Download - Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Transcript
Page 1: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

www.pwc.nl

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemenInvesteringsfaciliteiten 2016

Page 2: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten
Page 3: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Inhoud

Introductie 5

Investeringsaftrek 6Energie-investeringsaftrek (EIA)Milieu-investeringsaftrek (MIA) Kleinschaligheids investerings aftrek (KIA)

RDA geïntegreerd in WBSO 22

Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek) 24

Willekeurige afschrijving 25Voortbrengingskosten van immateriële activaMilieubedrijfsmiddelen (Vamil)Andere aangewezen bedrijfsmiddelen

Combinaties van investeringsfaciliteiten 33

Afdrachtverminderingen 35ZeevaartSpeur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

Subsidieregeling praktijkleren 39

Innovatiebox 41

Teruggaven 43Teruggaaf energiebelasting/accijns

Subsidies 45

Zonnepanelen van particulieren 47

Formele bepalingen 48

Contact 49

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 3

Page 4: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

4 PwC

Page 5: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

IntroductieIn deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten 2016’ brengen we u op de hoogte van de fiscale faciliteiten die de Nederlandse overheid in 2016 aan het bedrijfsleven biedt om de economie te versterken en duurzamer te maken. Speerpunten van het fiscale beleid zijn dit jaar met name innovatie en investeringen in duurzame bedrijfsmiddelen.

Mogelijk kunt u uw voordeel doen met de maatregelen die zijn genomen om ondernemerschap en innovatie extra te stimuleren. Door de diversiteit aan regelingen is het goed denkbaar dat ook uw onderneming in aanmerking komt voor één of meerdere faciliteiten. Ten opzichte van vorig jaar zijn er enkele veranderingen in de fiscale regelingen die van invloed kunnen zijn op uw situatie. Zo is bijvoorbeeld de aanvullende research & development aftrek per 1 januari 2016 opgenomen in een regeling voor vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Daarnaast hebben zich wijzigingen voorgedaan in de Energie- en Milieulijst.

De faciliteiten zijn op hoofdlijnen beschreven waardoor u een goed overzicht krijgt van de belangrijke aandachtspunten. De volgende faciliteiten komen aan bod: de investeringsaftrek, de inmiddels vervallen aanvullende research en development aftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de willekeurige afschrijving, de combinaties van investeringsfaciliteiten, de afdrachtverminderingen loonbelasting

en premie volksverzekeringen, de subsidieregeling voor praktijkleren, de innovatiebox, de teruggaaf energiebelasting/accijns & teruggaaf grootverbruikers, subsidies en de teruggaaf van btw bij zonnepanelen van particulieren. Ook wordt aandacht besteed aan de formele aspecten.

Om gebruik te maken van de diverse investeringsfaciliteiten moeten formele bepalingen worden nageleefd. Zo is het van belang dat eventuele meldingstermijnen in acht worden genomen. Daarnaast is het mogelijk om bezwaar te maken (en in beroep te gaan) tegen de afwijzing van een verzoek om toepassing van een investeringsfaciliteit.

De opgenomen informatie helpt u om fiscaal voordeel te behalen met uw investeringen. Ook zijn de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van vorig jaar weergegeven, zodat u de huidige regelingen gemakkelijker kunt vergelijken. De publicatie gaat voornamelijk in op de toepassingsmogelijkheden van de faciliteiten in 2016.

Rotterdam, 15 februari 2016

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 5

Page 6: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Investeringsaftrek

Als ondernemer kunt u de fiscale winst van de onderneming verlagen door gebruik te maken van de investeringsaftrek. Dit is een extra aftrekpost die aanvullend op de reguliere kosten van bedrijfsmiddelen ten laste van de winst komt. De achtergrond van de faciliteit is het bevorderen van bepaalde investeringen. Trefwoorden zijn in dit kader energiezuinigheid, milieuvriendelijkheid en kleinschaligheid. De omvang van de investeringsaftrek is gerelateerd aan het investeringsbedrag.

De Wet inkomstenbelasting 2001 voorziet in:• de energie-investeringsaftrek (EIA);• de milieu-investeringsaftrek (MIA); en• de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

(KIA).

DoelgroepOndernemers voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting kunnen in aanmerking komen voor de investerings-aftrek. Eén van de voorwaarden is dat zij investeren in bedrijfsmiddelen.

Minimum investeringsbedragVoor de toepassing van de investerings-aftrek gelden minimum investerings-bedragen. Om gebruik te kunnen maken

van de EIA of MIA is vereist dat de investering per bedrijfsmiddel minimaal 2.500 euro bedraagt. Voor de KIA is dat 450 euro per bedrijfsmiddel.

InvesterenOnder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen tot de aanschaffing of verbetering van een bedrijfsmiddel. Ook het maken van voortbrengingskosten valt eronder. De verplichtingen of kosten moeten drukken op de belastingplichtige. Voor het bepalen van het investeringstijdstip is onder meer relevant op welk moment de ondernemer een betalingsverplichting aangaat. Goede documentatie is van groot belang. Uw PwC-adviseur helpt u graag bij het bepalen van het investeringstijdstip.

Extra aftrekpost

Bij een investering in een bedrijfsmiddel kan de ondernemer in aanmerking komen voor de investeringsaftrek. Dit is een extra aftrekpost die aanvullend op de reguliere afschrijvingskosten van het bedrijfsmiddel ten laste van de winst komt. De investeringsaftrek kan de vorm hebben van de KIA, EIA en MIA. Bij een lagere belastbare winst is minder belasting verschuldigd. De daadwerkelijke belastingbesparing verschilt per investering en ondernemer. Het hangt af van de variant van de investeringsaftrek, de omvang van de investering en de van toepassing zijnde belasting (inkomsten- of vennootschapsbelasting).

6 PwC

Page 7: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

BedrijfsmiddelEen bedrijfsmiddel is een goed dat voor het drijven van de onderneming wordt gebruikt. Anders dan voorraad gaat een bedrijfsmiddel meer dan één productieproces mee. Voor het bepalen of sprake is van een investering in en bedrijfsmiddel of voorraad moet worden gekeken naar de plaats en functie van het betreffende activum in de onderneming. Gelet op de complexiteit die soms speelt bij deze beoordeling is het raadzaam hiervoor contact op te nemen met uw PwC-adviseur.

Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de regeling. Bepaalde bedrijfsmiddelen kwalificeren nadrukkelijk niet. Uitgesloten van investeringsaftrek zijn bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om (direct of indirect) hoofdzakelijk - dat wil zeggen voor minstens 70 procent - te worden gebruikt voor het drijven van een onderneming waarop een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is (bijvoorbeeld een buitenlandse vaste inrichting in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten). Dat geldt ook voor grond, woonhuizen en woonschepen, personenauto’s die niet zijn bestemd voor het beroepsvervoer over de weg,

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Voor veel faciliteiten is tijdige aanmelding bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) vereist. Deze organisatie is ontstaan uit de fusie per 1 januari 2014 tussen Agentschap NL en de Dienst Regelingen, beide uitvoeringsorganisaties van het ministerie van Economische Zaken. RVO.nl biedt ondersteuning aan ondernemers die duurzaam, agrarisch, innovatief of internationaal ondernemen.

vaartuigen, dieren, effecten, vorderingen, goodwill en ook vergunningen, ontheffingen, concessies en andere dispensaties van publiekrechtelijke aard. Voor de KIA worden daarnaast geen bedrijfsmiddelen in aanmerking genomen die zijn bestemd om hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden. Als uitzondering op de algemene uitsluitingen, kunnen investeringen in woonhuizen en – schepen en investeringen in bepaalde zuinige of elektrische auto’s wel in aanmerking komen voor de MIA.

Uitgesloten verplichtingen Van investeringsaftrek zijn in beginsel uitgesloten bedrijfsmiddelen waarvoor verplichtingen zijn aangegaan tussen bepaalde, in de wet omschreven familie leden. Hetzelfde geldt voor verplichtingen die zijn aangegaan tussen een aandeelhouder en het lichaam waarin deze een kwalificerend belang (minimaal een derde) heeft en die zijn aangegaan tussen gelieerde lichamen. Uit een goedkeurend besluit blijkt echter dat in deze situaties soms onder voorwaarden toch de verplichtingen in aanmerking kunnen worden genomen voor de investeringsaftrek. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.

In aanmerking nemen investeringsaftrek Het recht op investeringsaftrek bestaat vanaf het investeringsmoment. Vóór ingebruikname van het bedrijfsmiddel wordt de investeringsaftrek echter slechts in aanmerking genomen tot het bedrag dat al daadwerkelijk voor het bedrijfsmiddel is betaald. De resterende investeringsaftrek wordt dan in een later jaar in aftrek gebracht.

Ingebruikname bedrijfsmiddelBij de beoordeling of een bedrijfsmiddel in gebruik is genomen wordt onder meer gekeken naar het moment dat het bedrijfsmiddel wordt aangewend voor het doel waarvoor het is bestemd. Gelet op de complexiteit van deze beoordeling is het raadzaam hiervoor contact op te nemen met uw PwC-adviseur.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 7

Page 8: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

De wet bevat een energie-investeringsaftrek (EIA) voor investeringen door ondernemers in energiezuinige, niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Energielijst (energie-investeringen). Aanpassingen aan bestaande bedrijfsmiddelen komen ook in aanmerking voor de EIA voor zover het aangepaste bedrijfsmiddel voldoet aan de energieprestatie-eisen van de regeling. De EIA is gericht op energie-efficiëntie en stimuleert op die manier energiebesparende investeringen.

Energie-investeringsaftrek (EIA)

De aanvullende aftrek bedraagt 58 procent van het bedrag aan energie-investeringen (2016). De EIA levert als extra fiscale aftrekpost direct een financieel voordeel op. Bovenop de reguliere aftrekbare kosten mag 58 procent van de investering in mindering worden gebracht op de fiscale winst. In de vennootschapsbelastingsfeer

betekent de EIA een belastingbesparing van ongeveer 14,5 procent per investering. In de inkomstenbelastingsfeer kan dit oplopen tot 26 procent.

Voorbeeld

Energie-investeringEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een nieuw bedrijfsmiddel dat voldoet aan de voorwaarden van de Energielijst 2016. Er is sprake van een energie-investering. De fiscale winst na aftrek van de reguliere aftrekbare kosten maar vóór toepassing van de EIA bedraagt 250.000 euro. Het vennootschapsbelastingtarief in 2016 is 20 procent voor de eerste 200.000 euro winst en 25 procent voor het meerdere. Als de ondernemer geen aanspraak maakt op de EIA dan bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting 52.500 euro. Door aanspraak te maken op de faciliteit kan een belastingbesparing worden gerealiseerd.

BelastingbesparingToepassing van de EIA levert een extra aftrekpost op van 58 procent van 10.000 euro, dat is 5.800 euro. De investeringsaftrek verlaagt de fiscale winst tot 244.200 euro, dat is de winst van 250.000 euro verminderd met 5.800 euro. De verschuldigde vennootschapsbelasting bedraagt dan 51.050 euro. Toepassing van de EIA bij een investering van 10.000 euro levert in de

vennootschapsbelastingsfeer een belastingbesparing op van 1450 euro (25 procent van 5.800 euro). Dit is ruim 14 procent van de investering.

aftrek:

58%

Jaar 2016 Zonder EIA Met EIA

Fiscale winst vóór EIA € 250.000,00 € 250.000,00

EIA (58% van €10.000) € 0,00 -/- € 5.800,00 -/-

Fiscale winst € 250.000,00 € 244.200,00

Vennootschapsbelasting

20% over eerste €200.000 € 40.000,00 € 40.000,00

25% over meerdere € 12.500,00 + € 11.050,00 +

Totaal € 52.500,00 € 51.050,00

Belastingbesparing:25% van € 5.800 = €1.450≈ 14% besparing op investering

8 PwC

Page 9: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Actualiteiten EIA-regeling

• In 2016 bedraagt de EIA 58 procent. In 2015 was dit percentage nog 41,5. • De EIA-regeling 2016 is van toepassing op verplichtingen die zijn aangegaan of voortbrengingskosten die zijn

gemaakt op of na 1 januari 2016 • Per bedrijfsmiddel moet het investeringsbedrag minimaal 2.500 euro zijn om in 2016 in aanmerking te

komen voor de EIA. • Per 2016 zijn enige wijzigingen aangebracht in de Energielijst, bepaalde onderdelen zijn vervallen, gewijzigd

of nieuw opgenomen. Zo is de omschrijving voor LED-verlichting vereenvoudigd en is aan de energiezuinige scheepsmotor de optie toegevoegd om een dieselelektrische aandrijving te melden. Daarnaast wordt bij horizontale energieschermen geen onderscheid meer gemaakt tussen onbelichte en belichte teelt, wel is nu vereist dat minstens twee energieschermdoeken voldoen aan de omschrijving.

• Voor 2016 is een bedrag van 161 miljoen euro aan EIA-budget beschikbaar.

In 2016 wordt maximaal 120 miljoen euro aan kwalificerende investeringen in aanmerking genomen. Bij een hoger bedrag aan investeringen wordt over het meerdere geen EIA verleend.

DoelgroepDe EIA-regeling geldt voor belastingplichtigen voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting die een onderneming drijven en investeren in een bedrijfsmiddel dat voldoet aan de eisen van de Energielijst.

Kenbaar makenHet recht op EIA moet bij de aangifte inkomsten- of vennootschapsbelasting kenbaar worden gemaakt. Om aanspraak te kunnen maken op de faciliteit moet de investering wel tijdig zijn aangemeld bij RVO.nl. Bij het opleggen van de aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.

Toepassing De bedrijfsmiddelen die voor het jaar 2016 in aanmerking komen voor de EIA staan vermeld in de Energielijst 2016. De lijst bevat meer dan 160 energiebesparende technieken en is onderverdeeld in vijf categorieën:1. bedrijfsgebouwen;2. processen;3. transportmiddelen;4. duurzame energie;5. energieadvies.

De EIA wordt toegepast op de aanschaffings- en voortbrengingskosten van een energie-investering. Onder aanschaffingskosten vallen de kosten die bij derden zijn gemaakt, zoals de aankoopsom plus alle bijkomende kosten die noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan het bedrijfsklaar krijgen van het desbetreffende bedrijfsmiddel, bijvoorbeeld montagekosten, leidingwerk en besturing.

Minimaal meldingsbedrag

Een investering kan in meerdere fases worden gemeld bij RVO.nl. Wel geldt een ondergrens van minimaal 2.500 euro voor het meldingsbedrag.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 9

Page 10: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Van voortbrengingskosten is sprake als een bedrijfsmiddel in de eigen onderneming is vervaardigd. Alle kosten die hiervoor worden gemaakt binnen de eigen onderneming behoren tot de voortbrengingskosten, bijvoorbeeld de materiaalkosten en de arbeidskosten van werknemers.

Geactiveerde kosten voor aanpassing van bestaande bedrijfsmiddelen, zoals nieuwe materialen en montage, komen ook in aanmerking. Onderhoudskosten zijn echter uitgezonderd.

Als een investeringssubsidie wordt ontvangen voor het desbetreffende bedrijfsmiddel, moet het subsidiebedrag worden afgetrokken van de aanschaffings- of voortbrengingskosten.

Ook generieke bedrijfsmiddelenNaast de bedrijfsmiddelen op de Energie-lijst 2016 kunnen ook andere bedrijfs-middelen in aanmerking komen voor de EIA. Voor deze zogenoemde generieke bedrijfsmiddelen moet dan wel de vereiste energiebesparing door middel van een berekening kunnen worden aangetoond. Gezien de complexiteit van de voorwaarden is het raadzaam om hiervoor contact op te nemen met uw PwC-adviseur.

Zijn kosten gemaakt voor een energie-advies, een Energie Prestatie Advies (EPA-maatwerkadvies) of een actieplan voor elektromotoren, dan kunnen deze kosten onder bepaalde voorwaarden samen met de energie-investering in aanmerking komen voor de EIA.

Suggesties Energielijst 2017Als ondernemer kunt u zelf bedrijfs-middelen voordragen voor de Energielijst van het volgende kalenderjaar. Het moet gaan om bedrijfsmiddelen waarmee een energiebesparing is te realiseren. De uiterste datum voor het indienen van voorstellen voor bedrijfsmiddelen voor de Energielijst 2017 is 1 september 2016. Uw PwC-adviseur helpt u hiermee graag verder.

EIA bij samenwerkingsverbandenInvesteringen kunnen plaatsvinden door een samenwerkingsverband zoals een maatschap, vennootschap onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (CV). Ook dan bestaat mogelijk recht op de EIA. Het zijn de achterliggende individuele maten, firmanten of vennoten – de leden – die aanspraak kunnen maken op de EIA en niet de contractuele samenwerkingsvorm.

Per bedrijfsmiddel wordt beoordeeld of is voldaan aan het vereiste minimum-investeringsbedrag, daarbij is niet relevant hoe groot het samenwerkingsverband is. De EIA wordt toegepast per lid op basis van zijn aandeel in de desbetreffende investeringen binnen het samenwerkings-verband. Onder voorwaarden geldt een aantal vereenvoudigingen in de toepassing van de regeling.

Voor een juiste toepassing van de EIA bij een samenwerkingsverband moet worden vastgesteld in welke mate de leden deelnemen in de investering. Hiervoor geldt als aanknopingspunt de gerechtigdheid tot de winst van het

Kwalificerende kosten

De EIA kan worden toegepast op de aanschaffings- en voortbrengingskosten van (onderdelen van) bedrijfsmiddelen die voldoen aan de energieprestatie-eisen, inclusief voorzieningen (bijvoorbeeld leidingen, appendages1 en meet- en regelapparatuur) die technisch noodzakelijk zijn voor deze bedrijfsmiddelen en die alleen daarvoor worden gebruikt.

1) Kleine bijbehorende toestellen en onderdelen die dienen ter completering van een machine of een installatie.

10 PwC

Page 11: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

samenwerkingsverband. De maten en vennoten van een samenwerkingsverband mogen echter voor de toepassing van de EIA (evenals voor de MIA, zie ‘Milieu-investeringsaftrek (MIA)’ op blz. 15 t/m 18) ook een andere verdeling van de investeringsverplichting over de leden van het samenwerkingsverband kiezen. In het besluit van 17 maart 2014, BLKB 2014/106M wordt aangegeven aan welke voorwaarden dan moet worden voldaan. De belangrijkste zijn dat alle maten of vennoten hetzelfde verdelingscriterium hanteren en dat de verdeling op redelijke basis plaatsvindt.

Bestaat een samenwerkingsverband ook uit een of meer commanditaire vennoten/natuurlijke personen, dan is géén sprake van een redelijke verdeling als een investering volledig wordt toegerekend aan de beherende vennoten terwijl de commanditaire vennoten/natuurlijke personen wettelijk zijn uitgesloten van de faciliteit. Commanditaire vennoten/natuurlijke personen komen in beginsel niet in aanmerking voor investeringsaftrek,

omdat zij in de regel niet kwalificeren als ondernemer. Een natuurlijke persoon/commanditaire vennoot komt echter wel in aanmerking voor EIA als deze vennoot op een andere grond al ondernemer is en de commanditaire participatie op grond van de vermogensetiketteringsregels tot zijn ondernemingsvermogen behoort.

Als sprake is van een samenwerkings-verband tellen bij het bepalen van het maximale bedrag aan energie-investeringen alleen de energie-investeringen van de IB-ondernemers en belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting mee, dus niet die van commanditaire vennoten. Het plafond wordt vervolgens naar evenredigheid toegerekend aan die ondernemers. Wat dit betekent, illustreert het hiernaast opgenomen rekenvoorbeeld.

VergunningenVoor sommige investeringen is een vergunning vereist. De omgevings-vergunning is per 1 oktober 2010 ingevoerd als vervanging van onder andere de bouw- en milieuvergunning.

Vereenvoudigde EIA-aanvraag samenwerkingsverbanden

De aanvraag van de EIA is sinds enkele jaren administratief eenvoudiger voor maten en vennoten die participeren in een samenwerkingsverband. In plaats van afzonderlijke aanvragen per maat of vennoot kan het samenwerkingsverband nu namelijk volstaan met één aanvraag per (gezamenlijke) investering. Het samenwerkingsverband zal vervolgens bij een controle één controlebrief van RVO.nl ontvangen.

Voorbeeld

Investering door samenwerkings-verbandEen samenwerkingsverband bestaat uit twee beherende vennoten en vier commanditaire vennoten. De totale energie-investering bedraagt 250 miljoen euro. De beherende vennoten zijn ieder gerechtigd tot 40 procent van de energie-investering (ieder 100 miljoen euro) en de vier commanditaire vennoten ieder tot 5 procent (ieder 12,5 miljoen euro). Het plafond voor 2016 bedraagt 120 miljoen euro. Voor toepassing van de faciliteit moet het plafond voor de beherende vennoten worden bepaald.

Bepalen plafond beherende vennotenHet plafond voor ieder van de beherende vennoten wordt als volgt bepaald: 100 miljoen euro / 200 miljoen euro (en niet 250 miljoen euro) * 120 miljoen euro = 60 miljoen euro.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 11

Page 12: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Op het moment van de EIA-aanvraag moet de benodigde vergunning voor het bouw- of milieudeel in het bezit zijn, maar deze hoeft nog niet onherroepelijk te zijn. Onherroepelijk wil zeggen dat er geen bezwaar- of beroepsprocedure met betrekking tot de vergunning aanhangig is of nog kan worden. In bepaalde gevallen is een SDE+-beschikking vereist.

SDE+-regelingDe regeling stimulering duurzame energieproductie (SDE-regeling) is per 1 januari 2011 omgevormd naar een efficiëntere SDE+-regeling. De SDE+ is een exploitatiesubsidie, dat wil zeggen dat producenten subsidie ontvangen voor de opgewekte duurzame energie en niet voor de aanschaf van de productie-installatie, zoals bij een investeringssubsidie. Subsidie kan worden aangevraagd voor de productie van duurzame elektriciteit, duurzame warmte of het gecombineerd opwekken van duurzame warmte en elektriciteit of groen gas. Een van de technologieën die in aanmerking komt voor subsidie is windenergie.

Tips voor aanvragen SDE+

• De SDE+ 2016 heeft twee openstellingsrondes; de eerste in maart, de tweede in september. Op 1 maart 2016 om 9:00 uur wordt de SDE+ 2016 opengesteld voor de eerste ronde, op 30 augustus 2016 om 9:00 uur vindt de openstelling plaats van ronde twee.

• De SDE+ wordt aangevraagd met het digitale formulier van het e-loket van RVO.nl.

• Vanaf 9:00 uur op dinsdag 1 maart 2016 kan de eerste aanvraag worden ingediend. Vooruitlopend kunt u uw aanvraag alvast voorbereiden en klaar zetten zodat u deze digitaal kunt verzenden zodra de regeling open is.

• Een aanvraag voor de SDE+ moet plaatsvinden binnen de daarvoor bestemde periode. Voor de diverse onderdelen gelden verschillende aanvraag periodes. De SDE+ 2016 sluit op 29 september 2016 om 17:00 uur.

• In 2016 bedraagt het budget voor de ondersteuning van projecten met de SDE+ 8 miljard euro (exclusief de tender voor bepaalde wind op zee).

HaalbaarheidsstudieBij bepaalde aanvragen voor de SDE+ 2016 is noodzakelijk dat een haalbaarheidsstudie wordt verricht voor de productie-installatie. Onderdeel van een studie naar de haalbaarheid van het project is de exploitatieberekening. Dat moet minstens een overzicht van alle kosten en baten van de productie-installatie bevatten. Ook moet een berekening van het projectrendement worden toegevoegd. De financiële onderbouwing moet in elk geval bestaan uit een financieringsplan voor het project en een overzicht van de vermogenspositie van de aanvrager. Een aanvullende eis geldt als het aandeel van het eigen vermogen minder dan 20 procent van de investering bedraagt. In dat geval is een intentieverklaring van een financier vereist.

Geologisch onderzoekEen geothermie project kan alleen in aanmerking komen voor de SDE+ 2016 als bij het aanvraagformulier het geologisch rapport wordt meegestuurd. Aan het geologisch onderzoek zijn nadere eisen gesteld. Het onderzoek moet voldoen aan het Model Geologisch Onderzoek en zal worden getoetst door experts van TNO. Voor het verslag van het onderzoek geldt een verplichte opzet.

Regeling windenergie op zee

De stimulering van energieopwekking met wind op zee is niet opgenomen in de reguliere SDE+ openstelling. Dat wordt via aparte tenders uitgerold. De Nederlandse overheid hecht belang aan de opschaling van windenergie. Daarom is fiscale stimulering mogelijk; aangegeven is op welke locatie en onder welke voorwaarde een windpark kan worden gerealiseerd (‘kavels’). De partij die wordt geselecteerd om het windpark op de kavel en de aansluitverbinding te realiseren, krijgt daarvoor subsidie en een vergunning om het park te exploiteren. De kavels hebben betrekking op windgebied Borssele (2016) en windgebied Hollandse kust Zuid (2017/2018) en Hollandse kust Noord (2019). Aanvragen voor kavels III, IV en V van Borssele kunnen naar verwachting in de loop van 2016 worden aangevraagd. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.

12 PwC

Page 13: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Tijdig aanmeldenOm gebruik te kunnen maken van de EIA moet de investering tijdig zijn aangemeld bij RVO.nl. De investering moet in beginsel binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting worden aangemeld bij het e-loket van RVO.nl. Dit gebeurt via een digitaal formulier. Schriftelijke meldingen zijn niet mogelijk. Voortbrengingskosten moeten worden aangemeld binnen drie maanden na het einde van het kalenderkwartaal waarin deze zijn gemaakt. Wordt het bedrijfsmiddel in hetzelfde kwartaal in gebruik genomen, dan moeten de voortbrengingskosten binnen drie maanden na ingebruikneming worden aangemeld. Voor de EIA is geen accountantsverklaring vereist.

Aanvraag EIA bij fiscale eenheidOp grond van het besluit van 17 maart 2014, BLKB 2014/106M gelden voor een fiscale eenheid soepelere regels

voor de melding en de aanvraag voor de EIA (hetzelfde geldt voor de MIA en de toepassing van willekeurige afschrijving bij milieubedrijfsmiddelen (Vamil)). Het betreft de volgende situaties:• Als de dochtermaatschappij een

investering doet en vervolgens gaat behoren tot een fiscale eenheid (waarbij dus de moedermaatschappij belastingplichtig is en niet de dochtermaatschappij) wordt de aanvraag onder omstandigheden geacht te zijn gedaan door de moedermaatschappij.

• Als de moedermaatschappij van een fiscale eenheid een investering van een dochtermaatschappij heeft aangemeld en de dochtermaatschappij vervolgens is gaan behoren tot een andere fiscale eenheid, wordt de aanvraag geacht te zijn gedaan door de nieuwe moedermaatschappij.

• Als de moedermaatschappij van een fiscale eenheid een investering van een dochtermaatschappij heeft aangemeld

Geen combinatie SDE+ en EIA

Projecten die vanaf 2014 een SDE+-beschikking ontvangen, komen niet in aanmerking voor de EIA. Wel is sprake van hogere basisbedragen. Projecten met een SDE+-beschikking van 2013 of eerder, waarbij nog geen gebruik is gemaakt van de EIA, vallen onder een overgangsregime.

en de fiscale eenheid ten tijde van de ingebruikname van het bedrijfsmiddel inmiddels is verbroken, heeft de dochtermaatschappij toch recht op de EIA.

Tussentijdse beëindiging EIAIn principe wordt de EIA-regeling (en ook de MIA/Vamil-regeling) niet gesloten wanneer het budget is uitgeput. Vanaf die datum is het mogelijk een deel van het budget van het volgende jaar aan te spreken. Ook kan ongebruikt budget worden meegenomen naar een volgend jaar. Toch blijft de wettelijke mogelijkheid bestaan dat de minister van Financiën bij een zeer omvangrijke budgetoverschrijding de EIA door tussentijdse aanpassing van de Energielijst of door aftopping beperkt of in zijn geheel buiten werking stelt. Als het voornemen bestaat om in 2016 in energiezuinige bedrijfsmiddelen te investeren, moet rekening worden gehouden met deze mogelijkheid van eerdere sluiting van de EIA.

Het moment waarop de investerings-verplichting wordt aangegaan, is beslissend. Wel moet RVO.nl binnen drie maanden na de datum waarop de regeling buiten werking is gesteld, de melding hebben ontvangen.

Minimaal meldingsbedrag

De aangemelde kosten moeten minimaal 2.500 euro bedragen.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 13

Page 14: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

UitsluitingenNiet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de EIA. Per bedrijfs-middel moet het investerings bedrag minimaal 2.500 euro (drempelbedrag) bedragen. Tot en met 31 december 2013 lag deze ondergrens op 450 euro per bedrijfsmiddel en op 2.300 euro voor het totaal aan investeringen. Wanneer wordt geïnvesteerd in een onzelfstandig onderdeel van een bedrijfsmiddel, geldt als toets voor de drempel het investeringsbedrag als geheel. In dat geval komt wel alleen het investeringsbedrag dat ziet op het op grond van de Energielijst kwalificerende onderdeel in aanmerking voor de EIA. Wanneer het onzelfstandige deel echter niet gelijktijdig met het bedrijfsmiddel is aangeschaft, vindt een zelfstandige toets aan het drempelbedrag plaats. Overigens komen bedrijfsmiddelen die al eerder door een ander zijn gebruikt, niet in aanmerking voor de EIA.

Uitgesloten van de EIA zijn bedrijfs-middelen die zijn bestemd om (direct of indirect) hoofdzakelijk - dat wil zeggen voor minstens 70 procent - te worden gebruikt voor het drijven van een onderneming waarop een regeling

ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is (bijvoorbeeld een buitenlandse vaste inrichting in een land, waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten). Dat geldt ook voor grond, woonhuizen en woonschepen, bepaalde personenauto’s, vaartuigen, dieren, effecten, vorderingen, goodwill en ook vergunningen, ontheffingen, concessies en andere dispensaties van publiekrechtelijke aard.

Eveneens uitgesloten zijn bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om (direct of indirect) hoofdzakelijk (voor 70 procent of meer) ter beschikking te worden gesteld (bijvoorbeeld verhuurd) aan in het buitenland wonende personen of gevestigde lichamen, of aan personen of lichamen voor hun onderneming, terwijl op de winst daarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.

Van investeringsaftrek zijn daarnaast uitgesloten bedrijfsmiddelen waarvoor verplichtingen zijn aangegaan tussen bepaalde in de wet omschreven familieleden. Hetzelfde geldt voor verplichtingen die zijn aangegaan tussen een aandeelhouder en het lichaam waarin

deze een kwalificerend belang (minimaal een derde) heeft en tussen gelieerde lichamen. Uit een goedkeurend besluit van 17 maart 2014, BLKB 2014/106M blijkt echter dat in deze situaties soms onder voorwaarden toch de verplichtingen in aanmerking kunnen worden genomen voor de investeringsaftrek. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.

DesinvesteringsbijtellingHebt u investeringsaftrek toegepast en vervreemdt u vervolgens binnen vijf jaar na aanvang van het kalenderjaar waarin de investering is gedaan het bedrijfsmiddel waarvoor investeringsaftrek in aanmerking is genomen? Dan moet in dat geval een desinvesteringsbijtelling plaatsvinden als de overdrachtsprijs meer dan 2.300 euro bedraagt. De desinvesteringsbijtelling vindt plaats in het jaar van de vervreemding en wordt berekend over maximaal het bedrag waarover investeringsaftrek is genoten, tegen hetzelfde percentage. Onder vervreemding wordt niet alleen verkoop verstaan, maar onder meer ook de onttrekking van een goed aan de onderneming en een bestemmingswijziging waardoor sprake is van een uitgesloten bedrijfsmiddel.

14 PwC

Page 15: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

De MIA staat open voor investeringen door ondernemers in milieuvriendelijke, niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Milieulijst 2016 (milieu-investeringen). De faciliteit stimuleert investeringen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu.

Ook de Vamil stimuleert investeringen in bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse

milieu. De faciliteit ziet op investeringen door ondernemers in aangewezen, milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen (milieu-bedrijfsmiddelen). Zie ‘Milieubedrijfsmiddelen (Vamil)’ op blz. 27.

In 2016 wordt voor de MIA per belastingplichtige maximaal 25 miljoen euro aan kwalificerende investeringen in aanmerking genomen. Dit geldt ook voor de Vamil.

Ondernemers die investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen kunnen een fiscaal voordeel verkrijgen. Hiervoor zijn twee faciliteiten beschikbaar: de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (Vamil). De overheid beoogt hiermee investeringen in milieuvriendelijke apparatuur door bedrijven te bevorderen. De MIA voorziet in een extra aftrek op de fiscale winst; de Vamil biedt een liquiditeits- en rentevoordeel. Deze regelingen worden vaak in combinatie met elkaar toegepast.

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Actualiteiten MIA /Vamil

• Om in 2016 in aanmerking te komen voor de MIA moet het investeringsbedrag minimaal 2.500 euro zijn. • Voor MIA is in 2016 een budget van €97 miljoen beschikbaar, voor Vamil is dat €40 miljoen, dit is iets meer dan

vorig jaar.• In de Milieulijst 2016 zijn de stimuleringspercentages van generieke bedrijfsmiddelcodes in hoofdstuk 1

(grondstof en afval) verhoogd om de circulaire innovaties voor duurzame economische groei te stimuleren.• Waterstofpersonenauto’s, de waterstofbus en aardgas- en elektrische vrachtwagens zijn in de Milieulijst 2016

opgenomen.• De plugin-hybride personenauto (CO2-uitstoot tussen de 31 en 50 g/km) is vervallen.• Laad- of tankinstallaties komen alleen in aanmerking als deze voor eigen gebruik wordt ingezet.• Mobiele machines die voldoen aan de emissie-eisen van fase IV komen niet meer in aanmerking.• De positieve olielijst voor 2016 is aangepast, waarbij niet alle typen olie uit 2015 nog voldoen.• In 2016 gelden aangepaste eisen voor mobiele koelinstallaties.• In 2016 is er meer budget beschikbaar gekomen voor landbouwvoorzieningen. Dit heeft er onder meer voor

gezorgd dat er meer voordeel is voor melkveestallen waarbij weidegang wordt toegepast, voor het tegengaan van erfafspoeling. Duurzame stallen moeten voldoen aan de nieuwe Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV), versie 10.

• Nieuw op de Milieulijst 2016 zijn kwekerijen voor insecten en verwerkingsapparatuur voor insecten, spuitmachines voor vollegrondteelt met een driftreductie van ten minste 90 procent, telemetriesysteem voor gecontroleerde lozing op het riool, opslaan van plastic afval op visserij schepen, en polycultuur kweeksystemen voor aquacultuur.

• Investeringen in 2016 met betrekking tot het vervangen van asbesthoudende daken, dakgoten of gevels eventueel gecombineerd met het plaatsen van zonnepanelen kunnen niet meer gemeld worden voor MIA/Vamil. Sinds 4 januari 2016 is de nieuwe subsidieregeling voor verwijderen asbestdaken van kracht.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 15

Page 16: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Relatie MIA en VamilDe MIA en/of Vamil kunt u toepassen op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die voorkomen op de Milieulijst. Onder aanschaffingskosten vallen de kosten die bij derden zijn gemaakt, zoals de aankoopsom plus de bijkomende kosten die nodig zijn om een bedrijfsmiddel bedrijfsklaar te krijgen (bijvoorbeeld montagekosten). Van voortbrengingskosten is sprake als een bedrijfsmiddel in de eigen onderneming is vervaardigd. Alle kosten die hiervoor worden gemaakt binnen de eigen onderneming behoren tot de voortbrengingskosten, bijvoorbeeld de materiaalkosten en de arbeidskosten van werknemers. Als subsidie wordt ontvangen voor het desbetreffende bedrijfsmiddel, moet het subsidiebedrag worden afgetrokken van de aanschaffings- of voortbrengingskosten.

Aanpassingen aan bestaande bedrijfsmiddelen kunnen in aanmerking komen, als het aangepaste bedrijfsmiddel voldoet aan de eisen van de Milieulijst. De aanpassingskosten en/of nieuw toegevoegde onderdelen komen dan in aanmerking voor de MIA en/of Vamil.

Tot de bestanddelen van de desbetreffende bedrijfsmiddelen kunnen ook worden gerekend voorzieningen (zoals leidingen, appendages2 en meet- en regelapparatuur) die technisch noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan deze bedrijfsmiddelen en dus geen zelfstandige betekenis hebben.

Onderhoudskosten en bedrijfsmiddelen die al eerder door een ander zijn gebruikt, komen niet in aanmerking voor de MIA en Vamil. Een bedrijfsmiddel waarvan het investeringsbedrag - inclusief verbeterkosten - minder dan 2.500 euro (drempelbedrag) bedraagt, is uitgesloten van de MIA. Deze uitsluiting geldt voor het investeringsbedrag dat betrekking heeft op een zaak die moet worden aangemerkt als een zelfstandig bedrijfsmiddel. Als sprake is van een investering in een onzelfstandig onderdeel van een bedrijfsmiddel, geldt als toets voor de drempel het investeringsbedrag als geheel, maar komt slechts het investeringsbedrag dat ziet op het op grond van de Milieulijst kwalificerende onderdeel in aanmerking voor de MIA. Wanneer het onzelfstandige deel echter niet gelijktijdig met het bedrijfsmiddel is aangeschaft, vindt een zelfstandige toets aan het drempelbedrag plaats.

Auto’s

In 2016 kunnen investeringen in aardgasauto’s, waterstofauto’s, volledig elektrische en bepaalde plug-in hybride auto’s in aanmerking komen voor de MIA en/of Vamil. Wel is sprake van een aftopping. Auto’s met dieselmotoren zijn uitgesloten van deze faciliteiten. Waterstof auto’s komen in aanmerking voor zowel 36 procent MIA als de Vamil. Volledig elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer komen in aanmerking voor 36 procent MIA. Voor plug-in hybride auto’s geldt dat zij alleen in aanmerking komen voor MIA als de CO2-uitstaat minder is dan 30 gram per kilometer en zij geen dieselmotor hebben. De MIA bedraagt voor kwalificerende plug-in hybride auto’s 27 procent. Aardgasauto’s komen voor 50 procent in aanmerking voor de MIA, het percentage bedraagt 13,5.

Milieuadvieskosten worden gezien als onderdeel van de voortbrengingskosten. De regeling kan in bepaalde gevallen ook worden toegepast bij het vervangen van een versleten of defect bedrijfsmiddel. Dan moet door de vervanging wel sprake zijn van een verbetering van het milieu of het dierwelzijn, in de vorm van een verlaging van de emissie, een vergroting van de grondstoffenbesparing, afvalpreventie of dierwelzijn. De MIA kan niet worden toegepast op investeringen waar al een Energie-investeringsaftrek (EIA) is toegepast. Hierna wordt eerst ingegaan op de Milieulijst 2016. Daarna wordt de MIA besproken. De Vamil komt verder aan bod in ‘Milieubedrijfsmiddelen (Vamil)’ op blz. 27. Tot slot worden nog enkele beleidsregels besproken die gelden voor zowel de MIA als de Vamil.

Milieulijst 2016De Milieulijst 2016 is onderverdeeld in een aantal milieuthema’s. De groepen zijn:1. Thema-overstijgende milieu-innovatie;2. Grondstoffen en afval;3. Voedselvoorziening en

landbouwproductie;4. Mobiliteit;5. Klimaat en lucht;6. Ruimtegebruik;7. Bebouwde omgeving.

2) Kleine bijbehorende toestellen en onderdelen die dienen ter completering van een machine of een installatie.

16 PwC

Page 17: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

passen percentage wordt bepaald door de categorie in de Milieulijst 2016, waarin het bewuste bedrijfsmiddel valt.

De MIA kent een investeringsplafond per belastingplichtige per jaar van 25 miljoen euro.

De MIA levert - in tegenstelling tot de Vamil - een permanent fiscaal voordeel op, aangezien een deel van het investeringsbedrag direct ten laste van de winst in het jaar van investeren mag worden gebracht. Hierdoor is over een kleiner bedrag inkomsten- of vennootschapsbelasting verschuldigd.

Ingebruikname bedrijfsmiddelHet recht op MIA bestaat vanaf het investeringsmoment. Vóór ingebruikname van het bedrijfsmiddel wordt de investeringsaftrek echter slechts in aanmerking genomen tot het bedrag dat al daadwerkelijk voor het bedrijfsmiddel is betaald. Resterende investeringsaftrek wordt dan in een later jaar in aftrek gebracht.

DoelgroepDe MIA staat open voor ondernemers in de inkomsten- en vennootschapsbelasting die investeren in milieuvriendelijke, niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Milieulijst 2016.

Voorbeeld

Latere ingebruiknameEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een nieuw bedrijfsmiddel dat voldoet aan de voorwaarden van de Milieulijst 2016. De MIA bedraagt 3.600 euro, namelijk 36 procent van 10.000 euro. Bovenop de reguliere afschrijvingskosten kan daarom een extra bedrag van 3.600 euro ten laste van de winst worden gebracht. Het bedrijfsmiddel is bij het einde van het kalenderjaar nog niet in gebruik genomen.

Door de latere ingebruikname bedraagt de MIA ten hoogste het bedrag dat al daadwerkelijk voor het bedrijfsmiddel is betaald. Is voor dit bedrijfsmiddel slechts 1.000 euro in het desbetreffende jaar betaald, dan zal de MIA geen 3.600 euro bedragen maar 1.000 euro; de overige 2.600 euro wordt afgetrokken in het latere jaar van betaling, maar niet later dan in het jaar waarin het bedrijfsmiddel in gebruik is genomen.

Kenbaar makenmaken op de faciliteit moet de investering wel tijdig zijn aangemeld bij de RVO.nl. Bij het opleggen van de aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.

Toepassing Als een bedrijfsmiddel wordt aangeschaft, waarvan de code in de Milieulijst 2016 begint met de letter A, B, D, E, F of G, komt deze in aanmerking voor de MIA. De investering per bedrijfsmiddel moet dan wel meer dan 2.500 euro bedragen. Houdt u ook rekening met het minimummeldingsbedrag. Ook voor milieuadviezen kunt u MIA krijgen (en/of de Vamil-regeling toepassen), als deze gelijktijdig met de milieu-investering waarop het advies betrekking heeft, wordt aangemeld voor de MIA en/of Vamil. Een melding voor alleen het milieuadvies is dus niet mogelijk. Eventuele subsidies moet

In de Milieulijst zijn de bedrijfsmiddelen opgenomen waarvoor de MIA en/of Vamil geldt. In deze lijst is een bedrijfsmiddelencode (A t/m G) opgenomen om aan te geven welke fiscale regeling van toepassing is en of daar eventuele beperkingen aan zijn gegeven.

De bedrijfsmiddelen waarvan de code in de Milieulijst begint met de letter A, B of F, komen in aanmerking voor zowel de MIA als de Vamil. Op bedrijfsmiddelen met de letter C kan alleen de Vamil worden toegepast. Bedrijfsmiddelen met de letter D, E of G komen alleen in aanmerking voor de MIA.

Suggesties Milieulijst 2017Als ondernemer kunt u zelf bedrijfsmiddelen voordragen voor de Milieulijst van het volgende kalenderjaar. Het moet gaan om bedrijfsmiddelen:• die een belangrijke milieuverdienste

hebben;• die meerkosten hebben ten opzichte

van het minder milieuvriendelijke alternatief;

• die in Nederland nog niet algemeen gangbaar zijn (voor de Vamil);

• die verder gaan dan wat op dit moment wettelijk verplicht is;

• waarvan (verdere) marktintroductie op korte termijn gewenst is;

• waarvan stimulering van het bedrijfsmiddel binnen het beschikbare budget past.

De uiterste datum voor het indienen van voorstellen voor bedrijfsmiddelen voor de Milieulijst 2017 is 1 september 2016.

MIADe MIA levert als extra fiscale aftrekpost direct een financieel voordeel op in de vorm van een belastingbesparing, uitgaande dat de ondernemer een positief bedrag aan belastbare winst geniet. Bovenop de reguliere aftrekbare kosten mag een bepaald percentage van de investering in mindering worden gebracht op de fiscale winst. Afhankelijk van het soort bedrijfsmiddel, bedraagt de MIA 36, 27 of 13,5 procent van het bedrag aan milieu-investeringen. Het toe te

Percentages ongewijzigd

De MIA-percentages blijven ongewijzigd 13,5, 27 en 36 procent. Tot 2011 waren deze percentages nog 15, 30 en 40. Hoewel de verlagingen slechts tijdelijk zouden zijn, worden de verlaagde percentages nog steeds gehandhaafd.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 17

Page 18: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

u van het te melden investeringsbedrag aftrekken. De investeringskosten moet u exclusief btw melden. Als u vrijgesteld bent van btw, kunt u de investering inclusief btw melden.

Het percentage van de aftrek is afhankelijk van de categorie waartoe de investering behoort. De Milieulijst kent drie categorieën milieu-investeringen:• Categorie I. De MIA bedraagt 36 procent. • Categorie II. De MIA bedraagt 27 procent.• Categorie III. De MIA bedraagt

13,5 procent.

MIA bij samenwerkings-verbandenDe toepassing van de MIA bij samenwerkingsverbanden zoals een maatschap of vennootschap onder firma (vof) wordt in de regel op dezelfde manier bepaald als voor de EIA, zie ‘Doelgroep’ op blz. 9. Met ingang van 1 januari 2013 hoeft u voor een samenwerkingsverband, zoals een maatschap of vennootschap, nog maar één melding in te dienen.

Tijdig aanmeldenDe aanvraag voor MIA/Vamil voor investeringen in 2016 wordt gedaan met het digitale formulier van het e-loket van RVO.nl. Schriftelijke meldingen zijn niet mogelijk. De aanvraag moet zijn ingediend binnen drie maanden nadat de verplichting is aangegaan. Voor voortbrengingskosten geldt dat deze binnen drie maanden na het einde van het kalenderkwartaal waarin de voortbrengingskosten zijn gemaakt, moeten worden aangemeld. Wordt het bedrijfsmiddel in de loop van het kalenderjaar in gebruik genomen, dan moeten de kosten binnen drie maanden na de datum van de ingebruikname zijn gemeld. Voor de MIA is geen accountantsverklaring vereist.

Aanvraag MIA bij fiscale eenheidVoor een fiscale eenheid gelden - net als voor de EIA - soepelere regels voor de melding en de aanvraag voor de MIA. Zie hiervoor ‘Aanvraag EIA bij fiscale eenheid’ op blz. 13.

Tussentijdse beëindiging MIAAls u van plan bent om in 2016 te investeren in milieu vriendelijke bedrijfs-middelen, moet u - net als voor de EIA - rekening houden met de mogelijkheid van eerdere sluiting van de MIA. Het moment waarop de investeringsverplichting wordt aangegaan, is beslissend. Zie voor een nadere toelichting ‘Tussentijdse beëindiging EIA’ op blz. 13.

UitsluitingenVoor de MIA geldt grotendeels dezelfde uitsluiting van bedrijfsmiddelen en verplichtingen, zoals beschreven bij de EIA (zie ‘Uitsluitingen’ op blz.

Vereenvoudigde MIA-aanvraag samenwerkingsverbanden

De aanvraag van de MIA is sinds 2013 administratief eenvoudiger voor maten en vennoten die participeren in een samenwerkingsverband. In plaats van afzonderlijke aanvragen per maat of vennoot, kan het samenwerkingsverband nu volstaan met één aanvraag per (gezamenlijke) investering. Het samenwerkingsverband zal vervolgens bij een controle één controlebrief van RVO.nl ontvangen. De vereenvoudiging geldt voor investeringen die zijn gedaan sinds 2013.

Uitgangspunt is dat de maten en vennoten het investeringsbedrag fiscaal naar rato van hun aandeel in de winst vermelden. Net als voor de EIA (zie ‘Doelgroep’ op blz. 9) kan echter wel een andere verdeling worden overeengekomen.

Voorbeeld

Milieu-investeringEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een nieuw bedrijfsmiddel dat voldoet aan de voorwaarden van de Milieulijst 2016. De MIA bedraagt 3.600 euro, namelijk 36 procent van 10.000 euro. De fiscale winst na aftrek van de regulier aftrekbare kosten maar vóór toepassing van de fiscale faciliteit bedraagt 250.000 euro. Het vennootschapsbelastingtarief in 2016 is 20 procent voor de eerste 200.000 euro winst en 25 procent voor het meerdere. Als de ondernemer geen aanspraak maakt op de fiscale faciliteit bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting 52.500 euro. Door aanspraak te maken op de faciliteit kan een belastingbesparing worden gerealiseerd.

BelastingbesparingToepassing van de MIA levert een extra aftrekpost op van 36 procent van 10.000 euro, dat is 3.600 euro. Door gebruik te maken van de investeringsaftrek wordt de fiscale winst verlaagd tot 246.400 euro, dat is de winst van 250.000 euro verminderd 3.600 euro. De verschuldigde vennootschapsbelasting bedraagt dan 51.600 euro. Toepassing van de MIA bij een investering van 10.000 euro levert in de vennootschapsbelastingsfeer dus een belastingbesparing op van 900 euro (25 procent van 3.600 euro). Dit is negen procent van de investering.

14). Als uitzondering daarop kunnen investeringen in woonhuizen en – schepen en investeringen in zuinige of elektrische auto’s wel in aanmerking komen voor de MIA. Voor de MIA geldt bij milieuvriendelijke auto’s wel de eis dat deze nieuw moeten zijn. Hieronder wordt verstaan dat de auto niet langer dan zes maanden geleden voor het eerst in gebruik is genomen of niet meer dan 6.000 kilometer heeft gereden.

DesinvesteringsbijtellingVoor de MIA geldt dezelfde desinvesteringsbijtelling als beschreven bij de EIA (zie ‘Desinvesteringsbijtelling’ op blz. 14).

18 PwC

Page 19: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Bij investeringen van een geringe omvang kan mogelijk aanspraak worden gemaakt op de KIA. Dergelijke investeringen zullen veelal worden gedaan door het midden- en kleinbedrijf. De toepassing van de KIA is echter niet gebaseerd op de grootte van de onderneming maar hangt af van het totaal aan investeringen in een jaar.

DoelgroepOndernemers voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting kunnen in aanmerking komen voor deze vorm van investeringsaftrek.

Kenbaar makenHet recht op KIA moet bij de aangifte inkomsten- of vennootschapsbelasting kenbaar worden gemaakt. Bij het opleggen van de aanslag inkomsten-

of vennootschapsbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.

ToepassingVoor de KIA komt u in aanmerking als in 2016 het totale bedrag aan investeringen minimaal 2.301 euro en maximaal 311.242 euro bedraagt. Een bedrijfsmiddel waarvan het investeringsbedrag minder bedraagt dan 450 euro (drempelbedrag), is uitgesloten van investeringsaftrek.

Met ingang van 1 januari 2016 bedraagt de KIA: • bij een investeringsbedrag van meer dan

2.300 euro en maximaal 56.024 euro: 28 procent van het investeringsbedrag;

• bij een investeringsbedrag van meer dan 56.024 euro en maximaal 103.748 euro: 15.687 euro;

• bij een investeringsbedrag van meer • dan 103.748 euro en maximaal 311.242

euro: 15.687 euro verminderd met 7,56 procent van het deel van het investeringsbedrag boven 103.748 euro bij een investeringsbedrag van meer dan 311.242 euro: nihil.

De KIA is maximaal bij een investeringsbedrag vanaf 56.025 euro tot en met 103.748 euro en bedraagt in die gevallen 15.687 euro.

Ondernemers die jaarlijks voor een beperkt bedrag investeren in bedrijfsmiddelen, kunnen aanspraak maken op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). De regeling stimuleert investeringen door het midden- en kleinbedrijf.

Kleinschaligheids investerings aftrek (KIA)

Voorbeeld

Beperkte investeringEen ondernemer investeert dit jaar voor 75.000 euro in bedrijfsmiddelen. De fiscale winst na aftrek van de reguliere kosten maar vóór toepassing van de fiscale faciliteit bedraagt 250.000 euro. Het vennootschapsbelastingtarief in 2016 is 20 procent voor de eerste 200.000 euro winst en 25 procent voor het meerdere. Als de ondernemer geen aanspraak maakt op de fiscale faciliteit bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting 52.500 euro. Door aanspraak te maken op de faciliteit kan een belastingbesparing worden gerealiseerd.

BelastingbesparingToepassing van de KIA levert een extra aftrekpost op van 15.687 (wettelijk vastgesteld bedrag voor 2016). De investeringsaftrek verlaagt de fiscale winst tot 234.313 euro, dat is de winst van 250.000 euro verminderd met 15.687 euro. De verschuldigde vennootschapsbelasting bedraagt dan 48.578 euro. Toepassing van de KIA bij investeringen van in totaal 75.000 euro in de vennootschapsbelastingsfeer levert dus een belastingbesparing op van 3.922 euro (25 procent van 15.687 euro).

KIAstimulans voor MKB

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 19

Page 20: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

KIA bij samenwerkingsverbandenVoor de toepassing van de KIA bij samenwerkingsverbanden geldt een zogenoemde samentelbepaling. Dit houdt in dat bij samenwerkingsverbanden voor het bepalen van het investeringsbedrag en daarmee de van toepassing zijnde investeringsaftrek, de investeringen van alle deelnemers in het samenwerkingsverband moeten worden samengenomen en dus niet van elke deelnemer afzonderlijk. Vervolgens wordt de omvang van de investeringsaftrek omgerekend overeenkomstig de onderlinge winstverdeling tussen de deelnemers, of op basis van een andere “redelijke” verdeling. De voorwaarden voor toepassing van een andere verdeling zijn:• alle vennoten verdelen volgens hetzelfde

criterium• de verdeling vindt plaats op redelijke

basis (bijvoorbeeld op basis van kapitaalsverhouding, aandelen in de stille reserves, aandelen in de winst of gelijke delen)

• de verdeling geldt voor alle vormen van investeringsaftrek

• de verdeling geldt voor alle vennootschappelijke investeringen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband

• bij de berekening van de desinvesteringsbijtelling mag u niet van een andere verdeling uitgaan dan bij de investeringsaftrek is gebruikt

• een gezamenlijk verzoek waarin de verdeelsleutel is opgenomen en akkoord wordt gegaan met de voorwaarden, wordt ingediend voordat de aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting van één van de deelnemers aan het samenwerkingsverband definitief vaststaat

UitsluitingenIn aanvulling op de algemene uitsluiting voor investeringsaftrek zijn specifiek van KIA uitgesloten bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om (direct of indirect) hoofdzakelijk (voor minimaal 70 procent) ter beschikking te worden gesteld (bijvoorbeeld verhuurd) aan derden. Hierbij wordt gekeken of het ter beschikking stellen van de zaken de hoofdwerkzaamheid van de onderneming

is. Daarmee is de uitsluiting voor de KIA ruimer dan de uitsluitingen voor de EIA en MIA (zie ‘Uitsluitingen’ op blz. 14 en ‘Uitsluitingen’ op blz. 18).

Een ondernemer die in aanmerking wenst te komen voor de KIA, kan niet zelf bepalen dat een investering in een of meer andere bedrijfsmiddelen buiten aanmerking blijft voor de KIA-regeling. De wetgever wilde niet dat een belastingplichtige op die manier zijn investeringsaftrek zou kunnen maximaliseren. Op grond van het besluit van 17 maart 2014, nr. BLKB 2014/106M wordt dit echter onder voorwaarden wel mogelijk gemaakt als zich kort na de investering een calamiteit (bijvoorbeeld brand) voordoet waardoor een bedrijfsmiddel niet meer kan worden gebruikt en in hetzelfde jaar een nieuw bedrijfsmiddel wordt aangeschaft. Het bedrag van de eerste investering telt dan niet mee voor de KIA, zodat de aftrek door toepassing van een lagere schijf op een hoger bedrag kan uitkomen.

Voorbeeld

Aanschaf in 2012 en desinvestering in 2016In 2016 wordt een bedrijfsmiddel voor 150.000 euro verkocht. In het bedrijfsmiddel is in 2012 voor 200.000 euro geïnvesteerd. Er is sprake van een desinvestering. In 2012 bedroeg de KIA bij een dergelijke investering 8.085 euro. Dit is het voor 2012 wettelijk vastgesteld bedrag van 15.470 euro minus de wettelijke vermindering van 7,56 procent voor zover de investering meer bedraagt dan 102.311 euro (wettelijke grens). De vermindering bedroeg 7,56 procent van (200.000 euro minus 102.311 euro) is 7.385 euro, zodat de investeringsaftrek neerkwam op 15.470 euro minus 7.385 euro is 8.085 euro.

Omvang bijtellingBij verkoop in 2016 van het in 2012 aangekochte bedrijfsmiddel is het percentage van de desinvesteringsbijtelling 4,04 procent (8.085 / 200.000 x 100 procent). Dit percentage wordt toegepast op de verkoopprijs (150.000 euro) zodat de desinvesteringsbijtelling uitkomt op 6.060 euro.

20 PwC

Page 21: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Voorbeeld

Investering door samenwerkingsverbandTwee personen zijn samen een vennootschap onder firma (vof) aangegaan. De winstverdeling is 50 procent voor ieder. De vof investeert in 2016 voor 100.000 euro in bedrijfsmiddelen. Voor toepassing van de faciliteit moet de omvang van de KIA voor de vennoten worden bepaald.

Bepalen KIA vennotenDe omvang van de KIA bedraagt voor de vof als geheel 15.687 euro (wettelijk vastgesteld bedrag voor 2016). De KIA bedraagt voor de twee vennoten ieder (50 procent van 15.687 euro =) 7.844 euro.

Geen KIA voor zuinige personenauto’s

Zuinige personenauto’s komen sinds 1 januari 2014 niet langer in aanmerking voor de KIA

DesinvesteringsbijtellingHebt u investeringsaftrek toegepast en vervreemdt u vervolgens binnen vijf jaar na aanvang van het kalenderjaar waarin de investering is gedaan, het bedrijfsmiddel waarvoor investeringsaftrek in aanmerking is genomen? Dan moet in dat geval een desinvesteringsbijtelling plaatsvinden als de overdrachtsprijs meer dan 2.300 euro bedraagt. De desinvesteringsbijtelling vindt plaats in het jaar van de vervreemding en wordt berekend over maximaal het bedrag waarover investeringsaftrek is genoten, tegen hetzelfde percentage. Onder vervreemding (ook bij staking van onderneming)wordt naast verkoop ook verstaan:• bestemmen van het bedrijfsmiddel voor

verhuur;• overbrengen van het bedrijfsmiddel naar

uw privévermogen (ook bij staking van onderneming);

• het bedrijfsmiddel niet binnen twaalf maanden na de investering in gebruik nemen en binnen die periode ook nog niet 25 procent van de aankoopprijs betalen;

• het niet in gebruik nemen van het bedrijfsmiddel binnen drie jaar na het begin van het kalenderjaar waarin u de investering deed.

In het besluit van 2014 (BLKB 2014/106M) is goedgekeurd dat geen desinvesterings-bijtellingen in aanmerking hoeft worden genomen als een onderneming in het zicht van overlijden wordt overgedragen dan wel geliquideerd, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn dat er een direct causaal verband moet bestaan tussen het overdragen dan wel liquideren van de onderneming en het overlijden van de ondernemer en dat de mogelijkheden die Wet IB 2001 biedt om een overeenkomst aan te gaan die er toe leidt dat de fiscale afrekening eerst bij overlijden plaatsvindt, niet konden worden benut.

Het gelijke percentage wordt vanaf 2010 berekend door de genoten KIA in het kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel is aangeschaft, te delen door het totale bedrag aan investeringen van dat kalenderjaar waarover de KIA is toegepast, en de uitkomst van de breuk met 100 te vermenigvuldigen

Onder omstandigheden kan bij toe- of uittreden bij een samenwerkingsverband sprake zijn van een (des)investering. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 21

Page 22: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

DoelgroepDe RDA was bedoeld voor ondernemers in de inkomsten- en vennootschapsbelasting die S&O verrichten.

Kenbaar maken Het recht op RDA moet bij de aangifte inkomsten- of vennootschapsbelasting kenbaar worden gemaakt. Om aanspraak te kunnen maken op de faciliteit moet wel tijdig een RDA-beschikking worden aangevraagd bij RVO.nl. Bij het opleggen van de aanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.

Aanvullende aftrekpostDe RDA was een extra aftrekpost bij de fiscale winstbepaling en kwam boven op de reguliere fiscaal aftrekbare kosten. Het was een faciliteit voor kosten en uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan door de belastingplichtige verricht S&O.

De RDA verlaagt de belastbare winst; in verliessituaties leidt de RDA tot een groter verlies.

In aanvulling op de regulier aftrekbare kosten mocht in 2015 60 procent van de S&O-kosten en -uitgaven in mindering worden gebracht op de fiscale winst. In de

Om bedrijven te stimuleren om te investeren in speur- en ontwikkelingswerk (S&O) gold tussen 1 januari 2012 en 31 december 2015 de aanvullende research & development aftrek (RDA). De RDA was een faciliteit voor de niet-loonkostencomponent van S&O. De regeling stimuleerde innovatie. Per 1 januari 2016 is deze faciliteit opgegaan in de regeling voor vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WBSO). S&O-kosten worden per die datum op een andere manier fiscaal gefaciliteerd.

RDA geïntegreerd in WBSO

Integratie RDA in WBSO

Met ingang van 1 januari 2016 is de RDA vervallen en feitelijk opgenomen in de WBSO. Deze integratie leidt tot een vereenvoudigde aanvraag- en afhandelingsprocedure omdat de WBSO-aanvraag voortaan ziet op alle S&O-kosten en –uitgaven. Door de verandering vindt de verrekening van de fiscale stimuleringsvoordelen niet plaats via de inkomsten- of vennootschapsbelasting, maar in de verrekening met de afdracht van loonheffing.

Nog openstaande bedragen

Onder de RDA-regeling werden S&O-uitgaven van meer dan 1 miljoen euro verdeeld over vijf jaar in aanmerking genomen. Nog openstaande bedragen kunnen onder de nieuwe regeling overeenkomstig de RDA-beschikking jaarlijks worden opgevoegd bij de S&O-aanvraag. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.

22 PwC

Page 23: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

vennootschapsbelastingsfeer betekent de RDA een belastingbesparing van 15 procent per verricht S&O. In de inkomstenbelastingsfeer kan dit oplopen tot bijna 26 procent.

RDA-bedragen grondslag 2015Voor 2015 bedraagt de RDA 60 procent van de som van de kosten en uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan door de belastingplichtige verricht S&O (RDA-bedrag), met uitzondering van loonkosten. Aangesloten wordt bij de S&O-definitie zoals opgenomen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekering (WVA, zie ‘Afdrachtverminderingen’ op blz. 35 t/m 38). Onder kosten wordt verstaan alles wat is betaald voor de realisatie van eigen S&O. Onder uitgaven wordt verstaan alles wat is betaald voor de verwerving van nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen die dienstbaar zijn aan eigen S&O. Uitgaven worden pas op zijn vroegst in aanmerking genomen in het kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel waarop zij betrekking hebben, in gebruik is genomen.

Tot de kosten en uitgaven behoren niet:• uitbesteed onderzoek;• kosten van inhuur van arbeid;• financieringskosten;• kosten van grondverwerving of

grondverbetering;• kosten voor bedrijfsmiddelen die door

een met de aanvrager verbonden belastingplichtige ter beschikking zijn gesteld en waarvoor deze belastingplichtige eerder een RDA-beschikking heeft ontvangen;

• investeringen die in aanmerking komen voor EIA of voor MIA.

Een uitgave kan slechts eenmaal in één kalenderjaar worden opgenomen in een RDA-beschikking (zie hierna). In afwijking van deze hoofdregel geldt dat uitgaven van meer dan 1 miljoen euro per jaar voor een vijfde deel in aanmerking worden genomen voor het RDA-bedrag. Met het oog op de integratie met de WBSO regeling, is soort overgangsregel opgesteld.

Als hoofdregel wordt bij het bepalen van de RDA-grondslag uitgegaan van de werkelijke kosten (niet-loonkosten) en uitgaven. Voor belastingplichtigen die per maand minder dan 150 S&O-uren realiseren, geldt echter een forfait van 15 euro per S&O-uur. Het forfait wordt niet toegepast als bij de belastingplichtige de werkelijke kosten en uitgaven in het jaar meer bedragen dan 50.000 euro. Dan wordt uitgegaan van het bedrag aan werkelijke kosten en uitgaven.Let wel, de RDA vindt alleen toepassing met betrekking tot kosten of uitgaven voor S&O dat wordt verricht tussen 1 januari 2012 en 31 december 2015.

RDA-beschikkingHet RDA-bedrag wordt in een RDA-beschikking vastgesteld door RVO.nl. De aanvraag wordt tegelijk met de aanvraag voor een S&O-verklaring ingediend. Wanneer blijkt dat het bedrag van de gerealiseerde kosten en uitgaven lager is dan het bedrag waarvoor de RDA-beschikking(en) is ontvangen, of als het gerealiseerde aantal S&O-uren lager is dan het aantal uren waarop het RDA-bedrag in de RDA-beschikking(en) is gebaseerd, wordt een correctie-RDA-beschikking afgegeven.

Beroep tegen een (correctie-)RDA-beschikking kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Administratie- en mededelingsplichtDe ondernemer die beschikt over een RDA-beschikking moet een administratie bijhouden als hij aanspraak maakt op RDA op basis van kosten en uitgaven. Hij moet deze administratie ook gedurende vijf jaar bewaren voor eventuele controle door RVO.nl. De administratie moet beschikbaar zijn voor controle binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de RDA-beschikking betrekking heeft.

Daarnaast moet degene die een RDA-beschikking heeft ontvangen, na afloop van het kalenderjaar een verplichte mededeling doen over de werkelijk in aanmerking te nemen kosten, uitgaven en S&O-uren in de periode waarop de RDA-beschikking betrekking heeft. De ondernemer die een RDA-beschikking op basis van het forfait heeft ontvangen, hoeft alleen de werkelijk in aanmerking te nemen S&O-uren door te geven.

Bestuurlijke boeteHet niet naleven van deze verplichtingen en/of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of bescheiden, wordt beschouwd als een overtreding. Hiervoor geldt een bestuurlijke boete van ten hoogste 100.000 euro of - als dat meer is - tweemaal het bedrag van de RDA-beschikking.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 23

Page 24: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Bij een minimum aantal uren aan eigen S&O activiteiten kan aanspraak worden gemaakt op een extra fiscale aftrekpost, de S&O-aftrek. Deze aanvullende aftrekpost is een vast bedrag, onafhankelijk van de gemaakte kosten en besteedde uren. Voor 2016 is het vastgesteld op 12.484 euro.

DoelgroepDe faciliteit staat open voor ondernemers in de inkomstenbelasting die per jaar minstens 1.225 uren aan hun onderneming besteden én in dat kader minstens 500 uren speur- en ontwikkelingswerk verrichten waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven. De regeling geldt niet voor de vennootschapsbelasting.

ToepassingAangesloten wordt bij de S&O-definitie, zoals opgenomen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA, zie ‘Afdrachtverminderingen’ op blz. 35 t/m 38). Vereist is dat voor het werk een S&O-verklaring is afgegeven.

Aanvullende aftrekpostDe S&O-aftrek is een extra aftrekpost bij de fiscale winstbepaling. In 2016 bedraagt de aftrek 12.484 euro. Voor startende ondernemers kan die aftrek met 6.245 euro worden verhoogd.

Kenbaar makenHet recht op de S&O-aftrek moet bij de aangifte inkomstenbelasting kenbaar worden gemaakt. Om aanspraak te kunnen maken op de faciliteit moet een S&O-verklaring zijn afgegeven. Bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting kan de Belastingdienst controleren of terecht aanspraak wordt gemaakt op de faciliteit.

Ondernemers in de inkomstenbelasting die speur- en ontwikkelingswerk (S&O) verrichten komen mogelijk in aanmerking voor een aanvullende aftrekpost: de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek). De regeling stimuleert innovatie en maakt onderdeel uit van het fiscaal innovatiepakket.

Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek)

Voorbeeld

Verrichten S&O-werkEen ondernemer in de inkomsten-belasting verricht dit jaar 600 uur aan speur- en ontwikkelingswerk waarvoor hij een S&O-verklaring heeft ontvangen. De S&O-aftrek bedraagt een vast bedrag van 12.484 euro. De fiscale winst na aftrek van de reguliere kosten maar vóór toepassing van de fiscale faciliteit is 100.000 euro. Door aanspraak te maken op de faciliteit kan een belastingbesparing worden gerealiseerd.

BelastingbesparingToepassing van de S&O-aftrek levert een extra aftrekpost op van 12.484 euro. Door gebruik te maken van de S&O-aftrek wordt de fiscale winst verminderd tot 87.516 euro, dat is de winst van 100.000 euro minus 12.484 euro. Door een lager bedrag aan belastbare winst is minder inkomstenbelasting verschuldigd.

S&O

500 uren

24 PwC

Page 25: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

De Wet inkomstenbelasting 2001 voorziet ten aanzien van willekeurig afschrijven in de volgende faciliteiten:• afschrijving ineens van

voortbrengingskosten van immateriële activa;

• willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (Vamil);

• willekeurige afschrijving op overige aangewezen bedrijfsmiddelen bij startende ondernemers en zeeschepen.

AfschrijvingVoor de bepaling van de fiscale jaarwinst schrijft u af op de in gebruik zijnde bedrijfsmiddelen. Met afschrijven wordt het verbruikte nut tot uitdrukking gebracht. De kosten worden toegerekend aan de jaren waarin het bedrijfsmiddel zijn nut afwerpt. Afschrijven is een

In bepaalde gevallen is het ondernemers toegestaan een speciaal afschrijvingsregime toe te passen waarbij een hoger of lager afschrijvingspercentage kan worden gekozen afhankelijk van datgene wat op dat moment het beste uitkomt. Dit kan op basis van de regeling voor de willekeurige afschrijving. Door gebruik te maken van de faciliteit kan invloed worden uitgeoefend op de omvang van de fiscale winst in bepaalde jaren.

Willekeurige afschrijving

Minder dan 450 euro

Voorwerpen van geringe waarde, dat wil zeggen waarvan de aanschaffings- of voortbrengingskosten minder dan 450 euro bedragen, worden in het jaar van aanschaffing of voortbrenging ineens ten laste van de winst gebracht.

toepassing van goed koopmansgebruik. Veelal is een lineaire of, in specifieke gevallen, degressieve afschrijving over de gebruiksperiode van het bedrijfsmiddel gebruikelijk. In bepaalde gevallen staat de wet u toe een speciaal afschrijvingsregime toe te passen waarbij u een hoger of lager afschrijvingspercentage kunt kiezen, afhankelijk van datgene wat op dat moment het beste uitkomt. Er geldt dan geen vast afschrijvingsregime: vaak is zowel versneld als vertraagd afschrijven mogelijk. U bent in beginsel vrij om het afschrijvingspotentieel op de door u gewenste wijze te verdelen over de economische gebruiksduur van het bedrijfsmiddel. Gelet op de complexiteit die soms speelt is het raadzaam hiervoor contact op te nemen met uw PwC-adviseur.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 25

Page 26: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Voor kosten die worden gemaakt om een immaterieel activum in eigen bedrijf te vervaardigen geldt een bijzondere regeling. Deze kosten kunnen direct ten laste van de winst worden gebracht.

DoelgroepDe mogelijkheid tot afschrijving ineens geldt voor belastingplichtigen voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting, die uitgaven doen voor het voortbrengen van immateriële activa in het kader van een onderneming of werkzaamheid. Het gaat om kosten die worden gemaakt om een immaterieel bedrijfsmiddel in eigen bedrijf te vervaardigen. Onder omstandigheden kunnen bijvoorbeeld de voortbrengingskosten van nieuwe software ineens in aanmerking worden genomen.

ToepassingDe voortbrengingskosten van immateriële bedrijfsmiddelen mogen op basis van de wet ineens ten laste van de winst worden gebracht in het kalenderjaar waarin zij zijn gemaakt. De faciliteit wijkt hiermee af van het uitgangspunt dat kosten worden toegerekend aan de jaren waarin het bedrijfsmiddel zijn nut afwerpt.

Maakt u als ondernemer in het kalenderjaar van voortbrenging géén gebruik van de mogelijkheid van afschrijving ineens, dan blijft de faciliteit beschikbaar voor de toekomst. Gelet op het doel en de strekking van de wettelijke bepalingen kunnen de kosten ook op een later moment alsnog ineens worden afgeschreven. Deze afschrijving ineens kan echter niet later plaatsvinden dan in het jaar van ingebruikname. Overigens geldt de mogelijkheid alleen voor de kosten die na de inwerkingtreding van de wettelijke bepaling in 2007 zijn gemaakt én mag geen incidenteel fiscaal voordeel zijn beoogd.

Een faciliteit tot afschrijving ineens is opgenomen voor voortbrengingskosten van immateriële activa. De kosten voor deze bedrijfsmiddelen kunnen volledig ten laste van de winst worden gebracht in het jaar waarin deze zijn gemaakt. De regeling stimuleert innovatie.

Voortbrengingskosten van immateriële activa

Voortbrengingskosten en innovatiebox

Zijn voortbrengingskosten van immateriële activa waarvoor later een octrooi of speur- en ontwikkelingsverklaring (S&O-verklaring) is afgegeven (ineens) in aanmerking genomen, dan heeft dit gevolgen voor de toepassing van de innovatiebox in de vennootschapsbelasting. Het is verstandig uw PwC-adviseur hierover te raadplegen.

26 PwC

Page 27: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

De Vamil biedt een liquiditeits- en rentevoordeel. De aanschaffings- of voortbrengingskosten van milieu-bedrijfsmiddelen kunnen voor 75 procent willekeurig worden afgeschreven. De overige 25 procent volgt het reguliere afschrijvingsregime. In een jaar waarin meer wordt afgeschreven, is minder inkomsten- of vennootschapsbelasting verschuldigd. In de overige jaren wordt dan minder afgeschreven. Het betalen van de belasting verschuift naar de toekomst.

DoelgroepDe Vamil geldt voor ondernemers in de inkomsten- en vennootschapsbelasting die investeren in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen op de Milieulijst 2016 als zijnde investeringen in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu. De regeling is van toepassing op het totaal aan investeringen in bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan. Dergelijke investeringen komen voor niet meer dan 25 miljoen euro per jaar per belastingplichtige in aanmerking voor de Vamil.

In tegenstelling tot sommige andere investeringsregelingen biedt de Vamil geen permanent fiscaal voordeel, maar alleen een mogelijk liquiditeit- en rentevoordeel.

Toepassing De Vamil biedt de mogelijkheid de investeringskosten willekeurig af te schrijven. Bij de toepassing van de Vamil kan het afschrijvingsmoment van bedrijfsmiddelen zowel worden versneld als vertraagd. Ook een combinatie van deze twee opties is mogelijk, dat wil zeggen dat de afschrijving of een gedeelte daarvan op ieder willekeurig moment kan plaatsvinden. De afschrijving hoeft dus niet proportioneel of op een vooraf vastgesteld moment gedurende de afschrijvingsperiode te geschieden. De volledige afschrijving moet wel plaatsvinden binnen de reguliere afschrijvingsperiode.

Voor bepaalde investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Milieulijst 2016geldt de mogelijkheid van willekeurige afschrijving voor milieubedrijfsmiddelen (Vamil). Deze regeling stimuleert ondernemers te investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen.

Milieubedrijfsmiddelen (Vamil)

Actualiteiten Vamil

• De Vamil is ongewijzigd ten opzichte van voorgaand jaar. • In totaal kan niet meer dan 25 miljoen euro aan investeringen willekeurig worden

afgeschreven.• Sinds 1 januari 2014 geldt een ondergrens voor het aanmeldingsbedrag bij RVO.

nl. De aangemelde kosten voor de Vamil moeten per melding minimaal 2.500 euro bedragen.

• Voor Vamil is in 2016 een budget van 40 miljoen euro beschikbaar, dat was 38 miljoen euro in 2015.

willekeurige afschrijving

75%

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 27

Page 28: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Als een bedrijfsmiddel wordt aangeschaft waarvan de code in de Milieulijst begint met de letter A, B, C of F, komt dit in aanmerking voor de Vamil. Zie voor meer uitleg over de Milieulijst 2016 het hoofdstuk over de MIA.

Ingebruikname bedrijfsmiddelIn tegenstelling tot ‘normale’ bedrijfs-middelen waarop pas kan worden afgeschreven nadat het bedrijfsmiddel in gebruik is genomen, kunnen Vamil-investeringen al worden afgeschreven vanaf het moment dat een onderneming een dergelijk bedrijfsmiddel heeft gekocht of vanaf het moment waarop de onderneming hiervoor kosten heeft gemaakt. Wel kan het bedrag van de willekeurige afschrijving vóór ingebruikneming van een bedrijfsmiddel niet hoger zijn dan het bedrag dat daarvoor is betaald.

Voorbeeld

Investering in belang milieuEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een milieubedrijfsmiddel dat in het belang is van het Nederlandse milieu. Het bedrijfsmiddel gaat vijf jaar mee en heeft een restwaarde van nihil. De afschrijving vindt plaats op lineaire basis. Zónder toepassing van de fiscale faciliteit bedraagt de afschrijving elk jaar 2.000 euro, namelijk een vijfde-deel van de investering. Uitgaande van een winst van 250.000 euro vóór afschrijving, bedraagt de jaarlijkse fiscale winst dan vijf jaar lang ieder jaar 248.000 euro. Dat is de winst van 250.000 euro verminderd met 2.000 afschrijving. Het vennootschapsbelastingtarief in 2016 is 20 procent voor de eerste 200.000 euro winst en 25 procent voor het meerdere. Als de ondernemer regulier afschrijft dan bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting gedurende de vijf jaar ieder jaar 52.000 euro. Door gebruik te maken van de willekeurige afschrijving kan invloed worden uitgeoefend op dit bedrag.

Invloed op jaarwinstWordt de Vamil in een jaar toegepast, dan bedraagt de afschrijving in dat jaar de som van de willekeurige en de reguliere afschrijving. In dat geval kan maximaal 8.000 euro in het eerste jaar als afschrijvingskosten in aanmerking worden genomen. Dat is de 7.500 euro aan willekeurige afschrijving (75 procent) plus 500 euro aan reguliere afschrijving. De willekeurige afschrijving verlaagd de winst tot 242.000 euro. Dat is de 250.000 euro winst verminderd met 8.000 afschrijving. De verschuldigde vennootschapsbelasting bedraagt dan 50.500 euro. De overige vier jaren bedraagt de jaarlijkse afschrijving 500 euro. In die jaren is de verschuldigde belasting steeds 52.375 euro.

Voorbeeld

InvesteringEen ondernemer investeert dit jaar 10.000 euro in een milieubedrijfsmiddel dat in het belang is van het Nederlandse milieu. Het bedrijfsmiddel gaat vijf jaar mee en heeft een restwaarde van nihil. De Vamil kan worden toegepast. De afschrijving bedraagt in dat jaar de som van de willekeurige en de reguliere afschrijving. In dat geval kan maximaal 8.000 euro als afschrijvingskosten in aanmerking worden genomen. Dat is de 7.500 euro aan willekeurige afschrijving (75 procent) plus 500 euro aan reguliere afschrijving. Het bedrijfsmiddel is bij het einde van het kalenderjaar nog niet in gebruik genomen.

Latere ingebruiknameIs het bedrijfsmiddel bij het einde van het kalenderjaar nog niet in gebruik genomen, dan kan het bedrag van de willekeurige afschrijving niet groter zijn dan het bedrag dat al is betaald. Als van het bedrijfsmiddel slechts 1.000 euro in het desbetreffende jaar wordt betaald, kan de Vamil dus maximaal 1.000 euro bedragen. De rest wordt willekeurig afgeschreven in het latere jaar of de latere jaren waarin de verdere betalingen plaatsvinden, maar uiterlijk in het jaar waarin het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen.

28 PwC

Page 29: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Tijdige aanmeldingOm gebruik te kunnen maken van de Vamil moet tijdig melding worden gedaan van de aangegane verplichtingen of gemaakte voortbrengingskosten. Deze termijn bedraagt drie maanden. Bij verplichtingen vangt de termijn aan op het moment van het aangaan van de verplichting. Bij voortbrengingskosten begint de termijn te lopen vanaf het kalenderkwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de kosten zijn gemaakt, of bij de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel.

Aanvraag Vamil bij fiscale eenheidVoor een fiscale eenheid gelden - net als voor de MIA en de EIA - soepelere regels voor de melding en de aanvraag voor de Vamil. Zie hiervoor ‘Aanvraag EIA bij fiscale eenheid’ op blz. 13.

Tussentijdse beëindiging VamilAls u van plan bent om in 2016 in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen te investeren, dan moet u - net als voor de MIA en de EIA - rekening houden met de mogelijkheid van eerdere sluiting van de Vamil. Het moment waarop de investeringsverplichting wordt aangegaan, is beslissend. Zie voor een nadere toelichting ‘Tussentijdse beëindiging EIA’ op blz. 13.

Terugneming willekeurige afschrijvingIs willekeurig afgeschreven en wordt op enig moment binnen een bij ministeriële regeling gestelde termijn niet meer voldaan aan de voorwaarden voor willekeurige afschrijving, dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen. Dit gebeurt

door op het desbetreffende tijdstip de boekwaarde van het bedrijfsmiddel te stellen op de boekwaarde die zou zijn bereikt als niet willekeurig was afgeschreven. Ter grootte van het verschil tussen de toegepaste afschrijving en de berekende gewone afschrijving moet dan winst worden genomen. Voor de Vamil is geen termijn gesteld waarbinnen de sanctie van terugneming van de willekeurige afschrijving kan worden toegepast.

Vereenvoudigde Vamil-aanvraag samenwerkingsverbanden

Voor maten en vennoten die participeren in een samenwerkingsverband, is de aanvraag van de Vamil administratief sinds 2013 vereenvoudigd. In plaats van afzonderlijke aanvragen per maat of vennoot, kan het samenwerkingsverband nu volstaan met één aanvraag per (gezamenlijke) investering. Het samenwerkingsverband zal vervolgens bij een controle één controlebrief van RVO.nl ontvangen.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 29

Page 30: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

De aangewezen bedrijfsmiddelen zijn: • de willekeurige afschrijving voor

startende ondernemers; en• de willekeurige afschrijving op

zeeschepen.

Voor investeringen die zijn gedaan in 2009, 2010 en 2011 en in de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 geldt ook een tijdelijke afschrijvingsmogelijkheid in verband met de economische crisis. Deze mogelijkheid geldt niet voor investeringen die worden gedaan in 2016.

DoelgroepEr gelden verschillende doelgroepen. De willekeurige afschrijving voor startende ondernemers staat open voor ondernemers in de inkomstenbelasting terwijl de willekeurige afschrijving op zeeschepen en op de aangewezen bedrijfsmiddelen vanwege de economische crisis geldt voor ondernemers in de inkomsten- en vennootschapsbelasting.

Toepassing bij startende ondernemersEen ondernemer in de inkomstenbelasting bij wie in een kalenderjaar de verhoogde zelfstandigenaftrek voor startende

Naast de afschrijving ineens van voortbrengingskosten van immateriële activa en de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (Vamil) bevat de Wet inkomstenbelasting 2001 een derde faciliteit op grond waarvan ondernemers willekeurig kunnen afschrijven op bedrijfsmiddelen. Dit zijn de zogenoemde ‘andere aangewezen bedrijfsmiddelen’ die in het belang zijn van de bevordering van de economische ontwikkeling of de economische structuur, daaronder begrepen de bevordering van het ondernemerschap. In feite gaat het hier om een restcategorie.

Andere aangewezen bedrijfsmiddelen

Willekeurige afschrijving zeeschepen

De toepassing van de willekeurige afschrijving en de tijdelijke willekeurige afschrijving bij zeeschepen, al dan niet met een volgtijdige toepassing van het tonnageregime heeft geleidt tot enkele vraagstukken. De vragen hebben onder meer betrekking op de invulling van ‘investeerder’ en ‘bedrijfsmiddel’, maar ook op het Europeesrechtelijke staatssteunverbod. Enkele van die vragen liggen ter beoordeling aan de Hoge Raad. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.

30 PwC

Page 31: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

ondernemers van toepassing is, kan de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die in dat jaar in het kader van de onderneming zijn gemaakt, tot maximaal 309.693 euro willekeurig afschrijven. Investeringen waarvoor op grond van een andere regeling recht bestaat op willekeurige afschrijving tellen niet mee voor dit plafond.

Is de willekeurige afschrijving voor startende ondernemers toegepast en wordt binnen een bepaalde periode niet meer voldaan aan de voorwaarden, bijvoorbeeld omdat het bedrijfsmiddel inmiddels wordt verhuurd aan een derde, dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen. Dit gebeurt door op het desbetreffende tijdstip de boekwaarde van het bedrijfsmiddel te stellen op de boekwaarde die zou zijn bereikt als niet willekeurig zou zijn afgeschreven. Ter grootte van het verschil tussen de toegepaste afschrijving en de berekende gewone afschrijving moet dan winst worden genomen. Voor startende ondernemers geldt een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf het kalenderjaar waarin de aanschaffings- of voortbrengingskosten zijn gemaakt, waarbinnen de sanctie van terugneming van de willekeurige afschrijving wordt toegepast.

Toepassing op zeeschepenBelastingplichtigen die zeeschepen exploiteren, kunnen per kalenderjaar maximaal 20 procent van de af te schrijven aanschaffings- of voortbrengingskosten willekeurig afschrijven. De willekeurige afschrijving kan slechts worden toegepast voor zover de berekening van de winst uit zeescheepvaart zonder die afschrijving tot een positief bedrag leidt. Als in een jaar de willekeurige of gewone afschrijving minder bedraagt dan het bedrag dat in dat jaar maximaal willekeurig kan worden afgeschreven, wordt het verschil toegevoegd aan het bedrag dat in het volgende jaar ten hoogste willekeurig kan worden afgeschreven.

Gelijktijdige toepassing van het tonnageregime en de willekeurige afschrijving op zeeschepen is niet mogelijk.

Onder het tonnageregime wordt de fiscale winst bepaald aan de hand van het tonnage van het schip. De werkelijke kosten en opbrengsten worden hierbij niet in aanmerking genomen. Wel is samenloop als gevolg van achtereenvolgende toepassing van de willekeurige afschrijving in een jaar en toepassing van het tonnageregime in een volgend jaar denkbaar. Dit is anders als de tijdelijke willekeurige afschrijvingsmogelijkheid vanwege de economische crisis is toegepast op zeeschepen (zie hieronder het kader ‘Economische crisis en zeeschepen’).

Is de willekeurige afschrijving op zeeschepen toegepast en wordt binnen een bepaalde periode niet meer voldaan aan de voorwaarden, bijvoorbeeld omdat het schip een andere bestemming heeft gekregen, dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen. Dit gebeurt door op het

desbetreffende tijdstip de boekwaarde van het bedrijfsmiddel te stellen op de boekwaarde die zou zijn bereikt als niet willekeurig zou zijn afgeschreven. Ter grootte van het verschil tussen de toegepaste afschrijving en de berekende gewone afschrijving moet dan winst worden genomen. Voor zeeschepen geldt een periode van tien jaar, te rekenen vanaf het kalenderjaar waarin de aanschaffings- of voortbrengingskosten zijn gemaakt, waarbinnen de sanctie van terugneming van de willekeurige afschrijving wordt toegepast.

Crisismaatregelen Om de gevolgen van de economische crisis tegen te gaan, is voor investeringen in bepaalde nieuwe bedrijfsmiddelen die zijn gedaan in de jaren 2009 tot en met 2011, tijdelijk de mogelijkheid gecreëerd om investeringen willekeurig

Economische crisis en zeeschepen

• Bij investeringen in zeeschepen kon in de jaren 2009, 2010 en 2011 worden gekozen voor toepassing van de tijdelijke willekeurige afschrijvingsmogelijkheid vanwege de economische crisis op zeeschepen. Dit in plaats van de reguliere willekeurige afschrijving daarop.

• Met betrekking tot een schip waarvoor verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt in het kalenderjaar 2010 of 2011 is het slechts mogelijk om gebruik te maken van de tijdelijke willekeurige afschrijving (zie ‘Crisismaatregelen’ op blz. 31-32), als de winst tot minimaal 10 jaar daarna niet wordt vastgesteld op grond van het tonnageregime.

• Voor investeringen in 2010 of 2011 geldt dat de winst minstens tot 1 januari 2020 respectievelijk 1 januari 2021 volgens het normale fiscale regime wordt bepaald, en niet volgens het tonnageregime. Wordt op enig moment binnen die termijn overgestapt op het tonnageregime dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen. Uit de toelichting bij de gewijzigde regeling valt op te maken dat op dat moment eerst de boekwaarde van het zeeschip wordt gesteld op de boekwaarde die zou zijn bereikt zonder toepassing van de willekeurige afschrijving, en pas daarna de winst wordt bepaald met toepassing van het tonnageregime. Op deze manier wil de staatssecretaris van Financiën voorkomen dat een onbedoeld dubbel voordeel ontstaat bij investeringen in zeeschepen.

• Wordt een schip vóór het einde van de termijn vervreemd aan een derde en heeft fiscale afrekening plaatsgevonden over het behaalde vervreemdingsvoordeel, dan mag de volgende eigenaar wel het tonnageregime toepassen. Het verschil tussen de waarde van het schip en de lagere boekwaarde als gevolg van de tijdelijke willekeurige afschrijving is dan namelijk al in de winst opgenomen, waardoor in feite de extra afschrijving al is teruggenomen.

• Bij geruisloze doorschuiving, zoals bij een omzetting in een bv of bij een bedrijfsfusie of juridische fusie, blijft de sanctie in geval van samenloop gewoon van toepassing.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 31

Page 32: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

af te schrijven. Voor investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen die zijn gedaan in de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 is de mogelijkheid tot versneld afschrijven gecreëerd.

Deze maatregelen gelden niet voor investeringen in 2012, in de periode 1 januari tot en met 30 juni 2013 en in 2014 en later. Dit betekent dat voor investeringen die in die jaren zijn of worden gedaan, geen recht bestaat op deze faciliteiten. Wel zijn de regelingen nog relevant voor investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn gedaan in die perioden, waarbij eerder is gekozen voor toepassing van één van de tijdelijke maatregelen. De willekeurige afschrijving vindt plaats bij de bepaling van de winst over het jaar waarin de verplichting is aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt (in de jaren 2009, 2010 of 2011) en vervolgens bij de bepaling van de winst over het daaropvolgende jaar (respectievelijk 2010, 2011 en 2012) en de jaren daarna. Toepassing van de tijdelijke willekeurige afschrijving op investeringen die zijn gedaan in 2013, heeft gevolgen voor de hoogte van de reguliere afschrijving in de daaropvolgende jaren.

De precieze werking van de tijdelijke regelingen verschilt op onderdelen. Voor investeringen in de jaren 2009, 2010 en 2011 geldt dat in het jaar waarin de verplichting is aangegaan of de voortbrengingskosten zijn gemaakt, de afschrijving maximaal 50 procent van de af te schrijven aanschaffings- of voortbrengingskosten bedraagt. In de daaropvolgende jaren geldt geen minimum of maximumpercentage. Zowel versneld als vertraagd afschrijven is mogelijk. Op investeringen in de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 kan direct tot maximaal 50 procent van de aanschaffings- of voortbrengingskosten versneld worden afgeschreven in het jaar van aanschaffing of voortbrenging. In de daaropvolgende jaren is willekeurige afschrijving niet toegestaan. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.

Aan deze regelingen zijn onder meer de volgende voorwaarden verbonden:• Het moet gaan om nieuwe

bedrijfsmiddelen.• De investeringsverplichting of de

voortbrengingskosten moet(en) in 2009, 2010 of 2011, respectievelijk in de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 zijn aangegaan c.q. gemaakt.

• Uitgezonderde bedrijfsmiddelen zijn onder meer gebouwen, grond-, weg- en waterbouwkundige werken, dieren, immateriële activa (waaronder software) en personenauto’s (met uitzondering van zeer zuinige personenauto’s).

• De bedrijfsmiddelen mogen niet hoofdzakelijk zijn bestemd om ter beschikking te worden gesteld aan derden. Bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om voor korte duur te worden verhuurd aan opeenvolgende huurders (zoals speciaal gereedschap, hoogwerkers, bestelauto’s en aanhangwagens) komen wel in aanmerking voor de tijdelijke willekeurige afschrijving, mits ook wordt voldaan aan de overige voorwaarden; en

• Het bedrijfsmiddel moet vóór 1 januari 2012, 1 januari 2013 of 1 januari 2014, respectievelijk 1 januari 2016 in gebruik zijn genomen.

Het bedrag van de willekeurige afschrijving kan vóór de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel niet hoger zijn dan het bedrag dat in een jaar voor de investeringsverplichting is betaald of aan voortbrengingskosten is gemaakt.

Samenloop met een andere vorm van willekeurige afschrijving, zoals voor milieubedrijfsmiddelen (Vamil), startende ondernemers of zeeschepen, is niet mogelijk. Er moet dan een keuze worden gemaakt.

Is gebruikgemaakt van de tijdelijke willekeurige afschrijvingsmogelijkheid en wordt op enig moment vóór 1 januari 2012, 1 januari 2013 of 1 januari 2014, respectievelijk 1 januari 2016 niet meer

voldaan aan de voorwaarden, bijvoorbeeld omdat inmiddels op grond van een andere regeling willekeurig wordt afgeschreven, dan wordt de willekeurige afschrijving op grond van de sinds 1 januari 2010 geldende tekst van de regeling alleen teruggenomen wanneer het bedrijfsmiddel niet tijdig in gebruik is genomen. Dit gebeurt door op het desbetreffende tijdstip de boekwaarde van het bedrijfsmiddel te stellen op de boekwaarde die zou zijn bereikt als niet willekeurig zou zijn afgeschreven. Ter grootte van het verschil tussen de toegepaste afschrijving en de berekende gewone afschrijving moet dan winst worden genomen.

Is het bedrijfsmiddel niet vóór 1 januari 2012, 1 januari 2013 of 1 januari 2014, respectievelijk 1 januari 2016 in gebruik genomen, terwijl bij het aangaan van de investeringsverplichting of bij het maken van de voortbrengingskosten die verwachting wel bestond, dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen bij de aanslag over het boekjaar dat eindigt op 31 december 2011, 31 december 2012 of 31 december 2013, respectievelijk 31 december 2015 (of in geval van een gebroken boekjaar: bij de aanslag over het boekjaar waarin de genoemde datum valt).

Goedkeurend beleidIn het besluit van 7 december 2005, nr. CPP2005/1402M heeft de staatssecretaris van Financiën zich uitgesproken over een aantal kwesties met betrekking tot de willekeurige afschrijving. Het betreft de volgende situaties:• zaken op de Milieulijst die een

onzelfstandig onderdeel vormen van bedrijfsmiddelen die niet op de Milieulijst voorkomen;

• willekeurige afschrijving voor startende ondernemers zonder investeringsverplichting;

• ontheffing voor uitgesloten verplichtingen in bepaalde situaties van bloed- en/of aanverwantschap;

• toepassing van het maximumbedrag van willekeurige afschrijving bij een gebroken boekjaar.

32 PwC

Page 33: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Zo kan het voorkomen dat een investering betrekking heeft op een bedrijfsmiddel dat zowel in aanmerking komt voor de Vamil als voor de MIA, EIA of andere (tijdelijke) willekeurige afschrijvingsmogelijkheid. Ook kan het voorkomen dat een investering betrekking heeft op een bedrijfsmiddel dat in aanmerking komt voor zowel de MIA als de EIA. Daarnaast is het denkbaar dat een investering in aanmerking komt voor de MIA en/of EIA en een willekeurige afschrijvingsmogelijkheid, of voor de KIA. Tot slot kan het voorkomen dat een investering betrekking heeft op een bedrijfsmiddel dat potentieel in aanmerking komt voor zowel de WBSO

als de MIA en/of EIA. Hierna vindt u een beknopt overzicht van de mogelijkheden tot combineren.

Vamil en MIADe bedrijfsmiddelen die in de Milieulijst zijn aangeduid met de letter A, B en F komen in aanmerking voor zowel de Vamil als de MIA. Een combinatie van beide faciliteiten is mogelijk.

Vamil en EIAIn het geval dat een investering betrekking heeft op een (onderdeel van een) bedrijfsmiddel dat in aanmerking komt voor zowel de EIA als de Vamil, kan van

Door de soms ruime reikwijdte van de diverse investeringsfaciliteiten is het mogelijk dat een bedrijfsmiddel kwalificeert voor meer dan een regeling. Sommige kunnen naast elkaar worden toegepast, maar bepaalde combinaties zijn expliciet uitgesloten.

Combinaties van investeringsfaciliteiten

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 33

Page 34: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

beide regelingen gebruik worden gemaakt. Het bedrijfsmiddel moet dan wel voor beide regelingen apart worden gemeld.

Vamil en overige willekeurige afschrijving Voor investeringen die zijn gedaan in 2009, 2010 of 2011 of in de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 geldt een (tijdelijke) willekeurige afschrijvingsmogelijkheid voor een groot aantal bedrijfsmiddelen. Als hiervan gebruik wordt gemaakt, is het niet mogelijk om ook een andere vorm van willekeurige afschrijving (zoals de Vamil) toe te passen. Er moet dan een keuze worden gemaakt. De tijdelijke regelingen voor willekeurige afschrijving gelden niet voor 2016. De vraag naar de samenloop en gecombineerde toepassing van Vamil en de tijdelijke regelingen voor willekeurige afschrijving doet zich voor investeringen die dit jaar zijn of worden gedaan dan ook niet voor.

MIA en EIAVoor hetzelfde investeringsdeel gebruikmaken van zowel EIA als MIA is niet mogelijk. Wel kunnen de regelingen naast elkaar op verschillende onderdelen worden toegepast. De MIA stimuleert investeringen in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. De bedrijfsmiddelen waarop deze regeling van toepassing is, zijn andere dan de bedrijfsmiddelen die de EIA stimuleert. Als een investering betrekking heeft op zowel een (onderdeel van een) bedrijfsmiddel dat in aanmerking komt voor de EIA als op een ander (onderdeel van een) bedrijfsmiddel dat in aanmerking komt voor MIA, kan van beide regelingen gebruik worden gemaakt op basis van verschillende aanschaffings- of voortbrengingskosten. Opsplitsing van de investering in een EIA- en een MIA-

deel kan interessant zijn, aangezien het voordeel van de EIA groter kan zijn dan het voordeel van de MIA.

MIA of EIA en willekeurige afschrijving vanwege crisisOp bepaalde investeringen die zijn gedaan in 2009, 2010 of 2011 en in de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 kan zowel de MIA of de EIA als de (tijdelijke, vanwege de crisis) willekeurige afschrijvingsmogelijkheid voor een groot aantal bedrijfsmiddelen worden toegepast. De tijdelijke regeling willekeurige afschrijving is niet verlengd voor de jaren vanaf 2014. De vraag naar de samenloop en gecombineerde toepassing van de MIA of EIA en (tijdelijke) willekeurige afschrijvingsmogelijkheid vanwege de crisis doet zich voor investeringen die zijn gedaan in 2016 niet voor.

KIA en MIA of EIAInvesteringen kunnen in aanmerking komen voor zowel de MIA of de EIA en voor de KIA. Cumulatie van deze faciliteiten is mogelijk.

WBSO en MIA of EIAInvesteringen die in aanmerking komen voor de MIA of de EIA worden niet in aanmerking genomen voor de WBSO. De WBSO kan dus niet naast de MIA of de EIA worden toegepast.

Combinatie willekeurige afschrijvingSamenloop tussen de tijdelijke afschrijvingsmogelijkheid in verband met de economische crisis en een andere vorm van willekeurige afschrijving, zoals voor milieubedrijfsmiddelen (Vamil), startende ondernemers of zeeschepen, is niet mogelijk. Er moet dan een keuze worden gemaakt.

34 PwC

Page 35: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Bij het betalen van het loon aan de werknemer houdt u als inhoudingsplichtige volgens de normale regels loonbelasting en premie volksverzekeringen in, maar hoeft u het ingehouden bedrag vervolgens niet volledig af te dragen. De kosten van arbeid worden op deze manier lager. Deze lastenverlichting stimuleert werkgevers om bepaalde groepen werknemers in dienst te nemen of bepaalde typen arbeid te laten verrichten. Toepassing van de afdrachtvermindering door de werkgever heeft geen fiscale gevolgen voor de werknemers.

U kunt als werkgever de loonkosten verlagen door gebruik te maken van de regeling tot vermindering van de af te dragen loonbelasting en premie volksverzekeringen. Van oorsprong is de doelstelling van deze faciliteit het bevorderen van de werkgelegenheid (en arbeidsparticipatie) en het bevorderen van onderwijs en onderzoek door een tegemoetkoming te geven voor de kosten die werkgevers maken voor het beschikbaar stellen van leerwerkplaatsen. De tegemoetkoming heeft de vorm van een vermindering van de af te dragen loonbelasting en premie volksverzekeringen.

Afdrachtverminderingen

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) voorziet in:• de afdrachtvermindering zeevaart; en• de afdrachtvermindering voor speur- en

ontwikkelingswerk (S&O).

Kortom, door gebruik te maken van de WVA kunt u de loonbelasting- en premieafdracht verminderen voor verschillende groepen werknemers. Dit verlaagt bepaalde (arbeids)kosten die u maakt.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 35

Page 36: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Een werkgever kan de loonkosten voor personen die als kapitein, scheepsofficier of scheepsgezel werkzaam zijn op een nader omschreven zeeschip verminderen door aanspraak te maken op de afdrachtvermindering van loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

DoelgroepVoor werknemers die kwalificeren als zeevarenden, bestaat in bepaalde gevallen voor de werkgever recht op de afdrachtvermindering zeevaart. De afdrachtvermindering zeevaart is van toepassing op zeevarenden, dat wil zeggen personen die als kapitein, scheepsofficier of scheepsgezel werkzaam zijn op een

nader omschreven zeeschip. Het schip moet zijn voorzien van een zeebrief en voor meer dan 50 procent op zee worden geëxploiteerd. Een aantal schepen en activiteiten is overigens nadrukkelijk uitgezonderd van de regeling.

ToepassingBij het betalen van het loon aan de werknemer houdt de werkgever als inhoudingsplichtige volgens de normale regels loonbelasting en premie volksverzekeringen in. Maar vanwege de afdrachtvermindering hoeft het ingehouden bedrag niet volledig te worden afgedragen. De kosten van arbeid worden op deze manier lager.

De afdrachtvermindering zeevaart bedraagt de hierna genoemde percentages van het loon in een tijdvak (waarbij voor zeevarenden op bepaalde schepen niet al het loon meetelt):• 40 procent voor inwoners van

Nederland, andere EU-lidstaten en landen van de EER;

• 10 procent voor inwoners van andere landen dan Nederland, EU-lidstaten en EER-landen, die in Nederland zijn onderworpen aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen.

De afdrachtvermindering moet per zeevarende worden bijgehouden.

Werkgevers kunnen de loonkosten voor zeevarenden verlagen door gebruik te maken van de tegemoetkoming in de vorm van een vermindering van de af te dragen loonbelasting en premie volksverzekeringen. Deze faciliteit ondersteunt de Nederlandse koopvaardij.

Zeevaart

36 PwC

Page 37: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Ondernemers die werknemers in dienst hebben die speur- en ontwikkelingswerk (S&O) verrichten waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven, kunnen de totale S&O-kosten die zij maken verlagen door aanspraak te maken op de afdrachtvermindering van loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. De fiscale stimulering van S&O-werk vindt plaats in de vorm van een vermindering op de af te dragen loonheffing.

DoelgroepVoor u als inhoudingsplichtige met werknemers die direct zijn betrokken bij speur- en ontwikkelingswerk waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven, bestaat in bepaalde gevallen recht op de S&O-afdrachtvermindering.

Werkgevers kunnen de kosten voor het verrichten van speur- en ontwikkelingswerk verlagen door gebruik te maken van de tegemoetkoming in de vorm van een vermindering van de af te dragen loonbelasting en premie volksverzekeringen. De regeling stimuleert innovatie. De grondslag voor de vermindering bestaat uit alle S&O-kosten, bestaande uit de S&O-loonkosten, overige S&O-kosten en S&O-uitgaven.

Speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

Alle S&O-kosten

Met ingang van 1 januari 2016 bestaat de grondslag voor de afdrachtvermindering uit alle S&O-kosten, deze bestaan uit S&O-loonkosten, overige S&O-kosten en S&O-uitgaven. Deze wijziging houdt verband met het vervallen van de RDA per diezelfde datum. Feitelijk is de RDA opgenomen in de WBSO. Deze integratie leidt tot een vereenvoudigde aanvraag- en afhandelingsprocedure. De periodieke WBSO-aanvraag ziet per genoemde datum op alle S&O-kosten en –uitgaven.

Wijzigingen definitie S&O

Met ingang van 1 januari 2016 is de definitie van speur- en ontwikkelingswerk aangepast. Bepaalde werkzaamheden komen hierdoor niet meer in aanmerking voor de S&O-afdrachtvermindering. Zo valt het uitvoeren van een systematisch opgezette analyse van de technische haalbaarheid van het zelf verrichten van S&O-werk niet langer onder de definitie. Hetzelfde geldt voor het uitvoeren van technisch onderzoek naar een substantiële wijziging van een productiemethode (bij productieprocessen) of naar een modellering van processen (bij programmatuur). Beide typen werkzaamheden kwalificeren niet langer voor de faciliteit.

Toepassing De afdrachtvermindering wordt per 1 januari 2016 uitgedrukt in een percentage van de kwalificerende S&O-kosten (S&O-loonkosten, overige S&O-kosten en S&O-uitgaven). Deze percentages worden elk jaar opnieuw vastgesteld. In 2016 bedraagt het maximale voordeel de totaal verschuldigde loonheffing.

Alle tijdvakkenSinds 1 januari 2014 kan de afdrachtvermindering worden verrekend met alle tijdvakken in het kalenderjaar waarin de periode valt waarop de S&O-verklaring ziet.

Een S&O-verklaring kan voortaan worden aangevraagd voor maximaal twaalf maanden per kalenderjaar. Bepaalde werkgevers konden tot en met 31 december 2013 slechts een aanvraag doen voor maximaal zes maanden.

De S&O-afdrachtvermindering bedraagt in 2016:• 32 procent van de eerste 350.000 euro

van de S&O-kosten (40 procent voor starters); en

• 16 procent van de daarboven uitgaande kosten voor S&O.

Als u als inhoudingsplichtige WBSO aanvraagt dan kunt u bij uw eerste aanvraag in een kalenderjaar kiezen of u de werkelijke kosten van uw eigen S&O wilt meenemen in de berekening van de afdrachtvermindering, of dat u gebruik wilt maken van een forfaitaire benadering van de kosten en uitgaven.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 37

Page 38: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

De hoogte van het forfaitaire bedrag per kalenderjaar is:• 10 euro per S&O-uur voor de eerste

1.800 S&O-uren.• 4 euro per S&O-uur voor alle S&O-uren

boven de 1.800.

Kiest u voor het forfaitaire bedrag dan geldt dit voor al uw aanvragen in het kalenderjaar.

De loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-loon) worden berekend met behulp van gegevens zoals die op de peildatum zijn opgenomen in de polisadministratie van het UWV. Het betreft de gegevens over de fiscale lonen en de verloonde uren van de werknemers die S&O hebben verricht in het tweede kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de afdrachtvermindering betrekking heeft. Dit is het zogenoemde S&O-referentiejaar. Voor 2016 is het referentiejaar dus 2014.

De peildatum voor de loongegevens van het referentiejaar is vastgesteld op 1 april van het jaar dat volgt op het S&O-referentiejaar. De peildatum voor de loongegevens van 2014 is vastgesteld op 1 april 2015.

Is in het S&O-referentiejaar geen speur- en ontwikkelingswerk verricht waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven, dan geldt een forfaitair uurloon (29 euro in 2016). Als in het referentiejaar wel een S&O-verklaring is afgegeven, wordt het S&O-uurloon berekend door het totaal van het S&O-loon te delen door 0,85 maal de som van de verloonde uren van alle S&O-medewerkers. De factor 0,85 is een compensatie voor verlof. De uitkomst van de berekening wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

De S&O-afdrachtvermindering wordt verrekent bij de aangifte loonheffingen (loonbelasting en premies volksverzekeringen). Verrekenen kan niet met de premies werknemers-verzekeringen en bijdragen zorgverzekeringswet.

Voor starters bestaat een extra tegemoetkoming: zij krijgen een hogere afdrachtvermindering over het S&O-loon tot de loongrens (eerste schrijf). Een startende onderneming is een onderneming die in de voorafgaande vijf kalenderjaren maximaal vier jaar personeel in dienst had. Dit hoeft geen aaneengesloten periode te zijn. Ook mag in die periode voor maximaal twee kalenderjaren een S&O-verklaring zijn afgegeven. Als de onderneming activiteiten voortzet van een andere onderneming, worden in bepaalde gevallen de S&O-verklaringen van de vorige onderneming meegeteld bij het bepalen van de starterstatus van nieuwe onderneming.

Administratie- en mededelingsplicht. Als u de afdrachtvermindering (of S&O-aftrek)

Jaar 2014 2015 2016

Loongrens € 250.000 € 250.000 € 350.000

Afdrachtvermindering S&O-loon tot loongrens (eerste schijf)

35% 35% 32%

Afdrachtvermindering S&O-loon tot loongrens (eerste schijf) voor starters

50% 50% 40%

Afdrachtvermindering meerdere S&O-loon 14% 14% 16%

Maximale afdrachtvermindering per inhoudingsplichtige

€ 14 miljoen € 14 miljoen Totale loonheffing

Figuur 1: Tabel S&O-afdrachtvermindering

wilt toepassen, zal uw administratie een duidelijk inzicht moeten geven in de aard, inhoud, voortgang en omvang van de uitgevoerde S&O-werkzaamheden. Uit de administratie moet het aantal uren dat de medewerkers per dag aan het project hebben besteed duidelijk te vinden zijn. Als de onderneming kiest voor de S&O-afdrachtvermindering op basis van werkelijke kosten en uitgaven, zal daarin inzicht moeten worden gegeven in de administratie. U bent verplicht de S&O-administratie zeven jaar te bewaren.

U bent verplicht een mededeling te doen van het aantal gerealiseerde S&O-uren. Als de S&O-verklaring is afgegeven op basis van werkelijke kosten en uitgaven, moeten ook de gerealiseerde kosten en uitgaven worden medegedeeld.

Samenloop afdrachtverminderingen

Een combinatie van de afdrachtvermindering zeevaart en de S&O-afdrachtvermindering is niet mogelijk.

38 PwC

Page 39: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Werkgevers die de combinatie van leren en werken bieden aan bepaalde groepen leerlingen of werknemers kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten. De regeling heeft tot doel werkgevers te stimuleren tot het bieden van dergelijke plaatsen. De combinatie tussen leren en werken moet bijdragen aan een adequate opleiding van de beroepsbevolking.

De subsidieregeling is gericht op groepen in een kwetsbare positie, bijvoorbeeld

vanwege een hoge jeugdwerkloosheid. Maar ook op sectoren waarin krapte op de arbeidsmarkt wordt voorzien en op wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

DoelgroepWerkgevers kunnen een tegemoetkoming krijgen voor de kosten die samenhangen met het bieden van de combinatie van leren en werken. Het gaat om de kosten van de begeleiding of de loonkosten.

Voor het aanbieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen kunt u als werkgever in bepaalde gevallen een beroep doen op de subsidieregeling praktijkleren. Deze nieuwe regeling is op 1 januari 2014 in werking getreden en zal vervallen per 1 januari 2019. De afdrachtvermindering onderwijs is per die datum komen te vervallen.

Subsidieregeling praktijkleren

Subsidie voor begeleiding

Ook voor de begeleiding gedurende een gedeelte van het kalenderjaar kan de werkgever subsidie ontvangen. Het te ontvangen subsidiebedrag per plaats wordt naar verhouding van de periode van de begeleiding herrekend. Bij een begeleiding van een half jaar wordt de helft van het bedrag uitgekeerd.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 39

Page 40: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

ToepassingWerkgevers komen in aanmerking voor de subsidieregeling bij de begeleiding van de volgende groepen:• leerlingen die een vmbo leer-werktraject

volgen;• leerlingen die de mbo

beroepsbegeleidende leerweg (bbl) volgen;

• studenten die een hbo-opleiding volgen in de techniek (inclusief landbouw en natuurlijke omgeving), waarbij de combinatie van leren en werken onderdeel uitmaakt van de opleiding;

• promovendi die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de KNAW of NWO waarbij de werkgever de loonkosten draagt; en

• werknemers van een privaatrechtelijke rechtspersoon die promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper (toio) volgen.

De subsidie voor promovendi en toio’s geldt niet voor onderzoeksorganisaties die publieke middelen ontvangen.

Om in aanmerking te komen voor de subsidie worden nadere voorwaarden gesteld. Uw PwC-adviseur kan u hierover informeren.

TegemoetkomingWerkgevers die voldoen aan de voorwaarden maken aanspraak op een tegemoetkoming (subsidie). Deze tegemoetkoming geldt per plaats, de

hoogte wordt na afloop van het studiejaar bepaald. Hiervoor wordt het budget dat beschikbaar is naar evenredigheid van het aantal praktijkleer- of werkleerplaatsen binnen de sector verdeeld. Het te ontvangen bedrag per plaats is gemaximeerd op 2.700 euro.

Er zijn vier sectoren met elk een eigen budget. De volgende subsidieplafonds gelden:• vmbo-sector: 1,4 miljoen euro;• mbo-sector: 188,9 miljoen euro:• hbo-sector: 8 miljoen euro:• promovendi en toio’s: 6,7 miljoen euro.

Blijft in één van de sectoren budget over dan wordt dit naar evenredigheid over de andere sectoren verdeeld.

AanvragenDe subsidie wordt per studiejaar aangevraagd via het digitale formulier bij RVO.nl. Het formulier moet zijn ingediend vóór 17:00 uur op 15 september na het studiejaar waarvoor subsidie wordt gevraagd. Een subsidieaanvraag voor het studiejaar 2015-2016 kan vanaf 2 juni 2016 tot en met 15 september 2016 (17:00 uur) worden ingediend.

40 PwC

Page 41: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Voor de stimulering van innovatie gelden diverse regelingen. Niet alleen ten aanzien van de gemaakte kosten gelden faciliteiten, ook voor de winst die voortkomt uit innovatie geldt een gunstige fiscale regeling. Innovatiewinsten worden in de vennootschapsbelasting effectief lager belast.

DoelgroepDe innovatiebox geldt voor ondernemers die onder de vennootschapsbelasting vallen. Het geldt niet voor ondernemers in de inkomstenbelasting.

Kenbaar makenDe innovatiebox is optioneel. Per kwalificerend activum kan worden gekozen voor het toepassen van de regeling. De keuze wordt kenbaar gemaakt bij het doen van de belastingaangifte.

In de vennootschapsbelasting geldt een gunstige fiscale regeling voor winsten die zijn behaald met zelfontwikkelde immateriële activa waarvoor een octrooi is verleend of die voortkomen uit S&O-werk waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven (S&O-activa): de innovatiebox. De regeling stimuleert eigen innovatie.

Innovatiebox

Voorbeeld

Voortbrengen immaterieel activumEen ondernemer heeft een immaterieel activum voortgebracht waarvoor een octrooi is verleend. Er is sprake van een octrooi-activum. De voordelen uit het activum bedragen dit jaar 500.000 euro en de kosten 120.000 euro. De kosten worden direct in aanmerking genomen. Er zijn geen andere ondernemingsactiviteiten. De fiscale winst bedraagt 380.000 euro. Het vennootschapsbelastingtarief in 2016 is 20 procent voor de eerste 200.000 euro winst en 25 procent voor het meerdere. Als de ondernemer geen aanspraak maakt op de innovatiebox bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting 85.000 euro. Ten opzichte van de fiscale winst is dit een effectief tarief van ruim 22 procent.

GrondslagverminderingDoor gebruik te maken van de innovatiebox is de belastbare grondslag slechts 76.000 euro, namelijk 5/25 deel van de fiscale winst van 380.000 euro. De verschuldigde vennootschapsbelasting bedraagt dan 15.200 euro. Ten opzichte van de fiscale winst is dit een effectief tarief van vier procent.

Jaar 2016 Zonder Innovatiebox

Met Innovatiebox

Voordelen € 500.000,00 € 500.000,00

Kosten € 120.000,00 -/- € 120.000,00 -/-

Fiscale winst € 380.000,00 € 380.000,00

Vennootschapsbelasting

20% over eerste €200.000 € 40.000,00 € 15.200,00

25% over meerdere € 45.000,00 + € 0,00 +

Totaal € 85.000,00 € 15.200,00

Effectief vpb tarief 22% 4%Effectief tarief 4% in plaats van 22%

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 41

Page 42: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

ToepassingVoor de innovatiebox kwalificeren immateriële activa waarvan de te verwachten voordelen in belangrijke mate (voor 30 procent of meer) hun oorzaak vinden in aan de belastingplichtige verleende octrooien, kwekersrechten of uit S&O-activa. Aangesloten wordt bij de S&O-definitie zoals opgenomen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA, zie ‘Afdrachtverminderingen’ op blz. 35 t/m 38).

Voordelen uit voortgebrachte merken en logo’s vallen niet onder deze regeling.

Lager effectief tariefDe innovatiebox is een aparte box waarin de met de kwalificerende activa gerealiseerde winst effectief wordt belast tegen een tarief van maximaal vijf procent. Dit is een fors lager vennootschapsbelastingtarief dan het reguliere tarief van 20 en 25 procent.

De wettelijke regeling is vormgegeven als een grondslagvermindering. Voor zover het saldo van de opbrengsten en kosten – zoals kosten voor onderzoek en ontwikkeling – van het zelfvoortgebrachte immateriële activum (of activa) positief is, wordt het voor slechts 5/25 gedeelte in aanmerking genomen. Op die beperkte grondslag wordt het reguliere vennootschapsbelastingtarief toegepast.

Is het saldo van de voordelen en de kosten negatief, dan wordt de innovatiebox niet toegepast. Een verlies uit een octrooi- of S&O-activum wordt in aanmerking genomen tegen het reguliere vennootschapsbelastingtarief.

Voordat gebruik kan worden gemaakt van de innovatiebox moeten de opbrengsten uit het zelf ontwikkelde activum een drempel overschrijden. Deze drempel bestaat uit de voortbrengingskosten van het desbetreffende activum, die volledig tegen het reguliere vennootschapsbelastingtarief

in aftrek zijn gebracht op de fiscale winst. Voortbrengingskosten van immateriële activa kunnen overigens direct ten laste van de winst worden gebracht. Zie ‘Voortbrengingskosten van immateriële activa’ op blz. 26. De drempel wordt verhoogd met eventuele verliezen uit het octrooi- of S&O-activum.

Forfaitaire regeling midden- en kleinbedrijfMet ingang van 1 januari 2013 zijn maatregelen genomen om de innovatiebox toegankelijker te maken voor het midden- en kleinbedrijf. Om de (administratieve) kosten enigszins te beperken, wordt de mogelijkheid geboden om de voordelen die kunnen worden toegerekend aan de innovatiebox, op forfaitaire wijze te bepalen. Per jaar kan een keuze worden gemaakt tussen het werkelijk of forfaitair bepalen van de voordelen die worden behaald met immateriële activa.

Bij toepassing van de forfaitaire regeling wordt 25 procent van de winst belast in de innovatiebox. Het forfaitaire bedrag is gemaximeerd op 25.000 euro. Het forfait mag worden toegepast in het jaar waarin u het immateriële activum voortbrengt en in de twee daaropvolgende jaren.

Vooraf zekerheidHet is mogelijk om vooraf zekerheid te krijgen of de innovatiebox van toepassing is op de winst van uw bedrijf. U kunt met de Belastingdienst afspraken maken over het toerekenen van de winst aan de innovatiebox. Deze afspraken worden vastgelegd in een zogenoemde vaststellingsovereenkomst. Op deze wijze wil de Belastingdienst ondernemers ondersteunen bij het gebruik van de regeling. Uw PwC-adviseur helpt u hiermee graag verder.

Binnen de OESO en de EU is onder meer gesproken over het op termijn implementeren van de ‘modified nexus approach’ in de patent- en innovatieboxen van de diverse landen. Uitgangspunt van deze benadering is substantiële economische aanwezigheid als voorwaarde voor toepassing van een dergelijke box. Het Nederlandse kabinet hecht grote waarde aan innovatie en zet zich in om innovatie toegankelijk te houden voor innovatieve ondernemingen. Uw PwC-adviseur kan u hierover nader informeren.

maximaal

5%

effectief tarief

42 PwC

Page 43: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Enkele heffingen danken hun bestaan aan milieuoverwegingen. Zo wordt op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag (WBM) een belasting geheven op leidingwater en kolen; en wordt er een afvalstoffenbelasting en een energiebelasting geheven. Dergelijke heffingen zijn regulerende belastingen waarbij geldt dat de omvang van de te betalen belasting kan worden beïnvloed door het gedrag aan te passen - en dan is uiteraard de doelstelling dat dit gedrag milieuvriendelijk en/of energiebesparend is.

In de WBM zijn diverse bepalingen opgenomen die bepaalde grootverbruikers, producenten en consumenten vrijstellingen en heffingskortingen bieden voor hun energieverbruik. Veel bepalingen zijn specifiek. In deze uitgave worden slechts enkele behandeld. Daarnaast worden de overige effecten van bepalingen, bijvoorbeeld voor de omzetbelasting, niet besproken. Uw PwC-adviseur kan u nader informeren.

Onder voorwaarden is teruggaaf van een deel van de betaalde energiebelasting (EB), mogelijk. Dit geldt ook voor de accijns. Op verzoek wordt eveneens aan grootverbruikers een teruggaaf verleend.

Teruggaven

Wijzigingen van milieuheffingen

• De korting van 0,075 euro op het energiebelasting tarief in de eerste schijf voor de levering van energie die is opgewekt door een coöperatie/VVE door middel van hernieuwbare energiebronnen en vervolgens via een energieleverancier wordt geleverd aan leden van een coöperatie/VVE is verlaagd naar nihil in 2016. Hieraan zijn nadere voorwaarden verbonden.

• Per 1 april 2016 is het tarief van de afvalstoffenbelasting 13,07 euro per 1.000 kilo stortafval.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 43

Page 44: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Teruggaaf van een deel van de energie-belasting die is betaald voor aardgas en elektriciteit is onder voorwaarden mogelijk. Daarnaast kunnen ondernemers die accijns over LNG hebben afgedragen dit terugvragen. De teruggaafmogelijkheid van accijns voor minerale oliën is sinds 2014 verruimd.

Instellingen van religieuze aard, charitatieve, culturele of wetenschappelijke instellingen, algemeen nut beogende instellingen (ANBI) en instellingen die een sociaal belang behartigen (SBBI), komen onder voorwaarden in aanmerking voor teruggaaf van een deel van de energiebelasting die is betaald voor aardgas en elektriciteit. Instellingen op het gebied van gezondheidszorg, sport en onderwijs zijn expliciet uitgesloten, aangezien zij op andere wijze (door middel van subsidies) worden gecompenseerd. De energiebelasting wordt betaald aan het energiebedrijf en staat vermeld op de jaarlijkse eindafrekening. De teruggaaf is 50 procent van de door het energiebedrijf daadwerkelijk in rekening gebrachte energiebelasting, dus na aftrek van de EB-heffingskorting.

Aan de teruggaaf van energiebelasting/accijns zijn voorwaarden verbonden. Uw PwC-adviseur kan u hierover informeren.

Teruggaaf grootverbruikersOp grond van de WBM wordt op verzoek belastingteruggaaf verleend met betrekking tot de elektriciteit die geleverd is ten behoeve van zakelijk verbruik voor zover het zakelijk verbruik, na aftrek van het gedeelte van het zakelijke verbruik dat reeds is vrijgesteld op grond van andere bepalingen, hoger is dan 10.000.000 kWh per verbruiksperiode van twaalf maanden per aansluiting en er een meerjarenafspraak met de overheid afgesloten is ter verbetering van de energie-efficiëntie.

Teruggaaf energiebelasting/accijns

Aan de teruggaaf van energiebelasting voor grootverbruikers zijn voorwaarden verbonden. Uw PwC-adviseur kan u hierover informeren.

Bundelen van aansluitingenUw energieleverancier berekent de verschuldigde energiebelasting per aansluiting. Onder een aansluiting wordt verstaan een aansluiting van een in Nederland gelegen onroerende zaak op een Nederlands distributienet waaruit elektriciteit of aardgas aan de verbruiker wordt geleverd. Met een onroerende zaak wordt bedoeld een WOZ-object volgens de Wet WOZ. Ieder WOZ-object is een afzonderlijke aansluiting voor de energiebelasting. Indien een samenstel van gebouwde of onbebouwde eigendommen – of een gedeelte daarvan – bij dezelfde rechtspersoon in gebruik is en naar omstandigheden beoordeeld bij elkaar hoort, is tevens sprake van één WOZ-object (de complexbepaling). Hiervoor is niet voldoende dat dit samenstel bij eenzelfde (rechts)persoon in gebruik is, er moet sprake zijn van een eenheid. Bij de beoordeling van de feitelijke situatie zijn de fysieke criteria doorslaggevend. Bijvoorbeeld een woning met schuur en tuin of een fabriekscomplex bestaande uit een kantoorgebouw, fabrieksruimte en een opslagterrein. Als een object in het kader van een WOZ-beschikking is aangemerkt als een zelfstandige onroerende zaak of is behandeld als onderdeel van een samenstel in de zin van de complexbepaling, wordt daar in de energiebelasting bij aangesloten. Een verduidelijking op de complexbepaling is gegeven in het besluit van 3 april 2015, BLKB 2015/370M. Uw PwC-adviseur kan u hierover informeren.

Teruggaafregeling accijns op LNG

Voor de jaren 2014 tot en met 2018 geldt een tijdelijke teruggaafregeling voor vloeibaar gemaakt aardgas, vloeibaar gemaakt methaan en vloeibaar gemaakt biogas (LNG) dat wordt belast naar het tarief van LPG. De teruggaaf bedraagt 125 euro per 1.000 kilo en wordt aangevraagd door de ondernemer die de accijns over het LNG afdraagt.

Teruggaafregeling accijns op minerale oliën

De teruggaaf van accijns voor minerale oliën die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit in een installatie met een minimaal vermogen is sinds 2014 verruimd. De ondergrens is verlaagd tot 60 kilowatt. In 2013 lag die grens nog op 1 megawatt.

Wijzigingen accijns

De accijns op vloeibaar gemaakt petroleumgas (LPG) is met ingang van 1 januari 2016 verhoogd met 2 eurocent per liter. De accijns op diesel is met bijna 6 eurocent per liter omhoog gegaan.

44 PwC

Page 45: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Negen topsectoren

De negen topsectoren zijn: Agri & Food, Chemie, Energie, Water, Creatieve Industrie, High Tech Systemen en Materialen, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Logistiek en Life Science & Health.

Veel subsidieregelingen zijn de afgelopen jaren ‘gefiscaliseerd’. Dat willen zeggen: regelingen die een cash-subsidie inhielden, zijn omgezet in fiscale ‘subsidies’ die leiden tot een extra fiscale aftrek. Hiermee vormen de eerder in deze uitgave behandelde investeringsfaciliteiten dan ook gelijk het merendeel van instrumenten binnen het Nederlandse stimuleringsbeleid op het gebied van S&O, hernieuwbare energie, duurzame ontwikkeling en scholing & werkgelegenheid.

Topsectoren-beleidAndere niet eerder behandelde stimuleringsregelingen op het gebied van innovatie zijn momenteel voor het merendeel gekoppeld aan het Topsectoren-beleid. Topsectoren zijn gebieden waar het Nederlandse bedrijfsleven en onderzoekscentra wereldwijd in uitblinken.

Om de concurrentiepositie van deze sectoren verder te versterken, heeft het Ministerie van Economische Zaken budgetten vrijgemaakt waarmee onderzoeks- en innovatieprojecten van bedrijfsleven en kennisinstellingen worden gestimuleerd. Binnen iedere topsector hebben relevante partijen zich gebundeld in één of meer Topconsortia voor Kennis & Innovatie (TKI). Deze TKI’s hebben onderzoeksagenda’s en doelstellingen

vastgesteld voor de komende jaren. Iedere innoverende organisatie kan aansluiting zoeken bij een TKI, waarbij ieder TKI weer een eigen financieringsinstrumentarium heeft, waar een bij het TKI aangesloten organisatie een beroep op kan doen. Dit varieert van financiering van S&O-projecten door het ter beschikking stellen van extra onderzoekscapaciteit vanuit kennisinstellingen tot het inhuren van innovatiemakelaars voor het (door)ontwikkelen van een innovatieplan of het deelnemen aan netwerkactiviteiten door het midden- en kleinbedrijf.

Horizon 2020Ook het nieuwe Europese financieringsinstrument voor innovatie (Horizon 2020) - met een budget van 80 miljard euro voor de jaren 2014-2020 - verstrekt subsidie voor intensieve samenwerking tussen publieke en private partijen en toepassingsgericht onderzoek. Door de integratie van het Europese Kaderprogramma (KP7), het Competitiveness and Innovation Framework Programme (CIP) en de European Institute of Innovation and Technology (EIT) wordt Horizon 2020 voor een bredere groep aanvragers beschikbaar. Ging het voorheen vooral om onderzoek dat ver van de markt afstaat (fundamenteel onderzoek), in het nieuwe programma wordt gevraagd om projecten die dichter bij de markt staan en waarbij samenwerking binnen de keten een pré is. Horizon 2020 als belangrijkste Europees financieringsinstrument voor innovatie is hiermee toegankelijker geworden voor de industrie.

De Europese Unie, de Rijksoverheid en diverse lokale overheden verstrekken voor een reeks van ondernemingsactiviteiten subsidies of kredieten. Subsidies worden door de overheid verstrekt om bedrijven te stimuleren bepaalde investeringen te doen of activiteiten uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn het ontwikkelen van nieuwe business, het ondersteunen van innovatie, het bevorderen van internationale samenwerking met andere bedrijven, het realiseren van energiebesparing of de toepassing van duurzame energie, maar ook het aannemen van specifieke doelgroepen in het bedrijf.

Subsidies

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 45

Page 46: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Drie speerpuntenHorizon 2020 kent de volgende drie speerpunten:

1. Excellent ScienceDe programma’s onder Excellent Science van Horizon 2020 hebben als doel om wetenschappelijk Europees onderzoek te versterken en te verankeren ten behoeve van een goede Europese concurrentiepositie in kennis en innovatie. Programma’s onder Excellent Science zijn vooral gericht op academische onderzoekers en onderzoeksgroepen. De programma’s zijn in de meeste gevallen bottom-up, wat betekent dat de aanvrager bij het indienen van een voorstel vrij is in de keuze van het onderwerp, binnen de kaders van het programma. Het gaat hierbij om programma’s binnen European Research Council, Future Emerging Technologies, Marie Curie en Research Infrastructure.

2. Industrial LeadershipHet doel van het programma Industrial Leadership is om Europa te positioneren als aantrekkelijke en succesvolle plaats voor investeringen in onderzoek en innovatie. Programma’s binnen deze pijler zijn sterk gedreven door een industriële agenda. De kern van het programma zijn de Key Enabling Technologies (KETs), waarin de Europese industrie leidend wil worden en die impact kunnen hebben in verschillende sectoren.

De volgende KETs zijn door de Europese Commissie als strategisch voor Europa geïdentificeerd:• Information and Communication

Technologies (ICT);• micro- and nano-electronics; photonics;• nanotechnologies;• advanced materials;• biotechnology;• advanced manufacturing and processing;• space.

3. Societal ChallengesBinnen de derde pijler van het Horizon 2020-programma spelen maatschappelijke uitdagingen (de zogeheten ‘Societal Challenges’) een grote rol. Door ook

hier specifieke thema’s als uitdagingen te formuleren, wil Horizon 2020 de gelden en kennis vanuit verschillende technologiegebieden samenbrengen om tot innovatieve en effectieve oplossingen voor genoemde maatschappelijke uitdagingen te komen.

Financiering van projecten is gecentreerd rondom de volgende onderwerpen:• health, demographic change and

wellbeing;• food security, sustainable agriculture

and forestry, marine and maritime and inlands research and the Bio-economy;

• secure, clean and efficient energy;• smart, green and integrated transport;• climate action, resource efficiency and

raw materials;• inclusive, innovative and reflective

societies; en• secure societies.

ProjectvoorstellenVoor de meeste van de hiervoorgenoemde thema’s worden door de Europese Commissie tenders (zogenaamde calls voor proposals) uitgeschreven waarop bedrijven, maar ook kennisinstellingen,

- vaak in de vorm van internationale consortia -, voorstellen kunnen indienen. Projecten worden hierbij door onafhankelijke experts beoordeeld op criteria van ‘science & technology’, ‘EU-impact’ en ‘Implementation’. Op door de Europese Commissie goedgekeurde projectvoorstellen is dan een financiering van 70 tot 100 procent mogelijk.

PwC kan u begeleiden bij het toetsen en verder ontwikkelen van uw projectidee tot een volwaardig project- of businessplan, het aantrekken van de benodigde publieke of private partners voor een succesvolle uitvoering en het aantrekken van de bijbehorende publieke financiering waaronder subsidies. Waar nodig wordt het PwC Global Incentive Services-netwerk (PwC GIS) ingezet om uw organisatie te begeleiden bij het aanboren en benutten van lokale financieringsbronnen buiten Nederland. Daarnaast heeft PwC specifieke ervaring met het adviseren van universiteiten, bedrijven en cluster-organisaties bij het verkrijgen en managen van EU-financiering en heeft zij het Europees Parlement geadviseerd bij de totstandkoming van Horizon 2020.

70%

70 tot 100% financiering mogelijkop de door de Europese Commissie goedgekeurde projectvoorstellen

100%

46 PwC

Page 47: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

DoelgroepParticulieren die in 2016 zonnepanelen aanschaffen voor de opwekking van energie kunnen onder voorwaarden de btw die in rekening is gebracht voor de aanschaf en installatie van die panelen terugkrijgen als zij met die panelen stroom leveren aan hun energieleverancier.

VoorwaardenOm in aanmerking te komen voor een teruggaaf van de in rekening gebrachte btw moet u zich melden bij de Belastingdienst als ondernemer voor de omzetbelasting. In het jaar van de aanschaf moet de eerste btw-aangifte worden gedaan.

Verschuldigde btw Over de levering van stroom bent u btw verschuldigd. Indien u daarvoor kiest, mag voor de berekening van de verschuldigde btw gebruik worden gemaakt van vastgestelde, forfaitaire bedragen. Die bedragen zijn afhankelijk van het opwekvermogen van de panelen. Als u uitgaat van het forfait, dan brengt u geen btw in rekening aan de energieleverancier.

Onder voorwaarden bestaat voor particulieren die zonnepanelen aanschaffen en daarmee stroom leveren aan hun energieleverancier een recht op teruggaaf van de in rekening gebrachte omzetbelasting (btw) op die panelen.

Zonnepanelen van particulieren

Als u in de jaren ná het jaar van aanschaf op jaarbasis minder dan 1.345 euro btw verschuldigd bent, dan kunt u een ontheffing aanvragen van de administratieve verplichtingen. Er hoeft dan ook geen btw-aangifte meer te worden gedaan.

Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen | Investeringsfaciliteiten 2016 47

Page 48: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

AanmeldingstermijnenVoor het recht op investeringsfaciliteiten is het van belang dat eventuele meldingstermijnen in acht worden genomen. Zo is het noodzakelijk dat een beroep op EIA, MIA en/of Vamil wordt gedaan binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting (obligatoire overeenkomst) of na afloop van het kalenderkwartaal waarin de voortbrengingskosten zijn gemaakt. De aanvraag voor de WBSO (S&O-aftrek en S&O-afdrachtverminder)moet worden ingediend bij RVO.nl. Voor een teruggaaf van energiebelasting (EB) geldt dat een verzoek kan worden gedaan na afloop van een kalendermaand, maar uiterlijk binnen dertien weken na het einde van het kalenderjaar.

Het verdient aanbeveling om per individuele regeling na te gaan wat de meldingstermijn is.

Bezwaar en beroepUiteraard is het mogelijk om bezwaar te maken (en in beroep te gaan) tegen de afwijzing van een verzoek om toepassing van een investeringsfaciliteit. Soms gelden echter afwijkende regels. We raden u daarom aan om uw contactpersoon bij PwC te raadplegen als u bezwaar wilt aantekenen of beroep wilt instellen tegen een beslissing van een bestuursorgaan, zoals RVO.nl of de Belastingdienst.

Om gebruik te kunnen maken van de diverse investeringsfaciliteiten moeten formele bepalingen worden nageleefd. Zo is het van belang dat eventuele meldingstermijnen in acht worden genomen. Daarnaast is het voor u mogelijk om bezwaar te maken (en in beroep te gaan) tegen de afwijzing van een verzoek om toepassing van een investeringsfaciliteit.

Formele bepalingen

48 PwC

Page 49: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

ContactMeer informatie?Wilt u meer informatie over deze fiscale investeringsfaciliteiten? Of hebt u behoefte aan een inventarisatie van de mogelijkheden voor uw organisatie? Neemt u dan contact op met uw PwC-adviseur. Die helpt u daarbij graag verder.

Deze uitgave is een publicatie van het Knowledge Centre Tax. Voor vragen over deze publicatie kunt u contact opnemen met genoemd contactpersoon, de auteur of uw PwC-adviseur.

Niels Muller +31 (0)88 792 60 51 [email protected] Director Energy & Utilities

Auteur:

Ciska Wisman* +31(0)88 792 43 50 [email protected] Centre Tax / EUDTG* Daarnaast verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit van Amsterdam

Voor overige vragen kunt u contact opnemen met:

PwC Knowledge Centre Tax Fascinatio Boulevard 350 3065 WB Rotterdam Postbus 8800 3009 AV Rotterdam Telefoon: +31 (0)88 792 43 51 E-mail: [email protected]

Deze uitgave is afgesloten op 15 februari 2016. Latere ontwikkelingen zijn hierin niet opgenomen.

Page 50: Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Tax · Introductie In deze publicatie ‘Fiscaal voordeel bij innovatief en duurzaam ondernemen - Investeringsfaciliteiten

Bij PwC willen we een bijdrage leveren aan het vertrouwen in de maatschappij en het oplossen van belangrijke problemen. Wij zijn een netwerk van firma’s in 157 landen met meer dan 208.000 mensen. Bij PwC in Nederland werken ruim 4.400 mensen met elkaar samen. Wij zien het als onze taak om kwaliteit te leveren op het gebied van assurance-, belasting- en adviesdiensten. Vertel ons wat voor u belangrijk is. Meer informatie over ons vindt u op www.pwc.nl.

De inhoud van deze publicatie is uitsluitend voor informatieve doeleinden opgesteld en bevat geen professioneel advies en mag dan ook niet als een substituut daarvoor worden beschouwd. PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. aanvaardt derhalve geen aansprakelijkheid voor gevolgen die kunnen optreden indien op basis van de inhoud van deze publicatie al of niet wordt gehandeld dan wel anderszins besluiten worden genomen.

© 2016 PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284). Alle rechten voorbehouden. PwC verwijst naar de Nederlandse firma en kan soms naar het PwC-netwerk verwijzen. Elke aangesloten firma is een afzonderlijke juridische entiteit. Kijk op www.pwc.com/structure voor meer informatie.