Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen...

129
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Thomas Tuyteleers (studentennr. 01103828) Promotor: Prof. Dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris: Mevr. Angie Clocheret

Transcript of Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen...

Page 1: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2015-2016

Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor

onderzoek en ontwikkeling

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door

Thomas Tuyteleers

(studentennr. 01103828)

Promotor: Prof. Dr. Inge Van De Woesteyne

Commissaris: Mevr. Angie Clocheret

Page 2: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht
Page 3: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

i

Inhoudsopgave

Dankwoord .............................................................................................. 1

Inleiding .................................................................................................. 3

1. Europese achtergrond ........................................................................... 5

1.1 Top van Lissabon .......................................................................................................................... 5

1.2 Europese Raad van Barcelona ....................................................................................................... 5

1.3 Herlancering Strategie van Lissabon ............................................................................................. 6

1.4 Mededeling van de Europese Commissie ...................................................................................... 7

1.5 De Europese Raad van 17 juni 2010: geboorte van de Europa 2020-strategie ............................. 8

2. Overzicht van de huidige Belgische fiscale stimuli voor O&O-activiteiten 10

2.1 De aftrek voor octrooi-inkomsten (art. 205/1 – 205/4 WIB92) ................................................... 10

2.1.1 Totstandkoming .................................................................................................................... 10

2.1.2 Ratio legis ............................................................................................................................. 11

2.1.3 Toepassingsgebied ratione personae .................................................................................... 11

2.1.4 Toepassingsgebied ratione materiae ..................................................................................... 12

2.1.4.1 Beoogde rechten - het begrip “octrooi” ......................................................................... 13

i) Definitie onder de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien ......................... 14

ii) Definitie onder Boek XI Wetboek Economisch Recht .................................................. 15

iii) Het internationaal en Europees octrooi .......................................................................... 15

2.1.4.2 Beoogde rechten - het begrip “aanvullende beschermingscertificaten” (ABC’s) ......... 17

2.1.4.3 Onderzoekscentrum dat een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid vormt ...... 18

i) Ratio legis ...................................................................................................................... 18

ii) Begrippen “onderzoekscentrum” en “bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid” ....... 20

2.1.4.4 Bedoelde octrooi-inkomsten .......................................................................................... 22

i) Werkelijke octrooi-inkomsten ....................................................................................... 23

ii) Hypothetische octrooi-inkomsten .................................................................................. 24

iii) Gemeenschappelijke vereisten aan beide soorten octrooi-inkomsten ............................ 24

2.1.5 Berekening van de aftrek ...................................................................................................... 26

2.1.6 Formaliteiten ........................................................................................................................ 26

2.1.7 Niet-overdraagbaarheid ........................................................................................................ 27

2.2 De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing (art. 2753 WIB) ............................. 27

2.2.1 Achtergrond en principe ....................................................................................................... 27

Page 4: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

ii

2.2.1.1 Achtergrond ................................................................................................................... 27

2.2.1.2 Algemeen principe......................................................................................................... 28

2.2.2 Toepassingsgebied ratione personae .................................................................................... 30

2.2.2.1 Academische onderzoekers ........................................................................................... 31

2.2.2.2 Instellingen erkend bij een door de Ministerraad genomen besluit ............................... 32

2.2.2.3 Samenwerkingsovereenkomsten ................................................................................... 33

i) Ontstaan ......................................................................................................................... 33

ii) Begrip ............................................................................................................................ 34

2.2.2.4 Young Innovative Companies ....................................................................................... 35

i) Ontstaan ......................................................................................................................... 35

ii) Begrip ............................................................................................................................ 35

2.2.2.5 Masters, doctors en burgerlijk ingenieurs in privébedrijven ......................................... 38

i) Ontstaan ......................................................................................................................... 38

ii) Begrip............................................................................................................................. 39

2.2.3 Toepassingsgebied ratione materiae: bezoldigingen ............................................................ 40

2.2.4 Pro rata-regeling .................................................................................................................. 41

2.2.5 Wet van 17 juni 2013: nieuwe definities en aanmeldingsplicht ........................................... 43

2.2.5.1 Het begrip “Onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten” .................................................. 43

2.2.5.2 Aanmeldingsplicht vanaf 1 januari 2014 ....................................................................... 44

2.2.6 Toepassingsformaliteiten (art. 95/2 KB/WIB) ..................................................................... 45

2.3 Investeringsaftrek (art. 68-75 io. 201 WIB) ................................................................................ 47

2.3.1 Achtergrond en algemeen principe ....................................................................................... 47

2.3.1.1 Achtergrond ................................................................................................................... 47

2.3.1.2 Principe .......................................................................................................................... 49

2.3.2 Investeringen die recht geven op de aftrek ........................................................................... 50

2.3.2.1 Materiële of immateriële vaste activa ............................................................................ 50

2.3.2.2 Nieuwe activa ................................................................................................................ 50

2.3.2.3 Afschrijfbare activa ....................................................................................................... 52

2.3.2.4 Activa uitsluitend gebruikt voor de uitoefening van beroepsdoeleinden in België ....... 53

2.3.2.5 Uitsluitingen van de gewone investeringsaftrek (art. 74-76 WIB) ................................ 53

i) Leasing, erfpacht, opstal en gelijkaardige onroerende rechten (art. 75, 2° WIB) .............. 55

Page 5: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

iii

ii) Overdracht van het recht van gebruik op andere wijze dan deze van artikel 75, 2° WIB

(art. 75, 3° WIB) .................................................................................................................... 55

iii) Niet-afschrijfbare of over minder dan drie jaar afschrijfbare activa (art. 75, 4° WIB) .... 59

iv) Personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik (art. 75, 5° WIB) .................................... 59

v) Bij de aankoopprijs komende kosten en onrechtstreekse productiekosten

(art. 75, 6° WIB) .................................................................................................................... 59

2.3.3 Soorten investeringsaftrek .................................................................................................... 59

2.3.3.2 Verhoogde investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen voor O&O

(art. 69, § 1, eerste lid, 2° b) / nieuw art. 70, eerste lid, 1° WIB) .............................................. 62

2.3.3.3 Verhoogde investeringsaftrek voor investeringen in hoogtechnologische producten

(nieuw art. 70, eerste lid, 2° WIB)............................................................................................. 62

2.3.4 Berekening van de investeringsaftrek................................................................................... 63

2.3.5 Overdracht ............................................................................................................................ 64

2.3.6 Formaliteiten ........................................................................................................................ 64

2.3.7 Invloed van de Europese Accountancyrichtlijn .................................................................... 65

2.4 Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling (art. 289quater WIB).................................... 66

2.4.1 Achtergrond en principe ....................................................................................................... 66

2.4.2 Investeringen die in aanmerking komen voor het belastingkrediet ...................................... 67

2.4.3 Soorten belastingkrediet en berekening ................................................................................ 68

2.4.3.1 Eenmalig belastingkrediet ............................................................................................. 68

2.4.3.2 Gespreid belastingkrediet .............................................................................................. 69

2.4.4 Verrekening en terugname ................................................................................................... 70

2.4.5 Formaliteiten ........................................................................................................................ 71

2.4.6 Overdracht en terugbetaling aan de belastingplichtige ......................................................... 71

2.4.7 Overgang van investeringsaftrek naar belastingkrediet ........................................................ 73

2.5 Vrijstelling van de gewestelijke subsidies (art. 193 bis en ter WIB)........................................... 73

2.5.1 Achtergrond .......................................................................................................................... 73

2.5.2 Principe ................................................................................................................................. 74

2.6 Innovatiepremie ........................................................................................................................... 75

2.6.1 Achtergrond en principe ....................................................................................................... 75

2.6.2 Voorwaarden ........................................................................................................................ 77

2.6.3 Formaliteiten ........................................................................................................................ 78

2.7 Vrijstelling voor bijkomend personeel voor uitvoer en integrale kwaliteitszorg (art. 67 WIB) .. 79

2.7.1 Achtergrond en principe ....................................................................................................... 79

2.7.2 Formaliteiten ........................................................................................................................ 79

Page 6: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

iv

2.8 Versnelde afschrijving voor immateriële vaste activa gebruikt voor onderzoek en ontwikkeling

(art. 63 WIB) ..................................................................................................................................... 80

3. Knelpunten in het kader van de Europa 2020-Strategie ............................. 81

3.1 Onderzoek van de Europese Commissie naar de steunmaatregel betreffende de vrijstelling van

doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor O&O .......................................................................... 81

3.1.1 Situatieschets en probleemstelling ....................................................................................... 81

3.1.2 Verder onderzoek van de Europese Commissie ................................................................... 83

3.1.3 Resultaat van het onderzoek van de Commissie: verenigbaarheid ....................................... 84

3.2 Knelpunten betreffende de aftrek voor octrooi-inkomsten .......................................................... 85

3.2.1 Berekening van de aftrek voor octrooi-inkomsten ............................................................... 85

3.2.1.1 Pro memorie: Percentage van de aftrek ......................................................................... 85

3.2.1.2 Berekeningsbasis van de aftrek ..................................................................................... 86

i) Werkelijke octrooi-inkomsten ............................................................................................ 86

ii) Hypothetische octrooi-inkomsten ..................................................................................... 90

3.2.2 Verenigbaarheid met Europese staatssteunregels ................................................................. 94

3.2.2.1 Algemeen ....................................................................................................................... 94

3.2.2.2 Toepassing op het Belgische regime inzake de octrooi-aftrek ...................................... 95

3.2.3 BEPS – Actiepunt 5 .............................................................................................................. 96

3.3 Omzetting van de Europese Accountancyrichtlijn: invloed op de investeringsaftrek ................. 97

3.3.1 Situatieschets ........................................................................................................................ 97

3.3.2 Problematiek ......................................................................................................................... 98

4. Algemene conclusie ......................................................................... 101

5. Bibliografie ..................................................................................... 103

Bijlagen ............................................................................................... 119

Bijlage 1: In te vullen codes in de aangifte van de bedrijfsvoorheffing .......................................... 119

Bijlage 2: Schematisch overzicht van het toepassingsgebied ratione personae van de gedeeltelijke

vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing ................................................................. 120

Bijlage 3: Modaliteiten na te leven door de in artikel 95/2, § 1 KB/WIB 92 bedoelde schuldenaars

van de bedrijfsvoorheffing .............................................................................................................. 122

Page 7: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

1

Dankwoord

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn opleiding tot master in de rechten. Het waren

vijf mooie jaren die me niet enkel academisch gevormd hebben, maar tevens als persoon.

Graag wil ik dan ook van de gelegenheid gebruik maken om een aantal personen te bedanken.

In de eerste plaats wens ik mijn promotor, Professor Inge Van De Woesteyne, en mijn

commissaris, mevrouw Angie Clocheret, te bedanken voor de keuze van het onderwerp en de

kritische, doch opbouwende feedback bij het maken van voorliggend werkstuk.

Een bijzonder woord van dank gaat daarnaast uit naar mijn mama en grootouders. Dankzij

hun morele en financiële steun heb ik deze opleiding kunnen aanvatten en vervolledigen.

Voorts wil ik mijn vriendin Ine bedanken voor haar nimmer aflatende steun en

aanmoedigingen tijdens het schrijven van dit werk.

Ook ben ik het voltallige team van het Global Business Department van Deloitte

Belastingconsulenten te Gent zeer erkentelijk om mij de mogelijkheid te hebben geboden

mijn eerste praktijkervaringen op te doen in de wondere wereld van de fiscaliteit.

Tot slot wens ik mijn vrienden te bedanken voor hun steun, maar ook voor de talrijke

vreugdemomenten tijdens deze opleiding. Mijn bijzondere dank gaat hierbij uit naar Arthur

Barbé en Vincent Van de Keer. Onze pittige discussies en diepgaande filosofische gesprekken

zullen me voor altijd bijblijven.

Page 8: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

2

Page 9: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

3

Inleiding

1. Het doel van de Strategie van Lissabon was simpel: tegen 2010 moest Europa de meest

concurrerende economie van de wereld worden. Een belangrijke rol in dit kader was en is nog

steeds weggelegd voor de zogenaamde fiscale stimuli voor onderzoeks- en

ontwikkelingsactiviteiten.

2. België heeft, in navolging van wat toentertijd in Europa1 werd beslist, dan ook niet

stilgezeten op dit vlak. In de afgelopen tien jaar werden er op federaal vlak heel wat fiscale

steunmaatregelen voor O&O op poten gezet, die ervoor hebben gezorgd dat België vandaag

de dag over een zeer aantrekkelijk investeringsklimaat beschikt dat moeiteloos de

concurrentie kan aangaan met het buitenland.2

3. In hoofdzaak bestaat het opzet van deze scriptie eruit te bespreken welke maatregelen in

België zoal ter beschikking staan van ondernemingen die wensen te investeren in onderzoek

en ontwikkeling, en wat nu exact het toepassingsgebied van die maatregelen is. Summa divisio

hierbij wordt gemaakt tussen enerzijds de maatregelen die gericht zijn op de loonkosten van

het personeel, te weten de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor

onderzoekers en de innovatiepremie die toegekend kan worden aan werknemers, en

anderzijds de maatregelen die kaderen in het gebied van de vennootschapsbelasting. Deze

laatste categorie bevat de aftrek voor octrooi-inkomsten, de heringevoerde investeringsaftrek

en het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. Ook de vrijstelling (op federaal vlak)

van de gewestelijke subsidies, zoals beschreven in artikel 193ter WIB, wordt daaronder

geplaatst. Ook de vrijstelling voor bijkomend personeel voor uitvoer en integrale

kwaliteitszorg en de mogelijkheid tot versnelde afschrijving van immateriële vaste

investeringen in onderzoek en ontwikkeling worden kort aangehaald.

Binnen het tijdsbestek van deze scriptie wordt ervoor gekozen het bijzonder belastingregime

in de belasting van niet-inwoners voor buitenlandse kaderleden niet te behandelen.

1 Ook op mondiaal vlak werd aangespoord tot investeringen in O&O-activiteiten. Het ontbreekt weliswaar aan specifieke verdragen, convenanten of overeenkomsten hieromtrent, maar het belang ervan werd al meermaals onderstreept in verslagen naar aanleiding van vergaderingen en conferenties van de Verenigde Naties. Zie bijvoorbeeld §35.3 Agenda 21; §72 De toekomst die we willen (slotdocument Rio+20-conferentie). 2 P. DE VOS, T. JANSEN, Handboek Internationaal en Europees Belastingrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 795.

Page 10: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

4

4. Ondertussen is echter duidelijk geworden dat de doelstellingen van de Lissabonstrategie

niet bereikt konden worden tegen de vooropgestelde termijn. Op Europees vlak heeft men

bijgevolg beslist de uiterste datum te verplaatsen naar 2020, waar alle ogen nu op gericht zijn.

5. De tweede vraag die in voorliggende scriptie behandeld wordt, bestaat er dan ook uit te

analyseren hoe België het er vanaf brengt in het kader van deze Europa 2020-doelstellingen.

Hierbij wordt een kritische blik geworpen op zaken die nog voor verbetering vatbaar zijn.

In dit kader dient te worden opgemerkt dat de Belgische regelgeving talrijke hinderpalen heeft

ondervonden en nog steeds ondervindt, die zich voornamelijk situeren in het kader van de

zogenaamde staatssteunregeling, alsook op het vlak van de Europese Verdragsvrijheden zoals

deze vroeger in het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap3,

heden het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie4, vervat liggen. Ook de

interferentie van het boekhoudrecht met het fiscaal recht heeft recentelijk, zoals zal blijken,

voor een aantal moeilijkheden gezorgd.

3 Hierna: EEG-Verdrag 4 Hierna: VWEU

Page 11: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

5

1. Europese achtergrond

1.1 Top van Lissabon

6. Reeds in de jaren negentig van de vorige eeuw groeide het besef dat, om haar positie op de

wereldmarkt te kunnen versterken, de Europese Unie een diepgaande economische en sociale

samenwerking tussen de lidstaten onderling moest bewerkstelligen. Eén van de, in het kader

van deze masterproef, belangrijkste initiatieven, werd genomen op de Europese Raad van

Lissabon, eind maart 2000. Het eindproduct van deze Europese Top, de zogenaamde Strategie

van Lissabon, had onder meer tot doelstelling Europa tegen 2010 de meest concurrerende

economische zone van de wereld maken.5 Hierbij kwam de nadruk te liggen op de

hoogdringende nood aan voortdurende aanpassing en verandering binnen een kennis- en

informatiemaatschappij, en tevens de nood aan (technologisch) onderzoek en ontwikkeling.

In dit kader maakten de lidstaten een lijst op met de doelstellingen die ze zich op dat vlak

voor ogen hadden gesteld. Daar de desbetreffende materies inzake onderzoek en ontwikkeling

quasi allemaal tot de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten behoorden, werd geopteerd

voor het gebruik van een open coördinatiemethode.

1.2 Europese Raad van Barcelona

7. In 2002 oordeelde de Europese Raad van Barcelona6, ter verduidelijking van het in

Lissabon geschetste kader, “dat de totale uitgaven voor O&O en innovatie in de Unie

verhoogd zouden moeten worden zodat zij tegen 2010 3% van het Europees BBP benaderen.

Twee derde van deze nieuwe investering moet afkomstig zijn uit de particuliere sector;…”7

Tevens diende er een “European Knowledge Area” opgericht te worden; hierbij bleek het van

groot belang dat het gebruik van intellectuele rechten (o.m. octrooien8) in de Europese Unie

gefaciliteerd werd, alsook diende de samenwerking tussen de private sector en de

wetenschappelijke wereld op punt gesteld te worden.

5 “De buitengewone Europese Raad van Lissabon (maart 2000): naar het Europa van de innovatie en de kennis”, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=URISERV:c10241 6 Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002. 7 Conclusies van het voorzitterschap. Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002, 20. 8 Zo was er in dit kader sprake van een Community patent, i.e. een soort Europees octrooi.

Page 12: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

6

Tot slot vestigde de Top van Barcelona de aandacht op nood aan (fiscale) incentives voor

KMO-vennootschappen in het kader van O&O-activiteiten9, hetgeen door de Belgische

wetgever in belangrijke mate in acht werd genomen.10

1.3 Herlancering Strategie van Lissabon

8. Algauw werd echter duidelijk dat de in Barcelona vooropgestelde doelstelling onmogelijk

tijdig kon worden gehaald. Dit viel volgens Jean-Claude Juncker, destijds voorzitter van de

Eurogroep11, in belangrijke mate te wijten aan de economische crisis die op dat moment ten

volle woedde.12

Deze uitspraak bleef echter niet van kritiek bespaard, en al snel werd de schuld wat betreft de

mislukking van de Strategie van Lissabon gelegd bij het gebruik van de open

coördinatiemethode (zie supra). Bij toepassing van deze onderhandelings- en

uitvoeringsmethode waren de lidstaten immers niet juridisch verplicht de gemaakte afspraken

na te leven. Wanneer een lidstaat daarenboven in gebreke bleef de doelstellingen van de

Strategie van Lissabon na te streven, werd eveneens geen sanctie voorzien.

9. Om deze redenen werden op de Europese Raad van 22 en 23 maart 2005 de doelstellingen

van de Lissabonstrategie gereduceerd tot twee: het totale bedrag van de investeringen binnen

de Europese Unie diende 3% van het Europees BBP te bedragen, alsook diende men binnen

de Europese bevolking een tewerkstellingspercentage van 70% te bereiken tegen 2010.13

Daarnaast werd ook op nationaal vlak, weliswaar onder Europese supervisie, door elk van de

lidstaten de verbintenis aangegaan om de komende jaren nieuwe hervormingen door te

voeren.

10. In de conclusies van de Europese Top werd, voor de allereerste keer, vermeld dat de

investeringsdoelstelling (namelijk een investering in O&O-activiteiten ten bedrage van 3%

9 Conclusies van het voorzitterschap. Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002, SN 100/2/02 REV 1. 10 Men denke bijvoorbeeld aan de herinvoering van de (gewone) investeringsaftrek voor kleine vennootschappen in de zin van art. 15 W.Venn. 11 De voornaamste taak van de Eurogroep bestaat erin te zorgen voor nauwe coördinatie van het economisch beleid van de landen van de eurozone. Zij streeft er ook naar de voorwaarden voor sterkere economische groei te bevorderen. (http://www.consilium.europa.eu/nl/council-eu/eurogroup/) 12 http://www.europa-nu.nl/id/vh7dotpnvfze/lissabonstrategie 13 Conclusies van het voorzitterschap. Europese Raad van 22 en 23 maart 2005, 7619/05, 13.

Page 13: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

7

van het Europees BBP) “onder meer zal worden bereikt met fiscale stimulansen voor

particuliere investeringen …”.

In het verleden hadden lidstaten echter al verschillende stimulansen voor O&O-activiteiten

ingevoerd, waardoor het risico bestond dat het Europees landschap bezaaid zou komen te

worden met een incoherent geheel aan fiscale incentives. Dit zou kunnen leiden hebben tot

problemen op vlak van concurrentie tussen de lidstaten, en een suboptimale toewijzing van

overheidsmiddelen.

Dit euvel was ook de Europese Commissie niet onopgemerkt gebleven. Ze besloot dan ook tot

het opstellen van richtsnoeren inzake fiscale O&O-stimulansen. Deze richtsnoeren moesten

worden opgesteld met het oog op een tweeledig doel: enerzijds dienden ze een oplossing te

bieden aan de gemeenschappelijke problemen waarmee de lidstaten te maken zouden kunnen

krijgen, anderzijds werden er concrete O&O-stimulansen in uitgewerkt, teneinde een gunstig

belastingklimaat te kunnen creëren binnen de Europese onderzoeksruimte.14

Daarenboven werd in juni 2006 een (vernieuwde) strategie aangenomen inzake duurzame

ontwikkeling, welke tot doel had de aanpak in het kader van de nieuwe Lissabonstrategie te

completeren voor groei en werkgelegenheid.15

1.4 Mededeling van de Europese Commissie

11. Eind 2006 werden de richtsnoeren van de Europese Commissie inzake O&O-stimulansen

dan gepubliceerd in de Mededeling “Naar een doeltreffender gebruik van fiscale stimulansen

voor O&O”. 16

Twee belangrijke elementen uit deze richtsnoeren, die ook later in voorliggende scriptie van

belang zullen blijken17, betroffen een beschrijving van de belangrijkste EU-voorschriften voor

fiscale O&O-stimulansen van de lidstaten (i.e. de zogenaamde “EU-conformiteit”) en

voorbeelden van beste praktijken die reeds bestonden in een aantal lidstaten en die tot

voorbeeld kunnen dienen voor de andere lidstaten.

Een jaar later kwam de Commissie met de mededeling dat er reeds vooruitgang geboekt was,

maar tevens legde ze de vinger op de wonde door de belangrijke rol van aantrekkelijke

werkomstandigheden voor onderzoekers en een adequaat, hedendaags stelsel van intellectuele

14 Com(2005) 532 van 25 oktober 2005. 15 Commissie publiceert haar eerste verslag over duurzame ontwikkeling (http://europa.eu/rapid/press-release_IP-07-1576_nl.htm) 16 COM (2006) 728 van 22 november 2006 en SEC (2006) 1515. 17 Zie deel verenigbaarheid van de fiscale O&O-maatregelen met het Europees recht.

Page 14: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

8

eigendomsrechten in dit alles te benadrukken. Daarnaast wees ze, in het kader van de strijd

tegen de klimaatverandering, op het belang van milieuvriendelijke en duurzame energie.18

1.5 De Europese Raad van 17 juni 2010: geboorte van de Europa 2020-

strategie

12. Tijdens de Europese Raad van 17 juni 2010 werd officieel de opvolger van de welbekende

Lissabonstrategie voorgesteld. Naast een steunpakket voor Griekenland en een aantal

financiële stabilisatiemechanismen, werd ook besloten tot het leggen van de grondslag voor

een krachtigere economische governance, waarbij men vastbesloten bleef alles in het werk te

stellen om de economieën van de lidstaten terug te brengen op de weg naar duurzame en

banenscheppende groei.19

De vijf kerndoelen die de Europese Unie zich in het verleden gesteld had, werden

onverminderd hernomen. Meer specifiek op het vlak van onderzoek en ontwikkeling werd, in

het kader van deze Europa 2020-strategie, bevestigd dat tegen het jaar 2020 3% van het BBP

naar investeringen in deze materie dient te gaan.20

13. Naar aanleiding hiervan heeft België één jaar later een Nationaal Hervormingsprogramma

goedgekeurd waarin het zich verbindt tegen 2020 de grens van 3%, zoals vooropgesteld in de

Europa 2020-strategie, te behalen.21 Voor België, dat in 2009 1,96% van haar BBP aan

investeringen in onderzoek en ontwikkeling besteedde, betekent dit een toename van 1,04%.22

De gewesten worden hierbij grote (niet-fiscale) bevoegdheden toegekend op het vlak van

innovatiebeleid, maar ook de taak van de federale overheid wordt niet geminimaliseerd. Wat

dit laatste betreft, wordt vermeld dat de bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers destijds voor

75% werd vrijgesteld. Hiermee dacht men om tegen 2020 een bijdrage te leveren van 0,18%

aan de BBP-doelstelling van 3%.

De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing is echter slechts één van de vele

fiscale maatregelen die de federale wetgever inzet om de Europese doelstelling tegen 2020 te

18 COM (2007) 581, 3 oktober 2007. 19 Begeleidende nota van het secretariaat-generaal van de Raad aan de delegaties, CO EUR 9, CONCL 2, 1. (http://www.vlaandereninactie.be/sites/default/files/conclusies_europese_raad_juni_2010_bijlage-21.pdf) 20 Bijlage 1 bij de begeleidende nota van het secretariaat-generaal van de Raad aan de delegaties, CO EUR 9, CONCL2, 11. 21 Nationaal Hervormingsprogramma België 2011, 15 april 2011. 22 Nationaal Hervormingsprogramma België 2011, 15 april 2011, p. 24-25.

Page 15: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

9

bereiken. In een volgend deel wordt dan ook dieper ingegaan op welke stimuli er nog zoal

voorhanden zijn.

Page 16: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

10

2. Overzicht van de huidige Belgische fiscale stimuli voor O&O-

activiteiten

2.1 De aftrek voor octrooi-inkomsten (art. 205/1 – 205/4 WIB92)

14. Het mechanisme van de aftrek voor octrooi-inkomsten, ook wel octrooi-aftrek genoemd,

is de vijfde bewerking om te komen tot de belastbare grondslag van een vennootschap. Het

laat de belastingplichtige vennootschappen toe 80% van hun inkomsten uit octrooien af te

trekken van de belastbare basis in de vennootschapsbelasting. Op deze wijze worden

desbetreffende inkomsten uit octrooien belast aan slechts 6,8%23 in plaats van het normale

tarief van 33,99%.

2.1.1 Totstandkoming

15. De Belgische aftrek voor octrooi-inkomsten, zoals ingevoerd door de programmawet van

27 april 200724 en van toepassing op octrooien die werden gecommercialiseerd vanaf

1 januari 200725, is er gekomen op vraag van de farmaceutische sector, die van bijzonder

grote waarde is voor de Belgische economie.26

Eén van de belangrijkste industriële pijlers van ons land zijnde, op het moment van invoering

van de maatregel goed voor een jaarlijkse investering van zo’n vier miljard euro, alsook een

tewerkstelling van meer dan tweeëndertigduizend mensen27, onderhandelde de farmaceutische

industrie over de verlaging van de fiscale druk op lonen en beroepsinkomsten. De sector

vroeg in het bijzonder de uitbreiding van steun in het kader van O&O-activiteiten.

De overheid beantwoordde deze spreekwoordelijke noodkreet met een uitbreiding van de

vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing (zie supra/infra), maar tevens met de

invoer van een belastingaftrek voor octrooi-inkomsten.

Deze laatste maatregel werd in een sneltempo door het parlement gejaagd op het einde van de

legislatuur van de regering Verhofstadt II, hetgeen verklaart waarom er slechts vier artikelen

23 i.e. 33,99% x 20%. 24 Art. 86 e.v. Programmawet van 27 april 2007, B.S. 8 mei 2007. 25 P. RENS, “De Belgische octrooiaftrek”, AFT. 2008/11, p. 17. 26 P.-P. HENDRICKX, “La nouvelle déduction pour revenus de brevets”, C&FP afl. 6, p.177. 27 Commissie federale samenwerking van de Interministriële Conferentie voor Wetenschapsbeleid, “O&O van de sector van de ondernemingen in België in de periode 1995-2006(p)”, 2008, p. 16-20.

Page 17: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

11

in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen aan werden gewijd, alsook waarom de

parlementaire stukken slechts weinig, hoofdzakelijk kleine, preciseringen bevatten.28

2.1.2 Ratio legis

16. Zoals blijkt uit de parlementaire voorbereiding van de programmawet van 27 april 2007,

heeft de regeling tot doel van antwoord te dienen aan de bestaande regimes in de andere

lidstaten. Zodoende wilde men Belgische ondernemingen tot technische innovatie aanzetten

door alle O&O-activiteiten te stimuleren en door de eigendom van octrooien en/of het

verkrijgen van gebruiksrechten op octrooien aan te moedigen, evenals de fabricage van de

producten die op basis van deze octrooien worden geproduceerd.29

17. Hierbij dient opgemerkt te worden dat, hoewel de regeling tot stand gekomen is onder

invloed van de farmaceutische sector, het toepassingsgebied ervan zeer algemeen gehouden

werd. Zo gaf de Minister van Financiën volgende voorbeelden van O&O-activiteiten, die

allen zouden moeten kunnen genieten van de aftrek van octrooi-inkomsten: research in de

automobielsector naar CO2-uitstoot, onderzoek naar de bouw van nieuwe modellen van

windmolens,…30

Er valt dus te concluderen dat het toepassingsgebied van de regeling niet beperkt blijkt tot de

farmaceutische industrie, maar dat de maatregel ten goede kan komen aan alle ondernemingen

en sectoren, op voorwaarde dat men aan de in de wet gestelde vereisten voldoet.31

2.1.3 Toepassingsgebied ratione personae

18. Zoals bovenstaand vermeld, kan de aftrek voor octrooi-inkomsten toepassing vinden op

alle ondernemingen en binnen alle sectoren. Concreet houdt dit in dat zowel Belgische

vennootschappen als (Belgische) vaste inrichtingen van buitenlandse vennootschappen die

onderworpen worden aan de belasting van niet-inwoners, gebruik kunnen maken van de

aftrek.

28 P. MINNE, T. VANWELKENHUYZEN, B. COLMANT, “Les déductions fiscales à l’impôt des sociétés: Aspects juridiques, fiscaux et financiers des déductions extra-comptables pour capital à risque, investissements et brevets”, Brussel, Larcier, 2008, 103. 29 Parl St.Kamer 2006-2007, nr. 51-3058/001, 37 e.v. 30 Verslag van de Commissie voor Financiën en Begroting over het ontwerp van programmawet houdende diverse bepalingen, Parl.St. Kamer, 2006-2007, nr. 51-3058/015, 14. 31 B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK, K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Larcier, Gent, 2010, p. 15.

Page 18: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

12

19. Voor buitenlandse vennootschappen die aanspraak wensen te maken op de regeling, wordt

wel vereist dat ze de octrooien in kwestie aanwenden in hun Belgische vaste inrichting.32

Uitgesloten van de regeling zijn dus natuurlijke personen (die onder de personenbelasting of

belasting der niet-inwoners vallen) die op zelfstandige basis een eenmanszaak vormen, alsook

lichamen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting.

De uitsluiting van deze laatste categorie wordt gerechtvaardigd door het gegeven dat zij enkel

in het kader van de roerende voorheffing belastbaar zijn op de door hen behaalde octrooi-

inkomsten.33

20. Voorts blijkt uit de oorspronkelijke door de fiscale administratie gepubliceerde Frequently

Asked Questions (hierna: FAQ) dat de belastingplichtige zich in de hoedanigheid van

eigenaar, vruchtgebruiker of licentiehouder moet bevinden om te kunnen genieten van de

regeling.34 Het begrip eigenaar zoals in de wet omschreven, duidt dus niet op de volle

eigendom van het octrooi.35 Enkel de naakte eigenaar kan zich niet op het fiscaal voordeel

beroepen. Ondanks alle verduidelijkingen voldeden de in 2008 gepubliceerde FAQ niet. In

2009 volgde er dan ook een verbeterde versie van, die onder meer verdere preciseringen bevat

op het vlak van het toepassingsgebied ratione personae.

2.1.4 Toepassingsgebied ratione materiae

21. De aftrek voor octrooi-inkomsten is enkel van toepassing op octrooien en aanvullende

beschermingscertificaten (hierna ABC’s genoemd) die enerzijds ontwikkeld en anderzijds

verbeterd worden in een onderzoekscentrum dat een bedrijfsafdeling uitmaakt.

32 Art. 236bis WIB92. 33 B. SPRINGAEL, P. VANDERBEEKEN, “Intellectuele eigendomsrechten & Royalty’s in de Biotechsector”, TFR 2007, afl. 330, 908. 34 Frequently Asked Questions, http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/vragen/deduction-pour-revenus-brevet/index.htm 35 E. WARSON, M. FORIERS, “Faqs gepubliceerd – Aftrek voor octrooi-inkomsten praktisch toegelicht”, Fisc.Act. 2008/19, p. 1-5.

Page 19: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

13

Andere intellectuele eigendomsrechten zoals auteursrechten en knowhow36 vallen dus niet

onder het toepassingsgebied.37

Daarnaast zijn ook de beoogde inkomsten niet onbeperkt. De aftrek kan enkel toepassing

vinden op vergoedingen voor aan derden verleende licenties en op vergoedingen voor

octrooien die begrepen zijn in de verkoopprijs van de geoctrooieerde producten of diensten.

2.1.4.1 Beoogde rechten - het begrip “octrooi”

22. Huidig artikel 205/2, §1 WIB92 omschrijft octrooien als:

“- de octrooien of aanvullende beschermingscertificaten waarvan de vennootschap

octrooihouder of certificaathouder is en die geheel of gedeeltelijk door de vennootschap

werden ontwikkeld in onderzoekscentra die een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid

vormen vermeld in artikel 46, §1, eerste lid, 2° vormen;

- de door de vennootschap verworven octrooien, aanvullende beschermingscertificaten of

licentierechten met betrekking tot octrooien of aanvullende beschermingscertificaten, op

voorwaarde dat die geoctrooieerde producten of procedés geheel of gedeeltelijk door de

vennootschap verder werden verbeterd in onderzoekscentra die een bedrijfsafdeling of een tak

van werkzaamheid vermeld in artikel 46, §1, eerste lid, 2° vormen ongeacht of deze verdere

verbetering aanleiding heeft gegeven tot bijkomende octrooien.” (eigen onderlijning)

23. Algemeen genomen valt hieruit te besluiten dat de aftrek voor octrooi-inkomsten van

toepassing is op, enerzijds, door de belastingplichtige zelf ontwikkelde octrooien in een

onderzoekscentrum in België of het buitenland, en, anderzijds, op octrooien die van derden

werden aangekocht (of in licentie werden gekregen) voor zover de belastingplichtige

desbetreffende producten in een (in België of in het buitenland gelegen) onderzoekscentrum

verder heeft verbeterd.

36 In haar FAQ heeft de Administratie weliswaar, bij wijze van uitzondering, verduidelijkt dat knowhow die gecreëerd wordt door de onderneming en inherent is aan het octrooi of er onlosmakelijk mee verbonden is, wel onder het toepassingsgebied van de aftrek voor octrooi-inkomsten valt. B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK, K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 47 en 72; B. SPRINGAEL, K. VAN DE VELDEN, “Aftrek voor octrooi-inkomsten: nieuwe en verbeterde lijst van ‘FAQ’”, Fiscoloog 2009, afl. 1170, 5. 37 I. ONKELINX en P. VAN DEN BERGHE, “Programmawet: nieuwe belastingaftrek voor octrooi-inkomsten”, Fiscoloog 2007, afl. 1067, 2.

Page 20: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

14

24. Het valt hierbij op dat de wetgever nagelaten heeft het octrooibegrip an sich te definiëren.

Volgens de FAQ dient men zich voor een definitie te baseren op de wet op de

uitvindingsoctrooien van 28 maart 1984.38

Ondanks het feit dat bovenstaande wet met ingang van 1 januari 2015 is opgeheven39, is het

nog steeds relevant om na te gaan welke rechten in het verleden als octrooi werden

aangemerkt. Het is immers zo dat de opname van de Wet van 28 maart 1984 op de

uitvindingsoctrooien in het Wetboek Economisch Recht geen inhoudelijke verandering van

het toepassingsgebied van de aftrek voor octrooi-inkomsten met zich mee heeft gebracht.

i) Definitie onder de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien

25. Artikel 2 van voormelde wet definieerde een octrooi als volgt:

“Een octrooi is een uitsluitend en tijdelijk recht (in beginsel maximaal 20 jaar) van

exploitatie verleend voor iedere uitvinding die nieuw is, op uitvinderswerkzaamheid berust en

vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid.” (eigen onderlijning)

26. Er blijken, op het vlak van de uitvinding, drie elementen cruciaal opdat men een octrooi

zou kunnen verkrijgen.

Ten eerste dient het te gaan om een nieuwe uitvinding. Een uitvinding is nieuw als ze geen

deel uitmaakt van de stand van de techniek. De stand van de techniek wordt beoordeeld aan

de hand van al hetgeen vóór de datum van indiening van de octrooiaanvraag openbaar

toegankelijk is gemaakt door toepassing of op enige andere wijze.40

Daarnaast dient de uitvinding te berusten op uitvinderswerkzaamheid. Dit was het geval

indien ze voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de

stand van de techniek.41

Tot slot moet de uitvinding ook vatbaar zijn voor industriële toepassing. Aan deze

voorwaarde was in het verleden voldaan wanneer het voorwerp van de uitvinding kon worden

vervaardigd of toegepast op enig gebied van de nijverheid.42

38 Wet 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, BS 9 maart 1985; Zie in dit kader ook Com. IB.1992, nr. 68/32.1 39 Art. 32, §2, eerste streepje van de Wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom" in het Wetboek Economisch Recht, en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek, BS 12 juni 2014. 40 Art. 5 wet 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, BS 9 maart 1985. 41 Art. 6 wet 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, BS 9 maart 1985.

Page 21: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

15

ii) Definitie onder Boek XI Wetboek Economisch Recht43

27. Preliminair dient opgemerkt te worden dat de wetgever met het onderbrengen van de Wet

van 28 maart 1984 in het Wetboek Economisch Recht voornamelijk een codificatie van de

toen bestaande wetgeving heeft beoogd.44 Indien er dan toch inhoudelijke wijzigingen

aangebracht werden aan de voorheen bestaande wetgeving inzake het octrooirecht, waren

deze gericht op het preciseren van de regeling van het taalgebruik, het flexibeler maken en het

vereenvoudigen van het taksensysteem45, het voorbereiden van de invoering van het Europees

octrooi,…46

28. De nieuwe algemene definitie van octrooien, zoals van toepassing vanaf 1 januari 2015,

ligt vervat in artikel XI. 3 lid 1 Wetboek Economisch Recht. Het betreft een uitsluitend en

tijdelijk recht toegekend om aan derden de exploitatie te verbieden van iedere uitvinding, op

alle gebieden van de technologie, die nieuw is, op uitvinderswerkzaamheid berust en vatbaar

is voor toepassing op het gebied van de nijverheid.

29. Artikel XI. 4 Wetboek Economisch Recht sluit bepaalde uitvindingen uit van het

toepassingsgebied. Het gaat onder meer over ontdekkingen alsmede natuurwetenschappelijke

theorieën en wiskundige methodes, de presentatie van gegevens, etc.

30. In artikel XI.5 worden nog andere zaken die niet octrooieerbaar zijn van het

toepassingsgebied uitgesloten.

iii) Het internationaal en Europees octrooi

31. De gelding van een octrooi is verbonden aan het grondgebied waar het wordt

aangevraagd. Om in meerdere landen een effectieve octrooibescherming te kunnen genieten,

42 Art. 7 wet 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, BS 9 maart 1985. 43 Art. X.1 – X.91 Wetboek Economisch Recht. 44 M.-C. JANSSENS, H. VANHEES, V. VANOVERMEIRE, De intellectuele eigendomsrechten verankerd in het Wetboek economisch recht: een eerste analyse, https://biblio.ugent.be/publication/5746043/file/5746052.pdf. 45 Met de aanpassing van dit systeem heeft men een aantal taksen verbonden aan het octrooirecht facultatief gemaakt, alsmede wijzigingen aangebracht in de jaartaksen verschuldigd om het octrooi in stand te houden. 46 Verslag van 24 maart 2014 namens de Commissie voor het bedrijfsleven, het wetenschapsbeleid, het onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele instellingen, de middenstand en de landbouw, uitgebracht door de heer Bruno Tuybens, Parl.St. Kamer 2013-14 nr.53K3391/003, 4-5; Verslag van 3 april 2014 namens de Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden uitgebracht door de heer Siquet, Parl.St. Senaat 2013-2014, nr. 53-2805/3, 3-4; Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 53-3391/001, 8.

Page 22: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

16

zou men dus in elk van die landen een octrooiaanvraag moeten indienen. Daarom werd

voorzien in de zogenaamde internationale en Europese octrooien, die tevens in aanmerking

komen voor de aftrek van octrooi-inkomsten.

In het geval van een internationaal octrooi, volstaat het een internationale aanvraag in te

dienen bij de Belgische Dienst voor de Intellectuele Eigendom (D.I.E.) of het Europees

Octrooibureau (E.O.B.). In die aanvraag kan men aanduiden in welke landen men de

octrooibescherming wenst te genieten, waarna de aanvraag doorgezonden wordt naar de

betrokken landen voor verdere behandeling.47

In het geval van een Europees octrooi, dient men de aanvraag te richten tot het Europees

Octrooibureau (E.O.B.), eveneens met vermelding in welke Europese landen men de

bescherming wil genieten. In dit geval is het echter het Europees octrooibureau zelf dat over

de aanvraag beslist.48

32. Op de website van de FOD Economie valt te lezen dat een hervorming van het Europees

octrooisysteem zich opdringt. Het huidige systeem is een complexe en dure aangelegenheid,

daar:

verschillende vertalingen van het octrooi zijn nodig ,

in verschillende EU-landen moeten jaarlijkse instandhoudingstaksen

betaald worden, en

het octrooi zal desgevallend voor de rechtbanken van verschillende EU-lidstaten

verdedigd moeten worden.49

Hiertoe wil men een Europees octrooi met eenheidswerking in het leven roepen, dat een

eenvormige bescherming waarborgt op het grondgebied van de deelnemende lidstaten. De

invoering van dergelijk Europees octrooi met eenheidswerking zou daarenboven gepaard gaan

47 FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Internationale octrooiaanvraag, http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/Intellectuele_Eigendom/Octrooien/Internationale_aanvraag/#.VwdonfmLTIU. 48 FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Europees octrooi, http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/Intellectuele_Eigendom/Octrooien/Europees_octrooi/#.Vwdp3fmLTIU. 49 FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Hervorming van het Euorpese octrooisysteem, http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/Intellectuele_Eigendom/Octrooien/Hervorming_van_het_Europese_octrooisysteem/#.Vwdqb_mLTIU.

Page 23: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

17

met de oprichting van een eengemaakt octrooigerecht, dat bevoegd zal zijn om uitspraak te

doen over geschillen inzake geldigheid en namaak van zowel Europese octrooien als

Europese octrooien met eenheidswerking.

Tot op heden hebben 26 EU-lidstaten zich hierbij aangesloten. Samen met de Europese

Commissie zijn zij nu bezig met de opstart van het eengemaakt octrooigerecht en het

wegwerken van technische problemen. De Commissie hoopt dat de regeling tegen eind 2016

operationeel zal zijn.50

2.1.4.2 Beoogde rechten - het begrip “aanvullende beschermingscertificaten” (ABC’s)

33. Opdat geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen gecommercialiseerd zouden

mogen worden, wordt, naast een octrooi, tevens een overheidstoelating vereist. Hiertoe wordt

een onderzoek ingesteld dat de werking en potentieel schadelijke effecten van de producten

nagaat. Het probleem voor de ontwikkelaar van dergelijke geneesmiddelen en

gewasbeschermingsmiddelen bestaat eruit dat de verdere exploitatie van zijn producten

slechts mogelijk is na het verkrijgen van zowel het octrooi als de overheidstoelating.

Indien het octrooi reeds verkregen is, maar de overheidstoelating nog niet, begint de

beschermingstermijn van het voormelde octrooi reeds te lopen, zonder dat de exploitatie van

het product mag gestart worden. Hierdoor loopt de ontwikkelaar dus vele inkomsten mis en

dreigt men de gemaakte uitvinderskosten geenszins te kunnen terugverdienen.51

Door een ABC in te voeren voor zowel geneesmiddelen52 als gewasbeschermingsmiddelen53,

heeft men de verloren tijd door de overheidstoelating willen compenseren.

Doel van deze ABC’s is het verlengen van de duur van het octrooi met een duurtijd gelijk aan

de periode verstreken tussen de datum van de octrooiaanvraag en de datum van de

50 Unitary Patent, http://ec.europa.eu/growth/industry/intellectual-property/patents/unitary-patent/index_en.htm 51 H. DE WILDE, De Aftrek Voor Octrooi-inkomsten: Een Aanzet Tot Analyse en Interpretatie. Mechelen, Kluwer, 2009, 35. 52 Initieel betrof dit Verord. Raad nr. 1768/92, 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, Pb. 2 juli 1992, afl. 1-5. Deze verordening werd echter vervangen door Verord. Parl. en Raad nr. 469/2009, 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, Pb. 6 juni 2009n afl. 152, 1-10. 53 Verord. Parl. en Raad nr. 1610/96, 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen, Pb. 8 augustus 1996, afl. 198, 30-35.

Page 24: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

18

overheidstoelating, verminderd met een periode van vijf jaar.54 Ze bieden een bijkomende

beschermingsduur van maximaal vijf jaar.55

34. De Dienst voor Voorafgaande Beslissingen heeft geoordeeld dat het begrip ABC

beperkend geïnterpreteerd dient te worden. Zo komen de zogenaamde weesgeneesmiddelen56

en geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik niet in aanmerking voor de aftrek voor octrooi-

inkomsten.57

2.1.4.3 Onderzoekscentrum dat een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid vormt

i) Ratio legis

35. Opdat de vennootschap de aftrek voor octrooi-inkomsten daadwerkelijk zou kunnen

genieten, vereist artikel 205/2, §1 WIB dat de ontwikkeling of verbetering van de octrooien

geheel of gedeeltelijk plaatsvindt in een onderzoekscentrum dat een bedrijfsafdeling of een

tak van werkzaamheid in de zin van artikel 46, §1, lid 1, 2° WIB vormt.

36. De ratio legis van deze voorwaarde bestaat erin werkgelegenheid te creëren. Zodoende

volstaat het niet dat de Belgische vennootschap die aanspraak wenst te maken op het

belastingvoordeel, louter als doorgeefluik fungeert.58 Op deze manier tracht de wetgever

misbruiken te vermijden die eruit bestaan dat de genietende vennootschap alle

onderzoeksactiviteiten aan derden uitbesteedt.59

54 B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK, K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 40. 55 KB 5 januari 1993 betreffende het aanvragen en verlenen van aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen, BS 6 februari 1993; KB 8 november 1998 betreffende het aanvragen en het verlenen van aanvullende beschermingscertificaten voor gewassenbeschermingsmiddelen, BS 9 januari 1999. 56 Een weesgeneesmiddel is een farmaceutisch product, gebruikt voor de diagnose, de preventie of de behandeling van een zeldzame ziekte waarvoor er geen preventief middel, diagnostisch middel of geen behandeling bestaat, of – als dat wel het geval is – dat een significant voordeel biedt voor de patiënt; RIZIV, Weesgeneesmiddelen, http://www.inami.fgov.be/nl/themas/kost-terugbetaling/door-ziekenfonds/geneesmiddel-gezondheidsproduct/terugbetalen/wees/Paginas/default.aspx#.VyyYrPmLTIU. 57 Dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken – Jaarverslag 2013, 74, http://www.ruling.be/sites/5075/files/content/download/files/2013_dvb_jaarverslag.pdf. 58 Verslag namens de Commissie voor de Financiën en de Begroting, Parl.St. Kamer 2006-2007, nr. 3058/15, p. 15. 59 B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK en K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 63.

Page 25: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

19

37. Uit deze voorwaarde, samen gelezen met de ratio legis ervan, blijkt dat het

onderzoekscentrum een minimale substantie op vlak van personeel dient te hebben.60 Algauw

bleek dat deze vereiste heel wat KMO’s uitsloot of dreigde uit te sluiten van de aftrek voor

octrooi-inkomsten, ook al werden er geen voorwaarden gesteld betreffende de minimale

omvang van het onderzoekscentrum. Heel wat kleinere ondernemingen besteden immers hun

onderzoeksactiviteiten uit aan universiteiten of hebben een onderzoekscentrum dat niet de

kenmerken van een bedrijfsafdeling vertoont.61 Eind 2009 werd daarom een aanzet van

wetsontwerp opgemaakt om desbetreffende voorwaarde af te schaffen. Het ontwerp werd

omwille van budgettaire redenen echter al snel weer van tafel geveegd.62

De wet van 17 juni 2013 heeft uiteindelijk soelaas gebracht voor de KMO’s door te bepalen

dat kleine ondernemingen in de zin van artikel 15 W. Venn. vanaf aanslagjaar 2014 niet

langer over een onderzoekscentrum dienen te beschikken.63

In de memorie van toelichting wordt verder nog benadrukt dat “deze verlichting van de

vereiste voorwaarden om te kunnen genieten van de aftrek voor octrooi-inkomsten bewust

wordt beperkt tot enkel de kmo’s teneinde de geest van de initiële maatregel, het stimuleren

van vennootschappen tot ontwikkeling binnen hun eigen onderzoekscentra voor het creëren en

verbeteren van octrooien, maximaal te behouden. (…) Het verschil in behandeling van de

KMO’s in het kader van de aftrek voor octrooi-inkomsten vervolledigt andere fiscale

maatregelen in hun voordeel die rekening houden met de moeilijkheid die deze kleine

ondernemingen ondervinden bij het vervullen van hun economische rol.”64 Op deze manier

wordt het gemaakte onderscheid tussen grote en kleine ondernemingen gerechtvaardigd.

60 I. ONKELINX en P. VAN DE BERGHE, “Programmawet: nieuwe belastingaftrek voor octrooi-inkomens”, Fiscoloog 2007, afl. 1067, 2; P. RENS, “De Belgische octrooiaftrek”, AFT. 11/2008, p. 11. 61 P. HENDRICKX, “La nouvelle déduction pour revenus de brevets”, C&FP. 2007, 178. 62 B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK en K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 62. 63 Art. 2 Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, B.S. 28 juni 2013. Merk op dat de vennootschap als een kleine vennootschap dient te kwalificeren voor elk aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk waarin de vennootschap de octrooi-aftrek wenst te verkrijgen. 64 Wetsontwerp houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, Parl.St. Kamer 2012-2013, nr. 2756/001, p. 5. Hieruit vloeit voort dat kleine vennootschappen de octrooiaftrek kunnen genieten voor alle octrooien, aanvullende beschermingscertificaten of licentierechten die ze hebben.

Page 26: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

20

ii) Begrippen “onderzoekscentrum” en “bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid”

38. Volgens artikel 205/2, §1 WIB dienen de octrooien of ABC’s geheel of gedeeltelijk

ontwikkeld te worden in onderzoekscentra die een bedrijfsafdeling of een tak van

werkzaamheid vermeld in artikel 46, §1 , eerste lid, 2° WIB vormen.

39. Het begrip onderzoekscentrum wordt hierbij niet in de wet omschreven. De Administratie

schrijft in haar, op dat vlak weinig verduidelijkende, FAQ, dat het onderzoekscentrum niet

noodzakelijk in België gelegen hoeft te zijn. Daarnaast heeft ze bevestigd dat, hoewel artikel

205/2, §1 enkel verwijst naar een bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid, ook “een

algemeenheid van goederen” (dat tevens terug te vinden valt onder artikel 46, §1, eerste lid,

2°) een onderzoekscentrum kan uitmaken.65

40. Volgens de Com.IB wordt een bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid als volgt

gedefinieerd: “Onder bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid in een nijverheids-, handels-

of landbouwonderneming wordt het geheel verstaan van de bestanddelen die in een afdeling

van die onderneming belegd zijn en technisch een onafhankelijke onderneming vormen, d.w.z.

een geheel dat bekwaam is om met eigen middelen te werken.”66

Voor de toepassing van de aftrek voor octrooi-inkomsten is het bijgevolg van belang te weten

welke mate van afhankelijkheid vereist is opdat er sprake kan zijn van een bedrijfsafdeling of

tak van werkzaamheid. De vraag welke en hoeveel activa en passiva zich in de

bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid bevinden, stelt zich dus niet.67

41. Wat betreft de vraag naar onafhankelijkheid van het onderzoekscentrum, heeft het Hof

van Justitie geoordeeld dat deze bekeken moet worden vanuit het standpunt van de

inbrenggenietende vennootschap.68 Daarenboven impliceert deze vereiste niet dat de

bedrijvigheid van de bedrijfstak, voor de overdracht, niet centraal mag beheerd en

gefinancierd worden.69

65 C. BUYSSE, “Aftrek voor octrooi-inkomsten: vermindering ‘per octrooi’ toepassen”, Fiscoloog 2008, afl. 1117, 10. 66 Com.I.B., nr. 46/36. 67 P. RENS, “De Belgische octrooi-aftrek”, AFT 2008, afl. 11, 12. 68 HvJ 15 januari 2002, zaak C-43/00; P. RENS, “De Belgische octrooi-aftrek”, AFT 2008, afl. 11, 12. 69 HvJ 13 oktober 1992, zaak C-50/91, 16; P. RENS, “De Belgische octrooi-aftrek”, AFT 2008, afl. 11, 12.

Page 27: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

21

In navolging van het Hof van Justitie heeft de Administratie bevestigd dat de activa

gemeenschappelijk gebruikt mogen worden door zowel de vennootschap als het

onderzoekscentrum, hetgeen op zich impliceert dat het onderzoekscentrum niet volledig los

van de vennootschap dient te functioneren.70

42. Desondanks bestaat er nog steeds onzekerheid over de afbakening van het begrip

‘onderzoekscentrum’. De feitelijke omstandigheden zijn hier nog steeds determinerend om te

bepalen of men in desbetreffend geval te maken heeft met een bedrijfsafdeling, een tak van

bedrijvigheid of een algemeenheid van goederen.71 Hierbij dient de notie

‘onderzoekscentrum’, bij gebrek aan een wettelijke definitie, begrepen te worden in haar

gebruikelijke betekenis.72

43. Ingevolge deze onzekerheid werden er de afgelopen jaren een groot aantal rulings

aangevraagd waarbij de vereiste van het onderzoekscentrum centraal stond. Hieruit heeft de

Dienst voor Voorafgaande Beslissingen een aantal indicaties ontwikkeld die op het bestaan

van dergelijk onderzoekscentrum kunnen wijzen.73

44. Zo oordeelde de Dienst voor Voorafgaande Beslissingen dat er sprake was van een

onderzoekscentrum indien de O&O-afdeling beschikte over een eigen kost- en

opbrengstrekening.74 Toch is het niet noodzakelijk om een aparte boekhouding te voeren,

indien er andere kostenregistraties voorhanden zijn.75

45. Ten tweede houdt de Dienst voor Voorafgaande beslissingen ook rekening met de

aanwezigheid van onderzoekers binnen de onderneming. Zelfs wanneer onderzoek uitbesteed

70 P. RENS, “De Belgische octrooi-aftrek”, AFT 2008, afl. 11, 12. 71 Com.IB, nr. 46/35.1. 72 Voorafgaande beslissing nr. 2011.271 van 18 oktober 2011. 73 Zie hieromtrent B. SPRINGAEL, “Rulings bieden oplossing waar wet en FAQ tekort schieten”, Fiscoloog 2012, afl. 1321, 4. 74 Voorafgaande beslissing nr. 700.541 van 4 november 2008, Voorafgaande beslissing nr. 900.360 van 13 oktober 2009; Voorafgaande beslissing nr. 2015.361 van 29 september 2015. 75 Voorafgaande beslissing nr. 2011.062 van 10 mei 2011. In dit geval had de O&O-afdeling nog geen aparte boekhouding, maar beschikte ze wel over een registratie van (onder meer) de investeringskosten van elk R&D-investeringsproject.

Page 28: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

22

wordt aan onderzoekers buiten de onderneming, maar het toezicht gebeurt door de directeur

van de onderneming, kan er alsnog sprake zijn van een onderzoekscentrum.76

46. Er kan ook besloten worden tot aanwezigheid van een onderzoekscentrum indien de

vennootschap beschikt over eigen en speciale onderzoeks- en ontwikkelingsruimtes. Dit kan

gaan van eigen kantoorruimtes en hallen die kunnen dienen als testruimtes, over laboratoria

tot zelfs een volledig R&D-gebouw.77

Hierbij aansluitend wordt er ook veel belang gehecht aan de accommodatie (i.e. de uitrusting

en apparatuur) waarover het onderzoekend personeel kan beschikken78, waarbij in grotere

ondernemingen aan de accommodaties vaak een eigen organisatorische structuur wordt

toebedeeld.79

47. Bovendien zal een onderneming wiens enige activiteit bestaat uit het verrichten van

onderzoek en ontwikkeling, omdat men nog niet gekomen is tot commercialisatie van de

producten, ook als onderzoekscentrum kunnen worden aangemerkt.80

48. Daarnaast houdt de Dienst voor Voorafgaande Beslissingen ook rekening met het feit dat

op de onderzoekers de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing of

de verhoogde investeringsaftrek van toepassing is.81

2.1.4.4 Bedoelde octrooi-inkomsten

49. Voor de doeleinden van de aftrek, worden octrooi-inkomsten in artikel 205/2, §2 WIB als

volgt gedefinieerd:

76 B. SPRINGAEL, “Rulings bieden oplossing waar wet en FAQ tekort schieten”, Fiscoloog 2012, afl. 1321, 4; Voorafgaande beslissing nr. 2015.593 dd. 24 november 2015, Voorafgaande beslissing nr 2015.361 van 29 september 2015. 77 Voorafgaande beslissing nr. 700.541 van 4 november 2008, Voorafgaande beslissing nr. 800.311 van 12 mei 2009, Voorafgaande beslissing nr.900.360 van 13 oktober 2009, Voorafgaande beslissing nr. 900.296 van 17 november 2009, Voorafgaande beslissing nr. 2011.271 van 18 oktober 2011, Voorafgaande beslissing nr. 2015.593 dd. 24 november 2015. 78 B. SPRINGAEL, “Rulings bieden oplossing waar wet en FAQ tekort schieten”, Fiscoloog 2012, afl. 1321, 4; Voorafgaande beslissing nr. 2014.691 van 20 januari 2015; Voorafgaande beslissing nr. 2015.262 van 8 september 2015; Voorafgaande beslissing nr. 2015.361 van 29 september 2015. 79 Voorafgaande beslissing nr. 2011.370 van 25 oktober 2011. 80 B. SPRINGAEL, “Rulings bieden oplossing waar wet en FAQ tekort schieten”, Fiscoloog 2012, afl. 1321, 4; Voorafgaande beslissing nr. 2014.356 van 16 september 2014. 81 B. SPRINGAEL, “Rulings bieden oplossing waar wet en FAQ tekort schieten”, Fiscoloog 2012, afl. 1321, 4; Voorafgaande beslissing nr. 2015.262 van 8 september 2015.

Page 29: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

23

“- de vergoedingen, van welke aard ook, voor licenties die door de vennootschap zijn

verleend op octrooien, in zover deze vergoedingen in het in België belastbare resultaat van

het belastbaar tijdperk voorkomen en indien er bijzondere verhoudingen zijn tussen de

schuldenaar van de vergoedingen en de ontvangende vennootschap, enkel in zover deze

vergoedingen niet hoger zijn dan de vergoedingen die tussen onafhankelijke ondernemingen

zouden zijn overeengekomen;

- de vergoedingen die aan de vennootschap voor het belastbaar tijdperk zouden verschuldigd

zijn indien de goederen die door of voor rekening van de vennootschap worden geproduceerd

of de diensten die door of voor rekening van de vennootschap worden geleverd, zouden

worden geproduceerd of geleverd door een derde op grond van een licentie verleend door de

vennootschap op octrooien en indien tussen de vennootschap en de derde zodanige

voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen en in

zover deze vergoedingen in het in België belastbare resultaat van het belastbaar tijdperk

zouden voorkomen.”

50. Hieruit kunnen dus twee onderscheiden categorieën worden gedistilleerd. Enerzijds betreft

het de ‘werkelijke’ octrooi-inkomsten (waarmee bedoeld wordt de vergoedingen voor

licenties die de vennootschap aan derden verleend heeft), en anderzijds doelt men op de

‘hypothetische’ octrooi-inkomsten (dit zijn de vergoedingen voor octrooien begrepen in de

verkoopprijs van de desbetreffende goederen of diensten).82 De zogenaamde O&O-

kostenbijdragen (i.e. de kosten die een derde bijdraagt in de kosten van onderzoek en

ontwikkeling van de vennootschap) komen aldus niet in aanmerking voor de bepaling van de

octrooi-inkomsten (artikel 205/2, §2, laatste lid WIB).83

i) Werkelijke octrooi-inkomsten

51. Deze categorie beslaat de inkomsten die een vennootschap genereert uit het in licentie

geven van octrooien, met andere woorden, de royalty’s. Hieronder vallen zowel vaste

82 B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK, K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 66-67. 83 De octrooi-aftrek geldt immers enkel voor inkomsten die daadwerkelijk uit het octrooi voortvloeien. Zie hieromtrent Com.I.B., nr. 261/464; B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK en K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 75.

Page 30: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

24

vergoedingen en voorschotten (bijvoorbeeld de zogenaamde upfront fees84 en milestones85),

als variabele vergoedingen (men denke aan percentages van de omzet betreffende het

geoctrooieerde product).86

Indien een vennootschap een door derden ontwikkeld octrooi (of ABC) verwerft en dit zelf

verbetert, komen ook de inkomsten verkregen ten gevolge van de doorgevoerde verbetering in

aanmerking voor de octrooi-aftrek. Deze verbeteringen vormen knowhow die onlosmakelijk

verbonden is met, of inherent is aan het octrooi.

ii) Hypothetische octrooi-inkomsten

52. De hypothetische octrooi-inkomsten bestaan uit de vergoedingen die kunnen geacht

worden begrepen te zijn in de verkoopprijs van de met het octrooi geproduceerde goederen of

diensten.87 Het is immers mogelijk dat de octrooihouder zelf goederen gaat (laten) produceren

met zijn octrooi. In dat geval verkrijgt hij geen royalty’s, daar er geen octrooi in licentie wordt

gegeven. Weliswaar zitten er inkomsten verbonden aan het octrooi verwerkt in de

verkoopprijs van het geoctrooieerde goed.

iii) Gemeenschappelijke vereisten aan beide soorten octrooi-inkomsten

Voorkomen in het in België belastbare resultaat van het belastbare tijdperk (art. 205/2,

§2, eerste lid WIB)

53. Hieruit kunnen twee voorwaarden gedistilleerd worden: enerzijds moeten de

desbetreffende octrooi-inkomsten voorkomen in het in België belastbare resultaat, anderzijds

moeten ze in het belastbare tijdperk voorkomen.

54. Ingevolge deze voorwaarde komen octrooi-inkomsten die toerekenbaar zijn aan

buitenlandse inrichtingen en vrijgesteld zijn op grond van een dubbelbelastingverdrag met het

84 Dit zijn vergoedingen die betaald worden alvorens het desbetreffende goed wordt geproduceerd of de dienst in kwestie wordt geleverd. 85 Deze vorm van vergoeding wordt betaald indien bepaalde doelstelling gerealiseerd worden. Afhankelijk van welke fase van de licentieovereenkomst bereikt wordt, zal een bijkomende vergoeding betaald worden door de schuldenaar. 86 B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK en K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 68. 87 C. BUYSSE, “Aftrek voor octrooi-inkomsten: vermindering ‘per octrooi’ toepassen”, Fiscoloog 2008, afl. 1117, 11.

Page 31: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

25

land van de buitenlandse inrichting in België niet in aanmerking voor de octrooi-aftrek. De

inkomsten in kwestie maken immers geen deel uit van het in België belastbare resultaat.

Anders zou het geweest zijn indien er geen dubbelbelastingverdrag van toepassing was

geweest: in dat geval maken de octrooi-inkomsten wel degelijk deel uit van het in België

belastbare resultaat.88

55. Andersom kan, wanneer een buitenlandse vennootschap octrooi-inkomsten genereert uit

een Belgische vaste inrichting, de aftrek voor octrooi-inkomsten verleend worden indien die

octrooi-inkomsten voorkomen in het belastbare resultaat van die Belgische vaste inrichting.89

Wanneer de inkomsten in kwestie toerekenbaar zijn aan de hoofdzetel van de buitenlandse

vennootschap of andere, niet in België gevestigde, vaste inrichtingen, zullen ze, in het kader

van de Belgische octrooi-aftrek, niet beschouwd worden als octrooi-inkomsten.90

Marktconformiteit (art. 205/2, §2, eerste lid WIB)

56. Zowel in het geval van werkelijke octrooi-inkomsten als dat van hypothetische inkomsten,

mag de vergoeding niet hoger zijn dan de vergoedingen die tussen van elkaar onafhankelijke

vennootschappen zouden worden betaald. Hiermee doelt de wetgever op het bestaan van

bijzondere verhoudingen tussen de schuldenaar en de ontvanger van de vergoeding.91 De ratio

legis van deze bepaling bestaat eruit oneerlijke winstverschuivingen tegen te gaan die eruit

bestaan hoge royalty’s vanuit het buitenland naar België te versluizen, waar ze dan van de

aftrek van octrooi-inkomsten zouden kunnen genieten. Met deze bepaling tracht België zich,

voor wat betreft de werkelijke vergoedingen, loyaal op te stellen tegenover de andere

belastingstelsels.92 Op het vlak van de hypothetische vergoedingen wordt de bepaling

ingegeven door het voorkomen van de uitholling van de eigen belastbare materie.93

88 P. RENS, “De Belgische octrooi-aftrek”, AFT 2008, afl. 11, 15. 89 B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK en K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 67. 90 I. ONKELINX en P. VAN DEN BERGHE, “Programmawet: nieuwe belastingaftrek voor octrooi-inkomsten”, Fiscoloog 2007, afl. 1067, 3. 91 B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK en K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 70. 92 S. VAN CROMBRUGGE, S. HUYSMAN, “De aftrek voor octrooi-inkomsten” in S. VAN CROMBRUGGE (ed.), Actuele fiscale thema’s 2007, Kalmthout, Biblo, 2008, 59-60. 93 S. VAN CROMBRUGGE, S. HUYSMAN, “De aftrek voor octrooi-inkomsten” in S. VAN CROMBRUGGE (ed.), Actuele fiscale thema’s 2007, Kalmthout, Biblo, 2008, 61-62.

Page 32: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

26

Uitsplitsing (art. 205/2, §2, tweede lid WIB)

57. Het is mogelijk dat de vergoedingen die de vennootschap krijgt niet enkel betrekking

hebben op octrooien, maar ook op andere intellectuele rechten, die niet onder het

toepassingsgebied van de aftrek voor octrooi-inkomsten sorteren. In dergelijk geval bepaalt

artikel 205/2, §2, lid 2 WIB dat de vergoedingen moeten worden uitgesplitst: enkel het

gedeelte van de vergoedingen dat betrekking heeft op octrooien, komt in aanmerking voor de

aftrek.

58. Deze uitsplitsing dient enkel niet te gebeuren indien de verworven knowhow inherent is

aan of onlosmakelijk verbonden met het octrooi. In dergelijk geval zullen alle inkomsten

voortvloeiend uit de knowhow, zoals reeds eerder vermeld, als in aanmerking komende

octrooi-inkomsten worden beschouwd.94

2.1.5 Berekening van de aftrek

59. In bepaalde gevallen stelt het bepalen van de berekeningsbasis van de aftrek voor

(hypothetische) octrooi-inkomsten bijzondere problemen. Om het overzicht doorheen deze

scriptie te bewaren werd er daarom voor gekozen het geheel van deze materie te behandelen

onder deel 3.2.1

2.1.6 Formaliteiten

60. Artikel 205/4 WIB bepaalt dat de belastingplichtige die de aftrek voor octrooi-inkomsten

wil genieten, bij zijn aangifte een opgave moet voegen. Deze opgave is het formulier 275P, en

wordt ieder jaar door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde vastgesteld voor het

aanslagjaar waarvoor de aftrek voor octrooi-inkomsten wordt genoten.

61. Deze vereiste impliceert aldus dat de aftrek voor octrooi-inkomsten een mogelijkheid is

voor de belastingplichtige en zeker geen verplichting: indien hij het formulier niet aan de

aangifte toevoegt, zal ook geen aftrek verleend worden. Indien de aangifte niet tijdig wordt

ingediend, zal daarenboven de aftrek geweigerd worden.

94 T. VANWELKENHUYZEN, “Toepassingsgebied aftrek voor octrooi-inkomsten verduidelijkt”, Fisc. Act. 2009, afl. 28, 7.

Page 33: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

27

2.1.7 Niet-overdraagbaarheid

62. De aftrek voor octrooi-inkomsten is de vijfde van in totaal negen bewerkingen om te

komen tot de belastbare grondslag van de vennootschap. Dit impliceert dat de aftrek wordt

toegepast op de restwinst van de vennootschap na de vierde bewerking (i.e. de DBI-aftrek).

Indien blijkt dat de vennootschap niet voldoende winst heeft om de octrooi-aftrek op toe te

passen, is het resterende saldo aan octrooi-aftrek niet overdraagbaar naar de volgende

aanslagjaren.95

2.2 De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing (art. 2753 WIB)

2.2.1 Achtergrond en principe

2.2.1.1 Achtergrond

63. Deze maatregel werd op vraag van de universiteiten in 2002 in het leven geroepen om

tegemoet te komen aan de toenmalige Lissabonstrategie.96 In een advies merkte de Federale

Raad voor Wetenschapsbeleid (FRWB) destijds op dat de helft van de professionele

tijdsbesteding van de universitaire assistenten uitging naar eigen wetenschappelijk onderzoek

of het volgen van onderwijs ter volmaking van hun kennis. Slechts de helft van de

tijdsbesteding ging dus uit naar het vervullen van dienstopdrachten. Om deze reden stelde de

FRWB voor om te voorzien in een tegemoetkoming aan de universiteiten, bestaande uit een

fiscale vrijstelling voor de helft van de lonen van de onderzoekers.97 De wetgever volgde deze

gedachtegang en voorzag in een vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing ten

belope van 50% op de lonen uitbetaald vanaf 1 oktober 2003 van assistenten en postdoctorale

onderzoekers van een aantal instellingen.98

64. Met het oog op enerzijds het vergroten van de concurrentiekracht van ook de

privébedrijven en anderzijds het behalen van de door Europa vooropgestelde doelstellingen

(namelijk dat 3% van het BBP tegen 2010 moest gaan naar investeringen in onderzoek en

ontwikkeling), werd het toepassingsgebied van de maatregel al vlug uitgebreid tot

95 Ontwerp van programmawet, Parl.St. Kamer 2006-2007, nr. 51-3058/001, 39. 96 Art. 385-386 Programmawet 24 december 2002, BS 31 december 2002. 97 Advies Federale Raad voor Wetenschapsbeleid, p. 3 (http://www.belspo.be/belspo/council/acrobat/275-3WIB_nl.pdf) 98 Initieel konden enkel universiteiten, hogescholen, onderzoeksfondsen en door de Ministerraad erkende instellingen van de maatregel genieten.

Page 34: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

28

onderzoekers die werkzaam zijn in onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten binnen de

privésector.

De federale overheid wilde daarenboven middels deze fiscale stimulus bedrijven aanzetten om

nieuwe onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s in België op te zetten en de bestaande

programma’s verder uit te breiden.99

65. Per 1 januari 2006 werd de regeling geïncorporeerd in huidig artikel 2753 WIB100 en ze

vormt intussen een volwaardig beleidsinstrument inzake de economische en

werkgelegenheidspolitiek van de overheid.101

Door de incorporatie moet deze regel geïnterpreteerd worden volgens de regels van het fiscaal

recht. Dit heeft geleid tot heel wat uiteenlopende interpretaties tussen de fiscale administratie

en de Programmatorische Overheidsdienst (hierna: POD) Wetenschapsbeleid over de correcte

toepassing ervan.102

2.2.1.2 Algemeen principe

66. Normaliter is de werkgever ertoe verplicht de verschuldigde bedrijfsvoorheffing in te

houden op het loon dat hij uitbetaalt en deze bedrijfsvoorheffing door te storten aan de

federale Schatkist. In toepassing van artikel 2753 WIB wordt de werkgever ontheven van deze

verplichting ten belope van 80%: slechts 20% van de normaal door te storten

bedrijfsvoorheffing dient ook effectief aan de staat te worden doorgestort.103 De maatregel

levert de genietende ondernemingen dus belangrijke financiële middelen op die kunnen

worden aangewend voor nieuwe investeringen.

67. Volgens de CBN dient het vrijgestelde gedeelte boekhoudkundig te worden behandeld als

een exploitatie- of werkingssubsidie. Enkel indien alle of een gedeelte van de bezoldigingen

99 H. SERRUYS, B. DE DYCKER, De bedrijfsvoorheffing. Overzicht van de vrijstellingen, Gent, Larcier, 2014, p. 61 (hierna: H. SERRUYS, B. DE DYCKER, De bedrijfsvoorheffing. Overzicht van de vrijstellingen). 100 Art. 106 Wet betreffende het generatiepact van 23 december 2005, BS 30 december 2005. 101 TIBERGHIEN ADVOCATEN, Handboek voor fiscaal recht 2013-2014, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 681. 102 H. SERRUYS, B. DE DYCKER, De bedrijfsvoorheffing. Overzicht van de vrijstellingen, p. 61. 103 Het vrijstellingspercentage van 80% is slechts van toepassing op de bedrijfsvoorheffing die opeisbaar is vanaf 1 juli 2013. Voordien opeisbare bedrijfsvoorheffing was slechts voor 75% vrijgesteld van de doorstortingsverplichting: art. 3, 1° Wet 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling (1), BS 28 juni 2013.

Page 35: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

29

geactiveerd kunnen worden, moet de vrijstelling als een kapitaalsubsidie worden

beschouwd.104

Dit geldt echter niet voor de in artikel 2753, §1, eerste en tweede lid WIB bedoelde

instellingen; bij hen wordt de subsidie telkens als een exploitatie- of werkingssubsidie

geboekt.105 Deze uitzondering kwam er door de Wet van 21 december 2009, waarin gesteld

werd dat de fondsen die verkregen worden door de vrijstelling van doorstorting niet mogen

worden aangewend voor het verminderen van de kostprijs van het (reeds bestaande)

onderzoek dat de vrijstelling heeft doen ontstaan.106 De besparing mag niet worden

aangewend om de economische kostprijs van het bestaande onderzoek te drukken.107 Immers,

de wetgever had met de invoering van de vrijstelling van doorstorting van de

bedrijfsvoorheffing destijds voor ogen dat de genietende instellingen de vrijgekomen fondsen

zouden gebruiken voor (nieuwe) bijkomende investeringen in onderzoek en ontwikkeling.108

Toch werd er initieel geen voorwaarde in de wet ingeschreven aangaande de besteding van de

vrijgekomen middelen. Men ging er van uit dat die middelen sowieso, al dan niet op directe

wijze, opnieuw zouden worden geïnvesteerd in onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

Er deed zich echter een probleem voor op Europees vlak. De Europese Commissie

beschouwde de vrijstelling niet als een kost van EU-onderzoeksprojecten voor de

universiteiten.109 Hierdoor konden de academische instellingen geen EU-subsidiëring

bekomen van de volledige loonkost. Door in de wettekst in te schrijven dat de sommen aan

bedrijfsvoorheffing die niet dienen te worden doorgestort, niet mogen worden aangewend ter

financiering van het onderzoek dat de vrijstellingsverplichting heeft doen ontstaan, helpt men

dit euvel uit de wereld.

104 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van

het stelsel tot gedeeltelijke vrijstelling van betaling van de bedrijfsvoorheffing, zoals geregeld door art. 275/3 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, 18 november 2009, nr. 2009/13, http://www.cnc-cbn.be/files/advice/link/Adviezen%202009-1%20tot/Advies%202009-13.pdf; COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van het stelsel tot gedeeltelijke vrijstelling van betaling van de bedrijfsvoorheffing, zoals geregeld door art. 275/3 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 – Update, 10 februari 2010, nr. 2010/2, http://www.cnc-cbn.be/files/advice/link/advies_2010-2.pdf. 105 K. DE BOEVER, L. EVENS, Wetswijziging op komst voor vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor wetenschappelijk onderzoek, (http://www.vandelanotte.be/data/documents/20140116045017cuw1c.pdf). 106 Art. 12-14 Wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december 2009. 107 Parl.St. Kamer 2009-2010, nr. 52-2310/002, 5. 108 Parl.St. Kamer 2002-2003, nr. 50-2124/001, 184. 109 H. SERRUYS, B. DE DYCKER, De bedrijfsvoorheffing. Overzicht van de vrijstellingen, p. 69.

Page 36: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

30

68. Tevens wordt in het kader van de twee voormelde gevallen de vrijstelling berekend op de

totale verschuldigde bedrijfsvoorheffing (ze wordt aldus niet beperkt tot dat deel van de

bedrijfsvoorheffing dat betrekking heeft op onderzoeksactiviteiten).110 In de andere gevallen,

te weten samenwerkingsovereenkomsten, Young Innovative Companies en Masters, Doctors

en Ingenieurs in privébedrijven dient er wel een pro rata-beperking gemaakt te worden in

verhouding tot de tijd die de bedoelde onderzoekers effectief besteed hebben aan onderzoeks-

en ontwikkelingsactiviteiten.111

Deze pro rata-regeling maakt echter het onderwerp van discussie uit tussen de POD

Wetenschapsbeleid en de FOD Financiën. Hierop zal in een later deel worden ingegaan.112

2.2.2 Toepassingsgebied ratione personae

69. De gedeeltelijke vrijstelling van de verplichting tot doorstorting is van toepassing op

onderzoekers welke in dienst zijn van:

- universiteiten en hogescholen, het Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en het

Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen (= academisch onderzoek);

- wetenschappelijke instellingen erkend bij een door de Ministerraad genomen besluit;

- bedrijven die actief zijn in onderzoeksprojecten in het kader van

samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met een in één van de twee vorige streepjes

bedoelde instellingen;

- Young Innovative Companies (YIC’s);

- privébedrijven en beschikken over een diploma van doctor in de toegepaste wetenschappen,

de wetenschappen, de geneeskunde, de dierengeneeskunde of van burgerlijk ingenieur en

meewerken aan onderzoeks- of ontwikkelingsprogramma’s;

- privébedrijven en een diploma van master of gelijkwaardig diploma hebben in welbepaalde

studiegebieden.113

110 Mondelinge parlementaire vragen nr. 10078 en 10079 van de heer Bogaert d.d. 07.02.2006, Kamer, Commissie voor de Financiën en de Begroting, zittingsperiode 51, beknopt verslag, Com 842, p. 5-6; Circ. nr. Ci.RH.244/635.467 dd. 08.05.2015. 111 Circ. nr. Ci.RH.244/593.292 (AOIF 33/2008). 112 Zie 2.2.4. 113 Zie Bijlage 2 voor een schematisch overzicht van het toepassingsgebied ratione personae van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing.

Page 37: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

31

Het laatste lid van artikel 2753, §1 WIB vermeldt hierbij dat eenzelfde bezoldiging of

eenzelfde deel ervan slechts eenmaal in aanmerking kan komen voor de in diezelfde paragraaf

bedoelde vrijstellingen van doorstorting.

2.2.2.1 Academische onderzoekers

70. Het WIB geeft geen invulling aan dit begrip, noch wordt er enige (uitdrukkelijke)

diplomavereiste opgelegd. De reden hiervoor was dat de Federale Overheidsdienst Financiën

niet over inlichtingen noch over de expertise beschikte om te bepalen of iemand al dan niet als

een wetenschappelijke onderzoeker kon worden aangemerkt. Daarom werd besloten dat de

Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden via een

erkenning zouden bepalen wie in aanmerking kwam als assistent-onderzoeker of

postdoctoraal onderzoeker.114

Als assistent-onderzoekers werden aangemerkt de personeelsleden die in het bezit zijn van

een diploma van het hoger onderwijs en die wetenschappelijk onderzoek verrichten in het

kader van de voorbereiding van een doctoraal proefschrift of gelijkaardige

onderzoekswerkzaamheden, waarmee men de facto de leden van het assisterend personeel van

de universiteiten of hogescholen met de graad van “assistent”115 bedoelt.

Met postdoctorale onderzoekers wordt bedoeld de personeelsleden die in het bezit zijn van

een diploma van het hoger onderwijs en die wetenschappelijk onderzoek op postdoctoraal

niveau verrichten, i.e. de leden van het assisterend personeel van de universiteiten of

hogescholen met de graad van doctor-assistent of postdoctorale onderzoekers die op het

niveau van doctor-assistent bezoldigd worden door het FFWO/FFRS, FWO of FNRS - FRS-

FNRS.

Bij beiden wordt onder wetenschappelijk onderzoek verstaan de systematisch uitgevoerde

creatieve werkzaamheden met het oog op de uitbreiding van de kennisvoorraad en het

exploiteren ervan om nieuwe toepassingen te bedenken, zoals de ontwikkeling van nieuwe

114 Parl.St. Kamer 2002-2003, nr. 50-2124/001, p. 184. 115 Volgens de minister van Financiën dient dit begrip functioneel ingevuld te worden, gelet op de grote verscheidenheid inzake beroepstitels en tewerkstellingsvormen. Het is voldoende dat het betrokken personeelslid in het bezit is van een diploma hoger onderwijs (waarbij een A1-diploma of professionele bachelor volstaat) opdat men aangemerkt zou worden als assistent-onderzoeker. Zie hieromtrent: Mondelinge parlementaire vraag nr. 6243 van de heer Wathelet d.d. 13.04.2005, Kamer, Commissie voor de Financiën en de Begroting, zittingsperiode 51, beknopt verslag, Com 559, p. 25-26.

Page 38: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

32

producten en procedés. 116 Op grond van de aanstellingsakte van het personeelslid dient te

kunnen worden bewezen dat de onderzoeker effectief belast is met het uitvoeren van

wetenschappelijk onderzoek.

71. Oorspronkelijk werd men, zo de ministers van Financiën, als academisch onderzoeker

aangemerkt indien men minimaal 50% van de arbeidstijd besteedde aan onderzoek en

ontwikkeling. Dit was tevens de norm die de POD Wetenschapsbeleid hanteerde. Zij haalde

de mosterd uit een aantal decretale regelingen, die gebruik maakten van een 50%-drempel.117

In antwoord op een parlementaire vraag verduidelijkte de minister van Financiën dat middels

deze norm de doelgroep van de maatregel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de

bedrijfsvoorheffing op een pragmatische en duidelijke manier werd afgebakend en dat deze

bijgevolg verder gehanteerd kon worden.118

In de circulaire van 8 mei 2015 wordt dit antwoord van de toenmalige minister van Financiën

kortweg herroepen, daar in de huidige wettekst geen sprake is van een 50%-norm.119

De 50%-drempel is inderdaad niet gebaseerd op een federale fiscale wetsbepaling. Bijgevolg

is de wettekst duidelijk en niet voor interpretatie vatbaar, hetgeen de voormelde drempel van

50% irrelevant maakt als voorwaarde voor de toepassing van de vrijstelling van doorstorting

van de bedrijfsvoorheffing.

72. In een mededeling heeft de Afdeling Hoger Onderwijs van het Agentschap voor Hoger

Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen (AHOVOS) nu geponeerd dat ook

(hoofd)praktijklectoren en praktijkassistenten onder de vrijstelling van artikel 2753 WIB

vallen voor zover zij een onderzoekscomponent binnen hun opdracht uitoefenen en voldoen

aan de criteria die vastgelegd zijn binnen de definitie van wetenschappelijk onderzoek.120

2.2.2.2 Instellingen erkend bij een door de Ministerraad genomen besluit

73. De Programmawet van 8 april 2003 heeft het toepassingsgebied van de vrijstelling van

doorstorting van de bedrijfsvoorheffing opengetrokken naar wetenschappelijke instellingen

116 Circ. nr. 17/2015 dd. 8 mei 2015. 117 Advies Federale Raad voor Wetenschapsbeleid – art. 2753 en art. 67 van het WIB 92, p. 7. 118 Vr. en Antw. Kamer 2013-2014, 1 april 2014 nr. 53-156, 285 (Vr. nr. 828 DE POTTER). 119 Circ. nr. 17/2015 dd. 8 mei 2015. 120 Mededeling assistent-onderzoekers van 8 juli 2015 (http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/werken/personeelsadmin/hogescholen/mededelingen/2015/md20150708_mdassistentOnderzoekers.htm).

Page 39: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

33

die erkend zijn bij een door de Ministerraad genomen besluit.121 Hierdoor zijn

wetenschappelijke instellingen die erkend zijn bij KB vastgesteld in de ministerraad en die

bezoldigingen uitbetalen aan hun assistent-onderzoekers of postdoctorale onderzoekers thans

vrijgesteld van doorstorting ten belope van 80% van de normaliter verschuldigde

bedrijfsvoorheffing.

74. De lijst van de betrokken instellingen werd meermaals gewijzigd, maar is heden als

Bijlage III quater gevoegd in het KB/WIB. Zowel instellingen uit de publieke als uit de

private non-profitsector kunnen een beroep doen op de vrijstelling.122

75. Ook in artikel 2753, §1, tweede lid WIB worden de begrippen assistent-onderzoekers en

postdoctorale onderzoekers gehanteerd. Deze begrippen dienen op dezelfde wijze ingevuld te

worden als in het geval van artikel 2753 , §1, eerste lid WIB.123 Ook in dit geval werd de

zogenaamde 50%-norm afgeschaft en volstaat het dat de onderzoekers beschikken over een

A1-diploma of een professionele bachelor.124

2.2.2.3 Samenwerkingsovereenkomsten

i) Ontstaan

76. Per 1 oktober 2005 werd de maatregel uitgebreid naar ondernemingen die bezoldigingen

betalen of toekennen aan onderzoekers die werken aan onderzoeksprojecten ter uitvoering van

samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met universiteiten of hogescholen gevestigd in de

EER of met door de ministerraad erkende wetenschappelijke instellingen.125 Deze uitbreiding

beoogde een band tot stand te brengen tussen het wetenschappelijk onderzoek binnen

ondernemingen en binnen universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instellingen die

reeds in artikel 2753, §1, eerste en tweede lid WIB vervat liggen. Hierdoor wilde de wetgever

deze ondernemingen verankeren binnen het wetenschappelijk onderzoek in België, hetgeen op

zijn beurt een vermindering van de kosten voor onderzoek zou teweegbrengen.126

121 Art. 117 Programmawet 8 april 2003, BS 17 april 2003. 122 Rekenhof, “Onrechtstreekse federale steunmaatregelen voor onderzoek en technologische ontwikkelingen”, verslag goedgekeurd in de algemene vergadering van het Rekenhof van 13 augustus 2013, p. 54. 123 Zie hiervoor deel 2.2.2.1. 124 Circ. nr. 17/2015 dd. 8 mei 2015. 125 Art. 366 Programmawet 27 december 2004, BS 31 december 2004. 126 Parl.St. Kamer 2004-2005, nr. 51-1437/001, 230.

Page 40: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

34

ii) Begrip

77. Onder samenwerkingsovereenkomst dient, zo dus de memorie van toelichting bij de

Programmawet van 27 december 2004, te worden verstaan:

“elke overeenkomst die een geformaliseerde medewerking oplegt tussen een

onderneming en een onderzoeksinstelling (universiteit, hogeschool of

wetenschappelijke instelling) waardoor de onderzoekers die in die onderneming

worden tewerkgesteld en de onderzoeksploegen die in de onderzoeksinstelling worden

tewerkgesteld aan hetzelfde onderzoeksproject deelnemen.”127

78. Nergens in de Programmawet, noch in de parlementaire voorbereiding ervan, wordt echter

gepreciseerd welke de voorwaarden zijn om als onderzoeker te kunnen worden beschouwd.

De parlementaire voorbereiding stelt enkel voorop dat de werknemer moet beschikken over

een diploma van het hoger onderwijs, zonder dit te beperken tot een masterdiploma.128 Pas

naar aanleiding van de uitbreiding van de regeling naar de Young Innovative Companies,

werd een definitie van onderzoeker opgenomen in punt III, e), lid twee van bijlage IIIter

KB/WIB:

“Onderzoekers zijn wetenschappers of ingenieurs die werken aan de ontwikkeling of

de uitvinding van kennis, producten, processen, nieuwe methoden of systemen. Zijn

gelijkgesteld met ingenieurs, de bezoldigden die zonder het diploma te hebben, deze

kwalificatie hebben behaald in de schoot van hun onderneming.”

79. Ingevolge de voormelde omzendbrief van 8 mei 2015, blijft deze definitie bruikbaar:

“Deze definitie kan ook hier gebruikt worden met dien verstande weliswaar dat de

betrokken onderzoeker minstens over een diploma van het hoger onderwijs dient te

beschikken.”

Er dient te worden opgemerkt dat voormelde omzendbrief de facto geen wijzigingen

aanbrengt wat betreft de afbakening van het begrip onderzoekers, daar de memorie van

toelichting destijds de diplomavereiste niet beperkt had tot een masterdiploma.

80. Vanaf 1 januari 2014 geeft artikel 2753, §3 WIB een definitie van wat onder de

desbetreffende onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of –programma’s verstaan dient te

127 Parl.St. Kamer 2004-2005, nr. 51-1437/001, 230. 128 Parl.St. Kamer 2004-2005, nr. 51-1437/001, 230.

Page 41: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

35

worden. De noodzaak hiertoe werd ingegeven door een onderzoek van de Europese

Commissie dat erop gericht was schadelijke steunmaatregelen van de lidstaten op te sporen en

aan te pakken. Voor een verdere bespreking van deze problematiek wordt graag verwezen

naar deel 3.1.

2.2.2.4 Young Innovative Companies

i) Ontstaan

81. In navolging van het Franse systeem betreffende de “Jeune Entreprises Innovantes

(J.E.I.)”, dat op vijf jaar tijd een verdubbeling wist teweegbrengen van het aantal

innovatievennootschappen129, werd met de Wet op het Generatiepact van 23 december 2005

ook in België een dergelijk fiscaal systeem voorzien voor Young Innovative Companies die

bezoldigingen toekennen aan wetenschappelijk personeel dat als werknemer tewerkgesteld

wordt in artikel 2753, §1, derde lid, 2° WIB .130

82. Zoals ook het geval was bij de samenwerkingsakkoorden (zie supra), heeft de Europese

Commissie onderzocht of deze maatregel voor de Young Innovative Companies geen

staatssteun uitmaakte. De minister van Financiën heeft recent bekendgemaakt dat dit niet het

geval blijkt te zijn:

“Uit dat onderzoek heeft de Europese Commissie nu besloten dat er geen

onrechtmatigheden werden gevonden en dat de toegewezen fiscale voordelen niet

moeten teruggevorderd worden. Dat is goed nieuws voor de innovatieve bedrijven in

kwestie. Het gaat om 477 bedrijven die de afgelopen 5 jaar gebruik hebben gemaakt

van deze fiscale maatregel."131

ii) Begrip

83. Als Young Innovative Company kwalificeert een vennootschap die onderzoeksprojecten

uitvoert en, aan het eind van het belastbare tijdperk, aan volgende voorwaarden voldoet:

- Het moet gaan om een kleine vennootschap ex artikel 15 W. Venn.; die

129 Parl.St. Kamer 2005-2006, nr. 51-2128/001, 61. 130 Art. 109 Wet op het Generatiepact van 23 december 2005, BS 30 december 2005. 131 J. VAN OVERTVELDT, Fiscale vrijstelling voor innovatieve bedrijven en wetenschappers blijft overeind, http://vanovertveldt.belgium.be/nl/fiscale-vrijstelling-voor-innovatieve-bedrijven-en-wetenschappers-blijft-overeind (3 maart 2016). Voor een verdere analyse van deze problematiek wordt graag verwezen naar deel 3.1.

Page 42: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

36

- minder dan tien jaar bestaat vóór 1 januari van het jaar waarin de vrijstelling van

storting van de bedrijfsvoorheffing toegekend wordt; en

- niet opgericht is in het kader van een concentratie, een herstructurering, een

uitbreiding van een vroegere activiteit of een overname van dergelijke activiteiten; en

waarbij

- in het voorgaande belastbare tijdperk de uitgaven op het vlak van onderzoek en

ontwikkeling minstens 15% van de totale kosten van dat belastbare tijdperk

bedroegen.

Onderzoeksproject

84. Een onderzoeksproject wordt in dezen omschreven als een project met betrekking tot

vernieuwend en planmatig onderzoekswerk met het oog op het verwerven van nieuwe

wetenschappelijke of technische kennis en inzichten.132

Er dient hierbij opgemerkt te worden dat de vrijstelling enkel op het wetenschappelijk

personeel van de vennootschap van toepassing is. Samenlezing met de modaliteiten waaraan

de schuldenaar moet voldoen om te kunnen genieten van de vrijstelling, leert dat het

wetenschappelijk personeel bestaat uit onderzoekers, onderzoekstechnici en

projectbeheerders. De definities hiervan zijn terug te vinden in Bijlage IIIter, III, e KB/WIB.

Administratief en/of commercieel personeel kan dus a contrario niet van de

vrijstellingsregeling genieten.

Opvallend in dit kader is dat er geen diplomavereiste geldt voor het wetenschappelijk

personeel in dergelijke Young Innovative Companies. Bepalend of men als onderzoeker

aangemerkt kan worden zijn de dagdagelijkse taken van het betrokken personeelslid binnen

de onderneming, alsook de ervaring die men reeds vergaard heeft.133

Kleine vennootschap in de zin van artikel 15 W. Venn.

85. De tweede voorwaarde betreft dat het moet gaan om een kleine vennootschap in de zin

van artikel 15 W. Venn.

132 Parl.St. Kamer 2005-2006, nr. 51-2128/003, p. 25. 133 Voorafgaande beslissing nr. 900.244 van 11 augustus 2009.

Page 43: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

37

Initieel verwees de wettekst slechts naar de eerste paragraaf van artikel 15 W. Venn., hetgeen

een aantal interpretatie- en toepassingsproblemen met zich meebracht.134

Door thans te verwijzen naar het gehele artikel 15 W.Venn. kwam echter een bijkomend

praktisch probleem tot stand. Artikel 15 bepaalt namelijk in zijn vijfde paragraaf dat

verbonden vennootschappen op geconsolideerde basis beoordeeld dienen te worden.

Vennootschappen die op zichzelf wel voldoen aan de voorwaarden van artikel 15, §1 W.

Venn., kunnen dusdoende alsnog uitgesloten worden van de vrijstellingsregeling indien men

op grond van de geconsolideerde basis geen kleine vennootschap in diezelfde zin meer

uitmaakt.135 Specifiek voor de Young Innovative Companies heeft men er echter voor

geopteerd om de vereiste van een kleine vennootschap te blijven toetsen aan het vroegere

artikel 15 W. Venn. in afwachting van een verdere hervorming van de vrijstellingsregeling

inzake doorstorting van de bedrijfsvoorheffing.136 De reden hiervoor is, volgens het ontwerp

van de memorie van toelichting, het gegeven dat de regeling betreffende de Young Innovative

Companies aan een grondige herziening nodig is ten gevolge van het onderzoek ingesteld

door de Commissie.137

De nieuwe versie van artikel 15 W.Venn. voorziet echter in een (nieuwe) zevende paragraaf

waarin bepaald wordt dat voor niet-moedervennootschappen de criteria niet langer op

geconsolideerde basis beoordeeld worden.138 Tevens werd een nieuw artikel 15/1 W. Venn.

ingevoegd, dat handelt over de zogenaamde microvennootschappen. Deze

microvennootschappen vormen een subcategorie van de kleine vennootschappen, waardoor de

op deze laatste van toepassing zijnde wettelijke bepalingen (waaronder inbegrepen de

vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing) ook op hen van toepassing is.139

134 De eerste paragraaf van art. 15 W. Venn. bevat namelijk de (kwantitatieve) criteria, maar de overige paragrafen verduidelijkten hoe men die criteria diende toe te passen. 135 C. BUYSSE, “Cassatie beslist: géén geconsolideerde toepassing (oude) KMO-definitie”, Fiscoloog 2013, 1363, p 3. 136 B. ROBYNS, “Wijziging definitie kleine en microvennootschappen: invloed op de vrijstelling van

doorstorting voor startende ondernemingen en IPA-korting“ (http://www.groups.be/1_76113.htm). 137 J. VAN DYCK, “Nieuwe KMO-definitie: toch geconsolideerde toepassing ‘in fiscalibus’”, Fiscoloog 2015, 1437, p 3. 138 Art. 3 Wet 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, BS 30 december 2015. 139 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Ontwerpadvies over beoordeling groottecriteria artikelen 15 en 15/1 W. Venn., 13 januari 2016, nr. 2016/XXX, http://www.cnc-cbn.be/files/news/link/20160114_NL_ED_Ontwerpadvies_Groottecriteria_artikel_15.pdf.

Page 44: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

38

Uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling

86. Tot slot moet de vennootschap minstens 15% van de totale kosten van het voorgaande

belastbare tijdperk hebben uitgegeven aan onderzoek en ontwikkeling. In het verleden rees

vaak de vraag wat nu exact verstaan diende te worden onder “onderzoek en ontwikkeling”.

Blijkens de voorbereidende werken van de Wet op het Generatiepact betreft onderzoek “het

vernieuwend en planmatig onderzoekswerk met het oog op het verwerven van nieuwe

wetenschappelijke of technische kennis en inzichten.” Ontwikkeling daarentegen “betreft de

toepassing van kennis verkregen door onderzoek of op een andere wijze, leidend tot een plan

of ontwerp voor de productie van nieuwe of aanzienlijk verbeterde materialen, apparaten,

producten, processen, systemen of diensten, voorafgaand aan het begin van commerciële

productie of gebruik.” 140

Bovenstaande vage begripsomschrijvingen brachten echter meermaals toepassingsproblemen

met zich mee. Wat bijvoorbeeld met een reeds bestaand softwareprogramma dat verder wordt

ontwikkeld? Kan dit als een onderzoeksproject beschouwd worden? Indien die verdere

ontwikkeling resulteert in een toename van de hoeveelheid kennis, is dit volgens de minister

van Financiën het geval.141

De Dienst voor Voorafgaande Beslissingen heeft in dit kader al meerdere malen verwezen

naar andere bronnen, zoals IAS 38 en de Frascati-handleiding van de OESO, die mee het

toepassingsgebied van onderzoek en ontwikkeling kunnen afbakenen.142

De wet van 17 juni 2013 heeft echter nu, met inwerkingtreding vanaf 1 januari 2014,

definities van onderzoeksprojecten- en programma’s ingeschreven in artikel 2753, §3

WIB.(zie infra – deel 2.1.5)

2.2.2.5 Masters, doctors en burgerlijk ingenieurs in privébedrijven

i) Ontstaan

87. Om ook privéondernemingen te kunnen laten genieten van de vrijstelling van doorstorting

van de bedrijfsvoorheffing, werd de maatregel vanaf 1 januari 2006 uitgebreid tot

ondernemingen die bezoldigingen betalen of toekennen aan onderzoekers met een diploma

van doctor in de toegepaste wetenschappen, doctor in de exacte wetenschappen, doctor in de

140 Parl.St. Kamer2005-2006, nr. 51 2128/003, 25-26. 141 Vr. en Antw. Kamer 2009-10, 5 januari 2010, nr. 092, 72-74 (Vr. nr. 244 J. JAMBON). 142 Voorafgaande beslissing nr. 2012.020 van 3 april 2012; voorafgaande beslissing nr. 2012.386 van 11 december 2012.

Page 45: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

39

geneeskunde, doctor in de farmaceutische wetenschappen143 en burgerlijk ingenieur, voor

zover zij nog niet het voorwerp zouden uitmaken van een van de overige toepassingen van de

maatregel.144 Vanaf 1 januari 2007 is de maatregel ook van toepassing geworden op houders

van bepaalde diploma’s op masterniveau (of gelijkwaardig).145 In beide gevallen wordt vereist

dat de onderzoekers tewerkgesteld zijn in onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of –

programma’s.

ii) Begrip

88. Wat betreft de invulling van voormelde begrippen is er sprake van een diplomavereiste (er

wordt een doctoraat of masterdiploma vereist), alsook moeten de betrokken werknemers

onderzoeksactiviteiten verrichten.

89. Het begrip doctoraat dient begrepen te worden in de zin van artikel 6, § 1 van het decreet

van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de

integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering

van de universiteiten.

De toegelaten masterdiploma’s worden opgesomd in artikel 2753, §2, 2° WIB.

Ook leidinggevenden die in onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s

tewerkgesteld zijn, kunnen in aanmerking komen voor de gedeeltelijke vrijstelling van

doorstorting mits naleving van alle wettelijke voorwaarden.146

Wel dient te worden opgemerkt dat ook gelijkgestelde, i.e. buitenlandse, masterdiploma’s in

aanmerking komen voor de vrijstelling. Dit kan problemen met zich mee brengen over het al

dan niet erkennen van die buitenlandse diploma’s. Dergelijke diploma’s kunnen alsdan

worden voorgelegd aan de POD Wetenschapsbeleid ter goedkeuring. Daarnaast is het zo dat

een werknemer die dergelijk buitenlands diploma heeft behaald en in België voorheffing

betaalt, in ieder geval in aanmerking komt voor de vrijstelling.147

90. Voor het begrip ‘onderzoeksactiviteiten’ werd initieel geen definitie voorzien. Vroeger

werd veelal verwezen naar zowel Bijlage IIIter KB/WIB, IAS 38, als de zogenaamde

143 Art. 30 Programmawet 27 december 2006, BS 28 december 2006. 144 Art. 110 Wet op het Generatiepact van 23 december 2005, BS 30 december 2005. 145 Art. 30 Programmawet 27 december 2006, BS 28 december 2006. 146 Frequently Asked Questions Onderzoek en Ontwikkeling (www.belspo.be). 147 H. SERRUYS, B. DE DYCKER, De bedrijfsvoorheffing. Overzicht van de vrijstellingen, p. 108.

Page 46: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

40

Frascati-handleiding van de OESO. De wet van 17 juni 2013 heeft echter ook voor deze

categorieën voorzien in een definitie van onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of –

programma’s. (zie infra – deel 2.2.5)

91. Finaal wordt opgemerkt dat er, in tegenstelling tot wat het geval is bij de instellingen

vermeld in artikel 2753, §1, eerste en tweede lid WIB, in het geval van doctors, burgerlijk

ingenieurs en masters in privéondernemingen geen herinvesteringsvoorwaarde van toepassing

is.

2.2.3 Toepassingsgebied ratione materiae: bezoldigingen

92. De circulaire van 15 juni 2010 bepaalt wat onder bezoldigingen moet worden verstaan.148

Daaruit blijkt dat de maatregel van toepassing is op de bezoldigingen zoals bepaald in

artikel 31, eerste en tweede lid WIB, waarop de bedrijfsvoorheffing volgens de gewone regels

wordt berekend (dit zijn alle regels die vervat liggen in bijlage III KB/WIB).

De circulaire stelt daarenboven dat het enkel bezoldigingen betreft ter vergoeding van

werkzaamheden in ondergeschikt verband. Zelfstandige onderzoekers en bedrijfsleiders

worden dus expliciet van de regeling uitgesloten.

93. Vanuit bepaalde rechtsleer komt er echter scherpe kritiek op deze circulaire.149

Er wordt betoogd dat onder “bezoldigingen” niet enkel de in artikel 31, eerste en tweede lid

WIB vermelde zaken begrepen mogen worden.

Artikel 2753, §1 WIB vermeldt immers het volgende:

“(…) die bezoldigingen uitbetalen of toekennen (…) en die krachtens artikel 270, 1°,

bedrijfsvoorheffing op die bezoldigingen verschuldigd zijn (…)” (eigen onderlijning)

Artikel 270, 1° bepaalt dat:

“De bedrijfsvoorheffing is verschuldigd door:

1° de belastingplichtigen die (…) in artikel 30, 1° en 2°, bedoelde bezoldigingen (…) betalen

of toekennen, evenals de in artikel 227 vermelde niet-inwoners voor wie de in artikel 30, 1° en

2° bedoelde bezoldigingen, (…) die ze in België of in het buitenland betalen of toekennen,

beroepskosten zijn in de zin van artikel 237.” (eigen onderlijning)

Artikel 30, 1° en 2° WIB vermeldt hetgeen volgt:

148 Circ. nr. Ci.RH.244/603.128 (AOIF 44/2010) van 15.06.2010. 149 H. SERRUYS, B. DE DYCKER, De bedrijfsvoorheffing. Overzicht van de vrijstellingen, p. 90-95.

Page 47: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

41

“Bezoldigingen omvatten, (…):

1° bezoldigingen van werknemers;

2° bezoldigingen van bedrijfsleiders;

(…)”

Artikelen 31 en 31bis omschrijven wat verstaan dient te worden onder bezoldigingen van

werknemers; artikel 32 heeft het over bezoldigingen van bedrijfsleiders. Volgens SERRUYS

en DE DYCKER is het bijgevolg onjuist de vrijstelling van doorstorting te beperken tot de in

artikel 31, eerste en tweede lid WIB bedoelde bezoldigingen. Daarenboven poneren ze dat de

circulaire voorhoudt dat de inkomsten die in acht moeten worden genomen om de vrijstelling

van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing te berekenen in het kader van de algemene

looncorrectie (artikel 2757 WIB), deze zijn die vervat liggen in artikel 31, 31bis en 32WIB.

Nochtans verwijst artikel 2757 WIB tevens naar artikel 270, 1° WIB.

Een correctie van de circulaire dringt zich volgens hen aldus op. Tot op heden werd hier

echter geen gehoor aan gegeven.

2.2.4 Pro rata-regeling

94. Zoals reeds vermeld, dient in bepaalde gevallen de grootte van de vrijstelling van

doorstorting van de bedrijfsvoorheffing berekend te worden in functie van de tijd die effectief

besteed wordt aan onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s.150

Een voorbeeld van de toepassing van de pro rata-regeling:

Een gekwalificeerd onderzoeker besteedt in maand X 75% van zijn tijd aan

gekwalificeerde onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s. De ingehouden

bedrijfsvoorheffing bedraagt (in totaliteit) 3.000 euro.

Zijn werkgever kan in dat geval een vrijstelling van doorstorting van

bedrijfsvoorheffing aanvragen ten belope van 3.000 euro x 80% x 75% = 1.800 euro.

95. De POD Wetenschapsbeleid en de FOD Financiën bevonden zich echter in onenigheid

omtrent of en voornamelijk hoe de vrijstelling pro rata berekend dient te worden.

Twistpunt hierbij was de vraag of de pro rata-regeling ook van toepassing is op de

profitsector (zoals vermeld in artikel 2753, §1, derde lid WIB).151

150 Circ. nr. Ci.RH.244/603.128 (AOIF 44/2010) van 15.06.2010.

Page 48: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

42

96. Deze vraag werd beantwoord in de Circulaire van 8 mei 2015.152 De Circulaire

verduidelijkt dat de bezoldigingen van de assistent-onderzoekers en de postdoctorale

onderzoekers (zoals bedoeld in artikel 2753, § 1, eerste en tweede lid, WIB) volledig in

aanmerking komen voor de vaststelling van de vrijstelling van doorstorting van de

bedrijfsvoorheffing. Op de bezoldigingen van de onderzoekers en het wetenschappelijk

personeel bedoeld in artikel 2753, § 1, derde lid, WIB (i.e. de profitsector) wordt daarentegen

steeds de pro rata-regel toegepast.

In het geval van de samenwerkingsakkoorden (§1, lid 3, 1° van artikel 2753 WIB) kan enkel

het gedeelte van de bedrijfsvoorheffing dat betrekking heeft op de bezoldigingen betaald in

het kader van effectieve tewerkstelling in het onderzoeksproject dat het voorwerp uitmaakt

van de samenwerkingsovereenkomst, in aanmerking komen voor de vrijstelling.153

In de twee andere gevallen (§1, derde lid, 2° en 3°) kan voor de vrijstelling enkel rekening

gehouden worden met de bedrijfsvoorheffing, die slechts pro rata de tijd, effectief besteed

werd aan de bedoelde onderzoeksprojecten.154

Zeer recent heeft de minister van Financiën hier op twee vlakken verduidelijkingen bij

aangebracht.155 Ten eerste verklaart de minister dat ook administratieve en kantooractiviteiten

van het wetenschappelijk personeel, die rechtstreeks bijdragen tot de onderzoeks- of

ontwikkelingsprojecten of –programma’s en uitsluitend ten behoeve van die projecten of

programma’s plaatsvinden, ook mee in aanmerking mogen worden genomen als tijd besteed

aan onderzoek en ontwikkeling. Daarnaast geeft de minister te kennen dat alle

bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed, gebruikt mogen worden

om de effectieve tijdsbesteding aan onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of –activiteiten te

staven. Hierbij kan gedacht worden aan gebruikte timesheets.156

151 Voor een uitgebreide schets van deze problematiek, zie H. SERRUYS, B. DE DYCKER, De bedrijfsvoorheffing. Overzicht van de vrijstellingen, p.109-111. 152 Circ. nr. Ci.RH.244/635.467 dd. 08.05.2015. 153 Randnummer 21 Circ. nr. Ci.RH.244/635.467 dd. 08.05.2015. 154 Randnummers 27 en 30 Circ. nr. Ci.RH.244/635.467 dd. 08.05.2015. 155 Kamercommissie Financiën en Begroting, 2 maart 2016, nr. CRIV 54 COM 355, 10. 156 X, “Bedrijfsvoorheffing. Vrijstelling doorstorting. Wetenschappelijk onderzoek”, Fiscoloog 2016, afl. 1467, 13.

Page 49: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

43

2.2.5 Wet van 17 juni 2013: nieuwe definities en aanmeldingsplicht

97. De regering had in het relanceplan van 2012 beslist dat er betere controlemogelijkheden

moesten ingevoerd worden op het vlak van de niet-doorstorting van de bedrijfsvoorheffing

inzake wetenschappelijk onderzoek. De wet van 17 juni 2013157 beantwoordt aan deze noden

door twee belangrijke maatregelen in te voeren. Enerzijds wordt er een nieuwe en eenvormige

definitie van onderzoek en ontwikkeling gecreëerd om zo te komen tot een meer eenduidige

toepassing van de maatregel, anderzijds voert de wetgever een (nieuwe) administratieve

voorafgaandelijke aanmeldingsplicht van de onderzoeksactiviteiten in.

2.2.5.1 Het begrip “Onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten”

98. Per 1 januari 2014 is er sprake van onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -

programmas’s in volgende gevallen:

a) Fundamenteel onderzoek: dit is een vorm van onderzoek waarbij er geen rechtstreekse

toepassing of gebruik wordt beoogd.

b) Industrieel onderzoek: met deze vorm van onderzoek tracht men nieuwe kennis en

vaardigheden op te doen met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten,

procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te

verbeteren.

c) Experimentele ontwikkeling: deze vorm van ontwikkeling beoogt het verwerven,

combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische,

zakelijke en andere kennis en vaardigheden voor plannen, schema’s of ontwerpen van

nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten.158

99. De invoering van deze begrippen in artikel 2753, §3 WIB wordt, zoals reeds vermeld,

verantwoord door de nood aan een eenduidige toepassing van de maatregel. In de memorie

van toelichting bij de wet van 17 juni 2013 wordt bijkomend vermeld dat de aanpassing van

de bestaande regeling tot doel heeft om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de

Europese Commissie.159 De Europese Commissie was namelijk de mening toegedaan dat de

157 Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, BS 28 juni 2013. 158 Deze definities zijn gebaseerd op de verordening 800/2008 en de reeds vermelde Frascati-handleiding van

de OESO. 159 Parl.St. Kamer 2012-2013, nr. 53-2756/001, 4.

Page 50: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

44

vrijstelling van de verplichting tot doorstorting van de bedrijfsvoorheffing, zoals deze voor de

YIC’s van toepassing was, verboden staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1 VWEU

uitmaakte. Voor een verdere analyse van deze problematiek wordt graag verwezen naar deel

3.1.

2.2.5.2 Aanmeldingsplicht vanaf 1 januari 2014

100. Projecten die worden opgestart vanaf 1 januari 2014 moeten, zo luidt artikel 2753, §3, lid

4 WIB voorafgaandelijk worden aangemeld bij de Programmatorische Federale

Overheidsdienst Wetenschapsbeleid via de website (www.belspo.be) . 160

Hierbij dient een opgave te gebeuren van de identificatie van de schuldenaar van de

bedrijfsvoorheffing, de beschrijving van het project of programma waarbij het doel van het

onderzoek wordt aangetoond en de verwachte aanvangs- en einddatum van het project of

programma.161 Op zijn website heeft de POD Wetenschapsbeleid verdere toelichting

gepubliceerd bij de aanmeldingsplicht.162

101. Tevens wordt voorzien in de mogelijkheid voor zowel de belastingplichtige

vennootschap als voor de FOD Financiën om voorafgaandelijk advies aan te vragen aan de

POD Wetenschapsbeleid. Aan de hand van dit advies kan de belastingplichtige de bevestiging

krijgen of er al dan niet voldaan is aan de gestelde diplomavereisten zoals vermeld in artikel

2753, §2 WIB, maar tevens of de aangemelde onderzoeks- en/of ontwikkelingsprojecten of -

programma’s binnen het toepassingsgebied van artikel 2753, §3 WIB vallen.163

De modaliteiten hieromtrent worden verder gepreciseerd door het KB van 23 maart 2014, dat

artikelen 95/3 en 95/4 KB/WIB invoegt.164 Deze artikelen vermelden onder meer de

elementen die de aanvraag moet bevatten, alsook de termijn waarbinnen de POD

Wetenschapsbeleid antwoord dient te geven.

160 Voor reeds bestaande projecten was een overgangsregeling van kracht. Vanaf 1 januari 2015 moeten deze projecten echter ook aan de bepalingen van art. 2753 §3, lid 4 WIB voldoen. Zie: art. 3 Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, BS 28 juni 2013. 161 Art. 2753 §3, lid 4 WIB. 162 www.belspo.be (27 oktober 2015). 163 Verslag aan de Koning bij het Koninklijk Besluit van 23 maart 2014 tot wijziging van het KB/WIB92 inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van art. 2753, §§ 2 en 3, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, BS 31 maart 2014. 164 Art. 1 resp. 2 Koninklijk Besluit van 23 maart 2014 tot wijziging van het KB/WIB92 inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van art. 2753, §§ 2 en 3, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, BS 31 maart 2014.

Page 51: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

45

Het verkregen advies is bindend en definitief voor de belastingplichtige, zodat het enkel nog

door een jurisdictioneel beroep kan aangevochten worden.165 Dit geldt zowel wanneer het

aangevraagd wordt door de belastingplichtige zelf als door de FOD Financiën.166

102. Indien de aanmelding van het project niet (correct) gebeurt, zal de al toegepaste

vrijstelling van doorstorting worden teruggenomen.167 Op zijn website verduidelijkt de POD

Wetenschapsbeleid dat wanneer een project niet op voorhand wordt aangemeld, de korting op

de bedrijfsvoorheffing pas kan worden toegepast vanaf de aanmelding van de O&O-

activiteit.168

2.2.6 Toepassingsformaliteiten (art. 95/2 KB/WIB)

103. Uit artikel 952 KB/WIB volgt dat er twee aangiften in de bedrijfsvoorheffing moeten

worden opgemaakt. De bedrijfsvoorheffing wordt immers op maandelijkse basis berekend en

ingehouden. Bijgevolg moet ze ook worden aangegeven in de zogenaamde aangifte 274.10.

Deze aangifte heeft betrekking op aan alle werknemers toegekende bezoldigingen, waarbij het

geen rol speelt of ze onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verricht hebben of niet. In deze

aangifte worden alle belastbare bezoldigingen ingevuld die worden betaald of toegekend aan

het voltallige personeel van de werkgever.169 Daarnaast moet ook de volledig ingehouden

bedrijfsvoorheffing in desbetreffende aangifte worden vermeld.170

Een tweede aangifte zal dan telkens moeten worden opgemaakt voor iedere maand waarin

gekwalificeerde werknemers tewerk worden gesteld in onderzoeks- en

ontwikkelingsactiviteiten.171 Deze aangifte dient enkel te worden ingevuld voor de

werknemers waarvoor men de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wenst

165 De administratieve beslissing zelf zal aangevochten moeten worden voor de Raad van State; de fiscale gevolgen van de beslissing kunnen worden aangevochten volgens de regels voorzien in het WIB. 166 Advies 54.965/3 van de Raad van State van 22 januari 2014 over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van art. 2753, §§ 2 en 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, punt 5.2. Het advies werd op dit vlak overgenomen in het Verslag aan de Koning: “Aangezien dit een advies betreft in een fiscale procedure volgt hieruit dat het rechtsgevolg zich situeert binnen de fiscale wetgeving. De geschillenbeslechting betreffende het voormelde advies omtrent de toepassing van de fiscale wet situeert zich dan ook bij de gewone rechter. Hierdoor blijven alle mogelijkheden van bezwaar ter zake open voor de betrokken belastingplichtigen. Het advies van de Raad van State met betrekking tot dit art. werd gevolgd.” 167 Parl.St. Kamer 2012-2013, nr. 53-2756/001, p. 7. 168 www.belspo.be (27 oktober 2015). 169 F. VANDENBERGHE, Bronnenboek personenbelasting 2009, Antwerpen, Maklu, 2009, p. 196. 170 In beide aangiften wordt de in te houden bedrijfsvoorheffing berekend volgens de regels vervat in bijlage III KB/WIB. Zie hieromtrent Circulaire nr. Ci.RH.244/593.292 (AOIF 33/2008) dd. 22.09.2008. 171 H. SERRUYS, B. DE DYCKER, De bedrijfsvoorheffing. Overzicht van de vrijstellingen, p.138.

Page 52: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

46

te bekomen.172 In het vak van de belastbare inkomsten dienen de belastbare bezoldigingen te

worden weergegeven die betaald of toegekend worden aan gekwalificeerd personeel en die

voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstelling. In het vak van de verschuldigde

bedrijfsvoorheffing dient een negatief bedrag vermeld te worden, dat overeenstemt met 80%

(voor bedrijfsvoorheffing die opeisbaar is vanaf 1 juli 2013) van de verschuldigde

bedrijfsvoorheffing.

Hierbij moet worden opgemerkt dat de vrijstelling van doorstorting slechts geldt voor zover

(i) in eenzelfde aangifteperiode daadwerkelijk bedrijfsvoorheffing werd ingehouden en (ii) er

nog bedrijfsvoorheffing door te storten is waarop de vrijstelling toegerekend kan worden.173

104. Daarnaast bepaalt deel III van bijlage IIIter KB/WIB 92 dat de schuldenaars van de

bedrijfsvoorheffing een nominatieve lijst dienen op te maken per instelling en deze ter

beschikking houden van de administratie.174

172 Zie bijlage 1 voor de in te vullen codes in de aangifte van de bedrijfsvoorheffing. 173 Circulaire nr. Ci.RH.244/593.292 (AOIF 33/2008) dd. 22.09.2008. 174 Zie bijlage 3.

Page 53: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

47

2.3 Investeringsaftrek (art. 68-75 io. 201 WIB)

2.3.1 Achtergrond en algemeen principe

2.3.1.1 Achtergrond

105. De investeringsaftrek, heden de achtste van de in totaal negen bewerkingen, werd in

1982 middels een genummerd Koninklijk Besluit175 in het leven geroepen met als doel nieuwe

investeringen te stimuleren. De maatregel kaderde destijds in grote fiscale relancemaatregelen

genomen door de toenmalige regering Martens-Gol die tot doel hadden de economie opnieuw

aan te zwengelen, onder meer door het bevorderen van investeringen en het creëren van

werkgelegenheid. 176

Al gauw bleek de investeringsaftrek evenwel het slachtoffer te worden van zijn eigen succes:

de Belgische economie kende opnieuw een groeiproces en de budgettaire kost ervan werd

onhoudbaar voor de regering. Initieel opteerde men daarom voor een verlaging van de

percentages van de aftrek en begon men hem te motiveren als een compensatiemaatregel voor

de inflatie177.

Een aantal jaar later kwam de regering tot de conclusie dat de investeringsaftrek niet langer

meer een doorslaggevend element was bij het nemen van investeringsbeslissingen. Om die

reden besloot men het percentage van de eenmalige aftrek voor vennootschappen178,

uitgezonderd deze voor energiebesparende investeringen en investeringen in onderzoek en

ontwikkeling, tot nul te herleiden.179 Hierbij werd sterk benadrukt dat men de aftrek niet

wenste af te schaffen zodat, wanneer de economische omstandigheden het zouden vereisen,

175 Art. 6 KB nr. 48 van 22 juni 1982 tot wijziging van het W.I.B. inzake investeringsaftrek, meerwaarden en afschrijvingen, BS 26 juni 1982. 176 P. MINNE, T. VANWELKENHUYZEN, B. COLMANT, Les déductions fiscales à l’impôt des sociététs. Aspects juridiques, fiscaux et financiers des déductions extra-comptables pour capital à risque, investissements et brevets, 2008, Larcier, Brussel, p. 139. (hierna: P. MINNE, T. VANWELKENHUYZEN, B. COLMANT, Les déductions fiscales à l’impôt des sociétés) 177 Verslag namens de Commissie voor Financiën bij het wetsontwerp houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen, Parl.St. Kamer 1998-1989, nr. 597/7, p. 128. 178 Merk op dat natuurlijke personen en KMO-vennootschappen (die minder dan twintig werknemers tewerkstellen), weliswaar onder gewijzigde voorwaarden, de aftrek nog steeds konden genieten. 179 Wetsontwerp houdende houdende fiscale en financiële bepalingen, Parl.St. Kamer 1991-1992, nr. 444/1, p. 16.

Page 54: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

48

de maatregel opnieuw makkelijk180 kon worden ingevoerd. Men ging er dus van uit dat de

buitenwerkingstelling van de maatregel slechts tijdelijk was.181 Toch dienen we vandaag te

besluiten dat de maatregel zo goed als definitief buiten werking gesteld is: slechts enkele

types investeringen, die kaderen binnen het economisch beleid dat de regering wenste te

voeren, kunnen er van genieten.

Vanaf aanslagjaar 2007 werd, ter compensatie van de budgettaire impact van de toen

ingevoerde notionele interestaftrek182, het percentage van de gewone investeringsaftrek voor

alle vennootschappen op nul gebracht.183 Enkel voor een aantal specifieke investeringen,

waaronder milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling en investeringen

in octrooien, bleef een verhoogde investeringsaftrek van toepassing.

Voor de jaren 2014 en 2015 werd, middels de programmawet van 26 december 2013184, de

gewone eenmalige investeringsaftrek opnieuw ingevoerd, en dit enkel voor KMO-

vennootschappen.185 Deze gedifferentieerde behandeling wordt, zo de memorie van

toelichting bij deze wet, gerechtvaardigd door het feit dat de regering aan deze

vennootschappen, die in verhouding tot grotere vennootschappen veel minder effectief

gebruik kunnen maken van de aftrek voor risicokapitaal, een evenwaardig alternatief voor

deze aftrek wilde aanreiken.186 (zie infra)

180 Dit middels een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Zodoende moet er geen nieuwe wet worden opgesteld om dit te realiseren; desalniettemin zal het desbetreffend koninklijk besluit door een wet bekrachtigd moeten worden. Zie hieromtrent: P.-F. COPPENS, Les nouveaux atouts de la fiscalité belge pour les entreprises, Brussel, Larcier, 2008, p.107. 181 P. MINNE, T. VANWELKENHUYZEN, B. COLMANT, Les déductions fiscales à l’impôt des sociétés, 140. 182 Wetsontwerp tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal, Parl.St. Kamer 2004-2005, nr. 51-1778/001, 8. Merk op dat er wel nog steeds een verlaagd tarief bestaat van 3% voor investeringen in materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn voor het verzekeren van het productieproces van herbruikbare verpakkingen van dranken en bepaalde nijverheidsproducten en materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn voor het verzekeren van terugname in de verkooppunten, de tussentijdse stockage, de verzending naar de afvuller of een distributiecentrale met het oog op de verdere sortering, reiniging en terugzending naar de respectievelijke afvullers van de dergelijke herbruikbare verpakkingen (art. 69, §2 WIB). 183 Art. 3 Wet van 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal, BS 30 juni 2005. 184 Art. 51 Programmawet (I) van 26 december 2013, BS 31 december 2013. 185 B. VERMOESEN, P. VERSCHELDEN, De gewone investeringsaftrek wordt tijdelijk heringevoerd, Fiscale Wenken nr. 2014/05. 186 Ontwerp van Programmawet (I), Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3147/001, p. 36.

Page 55: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

49

Ook de Programmawet van 10 augustus 2015187 en de zogenaamde tax shift-wet van

26 december 2015188 hebben recent enkele wijzigingen aangebracht aan het stelsel van de

investeringsaftrek.

2.3.1.2 Principe

106. Dankzij deze extra-comptabele189 fiscale stimulus kunnen vennootschappen hun

belastbare winst verminderen. Meer bepaald laat de maatregel toe een bepaald gedeelte van de

aanschaffings- of beleggingswaarde van bepaalde nieuwe (materiële en immateriële) vaste

activa vrij te stellen van belasting, op voorwaarde dat deze activa in België worden gebruikt

voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid.190

In de rechtsleer wordt dan ook vereenvoudigd gesteld dat de investeringsaftrek een

afschrijving toestaat die berekend wordt op een waarde die groter is dan de werkelijke

aanschaffings- of beleggingswaarde.191

107. De investeringsaftrek wordt in principe eenmalig toegepast.192 Voor de zogenaamde

kleine vennootschappen wordt ook in de mogelijkheid voorzien de aftrek te spreiden.

Bij de eenmalige investeringsaftrek laat men toe, zoals de benaming reeds doet vermoeden,

eenmalig een aftrek te doen ten belope van een bepaald percentage van de gedane investering.

De gespreide investeringsaftrek aan de andere kant, is gebaseerd op de jaarlijkse

afschrijvingen op de verrichte investering en wordt dus even lang toegepast als het betrokken

actiefbestanddeel wordt afgeschreven.193

Beide vormen zullen, voor zover relevant in het kader van O&O-activiteiten, hieronder verder

besproken worden. In eerste instantie wordt echter het licht geworpen op welke investeringen

exact in aanmerking komen voor de aftrek.

187 Programmawet van 10 augustus 2015, BS 18 augustus 2015. 188 Wet van 26 december 2015 houdende houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015. 189 Bulletin CBN, nr. 10, april 1983, p. 18: Volgens de CBN moet de aftrek als zodanig niet tot uiting worden gebracht in de boekhouding, noch in de jaarrekening van de vennootschap. 190 Art. 68 WIB. 191 J.J. COUTURIER, B. PEETERS, Het Belgisch belastingrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2002, 206, nr. 165. 192 Com.I.B., nr. 68/57. 193 Y. VERDINGH, Fiscaal Compendium Vennootschapsbelasting 2014, Mechelen, Kluwer, 2014, 473-474.

Page 56: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

50

2.3.2 Investeringen die recht geven op de aftrek

108. Uit de bewoordingen van artikel 68 WIB vallen vier voorwaarden te distilleren waaraan

investeringen moeten voldoen indien men wil genieten van de gewone (eenmalige) en de

gespreide investeringsaftrek.194

Het moet gaan om (i) nieuwe (ii) materiële of immateriële vaste activa die (iii) afschrijfbaar

zijn en (iv) uitsluitend voor de uitoefening van beroepsdoeleinden in België worden gebruikt.

109. Deze voorwaarden zijn tevens van toepassing op de verhoogde investeringsaftrek. In

artikel 69, §1, 2° WIB worden echter nog bijkomende vereisten gesteld opdat de

vennootschap van deze vorm van de investeringsaftrek zou kunnen genieten (zie infra).

Hoewel de gewone investeringsaftrek in het licht van deze scriptie niet besproken wordt, is

het dus wel degelijk relevant het toepassingsgebied ervan te verduidelijken.

2.3.2.1 Materiële of immateriële vaste activa

110. Deze begrippen dienen te worden geïnterpreteerd in de zin van het boekhoudrecht.195

Ook goederen verworven van derden krachtens een recht van erfpacht, opstal leasing en

soortgelijke rechten komen in aanmerking voor de investeringsaftrek.196

Andersom zullen de personen die het recht van gebruik afstaan aan derden197 (bv. De

leasinggever198) deze niet kunnen genieten. Financiële vaste activa kunnen tevens geen

investeringsaftrek genieten. Zo ook is het gesteld voor oprichtingskosten.199

2.3.2.2 Nieuwe activa

111. Enkel investeringen in nieuwe activa kunnen genieten van de investeringsaftrek. Reeds

bestaande of gebruikte activa kunnen dus niet genieten van de fiscale gunstmaatregel. Hierbij

speelt het geen rol of de activa zelf werden vervaardigd of bij derden werden aangekocht.200

Zo zullen materiële vaste activa als gronden, reeds bestaande gebouwen,

194 Com.I.B., nr. 68/6. 195 Com.I.B., nr. 68/7. 196 Com.I.B., nr. 68/10. 197 Art. 75,3° WIB – voor een verdere bespreking: zie 2.2.2.5. 198 Art. 75, 2° WIB – voor een verdere bespreking: zie 2.2.2.5. 199 Com.I.B., nr. 68/12-13. 200 C. CHEVALIER, Vademecum Vennootschapsbelasting 2009, Larcier, Gent, 2009, p. 1262.

Page 57: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

51

demonstratiemateriaal en tweedehandsmateriaal geen aanleiding kunnen geven tot aftrek.201

De materiële vaste activa mogen immers nog nooit in België, noch in het buitenland gebruikt

zijn. Tevens ontginningsgronden, die overigens wel afschrijfbaar zijn, vallen er niet onder.202

Nochtans kunnen de natuurlijke rijkdommen die uit dergelijke gronden gehaald worden, als

nieuwe materiële activa worden beschouwd, indien die rijkdommen nog niet eerder het

voorwerp uitgemaakt hebben van afschrijvingen bij de overdrager van de grond.203 Hierbij

dient finaal opgemerkt te worden dat een gebouw dat “nieuw” is voor de doeleinden van de

BTW-wetgeving204, niet per se als “nieuw” beschouwd dient te worden voor de toepassing

van de investeringsaftrek.205

112. Volgens de fiscale administratie206 kunnen investeringen in volgende materiële vaste

activa wel toegelaten worden tot de aftrek:

- de aankoop door de vennootschap van een gebouw dat de verkoper ervan heeft opgericht of

laten oprichten met het oog op de verkoop, indien de verkoper het gebouw niet heeft

verhuurd, afgeschreven of gebruikt voor zijn beroepswerkzaamheid;

- nieuwe bijgebouwen en verbeteringswerken aan bestaande gebouwen, voor zover het

investeringen (hetgeen een waardevermeerdering van het actiefbestanddeel impliceert207)

betreft en in die mate dat er geen recuperatiematerialen zijn gebruikt;208

- werken aan aangekocht tweedehandsmaterieel of aan reeds in de onderneming aanwezige

vaste activa, voor zover voor die werken nieuwe onderdelen zijn gebruikt en de werken een

waardevermeerdering van de vaste activa tot gevolg hebben;209

- bestaande goederen die door de vennootschap in nieuwe staat worden aangekocht uit het

faillissement van de fabrikant en waarop geen afschrijvingen geboekt werden.210

201 Com.I.B., nr. 68/15. 202 Vr. nr. 37 MEYNTJENS, Vr. en Antw. Senaat 1985-1986, 14 januari 1986, 58, Bull. Bel. 1986, nr. 650, 1037. 203 Gent 19 januari 2000, T.F.R. 2000, nr. 179, p. 349-350, noot F. VANBIERVLIET, “Ontginningsgronden: nieuwe materiële vaste activa waarop de investeringsaftrek kan worden toegepast?”. 204 Een gebouw is nieuw volgens de BTW-wetgeving indien het verkocht wordt binnen de “BTW-termijn”, i.e. ten laatste op 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming van dat goed (zie art. 8, §1 W.BTW). 205 Vr. nr. 608 DELCROIX, Vr. en Antw. Kamer 1996-1997, 12 november 1997, 3190, Bull. Bel. 1997, nr.781, 802. 206 Com.I.B., nr. 68/15. 207 Deze vereiste vloeit voort uit Com.I.B. nr. 68/9. 208 Vr. nr. 229 WAUTHY, Vr. en Antw. Kamer 1986-1987, 15 mei 1987, 3037, Bull. Bel. 1987, nr. 667, 2579. 209 Zie in dit kader Gent 7 oktober 1999, Fiscoloog 1999, nr. 732, 11. Het Hof was van oordeel dat het gebruik van recuperatiemateriaal (i.c. betrof het kasseien die hergebruikt werden om een parking aan te leggen) irrelevant is om de investeringsaftrek te weigeren, omdat dit geen invloed heeft op het verkrijgen van het gehele actiefbestanddeel in nieuwe staat. 210 P. BEGHIN, I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek Vennootschapsbelasting 2012-2013, Intersentia, Antwerpen, 2012, p. 317.

Page 58: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

52

113. Ook voor wat betreft de immateriële vaste activa heeft de administratie richtlijnen

geformuleerd.211 Kosten van onderzoek en ontwikkeling, concessies, octrooien,… worden

voor de doeleinden van de investeringsaftrek als nieuw beschouwd zolang ze nog niet in

België gebruikt zijn geweest voor de uitoefening van een beroepswerkzaamheid.

Een concessie is nieuw wanneer ze praktisch gelijktijdig wordt toegestaan aan meerdere in

België gevestigde ondernemingen.

114. Handelsfondsen, clientèle212, goodwill, verzekeringsportefeuilles213 en dergelijke die

geleidelijk in een andere onderneming zijn tot stand gekomen en later pas overgenomen

werden, worden niet als nieuw aangemerkt.

115. Tot slot kan de investeringsaftrek eveneens worden toegepast op bijkomende kosten die

betrekking hebben op de aanschaffing van het activum, op voorwaarde dat de afschrijving

ervan gebeurt tegen hetzelfde percentage als de hoofdzaak. Ook op vooruitbetalingen op

zowel materiële als immateriële vaste activa in aanbouw kan de investeringsaftrek verleend

worden.214

2.3.2.3 Afschrijfbare activa

116. De activa moeten afschrijfbaar zijn opdat de investeringsaftrek toepassing zou kunnen

vinden. Bijkomend wordt vereist dat deze afschrijvingen gespreid worden over een periode

van ten minste drie belastbare tijdperken.215

Aangezien deze termijn verwijst naar boekjaren en dus niet naar kalenderjaren, kan voor niet-

bebouwde gronden en kunstwerken die geen waardeverminderingen ondergaan geen aftrek

worden verleend.216

211 Com.I.B., nr. 68/16 – 68/16.1. 212 Antwerpen 9 september 1997, F.J.F. nr. 97/257: In hoofde van de overnemende vennootschap kan het clientèle weliswaar nieuw zijn; indien het reeds geruime tijd voordien bestond, kan het niet als nieuw worden aangemerkt voor de doeleinden van de investeringsaftrek. 213 Brussel 20 februari 1998. 214 Vr. nr. 811, Vr. en Antw. Kamer 1990-1991, 5 augustus 1991, Bull.Bel. 1991, nr. 716, 1415. 215 Art. 75, 4° WIB. 216 W. ROBBEN, “De NV in de praktijk”, NVP 2009 afl. 135, 199.

Page 59: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

53

117. Merk op dat de wet vermeldt dat de activa afschrijfbaar moeten zijn; er wordt, zo de

fiscus, met andere woorden niet vereist dat er ook daadwerkelijk afschrijvingen worden

geboekt.217

2.3.2.4 Activa uitsluitend gebruikt voor de uitoefening van beroepsdoeleinden in België

118. De vaste activa moeten uitsluitend voor de uitoefening van beroepsdoeleinden in

België218 worden gebruikt.219 Indien de activa worden afgestaan aan de bedrijfsleider, die ze

voor privédoeleinden gebruikt, zal de investeringsaftrek dus geen toepassing kunnen

vinden.220

In het kader van voorliggende scriptie, die de fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen

centraal stelt, blijkt het belang van deze voorwaarde nihil te zijn. Vennootschappen worden

immers geacht al hun activa uitsluitend aan te wenden voor beroepsdoeleinden.221

2.3.2.5 Uitsluitingen van de gewone investeringsaftrek (art. 74-76 WIB)

119. In een aantal gevallen wordt geen investeringsaftrek verleend. Dit is onder meer zo

wanneer de winst of baten worden bepaald volgens forfaitaire grondslagen van aanslagen

waarin de afschrijvingen forfaitair zijn opgenomen, waarvoor van overheidswege geen

financiële steun tot aanmoediging van energiebesparing is verleend.222

120. Artikel 75 WIB somt daarnaast een zestal gevallen op waarin de investeringsaftrek ook

niet van toepassing is. Het betreft:

“1° vaste activa die niet uitsluitend voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden

gebruikt;

2° vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht met het doel het recht van gebruik

ervan bij leasingcontract of bij overeenkomst van erfpacht of opstal, of enig gelijkaardig

onroerend recht aan een derde over te dragen, ingeval die vaste activa kunnen worden

afgeschreven door de onderneming die het recht heeft verkregen;

217 Vr. nr. 8 VANSTEENKISTE, Vr. en Antw. Kamer 1986-1987, 23 december 1986, 448, Bull.Bel. 1987, 1547. 218 Art. 68 WIB. 219 Art. 75, 1° WIB. 220 Vr. nr. 608 Delcroix, 12 november 1997, Vr. en Antw. Senaat 1997-1998, nr. 1-62, 3190, 12 november 1997, Bull.Bel., afl. 781, 802. 221 P. VERBANCK, “Investeringsaftrek”, in Fiscale Praktijkstudies, nr. 23, Diegem, Ced.samsom, 2001, 33, nr. 45; Gent 30 januari 1997, F.J.F.97/225. 222 Art. 74 WIB.

Page 60: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

54

3° vaste activa indien het recht van gebruik ervan anders dan op de wijze als vermeld sub 2°

is overgedragen aan een andere belastingplichtige, tenzij de overdracht gebeurt aan een

natuurlijke persoon of aan een vennootschap, die zelf aan de voorwaarden, criteria en

grenzen voor de toepassing van de investeringsaftrek tegen eenzelfde of een hoger percentage

voldoet, die de vaste activa in België gebruikt voor het behalen van winst of baten en die het

recht van gebruik daarvan geheel noch gedeeltelijk aan een derde overdraagt;

4° vaste activa die niet afschrijfbaar zijn en vaste activa waarvan de afschrijving over minder

dan 3 belastbare tijdperken is gespreid;

5° personenauto's en auto's voor dubbel gebruik zoals deze omschreven zijn in de

reglementering inzake inschrijving van motorvoertuigen, met inbegrip van de lichte

vrachtauto's bedoeld in artikel 4, § 3, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen

gelijkgestelde belastingen, daaronder niet begrepen :

a) voertuigen die uitsluitend gebruikt worden voor een taxidienst of voor verhuring met

bestuurder en op grond daarvan van de verkeersbelasting op de autovoertuigen vrijgesteld

zijn;

b) voertuigen die in erkende autorijscholen uitsluitend worden gebruikt voor praktisch

onderricht en daartoe speciaal zijn uitgerust;

6° bij de aankoopprijs komende kosten en onrechtstreekse produktiekosten wanneer die

kosten niet samen met de vaste activa waarop zij betrekking hebben worden afgeschreven.”

121. Het eerste punt (artikel 75, 1° WIB) is, zoals reeds hoger uiteengezet223, niet relevant

voor vennootschappen. Bijgevolg wordt deze uitzondering ook niet verder besproken.

Een diepere analyse van de overige bestanddelen, in het bijzonder artikel 75, 3° WIB, is

echter wel wenselijk daar de rechtsleer en rechtspraak niet nagelaten hebben de invulling van

desbetreffend artikel te vervolledigen.

122. Merk op dat de rechtspraak bevestigd heeft dat de uitsluiting van de investeringsaftrek de

uitzondering is en aldus ook restrictief dient geïnterpreteerd te worden.224

223 Zie 2.2.2.4. 224 Rb. Brugge 8 januari 2002, T.F.R. 2004, afl. 253, nr. 2004/N 3.

Page 61: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

55

i) Leasing, erfpacht, opstal en gelijkaardige onroerende rechten (art. 75, 2° WIB)

123. De investeringsaftrek is niet van toepassing op vaste activa die de vennootschap in

leasing geeft of die het voorwerp uitmaken van een overeenkomst tussen de vennootschap en

een derde van erfpacht, opstal of enig ander gelijkaardig onroerend recht, wanneer de derde

die goederen kan afschrijven.

124. Het doel van deze uitsluiting bestaat eruit te voorkomen dat de juridische eigenaar (i.e.

de leasinggever of verlener van het recht van erfpacht of opstal) en niet de economische

eigenaar (i.e. de leasingnemer of houder van het recht van opstal of erfpacht) het genot

verkrijgt van de investeringsaftrek.225

ii) Overdracht van het recht van gebruik op andere wijze dan deze van artikel 75, 2° WIB

(art. 75, 3° WIB)

125. Luidens artikel 75, 3° WIB worden ook vaste activa waarvan het recht van gebruik aan

derden is afgestaan op een andere wijze dan vermeld onder artikel 75, 2° WIB, uitgesloten

van de investeringsaftrek. Deze uitzondering beoogt de situatie waarin vaste activa die in

hoofde van de vennootschap afschrijfbaar zijn, maar waarvan de vennootschap het gebruik

aan een derde afstaat (bv. door een huurovereenkomst).226 De wetgever heeft in dergelijke

gevallen willen verhinderen dat belastingplichtigen die zelf geen aanspraak kunnen maken op

de investeringsaftrek, het voordeel toch zouden kunnen genieten door de investering te laten

doen door iemand die wel recht heeft op het voordeel en die vervolgens de investering

doorverhuurt.227 Ter zake heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de uitsluiting ex artikel

75, 3° WIB van toepassing is voor alle activa die worden verhuurd aan een vennootschap,

ongeacht of de huurder een gewone vennootschap of een KMO is.228 Initieel aanvaardde het

Hof van Cassatie dat, in gevallen waarin particulieren het gehuurde goed aanwenden voor een

zelfstandige activiteit, de investeringsaftrek wel van toepassing was.229 Nu is het Hof echter

van oordeel dat ook in het geval van verhuur aan particulieren geen investeringsaftrek meer

van toepassing kan zijn.230

225 Com.I.B. nr. 68/21. 226 Circ. nr. CiD.19/444.905, van 21 juni 1993. 227 Y. VERDINGH, Fiscaal Compendium Vennootschapsbelasting 2014, Mechelen, Kluwer, 2014, 478. 228 Cass. 27 juni 2002, Fiscoloog 2002, afl. 863, 3. 229 Cass. 14 november 2008, FJF nr. 2010/20. 230 Cass. 20 mei 2010, Fisc.Act. 2011, afl. 17, 3-6; Cass. 11 maart 2011, FJF nr. 2011/226.

Page 62: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

56

126. Naast betwistingen in de rechtspraak, werden er doorheen de jaren ook heel wat

parlementaire vragen gesteld betreffende het toepassingsgebied van de uitsluiting:

- de verhuur van studentenkamers en rusthuizen voor bejaarden geven geen recht op de

aftrek, behoudens wanneer er naast het verlenen van onderdak ook een doorlopende en

belangrijke dienstverlening is (bv. het onderhoud van de kamers en het verstrekken

van maaltijden)231;

- het verhuren van paardenstallen aan particulieren geeft geen recht op

investeringsaftrek, ook al is er een uitgebreide dienstverlening aanwezig232;

- vaten, bakken en flesjes die brouwerijen ter beschikking stellen van hun klanten-

caféhouders komen wel in aanmerking voor de investeringsaftrek233;

- de verhuur van hotel- en motelbedrijven geeft recht op investeringsaftrek wat betreft

het gebouw, de kamerinrichting en het meubilair. Naast de verhuur van de ruimte an

sich, worden er immers ook talrijke diensten verricht.234

Men ziet hierbij dat, indien er ruimere dienstverlening aanwezig is naast de overdracht van het

gebruiksrecht op de betrokken activa, men vaak de investeringsaftrek toch van toepassing

verklaart. In 2011 heeft het Hof van Cassatie hier komaf mee gemaakt door te poneren dat de

investeringsaftrek altijd uitgesloten is voor belastingplichtigen die activa verhuren, zelfs

indien deze verhuur kadert in een ruimere dienstverlening. Het Hof verduidelijkt hierbij dat de

omkaderende diensten immers geen afbreuk doen aan de overgang van het gebruiksrecht

zoals bedoeld in artikel 75, 3° WIB. Bijgevolg blijft men nog steeds onderhevig aan de

uitsluitingsbepaling.235

127. Wat betreft de verdeling van de bewijslast in dezen heeft het hof van beroep te

Antwerpen bepaald dat, in eerste instantie de belastingplichtige dient aan te tonen dat hij aan

de toepassingsvoorwaarden van de investeringsaftrek voldoet. Indien de fiscus bijgevolg

weigert het voordeel aan de belastingplichtige toe te kennen, is het aan hem om het bewijs te

231 Parlementaire vraag nr. 169 van 24 april 1990; Parlementaire vraag nr. 60 van 10 december 1990. 232 Parlementaire vraag nr. 184 van 24 januari 1997. 233 Parlementaire vraag nr. 206 van 22 december 1995. 234 Vr. en Antw. Senaat, 1989-1990, 1780, Bull.Bel., nr. 699, 3146. 235 Cass. 11 maart 2011, FJF nr. 2011/226.

Page 63: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

57

leveren dat het gebruiksrecht over de activa in kwestie werd overgedragen.236 Dit is de facto

een toepassing van het beginsel actori incumbit probatio.

Uitzonderingen op de uitsluiting van artikel 75, 3° WIB

128. In artikel 75, 3°, in fine WIB en artikel 76 WIB worden een aantal uitzonderingen op de

uitsluiting van artikel 75, 3° WIB voorzien. Preliminair dient hierbij opgemerkt te worden dat

het aan de belastingplichtige is om te bewijzen dat hij wel degelijk onder de uitzondering

valt.237

129. De twee uitzonderingen op de uitsluiting betreffen enerzijds het geval waarin het recht

van gebruik op de activa wordt overgedragen aan een natuurlijke persoon die het gebruik niet

verder overdraagt (artikel 75, 3° in fine WIB) en anderzijds het geval waarin de

distributierechten van audiovisuele werken tijdelijk worden overgedragen aan derden voor het

uitzenden van deze werken in het buitenland (artikel 76 WIB).

130. Zoals reeds eerder aangestipt, heeft de uitsluiting van het toepassingsgebied van de

investeringsaftrek ex artikel 75, 3° WIB tot doel te voorkomen dat personen of

vennootschappen die zelf geen recht hebben op de maatregel, de investering zouden laten

verrichten door een persoon die er wel recht op heeft, van wie ze vervolgens de betrokken

activa zouden huren. In het geval van natuurlijke personen met winsten of baten, bestaat dat

risico op omzeiling niet, daar deze in principe steeds recht hebben op de investeringsaftrek.

131. In haar arrest van 1 september 2008 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat het

gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel geschonden wordt indien de uitsluiting op grond

van artikel 75, 3° WIB eveneens zou gelden in de situatie waarin de overnemende

vennootschap ook zelf de investeringsaftrek had kunnen genieten indien zij de betrokken

activa had verkregen.238 Meer specifiek was het Hof de mening toegedaan dat indien een

KMO-vennootschap het gebruiksrecht op een activa afstaat aan een andere, gelijkaardige

KMO-vennootschap, de overdragende vennootschap niet uitgesloten mag worden van de

236 Antwerpen 11 januari 2011; C. BUYSSE, “Investeringsaftrek: wie bewijst wat?”, Fiscoloog 2011, afl. 1239, 14. 237 C. BUYSSE, “Investeringsaftrek: wie bewijst wat?”, Fiscoloog 2011, afl. 1239, 14. 238 GwH. 1 september 2008, nr. 127/2008.

Page 64: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

58

investeringsaftrek.239 Naar aanleiding van dit arrest heeft de wetgever in 2012 artikel 75, 3°

WIB aangepast. Vanaf aanslagjaar 2013 komen de activa waarvan het gebruik is afgestaan

aan vennootschappen die zelf voldoen aan de voorwaarden en de criteria van de

investeringsaftrek wel in aanmerking voor de aftrek.

132. Op 26 maart 2016 heeft het Grondwettelijk Hof opnieuw uitspraak gedaan over artikel

75, 3° WIB. De vraag die zich stelde was de volgende:

“Is het verbod op investeringsaftrek voor aan derden afgestane vaste activa (artikel

75, 3° WIB 92) discriminerend in zoverre het verbod ook geldt voor een vennootschap

(die zelf principieel in aanmerking komt voor de investeringsaftrek, als kmo in de zin

van artikel 201 lid 1 1° WIB 92) die de activa gebruikt voor de uitoefening van haar

maatschappelijk doel én het gebruik van de activa overdraagt aan een vennootschap

die zelf geen investeringsaftrek kan krijgen (geen ‘kmo’ omdat de aandelen in handen

zijn van de kmo die de activa afstaat) en waarbij het bovendien uitgesloten is dat die

niet-kmo de kmo opgericht heeft om via die omweg toch de investeringsaftrek te

kunnen toepassen?”240

Volgens de appellant in de zaak was artikel 75, 3° WIB strijdig met het gelijkheidsbeginsel,

daar twee onderscheiden categorieën belastingplichtigen identiek behandeld worden: zowel

een KMO-vennootschap die de vaste activa waarin ze heeft geïnvesteerd, verhuurt aan een

niet-KMO die ze controleert als een KMO die die activa verhuurt aan een niet-KMO door wie

zij wordt gecontroleerd, worden uitgesloten van het recht op investeringsaftrek.

Het Grondwettelijk Hof verwijst in deze zaak terug naar haar eerder arrest van 1 september

2008. Indien de verkrijgende vennootschap (in casu de niet-KMO) geen aanspraak zou

kunnen maken op de investeringsaftrek indien ze de activa in kwestie zelf had verkregen, is er

volgens het Hof geen sprake van discriminatie. Het gegeven dat de verkrijgende vennootschap

gecontroleerd wordt door de KMO-vennootschap, kan dat oordeel niet wijzigen, zodus het

Hof.

239 TIBERGHIEN, Handboek voor Fiscaal Recht 2014-2015, Mechelen, Kluwer, 2014, 290. 240 X, “In het Staatsblad van 26 februari tot 4 maart. Korte berichten”, Fisc.Act. 2015, afl. 09, 11-12.

Page 65: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

59

iii) Niet-afschrijfbare of over minder dan drie jaar afschrijfbare activa (art. 75, 4° WIB)

133. De uitsluiting van niet-afschrijfbare activa impliceert dat gronden (al dan niet bebouwd)

en kunstwerken niet in aanmerking komen voor de investeringsaftrek.241

134. Daarnaast komen ook activa die over minder dan drie belastbare tijdperken afschrijfbaar

zijn, niet in aanmerking voor de maatregel. Het speelt in dat geval geen rol welk

afschrijvingsstelsel men hanteert (lineair, progressief of degressief), noch of de periode

waarover men afschrijft minstens gelijk is aan drie kalenderjaren (indien de vennootschap

gebruikmaakt van een verkort boekjaar).242

iv) Personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik (art. 75, 5° WIB)

135. Personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik, zoals ze worden omschreven voor de

reglementering inzake inschrijving van motorvoertuigen met inbegrip van de lichte

vrachtauto’s bedoeld in artikel 4, §3 WIGB243, geven in principe geen recht op de gewone

investeringsaftrek. Wel maakt artikel 75, 5° WIB uitzondering voor voertuigen die uitsluitend

gebruikt worden voor taxidiensten, voor verhuring met bestuurder en voor praktisch

onderricht in autorijscholen (de zogenaamde lesvoertuigen).

v) Bij de aankoopprijs komende kosten en onrechtstreekse productiekosten (art. 75, 6°

WIB)

136. Deze bijkomende kosten (bijvoorbeeld de niet-aftrekbare BTW) en onrechtstreekse

productiekosten worden door artikel 75, 6° WIB uitgesloten van de investeringsaftrek,

behoudens wanneer ze betrekking hebben op activa die in aanmerking komen voor de

investeringsaftrek en ze daarenboven op dezelfde wijze als de hoofdsom worden

afgeschreven.244

2.3.3 Soorten investeringsaftrek

137. In principe wordt de investeringsaftrek eenmalig toegepast. Bepaalde belastingplichtigen

(de ‘kleine’ vennootschappen) kunnen er echter voor opteren de investeringsaftrek te spreiden

241 Com.I.B. nr. 68/25. 242 Com.I.B. nr. 68/29. 243 Dit art. is opgeheven in het Vlaams Gewest; zie nu art. 1.1.0.0.2, lid 3, 2° Vlaamse Codex Fiscaliteit. 244 Com.I.B. nr. 68/31.

Page 66: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

60

over de afschrijvingsperiode van de aangeschafte of tot stand gebrachte activa. Daarnaast kan

er ook een onderscheid gemaakt worden tussen de gewone investeringsaftrek (tegen het

basispercentage) en de verhoogde investeringsaftrek, die een verhoogd percentage toepast

indien de activa waarin men investeert, voldoen aan bijzondere voorwaarden.

138. Niet alle investeringen die in aanmerking komen voor de investeringsaftrek vormen een

fiscale incentive voor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Binnen het tijdsbestek van

deze thesis wordt er dan voor geopteerd om enkel de voor het onderwerp relevante

investeringen, die in aanmerking komen voor de aftrek, verder te behandelen. Het betreft de

verhoogde investeringsaftrek in het kader van octrooien en milieuvriendelijke investeringen

voor onderzoek en ontwikkeling.

139. Om alsnog het globale beeld van de reikwijdte van de maatregel niet uit het oog te

verliezen, wordt hieronder schematisch het regime van de investeringsaftrek weergegeven245:

Soort vennootschap Soort investering Eenmalige aftrek Gespreide aftrek

GEWONE INVESTERINGSAFTREK

Kleine vennootschap

(art. 15 W. Venn.)

Overige 4%

(AJ 2017: 8%)

/

Alle Recyclage van

verpakkingen

3% /

VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK

Alle Octrooien 13,5% /

Alle Milieuvriendelijke

investeringen in O&O

13,5% 20,5%

Alle Energiebesparende

investeringen

13,5% /

Alle Rookafzuig- of

verluchtingssystemen

horeca

13,5% /

Kleine vennootschap

(art. 15 W. Venn.)

Digitale investeringen 13,5% /

245 De weergegeven percentages zijn, tenzij expliciet anders vermeld, deze die van toepassing zijn voor aanslagjaar 2016.

Page 67: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

61

Kleine vennootschap

(art. 15 W. Venn.)246

Beveiliging 20,5% /

Alle Investeringen in

zeeschepen

30% /

Alle Investeringen in

hoogtechnologische

producten

/ n.n.b.

2.3.3.1 Verhoogde investeringsaftrek voor octrooien (art. 69, §1, eerste lid, 2°, a) WIB)

140. Sedert aanslagjaar 1997 bestaat er een verhoogde investeringsaftrek voor octrooien.

Hierbij wordt een aftrek verleend ten bedrage van 13,5% van de aanschaffings- of

beleggingswaarde van het betrokken octrooi. Dit octrooi kan zowel zelf door de vennootschap

zijn ontwikkeld, als worden aangekocht van derden.

141. In artikel 69 WIB wordt geen definitie van het begrip ‘octrooi’ vermeld. Hoewel de

memorie van toelichting van de wet die deze bepaling in het WIB heeft ingevoerd, verklaart

dat het octrooibegrip moet worden begrepen in de zin die eraan wordt gegeven door de

wetgeving inzake de boekhouding en jaarrekening van de vennootschappen, valt ook daar

geen octrooibegrip te vinden. Bijgevolg moet het begrip octrooi in zijn gemeenrechtelijke

betekenis begrepen worden (zie supra).247

142. In dit kader moet er op gewezen worden dat er sinds aanslagjaar 2007 ook een

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling ter beschikking staat van vennootschappen.

Kenmerkend hieraan is dat het fiscale voordeel niet wordt verleend middels een aftrek, maar

middels een belastingvermindering op de normaal verschuldigde vennootschapsbelasting.

Indien de vennootschap opteert voor dit belastingkrediet, kan ze nimmer nog de

investeringsaftrek toepassen voor octrooien, alsmede voor milieuvriendelijke investeringen in

onderzoek en ontwikkeling. Dit belastingkrediet wordt besproken in deel 2.4.

246 Voor investeringen vanaf 1 januari 2016 speelt enkel de definitie ex art. 15 W. Venn. Voorheen bestond voor deze categorie van investeringen een dubbele KMO-definitie. Deze tweede KMO-definitie werd opgeheven door de tax shift-wet. Zie hieromtrent: L. MAES, “Hoe ziet de ‘investeringsaftrek’ eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, afl. 1462, 9-12. 247 P. VERBANCK, “Investeringsaftrek”, in Fiscale praktijkstudies, nr. 23, Diegem, Ced.samsom, 91, nr. 140.

Page 68: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

62

2.3.3.2 Verhoogde investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen voor O&O

(art. 69, § 1, eerste lid, 2° b) / nieuw art. 70, eerste lid, 1° WIB)

143. Luidens artikel 69, § 1, 2° b) WIB wordt een verhoogde investeringsaftrek toegestaan

voor de vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de

ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect

hebben op het leefmilieu of die beogen het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk

te beperken.

Artikel 48 KB/WIB geeft een opsomming van welke activa kunnen worden beschouwd als

zijnde dergelijke milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling.

144. Materiële vaste activa die gebruikt worden bij de exploitatie van onderzoekscentra

kunnen ook genieten van de investeringsaftrek, in zover ze niet dat overtreffen wat

noodzakelijk is voor de goede werking van de centra (artikel 48, §1, A, 1° KB/WIB).

Kantines, bars en binnentuinen die deel uitmaken van dergelijke onderzoekscentra vallen hier

volgens de fiscus niet onder.248

145. Opdat de belastingplichtige deze vorm van de investeringsaftrek zou kunnen genieten,

vereist de Com.Ib. dat de belastingplichtige de activa gedurende de gehele afschrijvingsduur

ervan zelf gebruikt voor onderzoek en ontwikkeling. Indien deze verplichting niet wordt

nageleefd, zal een gedeelte van de reeds verleende investeringsaftrek als winst belast worden

in het belastbaar tijdperk waarin de verplichting tot ‘eigen gebruik’ niet werd nageleefd.249

2.3.3.3 Verhoogde investeringsaftrek voor investeringen in hoogtechnologische

producten (nieuw art. 70, eerste lid, 2° WIB)

146. Investeringen in hoogtechnologische producten kunnen met ingang van 1 januari 2016

ook genieten van een verhoogde investeringsaftrek.250 Blijkens de memorie van toelichting

248 Voorafgaande beslissing nr. 2010.368 van 14 december 2010. 249 Com.I.B., nr. 68/90; J. ASTAES, M. DERYCKE en S. MAES, Zakboekje voor groene fiscaliteit. Alle maatregelen rond ecologie verenigd, Kluwer, Mechelen, 2012, 98. 250 Art. 95 Wet van 26 december 2015 houdende houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015. Dit is weliswaar onder voorbehoud dat de maatregel geen verboden staatssteun uitmaakt.

Page 69: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

63

van de tax shift-wet, die een nieuw artikel 70 WIB introduceert kan deze aftrek enkel gespreid

worden toegepast.251

147. Deze vorm van de investeringsaftrek heeft betrekking op vaste activa in

productiemiddelen van hoogtechnologische producten, op voorwaarde dat het gaat om

producten waarvan de productie nieuw is en dat deze producten rechtstreeks of onrechtstreeks

verhoogde uitgaven in onderzoek en ontwikkeling toevoegen op het moment van de eerste

serieproductie.252 Wat hier exact mee bedoeld wordt, zal later bepaald worden bij KB.253

148. In het geval dat een investering zowel een productiemiddel van een hoogtechnologisch

product uitmaakt als een ander product, of indien het productiemiddel slechts deels voor de

productie van hoogtechnologische productiemiddelen wordt gebruikt, moet de

investeringsaftrek pro rata berekend worden.254

2.3.4 Berekening van de investeringsaftrek

149. Het voordeel dat de investeringsaftrek oplevert, wordt bepaald door een percentage toe te

passen op de aanschaffings- of beleggingswaarde van de betrokken activa. Voor de gewone

investeringsaftrek bedraagt het basispercentage heden 8%.255 Voorheen varieerde dit

basispercentage tussen de 3,5% en 10,5%. Dit variabel basispercentage werd behouden om

voortaan jaarlijks het percentage vast te stellen van de verhoogde investeringsaftrekken.256

150. Concreet bedraagt de eenmalige investeringsaftrek voor octrooien en deze voor

milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling voor aanslagjaar 2016 13,5%

(i.e. het variabel basispercentage van 3,5% vermeerderd met 10 procentpunten zoals

voorgeschreven in artikel 69, §1, 2° WIB).

In geval van de gespreide investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen in

onderzoek en ontwikkeling, wordt het percentage van de aftrek voor aanslagjaar 2016

251 Memorie van toelichting bij Wet van 26 december 2015 houdende houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, Parl.St. Kamer, nr. 54-1520/001, 36. 252 Nieuw art. 70, eerste lid, 2° WIB. 253 Nieuw art. 77, eerste lid WIB. 254 Memorie van toelichting bij Wet van 26 december 2015 houdende houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, Parl.St. Kamer, nr. 54-1520/001, 36. 255 Nieuw art. 69, §1, 1° WIB. 256 Nieuw art. 69, §1, 2° WIB; zie ook: L. MAES, “Hoe ziet de ‘investeringsaftrek’ eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog 2016, nr. 1462, 9-12.

Page 70: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

64

vastgelegd op 20,5% (oftewel het basispercentage van 3,5% vermeerderd met 17

procentpunten zoals bepaald in nieuw artikel 70, tweede lid WIB).

2.3.5 Overdracht

151. De investeringsaftrek is, zoals reeds eerder aangehaald, de achtste van in totaal negen

bewerkingen die leiden tot de belastbare basis van de vennootschap. Dit impliceert dat de

aftrek slechts toegepast kan worden, en beperkt blijft tot, de Belgische winst na aftrek van de

vorige beroepsverliezen (i.e. de zevende bewerking). Indien na die zevende bewerking echter

geen, of onvoldoende, belastbare elementen meer in het resultaat van de vennootschap

aanwezig zijn, kan de niet-toepasbare investeringsaftrek van dat belastbaar tijdperk onbeperkt

worden overgedragen naar de volgende belastbare tijdperken.257

Zowel de gewone als de verhoogde investeringsaftrek zijn onder dezelfde voorwaarden

overdraagbaar.

152. Wel voorziet artikel 72, tweede lid WIB een beperking op de overdraagbaarheid van de

niet benutte investeringsaftrek. Het artikel bepaalt dat “de aftrek van de overgedragen

vrijstelling op de winst of baten van elke van de volgende belastbare tijdperken in geen geval

per belastbaar tijdperk meer mag bedragen dan 620.000 euro (basisbedrag) of, wanneer het

totale bedrag van de overgedragen vrijstelling op het einde van het vorig belastbare tijdperk

2.480.000 euro (basisbedrag) overtreft, 25 pct. van dat totale bedrag.”

2.3.6 Formaliteiten

153. Om de gewone investeringsaftrek te kunnen genieten, dient de belastingplichtige een

aanvraagprocedure te volgen. Meer bepaald moet hij bij zijn aangifte in de

vennootschapsbelasting een formulier 275U voegen.258 De minister van Financiën heeft

verklaard dat belastingplichtigen die voormeld formulier niet bij hun aangifte hebben

gevoegd, uitgenodigd zullen worden dit formulier alsnog over te leggen. Indien de aangifte

echter elektronisch wordt ingediend, moeten de vereiste formulieren per direct toegevoegd

worden. 259 Per categorie van betrokken activa dient daarenboven een opgave opgesteld te

worden die ter beschikking wordt gehouden van de Administratie. Deze opgave bevat de

257 Art. 72, lid 1 WIB. 258 Art. 47, 1° KB/WIB. 259 Y. VERDINGH, Aangiftegids Vennootschapsbelasting 2015, Mechelen, Kluwer, 2015, 351.

Page 71: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

65

datum van aanschaffing of verwerving van de activa, de correcte benaming, de aanschaffings-

of beleggingswaarde en de normale gebruiks- en afschrijvingsduur.260

154. In het geval van de gespreide investeringsaftrek dient aan dezelfde formaliteiten voldaan

te worden, met dien verstande dat de belastingplichtige ieder jaar formulier 275U bij zijn

aangifte moet voegen tot het volledig investeringsbedrag is afgetrokken.261

155. In het kader van de verhoogde investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen

in onderzoek en ontwikkeling dient men, naast de formaliteiten die tevens gelden voor de

gewone investeringsaftrek, een attest bij de aangifte te voegen waaruit het milieuvriendelijk

karakter van de investering blijkt. Dit attest wordt afgeleverd door de Gewestregering. De

Administratie beperkt zich in dezen enkel tot het nagaan of het benodigde attest wel effectief

werd uitgereikt.262

156. Specifiek voor de verhoogde investeringsaftrek voor octrooien, tot slot, moet de

belastingplichtige, naast de formaliteiten die gelden voor de gewone investeringsaftrek, bij de

aangifte van het belastbaar tijdperk dat betrekking heeft op het jaar van verwerving van de

octrooien de opgave van de activa staven.263 Hiertoe moet de vennootschap beschikken over

een afschrift van het contract op basis waarvan de onderneming het octrooi (of het recht tot

exploitatie ervan) heeft aangeschaft en het bewijs dat het octrooi (of het recht tot exploitatie

ervan) nooit door een andere onderneming voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid

in België is gebruikt.

2.3.7 Invloed van de Europese Accountancyrichtlijn

157. De omzetting van de Europese Accountancyrichtlijn in Belgisch recht, veroorzaakt

momenteel heel wat furore binnen de rechtsleer. Ingevolge deze richtlijn mogen kosten van

onderzoek niet meer geactiveerd worden. De activering van kosten van ontwikkeling is

daarenboven enkel nog mogelijk voor zover de lidstaat in kwestie dat toelaat.264 Voor een

verdere bespreking van deze problematiek wordt doorverwezen naar deel 3.3.

260 Art. 47, 2° KB/WIB. 261 Agentschap Innoveren en Ondernemen, Investeringsaftrek, http://www.vlaio.be/maatregel/investeringsaftrek. 262 Com.I.B., nr. 68/36. 263 Art. 47bis KB/WIB. 264 J. VAN DYCK, “Toch nog investeringsaftrek voor investeringen in ‘onderzoek’?”, Fiscoloog 2016, afl. 1465, 1.

Page 72: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

66

2.4 Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling (art. 289quater WIB)

2.4.1 Achtergrond en principe

158. Sedert aanslagjaar 2007 kunnen vennootschappen opteren voor een verrekenbaar

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling in plaats van de investeringsaftrek voor

octrooien en milieuvriendelijke investeringen. Dit regime werd ook ingevoerd door de wet

betreffende het generatiepact265 met als achterliggende idee de belastingdruk op

desbetreffende activa visueel te verlagen: in het kader van de internationale rapportering van

vennootschappen (IFRS en US GAAP) wilde men een correctere voorstelling bekomen van

de kostprijs inzake onderzoek en ontwikkeling.266

Een voorbeeld ter illustratie:

Een vennootschap heeft een octrooi dat kwalificeert voor de investeringsaftrek (en het

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling) verworven voor 20.000 euro. Het

fiscaal resultaat van de vennootschap (na de achtste bewerking) in belastbaar tijdperk

X bedraagt 127.000 euro.

Mogelijkheid 1: de vennootschap opteert voor de investeringsaftrek

De investeringsaftrek die de vennootschap kan genieten, bedraagt

20.000 x 13,5% = 2.700 euro. Dit bedrag wordt afgetrokken van het fiscaal resultaat.

De totaal verschuldigde belasting voor belastbaar tijdperk X bedraagt in dat geval

(127.000 – 2.700) x 33,99% = 42.249,57 euro.

Mogelijkheid 2: de vennootschap opteert voor het belastingkrediet voor onderzoek en

ontwikkeling

In dergelijk geval berekent men eerst de principieel verschuldigde belasting:

127.000 x 33,99% = 43.167, 30 euro.

Indien de vennootschap geopteerd had voor de investeringsaftrek voor octrooien, had

ze een voordeel verkregen van 2.700 euro (zie supra). In het kader van het

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling kent men een belastingkrediet toe ten

265 Art. 120-132 Wet betreffende het generatiepact van 23 december 2005, BS 30 december 2005. 266 Amendement van 2 december 2005 bij wetsontwerp betreffende het Generatiepact, Parl.St. Kamer, nr. 51-2128/003, 19.

Page 73: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

67

bedrage van 2.700 x 33,99% = 917,73 euro, dat men aftrekt van de principieel

verschuldigde belasting.

De effectief verschuldigde belasting voor belastbaar tijdperk X bedraagt i.c. dan

43.167,30 – 917,73 = 42.249,57 euro.

Men ziet dat het eindresultaat hetzelfde is, maar bij toepassing van het belastingkrediet daalt

het tarief van de vennootschapsbelasting, terwijl dit bij de investeringsaftrek ongewijzigd

blijft. Die verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting wordt bewerkstelligd

doordat de facto de investeringsaftrek voor octrooien en milieuvriendelijk onderzoek en

ontwikkeling in de vorm van een (eenmalig of gespreid) belastingkrediet van de

verschuldigde vennootschapsbelasting kan worden afgetrokken.267

159. Om te kunnen genieten van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling, moet

de vennootschap hier onherroepelijk voor opteren vanaf een bepaald belastbaar tijdperk.268

Eens geopteerd voor het belastingkrediet, kan de vennootschap geen aanspraak meer maken

op de investeringsaftrek (zie infra).

2.4.2 Investeringen die in aanmerking komen voor het belastingkrediet

160. Luidens artikel 289quater, eerste lid WIB kan een belastingkrediet worden verrekend

voor de in artikel 69, §1, eerste lid, 2°, a) en b) WIB vermelde vaste activa. Het betreft

octrooien en vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de

ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect

hebben op het leefmilieu of die beogen het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk

te beperken. Daarenboven gelden de uitsluitingen van de investeringsaftrek ex artikel 75 en 76

WIB tevens in het kader van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling.269

Voor een bespreking van het toepassingsgebied van het belastingkrediet voor onderzoek en

ontwikkeling kan dus verwezen worden naar de analyse van het toepassingsgebied van de

investeringsaftrek (zie supra deel 2.3.2).

267 J. ASTAES, M. DERYCKE en S. MAES, Zakboekje voor groene fiscaliteit. Alle maatregelen rond ecologie verenigd, Kluwer, Mechelen, 2012, 103. 268 Art. 289quater, derde lid WIB. 269 Art. 289octies WIB.

Page 74: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

68

161. De rulings die in dit kader werden aangevraagd, hebben veelal tot voorwerp het al dan

niet aanwezig zijn van een onderzoekscentrum dat een bedrijfsafdeling of een tak van

werkzaamheid vormt in de zin van artikel 46, § 1, eerste lid, 2° WIB en waarvoor een

afzonderlijk stel rekeningen wordt gehouden, in zover ze niet dat overtreffen wat noodzakelijk

is voor de goede werking van dat centrum (artikel 48, §1, 1, A, 1° KB/WIB). De

Administratie lijkt zich soepel op te stellen op dit vlak. Uit nr. 46/36 Com.IB blijkt immers

dat onder bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid dient te worden verstaan het geheel van

de bestanddelen die in een afdeling van die onderneming belegd zijn en technisch een

onafhankelijke onderneming vormen, d.w.z. een geheel dat bekwaam is om met eigen

middelen te werken. Hieraan is volgens de Dienst voor Voorafgaande Beslissingen voldaan

indien de vennootschap beschikt over een O&O-team, er voor de O&O-activiteiten

afzonderlijke rapporteringen en budgetten worden opgemaakt270, het onderzoekscentrum ook

op economisch vlak een aparte entiteit vormt271,… Het feit dat de onderzoeks- en

ontwikkelingsactiviteiten enkel voor rekening van derden worden verricht, doet daar geen

afbreuk aan.272

2.4.3 Soorten belastingkrediet en berekening

162. Normaliter wordt het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling eenmalig

verleend.273 In het geval van milieuvriendelijke investeringen kan de belastingplichtige echter

ook opteren om het belastingkrediet te spreiden over de afschrijvingsperiode van de betrokken

activa.274 In beide gevallen is het tarief van het belastingkrediet gelijk aan het gewone tarief

van de vennootschapsbelasting, verhoogd met een aanvullende crisisbijdrage.275 In de praktijk

bedraagt het tarief dus 33,99%.

2.4.3.1 Eenmalig belastingkrediet

163. In dit geval wordt het belastingkrediet berekend op een deel van de aanschaffings- of

beleggingswaarde van de betrokken activa. Concreet vereist de berekening van het

270 Voorafgaande beslissing nr. 2012.484 van 12 maart 2013; voorafgaande beslissing nr. 2015.121 van 26 mei 2015. 271 Voorafgaande beslissing nr. 2014.744 van 10 februari 2015. 272 Voorafgaande beslissing nr. 2010.178 van 1 juni 2010; voorafgaande beslissing nr. 2013.046 van 26 maart 2013; X, “Belastingkrediet. Onderzoek en ontwikkeling. Onderzoek uitsluitend verricht voor rekening van derden”, Fiscoloog 2011, afl. 1255, 13. 273 Art. 289quater, eerste lid WIB. 274 Art. 289sexies, eerste lid WIB. 275 Art. 289quater, lid 2 en art. 289sexies, lid 1 WIB.

Page 75: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

69

belastingkrediet drie elementen: (i) het tarief van het belastingkrediet (33,99%), (ii) de

aanschaffings- of beleggingswaarde van de betrokken activa276 en (iii) het percentage van de

verhoogde eenmalige investeringsaftrek voor octrooien c.q. milieuvriendelijke

investeringen.277

Een voorbeeld:

In boekjaar 2015278 doet vennootschap X een investering voor onderzoek en

ontwikkeling ten bedrage van 50.000 euro. Ze opteert voor het eenmalig

belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. Indien de vennootschap gebruik had

gemaakt van de eenmalige investeringsaftrek, had ze recht op een aftrek van 13,5%

van 50.000 euro, i.e. 6.750 euro. Het belastingkrediet dat de vennootschap verkrijgt,

bedraagt i.c. 2.2294,33 euro (33,99% van 6.750 euro).279

2.4.3.2 Gespreid belastingkrediet

164. Voor investeringen in activa die worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en

de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect

hebben op het leefmilieu of die beogen het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk

te beperken, kan de belastingplichtige, zo artikel 289sexies WIB, desgewenst kiezen voor een

spreiding van het belastingkrediet.

In voorkomend geval wordt het belastingkrediet berekend aan de hand van volgende drie

elementen: (i) het tarief van het belastingkrediet (33,99%), (ii) de afschrijving die voor elk

belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode worden aangenomen en (iii) het percentage

van de verhoogde gespreide investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen.

Een voorbeeld:

In boekjaar 2015280 doet vennootschap X een investering voor onderzoek en

ontwikkeling voor een bedrag van 100.000 euro. De investering wordt lineair

afgeschreven over een periode van 5 jaar ( a rato van 20% per jaar dus). Indien de

276 Art. 289quater, lid 1 WIB. 277 Art. 289quinquies WIB. 278 Het tarief van de eenmalige investeringsaftrek voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling bedraagt voor aanslagjaar 2016 13,5%. 279 Y. VERDINGH, Aangiftegids Vennootschapsbelasting 2015, Mechelen, Kluwer, 2015, 420. 280 Het percentage van de gespreide investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling bedraagt voor aanslagjaar 2016 20,5%.

Page 76: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

70

vennootschap opteert voor het gespreid belastingkrediet, zal ze voor aanslagjaar 2016

20,5% van de afschrijving (i.c. 4.100 euro) in rekening mogen brengen. Bijgevolg zal

het belastingkrediet jaarlijks 1.393,59 euro (33,99% van 4.100) bedragen.281

165. Indien bij de overdracht of buitengebruikstelling van een actief waarop het gespreid

belastingkrediet werd toegepast, blijkt dat het totaal van het verrekend belastingkrediet lager

is dan het eenmalig belastingkrediet dat de belastingplichtige had kunnen verrekenen, voorziet

de wet in een aanvullend belastingkrediet ten belope van het verschil.282

2.4.4 Verrekening en terugname

166. Het belastingkrediet wordt, zoals reeds geïllustreerd, verrekend met de normaal

verschuldigde vennootschapsbelasting of, in voorkomend geval, de belasting van niet-

inwoners.283 Het Hof van Beroep te Antwerpen heeft in dit kader gepreciseerd dat met “de

vennootschapsbelasting” de eigenlijke vennootschapsbelasting bedoeld wordt. Zo zal het

belastingkrediet dus niet verrekenbaar zijn met de aanslag op geheime commissielonen.284

Indien er niet voldoende belasting aanwezig is in een bepaald belastbaar tijdperk om het

volledige belastingkrediet te verrekenen, kan het niet-benutte belastingkrediet worden

overgedragen of zelfs worden terugbetaald (zie infra).

167. Zowel in het geval van het eenmalig belastingkrediet als van het gespreide

belastingkrediet wordt vereist dat de betrokken activa gedurende de gehele afschrijvingsduur

voor het bedoelde gebruik aangewend blijven door de belastingplichtige.285 Indien aan deze

voorwaarde niet wordt voldaan, wordt een deel van het verleende belastingkrediet

teruggenomen. Dit gebeurt in de vorm van een aanvullende belasting die geheven wordt in het

belastbare tijdperk waarin voormelde verplichting niet meer werd nageleefd.286

281 J. ASTAES, M. DERYCKE, S. MAES, Zakboekje voor groene fiscaliteit. Alle maatregelen rond ecologie verenigd, Kluwer, Mechelen, 2012, 104. 282 Art. 289sexies, lid 2 WIB. 283 Art. 292bis, §1 WIB. 284 Antwerpen 9 december 2014; C. BUYSSE, “Belastingkrediet O&O: niet verrekenbaar met bijzondere aanslag”, Fiscoloog 2015, afl. 1418, 10. 285 Art. 82, §2 KB/WIB. 286 Art. 82, §3 KB/WIB.

Page 77: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

71

2.4.5 Formaliteiten

168. Opdat een belastingplichtige het belastingkrediet effectief zou kunnen verkrijgen,

voorzien de artikelen 81 en 81bis KB/WIB in een aantal formaliteiten. Vooreerst dient de

vennootschap bij haar aangifte in de vennootschapsbelasting van het belastbare tijdperk

waarin de vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht een ingevuld, gedagtekend en

ondertekend formulier 275W toe te voegen. Daarenboven dient men voor de desbetreffende

vaste activa een opgave ter beschikking te houden van de Administratie. Deze opgave bevat

de datum van aanschaffing of verwerving van de activa, de correcte benaming, de

aanschaffings- of beleggingswaarde en de normale gebruiks- en afschrijvingsduur. 287

169. Specifiek voor het belastingkrediet verleend voor octrooien, dient de opgave te worden

gestaafd door een afschrift van het contract op basis waarvan de onderneming het octrooi (of

het recht tot exploitatie ervan) heeft aangeschaft en het bewijs dat het octrooi (of het recht tot

exploitatie ervan) nooit door een andere onderneming voor het uitoefenen van de

beroepswerkzaamheid in België is gebruikt.288

2.4.6 Overdracht en terugbetaling aan de belastingplichtige

170. Indien de vennootschap opteert voor het belastingkrediet voor onderzoek en

ontwikkeling, kan zij niet langer aanspraak maken op de investeringsaftrek. Hoewel het

belastingkrediet tevens overdraagbaar is289, verschillen de grensbedragen in het kader van de

overdracht van deze betreffende de investeringsaftrek.290

171. Artikel 72, tweede lid WIB bepaalt voor de investeringsaftrek dat “de aftrek van de

overgedragen vrijstelling op de winst of baten van elke van de volgende belastbare tijdperken

in geen geval per belastbaar tijdperk meer mag bedragen dan 620.000 euro (basisbedrag) of,

wanneer het totale bedrag van de overgedragen vrijstelling op het einde van het vorig

belastbare tijdperk 2.480.000 euro (basisbedrag) overtreft, 25 pct. van dat totale bedrag.”

Voor de toepassing van de overdracht van het belastingkrediet voor onderzoek en

ontwikkeling worden voormelde basisbedragen gereduceerd tot de helft (i.e. 310.000 resp.

287 Art. 81 KB/WIB. 288 Art. 81bis KB/WIB. 289 Art. 292bis, §1, tweede lid WIB. 290 Art. 201, laatste lid WIB.

Page 78: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

72

1.240.000 euro). Concreet betekent dit dat de vennootschap naar ieder volgend belastbaar

tijdperk een maximale aftrek van 105.400 resp. 421.600 euro kan overdragen.291

Bovenstaande overdracht van het niet benutte deel van het belastingkrediet vindt niet plaats in

het geval waarin er een controlewijziging plaatsvindt binnen de vennootschap die niet

beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften.292

172. In tegenstelling tot wat bij de investeringsaftrek het geval is, is het belastingkrediet niet

onbeperkt overdraagbaar. Indien een aanslagjaar geen of onvoldoende belasting oplevert om

het belastingkrediet te kunnen verrekenen, kan het voor dat aanslagjaar niet verrekende

belastingkrediet worden overgedragen naar de volgende vier aanslagjaren. Hierbij wordt het

saldo van het belastingkrediet van het oudste aanslagjaar het eerst verrekend. Indien echter

voor een bepaald aanslagjaar na verrekening met de belastingen van vijf achtereenvolgende

aanslagjaren, een gedeelte van het belastingkrediet dat verband houdt met dat aanslagjaar niet

kan worden verrekend, voorziet de wet in terugbetaling van dat gedeelte.293

Een voorbeeld:

In boekjaar N heeft vennootschap X recht op een belastingkrediet van 6.000 euro. Op

het einde van het boekjaar, kan echter maar 2.500 euro daarvan verrekend worden.

De overige 3.500 euro kan aldus worden overgedragen naar de volgende boekjaren.

Op het einde van boekjaar N+1 kan vennootschap X nog 1.500 euro van het

belastingkrediet verrekenen met de door haar verschuldigde belasting in dat boekjaar.

Bijgevolg bedraagt het resterende deel van het over te dragen belastingkrediet 2.000

euro.

In de boekjaren N+2, N+3 en N+4 is er geen vennootschapsbelasting verschuldigd

door vennootschap X. Bijgevolg is er ook geen verrekening mogelijk.

Op het einde van het boekjaar N+4 wordt het gedeelte van het belastingkrediet, dat

werd toegekend in boekjaar N en niet kon worden verrekend, terugbetaald. Dit betreft

i.c. 2.000 euro.294

291 i.e. 310.000 x 33,99% resp. 1.240.000 x 33,99%; art. 292bis §1, derde lid WIB. 292 Art. 292bis, §2 WIB. 293 Art. 292bis, §1, laatste lid WIB. 294 Circulaire nr. Ci.RH.421/579.072 (AOIF Nr. 60/2010) van 10.09.2010.

Page 79: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

73

2.4.7 Overgang van investeringsaftrek naar belastingkrediet

173. Een vennootschap die opteert voor het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling,

kan geen aanspraak meer maken op de investeringsaftrek. Het kan gebeuren dat de

vennootschap pas op een bepaald tijdstip beslist om over te schakelen van de

investeringsaftrek op het belastingkrediet. In dat geval voorziet artikel 530 WIB dat de

overgedragen investeringsaftrek die betrekking heeft op de drie voorafgaande aanslagjaren

wordt omgezet in een overgedragen belastingkrediet. Dat belastingkrediet, dat wordt geacht

verband te houden met het aanslagjaar dat voorafgaat aan dat waarvoor voor het

belastingkrediet werd gekozen, is dan niet terugbetaalbaar, maar wel onbeperkt in de tijd

overdraagbaar.295 Indien de belastingplichtige in het verleden gebruikt heeft gemaakt van de

gespreide investeringsaftrek, wordt de investeringsaftrek die op het moment van de overgang

naar het belastingkrediet nog niet gebruikt is, omgezet in een gespreid belastingkrediet.296

2.5 Vrijstelling van de gewestelijke subsidies (art. 193 bis en ter WIB)

2.5.1 Achtergrond

174. Deze fiscale steunmaatregel is terug te vinden in twee artikelen van het WIB. Enerzijds

bepaalt artikel 193bis, §1, tweede lid WIB dat kapitaal- en intrestsubsidies die door de

gewesten in het kader van de economische expansiewetgeving worden toegekend aan

vennootschappen om immateriële en materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te

brengen worden vrijgesteld van de vennootschapsbelasting; anderzijds wordt in artikel 193ter,

§1 WIB hetzelfde bepaald voor premies en kapitaal- en intrestsubsidies, die aan

vennootschappen worden toegekend in het raam van de steun aan onderzoek en ontwikkeling

door de bevoegde gewestelijke instanties.

175. Het was tevens de wet op het Generatiepact die de vrijstelling betreffende de

economische expansiewetgeving heeft ingevoerd.297 De reden hiervoor ligt in lijn met de ratio

legis van de andere fiscale incentives die de overheid de laatste jaren heeft ingevoerd: men

295 Art. 530, §1 WIB; J. ASTAES, M. DERYCKE en S. MAES, Zakboekje voor groene fiscaliteit. Alle maatregelen rond ecologie verenigd, Kluwer, Mechelen, 2012, 106. 296 Art. 530, §2 WIB. 297 Art. 117 Wet 23 december 2005 Wet betreffende het generatiepact, BS 30 december 2005.

Page 80: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

74

had voor ogen dit maal de gewesten aan te zetten initiatieven te nemen ter verhoging van de

economische activiteitsgraad en de ondersteuning van de economische expansie.298

Anderhalf jaar later werd, om dezelfde redenen299, dergelijke regeling eveneens ingevoerd

voor steunmaatregelen van de gewesten in het kader van onderzoek en ontwikkeling.300

2.5.2 Principe

176. De maatregel betreft een vrijstelling van de gewestelijke subsidies in het kader van de

economische expansiewetgeving of in het raam van steun aan onderzoek en ontwikkeling. Het

betreft dus geen aftrek, welke men slechts zou kunnen benutten indien er voldoende winst

gerealiseerd wordt in het belastbaar tijdperk. De vrijstelling wordt, zodus artikel 74, tweede

lid, 1° KB/WIB, verleend via een verhoging van de begintoestand van de belaste reserves.301

177. Artikel 362 WIB voorziet in een gespreide belasting van de van overheidswege

verkregen kapitaalsubsidies: de subsidies worden maar belast a rato van de in het belastbaar

tijdperk aangenomen afschrijvingen en waardeverminderingen op de gesubsidieerde activa.

Ook de vrijstelling waarin de artikelen 193bis en ter WIB voorzien, wordt dientengevolge

(zowel boekhoudkundig als fiscaal) gespreid verleend.302

178. Vennootschappen die de activa waarvoor ze de vrijstelling hebben ontvangen binnen de

eerste drie jaar van de investering vrijwillig vervreemden (i.e. anders dan bij schadegeval,

onteigening, opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis), worden hier op

fiscaal gebied voor gepenaliseerd: men beschouwt het volledige bedrag van de voorheen

vrijgestelde subsidie als een winst van het belastbaar tijdperk waarin de vervreemding heeft

plaatsgevonden.303 In dergelijk geval kan men de terugbetaalde premies of subsidies niet als

beroepskost in aftrek brengen.304

298 Amendement van 2 december 2005 bij wetsontwerp betreffende het Generatiepact, Parl.St. Kamer2005-2006, nr. 51-2128/003, 10. 299 Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (iv), Parl.St. Kamer 2006-2007, nr. 51-2873/001, 102-103. 300 Art. 140 Wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (iv), BS 8 mei 2007. 301 Circ. nr. Ci.RH.421/597.225 (AOIF 40/2009) van 4 augustus 2009; O. GEERAERTS, “Gewestelijke kapitaalsubsidies: circulaire brengt update”, Fisc. Act. 2009, afl. 37, 5-8. 302 Ci.RH. 421/597.225 van 4 augustus 2009; S. VAN CROMBRUGGE, “Hoe als vennootschap de ontvangen overheidssubsidies boeken?”, Balans 2011, alf. 653, 3. 303 Art. 193bis, §2 en art. 193ter, §2 WIB. 304 Art. 198, §1, 14° WIB.

Page 81: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

75

179. Artikel 193bis WIB is van toepassing op premies en subsidies die worden betekend

vanaf 1 januari 2006 en voor zover de datum van betekening ten vroegste behoort tot het

belastbaar tijdperk dat aan het aanslagjaar 2007 verbonden is. Artikel 193ter WIB

daarentegen is van toepassing op premies en subsidies die worden betekend vanaf 1 januari

2007 en voor zover de datum van betekening ten vroegste behoort tot het belastbaar tijdperk

dat aan het aanslagjaar 2008 verbonden is. In het kader van artikel 193bis WIB, heeft het hof

van beroep te Gent geoordeeld dat de wet niet vereist dat de subsidie definitief wordt

toegekend, noch dat de belasting van de voorheen vrijgestelde premie of subsidie in geval van

vrijwillige vervreemding binnen de eerste drie jaar van de investering afhankelijk wordt

gesteld van het feit of de premie of subsidie al dan niet moet worden terugbetaald.305

180. Er dient te worden aangestipt dat de artikelen 193bis en ter WIB voorzien in een

vrijstelling en niet in een aftrek. Dit heeft tot gevolg dat de regeling te allen tijden kan worden

toegepast en ze dus niet afhangt van of en hoeveel winst de vennootschap in het betrokken

boekjaar heeft gemaakt.

2.6 Innovatiepremie

2.6.1 Achtergrond en principe

181. Met de wet van 3 juli 2005 werd het fiscaal voordeel van de (eenmalige) innovatiepremie

in het leven geroepen.306 Dit zijn premies die door de werkgever toegekend worden aan zijn

werknemer voor “een nieuwigheid die een daadwerkelijke meerwaarde betekent met

betrekking tot de normale activiteiten van de werkgever”.307 De introductie van deze

maatregel, die van toepassing is op premies toegekend vanaf 1 januari 2006, is er gekomen

om het interprofessioneel akkoord dat destijds tussen de sociale partners gesloten was een

concrete uitwerking te geven. In dat akkoord werd namelijk bepaald dat, om de

Lissabondoelstellingen (van destijds 2010) te kunnen bereiken, er een (vrijgestelde)

305 S. VAN CROMBRUGGE, “Vrijstelling gewestelijke subsidies”, Fiscoloog 2015, afl. 1444, 9. 306 Art. 28 Wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, BS 19 juli 2005. 307 Art. 28, eerste lid, 1) Wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, BS 19 juli 2005.

Page 82: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

76

innovatiepremie moest komen die tot doel had de innovatiedynamiek en –cultuur binnen de

onderneming aan te moedigen.308

182. Initieel had de maatregel een tijdelijk karakter: de vrijstelling had enkel betrekking op

premies die werden toegekend in 2006.309 De toepassing van de maatregel werd echter al snel

meerdere malen verlengd en blijft momenteel toepasselijk op innovatiepremies toegekend op

uiterlijk 31 december 2016.310 De reden hiervoor, en tevens de verklaring waarom er talrijke

voorwaarden gesteld worden voor de toepassing van de vrijstelling, is waarschijnlijk om te

voorkomen dat na verloop van tijd de innovatiepremie zou evolueren naar een klassiek

(para)fiscaal vriendelijk extralegaal voordeel.311

183. Indien een innovatiepremie verleend wordt die voldoet aan de gestelde vereisten (zie

infra), wordt het volledige bedrag van de premie vrijgesteld van personenbelasting of de

belasting van niet-inwoners312. Daarnaast zijn er geen sociale zekerheidsbijdragen op

verschuldigd door de werkgever (immers, de premie wordt voor de berekening van de sociale

zekerheidsbijdragen niet als loon aangemerkt313) en wordt de betaalde premie in diens hoofde

zelfs aftrekbaar in de vennootschapsbelasting.314 Het betreft dus een maatregel waar zowel

werkgever als werknemer hun profijt mee doen.

184. De praktijk leert ons dat de maatregel zijn effect niet mist: gedurende de eerste negen

jaar waarin de maatregel in voege was (de periode 2006-2014) werden meer dan 10.400

aanvragen ingediend door 785 ondernemingen. Gemiddeld genomen werd 95% van de

aanvragen goedgekeurd.315 Tevens blijkt de maatregel goed ingeburgerd doorheen

verscheidene sectoren (chemische sector, de vervaardiging van machines en uitrusting, de

productie en assemblage van motorvoertuigen, de farmaceutische nijverheid, de vervaardiging

308 Amendement bij wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, Parl.St. Kamer 2004-2005, nr. 51-1767/002, 4. 309 Art. 29 Wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, BS 19 juli 2005. 310 Art. 27 Programmawet van 10 augustus 2015, BS 18 augustus 2015. 311 T. JANSEN, “Regering voert interprofessioneel akkoord uit”, Fisc. Act. 2005, afl. 15, 10. 312 De vrijstelling is dus ook van toepassing op niet-inwoners die in België werken. 313 F. VANDENBERGHE, Handboek Personenbelasting 2015, Antwerpen, Maklu, 396. 314 Agentschap Innoveren en Ondernemen, Innovatiepremie, http://www.vlaio.be/maatregel/innovatiepremie. 315 Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, De innovatiepremie. Een creatieve

werknemer belonen? Ja! Dankzij de fiscale vrijstelling van de innovatiepremies, http://economie.fgov.be/nl/binaries/innovatiepremie_tcm325-112079.pdf.

Page 83: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

77

van informaticaproducten en van elektronische producten, de metaalnijverheid, de financiële

diensten,…).316

2.6.2 Voorwaarden

185. Opdat de innovatiepremie verleend wordt, dient cumulatief voldaan te worden aan een

aantal voorwaarden.317 Deze voorwaarden hebben zowel betrekking op het idee dat aan de

innovatie ten grondslag ligt als op de premie zelf. Deze opdeling wordt tevens gemaakt op de

site van het Agentschap Innoveren en Ondernemen:

“Om voor de premie in aanmerking te komen moet het idee aan volgende voorwaarden

voldoen:

de nieuwigheid moet een daadwerkelijke meerwaarde betekenen met betrekking tot

de normale activiteiten van de werkgever die de premie toekent;

de innovatie mag niet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande

offerteaanvraag of vraag tot bestek voor de aanschaf van producten of processen

die door een derde aan diegene die de premie toekent werd gericht;

de innovatie moet door de werkgever in zijn onderneming318 worden ingevoerd of

het voorwerp zijn van een prototype, een aanvraag voor de vervaardiging van een

prototype of er moeten interne onderrichtingen aanwezig zijn die erop wijzen welke

wijzigingen de innovatie zal teweegbrengen in de normale activiteiten van de

onderneming;

De premie zelf moet voldoen aan volgende voorwaarden:

de premie mag niet toegekend worden ter vervanging of ter omzetting van in

uitvoering van de arbeidsovereenkomst verschuldigd loon, premie of voordeel in

natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet

bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid;

316 Vr. en Antw. Kamer 2012-2013, nr. 123, 135-136 (Vr. nr. 379 D’HAESELEER). 317 Art. 28, eerste lid Wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, BS 19 juli 2005. 318 Het moet gaan om een onderneming die onderworpen is aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. De juridische vorm van de vennootschap speelt geen rol. Zie hieromtrent: Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, De innovatiepremie. Een creatieve werknemer belonen? Ja! Dankzij de fiscale vrijstelling van de innovatiepremies, http://economie.fgov.be/nl/binaries/innovatiepremie_tcm325-112079.pdf.

Page 84: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

78

de premie mag enkel toegekend worden aan werknemers die via een

arbeidsovereenkomst gebonden zijn aan de werkgever die de premie toekent;

de totale som van de gedurende één kalenderjaar uitgekeerde premies bedraagt

gezamenlijk niet meer dan 1% van het geheel van de loonmassa van de

onderneming;

de premie is van toepassing op maximaal 10% van het aantal werknemers voor

ondernemingen met meer dan 30 personen (hoogstens 3 voor bedrijven met minder

dan 30 werknemers);

per innovatie mogen niet meer dan 10 werknemers de premie genieten;

het bedrag van de premies uitbetaald per werknemer mag per kalenderjaar niet

meer bedragen dan een maandloon.”319

2.6.3 Formaliteiten

186. Om van de vrijstelling te kunnen genieten, dient de betrokken vennootschap drie

informatiefasen te doorlopen. Eerst en vooral dient de werkgever zijn werknemers te

informeren over de criteria en toekenningsprocedures voor de premie. Indien een

innovatieproject binnen de onderneming beloond zal worden, moet de werkgever de

werknemers hier tevens over inlichten. In een tweede fase deelt de werkgever deze gegevens

mee aan de FOD Economie via het daartoe voorziene formulier320, waarna de aanvraag door

de FOD Economie beoordeeld wordt en zo nodig bijkomende inlichtingen worden gevraagd

aan de onderneming. In de laatste fase maakt de werkgever het dossiernummer, de namen van

de begunstigden en de bedragen van de premies via mail over aan de RSZ321 .322

319 Agentschap Innoveren en Ondernemen, Innovatiepremie, http://www.vlaio.be/maatregel/innovatiepremie. 320 Formulier beschikbaar op http://economie.fgov.be/innovatiepremie. 321 Dit gebeurt op het mailadres [email protected]. 322 Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, De innovatiepremie. Een creatieve werknemer belonen? Ja! Dankzij de fiscale vrijstelling van de innovatiepremies, http://economie.fgov.be/nl/binaries/innovatiepremie_tcm325-112079.pdf.

Page 85: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

79

2.7 Vrijstelling voor bijkomend personeel voor uitvoer en integrale

kwaliteitszorg (art. 67 WIB)

2.7.1 Achtergrond en principe

187. Artikel 67 WIB voorziet in een vrijstelling van de ondernemingswinst ten bedrage van

15.270 euro323 per bijkomende aangeworven personeelseenheid die in België voltijds wordt

tewerkgesteld in een betrekking van diensthoofd voor de uitvoer, of een betrekking van

diensthoofd van de afdeling integrale kwaliteitszorg. Alle nijverheids-, landbouw en

handelsbedrijven kunnen aanspraak maken op de vrijstelling. VZW’s en vrije beroepen

werden echter aan het toepassingsgebied van de maatregel onttrokken.324

188. Ook deze vrijstellingsregeling vormt een fiscale stimulus voor ondernemingen om aan

onderzoek en ontwikkeling te doen: zowel België als Europa leggen aan de door de

onderneming ontwikkelde producten bepaalde kwaliteitsnormen op. De vennootschap heeft er

dus alle baat bij om zelf al toe te kunnen zien op de kwaliteit van de door haar ontwikkelde

producten. Daarom tracht de wetgever de oprichting van een afdeling integrale kwaliteitszorg

binnen de onderneming aan te moedigen. Hetzelfde geldt voor de exportafdeling: “door de

vrijstelling voor bijkomend personeel uit te breiden tot de aanwerving van een hoofd van de

exportafdeling wil de regering de ondernemingen en inzonderheid de KMO’s aanmoedigen

om een dergelijke afdeling op te richten en ervoor een verantwoordelijkheidsdrager aan te

werven, belast met de prospectie van de buitenlandse markten en de contacten met het

cliënteel.”325

2.7.2 Formaliteiten

189. Opdat een onderneming de vrijstelling voor bijkomend personeel voor uitvoer en

integrale kwaliteitszorg effectief zou kunnen genieten, dient ze een aantal formaliteiten te

vervullen. Deze formaliteiten worden beschreven in artikel 46 KB/WIB.

323 Dit bedrag is van toepassing voor aanslagjaar 2016. Het basisbedrag van de vrijstelling bedraagt 10.000 euro. 324 Agentschap Innoveren en Ondernemen, Belastingvrijstelling voor de aanwerving van een diensthoofd voor de uitvoer en diensthoofd IKZ, http://www.vlaio.be/maatregel/belastingvrijstelling-voor-de-aanwerving-van-een-diensthoofd-voor-de-uitvoer-en. 325 Wetsontwerp houdende bepalingen in verband met de fiscale stimuli voor de uitvoer en het onderzoek, Parl.St. Kamer, 1996-1997, nr. 1005/1, 2-3.

Page 86: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

80

Enerzijds moet de belastingplichtige voor elk belastbaar tijdperk waarvoor ze de vrijstelling

wenst aan te vragen, bij haar aangifte een nominatieve opgave toevoegen. Anderzijds moet

men ook een attest aanvragen en dit ingevuld bijvoegen in de aangifte. In het geval van de

vrijstelling voor bijkomend personeel voor uitvoer betreft het opgave 276 W3. Indien de

vrijstelling betrekking heeft op integrale kwaliteitszorg, moet de onderneming opgave 276

W4 invullen en toevoegen aan de aangifte.

2.8 Versnelde afschrijving voor immateriële vaste activa gebruikt voor

onderzoek en ontwikkeling (art. 63 WIB)

190. Luidens artikel 63 WIB worden de immateriële vaste activa, uitgezonderd de

investeringen in audiovisuele werken, afgeschreven met vaste annuïteiten waarvan het aantal

niet minder mag bedragen dan drie wanneer het investeringen in onderzoek en ontwikkeling

betreft en niet minder dan vijf in alle andere gevallen.

De vereiste van afschrijving met vaste annuïteiten betekent dat de belastingplichtige de

betrokken activa verplicht lineair moet afschrijven aan een percentage dat verkregen wordt

door een onveranderlijk percentage toe te passen op de afschaffings- of beleggingswaarde van

het betrokken actiefbestanddeel dat wordt bepaald in functie van de normale gebruiksduur van

desbetreffende activa.326

326 Y. VERDINGH, Fiscaal Compendium Vennootschapsbelasting 2014, Mechelen, Kluwer, 2014, 209.

Page 87: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

81

3. Knelpunten in het kader van de Europa 2020-Strategie

3.1 Onderzoek van de Europese Commissie naar de steunmaatregel

betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor

O&O

3.1.1 Situatieschets en probleemstelling

191. Middels de wet betreffende het generatiepact van 23 december 2005 werden drie

maatregelen ingevoerd betreffende de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de

bedrijfsvoorheffing, met name voor (i) het tewerkstellen van onderzoekers die in

samenwerking met universiteiten of hogescholen aan onderzoeksprojecten werken (artikel

2753, §1, derde lid, 1° WIB), (ii) de zogenaamde Young Innovative Companies (artikel 2753,

§1, derde lid, 2° WIB) en (iii) het tewerkstellen van onderzoekers met bepaalde diploma’s

(artikel 2753, §1, derde lid, 3° WIB).

Op 22 december 2005 heeft België deze maatregelen, zoals voorgeschreven, aangemeld bij de

Europese Commissie.

192. De Commissie heeft dienaangaande onderzocht of er potentieel sprake zou kunnen zijn

van verboden staatssteun in de zin van toenmalig artikel 87 EG-Verdrag, i.e. huidig artikel

107 VWEU.

Hierbij wordt bepaald dat steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met

staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde

ondernemingen of producties vervalsen of dreigen te vervalsen, in beginsel onverenigbaar met

de gemeenschappelijke markt zijn, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de

lidstaten ongunstig beïnvloedt.327

In wezen dient er dus cumulatief aan vier voorwaarden voldaan te zijn opdat er sprake zou

zijn van een verboden steunmaatregel: (i) de betrokken maatregel kent een economisch

voordeel toe aan de begunstigde ervan328, (ii) dit voordeel wordt door de overheid verleend,

(iii) het betreft een selectief toegekend voordeel en (iv) de betrokken maatregel vervalst de

327 Art. 87, lid 1 EG-Verdrag. 328 Merk op dat in het geval van de vrijstellingsregeling betreffende de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing de begunstigde de werkgever is.

Page 88: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

82

mededinging of dreigt deze te vervalsen en kan het handelsverkeer tussen de lidstaten

ongunstig beïnvloeden.

193. In haar besluit van 4 juli 2006329 heeft de Commissie geconcludeerd dat noch de

vrijstelling betreffende de zogenaamde samenwerkingsakkoorden, noch deze betreffende de

tewerkstelling van onderzoekers met bepaalde diploma’s, een selectieve maatregel uitmaakt.

Bijgevolg maken ze geen staatssteun uit in de zin van toenmalig artikel 87, eerste lig EG-

Verdrag.

Dit was geen verrassing, aangezien de maatregel toepassing vond op alle soorten

ondernemingen in om het even welke bedrijfssector en dit ongeacht de vestigingsplaats.

Daarenboven waren de toepassingscriteria objectief vastgelegd in de wet, zodat er geen sprake

was van enige discretionaire bevoegdheid in hoofde van de overheid. Ook had de Commissie

in het verleden reeds soortgelijke maatregelen van verschillende lidstaten als algemene

maatregelen gekwalificeerd.330

194. Wat betreft de vrijstelling geldend voor Young Innovative Companies, besloot de

Commissie dat het in dezen ging over een selectief voordeel, daar de vrijstelling enkel

toepassing vond voor ondernemingen die onder de definitie van “Young Innovative

Company” vallen. De maatregel werd daarenboven met staatsmiddelen bekostigd.

Daarnaast levert de regeling de begunstigde een economisch voordeel op, daar ze bijdraagt

aan de financiering van kosten voor onderzoek en ontwikkeling. Volgens de Commissie zou

ze bovendien nadelige gevolgen kunnen meebrengen voor de mededinging en het

handelsverkeer tussen de lidstaten, aangezien de begunstigde ondernemingen actief zijn op

markten die opengesteld zijn voor handel binnen de hele Europese Unie.331 Tevens werd in de

wetteksten niet verwezen naar de exacte onderzoekscategorieën die van de vrijstelling kunnen

genieten, noch naar hoe werd nagegaan hoe de administratie kon controleren of men zich wel

degelijk met onderzoeksactiviteiten bezighield. Toch heeft de Commissie destijds besloten dat

ook deze maatregel verenigbaar is met het EG-Verdrag, omdat België er zich toe verbonden

had vóór 1 januari 2008 de definities in te voeren van de onderzoeksprojecten waarvoor de

maatregel geldt.

329 Besluit nr. C(2006) 2941 van de Europese Commissie van 4 juli 2006. 330 Overweging 22 Besluit nr. C(2006) 2941 van 4 juli 2006. 331 Overweging 21 Besluit nr. C(2006) 2941 van 4 juli 2006

Page 89: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

83

3.1.2 Verder onderzoek van de Europese Commissie

195. Uit een monitoringsexercitie van de Commissie in 2011332 is gebleken dat België,

ondanks de belofte die het in 2006 aan de Commissie had gemaakt, heeft nagelaten het begrip

onderzoeksproject in zijn nationale wetgeving te definiëren, ook al had men doorheen de tijd

de vrijstellingsregeling voor de Young Innovative Companies wel reeds gewijzigd.333 Pas met

de Programmawet van 17 juni 2013 is hier verandering in gebracht en werd de definitie van

onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s opgenomen in artikel 2753, §3

WIB.334

196. In 2013 heeft de Commissie besloten een formele onderzoeksprocedure op te starten naar

de Belgische regeling. Hoewel deze thans in overeenstemming was met de Europese

regelgeving, rezen er toch grondige twijfels over de verenigbaarheid ervan in het verleden335.

Indien deze twijfels terecht waren en er dus effectief sprake zou zijn van verboden staatssteun

(thans in de zin van artikel 107, eerste lid VWEU), heeft dit tot gevolg dat alle in het verleden

verleende steun door de begunstigde ondernemingen terugbetaald zou moeten worden. Niet

enkel de Belgische staat, maar ook de begunstigden van de maatregel, hadden er dus alle

belang bij dat de maatregel verenigbaar was met de Europese regelgeving.

197. De Commissie was de mening toegedaan dat België onrechtmatige steun heeft verleend

doordat er voor de periode van 4 juli 2011 tot de invoering van de definities van

onderzoeksprojecten (met ingang van 1 januari 2014) geen definities van de

onderzoekscategorieën die in aanmerking komen voor de vrijstellingsregeling in de Belgische

wetgeving waren ingeschreven. Dit zou volgens haar onverenigbaar zijn met het principe van

de interne markt.

198. Om te beoordelen of de Belgische maatregel betreffende de vrijstelling van doorstorting

van de bedrijfsvoorheffing voor Young Innovative Companies al dan niet verenigbaar was

332 Besluit van de Europese Commissie betreffende Steunmaatregel SA.20326 (2013/C) (ex 2012/NN) – Maatregelen houdende gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor O&O. Uitnodiging overeenkomstig art. 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie om opmerkingen te maken, Publicatieblad C69/122, 7 maart 2014. 333 Het percentage werd verhoogd van 50% naar 75% krachtens de economische herstelwet van 27 maart 2009. 334 Zie supra, deel 2.2.5 335 Hier wordt met name de periode van 4 juli 2011 tot de invoering van de litigieuze definities in het WIB bedoeld. Immers, het besluit van 4 juli 2006 betrof een aanvankelijke looptijd van 5 jaar, waarna de maatregel verlengd kon worden met een nieuwe termijn van 5 jaar. In casu had de maatregel moeten aflopen op 4 juli 2011.

Page 90: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

84

met de interne markt, hanteerde de Commissie tot 30 juni 2014 de criteria vastgelegd in de

communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en

innovatie.336

Punt 5.1.1 van het O&O&I-steunkader luidde:

“Het gesteunde deel van het onderzoeksproject moet volledig binnen één of meer van

de volgende onderzoekscategorieën vallen: fundamenteel onderzoek, industrieel

onderzoek, experimentele ontwikkeling.”

Uit de mededeling van de Commissie in datum van 4 december 2013 blijkt dat:

“Tijdens de monitoringsexercitie heeft de Commissie de Belgische autoriteiten

gevraagd welke O&O-projecten in het kader van de regeling zijn uitgevoerd, en meer

in het bijzonder welke onderzoekscategorie in de zin van het O&O&I-steunkader deze

projecten vallen. In de antwoorden van de Belgische autoriteiten wordt niet bevestigd

of de in het kader van de regeling uitgevoerde projecten wel degelijk onder de

onderzoekscategorieën vallen die in het O&O&I-steunkader zijn vermeld.”337

3.1.3 Resultaat van het onderzoek van de Commissie: verenigbaarheid

199. De Europese Commissie heeft haar onderzoek afgerond met een Besluit van 23 januari

2015.338 Hierin wordt geconcludeerd dat de maatregel voor Young Innovative Companies

weliswaar in strijd is met EU-recht, maar deze in de periode van 4 juli 2011 tot 30 juni 2014

verenigbaar geacht moet worden met de interne markt. In het KB van 23 maart 2014, dat de

artikelen 95/3 en 95/4 KB/WIB invoert, wordt namelijk bepaald dat vanaf dan het de POD

Wetenschapsbeleid is die bij het onderzoek van het dossier nagaat of de projecten in kwestie

in een van de onderzoekscategorieën vallen waarin de Belgische wetgeving in artikel 2753, §3

WIB (en als dusdanig ook het artikel 5.1 van het O&O&I-steunkader) voorzien.339 Alle door

336 Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie Pb EU C 323/1 van 30 december 2006, blz.1. (hierna: O&O&I-steunkader) 337 Uitnodiging om opmerkingen te maken, overweging (43). 338 Besluit 2015/810 van de Europese Commissie van 23 januari 2015, Pb 23 mei 2015 L 128/21. 339 Overweging (27) Besluit 2015/810 van de Commissie van 23 januari 2015, Pb 23 mei 2015 L 128/21.

Page 91: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

85

de Commissie onderzochte projecten bleken hieronder te vallen, waardoor de door België

verleende staatssteun wel degelijk verenigbaar was met de interne markt, weliswaar slechts tot

30 juni 2014.340

Vanaf 1 juli 2014 zou de regeling, zo de Europese Commissie, wel onder de

groepsvrijstellingsverordening kunnen vallen, indien ze aan de daar gestelde voorwaarden

voldoet. Om dit te kunnen beoordelen, heeft de Commissie de Belgische autoriteiten gevraagd

om haar te informeren over het resultaat van hun analyse en in voorkomend geval de

hernieuwing van de regeling aan te melden.341

Tot op het moment van het indienen van deze masterproef is hier echter nog geen verdere

evolutie van gekend.

3.2 Knelpunten betreffende de aftrek voor octrooi-inkomsten

200. Zoals reeds vermeld bij de bespreking van de octrooi-inkomsten die voor de aftrek in

aanmerking komen, stellen zich bijzondere problemen bij het bepalen van de

berekeningsbasis van de aftrek voor (hypothetische) octrooi-inkomsten. Om de coherentie

doorheen deze scriptie te bewaren, wordt ervoor gekozen het hele deel betreffende de

berekening van de aftrek hier te behandelen.

Daarenboven heeft zich in het verleden de vraag naar verenigbaarheid van de Belgische aftrek

voor octrooi-inkomsten met de Europese regelgeving betreffende staatssteun. Ook dit

onderdeel wordt onderstaand behandeld.

3.2.1 Berekening van de aftrek voor octrooi-inkomsten

3.2.1.1 Pro memorie: Percentage van de aftrek

201. Zoals reeds eerder vermeld (zie supra) bedraagt het tarief van de aftrek 80%, toegepast

op de octrooi-inkomsten bepaald overeenkomstig de artikelen 205/2 WIB tot 205/4 WIB.342

Dit komt de facto neer op een verlaging van de belastingdruk tot 6,8% (oftewel 80% x

33,99%).

340 Dit is de datum waarop het O&O&I-steunkader is komen te vervallen, waardoor verdere toetsing aan punt 5.1.1 niet langer mogelijk is. 341 Overweging (33) Besluit 2015/810 van de Commissie van 23 januari 2015, Pb 23 mei 2015 L 128/21. 342 Art. 205/1 WIB.

Page 92: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

86

202. Doordat de aftrek voor octrooi-inkomsten pas de vijfde van in totaal negen bewerkingen

uit de vennootschapsbelasting is, is het mogelijk dat de belastingdruk reeds door eerdere

bewerkingen (men denke aan de DBI-aftrek) verlaagd is, of door latere bewerkingen

(bijvoorbeeld de investeringsaftrek) verlaagd zal worden.343

3.2.1.2 Berekeningsbasis van de aftrek

203. Om te komen tot de berekeningsbasis van de aftrek, dient opnieuw een onderscheid

gemaakt te worden tussen enerzijds de inkomsten uit de octrooien die de vennootschap zelf

ontwikkeld heeft (i.e. de zogenaamde werkelijke octrooi-inkomsten) en anderzijds de

inkomsten die de vennootschap verkrijgt uit octrooien en licenties van derden (dit zijn de

zogenaamde hypothetische octrooi-inkomsten).

i) Werkelijke octrooi-inkomsten

204. De berekening van de vergoeding voor licenties die de vennootschap heeft verleend op

eigen ontwikkelde octrooien is de meest eenvoudige van de twee.

De basis waarop de aftrek berekend wordt, wordt immers gevormd door de (vaste of

variabele) vergoedingen die van derden ontvangen worden. De aftrek voor octrooi-inkomsten

die de vennootschap kan genieten, bestaat vervolgens uit 80% van de ontvangen octrooi-

inkomsten. Voorwaarde hierbij is wel, zoals reeds eerder vermeld, dat de vergoedingen

marktconform zijn.344

Een voorbeeld:

“Vennootschap ‘ABC’ verleent een licentie op een octrooi dat ze zelf ontwikkeld heeft

in een in België gelegen onderzoekscentrum. Deze licentie wordt verleend aan een

niet-verbonden buitenlandse onderneming ‘XYZ’. Voor de exploitatie van deze licentie

betaalt ‘XYZ’ jaarlijks 100 euro aan royalty’s aan ‘ABC’.345

Bruto-ontvangst van ‘ABC’: €100

Octrooiaftrek: €80 (80% van 100)

-> Belastbare basis in hoofde van ‘ABC’: €20

343 P. RENS, “De Belgische octrooiaftrek”, AFT 2008, afl. 11, 15. 344 Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2006-2007, nr. 51-3058/001, 40. 345 We vertrekken uit de hypothese dat de royalty die ‘XYZ’ betaalt enkel betrekking heeft op het octrooi in kwestie. Er dient dus geen uitsplitsing te gebeuren.

Page 93: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

87

Verschuldigde belasting: €6,8 (33,99% van 20)

Netto-ontvangst van ‘ABC’: €93,2 (100-6,8)” 346

Hierbij is er geen roerende voorheffing verschuldigd op de ontvangen vergoedingen, daar

krachtens artikel 111 KB/WIB royalty’s betaald aan binnenlandse vennootschappen daarvan

worden vrijgesteld.347

205. De problemen die zich in dit kader stellen, komen voornamelijk voor bij grote

ondernemingen. Zij hebben vaak vele octrooien in bezit. Hierdoor is het niet vanzelfsprekend

om te weten welke licentievergoedingen exact bij welk octrooi horen. Bijkomend probleem is

dat van de vergoedingen die zowel betrekking hebben op octrooien als op rechten die niet

kwalificeren voor de aftrek voor octrooi-inkomsten (bijvoorbeeld knowhow die niet

onlosmakelijk verbonden is met het octrooi in kwestie).348

206. In een ontwerpadvies van 28 november 2012 heeft de Dienst voor Voorafgaande

Beslissingen deze materie behandeld. In het kader van de werkelijke octrooi-inkomsten wordt

daarbij een onderscheid gemaakt tussen drie basisscenario’s.349

207. Indien het octrooi uitsluitend aan derden in licentie wordt gegeven (zoals in bovenstaand

voorbeeld) is er weinig discussie mogelijk. In dat geval houdt de Dienst voor Voorafgaande

Beslissingen enkel voor dat moet nagegaan worden of de vergoeding wel degelijk volledig

betrekking heeft op het octrooi dat aan de licentie ten grondslag ligt (en de daarmee

onlosmakelijk verbonden knowhow); de vergoeding mag bijgevolg geen betrekking hebben

op niet voor de aftrek voor octrooi-inkomsten kwalificerende rechten.

208. Het tweede onderscheiden scenario betreft het verlenen van licenties aan zowel derden

als aan groepsvennootschappen. De royalty die verkregen wordt van de verbonden

346 S. OPSOMER, De aftrek voor octrooi-inkomsten in België, onuitg. masterproef Handelswetenschappen UGent, 2014, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/468/RUG01-002164468_2014_0001_AC.pdf. 347 S. VAN CROMBRUGGE en S. HUYSMAN, “De aftrek voor octrooi-inkomsten” in S. VAN CROMBRUGGE (ed.), Actuele fiscale thema’s 2007, Kalmthout, Biblo, 2008, 62. 348 E. WARSON, M. FORIERS, “Aftrek voor octrooi-inkomsten praktisch toegelicht” Fisc.Act 2008, afl. 19, 5. 349 B. SPRINGAEL, “Recente rulings en ontwerpadvies inzake verrekenprijsmethodologie”, Fiscoloog 2013, afl. 1323, 4.

Page 94: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

88

vennootschap moet in dergelijk geval bepaald worden met respect voor het arm’s length-

principe (artikel 185, §2 WIB). Indien de omstandigheden waarin de royalty verworven van

de derde, niet-verbonden onderneming, vergelijkbaar zijn met de omstandigheden waarin de

royalty van de verbonden vennootschap verkregen wordt, kan de royalty verkregen van de

derde beschouwd worden als een zogenaamde interne CUP. Deze interne CUP kan men

gebruiken om de hoogte van de royalty van de verbonden onderneming te bepalen.

De interne CUP-methode (afkorting voor interne Comparable Uncontrolled Price-methode) is

een begrip uit de materie van Transfer Pricing. Deze methode laat toe de prijzen die toegepast

worden voor de levering van goederen of de verrichting van diensten met gelieerde entiteiten

te vergelijken met de prijs die vastgesteld wordt voor soortgelijke verrichtingen die onder

gelijkaardige omstandigheden plaatsvinden tussen onafhankelijke ondernemingen. Meer

specifiek zoekt men een transactie die plaatsgevonden heeft tussen de vennootschap en een

verbonden onderneming en vergelijkt men de prijs hiervan met deze van een transactie die,

onder vergelijkbare omstandigheden, plaatsgevonden heeft tussen diezelfde vennootschap en

een derde, niet-verbonden onderneming.

Naast de interne CUP-methode, bestaat er ook een externe CUP-methode. In dit laatste geval

vergelijkt men de betrokken transactie met eenzelfde transactie die heeft plaatsgevonden

tussen van elkaar onafhankelijke ondernemingen.

Indien deze prijzen niet met elkaar corresponderen, kan dit erop wijzen dat de transactie

tussen de gelieerde ondernemingen niet at arm’s length heeft plaatsgevonden.350

De praktijk leert dat deze methode slechts weinig toepassing vindt in het kader van werkelijke

octrooi-inkomsten. De moeilijkheid hierbij ligt mijns inziens in de aanwezigheid van

vergelijkbare omstandigheden tussen de transactie met de groepsleden en deze met derde,

onafhankelijke ondernemingen. Hoewel de Dienst voor Voorafgaande beslissingen al

veelvuldig uitspraak heeft moeten doen over de bepaling van de berekeningsbasis van de

octrooi-aftrek, werden hier geen toepassingsgevallen gevonden van de interne CUP-methode

in het kader van werkelijke octrooi-inkomsten.

350 L. BATSELIER, Transfer Pricing, Mechelen, Kluwer, 2013, 28.

Page 95: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

89

209. Het derde en laatste onderscheiden scenario betreft dat van de licentie die enkel aan

leden van de vennootschapsgroep wordt verleend. In dergelijk geval verwijst het

ontwerpadvies naar de door de OESO aanvaarde methoden inzake verrekenprijzen.351

Deze traditionele verrekenprijsmethoden omvatten de kostenbenadering (de zogenaamde cost

plus method), de inkomstenbenadering (resale minus method) en de marktbenadering (CUP

methods).

De cost plus method bepaalt de verkoopprijs van goederen aan verbonden ondernemingen aan

de hand van de kosten die men betaald heeft aan onafhankelijke derden. Deze kosten verhoogt

men vervolgens met een bepaalde winstopslag om zo een marktconforme vergoeding te

verkrijgen.352

De resale minus method maakt gebruik van de prijs waaraan een product dat verworven is van

een verbonden onderneming, verkocht wordt aan een onafhankelijke onderneming. Deze prijs

wordt dan verminderd met een brutomarge zodat de verkoper een redelijke winst kan

realiseren op desbetreffende transactie.353

In vele gevallen zullen deze methoden echter geen toepassing kunnen vinden, bij gebrek aan

referentiepunten. Bijgevolg wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de transactionele

verrekenprijsmethoden en meer specifiek, de restwinstbenadering (residual profit split

method).

Deze laatste methode gaat uit van de verkoopprijs van de betrokken producten. Hierop wordt

een verkoopsmarge in mindering gebracht die overeenstemt met de directe kosten (hetgeen

het verbruik van de grondstoffen en de directe productiekosten omvat) en de indirecte kosten

(de bezoldigingen, algemene kosten,…), vermeerderd met een winstopslag. Het overblijvende

bedrag wordt geacht overeen te stemmen met de vergoeding van het octrooi.354

Een toepassing hiervan is terug te vinden in voorafgaande beslissing nr. 2015.593.355

351 B. SPRINGAEL, “Recente rulings en ontwerpadvies inzake verrekenprijsmethodologie”, Fiscoloog 2013, afl. 1323, 4; zie ook voorafgaande beslissing nr. 2012.121 van 19 juni 2012, waar zowel de CUP-methode als de Resale Minus-methode gebruikt worden om de hoogte van de licentievergoeding at arm’s length te bepalen. 352 L. BATSELIER, Transfer Pricing, Mechelen, Kluwer, 2013, 33. 353 L. BATSELIER, Transfer Pricing, Mechelen, Kluwer, 2013, 29-30. 354 B. SPRINGAEL, “Recente rulings en ontwerpadvies inzake verrekenprijsmethodologie”, Fiscoloog 2013, afl. 1323, 4. 355 Voorafgaande beslissing nr. 215.593 van 24 november 2015.

Page 96: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

90

X, een Belgische vennootschap, maakt deel uit van een groep. De werkzaamheden van de

groep kunnen onderverdeeld worden in drie deelactiviteiten: groepslid Y staat in voor de

productie van de geoctrooieerde producten, groepsleden A en B verzorgen de (nationale resp.

internationale) distributie en groepslid X verricht de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten

binnen de groep. De verschillende octrooien zijn ondergebracht in X, die ze, tegen

vergoeding, in licentie geeft aan Y. In casu wordt het bedrag van de werkelijke royalty

vergeleken aan de hand van de (externe) CUP-methode en de restwinst-methode.

ii) Hypothetische octrooi-inkomsten

210. De berekening van de hypothetische octrooi-inkomsten is iets minder vanzelfsprekend.

De grondslag van de aftrek wordt in casu immers gevormd door het deel van de verkoopprijs

van het geoctrooieerde product dat wordt geacht een vergoeding te zijn voor het verwerven

van het octrooi.356 Daarnaast dient luidens artikel 205/3 WIB ook een vermindering van de

grondslag te worden doorgevoerd.

Berekening van de aftrek

211. In de wetteksten wordt, op het marktconforme karakter van de vergoeding na, niets

vermeld aangaande de berekening van de hypothetische octrooi-inkomsten. Bijgevolg komt

het er op neer het bedrag van de vergoeding te bepalen die een onafhankelijke onderneming

zou moeten betalen voor het verkrijgen van een licentie om de betrokken goederen of diensten

aan derden te kunnen aanbieden.357

212. In dezen kan men twee situaties onderscheiden. De eerste situatie betreft het geval

waarin de vennootschap niet enkel een octrooi zelf exploiteert, maar ook licenties verleend

heeft op dat octrooi. De tweede situatie betreft deze waarin de vennootschap het octrooi enkel

gebruikt om zelf het geoctrooieerde product te vervaardigen.

213. In het eerste geval zal er vaak een referentiepunt voorhanden zijn ter bepaling van de

hypothetische inkomsten (namelijk indien de vennootschap ook werkelijke royalty’s ontvangt

op desbetreffend octrooi). In dergelijk geval kunnen de ontvangen royalty’s dan dienen als

vergelijkingspunt ter bepaling van de hypothetische octrooi-inkomsten. Wel dient te worden

356 K. SPAGNOLI, “België op weg om fiscaal paradijs voor R&D-activiteiten te worden”, Fisc.Act. 2007, afl. 12, 10. 357 B. SPRINGAEL, “Recente rulings en ontwerpadvies inzake verrekenprijsmethodologie”, Fiscoloog 2013, afl. 1323, 4.

Page 97: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

91

opgemerkt dat dit vergelijkingspunt niet altijd bruikbaar blijkt. Indien de licentienemer

bijvoorbeeld actief is in een regio die volledig verschilt van de regio waarin de licentiegever

actief is, zal voormelde methode moeilijk kunnen worden toegepast.358

214. Indien de vennootschap de octrooien enkel gebruikt om zelf de geoctrooieerde producten

te produceren, zal de vennootschap een transfer pricing analyse moeten doen om de meest

gepaste berekeningsmethode te kunnen hanteren. Hiervoor dient ze gebruik te maken van de

OESO-richtlijnen betreffende transfer pricing.359

Deze richtlijnen omvatten zowel traditionele als transactionele verrekenprijsmethoden.

Hoewel de Dienst voor Voorafgaande Beslissingen de voorkeur geeft aan de traditionele

verrekenprijsmethoden (te weten de cost plus method, de resale minus method en de CUP

method – zie supra), blijken deze vaak niet toepasbaar. In dergelijke gevallen dient gebruik te

worden gemaakt van de restwinst-methode (residual profit split method).360

Vermindering van de aftrek

215. De hypothetische octrooi-inkomsten, welke dus verkregen worden in het geval de

octrooien en licentierechten van derden worden verworven, moeten worden verminderd met

(i) de vergoedingen, van welke aard ook, die verschuldigd zijn aan derden voor het verkrijgen

van octrooien en (ii) de afschrijvingen op de aanschaffings- of beleggingswaarde van de

verkregen octrooien.361 De vermindering dient toegepast te worden ongeacht de volle

eigendom, de mede-eigendom of het vruchtgebruik op het octrooi verworven wordt.362

216. Deze verminderingen hebben tot doel om misbruiken te vermijden. Mochten deze

verminderingen niet hebben bestaan, zouden vennootschappen immers een dubbel voordeel

kunnen genieten: de vennootschap zou een octrooi kunnen kopen of in licentie kunnen nemen,

waarna ze dat octrooi vervolgens zelf in licentie geeft. Zodoende kan de vennootschap de

358 I. ONKELINX en P. RENS, “Eerst voorafgaande beslissingen inzake octrooiaftrek gepubliceerd”, Fiscoloog 2009, afl. 1180, 3. 359 Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations, OECD 2010. 360 Zie supra; zie tevens hieromtrent B. SPRINGAEL, “Recente rulings en ontwerpadvies inzake verrekenprijsmethodologie”, Fiscoloog 2013, afl. 1323, 4. 361 Art. 205/3 WIB. 362 C. BUYSSE, “Aftrek voor octrooi-inkomsten: vermindering ‘per octrooi’ toepassen”, Fiscoloog 2008, afl. 1117, 4.

Page 98: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

92

octrooiaftrek genieten, maar realiseert ze daarenboven beroepskosten (afschrijvingen,

vergoedingen) die ze kan aftrekken.363 Door de vermindering toe te passen, wordt de

berekeningsbasis van de hypothetische octrooi-inkomsten gereduceerd tot de toegevoegde

waarde van de verbetering die de vennootschap heeft aangebracht.364

217. De wet bepaalt dat de vermindering slechts toegepast moet worden voor zover de aan

derden verschuldigde vergoedingen en afschrijvingen ten laste worden gelegd van het in

België belastbare resultaat van het belastbaar tijdperk. Er zal dus geen vermindering moeten

toegepast worden indien de vergoedingen en afschrijvingen ten laste komen van buitenlandse

vennootschappen of vaste inrichtingen van Belgische vennootschappen in het buitenland.

218. Daarnaast behandelt de wet ook de situatie waarin een vennootschap vergoedingen en

afschrijvingen heeft die niet enkel betrekking hebben op octrooien, maar ook bijvoorbeeld op

modellen, merken of andere intellectuele rechten die worden uitgesloten van het

toepassingsgebied van de aftrek voor octrooi-inkomsten.365 In voorkomend geval dient een

uitsplitsing te worden gemaakt, zodat enkel het deel van de vergoeding of afschrijving die

betrekking heeft op octrooien in mindering wordt gebracht.366

219. Tot slot bepalen artikel 205/3, §2 en §3 WIB dat de aan derden verschuldigde

vergoedingen en afschrijvingen, en de aanschaffings- of beleggingswaarde van de octrooien

die men wil afschrijven marktconform moeten zijn. Deze voorwaarde is van belang in het

geval er bijzondere verhoudingen bestaan tussen de vennootschap en de derde met wie de

overeenkomst wordt gesloten. Hiermee wil de wetgever voorkomen dat belastingplichtigen

hun belastbare grondslag in België kunstmatig zouden opdrijven om dan de aftrek van

octrooi-inkomsten ten belope van 80% te kunnen genieten.367 Hiertoe wordt gekeken naar de

363 Memorie van toelichting bij Ontwerp van Programmawet, Parl.St. Kamer 2006-2007, nr. 51-3058/001, 39. Merk op dat de vermindering van de inkomsten niet tot gevolg heeft dat de aftrekbaarheid van de vergoedingen en afschrijvingen gereduceerd wordt. Zij blijven aftrekbaar als beroepskost volgens de normale regels. Zie hieromtrent I. ONKELINX en P. VAN DEN BERGHE, “Programmawet: nieuwe belastingaftrek voor octrooi-inkomsten”, Fiscoloog 2007, afl. 1067, 3-4. 364 K. SPAGNOLI, “De belastingaftrek voor octrooi-inkomsten” in L. MAES, H. DE CNIJF en L. DE BROECK, Fiscaal Praktijkboek Directe Belastingen 2007-2008, Mechelen, Kluwer, 2007, 41. 365 Art. 205/3, §1, tweede lid WIB. 366 B. SPRINGAEL, B. VAN ASBROECK, K. VAN DE VELDEN, Aftrek voor octrooi-inkomsten: geanalyseerd en vergeleken, Gent, Larcier, 2010, 81-82. 367 S. VAN CROMBRUGGE, S. HUYSMAN, “De aftrek voor octrooi-inkomsten” in S. VAN CROMBRUGGE (ed.), Actuele fiscale thema’s 2007, Kalmthout, Biblo, 2008, 64.

Page 99: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

93

vergoedingen en aanschaffings- en beleggingswaarde die zou zijn overeengekomen tussen

onafhankelijke ondernemingen.

220. In de rechtsleer rees bijkomend de vraag of de vermindering globaal moet worden

toegepast of voor elk octrooi apart. Het is immers mogelijk dat een vennootschap meerdere

octrooien verworven heeft van derden, waarbij voor één van de octrooien de vermindering

meer bedraagt dan de inkomsten die het octrooi zelf heeft opgeleverd. Mag in voorkomend

geval dat negatieve saldo worden afgetrokken van (het positieve bedrag van) de inkomsten

van de andere octrooien?368 Zowel de rechtsleer als de Administratie zijn het er over eens dat

deze vermindering voor elk octrooi afzonderlijk dient te gebeuren.369

221. Het is tenslotte mogelijk dat vennootschappen de vermindering zouden proberen te

omzeilen door de verschuldigde vergoedingen en afschrijvingen niet effectief in haar

boekhouding op te nemen. De Administratie heeft dienaangaande verduidelijkt dat de

vermindering betrekking heeft op alle kosten die normaal toegerekend worden aan het in

België behaalde belastbare resultaat. Ook al worden bepaalde vergoedingen en afschrijvingen

dus niet geboekt, toch komen ze in aanmerking voor het bepalen van de toepasselijke

vermindering.370

Berekeningsformule van de aftrek

222. De berekeningsbasis van de aftrek wordt verkregen door volgende berekening:

Ontvangen octrooi-inkomsten – (licentievergoedingen + afschrijvingen)

Om tot de uiteindelijke aftrek voor octrooi-inkomsten te komen, moet volgende formule

gehanteerd worden:

80% x [ontvangen octrooi-inkomsten – (licentievergoedingen + afschrijvingen)].371

368 I. ONKELINX en P. VAN DEN BERGHE, “Programmawet: nieuwe belastingaftrek voor octrooi-inkomsten”, Fiscoloog 2007, afl. 1067, 4. 369 C. BUYSSE, “Aftrek voor octrooi-inkomsten: vermindering ‘per octrooi’ toepassen”, Fiscoloog 2008, afl. 1117, 12. 370 I. ONKELINX en P. VAN DEN BERGHE, “Programmawet: nieuwe belastingaftrek voor octrooi-inkomsten”, Fiscoloog 2007, afl. 1067, 6. 371 P. RENS, “De Belgische octrooiaftrek”, AFT 2008, afl. 11, 14.

Page 100: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

94

3.2.2 Verenigbaarheid met Europese staatssteunregels

3.2.2.1 Algemeen

223. Artikel 107, lid 1 VWEU heeft tot doel concurrentieverstorende maatregelen van de

lidstaten tegen te gaan. Het artikel bepaalt dat steunmaatregelen van de staten of in welke

vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde

ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar zijn

met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig

beïnvloedt.

224. Opdat er dus sprake zou kunnen zijn van verboden staatssteun, moet volgens het artikel

aan vier voorwaarden voldaan worden: (i) de betrokken maatregel kent een economisch

voordeel toe aan de begunstigde ervan, (ii) dit voordeel wordt door de overheid verleend, (iii)

de betrokken maatregel vervalst de mededinging of dreigt deze te vervalsen en kan het

handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden en (iv) het betreft een selectief

toegekend voordeel.

225. In het algemeen genomen, voldoen alle nationale regimes inzake de octrooi-aftrek aan de

eerste twee voormelde voorwaarden. De maatregelen voorzien immers in ieder geval in een

economisch voordeel aan de begunstigde ervan, dat bekostigd wordt met staatsmiddelen.372

Hieruit besluit men dat de aftrek voor octrooi-inkomsten, en zelfs meer in het algemeen

fiscale stimulansen voor onderzoek en ontwikkeling, als staatssteun kunnen worden

opgevat.373

226. De derde aangehaalde voorwaarde, namelijk de (potentiële) ongunstige beïnvloeding van

het handelsverkeer tussen de lidstaten, wordt vaak geacht voldaan te zijn en deze voorwaarde

wordt bijgevolg amper onderzocht.374

372 J. LUTS, “Belgisch regime van de aftrek voor octrooi-inkomsten. Vergelijking met andere Europese ‘IP box’-regimes en toetsing aan Europese regels inzake schadelijke belastingconcurrentie en staatssteun”, AFT 2014, afl. 3, 12. 373 COM(2006), 728F, Naar een doeltreffender gebruik van fiscale steunmaatregelen voor O&O, http://eur-lex.europa.eu. 374 J. LUTS, “Belgisch regime van de aftrek voor octrooi-inkomsten”, AFT 2014, afl. 3, 12.

Page 101: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

95

227. Bijgevolg hangt het antwoord op de vraag of het regime van de octrooi-aftrek (in het

algemeen genomen) al dan niet verboden staatssteun uitmaakt af van de selectiviteit van de

maatregel. In een mededeling van 22 november 2006375 heeft de Europese Commissie immers

laten verstaan dat O&O-belastingprikkels die niet selectief zijn, dus indien ze van toepassing

zijn op allerlei ondernemingen (ongeacht omvang, soort of sector), zouden worden behandeld

als onderdeel van de vennootschapsbelasting.376 De maatregel moet dus een algemene

strekking hebben.377

3.2.2.2 Toepassing op het Belgische regime inzake de octrooi-aftrek

228. Zoals reeds eerder in deze scriptie aangehaald, is de octrooiaftrek, hoewel in het leven

geroepen onder invloed van de farmaceutische industrie, van toepassing op alle

ondernemingen en binnen alle sectoren. Uitgesloten van het toepassingsgebied zijn natuurlijke

personen (die onder de personenbelasting of belasting der niet-inwoners vallen) die op

zelfstandige basis een eenmanszaak vormen, alsook lichamen onderworpen aan de

rechtspersonenbelasting.

229. De praktijk leert dat de uitsluiting van de eenmanszaken geen problemen stelt, daar deze

eenmanszaken zich in de meeste gevallen niet bezig houden met onderzoeks- en

ontwikkelingsactiviteiten.378

De uitsluiting van de laatste categorie wordt gerechtvaardigd door het gegeven dat zij enkel in

het kader van de roerende voorheffing belastbaar zijn op de door hen behaalde octrooi-

inkomsten.

230. Daarnaast impliceert de vereiste van de ontwikkeling of verbetering van de

geoctrooieerde producten of procedés in een onderzoekscentrum379 niet dat dit

onderzoekscentrum in België gevestigd is; ook indien het onderzoekscentrum in het

buitenland gelegen is, kan de aftrek van octrooi-inkomsten genoten worden (mits aan de

andere toepassingsvoorwaarden voldaan wordt).

375 COM(2006), 728F, Naar een doeltreffender gebruik van fiscale steunmaatregelen voor O&O, http://eur-lex.europa.eu. 376 Zie punt 3.2 van de mededeling. 377 K. SPAGNOLI, “De belastingaftrek voor octrooi-inkomsten” in L. MAES, H. DE CNIJF en L. DE BROECK, Fiscaal praktijkboek voor directe belastingen 2007-2008, Mechelen, Kluwer, 2009, 44. 378 DE BRABANDT, V., De aftrek voor octrooi-inkomsten, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2010, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/256/RUG01-001458256_2011_0001_AC.pdf. 379 Pro memorie: deze vereiste geldt met ingang van aanslagjaar 2014 niet langer voor KMO-ondernemingen.

Page 102: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

96

231. Conclusie uit bovenstaande is dat de aftrek voor octrooi-inkomsten, zoals deze vandaag

in België van toepassing blijkt, mijns inziens beschouwd kan worden als een maatregel met

een algemene strekking.

3.2.3 BEPS – Actiepunt 5

232. In 2013 hebben de OESO en de G20-landen samen een actieplan opgesteld inzake ‘Base

Erosion and Profit Shifting’ (BEPS). Dit plan heeft, zoals de benaming reeds doet vermoeden,

tot doel de uitholling van de belastingbasis en het verschuiven van winst aan te pakken.380 Dit

actieplan bestaat uit 15 aandachtspunten. Het vijfde actiepunt betreft “Countering Harmful

Tax Practices More Effectively, Taken into Account Transparency and Substantce”, hetgeen

uiteenvalt in twee delen: enerzijds vereist men ‘daadwerkelijke economische activiteit’ opdat

men als vennootschap van een preferentieel regime zou kunnen genieten en anderzijds

voorziet men in een automatische uitwisseling van gegevens.

233. Het is dit eerste luik, dat ook wel bekend staat onder de benaming ‘nexus approach’ dat

van groot belang is voor (onder meer) de bestaande octrooiregimes. De aanwezigheid van een

‘daadwerkelijke economische activiteit’ zal men immers kunnen toetsen aan de hand van de

uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling van de belastingplichtige die de octrooi-aftrek wil

toepassen. Men legt dus een link (‘nexus’) met de uitgaven voor onderzoek en

ontwikkeling.381

234. De toepassing van deze ‘nexus approach’ heeft tot doel de voordelen van de door de

lidstaten ontwikkelde gunstregimes enkel toe te kennen aan een belastingplichtige in een

bepaalde lidstaat, voor zover deze belastingplichtige in die lidstaat ook kwalificerende O&O-

uitgaven heeft gegenereerd.382 Hoewel het de bedoeling is dat deze ‘nexus approach’ van

toepassing is op alle fiscale maatregelen, wordt vandaag de dag, bij wijze van test case, de

aandacht voornamelijk gevestigd op de octrooiboxen.383

380 B. SPRINGAEL, “BEPS dwingt ‘octrooiboxen’ tot aanpassing”, T.F.R. 2015, afl. 486, 670. 381 B. SPRINGAEL, “BEPS dwingt ‘octrooiboxen’ tot aanpassing”, T.F.R. 2015, afl. 486, 670. 382 N. ENGELMANN, Y. MONDELAERS, C. LAPPEN, “Base Erosion and Profit Shifting: hertekening internationale fiscaliteit”, Fiscoloog Internationaal 2015, afl. 385, 5. 383 B. SPRINGAEL, “BEPS dwingt ‘octrooiboxen’ tot aanpassing”, T.F.R. 2015, afl. 486, 671.

Page 103: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

97

235. Uit het rapport van de OESO384 blijkt dat geen van de 43 onderzochte IP-regimes de test

van de ‘nexus approach’ heden doorstaat. Bijgevolg moeten de lidstaten hun IP-regimes, en

meer specifiek voor België het stelsel betreffende de aftrek voor octrooi-inkomsten, herzien

tegen ten laatste 30 juni 2016. België zal op minstens twee vlakken zijn aftrek voor octrooi-

inkomsten moeten wijzigen: enerzijds mag de aftrek in de toekomst enkel betrekking hebben

op de netto-octrooi-inkomsten (daar waar de aftrek nu plaatsvindt op de brutto-inkomsten);

anderzijds zal moeten voorzien worden in een mogelijkheid tot tracking and tracing van de

kosten voor onderzoek en ontwikkeling, zodat de belastingplichtige de mogelijkheid wordt

geboden om aan te tonen welke uitgaven betrekking hebben op een specifiek octrooi-

inkomen.385

236. Wel wordt voorzien in een overgangsperiode, de zogenaamde ‘grandfathering’-

clausules. Deze clausules laten toe de octrooibox-regimes alsnog (tijdelijk) toe te passen

zonder dat de maatregel als schadelijk wordt beschouwd. Wel zijn hier een aantal

voorwaarden aan verbonden. Vooreerst mogen er geen nieuwe ondernemingen meer toetreden

tot het bestaande regime. Daarnaast moet er voorzien worden in een definitieve datum van

afschaffing.386 Tot slot moet het regime ook voorzien in transparantie en

gegevensuitwisseling.

237. Het is nu zeer de vraag welke maatregelen de Belgische overheid zal nemen ter

aanpassing van het bestaande regime van de aftrek voor octrooi-inkomsten, en of men al dan

niet gebruik zal maken van de voorziene overgangsregeling.

3.3 Omzetting van de Europese Accountancyrichtlijn: invloed op de

investeringsaftrek

3.3.1 Situatieschets

238. De wet van 18 december 2015 tot omzetting van de zogenaamde Accountancyrichtlijn,

heeft een nieuw artikel 15 W. Venn. ingevoerd (zie supra). Ook op louter fiscaal vlak heeft

384 OECD, Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance. ACTION 5: 2015 Final Report, www.dx.doi.org/10.1787/9789264241190-en. 385 N. ENGELMANN, Y. MONDELAERS, C. LAPPEN, “Base Erosion and Profit Shifting: hertekening internationale fiscaliteit”, Fiscoloog Internationaal 2015, afl. 385, 6. 386 Deze datum werd bepaald op 30 juni 2021.

Page 104: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

98

deze richtlijn echter een nieuwigheid ingevoerd: volgens de richtlijn is het niet langer

toegestaan om kosten van onderzoek te activeren. Kosten betreffende ontwikkeling kunnen

daarentegen nog steeds geactiveerd worden. Deze bepaling werd in de Belgische interne

rechtsorde omgezet middels een KB van 18 december 2015387, dat het woord ‘onderzoek’

schrapt in het overzicht van de rubrieken van de balans en in de definities van artikel 95, §1,

II KB/WIB.388 Bijgevolg maken voormelde kosten van onderzoek geen immateriële vaste

activa meer uit. De wijziging heeft uitwerking vanaf 1 januari 2016.

Kosten van onderzoek mogen alsdan niet meer geactiveerd worden. Om te bepalen welke

kosten hier exact onder vallen, wordt in het Verslag aan de Koning verwezen naar de definitie

van ‘onderzoek’ in CBN-advies 2012/13. Het betreft ‘de originele, systematisch uitgevoerde

werkzaamheden, in de hoop inzicht te verkrijgen en nieuwe wetenschappelijke of technische

kennis te verwerven’. Onder ‘ontwikkeling’ wordt dan weer verstaan ‘de concrete uitvoering

van ontwerpen of studies voor de productie van nieuwe of aanzienlijk verbeterde materialen,

werktuigen, producten, procedés, systemen of diensten door gebruik te maken van

ontdekkingen of verworven kennis alvorens een productie te starten die kan worden

gecommercialiseerd’.389

3.3.2 Problematiek

239. Opdat een vennootschap de investeringsaftrek of het belastingkrediet voor onderzoek (en

ontwikkeling) zou kunnen genieten, vereist de fiscale wet dat de betrokken vaste activa

afschrijfbaar zijn en over ten minste drie jaar worden afgeschreven (artikel 75, 4° resp. artikel

289quater, lid 1 WIB). Indien kosten voor onderzoek niet langer geactiveerd mogen worden,

kunnen de betrokken activa ook niet meer boekhoudkundig worden afgeschreven, waardoor

desbetreffende kosten geen aanleiding meer kunnen geven tot een van bovenvermelde fiscale

387 KB van 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, BS 30 december 2015. 388 X, “Vervalt de investeringsaftrek en het belastingkrediet voor kosten van onderzoek na de omzetting van de Boekhoudrichtlijn?”, Fisc.Act. 2015, afl. 29, 1-3. 389 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking

immateriële vaste activa, 10 oktober 2012, nr. 2012/13, http://www.cnc-cbn.be/files/advice/link/CBN_advies_2012_130.pdf.

Page 105: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

99

stimuli. Bijgevolg zullen deze maatregelen, op het eerste zicht, enkel nog toepassing kunnen

vinden op kosten die betrekking hebben op ‘ontwikkeling’.

240. Het verslag aan de Koning suggereert echter dat het nog steeds mogelijk is om kosten

van ‘onderzoek’ te activeren ‘voor zover deze kosten onmiddellijk voor het geheel worden

afgeschreven in één en hetzelfde boekjaar. In voorkomend geval kunnen de ondernemingen de

betrokken kosten via een afschrijvingsexcedent in de belastingaangifte behandelen.’390

Hiertoe moeten de ondernemingen de kosten van onderzoek boekhoudkundig activeren en

onmiddellijk in hetzelfde boekjaar volledig afschrijven. Op deze manier komen die kosten

niet meer voor in de balans. Daarna nemen de ondernemingen een afschrijvingsexcedent op in

de belaste reserves van hun aangifte, dat vervolgens wordt afgetrokken, verspreid over

minstens twee volgende jaren (zodat men aan een afschrijvingsduur van ten minste drie jaar

komt zoals deze vereist wordt voor de toepassing ).391

241. De rechtsleer stelt zich echter grote vragen bij deze gegeven oplossing: boekhoudkundig

mogen de kosten van onderzoek niet meer geactiveerd worden. Hoe is het dan mogelijk om

op fiscaal vlak de ‘afschrijving’ van dergelijke kosten nog te kunnen aanvaarden? 392

De oplossing zou kunnen zijn om uitdrukkelijk in de fiscale wet in te schrijven dat kosten van

onderzoek in aanmerking komen voor de investeringsaftrek en het belastingkrediet voor

onderzoek en ontwikkeling. Een andere mogelijkheid is dat ondernemingen het begrip

‘onderzoek’, gebruikmakend van de gegeven definities, op een creatieve wijze invullen.393

In het laatste geval zou de Administratie soelaas kunnen bieden door het aannemen van een,

voor de ondernemingen die van de investeringsaftrek of het belastingkrediet gebruik willen

maken, gunstige houding in haar voorafgaande beslissingen.

390 Verslag aan de Koning bij Koninklijk besluit van 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, BS 30 december 2015. 391 J. VAN DYCK, “Toch nog investeringsaftrek voor investeringen in ‘onderzoek’?”, Fiscoloog 2016, nr. 1465, 1. 392 X, “Vervalt de investeringsaftrek en het belastingkrediet voor kosten van onderzoek na de omzetting van de Boekhoudrichtlijn?”, Fisc. Act. 2015, afl. 29, 1-3; J. VAN DYCK, “Toch nog investeringsaftrek voor investeringen in ‘onderzoek’?”, Fiscoloog 2016, afl. 1465, 1. 393 X, “Vervalt de investeringsaftrek en het belastingkrediet voor kosten van onderzoek na de omzetting van de Boekhoudrichtlijn?”, Fisc. Act. 2015, afl. 29, 1-3.

Page 106: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

100

242. Finaal dient te worden aangestipt dat het KB in een overgangsmaatregel voorziet: kosten

van onderzoek die op de balans werden geactiveerd (maar nog niet volledig zijn

afgeschreven) voor 1 januari 2016, kunnen nog van de oude regeling genieten. Deze kosten

kunnen alsnog genieten van de investeringsaftrek of van het belastingkrediet, op voorwaarde

dat de afschrijving over minstens drie jaar gebeurt.

Page 107: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

101

4. Algemene conclusie

243. De deadline van wat initieel de Lissabonstrategie was, heden de Europa 2020-strategie,

begint stilaan te naderen. De laatste cijfers die voorhanden zijn tonen dat België zeker op de

goeie weg is om haar plaats te verwerven in de kenniseconomie waar Europa nu volop op

inzet. In 2013 werd immers reeds 2,28% van het bruto Belgisch BBP besteed aan

investeringen in onderzoek en ontwikkeling.394 Om dit resultaat te kunnen bereiken, heeft de

overheid voorzien in een aantal belangrijke fiscale stimulansen ter creatie van een gunstig

klimaat voor onderzoek en ontwikkeling en ter bevordering van de economische expansie.

244. Toch was Europese druk niet de enige drijfveer die de Belgische overheid ertoe heeft

aangezet om volop in te zetten op het stimuleren van onderzoeks- en

ontwikkelingsactiviteiten. Heel wat fiscale gunstmaatregelen zijn immers ontstaan onder

invloed van lobbywerk van (hoofdzakelijk) de farmaceutische industrie. Ook de andere

sectoren hebben echter mee kunnen genieten van de talrijke fiscale incentives die het Belgisch

fiscaal recht rijk is. Immers, indien het toepassingsgebied van de maatregelen beperkt zou

blijven tot de farmaceutische sector, zou er sprake kunnen zijn van verboden

steunmaatregelen in de zin van artikel 107 VWEU.

245. De verenigbaarheid met de staatssteunregeling is echter niet het enige aspect waar de

regelgevende instanties rekening mee moeten houden. Ook de berekeningswijze van bepaalde

fiscale stimulansen (men denke aan de aftrek voor octrooi-inkomsten) en de interferentie van

het boekhoudrecht met het fiscaal recht (in het kader van de investeringsaftrek) kunnen

potentieel heel wat problemen veroorzaken.

246. Ondanks alle mogelijke hinderpalen, kan niet anders dan besloten worden dat België

over een zeer aangenaam investeringsklimaat voor onderzoek en ontwikkeling beschikt.

De grote troef hierbij is mijns inziens het feit dat, hoewel de regelingen een relatief algemeen

toepassingsgebied kennen, men toch rekening probeert te houden met kleine en nieuwe

ondernemingen, voor wie het niet altijd evident is om grote bedragen of een groot aantal

personeelsleden in te zetten voor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Hiermee tracht de

394 Nationaal Hervormingsprogramma van België, Indicatoren arbeidsmarkt, http://www.be2020.eu/data/indicators.php?lang=nl&IS=106.

Page 108: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

102

overheid de drempel te verlagen voor dergelijke ondernemingen, zodat ook zij dergelijke

activiteiten kunnen verrichten.

247. Deze “optimalisatie” van het toepassingsgebied van de fiscale stimuli voor onderzoek en

ontwikkeling heeft ook zijn weerslag op de regelgeving: het betreft een dynamische materie

die continu wordt blootgesteld aan Europese invloeden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat

ook op wetgevend vlak er de afgelopen jaren heel wat initiatieven de revue zijn gepasseerd.

Daarnaast heeft ook de fiscale Administratie, en in mindere mate tevens de rechtspraak,

uitgebreid standpunten geformuleerd over de toepassing van deze fiscale gunstmaatregelen.

Dit alles heeft één belangrijk nadeel: door de wirwar van regelgeving en administratieve

standpunten is de materie van de fiscale stimuli voor onderzoek en ontwikkeling een zeer

technische en complexe materie geworden.

248. Tot slot zou ik graag nog willen opmerken dat men in het achterhoofd dient te houden

dat fiscale stimuli niet de enige incentives zijn van de overheid ter bevordering van onderzoek

en ontwikkeling in ons land. Naast de talrijke aftrekken en vrijstellingen, kunnen

ondernemingen ook vaak aanspraak maken op overheidssubsidies.395

395 Voor een overzicht van de beschikbare subsidies in Vlaanderen, zie http://www.iwt.be/subsidies.

Page 109: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

103

5. Bibliografie

Wetgeving

Wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, BS 9 maart 1985.

Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, BS 30 juli 1992.

Programmawet van 24 december 2002, BS 31 december 2002.

Programmawet van 8 april 2003, BS 17 april 2003.

Programmawet van 27 december 2004, BS 31 december 2004.

Wet van 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal, BS 30 juni

2005.

Wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, BS 19 juli

2005.

Wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, BS 30 december 2005.

Programmawet van 27 december 2006, BS 28 december 2006.

Wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (iv), BS 8 mei 2007.

Programmawet van 27 april 2007, BS 8 mei 2007.

Wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december 2009.

Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de

duurzame ontwikkeling (1), BS 28 juni 2013.

Page 110: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

104

Programmawet (I) van 26 december 2013, BS 31 december 2013.

Wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom" in het

Wetboek van Economisch Recht, en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI

in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek, BS 12 juni 2014.

Programmawet van 10 augustus 2015, BS 18 augustus 2015.

Wet van 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het

Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten,

geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde

ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en

de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, BS 30

december 2015.

Wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en

koopkracht, BS 30 december 2015.

KB nr. 48 van 22 juni 1982 tot wijziging van het W.I.B. inzake investeringsaftrek,

meerwaarden en afschrijvingen, BS 26 juni 1982.

KB van 5 januari 1993 betreffende het aanvragen en verlenen van aanvullende

beschermingscertificaten voor geneesmiddelen, BS 6 februari 1993.

KB van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, BS 13

september 1993.

KB van 8 november 1998 betreffende het aanvragen en het verlenen van aanvullende

beschermingscertificaten voor gewassenbeschermingsmiddelen, BS 9 januari 1999.

KB van 23 maart 2014 tot wijziging van het KB/WIB92 inzake de vrijstelling van

doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van art. 2753, §§ 2 en 3, van het Wetboek

van de Inkomstenbelastingen 1992, BS 31 maart 2014.

Page 111: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

105

KB van 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het

Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten,

geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde

ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en

de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, BS 30

december 2015.

Com.I.B., nr. 46/36.

Com.I.B., nr. 46/35.1.

Com.I.B., nr. 68/57.

Com.I.B., nr. 68/6.

Com.I.B., nr. 68/21.

Com.I.B., nr. 68/25.

Com.I.B., nr. 68/29.

Com.I.B., nr. 68/31.

Com.I.B., nr. 68/36.

Com.I.B., nr. 68/90.

Com.I.B., nr. 261/464.

Page 112: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

106

Voorbereidende documenten

Verslag namens de Commissie voor Financiën bij het wetsontwerp houdende hervorming van

de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen, Parl.St. Kamer

1998-1989, nr. 597/7.

Wetsontwerp houdende fiscale en financiële bepalingen, Parl.St. Kamer 1991-1992, nr.

444/1.

Wetsontwerp houdende bepalingen in verband met de fiscale stimuli voor de uitvoer en het

onderzoek, Parl.St. Kamer, 1996-1997, nr. 1005/1.

Ontwerp van programmawet, Parl.St. Kamer 2002-2003, nr. 50-2124/001, 184.

Ontwerp van wet houdende diverse bepalingen, Parl.St. Kamer 2004-2005, nr. 51-1437/001,

230.

Wetsontwerp tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal, Parl.St. Kamer 2004-

2005, nr. 51-1778/001.

Amendementen op het wetsontwerp betreffende het Generatiepact, Parl.St. Kamer 2005-

2006, nr. 51 2128/003, 25-26.

Amendement bij wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg,

Parl.St. Kamer 2004-2005, nr. 51-1767/002.

Amendement van 2 december 2005 bij wetsontwerp betreffende het Generatiepact, Parl.St.

Kamer 2004-2005, nr. 51-2128/003.

Wetsontwerp betreffende het Generatiepact, Parl.St. Kamer 2005-2006, nr. 51-2128/001.

Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (iv), Parl.St. Kamer 2006-2007, nr. 51-2873/001.

Ontwerp van Programmawet, Parl St.Kamer 2006-2007, nr. 51-3058/001.

Page 113: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

107

Verslag van de Commissie voor Financiën en Begroting over het ontwerp van programmawet

houdende diverse bepalingen, Parl.St. Kamer, 2006-2007, nr. 51-3058/015.

Verslag over wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer 2009-

2010, nr. 52-2310/002, 5.

Wetsontwerp houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de

duurzame ontwikkeling, Parl.St. Kamer 2012-2013, nr. 53-2756/001, 4.

Ontwerp van Programmawet (I), Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3147/001.

Adv.RvS nr. 54.965/3 van 22 januari 2014 over een ontwerp van KB `tot wijziging van het

KB/WIB 92 inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van

art. 2753, §§ 2 en 3, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, BS 31 maart 2014.

Verslag aan de Koning bij het KB van 23 maart 2014 tot wijziging van het KB/WIB92 inzake

de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van art. 2753, §§ 2 en 3,

van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, BS 31 maart 2014.

Verslag van 24 maart 2014 namens de Commissie voor het bedrijfsleven, het

wetenschapsbeleid, het onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele instellingen, de

middenstand en de landbouw, uitgebracht door de heer Bruno Tuybens, Parl.St. Kamer 2013-

2014 nr.53-3391/003.

Verslag van 3 april 2014 namens de Commissie voor de Financiën en voor de Economische

Aangelegenheden uitgebracht door de heer Siquet, Parl.St. Senaat 2013-2014, nr. 53-2805/3.

Memorie van toelichting bij Wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake

versterking van jobcreatie en koopkracht, Parl.St. Kamer, nr. 54-1520/001.

Page 114: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

108

Rechtspraak en rulings

HvJ 13 oktober 1992, zaak C-50/91.

HvJ 15 januari 2002, zaak C-43/00.

GwH. 1 september 2008, nr. 127/2008.

Cass. 27 juni 2002, Fiscoloog 2002, afl. 863, 3.

Cass. 14 november 2008, FJF nr. 2010/20.

Cass. 20 mei 2010, Fisc.Act. 2011, afl. 17, 3-6.

Cass. 11 maart 2011, FJF nr. 2011/226.

Voorafgaande beslissing nr. 700.541 van 4 november 2008.

Voorafgaande beslissing nr. 800.311 van 12 mei 2009.

Voorafgaande beslissing nr. 900.244 van 11 augustus 2009.

Voorafgaande beslissing nr. 900.360 van 13 oktober 2009.

Voorafgaande beslissing nr. 900.296 van 17 november 2009.

Voorafgaande beslissing nr. 2010.178 van 1 juni 2010.

Voorafgaande beslissing nr. 2010.368 van 14 december 2010.

Voorafgaande beslissing nr. 2011.062 van 10 mei 2011.

Voorafgaande beslissing nr. 2011.271 van 18 oktober 2011.

Page 115: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

109

Voorafgaande beslissing nr. 2012.020 van 3 april 2012.

Voorafgaande beslissing nr. 2012.121 van 19 juni 2012.

Voorafgaande beslissing nr. 2012.386 van 11 december 2012.

Voorafgaande beslissing nr. 2012.484 van 12 maart 2013.

Voorafgaande beslissing nr. 2013.046 van 26 maart 2013.

Voorafgaande beslissing nr. 2014.356 van 16 september 2014.

Voorafgaande beslissing nr. 2014.691 van 20 januari 2015.

Voorafgaande beslissing nr. 2014.744 van 10 februari 2015.

Voorafgaande beslissing nr. 2015.121 van 26 mei 2015.

Voorafgaande beslissing nr. 2015.262 van 8 september 2015.

Voorafgaande beslissing nr. 2015.361 van 29 september 2015.

Voorafgaande beslissing nr. 2015.593 van 24 november 2015.

CBN-adviezen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de

boekhoudkundige verwerking van het stelsel tot gedeeltelijke vrijstelling van betaling van de

bedrijfsvoorheffing, zoals geregeld door art. 275/3 van het Wetboek van de

Inkomstenbelastingen 1992, 18 november 2009, nr. 2009/13, http://www.cnc-

cbn.be/files/advice/link/Adviezen%202009-1%20tot/Advies%202009-13.pdf.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de

boekhoudkundige verwerking van het stelsel tot gedeeltelijke vrijstelling van betaling van de

Page 116: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

110

bedrijfsvoorheffing, zoals geregeld door art. 275/3 van het Wetboek van de

Inkomstenbelastingen 1992 – Update, 10 februari 2010, nr. 2010/2, http://www.cnc-

cbn.be/files/advice/link/advies_2010-2.pdf.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de

boekhoudkundige verwerking immateriële vaste activa, 10 oktober 2012, nr. 2012/13,

http://www.cnc-cbn.be/files/advice/link/CBN_advies_2012_130.pdf.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Ontwerpadvies over

beoordeling groottecriteria art. en 15 en 15/1 W. Venn., 13 januari 2016, nr. 2016/XXX,

http://www.cnc-

cbn.be/files/news/link/20160114_NL_ED_Ontwerpadvies_Groottecriteria_art. _15.pdf.

Circulaires

Circ. nr. CiD.19/444.905 van 21.06.1993.

Circ. nr. Ci.RH.244/593.292 van 22.09.2008.

Circ. nr. Ci.RH.421/597.225 van 04.08.2009.

Circ. nr. Ci.RH.244/603.128 van 15.06.2010.

Circulaire nr. Ci.RH.421/579.072 van 10.09.2010.

Circ. nr. Ci.RH.244/635.467 van 08.05.2015.

Parlementaire vragen

Mondelinge parlementaire vraag nr. 6243 van de heer Wathelet d.d. 13.04.2005, Kamer,

Commissie voor de Financiën en de Begroting, zittingsperiode 51, beknopt verslag, Com 559,

p. 25-26.

Page 117: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

111

Mondelinge parlementaire vragen nr. 10078 en 10079 van de heer Bogaert d.d. 07.02.2006,

Kamer, Commissie voor de Financiën en de Begroting, zittingsperiode 51, beknopt verslag,

Com 842, p. 5-6.

Vr. en Antw. Kamer 2009-10, 5 januari 2010, nr. 092, 72-74 (Vr. nr. 244 J. JAMBON).

Vr. en Antw. Kamer 2013-2014, 1 april 2014 nr. 53-156, 285 (Vr. nr. 828 DE POTTER).

Vr. en Antw. Senaat, 1989-1990, 1780, Bull.Bel., nr. 699, 3146.

Vr. en Antw. Kamer 2012-2013, nr. 123, 135-136 (Vr. nr. 379 D’HAESELEER).

Vr. nr. 607 DE CLIPPELE van 21 juni 1993, Bull.Bel., nr. 732, 3282.

Rechtsleer

Boeken

ASTAES, J., DERYCKE, M. en MAES, S., Zakboekje groene fiscaliteit. Alle fiscale

maatregelen rond ecologie verenigd, Kluwer, Mechelen, 2012, 349p.

BATSELIER, L., Transfer Pricing, Mechelen, Kluwer, 2013, 162p.

COPPENS, P.-F., Les nouveaux atouts de la fiscalité belge pour les entreprises, Brussel,

Larcier, 2008, 158p.

COUTURIER, J.J., PEETERS, B., Het Belgisch belastingrecht in hoofdlijnen, Antwerpen,

Maklu, 2002, 442p.

DE VOS, P., JANSEN, T., Handboek Internationaal en Europees Belastingrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 795p.

DE WILDE, H., De Aftrek Voor Octrooi-inkomsten : Een Aanzet Tot Analyse en

Interpretatie. Mechelen, Kluwer, 2009, 35p.

Page 118: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

112

JANSSENS, S., Bedrijfsvoorheffing, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium NV, 2015, 300p.

MINNE, P., VANWELKENHUYZEN, T., COLMANT, B. “Les déductions fiscales à l’impôt

des sociétés: Aspects juridiques, fiscaux et financiers des déductions extra-comptables pour

capital à risque, investissements et brevets”, Brussel, Larcier, 2008, 169p.

SERRUYS, H., DE DYCKER, B., De bedrijfsvoorheffing. Overzicht van de vrijstellingen,

Gent, Larcier, 2014, 346p.

SPRINGAEL, B., VAN ASBROECK, B., VAN DE VELDEN, K., Aftrek voor octrooi-

inkomsten geanalyseerd en vergeleken, Larcier, Gent, 2010, 244p.

TIBERGHIEN ADVOCATEN, Handboek voor fiscaal recht 2013-2014, Mechelen, Kluwer,

2013, 2200p.

TIBERGHIEN ADVOCATEN, Handboek voor Fiscaal Recht 2014-2015, Mechelen, Kluwer,

2014, 2000p.

VANDENBERGHE, F., Bronnenboek personenbelasting 2009, Antwerpen, Maklu, 2009,

783p.

VANDENBERGHE, F., Handboek Personenbelasting 2015, Antwerpen, Maklu, 2015,

1398p.

VERDINGH, Y., Fiscaal Compendium Vennootschapsbelasting 2014, Mechelen, Kluwer,

2014, 650p.

Tijdschriften

BUYSSE, C., “Aftrek voor octrooi-inkomsten: vermindering ‘per octrooi’ toepassen”,

Fiscoloog 2008, afl. 1117, 9-12.

BUYSSE, C. “Investeringsaftrek: wie bewijst wat?”, Fiscoloog 2011, afl. 1239, 14.

Page 119: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

113

BUYSSE, C., “Cassatie beslist: géén geconsolideerde toepassing (oude) KMO-definitie”,

Fiscoloog 2013, afl. 1363, 3-6.

BUYSSE, C., “Belastingkrediet O&O: niet verrekenbaar met bijzondere aanslag”, Fiscoloog

2015, afl. 1418, 10.

ENGELMANN, N., MONDELAERS Y. en LAPPEN, C, “Base Erosion and Profit Shifting:

hertekening internationale fiscaliteit”, Fiscoloog Internationaal 2015, afl. 385, 1-7.

FORIERS, M. en WARSON, E., “Faqs gepubliceerd – Aftrek voor octrooi-inkomsten

praktisch toegelicht”, Fisc.Act. 2008/19, 1-5.

GEERAERTS, O., “Gewestelijke kapitaalsubsidies: circulaire brengt update”, Fisc. Act. 2009,

afl. 37, 5-8.

HENDRICKX, P.-P., “La nouvelle déduction pour revenus de brevets”, C&FP afl. 6, 177-

183.

JANSEN, T., “Regering voert interprofessioneel akkoord uit”, Fisc. Act. 2005, afl. 15, 10.

LUTS, J., “Belgisch regime van de aftrek voor octrooi-inkomsten. Vergelijking met andere

Europese ‘IP box’-regimes en toetsing aan Europese regels inzake schadelijke

belastingconcurrentie en staatssteun”, AFT 2014, afl. 3, 4-39.

MAES, L., “Hoe ziet de ‘investeringsaftrek’ eruit na de recente wetswijzigingen?”, Fiscoloog

2016, afl. 1462, 9-12.

ONKELINX, I. en VAN DE BERGHE, P., “Programmawet: nieuwe belastingaftrek voor

octrooi-inkomens”, Fiscoloog 2007 afl. 1067, 1-5.

RENS, P., “De Belgische octrooiaftrek”, AFT 2008/11, 9-22.

Page 120: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

114

SPAGNOLI, K., “België op weg om fiscaal paradijs voor R&D-activiteiten te worden”,

Fisc.Act. 2007, afl. 12, 8-12.

SPRINGAEL, B. en VANDERBEEKEN, P., “Intellectuele eigendomsrechten & Royalty’s in

de Biotechsector”, TFR 2007, afl. 330, 879-917.

SPRINGAEL, B., “Rulings bieden oplossing waar wet en FAQ tekort schieten”, Fiscoloog

2012, afl. 1321, 4-8.

SPRINGAEL, B., “Recente rulings en ontwerpadvies inzake verrekenprijsmethodologie”,

Fiscoloog 2013, afl. 1323, 3-6.

SPRINGAEL, B., “BEPS dwingt ‘octrooiboxen’ tot aanpassing”, T.F.R. 2015, afl. 486, 670-

677.

VAN CROMBRUGGE, S., “Hoe als vennootschap de ontvangen overheidssubsidies

boeken?”, Balans 2011, afl. 653, 3-5.

VAN CROMBRUGGE, S., “Vrijstelling gewestelijke subsidies”, Fiscoloog 2015, afl. 1444,

9.

VAN DYCK, J., “Nieuwe KMO-definitie: toch geconsolideerde toepassing ‘in fiscalibus’”,

Fiscoloog 2015, afl. 1437, 3-6.

VAN DYCK, J., “Toch nog investeringsaftrek voor investeringen in ‘onderzoek’?”, Fiscoloog

2016, afl. 1465, 1-2.

VANWELKENHUYZEN, T., “Toepassingsgebied aftrek voor octrooi-inkomsten

verduidelijkt”, Fisc. Act. 2009, afl. 28, 6-9.

X, “Belastingkrediet. Onderzoek en ontwikkeling. Onderzoek uitsluitend verricht voor

rekening van derden”, Fiscoloog 2011, afl. 1255, 13.

Page 121: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

115

X, “Bedrijfsvoorheffing. Vrijstelling doorstorting. Wetenschappelijk onderzoek”, Fiscoloog

2016, afl. 1467, 13.

X, “In het Staatsblad van 26 februari tot 4 maart. Korte berichten”, Fisc.Act. 2015, afl. 09, 11-

12.

X, “Vervalt de investeringsaftrek en het belastingkrediet voor kosten van onderzoek na de

omzetting van de Boekhoudrichtlijn?”, Fisc.Act. 2015, afl. 29, 1-3.

Verzamelwerken

SPAGNOLI, K., “De belastingaftrek voor octrooi-inkomsten” in L. MAES, H. DE CNIJF en

L. DE BROECK, Fiscaal Praktijkboek Directe Belastingen 2007-2008, Mechelen, Kluwer,

2007, 41.

VAN CROMBRUGGE, S. en HUYSMAN, S., “De aftrek voor octrooi-inkomsten” in

S. VAN CROMBRUGGE (ed.), Actuele fiscale thema’s 2007, Kalmthout, Biblo, 2008, 53-68.

VERBANCK, P. “Investeringsaftrek”, in Fiscale praktijkstudies, nr. 23, Diegem,

Ced.samsom, 91, 288p.

Geraadpleegde websites

Advies Federale Raad voor Wetenschapsbeleid,

http://www.belspo.be/belspo/council/acrobat/275-3WIB_nl.pdf.

Agentschap Innoveren en Ondernemen, Belastingvrijstelling voor de aanwerving van een

diensthoofd voor de uitvoer en diensthoofd IKZ,

http://www.vlaio.be/maatregel/belastingvrijstelling-voor-de-aanwerving-van-een-diensthoofd-

voor-de-uitvoer-en.

Agentschap Innoveren en Ondernemen, Innovatiepremie,

http://www.vlaio.be/maatregel/innovatiepremie.

Page 122: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

116

Agentschap Innoveren en Ondernemen, Investeringsaftrek,

http://www.vlaio.be/maatregel/investeringsaftrek.

DE BOEVER, K. en EVENS, L., Wetswijziging op komst voor vrijstelling doorstorting

bedrijfsvoorheffing voor wetenschappelijk onderzoek,

http://www.vandelanotte.be/data/documents/20140116045017cuw1c.pdf.

DE BRABANDT, V., De aftrek voor octrooi-inkomsten, onuitg. masterproef Rechten UGent,

2010, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/256/RUG01-

001458256_2011_0001_AC.pdf.

“De buitengewone Europese Raad van Lissabon (maart 2000): naar het Europa van de

innovatie en de kennis”,

http://eurlex.europa.eu/legalcontent/NL/TXT/?uri=URISERV:c10241.

Dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken – Jaarverslag 2013,

http://www.ruling.be/sites/5075/files/content/download/files/2013_dvb_jaarverslag.pdf.

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, De innovatiepremie.

Een creatieve werknemer belonen? Ja! Dankzij de fiscale vrijstelling van de

innovatiepremies, http://economie.fgov.be/nl/binaries/innovatiepremie_tcm325-112079.pdf.

FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Europees octrooi,

http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/Intellectuele_Eigendom/Octrooien/Europees_octro

oi/#.Vwdp3fmLTIU.

FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Hervorming van het Euorpese

octrooisysteem,

http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/Intellectuele_Eigendom/Octrooien/Hervorming_v

an_het_Europese_octrooisysteem/#.Vwdqb_mLTIU.

Page 123: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

117

FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Internationale octrooiaanvraag,

http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/Intellectuele_Eigendom/Octrooien/Internationale_

aanvraag/#.VwdonfmLTIU.

Frequently Asked Questions Onderzoek en Ontwikkeling, www.belspo.be.

IP/07/1576, 24 oktober 2007, Commissie publiceert haar eerste verslag over duurzame

ontwikkeling, http://europa.eu/rapid/press-release_IP-07-1576_nl.htm.

JANSSENS, M.-C.,VANHEES, H. en VANOVERMEIRE V., De intellectuele

eigendomsrechten verankerd in het Wetboek economisch recht: een eerste analyse,

https://biblio.ugent.be/publication/5746043/file/5746052.pdf.

Mededeling assistent-onderzoekers van 8 juli 2015,

http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/werken/personeelsadmin/hogescholen/mededel

ingen/2015/md20150708_mdassistentOnderzoekers.htm.

OPSOMER, S., De aftrek voor octrooi-inkomsten in België, onuitg. masterproef

Handelswetenschappen UGent, 2014, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/468/RUG01-

002164468_2014_0001_AC.pdf.

RIZIV, Weesgeneesmiddelen, http://www.inami.fgov.be/nl/themas/kost-terugbetaling/door-

ziekenfonds/geneesmiddel-

gezondheidsproduct/terugbetalen/wees/Paginas/default.aspx#.VyyYrPmLTIU.

ROBYNS, B., Wijziging definitie kleine en microvennootschappen: invloed op de vrijstelling

van doorstorting voor startende ondernemingen en IPA-korting,

http://www.groups.be/1_76113.htm.

Unitary Patent, http://ec.europa.eu/growth/industry/intellectual-property/patents/unitary-

patent/index_en.htm.

Page 124: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

118

VAN OVERTVELDT, J., Fiscale vrijstelling voor innovatieve bedrijven en wetenschappers

blijft overeind, http://vanovertveldt.belgium.be/nl/fiscale-vrijstelling-voor-innovatieve-

bedrijven-en-wetenschappers-blijft-overeind.

Page 125: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

119

Bijlagen

Bijlage 1: In te vullen codes in de aangifte van de bedrijfsvoorheffing396

Categorie Code in de aangifte (274.XX)

Universiteiten, hogescholen, FFWO/FFRS,

FWO, FRS-FNRS

274.05

Instellingen erkend bij een door de

Ministerraad genomen besluit

274.07

Samenwerkingsovereenkomsten 274.09

Young Innovative Companies 274.31

Onderzoekers – doctors en burgerlijk

ingenieurs

274.32

Onderzoekers – masters en gelijkwaardig 274.33

396 Gebaseerd op Circulaire nr. Ci.RH.244/593.292 (AOIF 33/2008) dd. 22.09.2008.

Page 126: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

120

Bijlage 2: Schematisch overzicht van het toepassingsgebied ratione personae van

de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing397

Schuldenaar van de

bedrijfsvoorheffing

Rechtsgrond

(WIB 92)

Beoogde

onderzoekers

Definitie

onderzoeker in WIB

92 of KB/WIB 92

Diploma-

vereiste

Beoogde

bezoldiging

Assistent-

onderzoekers

Neen Diploma

hoger

onderwijs

Postdoctorale

onderzoekers die

wetenschappelijk

onderzoek op

postdoctoraal

niveau verrichten

Neen Diploma

hoger

onderwijs

FFWO/FFRS, FWO,

FNRS - FRS-FNRS2753, §

1, eerste

lid

Postdoctorale

onderzoekers die

wetenschappelijk

onderzoek op

postdoctoraal niveau

verrichten

Neen Diploma

hoger

onderwijs

Volledige

bezoldiging

Assistent-

onderzoekers

Neen Diploma

hoger

onderwijsPostdoctorale

onderzoekers die

uitvoerende

wetenschappelijke

werkzaamheden

verrichten voor

het onderzoek op

postdoctoraal

niveau

Neen Diploma

hoger

onderwijs

Ondernemingen die

bezoldigingen

uitbetalen of toekennen

aan onderzoekers die

aan onderzoeks- of

ontwikkelingsprojecten

of -programma’s

werken ter uitvoering

van samenwerkings-

overeenkomsten

met universiteiten,

hogescholen

of erkende

wetenschappelijke

instellingen

2753, §

1, derde

lid, 1°

Onderzoekers die

aan onderzoeks- of

ontwikkelingsprojecten

of -programma’s

werken ter uitvoering

van samenwerkings-

overeenkomsten

met universiteiten,

hogescholen of

erkende

wetenschappelijke

instellingen

Punt III, e),

tweede lid van

bijlage IIIter ,

KB/WIB 92

Diploma

hoger

onderwijs

Pro

rata-regel

Universiteiten en

hogescholen275

3, §

1, eerste

lid

Volledige

bezoldiging

Volledige

bezoldiging

Erkende

wetenschappelijke

instellingen

2753, §

1, tweede

lid

397 http://www.lexalert.net/sites/default/files/be_15068_oo_nl.pdf#overlay-context=nl/content/circulaire-verduidelijkt-vrijstelling-doorstorting-bedrijfsvoorheffing-oo.

Page 127: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

121

Schuldenaar van de

bedrijfsvoorheffing

Rechtsgrond

(WIB 92)

Beoogde

onderzoekers

Definitie

onderzoeker in WIB

92 of KB/WIB 92

Diploma-

vereiste

Beoogde

bezoldiging

Wetenschappelijk

personeel

tewerkgesteld

door de YIC,

bestaande uit:

- onderzoekers Geen

diploma-

vereiste

(wel

relevante

ervaring

vereist)

- onderzoekstechnici Geen

diploma-

vereiste

(wel

relevante

ervaring

- projectbeheerders

inzake onderzoek en

ontwikkeling

Geen

diploma-

vereistemet uitsluiting van

het administratief

en commercieel

personeel

Ondernemingen die

bezoldigingen

uitbetalen of toekennen

aan onderzoekers met

specifieke diploma’s die

zijn tewerkgesteld in

onderzoeks- of

ontwikkelingsprojecten

of -programma’s

2753, §

1, derde

lid, 3°

Onderzoekers die

houder zijn van

een specifiek

diploma en die

tewerkgesteld zijn

in onderzoeks- of

ontwikkelingsprojecten

of –programma’s

Punt III, e),

tweede lid van

bijlage IIIter ,

KB/WIB 92

Diploma

opgesomd

in artikel

2753, § 2,

WIB 92

Pro

rata-regel

Young Innovative

Companies (YIC)2753, §

1, derde

lid, 2°

Punt III, e),

van bijlage

IIIter ,

KB/WIB 92

Pro

rata-regel

Page 128: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

122

Bijlage 3: Modaliteiten na te leven door de in artikel 95/2, § 1 KB/WIB 92 bedoelde

schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing

“III. De in artikel 952, § 1, derde lid, 3°, bedoelde schuldenaars:

Deze schuldenaars moeten een nominatieve lijst per instelling ter beschikking van de

administratie houden met vermelding van:

a) de volledige identiteit van de werkgever met vermelding van het nationaal nummer of het

refertenummer als schuldenaar inzake bedrijfsvoorheffing;

b) bovendien voor elke in artikel 952, § 1, derde lid, 3°, bedoelde werknemers:

- de volledige identiteit alsmede, in voorkomend geval, het nationaal nummer;

- in voorkomend geval, de data van indiensttreding en uitdiensttreding zoals die in de

onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA) zijn vermeld;

- de bevestiging dat een arbeidsovereenkomst werd afgesloten of een tewerkstellingsbesluit

werd getroffen;

- het bedrag van de betaalde bruto belastbare bezoldigingen;

- het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing en een

gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing;

c) voor elke in artikel 952, § 1, derde lid, 3°, a en b, bedoelde werknemers het bewijs dat de

betrokken werknemer, naargelang het geval, een assistent-onderzoeker of een postdoctorale

onderzoeker is;

d) voor elke in artikel 952, § 1, derde lid, 3°, c, bedoelde werknemer, het bewijs dat de

betrokken werknemer, als onderzoeker tewerkgesteld is in een onderzoeksproject;

e) voor elke in artikel 952, § 1, derde lid, 3°, d, bedoelde werknemer, het bewijs dat de

betrokken werknemer, naargelang het geval, onderzoeker, onderzoekstechnicus of

projectbeheerder inzake onderzoek en ontwikkeling is;

Page 129: Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor ... · Academiejaar 2015-2016 Fiscale voordelen toegekend aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling ... Schematisch overzicht

123

Onder onderzoeker wordt verstaan, wetenschappers of ingenieurs die werken aan de

ontwikkeling of de uitvinding van kennis, producten, processen, nieuwe methoden of systemen.

Zijn gelijkgesteld met ingenieurs, de bezoldigden die zonder het diploma te hebben, deze

kwalificatie hebben behaald in de schoot van hun onderneming;

Onder onderzoekstechnicus wordt verstaan, de personen die in nauwe samenwerking werken

met de onderzoekers om de noodzakelijk technische ondersteuning te leveren bij

experimenteel onderzoeks- en ontwikkelingswerk;

Onder projectbeheerders inzake onderzoek en ontwikkeling wordt verstaan, de personen die

de leiding hebben over organisatie, coördinatie en planning van het project zowel op

administratief, juridisch, financieel als technologisch vlak.

f) voor elke in artikel 952, § 1, derde lid, 3°, e, bedoelde werknemer:

- het bewijs dat de betrokken werknemer, onderzoeker is die een diploma heeft als voorzien in

artikel 2753, § 2, 1° of 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;

- het bewijs dat hij tewerkgesteld is in onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s;

g) het totaal bedrag van de bezoldigingen en van de ingehouden bedrijfsvoorheffing.

h) voor elke in artikel 952, § 1, derde lid, 3°, c, d en e, bedoelde schuldenaar, het bewijs van

aanmelding van de projecten of programma's bij de Programmatorische Federale

Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, zoals voorzien bij artikel 2753, § 3, vierde lid, van het

Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.”