FLOB 2013 2506-1 Subsidiëring van het flankerend...

5
25 juni 2013 - 1/5 Subsidiëring van het flankerend onderwijsbeleid Dit document is bestemd voor Betreft Subsidiebesluit VR 2013 3105 en omzendbrief BAO/2013/01 Gewenste beslissing van de vergadering Goedkeuring Verantwoordelijke stafleden Gunther Rens Andere relevante documenten Bijkomende achtergrond De Vlaamse regering heeft een verregaande wijziging van het subsidiebesluit flankerend onderwijsbeleid principieel goedgekeurd. Het besluit is nu voor advies naar de Raad van State. 1 Het selecteren van gemeenten 1.1 Waarom selectiecriteria? Volgens het oorspronkelijk subsidiebesluit 1 mochten alle gemeenten intekenen op de Vlaamse subsidies flankerend onderwijsbeleid. Met dit nieuwe subsidiebesluit wordt het aantal gemeenten via selectiecriteria beperkt tot 128. Als voornaamste argument wijst de minister van onderwijs op het kleine budget dat er te verdelen valt en betoogt hij dat het zinloos is dat elke gemeente veel tijd, werk, mankracht en dus geld aan een aanvraag zou besteden. Dit argument snijdt geen hout: het maximaal gezamenlijk subsidiebedrag 2 bedraagt € 3.838.207, terwijl er maar voor € 1.952.000 in de subsidiepot zit 3 . Daarom zullen in de praktijk nog steeds heel wat gemeenten zinloos werk besteden aan een aanvraag. Als reactie hierop stelt de minister dat “het van belang is om een voldoende aantal gemeenten in aanmerking te laten komen. Deze concurrentie levert vermoedelijk kwaliteitsvolle actieplannen op.” Niet alleen ondergraaft de minister met deze uitspraak zijn eigen argumentatie om selectiecriteria in te voeren, het getuigt ook van weinig geloof in de lokale besturen. 1.2 De gebruikte selectiecriteria Voor het berekenen van het aantal GOK-leerlingen in het basisonderwijs wordt het criterium ‘buurt’ niet gebruikt, alhoewel deze indicator is opgenomen als één van de leerlingenkenmerken in het decreet basisonderwijs 4 . Als reden geeft de administratie op dat dit criterium ook niet wordt toegepast bij de berekening van de lestijden voor basisscholen. Het is een vreemde redenering, aangezien er geen verband bestaat tussen enerzijds de omkadering van basisscholen en anderzijds de subsidiering van lokale overheden in het kader van het flankerend onderwijsbeleid. Momenteel zijn de selectiecriteria exclusief gebaseerd op het aantal leerlingen (GOK/niet-GOK) die zijn ingeschreven in de scholen op het grondgebied. Nochtans 1 VR 2012 1910 DOC.1062/2 2 VR 2013 3105 DOC.0527/3 3 Omzendbrief BZ/2012/3 4 Decreet basisonderwijs, art. 78, §1 FLOB 2013 2506-1

Transcript of FLOB 2013 2506-1 Subsidiëring van het flankerend...

Page 1: FLOB 2013 2506-1 Subsidiëring van het flankerend onderwijsbeleidinformatiestroom.vvsg.be/onderwijs/Documents/Beleid/2013... · 2013-08-20 · 25 juni 2013 - 4/5 3.2 LOP-advies De

25 juni 2013 - 1/5

Subsidiëring van het flankerend onderwijsbeleid Dit document is bestemd voor Betreft Subsidiebesluit VR 2013 3105 en omzendbrief BAO/2013/01 Gewenste beslissing van de vergadering Goedkeuring Verantwoordelijke stafleden Gunther Rens Andere relevante documenten Bijkomende achtergrond

De Vlaamse regering heeft een verregaande wijziging van het subsidiebesluit flankerend onderwijsbeleid principieel goedgekeurd. Het besluit is nu voor advies naar de Raad van State.

1 Het selecteren van gemeenten

1.1 Waarom selectiecriteria? Volgens het oorspronkelijk subsidiebesluit1 mochten alle gemeenten intekenen op de Vlaamse subsidies flankerend onderwijsbeleid. Met dit nieuwe subsidiebesluit wordt het aantal gemeenten via selectiecriteria beperkt tot 128. Als voornaamste argument wijst de minister van onderwijs op het kleine budget dat er te verdelen valt en betoogt hij dat het zinloos is dat elke gemeente veel tijd, werk, mankracht en dus geld aan een aanvraag zou besteden. Dit argument snijdt geen hout: het maximaal gezamenlijk subsidiebedrag2 bedraagt € 3.838.207, terwijl er maar voor € 1.952.000 in de subsidiepot zit3. Daarom zullen in de praktijk nog steeds heel wat gemeenten zinloos werk besteden aan een aanvraag. Als reactie hierop stelt de minister dat “het van belang is om een voldoende aantal gemeenten in aanmerking te laten komen. Deze concurrentie levert vermoedelijk kwaliteitsvolle actieplannen op.” Niet alleen ondergraaft de minister met deze uitspraak zijn eigen argumentatie om selectiecriteria in te voeren, het getuigt ook van weinig geloof in de lokale besturen.

1.2 De gebruikte selectiecriteria • Voor het berekenen van het aantal GOK-leerlingen in het basisonderwijs wordt het

criterium ‘buurt’ niet gebruikt, alhoewel deze indicator is opgenomen als één van de leerlingenkenmerken in het decreet basisonderwijs4. Als reden geeft de administratie op dat dit criterium ook niet wordt toegepast bij de berekening van de lestijden voor basisscholen. Het is een vreemde redenering, aangezien er geen verband bestaat tussen enerzijds de omkadering van basisscholen en anderzijds de subsidiering van lokale overheden in het kader van het flankerend onderwijsbeleid.

• Momenteel zijn de selectiecriteria exclusief gebaseerd op het aantal leerlingen (GOK/niet-GOK) die zijn ingeschreven in de scholen op het grondgebied. Nochtans

1 VR 2012 1910 DOC.1062/2 2 VR 2013 3105 DOC.0527/3 3 Omzendbrief BZ/2012/3 4 Decreet basisonderwijs, art. 78, §1

FLOB 2013 2506-1

Page 2: FLOB 2013 2506-1 Subsidiëring van het flankerend onderwijsbeleidinformatiestroom.vvsg.be/onderwijs/Documents/Beleid/2013... · 2013-08-20 · 25 juni 2013 - 4/5 3.2 LOP-advies De

25 juni 2013 - 2/5

richt het flankerend onderwijsbeleid zich zowel naar scholen als naar gezinnen. Voor jonge kinderen is bijvoorbeeld de thuissituatie van erg groot belang voor de gelijke onderwijskansen. Deze dubbele focus moet zijn vertaling vinden in de selectiecriteria.

• De verhouding “ingeschreven leerlingen/aantal inwoners” als indicator de lokale capaciteitsproblematiek heeft absurde resultaten. Enkele voorbeelden:

o Asse en Denderleeuw tikken niet aan op deze indicator terwijl ze in het verleden capaciteitsmiddelen scholenbouw hebben ontvangen.

o Antwerpen tikt slechts héél nipt aan op deze indicator (17,951% t.o.v. de minimaal vereiste 17,948%).

o Hoogstraten kent een overcapaciteit aan plaatsen, maar behoort met 32% tot de toppresteerders op deze indicator.

Deze voorbeelden tonen aan dat Vlaanderen absoluut geen zicht heeft op de reële capaciteitsnoden onderwijs in de gemeenten.

1.3 Geselecteerde gemeenten • De gemeenten Heuvelland, Koksijde en Wachtebeke voldoen aan minstens één

criterium (%-GOK > Q3 = 15,593%), maar zijn niet weerhouden in de selectie. De administratie heeft toegezegd om deze vergissing recht te zetten.

Ontvankelijk op basis van GOK% / Aantal GOK / Verhouding lln-inw

Centrum Fusiegemeente Aantal lln gewoon

BaO + SO 01/02/2012

Aantal inw 01/2011

Verh lln / inw

Percentage GOK

Aantal GOK

Max. Bedrag

N N Koksijde 1.793 21.982 8% 15,630% 280 0 N N Wachtebeke 1.036 7.237 14% 15,661% 162 0 N N Heuvelland 703 8.004 9% 15,967% 112 0

• De gemeente Herstappe is niet opgenomen in de lijst van steden en gemeenten.

Alhoewel deze gemeente geen eigen onderwijs heeft, moet Herstappe mee in beschouwing worden genomen om het derde kwartiel (Q3) correct te berekenen volgens de bepalingen van het subsidiebesluit.

Page 3: FLOB 2013 2506-1 Subsidiëring van het flankerend onderwijsbeleidinformatiestroom.vvsg.be/onderwijs/Documents/Beleid/2013... · 2013-08-20 · 25 juni 2013 - 4/5 3.2 LOP-advies De

25 juni 2013 - 3/5

2 Subsidiebedrag Het subsidiebedrag wordt als volgt berekend:

bedragflob = �€3,65 × � lln�+ �€1,095 × � GOK-lln�

ofwel: • € 3,65 subsidie per ingeschreven leerling • € 1,095 extra subsidie per ingeschreven GOK-leerling (30% extra)

Er wordt een minimaal subsidiebedrag gegarandeerd van € 20.000, wat het mogelijk maakt om ongeveer een halftijdse medewerker voor het flankerend onderwijsbeleid te engageren. In essentie kopieert Vlaanderen de verhouding lestijden GOK/niet-GOK uit het omkaderingsbesluit van het basisonderwijs, waarbij GOK-leerlingen gemiddeld 30% meer lestijden genereren. Terwijl het gewone onderwijs zich tot alle leerlingen moet richten, met een extra inspanning voor de GOK-leerlingen, richt het FLOB zich voornamelijk tot deze laatsten. Het is daarom niet voor de hand liggend om voor de financiering van het FLOB de verhouding GOK/niet-GOK uit het omkaderingsbesluit van het basisonderwijs ongewijzigd te kopiëren.

3 Ontvankelijkheidsvoorwaarden

3.1 Cofinanciering De omzendbrief stelt dat 'Om het totale bedrag van de aangevraagde subsidie te kunnen bepalen is nog een extra stap vereist. Omdat per activiteit meerdere deelrapportagecodes mogelijk zijn en de uitgaven niet per deelrapportagecode moeten opgesplitst worden, kan verwarring ontstaan over het specifiek aangevraagde bedrag. Een eenvoudige manier om dit op te lossen is onder de doelstelling Algemeen Beleid een actieplan ‘Ontvangsten sectorale subsidie flankerend onderwijsbeleid’ te voorzien en vervolgens een actie per subsidieaanvraag en het totaal aangevraagde bedrag met de juiste koppeling via deelrapportagecodes van het flankerend onderwijsbeleid.' Navraag leert dat met ‘Algemeen Beleid’ het beleidsdomein ‘algemene financiering’ wordt bedoeld. Als reden geeft Bestuurszaken aan dat meerdere deelrapportagecodes aan 1 actie gekoppeld kunnen worden waardoor het – op de korte termijn die de administraties hebben tussen 15 januari en 30 april – niet mogelijk is om na te gaan hoeveel subsidie precies aangevraagd wordt. De vraag blijft hoe men dan zicht wil krijgen op de cofinanciering, zeker indien meerdere deelrapportagecodes in steeds wisselende samenstelling gekoppeld worden aan meerdere acties, waarbij beleidsdomeinen betrokken zijn die elk een deel cofinanciering vereisen (bv. FLOB en sport).

Page 4: FLOB 2013 2506-1 Subsidiëring van het flankerend onderwijsbeleidinformatiestroom.vvsg.be/onderwijs/Documents/Beleid/2013... · 2013-08-20 · 25 juni 2013 - 4/5 3.2 LOP-advies De

25 juni 2013 - 4/5

3.2 LOP-advies De omzendbrief stelt dat het advies van het lokaal overlegplatform (LOP) moet worden toegevoegd bij de meerjarenplanning. Dit is een extra rapportagevereiste die niet in overeenstemming is met de filosofie van het planlastdecreet. Omdat elk LOP vanuit de Vlaamse administratie wordt bijgestaan door een LOP-deskundige, beschikt de Vlaamse overheid bovendien via deze deskundigen over de adviezen. Het LOP-advies kan dus perfect intern worden uitgewisseld.

4 Beoordelingscriteria Een beoordelingscommissie zal de actieplannen beoordelen rekening houdend met de volgende criteria:

1. De mate waarin het voorstel aanvullend is bij het Vlaamse onderwijsbeleid. 2. De mate waarin het voorstel in overeenstemming is met de aangeduide

beleidsprioriteiten. 3. De mate waarin de output (prestaties) bijdraagt tot de outcome (effecten).

De commissie bekijkt in welke mate er indicatoren werden gekoppeld aan de acties; 4. De doelmatigheid (effectiviteit, efficiëntie en zuinigheid) van het voorstel. De kosten

moeten in verhouding staan met de voorgestelde acties. 5. De wijze waarop de voortgang bewaakt zal worden en de uitvoering van het project

geëvalueerd zal worden (eventueel bijkomend verduidelijken in het toelichtingsveld van de actie).

Sommige beoordelingscriteria zijn problematisch: • Criterium 1 is onzinnig, tenzij Vlaanderen zelf beleidsprioriteiten gaat formuleren die

niet aanvullend zijn op het Vlaams onderwijsbeleid. • Criterium 3 is zeer moeilijk vooraf objectief te evalueren.

De beoordelingscommissie zal voor elk criterium een score toekennen. De normen op basis waarvan de beoordelingscommissie haar scores moet toekennen aan de verschillende criteria, zijn niet gekend. Hiervoor zal de beoordelingscommissie nadere instructies krijgen via een huishoudelijk reglement. Daardoor blijft het voor lokale besturen onduidelijk op welke wijze zij correct invulling kunnen geven aan de beoordelingscriteria.

5 Besluit Met dit gewijzigd subsidiebesluit kent nog steeds niet elk lokale bestuur – in strijd met art. 4, §1 van het planlastdecreet van 15 juli 2011 – het concrete subsidiebedrag waarop het recht heeft. Volgens het planlastdecreet moest dit voor 30 oktober 2012. In een brief van 11 januari 2013 heeft VVSG er bij de Vlaams minister van onderwijs op aangedrongen om snel duidelijke verdelingscriteria te communiceren. VVSG betreurt het dat de Vlaamse regering hierin pas op 31 mei 2013 een principiële beslissing heeft genomen, zonder eerst in overleg te treden met de lokale besturen.

Page 5: FLOB 2013 2506-1 Subsidiëring van het flankerend onderwijsbeleidinformatiestroom.vvsg.be/onderwijs/Documents/Beleid/2013... · 2013-08-20 · 25 juni 2013 - 4/5 3.2 LOP-advies De

25 juni 2013 - 5/5

Op basis van de in deze tekst vermelde bedenkingen vraagt VVSG aan de Vlaamse regering om:

• ook de GOK-indicator ‘buurt’ te gebruiken bij het tellen van het aantal GOK-leerlingen; • de berekening van het aantal GOK-leerlingen en het percentage GOK-leerlingen te

baseren op: o de inwonende leerlingen voor wat betreft het gewone basisonderwijs; o de ingeschreven leerlingen voor wat betreft het buitengewone basisonderwijs; o de ingeschreven leerlingen voor wat betreft het secundair onderwijs.

• een relevante, valide en betrouwbare indicator te gebruiken voor het meten van de lokale capaciteitsproblematiek;

• alle gemeenten op te nemen in de lijst van steden en gemeenten; • alle gemeenten correct te evalueren t.o.v. de selectiecriteria; • genoegen te nemen met een vermelding in het meerjarenplan dat de actieplannen met

betrekking op het basis- en secundair onderwijs zijn geadviseerd door het LOP en dit advies binnen de administratie op te vragen;

• in de formule het subsidiebedrag per leerling te verlagen ten voordele van het subsidiebedrag per GOK-leerling;

• het huishoudelijk reglement van de beoordelingscommissie onverwijld op te stellen en bekend te maken.

Voor de huidige subsidieronde zou een totaal subsidiebedrag van € 3.838.207 hebben volstaan om alle geselecteerde gemeenten het maximaal subsidiebedrag te garanderen. Dit zou alle betrokken gemeenten direct duidelijkheid hebben gegeven over het te verwachten subsidiebedrag, conform art. 4, §1 van het planlastdecreet van 15 juli 2011. Bovendien zou dit niet alleen het lokaal flankerend onderwijsbeleid een belangrijke duw in de rug hebben gegeven, het zou ook heel wat administratieve rompslomp hebben vermeden, zowel langs de kant van de gemeenten als langs de kant van de Vlaamse administratie. VVSG vraagt de Vlaamse regering om in een volgende subsidieronde de totale subsidiepot voor het lokaal flankerend onderwijsbeleid zodanig te verhogen dat elke geselecteerde gemeente het subsidiebedrag kan ontvangen waarop het volgens de berekening recht op heeft.