2013-11 FysioPraxis november 2013

60
FYSIO PRAXIS VAKBLAD VOOR DE FYSIOTHERAPEUT JAARGANG 22 • NUMMER 11 • NovEMbER 2013 ACHTER HET NIEUWS Samen bouwen aan de kwaliteit van zorg UIT HET VELD Bijwerkingen en risico’s van dry needling WETENSCHAP PRAKTISCH Perceptie, verwachtingen en lage rugpijn Wervelkolomcentrum binnen het UMCG ‘Soepel communiceren binnen de hele keten’ Cover.indd 1 06-11-13 12:54

description

 

Transcript of 2013-11 FysioPraxis november 2013

Page 1: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Fysiopraxisva k b l a d v o o r d e f y s i o t h e r a p e u t

JAARGANG 22 • NUMMER 11 • NovEMbER 2013

achter het nieuws

Samen bouwen aan de kwaliteit van zorg

uit het veld

Bijwerkingen en risico’s van dry needling

wetenschap praktisch

Perceptie, verwachtingen en lage rugpijn

Wervelkolomcentrum binnen het UMCG‘soepel communiceren binnen de hele keten’

Cover.indd 1 06-11-13 12:54

Page 2: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Het beroep van fysiotherapeut heeft in­vloed op uw levensloop, zowel privé als vloed op uw levensloop, zowel privé als zakelijk. Neem bijvoorbeeld de start als zelfstandige: is dit financieel te combine­ren met een eigen huis? En hoe gaat u om met contractering? Maar ook vragen die spelen rondom het tijdstip van uw pensionering. En zo zijn er nog veel meer momenten en onderwerpen aan te geven waar gewone dingen voor u en uw collega’s waar gewone dingen voor u en uw collega’s nét even anders werken.

VvAA is in 1924 opgericht door drie dokters om producten en diensten te ont­wikkelen, specifiek gericht op die nét even andere behoeften. Dat deden we 90 jaar geleden en dat is en blijft onze belangrijk­ste drijfveer vandaag.

Om onze dienstverlening continu af te stemmen op de wensen van onze leden, vinden we het belangrijk om een vinger aan de pols te houden. Op die manier kun­

nen wij ons inzicht in uw behoeften op specifieke momenten vergroten. Dit onder­zoek naar uw levensloop en die van uw zoek naar uw levensloop en die van uw collega’s is daar een voorbeeld van. Alle Alle fysiotherapeuten van Nederland zijn van fysiotherapeuten van Nederland zijn van harte uitgenodigd hun ervaringen te delen.

Dit is het moment om te laten weten wat u bezighoudt en nodig hebt.

Omdat bij fysiotherapeuten gewone dingen nét even anders werken.

VvAALevensloop-onderzoek

2013

van een fysiotherapeut

Wij nodigen u uit: gaat u naar vvaa.nl/levenslooponderzoek, om daar

de vragenlijst in te vullen.Mede namens al uw collega’s alvast hartelijk dank!

•FP-11 advertenties.indd 1 05-11-13 10:00

Page 3: 2013-11 FysioPraxis november 2013

 

 

TAPING CONCEPTS is een praktische cursus voor alle fysiotherapeuten over eigenschappen en toepassings‐mogelijkheden van elastische én niet‐elastische tape met veel aandacht voor klinisch rederenen.  Docenten: René Claassen Gecertificeerd Kinesiotaping / taping instructor sinds 2000, en Peter van Dalen,  taping instructor sinds 2007.   Beide TAPING CONCEPTS docenten zijn daarnaast  docent Mulligan Concept. Accreditatie: De cursus Taping Concepts is geaccrediteerd. Organisatie: Mulligan Opleidingen.   

Ga voor cursuslocaties en data naar: 

www.tapingconcepts.com 

 

     

 Tijdens de cursus gebruiken wij NASARA, Original Kinesiology Tape: 

kwalitatief goede en, qua prijs, voordelige tape. Deze tape wordt van harte aanbevolen door de Duitse Olympische 

Sportfederatie en de Duitse Vereniging van Toegepaste Sportgeneeskunde. 

Ga voor bestellen van taperollen naar: 

www.mulliganproductstape.com 

 

www.backtogolf.nl

Mobilisation with Movement® Een veilige, 100% pijnvrije en effectieve manier van mobiliseren

voor alle fysiotherapeuten met sterke wetenschappelijke bewijsvoering

www.mulliganconcept.nl

Cursus Mulligan Concept AB: 2 x 2 dagen Cursus Mulligan Concept C: 2 dagen Cursussen zijn geaccrediteerd.

Voor meer informatie, data en inschrijven ga naar onze website www.mulliganconcept.nl

Vlnr: docent Peter van Dalen, Brian Mulligan, docent René Claassen

saxion.nl/mms

Master MusculoskeletaalDe Master met body!11 december | 20.00 - 21.30 uur | EnschedeInloop vanaf 19.30 uur

• Driejarig programma sportfysiotherapie/manuele therapie• Mogelijkheid tot aangepast mastertraject voor sport- en/of manueel therapeuten

• Master Arbeid & Gezondheid: start september 2014• Master Revalidatie bij patiënten met Chronische Aandoeningen: start september 2014

Informatie en aanmelding via [email protected] of saxion.nl/mms

Start10 februari2014

•FP-11 advertenties.indd 2 05-11-13 10:00

Page 4: 2013-11 FysioPraxis november 2013

14Staat u er wel eens bij stil?

Staat u er wel eens bij stil wanneer u met uw handen een mobilisatie van de nek uitvoert hoe vernuftig het samenspel van uw handen is om deze mobilisatie te bewerkstelligen? Hoe uw lichaam in precisie een

oefening voor kan doen? Of bent u deze verbazing onderweg kwijtgeraakt? Of wellicht heeft u er nooit bij stilgestaan. De ver-bazing over het functioneren van ons eigen lichaam tijdens het uitoefenen van ons vak, het vernuft waarin de systemen op el-kaar aansluiten: biomechanisch, neurologisch, fysiologisch en ga zo maar door. Vorige week was ik voor het eerst zelf onder behandeling van een fysiotherapeut in verband met problemen met mijn schou-der en thoracale wervelkolom na een ski-ongeval in het verle-den. Deze behandeling opende mij weer opnieuw de ogen, wat hebben we toch een prachtig vak. Tja, zult u zeggen, dat hangt natuurlijk ook af van de behandelend fysiotherapeut. Wellicht heeft u gelijk.We denken na over het bewegend functioneren van de per-soon tegenover ons, maar hoe staat het met ons eigen bewe-gend functioneren? Voeren wij onze mobilisatietechnieken wel voldoende uitgebalanceerd uit? Houden wij zelf de oefeningen wel vol die we voordoen? Het blijft van belang om onze vaardig-heden te optimaliseren en kennis te vergaren die op evidentie gestoeld is. Laten we kennis vergaren zodat de persoon tegen-over ons de meest optimale behandeling ontvangt. Maar het is van even groot belang dat we deze optimale, op evidentie gebaseerde behandeling voldoende vaardig kunnen uitvoeren. De bron van onze kennis en vaardigheden ligt in onze opleiding. Wij gaan uit van docenten met voldoende kennis en vaardig-heden. Daar haalt de (aankomend) fysiotherapeut immers al-lereerst zijn kennis en vaardigheden vandaan. Na de opleiding is het van belang dat wij over onze praktische vaardigheden inter-collegiaal blijven sparren. Leg uw fysiotherapeutisch handelen regelmatig voor aan uw collega’s om kennis en vaardigheden te laten beluisteren, bekijken, bevoelen, te optimaliseren en te vernieuwen. Schroom hierin niet, het hoort bij een optimale uit-oefening van ons vak.

Namens de redactie,

Caroline Speksnijder

Reacties kunt u mailen naar [email protected].

6 Column Eke Zijlstra

6 KNGF-kort

7 Even bellen met...

10 Overig kort nieuws

18 Opvattingen

24 Ingezonden artikel Pain in Motion: een onderzoeksnetwerk voor de fysiotherapeutische praktijk

28 Achter het nieuws

32 Uit het veld De bijwerkingen en risico’s van dry needling

36 Achter het nieuws

39 FysioWijzer

41 Wetenschapskatern

47 Specialistenkatern

55 Agenda

57 Vraag & Aanbod

58 Colofon

In dit nummer

4

FysioPraxis | november 2013

R E D A C T I O N E E L / I N H O U D

Inhoud.indd 4 06-11-13 13:02

Page 5: 2013-11 FysioPraxis november 2013

26 3020

14 30 PROFIEL

Lector dr. John VerhoefEigen regie vormt het sleutelbegrip in het gesprek met dr. John Verhoef: “We moeten met eigen regie de balans vinden tussen zorgvraag en zorgaanbod, beter gezegd tussen zorgvraag en de professionele invulling van dat deel van de zorgbehoefte dat niet door de cliënt en zijn netwerk kan worden geboden.”

NIEUWE PRAKTIJKEN

De bereidheid om te delen levert groei opMet een gemiddelde patiënttevredenheid van maar liefst 8,7 weten ze in het wervelkolomcentrum (WKC) van het Universitair Medisch Centrum Groningen dat ze op de goede weg zijn. Op de wekelijkse polidag zien zes me-disch specialisten en vier physician assistants patiënten met rug- en nekklachten. FysioPraxis sprak met Patrick Stegeman en Remko Soer.

WETENSCHAP PRAKTISCH

Perceptie, verwachtingen en chroniciteitFysiotherapeuten moeten meer oog hebben voor de ver-wachtingen die een patiënt met acute aspecifi eke lage rugpijn heeft ten aanzien van zijn herstel. Samen met de perceptie van de klacht zijn die verwachtingen een goede voorspeller voor het ontstaan van chronische lage rugpijn.

KNGF-SERVICE

Bewegingsgerichte zorgBewegen is van onschatbare waarde en verhoogt de kwa-liteit van leven. Maar hoe wordt bewegen een vanzelfspre-kend onderdeel van het dagelijks leven van cliënten in een zorgorganisatie? Helmie Mulder-Mertens: “Daarvoor is een cultuurverandering nodig. Fysiotherapeuten, beweeg-specialisten bij uitstek, kunnen een sleutelrol vervullen om die in gang te zetten.”

20

26

FYSIOPRAXIS ONLINE

Naast FysioPraxis bestaat er FysioPraxis online. U vindt deze digitale versie op FysioNet: www.fysionet.nl.

Literatuurverwijzingen, verrijkingen en links naar aanvullende informatie vindt u op FysioNet via Producten & Diensten, FysioPraxis. In FysioPraxis kunt u zien welke artikelen zijn verrijkt. Onder aan het artikel staat het FysioPraxis onlinesymbool: de ronde button met pijl.

FysioPraxis online is alleen toegankelijk voor leden van het KNGF na inloggen.

In dit nummer

5

FysioPraxis | november 2013

Inhoud.indd 5 06-11-13 14:06

Page 6: 2013-11 FysioPraxis november 2013

VAN DE VOORZITTER

K N G F - K O R T

Mijden is de boot missen Wat u beweegt nu ook onlineLeest u FysioEnieuws? Dan heeft u vast opge-merkt dat de rubriek ‘Wat u beweegt’, met vra-gen van leden, niet alleen in FysioPraxis staat, maar sinds kort ook een digitale versie heeft.

Actuele vragen Wekelijks komen in deze ru-briek in FysioEnieuws de meest actuele vragen van leden aan bod. Deze kunt u ook teruglezen op FysioNet. Zo zijn er al vragen gesteld én be-antwoord over de volgende onderwerpen:- de fusie tussen de RGF’s en het KNGF;- het mijden van zorg door de crisis;- de organisatie van scholingen van de RGF in

2014; - de mening van het KNGF over selectieve zor-

ginkoop;- de invloed van leden in de nieuwe vereni-

gingsstructuur;- de rechten van een werknemer bij zwanger-

schap.

Uit een meldactie van de patiëntenfederatie NPCF, waaraan circa 12.000 men-sen deelnamen, blijkt dat mensen na alle bezuinigingen in de zorg, zorg hebben uitgesteld of gemeden. Van de respondenten gaf 40 procent aan dat zij dit doen vanwege redenen als ‘ik kon het niet betalen’ (42 procent) en ‘het eigen risico is verhoogd naar 350 euro’ (39 procent). Een kwart van de mensen liet weten dat hun gezondheid hierdoor onnodig snel achteruitging en in 9 procent ging de gezondheid volgens eigen zeggen zelfs onherstelbaar achteruit. Toen ik de resultaten van de meldactie zag, schrok ik met name van het aantal mensen dat aangaf dat hun gezondheid onnodig snel achteruitging. Bij sommige responden-ten zelfs onherstelbaar. Je leest ook uit de verhalen dat mensen soms enorm in de knel zitten. Ze weten dat ze eigenlijk zorg nodig hebben, maar door de hoge kosten kan dat niet. Soms met alle gevolgen van dien. Een man had al 15 jaar last van schouderklachten. Voldoende fysiotherapie krijgen, was fi nancieel voor hem niet mogelijk. Nu is een operatie nodig, zonder de zekerheid dat dit tot accep-tabel herstel zal leiden. Een ander voorbeeld betreft een vrouw die last had van haar enkelbanden. Zij was beperkt aanvullend verzekerd voor fysiotherapie. Haar werkgever wilde graag dat ze spoedig weer aan het werk ging. Te snel belastte ze haar enkel waardoor zij er veel langer last van heeft.Dit zet mij aan het denken. Fysiotherapie levert winst op. Gezondheidswinst, om-dat patiënten dankzij de fysiotherapeut blijven participeren in de samenleving. De gezondheid en kwaliteit van leven van mensen nemen toe. Maar fysiotherapie draagt ook bij aan een betere beheersing van de kosten van de gezondheidszorg door verderop in de zorgketen duurdere zorg te voorkomen. Winst in harde euro’s dus. De NPCF beaamt dit: “Behalve de gevolgen die het voor deze mensen zelf heeft, kan het dus zijn dat we per saldo duurder uit zijn met elkaar.”

De komende tijd benadrukken we op verschillende rele-vante momenten – bijvoorbeeld in de Kamer, maar ook

tijdens werkbezoeken van woordvoerders – dat het mijden van fysiotherapie slecht is voor de patiënt

en voor de portemonnee van de overheid. Wij doen er zelf in ieder geval alles aan om de con-sument informatie te geven over (het belang van)

fysiotherapie. In november en december vragen we aandacht voor het feit dat ieder-

een goed moet nadenken over de vraag hoe men in 2014 fysiothe-rapie wil betalen als het nodig is. De consumentenwebsite www.defysiotherapeut.com voorziet mensen van de juiste informatie. In 2014 zijn we het hele jaar door aanwezig op plekken waar con-sumenten op zoek gaan naar in-formatie over fysiotherapie. Uit-gangspunt is dat wij glashelder zijn over één ding: Fysiotherapie

nodig? Mijden is de boot missen.

Eke Zijlstra

Het nieuwe KNGF in beeld Hoe hebben leden inbreng in het jaarplan van het komende jaar en in het meerjaren-plan? In een nieuw fi lmpje ziet u wat uw rol is in de nieuwe wijze van ideevorming, het meedenken en de uiteindelijke besluitvor-ming. Er is tevens een fi lmpje over ‘Wat be-tekent dat voor u, KNGF in regio?’.

Deze geanimeerde fi lmpjes vindt u op www.fysionet.nl/modernisering.

Vragen, fi lms en sheets van de bijeenkomsten ‘Hoe blijft u in het CKR?’In september en oktober zijn op vijf bijeenkom-sten circa 1.000 fysiotherapeuten geïnformeerd over het kwaliteitsbeleid, de uitvraag 2013 en de betekenis hiervan voor de dagelijkse prak-tijk. Kon u hier niet bij aanwezig zijn en/of wilt u graag nog eens alle informatie bekijken? We hebben de presentaties, de fi lmpjes en de vra-gen en antwoorden op FysioNet gezet.

FysioPraxis | november 2013

6

KNGF-kort.indd 6 06-11-13 12:58

Page 7: 2013-11 FysioPraxis november 2013

EvEn bEllEn mEt...

EthischE vraagstukkEn bespreken, een must voor iedere fysiotherapeut!

‘Overzicht en focus behouden’

Gerben AarnoudseGerben Aarnoudse (33) is projectmede-werker op de afdeling Beleid & Ontwikke-ling bij het KNGF.

Wat is je achtergrond?Terwijl ik werkte als eerstelijns fysiothera-peut heb ik de deeltijdopleiding klinische gezondheidswetenschappen met als af-studeerrichting fysiotherapiewetenschap afgerond. Om breder met fysiotherapie bezig te kunnen zijn ben ik bij het KNGF gaan werken.

Wat doe je bij het KNGF?

Ik houd me voor-al bezig met het project Kwaliteit in Beweging en met de ontwikkeling van de Landelijke Database Fysiotherapie.

Wat is je grootste uitdaging?Om in een veranderend zorglandschap af en toe stil te staan om overzicht en fo-cus te behouden. Waarom wordt er een bepaalde route gekozen? Wat zijn de beoogde doelen en resultaten en hoe en voor wie kunnen we die het beste realise-ren? De positie van en belangen voor de fysiotherapie en de fysiotherapeut moe-ten de uitgangspunten zijn.

Wat betekent kwaliteit voor fysiotherapie? ‘Kwaliteit’ en ‘transparantie’ zijn belangrij-ke termen binnen het zorgveld. Maar het draait om de inhoud die je uiteindelijk aan het woord kwaliteit koppelt. Als KNGF kij-ken we naar de objectieve randvoorwaar-den. Het is nu meer dan ooit van belang om te tonen wat de meerwaarde is van fysiotherapie.

Fysiotherapie, een mooi vak?Jazeker, en het verdient naar waarde te worden geschat.

In 2012 heeft het KNGF voor de IOF’s een jaarprogramma laten ontwikkelen waarmee fysiotherapeuten de ethische aspecten van hun vak kunnen bespreken. Aan dit pro-gramma nemen nu 38 IOF’s deel; ongeveer 400 fysiotherapeuten. Voor veel deelnemers is het een eerste uitgebreide kennismaking met dit onderwerp. Voor velen, ook voor stagiaires fysiotherapie, is het tevens een eerste en hernieuwde kennismaking met het KNGF-document ‘Beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut’. Voor een aantal fysiotherapeuten is het aanlei-ding geweest om hier in een stagebege-leidingsgesprek expliciet aandacht aan te besteden.

stelling nemen Tijdens het IOF wordt aandacht gevraagd voor waarden en nor-men, thema’s als vrijheid, eerlijkheid, ver-schillende vormen van normen, morele dilemma’s, grensoverschrijdend gedrag, grenzen stellen aan elkaar en aan patiënten, en wijzen van declareren. Collega’s worden uitgenodigd stelling te nemen en deze van argumenten te voorzien. Fysiotherapeuten gaan aan de slag met eigen casuïstiek en aangeleverde casuïstiek.

vragen Tevens worden vragen bespro-ken, zoals: Wat doe jij als een patiënt niet op zijn afspraak komt, stuur je hem dan een rekening, waarom wel of niet? Wat doe jij als je constateert dat een collega vanwege de inkomsten de behandelrelatie met de patiënt continueert? Wat als de patiënt hiervoor kiest en zelf betaalt? Wat als deze

zorg wordt gedeclareerd bij de zorgverze-keraar? Wat doe jij als je merkt dat een pa-tiënt zijn afspraken niet nakomt en je hem hierop hebt aangesproken? Continueer je de behandelrelatie of beëindig je deze? En waarom? Welke waarden en normen spelen hierbij voor jou een belangrijke rol? Mag je kritiek op patiënten, collega’s en je beroeps-organisaties hebben met wie je samenwerkt zonder hen iets hierover terug te geven? Wat zijn hierbij je argumenten en hoe waar zijn deze?

uitdaging Kortom, het IOF-jaarprogramma daagt u uit om uw vak vanuit verschillende perspectieven te bespreken, uw opvattin-gen over uw vak te expliciteren en te delen, en met de verkregen inzichten anders met uw vak, collega’s en anderen om te gaan.

Voor meer informatie over dit programma kunt u contact opnemen met Martin Schrama, [email protected]

ww

.shu

tter

stoc

k.co

m

IOF-coaches over hun ervaringen“Prima dat er nu een programma is dat uitnodigt tot discussie en verdieping. Met name bewustwording is een belangrijk aspect van dit programma. Onderwer-pen waar je meestal niet zo direct bij stil-staat of met je collega’s over praat zijn nu onderwerp van gesprek.”

“We kijken met een tevreden gevoel te-rug op de bijeenkomsten. Door de ge-sprekken wordt er een extra dimensie aan mijn werk toegevoegd en dat maakt het nog boeiender.”

“Het is soms erg moeilijk om de eigen opvattingen te bespreken en te ervaren dat deze een genuanceerde kijk in de weg staan, maar wel zeer zinvol.”

“Het is een pittig onderwerp en wij heb-ben extra begeleiding gevraagd om de onderwerpen goed te bespreken. We merkten dat we bleven hangen in de ar-gumenten die we al kennen van elkaar. De begeleiding stelde goede vragen waardoor we verder kwamen.”

7

FysioPraxis | november 2013

7

KNGF-kort.indd 7 06-11-13 12:58

Page 8: 2013-11 FysioPraxis november 2013

ZONDER PIJN ZONDER PRIKKEN ZONDER NAALD

Trade Med B.V. • Weteringstraat 15-1 • 7041 GW ’s-Heerenberg • T. 0314 674000 • F. 0314 674009 • E. [email protected]

www.tRADEmED.NL

• Behandeling bij

pijnlijke gewrichten

• Ideaal voor

preventief gebruik

• Sportfysiotherapie

• Bij pijn

• Orthopedie

• Lymfologie

• Neurologie

DE

VRIENDELIJKE

ACUPUNCTUUR

BEHANDELING

AQ-TAPE • HEKA® • CARDIAC SCIENCE • ALKOTIP • LIFEGUARD • BURNSHIELD

¬ Master Manuele Therapie¬ Master Sportfysiotherapie

Kijk op www.transfergroep.nl/ipadactie voor

de voorwaarden of bel (010) 794 68 58

Schrijf je nu in voor een master en ontvang

een i-Pad!

Post-hbo-opleidingen,advies & onderzoek

TransfergroepGezondheidszorg

Onze masters zijn NVAO geaccrediteerd!

Start

januari

2014

•FP-11 advertenties.indd 3 05-11-13 10:01

Page 9: 2013-11 FysioPraxis november 2013

9K N G F - K o r t

1. Wat moet er op de nota voor de patiënt staan? Ik heb geen contract met de zorg-verzekeraar.Op de nota moet staan welke verrichtin-gen u hebt gedaan, wanneer en hoeveel. In de polisvoorwaarden kan bepaald zijn dat de nota meer gegevens moet bevatten alvorens de patiënt/consument aanspraak kan maken op restitutie. Om de patiënt te-gemoet te komen, kunt u overwegen deze gegevens ook op de nota te plaatsen. Op de nota zet u bijvoorbeeld:- de factuurdatum;- een uniek factuurnummer (nummer uw

facturen doorlopend en opeenvolgend);- uw btw-nummer;- uw KvK-nummer;- naam en adres van uw bedrijf;- naam en adres van uw klant;- een omschrijving, de hoeveelheid en de

aard van de dienst (of het product) die u heeft geleverd;

- de datum waarop de levering of dienst heeft plaatsgevonden of is voltooid, of de datum waarop een vooruitbetaling is gedaan als die anders is dan de factuur-datum;

- de prijs exclusief btw en inclusief btw;- het te betalen bedrag aan btw.

Van elke factuur die u verstuurt, moet u een kopie bewaren in uw administratie.

2. Wanneer kan een lange zitting worden gedeclareerd? Prestatiebeschrijvingbeschikking NZa: h. Lange zitting voor patiënten met com-plexe en/of meervoudige zorgvragen.ad h) De lange zitting is bedoeld voor pa-tiënten met complexe en/of meervoudige zorgvragen. De aandoening en de situatie van de patiënt brengen met zich dat het niet mogelijk is om de interventie in een re-guliere zitting uit te voeren. Complexe en/of meervoudige zorgvragen zijn (limitatief) de volgende aandoeningen:- meervoudig gehandicapten (lichamelijk

en geestelijk);- Cerebro Vasculair Accident (hemiplegie/

diplegie en tetraplegie, eerste jaar aan-sluitend aan de attack);

- dwarslaesie- centrale ruggenmergaandoeningen (bij-

voorbeeld MS, ALS, poliomyelitis);

- spierdystrofie (boven 18 jaar);- spina bifida (boven 18 jaar);- cystic fibrose.

3. Ben ik verplicht iedere patiënt onder be-handeling te nemen?Zodra een patiënt verzoekt tot de praktijk te worden toegelaten, is de fysiotherapeut in principe verantwoordelijk voor de hulp-verlening. Maar er is dan nog geen sprake van een behandelingsovereenkomst in de zin van de modelregeling Fysiotherapeut-Patiënt. Zijn er reden om het contact met de patiënt niet aan te gaan, dan dient de therapeut dit aan de hulpvrager uit te leg-gen en hem te adviseren bij het vinden van passende zorg elders. Redenen kunnen onder andere zijn: een (te lange) wachttijd of een onvoldoende deskundigheid binnen de praktijk of bij de betreffende fysiothe-rapeut.

Bent u in beweging en hebt u vragen?Neem contact op met onze ledenvoorlich-ters via [email protected] of bel 033-467 29 29 (ma. t/m vr. 8.30 -17.00 uur).

Wat u beWeegt Vragen uit de praktijk

FysioPraxis | november 2013

KNGF-kort.indd 9 06-11-13 12:58

Page 10: 2013-11 FysioPraxis november 2013

KORT NIEUWSKORT NIEUWS

HET ZORGBEROEPENDEBATWelke professionele zorg en ondersteu-ning hebben burgers nodig in 2030? En wie gaan die zorg en ondersteuning le-veren? Zijn er nieuwe beroepen nodig? Moeten sommige opleidingen drastisch veranderen? Op deze vragen probeert de Adviescom-missie Innovatie Zorgberoepen & Opleidin-gen een antwoord te vinden. Deze com-missie zal de minister van VWS adviseren over de gewenste ontwikkeling van beroe-pen en opleidingen in de gezondheidszorg, jeugdzorg en maatschappelijke ondersteu-ning. Het doel is te komen tot een nieuwe beroepenstructuur en daaraan gekoppeld een nieuw opleidingscontinuüm. Tijdens het Zorgberoependebat worden betrokke-nen uitgenodigd mee te discussiëren over de cultuur- en gedragsverandering die no-dig is om de zorg duurzaam te maken.

Doelgroep Het zorgberoependebat is be-doeld voor burgers, patiënten, professio-nals, opleiders, bestuurders, zorgverze-

keraars, lokale en landelijke beleidsmakers, onderzoekers. Het debat vindt plaats op vrijdag 13 december 2013 van 10.00-16.00 uur in het Beatrix Theater in Utrecht. Dag-voorzitter is Pia Dijkstra.

Opgeven via www.zorgberoependebat.nl.

K I J K E N , L E Z E N , L U I S T E R E N E N S U R F E N

Evidence-based handelen bij lage rugpijnLage rugpijn is een groot medisch en maat-schappelijk probleem. Dit boek biedt een schat aan informatie voor iedereen die wil weten wat het wetenschappelijk onderzoek naar lage rugpijn tot nu toe voor de prak-tijk heeft opgeleverd. Het boek ondersteunt zorgverleners in hun keuze voor diagnosti-sche en therapeutische interventies en on-dersteunt onderzoekers en beleidsmakers in hun keuze van prioriteiten voor nieuw onder-zoek. Verder leert het boek studenten wat het optimale beleid is bij lage rugpijn.

Wetenschappelijk bewijs Evidence-based handelen bij lage rugpijn geeft onder meer een systematisch overzicht van litera-tuur op het gebied van primaire preventie in de bedrijfssetting, het bespreekt weten-schappelijk onderzoek naar de waarde van veelgebruikte diagnostische testen, zoals anamnese, lichamelijk onderzoek, röntgen-

foto’s en CR- en MRI-scans. Daarnaast wordt het wetenschappelijk bewijs beschre-ven voor niet-operatieve behandelingen van acute/subacute en chronische lage rugpijn. Het laat zien hoe dit wetenschappelijk bewijs vertaald is in klinisch relevante aanbevelin-gen voor zorgverleners in de praktijk door middel van richtlijnen. In deze geheel her-ziene tweede druk zijn tevens nieuwe hoofd-stukken toegevoegd over de kosteneffecti-viteit van behandelingen en over het indelen van patiënten met rugpijn in subgroepen om het behandelresultaat te verbeteren.

Voor wie Evidence-based handelen bij lage rugpijn stelt huisartsen, fysiotherapeuten, bedrijfsartsen en orthopeden in staat op een weloverwogen en expliciete wijze gebruik te maken van het bestaande wetenschap-pelijke bewijs in de dagelijkse zorg van hun patiënten.

Titel: Evidence-based handelen bij lage rugpijnAuteurs: M.W. van Tulder, B.W. Koes Uitgeverij: Bohn Stafl eu van Loghum ISBN: 9789036802765 Prijs: circa € 35,-Te bestellen via: www.bsl.nl/shop

Martijn Spruit wint ERS COPD Re-search Award 2013Dr. Martijn Spruit, bestuurslid VHVL en we-tenschapper bij expertisecentrum CIRO+ in Horn, heeft de zeer prestigieuze COPD Research Award 2013 van de European Respiratory Society (ERS) gewonnen. Deze Award wordt jaarlijks uitgereikt aan een onderzoeker die niet ouder is dan 45 jaar, die een belangrijke wetenschappelijke bijdrage heeft geleverd op het gebied van COPD en die een actief onderzoekspro-gramma op het terrein van COPD heeft opgezet. Aan de Award is een prijsbedrag van 50.000 euro verbonden. Spruit richt zich in zijn onderzoek vooral op de effec-ten van longrevalidatie bij personen met complexe chronische longziekten, zoals COPD. Hij ontving de ERS COPD Re-search Award op maandag 9 september tijdens het jaarlijkse congres van de ERS in Barcelona. Lees meer over dit ERS-congres in het Specialistenkatern, pagina 48.

LEZEN

FysioPraxis | november 2013

O V E R I G K O R T N I E U W S10

Overig kort nieuws.indd 10 06-11-13 13:02

Page 11: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Schoolprogramma Sportdeelname stijgt bij kinderen die mee-doen aan Jump-in, een programma voor scholen in Amsterdamse aandachtswijken. Bij meisjes stijgt de deelname nog sterker dan bij jongens. Dit blijkt uit onderzoek van Judith de Meij. “Regelmatige lichamelijke activiteit heeft een positief effect op de ge-zondheid van kinderen en draagt bij aan de preventie van overgewicht en obesitas. Met uitkomsten van dit onderzoek kunnen beleidsmakers verder met plannen ter be-vordering van sport- en beweeggedrag en de preventie van overgewicht. Dat is zeker van belang in de sociaal zwakkere wijken waar prevalentie van overgewicht hoger is.” Gezondheidswetenschapper De Meij promoveerde in september bij VU medisch centrum.

Jump-in Jump-in is een programma om kinderen van basisscholen in aandachtswij-ken meer te laten bewegen. Jump-in start-

te in 2002 met onder meer schoolsport, lessen, oudervoorlichting en speciale aan-dacht voor kinderen die inactief zijn, over-gewicht hebben of kampen met motorische problematiek. Een uniek en sterk kenmerk van Jump-in is dat het programma gedu-rende de gehele basisschoolperiode wordt aangeboden. De Meij deed onderzoek naar de ontwikkeling en effectiviteit van Jump-in. Het onderzoek van De Meij laat zien dat

de sportdeelname bij de kinderen op Jump-in scholen duidelijk is gestegen: bij jongens van 38 naar 70 procent en bij meisjes van 19 naar 60 procent. Jump-in had echter nog geen meetbaar effect op de Body Mass Index (BMI). Om hierop effect aan te tonen moeten kinderen waarschijnlijk langer wor-den gevolgd. Inmiddels bevat Jump-in ook componenten gericht op gezonde(re) voe-ding. Jump-in is nu het schoolprogramma in de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht. Hierin is zowel aandacht voor bewegen als voor gezond eten. Uitkomsten van het onderzoek bieden be-leidsmakers, interventie-ontwikkelaars en onderzoekers aanknopingspunten voor de realisatie van een haalbare, duurzame en ef-fectieve aanpak gericht op het bevorderen van sport- en beweeggedrag en de preven-tie van overgewicht.

Bron: VUmc.

Als te zware vrouwen tussen vijftig en zes-tig jaar vijf kilo afvallen, verminderen zij de kans op knie-artrose met 25 procent. Dat blijkt uit onderzoek van bewegingsweten-schapper Jos Runhaar, die onlangs op zijn zogeheten PROOF-studie promoveerde. De bevinding maakt deel uit van de eerste preventieve studie wereldwijd naar artrose waarin werd onderzocht of bewegen, ge-zond eten en/of het slikken van glucosa-mine sulfaat kunnen bijdragen aan het voorkomen van knieartrose.

Aan de studie deden 407 vrouwen van tus-sen de 50 en 60 jaar mee. Zij hadden al-len overgewicht (een bmi van > 27), maar (nog) geen artrose. De vrouwen werden in twee groepen geloot: een groep die een individueel interventieprogramma van ge-zond eten en beweging kreeg aangeboden en een controlegroep die geen interventie kreeg. Beide groepen werden bovendien in tweeën gesplitst: de ene helft van beide

groepen kreeg na loting glucosamine sul-faat, een onschuldig voedingssupplement waaraan eigenschappen worden toege-schreven die gunstig zijn bij knieartrose. De andere helft kreeg een placebo. De vrou-wen werden ruim twee jaar gevolgd.

Na analyse bleek dat niet onomstotelijk kon worden aangetoond dat de gezonde leefstijl en/of het slikken van het glucosa-mine sulfaat had bijgedragen aan het voorkomen van knieartrose. Onderzoeker Jos Runhaar: “De interventies – namelijk de aanpassing van de leefstijl en het slik-ken van de glucosamine – bleken elkaar te hebben beïnvloed. Het aantal deelnemers was te klein om de effecten van de inter-venties goed, onafhankelijk van elkaar te kunnen evalueren.’’ Ofschoon Runhaar niet heeft kunnen aantonen wat hij van tevoren had verwacht, is Runhaar tevreden. De be-vinding dat een relatief kleine gewichtsre-ductie al bijdraagt aan het voorkomen van

artrose (een aandoening die de samenle-ving 715 miljoen euro per jaar kost), is be-moedigend. Immers: in Nederland hebben 6,5 miljoen mensen matig tot ernstig over-gewicht. Al langer was bekend dat overge-wicht de kans op artrose vergroot.

leefstijl “In de groep vrouwen die vijf kilo of 5 procent van haar totale gewicht afviel kreeg 15 procent artrose, in de groep die geen gewicht verloor was dat 20 procent. Huisartsen en fysiotherapeuten kunnen met deze bevindingen hun patiënten motiveren om hun leefstijl aan te passen. Bovendien biedt de studie aanknopingspunten voor vervolgonderzoek. We willen bijvoorbeeld gaan onderzoeken of het corrigeren van O-benen bijdraagt aan het voorkomen van knieartrose. Bij deelneemsters met O-be-nen en een BMI van 30 of meer ontstond namelijk significant meer knieartrose. We willen ook onderzoeken of de deelneem-sters hun gewichtsverlies hebben kunnen vasthouden en of gewichtsverlies ook op langere termijn knieartrose voorkomt.”

Bron: Erasmus MC.

voor meer bewegen succesvol

ww

w.s

hutt

erst

ock.

com

Een beetje afvallen vermindert de kans op artrose met een kwart

11

FysioPraxis | november 2013

Overig kort nieuws.indd 11 06-11-13 13:02

Page 12: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Draag bij aan levensreddend wetenschappelijk onderzoek en

een gezondere leefstijl voor kinderen. Bel 070 - 3155638 voor

informatie of kijk op www.iksteunhetkinderhartenfonds.nl

Wie sponsort mijn hart?

Gezocht: donateurs

Kinderhartenfonds.

Dinsdag 3 december 201320.30 – 22.00 uur• Sprekers drs. Jan Jaap de Morree,

drs. Jeroen Alessie en Ernst van der Wijk• Bestemd voor fysiotherapeuten

(algemeen, manueel, sport)• 2 accreditatiepunten

WEB-TV FASCINATIE VOOR FASCIES

BSL Fysiotherapeut Totaal

BAANBREKEND. BETROUWBAAR.

Meer informatie of direct inschrijven? Ga naar www.bsl.nl/fascies

Kijk voor meer info en/of reacties van cursisten op:www.fysiophysics.nl. Of bel: 030- 687 8360.

Orthopedische RevalidatieOpleiding

KNGF accreditatie 66 punten voor het register Algemeen Fysiotherapeut

Kijk voor meer info en/of reacties van cursisten op:

Nieuwe anatomische inzichtenMyofasciale release techniekenUniek myofasciaal testsysteemNieuwe manuele techniekenDuidelijke behandelprotocollenOrthopedische Revalidatie Training Makkelijk toepasbaar Beter & sneller resultaat

De 4xT Methode:Test, Tape, Trigger, Train. De 4xT Methode neemt het beste van verschillende therapieën en combineert dit in een logisch stappenplan tot een effectieve therapie.

volgens de 4xT Methode

Start : zaterdag 31 januari 2014 Locatie : IJsselstein Duur : 11 cursusdagen + 1 dag casuïstiekCursusgeld : € 1750,-

(aanbetaling á € 250,- + 5 x € 300,-)

Direct resultaat! De 4xT Methode biedt nieuwe mogelijkheden en plaatst fysiotherapie, manuele therapie & training in een nieuwe dimensie.

••• Uniek myofasciaal testsysteem••• Orthopedische Revalidatie Training ••

De 4xT Methode:TDe 4xT Methode neemt het beste van verschillende therapieën en combineert dit in een logisch stappenplan tot een effectieve therapie.

nieuwe dimensie.

•FP-11 advertenties.indd 4 05-11-13 10:01

Page 13: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Nederland telt minimaal 4,5 miljoen chronisch zieken

In Nederland heeft ruim een kwart van de mensen een of meer chronische ziekten. Dit komt neer op bijna 4,5 miljoen chronisch zie-ken (tabel). Deze schatting is gebaseerd op een selectie van dertig chronische ziekten, gemeten in de huisartspraktijk. Chronische ziekten komen op alle leeftijden voor, maar vooral onder ouderen zijn relatief veel chro-nisch zieken. Van de 65-plussers heeft meer dan de helft een chronische ziekte (Hoey-mans et al., 2008). Absoluut gezien zijn de meeste chronische zieken echter tussen de 25 en 64 jaar oud. Vrouwen hebben gemid-deld vaker een chronische aandoening dan mannen.

Ongeveer 1,3 miljoen mensen hebben meer dan één chronische ziekte

Bijna een derde van de chronisch zieken heeft meer dan een chronische ziekte (op basis van de selectie van dertig ziekten). Dit komt neer op 1,3 miljoen mensen ofwel 8 procent van de totale bevolking (tabel). Er zijn meer vrouwen met multimorbiditeit dan mannen. Tot ongeveer 55 jaar is multimor-biditeit nog relatief zeldzaam, maar onder ouderen komt het veelvuldig voor. Zo heeft bijna een op de drie 75-plussers meer dan een chronische ziekte onder de leden. Een op de vijf ouderen heeft meer dan een chro-nische ziekte.

Multimorbiditeit Tot de leeftijd van onge-veer 55 jaar heeft minder dan 5 procent van de mensen meerdere chronische ziekten tegelijkertijd (multimorbiditeit), maar onder 65-plussers komt multimorbiditeit veelvuldig voor. Van de 65-74 jarigen heeft een op de

vijf meer dan een chronische ziekte, onder de 75-plussers is dat een op de drie. Er zijn meer vrouwen met multimorbiditeit dan mannen. Daarnaast is een lage sociaaleco-nomische status geassocieerd met een ho-gere prevalentie van multimorbiditeit (Uijen & Van de Lisdonk, 2008). Chronische ziekten

die het meest voorkomen onder ouderen, komen ook het meest terug in combinatie met andere chronische ziekten (Marengoni et al., 2008; Van den Akker et al., 1998; Ge-zondheidsraad, 2008b).

Bron: Nationaal Kompas Volksgezondheid.

Hoeveel mensen hebben een of meer chronische ziekten?

(Bron: LINH, 2003-2007).

Aantal chronisch zieken Aantal mensen met multimorbiditeit Absoluut Relatief (%) Absoluut Relatief (%)Totaal 4.486.000 27,5 1.310.000 8,0

Mannen 1.958.000 24,3 535.000 6,6

Vrouwen 2.536.000 30,8 778.000 9,5

0-14 jaar 566.000 18,8 56.000 1,9

15-24 jaar 329.000 16,9 39.000 2,0

25-54 jaar 1.629.000 22,9 351.000 4,9

55-64 jaar 739.000 38,1 247.000 12,7

65-74 jaar 628.000 50,0 279.000 22,2

75 jaar en ouder 594.000 57,5 328.000 31,7

Tabel. Aantal chronisch zieken naar leeftijd.

Wetenschappers van de Harvard Medical School hebben ontdekt waarom sporten een positief effect heeft op de werking van het brein en het geheugen. De onderzoe-kers kwamen erachter dat het hormoon irisine hier verantwoordelijk voor is.Vorig jaar werd al ontdekt dat irisine wordt

aangemaakt door de spieren bij inspan-ning. De wetenschappers hebben nu ont-dekt dat het hormoon niet alleen het risico op hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en overgewicht verkleint, maar dat het ook de hersenen beschermt. Bij inspanning komt irisine vrij in de hippocampus, een deel van

de hersenen dat van belang is bij de werking van het geheugen. Experimenten met mui-zen lieten zien dat irisine de aanmaak stimu-leert van BDNF, een belangrijke stof voor het overleven van neuronen.

Bron: GezondheidsNet.

Sporten beschermt het geheugen

13

FysioPraxis | november 2013

O v e R i g K O R t N i e u w s

Overig kort nieuws.indd 13 06-11-13 13:02

Page 14: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Wervelkolomcentrum binnen het UMCG

De bereidheid om te delen levert groei opMet een gemiddelde patiënttevredenheid van maar liefst 8,7 weten ze in het wervelkolomcentrum (WKC) van het UMC in Groningen dat ze op de goede weg zijn. Op de wekelijkse polidag zien zes medisch specialisten en vier physician assistants patiënten met rug- en nekklachten. FysioPraxis sprak met Patrick Stegeman, een van de vier PA’s, en met onderzoeker Remko Soer.Tekst: Marjam Overmars | Beeld: Vincent Boon Photography

PAtRiCK SteGeMAn iS van huis uit fysiotherapeut, evenals Remko Soer, die nog steeds als revalidatiefysio-therapeut werkt en daarnaast als gepromoveerd bewe-gingswetenschapper onderzoek doet binnen het WKC. Stegeman is al sinds de oprichting in 2008 betrokken bij het WKC, een multispecialistische poli waar patiënten zich aanmelden na verwijzing door de huisarts of specia-list. naast de vier PA’s werken hierin alle rugspecialisten van het UMCG met elkaar samen. Poortspecialismen zijn anesthesiologie, neurologie, neurochirurgie, orthopedie, revalidatiegeneeskunde en traumatologie. Participerende specialismen zijn interne geneeskunde, psychiatrie en radiologie.Het diagnostisch proces in het WKC vindt zo veel mogelijk op dezelfde dag plaats. De patiënt ziet, afhankelijk van de indicatie en de bevindingen op de poli, een of meer spe-cialisten. Aan het eind van de dag wordt met de patiënt in begrijpelijke taal de diagnose en eventuele vervolgstap-pen besproken. “De patiënt moet het goed snappen”, aldus Stegeman, “mijn leidraad is altijd dat hij het zelf iemand anders moet kunnen uitleggen.”

Triage De patiënten vullen van tevoren een online vra-genlijst in. Het is de taak van de vier PA’s om aan de hand daarvan de patiënten te ‘triëren’. Stegeman: “We bepalen door welke specialist of PA de patiënt het beste gezien kan worden. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de patiënt bij de neuroloog komt, omdat een radiculair syndroom be-vestigd of uitgesloten moet worden. Vindt de neuroloog het geen neurologisch probleem, dan kan hij deze patiënt

meteen doorsturen naar bijvoorbeeld de pijn-anesthesio-loog. Je weet dus van tevoren niet of de patiënten een of meer consulten op een dag hebben. Dat betekent dat het op onze poli een goed georganiseerd, maar ook druk en dynamisch geheel is, en dat patiënten soms een tijdje moeten wachten. Maar omdat ze merken dat ze echt ge-hoord worden en dat de behandelaars onderling overleg-gen, vinden patiënten dat geen probleem.” De triage is bijzonder efficiënt, voegt Soer toe. “Vroeger zagen rugpa-tiënten gemiddeld drie specialisten, nu is dat anderhalf.”

Spreken met één mond Het WKC, in 2008 geopend, is opgericht uit onvrede met de bestaande situatie. Speci-alisten wilden graag patiënten helpen, ook als de patiënt bij hen niet aan het goede adres was. Stegeman: “Maar in de praktijk werd de patiënt dan naar de huisarts terugge-stuurd die iets anders verzon – ‘rondcirculeren’ noemen we dat. er is toen een multispecialistisch team samenge-steld van enthousiaste en gemotiveerde mensen die de patiënt daadwerkelijk centraal stelde. We zijn twee dagen de hei opgegaan en hebben met elkaar besproken: wat doe jij bij die en die aandoening? We hebben zorgpaden geformuleerd voor verschillende rug- en nekklachten. Je leert van elkaar wat je doet, en daardoor is het ook mo-gelijk – wat we heel belangrijk vinden – om met één mond te spreken. De neurochirurg en revalidatiearts weten beter van elkaar wat hun behandeling inhoudt en kunnen dat uitleggen aan een patiënt. Dat is echt nieuw. en goed.”

De rol van de PA Drie van de vier PA’s zijn van huis uit fysiotherapeut, de vierde was in het verleden neuro-verpleegkundige. De PA’s zien, net als de specialisten, patiënten op de poli. Stegeman: “Zowel samen met een medisch specialist als alleen, maar wel altijd onder supervisie. Het komt ook voor dat de specialisten ons raadplegen omdat ze gebruik willen maken van de brede expertise van de PA.” De PA’s mogen aanvullend onder-zoek aanvragen, zoals een MRi, een botscan en bloedon-derzoek. Daarnaast mogen ze geprotocolleerd medicatie voorschrijven en doorverwijzen. Dat PA’s in de breedte naar patiënten kijken is heel nuttig. “We fungeren als een soort smeerolie tussen de raderen. De specialisten leren via ons over elkaars vakgebieden.”

Patrick Stegeman: ‘De neurochirurg en revalidatiearts weten beter van elkaar wat hun behandeling inhoudt en kunnen dat uitleggen aan een patiënt’

14

FysioPraxis | november 2013

N i e u w e P r a k t i j k e N

Nieuwe praktijken.indd 14 06-11-13 14:01

Page 15: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Het enige wat de PA’s binnen het WKC niet doen is ope-reren. “Maar we volgen de patiënten wel voor en na de operatie of de revalidatiebehandeling”, zegt Stegeman. “De PA fungeert als casemanager”, vult Soer aan. “Het contact is laagdrempelig, patiënten kunnen bellen en hebben dan meteen een inhoudsdeskundige aan de te-lefoon.” Hetzelfde geldt voor verwijzers, aldus Stegeman. “We communiceren soepel binnen de hele keten.”

Vragenlijsten De vragenlijsten zijn een belangrijk on-derdeel van de zorg. Immers, op basis daarvan triëren de PA’s de patiënten zo efficiënt en doelmatig mogelijk. Remko Soer doet er onderzoek naar. “Het is een inge-wikkeld geheel, omdat ieder specialisme zijn eigen vragen beantwoord wil hebben. We proberen zo veel mogelijk aan te sluiten op bestaande vragenlijsten, die we vervol-gens valideren voor onze populatie. Aan de orde komen bio-psychosociale aspecten, met vragen die zowel ‘rode vlaggen’ identificeren, dus sterk somatische problema-tiek, als psychosociale vragen over bijvoorbeeld historie, demografische variabelen, stress, kwaliteit van leven,

beperkingen en werk.” De vragenlijsten zijn digitaal. “Van de leeftijdsgroep 18-88 jaar is 95 procent in staat via in-ternet de vragen te beantwoorden”, verklaart Stegeman. De voordelen zijn evident. Patiënten kunnen een voor hen relevante route volgen én het gaat snel. Soer: “Zodra de patiënt klaar is, staat de informatie bij ons in het systeem en kunnen de specialisten ermee werken, terwijl een en ander voor wetenschappelijk onderzoek ook direct toe-gankelijk is. Met één druk op de knop heb ik de resultaten bijgewerkt en kan ik mijn patiënten volgen.” Doelmatigheidsstudie Naast het triagesysteem onder-zoekt Soer ook de doelmatigheid van het WKC. Want hoe tevreden iedereen ook is, werkt het WKC echt efficiënter en effectiever dan bestaande centra? Soer: “Sinds 2008 hebben we hier ongeveer 8.400 mensen gezien. Helaas beschikken we niet over geschikte data van voor 2008, en hebben we ook geen goede controlegroep omdat we vanaf 2008 alle rugpatiënten hiernaartoe stuurden. Daarom hebben we aansluiting gezocht bij de grootste zorgverzekeraar in het noorden, Menzis, die ons uitge- >>

Patrick Stegeman (rechts), physician assistant, wervel-kolomcentrum, UMC Groningen.

FysioPraxis | november 2013

15

Nieuwe praktijken.indd 15 06-11-13 14:01

Page 16: 2013-11 FysioPraxis november 2013

KIJK VOOR DE ZEKERHEID OP REAAL.NL

Arbeidsongeschiktheid. Als zelfstandig fysiotherapeut is het

toch een mogelijkheid waarop u moet anticiperen. Niet om er

continu rekening mee te houden, maar om het juist rustig te

kunnen vergeten.

Hoe vindt u de arbeidsongeschiktheidsverzekering die het beste

is voor u? Als u zich daarin gaat verdiepen, zult u heel wat vragen

en antwoorden tegenkomen waar u iets aan hebt. Maar er zijn

een aantal heel relevante vragen die vaak vergeten worden.

REAAL heeft samen met een team van experts de Top 10 Vaak

Vergeten Vragen over arbeidsongeschiktheid samengesteld.

Zodat u ze straks niet vergeet te stellen. En een weloverwogen

keuze kunt maken voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering

die helemaal past bij uw situatie.

Kijk voor de hele Top 10 op reaal.nl of praat eens met uw fi nan-

cieel adviseur over wat een arbeidsongeschiktheids verzekering

van REAAL voor u kan betekenen.

10401044 AOV FysioPraxis-210x297.indd 1 08-10-13 15:12•FP-11 advertenties.indd 5 05-11-13 10:01

Page 17: 2013-11 FysioPraxis november 2013

breide data kan leveren. Ik moet nog een slag om de arm houden, maar retrospectief onderzoek naar de zorgcon-sumptie lijkt erop te wijzen dat mensen minder ruggerela-teerde zorg declareren op enkele terreinen nadat ze in het WKC behandeld zijn. We hebben nu besloten een pros-pectief onderzoek op te zetten en inmiddels 1.100 patiën-ten van het WKC geïncludeerd. We kijken een aantal jaar terug naar gedeclareerde zorg en zullen hen de komende drie jaar volgen. We vergelijken mensen dus met zichzelf. Het onderzoek voldoet niet aan de eisen van een rando-mised controlled trial, maar het is een mooi alternatief om de zorgconsumptie op de lange termijn te bekijken. We hangen er ook maten aan als arbeid, terugkeer naar werk, beperking en kwaliteit van leven. In 2017 hoop ik met re-sultaten te komen, en ook ten aanzien van kosteneffecti-viteit goede uitspraken te kunnen doen.”

Ketenfinancieel Het WKC werkt nauw samen met huisartsen, die de helft van de verwijzingen verzorgen. Als regisseur van patiëntenzorg weten zij als geen an-der hoe het er in het veld aan toegaat. Stegeman: “We zijn dagelijks bereikbaar en er is een klankbordgroep van

huisartsen die helpt bij de verdere ontwikkeling van het WKC. Daarnaast zijn we bezig met ketenzorg waarbij huisartsen- en fysiotherapiepraktijken worden betrokken om transmurale zorg te verbeteren. Daarbij is onderverze-kering van patiënten een heikel punt, want uit de literatuur is bekend dat de beste behandelresultaten van wervelko-lomgerelateerde pijnklachten behaald worden met trans-murale en multidisciplinaire ketenzorg, de zogenaamde ‘managed care’. Verzekeraars zouden ‘ketenfinancieel’ moeten kijken, dat is uiteindelijk voor hen waarschijnlijk ook voordeliger.” Tegenover onderbehandeling staat ove-rigens ook overbehandeling, stelt Soer. “In het verleden kwamen patiënten niet toe aan zelfmanagement omdat therapeuten daarin onvoldoende werden geschoold. We hopen uit de data die we genereren uit onze 8.000 pa-tiënten een goed beeld te krijgen wie baat heeft bij welke behandeling, waarbij zelfmanagement een effectief middel is. Daar valt veel winst te behalen.”

Delen Op de vraag of deze werkwijze ook geschikt is voor andere ziekenhuizen antwoorden Soer en Stegeman volmondig ‘ja’. Je moet dan wel naar een patiëntgeoriën-teerde setting waarbij verschillende afdelingen bereid zijn samen te werken en in de eigen keuken te laten kijken. Soer: “Het gaat om de bereidheid om te delen. Dat levert groei op.”

Meer weten? Stuur een mail naar [email protected].

Remko Soer, revalidatie-fysiotherapeut en onderzoeker.

Remko Soer: ‘Zelfmanagement is een effectief middel’

FysioPraxis | november 2013

17N i e u w e P R a k t i j k e N

Nieuwe praktijken.indd 17 06-11-13 14:01

Page 18: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Pas afgestudeerde fysiothera peut is vaardig genoeg”Tekst: Frank van Geffen

‘Ik voel me vaardig genoeg voor de praktijk’

‘Vaardigheden kan de fysiotherapeut in de praktijk ontwikkelen’

Met deze stelling ben ik het eens. In de eerste twee jaar van de opleiding leer je de vaardig-heden die nodig zijn voor het vak. Maar dat is

alleen nog maar de theorie. Je oefent die vaardigheden daarna in de praktijk als je stage loopt. Van de drie stages die ik volgde, heb ik optimaal gebruikgemaakt. Dat is de verantwoordelijkheid die je als student hebt. De afstem-ming tussen student en stagebegeleider is belangrijk. In overleg met je stagebegeleider bepaal je je leerdoelen. Als je voor manuele vaardigheden meer oefening nodig hebt, kun je daar zelf een leerdoel en plan van aanpak over for-muleren. De stagebegeleider beoordeelt de stage en of de stagiair het werkveld in kan. Dat is een zwak punt in het systeem; het is subjectief ook al is er een competen-tieprofiel opgesteld. Toch denk ik dat alle bachelors een bepaald basisniveau hebben, terwijl diverse studenten daarboven uitsteken. Dat zie je aan de cijfers. Ik voel mezelf in ieder geval vaar-dig genoeg voor de praktijk.De twijfel bij de old school fysiotherapeuten kan ik me wel voorstellen. Die zijn vroeger doodgegooid met vakken als anatomie en het ontwikkelen van vaardigheden. Maar de focus in de opleiding is verschoven. Er is nu meer aan-dacht voor wetenschappelijk onderzoek, management en beroepsontwikkeling. In de huidige opleiding ligt minder nadruk op het hulpverlenen. Ik weet niet of dat positief is maar het zijn wel de eisen waaraan een opleiding fysiothe-rapie tegenwoordig moet voldoen.”

Pas afgestudeerde studenten vind ik vaardig genoeg voor de praktijk. Natuurlijk zie ik wel eens studenten van wie ik denk: een beetje

meer vaardigheid op een bepaald vlak zou geen kwaad kunnen, maar over de hele linie is het voldoende. Bij het verlaten van de opleiding zijn de vaardigheden in het al-gemeen minimaal. Een pas afgestudeerde fysiotherapeut is echter voldoende toegerust om die vaardigheden in de loop van zijn praktijk te ontwikkelen.Het is logisch dat de vaardigheden van pas afgestudeerde fysiotherapeuten zich op dat minimale niveau bevinden. Naast de praktische vaardigheden moet de student in het curriculum van de vier jaar die de studie duurt, ook de kennis en algemene vaardigheden van een basisfysio-therapeut onder de knie krijgen. Voorwaardelijke kennis ten aanzien van bijvoorbeeld anatomie, pathologieën en (inspannings)fysiologie, zijn essentieel om de praktische vaardigheden goed te kunnen toepassen, waarbij eviden-ce-based practise (EBP) als rode draad door het geheel loopt. Praktische vaardigheden zijn hierbij dus belangrijk, maar ze zijn een onderdeel van het geheel.De kritiek op het vaardigheidspeil van pas afgestudeerde fysiotherapeuten vind ik iets te gemakkelijk. Je kunt de opleiding van vroeger niet vergelijken met wat er nu ge-beurt. En het is goed dat die opleidingen veranderd zijn want de maatschappij stelt andere eisen aan de fysiothe-rapeut en dus ook aan de studenten. Daar komt bij dat ook de studenten veranderd zijn, gelukkig maar!”

Maarten van der Worp is als stagebegeleider fysiotherapie verbonden aan het Academie Instituut in Utrecht en is promovendus bij het Lectoraat Musculoskeletale Revalidatie van de HAN en IQ healthcare, Radboud Universiteit van Nijmegen.

Jeroen de Veld behaalde zijn bachelor fysiotherapie in juli 2013 aan de Hogeschool Rotterdam en zoekt werk in de eerstelijns fysiotherapie.

o p vat t i n g e n18

Fysiopraxis | november 2013

Opvattingen.indd 18 06-11-13 12:53

Page 19: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Pas afgestudeerde fysiothera peut is vaardig genoeg”‘Het competentiepalet is veranderd’

‘Welke vaardigheden verwachten wij van pas afgestudeerden?’

Ik ben het eens met deze stelling. Ik weet dat er in het stageveld collega’s zijn die roepen dat de fysiotherapeut van vroeger veel beter was opge-

leid en dat de student van tegenwoordig te weinig ‘vaar-dig’ is. Maar die collega’s vergeten vaak hoe zij begon-nen zijn. Toen zij hun stage deden of net begonnen in het werkveld, waren zij waarschijnlijk niet veel vaardiger dan de huidige afgestudeerden. In de loop van de tijd heeft de ervaren collega veel fysiotherapeutische vaardigheden bijgeleerd en worden die steeds beter. Die vaardigheden beheerst de beginnend beroepsbeoefenaar nog niet.Het werkterrein van de fysiotherapeut verandert en dat geldt dus ook de benodigde competenties. Er is behoefte aan een fysiotherapeut die kritisch tegenover zijn eigen handelen staat. Hiervoor zijn ook wetenschappelijke on-derzoeksvaardigheden noodzakelijk. Het competentiepa-let is veranderd. Misschien is dit deels ten koste gegaan van enkele vaardigheden. Gelukkig maar, want van veel vaardigheden die vroeger gedoceerd werden, is het nut discutabel. Met het Vorlauf-fenomeen bijvoorbeeld kun je een hele les vullen, maar de waarde ervan is nihil. Hopelijk beseft de nieuw opgeleide fysiotherapeut hoe hij kritisch moet omgaan met de vaardigheden.Natuurlijk moeten we beseffen dat er verschil zit in de studenten die afstuderen. Helaas kan alleen in het eerste jaar van de bachelor een bindend studieadvies worden gegeven. Als een student daar doorheen is, moet hij kun-nen afstuderen. Maar het gros wordt opgeleid tot goede collega’s die klaar zijn voor de toekomstige fysiotherapie.”

In beginsel is de pas afgestudeerde fysiothera-peut vaardig genoeg. Dat is simpelweg een van de einddoelen van de opleiding. Maar welke

competenties moet een beginnend fysiotherapeut alle-maal hebben?De gespecialiseerde fysiotherapeut denkt mogelijk eerder: hoe competent zijn de pas afgestudeerden? Zij weten, kennen en kunnen immers minder. Mogen we van deze nieuwe collega’s verregaande specialistische kennis en kunde verwachten? Dat lijkt mij onmogelijk, de opleiding duurt vier jaar en de curricula zitten behoorlijk vol. Daarnaast ontwikkelt het beroep zich; de eisen aan de fysiotherapeut veranderen. Vroeger leerden fysiotherapie-studenten meer vaardigheden. Dat paste bij de manier waarop we tegen fysiotherapie aankeken. Tegenwoordig ligt de focus meer op begeleiden dan op behandelen. Naast de basis is kennis van fysiologie van het herstel, het toepassen van principes van trainingsleer en het ge-bruikmaken van motorische leerstrategieën nu meer van belang. De fysiotherapeut begeleidt de patiënt meer naar herstel of aangepast functioneren. Vroeger behandelde de fysio-therapeut een spierruptuur met lokale technieken of ap-plicaties, tegenwoordig proberen we de lokale en algehele conditie van de patiënt te optimaliseren, terwijl de ruptuur geneest. Interventies om te proberen die genezing zelf te versnellen, staan minder op de voorgrond. Onze studenten lopen drie keer vijftien weken stage. Sta-gebeoordelaars geven aan het einde van iedere stage een oordeel over – onder andere – de vaardigheden van de stagiairs. Bij het behalen van het diploma betekent dit dus dat beoordeeld is dat het niveau van het uitoefenen van de vaardigheden voldoende is voor een beginnend be-roepsbeoefenaar!”

Arjan van der Salm is coördinator van de musculoskeletale masteropleiding aan de Saxion Hogeschool.

Ton Lenssen is fysiotherapeut, gezondheids-wetenschapper en onderzoekscoördinator bij de afdeling Fysiotherapie van het Ziekenhuis Maastricht, en seniordocent aan de opleiding Fysiotherapie bij Hogeschool Zuyd in Heerlen.

19

FysioPraxis | november 2013

Opvattingen.indd 19 06-11-13 12:53

Page 20: 2013-11 FysioPraxis november 2013

ACUTE ASPECIFIEKE LAGE RUGPIJN

Perceptie en verwachtingen spelen rol bij ontstaan van chroniciteitFysiotherapeuten moeten meer oog hebben voor de verwachtingen die een patiënt met acute aspecifieke lage rugpijn heeft ten aanzien van zijn herstel. Samen met de perceptie van de klacht zijn die verwachtingen namelijk een goede voorspeller voor het ontstaan van chronische lage rugpijn.Tekst: José Hermans

FySiotherapeut en manueel therapeut hank hal-legraeff promoveerde 24 juni jongstleden aan de rijksuni-versiteit Groningen op onderzoek naar aandoeningen van het bewegingsapparaat in de eerstelijnsgezondheidszorg. een belangrijk deel van dit onderzoek bestond uit het antwoord op de vraag of negatieve verwachtingen over het herstel bij patiënten met chronische lage rugpijn een prognostische factor zijn voor het ontstaan van chroni-sche lage rugpijn. als uitkomstmaat werd daarbij gekeken

naar werkverzuim. hallegraeff: “ik had de ambitie om we-tenschappelijk onderzoek te doen en mijn professionele nieuwsgierigheid ligt met name in de eerste lijn waar een toename van complexe gezondheidsproblemen te zien is. een daarvan is acute aspecifieke lage rugpijn. Bij de be-handeling daarvan is voortdurend sprake van een span-ningsveld tussen enerzijds de aanbevelingen van de richt-lijn en anderzijds de hulpvraag van de patiënt. een patiënt met acute lage rugpijn vraagt de fysiotherapeut hem zo snel mogelijk van de pijn af te helpen of te zorgen dat hij beter kan lopen, langer kan zitten en dergelijke. De richtlijn beveelt echter aan om in deze situatie een afwachtend beleid te hanteren. het uitgangspunt van mijn promotie-onderzoek was om mijn collega-fysiotherapeuten hand-vatten aan te reiken om een zinvolle invulling te geven aan deze situatie. uit mijn randomized controlled trial (rCt) bleek bovendien dat manuele therapie effectief is bij acute lage rugpijn.”

Inschatting risicoprofiel Volgens hallegraeff is de inschatting van het risicoprofiel momenteel de allerbe-langrijkste taak bij deze patiëntengroep. “Voor een goede interventie is de rol van de fysiotherapeut of de manueel therapeut van ontzettend grote waarde. Zij kunnen hierin sturend zijn.” hallegraeff ziet het als volgt voor zich: “als uit onderzoek van de patiënt blijkt dat er sprake is van aspecifieke lage rugpijn, dan is de prognose voor de patiënt gunstig. Dat vooral moeten we de patiënt duidelijk maken. is deze ver-klaring voor de patiënt niet genoeg, dan kan er sprake zijn van somatisatie. Voor mijn promotieonderzoek heb ik onder andere een systematic review en een meta-analyse uitgevoerd waarbij verschillende studies zijn geïncludeerd met in totaal 4.683 patiënten. Gekeken is naar de prog-nostische rol van herstelverwachtingen van patiënten met acute lage rugpijn voor de overgang naar chronische lage rugpijn. patiënten met negatieve verwachtingen over het herstel bleken daarbij significant meer kans op werkab-sentie te hebben als gevolg van chronische lage rugpijn sinds het ontstaan van de rugpijn.”

20

FysioPraxis | november 2013

W e t e n s c h a P P r a k t i s c h

Wetenschap praktisch.indd 20 06-11-13 13:00

Page 21: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Verwachtingen meten De onderzoeker raadt fysiothe-rapeuten in de eerste lijn daarom aan om de beoordeling van verwachtingen en het omgaan met negatieve ver-wachtingen mee te nemen in de behandeling van deze patiënten. Hallegraeff: “Naast verwachtingen ten aan-zien van het herstel, speelt ook de perceptie van de pijn een belangrijke rol. Negatieve perceptie van pijn kan een prognostische factor zijn voor de overgang van acute naar chronische rugpijn. De volgende vraag is dan: hoe kan de fysiotherapeut deze perceptie meten? Ik heb hiervoor twee vragenlijsten onderzocht. Als eerste een Nederland-se, korte versie van de Illnesss Perception Questionnaire (IPQ-B) en ten tweede de Nederlandse versie van de Low Back Pain Perception Scale (LBPPS). Van deze laatste vragenlijst is een geautoriseerde Nederlandse vertaling gemaakt. Hieruit kwam naar voren dat de IPQ-B een be-trouwbaar en valide meetinstrument is om de perceptie van de patiënt met acute lage rugpijn te meten. De LPBBS bleek minder geschikt doordat de interne consistentie en de test-hertest betrouwbaarheid onvoldoende zijn.”

Behandelarsenaal Met de IPQ-B hebben de fysiothera-peut en de manueel therapeut een bruikbaar instrument in handen om de verwachtingen en de perceptie van de patiënt in kaart te brengen. Hallegraeff: “Door dit instru-ment toe te voegen aan ons behandelarsenaal kunnen we de beoordeling van de patiënt toevoegen aan ons reper-toire. Voor de behandelaar is het belangrijk onderscheid te maken tussen de hulpvraag en de verwachtingen van de patiënt over het herstel. Hoewel de verwachting van de patiënt vaak al wordt meegenomen in het elektronisch

patiëntendossier is het in de praktijk vaak nog verwarrend om dit onderscheid te onderkennen en mee te nemen in het behandelproces.”

Prognostische waarde De IPQ-B kan wel gebruikt worden om de perceptie te meten, maar is niet bruikbaar als evaluatief instrument. “De IPQ-B heeft prognostische waarde. De fysiotherapeut kan de vragen doornemen met de patiënt en vervolgens de uitkomsten met hem bespre-ken. Dat geeft inzicht. Wat het uiteindelijke effect hiervan is, meet de IPQ-B niet. Maar naar mijn mening kan meer inzicht ook leiden tot afname van de pijn en toename van de activiteiten”, aldus Hallegraeff.

Copingstijl Voor een adequatere behandeling van pa-tiënten met acute lage rugpijn is het volgens Hallegraeff niet nodig om specifiek geschoold te worden in een psy-chosociale benadering. Er mag volgens hem op de op-leidingen wel meer aandacht worden geschonken aan de ontwikkeling van communicatieve en psychosociale vaardigheden. De in de praktijk werkzame fysiotherapeut

‘De fysiotherapeut kan daarnaast ook bijdragen aan het ontwikkelen van een meer adequate copingstijl’

>>

FysioPraxis | november 2013

21

Wetenschap praktisch.indd 21 06-11-13 13:00

Page 22: 2013-11 FysioPraxis november 2013

“We hebben nooit geweten dat Intramed zo compleet is”.

• Voldoet aan de KNGF verslagleggingsrichtlijn• De meetinstrumenten PSK, VAS (algemeen, pijn, stijfheid), DRI en NPRS

zijn standaard opgenomen, maar u kunt ook zelf vragenlijsten en testen samenstellen. Met mogelijkheden om deze door patiënten zelf in te laten

vullen en de testresultaten in overzichtelijke grafi eken weer te geven.• Met de knop ‘Tarieven updaten’ worden tarieven automatisch opgehaald• Beveiligt online declareren bij alle zorgverzekeraars (Vecozo)• Oude verslaglegging gemakkelijk converteren naar de nieuwste

verslaglegging • Fysiotherapeutische diagnose wordt automatisch samengesteld uit

ingevoerde gegevens• Een groot deel van het kwaliteitsjaarverslag

fysiotherapie kan automatischgegenereerd worden

• Deskundige helpdesk, ook ’s avonds

Met Intramed PLUS een volledig EPD

Een goed EPD bevordert de inhoudelijke kwaliteit, doelmatigheid en transparantie van de zorg. Daarnaast brengt het de gezondheidstoestandvan de patiënt in kaart en ondersteunt het de fysiotherapeut in klinisch redeneren en besluiten.Een greep uit de mogelijkheden die Intramed PLUS te bieden heeft:• Aanvullende richtlijnen KNGF (18 stuks)• Aanvullende richtlijnen specialismen (4 stuks)• Bijbehorende meetinstrumenten (ruim 125 stuks)• Behandelrichtlijnen (24 stuks)• Voldoet aan de Agis/Achmea eisen (en andere verzekeraars) voor

plus-contracten• Online vragenlijsten afnemen (ook eigen vragenlijsten) (2e helft 2013)• Online intake patiënt (1e helft 2014)

Intramed PLUS biedt meer, kijk voor alle mogelijkheden op onze website

Wilt u online werken? Dan bieden wij u Intramed OnLine aan:Veilig en snel online werken met een betrouwbare partner. Kijk voor meer informatie op onze website

Intramed levert uiterst overzichtelijke, effi ciënte en betaalbare software voor de zorg. Software die inmiddels meer dan 19.000 professionele (para)medici ondersteunt in hun dagelijkse bedrijfsvoering. Altijd up-to-date en met de zekerheid van alleen de allerbeste support door mensen die het pakket door en door kennen.

Een greep uit de basisfunctionaliteiten van Intramed:

Op de website treft u tevens uitgebreide productinformatie voor uw praktijk:www.intramed.nl

Gegevens meenemenWij bieden ruime mogelijkheden om gegevens van uw huidige softwarepakket over te nemenin Intramed. Meer informatie bij de afdelingVerkoop & Administratie op 0182 – 621 107

Noordkade 94 - 2741 GA WaddinxveenT 0182 62 11 07 - F 0182 62 11 [email protected]

Complete praktijksoftwarevoor de fysiotherapeut

BedanktIntramed!

Bezoekonze standop het KNGF congresop 15 novemberin de Jaarbeurs Utrecht.U krijgt daar antwoordop al uw vragen.

accountants en belastingadviseurs

dé onafhankelijke adviseur voor de fysiotherapeut.

ook bij praktijkoverdracht.

Wij organiseren regelmatig cursussen voor (toekomstige) ondernemers in de zorg. Een kleine greep:

- Waarnemen of loondienst,- Praktijkstart, - Financiële en fiscale aspecten voor ondernemers, - Uw praktijk financieel bekeken, - Zin en onzin van het financiële jaarverslag, …

Misschien ook wat voor uw IOF of studievereniging?

bel voor meer informatie met Jacqueline van eekelen, 0317-41 91 35, of mail [email protected] kijk op www. seres.nl

www.PsychFysio.nl Modulen 2014 Psychologie voor fysiotherapeuten

Motiverende gespreksvoering+SFT Gezondheidspsychologie voor de

fysiotherapeut Neuro-linguïstisch programmeren Opleiding Mindfulness Trainer Pijn en stressmanagement techn

-3 dagen di 18/3, 1/4, 15/4. -5 dagen di 22/4, 13/5, 27/5, 10/6, 24/6. -3 dagen di 3/6, 17/6, 1/7. -8 dagen za 6/9 t/m 29/11. -3 dagen do 11/9, 25/9, 2/10.

[email protected] /06-15571070 /Leslocatie: Utrecht /www.psychfysio.nl

Basiscursus Balans-therapie DunnewoltOefentherapie voor een natuurlijke lichaamshouding

Wanneer: 16 en 17 mei 2014Docenten: Solvejg Dunnewolt, Janneke Slot en Robert Kuizenga

Voor meer informatie en aanmelden: www.balans-therapie.nl

•FP-11 advertenties.indd 6 05-11-13 10:01

Page 23: 2013-11 FysioPraxis november 2013

kan echter volgens hem al heel veel bereiken met deze groep patiënten door enerzijds de herstelverwachtin-gen te inventariseren, deze vervolgens ter sprake te brengen en waar nodig te corrigeren. De fysiothera-peut kan daarnaast ook bijdragen aan het ontwikkelen van een meer adequate copingstijl.

Vervolgonderzoek Er zou vervolgonderzoek moe-ten komen om de prognostische waarde van de ge-noemde constructen verder te onderzoeken. “Ver-wachtingen en perceptie spelen namelijk ook mee bij andere gezondheidsproblemen. Een ander belangrijk aspect is comorbiditeit. Comorbiditeit gaat een steeds grotere rol spelen. Door de vergrijzing van de bevol-king wordt de behandeling van veel patiënten inge-wikkelder omdat, naast het gepresenteerde probleem, ook andere gezondheidsproblemen aanwezig zijn. De fysiotherapeut zal voor dit alles een goed oog moeten hebben en dat vereist meer onderzoek en meer scho-ling. Verder onderzoek naar de prognose van en de kans op chronische rugpijn is noodzakelijk en ik zal daar zeker aan willen meewerken”, aldus Hallegraeff.

In FysioPraxis 7-2013, Specialistenkatern, pag. 52-53, is aandacht besteed aan de resultaten van het onder-zoek van Hallegraeff.

Prof. dr. Jo Nijs van de Vrije Universiteit in Brussel is initiatiefnemer van de internationale onderzoeksgroep Pain in Motion (www.paininmo-tion.be). Hij geeft zijn visie op het onderzoek van Hank Hallegraeff.

Het onderzoek van dr. Hallegraeff is uitstekend werk van goede kwaliteit. Dit onderzoek kan de clinicus meteen toepassen in de praktijk. Belang-rijk in een promotie is ook dat het werk getuigt van een goede scholing/training in het zelfstandig uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek dat de internationale toetst heeft doorstaan. Hieraan voldoet het proefschrift helemaal, ook omdat dr. Hallegraeff een systematisch literatuuronderzoek met meta-analyse, twee klinimetrische studies én twee gerandomiseerde klinische studies gebundeld heeft. Hallegraeff heeft onder andere de precieze grootte van de rol die negatieve verwachtingen spelen in het voorspellen van ziekteverzuim bij acute lage rugpijn berekend in zijn proefschrift; deze is substantieel. Uiteraard zijn de verwachtingen van de patiënten met betrekking tot het beloop van hun aandoening een onderdeel van het bredere construct ziektepercepties. Op zich is het goed vast te stellen dat die eerder pessimistische verwachtingen ten aanzien van herstel op zich alleen een rol spelen bij het ontstaan van chronische lage rugpijn, maar anderzijds zal dit ongetwijfeld samenhangen met andere constructen, zoals het katastroferen van pijn. Hoe dan ook is het goed dat wij als fysiotherapeut/manueel therapeut hierbij stilstaan. Dit proefschrift moet ons motiveren om bij iedere acute lage rugpijnpatiënt die verwachtingen goed uit te vragen en zo nodig te ‘behandelen’. Ook bij patiënten met chronische pijn deed men eerder observaties die aantoonden dat de verwachtingen van de patiënt ten aanzien van het her-stel en/of het verwachte therapie-effect een voorname rol spelen, en deels in staat zijn om al bij de aanvang van de revalidatie de kans op herstel te voorspellen. Daarom inventariseren wij deze verwachtingen al standaard bij onze chronische pijnpatiënten in het Universitair Ziekenhuis Brussel. Indien

aangewezen, gebruiken we deze uitkomsten ook bij het formuleren van de behandel-doelstelling. We beginnen dan bijvoorbeeld met pijn-educatie om de verwach-tingen ten aanzien van het herstel te vergroten.

Dit proefschrift moet ons motiveren

Visie

Prof. dr. Jo Nijs: “Dit onderzoek kan de clinicus meteen toepassen in de praktijk.”

Geïnteresseerden in het proefschrift ‘Common musculoske-letal disorders in primary care physiotherapy: assessment and intervention’ kunnen contact opnemen met Hank Hallegraeff via [email protected].

‘Negatieve perceptie van pijn kan een prognos-tische factor zijn voor de overgang van acute naar chronische rugpijn’

FysioPraxis | november 2013

23W e t e n s c h a P P r a k t i s c h

Wetenschap praktisch.indd 23 06-11-13 13:00

Page 24: 2013-11 FysioPraxis november 2013

i n g e z o n d e n a r t i k e l

Pain in Motion

Motor voor het vergaren en delen van kennisDe onderzoeksgroep Pain in Motion (PiM) bestaat uit fysiotherapeuten en ergotherapeuten die weten- schappelijk onderzoek uitvoeren naar de wisselwerking tussen (chronische) pijn en beweging, met als doel het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van pijn en pijnrevalidatie.Tekst: Dr. Lennard Voogt en prof. dr. Jo Nijs

PaiN iN MoTioN bundelt de krachten tussen verschil-lende universiteiten en hogescholen over de landsgren-zen heen. Het is een samenwerkingsverband tussen col-lega’s die verbonden zijn aan de Vrije Universiteit Brussel, Universiteit antwerpen, Universiteit Gent, Hogeschool Rotterdam, Universiteit van Valencia en Transcare Pijn Nederland. ook in de dagelijkse realiteit van de fysio-therapiepraktijk houdt PiM de vinger aan de pols, want verschillende leden zijn in hoofdorde actief in de (eigen) praktijk. De leden van de onderzoeksgroep worden dus geïnspireerd door hun (eigen) klinische werk, en nieuwe onderzoeksbevindingen worden meteen getoetst op hun bruikbaarheid in de klinische praktijk. implementatie van onderzoeksbevindingen in de fysiotherapiepraktijk is dan ook een kerndoel van de onderzoeksgroep.

Breintherapeuten Buiten de onderzoeksfocus richting de wisselwerking tussen (chronische) pijn en beweging is ook het centraal zenuwstelsel (met inbegrip van het brein) een gemeenschappelijke noemer van het PiM-onderzoek. Welke breinmechanismen zijn ontregeld bij het ervaren van pijn (tijdens beweging)? Hoe reageren de pijnmecha-nismen in het brein op beweging en bewegingstherapie? Kunnen fysiotherapeuten deze ontregelde pijnmecha-nismen bij pijnpatiënten behandelen? Kunnen fysiothe-

rapeuten optreden als breintherapeuten? Dit zijn enkele pertinente vragen die bij het PiM-onderzoek aan de orde worden gesteld.

Centrale sensitisatie PiM heeft als doel het opzet-ten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van pijn en pijnrevalidatie. Dit is een belangwek-

kend onderwerp aangezien (chronische) pijnklachten een veelvoorkomend gezondheidsprobleem is. ook fysiothe-rapeuten komen in hun praktijk veelvuldig in aanraking met patiënten met pijn. Kennis over de wijze waarop pijn ontstaat (en soms blijft voortbestaan) en wordt verwerkt in het brein, is van groot belang voor de fysiotherapeuten. inzicht in onderliggende biopsychosociale werkingsme-chanismen ligt ten grondslag aan de fysiotherapeutische hulpverlening. onderzoekers van PiM hebben in dit kader het inzicht vergroot in de cruciale rol die centrale sensiti-satie speelt in verschillende vormen van chronische pijn, in de waarde van uitleg over moderne pijnfysiologie in de be-handeling van patiënten met chronische pijn en actueel in een logaritme om verschillende vormen van pijn (nocicep-tief, neuropathisch en/of sensitisatie) te onderscheiden in een proces van klinisch redeneren.

Bidirectionele relatie Naast deze aandacht voor as-pecten van pijnfysiologie richt het onderzoek van PiM zich ook op de bidirectionele relatie tussen pijn en bewegen. Zo heeft het PiM-onderzoek laten zien dat pijn en pijn-gerelateerde symptomen als vermoeidheid, zwaar gevoel, tintelingen en coördinatiestoornissen, kunnen ontstaan door de visuele input van het lichaam te veranderen ten opzichte van de normale input (door het gebruik van spie-gels). Deze verandering wordt in de literatuur aangeduid met ‘sensorimotor incongruence’ en laat zien hoe nauw de relatie is tussen lichaam(schema) en pijn. ander onder-zoek (in de richting van de relatie tussen pijn en bewegen) richt zich momenteel op de kinesthetische consequen-ties van pijn ter hoogte van de schoudergordel. Tevens wordt in dit onderzoek de ‘beïnvloedbaarheid’ van deze kinesthetische stoornissen onderzocht door inspanning en pijndemping.

Promovendi Deze en andere onderzoekslijnen wor-den binnen PiM geleid en uitgevoerd door promovendi. Door met collega-onderzoekers binnen PiM kennis over pijn, motoriek en pijnrevalidatie te delen, ontstaan steeds nieuwe onderzoeksideeën en samenwerkingsverbanden. Deze staan echter niet alleen in het teken van het weten-schappelijk onderzoek. PiM heeft tevens als doel actief bij

‘Implementatie van onderzoeks-bevindingen in de fysiotherapie-praktijk is een kerndoel van de onderzoeksgroep’

24

FysioPraxis | november 2013

Ingezonden artikel pijn.indd 24 06-11-13 12:57

Page 25: 2013-11 FysioPraxis november 2013

te dragen aan de praktische ontwikkeling van de pijnreva-lidatie in België en Nederland.Deze doelstelling wordt op verschillende manieren bereikt. In de eerste plaats doordat onderzoekers werkzaam zijn in het veld van de pijnrevalidatie en daardoor wetenschap-pelijke inzichten direct kunnen toetsen in de alledaagse praktijk. Dit draagt niet alleen bij aan de ontwikkeling van deze praktijken, maar levert direct stof voor de formule-ring van nieuwe onderzoeksvragen. Daarnaast worden bijdragen aan de praktische ontwikkeling van pijnrevali-datie geleverd in de vorm van onderzoek door (master)studenten van de universiteiten van Brussel en Antwerpen en de Hogeschool Rotterdam. Studenten worden zo in staat gesteld om hun kennis over pijn, motoriek en pijnre-validatie op een hoog niveau te brengen. Hierdoor zijn zij goed geëquipeerd om te werken in de pijnrevalidatie. Ten slotte wordt de vergaarde kennis door PiM doorgegeven aan hulpverleners (fysiotherapeuten, ergotherapeuten, artsen, psychologen, studenten en practici) in de vorm van cursussen, presentaties en curriculuminhouden. Op deze wijze wil PiM een motor zijn voor het vergaren en delen van kennis omtrent pijn, motoriek en pijnrevalidatie. (Inter)nationale samenwerking, de verbinding tussen on-derzoek, onderwijs en praktijk zijn de meest waardevolle onderdelen van deze motor.

Onderzoeksprojecten Momenteel is PiM bezig haar onderzoeksactiviteiten uit te breiden. Dit onderzoek kent de volgende onderwerpen.- Fysiotherapie en ‘frozen shoulder’: wat zijn de effec-

ten van oefentherapie en manuele therapie, en worden deze gemedieerd door centrale pijnmechanismen?

- Toepassing van moderne pijntheorie in de klinische praktijk: onderzoeken gericht op de mogelijkheden van klinische classificatie en behandeling van centrale sen-sitisatiepijn.

- Verstoorde visuele feedback tijdens bewegingen van patiënten met chronische lage rugpijn: is het tijd voor een nieuwe generatie bewegingstherapie?

Deze onderzoeken zullen naar verwachting vanaf januari 2014 van start gaan. Voor deze onderzoeken werft PiM

momenteel promovendi die het een uitdaging vinden om naast hun dagelijkse klinische praktijk mee te helpen de kennis op het gebied van pijn, motoriek en pijnrevalidatie te vergroten en de kwaliteit van de praktijk van de pijnre-validatie te verbeteren.

Kijk voor een meer uitgebreide beschrijving van de verschillende onderzoeken op www.paininmotion.be/nieuws-PhD-School.html.Dr. Lennard Voogt, docent, Hogeschool Rotterdam.

Prof. dr. Jo Nijs, kinesitherapeut, Universitair Ziekenhuis Brussel en hoofddocent, Vrije Universiteit Brussel.

‘Naast de aandacht voor aspecten van pijnfysio-logie richt het onder-zoek van PiM zich ook op de bidirectionele relatie tussen pijn en bewegen’

Sp

ring

erM

ediz

in

25

FysioPraxis | november 2013

Ingezonden artikel pijn.indd 25 06-11-13 12:58

Page 26: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Bewegingsgerichte zorg

Bewegen als onderdeel van het alledaagseEen open deur: “Bewegen is van onschatbare waarde en verhoogt de kwaliteit van leven.” Deze tekst staat in Bewegingsgerichte zorg in praktijk brengen, een module bij het Model Zorgleefplan Verantwoorde zorg. Doel ervan is medewerkers in de zorg een hulpmiddel te bieden bij het leveren van bewegings- gerichte zorg.Tekst: Frank van Geffen | Beeld: Wiep van Apeldoorn

DE InspEctIE Voor de Gezondheids-zorg stelde in de staat van de Gezond-heidszorg 2012 dat “… verpleeg- en ver-zorgingshuizen een verantwoordelijkheid hebben om bewegen te stimuleren als een vanzelfsprekend onderdeel van verant-woorde zorg.” ActiZ, KnGF, Loc Zeggen-schap in zorg, nVFG en V&Vn pakten de handschoen op en stelden met hun ach-terbannen een module samen. Hoe wordt bewegen een vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven van cliënten in een zorgorganisatie?Helmie Mulder-Mertens, beleidsadviseur bij het KnGF: “Daarvoor is een cultuur-verandering nodig. Fysiotherapeuten, be-weegspecialisten bij uitstek, kunnen een sleutelrol vervullen om die in gang te zet-ten. Maar iedereen, van professional tot

vrijwilliger en van cliënt tot mantelzorger, is nodig om bewegingsgerichte zorg tot een succes te maken!”

Structurele aandacht Desiree Bierlaagh is adviseur Innovatie, gericht op de VVt-

sector bij Verpleegkundigen & Verzor-genden nederland (V&Vn): “In het oor-spronkelijke Zorgleefplan is nog te weinig structurele aandacht voor bewegen, daar-op vormt deze module een mooie aanvul-ling. Verpleegkundigen en verzorgenden

zijn 24 uur per dag in contact met cliënten en weten dus veel van wat ze beweegt. Dat maakt ons zeer betrokken bij deze module.”Lena Hillenga, relatiebeheerder/program-mamaker bij Loc Zeggenschap in zorg:

Mulder-Mertens: ‘Soms kun je be-wegen bevorderen door de omgeving of de omstandighe-den te veranderen’

FysioPraxis | november 2013

K N G F - s e r v i c e26

KNGF-service.indd 26 06-11-13 13:01

Page 27: 2013-11 FysioPraxis november 2013

“Wij zijn betrokken vanuit cliënt-perspectief, het gaat tenslotte om de cliënt. Dat zie je ook terug in de module. Je moet bij alle cliënten kijken waaraan zij behoefte hebben.” Marije Lubbers, voorzitter NVFG: “De geria-triefysiotherapeut kan met deze module haar belangrijke taak binnen preventie (ter voorkoming en verergering van aandoenin-gen) heel goed vorm geven.”Tineke van Sprundel, senior beleidsmede-werker bij ActiZ: “Het beeld is veranderd, met gebreken oud worden kan met goede zorg. Daarbij bepaalt de cliënt of de zorg effectief is. De discussie rond de landelijke norm voor goede zorg is verschoven van een objectieve naar een subjectieve be-oordeling: die van de cliënt. De module is bedoeld om mensen anders te laten kijken: waar draait het om voor de cliënt?”

Dagelijkse bezigheden Bewegen be-perkt zich vaak tot een geïsoleerd aanbod aan activiteiten, veelal verzorgd door acti-viteitenbegeleiders of als behandeling door fysiotherapeuten. De module beoogt dat te doorbreken en bewegen zo vanzelfspre-kend mogelijk op te nemen in alle dagelijkse bezigheden.“Bewegen is niet iets wat erbij komt”, zegt Bierlaagh. “Het is wel een kwestie van de be-weegbril opzetten. Als je een nieuwe cliënt vraagt welke hobby’s ze heeft, noemt ze bijvoorbeeld handwerken. Dat is een mooi onderwerp om een volgende keer eens over te praten, maar je kunt ook proberen of je die cliënt juist met die hobby in beweging kunt krijgen. Het gaat dus over bewegen als onderdeel van het alledaagse.”Hillenga: “Het kan ook heel goed in allerlei andere dagelijkse bezigheden zitten. Er zijn mensen die graag aardappels schillen, was vouwen of zelf brood smeren. Dat kan ver-volgens weer de saamhorigheid bevorderen. Ga in gesprek met de cliënt en vraag naar de behoeften. Dat versterkt het gevoel van eigenwaarde en heeft gevolgen voor welzijn en geluk, de kwaliteit van leven. In het verle-den werden programma’s aangeboden ‘van hogerhand’. Dan kwam er iemand bij een cliënt en die zei: ‘We gaan vandaag deze activiteiten doen.’ Dat ging voorbij aan wat de cliënt echt zelf wilde. Het is de bedoeling dat we dat aan de cliënt vragen, dat we hem centraal stellen.”

Beweegkansen Mulder-Mertens: “Soms kun je bewegen bevorderen door de omge-ving of de omstandigheden te veranderen.

Richt een koffiehoek in waar cliënten de kof-fie zelf pakken in plaats van dat vrijwilligers dat doen. Of wacht tot de cliënt de deur opent, in plaats van meteen naar binnen te lopen nadat je geklopt hebt. Er zijn legio voorbeelden te bedenken die mensen ver-leiden tot bewegen en dus van waarde zijn.”Van Sprundel: “Bij verantwoorde zorg moet je op zoek naar beweegkansen. Waarvoor komt een cliënt in beweging? Inactiviteit werkt op alles negatief. ‘Leven is bewegen’, zeggen de fysiotherapeuten – prachtig! Wer-kers in de zorg moeten dat ook projecteren op het gedrag van de cliënten met wie zij te maken hebben: wat ‘beweegt’ hen? Dat moet je niet normeren, wel faciliteren, bij-voorbeeld in de vorm van deze module. Het is beter om dit hulpmiddel aan te bieden en er goede uitleg bij te geven dan een kwartier per dag bewegen voor te schrijven.”

Verantwoordelijkheid “Alle doelgroe-pen van de module moeten met elkaar in gesprek”, vindt Hillenga. “Iedereen heeft daar een belangrijke rol in. De eerstverant-woordelijk verzorgende staat het dichtst bij de cliënt en heeft een belangrijke rol bij het opstellen van het Zorgleefplan. Die kan het gesprek met de cliënt aangaan over diens behoefte aan bewegen. De fysiotherapeut speelt een belangrijke rol bij het vormgeven van bewegen. Maar zonder beleid gebeurt er nog niets. Als de beleidsmakers het pro-ces niet ondersteunen, komt het niet van de grond. Cliëntenraden kunnen beleidsmakers op dit gebied juist heel gericht adviseren.”Lubbers vult aan: “Ik hoop dat de geweldige inbreng en de goede samenwerking met alle disciplines in de stuurgroep en klank-bordgroepen zich zullen voortzetten in de instellingen. We staan samen sterk om het bewegen in beweging te krijgen.”

Van Sprundel: “De module is een hulpmid-del voor de uitvoeringspraktijk, iemand in die praktijk moet het oppakken en ermee aan de slag gaan. Wie dat doet, bepalen de mensen in een zorgorganisatie zelf. Dat is organisatievrijheid. Het kan de teamleider zijn of een afdelingshoofd. Het ligt voor de hand dat de fysiotherapeut zich verantwoor-delijk voelt. Maar de ene fysiotherapeut ziet er meer brood in dan de andere.” Bierlaagh: “De module nodigt alle disciplines uit de uitdaging aan te gaan om elkaar te ver-sterken en aan te vullen op het gebied van bewegen. Daarom is hij ook multidisciplinair ontwikkeld. Je hoeft niet te wachten tot het beleid is ontwikkeld, als zorgprofessional kun je al bij één cliënt het verschil maken. Maar willen we het breed inbedden, dan vraagt dat om samenwerking op alle niveaus. Al-leen ga je snel, maar samen kom je verder.” Mulder-Mertens: “Het is prachtig dat meer belang wordt gehecht aan bewegen in ver-pleeg- en verzorgingshuizen. Het is nu aan de professionals – waaronder fysiotherapeu-ten – om samen met cliënten, vrijwilligers en mantelzorgers de waarde van bewegen te verzilveren. Elke beweging is winst en het zou fantastisch zijn als we er samen in sla-gen bewegingsgerichte zorg te bieden!”

Verspreiding De module is gratis te down-loaden via de sites van ActiZ, KNGF, LOC, NVFG en V&VN, en te bestellen via www.ActiZ.nl. Alle KNGF-leden die in verpleeg- en verzorgingshuizen werken, ontvingen het boekje eind oktober.

Van Sprundel: ‘Het beeld is veranderd, met gebreken oud worden kan met goede zorg’

FysioPraxis | november 2013

27

KNGF-service.indd 27 06-11-13 13:01

Page 28: 2013-11 FysioPraxis november 2013

a c h t e r h e t n i e u w s

PROMs pilot

Met elkaar bouwen aan de kwaliteit van zorg Alle fysiotherapiepraktijken zullen in 2015 met patiëntgerapporteerde uitkomstmaten (PROMs) werken. Klachten en resultaten van de behandeling van de patiënt worden hiermee structureel in kaart gebracht. Alle resultaten worden opgeslagen en verwerkt in de Landelijke Database Fysiotherapie. Het doel: optimale zorg voor de patiënt en inzicht in de kwaliteit ervan. Nu al ontdekt een aantal fysiotherapiepraktijken samen met zorgverzekeraar Menzis, de afdeling IQ healthcare van het Radboudumc en het KNGF hoe dit werkt. De coöperatie Fysiocare Zuidoost Gelderland loopt voorop. Tekst: Cornelie Wiarda

FysIOcARe ZuIDOOst GeLDeRLAND staat aan de ba-kermat van het meten van kwaliteit; 34 praktijken en 180 fysiotherapeuten werken hieraan sinds 2012. Vanaf dit voorjaar verzamelt Fysiocare gegevens van de zorg die nu ook binnen het programma Kwaliteit in Beweging van het KNGF worden meegenomen. Ron van Heerde, bestuurslid van de coöperatie vertelt er-over: “samen met de zorgverzekeraar Menzis keken wij in 2012 naar een mogelijkheid om de kwaliteit van de fysio-therapie voor het voetlicht te krijgen en deze waar moge-lijk te verbeteren met zo min mogelijk administratieve last. Zorgverzekeraars vragen van ons om de kwaliteit van onze zorg te volgen en te evalueren. Wij willen vooral behan-delen en niet bezig zijn met de richtlijn Verslaglegging bij het verslaan van de zorg. een goed geregeld proces hoeft niets te zeggen over de kwaliteit van de uitvoering. Dus zijn wij aan de slag gegaan met de vragen: wat is kwaliteit en doelmatigheid in ons vak en waaraan moet een fysiothera-peut voldoen om goede zorg te leveren. PROMs zouden hierbij kunnen helpen omdat daarin de ervaring van de patiënt centraal staat. Maar hoe konden wij dat structu-reel aanpakken? Wij kwamen terecht bij IQ healthcare van het Radboudumc en startten ook de samenwerking met de zorgverzekeraar Menzis. Later volgden het KNGF, de

Hogeschool Arnhem-Nijmegen die voor de scholing zorgt en de Ict-leverancier Intramed. Al die partijen zijn van be-lang voor het slagen van deze pilot om de PROMs tot het meetinstrument te maken waarmee wij met zo min moge-lijk administratieve last een zo effectief mogelijke diagnose en behandeling willen nastreven, en waarmee we de resul-taten van onze behandeling kunnen evalueren.” Pilot is zoektocht De toepassing van meetinstrumen-ten binnen de dagelijkse praktijk bestaat al wel maar is nog geen gewoonte. Het inzetten van PROMs maakt een generieke aanpak voor het volgen van de resultaten van de zorg mogelijk. In de pilot met Fysiocare Zuidoost Gel-derland worden voor de meest voorkomende klachten PROMs ingezet: schouderklachten, nekklachten, knie-klachten, heupklachten en lage rugklachten. “PROMs zijn alleen dan van toegevoegde waarde als fy-siotherapeuten geroutineerd meten. Dat betekent bij het begin, tussendoor en aan het einde van de behandeling. Dat vraagt wel wat van zowel de fysiotherapeut als de pa-tiënt”, vertelt Philip van der Wees. Hij is senior onderzoeker bij IQ healthcare waar hij de mogelijkheid onderzoekt om PROMs op grote schaal in te zetten dat tot een kwaliteits-standaard voor de beroepsgroep moet leiden. “In de pilot

Ivo

van

IJze

ndoo

rn

28

FysioPraxis | november 2013

Achter het nieuws a.indd 28 06-11-13 12:54

Page 29: 2013-11 FysioPraxis november 2013

met Fysiocare zetten wij in op één of twee vragenlijsten per aandoening. Zo bekijken wij welke het beste toepasbaar en haalbaar is. Tijdens de scholing is het zinvol gebruiken van de vragenlijsten behandeld. Wij hebben laten zien hoe ze bij een effectieve diagnostiek kunnen helpen. PROMs dragen bij aan een goede communicatie tussen de fysio-therapeut en de patiënt. Maar dat is een zoektocht.” Hans ten Bosch, fysiotherapeut binnen Fysiocare Zuidoost Gelderland geeft aan dat de PROMs hem ook helpen bij de diagnosestelling. “Ik leer hoe ik korter en zakelijker kan zijn. PROMs geven uniformiteit aan onze verslaglegging. Dat scheelt straks ongetwijfeld tijd die ik dan aan patiënten kan besteden.”

PROMs als spiegel Als een patiënt voor het eerst belt met de praktijk van Van Heerde, wordt een PROM per mail gestuurd. Bij de eerste afspraak zijn de antwoorden uitgangspunt voor de diagnose en wordt samen met de patiënt het doel van de behandeling geformuleerd. “De PROM is meer dan een score of cijfer”, ervaart Van Heerde. Vooral op het gebied van psychosociale factoren blijken de PROMs voor het gesprek waardevol. Zo bieden de vragen een goed aanknopingspunt om achterliggende problema-tiek te achterhalen. “Denk bijvoorbeeld aan iemand met een whiplash die geen auto meer rijdt. Uit de vragen kan dan blijken dat hij bang is om weer te gaan rijden. Met die kennis kan ik iemand verder helpen of doorverwijzen”, aldus Van Heerde. Ten Bosch: “PROMs zijn een spiegel voor de patiënt en voor mij als fysiotherapeut. Ik gebruik ze als een verdie-pingsslag van mijn klinische blik en ervaring. Door het con-sequent gebruik ervan kan ik samen met de patiënt zien of en hoe de behandeling aanslaat.”

In elkaars keuken kijken De eerste data van de behan-delingen van Fysiocare Zuidoost Gelderland zijn inmiddels binnen bij de Landelijke Database Fysiotherapie. Van der Wees: “De database is dynamisch. De uitkomsten per spe-cifieke klacht worden hierin samengevoegd. Dat zijn ruwe data. Correcties zullen er zijn op factoren als leeftijd, ge-slacht, hoelang een klacht al bestaat en of er andere aan-doeningen zijn. Hoe meer data er binnenkomen, hoe beter wij in staat zullen zijn ze te interpreteren. En dan wordt het voor de fysiotherapeuten op een ander vlak interessant. De uitkomsten vormen de basis voor kwaliteitsverbetering en collegiale feedback. Je kunt hieraan de resultaten van de behandeling van je eigen patiënten toetsen en zo kan je ook je eigen resultaten spiegelen aan dat van je collega’s.” Voor dit aspect van het programma zijn Van Heerde en Ten Bosch niet huiverig. In tegendeel. Van Heerde: “Natuurlijk zal het in het begin aftasten zijn om elkaar feedback te ge-ven over de resultaten. Je laat je in de keuken kijken. Maar dat is waar wij het uiteindelijk voor doen: leren van elkaar. Dat kan in een veilige omgeving en met de begeleiding die wij krijgen door training en scholing. Zo werken wij aan kwaliteitsverbetering door en voor elkaar met het oog op de beste behandeling voor de patiënt.” Ten Bosch: “Het is een vorm van collegiale ondersteuning. Iedereen doet zijn

best, maar soms kan het scherper. Met de kwaliteitsslag helpen wij de kwaliteit van elkaar en van ons vak te vergro-ten. Daar ben ik blij mee.”

Leerproces “Natuurlijk kost het moeite en energie om de PROMs binnen de eigen praktijksetting te implementeren. Het is een leerproces en dat kost tijd.” Van Heerde ervaart en hoort ook van collega’s dat het lastig is om de dage-lijkse praktijk goed in te richten voor de PROMs. “Maar de inzet van alle collega’s uit de coöperatie zorgt ervoor dat de motivatie overeind blijft.”Van der Wees heeft bewondering voor Fysiocare. “Zij gaan voor de troepen uit. Daar leren wij veel van. Door hun in-zet krijgen wij de kans om kinderziektes te ontdekken en veel te verbeteren. Zij zijn onontbeerlijk voor het slagen van het programma. Waar nog een aandachtspunt ligt is de dataverzameling. Wij zijn samen met leveranciers van soft-warepakketten bezig om hun systeem aan de landelijke database te koppelen. Ook is het belangrijk dat de patiënt online vragenlijsten kan invullen.”

Kwaliteitsstandaard De coöperatie FysioOmni Zeeuws Vlaanderen treedt in de voetsporen van Fysiocare. Binnenkort gaan 77 fysiotherapeuten uit 25 praktijken aan de slag met de PROMs. FysioOmni-bestuurder JanDiet Berendsen ziet deelname aan de pilot als een uitgelezen kans om mede invulling te geven aan de ontwikkeling van het kwaliteits-systeem in nauwe samenwerking met zorgverzekeraar CZ en het KNGF. “Dat dit kwaliteitssysteem de behande-ling en de patiënt centraal stellen en niet de processen, is een verademing. Met het vertrouwen van de betrok-ken partijen in dit kwaliteitssysteem hebben wij onze eigen kwaliteitsstandaard in handen. Een verbetering van de kwaliteit van onze zorg door eigen kracht juicht iedereen toe. Het zal onze samenwerking verbeteren, onze ideeën over de kwaliteit van onze zorg aanscher-pen en het brengt de passie voor het praktijkvoeren weer terug.”

promsKwaliteitinzicht

patiënten ontwiKKeling

ww

w.s

hutt

erst

ock.

com

29

FysioPraxis | november 2013

Achter het nieuws a.indd 29 06-11-13 12:54

Page 30: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Lector dr. John Verhoef

Eigen regie,wie wil dat niet?Eigen regie is het sleutelbegrip in het gesprek met dr. John Verhoef. Sinds april 2013 bekleedt hij aan Ho-geschool Leiden het lectoraat van de opleidingen binnen het cluster Zorg (fysiotherapeut, verpleegkundige, verpleegkundig specialist, kunstzinnig therapeut). Het thema van zijn opdracht luidt: eigen regie versterken.Tekst: Frank van Geffen | Beeld: Robert Jan Stokman Fotografie

Dr. JoHn VErHoEf werkte als fysiotherapeut/bewe-gingswetenschapper in diverse academische ziekenhui-zen. Hij promoveerde in 2007 aan de Universiteit Leiden. Van 2008 tot april 2013 was hij lid van de Educational Committee binnen de Standing Committee Health Profes-sionals in rheumatology van de European League Against rheumatism (EULAr). Eerder was hij associate lector fy-siotherapie en lector fysiotherapie aan Hogeschool Lei-den. Verhoef: “Mijn taakomschrijving kent vier onderdelen, praktijkgericht onderzoek is het eerste daarvan. We doen onderzoek op basis van vragen uit de dagelijkse praktijk, de resultaten daarvan komen die praktijk meteen weer ten goede. Curriculumontwikkeling is het tweede onderdeel. Dat betreft de onderdelen bachelor fysiotherapie, bache-lor hbo-v, master Advanced nurse Practitioner en de op-leiding kunstzinnige therapie. Verder is docentprofessio-nalisatie een van de aandachtsgebieden. We verzorgen scholingen om docenten op één kennisniveau te houden. Bij het laatste onderdeel, kennisvalorisatie, proberen we de resultaten van onderzoek in het onderwijs terug te brengen. Het College van Bestuur definieerde een aan-tal speerpunten. Een van die speerpunten is ‘eigen regie versterken’. Dat past heel goed in ons cluster. Het is zo-wel regionaal als nationaal een actueel thema, zeker in het

licht van de forse vergrijzing in de komende jaren. Daar-door neemt de zorgvraag sterk toe. We moeten met eigen regie de balans vinden tussen zorgvraag en zorgaanbod, beter gezegd tussen zorgvraag en de professionele invul-ling van dat deel van de zorgbehoefte dat niet door de cliënt en zijn netwerk kan worden geboden.”

Samenwerking Dat het lectoraat aan de Hogeschool Leiden geen geïsoleerde bezigheid is, blijkt uit het aantal partijen waarmee wordt samengewerkt. Verhoef: “Bij de

competentieontwikkeling van zorgprofessionals in zelf-managementondersteuning werken we samen met lec-tor AnneLoes van Staa van Hogeschool rotterdam. De samenwerking op dit vlak met Hogeschool Windesheim in Almere staat nog in de steigers. Verder nemen we deel aan de Proeftuin Zorg & Welzijn van de gemeente Leiden. Daarin werken we samen met Tno-Leyden Academy on Vitality and Ageing en Leiden Institute for Brain and Cog-nition. Het project is geïnitieerd door de gemeente Lei-den waarin we onderzoeken hoe we de vitaliteit van de Leidse burger kunnen verbeteren. Een ander project van de gemeente waaraan we deelnemen, is een onderzoek naar de grenzen van de eigen regie van burgers. Met het Diaconessenhuis Leiden, het zorginnovatiecentrum van Topaz en de WZH-groep zijn we bezig zorginnovatiecen-tra op te richten zodat we samen met verpleegkundigen en studenten verpleegkunde – en in de toekomst ook samen met fysiotherapeuten – onderzoek kunnen doen.”

Onderzoekslijn De komende periode gaat Verhoef vooral aan de slag met competentieontwikkeling van zorgverleners in zelfmanagementondersteuning. “Dat ge-beurt in nauwe samenhang met de competentieontwik-keling van de cliënt ten aanzien van zelfmanagement door middel van cocreatie. Hoe kunnen we de eigen regie van een patiënt structureel stimuleren in cocreatie met zowel zorgprofessionals als met andere betrokken partijen? Het is belangrijk dat we de benodigde competenties van de zorgprofessional en de patiënt in gezamenlijkheid ontwik-kelen. Daarbij kijken we hoe e-healthtools een rol kunnen spelen in het proces.”

Opleiding of fysiotherapeuten voldoende zijn opgeleid om de eigen regie bij patiënten te versterken, vraagt Ver-hoef zich af. “Er is zeker aandacht voor, maar het wordt niet geoperationaliseerd en evidence-based toegepast. In zorgstandaarden staan hierover nog weinig aanwijzingen. Het betreft losse oplossingen, maar geen totaalaanpak die zowel bij het netwerk van de cliënt als bij het netwerk van de andere betrokken zorgprofessionals past. In de oplei-ding moet meer aandacht zijn voor het systeem van de patiënt en het inlevingsvermogen van de zorgprofessional in de situatie van de patiënt. Dat geldt ook voor het gebruik

P r o f i e l

‘Doe marktonderzoek, mensen stappen niet meer vanzelfspre-kend naar de fysiotherapeut’

30

fysioPraxis | november 2013

Profiel.indd 30 06-11-13 13:00

Page 31: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Naam: John Verhoef (54)

Opleiding: bachelor fysiotherapie, manuele

therapie, bewegingswetenschappen

(VU Amsterdam), promotie aan de UvL

Huidige functie: lector Eigen Regie bij opleidingen

binnen het cluster Zorg Hogeschool Leiden

Favoriete sporten: hardlopen, wielrennen, zeilen

Voldoet aan de norm voor gezond bewegen: ja

Passie voor: mensen enthousiast maken voor

nieuwe ontwikkelingen, bruggen bouwen, grote

lijnen uitzetten en dan weer door naar het

volgende project

Favoriete websites: dat hangt af van het

onderwerp waar ik mee bezig ben

Inspirerende collega’s: Raoul Engelbert, lector-

bijzonder hoogleraar aan de HvA: mooi hoe hij

zijn lectoraat heeft opgezet;

Cees van der Schans, lector-hoogleraar Hanze

Hogeschool Groningen: in verband met het

opzetten van multidisciplinair onderzoek;

Thea Vliet Vlieland, bijzonder hoogleraar LUMC:

een belangrijke inspiratiebron, zij duwde mij het

onderzoeksveld in

Dr. John Verhoef:“Aan de afstem-ming tussenprofessionals enpatiënten kunnenwe nog veelverbeteren. Datpleit dus ook weervoor cocreatie.”

van e-healthtoepassingen: hoe coach je patiënten via de social media of apps? Het is bekend dat zelfmanage- menttools die eenzijdig door professionals zijn ontwikkeld weinig bijdragen aan het verbeteren van zelfmanagement. Patiëntenorganisaties hebben al flinke stappen gezet op het gebied van professionalisering. Toch blijft dat nog erg in het eigen circuit steken. Aan de afstemming tussen pro-fessionals en patiënten kunnen we nog veel verbeteren. Dat pleit dus ook weer voor cocreatie.”

Cocreatie In zijn lectorale rede ging Verhoef dieper in op cocreatie. Het vormt een belangrijke voorwaarde voor het proces om te komen tot competentieontwikkeling, zowel voor professionals als voor patiënten/cliënten. Citaat uit zijn rede: “Om patiënten in staat te stellen de regie te voe-ren over het eigen leven is een benadering vereist waarin zowel patiënten als zorgverleners en andere betrokkenen in nauwe samenwerking díe zorgdienst ontwikkelen, die het beste past bij de situatie, behoeften en mogelijkheden/ competenties van de patiënt. Dit kan ook wel cocreatie in de gezondheidszorg worden genoemd. Op deze manier kan worden voorkomen dat zelfmanagement vanuit het perspectief van de zorgverlener op een paternalistische wijze wordt opgelegd aan de patiënt.” Wat vindt Verhoef – behalve de al genoemde cocreatie – de belangrijkste punten om de eigen regie te versterken? “Systeemdenken vind ik belangrijk: zie het breder dan alleen jouw contact met de cliënt. Verder noem ik inlevingsvermogen in de ver-schillende leefwerelden en het ontwikkelen en gebruiken

van profielen voor patiënten en professionals. Als partijen samen aan de slag gaan, duiken er overigens misschien wel weer nieuwe punten op.”

T-boneshape Hulp bieden aan chronisch zieken stelt aan de fysiotherapeut bijzondere eisen volgens Verhoef. “Mijn Groningse collega Cees van der Schans vindt dat je een T-bone-shaped professional moet zijn die invoe-lend kan werken als partner in het systeem van de patiënt en die aanvullend is op wat andere professionals doen in overleg met de patiënt. Het liggende streepje van de T staat voor de generalist, de verticale streep duidt op specialisatie. We hebben goud in handen als specialist op het terrein van menselijk bewegen. De relatie tussen be-wegen en gezondheid is immers overduidelijk. Maar op dit terrein bewegen zich meer professionals. We moeten dus duidelijk maken wat de specifieke meerwaarde van fysio-therapie is. Daarin moeten we creatief zijn. Vertel wat de unieke bijdrage is van fysiotherapie aan de kwaliteit van le-ven, zorgkosten, economische inzetbaarheid ten opzichte van andere betrokken zorgverleners en mantelzorgers in het systeem of het netwerk van de patiënt. Kijk hierbij zo breed mogelijk, maar wel lokaal. Wat is bijvoorbeeld in een bepaalde wijk de meest voorkomende problematiek? Doe marktonderzoek en bied vervolgens diensten aan die de cliënt echt interessant vindt omdat ze aansluiten bij de specifieke behoeften en duidelijk gekoppeld zijn aan be-wegen en kunnen blijven bewegen. Mensen stappen niet meer vanzelfsprekend naar de fysiotherapeut.”

31

FysioPraxis | november 2013

Profiel.indd 31 06-11-13 13:00

Page 32: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Dry needling

De bijwerkingen en risico’s van dry needlingBinnen de fysiotherapie wordt steeds vaker gebruikgemaakt van dry needling. Deze techniek kan op verschillende manieren worden uitgevoerd: diep of oppervlakkig. Dry needling (vooral de diepe variant) is echter niet zonder risico’s. Daarom is het van belang te weten hoe risico’s kunnen worden geminimaliseerd, bijwerkingen worden herkend en welke complicaties zich kunnen voordoen.Tekst en beeld: Doris van der Laan en Jelle de Moor

Dry neeDling is een steeds vaker gebruikte en gewaar-deerde techniek binnen de fysiotherapie. Het is de enige techniek binnen de fysiotherapie die invasief is. Hierdoor veroorzaakt dry needling laesies in de weefsels van het lichaam. Als deze laesies worden aangebracht op de ver-keerde plaats, of op de juiste plaats maar bij de verkeerde persoon (bijvoorbeeld bij personen met aangedane orga-nen), dan kunnen ze tijdelijke of onomkeerbare gevolgen hebben.

Dry needling en acupunctuur Dry needling kan op verschillende manieren worden uitgevoerd: diep (hierbij wordt er in een triggerpoint geprikt), oppervlakkig (hier-bij wordt er in het weefsel boven een triggerpoint geprikt) en op het periost (hierbij wordt met de naald het periost aangetikt). Het voordeel van oppervlakkige dry needling is dat het minder pijnlijk is en dat het minder risico met zich meebrengt op schade van structuren. Diepe dry need-ling lijkt echter een beter resultaat te geven, met name op de lange termijn.1 Diepe dry needling verdient daarom de voorkeur, maar oppervlakkige dry needling wordt aanbe-volen in risicogebieden, zoals de thorax en in gebieden waar grote bloedvaten lopen.Doordat er wereldwijd steeds meer gebruik wordt ge-maakt van therapie met naalden, zoals dry needling en acupunctuur, neemt ook het aantal gerapporteerde bij-werkingen en complicaties toe. Bij dry needling en acu-punctuur wordt gebruikgemaakt van dezelfde naalden en techniek, alleen wordt de plaatsing van de naald vanuit een andere theorie bepaald (de Chinese versus de wes-terse geneeswijze). De bijwerkingen en complicaties bij dry needling en acupunctuur zijn dan ook vergelijkbaar. Uit twee grote studies naar de bijwerkingen van acu-punctuur blijkt dat de incidentie tussen de 0,14 procent en 6,17 procent ligt.2,3 Het gaat meestal om lichte bijwer-kingen, zoals oppervlakkige bloedingen, verergering van klachten en ‘needling pain’. White et al. stellen dat de in-cidentie van ernstige bijwerkingen een op de 66.000 be-handelingen is.3 er zijn case reports gepubliceerd waarin levensbedreigende condities als een pneumothorax en een epiduraal hematoom als gevolg van dry needling wor-

den gerapporteerd.4,5 Het risico op bijwerkingen bij dry needling is laag, maar moet wel degelijk serieus worden genomen. Het is essentieel dat zowel de ervaren als de beginnende behandelaar bijwerkingen kent en herkent, en weet op welke wijze deze kunnen worden voorkomen of worden behandeld.

Mogelijke complicaties Pneumothorax (klaplong)4 Wanneer met de naald in het longweefsel wordt geprikt valt de negatieve druk die het longweefsel in de pleura-holte tegen de borstkas drukt, weg. De pleuraholte vult zich met lucht en de long zal ineenklappen. Wanneer de pleuraholte zich niet alleen vult met lucht maar ook met bloed dan spreekt men van een hemopneumothorax.4 een pneumothorax kan worden veroorzaakt door dry needling in de volgende gebieden:4

- rug: vanaf Th10 en hoger- zij: vanaf rib 9 en hoger- voorzijde: vanaf rib 7 en hoger- fossa supraclavicularis- top van de schouder

De symptomen van een pneumothorax zijn: benauwd-heid, snelle en oppervlakkige ademhaling, verhoogde hartslag en stekende pijn op de borst. iemand met (ver-moeden op) een pneumothorax moet direct naar het zie-kenhuis worden verwezen.

Beschadiging medulla oblongata of het ruggen-merg/epiduraal hematoom5 er zijn in de literatuur drie casussen beschreven (één bij dry needling en twee bij acupunctuur) waarbij een epidu-raal hematoom optrad als complicatie van de behande-ling. in het geval bij de dry needling ging het om een acuut cervicaal hematoom waarbij de patiënt een uur na de behandeling neurologische uitvalsverschijnselen begon te vertonen.5 in het ziekenhuis werd na de diagnose direct ter decompressie operatief een laminectomie van C3 tot T1 verricht. een patiënt met neurologische uitvalsverschijn-selen moet direct naar het ziekenhuis worden verwezen.

u i t h e t v e l d32

FysioPraxis | november 2013

Ingezonden artikel Dry N.indd 32 06-11-13 12:52

Page 33: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Syncope (flauwvallen)6

Een door dry needling geïnduceerde syncope wordt ver-oorzaakt door een reflex van de nervus vagus. Tijdens dit proces vermindert de perifere cardiovasculaire weer-stand en keert er minder bloedvolume terug naar het hart, waardoor de cardiac output vermindert, wat leidt tot lage bloeddruk en verminderde bloedvoorziening van de hersenen.7 Syncope komt vooral voor bij jonge en gezonde patiënten van middelbare leeftijd.7 Patiënten zonder ervaring met dry needling zijn kwetsbaarder voor syncope tijdens de eerste behandelingen.7 Ook wordt een rechtopzittende positie geassocieerd met een verhoogd risico, vooral bij needling van de hals en schouders. Er wordt aangera-den om dry needling niet te gebruiken op een nuchtere maag en niet in geval van verhoogde arousal. Om syn-cope te voorkomen lijkt voorlichting over de sensaties van dry needling belangrijk. Laat de patiënten rusten of eten wanneer ze uitgeput of hongerig zijn. Wanneer een patiënt in een syncope terechtkomt, moet hij in stabiele zijligging worden gelegd.

Beschadiging perifere zenuwen6 Wanneer de perifere zenuwen worden aangeprikt voelt de patiënt meestal een elektrische schok die uitstraalt naar distaal. Als er een beschadiging optreedt, kan het door de zenuw geïnnerveerde gebied sensorische stoornissen vertonen, bijvoorbeeld verminderd gevoel van aanraking, doofheid en pijn. Ook kunnen motorische stoornissen optreden, denk aan een ‘dropping wrist’ (nervus radialis). Deze bijwerking komt echter vooral voor bij triggerpoint-injecties omdat in dat geval gebruik wordt gemaakt van

een holle en snijdende naald, in tegenstelling tot de botte dry needling naald.7

Tijdelijke toename van pijnHet kan gebeuren dat 24-48 uur na de behandeling een toename van pijn wordt ervaren door de patiënt. De er-varing is dat dit fenomeen kan worden verholpen door een massage, medical tape, rustig rekken of een warmte-applicatie.

Kneuzingen en heamatomen6 Op de prikplaats kunnen kleine oppervlakkige hemato-men of kneuzingen ontstaan. Diepe bloedingen in ge-bieden waar geen ruimte is, kunnen ernstige gevolgen hebben.7 Afhankelijk van de locatie kan de zwelling op organen drukken en leiden tot een moeilijke ademhaling en beweging. Grote interne bloedingen kunnen een shock tot gevolg hebben. Voor aanvang van een behandeling moet de behandelaar gedetailleerde medische informatie inwinnen, zoals mogelijke vaataandoeningen, bloedings-afwijkingen en het gebruik van bloedverdunnende medi-catie. Puncteren van nier en blaasGoede anatomische kennis kan punctionering van de nier en blaas voorkomen.8

InfectieDoordat dry needling een invasieve methode is, bestaat het risico op infectie. In de acupunctuur is zelfs een geval beschreven van een acute HIV-infectie na een acupunc-tuurbehandeling.9 Naar alle waarschijnlijkheid waren de >>

Dry needling is de enige techniek binnen de fysiotherapie die invasief is.

FysioPraxis | november 2013

33

Ingezonden artikel Dry N.indd 33 06-11-13 12:53

Page 34: 2013-11 FysioPraxis november 2013

MINDERGEDOE,MEERGEDAAN.

U kunt uw tijd maar één keer besteden. En daarbij gaat u het liefst voor uw patiënten, uw medewerkers

en uw gezin. Maar helaas kosten administratieve zaken u te vaak veel tijd.

Infomedics helpt u daarom met Factoring als integrale oplossing voor uw praktijk. Professioneel en

met oog voor detail zorgen wij voor uw facturen en voor uw cashflow. Zodanig dat u zich op uw werk

en op de zorg voor uw patiënten kunt concentreren. Ieder zijn vak.

ruimte voorsucces

I www.infomedics.nl T 036 - 547 22 99

•FP-11 advertenties.indd 7 05-11-13 10:01

Page 35: 2013-11 FysioPraxis november 2013

naalden in dit geval niet steriel. In Europa wordt enkel met steriele wegwerpnaalden gewerkt. Uit onderzoek blijkt dat het desinfecteren van de huid voor injecties de kans op infectie niet verkleint.10 Voor de gemoedstoestand van de patiënt en om een eventuele aanklacht te voorkomen wordt echter geadviseerd om de huid vooraf te desinfec-teren.

Allergie6 Patiënten die allergisch zijn voor nikkel kunnen van dry needling een allergische reactie krijgen rond de prikplaats. Het is van belang eventuele allergieën goed uit te vragen voorafgaand aan de behandeling.

EpilepsieBij de auteurs zijn twee niet-gepubliceerde casussen be-kend van een epileptische aanval tijdens dry needling. Ook al kregen deze twee patiënten een epileptisch insult zonder bekend te zijn met epilepsie, toch is het van be-lang voorafgaand aan de behandeling te vragen of de pa-tiënt bekend is met epilepsie.

Contra-indicaties Absolute contra-indicaties voor dry needling zijn: bloedverdunners, open wonden, geïn-fecteerde huid, koorts en angst voor naalden. Relatieve contra-indicaties zijn: zwangerschap, diabetes, kanker, instabiele epilepsie en bloedstollingsziekten.11

Minimaliseren van de risico’s Dry needling is een methode die door hiervoor gecertificeerde therapeuten mag worden toegepast. Op KNGF-geaccrediteerde cur-sussen dry needling wordt de anatomie uitvoerig behan-deld. Omdat dry needling een invasieve techniek is die gepaard gaat met risico’s, is het van belang dat behan-delaars weten hoe ze deze risico’s kunnen minimaliseren.4 Op de eerste plaats behoort de fysiotherapeut over ge-detailleerde anatomische kennis te beschikken. Naast de anatomische kennis is het van belang dat de palpatievaar-digheden goed zijn. Zo moeten bijvoorbeeld de pulsaties van de arteriën goed gepalpeerd kunnen worden. In ge-bieden als de thorax en gebieden waar grote bloedvaten lopen, verdient oppervlakkige dry needling de voorkeur boven diepe dry needling. Bij het prikken in het thoraxge-bied waar de ribben duidelijk palpeerbaar zijn, kunnen de vingers intercostaal worden geplaatst en wordt de need-ling op de rib uitgevoerd. De techniek waarbij er in een hoek van 45 graden dwars op de ribben wordt geprikt raden wij ten sterkste af. De dissecties van de thorax/rib-ben die door de tweede auteur zijn verricht in 2007 op de Universiteit van Heidelberg lieten zien dat bij een hoek van 45 graden de kans nog altijd groot is dat de naald er intercostaal uitkomt met de kans op een pneumothorax. In gebieden dichtbij een arterie wordt de arterie eerst op pulsaties gepalpeerd, waarna de arterie wordt afgedekt met de vinger zodat prikken in de arterie wordt vermeden. De naald dient voor gebruik steriel te zijn en moet na gebruik in een daarvoor bestemd afvaldepot worden gedeponeerd. Het gebruik van handschoenen door de

therapeut minimaliseert het risico op infecties. Het han-den wassen met zeep of alcohol en drogen met papier verkleint het risico op infecties en wordt daarom aanbevo-len.12 Tevens wordt geadviseerd om de huid voorafgaand aan het prikken te desinfecteren.Er kan worden overwogen om de patiënt voorafgaand aan de behandeling aan de hand van patiëntenfolders uit te leggen dat er risico’s aan de behandeling verbonden zijn.

Conclusie Dry needling is een effectieve, steeds vaker gebruikte techniek in de fysiotherapie. De kans op bijwer-kingen is over het algemeen minimaal, alhoewel enkele levensbedreigende complicaties bekend zijn. Het is van belang dat de behandelaar zich bewust is van de risico’s van het gebruik van dry needling. Een goede anatomi-sche kennis en goede palpatievaardigheden zijn essenti-eel. Voorzorgsmaatregelen zoals in dit artikel beschreven moeten in acht worden genomen zodat de kans op com-plicaties wordt geminimaliseerd.

Doris van der Laan, bewegingswetenschapper en fysiotherapeut, Sport Medisch Centrum Amsterdam. Jelle de Moor, fysiotherapeut, eigenaar Dry Needling Systems, Amsterdam.

Literatuur1. Kalichman, L, Vulfsons, S. Dry Needling in the Management of

Musculoskeletal Pain. J Am Board Fam Med 2010;23:640-6.2. Yamashita H , Tsukayama H , Tanno Y, et al. Adverse Events

in Acupuncture and Moxibustion Treatment: a six-year survey at a national clinic in Japan. J Altern Complement Med 1999;5:229-36.

3. White A, Hayhoe S, Hart A, Ernst E. Adverse Events fol-lowing Acupuncture: prospective survey of 32 000 consul-tations with doctors and physiotherapists. Br Med J 2001 Sep1;323(7311):485-6.

4. McCutcheon L, Yelland M. Iatrogenic Pneumothorax: safety Concerns when using Acupuncture or Dry Needling in the Thoracic Region. Physical Therapy Reviews 2011;16(2):126-32.

5. Lee J, Lee H, Jo D. An Acute Cervical Epidural Hematoma as a Complication of Dry Needling. Spine 2011;36(13):891-3.

6. White, A. A cumulative review of the range and incidence of significant adverse events associated with acupuncture. Acupunct Med 2004;22(3):122-33.

7. Ma, Y, Cho, ZH. Biomedical Acupuncture for Pain Manage-ment. Elsevier Health Sciences: 2004.

8. Yamashita H, Tsukayama H, White AR, Tanno Y, Sugishita C, Ernst E. Systematic review of adverse events following acupuncture: the Japanese literature. Complement Ther Med 2001 Jun;9(2):98-104.

9. Wiwanitkit V. HIV Infection after Chinese Traditional Acupunc-ture Treatment. Complement Ther Med 2003 Dec;11(4):272.

10. Lieffers MAM, Mokkink HGA. Desinfecteren van de huid vóór injecties niet van invloed op het ontstaan van infecties; een literatuurstudie. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146:765-7.

11. Guidelines for Safe Acupuncture and Dry Needling Practice. Australian Society of Acupuncture Physiotherapists Inc. 2007.

12. Desinfectie van Huid en Slijmvliezen. Werkgroep Infectie-preventie, www.wip.nl.

u i t h E t v E l d

FysioPraxis | november 2013

35

Ingezonden artikel Dry N.indd 35 06-11-13 12:53

Page 36: 2013-11 FysioPraxis november 2013

A C H T E R H E T N I E U W SA C H T E R H E T N I E U W S

Nieuwe verenigingsstructuur KNGF

Vernieuwing is nooit klaarHoe krijg je 50.000 neuzen een kant op? Voor die lastige opgave stond de beroepsvereniging van verpleeg-kundigen en verzorgenden V&VN in 2006. Myriam Crijns, hoofd vereniging, vertelt over de moderniserings-slag die deze vereniging heeft gemaakt. En hoe dat uitpakt voor de leden. Tekst: Anne Peetoom

De verenigingsstructuur van het KNGF gaat op de schop. Is dat iets om tegenop te zien? “Ik kan ze zeker geruststellen, maar het kost wel tijd. Op het moment dat er dingen schuren, moet je kijken waar-om er iets niet goed loopt. Het opheffen van de autonomie van de voormalige verenigingen doet de actieve leden het meeste pijn, hebben we gemerkt. Daar moet je als bureau goed de dialoog over blijven voeren.”

Waarom was een nieuwe structuur nodig? “Voor ons was de wens groot om met één stem naar buiten te treden. Binnen de verpleging had je veel apar-te groepjes die allemaal met VWS gingen praten. Soms sprak je elkaar dan tegen of kwam je überhaupt niet aan tafel. Dat is ook logisch omdat je in de zorg te maken hebt met veel gespecialiseerde groepen. In ons geval: we vertegenwoordigen onder andere 2.500 oncologiever-pleegkundigen. Dat lijkt veel, maar binnen een groep van 300.000 verpleegkundigen en verzorgenden in Nederland is dat maar een klein clubje.De verpleegkundigen en verzorgenden vormen weliswaar een hele grote groep in de zorg, maar qua positie liepen ze een beetje achteraan. Artsen en fysiotherapeuten za-ten eerder aan tafel bij VWS. Het moest vanzelfsprekend worden dat wij ook aan tafel zitten.”

Hoe betrekken jullie al die leden bij de vereni-ging?“Iedereen heeft er behoefte aan om in de grote organisa-tie een herkenbare plek te hebben. Die herkenbaarheid is

een continue worsteling. De website, het ledenmagazine, de verenigingsbijeenkomsten, de jaarlijkse conferentie, de beleidscyclus; dat regelt zich allemaal wel. We hebben een ledenraad van ongeveer 25 mensen, die nu nog gekozen zijn op voordracht van de aangesloten afdelingen. Ze zitten in de ledenraad zonder last of rug-gespraak. Op dit moment zijn we bezig de komende ver-kiezingen voor te bereiden. Het kan zijn dat we dan leden uit de bepaalde clusters voordragen, zoals acute zorg, chronische zorg, GGZ, kinderverpleegkunde. Het zijn dus niet de kandidaten van de afdelingen, maar het zijn leden uit de hele vereniging die zich verkiesbaar kunnen stellen. Daarnaast hebben we voor de aangesloten specialisti-sche afdelingen een contactpersoon vanuit het bureau. Zij vormen een brug tussen het centrale bureau en de af-delingen, het bestuur en de ledenraad. Die contactperso-nen komen regelmatig bij elkaar om issues te bespreken.”

Hebben jullie ook nieuwe actievelingen zien op-komen na de modernisering?“Absoluut. We organiseren jaarlijks scholing voor nieuwe bestuursleden. Daar worden onderwerpen als ‘hoe lees je een begroting’ behandeld, ‘hoe maak je een jaarplan’, maar ook ‘hoe verloopt een vergadering’ of ‘hoe vind je sponsoren’. Mensen die actief willen zijn in een vereniging, zijn vaak heel inhoudsgedreven. Zij gaan voor hun vak, willen dat het beter wordt. Om dat werkelijk voor elkaar te krijgen, moet je bijvoorbeeld weten hoe bestuurlijke pro-cessen lopen. Ik heb al veel verpleegkundigen gezien die het geweldig vinden als ze het voor elkaar hebben gekre-gen: “Ik kan debatteren, ik vind het leuk om beleidsmatig bezig te zijn.” En zij kunnen anderen enthousiasmeren.”

Jullie zijn een groeiende vereniging. Is dat te danken aan de modernisering? “Ja absoluut. Want naast alle bestuurlijke vernieuwing, is de lobby ook behoorlijk stevig aangezet. We hebben een lobbyist die veel in Den Haag is en onze issues heel goed verwoordt bij Tweede Kamerleden. Zij is een van de meest succesvolle ‘wapens’. Zij weet van de hoed en de rand, kent de wet- en regelgeving, maar is zelf ook

ww

w.s

hutt

erst

ock.

com

36

FysioPraxis | november 2013

Achter het nieuws b.indd 36 06-11-13 12:57

Page 37: 2013-11 FysioPraxis november 2013

verpleegkundige. Ze kent het werkveld. De lobbyist heeft contacten met zorgverzekeraars en voedt het bestuur, de afdelingen en het bureau met informatie.”

Is zo’n nieuwe verenigingsstructuur ooit afge-rond? “Het is nooit klaar. Zo moet je heel goed weten wie je leden zijn, wat zij willen, wat voor hen belangrijk is en waarom ze lid zijn geworden van V&VN. Om dat helder te krijgen, moet je voortdurend de dialoog zoeken. Een vereniging verandert: leden van nu zijn echt anders dan de leden van tien jaar geleden.Verreweg de meesten van onze leden zijn tussen de veer-tig en vijftig jaar. Voor mij was het gewoon om lid te wor-den van een vereniging, maar voor de jongere generatie is dat helemaal niet vanzelfsprekend. Daarom maken we veel gebruik van social media en hebben we het platform V&VN Studenten & Starters. Helaas is er geen kant en klare oplossing om alle generaties aan te spreken.”

Wat zou KNGF niet moeten doen? Welke valkui-len zijn er?De eerste valkuil is: te veel vooraf willen regelen. Uit goed-bedoelde motieven natuurlijk, maar sommige dingen moet je nog maar even openlaten. Niet te veel invullen voor anderen, want dan zet men de hakken in het zand. En dat is lastig hoor, om zelf op de rem te trappen. Want

als vereniging heb je ideeën en oplossingen in je hoofd zitten. Je loopt gauw te snel. Dat vraagt behoorlijk wat van een bestuur en bureau. En een tweede valkuil is: je moet geen grote beloftes doen die je niet kan waarmaken. Dus niet te snel roepen ‘Natuurlijk! Dat gaan we doen!’ terwijl al snel blijkt dat dit niet kan. Van onbezonnen iets roepen en de daaropvolgende teleurstelling, kan je jaren last hebben.”

Myriam Crijns, hoofd Vereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN).

BAANBREKEND. BETROUWBAAR.

Direct inschrijven? Ga naar www.bsl.nl/bekken

Bestemd voorBekkenfysiotherapeuten (tevens in opleiding), algemeen fysiotherapeuten en oefentherapeuten Mensendieck en Cesar met als aandachtsgebied lage rug, bekken, buik en bekkenbodem.

‘Het belang van diagnostiek in de (bekken)fysiotherapie en in de multidisciplinaire keten rondom de diverse domeinen binnen de bekkenfysiotherapie: uro-gynaecologie, proctologie, seksuologie en pijnklachten van lage rug, bekken en/of bekkenbodem.’

CONGRES DIAGNOSTIEK IN DE BEKKENFYSIOTHERAPIEDonderdag 12 december 2013 | Beatrixgebouw, Jaarbeurs Utrecht

Korting €25,-Voor leden NVFB en abonnees

BSL Fysiotherapeut Totaal

37

FysioPraxis | november 2013

Achter het nieuws b.indd 37 06-11-13 12:57

Page 38: 2013-11 FysioPraxis november 2013

•FP-11 advertenties.indd 8 05-11-13 10:02

Page 39: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Chapeau

F y s i o w i j z e r

KNGF-richtlijn Symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden

Belangrijkste veranderingen De richtlijn Claudicatio Intermittens dateert van 2003. De afgelopen tijd is er gewerkt aan een herziening. Deze herziene richtlijn draagt de naam KNGF-richtlijn Symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden (sPAV). Audrey Merry is auteur van de richtlijn en licht de belangrijkste veranderingen toe. Tekst: Frank van Geffen

SiNDS 2003 iS er veel onderzoek gedaan naar patiënten met claudicatio. Dat gaf aanleiding om de richtlijn uit dat jaar te herzien. We hebben ook meteen gekozen voor een betere naam. Claudicatio intermittens geeft een symp-toom weer, terwijl symptomatisch perifeer arterieel vaat-lijden de aandoening is. Met de herziene richtlijn hebben we geprobeerd om richting te geven aan het fysiothera-peutisch handelen op basis van goede wetenschappelijke onderbouwing.Ten opzichte van de vorige richtlijn is er inhoudelijk aardig wat veranderd. Merry: “Er is in de nieuwe richtlijn meer aandacht voor comorbiditeit. Mensen met atherosclerose in de benen hebben daarvan ook vaak last in de rest van het lichaam, waardoor zij een verhoogd risico op hart- en vaatziekten hebben. Comorbiditeiten maken het lastig omdat iedere patiënt uniek is en de ene comorbiditeit is de andere niet. Ook hebben we gekeken naar het gebruik van meetinstrumenten, er zijn enkele toegevoegd en en-kele weggelaten. De CiRS is bijvoorbeeld toegevoegd, een instrument om comorbiditeit in kaart te brengen. De Walking impairment Questionaire is bedoeld om speci-fieke loopklachten te kunnen vaststellen. Ten slotte is er een vragenlijst over de kwaliteit van leven toegevoegd.

Die kwaliteit van leven kan namelijk een belangrijk be-handeldoel zijn. De inspanningstest bevelen we niet

meer aan omdat deze patiënten een hoog car-

diovasculair risico hebben. Dan lijkt het beter dat ze die test bij een (hart- en vaat)specialist doen. Verder hebben we de patiëntspecifieke klachten weggelaten. Dat onder-deel komt veel overeen met de functionele loopafstand. in de nieuwe richtlijn is meer aandacht voor ondersteuning op het gebied van het cardiovasculair risicoprofiel. Hierin zijn meerdere aspecten meegenomen waaraan de fysio-therapeut aandacht kan besteden. De patiënt moet een actieve leefstijl ontwikkelen. Daarnaast is het beïnvloeden van risicofactoren, zoals roken, therapietrouw, gezonde voeding en overgewicht belangrijk. Verder is in de richtlijn aandacht voor een goede afstemming met andere disci-plines. De ketenzorg heeft een belangrijke plaats gekre-gen, net als zorg op maat. iedere patiënt is immers an-ders. Al met al is het een praktisch document geworden.”

Procesgang Het proces om tot een nieuwe richtlijn te komen startte in het voorjaar van 2011. Merry: “We heb-ben toen een werkgroep gevormd van tien personen met vertegenwoordiging uit diverse disciplines: fysiotherapie, vaatchirurgie, huisartsgeneeskunde, epidemiologie en in-spanningsfysiologie. Ook waren enkele personen betrok-ken die meeschreven aan de vorige richtlijn. Dat kwam de continuïteit ten goede. We zijn begonnen met literatuur-onderzoek. Daar waar we nieuwe bewijsvoering vonden, hebben we de richtlijn aangepast. De conceptversie heb-ben we voorgelegd aan de eerste kring van meelezers, daarna aan een tweede kring die vooral uit stakeholders bestond, bijvoorbeeld van de Hart&Vaatgroep, de NPCF en het NHG. Al die commentaren hebben we verwerkt en eind dit jaar is de nieuwe richtlijn beschikbaar.”Hoewel de werkgroep alleen gevraagd is om de nieuwe richtlijn te schrijven, heeft Merry wel ideeën over de im-plementatie: “Dat gebeurt in ieder geval in samenwerking met het KNGF. Daarnaast worden cursussen aangebo-den met de nieuwe richtlijn als basis. Verder hopen we natuurlijk dat iedere fysiotherapeut die met deze aandoe-ningen te maken heeft, de richtlijn bestudeert en gebruikt. Hij is korter dan de vorige richtlijn en we hebben gepro-beerd hem zo praktisch mogelijk te maken. De richtlijn schrijft niet voor wat je moet doen, maar geeft – het woord zegt het al – richting aan het fysiotherapeutisch handelen. iedere patiënt vraagt een eigen behandeling. Kijk naar de patiënt en kijk naar de richtlijn. Bepaal dan op basis van je vakmanschap wat in een bepaalde situatie het beste is.”

Audrey Merry is als epidemioloog werkzaam bij de vakgroep Epidemiologie aan de Universiteit van Maastricht. Daar promo-veerde ze in 2010 op een onderzoek naar coronaire hartziekten en (onder andere) de risicopredictie daarvan.w

ww

.shu

tter

stoc

k.co

m

39

FysioPraxis | november 2013

FysioWijzer.indd 39 06-11-13 14:08

Page 40: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Sinds 1 juli, meldcode verplichtProfessionals die werken met een meldcode, grijpen drie keer zo vaak in bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het gebruik van een meldcode is dan ook sinds 1 juli 2013 verplicht voor de sectoren gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en justitie.

De vijf stappen van de meldcode helpen professionals bij het signaleren van verwaarlozing, mishandeling of misbruik en ondersteunen bij eventuele vervolgstappen.

Toolkit op www.meldcode.nlOp www.meldcode.nl staan de vijf verplichte stappen en overige minimumeisen duidelijk uitgewerkt. Ook vindt u er een toolkit met instrumenten om de meldcode in te voeren en te gebruiken.

www.meldcode.nl van kracht!

Wet

FysioPraxis_Adv_185x132.indd 1 12-09-13 10:14

Accreditatievrijstelling (min. 5 - max. 10 jaar)voor een deelregister naar keuze

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science■ een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog

wetenschappelijk niveau■ modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire

benadering■ (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd■ locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:www.amc.nl/masterebp

Evidence Based Practice MSc/Drs

START 13E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2014

CURSUSDATA

Post-HBO cursus Opleiding tot Oedeem Fysiotherapeut

Gebaseerd op Modern Treatment for Lymphoedema ad modum Casley Smith (Australische methode).

Therapeutisch Centrum De Berekuyl • Duinweg 17 • 3849 NJ Hierden(T) 0341 - 45 31 77 • (F) 0341 - 27 01 06 • (E) [email protected] • (I) www.deberekuyl.nl

Doelgroep: fysiotherapeuten die in hun dagelijkse praktijk geconfronteerd worden met patiënten met oedeem aandoeningen.

Inhoud: theoretisch achtergronden en praktijk behandeling met de componenten:

Toets: praktijk en theoretisch examen plus 8 klinische uren.

Doel: Na het behalen van het afsluitende theoretisch en praktisch examen is de cursist in staat zelfstandig een diagnose, een behandelplan op zowel korte als lange termijn op te stellen en een bijbehorende correct uitgevoerde behandeling te praktiseren.

• Hydrotherapie• Huidhygiëne• Psychosociale vaardigheden• etc.

• Manuele lymfdrainage• Bandageren• Specifieke oefentherapie• Ademhalingsoefeningen

Opleiding is geaccrediteerd door KNGF en NVFL

De Berekuyl, European College for Lymphoedema Therapy organiseert in samenwerking met de VUB:

Het maximale aantal deelnemers is 12. Inschrijving geschiedt op volgorde van binnen-komst aanmelding. Meer informatie? Vraag de prospectus aan of ga naar onze website.

www.deberekuyl.nl

27/28 februari en1/6/7/8 maart 2014 .......................................................Module 19 t/m 12 april 2014 ..........................................................Module 211 t/m 14 juni 2014 .........................................................Module 39 t/m 12 juli 2014 ..........................................................Module 4

•FP-11 advertenties.indd 9 05-11-13 10:02

Page 41: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Journal of the American Physical Therapy Associationand Royal Dutch Society of Physical Therapy

Journal of the American Physical Therapy Associationand Royal Dutch Society of Physical Therapy

WETENSCHAPSKATERN

Onder redactie van dr. Adri Apeldoorn

Physical Therapy Journal DIGITAAL

Physical Therapy Journal is voor u – als lid van het

KNGF – digitaal beschikbaar. Na inloggen op

FysioNet vindt u onder ‘Producten en Diensten’

de link naar het Physical Therapy Journal.

Implementatie en evaluatie van een FIT NAH-groep op de revalidatie-afdeling in een ziekenhuis De implementatie en de behandelresultaten van groepstraining bij patiënten met een niet-aangeboren hersenletsel volgens de FIT Stroke-studie. 43

Implementation of Shared Decision Making in Physical Therapy: Observed Level of Involvement and Patient Preference Is de fysiotherapeut op de hoogte van de mate en de rol die de patiënt wenst te spelen in het beslissingsproces? 42

Effect of Selected Manual Therapy Interventions for Mechanical Neck Pain on Vertebral and Internal Carotid Arterial Blood Flow and Cerebral Infl ow Is er een verschil in craniocervicale arteriële bloedstroom of in de totale bloedstroom naar de hersenen bij verschillende nekposities? 42

W E T E N S C H A P S K AT E R N 41

Cover Wetenschapskatern.indd 41 06-11-13 14:00

Page 42: 2013-11 FysioPraxis november 2013

42 w e t e n s c h a p s k at e r n

PTJ #10, October 2013

Implementation of Shared Decision Making in Phy-sical Therapy: Observed Level of Involvement and Patient Preference

Katreine Dierckx, Myriam Deveugele, Philip Roosen, Ignaas Devisch

Klinische vraagWordt Shared Decision Making (SDM) toege-past in de fysiotherapie? In welke mate wenst de patiënt betrokken te zijn bij het maken van beslissingen, en is de fysiotherapeut op de hoogte van de rol die de patiënt wenst te spelen in het beslissingsproces?

Conclusie SDM wordt niet toegepast in de fysiothera-pie. Patiënten hebben vooralsnog een sterke voorkeur om samen te beslissen met de fysio-therapeut, of ten minste hun mening te geven alvorens de fysiotherapeut te laten kiezen. Fy-siotherapeuten zijn niet op de hoogte van deze voorkeur. Zij denken dat patiënten eerder een passieve rol verkiezen in het beslissingsproces.

OnderzoeksopzetObservationeel onderzoek.

OnderzoekslocatiePrivé-fysiotherapiepraktijk.

SamenvattingSDM wordt in de huidige gezondheidszorg steeds meer gezien als een goed model om patiënten te betrekken bij het maken van beslis-singen over hun therapie. Het initiële doel van SDM is de autonomie van de patiënt te verho-gen. In de fysiotherapie is het concept van SDM nog maar recent geïntroduceerd. We hebben geen idee of SDM wordt toegepast in de privé-fysiotherapiepraktijk, we kennen de voorkeur van de patiënt niet omtrent de rol in het beslis-singsproces, en we weten niet in welke mate de fysiotherapeut op de hoogte is van de rol die de patiënt wenst te spelen.De consultaties van 210 patiënten, gerekruteerd bij dertien fysiotherapeuten, werden auditief opgenomen. De mate van SDM werd gescoord met behulp van het Observing Patient Involve-ment (OPTION-)instrument. De voorkeur van de patiënt werd vóór de consultatie bevraagd aan de patiënt en aan de fysiotherapeut door middel van de Control Preference Scale (CPS).De mediaanscore op het OPTION-instrument

was 2.1 op een schaal van 100. Ondanks de lage score betrekt een vrouwelijke fysiotherapeut de patiënt meer in het beslissingsproces dan een mannelijke therapeut. Fysiotherapeuten zijn nauwelijks tot niet op de hoogte van de voorkeur van de patiënt (kappa = 0,062 (95% CI; -0,018 tot 0,144)). Zo kiezen patiënten vaak voor SDM als voorkeur in het beslissingsproces (36,7%) terwijl weinig fysiotherapeuten dachten dat dit de voorkeur was van de patiënt (15,2%). Een grote groep fysiotherapeuten (34,8%) meent dat de patiënt zelf verkiest om de beslissing aan de therapeut over te laten.

Het lage aantal participerende fysiotherapeuten is een beperking van dit onderzoek. Hierdoor zijn de resultaten niet te generaliseren.

Katreine Dierckx MSc, PhD student, Revali- datiewetenschappen en Kinesitherapie, Universiteit Gent.

PTJ #11, November 2013

Effect of Selected Manual Therapy Interventions for Mechanical Neck Pain on Vertebral and Internal Carotid Arterial Blood Flow and Cerebral Inflow

Lucy Thomas, Darren Rivett, Grant Bateman, Peter Stanwell, Christopher Levi

Klinische vraagIs er een verschil in de craniocervicale arteriële bloedstroom of in de totale bloedstroom naar de hersenen bij verschillende nekposities die gewoonlijk worden uitgevoerd in de manuele therapie ten opzichte van een neutrale positie in ruglig?

ConclusieDe bloedstroom naar de hersenen lijkt niet te worden beïnvloed door posities van de nek die gewoonlijk worden uitgevoerd in de manuele therapie.

OnderzoeksopzetObservationeel onderzoek.

OnderzoekslocatieOpen bevolking.

SamenvattingManuele therapie, inclusief hoog cervicale manipulaties, wordt dikwijls toegepast bij patiënten met nekpijn en hoofdpijn. In zeld-zame gevallen worden ernstige neurovasculaire complicaties beschreven. Eerdere onderzoeken met doppler toonden tegenstrijdige resultaten omtrent een veranderde bloedstroom in de craniocervicale arteriën bij specifieke posities van de nek. Meer kennis over het effect van specifieke nekposities op doorstroming in de craniocervicale arteriën kan de fysio-/manueel therapeut helpen díe nekposities te vermijden of te minimaliseren die een klinisch relevante invloed hebben op de bloedstroom naar de hersenen.

Het doel van dit onderzoek was nagaan wat de invloed is van nekposities die gewoonlijk worden toegepast in de manuele therapie, op de bloedstroom in de craniocervicale arteriën (a. carotis interna en de a. vertebralis) en de totale bloedstroom naar de hersenen door mid-del van Magnetische Resonatie Angiografie (MRA). Hiervoor werden twintig gezonde vol-wassenen (tien mannen en tien vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 33 jaar (SD 11,9) geïncludeerd. De bloedstroom in de craniocervi-cale arteriën werd met drie Tesla MRA gemeten ter hoogte van C1 in de neutrale positie van de nek in ruglig, eindstandige rotatie, rotatie met distractie, segmentale rotatie C1-C2 en distrac-tie in de neutrale positie. De gemiddelde totale bloedstroom naar de hersenen in de neutrale positie was 6,98 ml/s en verschilde niet signi-ficant bij de verschillende nekposities. Er waren eveneens geen klinisch relevante veranderingen in de bloedstroom naar de her-senen (verschillen van 10% of meer) tussen de verschillende posities en de neutrale positie van de nek. De resultaten suggereren dat specifieke nekposities bij gezonde jonge mensen geen invloed hebben op de craniocervicale bloed-stroom.

Vervolgonderzoek moet zich richten op de vali-diteit en betrouwbaarheid van MRA. Tevens is meer onderzoek nodig naar de invloed van high velocity trust-technieken (manipulaties) en spe-cifieke nekposities bij mensen met hoofd- en/of nekpijn op de bloedstroom in de craniocer-vicale arteriën. Ook is meer informatie nodig wat hierbij de invloed is van de kwaliteit van de vaatwand.

Dr. Wendy Scholten-Peeters, senior onder-zoeker, SOMT, Amersfoort en lectoraat Diagnostiek, Avans Hogeschool, Breda.

Fysiopraxis | november 2013

Summary

Wetenschapskatern.indd 42 06-11-13 13:59

Page 43: 2013-11 FysioPraxis november 2013

43

Implementatie en evaluatie van een FIT NAH-groep op de revali-datie-afdeling in een ziekenhuis Drs. Marijke van der Beek1, Dyta Teule2, Marie-José van der Putten2, prof. dr. Anne Visser-Meily3

1Fysiotherapeut/bewegingswetenschapper, Hersencentrum, afdeling Revalidatie, Universitair Medisch Centrum Utrecht2Fysiotherapeut, Hersencentrum, afdeling Revalidatie, Universitair Medisch Centrum Utrecht3Revalidatiearts, Kenniscentrum Revalidatiegeneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht

Het aantal patiënten dat per jaar in Nederland wordt getroffen door een Cerebrovasculair Accident (CVA) wordt geschat op 7,5 per 1.000, resulterend in een prevalentie van ongeveer 118.500 per jaar. Naar ver-wachting zal het aantal CVA-patiënten de komende jaren verder toenemen.1 Dit artikel beschrijft de implemen-tatie en de behandelresultaten van groepstraining bij patiënten met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) volgens de FIT Stroke-studie.

Meer dan 60% van de nieuwe CVA-patiënten heeft een mild CVA gehad, waarbij er sprake is van minimaal motorische uitval en een minimaal effect op de zelfstandigheid bij de activiteiten van het dagelijkse leven (ADL). Binnen onze huidige zorg worden patiënten met een mild CVA gewoonlijk binnen een paar dagen uit het ziekenhuis naar huis ontslagen.2 Deze patiënten zijn vaak ogenschijnlijk ‘genezen’, maar blijken thuis toch tegen cognitieve, emotionele en conditionele problemen aan te lopen. Vermoeid-heid is een veelvoorkomend en vaak blijvend probleem – ook bij patiënten die relatief goed herstellen.3 CVA-patiënten hebben een grotere kans op een verminderde inspanningstolerantie als gevolg van inactiviteit, wat kan leiden tot secundaire complicaties, zoals een vermin-derde cardiorespiratoire fitheid, spieratrofie, osteoporose en een verminderde circulatie van de onderste ledematen.4 Bovendien heb-ben veel patiënten met een CVA te maken met cardiale of vaatproblemen en risicofactoren voor vaatlijden, zoals diabetes mellitus, een hoge bloeddruk, roken, weinig bewegen en een Body Mass Index boven de 30. Het risico op cardiovasculaire gebeurtenissen, inclusief een nieuw CVA, is hierdoor verhoogd.5-7 Intensieve oefentherapie bij CVA-patiënten leidt tot betere

uitkomsten in termen van loopvaardigheid, ADL-zelfstandigheid en instrumentele ADL-vaardig-heden. Lichamelijke inactiviteit dient te worden voorkomen.8 In de KNGF-richtlijn Beroerte wordt geadviseerd om CVA-patiënten functioneel te trainen.9 Er is bewijs voor de effectiviteit van taakgerelateerde fysieke fitheidstraining op spierkracht, aerobe capaciteit en loopfunctie na een CVA, in zowel de (sub)acute als in de postacute en chronische fase.10,11 Effectiviteit is ook aangetoond bij mild aangedane patiënten. Programma’s met taakgerelateerde fysieke fit-heidstraining dienen zowel te worden aangebo-den tijdens de reguliere revalidatie als daarna. Dit om het behaalde niveau van loopvaardigheid te behouden of uit te bouwen.12

FIT Stroke-training In de FIT Stroke-studie, uitgevoerd binnen negen revalidatiecentra in Nederland, is het effect van groepstraining op fysieke fitheid bij CVA-patiënten aangetoond. De FIT Stroke-training werd gestart bij patiënten in de eerste 6 maanden post-CVA op het moment dat de pa-tiënten overgingen van klinisch naar poliklinisch revalideren. Inclusiecriteria waren dat patiën-ten konden communiceren en onder supervisie minimaal 10 meter konden lopen (Functional Ambulation Category (FAC) 3). Patiënten kregen in groepsvorm functionele oefeningen in de vorm van werkstations. Het taakgeoriënteerde trainingsprogramma bestond uit 5 minuten warming-up, 60 minuten circuittraining (acht werkstations), 10 minuten evaluatie inclusief een korte pauze en 15 minuten spelvorm. Er werd getraind in duovorm; twee patiënten gin-gen samen de werkstations af en trainden elk 3 minuten, daarna werd gewisseld. Hierbij train-de telkens één patiënt terwijl de ander de score noteerde. Tijdens de training werd stimulerende muziek op de achtergrond gedraaid. De training vond twee keer per week plaats gedurende 12 weken. Er werd gekeken naar het effect en de kosteneffectiviteit van deze vorm van trainen. De controlegroep kreeg gangbare individuele fysiotherapie.13,14 Er bleken geen grote verschil-len in uitkomstmaten te zijn tussen de beide groepen, ook niet bij de follow-up na 24 weken. Wel was de groepstraining kosteneffectiever dan de individuele training. De conclusie van de FIT stroke-trial was dat taakgerelateerde

circuittraining in een groep veilig kan worden ingezet in plaats van individuele fysiotherapie bij CVA-patiënten die zijn ontslagen uit een klinische revalidatiesetting en die nog verdere training in lopen en loopgerelateerde activitei-ten nodig hebben.14 Het voordeel van training in een groep is dat patiënten contact hebben met andere patiënten. Groepstraining is stimu-lerend, ervaringen kunnen worden gedeeld en patiënten halen motivatie en hoop op herstel uit het contact met andere patiënten.15

In 2007 is in het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) gestart met het trainen in groepsverband door middel van taakgerela-teerde fysieke fitheidstraining in circuitvorm als onderdeel van de poliklinische revalidatie bij patiënten met hersenletsel. Het doel van de training was de fysieke fitheid van patiënten te verbeteren, patiënten te laten ervaren dat be-wegen leuk en gezond is en om een leefstijl te bevorderen waarin voldoende wordt bewogen.

Implementatie en onderzoekDe indicaties om aan de FIT NAH-groep deel te nemen waren: vermoeidheidsproblemen, moeite om zelf de conditie op te bouwen of angst om weer te gaan bewegen. In het UMCU is ervoor gekozen om alle patiënten met NAH in aanmerking te laten komen voor deelname aan de groepstraining, omdat ook patiënten met ander hersenletsel dan een CVA dit soort problemen aangaven. In de FIT Stroke-studie werd aangehouden dat patiënten minimaal een afstand van 10 meter moesten kunnen lopen onder supervisie (FAC 3). Om praktische redenen werd er in het UMCU voor gekozen dat patiënten zelfstandig moesten kunnen lopen zonder dat ze hierbij supervisie nodig hadden (FAC 4). Bij FAC 3 betekent het dat er constant een therapeut bij de patiënt moet zijn – en dit leek ons in de groepstraining niet haalbaar. In het UMCU is gekozen voor een circuittraining van 60 minuten in plaats van 90 minuten, omdat een uur trainen voldoende intensief leek voor deze doelgroep (patiënten met vermoeidheidsklachten). Gekozen is om niet in duo’s te trainen maar individueel. Het bijhouden van de eigen scores werd hierbij ingezet als cognitieve training. Indien patiënten na de groepstraining in het UMCU zelf verder zouden sporten, bijvoorbeeld in een fitnesscen-

FysioPraxis | november 2013

Wetenschapskatern.indd 43 06-11-13 14:00

Page 44: 2013-11 FysioPraxis november 2013

44 w e t e n s c h a p s k at e r n

trum, zouden ze ook zelfstandig moeten kunnen trainen. Evenals in de FIT stroke-studie hebben patiënten in het UMCU twee keer in de week gedurende 12 weken getraind. Gekozen is om niet standaard stimulerende muziek op de ach-tergrond af te spelen. Sommige NAH-patiënten waren snel overprikkeld en hadden hier last van. De groepsgrootte varieerde in de loop van de tijd tussen de drie en maximaal acht perso-nen, afhankelijk van het aanbod van patiënten. Een maximale groepsgrootte van acht personen werd gekozen om de groep hanteerbaar te kunnen houden en de patiënten voldoende in-dividuele aandacht van de fysiotherapeuten te kunnen geven. Ondanks deze maximale groepsgrootte is het nooit voorgekomen dat patiënten moes-ten wachten om te kunnen instromen in de groep. Er waren altijd twee fysiotherapeuten (of een fysiotherapeut en een stagiair fysio-therapie) bij de groepstraining aanwezig.

Testen Om de behandeling te kunnen evalueren werd ervoor gekozen om voor de start van de be-handeling (voormeting), na de laatste training (eerste nameting) en 3 maanden later (tweede nameting) een aantal tests af te nemen. Bij de eerste nameting werd met de patiënt uitvoerig stilgestaan bij de scores, maar ook bij het be-weeggedrag en de leefstijl. Bij het starten van de FIT NAH-groep in 2007 is de keuze gemaakt voor de volgende meetinstrumenten. De zes minuten wandeltest (6MWT) werd afgenomen om het inspanningsvermogen van de patiënt te beoordelen. Deze test is een van de aanbevolen meetinstrumenten in de KNGF-richtlijn Beroerte.9 De validiteit, betrouwbaar-heid en praktische bruikbaarheid van de 6MWT zijn voldoende aangetoond.16,17 De minimal clinically important difference voor de 6MWT is tussen de 25 en 54 meter.18,19

De 10 meter looptest werd afgenomen om de snelheid van (comfortabel) lopen over een af-stand van 10 meter te beoordelen. Deze test is

een van de basismeetinstrumenten in de KNGF-richtlijn Beroerte.9 De test is betrouwbaar, valide en responsief.20 De timed balance test werd afgenomen ter eva-luatie van de balans in stand. De test behoort tot de aanbevolen meetinstrumenten in de KNGF-richtlijn Beroerte.9 De one leg stand werd gebruikt omdat deze test gerelateerd is aan mobiliteit en valrisico.21,22 Betrouwbaarheid en validiteit van deze test zijn als zeer goed beoordeeld. Het vermogen om valrisico te voorspellen is echter matig.23

Ter evaluatie van het krachtsniveau van de onderste extremiteit is de 10 Repetition Maxi-mum (RM) leg press afgenomen en ter evalu-atie van het krachtsniveau van de bovenste extremiteit en de romp de 10 RM lateral pull down. Met behulp van de 10 RM test kan het krachtsniveau worden bepaald.12 In 2010 zijn de gebruikte meetinstrumenten geëvalueerd en deels aangepast. De one leg stand is niet ver-der gebruikt omdat deze geen verandering liet zien. De afname van de timed balance test is gestaakt omdat voor het starten van de groeps-behandeling alle patiënten hier al maximaal op scoorden (plafondeffect). De Human Activity Profile (HAP-)vragenlijst is toegevoegd om het activiteitenniveau van de patiënt te meten. Alle patiënten kregen stappentellers om het activiteitenniveau in de thuissituatie te meten. Helaas raakten deze stappentellers vaak kwijt of gingen kapot. Daarom is hier een half jaar na aanvang mee gestopt.

AnalyseDe verschillen tussen de voormeting en de eer-ste nameting, en tussen de eerste nameting en de tweede nameting zijn berekend. Om te eva-lueren of de verschillen statistisch significant waren (p < 0,05) is de gepaarde t-toets gebruikt bij normaal verdeelde data en de Wilcoxon sig-ned-rank toets bij niet normaal verdeelde data.

Resultaten In de periode tussen april 2010 en mei 2013

hebben 50 patiënten deelgenomen aan de FIT NAH-groep in het UMCU. De meeste patiën-ten (70%) hadden de diagnose herseninfarct. Andere diagnoses waren hersentumor (10%), neurotrauma (6%) en hersenbloeding (4%). De overige 10% bestond uit patiënten met verscheidene andere hersenaandoeningen (subarachnoïdale bloeding, hersenschade na een reanimatie, hydrocephalus, het HaNDL- syndroom en het syndroom van Susac). De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 51 jaar (SD 13) en 56% van de patiënten was man-nelijk. De meeste patiënten (74%) zijn gestart met deelname aan de groep binnen 6 maanden na het stellen van de diagnose. Zes patiënten (12%) zijn gestart met het trainen in de groep > 1 jaar nadat de diagnose was gesteld. Van de 50 patiënten zijn bij 30 tot 41 patiën-ten (n wisselt per test) een voormeting en een eerste nameting uitgevoerd en bij 24 tot 38 patiënten ook een tweede nameting (tabel 1). Alle scores waren voldoende normaal verdeeld met uitzondering van die op de HAP Maximale Activiteiten Score (MAS). Alle scores verbe-terden significant tussen de voormeting en de eerste nameting. Het gemiddelde verschil op de zes minuten wandeltest tussen de voor-meting en de eerste nameting was 72 meter en daarmee klinisch relevant. De scores op de tweede nameting, 3 maanden na het stoppen met de groepstraining, zijn verder verbeterd en de ten opzichte van de eerste nameting in alle gevallen statistisch significant (p < 0,05), met uitzondering van de zes minuten wandeltest. De vooruitgang tussen de voormeting en de eerste nameting was op alle tests groter dan die tus-sen de eerste en de tweede nameting (tabel 1). Van de 50 patiënten uit onze groep waren 32 patiënten (64%) 3 maanden na het stoppen van de groep zelf aan het sporten (fitness of had-den hun eigen ‘oude’ sport weer opgepakt) en waren negen patiënten (18%) actief aan het wandelen en fietsen. Van de overige negen pa-tiënten (18%) hebben we deze informatie niet kunnen achterhalen. Er waren geen personen die aangaven niet actief te zijn. Patiënten lieten weten dat ze baat hebben gehad bij de training. De training motiveerde hen om te bewegen, gaf een positief gevoel over het eigen fysieke kun-nen en angstgevoelens ten aanzien van fysieke activiteit en sport namen af.

Discussie en conclusieConcluderend kunnen we stellen dat patiënten op alle gebieden (loopafstand binnen zes mi-nuten, tijd die nodig is om 10 meter te lopen, kracht en mate van fysieke activiteit) vooruit zijn gegaan. Het verschil tussen het niveau bij het starten en het niveau bij het stoppen met de groepstraining is groter dan dat tussen het mo-ment van stoppen met de groepstraining en 3 maanden later. Patiënten kunnen het behaalde

De Human activity Profile (HaP-)vragenlijstDe HAP-vragenlijst bevat 94 vragen. De HAP bevat twee subschalen: de Maximale Activiteiten Score (MAS) en de Aangepaste Activiteiten Score (AAS). De MAS geeft een beeld over welke activiteiten iemand uitvoert en hoe fysiek actief iemand is. De AAS geeft een beeld over de activiteiten die een persoon voorheen wel deed maar nu niet meer doet. Bij het beoordelen van de score op de HAP wordt gekeken naar de MAS-score en naar het verschil tussen de MAS- en de AAS-score. Als de MAS-score hoger wordt en als het verschil tussen de MAS- en de AAS- score kleiner wordt, gaat een persoon vooruit. De validiteit en betrouwbaarheid van de HAP zijn goed.24,25 Over de responsiviteit van de HAP is onvoldoende bekend.25 Van de Nederlandse versie van de HAP (vertaald door studenten van de master Geriatriefysiotherapie Hogeschool Utrecht) zijn de klinimetrische eigenschappen nog niet onderzocht.

Fysiopraxis | november 2013

Wetenschapskatern.indd 44 06-11-13 14:00

Page 45: 2013-11 FysioPraxis november 2013

45

niveau echter goed vasthouden en zijn zelfs nog wat verder vooruitgegaan 3 maanden nadat ze zijn gestopt met het trainen. Vrijwel alle patiën-ten bleven na de behandeling actief, minimaal door middel van wandelen en fietsen. Een groot deel van de mensen is (weer) zelfstandig gaan sporten. Het is op de afdeling Revalidatie van het UMCU in de praktijk goed mogelijk gebleken om een FIT NAH-groep op te zetten en draai-ende te houden. Niet alleen CVA-patiënten, maar verschillende patiënten met NAH hebben meegedaan aan deze training. Meestal werd in de postacute fase gestart met trainen, maar soms pas veel later (> 1 jaar nadat de diag-nose was gesteld). De studie kent een aantal beperkingen. De periode van 3 maanden na het stoppen met de FIT-groep is mogelijk te kort om een goede indruk te krijgen of patiënten ook op de langere termijn blijven sporten en bewegen. Ook kan het zijn dat patiënten sociaal wense-lijke antwoorden gaven op vragen over de mate van hun fysiek actief zijn en bewegen. Boven-dien is het vanwege de opzet van het onderzoek (observationeel en zonder controlegroep) niet duidelijk wat de toegevoegde waarde van onze therapie is geweest bovenop het natuurlijk her-stel. Momenteel zijn we in het UMCU aan het nadenken over de mogelijkheid patiënten lan-gere tijd te volgen om hen te blijven motiveren voor bewegen en sporten. Patiënten die aan de FIT NAH-groep hebben deelgenomen worden, indien de patiënt dit wenst, met een duidelijk ‘beweegadvies’ overgedragen aan fitnesscentra en sportverenigingen. Waar nodig kan de eerste-lijns fysiotherapeut een coachende rol spelen.

Met dank aan Sophie Schurink, arts in opleiding.

Referenties1. Struijs JN, Genugten ML van, Evers SM, Ament AJ,

Baan CA, Bos GA van den. Modeling the future burden of stroke in The Netherlands: impact of aging, smoking, and hypertension. Stroke 2005;36:1648-55.

2. Rochette A, Korner-Bitensky N, Bishop D, Teasell R, White C, Bravo G, et al. Study protocol of the YOU CALL--WE CALL TRIAL: impact of a multimodal support intervention after a “mild” stroke. BMC Neurol 2010;10:3.

3. Staub F, Bogousslavsky J. Fatigue after stroke: a major but neglected issue. Cerebrovasc Dis 2001;12:75-81.

4. Gordon NF, Gulanick M, Costa F, Fletcher G, Franklin BA, Roth EJ, Shephard T. Physical activity and exercise recommendations for stroke survivors: an American Heart Association scientific statement from the Council on Clinical Cardiology, Subcommittee on Exercise, Cardiac Rehabilitation, and Prevention; the Council on Cardiovascular Nursing; the Council on Nutrition, Physical Activity, and Metabolism; and the Stroke Council. Stroke 2004;35:1230-40.

5. Lee CD, Folsom AR, Blair SN. Physical activity and stroke risk: a meta-analysis. Stroke 2003;34:2475-81.

6. Lee IM, Paffenbarger RS Jr. Physical activity and stroke incidence: the Harvard Alumni Health Study. Stroke 1998;29:2049-54.

7. Lee IM, Sesso HD, Oguma Y, Paffenbarger RS Jr. Re-lative intensity of physical activity and risk of coronary heart disease. Circulation 2003;107:1110-6.

8. CBO richtlijn beroerte. Utrecht: CBO, 2008. http://www.diliguide.nl/document/230/beroerte-diagnostiek-behandeling-en-zorg-voor-patienten-met-een-beroerte.html.

9. Peppen RPS, Kwakkel G, Harmeling-van der Well BC, Kollen BJ, et al. KNGF richtlijn beroerte. Ned Tijdschr Fysiother 2004;114(5):suppl.

10. Outermans JC, Peppen RPS van, Takken T. Fysieke fitheidstraining na een CVA: een review. Ned Tijdschr Fysiother 2007;117(4):135-41.

11. Outermans JC, Peppen RPS van, Wittink H, Takken T, Kwakkel G. Effects of a high-intensity task-oriented training on gait performance early after stroke: a pilot study. Clin Rehabil 2010 Nov;24(11):979-87.

12. Outermans J, Peppen R van. Trainen na een beroerte: dat kan! Training van de fysieke fitheid bij CVA-patiënten voor het verbeteren van de loopvaardigheid. Sportgericht 2007;61(6):37-40.

13. Port IG van de, Wevers LE, Roelse H, Kats L van, Lindeman E, Kwakkel G. Cost-effectiveness of a structured progressive task-oriented circuit class training programme to enhance walking competency after

stroke: the protocol of the FIT-Stroke trial. BMC Neurol 2009;9:43.

14. Port IG van de, Wevers LE, Lindeman E, Kwakkel G. Effects of circuit training as alternative to usual physio-therapy after stroke: randomised controlled trial. BMJ 2012;344:e2672.

15. Morris J, Oliver T, Kroll T, MacGillivray S. The Impor-tance of Psychological and Social Factors in Influen-cing the Uptake and Maintenance of Physical Activity after Stroke: A Structured Review of the Empirical Literature. Stroke Research and Treatment 2012; article ID 195249:1-20.

16. Sadaria KS, Bohannon RW. The 6-minute walk test: a brief review of literature. Clin Exerc Physiol 2001; 3(3):127-32.17. Takken T. De 6-minutenwandeltest: bruikbaar meet-

instrument. Stimulus 2005;24:244-58.18. Gremeaux V, Troisgros O, Benaïm S, Hannequin A,

Laurent Y, Casillas JM, Benaïm C. Determining the minimal clinically important difference for the six minute walk test and the 200 meter fast walk test during cardiac rehabilitation program in coronary artery disease patients after acute coronary syndrome. Arch Phys Med Rehabil 2011; 92(4):611-9.

19. Fulk G, Echternach J, Nof L, O’Sullivan S. Clinometric properties of the six-minute walk test in individuals undergoing rehabilitation post stroke. Physiotherapy theory and practice 2008;24(3):195-204.

20. Koolstra M, Burgers-Bots IAL, Lemmens CJ, Smeets CJ, Kwakkel G. Klinimetrie na een beroerte. Amersfoort: NPI en VUmc;2001.

21. Hurvitz E, Richardson J, Werner R, Ruhl A, Dixon M. Unipedal stance testing as an indicator of falls risk among older outpatients. Arch Phys Med Rehabil 2000;81:587-91.

22. Bohannon R. Single limb stance times. A descriptive meta-analysis of data from individuals at least 60 years of age. Topics in Geriatric Rehabil. 2006;22:70-7.

23. Lin MR, Hwang HF, Hu MH, Wu HD, Wang YW, Huang FC. Psychometric comparisons of the timed up and go, one-leg stand, functional reach, and tinetti balance measures in community-dwelling older people. J Am Geriatr Soc 2004;52:1343-8.

24. Teixeira-Salmela LF, Devaraj R, Olney SJ. Validation of the human profile in stroke: a comparison of observed, proxy and self-reported scores. Disability and Rehabili-tation 2007;29(19):1518-24.

25. Davidson M, Morton N de. A systematic review of the Human Activity Profile. Clin Rehabil 2007;(2):151-62.

Tabel 1. ResulTaTen van de meTingen.

‡: gepaarde t-toets; †: Wilcoxon signed-rank toets; *p < 0,05; **p < 0,01.SD: standaarddeviatie; n: aantal personen; RM: Repetition Maximum; HAP: Human Activity Profile.

6 minuten wandeltest in meter (SD) ‡ subgroep waarbij ook tweede nameting

10 meter looptest in seconden (SD) ‡subgroep waarbij ook tweede nametinG

10 RM leg press in kg (SD) ‡subgroep waarbij ook tweede nameting

10 RM lateral pull down in kg (SD) ‡subgroep waarbij ook tweede nameting

HAP maximale activiteiten score (SD) † subgroep waarbij ook tweede nameting

HAP aangepaste activiteiten score (SD) ‡ subgroep waarbij ook tweede nameting

n = 40 484,80 (94,45)

Voormeting

n = 31 8,18 (1,75)

n = 36 51,08 (21,04)

n = 30 21,72 (9,03)

n = 41 76,34 (8,56)

n = 41 63,56 (12,53)

n = 40 557,18 (86,84)**n = 34 543,59 (89,23)

Eerste nameting

n = 31 6,78 (0,81)** n = 24 6,88 (0,86)

n = 36 66,39 (23,32)**n = 29 65,35 (26,18)

n = 30 29,50 (8,47)**n = 25 29,00 7,84)

n = 41 82,71 (6,74)**n = 38 81,05 (6,63)

n = 41 76,56 (9,22)**n = 38 74,18 (9,76)

n = 34 548,62 (89,88)

Tweede nameting

n = 24 6,67 (0,85)*

n = 29 72,33 (22,93)**

n = 25 31,14 (8,71)**

n = 38 82,71 (5,39)*

n = 38 76,76 (9,21)*

FysioPraxis | november 2013

Wetenschapskatern.indd 45 06-11-13 14:00

Page 46: 2013-11 FysioPraxis november 2013

U kent Chemodol,

de hypo-allergene

afwasbare massage-

olie. Maar Chemodis

heeft ook Traumadol

voor de behandeling

van (sport)blessures.

Traumadol Polar

powderpack is een

coldpack op basis van

poeder en bestemd

voor de onmiddellijke

behandeling van

(sport)blessures zoals

kneuzingen, blauwe

plekken, bloeduitstor-

tingen, zweepslag,

verrekkingen etc.

De Traumadol Polar

powderpack kan zo

uit het vriesvak direct

op de huid worden

gelegd.

Voor de nabehande-

ling van deze bles-

sures is er Traumadol

creamgel. Het bevat

een geconcentreerd

Arnica-extrakt voor

een effectieve behan-

deling. Traumadol

creamgel is niet vet,

trekt snel in en laat

geen vlekken achter

in de kleding. Het is

voordelig in gebruik.

Uw leveranciers

kunnen u er alles

over vertellen.

Of bel voor meer

informatie:

0800-chemodis

(0800-24 36 63 47).

www.chemodis.nl

Chemodis B.V.Para-medische FarmaciePostbus 9160NL-1800 GD AlkmaarTel. +31 (0)72 - 520 50 83Fax +31 (0)72 - 512 82 14

Dat ligt voor de hand CHEMODIS

Niet alles steuntop Chemodol.

•FP-11 advertenties.indd 10 05-11-13 10:02

Page 47: 2013-11 FysioPraxis november 2013

SpecialiStenkatern

Grote inbreng Nederlandse longfysiotherapeuten Een verslag van het congres van de European Respiratory Society (ERS) dat van 7 tot en met 11 september plaatsvond in Barcelona.

Meerwaarde biofeedback Biofeedback is een goede methode om mensen met spanningsklachten te ondersteunen in hun herstel. De meerwaarde van biofeedback wordt geïllustreerd aan de hand van een casus.

Toekomst Musculo Skeletale Groep Een paar jaar geleden startte de Musculo Skeletale Groep. De huidige stand van zaken.

UWV vergoedt hulpmiddel Wat als de gezondheidsproblemen van een werknemer blijvend zijn? Hoe leert iemand daarmee te leven en te werken?

Conservatieve therapie bij cervicale radiculopathie Het effect van een zachte halskraag gecombineerd met specifieke oefeningen lijkt effectiever dan operatief ingrijpen.

N V M T

N V B F

N V F S

N F P

s p e c i a l i s t e n k at e r n

REDactiE: de SpecialistenverenigingencoöRDinatiE En EinDREDactiE: Lidwien van Loon

V H V L

48

49

50

51

52

47

Cover Specialistenkatern.indd 47 06-11-13 14:00

Page 48: 2013-11 FysioPraxis november 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

ERS-congres 2013 in Barcelona

Grote inbreng Nederlandse longfysiotherapeuten

VH

Vl

|

Ve

re

nig

ing

Vo

or

Ha

rt-

, V

aa

t- e

n l

on

gf

yS

iot

He

ra

pie

Van 7 tot en met 11 september vond het congres van de European Respiratory Society (ERS) plaats in Barcelona. Tijdens deze jaarlijkse bijeenkomst komen ruim 20.000 artsen, paramedici, verpleegkundi-gen, zorgmanagers, zorgverzekeraars en onderzoekers samen om de meest recente inzichten in preventie en behandeling van longziekten wereldwijd te delen. Ook dit jaar was de inbreng van Nederlandse fysiotherapeuten groot.Tekst: dr. Martijn Spruit

Het ERS-congres is ’s werelds grootste longcon-gres. Tijdens grote symposia werden overzichten gepresenteerd over één specifiek onderwerp. Op zondag 8 september volgden ruim achthonderd deelnemers een symposium over de voordelen en beperkingen van de zes minuten wandeltest (6MWT) bij personen met een chronische long-ziekte. Ook was er een symposium dat uitslui-tend was gericht op de klinisch toegevoegde waarde van het meten van fysieke activiteiten bij personen met COPD.

InternatIonaal podIumTijdens deze symposia deelden internationaal bekende fysiotherapeuten hun visie. Sprekers waren onder andere prof. dr. Sally Singh (Enge-land), dr. Anne Holland (Australië), prof. dr. Thierry Troosters (België) en prof. dr. Fabio Pitta (Brazilië). Namens CIRO+ had ik de eer om een jaaroverzicht te presenteren van de nieuwste ontwikkelingen binnen de longrevalidatie, ter-wijl prof. dr. Rik Gosselink (België) tijdens een postgraduaatcursus een lezing gaf over het meten van spierkracht en krachtuithoudingsver-mogen voor en na longrevalidatie.

nederlands talentBehalve de grote symposia waren er tiental-len kleinere parallelsessies waar veelal jonge onderzoekers de kans kregen om hun meest recente onderzoeksresultaten te presenteren aan een internationaal publiek. Ook dit jaar had-den Nederlandse fysiotherapeuten een grote inbreng. Zo presenteerde drs. Maurice Sillen de resultaten van een gerandomiseerde gecontro-leerde studie. Daarin vergeleek hij de effecten van acht weken hoogfrequente neuromusculaire elektrische spierstimulatie (NMES, 75 Herz) met krachttraining. De NMES verbeterde de maxi-

male spierkracht en het inspanningsvermogen bij personen met zeer ernstig chronisch ob-structieve longziekten (COPD) en uitgesproken klachten van kortademigheid in dezelfde mate als krachttraining. De klachten van kortademig-heid waren echter beduidend lager gedurende de NMES. Drs. Anouk Vaes toonde in haar presentatie aan dat personen met COPD een snellere achteruit-gang hadden in dagelijkse fysieke activiteiten dan personen zonder COPD. Voor deze studie werden de longitudinale data van de Copenha-gen City Heart Study gebruikt. Deze bevindingen bevestigen dat zorgverleners in het algemeen en fysiotherapeuten in het bijzonder personen met een chronische longziekte moeten stimule-ren om fysiek actief te blijven.

meerwaarde fysIotherapIeVerschillende buitenlandse collega’s presen-teerden nieuwe inzichten in de effecten van longrevalidatie bij personen met een chronische respiratoire aandoening anders dan COPD. Denk daarbij aan voor/na behandeling van longkan-ker, voor/na longtransplantatie, astma, mucovis-cidose, sarcoïdose of bronchinctasie en tijdens of direct na opname op de afdeling intensieve zorgen. De (voorlopige) resultaten van al deze studies tonen aan dat vroegtijdig fysiotherapeu-tische behandeling en longrevalidatie positieve effecten hebben op symptomen van kortademig-heid en vermoeidheid, inspanningsvermogen

en kwaliteit van leven. Marques en collega’s (Portugal) presenteerden een pilot-studie naar het betrekken van naasten bij de longrevalidatie van personen met COPD. Als naasten worden betrokken bij een longrevalidatieprogramma, dan blijken ze zich minder zorgen te maken. Ze begrijpen namelijk beter hoe ze moeten omgaan met de aandoening van hun partner. Deze pilot-studie laat zien dat we tijdens longrevalidatie ons programma niet alleen moeten richten op de persoon met een chronische longziekte, maar ook op de naasten en de thuissituatie van de revalidant.Volgend jaar vindt het ERS-congres plaats in München van 6 tot en met 10 september. Hope-lijk zijn er dan nog meer Nederlandse fysiothe-rapeuten aanwezig want ook dit jaar bleek de grote toegevoegde waarde van de longfysiothe-rapeut bij de geïntegreerde zorg voor personen met een chronische longziekte.

Dr. Martijn A. Spruit is bestuurslid van de VHVL.

Daarnaast is hij wetenschappelijk adviseur bij

CIRO+ in Horn. Hij is bereikbaar via

[email protected].

Martijn Spruit tijdens zijn presentatie op het ERS-congres 2013.

Details over de presentaties tijdens de ERS 2013 zijn te vinden op www.ersnetsecure.org/public/prg_congres.entree?ww_i_congres=135. Alle abstracts zijn gratis toegankelijk.

48

FysioPraxis | november 2013

Specialistenkatern nw.indd 48 06-11-13 12:59

Page 49: 2013-11 FysioPraxis november 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

Psychosomatische fysiotherapie

Meerwaarde biofeedback

nF

p

| n

ed

er

la

nd

Se

Ve

re

nig

ing

Vo

or

Fy

Sio

th

er

ap

ie V

ol

ge

nS

de

pS

yc

ho

So

ma

tie

k

Biofeedback is een goede methode om mensen met spanningsklachten te onder-steunen in hun herstel. Objectieve metingen leveren een stressprofiel getoetst aan normwaarden. Het stress-profiel is medebepalend bij het vaststel-len van behandeldoelen en interventies. Een casus illustreert de meerwaarde van biofeedback. Tekst: Daniëlle Matto en Eveline Kempenaar

De psychosomatisch werkend fysiotherapeut behandelt mensen met spanningsklachten en burn-out.1 De symptomen bestaan onder andere uit vermoeidheid en pijnklachten. De afname van het vermogen om te ontspannen belemmert vaak het herstel. Met biofeedback kan dit vermogen worden geobjectiveerd door middel van het meten van spierspanning, ademhaling, hartslag, handtemperatuur en vochtigheid van de hand. Deze waarden kunnen worden gepresenteerd in een biofeedbackstressprofiel en worden getoetst aan normwaarden.2 Het stress- profiel is van invloed op het bepalen van de behandeldoelen en de interventies.3,4

CasusEen man van 33 jaar wordt door de huisarts ver-wezen naar de psychosomatisch fysiotherapeut in verband met surmenage (overbelasting) en hoofdpijnklachten. Volgens de huisarts spelen stress en verhoogde spierspanning van het hoofd een belangrijke rol.

Uit de anamnese blijken verschillende stresso-ren: de vroeggeboorte van zijn zoon twee jaar geleden met thuis veel spanning en extra taken naast een reeds bestaande hoge werkdruk. Na afname van de privéspanningen werd de werk-druk beter hanteerbaar. De dagelijkse hoofdpijn bleef echter aanhouden.

stressprofielUit het biofeedbackonderzoek bleek een niet-verhoogde spierspanning van de m. Trape-zius (ontspannen schouders), hoog cervicaal, m. Masseter en de m. Frontalis. De huidgeleiding van de handen was verhoogd. In de biofeedback wordt de aanname gedaan dat huidgeleiding een maat is voor de vegetatieve arousal (re-actie/emotie).2 De huidgeleiding bleef onaf-hankelijk van omgevingsfactoren verhoogd. Bij navraag bleek de patiënt dit niet te voelen; hij kon dit niet beïnvloeden. De gemeten continu verhoogde activiteit van het zenuwstelsel be-lemmerde het herstel.

Behandeling Door biofeedbacktraining, waarbij de patiënt zijn huidgeleiding kon volgen op een beeld-scherm, leerde hij wat hij moest doen om deze te laten dalen. Wat hij in de biofeedbacksessie leerde te voelen en te beïnvloeden, oefende de patiënt thuis met behulp van spanningsreduc-tieoefeningen. Daarmee leerde de patiënt de controle over zijn lichaamsspanning te gebrui-ken in stressvolle situaties. Na vijf sessies was het behandeldoel bereikt.

ConClusieEen biofeedbackstressprofiel laat de patiënt zien wat hij niet meer in zijn lichaam voelt. Door ‘het vermogen om te ontspannen’ te oefenen met biofeedback neemt het herstelvermogen toe.

Literatuur1. Ittersum MW van, Rümke M, Schans CP van

der. Consensus about psychosomatic physio-therapy in the Netherlands: a modified Delphi study. Uitgevoerd in 2012. In progress.

2. Schwartz MS, Andrasik F. Biofeedback: a practitioner’s guide. New York: Guilford Press, 2003.

3. Matto DM, Oostenrijk F van. Biofeedback, een wetenschappelijk bewezen aanpak in de klinische praktijk. Vertaling en bewerking van Peper E, Harvey R, Takabayashi N. Biofeed-back an evidence based approach in clinical practice. Japanese Journal of Biofeedback Research 2009;36(1):3-10. Vakblad van de natuurgeneeskundige 04/JUL/AUG 2011, www.vngk.nl.

4. Khazan IZ. The Clinical Handbook of Biofeed-back. Wiley-Blackwell, 2013.

Daniëlle Matto is eerstelijns psycholoog en

biofeedbacktherapeut BCIAC.

Eveline Kempenaar is psychosomatisch werkend

fysiotherapeut en biofeedbacktherapeut BCIAC.

Ze zijn respectievelijk bereikbaar via

[email protected] en

[email protected].

Kijk voor achtergrondinformatie over het biofeedbackstressprofiel, inclusief een illustratieve film hoe biofeedback kan worden ingezet, op www.biofeedbackstressprofiel.nl. Aanvullende informatie over biofeedback is te vinden op www.biofeedbackvereniging.nl.

Meer informatie

Uitslag biofeedbackonderzoek.

49

FysioPraxis | november 2013

Specialistenkatern nw.indd 49 06-11-13 12:59

Page 50: 2013-11 FysioPraxis november 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r nn

VF

S |

ne

de

rl

an

dS

e V

er

en

igin

g V

oo

r F

yS

iot

he

ra

pie

in

de

Sp

or

tg

ez

on

dh

eid

Sz

or

g

Toekomst Musculo Skeletale Groep

MSG verder uitbouwenDe Musculo Skeletale Groep (MSG) is een samenwerkingsverband tussen de NVFS, de NVMT, de NVFB en de NVOF. Een paar jaar geleden startte de MSG vanuit een behoefte om samen de wetenschappelijke onderbouwing van het vak terug te brengen naar de essentie van het vak fysiotherapie. Fysiotherapeuten zouden zich weer her-kennen in de wetenschap en zich uitgeno-digd voelen onderbouwing te implemen-teren in de dagelijkse praktijk. Bovendien zou samenwerking binnen de MSG de slagkracht binnen het KNGF vergroten. Wat heeft de MSG ons gebracht?Tekst: Bart Smit MBA

De MSG heeft concrete resultaten geboekt op het terrein van wetenschappelijke onderbou-wing en kwaliteitsverbetering. Zo hebben de masteropleidingen een gezamenlijk eerste jaar ingericht. Hiermee krijgen studenten manuele therapie en sportfysiotherapie een bredere kijk op het vak. Ook kunnen ze de toegevoegde waarde van hun collega’s binnen de MSG beter inschatten als onderdeel van hun eigen behan-deling.

KostenbestendigGezien de politieke ontwikkelingen in de bekos-tiging zal deze aanpak toekomstbestendig zijn. Veel politieke partijen hechten waarde aan de kosteneffectiviteit van de zorg. Alleen zorg die bewezen effectief is, wordt nog vergoed. Dit vraagt een aanscherping van ons denken in ketenzorg, substitutie en complementair werken van zorgprofessionals. Een gezamenlijk eerste jaar in de masteroplei-dingen binnen het MSG-domein ondersteunt deze ontwikkeling. De komende jaren zullen MSG-projecten hierop doorborduren. Verdere ontwikkeling van deze lijn levert ons een duur-zame positie op binnen de zorg van de beroeps-groep fysiotherapie.

ZorgverZeKeraars en KibNaast de inhoudelijke ontwikkeling van het MSG-domein gaat de MSG zich ook meer bezighouden met de inhoudelijke discussie rondom het beleid van zorgverzekeraars, het nieuwe kwaliteitstraject KIB van het KNGF en het verstevigen van de fysiotherapeuten die val-len onder de MSG-paraplu. Dit vraagt om een intensivering van de samenwerking tussen de verschillende portefeuillehouders van de bestu-

ren binnen de MSG. In de komende tijd worden hierin stappen gezet zodat er een gedegen basis ligt onder de taken waar we voor staan.

WetenschappelijKe clustersDe ontwikkeling van de MSG lijkt enkele jaren voor te lopen op de verandering van de orga-nisatiestructuur van het KNGF. Het KNGF gaat zich ontwikkelen in wetenschappelijke clusters, zoals de MSG is vormgegeven. Door onze kop-loperspositie hebben we weliswaar last van de wet op de remmende voorsprong. We worden momenteel geremd in de ontwikkelingen van de MSG omdat het KNGF daarop nog onvoldoende is ontwikkeld en aangehaakt. De verandering in de organisatiestructuur van het KNGF zal echter als een katalysator werken in de ontwikkeling van de andere clusters. De MSG zal daarna haar koploperspositie verder kunnen uitbouwen.

hoogleraarDe onderhandelingen met de VU Amsterdam hebben geleid tot een hoogleraar die het ge-dachtegoed van de MSG wetenschappelijk gaat onderbouwen. Naast de verschillende onderzoekslijnen die hieruit voortkomen, zal ook de onderwijscomponent in deze aanstelling ons domein verder gaan onderbouwen.Hiermee verwachten we de komende jaren een duidelijke ondersteuning te krijgen voor ons beleid. Het voornemen om de ‘extended scope’ verder te ontwikkelingen en te verankeren in het werkveld van de fysiotherapeut binnen het MSG-domein, zal vanuit deze wetenschappelij-ke ondersteuning gerealiseerd kunnen worden. Hierdoor zal ook het aantal hoogleraren binnen het MSG-domein toenemen, is onze verwach-ting. Het KNGF bouwt het hooglerarenbeleid uit met meer zetels. Daarvan zullen er zeker enkele binnen het MSG-domein vallen.

dagelijKse praKtijKBestuurlijk wordt er hard gewerkt. Toch zien we deze ontwikkelingen niet meteen terug in de dagelijkse praktijk. Voor een enkeling zal het een ‘ver van mijn bed show’ zijn, zoals vaak het geval is bij innovatief gedachtegoed. Innovaties starten veelal in de bestuurlijke lijnen voordat ze leiden tot concrete resultaten waarmee onze leden het gevoel hebben dat ze er daadwerkelijk mee ondersteund worden. We zullen daarom de komende jaren moeten opschalen om het MSG-gedachtegoed ook geïmplementeerd te krijgen in de praktijk.

doorgeschoten differentiatiesDe differentiatie binnen het vak fysiotherapie is de laatste jaren doorgeschoten. We spreken inmiddels over dertien Specialistenverenigingen binnen het KNGF. Al deze differentiaties zien we ook terug in de praktijk. Dit is voor de consu-ment volstrekt niet te volgen. Voor de zorgver-zekeraars vormen ze een prima instrument om ons tegen elkaar uit te spelen onder de noemer kwaliteit. Een spel dat verzekeraars tot in de finesses beheersen en waarmee ze ieder jaar weer wegkomen.

vier clustersHet wordt dus tijd om het vak fysiotherapie te-rug te brengen naar maximaal vier clusters die ergens voor staan. Daarmee kunnen we ontwik-kelingen vanuit de wetenschap onderbouwen op een wijze waarin fysiotherapeuten zich herkennen. De MSG is zo’n cluster. De basis ligt er, het is nu aan ons de MSG gezamenlijk verder uit te bouwen.Clustervorming vraagt offers. Iedere afzonder-lijke vereniging zal posities moeten inleveren. Vasthouden aan oude verworvenheden die wel-licht vanuit het verleden te begrijpen zijn maar die niet meer toekomstbestendig zijn, remmen de ontwikkeling naar het nieuwe model. We zijn geen specialist meer maar maken onder-deel uit van een cluster om complementair te werken. We zijn ons daarbij bewust van onze mogelijkheden en onmogelijkheden binnen ons eigen specialisme. Het vroegtijdig inschakelen van collega-MSG-fysiotherapeuten vergroot de effectiviteit van de totale behandeling van de consument. Een ander offer is investeren in kwaliteit. Dankzij deze investering krijgen we een breed zicht op de toegevoegde waarde van elkaars behandeling om uiteindelijk ook de extended scope te kunnen binnenhalen: het in-zichtelijk maken en toetsbaar zijn van de totale behandeling waarbij de toets op het klinisch redeneren centraal staat.

De uitbouw gaan we met elkaar doen, het resul-taat gaan we met elkaar vieren. Het uitbouwen van het vak fysiotherapie is een onmiskenbare schakel in kosteneffectiviteit, doelmatigheid en resultaat. Eenheid in verscheidenheid in een modern jasje!

Bart Smit is voorzitter van de NVFS.

Hij is bereikbaar via [email protected].

FysioPraxis | november 2013

50

Specialistenkatern nw.indd 50 06-11-13 12:59

Page 51: 2013-11 FysioPraxis november 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

nV

BF

|

ne

de

rl

an

dS

e V

er

en

igin

g V

oo

r B

ed

rij

FS

- e

n a

rB

eid

SF

yS

iot

he

ra

pe

ut

en

Het motto van de arbeids- en bedrijfsfysio-therapeut luidt: voorkomen is altijd beter dan genezen. Daarom richten we ons in de eerste plaats op preventie van aandoenin-gen aan het bewegingsapparaat. Maar wat als de gezondheidsproblemen blijvend zijn? Hoe leert een werknemer daarmee leven en werken?Tekst: Miloushka Kronstadt

Beeld: Bert de Graaf

Bij bestaande gezondheidsproblemen gaan we als bedrijfsfysiotherapeuten op zoek naar de aard en de oorzaak van de problemen. Van daaruit komen we tot een gericht advies om de klachten te verminderen en te herstellen. Hierbij geldt dat de inrichting van het werk en de manier waarop de werknemer zijn werk verricht, elkaar moeten versterken. In het geval een werknemer al even met klachten thuiszit, dan begeleiden we de werknemer en zijn werkgever bij een zorgvul-dige re-integratie.

Verzuim is een keuzeIn het huidige verzuimbeleid leidt ziek zijn of het hebben van een klacht niet automatisch tot (vol-ledige) arbeidsongeschiktheid. De Wet Verbete-ring Poortwachter vraagt van werkgevers dat ze gebruikmaken van alle arbeidsmogelijkheden. Werkgevers gaan steeds vaker uit van het motto ‘ziekte overkomt je, verzuimen is een keuze’. Het accent ligt daarmee op het benutten van de mogelijkheden om te blijven werken.

moeite met bewegenEen persoonlijk hulpmiddel kan de arbeidsmo-gelijkheden soms vergroten. Het UWV biedt vergoedingsmogelijkheden voor hulpmiddelen die eraan bijdragen dat een werknemer in het werkproces blijft. Voor een dergelijk hulpmiddel komen werknemers in aanmerking die in staat zijn om te werken en moeite hebben met bewe-gen. Ook moeite met zien of horen valt onder deze voorziening. Bij ‘moeite met bewegen’ kan gedacht worden aan beperkingen door chronische aandoeningen als reumatoïde artritis en multiple sclerose. Ook de gevolgen van operaties, pees-, spier- of ge-wrichtsklachten vallen binnen de omschrijving. Om hun werk goed uit te voeren hebben werkne-mers ondersteuning nodig. Hierbij kan gedacht worden aan een zadelkruk, een specifieke aanpassing aan een stoel, een elektrisch be-dienbaar bureau of een dynamische armsteun. De bedrijfsfysiotherapeut kan bij een werkplek-

Werknemers kunnen zelf de vergoeding voor een persoonlijk hulpmiddel aanvragen. Dit kan door het downloaden van het UWV-formulier ‘Ondersteuning bij uw visuele, auditieve of motorische handicap’ via www.uwv.nl/particulieren/formulieren/IR14001785.aspx. Het hulpmiddel wordt persoonlijk eigendom van de werknemer. Bij de aanvraag dient een kopie van de brief van de huisarts, specialist of bedrijfsarts te worden bijgevoegd waarin staat dat deze ondersteuning nodig is. Tevens moet een kopie van de offerte of de rekening worden toegevoegd. De aanvraag gaat alleen over meeneembare hulpmiddelen voor langdurig of permanent gebruik. Dankzij het hulpmiddel kan de werknemer in het werkproces blijven.

onderzoek constateren dat een persoonlijk hulp-middel een passende oplossing biedt. Vervol-gens kan hij adviseren welk hulpmiddel geschikt is. Een geschikt hulpmiddel zegt echter niets over de manier waarop een werknemer omgaat met het hulpmiddel. Oude gewoontes zijn vaak lastig te doorbreken. Begeleiding op de werkplek helpt om gewoontes die de arbeidsparticipatie in gevaar brengen om te zetten in gewoontes die bijdragen aan duurzame inzetbaarheid. Een werkgever die volgens goed werkgever-schap zijn arbeidsmiddelen op orde heeft, is niet verplicht om een persoonlijk hulpmiddel te vergoeden. In hoeverre een werkgever wenst over te gaan tot het (gedeeltelijk) vergoeden van een persoonlijk hulpmiddel is afhankelijk van de afspraken op bedrijfsniveau. In de prak-tijk blijkt vaak dat zowel de werknemer als zijn leidinggevende niet op de hoogte is van de vergoedingsmogelijkheid van het UWV. Veilig en gezond werken is een gezamenlijke verantwoor-

delijkheid van werkgevers en werknemers. De Wet Verbetering Poortwachter vraagt van werk-gevers om werknemers zo lang mogelijk in het werkproces te behouden. Benut een werkgever de mogelijkheden onvoldoende, dan loopt hij het risico op een jaar doorbetaling van het loon. De bedrijfsfysiotherapeut kan veel problemen tussen werkgevers en werknemers voorkomen. Zo adviseert hij werkgevers op organisatie-niveau in financieringsmogelijkheden en op er-gonomisch niveau in hulpmiddelen en praktische aanpassingen. Op persoonsniveau ondersteunt de bedrijfsfysiotherapeut in gedragsmatige aan-passingen om gezond en veilig te kunnen blijven samenwerken. De inzet van een persoonlijk hulpmiddel is hierbij een van de mogelijkheden.

Miloushka Kronstadt is register bedrijfsfysio-

therapeut bij BEeezy en werkzaam als trainer/

coach Werk & Gezondheid. Ze is bereikbaar via

[email protected].

In het werkproces blijven

UWV vergoedt hulpmiddel

FysioPraxis | november 2013

51

Specialistenkatern nw.indd 51 06-11-13 12:59

Page 52: 2013-11 FysioPraxis november 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r nn

VM

t

| n

ed

er

la

nd

Se

Ve

re

nig

ing

Vo

or

Ma

nu

el

e t

he

ra

pie

Onderzoek doen naar de effecten die je in de kliniek ervaart, is vaak lastiger dan je denkt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij con-servatief behandelen van radiculopathie. Ondanks de beperkingen in het onderzoek naar radiculopathie pleiten de auteurs voor een actieve multimodale (manueel) fysio-therapeutische aanpak gericht op func-tioneel herstel van de pathofysiologische veranderingen. Het effect van een zachte halskraag gecombineerd met specifieke oefeningen lijkt effectiever dan operatief ingrijpen.Tekst: Erik Thoomes, dr. Wendy Scholten-Peeters, dr.

Deborah Falla, Alice de Boer, Remy Olsthoorn, Karin Verkerk,

dr. Christine Lin, dr. Bart Koes en dr. Arianne Verhagen

Een veelgebruikte definitie van cervicale ra-diculopathie (CR) is: ‘hevige arm- en nekpijn afkomstig van een beknelde (en geïrriteerde) zenuwwortel’. In de nek zijn degeneratieve, spondylotische veranderingen vaker oorzaak van klachten dan een discusherniatie. Als ‘serious non-specific’ nekpijntype is het klinisch beeld afwijkend van zowel specifieke (serious speci-fic) nekpijn als aspecifieke nekpijn. Radiculaire nekpijn moet onderscheiden worden van uitstra-lende somatische referred pain.1 Reden genoeg voor nieuwe behandelrichtlijnen. Onderzoek zou uitkomst moeten bieden maar de resultaten geven geen eenduidig beeld. Een dilemma voor evidence-based practice.

Variatie in definitiesVan operatief ingrijpen is bekend dat het niet effectiever is dan conservatief behandelen.2-4

Helaas komt bij 29 procent van de gevallen binnen een jaar een recidiefoperatie van een aangrenzend niveau voor.5 Vandaar dat we een systematische review hebben gedaan naar de effectiviteit van conservatieve behandelingen. Daaraan voorafgaand hebben we een review gedaan naar de inclusiecriteria voor RCT’s van conservatieve behandeling. Ook hebben we ge-keken of er een definitie voor CR gegeven werd.6 De manier waarop onderzoekers hun patiënten selecteren voor een RCT naar de effectiviteit van conservatieve behandelingen is namelijk van in-vloed op de uitkomst en de generaliseerbaarheid (lijken ze op de patiënt die u in de praktijk ziet). Uit deze review bleek dat er een enorme variatie in criteria is: onderzoekers gaven patiënten met verschillende tekenen en symptomen het label ‘cervicale radiculopathie’ mee. Pijn was voor elf van de vijftien studies een inclusiecriterium, maar de locatie (nek, arm of allebei) of de mate van pijn was zeer verschillend. Vijf studies ge-bruikten sensorische symptomen in de arm als inclusiecriterium, vier studies gebruikten cervi-cale range of motion en motorische afwijkingen (krachtsvermindering) en twee studies gebruik-ten verminderde reflexen. Er waren drie studies die een positieve Spurling-test gebruikten en twee daarvan binnen een beschreven cluster van provocatietesten.7

Gezien de enorme variatie aan inclusiecriteria en definities van wat een cervicale radiculo-pathie is, stellen we een nieuwe definitie voor: uitstralende pijn in de arm met motorische, reflex- en sensorische veranderingen (zoals pa-raesthesieën en doof gevoel), geprovoceerd door houdingen en/of bewegingen van de nek.6

risk of biasEen belangrijk aspect in het beoordelen van RCT’s voor een review naar de effectiviteit van interventies is de zogenaamde risk of bias (RoB). Daarin spelen de blindering van patiënt, therapeut en onderzoeker een grote rol. Als ge-volg van de hands-on aard van de interventies, is dat bij conservatieve behandelingen vrijwel onmogelijk: de patiënt weet vrijwel altijd wat hij ondergaat, de therapeut weet in elk geval wat hij doet en omdat de patiënt vaak zelf de onderzoeker is (bij PROMs, VAS, GPE, et cetera), is de blindering daarbij ook mislukt.Toch vonden we één trial waarbij dit wel gelukt is. Daarin werd tractie vergeleken met placebo-tractie. De patiënten bleken achteraf niet te we-ten welke interventie ze hadden gehad.8 Er was echter geen verschil in uitkomst. Drie andere trials vergeleken continue tractie met intermit-terende tractie en vonden ook geen verschil.9-11 Tractie lijkt dus niet effectiever dan een placebo.Er waren nog meer aspecten van RoB waar veel RCT’s moeite mee hadden: het vermijden dat pa-tiënten andere therapieën of medicatie gebrui-ken gedurende de trial en zorgen dat patiënten in de verschillende groepen vergelijkbaar zijn. Uiteindelijk waren slechts twee van de elf trials van goede methodologische kwaliteit met een lage RoB. We hebben ook naar het niveau van bewijs gekeken dat voor of tegen de effectiviteit van een interventie pleit. Door het lage aantal geïncludeerde patiënten en de soms tegenspre-kende resultaten was er niet meer dan ‘laag’ of ‘zeer laag’ bewijs. Dit alles pleit voor het doen van nieuwe RCT’s van hoge methodologische kwaliteit en met meer patiënten. Tot die tijd kunnen er geen duidelijke uitspraken worden gedaan. Op basis van de uitkomsten van onze review kunnen we geen duidelijke richtlijnen geven.

toch klinisch releVantWat heeft de review dan wel laten zien? De verschillende onderzoeken vergeleken een va-riëteit aan conservatieve interventies (tabel 1). In het algemeen is er na twaalf maanden geen

Tabel 1. Variëteit aan conservatieve interventies.

Conservatieve therapie bij cervicale radiculopathie

Uitroeien wat niet werkt

Halskraag tractie neptractie placebo- BAPM 1966 interventie

Interventie Vergelijking Vergelijking Vergelijking Auteur

Halskraag fysiotherapie chirurgie Persson 1997

Halskraag fysiotherapie ‘wait & see’ Kuijper 2009

Halskraag injecties Fukusaki 1995

Tractie placebotractie Klaber Moffet 1990, Shakoor 2002

Intermitterende continue tractie Elnaggar 2009, tractie Jellad 2009, Wong 1997

Tractie + manuele (neptractie) + Young 2009 therapie + manuele therapieoefentherapie + oefentherapie

Manuele Therapie oefentherapie manuele therapie Ragonese 2009 + oefentherapie

FysioPraxis | november 2013

52

Specialistenkatern nw.indd 52 06-11-13 12:59

Page 53: 2013-11 FysioPraxis november 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

nV

Mt

|

ne

de

rl

an

dS

e V

er

en

igin

g V

oo

r M

an

ue

le

th

er

ap

ie

verschil in effectiviteit tussen tractie, algemene fysiotherapie, oefentherapie, een halskraag of een afwachtend beleid. Dat is niet verrassend als je bedenkt dat uit de literatuur blijkt dat het natuurlijke beloop gunstig is. Na zes tot negen maanden lijken veel klachten vanzelf te ver-dwijnen. Het is ook niet verrassend dat de ene interventie niet effectiever was dan de andere. In de dagelijkse praktijk zou je patiënten ook niet zo behandelen. Is onze review dan niet klinisch relevant? Mis-schien toch wel, want op de korte termijn (3-6 weken) is er enig bewijs dat het dragen van een zachte halskraag en het doen van specifieke oefeningen een beter resultaat geven dan niets doen. Tot twaalf weken is deze behandeling zelfs effectiever dan operatief ingrijpen. Voor patiënten die pijn lijden, is dit van groot belang. De grootste positieve uitkomstmaat en het klinisch meest relevante resultaat dat we ge-vonden hebben, is de reductie van armpijn met 20 mm (op een 100 mm VAS) in de eerste zes weken (-20.1, 95%CI -30.4 – -9.8) door het dra-gen van een kraag. Gerichte fysiotherapie was vrijwel even effectief.12

HypotHeseDit alles leidt dan tot wat hypothesevorming. Als klinische ervaring gecombineerd wordt met uit-komsten van wetenschappelijk onderzoek13, dan lijkt het zinnig dat de soort interventie bij een

radiculopathie afhankelijk is van het stadium waarin de aandoening zich bevindt. Dit pleit voor een verschuiving van een veel meer hands-off farmacologische benadering in de acute (ontste-kings)fase naar een meer actieve, multimodale (manueel) fysiotherapeutische aanpak gericht op functioneel herstel van de pathofysiologische veranderingen. Dat lijkt ons een uitstekend on-derwerp voor een aantal nieuwe trials!

E.J. Thoomes, Erasmus Medical Centre,

Department of General Practice, Rotterdam and

University of Applied Sciences AVANS, Research

Group Diagnostics, Breda.

Dr. G.G.M. Scholten-Peeters, Erasmus Medical

Centre, Department of General Practice, Rotter-

dam and University of Applied Sciences AVANS,

Research Group Diagnostics, Breda.

Dr. D. Falla, Pain Clinic, Center for Anesthesiology,

Emergency and Intensive Care Medicine, Univer-

sity Hospital Göttingen, Germany and Department

of Neurorehabilitation Engineering, Bernstein

Focus Neurotechnology (BFNT) Göttingen, Bern-

stein Center for Computational Neuroscience,

University Medical Center Göttingen, Georg-

August University, Göttingen, Germany.

A.J. de Boer, University of Applied Sciences,

Rotterdam.

R.A. Olsthoorn, University of Applied Sciences,

Rotterdam.

K. Verkerk, Erasmus Medical Centre, Department

of General Practice, Rotterdam and University of

Applied Sciences, Rotterdam.

dr. C. Lin, The George Institute for Global Health,

Sydney Medical School, The University of Sydney,

Australia.

Dr. B.W. Koes, Erasmus Medical Centre,

Department of General Practice, Rotterdam.

Dr. A.P. Verhagen, Erasmus Medical Centre,

Department of General Practice, Rotterdam and

University of Applied Sciences AVANS, Research

Group Diagnostics, Breda.

Literatuur1. Bogduk N. On the definitions and physiology

of back pain, referred pain, and radicular pain. Pain 2009;147(1-3):17-1.

2. Nikolaidis I, Fouyas IP, Sandercock PA, Stat-ham PF. Surgery for cervical radiculopathy or myelopathy. The Cochrane database of systematic reviews 2010(1):CD001466.

3. Peolsson A, Söderlund A, Engquist M, Lind B, Löfgren H, Vavruch L, Holtz A, Winström-Christersson A, Isaksson I, Öberg B. Physical function outcome in cervical radiculopathy patients after physiotherapy alone compared with anterior surgery followed by physiothe-

rapy: a prospective randomized study with a 2-year follow-up. Spine 2013;38(4):300-7.

4. Engquist M, Lofgren H, Oberg B, et al. Surgery Versus Non-Surgical Treatment for Cervical Radiculopathy: A prospective, randomized study comparing surgery plus physiotherapy with physiotherapy alone with a two year follow-up. Spine 2013;Jun 17. ePub ahead of print.

5. Middelkoop M van, Rubinstein SM, Ostelo R, et al. Surgery versus conservative care for neck pain: a systematic review. European spine journal : official publication of the Eu-ropean Spine Society, the European Spinal Deformity Society, and the European Sec-tion of the Cervical Spine Research Society 2013;22(1):87-95.

6. Thoomes EJ, Scholten-Peeters GG, Boer AJ de, et al. Lack of uniform diagnostic criteria for cervical radiculopathy in conservative intervention studies: a systematic review. European spine journal: official publication of the European Spine Society, the European Spinal Deformity Society, and the European Section of the Cervical Spine Research Soci-ety 2012;21(8):1459-70.

7. Wainner RS, Gill H. Diagnosis and nonope-rative management of cervical radiculopathy. The Journal of orthopaedic and sports physi-cal therapy 2000;30(12):728-44.

8. Klaber Moffett JA HGGP. An investigation into the effects of cervical traction for the re-lief of neck and arm. I: Clinical effectiveness. Clinical Rehabilitation 1990;4:205-11.

9. Wong AM, Lee MY, Chang WH, Tang FT. Cli-nical trial of a cervical traction modality with electromyographic biofeedback. American journal of physical medicine & rehabilita-tion/Association of Academic Physiatrists 1997;76(1):19-25.

10. Jellad A, Ben Salah Z, Boudokhane S, Migaou H, Bahri I, Rejeb N. The value of intermittent cervical traction in recent cervical radiculo-pathy. Annals of physical and rehabilitation medicine 2009;52(9):638-52.

11. Elnaggar IM EH, Abd El-Menam EM. Influ-ence of Spinal Traction in Treatment of Cer-vical Radiculopathy Egypt J Neuro. Psychiat Neurosurg 2009;46(2):455-60.

12. Kuijper B, Tans JT, Beelen A, Nollet F, Vis-ser M de. Cervical collar or physiotherapy versus wait and see policy for recent onset cervical radiculopathy: randomised trial. Bmj 2009;339:b3883.

13. Sackett DL, Rosenberg WM, Gray JA, Hay-nes RB, Richardson WS. Evidence based medicine: what it is and what it isn’t. Bmj 1996;312(7023):71-2.

Erik Thoomes: “Tot twaalf weken is deze behandeling zelfs effectiever dan operatief ingrijpen.”

FysioPraxis | november 2013

53

Specialistenkatern nw.indd 53 06-11-13 12:59

Page 54: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Zet uw praktijk op de kaart met een

ZorgkaartNederland Praktijkpakket

ZorgkaartNederland Praktijkpakket

NIEUW!

Aanvullende module

voor fysiotherapie -

p raktijken. Ontwikkeld

in samenwerking

met ParaBench

(Intramed)

Als het om hun gezondheid gaat, weten steeds meer patiënten zelf de weg te vinden naar de beste zorg.

Via ZorgkaartNederland vinden ze eenvoudig alle zorgaanbieders. Overzichtelijk en onafhankelijk.

Voor fysiotherapeuten is het dankzij een samenwerking met ParaBench, mogelijk om benchmark-

gegevens te tonen op ZorgkaartNederland. Dé kans om uw praktijk nog beter te presenteren én

te laten zien dat u transparant bent over de effectiviteit van de geleverde zorg.

U heeft al een Praktijkpakket vanaf € 49,50 per jaar. Bekijk de speciale aanbiedingen

voor fysiotherapiepraktijken op www.zorgkaartnederland.nl/parabench

De voordelen van een ZorgkaartNederland Praktijkpakket• Een betere presentatie van

uw dienstverlening• Up-to-date zicht op waarderingen• Actieve monitoring & analyse• Tips & ondersteuning bij het

uitvragen van patiëntervaringen • Zicht op meningen en verbeterpunten• Extra gemak en tijdwinst• Loop voorop, laat zien dat u transparant

bent én open staat voor feedback

BSL_ZKN Advertentie 185x268.indd 1 24-07-2013 11:24:41•FP-11 advertenties.indd 11 05-11-13 10:02

Page 55: 2013-11 FysioPraxis november 2013

AgendANOVEMBER 201328 en 29 november

9e Sportmedisch Wetenschappelijk

Jaarcongres

Dé ontmoetingsplaats voor onderzoekers,

zorgverleners en andere professionals binnen

de sportgezondheidszorg.

Locatie: Ermelo

Inlichtingen: www.vsgjaarcongres.nl

DECEMBER 201310 december

Congres ‘Cardiovasculair Risicomanagement:

van weten naar doen!’

De implementatie van de zorgstandaard CVRM

staat centraal tijdens deze dag vol informatieve

en inspirerende presentaties en workshops.

Tijdens het congres leren de aanwezigen de

geactualiseerde zorgstandaard kennen en weten

ze welke inzichten en instrumenten er bestaan om

deze te implementeren.

Locatie: De Eenhoorn te Amersfoort

Inlichtingen: www.vitalevaten.nl/congres

12 december

Congres Diagnostiek Bekkenfysiotherapie

De vertaling naar de dagelijkse praktijk van de

bekkenfysiotherapeut. Belangrijke patiëntcate-

gorieën c.q. aandoeningen staan centraal:

ouderen, zwangeren, darmgerelateerde en

urogenitale aandoeningen.

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

www.bsl.nl/cuco

13 december

Postoperatieve revalidatie na herstel van

kraakbeenletsel van het kniegewricht

Locatie: Duiven

Inlichtingen: www.physioknowledge.nl

14 december

2e Nationaal congres Elastisch Tapen

In de ochtend wordt eerst de anatomie en functie

van fascie- en lymfestructuren besproken en de

voordelen én valkuilen van tapen als behandel-

mogelijkheid. Na de plenaire lezingen gaat u

vervolgens in de praktische sessies zelf aan de slag.

Tijdens deze parallelsessies wordt ingegaan op

de therapeutische mogelijkheden bij het behande-

len van diverse herkenbare en veelvoorkomende

aandoeningen.

Locatie: Reehorst Ede

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

www.bsl.nl/cuco

17 december

Jong en Oud – congres voor kinderfysiothera-

peuten

Onder voorzitterschap van prof. dr. Raoul Engelbert

vatten diverse deskundigen inzichten en bevindin-

gen van het afgelopen jaar samen en vertalen dit

naar uw dagelijkse praktijk. Telkens met de nadruk

op de klinische realiteit. Plenaire lezingen en inter-

actieve parallelsessies. Capita selecta: diagnostiek

en behandeling; kindermishandeling; lichamelijke

beperking; motorische ontwikkeling; neurologie;

inspanningsfysiologie; inspanning en training; chro-

nische pijn; oncologie en schrijfproblemen.

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Inlichtingen: www.bsl.nl/cuco

17 december

Jong en Oud – congres voor geriatriefysiothe-

rapeuten

Tijdens dit congres komen onder voorzitterschap

van prof. dr. Cees van der Schans in plenaire lezin-

gen en interactieve parallelsessies diverse, klinisch

relevante onderwerpen aan bod, zoals: active

ageing; CVA; dementie; gerontologie; psychologie;

thuisoefenprogramma’s; valpreventie; veerkracht.

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Inlichtingen: www.bsl.nl/cuco

19 december

Congres Multimorbiditeit

Inzicht in de organisatie van de zorg rond patiënten

met comorbiditeit, maar ook de behandel(on)moge-

lijkheden van patiënten met comorbiditeit. Met de

meest recente en belangrijkste ontdekkingen op

het gebied van comorbiditeit. Dagvoorzitter:

prof. dr. R. de Bie, Universiteit Maastricht.

Locatie: Utrecht

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

www.bsl.nl/cuco

2014

FEBRUARI 13 februari

Geriatriedag 2014

Drie plenaire lezingen, door o.a. prof. dr. Hans

van Delden (hoogleraar medische ethiek, UMC

Utrecht) over de richtlijn Reanimatie bij (kwetsbare)

ouderen en Jan Hamers (hoogleraar Ouderenzorg,

Universiteit Maastricht) over Nurses on the Move.

Workshops over o.a. nefrologie, rijvaardigheid bij

dementie, stervensbegeleiding, neuro-imaging en

Otago-oefenprogramma.

Locatie: Brabanthallen, ‘s-Hertogenbosch

Inlichtingen: www.geriatriedagen.nl

MAARt28 maart

Nationale Diabetes Dag 2014

Een platformevent voor alle professionals voor wie

diabeteszorg een missie is.

Locatie: Fokker Terminal, Den Haag

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

www.bsl.nl/cuco

JUNI13 juni

FysioCongres en FysioExpo 2014

Locatie: n.t.b.

Inlichtingen: www.fysiocongres.nl

SEPtEMBER5 en 6 september

Vakbeurs ‘Van Klacht naar Kracht’

Drie zelfstandige vakbeurzen onder één dak:

de Massagevakbeurs, de Fysiovakbeurs en

de Complementairvakbeurs. Het moment waarop

ondernemers en relaties uit de massage-, fysio-

en complementaire branche elkaar treffen

om informatie en kennis uit te wisselen.

Locatie: Euretco, Hoevelaken

Inlichtingen: www.klachtnaarkracht.com

OKtOBER1 - 4 oktober

4th biannual International Multidisciplinary

Pain Congress

Programma-aanbod: Pediatric pain management,

Developing world programme, Cancer pain and

palliative care en Low back pain.

Workshops: ISO 9001, On the nature of evidence

and the role of trials in pain medicine, Complex

Regional Pain Syndrome en Radiology.

Locatie: Eindhoven

Inlichtingen: www.paincongress.org/programme

BUItENLAND

DECEMBER 20137 en 8 december

Massagevakbeurs

Locatie: St. Niklaas, België

Inlichtingen: www.massagevakbeurs.com

■ Nieuw toegevoegde evenementen

55

FysioPraxis | november 2013

Agenda.indd 55 06-11-13 14:01

Page 56: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Download the freeLayar App

Scan this page Discoverinteractive content

INTERACTIVE PRINT

www.cariphy.com

Carefree Cariphy

?!

•FP-11 advertenties.indd 12 05-11-13 10:02

Page 57: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Vraag & aanbodAAngeboden

Ter overname aangeboden van solo praktijkeigenaar. Moderne fysiotherapie-praktijk met medewerkers (in de omge-ving Rotterdam met 2 locaties). Oefenzaal nieuwe apparatuur 2010. Voor meer informatie kunt u contact op-nemen met mevr. A van der Elst van VvAA [email protected]

TE KOOP: Manumed behandelbank Opti 223G elektr. in hoogte verst.; Zweedse bank 180cm mass.beuken; Airex oefen-mat 85x100x1,5 rood; wandrek 184x95 mass.beuken. In prima staat; weinig ge-bruikt. Alles in één koop; € 1550. Zwolle 06-22047515

Ter overname ivm stoppen praktijk: hy-drolische enraf-nonius massagetafel 5delig 20 jr oud maar nog goed werk-baar, koffermodel massagetafel 2 jr en massagestoel 2 jr, beide weinig gebruikt. Incl hoezen. Ophalen Alkmaar teab. 0643738746

Aangeboden wegens pensionering een 1 FTE fysiotherapiepraktijk, zonder per-soneel, in de omgeving van IJmuiden. Praktijkpand (koop) is goed bereikbaar met praktische indeling. Voor nadere in-formatie: [email protected] of 0354-596062

Bent u op zoek naar een 2de hands elek-trische of hydraulische behandelbank of wilt u uw elektrische of hydraulische be-handelbank verkopen? Kijk dan op www.samm-behandelbanken.nl. Tevens een En tree pully van 24 kg te koop. Tel: 06-25103080.

Aangeboden maatschapsdeel alg. fysio-therapie in praktijk van 2 FTE, omgeving Utrecht, zonder personeel. Praktijkpand (koop) is voor 50% over te nemen. Voor nadere informatie: [email protected] of 0345-596062 www.startjepraktijk.nl

ter overname aangeboden: zeer goed lopende praktijk fysio-, manueel therapie in Utrecht, 2 FTE. Zeer gunstig gelegen t.o.v. uitvalswegen, ruime parkeermoge-lijkheden. Het betreft een huurpand. Veel

mogelijkheden tot samenwerking met omliggende instanties.Voor meer informatie en/of bezichting: [email protected]

Solo-praktijk fysiotherapie in Zuid Lim-burg te koop/te huur.Geen Goodwill !.Ook interessant voor KNOF-fysiotherapeut. Inventaris zeer goedkoop over te nemen. Het betreft een praktijkpand met ( te ver-huren of te bewonen ) bovenwoning. Tel. 046 4753062

Aangeboden algemene en sportfysio-therapiepraktijk in groot sportcentrum Amsterdam Zuid. Momenteel parttime ingevuld maar voldoende mogelijkheid tot uitbouwen naar fulltime. Voor nadere informatie: [email protected] of 0354-596062

Te koop aangeboden praktijkdeel in een kostenmaatschap met 3 maatschaps-leden in een gerenommeerde praktijk in Rotterdam West. Sinds 2010 Plusprak-tijk. De praktijk is gevestigd in een ZOED, zorgverleners onder een dak. Geen per-soneel in dienst. Reactie graag naar Nico-leCremers: [email protected]

Ter overname aangeboden een fulltime maatschap deel in verband met het be-reiken van de pensioengerechtige leeftijd.De praktijk te Hengelo(o) bestaat uit 5 maten en medewerkers in dienstverband en is onderdeel van een gezondheidscen-trum.Er wordt gezocht naar een collega ft/mt. met affiniteit voor beweeggroepen. Telefoonnr:074-2771210/e-mailadres:

b.van.fysiotherapiehasseleres.nl

Personeel gevrAAgd

Met ingang van 1 nov. 2013 is er binnen onze praktijk in Valkenswaard een va-cature voor een,bij voorkeur vrouwelijke collega,met een specialisatie manuele therapie.Affiniteit met orthopedische aan-doeningen en beweegprogramma’s strekt tot aanbeveling.De werkzaamheden be-treffen 20-25u per week

Gezondheidscentrum Enter is op zoek naar een “BEDRIJFSLEIDER”. Onze voor-keur gaat uit naar een fysio-manueelthe-rapeut met MANAGEMENT-kwaliteiten en ervaring. Betreft een full-time functie. Meer gegevens op: www.gezondheidscentrum-enter.nl. Tel. informatie: 053-4760503. Schriftelijke reacties graag naar: Gezond-heidscentrum Enter, M.Samuelstraat 1, 7468 BN Enter.

Deze advertentierubriek is alleen voor KNGF-leden.Ga voor het plaatsen van een advertentie in de rubriek Vraag & Aanbod naar FysioNet, www.fysionet.nl > inloggen > Producten & Diensten > FysioPraxis > Vraag & Aanbod.

Reactie onder nummer (linksboven op envelop) kunt u sturen naar:Bohn Stafleu van Loghum, FysioPraxis, Afdeling Vraag & Aanbod, t.a.v. Eleonora Smit, Postbus 246, 3990 GA Houten.

Wanneer u nog vragen heeft, kunt u contact opnemen met [email protected].

FysioPraxis | november 2013

57V r a a G e N a a N b o D

VoorheenAstma Fonds

De beste zorg

voor longpatienten

In Nederland zijn ruim één miljoen mensen met een chronische longziekte. Het Longfonds zet zich voor hen in, want longen zijn van levensbelang. Wij strijden voor gezonde longen en tegen chronische longziekten.

Als zorgverlener geeft u zorg aan chronische longpatiënten. Hen voorzien van waardevolle informatie over hun ziekte is daarin belangrijk. Het Longfonds helpt u daarbij, met voorlichtingsmaterialen die u gratis kunt bestellen via onze website. longfonds.nl/bestellen

volg ons op:@longfonds

facebook.com/longfondsyoutube.com/longfonds

longfonds.nl

e t

V30

/01.

13

ds.nl

lid

men p:

s op:

onds

fonds

fonds

VoorheenAstma Fonds

Astma,

en wat nu?

3

dlid

VoorheenAstma Fonds

COPD, en wat nu?

C

V31

/01.

13

VoorheenAstma Fonds

ds.nl

lid

t met

min)

s op:

onds

fonds

fonds

Mijn kind heeft

astma, wat nu?

FP 11 V&A.indd 57 05-11-13 09:59

Page 58: 2013-11 FysioPraxis november 2013

COLOFON

VA K I N F O R M AT I E V O O R D E F Y S I O T H E R A P E U T

FysioPraxis is het offi ciële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 12 keer per jaar.

UITGEVER

Karin LindenBohn Stafl eu van LoghumHet Spoor 2, 3994 AK HoutenPostbus 246, 3990 GA HoutenT: (030) 638 38 05E: [email protected]: www.bsl.nl

REDACTIEADRES

Bohn Stafl eu van Loghum Postbus 246, 3990 GA HoutenT: (030) 638 37 43E: [email protected]

EINDREDACTIE

Suzet HoeversE: [email protected]

REDACTIERAAD

Gaston Melis, (1967) communicatie

REDACTIE

Adri ApeldoornSaskia Bon (hoofdredacteur)Karin HaksLidwien van Loon (Specialistenkatern)François MaissanCaroline Speksnijder

ADVERTENTIES

Bohn Stafl eu van Loghum, advertentietarieven op aanvraagBas de WitT: (030) 638 38 24E: [email protected]

Peter de Jongsr. accountmanager ArbeidsmarktT: (030) 638 38 88 / 06-10946138E: [email protected]

Eleonora SmitT: (030) 638 37 04E: [email protected]

ABONNEMENTEN / ADRESWIJZIGINGEN

KNGF, Postbus 248, 3800 AE AmersfoortT: (033) 467 29 00E: [email protected]

ABONNEMENTEN NIET-KNGF LEDEN

Een abonnement (incl. verzend- en administratiekosten) op FysioPraxis voor particulieren kost per jaar € 106,00 en niet-leden buitenland € 131,00 (prijswijzi-gingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op iedere gewenst moment worden aangegaan. Een abonnement wordt eenmaal per jaar bij voorfacturering voor het aankomend jaar berekend en belast. Beëindiging van het abonnement is mogelijk op elk moment in het jaar, met inachtneming van een maand op-zegtermijn. Indien u uw abonnement wilt stopzetten, vindt verrekening plaats met eventueel reeds betaald abonnements-geld. U betaalt dan alleen voor de maan-den waarin u abonnee bent geweest en eventueel teveel betaald abonnements-geld wordt aan u gecrediteerd.

ADRESWIJZIGING NIET-KNGF LEDEN

Bij wijziging van de tenaamstelling en/of het adres: adreswikkel met de gewijzigde gegevens opsturen naar het KNGF.

VERANTWOORDELIJKHEID

De verantwoordelijkheid voor de samenstelling van het tijdschrift berust bij de redactie, met dien verstande dat de auteurs verantwoordelijk zijn voor

de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het vereni-gingsnieuws.

AUTEURSRECHT

©2013 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenig-vuldigd, op welke wijze dan ook, na schriftelijke toestemming van het KNGF of Bohn Stafl eu van Loghum en met bronvermelding.

BLADCONCEPT

Bohn Stafl eu van Loghum

VORMGEVING

Onnink Grafi sche Communicatie BV

FOTO OMSLAG

Medisch Centrum AlkmaarVincent Boon Photography

BEELD

o.a. Shutterstock (www.shutterstock.com)

ISSN 0927-5983

58 V R A A G E N A A N B O DV R A A G E N A A N B O D

FysioPraxis | november 2013

VRAAG & AANBOD

Congres MultiMorbiditeitDonderdag 19 december 2013, Jaarbeurs Utrecht, Beatrixgebouw

Bestemd voor: fysiotherapeuten en huisartsen

Met onderwerpen als:• Comorbiditeit: meer dan een ziekte? • Een typisch geriatrieprobleem? • Impact op de fysiotherapeutische behandeling • COPD • Frailty

BAANBREKEND. BETROUWBAAR.

Direct inschrijven? Ga naar www.bsl.nl/multimorbiditeit

FP 11 V&A.indd 58 05-11-13 10:00

Page 59: 2013-11 FysioPraxis november 2013

Ik hou graag tijd over voor ontspanning.Ik hou graag tijd over voor ontspanning.

Rutger Opdam Fysiotherapeut en mountainbiker

Als fysiotherapeut is Rutger ook steeds meer ondernemer. Personeel, administratie

en organisatie leveren soms extra spanning op. Bij Movir wordt hij gelukkig goed

ondersteund; de coaches van Elestia staan 24/7 voor hem klaar en hij heeft de rust

van financiële zekerheid als hij zijn beroep niet meer kan uitoefenen. Bovendien

profiteert Rutger naast de 5-jaars Starterskorting van 10% extra premievoordeel

als KNGF-lid.

Meer informatie op Movir.nl/fysio of ga naar uw adviseur.

DAK | NVA | NBVA

2009

ADFIZ ADFIZ

2012

•FP-11 advertenties.indd 13 05-11-13 10:03

Page 60: 2013-11 FysioPraxis november 2013

THE BEST VS THE RESTwat is jouw rol?

Voor een optimaal herstel wil iedereen de beste medische zorg.

Met onze TÜV-gecertifi ceerde, latexvrije tape garanderen wij

het beste materiaal. Eigenlijk is voor fysiotherapeuten en hun

patiënten maar één keus: CureTape.

www.curetape.nl

13891 Adv campagne Curetape.indd 1 22-04-13 09:15•FP-11 advertenties.indd 14 05-11-13 10:05