Fiscaal Memento 1990 bijvoegsel - FOD Financiën · 2015. 10. 16. · 1 . WOORD VOORAF Zoals...

31
Studie- eR DocumentatletlieRst FISCAAL MEMENTO Bijvoegsel van Nr.2 (19!JO)

Transcript of Fiscaal Memento 1990 bijvoegsel - FOD Financiën · 2015. 10. 16. · 1 . WOORD VOORAF Zoals...

  • Studie- eR DocumentatletlieRst

    FISCAAL MEMENTO

    Bijvoegsel van Nr.2 (19!JO)

    FOD FinanciënTekstvakDe meest recente versie van het Fiscaal Memento (elk jaar twee updates) is steeds beschikbaar op: http://docufin.fgov.be/intersalgnl/thema/publicaties/memento/memento.htm

  • 1

    WOORD VOORAF

    Zoals vermeld in het woord vooraf van het laatste Fiscaal Memento (nr 2/1990), werd een bijvoegsel opgesteld teneinde dit werk up to date te maken in het licht van de recente veranderingen in de fiscale wetgeving. Deze veranderingen vloeien voornamelijk voort uit de wet van 22 december 1989 en de wet van 22 februari 1990.

    De hoofdstukken 2 en 3 van deel I (Ven.B en RPB) werden derhalve volledig herschreven. Op andere gebieden waar de wijzigingen nlinder talrijk of meer punctueel zijn, vermeldt dit bijvoegsel slechts de gewijzigde paragrafen. Dat is het geval voor de personenbelasting (PB), voor de voorheffingen en voorafbetalingen, voor de indirecte belastingen (deel Il) en voor de fiscale maatregelen ten gunste van de investeringen en de tewerkstelling, zoals beschreven in deel 111.

    De lezer vindt bovendien in bijlage de informatie betreffende de toepassing van het beginsel van de jaarlijkse indexering.

    Dit bijvoegsel werd opgesteld door de HH. Christian VALENDUC (Delen I en lil) en Eddy DELODDERE (Deel II), Adviseurs van Financiën.

    25 juni 1990.

    De Directeur-genera

    S. V ANDENDRIESSCHE.

  • 2

    DFEL I

    DE DIRECTE BELASfiNGEN

  • 3

    HOOFDSfUK 1 DE PERSONENBELASfiNG (PB)

    1.21. Onroerende inkomsten

    De herwaarderingscoëfficiënt van de kadastrale inkomsten (cfr. noot 4, blz. 4) wordt vastgesteld op 2,70 voor het aanslagjaar 1991.

    1.25. Uitgaven, aftrekbaar van het totaal van de netto-inkomsten

    BIJKOMENDE AFTREK VOOR HYPOTHECAIRE INTERESTEN (blz. 19-20)

    De berekening van het leningsbedrag dat recht geeft op de aftrek wordt niet gewijzigd. Daarentegen heeft de "gewone" aftrek van de interesten voortaan voorrang op de bijkomende aftrek. Men zal derhalve eerst het bedrag van de aftrekbare interesten tot beloop van de onroerende inkomsten aftrekken en het gedeelte van de interesten dat recht geeft op de bijkomende aftrek , zal vervolgens worden berekend tegen het gepaste tarief (80°/o het eerste jaar, bijvoorbeeld) op het saldo.

    Het voorbeeld op blz. 20 van het "Fiscaal Memento" moet dus als volgt worden aangepast:

    Voorbeelden {ingeval van nieuwbouw}

    Bedrag van de lening 1.500.000 2.000.000 3.000.000 Aantal kinderen 2 3 2 In aanmerking te nemen bedrag 1.500.000 2.000.000 2.300.000

    Jaarlijkse interesten 120.000 160.000 240.000 waarvan weerhouden 120.000 160.000 176.000

    Kadastraal inkomen 30.000 40.000 60.000

    Bijkomende aftrekbare interesten in : t1 tot t5 72.000 96.000 92.800 t6 63.000 84.000 81.200 t7 54.000 72.000 69.600 t8 45.000 60.000 58.000 t9 36.000 48.000 46.400 tlO 27.000 36.000 34.800 til 18.000 24.000 23.200 t12 9.000 12.000 11.600

    Lening met gemengde levensverzekering, 8% interestvoet.

    Deze wijziging wordt toegepast met ingang van het aanslagjaar 1990 (inkomsten 1989).

  • 4

    GIFTEN

    De wet van 22 december 1989 heeft de grensbedragen voor de aftrek van de giften gewijzigd : het aftrekbare bedrag mag noch 10% (voorheen 5o/o) van het totaal van de netto-inkomsten, noch 10.000.000 F overtreffen. De aftrek wordt, zoals voorheen, evenredig toegepast op de inkomsten van elke echtgenoot.

    1. 37 Vermeerderingen en bonificaties

    Het referentietarief is 1 0°/o voor het aanslagjaar 1991 (inkomsten 1990). Het vermeerderingstarief bedraagt dus 22,5o/o.

    De gedane voorafbetalingen genieten dus volgens het geval de navolgende waarderingen en bonificaties :

    Waardering Bonificatie VAl (10 april} 30o/o 15o/o VA2 (10 juli) 25o/o 12,5°/o VA3 (10 oktober) 200/Ó 100/Ó VA4 (20 december) 15o/o 7 ,So/o

    De aldus berekende belastingvermeerdering wordt slechts in aanmerking genomen tot beloop van 90o/o van het bedrag ervan: de aanpassing van de vermeerdering die voorheen werd toegepast in de gevallen, waar de aan de vermeerdering onderworpen inkomsten 350.000 F niet overtroffen, wordt veralgemeend.

  • 5

    HOOFDSTUK 2 DE VENNOOTSCHAPSBELASTING (Ven.B)

    De fiscale winst is een begrip dat sterk verschilt van de boekhoudkundige winst. Deze vormt weliswaar het vertrekpunt voor de berekening van het belastbaar inkomen, maar de lasten, afschrijvingen en voorzieningen die het boekhoudkundig resultaat hebben bezwaard, zijn niet allemaal fiscaal aftrekbaar. Bij deze eerste reeks verschillen komen nog de verschillen wegens specifiek fiscale aftrekken. De correcties en aftrekken die van de boekhoudkundige winst tot de fiscale winst leiden, worden gewoonlijk gegroepeerd "in zes bewerkingen" die leiden tot de vaststelling van het netto-inkomen op grond waarvan de vennootschapsbelasting wordt berekend.

    2.1. V aststelling van het belastbaar inkomen

    De "zes bewerkingen" die de zes fasen van de berekening van het belastbaar inkomen uitmaken, zijn:

    1 o de optelling van de drie bestanddelen van de fiscale winst : reserves, verworpen uitgaven en dividenden ;

    2° de splitsing van de winsten volgens de Belgische of de buitenlandse oorsprong ervan;

    3° de aftrek van de giften en van de vrijstellingen voor bijkomend personeel; 4° de aftrek voor "definitief belaste inkomsten" (DBI); so de aftrek van de vroegere verliezen; 6° de investeringsaftrek.

    Het aldus verkregen belastbaar inkomen wordt gesplitst in globaal belastbaar inkomen en afzonderlijk belastbaar inkomen (meerwaarden).

    2.11 De bestanddelen van de fiscale winst

    A. RESERVES

    Als algemene regel geldt dat elke netto-toename van het maatschappelijk vermogen een belastbare winst vormt. Aan de zichtbare reserves worden de verdoken reserves toegevoegd: de vrijgestelde reserves worden vervolgens afgezonderd om het bedrag van de belastbare reserves te bepalen.

  • 6

    Zichtbare reserves

    Alle gereserveerde winsten dragen in principe bij tot de vorming van de belastbare winst ongeacht de benaming die eraan wordt gegeven: wettelijke reserve, beschikbare reserve, onbeschikbare reserve, statutaire reserve, voorzieningen voor risico's en lasten, overgedragen winst, enz ....

    Verdoken reserves

    De onderwaardering van de activa en de overwaardering van de passiva zijn verdoken reserves die eveneens deel uitmaken van de belastbare winst. Onderwaarderingen van activa zijn afschrijvingen die geboekt worden boven die welke fiscaal worden toegestaan, of een onderwaardering van de inventaris. Een fictieve schuld is een geval van overwaardering van de passiva.

    Vrijgestelde reserves

    Het vrijgestelde deel van de meerwaarden ( 1) wordt beschouwd als vrijgestelde reserve : de voorwaarde van onaantastbaarheid vereist immers dat zij worden geboekt op een afzonderlijke rekening van het passief.

    Sommige voorzieningen kunnen eveneens worden vrijgesteld: zij moeten slaan op duidelijk gepreciseerde risico's en lasten. De lasten waarvoor ze bestemd zijn moeten zodanig zijn dat zij wegens hun aard bedrijfslasten zijn voor het boekjaar waarin zij gedragen zullen worden en het aanleggen van die voorzieningen moet worden gemotiveerd

    hetzij door gebeurtenissen tijdens het boekjaar; hetzij door een periodiciteit van de lasten die het jaar overtreffen maar 10 jaar niet overschrijden.

    De waardeverminderingen op de handelsvorderingen zijn aftrekbaar :

    volledig en als bedrijfslasten indien het verlies vaststaat en liquide is; binnen bepaalde grenzen en als vrijgestelde reserve indien het verlies waarschijnlijk is. De betreffende handelsvorderingen moeten het gevolg zijn van de bedrijfsactiviteit en geval per geval worden geïdentificeerd en verantwoord.

    De vorming van een dergelijke vrijgestelde reserve kan bovendien slechts gebeuren binnen bepaalde grenzen :

    ofwel 5°/o van de boekhoudkundige winst waarbij het totaal van de aldus vrijgestelde waardeverminderingen ten hoogste 7 ,5°/o mag bedragen van het hoogste bedrag van de jaarwinst van de vorige vijf belastbare tijdperken;

    Cfr. hieronder blz. 22 en 23.

  • 7

    ofwel 2° I oo van de handelsvorderingen waarbij het totaal van de aldus vrijgestelde waardeverminderingen niet meer dan 3° I oo mag bedragen van het hoogste totaal van de handelsvorderingen op de vorige vijf balansen.

    De uitgiftepremies en kapitaalinbrengreserves zijn vrijgesteld indien zij worden opgenomen in het kapitaal of geboekt op een rekening "on beschikbare reserves".

    B. DE VERWORPEN UITGAVEN (VU)

    Onder deze benaming komen de uitgaven voor die boekhoudkundige lasten vertegenwoordigen maar waarvan de aftrek niet is toegestaan bij de berekening van de belastbare winst.

    Het gaat hoofdzakelijk om

    1 o niet-aftrekbare belastingen De Ven.B (2), de voorafbetalingen, de voorheffingen (3) die worden afgehouden of gevestigd op de inkomsten vervat in de belastbare grondslag zijn niet aftrekbaar evenmin als de nalatigheidsinteresten, boeten en vervolgingskosten terzake.

    2° boeten, bestraffingen en verbeurdverklaringen van alle aard.

    3o overdreven interesten

    Artikel 50, 1 o WIB voert het principe in van een beperking van de aftrekbare leninginteresten en de wet van 22 december 1989 breidt dit principe uit tot de in een vreemde munt uitgedrukte leningen. De maximumrentevoeten worden vastgesteld bij Koninklijk Besluit. Deze beperkingen worden niet toegepast op de door of aan de financiële instellingen betaalde sommen.

    4 o abnormale of goedgunstige voordelen toegekend aan in het buitenland gevestigde ondernemingen waarmee de vennootschap rechtstreekse of onrechtstreekse banden heeft van wederzijdse afhankelijkheid, of aan een onderneming die in het land van haar hoofdzetel onderworpen is aan een aanzienlijk voordeliger belastingstelsel.

    5° sociale voordelen waarvoor de begunstigden van belasting vrijgesteld zijn.

    6° giften Sommige ervan mogen evenwel van de belastbare winst worden afgetrokken, indien zij beantwoorden aan de vrijstellingsvoorwaarden vermeld in artikel 71 §1, 4°, 5°, 10° en §2, 2de en 3de lid van het WIB. De aftrek gebeurt bij de derde bewerking.

    2 De op de geheime commissielonen gevestigde belasting is aftrekbaar.

    3 Het FBB wordt gelijkgesteld met een voorheffing en geldt dus als VU tot beloop van 15/85 van het

    grens inkomen.

  • 8

    7° terugneming van vrijstelling voor bijkomend personeel De aanwerving van bijkomend personeel kan aanleiding geven tot een vrijstelling van belasting bij de derde bewerking. De aldus toegekende vrijstellingen worden evenwel teruggenomen wanneer het personeel vermindert.

    8° sommige specifieke bedrijfslasten Daarmee worden bedoeld :

    de uitgaven en lasten die de bedrijfsbehoeften in onredelijke mate overtreffen; 25o/o van het bedrijfsgedeelte van de kosten voor het gebruik van personenauto's (4); de kosten voor kleding met uitzondering van de specifieke beroepskleding; en 50% van de restaurant- en receptiekosten en van de kosten voor relatiegeschenken.

    C. DE DIVIDENDEN EN INKOMSTEN VAN BELEGDE KAPITALEN

    De door de aandelenvennootschappen uitgekeerde dividenden en de inkomsten van de in de personenvennootschappen belegde kapitalen zijn vervat in de belastbare grondslag. Daaraan worden de interesten van de door de vennoten, hun echtgenoten of hun minderjarige kinderen .aan de personenvennootschappen (5) betaalde voorschotten toegevoegd.

    Dit principe wordt niet toegepast op de van Ven.B bij toepassing van KB 15 en 150 vrijgestelde dividenden.

    Worden eveneens beschouwd als uitgekeerde winsten de toewijzingen verricht bij inkoop van aandelen en bij totale of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen.

    Deze regel wordt toegepast bij inkoop van aandelen:

    a) wanneer de inkoop werd verricht buiten de door de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen voorgeschreven voorwaarden;

    b) wanneer de aandelen of delen worden verkregen overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen maar waardeverminderingen ondergaan, vervreemd, vernietigd of van rechtswege ongeldig worden;

    c) uiterlijk bij de vereffening van de vennootschap.

    De toegewezen sommen zijn dan belastbaar als uitgekeerde winst voor het gedeelte dat het aandeel van het eventueel geherwaardeerde, nog terugbetaalbare werkelijk gestorte maatschappelijk kapitaal overtreft, dat wordt belichaamd door de ingekochte aandelen of delen (6). Bijzondere regels zijn voorgeschreven voor de sub b) vermelde gevallen.

    4 Brandstofkosten blijven integraal aftrekbaar.

    5 Andere dan de door de Nationale Raad voor de Coöperatie erkende Coöperatieven.

    6 Cfr. nieuw art. 103 WIB, §1, 3de, 4de en Sde lid.

  • 9

    Bij verdeling van maatschappelijk vermogen worden de verdeelde sommen beschouwd als uitgekeerde winst voor het gedeelte dat het eventueel geherwaardeerde, nog terugbetaalbare werkelijk gestorte maatschappelijk kapitaal overtreft.

    Opmerking Aanslagstelsel van de bezoldigingen van de actieve

    vennoten en van de bestuurders

    De bezoldigingen van de actieve vennoten en van de bestuurders zijn integraal aftrekbaar van de vennootschapsbelasting: artikel 99 WIB dat de aftrekbaarheid begrenst van de bezoldigingen van de bestuurders (werkelijk en permanent uitgeoefend ambt) is opgeheven.

    Dit heeft tot gevolg

    de verdwijning van de "tantièmes" bij de vaststelling van de belastbare grondslag; de opheffing van het "belastingkrediet bestuurder" bij de PB.

    2.12 Splitsing van de winsten

    De belastbare winsten gevormd door de som van de reserves, de verworpen uitgaven, de dividenden en de inkomsten van belegde kapitalen worden vervolgens gesplitst in drie categorieën naar:

    Belgische oorsprong: ze zijn dan belastbaar tegen vol tarief; buitenlandse oorsprong en uit een land waarmee België geen internationale overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting heeft gesloten: zij genieten dan een belastingvermindering bij de berekening van de Ven.B; buitenlandse oorsprong en uit een land waarmee België een overeenkomst heeft gesl ten: zij worden dan van Ven.B vrijgesteld en worden vanaf deze bewerking ter bepaling van de belastbare grondslag niet meer in aanmerking genomen.

    2.13 Bedragen aftrekbaar bij de "derde bewerking"

    Hier worden afgetrokken :

    de vrijstelling van 100.000 F toegekend per bijkomende personeelseenheid bestemd voor het wetenschappelijk onderzoek in België (7); de vrijstelling van belasting toegekend aan de ondernemingen die een Collectieve Arbeidsovereenkomst hebben gesloten waarin een vermindering van de arbeidstijd wordt voorgeschreven (8);

    7 Cfr. Fiscaal Memento 1990, deel III, hoofdstuk 1, 1.26. Voor het aanslagjaar 1991 beloopt het

    aftrekbaar bedrag 103.000 F ten gevolge van de indexering (cfr. bijlage).

    8 Cfr. Fiscaal Memento 1990, deel III, hoofdstuk 2; 2.23.

  • 10

    de giften; de aftrek van de giften mag evenwel noch 5o/o van het resultaat van de eerste bewerking, noch 20.000.000 F (9) overtreffen.

    2.14 De "vierde bewerking" : Aftrek van de definitief belaste inkomsten (DB/)

    De definitief belaste inkomsten worden hier afgetrokken van de belastbare winst.

    "Definitief belaste inkomsten" zijn

    a. de dividenden, inkomsten van belegde kapitalen en gelijkgestelde rentevoorschotten (10);

    b. de sommen die werden verkregen bij verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap of bij inkoop door een vennootschap van haar eigen aandelen, mits de bepalingen van artikel 103 en 118 WIB of van de analoge bepalingen van buitenlands recht werden toegepast;

    c. sommige bijzondere roerende inkomsten (inkomsten uit preferente aandelen van de NMBS, inkomsten van openbare fondsen die volledig belastingvrij worden uitgegeven);

    d. 5°/o van de inkomsten van de 2de tranche van de bijzondere lening van 1981.

    De in (a) en (b) bedoelde aftrekken worden slechts toegekend als er werd voldaan aan de vastheidsvoorwaarde : dit is het geval indien de effecten de volle eigendom zijn gebleven van de vennootschap voor het gehele belastbare tijdperk ( 11).

    Dezelfde aftrekken worden overigens slechts toegestaan indien de vennootschap die de inkomsten toewijst, onderworpen is aan de vennootschapsbelasting (12) of, indien het een buitenlandse vennootschap betreft, aan een belasting analoog aan de vennootschapsbelasting.

    Ze worden niet toegestaan indien de inkomsten worden verleend of toegekend :

    1 o door vennootschappen gevestigd in een land waar het gemeenrechtelijk aanslagstelsel aanzienlijk gunstiger is;

    2° door holding- of financieringsvennootschappen die in het land waar ze gevestigd zijn een van het gemeen recht afwijkend aanslagstelsel genieten;

    3o door investeringsvennootschappen.

    De in (a) beoogde aftrek wordt evenmin toegestaan indien de toekenning van de inkomsten waarop de aftrek wordt toegestaan, een waardevermindering van de betreffende aandelen of delen waarop ze betrekking hebben, tot gevolg heeft.

    9 Voorheen 10.000.000 F.

    10 Cfr. hierboven blz. 7.

    11 De vastheidsvoorwaarde wordt eveneens vervuld indien er bezit geweest is hetzij vanaf de vorming

    of de verhoging van het kapitaal, hetzij tot aan de verdeling van het maatschappelijk vermogen

    van de emitterende vennootschap indien een van de gebeurtenissen zich tijdens het belastbaar

    tijdperk heeft voorgedaan.

    12 Deze voorwaarde is niet vereist voor de inkomsten toegekend door de intercommunales die instaan

    voor de produktie of de distributie van gas en elektriciteit.

  • 1 1

    In de gevallen 2°) en 3°) wordt de aftrek evenwel toegestaan in de mate dat het vaststaat dat de door deze vennootschappen verleende of toegekende inkomsten voortvloeien uit inkomsten die werden geïnd door vennootschappen die zelf voldoen aan de voor aftrek gestelde voorwaarden.

    Het aftrekbare bedrag wordt bepaald op 90o/o (13) van de inkomsten vóór inhouding van de roerende voorheffing.

    Voor de uit niet-vaste deelnemingen ontvangen dividenden wordt de economische dubbele belasting gecompenseerd door de toekenning van het belastingkrediet (inkomsten van Belgische oorsprong) of van het FBB (inkomsten van buitenlandse oorsprong).

    2.15 De "vijfde bewerking" : Aftrek van vroegere verliezen

    De verliezen van de vroegere belastbare tijdperken zijn onbeperkt in de tijd aftrekbaar : de regel van vijf jaar en de uitzonderingen erop zijn opgeheven.

    Een bijzondere bepaling is nochtans van toepassing, indien een vennootschap de inbreng verkrijgt van een tak van werkzaamheid, van een algemeenheid van goederen of indien ze een andere vennootschap opslorpt: de bedrijfsverliezen die zij geleden heeft vóór deze inbreng zijn slechts aftrekbaar in verhouding van het proportionele aandeel van haar fiscale nettowaarde vóór die verrichting in de totale fiscale nettowaarde na die verrichting.

    2.16 De "zesde bewerking" : De in'(est_~ringsaftrek

    De nieuwe modaliteiten voor de investeringsaftrek worden hierna beschreven (14).

    De aftrekken waarop de vennootschap aldus recht heeft kunnen onbeperkt worden overgedragen indien de na de vijfde bewerking resterende winst het niet mogelijk maakt de totale aftrek te verrichten.

    Eveneens kunnen hier in aanmerking genomen worden de investeringsaftrekken waarop de vennootschap recht had voor vroegere belastbare tijdperken maar die zij niet kon verrichten wegens een afwezigheid of ontoereikendheid van belastbare winst.

    2.17 Splitsing van het belastbaar inkomen

    Het bedrag van de afzonderlijk belastbare meerwaarden wordt hier gescheiden van de belastbare winst.

    13 85% voor de financiële instellingen.

    14 Cfr. blz. 22.

  • 1 2

    2.2. Berekening van de belasting

    2.21 Normaal tarief

    De Ven.B is verschuldigd tegen het tarief van 41 o/o.

    2.22 Verminderde tarieven

    Verminderde tarieven kunnen worden toegepast indien de belastbare winst niet méér bedraagt dan 14.800.000 F.

    Netto belastbare winst

    0 1.000.000 3.600.000

    14.800.000

    1.000.000 F 3.600.000 F

    14.800.000 F en meer

    Toepasselijk tarief op deze schijf

    29°/o 37°/o 43°/o 41 °/o

    Deze verminderde tarieven worden evenwel niet toegepast

    1 o indien het vergoedingspercentage van het nog terugbetaalbare werkelijk gestorte maatschappelijk kapitaal bij het begin van het belastbaar tijdperk hoger is dan 13o/o;

    2° op de financiële instellingen; 3° op de vennootschappen waarvan de representatieve deelbewijzen van

    maatschappelijke rechten tot beloop van minstens 50°/o in het bezit zijn van een of meer andere vennootschappen.

    2.23 Inkomsten van buitenlandse oorsprong

    De Ven.B betreffende het nettobedrag van de in het buitenland behaalde winst in landen waarmee België geen overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting heeft gesloten wordt tot een vierde herleid.

    2.24 Vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen gedaan zijn

    In tegenstelling tot de regels betreffende de PB :

    moet de belastbare grondslag niet op 1 06°/o gebracht worden; wordt de vermeerdering niet verlaagd tot 90°/o.

  • 13

    2.25 Bijzondere aanslagstelsels

    1 o de afzonderlijk belastbare meerwaarden worden tegen 20,5% belast; 2° op de niet-bewezen sommen of lasten en op verzwegen winst wordt een

    belasting van 200% toegepast. Deze belasting is een bedrijfslast.

  • 1 4

    HOOFDSfUK 3 DE RECHTSPERSONENBELAsriNG (RPB)

    3.1. Rechtspersonen

    Zijn onderworpen aan de rechtspersonenbelasting:

    de Staat, de provincies, de Brusselse agglomeratie, de gemeenschappen en de openbare godsdienstige verenigingen; de vennootschappen en verenigingen, met name de VZW's die zich niet met exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden; de intercommunale verenigingen, de maatschappijen voor intercommunaal vervoer alsmede sommige met name genoemde insteilingen : de Nationale Delcrederedienst, de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, enz ....

    3.2. Belastbare grondslag en heffing van de belasting

    De aan de RBP onderworpen rechtspersonen worden niet op hun totaal jaarlijks netto-inkomen belast, maar enkel:

    op de onroerende inkomsten, op hun inkomsten uit kapitalen en roerende goederen, op sommige diverse inkomsten.

    en de belasting wordt geheven door middel van voorheffingen.

    Er worden nochtans specifieke inkohieringen opgemaakt in vijf bijzondere gevallen:

    a) Sommige onroerende inkomsten, met name het netto-inkomen van in België gelegen onroerende goederen die worden verhuurd, zijn onderworpen aan een belasting van 20o/o. De openbare godsdienstige verenigingen (Kerkfabrieken) zijn van deze belasting vrijgesteld.

    b) De meerwaarden verwezenlijkt bij de overdracht ten bezwarende titel van ongebouwde onroerende goederen zijn belastbaar volgens dezelfde modaliteiten als voor de PB.

    c) De overdracht van belangrijke deelnemingen is belastbaar volgens dezelfde modaliteiten als bij de PB.

    d) De niet-bewezen bedragen en lasten worden volgens dezelfde modaliteiten als bij de Ven.B belast.

  • 15

    e) De intercommunales die instaan voor de produktie en de distributie van gas en elektriciteit zijn belastbaar op het totaal bedrag van de sommen die werden verleend of toegekend als dividenden of vergelijkbare of soortgelijke uitkeringen aan om het even welke vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die de rechtspersoonlijkheid bezit (behalve de Staat, de provincies, de gemeenten, enz ... en andere intercommunales). Deze inkomsten zijn onderworpen aan de vermeerdering voor afwezigheid of ontoereikendheid van voorafbetalingen. Hun belastingtarief beloopt 20o/o.

  • 16

    HOOFDSTUK 5 DE BijZONDERE HEFFING OP DE ROERENDE INKOMSfEN

    5.2. Aanslagvoet

    De aanslagvoet van 10°/o wordt gevestigd op de inkomsten die 490.000 F overschrijden ( 15).

    15 Onverminderd de indexering (cfr. bijlage).

  • 1 7

    HOOFDSfUK 6 DE VOORHEFFINGEN EN VOORAFBETALINGEN

    6.1. Onroerende voorheffing

    Geen wijziging.

    6.2. Roerende voorheffing

    De roerende voorheffing werd herleid tot lOo/o voor de toegekende of betaalbaar gestelde interesten ter uitvoering van overeenkomsten gesloten met ingang van 1.3.1990.

    De vermindering van het tarief van roerende voorheffing tot 1 Oo/o wordt toegepast vanaf 1.1.1990 :

    op de inkomsten uit deposito's op zicht en spaarboekjes (16); op de inkomsten uit termijndeposito's van minder dan 6 maanden welke vanaf die datum uitgevoerd of hernieuwd zijn.

    6.3. Bedrijfsvoorheffing

    De aan de werkende vennoten van de personenvennootschappen betaalde of toegekende bezoldigingen worden onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing met ingang van 16 maart 1990.

    De toepasselijke tarieven zijn

    voor de periodieke bezoldigingen, die van de bestuurders; voor de niet-periodieke bezoldigingen, die van de uitzonderlijke vergoedingen aan de loontrekkenden (17). De "normale bezoldiging" wordt dan bepaald met verwijzing naar het bedrag van de periodieke bezoldigingen of de niet-periodieke bezoldigingen wanneer de eerstgenoemde onbestaande zijn of minder bedragen.

    Het op de periodieke bezoldigingen van de bestuurders (en de werkende vennoten) toepasselijk tarief wordt evenwel gewijzigd om het deze belastingplichtigen mogelijk te maken de sociale bijdragen der zelfstandigen en de bijdragen van de ziekteverzekering "kleine risico's" te verrekenen.

    16 Voor~ zover er geen vrijste ll i ng is.

    17 Cfr. blz. 47 van het Fiscaal Memento, nr 2/1990.

  • 18

    Daartoe wordt er een als volgt berekende vermindering toegepast:

    Brutobedrag van de maandelijkse bezoldigingen

    30 000 F en minder 30 000 tot 125 000 F

    125 000 tot 185 000 F 185 000 F en meer

    Vermindering van bedrijfsvoorheffing

    10 000 F 10 000 F + 16o/o boven 30 000 F 25 000 F + 11,5o/o boven 125 000 F 32 100 F

    Een vermindering is eveneens van toepassing op de BV verschuldigd op de niet-periodieke bezoldigingen van bestuurders, voor zover hun tijdens het kalenderjaar slechts niet-periodieke bezoldigingen werden toegekend.

    De vermindering wordt als volgt berekend :

    Brutobedrag van de niet-periodieke bezoldigingen

    360 000 F en minder 360 000 tot I 500 000 F

    I 500 000 tot 2 220 000 F 2 220 000 F en meer

    6.4 Voorafbetalingen

    Vermindering van BV

    120 000 F 120 000 F + 16% boven 360 000 F 302 400 F + 11 ,5o/o boven I 500 000 F 385 200 F

    Het in artikel 89 WIB bedoelde referentietarief beloopt I Oo/o voor het aanslagjaar 1991 (inkomsten 1990).

    Het verrneerderingspercentage beloopt dus 22,5o/o en de waarderings- en bonificatietarieven :

    Waarderingen Bonificaties

    VAl (10 april) 30o/o 15°/o VA2 (10 juli) 25°/o 12,5°/o VA3 (10 oktober) 20°/o 10°/o VA4 (20 december) 15°/o 7,5°/o

  • 19

    DEELII

    DE INDIRECTE BELASfiNGEN

  • 20

    4.26 De taks op de jacht

    Deze taks werd afgeschaft op 1 juni 1990. De reglementering van de jacht valt nu onder de bevoegdheid van de Gewesten.

    6. 74 Accijnzen - bier

    De tabellen op blz. 76 en 77 worden als volgt aangepast

    Voor inheemse bieren : per hectolitergraad wort, progressief tarief naargelang van de produktie van de brouwerij in hectolitergraden in het burgerlijk jaar.

    voor de eerste 10.000 hl-gr. van 10.001 -tot 50.000 hl-gr. van 50.001 tot 1.250.000 hl-gr. meer dan 1.250.000 hl-gr.

    Voor ingevoerde bieren :

    Accijns

    31,9 38,1 46,0 52,2

    (in F)

    Bijzondere Totaal accijns

    84,1 91,2

    101,8 103,0

    116,0 129,3 147,8 155,2

    per hectolitergraad wort, progressief naargelang de totale jaarproduktie van de brouwerij in hectolitergraden

    brouwerij met produktie van maximum 20.000 hl-gr. van 20.001 tot 50.000 hl-gr. van 50.001 tot 60.000 hl-gr. van 60.001 tot 75.000 hl-gr. van 75.001 tot 100.000 hl-gr. van 100.001 tot 150.000 hl-gr. van 150.001 tot 300.000 hl-gr. van 300.001 tot 700.000 hl-gr. van 700.001 tot 900.000 hl-gr. van 900.001 tot 1.200.000 hl-gr. van 1.200.001 tot 2.000.000 hl-gr. van 2.000.001 tot 5.000.000 hl-gr. meer dan 5.000.000 hl-gr.

    Accijns

    33,49 36,75 38,70 40,30 41,90 43,50 45,10 46,70 47,61 47,77 47,90 50,50 53,09

    (in F)

    Bijzondere accijns

    88,30 92,00 94,30 96,40 98,50

    100,60 102,00 104,80 106,00 106,20 106,40 107,10 107,70

    Totaal

    121,79 128,75 133,00 136,70 140,40 144,10 147,10 151,50 153,61 153,97 154,30 157,60 160,79

  • 21

    7.2. Vergunningsrecht op de slijterijen van geestrijke dranken

    Deze belasting is eveneens afhankelijk van de JHW, met name 25°/o ervan. Minimumbedrag : 12.000 F, maximumbedrag 40.000 F.

    Voor de reizende uitbaters bedraagt de belasting 12.000 F per jaar en voor de gelegenheidsslijterijen 500 F per dag.

  • j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j

    j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j

    j j j j j j j j j j j j j

    j j j j j j

    j j j

    j j

    j j j

  • 22

    DEEL III

    FISCALE MAATREGELEN TEN GUNSfE VAN DE INVESTERINGEN EN DE TEWERKSfELLING

  • 23

    1.11 Coördinatiecentra

    De fictieve roerende voorheffing wordt herleid tot 10/90 voor de inkomsten uit vorderingen en leningen toegekend wegens financieringen van investeringen. Deze tariefvermindering wordt toegepast op de overeenkomsten gesloten met ingang van 22 januari 1990. De fictieve roerende voorheffing blijft vastgesteld op 25/75 voor de inkomsten, toegekend in de vorm van dividenden.

    1.12 Reconversievennootschappen

    De vrijstelling van de uitgekeerde winsten wordt nog slechts toegekend tot beloop van een tarief van 8 % in plaats van voorheen 13 o/o. De vóór 1.1.90 in een reconversiezone gevestigde vennootschappen genieten evenwel een verlenging van hun vrijstellingsperiade : die gaat van 10 naar 15 boekjaren.

    1.21 Investeringsaftrek

    Het basistarief van de investeringsaftrek is gelijk aan het verschil tussen het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van het jaar dat voorafgaat aan dat waarin de investeringen gebeurden en het gemiddelde van de indexcijfers van het voorgaande jaar, vermeerderd met 2 punten (voorheen : 3 punten). Dit basistarief mag niet lager zijn dan 4 o/o, noch hoger dan 11 °/o.

    1.25 Belastingstelsel van de meerwaarden

    A. Meerwaarden die volledig werden verwezenlijkt op de materiële en immateriële vaste activa

    De vrijstelling onder voorwaarde van wederbelegging wordt vervangen door een belastingstelsel gegrond op het beginsel van aanslagverlegging.

    Deze verlegging van aanslag wordt toegepast, onder voorwaarde van wederbèlegging, op de meerwaarden die werden verwezenlijkt op de materiële en immateriële vaste activa die sedert meer dan vijf jaar zijn bestemd voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid.

    Indien de duur van de bestemming minder is dan 5 jaar, is de meerwaarde een tegen vol tarief belastbare winst.

    Indien de aanslagverlegging wordt toegepast, worden de betreffende meerwaarden beschouwd als winst over het belastbaar tijdperk van de wederbelegging en van de daaropvolgende belastbare tijdperken naar rata van de afschrijvingen, ofwel ten belope van het niet-afgeschreven saldo voor het belastbaar tijdperk waarin het niet-afgeschreven goed niet meer voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid wordt gebruikt. Deze gespreide aanslag gebeurt tegen vol tarief.

  • 24

    De wederbelegging moet gebeuren in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa binnen een termijn van drie jaar (18) die aanvangt de eerste dag van het belastbaar tijdperk waarin de meerwaarde werd verwezenlijkt.

    Bij ontstentenis van wederbelegging binnen deze termijn wordt de meerwaarde aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk - waarin de wederbeleggingstermijn verstreek. De belasting geschiedt tegen vol tarief.

    De vrijstelling van de monetaire quotiteit wordt behouden.

    B. Meerwaarden volledig verwezenlijkt op de financiële vaste activa

    Het beginsel van een vrijstelling onder voorwaarde van wederbelegging wordt gehandhaafd maar de toepassingsmodaliteiten ervan worden herzien.

    De vrijstelling wordt toegepast, onder voorwaarde van wederbelegging, op de meerwaarden die werden verwezenlijkt op de aandelen of delen (19) die sedert meer dan vijf jaar worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaambeid.

    De wederbelegging moet gebeuren :

    hetzij in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die in nieuwe staat werden verkregen of tot stand gebracht ; en die niet worden bestemd voor een wederbelegging met het oog op de toepassing van de aanslagverlegging op een andere meerwaarde

    hetzij in aandelen of delen van andere dan investeringsvennootschappen.

    De aldus verworven aandelen of delen moeten volledig afbetaald zijn bij het verstrijken van de wederbeleggingstermijn.

    De wederbeleggingstermijn is drie jaar en neemt een aanvang op de eerste dag van het belastbaar tijdperk waarin de meerwaarde werd verwezenlijkt.

    Ingeval van verwezenlijking tijdens deze termijn van de als wederbelegging verworven vaste activa, moet een nieuwe wederbelegging worden verricht binnen drie maanden.

    Bij ontstentenis van wederbelegging gebeurt de belasting tegen vol tarief voor het belastbaar tijdperk waarin de wederbeleggingstermijn verstrijkt (20).

    1.27 Voorziening voor sociaal passief

    Deze maatregel wordt opgeheven.

    18) 5 jaar voor de gebouwde onroerende goederen, vaartuigen en vliegtuigen.

    19 met uitsluiting van de verwezenlijkte meerwaarden op de aandelen en delen van

    investeringsvennootschappen en die welke werden vastgesteld bij een ruiling, een schenking of

    een inbreng in vennootschap.

    20) en uiterlijk bij de stopzetting van de exploitatie indien zij gebeurt vóór het verstrijken van

    de wederbeleggingstermijn.

  • 25

    2.21 Aanmoediging tot inschrijving op of tot aankoop van aandelen of representatieve deelbewijzen van maatschappelijke rechten in Belgische vennootschappen (KB 15 en 150)

    De periode en de modaliteiten van toekenning van de vrijstelling van vennootschapsbelasting worden gewijzigd. In plaats van in 1992 te eindigen, wordt de vrijstelling van de dividenden en van de inkomsten uit belegde kapitalen verlengd in 1993 en 1994. Van 1990 tot 1994 zal zij evenwel begrensd worden tot het tarief van 8 o/o, zelfs voor de dividenden en inkomsten uit belegde kapitalen die de vrijstelling van 13°/o genoten.

    2. 22 Bijkomend personeel voor de KMO 's.

    Deze maatregel wordt opgeheven.

  • 1. Beginsel

    26

    BIJLAGE JAARLIJKSE INDEXATIE

    De wet van 7 december 1988 heeft het beginsel ingevoerd van de jaarlijkse indexatie van alle bedragen welke in frank zijn uitgedrukt in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (21).

    De indexatiecoëfficiënt komt overeen met het veranderingspercentage van het gemiddelde van de index van de consumptieprijzen van het jaar dat de belastbare periode voorafgaat t.o.v. het daaraan voorafgaande jaar. De indexatiecoëfficiënt van 1990 (aanslagjaar 1991) wordt dus bepaald op basis van de verandering van de prijsindex van 1989 t.o.v. die van 1988. Hij bedraagt 1,03107.

    2. Personenbelasting

    2.1 Schaal van de forfaitaire bedrijfslasten

    De schaal van de forfaitaire bedrijfslasten van loontrekkende werknemers wordt bijgevolg voor het aanslagjaar 1991 (inkomstèn van 1990) :

    Berekenings basis Bedrijfslasten Op de ondergrens erboven

    0 155.000 0 20°/o 155.000 tot 309.000 31.000 10o/o 309.000 tot 516.000 46.400 5o/o 516.000 en meer 56.750 3o/o

    Het maximumbedrag van de bedrijfslasten bedraagt 103.000 F.

    21) Behalve de forfaitaire aftrek op het kadastrale inkomen van het woonhuis.

  • 27

    2.2 Belastingschaal van de PB.

    De belastingschaal voor het aanslagjaar 1991 (inkomsten 1990) is de volgende

    Belastbaar inkomen Marginale aanslagvoet

    0 tot 237.000 25o/o 237.000 tot 314.000 30o/o 314.000 tot 449.000 40°/o 449.000 tot 1.031.000 45°/o

    1.031.000 tot 1.547.000 50o/o 1.547.000 tot 2.268.000 52,5o/o 2.268.000 en meer 55°/o

    2.3 Andere bedragen van belang voor de berekening van het belastbare inkomen

    Grensbedrag tot hetwelk de aanvullende aftrek op het K.I. voor het woonhuis wordt verleend

    Niet-belastbare schijf van de interesten van gewone spaarboekjes

    Niet-belastbare schijf van de inkomsten uit kapitalen belegd in erkende coöperaties

    Aftrek op prijzen en subsidies

    Bijkomend bedrag van forfaitaire bedrijfslasten berekend in functie van de afstand woonplaats-werkplaats

    75 tot 100 km 101 tot 125 km 126 tot 150 km 150 en meer

    Gedeelte "medehelpende echtgenoot" : maximumbedrag van eigen inkomsten

    Maximumbedrag van het huwelijks-quotiënt

    Aj. 1990

    950.000

    50.000

    5.000

    100.000

    1.000 2.000 4.000 6.000

    350.000

    900.000

    Aj. 1991

    980.000

    52.000

    5.000

    103.000

    1.000 2.000 4.000 6.000

    361.000

    928.000

  • Grensbedrag van de levensverzeke-ringspremies en van de terugbetaling van het kapitaal van hypothecaire leningen

    - schijf tegen 15o/o - maximum

    28

    Aankoop van aandelen van de werkgever, pensioensparen

    Minimumbedrag van een gift Bovengrens

    Huisbedienden - minimumbezoldiging -maximum

    Geklasseerde monumenten

    Bijkomende aftrek van hypothecaire interesten Maximumbedrag van de lening

    - bouw - vernieuwing

    Maximumbedrag van de werken in geval van vernieuwing

    Kosten voor kinderopvang maximumbedrag per dag

    Aj.1990

    50.000 60.000

    20.000

    1.000 10.000.000

    100.000 400.000

    250.000

    2.000.000 1.000.000

    800.000

    345

    Aj.1991

    52.000 62.000

    21.000

    1.000 10.311.000

    103.000 412.000

    258.000

    2.062.000 1.031.000

    825.000

    345

    2.4 Andere bedragen van belang voor de berekening van de PB

    Belastbaar minimum voor een alleenstaande 165.000 170.000 Belastbaar minimum voor een echtgenoot 130.000 134.000

    Aftrekken - eerste kind 35.000 36.000 - twee kinderen 90.000 93.000 - drie kinderen 202.500 209.000 - vier kinderen 327.500 338.000 - andere personen ten laste 35.000 36.000 - gehandicapte echtgenoot 35.000 36.000 - gehandicapte persoon ten laste 35.000 36.000 - weduwe/weduwnaar met

    kinderen ten laste, alleenstaande vader of moeder 35.000 36.000

    - echtgenoot met een inkomen niet hoger dan ... (60.000) (62.000)

    - jaar van het huwelijk 35.000 36.000 - jaar van het overlijden 95.000 98.000

  • 29

    Belastingvermindering voor vervangings-inkomens

    - verticale beperking

    - bedrag waarmee de type-uitkeringen worden verminderd

    - maandelijks bedrag voor de toepassing van de afzonderlijke belasting op de opzeggingsver-goedingen

    Toepassingsdrempel voor de bijzondere heffing op de roerende inkomsten

    3. Vennootschapsbelasting

    Belastingvrijstelling voor bijkomend personeel tewerkgesteld in het weten-schappelijk onderzoek

    Aj.1990

    600.000 750.000

    1.200.000

    10.000

    25.000

    490.000

    100.000

    Aj.1991

    619.000 773.000

    1.237.000

    10.000

    26.000

    505.000

    103.000

    WOORD VOORAFDEEL I: DE DIRECTE BELASTINGENHOOFDSTUK 1: DE PERSONENBELASTING (PB)HOOFDSTUK 2: DE VENNOOTSCHAPSBELASTING (Ven.B)HOOFDSfUK 3: DE RECHTSPERSONENBELASTING (RPB)HOOFDSTUK 5: DE BIJZONDERE HEFFING OP DE ROERENDE INKOMSTENHOOFDSTUK 6: DE VOORHEFFINGEN EN VOORAFBETALINGEN

    DEEL II: DE INDIRECTE BELASTINGENDEEL III: FISCALE MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE INVESTERINGEN EN DE TEWERKSTELLINGBIJLAGE: JAARLIJKSE INDEXATIE