Forrensisch Onderzoek

36
Inleiding In dit dossier wordt de moord van Frank Veldkamp onderzocht. Frank Veldkamp, die op donderdag 11 oktober 2007, 23.41 uur is doodgeschoten in de buurt van het Planken Wambhuis. De dader is echter onbekend en er zijn 12 verdachten en verschillende sporen gevonden. Door forensisch onderzoek te verrichten, wordt achterhaald wie nou de werkelijke dader is. Hieronder zie je een tabel van de gevonden elementen van de verdachten: Bewijsmateri aal van: vingerafdr uk zwarte stift bodem witte stof bloedkleur ige vlekken geweer/ strafblad Tom Versteeg STIFT0 1 BODEM01 Vergunning voor geweer (0.45 kaliber), getraind schutter Marian van de Groot BODEM02 Maaike Maas STIFT0 2 BODEM03 STOF02 Heeft jachtvergunning en vergunning voor bezit geweer Arnoud Maas BODEM04 STOF01 VLEK-A Strafblad Kolja Dragho BODEM05 VLEK-B Heeft vergunning voor bezit pistool (kaliber 0.22) Klaas Brinkman BODEM06 STOF03 Margot Brinkman STIFT0 3 BODEM07 Ton Duijnvoorde STIFT0 5 BODEM08 STOF05 Strafblad Barbara Vreede STIFT0 5 BODEM09 STOF04 VLEK-C Susan Veldkamp (zus) Erwin Veldkamp (broer) Joke Veldkamp- van Straten (vrouw) Frank Veldkamp BODEM10 STOF- ONBEKEND

Transcript of Forrensisch Onderzoek

Page 1: Forrensisch Onderzoek

InleidingIn dit dossier wordt de moord van Frank Veldkamp onderzocht. Frank Veldkamp, die op donderdag 11 oktober 2007, 23.41 uur is doodgeschoten in de buurt van het Planken Wambhuis. De dader is echter onbekend en er zijn 12 verdachten en verschillende sporen gevonden. Door forensisch onderzoek te verrichten, wordt achterhaald wie nou de werkelijke dader is. Hieronder zie je een tabel van de gevonden elementen van de verdachten:

Bewijsmateriaal van:

vingerafdruk zwarte stift

bodem witte stof bloedkleurige vlekken

geweer/ strafblad

Tom Versteeg STIFT01 BODEM01Vergunning voor geweer (0.45 kaliber), getraind

schutterMarian van de Groot

BODEM02

Maaike Maas STIFT02 BODEM03 STOF02Heeft jachtvergunning en

vergunning voor bezit geweer

Arnoud Maas BODEM04 STOF01 VLEK-A Strafblad

Kolja Dragho BODEM05 VLEK-BHeeft vergunning voor bezit

pistool (kaliber 0.22)Klaas Brinkman BODEM06 STOF03Margot Brinkman STIFT03 BODEM07Ton Duijnvoorde STIFT05 BODEM08 STOF05 StrafbladBarbara Vreede STIFT05 BODEM09 STOF04 VLEK-CSusan Veldkamp (zus)Erwin Veldkamp (broer)Joke Veldkamp- van Straten (vrouw)

Frank Veldkamp BODEM10STOF-

ONBEKENDPlaats Delict (PD)

BODEM11

Vakantiehuisje Veldkamp

STIFT04

In dit onderzoeksrapport gebruiken we ook de volgende onderzoeksmethodes van de sporen die we in deze zaak hebben gevonden:

Vingersporenonderzoek Voetsporenonderzoek --> grondeigenschappen Stoffenanalyse chromatografisch onderzoek Ballistisch onderzoek Bloedonderzoek Forensisch DNA-onderzoek

Van al deze onderzoekmethodes wordt er een werkwijze en een uitvoering geschreven en in het onderzoeksrapport verwerkt.

Page 2: Forrensisch Onderzoek

Vingersporenonderzoek

Page 3: Forrensisch Onderzoek

Experiment 7: zelf vingerafdrukken zichtbaar maken

De afdruk van een voet of schoenzool in aarde of sneeuw is meestal direct te zien. Met gips kun je hiervan direct een afdruk van maken. Vingerafdrukken zijn echter meestal niet direct te zien. Je moet ze eerst zichtbaar maken. In dit experiment gaan we proberen vingerafrukken zichtbaar maken. Afhankelijk van het voorwerp dat we krijgen, gaan we bepalen welk poeder het meest geschikt is om te gebruiken. Ook gaan we onderzoeken hoe lastig het is om vingerafdrukken te vergelijken.

Deelvraag 1:Hoe moeilijk is het om sporen veilig te stellen?

Doel:Met dit experiment leren we hoe wet het beste vingerafdrukken veilig kunnen stellen op verschillende materialen.

MaterialenWij hebben het volgende nodig:

Doekjes en alcohol Twee stof/ mondkapjes Pincet/ handschoenen Make-up kwastje Een objectglaasje Een wijnfles De volgende verschillende poeders:

- Koolstofpoeder/ grafiet- Aluminiumpoeder- Talkpoeder- Krijtpoeder- Make-up poeder

Uitvoering1. We maken de wijnfles en het objectglaasje goed schoon met een doekje en

wat alcohol en we raken ze daarna niet meer met blote handen aan. We gebruiken een pincet of handschoenen

2. We zetten met onze duim een duidelijke afdruk op de voorwerpen3. We bedenken welk(e) poeder(s) we willen gebruiken voor onze voorwerpen

voorwerp(e) om de vingerafdruk(ken) zichtbaar te maken. Als we de poeder hebben gekozen, bepalen we aan de hand van de chemiekaarten of we mondkapjes moeten gebruiken.

4. We dompelen de kwast in het gekozen poeder en we strijken héél voorzichtig met de kwast over de ondergrond totdat de vingerafdruk goed zichtbaar is geworden. Eventueel gemorst poeder ruimen we metteen op. Daarna gebruiken we de loep om te bekijken of er genoeg detail in de vingerafdruk te zien is.

5. Als laatst gaan we de afruk veiligstellen. Dit doen we door middel van een foto te maken of de afdruk met fotopapier afnemen en we plakken het vervolgens op onze vingerafdrukkenkaart.

Page 4: Forrensisch Onderzoek

Deelvraag 2:Hoe lastig is de vergelijking met de vingerafdrukkenkaart?

Doel:In dit experiment leren we hoe we goede afdrukken met een stempelkussen moeten maken en hoe we het moeten bestuderen.

Materialen:We hebben de volgende materialen nodig:

Een stempelkussen Een papieriertje, om de vingerdrukken er op te zetten een loep, om de vingerafdrukken te bekijken

Methode1. We drukken onze vinger op het stempelkussen en we maken een afdruk op

het papier. Dit is lastiger dan je denkt, dus we moeten een paar keer oefenen.2. Vervolgens bestuderen we de vingerafdrukken met de loep. En noteren we de

resultaten.

Page 5: Forrensisch Onderzoek

Voetsporenonderzoek

Verschillen in grondsoorten kunnen worden gebruikt in het forensisch onderzoek. Je kunt onderscheid maken door de volgende kenmerken:

pH geleidbaarheid water absorberend vermogen en uiterlijke kenmerken onder een vergrootglas

Je moet wel rekening houden met dat de grond op een bepaalde plek elke maand kan veranderen, dus er kunnen ook wat afwijkingen in het onderzoek voorkomen.

Bodems bevatten meestal zouten, waardoor ionen stroom kunnen geleiden. De geleidbaarheid G geeft van een bepaalde grondlaag aan hoe goed die laag elektriciteit kan geleiden, die je met de volgende formule kan berekenen.

De evenredigheidsconstante is een stofeigenschap en wordt de soortelijke geleidbaarheid genoemd. Deze grootheid geeft de geleidbaarheid aan van een hoeveelheid grond met een doorsnede van 1m2 en een lengte van 1 m.

De pH is een zuurtegraad. Een oplossing met een pH waarde lager dan 7 wordt een zure oplossing genoemd. Als de pH hoger is dan 7, dan wordt het een basische oplossing genoemd. Is de pH gelijk aan 7, dan is deze neutraal.Zure bodems bevatten meer organisch materiaal dan basische bodems, omdat bij het verteren van organisch afval zuren vrijkomen.Mineralen zoals kalk kunnen bodems meer basisch maken.

Het water absorberend vermogen geeft aan hoeveel water een bodem kan opnemen per zoveel kubieke meter. Bodems met grotere hoeveelheden organisch materiaal hebben een groter water absorberend vermogen dan bodems met weinig organisch materiaal.

Page 6: Forrensisch Onderzoek

Experiment 20: gedumpt?

Verschillende grondsoorten kunnen ook gebruikt worden in het forensisch onderzoek. Komt de grond onder de zolen van de verdachte overeen met die van de PD (= plaatsdelict)? En is de grond onder de zolen van het slachtoffer gelijk aan die van de PD? Wanneeer er een andere grondsoort onder zijn zolen wordt gevonden is het waarschijnlijk dat het slachtoffer is gedumpt.In dit experiment gaa we onderzoek of de verdachte op de PD is geweest. Het lichaam van Frank Veldkamp kan ook gedumpt zijn. Komt de grond onder zijn zolen overeen met die van de PD?

Hoofdvraag:Welke bodems komen van de verdachten overeen met het plaatsdelict?

Doel:De verdachten van de bodems die overeen komen met het PD worden de hoofdverdachten van de zaak. En sommige verdachten waarvan de bodems niet overeenkomen, zullen in deze zaak afvallen.

Materialen:We hebben de volgende materialen nodig:

100 g van de grondmonsters van de voetzolen, afkomstig van de verdachten (BODEM01 tot BODEM11).

100 g van het grondmonster van de PD (BODEM11) pH-meter opstelling om de geleidbaarheid te meten vergrootglas 100 mL maatcilinder Filtreerpapier (met een diameter van 12.5cm) Gedestilleerd water in bekerglas 200 mL bekerglazen 400 mL bekerglas 50 mL bekerglas voor gedestilleerd water Lepels Trechters Weegschaan en papier voor het afwegen

Uitvoering:1. We bespreken met de klas hoe de grondmonsters verdeel gaan worden, zodat

niet iedereen tien monsters moet analyseren. We zetten de resultaten in een tabel.

2. We labelen een 250 mL bekerglas met ons grondmonster (BODEMX).3. We wegen 50 g van het bodemmonster af en we brengen de grond over in het

250 mL bekerglas.4. We meten 100 mL gedestilleerd water af in de maatcillinder en gieten het bij

de grond.

Page 7: Forrensisch Onderzoek

5. We roeren het mengsel goed door met een lepel. We roeren elke drie minuten voor totaal 15 minuten

6. Daarna laten we het mengsel 5 minuten bezinken. We wassen de lepel met gedestilleerd water om contaminatie met andere grondmonster te voorkomen.

7. We meten de pH van het grondmonster, als we hulp nodig hebben vragen we eventueel de leraar.

8. We meten de geleidbaarheid van het grondmonster, als we hulp nodig hebben vragen we het eventueel aan de leraar.

9. We bepalen het waterabsorberend vermogen van de grond als volgt: we vouwen het filter in de trechter en brengen 50 g van het droge grondmonster over in het filter. Één van ons houdt de trechter boven een 400 mL bekerglas. We meten 100 mL gedestilleerd water af in een maatcilinder en we gieten het water in de trechter. We laten de trechter 60 seconden uitdruppelen. We gieten het water in het 400 mL bekerglas terug in de maatcilinder. En we bepalen de hoeveelheid water die door de grond is geabsorbeerd.

10.We kijken hoe de grond eruit ziet onder het vergrootglas en we maken een schets van de grondstructuur.

De tabel voor de resultaten:

BODEM X pHsoortelijke geleidbaarheid

geabsorbeerd water (ml/50 g

Komt het overeen met de PD?

BODEM01  

BODEM02  

BODEM03  

BODEM04  

BODEM05  

BODEM06  

BODEM07  

BODEM08  

BODEM09  

BODEM10  BODEM11 (PD)  

Page 8: Forrensisch Onderzoek

Experiment 21: voetsporen van de dader

Op de PD heeft de dader een voetspoor achtergelaten dat leidt naar Veldkamps vakantiehuisje. In dit experiment gaan we onderzoeken gaan we onderzoeken of er een relatie bestaat tussen de lengte van een persoon en de afstand tussen twee voetstappen.

Hoofdvraag:Is er een relatie tussen de lengte van een persoon en de afstand tussen twee voetsappen?

Deelvragen:- Is er een lineair verband tussen de lichaamslengte en de voetstapafstand?- Stel een vergelijking op aan de hand van dit verband. Maak de vergelijking in

de vorm: voetstap afstand = (a) (lichaamslengte) + b- Bepaal de lengte van de dader aan de hand van de voetspoorafstand. Zijn er

verdachten die afvallen?- Denk je dat deze methode betrouwbaar genoeg is voor het bepalen van

iemands lichaamslengte?

Doel:Als er inderdaad een verband bestaat, kunnen we de afstand tussen de voetstappen van de dader opmeten en de lengte van de dader berekenen. De lengte kunnen we met de lengtes van onze verdachten vergelijken.

Materiaal:Voor dit experiment hebben we de volgende materialen nodig:

een meetlint een rechte loopafstand van minimaal 10 meter een krijtje

Uitvoering:1. Eerst analyseren we de voetsporen van de dader. Zijn de voetstappen

gemaakt terwijl een persoon aan het lopen of aan het rennen was?2. We besluiten met de klas op welke manier de proefpersonen moeten lopen (of

rennen).3. Daarna maken we drie verschillende metingen. Elke meting met een ander

proefpersoon. Deze proefpersonen hebben verschillende lengtes4. Zet met het krijtje een streep waar de proefpersoon staat.5. Daarna rent de proefpersoon 10 stappen en stopt daarna onmiddellijk.6. Zet met het krijtje een streep op de plaats waar de proefpersoon is geëindigd.7. Meet de afstand tussen de twee strepen op en noteer de resultaten en neem

een gemiddelde lengte van de voetstappen.8. Als laatst maken we een klassikaal een ijkgrafiek aan de hand van de

verkregen resultaten in relatie tot de lengte van de proefpersonen.

Page 9: Forrensisch Onderzoek

StoffenanalyseOp een plaats delict kunnen veel verschillende stoffen worden gevonden. In een zuivere stof zit maar één soort molecuul. Iedere zuivere stof heeft zijn eigen stofeigenschappen. Hierdoor kun je verschillende stoffen van elkaar onderscheiden. Als je twee of meerdere zuivere stoffen bij elkaar doet, krijg je een mengsel. Alle zuivere stoffen in een mengsel noem je componenten.

Een moleculair zuivere stof is verschillend, doordat de moleculen waaruit de stof bestaat van elkaar verschillen. Een molecuul bestaat uit 118 bouwstenen genaamd atomen, die staan in het periodiek systeem. Moleculen zitten bij elkaar door de vanderwaalsbindingen. Het kookpunt van grotere moleculen is hoger dan van kleinere moleculen.

Stoffen lossen op in water, omdat water waterbruggen vormen. Het water gaat om de opgeloste stof zitten. Sommigen stoffen lossen wel op in water, omdat de binding tussen die moleculen niet sterk genoeg is. Andere stoffen lossen niet op in water, omdat de binding tussen die atomen wel sterk is. De binding van ionen aan watermoleculen noemen we hydratatie. Oplossen is geen chemische reactie.

Page 10: Forrensisch Onderzoek

Experiment 27: stoffen identificatie

Op het lichaam van Frank van Veldkamp wordt een witachtig poeder gevonden. Het doel van dit experiment is de identificatie van dit witte poeder.

Onderzoeksvraag:Welke stof is gevonden op het lichaam van Frank Veldkamp?

Hypothese:Je kunt aan de vorm al vrij veel zien met welke stof je te maken hebt, maar daar weet je nog niks mee. Als we van tevoren moeten kiezen, zouden we zeggen dat het suiker is.

Doel: Met dit experiment komen we er achter, wie welke stoffen op zijn kleren heeft zitten en misschien overeenkomt met de stoffen van meneer van Veldkamp.

Materialen:Voor dit onderzoek hebben we de volgende materialen nodig:

STOF01 NaCl STOF02 CaCO3 (krijt) STOF03 Na2CO3 (soda) STOF04 C4H12O6 (poedersuiker) STOF05 NH4Cl (salmiak) Gedestilleerd water Maatbeker Universeel papier Stroomkring plus energievoorziening

Uitvoering1. We lossen al de vijf stoffen op in water, als het goed is zullen ze alle vijf

oplossen op eentje na en dat is CaCO3, omdat die niet oplost in water.2. Daarna pakken we het universeel papier en doen we ze in de oplossingen.

We kunnen de stoffen NH4Cl en Na2CO3, omdat NH4Cl een basische stof is en het universele papier zo blauw wordt. En Na2CO3 een zure stof is en het universele papier hierdoor rood wordt.

3. De overgebleven twee stoffen testen we op stroomgeleiding. We weten dat alleen NaCl stroom geleidt, omdat deze een zout is. C4H12O6 lost niet op, omdat het een moleculaire stof is en dus ook geen stroom geleidt.

Page 11: Forrensisch Onderzoek

Chromatografisch onderzoek

Inkt is een mengsel van kleurstof(fen) en een ‘oplosmiddel’. Inkt hoeft geen oplossing te zijn, maar zo zeggen we het nu wel. Je zult de inkt van pennen moeten vergelijken met de inkt van de check. Je zult de inkt van de check moeten verwijderen met een geschikt oplosmiddel, zodat al het inkt in dezelfde staat worden onderzocht. Een veel gebruikte methode om mengsels te scheiden heet chromatografie.

Bij chromatografie wordt bij veel stofeigenschappen gebruik gemaakt. Gas en papierchromatografie zijn twee verschillende scheidingsmethodes. Toch hebben ze een aantal dingen gemeen. Bij papierchromatografie zet je een stip op het papier en laat je loopvloeistof op het papier druppelen. De ene kleur blijft beter aan het papier vast zitten dan de andere kleur. De vloeistof die wordt gebruikt om de kleuren te laten ‘’lopen’’ wordt loopvloeistof genoemd. Je kunt dit doen met cirkelvormig papier en met rechthoekig papier.Bij het rechthoekige papier zet je onder in het papier stipjes en zet je het papier met dezelfde kant in de loop vloeistof, die vervolgens naar boven zal lopen. Als de loopvloeistof klaar is met lopen, kijk je naar hoe hoog het is gekomen en welke kleuren je ziet. Nu kun je gaan vergelijken.

Page 12: Forrensisch Onderzoek

Experiment 31: papierchromatografie

Er is een verfrommelde cheque gevonden in de prullenbak op de parkeerplaats vlak bij het PD. Op de cheque was er een bedrag van 200.000 euro met zwarte stift opgeschreven. Bij de verdachten zijn er vijf stiften gevonden. In dit onderzoek gaan we dus uitzoeken of de samenstelling van de inkt van de geschreven tekst op de cheque, overeen komt met één van de stiften die bij de verdachten zijn aangetroffen.

Hoofdvraag:Komt de samenstelling van de inkt van de geschreven tekst op de cheque, overeen met één van de stiften die bij de verdachten zijn aangetroffen?

Deelvragen:- Hebben de inkt op de cheque en de inkt in de stift dezelfde samenstelling?- Is de tekst op de cheque geschreven met de gevonden stift?- Wat heeft de stift te maken met de moord? En wat is de rol van de cheque daarin?

Doel:Door deze proef komen we te weten wie er waarschijnlijk op dat briefje heeft geschreven. Misschien komt er dan meer duidelijk in het verhaal.

Materiaal:We hebben de volgende materialen nodig:

twee bekerglazen loopvloeistof potlood liniaal strook chromatografiepapier, 12 cm breed de cheque waarop het bedraag 200.000 euro staat geschreven vijf verschillende zwarte stiften, gemerkt van STIFT01 tot STIFT05

Uitvoering:1. We doen een laagje ( 0,5 cm) van de loopvloeistof in elk van de bekerglazen2. Knip twee stroken van het chromatografiepapier af, die in het bekerglas passen3. Zet met poloot en liniaal voorzichtig een streepje ( 0,1 cm hoog) op het papier4. We lossen die inkt waarmee op de cheque is geschreven weer op, door een

druppeltje loopvloeistof op de inkt (gehecht aan de cheque) aan te brengen. We prikken een beetje zodat de inkt heroplost en van het papier op te zuigen is

5. We brengen een druppeltje van het inktextract aan op het papier, midden op de basislijn. Hiermee proberen we de druppel op het papier zo klein mogelijk te houden.

6. Op het andere papier zetten we een stip met de verschillende stiften naast elkaar op de potloodstreep, op een afstand van ongeveer 2 cm van elkaar.

7. We zetten het ene papier in het ene bekerglas en hat andere papier in het andere bekerglas. Daarna wachten we enige tijd totdat de vloeistoffronten hoog genoeg zijn. Of totdat de scheiding voldoende is en haal dan de chromatogrammen uit de bekerglazen.

8. Daarna laten we ze drogen9. Vervolgens maken we een tabel waarin van elke vlek de kleur en de Rf- waarde

vermeld hebben. Dit doen we van beide chromatogrammen. Aan de hand van de gegevens in de tabel kunnen we te weten komen welke inkt(en) van de 5 verschillende stiften dezelfde samenstelling heeft/ hebben als de inkt op de cheque.

Page 13: Forrensisch Onderzoek

Ballistischonderzoek

Page 14: Forrensisch Onderzoek

Bloedonderzoek

Op sommige plekken is er met het blote oog geen bloed te zoen, maar toch word er bloed verwacht wordt er bloed gevonden door luminol te gebruiken. Ook wel bekend als waterstofperoxide (H2O2). Als luminol op het bloed komt, geeft dit samen een reactie, waarbij helder blauw licht verschijnt in het donker. Deze reactie kan vrij lang duren. Helaas geeft luminol ook een reactie met anderen stoffen, waardoor schimmmels, schoonmaakmiddelen, peroxidasen en een groot aantal verf soorten ook zichtbaar worden.

Page 15: Forrensisch Onderzoek

Experiment 42: bloedvlekken aantonen

In dit experiment gaan we onderzoeken of er bloedvlekken kunnen worden aangetoond op de kledingstukken A, B en C. Kleidingstuk A is afkomstig van Kolja Dragho, kledingstuk B van Arnoud Maas en C van Barbara Vreede.

Onderzoeksvraag:Op welke van de drie doeken (A B of C) zit bloed?

Doel:In dit onderzoek komen we te weten of er überhoud bloedvlekken op de kleren zit, van één of meerdere van de verdachten. Degene met bloed op zijn kleren wordt natuurlijk extra verdacht in deze zaak.

Materialen:Voor dit onderzoek hebben we de volgende materialen nodig:

Een plantenspuit met daarin: 0,1g luminol, 5g gedehydrateerd natruimcarbonaat, 15 ml van een 3% waterstofperoxide-oplossing aangevuld met gedestilleerd water tot 100 ml.

Een donkere ruimte. De drie bevlekte doeken (gemerkt A t/m C)

Uitvoering:1. We nummeren eerst de drie bevlekte doeken2. Daarna gaan we naar de donkere ruimte en doen we een paar spuitjes van de

luminol-samenstelling op de drie bevlekte doeken. Op de doeken die oplichten zit bloed.

Page 16: Forrensisch Onderzoek

Forensisch DNA-onderzoek

In je DNA-zit al je erfelijke eigenschappen. Een DNA-molecuul bestaat uit twee strengen die om elkaar heen zijn gedraaid, die we een dubbel helix noemen.DNA bestaat uit suiker- en basegroepen. De bases komen in vier soorten vooe:

adenine (A)

thymine (T)

guanine (G) en cytosine (C)

Tegenover A zit er altijd een T en tegenover een G altijd een C. In deze bases liggen al je erfelijke eigenschappen. De volgorde van deze bases is bij iedereen anders en daarom is het DNA van ieder persoon identiek.Van het DNA zorgt maar 2% voor de erfelijke eigenschappen (haarkleur en dergelijke). De andere 98% is ergens anders verantwoordelijk voor, die we niet-coderende DNA noemen.

Op de niet-coderende DNA bestaan sommige plaatsen zich herhalende korte DNA-stukjes, bijvoorbeeld de herhaling CTG-CTG-CTG-CTG-CTG. Het stukje CTG, ook wel een locus genoemd, is dus 5 keer herhaald. Wanneer er op het plaats delict hetzelfde aantal herhalingen overeen komt met de verdachte, dan heb je een match.

Om een DNA-profiel te maken, kijk je niet naar één stuk van de herhalingen. Je vergelijkt het aantal herhalingen op verschillende chromosomen. Chromosomen zijn in de celkern aanwezig en tijdens het delen rolt het DNA tot ze op. Een mens heeft 46 chromosomen in paren van 23 verdeeld. De ene helft van je moeder en de andere helft van je vader. Een DNA-profiel geeft aan hoeveel herhalingen zich op een bepaald stuk van een chromosoom bevinden. Chromosoompaar 1 heeft bij de locus GTC bijvoorbeeld de code 8/4. Dat betekend dat er op chromosoom 1 acht herhalingen van je moeder er op zitten en vier herhalingen van je vader.

Page 17: Forrensisch Onderzoek

Experiment 60: DNA-profiel sigarettenpeuk

Uit de sigarettenpeuk die gevonden is, blijkt een gedeeltelijk DNA-profiel gemaakt te kunnen worden. Waarschijnlijk komt deze over met één van de verdachten.

Hoofdvraag:Komt het gedeeltelijk DNA-profiel over met één van de DNA-profielen van de verdachten?

Doel:Stel dat we een doorslag hebben in dit onderzoek, dan is dit het bewijs dat de verdachte in ieder geval op het plaats delict is geweest.

Materialen: het gevonden DNA-profiel de DNA-profielen van de verdachten een schema van frequenties voor Nederland van DNA-kenmerken

Uitvoering:1. We vullen de tabel nog verder in en berekenen daartoe eerst de frequenties

van de DNA-kenmerken die bekend zijn. Hiervoor gebruiken we de frequentiewaarde van de DNA-kenmerken van Nederland.

2. Daarna berekenen we de frequentie van het gedeeltelijke profiel en bekijken we hoeveel mensen kans hebben om hetzelfde DNA-profiel te hebben.

3. Als laatst kijken we welke verdachten overeen komen met het gedeeltelijke DNA-profiel.

Het gedeeltelijke DNA-profiel

locusDNA-kenmerk in spoor

frequentie DNA-kenmerken combinatie per locus

D2S1338D3S1358FGAD8S1179TH01 5/10VWA 19/20D16S539D18S51D19S433D21S11 28/30

Page 18: Forrensisch Onderzoek

XYBerekende frequentie DNA-

profiel

Page 19: Forrensisch Onderzoek

Vingersporenonderzoek

Experiment 7:

Deelvraag 1:In dit experiment komen we weten hoe moeilijk het is om sporen veilig te stellen. Dit doen we door vingerafdrukken op verschillende voorwerpen achter te laten en vervolgens met foto papier veilig stellen.

Page 20: Forrensisch Onderzoek

Voetsporenonderzoek

Experiment 20: gedumpt?In dit onderzoek onderzoeken we welke bodems overeenkomen met het PD. We hebben de bodems onderzocht op basis van:

De pH-waarde Soortelijke geleidbaarheid En water absorberend vermogen

Tabel De gegevens hebben we in de onderstaande tabel gezet. De schuin onderstreepte woorden geven aan dat er onzekerheden hebben plaatsgevonden tijdens het onderzoeken. Deze meetresultaten zijn waarschijnlijk ook fout.

BODEM X pHsoortelijke geleidbaarheid

geabsorbeerd water (ml/50 g

Komt het overeen met de PD?

BODEM01 4,8 480 mA 6 ml  X (fout) PD

BODEM02 8,8 430 mA 6 ml  X

BODEM03 5,3 230 mA 9 ml  X

BODEM04 5,4 55 mA 6 ml  X

BODEM05 5,4 300 mA 22 ml  ?

BODEM06 5,3 20 mA 20 ml  X (fout) PD

BODEM07 5 230 mA 20 ml  ?

BODEM08 5,3 25 mA 30 ml  X (fout) PD

BODEM09 5,2 2 mA 20 ml  PD

BODEM10 5,3 3 mA 14 ml  PDBODEM11 (PD) 5,4 ½ mA 4 ml

 PD (het is de PD zelf)

ConclusieUit het onderzoek is gebleken dat de bodems: BODEM01, BODEM06, BODEM08, BODEM 09 en BODEM10 overeenkomen met BODEM 11 van het PD.Van BODEM05 en BODEM07 is het nog onzeker of ze overeenkomen met de BODEM11 van het PD.Uit de tabel van de inleiding moeten we dus afleiden dat de volgende personen op het PD zijn geweest:

Tom Versteeg (BODEM01) Klaas Brinkman (BODEM06) Ton Duijnvoorde (BODEM08) Barbara Vreede (BODEM09) misschien Kolja Dragho (BODEM05) misschien Margot Brinkman (BODEM07)

DiscussieHeel veel metingen in dit onderzoek kloppen niet, daarom valt er aan de betrouwbaarheid van dit onderzoek veel te twijfelen.

Page 21: Forrensisch Onderzoek

Experiment 21: voetsporen van de daderIn dit onderzoek gaan we onderzoeken of er een relatie is tussen de lengte van een persoon en de afstand tussen twee voetsappen. Eerst analyseren we de voetstappen van de dader en daarna proberen we deze na te doen. Vervolgens proberen we een relatie te vinden.

Het analyseren van de voetstappen

Hierboven zie je een foto van het voetspoor die de dader en het slachtoffer hebben achtergelaten. Je kunt zien dat beide personen hebben gerend, omdat de afstand tussen de voetstappen heel groot zijn. Ook gebruiken beide personen de bal van hun voeten, die je vooral als voetspoor te zien krijgt tijdens het rennen en niet tijdens het lopen. Dit betekend dus dat onze proefpersonen moeten gaan rennen in de proef.

Voetspoor van het slachtoffer, deze loopt dood

Voetspoor van de dader, deze loopt door

Page 22: Forrensisch Onderzoek

Resultaten proefpersonen - tabelBij de metingen van het rennen van de proefpersonen zijn de volgende resultaten in een tabel behaald:

lichaamslengte (m)

totale afstand (m)

stapafstand (m)

1,71 11,5 1,151,7 12,7 1,271,7 13,9 1,39

1,78 13,7 1,371,85 13,24 1,3241,78 13,18 1,3181,91 14,72 1,4721,85 13,24 1,3241,61 8,53 0,8531,76 13,54 1,3541,85 11,8 1,181,71 9,5 0,951,65 8,7 0,87

1,7 13,5 1,351,85 16,5 1,651,71 10,3 1,031,76 12,8 1,281,87 15 1,5

Resultaten proefpersonen – grafiekHieronder zie je een grafiek met de resultaten van de proefpersoon. Van deze resultaten hebben we telkens een gemiddelde genomen en er een trendlijn van gemaakt. Dit zou de relatie tussen de lengte van een persoon en de afstand tussen twee voetstappen zijn.

Page 23: Forrensisch Onderzoek

De formule makenUit de trendlijn kunnen we de formule van de relatie tussen de lengte van een persoon en de afstand tussen twee voetstappen maken.

afstand = (a) lichaamslengte + b

Lees uit de grafiek wat het richtingscoëfficiënt a is:

Neem een willekeurig punt uit de grafiek en bereken b:

Page 24: Forrensisch Onderzoek

Stoffenanalyse

Experiment 27: stoffenidentificatie

In dit experiment onderzoeken welke stoffen op het lichaam van Frank van Veldkamp is gevonden. Dit hebben we onderzocht doormiddel van oplosbaarheid, de pH-waarde en de geleidbaarheid van de stoffen.

ResultatenDe stof op het lichaam van Frank Veldkamp lost goed op in water, het universeel papier verandert niet van kleur en geleid geen stroom.

ConclusieDe stof die op Frank Veldkamp is aangetroffen is poedersuiker. Deze stof is ook wel bekend als STOF04 en is aangetroffen op de kleding van Barbara Vreede.

Discussie:In het echt is het natuurlijk niet zo gemakkelijk, want de stoffen zitten niet netjes in potjes. Ook hoeven het geen zuiveren stoffen te zijn. Ook als het slachtoffer heel hard heeft gerend kan door het zweet zout aan worden getroffen op het lichaam. De stof kan ook toevallig op het lichaam zijn gekomen en Barbara Vreede hoeft daarom niet perse de moord hebben gepleegd.

Page 25: Forrensisch Onderzoek

Bloedsporenonderzoek

Experiment 42: bloedvlekken aantonen

Resultaten:Voordat we met de proef begonnen, hebben we eerst de doek bestudeerd. Op doek A en B was niks te zien. Doek C leek het wel of het wit uitsloeg, dat waarschijnlijk leidt tot bleekwater.Daarna zijn we naar de donkere ruimte gegaan en daar bleek het volgende:Doek A geeft geen reactie met luminol. Doek B en C geven wel een reactie met luminol.

Conclusie:Doek A heeft er duidelijk geen bloed op zitten, want het geeft geen reactie met luminol. Doek C is bleekwater dat is te zien omdat het doek wit uitsloeg voor dat we de proef begonnen. Het bloed zit dus op doek B. VLEK-B is aangetroffen op de kleren van Kolja Dragho.

Discussie:Bij echte moordzaken is het natuurlijk nooit zo gemakkelijk om bloed te ontdekken. Het zijn moeilijkere locaties en je kunt niet meteen zien of iets bleekwater is. Ook moet het echt goed verduisterd zijn en dat kan ook nog een hele klus zijn. Ook is het bloed al oud en dan is het al moeilijker te herkennen.

Page 26: Forrensisch Onderzoek

Forensisch DNA-onderzoek

Experiment 60: DNA-profiel sigarettenpeuk

In dit onderzoek moeten we onderzoeken of één van de DNA-profielen overeenkomt, met één van de DNA-profielen van de verdachten. Dit we door ze met elkaar te vergelijken.

DNA-profiel invullenHieronder zie je het DNA-profiel, waar we de frequentiewaarden van de DNA-kenmerken hebben ingevuld:

Dus 5 mensen op de twee miljoen mensen hebben kans op dit DNA-profiel.

Het DNA-profiel vergelijken met de verdachtenUit het vergelijken is gebleken dat Kolja Dragho als enige alle drie de DNA-kenmerken beschikt.

Conclusie:Het is wel bijna zeker dat de sigarettenpeuk van Kolja Dragho is, want hij is de enige van alle verdachten die met het gedeeltelijk DNA-profiel overeenkomt. De kans dat het inderdaad zijn DNA-profiel is, is 5 mensen op de twee miljoen.

Discussie:We spreken hier natuurlijk niet over het gehele DNA-profiel, dus ook niet over het gehelde DNA-profiel van Kolja Dragho. Het kan ook zijn dat er heel toevallig een persoon rond liep met hetzelfde overeenkomende DNA-profiel en zijn sigarettenpeuk daar heeft neer gegooid.

locusDNA-kenmerk in spoor

frequentie DNA-kenmerken combinatie per locus

D2S1338D3S1358FGAD8S1179TH01 5/10 0,000036VWA 19/20 0,00143D16S539D18S51D19S433D21S11 28/30 0,04878XY

Berekende frequentie DNA-profiel 0,0000000025

Page 27: Forrensisch Onderzoek

BronnenWe hebben hiervoor de volgende bronnen in beschikking: De NLT-module voor vwo: Forensisch onderzoek

En de volgende URL’s in de URL-lijst:

URL1 Nederlands Forensisch Instituuthttp://www.forensischinstituut.nl

URL2 Estimating the Time of Deathhttp://www.pathguy.com/TimeDead

URL3 Wandelzoekpagina, burlende herten http://www.wandelzoekpagina.nl/burlende_herten/damhert.php?naam=damhert1

URL4 Site over gaschromatografiehttp://nl.wikipedia.org/wiki/Gaschromatografie

URL5 De essenties van Forensisch DNA-onderzoekhttp://www.forensischinstituut.nl/nfi/publicaties/#paragraph7

URL6 CSI, the experience: web adventureshttp://forensics.rice.edu > doe de Case One, de forensic biology les

URL7 Animatie PCRhttp://www.bioplek.org/animaties/moleculaire_genetica/PCR.html

URL8 Animatie PCRhttp://www.youtube.com/watch?v=_YgXcJ4n-kQ

URL 9 Animation PCRhttp://www.sumanasinc.com/webcontent/animations/content/pcr.html