Houd handen, haar enkleren uit de buurt van het vliegwielen andere draaiende onderdelen ter-wijl de motor draait.
[DWM00091]
1. Wateroppervlak2. Laagste waterpeil
ZMU02051
1
2
Onderhoud
63
8. Laat de motor enkele minuten draaienmet een snel vrijlooptoerental in neu-traal.
9. Net voor u de motor uitschakelt, sproeitu snel en afwisselend wat “conserve-ringsolie” in elke carburator of in de con-serveringsopening van hetgeluiddemperdeksel, indien voorzien.Indien correct uitgevoerd, zal de motorsterk beginnen roken en bijna stilvallen.
10. Verwijder de buitenboordmotor van detesttank.
11. Installeer het deksel van de geluiddem-per/de dop van de conserveringsope-ning (indien aanwezig) en de motorkap.
12. Als er geen “conserveringsolie” beschik-baar is, laat u de motor met een hoogvrijlooptoerental draaien tot het brand-stofsysteem leeg is en de motor stilvalt.
13. Tap het koelwater volledig af uit de mo-tor. Maak het lichaam grondig schoon.
14. Als er geen “conserveringsolie” beschik-baar is, dient u de bougie(s) te verwijde-ren. Giet een theelepel schonemotorolie in elke cilinder. Voer meerderestartbewegingen met de repeteerstarteruit. Breng de bougie(s) opnieuw aan.
15. Laat de brandstoftank leeglopen.16. Bewaar de brandstoftank op een droge,
goed geventileerde plaats, buiten hetbereik van rechtstreeks zonlicht.
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tothet voorgeschreven aandraaimoment.Voor informatie over bougie-installatie,zie pagina 70.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc-ties, zie pagina 76. Controleer de olie opde aanwezigheid van water die op eenlekke dichting zou wijzen. Het vervan-
gen van een dichting moet door een be-voegde Yamaha-dealer wordenuitgevoerd alvorens het gebruik te her-vatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in-formatie, zie pagina 69.
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op-bergen, is het raadzaam hem te benevelenmet olie. Neem contact op met uw Yamaha-dealer voor informatie over het benevelenmet olie en andere procedures voor uw mo-tor.
DMU28443
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de proce-dure onmiddellijk na het afzetten van de mo-tor uit te voeren.
OPGELET
DCM01530
Voer deze procedure niet uit terwijl demotor draait. De waterpomp zou erdoorbeschadigd kunnen raken, wat zou kun-nen leiden tot ernstige schade door over-
verhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang-koppelstuk van de fitting op de onder-bak.
Onderhoud
64
2. Schroef de tuinslangadapter op eentuinslang die is aangesloten op een lei-dingwaterkraan, en sluit het andere uit-einde van de tuinslang vervolgens aanop het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai dewaterkraan open en laat het water gedu-rende ongeveer 15 minuten door dekoelmantels stromen. Draai de kraandicht en koppel de tuinslang los van hettuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstukop het hulpstuk op de onderbak. Draaihet koppelstuk stevig aan.
OPGELET:
Laat bij normaal gebruik het tuin-slangkoppelstuk niet los op de on-derbakfitting liggen en laat detuinslag niet los hangen. Het water
zal uit de aansluiting lopen in plaatsvan de motor te koelen, wat voor ern-stige oververhitting kan zorgen. Zorgervoor dat het koppelstuk stevigwordt aangedraaid op de fitting nahet doorspoelen van de motor.
[DCM00541]
NOTA:
●
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich inhet water bevindt, is het beter om de bui-tenboordmotor zo te kantelen dat hij volle-dig uit het water is getild.
●
Voor instructies betreffende het spoelenvan het koelsysteem, zie pagina 60.
DMU28450
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buiten-boordmotor met zoet water. Spoel het koel-systeem met zoet water.
NOTA:
Voor instructies voor het spoelen van hetkoelsysteem, zie pagina 60.
DMU28460
Controle van het geverfde oppervlak van de motor
Controleer de motor op krassen, inkepingenen afbladderende verf. Plaatsen waar deverf beschadigd is zijn vatbaarder voor roest.Reinig en verf die plaatsen indien nodig. Re-toucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
1. Fitting2. Tuinslangkoppelstuk3. Tuinslangadapter
ZMU05556
1
32
Onderhoud
65
DMU37002
Periodiek onderhoud
WAARSCHUWING
DWM01942
Deze procedures vereisen technischevakkennis, gereedschap en benodigdhe-den. Als u niet over de vereiste vakken-nis, werktuigen of benodigdhedenbeschikt om een onderhoudsprocedureuit te voeren, laat het werk dan uitvoerendoor een Yamaha-dealer of een anderegekwalificeerde technicus.De procedures omvatten het uit elkaarnemen van de motor en het blootleggenvan gevaarlijke onderdelen. Om het risicovan verwonding door bewegende, hete ofelektrische onderdelen te verkleinen:
●
Schakel de motor uit en houd de sleu-tel(s) en de motorstopschakelaarkoordbij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzijanders aangegeven.
●
De kantelbekrachtigingsschakelaarwerkt ook wanneer de contactsleutelop “off” (uit) staat. Houd mensen uit debuurt van de schakelaars tijdens werk-zaamheden rondom de motor. Wanneerde motor is gekanteld, begeef u danniet in de zone onder de motor of tus-sen de motor en de klembeugel. Verge-wis u ervan dat er zich niemand in dezezone bevindt alvorens het kantelbe-krachtigingsmechanisme te laten wer-ken.
●
Laat de motor afkoelen alvorens heteonderdelen of vloeistoffen aan te raken.
●
Steek de motor altijd volledig terug in
elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten wordengeïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi-
nele Yamaha-onderdelen of onderdelen vaneen zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder-deel van minderwaardige kwaliteit zou hetkunnen begeven en het daaruit voortvloeien-de verlies van controle kan de operator en depassagiers in gevaar brengen. OrigineleYamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uwYamaha-dealer.
DMU34150
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig-heden wanneer één of meer van de volgen-de toepassingen op regelmatige basisvoorkomen:
●
Gedurende uren constant varen met of netonder het maximale motortoerental (omw/min)
●
Gedurende uren constant varen met eenlaag motortoerental (omw/min)
●
Korte perioden van hoge acceleratie envertraging gevolgd door het uitschakelenvan de motor alvorens hij zijn normale be-drijfstemperatuur heeft bereikt
●
Frequente krachtige acceleraties en ver-tragingen
●
Vaak schakelen
●
Vaak starten en uitschakelen van de mo-tor(en)
●
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-seld tussen zware en lichte ladingen
Buitenboordmotoren die onder één of meervan de bovengenoemde omstandighedenworden gebruikt, vereisen frequenter onder-houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoudtweemaal zo vaak uit te voeren als aangege-ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld,als een bepaalde onderhoudsingreep om de50 uren moet gebeuren, dient u hem om de25 uren uit te voeren. Op die manier voor-komt u een snellere slijtage van motoronder-delen.
Onderhoud
66
DMU34445
Onderhoudsschema 1NOTA:
●
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voorde eigenaar.
●
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar eneen regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan-gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoalslangdurig stapvoets varen.
●
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de onder-houdscontroles.
●
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
●
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zui-ver water worden afgespoeld.
Het “ ”-teken geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren.Het “ ”-teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Item Handelingen
Eerste Om de
20 uur (3 maand)
100 uur (1 jaar)
300 uur (3 jaar)
500 uur (5 jaar)
Anode(n) (externe)Inspectie of vervan-ging indien nodig
Anode(n) (cilinderkop, thermostaatkap)
Inspectie of vervan-ging indien nodig
Anoden (uitlaatdeksel, koelwatermanteldek-sel, gelijkrichterrege-laardeksel)
Vervanging
Accu (elektrolytpeil, pool)
Inspecteren
Accu (elektrolytpeil, pool)
Vullen, opladen of ver-vangen indien nodig
KoelwaterlekInspectie of vervan-ging indien nodig
Motorkapklem Inspecteren
Motorstartconditie/lawaai
Inspecteren
Motorvrijlooptoerental/lawaai
Inspecteren
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Onderhoud
67
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
Inspectie of vervan-ging indien nodig
Brandstofleiding (hoge druk)
Inspecteren
Brandstofleiding (hoge druk)
Inspectie of vervan-ging indien nodig
Brandstofleiding (lage druk)
Inspecteren
Brandstofleiding (lage druk)
Inspectie of vervan-ging indien nodig
BrandstofpompInspectie of vervan-ging indien nodig
Brandstof/olielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp-huis
Inspectie of vervan-ging indien nodig
Impeller/waterpomp-huis
Vervanging
Trim- & kantelbekrach-tigingseenheid
Inspecteren
Propeller/propeller-moer/splitpen
Inspectie of vervan-ging indien nodig
Schakelverbinding/schakelkabel
Inspectie, afstelling of vervanging indien nodig
Bougie(s)Inspectie of vervan-ging indien nodig
Bougiedoppen/hoog-spanningskabels
Inspectie of vervan-ging indien nodig
Water uit de koelwater-controleopening
Inspecteren
Gasklepverbinding/gaskabel/gasklepop-neemtiming
Inspectie, afstelling of vervanging indien nodig
ThermostaatInspectie of vervan-ging indien nodig
DistributieriemInspectie of vervan-ging indien nodig
Klepspeling Inspectie en afstelling
Item Handelingen
Eerste Om de
20 uur (3 maand)
100 uur (1 jaar)
300 uur (3 jaar)
500 uur (5 jaar)
Onderhoud
68
DMU34451
Onderhoudsschema 2
DMU28910
NOTA:
Wanneer u benzine met lood of veel zwavel gebruikt, kan het noodzakelijk zijn de klepspelingvaker dan om de 500 uur te controleren.
Waterinlaat Inspecteren
Hoofdschakelaar/stop-schakelaar/chokescha-kelaar
Inspectie of vervan-ging indien nodig
Draadboomaansluitin-gen/draadkoppelaan-sluitingen
Inspectie of vervan-ging indien nodig
(Yamaha) Brandstof-tank
Inspectie en reiniging indien nodig
Item HandelingenOm de
1000 uren
Uitlaatgasgeleider/uit-laatspruitstuk
Inspectie of vervan-ging indien nodig
Distributieriem Vervanging
Item Handelingen
Eerste Om de
20 uur (3 maand)
100 uur (1 jaar)
300 uur (3 jaar)
500 uur (5 jaar)
Onderhoud
69
DMU28941
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet)Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F9.9HMH, F13.5BEH, F13.5BMH, F15CEH, F15CMH, F20BEH, F20BMH
ZMU05557
Onderhoud
70
F13.5BEP, F15CE, F15CEP, F20BE, F20BEP
DMU28955
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeelvan de motor en kan gemakkelijk worden ge-controleerd. De toestand van de bougie kaniets zeggen over de toestand van de motor inzijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porseleinvan de centrale elektrode heel erg wit is, kandat wijzen op een inlaatluchtlek of een carbu-ratieprobleem in de betreffende cilinder.Tracht eventuele problemen niet zelf te dia-
gnosticeren. Breng uw buitenboordmotorechter naar een Yamaha-dealer. De bougiemoet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec-teerd worden omdat hitte en afzettingen er-voor zorgen dat de bougie langzaam maarzeker stuk gaat en erodeert. Als de elektro-de-erosie te uitgesproken wordt, of als erzich te veel koolstof of andere stoffen heb-ben afgezet op de elektroden van de bougie,dient u hem te vervangen door een bougie
ZMU05595
Onderhoud
71
van hetzelfde type.1. Verwijder de bougiedoppen van de bou-
gies.2. Verwijder de bougie. Als de elektrode-
erosie te uitgesproken wordt, of als erzich te veel koolstof of andere stoffenhebben afgezet op de elektroden van debougie, dient u hem te vervangen dooreen bougie van hetzelfde type.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso-lator niet beschadigt als u een bougieverwijdert of installeert. Bij een be-schadigde isolator kunnen er externevonken ontstaan, die brand en explo-sies kunnen veroorzaken.
[DWM00561]
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerdebougietype gebruikt, anders is het mo-gelijk dat de motor niet correct werkt. Al-vorens de bougie aan te brengen dient ude elektrodenafstand met een voeler-maat te meten. Breng de afstand indiennodig in overeenstemming met de spe-cificaties.
4. Verwijder eventueel vuil van de schroef-draad van de bougie en schroef hemvervolgens in met het correcte aandraai-moment.
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschiktwanneer u de bougie aanbrengt, draai hemdan eerst met de hand helemaal aan endraai hem vervolgens nog 1/4 tot 1/2 slagverder vast. Draai hem echter zodra dat mo-gelijk is met behulp van een momentsleutelmet het juiste aandraaimoment vast.
DMU37450
Controleren van de brandstoffilter
Controleer het brandstoffilter regelmatig. Alsu water of vreemde stoffen aantreft in het fil-ter, dient u het te reinigen of te vervangen.Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het rei-nigen of vervangen van het brandstoffilter.
DMU29041
Controle van de vrijloopsnelheid
WAARSCHUWING
DWM00451
●
Verwijder of raak geen elektrische on-derdelen aan bij het starten of als de
Standaardbougie:DPR6EB-9
1. Elektrodeafstand bougie2. Identificatiemerkteken bougie (NGK)3. Bougienummer
Elektrodenafstand:0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Aandraaimoment van de bougies:18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
ZMU06169
Onderhoud
72
motor draait.
●
Hou handen, haar en kleren uit de buurtvan het vliegwiel en andere draaiende
onderdelen als de motor draait.
OPGELET
DCM00490
Die procedure moet worden uitgevoerdterwijl de buitenboordmotor in het watersteekt. Er kan gebruik worden gemaaktvan een doorspoelaansluiting of een test-
tank.
Er dient een diagnostische toerenteller teworden gebruikt bij deze procedure. De re-sultaten kunnen variëren naargelang van demanier waarop de test wordt uitgevoerd: metde doorspoelaansluiting, in een testtank ofmet de buitenboordmotor in het water.1. Start de motor en laat hem in de neutrale
stand warm lopen tot hij soepel draait.
NOTA:
Controle van de juiste vrijloopsnelheid is en-kel mogelijk als de motor volledig is opge-warmd. Als hij niet volledig is opgewarmd,zal de vrijloopsnelheid hoger zijn dan nor-maal. Raadpleeg een Yahama-dealer of eenandere bevoegde mecanicien als u moeilijk-heden ondervindt bij het controleren van devrijloopsnelheid of als de vrijloopsnelheidmoet worden afgesteld.2. Controleer of de vrijloopsnelheid over-
eenkomt met de specificaties. Voor devrijloopsnelheidspecificaties zie pagina10.
DMU29077
Motorolie verversen
Ververs de motorolie een aantal minuten na-dat de motor werd uitgeschakeld, zodat de
olie nog warm is maar niet heet.
WAARSCHUWING
DWM01950
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor ste-vig aan de spiegel of een stabiel statief is
vastgemaakt.
OPGELET
DCM01710
Ververs de motorolie na de eerste 20 be-drijfsuren of na 3 maanden, en daarna omde 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders
zal de motor snel verslijten.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (nietgekanteld).
OPGELET:
Wanneer demotor niet waterpas staat, is het opde peilstok aangegeven oliepeil mo-gelijk niet accuraat.
[DCM01860]
2. Houd een geschikte opvangbak klaardie meer olie kan bevatten dan de totalehoeveelheid motorolie in de motor.Draai de aftapplug los en verwijder hemen houd tegelijkertijd de opvangbak on-der het aftapgat. Neem vervolgens deolievuldop af. Laat de olie helemaal uitde motor lopen. Veeg eventueel gemor-ste olie onmiddellijk op.
ZMU05554
Onderhoud
73
3. Breng een nieuwe pakking aan op de af-tapplug. Breng een dunne laag olie aanop de pakking en installeer de aftapplug.
NOTA:
Als er geen momentsleutel beschikbaar iswanneer u de aftapplug installeert, draai deschroef dan met de vingers vast tot de pak-king in contact komt met het oppervlak vanhet aftapgat. Draai ze vervolgens 1/4 tot 1/2slag verder aan met een gewone sleutel.Draai de aftapplug daarna zo vlug mogelijkaan tot het correcte aandraaimoment metbehulp van een momentsleutel.4. Giet de correcte hoeveelheid olie in de
vulopening. Installeer de vuldop.
OPGELET:
Te veel olie in de motorkan lekkage of schade veroorzaken.Als het oliepeil zich boven het boven-ste peilstreepje bevindt, tap de oliedan af tot het gewenste peil is bereikt.
[DCM01850]
5. Start de motor en vergewis u ervan dathet oliedrukwaarschuwingslampje (in-dien voorzien) uitgaat. Controleer of ergeen olielekken te bespeuren zijn.
OPGELET:
Als het oliedrukwaarschu-wingslampje blijft branden of als erolielekken zijn, dient u de motor uit teschakelen en op zoek te gaan naar deoorzaak. Wanneer u de motor blijftgebruiken zonder eerst het probleemte verhelpen, kan hij ernstig bescha-digd raken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lo-kaliseren en oplossen.
[DCM00682]
6. Schakel de motor uit en wacht 3 minu-ten. Controleer het oliepeil opnieuw metde peilstok om na te gaan of het peil totergens tussen de bovenste en de onder-ste peilmarkering komt. Vul olie bij alshet oliepeil slechts tot onder de onderstemarkering reikt, of tap olie af als het peiltot boven de bovenste markering reikt.
1. Aftapschroef
Aandraaimoment van de aftapplug:28.0 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb)
ZMU05561
1
Aanbevolen motorolie:4-takt motorolie
Inhoud olietank (exclusief oliefilter):1.6 L (1.69 US qt, 1.41 Imp.qt)
1. Olievuldop
ZMU05562
1
Onderhoud
74
7. Ruim gebruikte olie op volgens de plaat-selijk geldende voorschriften.
NOTA:
●
Voor verdere informatie over het opruimenvan gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha-dealer.
●
Ververs de olie vaker wanneer u de motoronder ongunstige omstandigheden ge-bruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
DMU29112
Controle van de bedrading en aansluitstukken
●
Controleer of elke massadraad goed isvastgemaakt.
●
Controleer of elk aansluitstuk goed is aan-gekoppeld.
DMU32111
Propeller controleren
WAARSCHUWING
DWM01880
U kan ernstig gewond raken wanneer de
motor per ongeluk start terwijl u zich inde buurt van de propeller bevindt.
●
Alvorens de propeller te inspecteren, tedemonteren of te installeren, dient u deschakelinrichting in neutraal te zetten,de hoofdschakelaar op “ ” (uit) tezetten, de sleutel te verwijderen en declip van de motorstopschakelaar te ver-wijderen. Schakel de accuschakelaar
uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vastwanneer u de propellermoer los- of vast-draait. Plaats een houten blok tussen deanti-cavitatieplaat en de propeller om te be-letten dat de propeller kan draaien.
Controlepunten
●
Controleer elk propellerblad op slijtage, operosie door cavitatie of ventilatie, of op an-dere schade.
●
Controleer de propelleras op schade.
●
Controleer de spiebanen op slijtage ofschade.
●
Controleer of er geen visdraad rond depropelleras is gedraaid.
ZMU02058
ZMU02087
ZMU01897
Onderhoud
75
●
Controleer de propellerasoliekeerring opschade.
DMU30661
Verwijderen van de propeller
DMU29197
Spiebaanmodellen
1. Plooi de splitpen met behulp van eenbuigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring enhet afstandstuk (indien voorzien).
WAARSCHUWING! Houd de propellerniet met uw hand vast wanneer u depropellermoer losdraait.
[DWM01890]
3. Verwijder de propeller, de ring (indienaanwezig) en de drukring.
DMU30671
Installeren van de propeller
DMU29233
Spiebaanmodellen
OPGELET
DCM00500
Gebruik een nieuwe splitpen en plooi deuiteinden ervan goed om. Anders kan depropeller los komen te zitten als de motor
draait en kan u hem kwijtraken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vetop de propelleras aan.
2. Installeer het afstandstuk (indien ver-eist), de drukring, de ring (indien vereist)en de propeller op de propelleras.
OPGELET:
Installeer eerst de druk-ring alvorens de propeller te installe-ren, anders kunnen het staartstuk ende propellernaaf beschadigd raken.
[DCM01880]
3. Installeer het afstandstuk (indien ver-eist) en de ring. Draai de propellermoeraan met het gespecificeerde aandraai-moment.
4. Breng de propellermoer tegenover depropellerasopening. Steek een nieuwesplitpen in de opening en plooi de uitein-den ervan om.
OPGELET:
Gebruik degeïnstalleerde splitpen niet opnieuw.Anders kan de propeller loskomen tij-dens de werking.
[DCM01890]
1. Splitpen2. Propellermoer3. Ring4. Propeller5. Drukring
1
ZMU02062
23
45
Propellermoeraandraaimoment:17.0 Nm (1.73 kgf-m, 12.5 ft-lb)
Onderhoud
76
NOTA:
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met depropellerasopening na het aandraaien methet gespecificeerde aandraaimoment, draaide moer dan verder aan tot ze uitgelijnd ismet de opening.
DMU29287
Verversen van tandwielolie
WAARSCHUWING
DWM00800
●
Zorg ervoor dat de buitenboordmotorstevig aan de spiegel of een stabiel sta-tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge-wond raken als de buitenboordmotorop u valt.
●
Kom nooit onder het staartstuk als hetgekanteld is, zelfs niet als de kantel-steunhendel of -knop vergrendeld is.Als de buitenboordmotor per ongelukvalt, kan dat ernstige verwondingen
veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat detandwielolieaftapplug zich zo laag mo-gelijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onderde tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en -pakking.
OPGELET:
Als er zich een tegrote hoeveelheid metaaldeeltjes opde magnetische tandwielolieaftap-plug bevindt, kan dat op een staart-
stukprobleem wijzen. Raadpleeg uwYamaha-dealer.
[DCM01900]
NOTA:
●
Als de motor is uitgerust met een magneti-sche tandwielolieaftapplug, dient u allemetalen deeltjes van de plug te verwijde-ren alvorens ze in te draaien.
●
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruikde verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo-dat de olie helemaal kan weglopen.
OPGELET:
Controleer de gebruikteolie nadat die is afgetapt. Als de oliemelkachtig is, wijst dat op water in detandwielkast, wat ernstige schadeaan de tandwielen kan veroorzaken.Raadpleeg een Yamaha-dealer voorhet vervangen van de staartstukdich-tingen.
[DCM00711]
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer in-formatie over het afdanken van gebruikteolie.5. Zet de buitenboordmotor in verticale
stand. Spuit de tandwielolie in de ope-ning van de tandwielolieaftapplug metbehulp van een flexibel vulhulpmiddel ofeen drukvulhulpmiddel.
ZMU02063
1. Tandwielolieaftapschroef2. Oliepeilplug
ZMU02064
2
1
Onderhoud
77
6. Breng een nieuwe pakking aan op deolieaftapplug. Als de olie uit de oliepeil-plugopening begint te lopen, dient u deoliepeilplug erin te steken en vast tedraaien.
7. Breng een nieuwe pakking aan op detandwielolieaftapplug. Breng de tand-wielolieaftapplug aan en draai ze vast.
DMU29302
De brandstoftank reinigen
WAARSCHUWING
DWM00920
Benzine is erg ontvlambaar en benzine-dampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
●
Als u vragen hebt over het juist uitvoe-ren van die procedure, raadpleeg dan
uw Yamaha-dealer.
●
Blijf uit de buurt van vonken, sigaret-ten, vlammen en andere vormen vanontbranding als u de brandstoftank rei-nigt.
●
Verwijder de brandstoftank van de bootalvorens ze te reinigen. Werk steedsbuiten op een plaats die goed verluchtis.
●
Veeg gemorste brandstof onmiddellijkop.
●
Het opnieuw assembleren van debrandstoftank moet zorgvuldig gebeu-ren. Een verkeerde assemblage kan lei-den tot een brandstoflek, met brand- enontploffingsgevaar tot gevolg.
●
Loos oude benzine volgens de plaatse-
lijke voorschriften.
1. Ledig de brandstoftank in een goedge-keurde container.
2. Giet een kleine hoeveelheid geschiktoplosmiddel in de tank. Installeer detankdop en schud de tank. Laat het op-losmiddel volledig weer wegstromen.
3. Verwijder de schroeven die het brand-stofleidingkoppelstukgeheel op zijnplaats houden. Trek het geheel uit detank.
4. Reinig de filter (gesitueerd op het uitein-de van de zuigbuis) in een geschikt rei-
Aanbevolen tandwielolie:Tandwielkastolie (SAE 90)
Hoeveelheid tandwielolie:0.250 L (0.264 US qt, 0.220 Imp.qt)
Aandraaimoment:9 Nm (0.9 kgf-m, 6.6 ft-lb)
Aandraaimoment:9 Nm (0.9 kgf-m, 6.6 ft-lb)
ZMU02065
ZMU02066
Onderhoud
78
nigingsoplosmiddel. Laat de filterdrogen.
5. Vervang de pakkingen door nieuweexemplaren. Herinstalleer het brandstof-koppelstukpakkinggeheel en zet deschroeven stevig vast.
DMU29312
Controle en vervanging van anoden
Yamaha-buitenboordmotoren worden be-schermd tegen roest met behulp van oplosa-noden. Controleer regelmatig de externeanoden. Verwijder de aanslag van het op-pervlak van de anoden. Raadpleeg eenYamaha-dealer voor de vervanging van ex-terne anoden.
OPGELET
DCM00720
Anoden mogen niet geschilderd worden,
want dan werken ze niet meer.
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbondenzijn met externe anoden op uitgeruste mo-dellen. Raadpleeg een Yamaha-dealer voorde controle en de vervanging van interneanoden die verbonden zijn met het motor-blok.
DMU29322
Controleren van de accu (voor modellen met elektrische starter)
WAARSCHUWING
DWM01900
Accu-elektrolyt is giftig en bijtend en ac-cu’s genereren explosief waterstofgas.Bij werkzaamheden in de buurt van de ac-cu:
●
Draag een beschermbril en rubber-handschoenen.
●
Rook niet en breng geen andere ontste-kingsbronnen in de buurt van de accu.
Zie pagina 14 voor uitgebreide veilig-
heidsinformatie in verband met accu’s.
De procedure voor het controleren van deaccu varieert naar gelang van de accu. Dezeprocedure bevat typische controles die vantoepassing zijn op veel verschillende accu’s,maar u moet altijd de instructies van de ac-cufabrikant naleven.
OPGELET
DCM01920
Een slecht onderhouden accu raakt snel
defect.
1. Controleer het elektrolytpeil.ZMU05564
Onderhoud
79
2. Controleer de lading van de accu. Alsuw boot is uitgerust met een digitalesnelheidsmeter helpen de voltmeter ende waarschuwingsfuncties voor een telage accuspanning u bij het controlerenvan de acculading. Raadpleeg uwYamaha-dealer als de accu moet wor-den opgeladen.
3. Controleer de accu-aansluitingen. Zemoeten zuiver zijn, stevig vastzitten enbedekt zijn met een isolatiekap.
WAARSCHUWING! Slechte aanslui-tingen kunnen kortsluitingen en von-ken veroorzaken en daardoor totexplosies leiden.
[DWM01910]
DMU29333
Aansluiten van de accu
WAARSCHUWING
DWM00570
Maak de accuhouder stevig vast op eendroge, goed verluchte en trillingsvrijeplaats in de boot. Installeer een volledig
opgeladen accu in de houder.
OPGELET
DCM01123
Omkering van de accukabels beschadigt
de elektrische onderdelen.
1. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bijde modellen waarop dat van toepassingis) op “ ” (uit) staat, alvorens aan de
accu te werken.2. Verbind de rode accukabel eerst met de
POSITIEVE (+) pool. Verbind vervol-gens de zwarte accukabel met de NE-GATIEVE (-) pool.
3. De elektrische contacten van de accu ende kabels moeten zuiver en juist aange-koppeld zijn, anders kan de accu de mo-tor niet starten.
DMU29371
Loskoppelen van de accu
1. Schakel de accuschakelaar (indien aan-wezig) en de hoofdschakelaar uit.
OPGELET:
Als ze er op worden gela-ten, kan de elektrische installatie be-schadigd raken.
[DCM01930]
2. Koppel de negatieve kabel(s) los van denegatieve (-) pool.
OPGELET:
Koppelaltijd eerst alle negatieve (-) kabelslos om een kortsluiting en schadeaan de elektrische installatie te voor-komen.
[DCM01940]
3. Koppel de positieve kabel(s) los en ver-wijder de accu uit de boot.
4. Reinig, onderhoud en bewaar de accu inovereenstemming met de instructiesvan de fabrikant.
1. Rode kabel2. Zwarte kabel3. Accu
80
Herstellen van defecten
DMU29427
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressie-of ontstekingssystemen kan ervoor zorgendat de motor slecht start, dat er minder aan-drijfkracht is of dat er zich andere problemenvoordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisin-specties en mogelijke oplossingen, en hetheeft betrekking op alle Yamaha-buiten-boordmotoren. Daarom zijn bepaalde itemsniet van toepassing op uw model.Als uw buitenboordmotor moet worden her-steld, breng hem dan naar uw Yamaha-dealer.Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het waar-schuwingslampje voor motorpech knippert.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag?A. Controleer de staat van de accu. Gebruikeen accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest?A. Maak de accukabels vast en reinig de ac-cupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elek-trische starter of de elektrische kring doorge-slagen?A. Zoek naar de oorzaak van de elektrischeoverbelasting en neem die weg. Vervang dezekering door een nieuwe met de juistestroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Staat de schakelhendel in versnelling?A. Schakel naar neutraal.
De motor start niet (de starter werkt).
V. Is de brandstoftank leeg?A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedor-ven?A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt?A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de startprocedure incorrect?A. Zie pagina 42.
V. Is de brandstofpomp defect?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerdetype?A. Controleer de bougie(s). Reinig of ver-vang ze (hem) door (een) bougie(s) van hetaanbevolen type.
V. Werd(en) de bougiedop(pen) verkeerdaangebracht?A. Controleer de bougiedoppen en breng zeeventueel op de juiste manier aan.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd ofslecht aangesloten?A. Controleer de bedrading op slijtage enbreuken. Draai alle losse aansluitingen weervast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn de ontstekingsonderdelen defect?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is de motorstopschakelaarkoord niet be-vestigd?
Herstellen van defecten
81
A. Bevestig de koord.
V. Zijn de inwendige motoronderdelen be-schadigd?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
De motor draait onregelmatig in vrijloopof slaat af.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerdetype?A. Controleer de bougie(s). Reinig of ver-vang ze (hem) door (een) bougie(s) van hetaanbevolen type.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd?A. Zoek naar dichtgeknepen en gekniktebrandstofleidingen of andere versperringenin het brandstofsysteem.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedor-ven?A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt?A. Reinig of vervang het filter.
V. Zijn er defecte ontstekingsonderdelen?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti-veerd?A. Zoek en elimineer de oorzaak van dewaarschuwing.
V. Is de elektrodenafstand onjuist?A. Controleer de afstand en pas hem aanovereenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of
slecht aangesloten?A. Controleer de bedrading op slijtage enbreuken. Draai alle losse aansluitingen weervast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge-bruikt?A. Controleer de olie en vervang hem even-tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Zijn carburateurafstellingen niet correct?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is de brandstofpomp beschadigd?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef op de brandstof-tank gesloten?A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de chokeknop uitgetrokken?A. Druk de knop helemaal in.
V. Is motorhoek te groot?A. Zet de motor weer in de normale wer-kingsstand.
V. Is de carburator verstopt?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding-koppelstuk verkeerd gemaakt?A. Verbind op de juiste manier.
Herstellen van defecten
82
V. Is de gasklep verkeerd afgesteld?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is de accukabel losgekoppeld?A. Sluit hem stevig aan.
De waarschuwingszoemer weerklinkt ofhet verklikkerlampje brandt.
V. Is het koelsysteem verstopt?A. Ga na of de waterinlaat niet verstopt is.
V. Is het motoroliepeil te laag?A. Vul de olietank met de gespecificeerdemotorolie.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor-rect?A. Controleer de bougie en vervang hemeventueel door een bougie van het aanbevo-len type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge-bruikt?A. Controleer de olie en vervang hem even-tueel door de juiste olie.
V. Is de motorolie verontreinigd of slecht ge-worden?A. Vervang de olie door verse olie van hetgespecificeerde type.
V. Is de oliefilter verstopt?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is de oliepomp defect?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is de lading van de boot goed verdeeld?
A. Verdeel de lading zo dat de boot horizon-taal in het water ligt.
V. Is de waterpomp of de thermostaat de-fect?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is er overtollig water in het brandstoffilter-huis?A. Ledig het filterhuis.
Verlies van motorvermogen.
V. Is de propeller beschadigd?A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propellerspoed of -diameter nietjuist?A. Installeer de juiste propeller om de buiten-boordmotor met zijn aanbevolen toerental(omw/min) te laten draaien.
V. Is de trimhoek niet correct?A. Pas de trimhoek zo aan dat de motor hetmeest efficiënt werkt.
V. Werd de motor op een verkeerde hoogteop de spiegel gemonteerd?A. Pas de hoogte van de motor op de spiegelaan.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti-veerd?A. Zoek en elimineer de oorzaak van dewaarschuwing.
V. Is de onderkant van de boot vervuild metaangroeiing?A. Reinig de onderkant van de boot.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde
Herstellen van defecten
83
type?A. Controleer de bougie(s). Reinig of ver-vang ze (hem) door (een) bougie(s) van hetaanbevolen type.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver-strengeld rond de tandwielbehuizing?A. Verwijder het vreemd materiaal en reinighet staartstuk.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd?A. Zoek naar dichtgeknepen en gekniktebrandstofleidingen of andere versperringenin het brandstofsysteem.
V. Is het brandstoffilter verstopt?A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedor-ven?A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de elektrodenafstand onjuist?A. Controleer de afstand en pas hem aanovereenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd ofslecht aangesloten?A. Controleer de bedrading op slijtage enbreuken. Draai alle losse aansluitingen weervast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn er elektrische onderdelen defect?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Wordt er wel gebruik gemaakt van de juis-te brandstof?A. Vervang de brandstof door het opgege-ven type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge-bruikt?A. Controleer de olie en vervang hem even-tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef gesloten?A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de brandstofpomp beschadigd?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding-koppelstuk verkeerd gemaakt?A. Verbind op de juiste manier.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor-rect?A. Controleer de bougie en vervang hemeventueel door een bougie van het aanbevo-len type.
V. Is de aandrijfriem van de hogedrukbrand-stofpomp stuk?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Reageert de motor niet op de juiste ma-nier op de stand van de schakelhendel?A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
De motor trilt buitensporig.
V. Is de propeller beschadigd?A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propelleras beschadigd?
Herstellen van defecten
84
A. Laat hem herstellen door een Yamaha-dealer.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver-strengeld rond de propeller?A. Verwijder en reinig de propeller.
V. Is de motormontagebout los?A. Draai de bout vast.
V. Is de fuseepen los of beschadigd?A. Zet ze vast of laat het probleem verhelpendoor een Yamaha-dealer.
DMU29433
Tijdelijke handeling in een noodgeval
DMU29440
Beschadiging door botsing
WAARSCHUWING
DWM00870
De buitenboordmotor kan ernstig wordenbeschadigd door een botsing tijdens hetvaren of het slepen. Een beschadigingkan ervoor zorgen dat het niet veilig is om
de buitenboordmotor te gebruiken.
Als de buitenboordmotor een voorwerp inhet water raakt, dient u de volgende proce-dure te volgen.
1. Zet de motor onmiddellijk af.2. Controleer het besturingssysteem en
alle onderdelen op beschadiging. Con-
troleer ook de boot op beschadiging.3. Ongeacht of u al dan niet beschadiging
hebt aangetroffen, dient u langzaam envoorzichtig naar de dichtstbijzijnde ha-ven te varen.
4. Laat een Yamaha-dealer de buiten-boordmotor controleren alvorens hemweer in gebruik te nemen.
DMU30681
Vervangen van de zekering
Als er een zekering is doorgesmolten opentu de zekeringhouder en verwijdert u de door-gesmolten zekering met behulp van een ze-keringtrekker. Vervang ze door eenreservezekering met de juiste stroomsterkte.
WAARSCHUWING
DWM00631
Het installeren van een verkeerde zeke-ring of een stukje draad kan een overma-tige stroomvloei mogelijk maken. Dat kanhet elektrisch systeem beschadigen en
brand veroorzaken.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer denieuwe zekering onmiddellijk doorsmelt.
1. Zekeringtrekker2. Kap3. Zekering (20 A)4. Reservezekering (20 A )
ZMU05565
1
23
4
Herstellen van defecten
85
DMU32130
Kantelbekrachtiging werkt niet
Als de motor niet kan worden omhoog of om-laag gekanteld met de kantelbekrachtigingomwille van een lege accu of een storing inde kantelbekrachtigingseenheid, kunt u demotor ook manueel kantelen.1. Draai de manuele klepschroef los door
ze naar links te draaien tot ze stopt.
2. Zet de motor in de gewenste stand endraai vervolgens de manueleklepschroef vast door ze naar rechts tedraaien.
DMU29533
De starter werkt niet
Als het startmechanisme niet werkt (de mo-
tor kan niet worden aangezwengeld met destarter), kan de motor worden gestart met denoodstartkoord.
WAARSCHUWING
DWM01022
●
Pas die procedure alleen toe in eennoodgeval om naar de dichtstbijzijndehaven terug te keren voor herstelling.
●
Wanneer de noodstartkoord wordt ge-bruikt om de motor te starten, werkt deneutraalstartbeveiliging niet. Zorg er-voor dat de afstandsbedieningshendelin neutraal staat. Anders kan de bootonverwacht beginnen te bewegen, wattot ongevallen zou kunnen leiden.
●
Bevestig de motoruitschakelkoord tij-dens het gebruik van de motor op eenveilige plaats aan uw kleding, of aan uwarm of been.
●
Maak de koord niet vast aan kleren diekunnen worden losgetrokken. Zorg er-voor dat de koord nergens achter ver-strikt raakt, waardoor ze haar functieverliest.
●
Zorg ervoor dat u tijdens een normaalgebruik niet per ongeluk aan de koordtrekt. Als de motoraandrijving wegvalt,wordt de boot veel minder goed be-stuurbaar. Zonder motoraandrijving zalde boot ook snel vertragen. Daardoorkunnen personen en voorwerpen in deboot naar voren geslingerd worden.
●
Vergewis u ervan dat er niemand achteru staat als u aan het startkoord trekt.Het zou achterwaarts kunnen zwepenen iemand verwonden.
●
Een onafgeschermd, draaiend vliegwielis zeer gevaarlijk. Houd losse kledingen andere voorwerpen uit de buurt bijhet starten van de motor. Gebruik denoodstartkoord uitsluitend zoals voor-
1. Zekeringtrekker2. Zekering (20 A)
1. Schroef van de handbediende klep
1
2
ZMU03562
Herstellen van defecten
86
geschreven. Raak het vliegwiel of ande-re bewegende onderdelen niet aanwanneer de motor draait. Installeer hetstartermechanisme of de motorkapnooit terwijl de motor draait.
●
Raak bij het starten of gebruiken van demotor de ontstekingsspoel, de bougie-kabel, de bougiedop of andere elektri-sche onderdelen niet aan. U loopt het
risico op elektrische schokken.
DMU31993
Noodstart (model met manuele starter)
1. Verwijder de motorkap.2. Verwijder de stofafschermkap.
3. Maak de neutrale-startbeveiligingskabellos van de startmotor, indien voorzien.
4. Verwijder de starter/het vliegwiel doorde bouten los te draaien.
5. Maak de motor klaar om te starten. Voormeer informatie, zie pagina 42. Zorg er-voor dat de schakelhendel in neutraalstaat en dat de klem is bevestigd aan demotorstopschakelaar.
ZMU05611
ZMU05603
ZMU05604
ZMU05625
ZMU05533
N
Herstellen van defecten
87
6. Steek het geknoopte uiteinde van denoodstartkoord in de inkeping in devliegwielrotor en draai de koord 1 of 2keer rond het vliegwiel in de richting vande wijzers van de klok.
7. Trek voorzichtig aan het startkoord tot uweerstand voelt. Geef er vervolgens eenkorte maar krachtige ruk aan om de mo-tor te starten. Als de motor niet van deeerste keer start, dient u de procedure teherhalen.
NOTA:
●
Als de motor niet van de eerste keer start,dient u de procedure te herhalen. Als demotor na 4 of 5 pogingen nog steeds nietwil starten, opent u het gas een klein beet-je (tussen 1/8 en 1/4) en probeert u het op-nieuw. Als de motor warm is en niet wilstarten, opent u de gashendel in dezelfdemate en tracht u de motor opnieuw te star-ten. Als de motor nog steeds niet wil star-
ten, zie pagina 42.
●
Beweeg de gashendel langzaam terug inde gesloten stand zodat de motor niet af-slaat.
DMU32003
Noodstart (model met elektrische starter)
1. Verwijder de motorkap.2. Verwijder de stofafschermkap.
3. Verwijder het elektriciteitsdeksel door debout(en) los te draaien.
4. Verwijder de schroef/schroeven uit deplaat en trek ze naar beneden.
ZMU02026
ZMU05610
ZMU05611
ZMU05612
Herstellen van defecten
88
5. Verwijder de starter/het vliegwiel doorde bouten los te draaien.
6. Zet de plaat van de elektrische installa-tie vast door de bout(en) vast te draaien,en bevestig de plaat.
7. Maak de motor klaar om te starten. Voormeer informatie, zie pagina 42. Zorg er-voor dat de schakelhendel in neutraalstaat en dat de klem is bevestigd aan demotorstopschakelaar. De hoofdschake-laar moet in de stand “ ” (aan) staan,indien voorzien.
ZMU05613
ZMU05624
ZMU05614
ZMU05615
ZMU05616
Herstellen van defecten
89
8. Steek het geknoopte uiteinde van denoodstartkoord in de inkeping in devliegwielrotor en draai de koord 1 of 2keer rond het vliegwiel in de richting vande wijzers van de klok.
9. Trek voorzichtig aan het startkoord tot uweerstand voelt. Geef er vervolgens eenkorte maar krachtige ruk aan om de mo-tor te starten. Als de motor niet van deeerste keer start, dient u de procedure teherhalen.
NOTA:
●
Als de motor niet van de eerste keer start,dient u de procedure te herhalen. Als demotor na 4 of 5 pogingen nog steeds nietwil starten, opent u het gas een klein beet-je (tussen 1/8 en 1/4) en probeert u het op-nieuw. Als de motor warm is en niet wilstarten, opent u de gashendel in dezelfdemate en tracht u de motor opnieuw te star-ten. Als de motor nog steeds niet wil star-ten, zie pagina 42.
●
Beweeg de gashendel langzaam terug inde gesloten stand zodat de motor niet af-slaat.
DMU33501
Behandeling van ondergedompelde motor
Als de buitenboordmotor helemaal werd on-dergedompeld, moet hij onmiddellijk naareen Yamaha-dealer worden gebracht. An-ders kan er haast onmiddellijk roestvormingintreden.
OPGELET:
Probeer de buiten-boordmotor niet te laten draaien voordathij volledig gecontroleerd is.
[DCM00401]
ON STARTOFF
ZMU01906
ZMU05622
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
Gedrukt op recyclagepapierGedrukt in JapanApril 2008–1.2
×
1
!