FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze...

28
WWW.ORPADT.BE Jaargang 15 • nummer 1 • juni 2015 ORPADT VZW tijdschrift voor nefrologisch verpleegkundigen FORUM

Transcript of FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze...

Page 1: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

WWW.ORPADT.BE

Jaargang 15 • nummer 1 • juni 2015

O R PA D T VZW

tijdschrift voor nefrologisch verpleegkundigen

FORUM

Maand aanpassen

Page 2: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

2

AMGENArianelaan 5 • 1200 Brussel

BAXTERBoulevard d’Angleterre 2-4 • 1420 Eigenbrakel

BELLCOrue Granbonpré 11 • 1348 Louvain-La-Neuve

DIRINCO BVBAJ. van Elewijckstraat 103 bus 5 • 1853 Strombeek-Bever

EUMEDICAChemin de Nauwelette 1 • 7170 Manage

FRESENIUS MEDICAL CARE BELGIUM NV/SABrownfieldlaan 15/001 • 2830 Willebroek

INTRAVASCULAR- ICT CONSULTDrengel 83 • 2980 Zoersel

MEDICOLEKeerbergsesteenweg 19 • 3150 Haacht

NIPRO EUROPEWeihoek 3H • 1930 Zaventem

SANOFICulliganlaan 1C • 1831 Diegem

SHIRELambroekstraat 5c • 1831 Diegem

TRANSONIC SYSTEMS EUROPEPunterweg 31 • 6222 NW Maastricht Nederland

VEDEFARHenri Moeremanslaan 29 • 1700 Dilbeek

ORPADT wordt financieel ondersteund door:

intravascular

Medicole

Page 3: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

3

Van de redactie

ie is er niet nieuwsgierig naar het geheim van het eeuwige leven?

Onsterfelijkheid kunnen ze niet beloven maar wetenschappers zijn goed op weg om DNA-gewijs kleine stukjes van het ver-ouderingsproces te doorgronden. Bij het vergelijken van het genetisch materiaal van hoogbejaarden ontdekten ze dat het uiteinde van hun chromosomen een gemeenschappelijk ken-merk heeft. Net dit kenmerk zou verklaren waarom sommige personen gezond oud worden en langer leven dan anderen.

Dit inzicht toepassen op orgaantransplantatie is de ultieme natte droom van elke arts of researcher die de lange wachtlijs-ten voor niertransplantatie wil inkorten. Professor Jean-Louis Bosmans van het UZ Antwerpen overloopt de geschiedenis van de niertransplantatie waarbij hij samenvat van waar we op transplantatiegebied komen, wat we nu al kunnen en waar we naar toe willen. Ook hier valt op dat vooruitgang in de klinische praktijk onlosmakelijk verbonden is met meer inzicht in de fy-siologie van het menselijk lichaam. In het geval van niertrans-plantatie heeft een beter begrip van ons immuunsysteem de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen mogelijk gemaakt.

Wie aan chronische nierinsufficiëntie lijdt en op de wachtlijst voor transplantatie staat, kan beter geen bloedtransfusie krij-gen. Maar soms is het toch nodig en dan kan het best op een veilige manier gebeuren. Hoogst belangrijk voor onze patiën-ten en daarom ook het openingsartikel van deze Forum.

Het eeuwige leven hebben we nog niet in de aanbieding, laat er ons dus maar voor zorgen dat we onze patiënten niet zieker maken dan ze al zijn.

Johan De Mulder hoofdredacteur

COLOFONJaargang 15, nummer 1, juni 2015

Forum is een publicatie van ORPADT, de ORganisatie van het PAramedisch personeel van de Dialyse- en TransplantatiecentraOplage: 600 exemplarenDistributie: gratis naar alle ORPADT ledenLidmaatschap: zie WWW.ORPADT.BE Rekeningnummer ORPADT:IBAN: BE90 0012 9740 7332

RedactieledenJohan De MulderDanny DroessaertStefaan MaddensClement DequidtSabine VerniestCarina SimonsSandra Vervynckt

HoofdredacteurJohan De Muldergsm: 0472/973 984e-mail: [email protected]

Teksten voor publicatie kunnen aangeboden worden via het mailadres van de hoofdredacteur. De redactie behoudt zich het recht voor om teksten in te korten of niet te plaatsen. Opinies, commentaren en visies weergegeven in de gepubliceerde artikels vallen on-der de verantwoordelijkheid van de auteur.

AdvertentiesTarieven en condities zijn op aanvraag te verkrijgen via [email protected]

Druk en lay-outDrukkerij ColomaAbeelstraat 1022800 Mechelentel: 015/ 42 32 55e-mail: [email protected]

Secretariaat ORPADTStefaan MaddensKleine Bassinstraat 1, bus 28800 Roeselaretel: 051/253908 gsm: 0496/780622

Verantwoordelijke uitgever An DemolVan Dijcklaan 41930 Zaventem

Copyright 2015 ORPADTNiets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, fotografie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de ORPADT FORUM-redactie.

Page 4: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

4

Forum juni 2015 - InhoudSponsors, colofon, van de redactie 2-3

ORPADT-info 5

Bloedtransfusie tijdens hemodialyse. A. de Vette 6-12 Doen we het goed?

Niertransplantatie anno 2015: een stand van zaken en uitdagingen voor de toekomst. 13-17De wachtlijsten moeten korter. J-L. Bosmans

Nierveroudering en de invloed hiervan op niertransplantatie. 18-24 Kan de genetica een handje toesteken? K. De Vusser & M. Naesens

EDTNA/ERCA-nieuws 25

Nefro-weetjes 26-27

Minister Jo Vandeurzen (Vlaams Minister van Welzijn, Gezondheid en Gezin) was spreker tijdens de nefrologiedag 2015. Hier samen op de foto met Michel Roden (Belgische afgevaardigde EDTNA/ERCA).

Page 5: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

5

ORPADT-infoHoog bezoek dit jaar op de 9e nefrologiedag. Minister Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gezin was onze gast. Deze nefrologiedag had als centrale thema: “Kidney care for all”. Hij kwam zijn beleid hieromtrent toelichten. Inzetten op preventie en eHealth zijn thema’s voor de toekomst. Maar hij verwees ook naar zijn federale collega, Minister Maggie De Blok en het eCare platform. eCare wil ervoor zorgen dat gezondheidsgegevens beter worden gedeeld en dat zorgverleners meer samenwerken en beter communiceren. Hopelijk vindt dit ook de weg naar en komt dit ten goede van de zwakkere in onze samenleving. Maar er was die dag veel meer te beleven: Dr. E. Gheuens liet ons de wachtzaal van ZNA zien. Een mooi en eerlijk getuigenis van hoe een multiculturele dialysezaal anno 2015 wordt beleefd. Als slot van deze dag, een verhaal van de belangrijkste opponent in dit verhaal. Een patiënt gaf een getuigenis over hoe hij van een gezonde mens evolueerde naar een chronische dialysepatiënt. Volgend jaar is er de 10e editie van de nefrologiedag. Binnen ORPADT worden nu al de eerste plannen hiervoor gesmeed. Wordt zeker vervolgd en ieder van jullie is alvast uitgenodigd.

De zeven privileges van de zorg is een boek dat geschreven werd door Lon Holtzer. Zij was onze gast op de jaarlijkse meeting voor hoofdverpleegkundigen in april. “Het is een privilege om in de zorg- en welzijnssector te mogen werken”, vertelde zij ons als Vlaams zorgambassadeur vol overtuiging. Ook het probleem van de bachelor opleiding verpleegkunde kwam aan bod. Meer stage-ervaring is een vereiste en daarom is de verlenging van de opleiding nodig met een vierde jaar. Misschien zou een ver-plichte stage op een dialyse-afdeling een vereiste kunnen zijn: werken met chronisch zieke patiënten, in een sterk technologische omgeving met multiple pathologieën.

Het namiddagsymposium over infecties bij HD en PD patiënten was een schot in de roos. Dit thema is de voorbije jaren wat in de vergeethoek geraakt ondanks dat we er alle dagen mee geconfronteerd worden op de werkvloer. Ook de parallelle sessie PD werd druk bijgewoond.

Bij het verschijnen van deze Forum wil ik ook alle cursisten van de posthogeschool van harte proficiat wensen met hun diploma van de Posthogeschoolopleiding. Voor velen onder hen was dit een extra werkbelasting in deze drukke tijden. Ook de stress van examens en paper mag hier niet onderschat worden.Het deed ons binnen het ORPADT-bestuur deugd dat dit alles gesmaakt werd door jullie. Maar ook in de tweede helft van 2015 willen wij er als beroepsorganisatie blijven staan en verder werken met veel enthousiasme. Maar hiervoor blijven we natuurlijk rekenen op jullie steun.

Eerst genieten van een welverdiende vakantie en een hopelijk, zonnige zomer. Het is jullie van harte gegund!

Bert Van den Wijngaertvoorzitter ORPADT

O R PA D T VZW

Page 6: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

6

1. Inleiding

Voor 2013 werden bloedtransfusies tijdens hemodialyse in het Sint Lucas Andreas ziekenhuis (SLAZ) gegeven zonder dat er duidelijke afspraken waren over de snelheid en plek van toediening binnen het extracorporele circuit. Dit terwijl er wel protocollaire afspraken op de overige verpleegafdelingen bestonden. Nieuwe werknemers en cursisten gaven aan dat er onduidelijkheid bestond doordat zij verschillende instructies kregen wat betreft de uitvoering van de transfusie. Ook waren er vragen over de eventuele kaliumbelasting tijdens een transfusie.

Deze onduidelijkheid was de aanleiding dat ik toen als bijna afgestudeerd verpleegkundig specialist in opleiding de praktijkbegeleider heb ondersteund bij het zoeken naar literatuur zodat wij de volgende vragen konden beantwoorden.• Hoe snel kan een bloedtransfusie tijdens hemodialyse op een veilige manier toegediend worden?• Heeft de plek waar het bloed toegediend wordt (voor of na de kunstnier) invloed op eventuele complicaties?• Moet er rekening worden gehouden met kaliumbelasting tijdens een transfusie?

In dit artikel beschrijf ik de indicatie, contra-indicatie en de complicaties van een bloedtransfusie. Vervolgens beschrijf ik hoe het nieuwe protocol ‘bloedtransfusie tijdens hemodialyse’ tot stand is gekomen.

2. Indicatie en contra-indicatie

De belangrijkste indicatie voor het toedienen van erytrocyten is het herstellen of handhaven van een adequate zuurstofvoorziening die is afgestemd op de behoefte van de weefsels. Het zuurstofaanbod wordt bepaald door het hartminuutvolume, het hemoglobinegehalte (Hb) en de arteriële zuurstofverzadiging. In de praktijk zouden bloedtransfusies gegeven moeten worden wanneer de patiënt symptomen van anemie ontwikkelt, zoals vermoeidheid, dyspnoe bij inspanning en tachycardie, onafhankelijk van de mate van anemie. Het ontstaan van klachten varieert door leeftijd en onderliggende ziekte (1). In 2013 hanteerde de richtlijn van de Nederlandse federatie van Nefrologie (NFN) bij patiënten met chronische

nierinsufficiëntie in het algemeen een streefwaarde Hb tussen 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2).

Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen ervan overwogen zijn. Hoewel de risico’s laag zijn, zal de mogelijkheid van het overdragen van ziekten van de donor naar de ontvanger en de kans op transfusiereacties meegenomen moeten worden in het besluit om bloedproducten toe te dienen. De zogenaamde 4-5-6 regel (tabel 1) is ontwikkeld waarbij belangrijke factoren voor het besluit tot transfusie zijn geïncludeerd (3).

• Kan de patiënt compenseren voor de anemie (cardiopulmonale status)? • Is er een toegenomen zuurstofgebruik (koorts, sepsis)? • Zijn er tekenen van atherosclerose (hersenen, hart, nieren, claudicatio intermittens)? • Is er voortdurend actief bloedverlies en, zo ja, hoeveel?

Bloedtransfusies moeten bij patiënten met chronischenierinsufficiëntie zoveel mogelijk worden vermeden,vooral bij patiënten die op de wachtlijst staan voor een niertransplantatie (2). Een relatieve contra-indicatie is koorts maar koorts is geen reden om niet te transfunderen. De zuurstofbehoefte is zelfs verhoogd bij koorts. Echter, het monitoren van een transfusiereactie is lastiger indien er voor de transfusie koorts is.

3. Complicaties

De tijdige herkenning en behandeling van transfusiereacties en gerelateerde aandoeningen is zowel voor clinici, verpleegkundigen, het laboratorium als de bloedbank van groot belang (4). Het nationaal bureau Transfusie- en Transplantatiereacties

Bloedtransfusie tijdens hemodialyse.

Wanneer en hoe moet er bloed worden toegediend tijdens de dialyse? Specifiek voor de dialysesetting ontbreekt er eenduidigheid. Het is de verdienste van de auteur om hierover een bruikbaar voorstel te formuleren. Een evidence-based procedure.

Anita de Vette verpleegkundig specialist, transplantatiecoördinator, Sint Lucas Andreas ziekenhuis, Amsterdam

De omrekeningsformule voor het Nederlandse mmol naar de Belgische g/dl is x1,6. Dus: 8,0 mmol = 12,8 g/dl 6.8 mmol/l = 10,88 g/dl 7,4 mmol = 11,84 g/dl

Streefwaarde Hb in België : 10-12 g/dl

Page 7: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

7

Tabel 1: De 4-5-6 regel is ontwikkeld waarbij belangrijke factoren voor het besluit tot transfusie zijn geïncludeerd (3).

in Patiënten (TRIP) voor hemo- en biovigilantie heeft als doel het inventariseren, registeren en rapporteren over de veiligheid bij de klinische toepassing van kort houdbare bloedproducten. Transfusiereacties worden ingedeeld naar mate van ernst en op imputabiliteit (de waarschijnlijkheid dat de waargenomen verschijnselen toegeschreven kunnen worden aan de bloedtransfusie).Ook worden incidenten in de bloedtransfusieketen aan TRIP gemeld, zoals bijvoorbeeld het toedienen van een verkeerd bloedproduct. In 2012 zijn door Sanquin

624.647 bloedproducten geleverd aan de ziekenhuizen waarvan 486.711 erytrocytenconcentraten. Er zijn er in totaal 2502 incidenten gemeld, waarvan 1986 over erytrocytenproducten (5). Tabel 2 toont het totaal aan transfusiereacties van 2006 – 2012 per meldcategorie, tabel 3 toont de verdeling van soorten bloedproducten per incident en reactie in 2012.

Een aantal belangrijke complicaties wordt hieronder beschreven.

Page 8: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

8

3.1 Niet-hemolytische (ook wel febriele genoemd) transfusiereactie (NHTR)

Van een NHTR is sprake bij een temperatuurverhoging > 1Cº (< 2Cº) tijdens of in de eerste twee uur na transfusie, met normalisering van de temperatuur binnen 24 uur na transfusie. Er zijn verder geen relevante klachten/symptomen en er zijn geen aanwijzingen voor hemolyse, een infectieuze oorzaak of een andere oorzaak.

3.2 Milde allergische transfusiereactie

Bij het binnen enkele minuten tijdens transfusie tot enkele uren daarna ontstaan van allergische verschijnselen die zich beperken tot de huid, zoals jeuk, roodheid en urticaria, dient anafylactische reactie (zonder shock) te worden overwogen.

3.3 Acute hemolytische transfusiereactie (AHTR)

Een AHTR kan al optreden na transfusie met een minimale hoeveelheid incompatibel bloed. De ernstigste reacties worden vaak na grotere hoeveelheden (> 200 ml) gezien. De meest frequente verschijnselen zijn koorts en koude rillingen. Soms begint deze transfusiereactie met een gevoel van algemene malaise en rugpijn. Soms is hemoglobinurie het eerste verschijnsel. In de ernstigste gevallen ontstaan hypotensie en shock, acute nierinsufficiëntie met anurie en een (sterk) verhoogde bloedingsneiging door diffuse intravasale stolling. Een AHTR is zeldzaam, maar kan zeer ernstig verlopen en is veelal het gevolg van administratieve fouten in de transfusieprocedure. De kans op het optreden van een fatale reactie is onder andere afhankelijk van de hoeveelheid getransfundeerd bloed, de klinische toestand van de patiënt en de tijd verlopen tussen de start van de transfusie en de start van de behandeling.

3.4 Uitgestelde (of vertraagde) hemolytische transfusiereactie

Indien er sprake is van verhoogde afbraak van erytrocyten optredend langer dan 24 uur na een transfusie tot maximaal 28 dagen erna. Verschijnselen:• onverklaarde Hb-daling• donkere urine• koorts/koude rillingen• icterus De vorming van antistoffen tegen erytrocyten is een frequente complicatie van bloedtransfusies. Er zijn aanwijzingen dat 8,4% van de ontvangers van erytrocytentransfusies klinisch relevante antistoffen ontwikkelt gericht tegen erytrocyten antigenen.

3.5 Transfusion Related Acute Lung Injury (TRALI)

Adult respiratory distress syndrome (ARDS) of acute lung injury (ALI) zijn ernstige longcomplicaties die binnen zes uur na een transfusie van bloedproducten ontstaan en niet te onderscheiden zijn van het beeld met een andere

pathogenese. Oorzaken anders dan transfusiegerelateerde dyspnoe of hypoxie dienen te worden uitgesloten. Op de RX-thorax worden bilaterale fijnvlekkige afwijkingen gezien. Immunohematologisch en bacteriologisch onderzoek leveren geen bijzonderheden op. In 2005 tot en met 2007 zijn er aan het bureau TRIP in totaal zes sterfgevallen aansluitend aan TRALI gemeld. TRALI is hiermee in Nederland, evenals in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, de belangrijkste transfusiegerelateerde doodsoorzaak (6).

3.6 Anafylactische transfusiereactie

Indien er sprake is van een snel verlopende allergische reactie die optreedt binnen enkele seconden na start tot kort na afloop van transfusie en die gekenmerkt wordt door systemische (respiratoire, cardiovasculaire of gastro-intestinale) verschijnselen. Verschijnselen die zich daarbij kunnen voordoen zijn:• inspiratoire en expiratoire stridor• bloeddrukdaling ≥ 20 mmHg systolisch en/of diastolisch• misselijkheid/braken• diarree• rugpijn

3.7 Transfusion Associated Circulatory Overload (TACO)/ Volumeoverbelasting/ Overvulling

Er is sprake van TACO indien tijdens of binnen zes uur na transfusie de patiënt een of meer van de volgende symptomen ontwikkelt: • dyspnoe• orthopnoe• cyanose• tachycardie >100/min• enkeloedeem of verhoogde centraal veneuze bloeddruk Verdere niet-specifieke symptomen zijn:• hoofdpijn• een strak gevoel op de borst• droge hoestBij volumeoverbelasting door transfusie ontstaat acuut longoedeem als gevolg van overvulling. De RX-thorax (indien gemaakt) geeft bij TACO een beeld passend bij overvulling.

Bij het optreden van transfusiereacties moet de transfusie direct worden onderbroken en de beschikbare arts moet worden geïnformeerd i.v.m. de differentiële diagnostiek van de acute transfusiereacties.De patiënt moet in het bijzonder gedurende de eerste 5 à 10 minuten van de transfusie intensief worden geobserveerd, omdat ernstige reacties meestal kort na het begin van de transfusie tot uiting komen. De ernst van de reactie staat in relatie tot de op dat moment toegediende hoeveelheid. Daarom wordt geadviseerd om de eerste 10 minuten niet meer dan 20 ml van het bloedproduct toe te dienen (3).

Page 9: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

9

4. Protocol ‘bloedtransfusie tijdens hemodialyse’

4.1 Op zoek naar evidence

Er werd gezocht naar criteria die ons konden ondersteunen in de besluitvorming rondom snelheid van toedienen, plaats van toediening in het extracorporele circuit en noodzaak om maatregelen te treffen in verband met eventuele kaliumbelasting tijdens een bloedtransfusie. Een literatuursearch in diverse zoekmachines leverde veel informatie op over de indicaties en risico’s van een bloedtransfusie, maar niet gespecificeerd op een transfusie tijdens hemodialyse.De CBO-richtlijn bloedtransfusie leverde veel informatie over bloedtransfusies in het algemeen (3). Praktijkervaringen werden nagevraagd bij collegae die in verschillende dialysecentra werkzaam waren geweest en middels telefonische benadering van een aantal dialysecentra. Er

bleken zeer diverse procedures te bestaan. Een transfusie werd vaak zonder volumegestuurde pomp gegeven en de tijd waarin de transfusie werd gegeven wisselde van 15 minuten tot een uur. Er werd niet altijd rekening gehouden met een lagere inloopsnelheid gedurende de eerste 10 à 15 minuten. In de literatuur konden we ook geen evidence vinden of de transfusie voor of na de kunstnier plaats moest vinden, in de praktijk werd de transfusie vaak voor de kunstnier gegeven met name wanneer er geen gebruik werd gemaakt van een volumegestuurde pomp. Op de vraag over kaliumbelasting konden we in de literatuur wel antwoord vinden, in de praktijk werd hier geen rekening mee gehouden. Helaas zijn er geen exacte data beschikbaar van de praktijkantwoorden. Na de literatuursearch, navraag in de praktijk en onderling overleg met de nefroloog werd op basis van de gevonden informatie en best practice een concept-protocol gemaakt. Dit concept-protocol is voorgelegd aan de bloedtransfusiecommissie van het SLAZ waarin, naast een klinisch chemicus en een

Tabel 2: Het totaal aan transfusiereacties tijdens 2006-2012 per meldcategorie (5).

Page 10: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

10Tabel 3: De verdeling van soorten bloedproducten per incident en reactie in 2012 (5).

Page 11: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

11

internist-hematoloog, ook een transfusiearts van Sanquin zitting heeft.

4.2 Inloopsnelheid

Het SLAZ heeft de adviezen van de CBO-richtlijn in zijn algemene protocol overgenomen (7). Op de verpleegafdeling wordt er een inloopsnelheid geadviseerd van 2 uur, bij cardiaal belaste patiënten 3 uur. Het toedienen mag, in verband met risico op bacteriële groei, niet langer dan 6 uur per eenheid duren. De eerste 10 minuten mag er niet meer dan 20 ml bloed inlopen en de verpleegkundige moet in deze periode de patiënt goed observeren. Om dit goed te monitoren wordt er de voorkeur aan gegeven om de transfusie met behulp van een volumegestuurde pomp toe te dienen.

Het was voor de bloedtransfusiecommissie lastig om de inloopsnelheid tijdens hemodialyse mede te beoordelen, zij hadden meer uitleg nodig over de ultrafiltratie tijdens hemodialyse. Uiteindelijk gaven zij het advies met name de aandacht te leggen op het monitoren van de eerste 10 minuten en de veiligheid wat betreft de kans op overvulling met de nefrologen te bespreken. Omdat de kans op cardiopulmonale problemen tijdens dialyse ondervangen kan worden, is de standaard inloopsnelheid van een unit bloed op een half uur vastgesteld. Dit is de standaard afspraak, de nefroloog kan hier van afwijken per patiënt. De volgende

punten zijn in het protocol verwerkt om bovenstaande punten te bewaken.

• Pompsnelheid: Eerste 10 minuten maximaal 20 ml toedienen. Eerste 10 minuten; pompsnelheid van 120 ml/uur. Laatste 20 minuten restant toedienen (280 - 20 ml = 260 ml): pompsnelheid van 780 ml/uur.

• Let op dat bij iedere patiënt de vochtbalans tijdens de transfusie 0 blijft (dus volume toegediend bloed tegelijkertijd onttrekken) tenzij anders aangegeven door arts (bijvoorbeeld bij een actieve bloeding). Tel voor elke unit bij de totale UF 300 ml extra ultrafiltratie op, ook bij patiënten zonder streefgewicht!

• Bij start toediening in eerste twee uur van de dialyse - > UF profiel 1 instellen = in het eerste gedeelte van de dialysesessie meer vocht onttrekken en gedurende de dialysesessie afbouwen. De curve komt er dan zoals hieronder uit te zien. Profiel 1 omdat het volume van de totale units

over de gehele dialyseduur aan UF bijgeteld wordt. Dit kan betekenen dat de patiënt in het begin van de dialyse meer vocht toegediend krijgt dan er verwijderd wordt.De patiënt dient de eerste 10 minuten van de transfusie goed

Tabel 4: In 2011 werd in de VS de aanbevolen Hb bij dialysepatiënten verder verlaagd wat een verschuiving in de Hb-waarden laat zien bij de metingen door de Dialysis Outcomes Practice Patterns Study (DOPPS).

Page 12: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

12

geobserveerd te worden in verband met mogelijk optreden van acute reacties die meestal kort na het begin van de transfusie tot uitdrukking komen. Tijdens de transfusie is de verpleegkundige op zaal aanwezig of draagt de zorg over aan een collega-verpleegkundige bij het verlaten van de ruimte. Na 15 minuten en na het beëindigen van de transfusie worden de temperatuur, pols en bloeddruk van de patiënt gemeten en genoteerd. Een praktisch probleem was dat het transfusielaboratorium soms maar een unit per keer meegaf omdat zij niet bekend waren met het feit dat wij een unit in minder dan 1 uur gaven. De redenen waren, dat in geval van reactie, de overige units als verloren konden worden beschouwd.

Tevens staat in de richtlijn dat de transfusie binnen 30 minuten gestart moet worden na uitgave van het transfusielab. Onlangs is er wel een artikel verschenen waarin wordt beschreven dat dit tijdstip uit de richtlijn kan worden gehaald en op 60 minuten zal worden gesteld (8).

4.3 Voor of na de kunstnier?

De transfusiecommissie kon geen onderbouwde uitspraak doen over de plek van toediening in het extracorporele circuit. Na overleg met de nefroloog en het verpleegkundig team is er uit praktische overwegingen voor gekozen om de transfusie na de bloedpomp, op de veneuze luchtvanger, te geven. De volumegestuurde pomp alarmeert veel meer/vaker als deze voor de bloedpomp aangesloten wordt (type toestel afhankelijk? nvdr). Een risico zou kunnen zijn dat de patiënt meer last van koudesensatie zou kunnen krijgen, maar tot nog toe hebben wij dit niet geconstateerd.

4.4 Kaliumbelasting

Smith et al. (9) concludeerde dat er een licht verhoogd extracellulair kaliumgehalte in erytrocyteneenheden zit. Echter, ernstige hyperkaliëmie na een protocollaire transfusie wordt zeer zelden gezien.

De transfusiearts van het SLAZ/Sanquin stelde ook dat de hoeveelheid kalium per unit verwaarloosbaar was, waardoor een transfusie ook gedurende het laatste uur van de dialyse gegeven kan worden. Het is geen noodzaak om na beëindiging van de transfusie door te dialyseren.

5. Nephrology Nursing Journal

Recent is er een artikel verschenen in de Nephrology Nursing Journal waar de auteur reageerde op een vraag over het bloedtransfusiebeleid tijdens hemodialyse die een Amerikaanse hemodialyseverpleegkundige op een blog stelde (10). Na onderzoek door de auteur onder een groep hemodialyseverpleegkundigen, research in blogs op het internet en literatuursearch constateerde zij dat er geen eenduidig beleid rondom bloedtransfusie bestond. Dit constateerde zij terwijl ‘The U.S. Renal Data System (USRDS)’ tussen juli 2010 en juli 2013 een 40% stijging onder de patiënten die minstens 1 bloedtransfusie nodig hadden, rapporteerde. In dit artikel wordt een relatie gelegd met de naar beneden bijgestelde geadviseerde Hb-waarden. In 2007 werd de maximum Hb-grens met behulp van erythropoeitic stimulating agents (ESAs) verlaagd naar 7,4 mmol/l. De United States Food and Drug Administration (FDA) rapporteerde een stijgend aantal cardiovasculaire events bij chronische nierinsufficiëntiepatiënten die met behulp van ESAs een Hb van > 7,4 mmol/l probeerden te bereiken en behouden. In 2011 werd deze grens nog verder verlaagd naar 6,8 mmol/l. Tabel 4, uit de Dialysis Outcomes Practice Patterns Study (DOPPS), laat een duidelijke verschuiving in Hb-waarde zien. Ashton (11) kiest ervoor om de testdosis van de transfusie (15-45 ml) via een volumegestuurde pomp voor de bloedpomp te geven. Nadat de test zonder complicaties is toegediend, mag de gehele unit binnen 20 minuten gegeven worden. Zij baseerde dit op een artikel uit 1994 waar door middel van een feresetechniek een eenheid snel probleemloos gegeven kon worden (12).

6. Conclusie

Wij zijn van mening dat wij onze bloedtransfusies met behulp van dit protocol op een veilige manier toedienen, gebaseerd op het best beschikbare bewijs. Voor een succesvolle implementatie is het definitieve protocol via klinische lessen aan de verpleegkundigen gepresenteerd. Vervolgens is de groep theoretisch getoetst in het kader van de toetsing voorbehouden handelingen. Voor het verkrijgen van het gehele protocol kunt u zich wenden tot de auteur [email protected].

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Dialyse & Nefrologie Magazine, nr 4, 2014, pp 34-40, V&VN, Nederland

Referenties

1. Carson J, Kleinman S. Indications and hemoglobin thresholds for red cell transfusion in the adult. Beschikbaar via: www.uptodate.com Geraadpleegd oktober 2014. 2. Richtlijn: Anemie bij nierinsufficiëntie en dialyse 2009, update 2010. Internetsite NfN. Beschikbaar via: http://www.nefro.nl/uploads/-I/vH/-IvH59KyamWEQln5_xqx4g/Richtlijn-Anemie-2009- update-2010.pdf Geraadpleegd maart 2013. 3. Richtlijn: Bloedtransfusie. Internet site CBO. Beschikbaar via: http://www.cbo.nl/Downloads/1420/richtlijn%20bloedtransfusie%2011-10-2011.pdf Geraadpleegd oktober 2014. 4. Andrzejewski JC, McGirr J. Evaluation and Management of suspected transfusion reactions: Nursing perspectives. 3rd ed. Bethesda (MD): AABB Press; 2007: 525-48 5. Het nationaal bureau Transfusie- en Transplantatiereacties in Patiënten (TRIP)voor hemo- en biovigilantie. Beschikbaar via: https://www.tripnet.nl/pages/nl/documents/TRIP2012Hemovigilantie- algemeen.pdf 6. Goldman M, Webert KE, Arnold DM, Freedman J, Hannan J, Blajchman MA. TRALI consensus panel. Proceedings of a consensus conference: towards an understanding of TRALI. Transfus Med Rev 2005; 19: 2-31 7. Transfusieprotocol SLAZ; richtlijnen transfusie en stolling. Via intranet SLAZ beschikbaar. 8. van Duijnhoven JLP. Terug in de tijd: de ‘30 minuten-regel’ kan uit de Richtlijn Bloedtransfusie. Bloedtransfusie 2014:7;6-7 9. Smith HM, Farrow SJ, Ackerman JD, Stubbs JR, Sprung J. Cardiac arrests associated with hyperkalemia during red blood cell transfusion: a case series. Anesth Analg. 2008;106(4):106210. http://allnurses.com/general-nursing-discussion/blood-transfusion-during-582754.html 11. Ashton D. Blood transfusion during hemodialysis: an evidence based procedure. Nephrol Nurs J 41, 424-42812. McLeod BC, Reed S, Viernes A, Valentino L. Rapid red cell transfusion by apheresis. J Clin Apher 1994; 9:142-6

Page 13: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

13

1. Een terugblik op de afgelegde weg

1.1 De pioniersperiode

Reeds in het begin van de 20e eeuw werden geïsoleerde pogingen van menselijke niertransplantatie ondernomen (respectievelijk in 1906 door Jaboulay en in 1936 door Voronoy). Het is echter pas in de jaren 1950 dat niertransplantatie echt een concrete realiteit werd, waarbij de transplantatie tussen een eeneiige tweeling in Boston in 1954 vaak als referentiepunt voor de eerste geslaagde niertransplantatie wordt weerhouden (1). Tijdens deze vroege pioniersperiode beschikte men slechts over een beperkt aantal geneesmiddelen (namelijk corticosteroiden en azathioprine) om afstotingen van de getransplanteerde nier te voorkomen of te behandelen. Soms werd totale lichaamsbestraling van de ontvanger aan de behandeling toegevoegd. Hoe het ook zij, acute rejecties waren zeer frequent (tot meer dan 60 % van de transplantaties) en herhaalde behandeling van rejecties was geen zeldzaamheid. Deze behandeling leidde niet onfrequent tot ernstige complicaties (infecties, afsterven van de heupkop).

1.2 De ontdekking van het HLA-systeem

Vóór 1960 was het bestaan, de werking en de implicaties van het HLA-systeem onbekend. Pioniers zoals Terasaki (2), Van Rood, Hamburger en Dausset brachten aan het licht dat elk individu specifieke HLA-antigenen tot expressie brengt aan de oppervlakte van zijn witte bloedcellen (dit verklaart de term Human Leucocyte Antigen of afgekort: HLA). Elk individu exprimeert zes HLA-antigenen, waarvan drie overgeërfd zijn van de vader en drie van de moeder. Deze antigenen worden onderverdeeld in verschillende klassen A, B en DR. Ondertussen weten wij dat er nog andere HLA-klassen bestaan die sinds kort in onze laboratoria kunnen getypeerd worden, namelijk klasse C, DQ en DP. In de jaren 1960 en nadien werd duidelijk dat een goede HLA-matching tussen donor en ontvanger van een transplantnier essentieel is voor het welslagen van een niertransplantatie (3). Zo werd het duidelijk dat een

ongunstige kruisproef tussen donorbloed (of miltweefsel) en serum van de ontvanger een formele contra-indicatie vormt voor een transplantatie. Dergelijke incompatibiliteit geeft immers aanleiding tot een niet-behandelbare hyperacute rejectie, die reeds tijdens de transplantatie optreedt. De kruisproef is daarom nog steeds verplicht voor elke vorm van orgaantransplantatie. Over de jaren heen breidden de inzichten over het HLA-systeem uit en zo werd het duidelijk dat een perfecte HLA-matching (namelijk 6 op 6 overeenkomst, ook fullhouse genoemd) borg staat voor een langere overleving van de getransplanteerde nier. Dit leidde Eurotransplant (dit is de organisatie die aanbod en toewijzing van transplantorganen centraliseert in Leiden, Nederland) ertoe om bij fullhouse nieren voorrang te verlenen bij de toewijzing. Deze prioritaire regel is nog steeds van kracht. Nochtans werd reeds snel duidelijk dat een perfecte HLA-matching weliswaar de voorkeur geniet, maar niet haalbaar is indien men alle patiënten op de wachtlijst een gelijke kans op transplantatie wil bieden binnen een redelijke wachttijd. De HLA-overeenkomst bij de huidige niertransplantaties bedraagt gemiddeld 3 op 6. Deze relativering van het belang van de HLA-overeenkomst tussen donor en acceptor is alleen mogelijk geworden dankzij de huidige combinaties van immuunsuppressieve geneesmiddelen.

1.3 Meer inzicht in het immuunsysteem

Tussen 1960 en 2000 is de verscheidenheid aan immuunsuppressiva (geneesmiddelen die afstoting moeten voorkomen of behandelen) gestadig toegenomen (4) (zie figuur 1) en is de incidentie van acute rejectie gedaald naar 15 en zelfs 10% tijdens het eerste jaar na niertransplantatie. De éénjaarsoverleving bedraagt in alle reeksen meer dan 90% na niertransplantatie (5). Om dit te bereiken maken de transplantatieteams gebruik van een inductiebehandeling (of aanvalsbehandeling tijdens de eerste dagen van transplantatie), onmiddellijk gevolgd door een onderhoudsbehandeling, die meestal bestaat uit een combinatie van drie verschillende klassen van immuunsuppressiva. Deze combinatie heeft twee voordelen:

Niertransplantatie anno 2015: een stand van zaken en uitdagingen voor de toekomst

De kennis over niertransplantatie is de laatste decennia spectaculair toegenomen. Er bestaat echter een lange wachttijd voor de patiënt zijn nieuwe nier kan ontvangen. De uitdaging voor de toekomst is het vinden van adequate oplossingen voor dit orgaantekort, zonder de overlevingsduur van het transplantorgaan in het gedrang te brengen.

Jean-Louis Bosmansdocent Universiteit Antwerpen, kliniekhoofd nefrologie, Universitair Ziekenhuis Antwerpen

Page 14: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

14

1) meestal versterken deze geneesmiddelen onderling hun afstotingswerend effect, 2) dit laat ons toe om de dosis van elk geneesmiddel zoveel mogelijk te beperken, waardoor wij ook de nevenwerkingen trachten te beperken.

2. Niertransplantatie anno 2015

Ondanks al deze ingrijpende vorderingen in diverse domeinen kampt niertransplantatie met een aantal problemen of beperkingen, die hier opeenvolgend kort zullen toegelicht worden.De fantastische resultaten die behaald worden op korte termijn (> 90% entoverleving na 1 jaar, incidentie van acute rejectie ± 10% tijdens het 1e jaar) weerspiegelen zich helaas niet of nauwelijks in een verbetering van de lange termijnoverleving (vaak uitgedrukt als halfleven; dit is het aantal jaren gedurende welke 50% van de getransplanteerde nieren functioneel is gebleven). Deze stelling wordt duidelijk weergegeven in figuur 2, die het halfleven van transplantnieren in de Verenigde Staten weergeeft tussen 1991 en 2009 (6). Hieruit blijkt duidelijk: 1) dat transplantnieren afkomstig van levende donoren significant langer werkzaam zijn dan nieren afkomstig van overleden donoren en 2) dat het halfleven na niertransplantatie weliswaar verbeterd is over de laatste twee decennia, maar zeker niet in dezelfde mate als de éénjaarsresultaten.Een van de mogelijke verklaringen voor deze discordante

evolutie is het toegenomen gebruik van transplantnieren afkomstig van extended criteria donoren. Deze donoren zijn ofwel ouder dan 60 jaar, ofwel zijn het donoren tussen 50 en 59 jaar oud met minstens twee bijkomende criteria (voorgeschiedenis van hypertensie, CVA als doodsoorzaak, terminaal serumcreatinine > 1,5 mg/dl). Verschillende analyses tonen aan dat nieren afkomstig van extended criteria donoren (ECD) minder lang functioneren dan nieren afkomstig van standaard criteria donoren (SCD) (figuur 3) (7). Op hun beurt leveren transplantnieren afkomstig van levende donoren (LD) de beste overlevingscurves (dit vertaalt zich in een langere functioneringstermijn). Nieren afkomstig van donoren na hartstilstand (DCD) doen het globaal evengoed als deze van hersendode donoren, zolang deze donoren geen extended criteria donoren (ECD) zijn. Het ontwikkelen van transplantatieprogramma’s die proportioneel meer beroep doen op deze ECD en DCD nieren vindt zijn verklaring in de toenemende vraag naar niertransplantatie, met de daaruit resulterende oplopende wachttijden.Niertransplantatie is tijdens het voorbije decennium enigszins het slachtoffer van haar succes geworden, zoals duidelijk blijkt uit figuur 4. Terwijl het aantal uitgevoerde niertransplantaties in België stabiel blijft rond 430 per jaar, neemt de wachtlijst toe (770 in 2013). Deze discordantie tussen vraag en aanbod is dan ook verantwoordelijk voor de sterk toegenomen wachttijden voor niertransplantkandidaten in

Predni + AZA

Predni + CsA

Predni + CsA/ FK-506 + MMF

OKT3 / ATG

IL-2 RB + Predni + CsA/ FK-506 + MMF

IL-2RB + Predni + SRL + MMF

Figuur 1: Immuunsuppressie en éénjaars entoverleving na niertransplantatie.

Page 15: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

15

Figuur 2: Halfleven van transplantnieren in de VS tussen 1991 en 2009 (OPTN & SRTR Annual data report 2011).

Eurotransplant: in België bedroeg de gemiddelde wachttijd twee à drie jaar in 2013 (te rekenen vanaf de start van niervervangende therapie) (8). Om deze steeds toenemende vraag naar transplantnieren te kunnen beantwoorden doen transplantatiecentra in de laatste decennia beroep op andere types donoren, zoals de extended criteria donoren (ECD), donoren after cardiac death (DCD) en levende donoren (LD). Zoals blijkt uit figuur 5 is immers ondertussen het leeftijdsprofiel van de donoren grondig geëvolueerd van jonge donoren (< 40 jaar) in de jaren 1970-1990 naar thans oudere donoren (> 59 jaar) die niet meer beantwoorden aan de criteria voor standaard criteria donor (SCD). Vaak hebben deze oudere donoren dan ook een CVA (bloeding of thrombose) als doodsoorzaak, wat meestal wijst op het bestaan van (al of niet gekende/behandelde) hypertensie, met cardiovasculaire weerslag tot gevolg. Onderzoek toonde aan dat vaatletsels in de transplantnier op het ogenblik van de transplantatie resulteerde in een inferieure werking van deze transplantnieren over een lange periode posttransplantatie (9).

3. Uitdagingen voor niertransplantatie in de toekomst

3.1 Levende donorniertransplantatie

Uit wat voorafgaat, mogen wij besluiten dat niertransplantatie in de toekomst een tweevoudige cruciale uitdaging zal moeten beantwoorden: enerzijds de toenemende vraag naar transplantnieren, maar anderzijds ook optimalisatie van de lange termijnsoverleving (zodat hertransplantaties tot een minimum kunnen beperkt worden). Levende donorniertransplantatie biedt de mogelijkheid om beide uitdagingen tegelijkertijd te beantwoorden en aldus de druk te verminderen op de “traditionele” transplantatie vanuit hersendode donoren. Heel wat landen uit de Westerse wereld (bij voorbeeld de Verenigde Staten, Nederland, de meerderheid van de Scandinavische landen) hebben

(theoretisch) in de weg staan. Bijvoorbeeld wanneer de echtgenoot (bloedgroep A Pos) wenst te doneren aan zijn vrouw (bloedgroep O Pos). In dit geval kan het koppel deelnemen aan een uitwisselingsprogramma tussen (Belgische) transplantatiecentra, zodat de vrouwelijke ontvanger een O nier uit een ander centrum kan ontvangen en de nier van de mannelijke donor naar de ontvanger van het ander (of soms zelfs nog een derde) centrum wordt doorgestuurd. Dergelijk uitwisselingsprogramma (Living Donor Kidney Exchange Program) biedt aldus de mogelijkheid om levende donorniertransplantaties uit te voeren, die in het begin van het derde millennium nog als onmogelijk geacht werden (11).

Figuur 3: Transplantnieroverleving in de VS volgens herkomst van de transplantnier (OPTN/SRTR 2013 Annual Data Report).ECD: Extended Criteria DonorDBD: Donation after Brain DeathDCD: Donation after Cardiac Death

een aanzienlijk aandeel levende donorniertransplantaties (soms tot 50 %) in hun transplantatieprogramma. In België schommelt het aandeel levende donorniertransplantaties nog steeds tussen 5 en 10% van het totaal. Desondanks vereist het ontwikkelen en uitbreiden van een levende donorniertransplantatieprogramma een grondige voorbe-reiding, omkadering en informatie van zowel medici, paramedici als van het grote publiek. Specifieke ethische vragen, zoals bijvoorbeeld een financiële vergoeding voor het ontnomen orgaan, werden reeds internationaal besproken en vastgelegd in de Verklaring van Istanbul (10).

3.2 Living Donor Kidney Exchange Program

In specifieke gevallen zullen incompatibiliteit tussen de donor en ontvanger een levende donorniertransplantatie

Page 16: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

16

Figuur 4: Aantal niertransplantaties en kandidaten voor niertransplantatie in België tussen 1981 en 2013 (Bron: Eurotransplant International Foundation – Annual Reports).

3.3 Transplantatie over de bloedgroep- barrière heen

Alternatief hebben enkele transplantatiecentra een programma uitgewerkt dat toelaat niertransplantaties uit te voeren over de bloedgroepbarrière heen (12). Dergelijke programma’s vereisen weliswaar de opbouw van expertise en de inzet van vaak complexe en dure technieken of geneesmiddelen, waarvoor op het huidig ogenblik nog geen terugbetaling door de overheid voorzien is.

beschadigde nieren tot het domein van de concrete werkelijkheid zal mogen gerekend worden. Daar waar recrutering en isolatie van (pluripotente) stamcellen zeker reeds tot de mogelijkheden behoort, is het veel minder duidelijk hoe en wanneer deze stamcellen optimaal toegediend worden en welke voorwaarden vervuld moeten worden om differentiatie naar het gewenste weefseltype mogelijk te maken. Het blijft dan ook de vraag of door de mens gecoördineerde weefselregeneratie van beschadigde nieren in vivo ooit wel verwezenlijkt zal worden en hoeveel decennia dergelijk onderzoek dat dan in beslag zal nemen.

3.4 Stamceltransplantatie

Een potentieel ander alternatief in de toekomst voor de stijgende vraag naar niertransplantatie is de ontwikkeling van stamceltransplantatie, waarvan verwacht wordt dat het zou kunnen leiden tot regeneratie of herstel van het beschadigde nierweefsel (13). Met deze techniek worden pluripotente stamcellen (met groot potentieel aan celdifferentiatie) intraveneus of in situ toegediend, met het doel afunctioneel geworden bindweefsel te vervangen door opnieuw gezond (nier)weefsel. Dergelijke procedure zou uiteraard dienen uitgevoerd te worden vóór het bereiken van het eindstadium nierfalen. Hoewel dit theoretisch een zeer aantrekkelijke denkpiste oogt, moeten wij toegeven dat er in de praktijk nog heel wat obstakels zullen moeten overwonnen worden, vooraleer regeneratie van

3.5 Operationele tolerantie

Een minstens even belangrijke uitdaging is het bereiken van een toestand van “operationele tolerantie”. Deze term houdt in dat het immuunstelsel van de donor weliswaar de getransplanteerde nier als “niet-eigen” erkend heeft, maar deze nier aanvaardt zonder afstoting, zelfs in afwezigheid van immuunsupprimerende geneesmiddelen. Operationeel tolerante patiënten blijven echter immunologisch reactief ten aanzien van alle andere stimuli (zoals bijvoorbeeld bacteriële of virale infecties). Recent onderzoek toont aan dat operationele tolerantie zeldzaam is bij niertransplantpatiënten (geschatte incidentie van 1/3.333) (14). Het nastreven van tolerantie is echter uitermate attractief, aangezien het ons zou toelaten om de immuunsuppressiva, en alle daaruit voortvloeiende

Page 17: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

17

Referenties

1. Morris PJ, Hamilton D. Kidney Transplantation. Principles and Practice. 5th ed. Philadelphia (PA): WB Saunders Company; 2001: 1-8 2. Terasaki PI, Marchioro TL, Starzl TE. Serotyping of human lymphocyte antigens. Preliminary trials on long-term kidney homograft survivors. Nat Acad Sci Monograph 1965: 83-96 3. Morris PJ, Welsh KI, Bunce M. Kidney Transplantation. Principles and Practice. 5th ed. Philadelphia (PA): WB Saunders Company; 2001: 135-57 4. Morris PJ. Kidney Transplantation. Principles and Practice. 5th ed. Philadelphia (PA): W.B. Saunders Company; 2001: 217-309 5. Hariharan S, Johnson CP, Bresnahan BA, Taranto SE, McIntosh MJ, Stablein D. Improved graft survival after renal transplantation in the United States, 1988 to 1996. N Engl J Med 2000; 342 (9): 605-12 6. Matas AJ, Smith JM, Skeans MA, Lamb KE, Gustafson SK, Samana CJ et al. OPTN/SRTR 2011 Annual Data Report: kidney. Am J Transpl 2013 Suppl 1:11-46 7. Matas AJ, Smith JM, Skeans MA, Thompson B, Gustafson SK, Stewart DE et al. OPTN/SRTR 2013 Annual Data Report: kidney. Am J Transpl 2015 Suppl 2: 1-34 8. Rhamel A. Eurotransplant Annual Report 2013. Eurotransplant International Foundation Leiden Nederland 2013, 66-7 9. Woestenburg AT, Verpooten GA, Ysebaert DK, Van Marck EA, Verbeelen D, Bosmans JL. Fibrous intimal thickening at implantation adversely affects long-term kidney allograft function. Transplantation 2009; 87: 72-810. Danovitch GM, Chapman J, Capron AM, Levin A, Abbud-Filho M, Al Mousawi M et al. Organ trafficking and transplantation tourism: the role of global professional ethical standards-the 2008 Declaration of Istanbul. Transplantation 2013; 95 (11): 1306-1211. de Klerk M, Keizer KM, Claas FH, Witvliet M, Haase-Kromwijk BJ, Weimar W. The Dutch national living donor kidney exchange program. Am J Transplant 2005; 5 (9): 2302-512. Tanabe K, Takahashi K, Sonda K, Tokumoto T, Ishikawa N, Kawai T et al. Long-term results of ABO-incompatible living kidney transplantation: a single-center experience. Transplantation 1998; 65 (2): 224-813. Ju GQ, Cheng J, Zhong L, Wu S, Zou XY, Zhang GY et al. Microvesicles derived from human umbilical cord mesenchymal stem cells facilitate tubular epithelial cell differentiation and growth via hepatocyte growth factor induction. PLoS One 2015; 10 (3) e012153414. Massart A, Pallier A, Viklicky O, Pascual J, Naessens M, Lemoine A et al. Operational tolerance in kidney transplantation: European survey and network. Oral presentation at the annual meeting of the Belgian Transplantation Society March 28th 201515. Bühler LH, Spitzer TR, Sykes M, Sachs DH, Delmonico FL, Tolkoff-Rubin N et al. Induction of kidney allograft tolerance after transient lymphohematopoietic chimerism in patients with multiple myeloma and end-stage renal disease. Transplantation 2002; 74(10): 1405-9

2115 14 17 16 18 17 16 19

10 13 9 11 137

148 9 12 7 6 5 4 4

4346

41 3530 30 32 34 29

3031 34 29 22

2519

22 22 1822

17 20 19 19

33 36

3635

4045

38 39 4345

45 4546

47 5245 45 45 45 43

49 43 43 43

3 29 13 13

714 12 9 15 11 12 14 17 16

23 25 24 26 28 28 32 34 34

0

20

40

60

80

100

120

<20 20-39 40-59 59+

Figuur 5: Leeftijdscategorieën van orgaandonoren tussen 1990 en 2013.

neveneffecten, na een korte behandelingsperiode, te staken. Wetenschappelijk onderzoek in het domein van weefsel- en orgaantransplantatie heeft zowel experimenteel als klinisch resoluut deze lange zoektocht naar tolerantie ondernomen en diverse behandelingsprotocols werden reeds in dierenmodellen uitgetest. Bij de mens heeft één behandelingsprotocol veelbelovende resultaten tot stand gebracht bij een zeer specifieke groep van patiënten, namelijk patiënten met multipel myeloom (plasmacelkanker) en eindstadium nierlijden. Een gecombineerde nier- en beenmergtransplantatie (van dezelfde donor) liet toe om na enkele weken reeds de immuunsuppressie volledig te stoppen, zonder afstoting van de transplantnier (15).

4. Besluit

Het is duidelijk dat orgaantransplantatie en beïnvloeding van het immuunstelsel, nog heel veel uitdagingen in het vooruitzicht hebben. Terugblikkend op de voorbije 50 jaar is er reeds fantastische vooruitgang geboekt. Dit mag ons hoopvol stemmen dat de komende 50 jaar minstens evenveel inzichten en wetenschap zullen aanbrengen.

Page 18: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

18

Nierveroudering en de invloed hiervan op niertransplantatie

Niertransplantatie blijft de therapie bij uitstek voor patiënten met terminale nierinsufficiëntie. De vraag naar transplantnieren is echter veel groter dan het aanbod aan beschikbare donororganen. Hierdoor maken transplantatieteams meer en meer gebruik van oudere organen en organen van donoren met soms relevante medische problemen in de voorgeschiedenis. Het gebruik van deze organen van mindere kwaliteit (“extended criteria” organen) blijft niet zonder gevolgen.

Katrien De Vusser, nefroloog in opleiding, doctoraatstudent, labo nefrologie, KU Leuven Maarten Naesens, nefroloog, hoogleraar, labo nefrologie, KU Leuven

1. Inleiding

Het gebruik van oudere donornieren is sterk verwant aan een verminderde post- transplant nierfunctie en aan falen van de getransplanteerde nier. In al onze organen gaat veroudering gepaard met structurele veranderingen in het nierweefsel en met een verminderde functie. Bij veroudering verliezen nieren nierparenchym en vermindert de renale plasma-flow en ontstaat tubulaire dysfunctie. Veroudering zorgt daarenboven voor een verminderde herstelcapaciteit van de weefsels. Deze functionele achteruitgang van de nier om te herstellen en regenereren wordt vaak beschouwd als kenmerkend voor het verouderingsproces (1-3).

2. Invloed van de oudere donor op het post- transplant verloop

Het grote succes van orgaantransplantatie bij patiënten met eindstadium nierfalen, geeft aanleiding tot lange wachtlijsten en een groot tekort aan organen. Dit heeft een toenemend gebruik van oudere en ‘extended criteria’ donoren tot gevolg. In 2002 werd de term ‘’extended criteria donor (ECD)” geïntroduceerd. Dit zijn overleden donoren ouder dan 60 jaar of donoren tussen de 50-59 jaar met minstens 2 van de volgende kenmerken: voorgeschiedenis van hypertensie, serum creatinine hoger dan 1,5 mg / dL en cerebrovasculaire doodsoorzaak. Het risico op post-transplant nierfalen na een ECD niertransplantatie is 70% hoger dan na een niet ECD transplantatie (4). De kwaliteit van een nier op het moment van transplantatie wordt dan ook belangrijker voor het post-transplant verloop en de lange termijn overleving. Recente gegevens in een cohorte van 1063 transplantaties van levende donoren bevestigen de associatie tussen oudere donorleeftijd en slechter post-transplant verloop, zelfs na levende donatie. Deze levende donoren worden voorafgaand aan de transplantatie uitgebreid gescreend op comorbiditeit. Veroudering, zelfs bij deze levende donoren, werd geassocieerd met een slechter verloop van de transplantnierfunctie, met een verminderde glomerulaire filtratiesnelheid na een jaar en met een verminderde overleving van het transplantnier (5).Door dit toenemende gebruik van oudere en “extended

criteria” donornieren wordt de kwaliteit van de nieren op het moment van transplantatie veel belangrijker dan acute afstoting voor de post-transplant evolutie en transplantnier overleving op lange termijn (1,6,7). De reden achter het functieverlies van deze oude nieren na transplantatie kennen we niet goed. Een mogelijke verklaring kan waarschijnlijk gevonden worden in een significant effect van leeftijd op de progressie van chronische histologische schade (8). In een grote studie met protocolbiopsies werd niet alleen aangetoond dat hogere donorleeftijd de belangrijkste determinant is van deze niet-specifieke chronische schade na transplantatie, maar ook dat de associatie tussen donorleeftijd en histologische schade na transplantatie onafhankelijk is van de histologische kwaliteit van donornier op het moment van transplantatie (9). Dit suggereert dat de leeftijd van de donor en dus het verouderingsproces op zich een zelfstandige rol spelen bij de histologische progressie van de donornier en de transplantresultaten op lange termijn. Uit deze studies zouden we zelfs kunnen concluderen dat het verouderingsproces wordt versneld na de transplantatie en dat dit proces dus bijdraagt aan de transplantatie uitkomst (8).

3. Mechanismen van renale veroudering

Veroudering wordt vooral bepaald door een toenemend verlies van de fysiologische integriteit, gaande van een vermindering in functioneren en een toename in kwetsbaarheid tot een gestegen morbiditeit en de dood. Het is een zeer complex proces met waarneembare verschillen ter hoogte van onze genen, proteïnen, weefselstructuren en onze fysieke capaciteit als we jongeren en ouderen met elkaar vergelijken. Er zijn al heel wat verouderingstheorieën ontwikkeld en deze kunnen ingedeeld worden in 3 grote groepen (10).

• De “use it or lose it” theorie die veronderstelt dat we met ouder worden minder van onze mentale en fysieke capaciteiten gebruiken en dat hierdoor ons ‘kunnen’ afneemt (11). • Genmutaties die ontstaan en die met het ouder worden niet meer kunnen hersteld worden door de normale herstelmechanismen. Deze leiden tot veranderingen in

Page 19: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

19

weefselfuncties, kanker, accumulatie van proteïnen en andere dysfuncties (12).

• De mitochondriale dysfunctie theorie, die veronderstelt dat met de tijd ons mitochondriaal DNA mutaties ondergaat welke leiden tot een hogere productie van oxygenspecies, dysfuncties in de oxidatieve adem- halingscyclus en veranderingen in de ATP ontkoppeling (13).

Het is essentieel om onderscheid te maken tussen veroudering en met ouderdom gerelateerde aandoeningen. Veroudering is geen ziekte, maar het is wel de grootste risicofactor voor met ouderdom gerelateerde aandoeningen (14). Ouder worden heeft invloed op vele moleculaire pathways waaronder de pathways betrokken in cel integriteit, cellulaire proliferatie en energiestofwisseling. Veel van deze moleculaire pathways zijn niet uniek voor het verouderingsproces, maar zijn eerder algemene pathways betrokken bij cel beschadiging en weefselherstel (15-18).

Veroudering is daarom het gevolg van cellulaire veroudering (“cell senescence”), verhoogde gevoeligheid voor apoptose bij hogere leeftijd, verminderde mogelijkheid tot regeneratie en reparatie, verminderde functionele capaciteit van stamcellen en progenitorcellen, veranderingen in de expressie van groeifactoren, mitochondriale veranderingen, ontregeling van zelfregulerende mechanismen en van wijzingen in het immuunsysteem en aan verandering van immunogeniciteit in ouder weefsel.Van de eerder genoemde mechanismen belangrijk voor veroudering wordt cellulaire veroudering klassiek gezien als een van de belangrijkste in het verouderingsproces. Cellulaire veroudering leidt tot permanente en onomkeerbare groei stop (Hayflick fenomeen) (19,20). Deze verouderde cellen blijven levensvatbaar maar vertonen een veranderde morfologie, een veranderend metabolisme en een onmogelijkheid om te delen.

Er zijn verschillende oorzaken beschreven die ervoor zorgen dat mitotisch actieve cellen in een verouderingsproces gaan, bv. het aantal celdelingen dat een cel ondergaan heeft, de leeftijd van de cel of als een antwoord op schade en stress (9,21). Voorbeelden hiervan zijn telomeerverkorting en telomeer dysfunctie, DNA beschadiging (bijvoorbeeld door X-stralen, oxidatieve stress en UV-straling), mitogene signalen geproduceerd door oncogenen (leiden ook tot DNA-schade) en niet-genotoxische veranderingen zoals chromatine verstoring (epigenetische veranderingen) (22,23). Cellulaire veroudering wordt dus niet alleen veroorzaakt door een uitputting van het aantal te doorlopen vooraf bepaalde replicatiecycli (intrinsieke of replicatieve veroudering ), maar kan ook worden geïnduceerd door extrinsieke factoren (stress geïnduceerde voortijdige veroudering).

Cellulaire veroudering heeft meer implicaties dan alleen een invloed op het ouder worden en de daarmee gepaard gaande risico’s op ziekte. Cellulaire veroudering speelt ook een essentiële rol in de onderdrukking van tumoren en in weefselherstel. Er is steeds meer bewijs dat de initiële functie van cellulaire veroudering tumoren onderdrukt, door het induceren van groeistop. Recent worden hier bijkomend ook

tumor-bevorderende eigenschappen aan toegeschreven (door secretie van inflammatoire cytokines) (24). Deze impact van cellulaire veroudering op kanker lijkt tegenstrijdig. Campisi et al. suggereren dat cellulaire veroudering een biologisch proces is dat werd geselecteerd om overleving in jonge organismen te bevorderen (heilzaam: tumoronderdrukking, weefselregeneratie), maar schadelijk blijkt in oude organismen (schadelijk: veroudering, tumor promotie) (25). In onze evolutie zijn bepaalde mechanismen geselecteerd omdat onze overleving kort was in een vijandige omgeving. Tumoronderdrukkende mechanismen waren nodig voor een relatief korte (reproductieve) periode (23). Zelfs als deze mechanismen later in het leven schadelijk zouden zijn, had dit geen invloed op de evolutieve selectie. Dit concept is de essentie van de ‘antagonistische pleiotrope hypothese’ en verklaart het verouderingsconcept waarin bepaalde mechanismen goed en slecht voor ons kunnen zijn (25).

4. De belangrijkste mechanismen van veroudering bij nierziekten en na nier- transplantatie

In de hiernavolgende tekst worden zeer technische begrippen gehanteerd omwille van de volledigheid. Er wordt hier niet dieper op ingegaan omdat dit ons anders te ver zou leiden. Sommige begrippen vind je terug in de bijgevoegde verklarende woordenlijst (nvdr).

Replicatieve veroudering is afhankelijk van 2 belangrijke pathways: de ARF-p53-p21 signaling pathway die gedeeltelijk afhankelijk is van telomeerverkorting en de p16-route pRb, die onafhankelijk is van telomeerverkorting. Deze routes interageren, maar kunnen onafhankelijk van elkaar in werking treden (23,26).

Figuur 1: Schematisch overzicht van de belangrijkste mechanismen bij celveroudering.

Page 20: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

20

4.1 Replicatieve veroudering afhankelijk van telomeerverkorting (ARF-p53-p21)

Telomeren zijn tandem repeats “TTAGGG” van 5000-15.000 baseparen die zich bevinden aan de uiteinden van een chromosoom. Ze dienen als bescherming en voorko-men end-to-end fusie van chromosomen. Een telomeer is te vergelijken met het plastic uiteinde van een veter (zie fi-guur 2). Bij iedere deling rafelt het uiteinde een stukje uit en uiteindelijk kan de cel niet meer delen en sterft. Ze stellen als het ware onze ‘interne biologische klok’ voor.

De lengte van deze telomeren wordt geregeld door het telo-merase. Telomerase is een enzym dat in de celkern van be-paalde cellen voorkomt. Het bestaat voor een deel uit pro-teïne en voor een deel uit RNA. Het enzym is een reverse transcriptase, waarbij het RNA-gedeelte als matrijs gebruikt wordt en kan dus op die manier de verkorte telomeren te-rug verlengen. De meeste somatische cellen beschikken niet over het telomerase enzym en volwassen telomeren verkorten dus bij elke celdeling (27).

De lengte van onze telomeren berust op diverse factoren zoals erfelijkheid, telomerase-activiteit, de effectiviteit van telomeer bindende eiwitten, de snelheid waarmee de cel profileert en de oxidatieve stress in het cel milieu. Hoe-wel de lengte van telomeren deels erfelijk bepaald is, zijn er verschillen in de telomeerlengte bij ééneiige tweelingen, hetgeen suggereert dat omgevingsfactoren (zoals hypergly-cemie en oxidatieve stress) eveneens een belangrijke rol in

telomeerverkorting en veroudering spelen (28,29).Als de telomeren kritisch kort zijn (“Hayflick limit”) wordt een klassieke ‘DNA-schade’ reactie geactiveerd met deelname van diverse proteïne kinases (zoals ATM en CHK2), adap-tor eiwitten (bijvoorbeeld 53BP1 en MDC1) en chromatine modifiers (bijvoorbeeld gammaH2AX). Telomeerverkorting leidt ook tot de activering van de p53-route (p53 fosforyle-ring) en de hiermee geassocieerde p21 (ook wel CDKN1a, p21Cip1, waf1 of SD11) expressie. Ook andere DNA scha-de reacties (DDRs) en ARF (alternatieve leesraam, p14) kan leiden tot activatie van de p53 route.

Het klinische belang van deze telomeerverkorting wordt gesuggereerd in een zeer interessante studie, waarbij telo-meerlengte gemeten in witte bloedcellen wordt gebruikt als een merker voor veroudering. In deze studie werd een as-sociatie tussen telomeerlengte en diverse ziekteprocessen onafhankelijk van de chronologische leeftijd gevonden, wat de waarde van telomeerlengte als merker van biologische of cellulaire leeftijd suggereert (30).In tegenstelling tot de eerder genoemde bloedcellen, is de associatie tussen leeftijd en telomeer verkorting in nier-weefsel nog maar schaars bestudeerd. De associatie tus-sen telomeerverkorting en een verminderde regeneratieve capaciteit bij veroudering, chronische ziekten en na een acuut letsel lijkt logisch maar is nooit bewezen bij mensen. Enkel de studie van Westhoff in telomerase deficiënte mui-zen suggereert dat kritische telomeerverkorting in de nieren leidt tot versnelde veroudering en apoptose met hierdoor een vermindering van regeneratieve capaciteit (31).

Figuur 2: Telomeren bevinden zich aan de uiteinden van het chromosoom en voorkomen end-to-end fusie van de chromosomen. Hoe langer de telomeren, hoe langer de levensduur van de cel. Dit is althans wat sommige wetenschappers vermoeden maar wat nog niet is aangetoond bij de mens.

Page 21: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

21

In volwassen nieren is de telomerase-activiteit zeer laag waardoor telomeren verkorten bij elke celdeling, zoals werd aangetoond door Melk et al.(27). Ook zuurstoftekort kan telomeerverkorting induceren, zoals aangetoond in ver-schillende diermodellen (32,34). Tenslotte zijn glomerulaire ziekten zoals IgA nefropathie, lupus nefritis en focale glo-merulosclerose geassocieerd met een verhoogde p53 ex-pressie in vergelijking met de nieren zonder letsels, zowel bij dieren (35) als bij de mens (36,37). Of deze verhoogde expressie invloed heeft op de telomeerlengte is echter nooit onderzocht.

Na beenmergtransplantatie is het bewezen dat telomeren aanzienlijk sneller verkorten dan verwacht. Dit vermoedelijk vanwege een verhoogde replicatieve stress van de bloed-cellen post-transplantatie (38). Ook na orgaantransplantatie zijn er argumenten voor een versnelde telomeerverkorting (14). In getransplanteerde niercellen is er sprake van een verhoogde celdeling tijdens de transplantatie en een periode van verhoogde celregeneratie direct na transplantatie, cor-relerend met de koude ischemie tijd (39). Een eerder kleine studie toont eveneens aan dat korte telomeren die in nierbi-opten verkregen worden op het moment van transplantatie geassocieerd zijn met een slechtere transplantfunctie een jaar na transplantatie. Er werd evenwel geen correlatie met p21 of p53 gevonden (40). Er is dan ook nood aan studies om deze verbanden te valideren en de rol van telomeerver-korting na transplantatie te bevestigen.

4.2 Replicatieve veroudering onafhankelijk van telomeerverkorting (p16-pRB pathways)

DNA-schade door omgevingsschade is de belangrijkste stressor voor de activering van de p16-route pRB, maar ook

kritische telomeerverkorting kan dit veroorzaken (23). P16 (CDKN2A) is ook een belangrijke tumorsuppressor in de p53 pathway. P16 activeert pRB in zijn hypofosforyleerde actieve vorm, die dan de cel proliferatie remt en zo een groeistop induceert (14).

Een verhoogde p16 expressie wordt gevonden in de nier van patiënten met een glomerulaire ziekte (18), interstitiële fibrose en in diabetes nefropathie (41). Deze verhoogde expressie wordt ook gevonden in dierlijke nieren met hypertensie (42). p16 expressie correleert ook sterk met de nierleeftijd (43).

5. Samenvatting

Samenvattend kunnen we stellen dat er verschillende gege-vens zijn die aantonen dat de leeftijd van de donornier zijn invloed heeft op de langetermijnoverleving van de niertrans-plant. Een mogelijke verklaring kan waarschijnlijk gevonden worden in een significant effect van leeftijd op de subklini-sche progressie van chronische histologische schade. Er is ook een vermoeden dat de transplantatie op zich tot een versnelde cel vernieuwing/replicatie leidt en hierdoor een versnelde replicatieve veroudering veroorzaakt. Concreet bewijs hiervan is er niet en moet worden gevonden in grote cohortstudies.

Page 22: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

22

Page 23: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

23

Verklarende woordenlijst

Apoptose: Geprogrammeerde celdood als onderdeel van de steeds doorgaande verjonging van de weefsels.

ATP: Adenosinetrifosfaat. Wordt verbruikt bij energie behoevende processen in het lichaam.

ATP ontkoppeling: Een mitochondrië is de energiecentrale van de cel. In mitochondriën worden bij de citroenzuurcyclus energierijke elektronen onttrokken aan het acetyl-coenzym A. Vervolgens gebruiken de mitochondriën deze energierijke elektronen om tijdens de oxidatieve fosforylering ATP, NADH en FADH2 te produceren. In het bijzonder ATP is een belangrijke energiebron voor zeer veel reacties in de cel. Onder bepaalde voorwaarden kunnen elektronen opnieuw terugvloeien naar de mitochondriale matrix zonder bij te dragen aan de ATP-synthese.Dit proces staat bekend als mitochondriële ontkoppeling. De energie die hierbij vrij komt wordt afgegeven als warmte.

Chromatine modifier: Chromatine is het complex van DNA en eiwitten in de celkern van cellen. Het DNA zit in de vorm van een dubbele helix om vele nucleosomen gewonden. De nucleosomen bestaan ieder uit acht histonen en vormen samen met het DNA en verschillende andere eiwitten het chromatine. De drie functies van chromatine zijn het compact maken van het DNA zodat het in de celkern past, het verstevigen van DNA tijdens mitose en meiose, en het helpen bij regulatie van de expressie van genen.

ECD: Extended Criteria Donor (=overleden donor > 60 jaar of donor tussen 50-59 jaar met minstens twee van volgende kenmerken: hypertensie, serum creatinine > 1,5 mg/dl en CVA als doodsoor-zaak).

Pathway: De opeenvolging van chemische reacties die leidt tot het ontstaan van een chemische verbinding (letterlijk: baan, pad, spoor, ‘signaalroute’).

Proteïne kinase: Is een enzyme dat andere eiwitten (proteïnen) bewerkt door bv. veranderingen aan de chemische structuur aan te brengen.

Reverse Transcriptase: Enzyme dat RNA in DNA kan omzetten. Het wordt gebruikt voor het herstellen van DNA-beschadigingen.

Telomerase: Enzyme dat de cel in staat stelt zich te kunnen delen doordat het betrokken is bij de aanmaak van telomeren, waarvan bij iedere celdeling wat verloren gaat.

Telomeren: Bijzondere structuren die de uiteinden vormen van lineaire DNA-moleculen en de chro-mosomen stabiliteit verlenen. Ze verhinderen dat de chromosomen met elkaar versmelten of aan hun uiteinden spontaan afbrokkelen. Bij iedere celdeling worden de telomeren iets korter zodat op den duur de cellen zich niet meer kunnen delen.

Page 24: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

24

Referenties

1. Meier-Kriesche HU, Schold JD, Srinivas TR, Kaplan B. Lack of Improvement in Renal Allograft Survival Despite a Marked Decrease in Acute Rejection Rates Over the Most Recent Era. Am J Transplant 2004;4:378-83 2. Epstein M. Aging and the kidney. JAmSocNephrol 1996;7:1106-22 3. Zhou W, Farrar CA, Abe K, et al. Predominant role for C5b-9 in renal ischemia/reperfusion injury. Journal of Clinical Investigation 2000;105:1363-71 4. F.K. P. Donor characteristics associated with reduced graft survival: an approach to expanding the pool of kidney donors. . Transplantation 2002;74:1281-6 5. Noppakun K, Cosio FG, Dean PG, Taler SJ, Wauters R, Grande JP. Living donor age and kidney transplant outcomes. Am J Transplant 2011;11:1279-86 6. Summers DM, Johnson RJ, Allen J, et al. Analysis of factors that affect outcome after transplantation of kidneys donated after cardiac death in the UK: a cohort study. Lancet 2010;376:1303-11 7. Opelz G, Dohler B. Influence of immunosuppressive regimens on graft survival and secondary outcomes after kidney transplantation. Transplantation 2009;87:795-802 8. Naesens M, Lerut E, de Jonge H, Van Damme B, Vanrenterghem Y, Kuypers DR. Donor age and renal P-glycoprotein expression associate with chronic histological damage in renal allografts. J Am Soc Nephrol 2009;20:2468-80 9. Halloran PF, Melk A, Barth C. Rethinking chronic allograft nephropathy: the concept of accelerated senescence. JAmSocNephrol 1999;10:167-8110. Thompson HJ VJea. Health and disease related biomarkers in aging research. Health and disease related biomarkers in aging research 200911. Corriveau H HR, Raïche M, Dubois MF, Prince F. Postural stability in the elderly: emperical confirmation of a theoretical model. Archives of Gerontology and Geriatrics 2004;39:163-7712. Manolio T RL, Brooks L, Abecasis G. New models of collaboration in genome-wide assocation studies: the Genetic Assocation Information Network Nature Genetics 2007;39:1045-5113. D Harman. Free radical Theory of Aging: An Update. Annals of the New York Academy of Science 2006;1067:10-2114. Naesens M. Replicative senescence in kidney aging, renal disease, and renal transplantation. Discov Med 2011;11:65-7515. Weindruch R, Kayo T, Lee CK, Prolla TA. Microarray profiling of gene expression in aging and its alteration by caloric restriction in mice. J Nutr 2001;131:918S-23S16. Rodwell GE, Sonu R, Zahn JM, et al. A transcriptional profile of aging in the human kidney. PLoSBiol 2004;2:e42717. McCarroll SA, Murphy CT, Zou S, et al. Comparing genomic expression patterns across species identifies shared transcriptional profile in aging. NatGenet 2004;36:197-20418. Melk A, Schmidt BM, Vongwiwatana A, Rayner DC, Halloran PF. Increased expression of senescence-associated cell cycle inhibitor p16INK4a in deteriorating renal transplants and diseased native kidney. Am J Transplant 2005;5:1375-8219. Kawai T, Cosimi AB, Spitzer TR, et al. HLA-mismatched renal transplantation without maintenance immunosuppression. NEnglJMed 2008;358:353-6120. Hayflick L, Moorhead PS. The serial cultivation of human diploid cell strains. ExpCell Res 1961;25:585-62121. Hayflick L. Biological aging is no longer an unsolved problem. AnnNYAcadSci 2007;1100:1-1322. Finkel T, Serrano M, Blasco MA. The common biology of cancer and ageing. Nature 2007;448:767-7423. Campisi J, dda di FF. Cellular senescence: when bad things happen to good cells. NatRevMolCell Biol 2007;8:729-4024. Coppe JP, Patil CK, Rodier F, et al. Senescence-associated secretory phenotypes reveal cell-nonautonomous functions of oncogenic RAS and the p53 tumor suppressor. PLoSBiol 2008;6:2853-6825. Campisi J. Cellular senescence: putting the paradoxes in perspective. CurrOpinGenetDev 201026. Collado M, Serrano M. Senescence in tumours: evidence from mice and humans. NatRevCancer 2010;10:51-727. Melk A, Ramassar V, Helms LM, et al. Telomere shortening in kidneys with age. J Am Soc Nephrol 2000;11:444-5328. Yoshida T, Sugiura H, Mitobe M, et al. ATF3 protects against renal ischemia-reperfusion injury. J Am Soc Nephrol 2008;19:217-2429. Avogaro A, de Kreutzenberg SV, Fadini GP. Insulin signaling and life span. Pflugers Arch 2010;459:301-1430. Wong JM CK. Telomere maintenance and disease. Lancet 2003;362:983-831. Westhoff JH, Schildhorn C, Jacobi C, et al. Telomere shortening reduces regenerative capacity after acute kidney injury. J Am Soc Nephrol 2010;21:327-3632. Joosten SA, van HV, Nolan CE, et al. Telomere shortening and cellular senescence in a model of chronic renal allograft rejection. Am J Pathol 2003;162:1305-1233. Kelly KJ, Plotkin Z, Vulgamott SL, Dagher PC. P53 mediates the apoptotic response to GTP depletion after renal ischemia-reperfusion: protective role of a p53 inhibitor. J Am Soc Nephrol 2003;14:128-3834. Megyesi J, Udvarhelyi N, Safirstein RL, Price PM. The p53-independent activation of transcription of p21 WAF1/CIP1/SDI1 after acute renal failure. Am J Physiol 1996;271:F1211-F635. Turner CM, Tam FW, Lai PC, et al. Increased expression of the pro-apoptotic ATP-sensitive P2X7 receptor in experimental and human glomerulonephritis. Nephrol DialTransplant 2007;22:386-9536. Takemura T, Okada M, Akano N, et al. Proto-oncogene expression in human glomerular diseases. J Pathol 1996;178:343-5137. Qiu LQ, Sinniah R, Hsu SI. Coupled induction of iNOS and p53 upregulation in renal resident cells may be linked with apoptotic activity in the pathogenesis of progressive IgA nephropathy. J Am Soc Nephrol 2004;15:2066-7838. Wynn RF, Cross MA, Hatton C, et al. Accelerated telomere shortening in young recipients of allogeneic bone-marrow transplants. Lancet 1998;351:178-8139. Oberbauer R, Rohrmoser M, Regele H, Muhlbacher F, Mayer G. Apoptosis of tubular epithelial cells in donor kidney biopsies predicts early renal allograft function. JAmSocNephrol 1999;10:2006-1340. Koppelstaetter C, Schratzberger G, Perco P, et al. Markers of cellular senescence in zero hour biopsies predict outcome in renal transplantation. Aging Cell 2008;7:491-741. Verzola D, Gandolfo MT, Gaetani G, et al. Accelerated senescence in the kidneys of patients with type 2 diabetic nephropathy. AJP - Renal Physiology 2008;295:F1563-F7342. Westhoff JH, Hilgers KF, Steinbach MP, et al. Hypertension induces somatic cellular senescence in rats and humans by induction of cell cycle inhibitor p16INK4a. Hypertension 2008;52:123-943. Chkhotua AB, Altimari A, Gabusi E, et al. Increased expression of P21((WAF1/CIP1)) CDKI gene in chronic allograft nephropathy correlating with the number of acute rejection episodes. Transplant Proc 2003;35:655-8

Page 25: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

25

EDTNA/ERCA-nieuws*

Beste Forum lezers,

Met de zomer voor de deur, geeft de ORPADT-Forum redactie me nog even de mogelijkheid jullie wat EDTNA/ERCA-nieuwtjes door te spelen.Binnen een kleine 3 maanden start de 44ste EDTNA/ERCA conferentie in het Maritim Hotel & Internationales Congress Center in Dresden, Duits-land. In concreto: van 26 tot 29 september 2015. De focus zal dit jaar liggen op de kwaliteit en de veiligheid in de nefrologische verzorging.Het congres centrum ligt in een rustige wijk op de oever van de Elbe echter niet te ver van de attracties van de oude stad. De “Semperoper”, de “Frauenkirche”, de “Green Vault” en nog vele andere bezienswaardigheden liggen allen op wandelafstand van het congrescenter.

Belangrijke data

Early Bird registration deadline 1 juli 2015Deadline for Accomodation with no cancellation fee 5 augustusRegular registration deadline 15 augustusDeadline for late registration 12 september

Ik hoop in elk geval op een grote Belgische opkomst. Vorig jaar konden met de hulp van de Belgische nefrologische industrie bijna 70 Belgische verpleegkundigen de conferentie in Riga bijwonen. Laten we hopen dat we dit jaar dezelfde mogelijkheden hebben.

Abstracts

Alle ingestuurde abstracts voor de Dresden Conferentie werden gelezen en gecontroleerd net voor het paasverlof. De abstractmarkers (de ‘puntengevers’) hadden er weer heel wat werk mee want er waren er blijkbaar weer iets meer dan tweehonderd ingestuurd. Zeven van de goed-gekeurde abstracts kwamen uit België.

Impact of a dialysis treatment on daily life. Dierickx K. Nephrology UZ Gasthuisberg, Leuven

Working close with a patient-education-oriented patientorganization.Roden M. Hemodialysis UZ Brussel, Brussel

Implementation of a multidisciplinary consultation for chronic kidney disease stage 4 and 5.Dierickx K. Nephrology UZ Gasthuisberg, Leuven

Hemofiltration and Reinfusion (HFR): an educational movie to train our nursing staff.Van Paesschen N. Hemodialysis UZ Brussel, Brussel

Risk factors for chronic kidney disease: World Kidney Day survey 2010 – 2015 compared.Van Paesschen N. Hemodialysis UZ Brussel, Brussel

Extended multipass versus standard hemodialysis in the home setting.Eloot S. Nephrology, Ghent University Hospital, Gent

Impact of intradialytic cycling on small solute removal.De Rudder J. Nephrology, Ghent University Hospital, Gent

Hartelijk proficiat aan alle auteurs en hun teams. Ze hebben ondertussen al wel hun bevestigingsbericht toegestuurd gekregen.Uw Brand Ambassador is nu al op zoek naar geschikte Awards voor de goedgekeurde abstracts van dit jaar.Steeds bereikbaar op: [email protected] of op 0476/22.49.85. Tot binnenkort.

* EDTNA/ERCA is de naam van onze overkoepelende Europese beroepsvereniging

Michel RodenEDTNA/ERCA Brand Ambassador voor België

Page 26: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

26

Nefro-weetjes

Genetische marker voorspelt nierschade

Onderzoekers identificeerden een genetische factor die de kans op vorming van littekenweefsel in een transplantnier vergroot. Nieren van donoren met een kleine variatie in het SHROOM3-gen leiden vaker tot aanmaak van littekenweefsel wat in meer of mindere mate resulteert tot nierfalen. Deze marker komt vaker voor bij Europeanen.Zo verder wetenschappelijk onderzoek dit bevestigt, zal het op-sporen van deze genetische marker een positieve bijdrage kun-nen leveren aan de optimalisatie van de screening van potentiële nierdonoren en de resultaten na transplantatie verbeteren. Pre-ventief littekenvorming voorkomen is van het grootste belang om nierschade (chronische allograft nefropathie) te vermijden. Zodra het mechanisme dat leidt tot fibrose ontrafeld is, kan medicatie ontwikkeld worden om littekenvorming te verhinderen.

Bron: Menon MC et al. J Clin Invest, 2014. Doi: 10.1172/JCI76902

De tijd tikt voor een donornier

Recente onderzoeksgegevens tonen aan dat slechts een korte verlenging van de koude ischemietijd resulteert in een verhoogd risico op entfalen en mortaliteit. Deze bevindingen zijn van prak-tisch belang aangezien de koude ischemietijd wordt beschouwd als één van de belangrijkste risicofactoren die kunnen gemini-maliseerd worden door verbetering van het beheer van de peri-transplantatie periode. De rol van de koude ischemietijd in het proces van een later optredend entfalen is niet volledig duidelijk.

Koude ischemie induceert een cascade van reacties die worden versterkt bij het weer laten doorbloeden (reperfusie) van de nier. Hierbij kan nierschade ontstaan die samen met de geactiveerde immuunrespons de lange termijn overleving van de transplant-nier kan verminderen.

Bron: Kidney International (2015;87:343-349)

Aantal donoren kan fors omhoog

Het aanhoudende tekort aan orgaandonoren kan ingeperkt worden als meer mensen die euthanasie krijgen hun organen zouden afstaan. De kwestie ligt gevoelig in de medische wereld.

Orgaandonatie na euthanasie is nog vrij onbekend bij het brede publiek. Een nieuwe brochure moet het idee verspreiden. Deze brochure is het resultaat van twee jaar overleg tussen de Belgische Transplantatie Vereniging (BTV), het Levenseinde Informatie Forum (LEIF) en vzw De Maakbare Mens. In 2005 werd voor het eerst een orgaandonatie na een euthanasie uitgevoerd in het UZ Antwerpen op vraag van een vrouw die na een hersenbloeding volledig hulpbehoevend was. Het was een wereldprimeur, waarover in medische vakbladen wel wat commotie ontstond.Mensen die euthanasie willen, vragen blijkbaar geregeld dat hun zelfgekozen levenseinde nut zou hebben voor de samenleving. De voor-bije tien jaar waren er 21 zulke donoren, van wie er in het UZA 84 organen konden getransplanteerd worden.Met de brochure wil men geen promotie voeren maar wel uitleggen hoe orgaandonatie na euthanasie praktisch mogelijk is. Het blijft gevoelige materie en daarom is er binnen Eurotransplant afgesproken dat donororganen van euthanasiepatiënten uitsluitend wor-den toegewezen aan landen met een euthanasiewet. Dus alleen Nederland, Luxemburg en België komen in aanmerking en niet Duitsland, Hongarije, Kroatië, Oostenrijk en Slovenië. De brochure Orgaandonatie na euthanasie is verkrijgbaar via www. leif.be

Bron: Jan Lippens, Knack, 13 mei 2015, pp 34-35

Page 27: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

27

Marathon van zesvoudige niertransplantatie

In de VS zijn bij een grote ruilnierdo-natie twaalf mensen in twee dagen tijd onder het mes gegaan. Het is een mooi voorbeeld van dominodonatie: elke nierpatiënt bracht zelf een fami-lielid mee als donor – iemand die hem of haar zelf niet kon helpen omdat er geen compatibiliteit (‘match’) is.

Dat hier een menselijke ketting ont-stond tussen zes ontvanger-do-norparen is merkwaardig genoeg te danken aan een man die zelf ooit een niertransplantatie onder-ging, David Jacobs. Hij ontwierp een computerprogramma, Match-Grid, dat voor dit soort incompati-bele ontvanger-donorparen uitvist waar wél de gepaste match zit.

Typisch voor ook deze dominodo-natie is dat de eerste donor uit de ketting zijn nier belangeloos wou afstaan. Dankzij een “altruïstische” donor vergroot het aantal mogelijk-heden om incompatibele paren aan een match te helpen. Buiten deze patiënten varen ook an-deren wel bij dominodonatie. Want na levende donatie, wordt de gewo-ne wachtlijst voor niertransplantatie toch een beetje korter. Hieronder ziet u een schematische voorstelling van deze dominodonatie waarbij D= donor, O= ontvanger. D1 = altruïstische donor. O6 was in dit geval een ontvanger die op de wachtlijst stond.

De zesvoudige niertransplantatie in de VS is een logistiek en chirurgisch huzarenstuk geweest waarbij maar liefst vijf chirurgen betrokken waren, samen met anesthesisten, assistenten, verpleegkundigen en meer dan 40 andere ondersteunende functies.

Bron: www.cpmc.org/about/press/News2015/6-way-kidney-swap.html#

Samenstelling Nefro-weetjes: Clement Dequidt & Sandra Vervynckt

Page 28: FORUM - orpadt · 6.8 - 7.4 mmol/l, echter niet hoger dan 8,0 mmol/l (2). Op dit moment wordt deze richtlijn herzien. Bloedtransfusies moeten toegepast worden nadat de voor- en nadelen

Forum jaargang 15 • nr. 1 • juni 2015

28

44th EDTNA/ERCAInternational

ConferenceSeptember 26–29, 2015Maritim, Hotel & Internationales Congress Center Dresden, Germany

Conference Theme: Quality and Safety in Renal Care: Shared Responsibility among Health Care Professionals and Patients

www.edtnaerca.org

EDTNA2015_inzA4.indd 1 19.9.14 10:39