Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie...
-
Author
truongliem -
Category
Documents
-
view
216 -
download
0
Embed Size (px)
Transcript of Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie...
-
www.pwc.nl
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemenInvesteringsfaciliteiten 2016
-
Inhoud
Introductie 5
Investeringsaftrek 6Energie-investeringsaftrek (EIA)Milieu-investeringsaftrek (MIA) Kleinschaligheids investerings aftrek (KIA)
RDA gentegreerd in WBSO 22
Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek) 24
Willekeurige afschrijving 25Voortbrengingskosten van immaterile activaMilieubedrijfsmiddelen (Vamil)Andere aangewezen bedrijfsmiddelen
Combinaties van investeringsfaciliteiten 33
Afdrachtverminderingen 35ZeevaartSpeur- en ontwikkelingswerk (WBSO)
Subsidieregeling praktijkleren 39
Innovatiebox 41
Teruggaven 43Teruggaaf energiebelasting/accijns
Subsidies 45
Zonnepanelen van particulieren 47
Formele bepalingen 48
Contact 49
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 3
-
4 PwC
-
IntroductieIn deze publicatie Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten 2016 brengen we u op de hoogte van de fiscale faciliteiten die de Nederlandse overheid in 2016 aan het bedrijfsleven biedt om de economie te versterken en duurzamer te maken. Speerpunten van het fiscale beleid zijn dit jaar met name innovatie en investeringen in duurzame bedrijfsmiddelen.
Mogelijk kunt u uw voordeel doen met de maatregelen die zijn genomen om ondernemerschap en innovatie extra te stimuleren. Door de diversiteit aan regelingen is het goed denkbaar dat ook uw onderneming in aanmerking komt voor n of meerdere faciliteiten. Ten opzichte van vorig jaar zijn er enkele veranderingen in de fiscale regelingen die van invloed kunnen zijn op uw situatie. Zo is bijvoorbeeld de aanvullende research & development aftrek per 1 januari 2016 opgenomen in een regeling voor vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Daarnaast hebben zich wijzigingen voorgedaan in de Energie- en Milieulijst.
De faciliteiten zijn op hoofdlijnen beschreven waardoor u een goed overzicht krijgt van de belangrijke aandachtspunten. De volgende faciliteiten komen aan bod: de investeringsaftrek, de inmiddels vervallen aanvullende research en development aftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de willekeurige afschrijving, de combinaties van investeringsfaciliteiten, de afdrachtverminderingen loonbelasting
en premie volksverzekeringen, de subsidieregeling voor praktijkleren, de innovatiebox, de teruggaaf energiebelasting/accijns & teruggaaf grootverbruikers, subsidies en de teruggaaf van btw bij zonnepanelen van particulieren. Ook wordt aandacht besteed aan de formele aspecten.
Om gebruik te maken van de diverse investeringsfaciliteiten moeten formele bepalingen worden nageleefd. Zo is het van belang dat eventuele meldingstermijnen in acht worden genomen. Daarnaast is het mogelijk om bezwaar te maken (en in beroep te gaan) tegen de afwijzing van een verzoek om toepassing van een investeringsfaciliteit.
De opgenomen informatie helpt u om fiscaal voordeel te behalen met uw investeringen. Ook zijn de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van vorig jaar weergegeven, zodat u de huidige regelingen gemakkelijker kunt vergelijken. De publicatie gaat voornamelijk in op de toepassingsmogelijkheden van de faciliteiten in 2016.
Rotterdam, 15 februari 2016
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 5
-
Investeringsaftrek
Als ondernemer kunt u de fiscale winst van de onderneming verlagen door gebruik te maken van de investeringsaftrek. Dit is een extra aftrekpost die aanvullend op de reguliere kosten van bedrijfsmiddelen ten laste van de winst komt. De achtergrond van de faciliteit is het bevorderen van bepaalde investeringen. Trefwoorden zijn in dit kader energiezuinigheid, milieuvriendelijkheid en kleinschaligheid. De omvang van de investeringsaftrek is gerelateerd aan het investeringsbedrag.
De Wet inkomstenbelasting 2001 voorziet in: de energie-investeringsaftrek (EIA); de milieu-investeringsaftrek (MIA); en de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
(KIA).
DoelgroepOndernemers voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting kunnen in aanmerking komen voor de investerings-aftrek. En van de voorwaarden is dat zij investeren in bedrijfsmiddelen.
Minimum investeringsbedragVoor de toepassing van de investerings-aftrek gelden minimum investerings-bedragen. Om gebruik te kunnen maken
van de EIA of MIA is vereist dat de investering per bedrijfsmiddel minimaal 2.500 euro bedraagt. Voor de KIA is dat 450 euro per bedrijfsmiddel.
InvesterenOnder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen tot de aanschaffing of verbetering van een bedrijfsmiddel. Ook het maken van voortbrengingskosten valt eronder. De verplichtingen of kosten moeten drukken op de belastingplichtige. Voor het bepalen van het investeringstijdstip is onder meer relevant op welk moment de ondernemer een betalingsverplichting aangaat. Goede documentatie is van groot belang. Uw PwC-adviseur helpt u graag bij het bepalen van het investeringstijdstip.
Extra aftrekpost
Bij een investering in een bedrijfsmiddel kan de ondernemer in aanmerking komen voor de investeringsaftrek. Dit is een extra aftrekpost die aanvullend op de reguliere afschrijvingskosten van het bedrijfsmiddel ten laste van de winst komt. De investeringsaftrek kan de vorm hebben van de KIA, EIA en MIA. Bij een lagere belastbare winst is minder belasting verschuldigd. De daadwerkelijke belastingbesparing verschilt per investering en ondernemer. Het hangt af van de variant van de investeringsaftrek, de omvang van de investering en de van toepassing zijnde belasting (inkomsten- of vennootschapsbelasting).
6 PwC
-
BedrijfsmiddelEen bedrijfsmiddel is een goed dat voor het drijven van de onderneming wordt gebruikt. Anders dan voorraad gaat een bedrijfsmiddel meer dan n productieproces mee. Voor het bepalen of sprake is van een investering in en bedrijfsmiddel of voorraad moet worden gekeken naar de plaats en functie van het betreffende activum in de onderneming. Gelet op de complexiteit die soms speelt bij deze beoordeling is het raadzaam hiervoor contact op te nemen met uw PwC-adviseur.
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de regeling. Bepaalde bedrijfsmiddelen kwalificeren nadrukkelijk niet. Uitgesloten van investeringsaftrek zijn bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om (direct of indirect) hoofdzakelijk - dat wil zeggen voor minstens 70 procent - te worden gebruikt voor het drijven van een onderneming waarop een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is (bijvoorbeeld een buitenlandse vaste inrichting in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten). Dat geldt ook voor grond, woonhuizen en woonschepen, personenautos die niet zijn bestemd voor het beroepsvervoer over de weg,
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Voor veel faciliteiten is tijdige aanmelding bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) vereist. Deze organisatie is ontstaan uit de fusie per 1 januari 2014 tussen Agentschap NL en de Dienst Regelingen, beide uitvoeringsorganisaties van het ministerie van Economische Zaken. RVO.nl biedt ondersteuning aan ondernemers die duurzaam, agrarisch, innovatief of internationaal ondernemen.
vaartuigen, dieren, effecten, vorderingen, goodwill en ook vergunningen, ontheffingen, concessies en andere dispensaties van publiekrechtelijke aard. Voor de KIA worden daarnaast geen bedrijfsmiddelen in aanmerking genomen die zijn bestemd om hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden. Als uitzondering op de algemene uitsluitingen, kunnen investeringen in woonhuizen en schepen en investeringen in bepaalde zuinige of elektrische autos wel in aanmerking komen voor de MIA.
Uitgesloten verplichtingen Van investeringsaftrek zijn in beginsel uitgesloten bedrijfsmiddelen waarvoor verplichtingen zijn aangegaan tussen bepaalde, in de wet omschreven familie leden. Hetzelfde geldt voor verplichtingen die zijn aangegaan tussen een aandeelhouder en het lichaam waarin deze een kwalificerend belang (minimaal een derde) heeft en die zijn aangegaan tussen gelieerde lichamen. Uit een goedkeurend besluit blijkt echter dat in deze situaties soms onder voorwaarden toch de verplichtingen in aanmerking kunnen worden genomen voor de investeringsaftrek. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.
In aanmerking nemen investeringsaftrek Het recht op investeringsaftrek bestaat vanaf het investeringsmoment. Vr ingebruikname van het bedrijfsmiddel wordt de investeringsaftrek echter slechts in aanmerking genomen tot het bedrag dat al daadwerkelijk voor het bedrijfsmiddel is betaald. De resterende investeringsaftrek wordt dan in een later jaar in aftrek gebracht.
Ingebruikname bedrijfsmiddelBij de beoordeling of een bedrijfsmiddel in gebruik is genomen wordt onder meer gekeken naar het moment dat het bedrijfsmiddel wordt aangewend voor het doel waarvoor het is bestemd. Gelet op de complexiteit van deze beoordeling is het raadzaam hiervoor contact op te nemen met uw PwC-adviseur.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 7
-
De wet bevat een energie-investeringsaftrek (EIA) voor investeringen door ondernemers in energiezuinige, niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Energielijst (energie-investeringen). Aanpassingen aan bestaande bedrijfsmiddelen komen ook in aanmerking voor de EIA voor zover het aangepaste bedrijfsmiddel voldoet aan de energieprestatie-eisen van de regeling. De EIA is gericht op energie-efficintie en stimuleert op die manier energiebesparende investeringen.
Energie-investeringsaftrek (EIA)
De aanvullende aftrek bedraagt 58 procent van het bedrag aan energie-investeringen (2016). De EIA levert als extra fiscale aftrekpost direct een financieel voordeel op. Bovenop de reguliere aftrekbare kosten mag 58 procent van de investering in mindering worden gebracht op de fiscale winst. In de vennootschapsbelastingsfeer
betekent de EIA een belastingbesparing van ongeveer 14,5 procent per investering. In de inkomstenbelastingsfeer kan dit oplopen tot 26 procent.
Voorbeeld
Energie-investeringEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een nieuw bedrijfsmiddel dat voldoet aan de voorwaarden van de Energielijst 2016. Er is sprake van een energie-investering. De fiscale winst na aftrek van de reguliere aftrekbare kosten maar vr toepassing van de EIA bedraagt 250.000 euro. Het vennootschapsbelastingtarief in 2016 is 20 procent voor de eerste 200.000 euro winst en 25 procent voor het meerdere. Als de ondernemer geen aanspraak maakt op de EIA dan bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting 52.500 euro. Door aanspraak te maken op de faciliteit kan een belastingbesparing worden gerealiseerd.
BelastingbesparingToepassing van de EIA levert een extra aftrekpost op van 58 procent van 10.000 euro, dat is 5.800 euro. De investeringsaftrek verlaagt de fiscale winst tot 244.200 euro, dat is de winst van 250.000 euro verminderd met 5.800 euro. De verschuldigde vennootschapsbelasting bedraagt dan 51.050 euro. Toepassing van de EIA bij een investering van 10.000 euro levert in de
vennootschapsbelastingsfeer een belastingbesparing op van 1450 euro (25 procent van 5.800 euro). Dit is ruim 14 procent van de investering.
aftrek:
58%
Jaar 2016 Zonder EIA Met EIA
Fiscale winst vr EIA 250.000,00 250.000,00
EIA (58% van 10.000) 0,00 -/- 5.800,00 -/-
Fiscale winst 250.000,00 244.200,00
Vennootschapsbelasting
20% over eerste 200.000 40.000,00 40.000,00
25% over meerdere 12.500,00 + 11.050,00 +
Totaal 52.500,00 51.050,00
Belastingbesparing:25% van 5.800 = 1.450 14% besparing op investering
8 PwC
-
Actualiteiten EIA-regeling
In 2016 bedraagt de EIA 58 procent. In 2015 was dit percentage nog 41,5. De EIA-regeling 2016 is van toepassing op verplichtingen die zijn aangegaan of voortbrengingskosten die zijn
gemaakt op of na 1 januari 2016 Per bedrijfsmiddel moet het investeringsbedrag minimaal 2.500 euro zijn om in 2016 in aanmerking te
komen voor de EIA. Per 2016 zijn enige wijzigingen aangebracht in de Energielijst, bepaalde onderdelen zijn vervallen, gewijzigd
of nieuw opgenomen. Zo is de omschrijving voor LED-verlichting vereenvoudigd en is aan de energiezuinige scheepsmotor de optie toegevoegd om een dieselelektrische aandrijving te melden. Daarnaast wordt bij horizontale energieschermen geen onderscheid meer gemaakt tussen onbelichte en belichte teelt, wel is nu vereist dat minstens twee energieschermdoeken voldoen aan de omschrijving.
Voor 2016 is een bedrag van 161 miljoen euro aan EIA-budget beschikbaar.
In 2016 wordt maximaal 120 miljoen euro aan kwalificerende investeringen in aanmerking genomen. Bij een hoger bedrag aan investeringen wordt over het meerdere geen EIA verleend.
DoelgroepDe EIA-regeling geldt voor belastingplichtigen voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting die een onderneming drijven en investeren in een bedrijfsmiddel dat voldoet aan de eisen van de Energielijst.
Kenbaar makenHet recht op EIA moet bij de aangifte inkomsten- of vennootschapsbelasting kenbaar worden gemaakt. Om aanspraak te kunnen maken op de faciliteit moet de investering wel tijdig zijn aangemeld bij RVO.nl. Bij het opleggen van de aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.
Toepassing De bedrijfsmiddelen die voor het jaar 2016 in aanmerking komen voor de EIA staan vermeld in de Energielijst 2016. De lijst bevat meer dan 160 energiebesparende technieken en is onderverdeeld in vijf categorien:1. bedrijfsgebouwen;2. processen;3. transportmiddelen;4. duurzame energie;5. energieadvies.
De EIA wordt toegepast op de aanschaffings- en voortbrengingskosten van een energie-investering. Onder aanschaffingskosten vallen de kosten die bij derden zijn gemaakt, zoals de aankoopsom plus alle bijkomende kosten die noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan het bedrijfsklaar krijgen van het desbetreffende bedrijfsmiddel, bijvoorbeeld montagekosten, leidingwerk en besturing.
Minimaal meldingsbedrag
Een investering kan in meerdere fases worden gemeld bij RVO.nl. Wel geldt een ondergrens van minimaal 2.500 euro voor het meldingsbedrag.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 9
-
Van voortbrengingskosten is sprake als een bedrijfsmiddel in de eigen onderneming is vervaardigd. Alle kosten die hiervoor worden gemaakt binnen de eigen onderneming behoren tot de voortbrengingskosten, bijvoorbeeld de materiaalkosten en de arbeidskosten van werknemers.
Geactiveerde kosten voor aanpassing van bestaande bedrijfsmiddelen, zoals nieuwe materialen en montage, komen ook in aanmerking. Onderhoudskosten zijn echter uitgezonderd.
Als een investeringssubsidie wordt ontvangen voor het desbetreffende bedrijfsmiddel, moet het subsidiebedrag worden afgetrokken van de aanschaffings- of voortbrengingskosten.
Ook generieke bedrijfsmiddelenNaast de bedrijfsmiddelen op de Energie-lijst 2016 kunnen ook andere bedrijfs-middelen in aanmerking komen voor de EIA. Voor deze zogenoemde generieke bedrijfsmiddelen moet dan wel de vereiste energiebesparing door middel van een berekening kunnen worden aangetoond. Gezien de complexiteit van de voorwaarden is het raadzaam om hiervoor contact op te nemen met uw PwC-adviseur.
Zijn kosten gemaakt voor een energie-advies, een Energie Prestatie Advies (EPA-maatwerkadvies) of een actieplan voor elektromotoren, dan kunnen deze kosten onder bepaalde voorwaarden samen met de energie-investering in aanmerking komen voor de EIA.
Suggesties Energielijst 2017Als ondernemer kunt u zelf bedrijfs-middelen voordragen voor de Energielijst van het volgende kalenderjaar. Het moet gaan om bedrijfsmiddelen waarmee een energiebesparing is te realiseren. De uiterste datum voor het indienen van voorstellen voor bedrijfsmiddelen voor de Energielijst 2017 is 1 september 2016. Uw PwC-adviseur helpt u hiermee graag verder.
EIA bij samenwerkingsverbandenInvesteringen kunnen plaatsvinden door een samenwerkingsverband zoals een maatschap, vennootschap onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (CV). Ook dan bestaat mogelijk recht op de EIA. Het zijn de achterliggende individuele maten, firmanten of vennoten de leden die aanspraak kunnen maken op de EIA en niet de contractuele samenwerkingsvorm.
Per bedrijfsmiddel wordt beoordeeld of is voldaan aan het vereiste minimum-investeringsbedrag, daarbij is niet relevant hoe groot het samenwerkingsverband is. De EIA wordt toegepast per lid op basis van zijn aandeel in de desbetreffende investeringen binnen het samenwerkings-verband. Onder voorwaarden geldt een aantal vereenvoudigingen in de toepassing van de regeling.
Voor een juiste toepassing van de EIA bij een samenwerkingsverband moet worden vastgesteld in welke mate de leden deelnemen in de investering. Hiervoor geldt als aanknopingspunt de gerechtigdheid tot de winst van het
Kwalificerende kosten
De EIA kan worden toegepast op de aanschaffings- en voortbrengingskosten van (onderdelen van) bedrijfsmiddelen die voldoen aan de energieprestatie-eisen, inclusief voorzieningen (bijvoorbeeld leidingen, appendages1 en meet- en regelapparatuur) die technisch noodzakelijk zijn voor deze bedrijfsmiddelen en die alleen daarvoor worden gebruikt.
1) Kleine bijbehorende toestellen en onderdelen die dienen ter completering van een machine of een installatie.
10 PwC
-
samenwerkingsverband. De maten en vennoten van een samenwerkingsverband mogen echter voor de toepassing van de EIA (evenals voor de MIA, zie Milieu-investeringsaftrek (MIA) op blz. 15 t/m 18) ook een andere verdeling van de investeringsverplichting over de leden van het samenwerkingsverband kiezen. In het besluit van 17 maart 2014, BLKB 2014/106M wordt aangegeven aan welke voorwaarden dan moet worden voldaan. De belangrijkste zijn dat alle maten of vennoten hetzelfde verdelingscriterium hanteren en dat de verdeling op redelijke basis plaatsvindt.
Bestaat een samenwerkingsverband ook uit een of meer commanditaire vennoten/natuurlijke personen, dan is gn sprake van een redelijke verdeling als een investering volledig wordt toegerekend aan de beherende vennoten terwijl de commanditaire vennoten/natuurlijke personen wettelijk zijn uitgesloten van de faciliteit. Commanditaire vennoten/natuurlijke personen komen in beginsel niet in aanmerking voor investeringsaftrek,
omdat zij in de regel niet kwalificeren als ondernemer. Een natuurlijke persoon/commanditaire vennoot komt echter wel in aanmerking voor EIA als deze vennoot op een andere grond al ondernemer is en de commanditaire participatie op grond van de vermogensetiketteringsregels tot zijn ondernemingsvermogen behoort.
Als sprake is van een samenwerkings-verband tellen bij het bepalen van het maximale bedrag aan energie-investeringen alleen de energie-investeringen van de IB-ondernemers en belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting mee, dus niet die van commanditaire vennoten. Het plafond wordt vervolgens naar evenredigheid toegerekend aan die ondernemers. Wat dit betekent, illustreert het hiernaast opgenomen rekenvoorbeeld.
VergunningenVoor sommige investeringen is een vergunning vereist. De omgevings-vergunning is per 1 oktober 2010 ingevoerd als vervanging van onder andere de bouw- en milieuvergunning.
Vereenvoudigde EIA-aanvraag samenwerkingsverbanden
De aanvraag van de EIA is sinds enkele jaren administratief eenvoudiger voor maten en vennoten die participeren in een samenwerkingsverband. In plaats van afzonderlijke aanvragen per maat of vennoot kan het samenwerkingsverband nu namelijk volstaan met n aanvraag per (gezamenlijke) investering. Het samenwerkingsverband zal vervolgens bij een controle n controlebrief van RVO.nl ontvangen.
Voorbeeld
Investering door samenwerkings-verbandEen samenwerkingsverband bestaat uit twee beherende vennoten en vier commanditaire vennoten. De totale energie-investering bedraagt 250 miljoen euro. De beherende vennoten zijn ieder gerechtigd tot 40procent van de energie-investering (ieder 100 miljoen euro) en de vier commanditaire vennoten ieder tot 5procent (ieder 12,5 miljoen euro). Het plafond voor 2016 bedraagt 120miljoen euro. Voor toepassing van de faciliteit moet het plafond voor de beherende vennoten worden bepaald.
Bepalen plafond beherende vennotenHet plafond voor ieder van de beherende vennoten wordt als volgt bepaald: 100 miljoen euro / 200 miljoen euro (en niet 250 miljoen euro) * 120 miljoen euro = 60 miljoen euro.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 11
-
Op het moment van de EIA-aanvraag moet de benodigde vergunning voor het bouw- of milieudeel in het bezit zijn, maar deze hoeft nog niet onherroepelijk te zijn. Onherroepelijk wil zeggen dat er geen bezwaar- of beroepsprocedure met betrekking tot de vergunning aanhangig is of nog kan worden. In bepaalde gevallen is een SDE+-beschikking vereist.
SDE+-regelingDe regeling stimulering duurzame energieproductie (SDE-regeling) is per 1 januari 2011 omgevormd naar een efficintere SDE+-regeling. De SDE+ is een exploitatiesubsidie, dat wil zeggen dat producenten subsidie ontvangen voor de opgewekte duurzame energie en niet voor de aanschaf van de productie-installatie, zoals bij een investeringssubsidie. Subsidie kan worden aangevraagd voor de productie van duurzame elektriciteit, duurzame warmte of het gecombineerd opwekken van duurzame warmte en elektriciteit of groen gas. Een van de technologien die in aanmerking komt voor subsidie is windenergie.
Tips voor aanvragen SDE+
De SDE+ 2016 heeft twee openstellingsrondes; de eerste in maart, de tweede in september. Op 1 maart 2016 om 9:00 uur wordt de SDE+ 2016 opengesteld voor de eerste ronde, op 30 augustus 2016 om 9:00 uur vindt de openstelling plaats van ronde twee.
De SDE+ wordt aangevraagd met het digitale formulier van het e-loket van RVO.nl.
Vanaf 9:00 uur op dinsdag 1 maart 2016 kan de eerste aanvraag worden ingediend. Vooruitlopend kunt u uw aanvraag alvast voorbereiden en klaar zetten zodat u deze digitaal kunt verzenden zodra de regeling open is.
Een aanvraag voor de SDE+ moet plaatsvinden binnen de daarvoor bestemde periode. Voor de diverse onderdelen gelden verschillende aanvraag periodes. De SDE+ 2016 sluit op 29 september 2016 om 17:00 uur.
In 2016 bedraagt het budget voor de ondersteuning van projecten met de SDE+ 8 miljard euro (exclusief de tender voor bepaalde wind op zee).
HaalbaarheidsstudieBij bepaalde aanvragen voor de SDE+ 2016 is noodzakelijk dat een haalbaarheidsstudie wordt verricht voor de productie-installatie. Onderdeel van een studie naar de haalbaarheid van het project is de exploitatieberekening. Dat moet minstens een overzicht van alle kosten en baten van de productie-installatie bevatten. Ook moet een berekening van het projectrendement worden toegevoegd. De financile onderbouwing moet in elk geval bestaan uit een financieringsplan voor het project en een overzicht van de vermogenspositie van de aanvrager. Een aanvullende eis geldt als het aandeel van het eigen vermogen minder dan 20 procent van de investering bedraagt. In dat geval is een intentieverklaring van een financier vereist.
Geologisch onderzoekEen geothermie project kan alleen in aanmerking komen voor de SDE+ 2016 als bij het aanvraagformulier het geologisch rapport wordt meegestuurd. Aan het geologisch onderzoek zijn nadere eisen gesteld. Het onderzoek moet voldoen aan het Model Geologisch Onderzoek en zal worden getoetst door experts van TNO. Voor het verslag van het onderzoek geldt een verplichte opzet.
Regeling windenergie op zee
De stimulering van energieopwekking met wind op zee is niet opgenomen in de reguliere SDE+ openstelling. Dat wordt via aparte tenders uitgerold. De Nederlandse overheid hecht belang aan de opschaling van windenergie. Daarom is fiscale stimulering mogelijk; aangegeven is op welke locatie en onder welke voorwaarde een windpark kan worden gerealiseerd (kavels). De partij die wordt geselecteerd om het windpark op de kavel en de aansluitverbinding te realiseren, krijgt daarvoor subsidie en een vergunning om het park te exploiteren. De kavels hebben betrekking op windgebied Borssele (2016) en windgebied Hollandse kust Zuid (2017/2018) en Hollandse kust Noord (2019). Aanvragen voor kavels III, IV en V van Borssele kunnen naar verwachting in de loop van 2016 worden aangevraagd. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.
12 PwC
-
Tijdig aanmeldenOm gebruik te kunnen maken van de EIA moet de investering tijdig zijn aangemeld bij RVO.nl. De investering moet in beginsel binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting worden aangemeld bij het e-loket van RVO.nl. Dit gebeurt via een digitaal formulier. Schriftelijke meldingen zijn niet mogelijk. Voortbrengingskosten moeten worden aangemeld binnen drie maanden na het einde van het kalenderkwartaal waarin deze zijn gemaakt. Wordt het bedrijfsmiddel in hetzelfde kwartaal in gebruik genomen, dan moeten de voortbrengingskosten binnen drie maanden na ingebruikneming worden aangemeld. Voor de EIA is geen accountantsverklaring vereist.
Aanvraag EIA bij fiscale eenheidOp grond van het besluit van 17 maart 2014, BLKB 2014/106M gelden voor een fiscale eenheid soepelere regels
voor de melding en de aanvraag voor de EIA (hetzelfde geldt voor de MIA en de toepassing van willekeurige afschrijving bij milieubedrijfsmiddelen (Vamil)). Het betreft de volgende situaties: Als de dochtermaatschappij een
investering doet en vervolgens gaat behoren tot een fiscale eenheid (waarbij dus de moedermaatschappij belastingplichtig is en niet de dochtermaatschappij) wordt de aanvraag onder omstandigheden geacht te zijn gedaan door de moedermaatschappij.
Als de moedermaatschappij van een fiscale eenheid een investering van een dochtermaatschappij heeft aangemeld en de dochtermaatschappij vervolgens is gaan behoren tot een andere fiscale eenheid, wordt de aanvraag geacht te zijn gedaan door de nieuwe moedermaatschappij.
Als de moedermaatschappij van een fiscale eenheid een investering van een dochtermaatschappij heeft aangemeld
Geen combinatie SDE+ en EIA
Projecten die vanaf 2014 een SDE+-beschikking ontvangen, komen niet in aanmerking voor de EIA. Wel is sprake van hogere basisbedragen. Projecten met een SDE+-beschikking van 2013 of eerder, waarbij nog geen gebruik is gemaakt van de EIA, vallen onder een overgangsregime.
en de fiscale eenheid ten tijde van de ingebruikname van het bedrijfsmiddel inmiddels is verbroken, heeft de dochtermaatschappij toch recht op de EIA.
Tussentijdse beindiging EIAIn principe wordt de EIA-regeling (en ook de MIA/Vamil-regeling) niet gesloten wanneer het budget is uitgeput. Vanaf die datum is het mogelijk een deel van het budget van het volgende jaar aan te spreken. Ook kan ongebruikt budget worden meegenomen naar een volgend jaar. Toch blijft de wettelijke mogelijkheid bestaan dat de minister van Financin bij een zeer omvangrijke budgetoverschrijding de EIA door tussentijdse aanpassing van de Energielijst of door aftopping beperkt of in zijn geheel buiten werking stelt. Als het voornemen bestaat om in 2016 in energiezuinige bedrijfsmiddelen te investeren, moet rekening worden gehouden met deze mogelijkheid van eerdere sluiting van de EIA.
Het moment waarop de investerings-verplichting wordt aangegaan, is beslissend. Wel moet RVO.nl binnen drie maanden na de datum waarop de regeling buiten werking is gesteld, de melding hebben ontvangen.
Minimaal meldingsbedrag
De aangemelde kosten moeten minimaal 2.500 euro bedragen.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 13
-
UitsluitingenNiet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de EIA. Per bedrijfs-middel moet het investerings bedrag minimaal 2.500 euro (drempelbedrag) bedragen. Tot en met 31 december 2013 lag deze ondergrens op 450 euro per bedrijfsmiddel en op 2.300 euro voor het totaal aan investeringen. Wanneer wordt genvesteerd in een onzelfstandig onderdeel van een bedrijfsmiddel, geldt als toets voor de drempel het investeringsbedrag als geheel. In dat geval komt wel alleen het investeringsbedrag dat ziet op het op grond van de Energielijst kwalificerende onderdeel in aanmerking voor de EIA. Wanneer het onzelfstandige deel echter niet gelijktijdig met het bedrijfsmiddel is aangeschaft, vindt een zelfstandige toets aan het drempelbedrag plaats. Overigens komen bedrijfsmiddelen die al eerder door een ander zijn gebruikt, niet in aanmerking voor de EIA.
Uitgesloten van de EIA zijn bedrijfs-middelen die zijn bestemd om (direct of indirect) hoofdzakelijk - dat wil zeggen voor minstens 70 procent - te worden gebruikt voor het drijven van een onderneming waarop een regeling
ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is (bijvoorbeeld een buitenlandse vaste inrichting in een land, waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten). Dat geldt ook voor grond, woonhuizen en woonschepen, bepaalde personenautos, vaartuigen, dieren, effecten, vorderingen, goodwill en ook vergunningen, ontheffingen, concessies en andere dispensaties van publiekrechtelijke aard.
Eveneens uitgesloten zijn bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om (direct of indirect) hoofdzakelijk (voor 70 procent of meer) ter beschikking te worden gesteld (bijvoorbeeld verhuurd) aan in het buitenland wonende personen of gevestigde lichamen, of aan personen of lichamen voor hun onderneming, terwijl op de winst daarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.
Van investeringsaftrek zijn daarnaast uitgesloten bedrijfsmiddelen waarvoor verplichtingen zijn aangegaan tussen bepaalde in de wet omschreven familieleden. Hetzelfde geldt voor verplichtingen die zijn aangegaan tussen een aandeelhouder en het lichaam waarin
deze een kwalificerend belang (minimaal een derde) heeft en tussen gelieerde lichamen. Uit een goedkeurend besluit van 17 maart 2014, BLKB 2014/106M blijkt echter dat in deze situaties soms onder voorwaarden toch de verplichtingen in aanmerking kunnen worden genomen voor de investeringsaftrek. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.
DesinvesteringsbijtellingHebt u investeringsaftrek toegepast en vervreemdt u vervolgens binnen vijf jaar na aanvang van het kalenderjaar waarin de investering is gedaan het bedrijfsmiddel waarvoor investeringsaftrek in aanmerking is genomen? Dan moet in dat geval een desinvesteringsbijtelling plaatsvinden als de overdrachtsprijs meer dan 2.300 euro bedraagt. De desinvesteringsbijtelling vindt plaats in het jaar van de vervreemding en wordt berekend over maximaal het bedrag waarover investeringsaftrek is genoten, tegen hetzelfde percentage. Onder vervreemding wordt niet alleen verkoop verstaan, maar onder meer ook de onttrekking van een goed aan de onderneming en een bestemmingswijziging waardoor sprake is van een uitgesloten bedrijfsmiddel.
14 PwC
-
De MIA staat open voor investeringen door ondernemers in milieuvriendelijke, niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Milieulijst 2016 (milieu-investeringen). De faciliteit stimuleert investeringen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu.
Ook de Vamil stimuleert investeringen in bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse
milieu. De faciliteit ziet op investeringen door ondernemers in aangewezen, milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen (milieu-bedrijfsmiddelen). Zie Milieubedrijfsmiddelen (Vamil) op blz. 27.
In 2016 wordt voor de MIA per belastingplichtige maximaal 25 miljoen euro aan kwalificerende investeringen in aanmerking genomen. Dit geldt ook voor de Vamil.
Ondernemers die investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen kunnen een fiscaal voordeel verkrijgen. Hiervoor zijn twee faciliteiten beschikbaar: de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (Vamil). De overheid beoogt hiermee investeringen in milieuvriendelijke apparatuur door bedrijven te bevorderen. De MIA voorziet in een extra aftrek op de fiscale winst; de Vamil biedt een liquiditeits- en rentevoordeel. Deze regelingen worden vaak in combinatie met elkaar toegepast.
Milieu-investeringsaftrek (MIA)
Actualiteiten MIA /Vamil
Om in 2016 in aanmerking te komen voor de MIA moet het investeringsbedrag minimaal 2.500 euro zijn. Voor MIA is in 2016 een budget van 97 miljoen beschikbaar, voor Vamil is dat 40 miljoen, dit is iets meer dan
vorig jaar. In de Milieulijst 2016 zijn de stimuleringspercentages van generieke bedrijfsmiddelcodes in hoofdstuk 1
(grondstof en afval) verhoogd om de circulaire innovaties voor duurzame economische groei te stimuleren. Waterstofpersonenautos, de waterstofbus en aardgas- en elektrische vrachtwagens zijn in de Milieulijst 2016
opgenomen. De plugin-hybride personenauto (CO2-uitstoot tussen de 31 en 50 g/km) is vervallen. Laad- of tankinstallaties komen alleen in aanmerking als deze voor eigen gebruik wordt ingezet. Mobiele machines die voldoen aan de emissie-eisen van fase IV komen niet meer in aanmerking. De positieve olielijst voor 2016 is aangepast, waarbij niet alle typen olie uit 2015 nog voldoen. In 2016 gelden aangepaste eisen voor mobiele koelinstallaties. In 2016 is er meer budget beschikbaar gekomen voor landbouwvoorzieningen. Dit heeft er onder meer voor
gezorgd dat er meer voordeel is voor melkveestallen waarbij weidegang wordt toegepast, voor het tegengaan van erfafspoeling. Duurzame stallen moeten voldoen aan de nieuwe Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV), versie 10.
Nieuw op de Milieulijst 2016 zijn kwekerijen voor insecten en verwerkingsapparatuur voor insecten, spuitmachines voor vollegrondteelt met een driftreductie van ten minste 90 procent, telemetriesysteem voor gecontroleerde lozing op het riool, opslaan van plastic afval op visserij schepen, en polycultuur kweeksystemen voor aquacultuur.
Investeringen in 2016 met betrekking tot het vervangen van asbesthoudende daken, dakgoten of gevels eventueel gecombineerd met het plaatsen van zonnepanelen kunnen niet meer gemeld worden voor MIA/Vamil. Sinds 4januari 2016 is de nieuwe subsidieregeling voor verwijderen asbestdaken van kracht.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 15
-
Relatie MIA en VamilDe MIA en/of Vamil kunt u toepassen op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die voorkomen op de Milieulijst. Onder aanschaffingskosten vallen de kosten die bij derden zijn gemaakt, zoals de aankoopsom plus de bijkomende kosten die nodig zijn om een bedrijfsmiddel bedrijfsklaar te krijgen (bijvoorbeeld montagekosten). Van voortbrengingskosten is sprake als een bedrijfsmiddel in de eigen onderneming is vervaardigd. Alle kosten die hiervoor worden gemaakt binnen de eigen onderneming behoren tot de voortbrengingskosten, bijvoorbeeld de materiaalkosten en de arbeidskosten van werknemers. Als subsidie wordt ontvangen voor het desbetreffende bedrijfsmiddel, moet het subsidiebedrag worden afgetrokken van de aanschaffings- of voortbrengingskosten.
Aanpassingen aan bestaande bedrijfsmiddelen kunnen in aanmerking komen, als het aangepaste bedrijfsmiddel voldoet aan de eisen van de Milieulijst. De aanpassingskosten en/of nieuw toegevoegde onderdelen komen dan in aanmerking voor de MIA en/of Vamil.
Tot de bestanddelen van de desbetreffende bedrijfsmiddelen kunnen ook worden gerekend voorzieningen (zoals leidingen, appendages2 en meet- en regelapparatuur) die technisch noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan deze bedrijfsmiddelen en dus geen zelfstandige betekenis hebben.
Onderhoudskosten en bedrijfsmiddelen die al eerder door een ander zijn gebruikt, komen niet in aanmerking voor de MIA en Vamil. Een bedrijfsmiddel waarvan het investeringsbedrag - inclusief verbeterkosten - minder dan 2.500 euro (drempelbedrag) bedraagt, is uitgesloten van de MIA. Deze uitsluiting geldt voor het investeringsbedrag dat betrekking heeft op een zaak die moet worden aangemerkt als een zelfstandig bedrijfsmiddel. Als sprake is van een investering in een onzelfstandig onderdeel van een bedrijfsmiddel, geldt als toets voor de drempel het investeringsbedrag als geheel, maar komt slechts het investeringsbedrag dat ziet op het op grond van de Milieulijst kwalificerende onderdeel in aanmerking voor de MIA. Wanneer het onzelfstandige deel echter niet gelijktijdig met het bedrijfsmiddel is aangeschaft, vindt een zelfstandige toets aan het drempelbedrag plaats.
Autos
In 2016 kunnen investeringen in aardgasautos, waterstofautos, volledig elektrische en bepaalde plug-in hybride autos in aanmerking komen voor de MIA en/of Vamil. Wel is sprake van een aftopping. Autos met dieselmotoren zijn uitgesloten van deze faciliteiten. Waterstof autos komen in aanmerking voor zowel 36 procent MIA als de Vamil. Volledig elektrische autos met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer komen in aanmerking voor 36 procent MIA. Voor plug-in hybride autos geldt dat zij alleen in aanmerking komen voor MIA als de CO2-uitstaat minder is dan 30 gram per kilometer en zij geen dieselmotor hebben. De MIA bedraagt voor kwalificerende plug-in hybride autos 27 procent. Aardgasautos komen voor 50 procent in aanmerking voor de MIA, het percentage bedraagt 13,5.
Milieuadvieskosten worden gezien als onderdeel van de voortbrengingskosten. De regeling kan in bepaalde gevallen ook worden toegepast bij het vervangen van een versleten of defect bedrijfsmiddel. Dan moet door de vervanging wel sprake zijn van een verbetering van het milieu of het dierwelzijn, in de vorm van een verlaging van de emissie, een vergroting van de grondstoffenbesparing, afvalpreventie of dierwelzijn. De MIA kan niet worden toegepast op investeringen waar al een Energie-investeringsaftrek (EIA) is toegepast. Hierna wordt eerst ingegaan op de Milieulijst 2016. Daarna wordt de MIA besproken. De Vamil komt verder aan bod in Milieubedrijfsmiddelen (Vamil) op blz. 27. Tot slot worden nog enkele beleidsregels besproken die gelden voor zowel de MIA als de Vamil.
Milieulijst 2016De Milieulijst 2016 is onderverdeeld in een aantal milieuthemas. De groepen zijn:1. Thema-overstijgende milieu-innovatie;2. Grondstoffen en afval;3. Voedselvoorziening en
landbouwproductie;4. Mobiliteit;5. Klimaat en lucht;6. Ruimtegebruik;7. Bebouwde omgeving.
2) Kleine bijbehorende toestellen en onderdelen die dienen ter completering van een machine of een installatie.
16 PwC
-
passen percentage wordt bepaald door de categorie in de Milieulijst 2016, waarin het bewuste bedrijfsmiddel valt.
De MIA kent een investeringsplafond per belastingplichtige per jaar van 25 miljoen euro.
De MIA levert - in tegenstelling tot de Vamil - een permanent fiscaal voordeel op, aangezien een deel van het investeringsbedrag direct ten laste van de winst in het jaar van investeren mag worden gebracht. Hierdoor is over een kleiner bedrag inkomsten- of vennootschapsbelasting verschuldigd.
Ingebruikname bedrijfsmiddelHet recht op MIA bestaat vanaf het investeringsmoment. Vr ingebruikname van het bedrijfsmiddel wordt de investeringsaftrek echter slechts in aanmerking genomen tot het bedrag dat al daadwerkelijk voor het bedrijfsmiddel is betaald. Resterende investeringsaftrek wordt dan in een later jaar in aftrek gebracht.
DoelgroepDe MIA staat open voor ondernemers in de inkomsten- en vennootschapsbelasting die investeren in milieuvriendelijke, niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Milieulijst 2016.
Voorbeeld
Latere ingebruiknameEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een nieuw bedrijfsmiddel dat voldoet aan de voorwaarden van de Milieulijst 2016. De MIA bedraagt 3.600 euro, namelijk 36 procent van 10.000 euro. Bovenop de reguliere afschrijvingskosten kan daarom een extra bedrag van 3.600 euro ten laste van de winst worden gebracht. Het bedrijfsmiddel is bij het einde van het kalenderjaar nog niet in gebruik genomen.
Door de latere ingebruikname bedraagt de MIA ten hoogste het bedrag dat al daadwerkelijk voor het bedrijfsmiddel is betaald. Is voor dit bedrijfsmiddel slechts 1.000 euro in het desbetreffende jaar betaald, dan zal de MIA geen 3.600 euro bedragen maar 1.000 euro; de overige 2.600 euro wordt afgetrokken in het latere jaar van betaling, maar niet later dan in het jaar waarin het bedrijfsmiddel in gebruik is genomen.
Kenbaar makenmaken op de faciliteit moet de investering wel tijdig zijn aangemeld bij de RVO.nl. Bij het opleggen van de aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.
Toepassing Als een bedrijfsmiddel wordt aangeschaft, waarvan de code in de Milieulijst 2016 begint met de letter A, B, D, E, F of G, komt deze in aanmerking voor de MIA. De investering per bedrijfsmiddel moet dan wel meer dan 2.500 euro bedragen. Houdt u ook rekening met het minimummeldingsbedrag. Ook voor milieuadviezen kunt u MIA krijgen (en/of de Vamil-regeling toepassen), als deze gelijktijdig met de milieu-investering waarop het advies betrekking heeft, wordt aangemeld voor de MIA en/of Vamil. Een melding voor alleen het milieuadvies is dus niet mogelijk. Eventuele subsidies moet
In de Milieulijst zijn de bedrijfsmiddelen opgenomen waarvoor de MIA en/of Vamil geldt. In deze lijst is een bedrijfsmiddelencode (A t/m G) opgenomen om aan te geven welke fiscale regeling van toepassing is en of daar eventuele beperkingen aan zijn gegeven.
De bedrijfsmiddelen waarvan de code in de Milieulijst begint met de letter A, B of F, komen in aanmerking voor zowel de MIA als de Vamil. Op bedrijfsmiddelen met de letter C kan alleen de Vamil worden toegepast. Bedrijfsmiddelen met de letter D, E of G komen alleen in aanmerking voor de MIA.
Suggesties Milieulijst 2017Als ondernemer kunt u zelf bedrijfsmiddelen voordragen voor de Milieulijst van het volgende kalenderjaar. Het moet gaan om bedrijfsmiddelen: die een belangrijke milieuverdienste
hebben; die meerkosten hebben ten opzichte
van het minder milieuvriendelijke alternatief;
die in Nederland nog niet algemeen gangbaar zijn (voor de Vamil);
die verder gaan dan wat op dit moment wettelijk verplicht is;
waarvan (verdere) marktintroductie op korte termijn gewenst is;
waarvan stimulering van het bedrijfsmiddel binnen het beschikbare budget past.
De uiterste datum voor het indienen van voorstellen voor bedrijfsmiddelen voor de Milieulijst 2017 is 1 september 2016.
MIADe MIA levert als extra fiscale aftrekpost direct een financieel voordeel op in de vorm van een belastingbesparing, uitgaande dat de ondernemer een positief bedrag aan belastbare winst geniet. Bovenop de reguliere aftrekbare kosten mag een bepaald percentage van de investering in mindering worden gebracht op de fiscale winst. Afhankelijk van het soort bedrijfsmiddel, bedraagt de MIA 36, 27 of 13,5 procent van het bedrag aan milieu-investeringen. Het toe te
Percentages ongewijzigd
De MIA-percentages blijven ongewijzigd 13,5, 27 en 36 procent. Tot 2011 waren deze percentages nog 15, 30 en 40. Hoewel de verlagingen slechts tijdelijk zouden zijn, worden de verlaagde percentages nog steeds gehandhaafd.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 17
-
u van het te melden investeringsbedrag aftrekken. De investeringskosten moet u exclusief btw melden. Als u vrijgesteld bent van btw, kunt u de investering inclusief btw melden.
Het percentage van de aftrek is afhankelijk van de categorie waartoe de investering behoort. De Milieulijst kent drie categorien milieu-investeringen: Categorie I. De MIA bedraagt 36 procent. Categorie II. De MIA bedraagt 27procent. Categorie III. De MIA bedraagt
13,5procent.
MIA bij samenwerkings-verbandenDe toepassing van de MIA bij samenwerkingsverbanden zoals een maatschap of vennootschap onder firma (vof) wordt in de regel op dezelfde manier bepaald als voor de EIA, zie Doelgroep op blz. 9. Met ingang van 1 januari 2013 hoeft u voor een samenwerkingsverband, zoals een maatschap of vennootschap, nog maar n melding in te dienen.
Tijdig aanmeldenDe aanvraag voor MIA/Vamil voor investeringen in 2016 wordt gedaan met het digitale formulier van het e-loket van RVO.nl. Schriftelijke meldingen zijn niet mogelijk. De aanvraag moet zijn ingediend binnen drie maanden nadat de verplichting is aangegaan. Voor voortbrengingskosten geldt dat deze binnen drie maanden na het einde van het kalenderkwartaal waarin de voortbrengingskosten zijn gemaakt, moeten worden aangemeld. Wordt het bedrijfsmiddel in de loop van het kalenderjaar in gebruik genomen, dan moeten de kosten binnen drie maanden na de datum van de ingebruikname zijn gemeld. Voor de MIA is geen accountantsverklaring vereist.
Aanvraag MIA bij fiscale eenheidVoor een fiscale eenheid gelden - net als voor de EIA - soepelere regels voor de melding en de aanvraag voor de MIA. Zie hiervoor Aanvraag EIA bij fiscale eenheid op blz. 13.
Tussentijdse beindiging MIAAls u van plan bent om in 2016 te investeren in milieu vriendelijke bedrijfs-middelen, moet u - net als voor de EIA - rekening houden met de mogelijkheid van eerdere sluiting van de MIA. Het moment waarop de investeringsverplichting wordt aangegaan, is beslissend. Zie voor een nadere toelichting Tussentijdse beindiging EIA op blz. 13.
UitsluitingenVoor de MIA geldt grotendeels dezelfde uitsluiting van bedrijfsmiddelen en verplichtingen, zoals beschreven bij de EIA (zie Uitsluitingen op blz.
Vereenvoudigde MIA-aanvraag samenwerkingsverbanden
De aanvraag van de MIA is sinds 2013 administratief eenvoudiger voor maten en vennoten die participeren in een samenwerkingsverband. In plaats van afzonderlijke aanvragen per maat of vennoot, kan het samenwerkingsverband nu volstaan met n aanvraag per (gezamenlijke) investering. Het samenwerkingsverband zal vervolgens bij een controle n controlebrief van RVO.nl ontvangen. De vereenvoudiging geldt voor investeringen die zijn gedaan sinds 2013.
Uitgangspunt is dat de maten en vennoten het investeringsbedrag fiscaal naar rato van hun aandeel in de winst vermelden. Net als voor de EIA (zie Doelgroep op blz.9) kan echter wel een andere verdeling worden overeengekomen.
Voorbeeld
Milieu-investeringEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een nieuw bedrijfsmiddel dat voldoet aan de voorwaarden van de Milieulijst 2016. De MIA bedraagt 3.600 euro, namelijk 36 procent van 10.000 euro. De fiscale winst na aftrek van de regulier aftrekbare kosten maar vr toepassing van de fiscale faciliteit bedraagt 250.000 euro. Het vennootschapsbelastingtarief in 2016 is 20 procent voor de eerste 200.000 euro winst en 25 procent voor het meerdere. Als de ondernemer geen aanspraak maakt op de fiscale faciliteit bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting 52.500 euro. Door aanspraak te maken op de faciliteit kan een belastingbesparing worden gerealiseerd.
BelastingbesparingToepassing van de MIA levert een extra aftrekpost op van 36 procent van 10.000 euro, dat is 3.600 euro. Door gebruik te maken van de investeringsaftrek wordt de fiscale winst verlaagd tot 246.400 euro, dat is de winst van 250.000 euro verminderd 3.600 euro. De verschuldigde vennootschapsbelasting bedraagt dan 51.600 euro. Toepassing van de MIA bij een investering van 10.000 euro levert in de vennootschapsbelastingsfeer dus een belastingbesparing op van 900 euro (25 procent van 3.600 euro). Dit is negen procent van de investering.
14). Als uitzondering daarop kunnen investeringen in woonhuizen en schepen en investeringen in zuinige of elektrische autos wel in aanmerking komen voor de MIA. Voor de MIA geldt bij milieuvriendelijke autos wel de eis dat deze nieuw moeten zijn. Hieronder wordt verstaan dat de auto niet langer dan zes maanden geleden voor het eerst in gebruik is genomen of niet meer dan 6.000 kilometer heeft gereden.
DesinvesteringsbijtellingVoor de MIA geldt dezelfde desinvesteringsbijtelling als beschreven bij de EIA (zie Desinvesteringsbijtelling op blz. 14).
18 PwC
-
Bij investeringen van een geringe omvang kan mogelijk aanspraak worden gemaakt op de KIA. Dergelijke investeringen zullen veelal worden gedaan door het midden- en kleinbedrijf. De toepassing van de KIA is echter niet gebaseerd op de grootte van de onderneming maar hangt af van het totaal aan investeringen in een jaar.
DoelgroepOndernemers voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting kunnen in aanmerking komen voor deze vorm van investeringsaftrek.
Kenbaar makenHet recht op KIA moet bij de aangifte inkomsten- of vennootschapsbelasting kenbaar worden gemaakt. Bij het opleggen van de aanslag inkomsten-
of vennootschapsbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.
ToepassingVoor de KIA komt u in aanmerking als in 2016 het totale bedrag aan investeringen minimaal 2.301 euro en maximaal 311.242 euro bedraagt. Een bedrijfsmiddel waarvan het investeringsbedrag minder bedraagt dan 450 euro (drempelbedrag), is uitgesloten van investeringsaftrek.
Met ingang van 1 januari 2016 bedraagt de KIA: bij een investeringsbedrag van meer dan
2.300 euro en maximaal 56.024 euro: 28procent van het investeringsbedrag;
bij een investeringsbedrag van meer dan 56.024 euro en maximaal 103.748 euro: 15.687 euro;
bij een investeringsbedrag van meer dan 103.748 euro en maximaal 311.242
euro: 15.687 euro verminderd met 7,56 procent van het deel van het investeringsbedrag boven 103.748 euro bij een investeringsbedrag van meer dan 311.242 euro: nihil.
De KIA is maximaal bij een investeringsbedrag vanaf 56.025 euro tot en met 103.748 euro en bedraagt in die gevallen 15.687 euro.
Ondernemers die jaarlijks voor een beperkt bedrag investeren in bedrijfsmiddelen, kunnen aanspraak maken op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). De regeling stimuleert investeringen door het midden- en kleinbedrijf.
Kleinschaligheids investerings aftrek (KIA)
Voorbeeld
Beperkte investeringEen ondernemer investeert dit jaar voor 75.000 euro in bedrijfsmiddelen. De fiscale winst na aftrek van de reguliere kosten maar vr toepassing van de fiscale faciliteit bedraagt 250.000 euro. Het vennootschapsbelastingtarief in 2016 is 20 procent voor de eerste 200.000 euro winst en 25 procent voor het meerdere. Als de ondernemer geen aanspraak maakt op de fiscale faciliteit bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting 52.500 euro. Door aanspraak te maken op de faciliteit kan een belastingbesparing worden gerealiseerd.
BelastingbesparingToepassing van de KIA levert een extra aftrekpost op van 15.687 (wettelijk vastgesteld bedrag voor 2016). De investeringsaftrek verlaagt de fiscale winst tot 234.313 euro, dat is de winst van 250.000 euro verminderd met 15.687 euro. De verschuldigde vennootschapsbelasting bedraagt dan 48.578 euro. Toepassing van de KIA bij investeringen van in totaal 75.000 euro in de vennootschapsbelastingsfeer levert dus een belastingbesparing op van 3.922 euro (25 procent van 15.687 euro).
KIAstimulans voor MKB
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 19
-
KIA bij samenwerkingsverbandenVoor de toepassing van de KIA bij samenwerkingsverbanden geldt een zogenoemde samentelbepaling. Dit houdt in dat bij samenwerkingsverbanden voor het bepalen van het investeringsbedrag en daarmee de van toepassing zijnde investeringsaftrek, de investeringen van alle deelnemers in het samenwerkingsverband moeten worden samengenomen en dus niet van elke deelnemer afzonderlijk. Vervolgens wordt de omvang van de investeringsaftrek omgerekend overeenkomstig de onderlinge winstverdeling tussen de deelnemers, of op basis van een andere redelijke verdeling. De voorwaarden voor toepassing van een andere verdeling zijn: alle vennoten verdelen volgens hetzelfde
criterium de verdeling vindt plaats op redelijke
basis (bijvoorbeeld op basis van kapitaalsverhouding, aandelen in de stille reserves, aandelen in de winst of gelijke delen)
de verdeling geldt voor alle vormen van investeringsaftrek
de verdeling geldt voor alle vennootschappelijke investeringen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband
bij de berekening van de desinvesteringsbijtelling mag u niet van een andere verdeling uitgaan dan bij de investeringsaftrek is gebruikt
een gezamenlijk verzoek waarin de verdeelsleutel is opgenomen en akkoord wordt gegaan met de voorwaarden, wordt ingediend voordat de aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting van n van de deelnemers aan het samenwerkingsverband definitief vaststaat
UitsluitingenIn aanvulling op de algemene uitsluiting voor investeringsaftrek zijn specifiek van KIA uitgesloten bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om (direct of indirect) hoofdzakelijk (voor minimaal 70 procent) ter beschikking te worden gesteld (bijvoorbeeld verhuurd) aan derden. Hierbij wordt gekeken of het ter beschikking stellen van de zaken de hoofdwerkzaamheid van de onderneming
is. Daarmee is de uitsluiting voor de KIA ruimer dan de uitsluitingen voor de EIA en MIA (zie Uitsluitingen op blz. 14 en Uitsluitingen op blz. 18).
Een ondernemer die in aanmerking wenst te komen voor de KIA, kan niet zelf bepalen dat een investering in een of meer andere bedrijfsmiddelen buiten aanmerking blijft voor de KIA-regeling. De wetgever wilde niet dat een belastingplichtige op die manier zijn investeringsaftrek zou kunnen maximaliseren. Op grond van het besluit van 17 maart 2014, nr. BLKB 2014/106M wordt dit echter onder voorwaarden wel mogelijk gemaakt als zich kort na de investering een calamiteit (bijvoorbeeld brand) voordoet waardoor een bedrijfsmiddel niet meer kan worden gebruikt en in hetzelfde jaar een nieuw bedrijfsmiddel wordt aangeschaft. Het bedrag van de eerste investering telt dan niet mee voor de KIA, zodat de aftrek door toepassing van een lagere schijf op een hoger bedrag kan uitkomen.
Voorbeeld
Aanschaf in 2012 en desinvestering in 2016In 2016 wordt een bedrijfsmiddel voor 150.000 euro verkocht. In het bedrijfsmiddel is in 2012 voor 200.000 euro genvesteerd. Er is sprake van een desinvestering. In 2012 bedroeg de KIA bij een dergelijke investering 8.085 euro. Dit is het voor 2012 wettelijk vastgesteld bedrag van 15.470 euro minus de wettelijke vermindering van 7,56 procent voor zover de investering meer bedraagt dan 102.311 euro (wettelijke grens). De vermindering bedroeg 7,56 procent van (200.000 euro minus 102.311 euro) is 7.385 euro, zodat de investeringsaftrek neerkwam op 15.470 euro minus 7.385 euro is 8.085 euro.
Omvang bijtellingBij verkoop in 2016 van het in 2012 aangekochte bedrijfsmiddel is het percentage van de desinvesteringsbijtelling 4,04 procent (8.085 / 200.000 x 100 procent). Dit percentage wordt toegepast op de verkoopprijs (150.000 euro) zodat de desinvesteringsbijtelling uitkomt op 6.060 euro.
20 PwC
-
Voorbeeld
Investering door samenwerkingsverbandTwee personen zijn samen een vennootschap onder firma (vof) aangegaan. De winstverdeling is 50 procent voor ieder. De vof investeert in 2016 voor 100.000 euro in bedrijfsmiddelen. Voor toepassing van de faciliteit moet de omvang van de KIA voor de vennoten worden bepaald.
Bepalen KIA vennotenDe omvang van de KIA bedraagt voor de vof als geheel 15.687 euro (wettelijk vastgesteld bedrag voor 2016). De KIA bedraagt voor de twee vennoten ieder (50procent van 15.687 euro =) 7.844 euro.
Geen KIA voor zuinige personenautos
Zuinige personenautos komen sinds 1 januari 2014 niet langer in aanmerking voor de KIA
DesinvesteringsbijtellingHebt u investeringsaftrek toegepast en vervreemdt u vervolgens binnen vijf jaar na aanvang van het kalenderjaar waarin de investering is gedaan, het bedrijfsmiddel waarvoor investeringsaftrek in aanmerking is genomen? Dan moet in dat geval een desinvesteringsbijtelling plaatsvinden als de overdrachtsprijs meer dan 2.300 euro bedraagt. De desinvesteringsbijtelling vindt plaats in het jaar van de vervreemding en wordt berekend over maximaal het bedrag waarover investeringsaftrek is genoten, tegen hetzelfde percentage. Onder vervreemding (ook bij staking van onderneming)wordt naast verkoop ook verstaan: bestemmen van het bedrijfsmiddel voor
verhuur; overbrengen van het bedrijfsmiddel naar
uw privvermogen (ook bij staking van onderneming);
het bedrijfsmiddel niet binnen twaalf maanden na de investering in gebruik nemen en binnen die periode ook nog niet 25 procent van de aankoopprijs betalen;
het niet in gebruik nemen van het bedrijfsmiddel binnen drie jaar na het begin van het kalenderjaar waarin u de investering deed.
In het besluit van 2014 (BLKB 2014/106M) is goedgekeurd dat geen desinvesterings-bijtellingen in aanmerking hoeft worden genomen als een onderneming in het zicht van overlijden wordt overgedragen dan wel geliquideerd, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn dat er een direct causaal verband moet bestaan tussen het overdragen dan wel liquideren van de onderneming en het overlijden van de ondernemer en dat de mogelijkheden die Wet IB 2001 biedt om een overeenkomst aan te gaan die er toe leidt dat de fiscale afrekening eerst bij overlijden plaatsvindt, niet konden worden benut.
Het gelijke percentage wordt vanaf 2010 berekend door de genoten KIA in het kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel is aangeschaft, te delen door het totale bedrag aan investeringen van dat kalenderjaar waarover de KIA is toegepast, en de uitkomst van de breuk met 100 te vermenigvuldigen
Onder omstandigheden kan bij toe- of uittreden bij een samenwerkingsverband sprake zijn van een (des)investering. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 21
-
DoelgroepDe RDA was bedoeld voor ondernemers in de inkomsten- en vennootschapsbelasting die S&O verrichten.
Kenbaar maken Het recht op RDA moet bij de aangifte inkomsten- of vennootschapsbelasting kenbaar worden gemaakt. Om aanspraak te kunnen maken op de faciliteit moet wel tijdig een RDA-beschikking worden aangevraagd bij RVO.nl. Bij het opleggen van de aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.
Aanvullende aftrekpostDe RDA was een extra aftrekpost bij de fiscale winstbepaling en kwam boven op de reguliere fiscaal aftrekbare kosten. Het was een faciliteit voor kosten en uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan door de belastingplichtige verricht S&O.
De RDA verlaagt de belastbare winst; in verliessituaties leidt de RDA tot een groter verlies.
In aanvulling op de regulier aftrekbare kosten mocht in 2015 60 procent van de S&O-kosten en -uitgaven in mindering worden gebracht op de fiscale winst. In de
Om bedrijven te stimuleren om te investeren in speur- en ontwikkelingswerk (S&O) gold tussen 1 januari 2012 en 31 december 2015 de aanvullende research & development aftrek (RDA). De RDA was een faciliteit voor de niet-loonkostencomponent van S&O. De regeling stimuleerde innovatie. Per 1 januari 2016 is deze faciliteit opgegaan in de regeling voor vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WBSO). S&O-kosten worden per die datum op een andere manier fiscaal gefaciliteerd.
RDA gentegreerd in WBSO
Integratie RDA in WBSO
Met ingang van 1 januari 2016 is de RDA vervallen en feitelijk opgenomen in de WBSO. Deze integratie leidt tot een vereenvoudigde aanvraag- en afhandelingsprocedure omdat de WBSO-aanvraag voortaan ziet op alle S&O-kosten en uitgaven. Door de verandering vindt de verrekening van de fiscale stimuleringsvoordelen niet plaats via de inkomsten- of vennootschapsbelasting, maar in de verrekening met de afdracht van loonheffing.
Nog openstaande bedragen
Onder de RDA-regeling werden S&O-uitgaven van meer dan 1 miljoen euro verdeeld over vijf jaar in aanmerking genomen. Nog openstaande bedragen kunnen onder de nieuwe regeling overeenkomstig de RDA-beschikking jaarlijks worden opgevoegd bij de S&O-aanvraag. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.
22 PwC
-
vennootschapsbelastingsfeer betekent de RDA een belastingbesparing van 15 procent per verricht S&O. In de inkomstenbelastingsfeer kan dit oplopen tot bijna 26 procent.
RDA-bedragen grondslag 2015Voor 2015 bedraagt de RDA 60 procent van de som van de kosten en uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan door de belastingplichtige verricht S&O (RDA-bedrag), met uitzondering van loonkosten. Aangesloten wordt bij de S&O-definitie zoals opgenomen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekering (WVA, zie Afdrachtverminderingen op blz. 35 t/m 38). Onder kosten wordt verstaan alles wat is betaald voor de realisatie van eigen S&O. Onder uitgaven wordt verstaan alles wat is betaald voor de verwerving van nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen die dienstbaar zijn aan eigen S&O. Uitgaven worden pas op zijn vroegst in aanmerking genomen in het kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel waarop zij betrekking hebben, in gebruik is genomen.
Tot de kosten en uitgaven behoren niet: uitbesteed onderzoek; kosten van inhuur van arbeid; financieringskosten; kosten van grondverwerving of
grondverbetering; kosten voor bedrijfsmiddelen die door
een met de aanvrager verbonden belastingplichtige ter beschikking zijn gesteld en waarvoor deze belastingplichtige eerder een RDA-beschikking heeft ontvangen;
investeringen die in aanmerking komen voor EIA of voor MIA.
Een uitgave kan slechts eenmaal in n kalenderjaar worden opgenomen in een RDA-beschikking (zie hierna). In afwijking van deze hoofdregel geldt dat uitgaven van meer dan 1 miljoen euro per jaar voor een vijfde deel in aanmerking worden genomen voor het RDA-bedrag. Met het oog op de integratie met de WBSO regeling, is soort overgangsregel opgesteld.
Als hoofdregel wordt bij het bepalen van de RDA-grondslag uitgegaan van de werkelijke kosten (niet-loonkosten) en uitgaven. Voor belastingplichtigen die per maand minder dan 150 S&O-uren realiseren, geldt echter een forfait van 15 euro per S&O-uur. Het forfait wordt niet toegepast als bij de belastingplichtige de werkelijke kosten en uitgaven in het jaar meer bedragen dan 50.000 euro. Dan wordt uitgegaan van het bedrag aan werkelijke kosten en uitgaven.Let wel, de RDA vindt alleen toepassing met betrekking tot kosten of uitgaven voor S&O dat wordt verricht tussen 1 januari 2012 en 31 december 2015.
RDA-beschikkingHet RDA-bedrag wordt in een RDA-beschikking vastgesteld door RVO.nl. De aanvraag wordt tegelijk met de aanvraag voor een S&O-verklaring ingediend. Wanneer blijkt dat het bedrag van de gerealiseerde kosten en uitgaven lager is dan het bedrag waarvoor de RDA-beschikking(en) is ontvangen, of als het gerealiseerde aantal S&O-uren lager is dan het aantal uren waarop het RDA-bedrag in de RDA-beschikking(en) is gebaseerd, wordt een correctie-RDA-beschikking afgegeven.
Beroep tegen een (correctie-)RDA-beschikking kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Administratie- en mededelingsplichtDe ondernemer die beschikt over een RDA-beschikking moet een administratie bijhouden als hij aanspraak maakt op RDA op basis van kosten en uitgaven. Hij moet deze administratie ook gedurende vijf jaar bewaren voor eventuele controle door RVO.nl. De administratie moet beschikbaar zijn voor controle binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de RDA-beschikking betrekking heeft.
Daarnaast moet degene die een RDA-beschikking heeft ontvangen, na afloop van het kalenderjaar een verplichte mededeling doen over de werkelijk in aanmerking te nemen kosten, uitgaven en S&O-uren in de periode waarop de RDA-beschikking betrekking heeft. De ondernemer die een RDA-beschikking op basis van het forfait heeft ontvangen, hoeft alleen de werkelijk in aanmerking te nemen S&O-uren door te geven.
Bestuurlijke boeteHet niet naleven van deze verplichtingen en/of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of bescheiden, wordt beschouwd als een overtreding. Hiervoor geldt een bestuurlijke boete van ten hoogste 100.000 euro of - als dat meer is - tweemaal het bedrag van de RDA-beschikking.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 23
-
Bij een minimum aantal uren aan eigen S&O activiteiten kan aanspraak worden gemaakt op een extra fiscale aftrekpost, de S&O-aftrek. Deze aanvullende aftrekpost is een vast bedrag, onafhankelijk van de gemaakte kosten en besteedde uren. Voor 2016 is het vastgesteld op 12.484 euro.
DoelgroepDe faciliteit staat open voor ondernemers in de inkomstenbelasting die per jaar minstens 1.225 uren aan hun onderneming besteden n in dat kader minstens 500 uren speur- en ontwikkelingswerk verrichten waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven. De regeling geldt niet voor de vennootschapsbelasting.
ToepassingAangesloten wordt bij de S&O-definitie, zoals opgenomen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA, zie Afdrachtverminderingen op blz. 35 t/m 38). Vereist is dat voor het werk een S&O-verklaring is afgegeven.
Aanvullende aftrekpostDe S&O-aftrek is een extra aftrekpost bij de fiscale winstbepaling. In 2016 bedraagt de aftrek 12.484 euro. Voor startende ondernemers kan die aftrek met 6.245 euro worden verhoogd.
Kenbaar makenHet recht op de S&O-aftrek moet bij de aangifte inkomstenbelasting kenbaar worden gemaakt. Om aanspraak te kunnen maken op de faciliteit moet een S&O-verklaring zijn afgegeven. Bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.
Ondernemers in de inkomstenbelasting die speur- en ontwikkelingswerk (S&O) verrichten komen mogelijk in aanmerking voor een aanvullende aftrekpost: de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek). De regeling stimuleert innovatie en maakt onderdeel uit van het fiscaal innovatiepakket.
Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek)
Voorbeeld
Verrichten S&O-werkEen ondernemer in de inkomsten-belasting verricht dit jaar 600 uur aan speur- en ontwikkelingswerk waarvoor hij een S&O-verklaring heeft ontvangen. De S&O-aftrek bedraagt een vast bedrag van 12.484 euro. De fiscale winst na aftrek van de reguliere kosten maar vr toepassing van de fiscale faciliteit is 100.000 euro. Door aanspraak te maken op de faciliteit kan een belastingbesparing worden gerealiseerd.
BelastingbesparingToepassing van de S&O-aftrek levert een extra aftrekpost op van 12.484 euro. Door gebruik te maken van de S&O-aftrek wordt de fiscale winst verminderd tot 87.516 euro, dat is de winst van 100.000 euro minus 12.484 euro. Door een lager bedrag aan belastbare winst is minder inkomstenbelasting verschuldigd.
S&O
500 uren
24 PwC
-
De Wet inkomstenbelasting 2001 voorziet ten aanzien van willekeurig afschrijven in de volgende faciliteiten: afschrijving ineens van
voortbrengingskosten van immaterile activa;
willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (Vamil);
willekeurige afschrijving op overige aangewezen bedrijfsmiddelen bij startende ondernemers en zeeschepen.
AfschrijvingVoor de bepaling van de fiscale jaarwinst schrijft u af op de in gebruik zijnde bedrijfsmiddelen. Met afschrijven wordt het verbruikte nut tot uitdrukking gebracht. De kosten worden toegerekend aan de jaren waarin het bedrijfsmiddel zijn nut afwerpt. Afschrijven is een
In bepaalde gevallen is het ondernemers toegestaan een speciaal afschrijvingsregime toe te passen waarbij een hoger of lager afschrijvingspercentage kan worden gekozen afhankelijk van datgene wat op dat moment het beste uitkomt. Dit kan op basis van de regeling voor de willekeurige afschrijving. Door gebruik te maken van de faciliteit kan invloed worden uitgeoefend op de omvang van de fiscale winst in bepaalde jaren.
Willekeurige afschrijving
Minder dan 450 euro
Voorwerpen van geringe waarde, dat wil zeggen waarvan de aanschaffings- of voortbrengingskosten minder dan 450 euro bedragen, worden in het jaar van aanschaffing of voortbrenging ineens ten laste van de winst gebracht.
toepassing van goed koopmansgebruik. Veelal is een lineaire of, in specifieke gevallen, degressieve afschrijving over de gebruiksperiode van het bedrijfsmiddel gebruikelijk. In bepaalde gevallen staat de wet u toe een speciaal afschrijvingsregime toe te passen waarbij u een hoger of lager afschrijvingspercentage kunt kiezen, afhankelijk van datgene wat op dat moment het beste uitkomt. Er geldt dan geen vast afschrijvingsregime: vaak is zowel versneld als vertraagd afschrijven mogelijk. U bent in beginsel vrij om het afschrijvingspotentieel op de door u gewenste wijze te verdelen over de economische gebruiksduur van het bedrijfsmiddel. Gelet op de complexiteit die soms speelt is het raadzaam hiervoor contact op te nemen met uw PwC-adviseur.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 25
-
Voor kosten die worden gemaakt om een immaterieel activum in eigen bedrijf te vervaardigen geldt een bijzondere regeling. Deze kosten kunnen direct ten laste van de winst worden gebracht.
DoelgroepDe mogelijkheid tot afschrijving ineens geldt voor belastingplichtigen voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting, die uitgaven doen voor het voortbrengen van immaterile activa in het kader van een onderneming of werkzaamheid. Het gaat om kosten die worden gemaakt om een immaterieel bedrijfsmiddel in eigen bedrijf te vervaardigen. Onder omstandigheden kunnen bijvoorbeeld de voortbrengingskosten van nieuwe software ineens in aanmerking worden genomen.
ToepassingDe voortbrengingskosten van immaterile bedrijfsmiddelen mogen op basis van de wet ineens ten laste van de winst worden gebracht in het kalenderjaar waarin zij zijn gemaakt. De faciliteit wijkt hiermee af van het uitgangspunt dat kosten worden toegerekend aan de jaren waarin het bedrijfsmiddel zijn nut afwerpt.
Maakt u als ondernemer in het kalenderjaar van voortbrenging gn gebruik van de mogelijkheid van afschrijving ineens, dan blijft de faciliteit beschikbaar voor de toekomst. Gelet op het doel en de strekking van de wettelijke bepalingen kunnen de kosten ook op een later moment alsnog ineens worden afgeschreven. Deze afschrijving ineens kan echter niet later plaatsvinden dan in het jaar van ingebruikname. Overigens geldt de mogelijkheid alleen voor de kosten die na de inwerkingtreding van de wettelijke bepaling in 2007 zijn gemaakt n mag geen incidenteel fiscaal voordeel zijn beoogd.
Een faciliteit tot afschrijving ineens is opgenomen voor voortbrengingskosten van immaterile activa. De kosten voor deze bedrijfsmiddelen kunnen volledig ten laste van de winst worden gebracht in het jaar waarin deze zijn gemaakt. De regeling stimuleert innovatie.
Voortbrengingskosten van immaterile activa
Voortbrengingskosten en innovatiebox
Zijn voortbrengingskosten van immaterile activa waarvoor later een octrooi of speur- en ontwikkelingsverklaring (S&O-verklaring) is afgegeven (ineens) in aanmerking genomen, dan heeft dit gevolgen voor de toepassing van de innovatiebox in de vennootschapsbelasting. Het is verstandig uw PwC-adviseur hierover te raadplegen.
26 PwC
-
De Vamil biedt een liquiditeits- en rentevoordeel. De aanschaffings- of voortbrengingskosten van milieu-bedrijfsmiddelen kunnen voor 75 procent willekeurig worden afgeschreven. De overige 25 procent volgt het reguliere afschrijvingsregime. In een jaar waarin meer wordt afgeschreven, is minder inkomsten- of vennootschapsbelasting verschuldigd. In de overige jaren wordt dan minder afgeschreven. Het betalen van de belasting verschuift naar de toekomst.
DoelgroepDe Vamil geldt voor ondernemers in de inkomsten- en vennootschapsbelasting die investeren in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen op de Milieulijst 2016 als zijnde investeringen in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu. De regeling is van toepassing op het totaal aan investeringen in bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan. Dergelijke investeringen komen voor niet meer dan 25 miljoen euro per jaar per belastingplichtige in aanmerking voor de Vamil.
In tegenstelling tot sommige andere investeringsregelingen biedt de Vamil geen permanent fiscaal voordeel, maar alleen een mogelijk liquiditeit- en rentevoordeel.
Toepassing De Vamil biedt de mogelijkheid de investeringskosten willekeurig af te schrijven. Bij de toepassing van de Vamil kan het afschrijvingsmoment van bedrijfsmiddelen zowel worden versneld als vertraagd. Ook een combinatie van deze twee opties is mogelijk, dat wil zeggen dat de afschrijving of een gedeelte daarvan op ieder willekeurig moment kan plaatsvinden. De afschrijving hoeft dus niet proportioneel of op een vooraf vastgesteld moment gedurende de afschrijvingsperiode te geschieden. De volledige afschrijving moet wel plaatsvinden binnen de reguliere afschrijvingsperiode.
Voor bepaalde investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Milieulijst 2016geldt de mogelijkheid van willekeurige afschrijving voor milieubedrijfsmiddelen (Vamil). Deze regeling stimuleert ondernemers te investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen.
Milieubedrijfsmiddelen (Vamil)
Actualiteiten Vamil
De Vamil is ongewijzigd ten opzichte van voorgaand jaar. In totaal kan niet meer dan 25 miljoen euro aan investeringen willekeurig worden
afgeschreven. Sinds 1 januari 2014 geldt een ondergrens voor het aanmeldingsbedrag bij RVO.
nl. De aangemelde kosten voor de Vamil moeten per melding minimaal 2.500 euro bedragen.
Voor Vamil is in 2016 een budget van 40 miljoen euro beschikbaar, dat was 38 miljoen euro in 2015.
willekeurige afschrijving
75%
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 27
-
Als een bedrijfsmiddel wordt aangeschaft waarvan de code in de Milieulijst begint met de letter A, B, C of F, komt dit in aanmerking voor de Vamil. Zie voor meer uitleg over de Milieulijst 2016 het hoofdstuk over de MIA.
Ingebruikname bedrijfsmiddelIn tegenstelling tot normale bedrijfs-middelen waarop pas kan worden afgeschreven nadat het bedrijfsmiddel in gebruik is genomen, kunnen Vamil-investeringen al worden afgeschreven vanaf het moment dat een onderneming een dergelijk bedrijfsmiddel heeft gekocht of vanaf het moment waarop de onderneming hiervoor kosten heeft gemaakt. Wel kan het bedrag van de willekeurige afschrijving vr ingebruikneming van een bedrijfsmiddel niet hoger zijn dan het bedrag dat daarvoor is betaald.
Voorbeeld
Investering in belang milieuEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een milieubedrijfsmiddel dat in het belang is van het Nederlandse milieu. Het bedrijfsmiddel gaat vijf jaar mee en heeft een restwaarde van nihil. De afschrijving vindt plaats op lineaire basis. Znder toepassing van de fiscale faciliteit bedraagt de afschrijving elk jaar 2.000 euro, namelijk een vijfde-deel van de investering. Uitgaande van een winst van 250.000 euro vr afschrijving, bedraagt de jaarlijkse fiscale winst dan vijf jaar lang ieder jaar 248.000 euro. Dat is de winst van 250.000 euro verminderd met 2.000 afschrijving. Het vennootschapsbelastingtarief in 2016 is 20 procent voor de eerste 200.000 euro winst en 25 procent voor het meerdere. Als de ondernemer regulier afschrijft dan bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting gedurende de vijf jaar ieder jaar 52.000 euro. Door gebruik te maken van de willekeurige afschrijving kan invloed worden uitgeoefend op dit bedrag.
Invloed op jaarwinstWordt de Vamil in een jaar toegepast, dan bedraagt de afschrijving in dat jaar de som van de willekeurige en de reguliere afschrijving. In dat geval kan maximaal 8.000 euro in het eerste jaar als afschrijvingskosten in aanmerking worden genomen. Dat is de 7.500 euro aan willekeurige afschrijving (75 procent) plus 500 euro aan reguliere afschrijving. De willekeurige afschrijving verlaagd de winst tot 242.000 euro. Dat is de 250.000 euro winst verminderd met 8.000 afschrijving. De verschuldigde vennootschapsbelasting bedraagt dan 50.500 euro. De overige vier jaren bedraagt de jaarlijkse afschrijving 500 euro. In die jaren is de verschuldigde belasting steeds 52.375 euro.
Voorbeeld
InvesteringEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een milieubedrijfsmiddel dat in het belang is van het Nederlandse milieu. Het bedrijfsmiddel gaat vijf jaar mee en heeft een restwaarde van nihil. De Vamil kan worden toegepast. De afschrijving bedraagt in dat jaar de som van de willekeurige en de reguliere afschrijving. In dat geval kan maximaal 8.000 euro als afschrijvingskosten in aanmerking worden genomen. Dat is de 7.500 euro aan willekeurige afschrijving (75 procent) plus 500 euro aan reguliere afschrijving. Het bedrijfsmiddel is bij het einde van het kalenderjaar nog niet in gebruik genomen.
Latere ingebruiknameIs het bedrijfsmiddel bij het einde van het kalenderjaar nog niet in gebruik genomen, dan kan het bedrag van de willekeurige afschrijving niet groter zijn dan het bedrag dat al is betaald. Als van het bedrijfsmiddel slechts 1.000 euro in het desbetreffende jaar wordt betaald, kan de Vamil dus maximaal 1.000 euro bedragen. De rest wordt willekeurig afgeschreven in het latere jaar of de latere jaren waarin de verdere betalingen plaatsvinden, maar uiterlijk in het jaar waarin het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen.
28 PwC
-
Tijdige aanmeldingOm gebruik te kunnen maken van de Vamil moet tijdig melding worden gedaan van de aangegane verplichtingen of gemaakte voortbrengingskosten. Deze termijn bedraagt drie maanden. Bij verplichtingen vangt de termijn aan op het moment van het aangaan van de verplichting. Bij voortbrengingskosten begint de termijn te lopen vanaf het kalenderkwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de kosten zijn gemaakt, of bij de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel.
Aanvraag Vamil bij fiscale eenheidVoor een fiscale eenheid gelden - net als voor de MIA en de EIA - soepelere regels voor de melding en de aanvraag voor de Vamil. Zie hiervoor Aanvraag EIA bij fiscale eenheid op blz. 13.
Tussentijdse beindiging VamilAls u van plan bent om in 2016 in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen te investeren, dan moet u - net als voor de MIA en de EIA - rekening houden met de mogelijkheid van eerdere sluiting van de Vamil. Het moment waarop de investeringsverplichting wordt aangegaan, is beslissend. Zie voor een nadere toelichting Tussentijdse beindiging EIA op blz. 13.
Terugneming willekeurige afschrijvingIs willekeurig afgeschreven en wordt op enig moment binnen een bij ministerile regeling gestelde termijn niet meer voldaan aan de voorwaarden voor willekeurige afschrijving, dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen. Dit gebeurt
door op het desbetreffende tijdstip de boekwaarde van het bedrijfsmiddel te stellen op de boekwaarde die zou zijn bereikt als niet willekeurig was afgeschreven. Ter grootte van het verschil tussen de toegepaste afschrijving en de berekende gewone afschrijving moet dan winst worden genomen. Voor de Vamil is geen termijn gesteld waarbinnen de sanctie van terugneming van de willekeurige afschrijving kan worden toegepast.
Vereenvoudigde Vamil-aanvraag samenwerkingsverbanden
Voor maten en vennoten die participeren in een samenwerkingsverband, is de aanvraag van de Vamil administratief sinds 2013 vereenvoudigd. In plaats van afzonderlijke aanvragen per maat of vennoot, kan het samenwerkingsverband nu volstaan met n aanvraag per (gezamenlijke) investering. Het samenwerkingsverband zal vervolgens bij een controle n controlebrief van RVO.nl ontvangen.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 29
-
De aangewezen bedrijfsmiddelen zijn: de willekeurige afschrijving voor
startende ondernemers; en de willekeurige afschrijving op
zeeschepen.
Voor investeringen die zijn gedaan in 2009, 2010 en 2011 en in de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 geldt ook een tijdelijke afschrijvingsmogelijkheid in verband met de economische crisis. Deze mogelijkheid geldt niet voor investeringen die worden gedaan in 2016.
DoelgroepEr gelden verschillende doelgroepen. De willekeurige afschrijving voor startende ondernemers staat open voor ondernemers in de inkomstenbelasting terwijl de willekeurige afschrijving op zeeschepen en op de aangewezen bedrijfsmiddelen vanwege de economische crisis geldt voor ondernemers in de inkomsten- en vennootschapsbelasting.
Toepassing bij startende ondernemersEen ondernemer in de inkomstenbelasting bij wie in een kalenderjaar de verhoogde zelfstandigenaftrek voor startende
Naast de afschrijving ineens van voortbrengingskosten van immaterile activa en de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (Vamil) bevat de Wet inkomstenbelasting 2001 een derde faciliteit op grond waarvan ondernemers willekeurig kunnen afschrijven op bedrijfsmiddelen. Dit zijn de zogenoemde andere aangewezen bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bevordering van de economische ontwikkeling of de economische structuur, daaronder begrepen de bevordering van het ondernemerschap. In feite gaat het hier om een restcategorie.
Andere aangewezen bedrijfsmiddelen
Willekeurige afschrijving zeeschepen
De toepassing van de willekeurige afschrijving en de tijdelijke willekeurige afschrijving bij zeeschepen, al dan niet met een volgtijdige toepassing van het tonnageregime heeft geleidt tot enkele vraagstukken. De vragen hebben onder meer betrekking op de invulling van investeerder en bedrijfsmiddel, maar ook op het Europeesrechtelijke staatssteunverbod. Enkele van die vragen liggen ter beoordeling aan de Hoge Raad. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.
30 PwC
-
ondernemers van toepassing is, kan de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die in dat jaar in het kader van de onderneming zijn gemaakt, tot maximaal 309.693 euro willekeurig afschrijven. Investeringen waarvoor op grond van een andere regeling recht bestaat op willekeurige afschrijving tellen niet mee voor dit plafond.
Is de willekeurige afschrijving voor startende ondernemers toegepast en wordt binnen een bepaalde periode niet meer voldaan aan de voorwaarden, bijvoorbeeld omdat het bedrijfsmiddel inmiddels wordt verhuurd aan een derde, dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen. Dit gebeurt door op het desbetreffende tijdstip de boekwaarde van het bedrijfsmiddel te stellen op de boekwaarde die zou zijn bereikt als niet willekeurig zou zijn afgeschreven. Ter grootte van het verschil tussen de toegepaste afschrijving en de berekende gewone afschrijving moet dan winst worden genomen. Voor startende ondernemers geldt een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf het kalenderjaar waarin de aanschaffings- of voortbrengingskosten zijn gemaakt, waarbinnen de sanctie van terugneming van de willekeurige afschrijving wordt toegepast.
Toepassing op zeeschepenBelastingplichtigen die zeeschepen exploiteren, kunnen per kalenderjaar maximaal 20 procent van de af te schrijven aanschaffings- of voortbrengingskosten willekeurig afschrijven. De willekeurige afschrijving kan slechts worden toegepast voor zover de berekening van de winst uit zeescheepvaart zonder die afschrijving tot een positief bedrag leidt. Als in een jaar de willekeurige of gewone afschrijving minder bedraagt dan het bedrag dat in dat jaar maximaal willekeurig kan worden afgeschreven, wordt het verschil toegevoegd aan het bedrag dat in het volgende jaar ten hoogste willekeurig kan worden afgeschreven.
Gelijktijdige toepassing van het tonnageregime en de willekeurige afschrijving op zeeschepen is niet mogelijk.
Onder het tonnageregime wordt de fiscale winst bepaald aan de hand van het tonnage van het schip. De werkelijke kosten en opbrengsten worden hierbij niet in aanmerking genomen. Wel is samenloop als gevolg van achtereenvolgende toepassing van de willekeurige afschrijving in een jaar en toepassing van het tonnageregime in een volgend jaar denkbaar. Dit is anders als de tijdelijke willekeurige afschrijvingsmogelijkheid vanwege de economische crisis is toegepast op zeeschepen (zie hieronder het kader Economische crisis en zeeschepen).
Is de willekeurige afschrijving op zeeschepen toegepast en wordt binnen een bepaalde periode niet meer voldaan aan de voorwaarden, bijvoorbeeld omdat het schip een andere bestemming heeft gekregen, dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen. Dit gebeurt door op het
desbetreffende tijdstip de boekwaarde van het bedrijfsmiddel te stellen op de boekwaarde die zou zijn bereikt als niet willekeurig zou zijn afgeschreven. Ter grootte van het verschil tussen de toegepaste afschrijving en de berekende gewone afschrijving moet dan winst worden genomen. Voor zeeschepen geldt een periode van tien jaar, te rekenen vanaf het kalenderjaar waarin de aanschaffings- of voortbrengingskosten zijn gemaakt, waarbinnen de sanctie van terugneming van de willekeurige afschrijving wordt toegepast.
Crisismaatregelen Om de gevolgen van de economische crisis tegen te gaan, is voor investeringen in bepaalde nieuwe bedrijfsmiddelen die zijn gedaan in de jaren 2009 tot en met 2011, tijdelijk de mogelijkheid gecreerd om investeringen willekeurig
Economische crisis en zeeschepen
Bij investeringen in zeeschepen kon in de jaren 2009, 2010 en 2011 worden gekozen voor toepassing van de tijdelijke willekeurige afschrijvingsmogelijkheid vanwege de economische crisis op zeeschepen. Dit in plaats van de reguliere willekeurige afschrijving daarop.
Met betrekking tot een schip waarvoor verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt in het kalenderjaar 2010 of 2011 is het slechts mogelijk om gebruik te maken van de tijdelijke willekeurige afschrijving (zie Crisismaatregelen op blz. 31-32), als de winst tot minimaal 10 jaar daarna niet wordt vastgesteld op grond van het tonnageregime.
Voor investeringen in 2010 of 2011 geldt dat de winst minstens tot 1 januari 2020 respectievelijk 1 januari 2021 volgens het normale fiscale regime wordt bepaald, en niet volgens het tonnageregime. Wordt op enig moment binnen die termijn overgestapt op het tonnageregime dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen. Uit de toelichting bij de gewijzigde regeling valt op te maken dat op dat moment eerst de boekwaarde van het zeeschip wordt gesteld op de boekwaarde die zou zijn bereikt zonder toepassing van de willekeurige afschrijving, en pas daarna de winst wordt bepaald met toepassing van het tonnageregime. Op deze manier wil de staatssecretaris van Financin voorkomen dat een onbedoeld dubbel voordeel ontstaat bij investeringen in zeeschepen.
Wordt een schip vr het einde van de termijn vervreemd aan een derde en heeft fiscale afrekening plaatsgevonden over het behaalde vervreemdingsvoordeel, dan mag de volgende eigenaar wel het tonnageregime toepassen. Het verschil tussen de waarde van het schip en de lagere boekwaarde als gevolg van de tijdelijke willekeurige afschrijving is dan namelijk al in de winst opgenomen, waardoor in feite de extra afschrijving al is teruggenomen.
Bij geruisloze doorschuiving, zoals bij een omzetting in een bv of bij een bedrijfsfusie of juridische fusie, blijft de sanctie in geval van samenloop gewoon van toepassing.
Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 31
-
af te schrijven. Voor investeringen in nieuwe bedrijfsmidd