Filippides maart 2012

50
FILIPPIDES Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Koningen Jaargang 18 Nummer 1 Maart 2012

description

Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Zwolle. Themanummer koningen Jaargang 18 nummer 1 maart 2012

Transcript of Filippides maart 2012

Page 1: Filippides maart 2012

FILIPPIDES Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis

Koningen

Jaargang 18 Nummer 1 Maart 2012

Page 2: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 2

Inhoud Jaargang 18, nummer 1

Van de hoofdredacteur 4

Van de vakgroepvoorzitter

5

Culinaire hoogtepunten in een

donkere tijd

7

Column Nigel Nieuwenkamp:

‘Is het leuk om een

koning(in) te zijn?’

15

Themaverhaal: Vrouw uit de

revolutie of

revolutionaire vrouw

16

Column Tim van Eenennaam:

De koning van de

eenzaamheid

23

Themaverhaal: Adela van

Hamaland

25

Hollywood vs. Historie:

Alexander

28

Page 3: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 3

‘De Duitsers komen’: een

verslag van een

studiereis naar Yad

Vashem, Jeruzalem

30

Karmozijnrood land: het

raadsel van het

moderne Turkije

33

Column Suzan Mateboer:

Prinsheerlijk?

37

Verzetsheld na 66 jaar

eindelijk weer

huiswaarts

38

Waanders lezing van Daniela

Hooghiemstra: ‘Het had heel

anders af kunnen lopen met

het Koningshuis’

41

Onderwijs: ‘Meneer, ik kan

niet kiezen’

46

Varias Vias

49

Colofon

50

Page 4: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 4

Van de hoofdredacteur

Van de vrouw uit de revolutie tot de eenzame koning Door Ozan Karakoc

p Koninginnedag is er altijd feest. De vlaggen

worden gehesen, het bier wordt koud gezet,

de oranjegetinte gadgets worden weer

massaal verkocht en de dames van de Bavaria zijn

speciaal voor deze dag oranjegekleed, met toestemming

van de FIFA weliswaar. Kortom, er heerst een enorme

Oranjegekte op 30 april. De koninklijke familie is dan op

weg naar een stadje of dorp ergens in het midden,

zuiden of het noorden van het land om hartelijk

ontvangen te worden door de burgemeester die erg

trots is als een paard. Bovendien staan er duizenden

mensen op straat urenlang te wachten om prinses

Maxima en de kleintjes te kunnen zien. Ja, die mensen

heb je ook.

Waarom die Oranjegekte? Is het zo dat de

mensen alleen maar Koninginnedag vieren, omdat de

gezelligheid er op die dag over heel Nederland heerst, of

is het vanwege de liefde voor het Koningshuis? Het

eerste is ongetwijfeld het geval, maar ik kijk er niet raar

van op dat het tweede mogelijk een belangrijker rol

speelt in die gekte. Sterker nog, het Koningshuis en met

name koningin Beatrix is populairder dan ooit. Zij doet

het namelijk goed en is geliefd bij het Nederlandse volk.

Ruim een maand geleden waren Willem

Alexander en Maxima tien jaar getrouwd, en aangezien

koningin Beatrix op dit moment geliefd is bij het volk,

hebben we als redactie gekozen om het thema koningen

aan te sluiten op de actualiteit.

Je leest op dit moment de tweede editie van

Filippides van het schooljaar 2011-2012. De flip bevat

een aantal stukken dat aansluit op het thema,

waaronder een geestige column van tweedejaars

student Tim van Eenennaam over de koning van de

eenzaamheid, en een boeiend portret van

hofkunstenares Elisabeth Vigeé-Lebrun die in de

vroegmoderne tijd onder andere Lodewijk XVI en

Napoleon Bonaparte heeft gekend. Dit stuk is

geschreven door tweedejaars student Benjamin van den

Dobbelsteen die ook een verhaal heeft geschreven over

een verzetsheld in de Tweede Wereldoorlog.

Verder heeft een aantal docenten van de

lerarenopleiding geschiedenis een bijdrage geleverd aan

de Flip door leuke en boeiende stukken te schrijven die

erg de moeite waard zijn om te lezen. Bedankt hiervoor!

Ik wil de rest van de redactieleden en

columnisten bedanken voor hun bijdrage. Degene die

mee wil schrijven en een leuke bijdrage wil leveren aan

de nieuwe Flip, kan wat van zich laten horen door een

mail te sturen naar [email protected], of naar

onze eindredacteur Nico Lettinck. Veel plezier!

O

Page 5: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 5

Van de vakgroepvoorzitter

Rijtuigen in de prehistorie

Door Joop de Vries

e collega’s van de vakgroep komen regelmatig

bijeen om, zonder agenda, van gedachten te

wisselen over het opleiden van de studenten

in de breedste zin van het woord. In ruimte C157 heet

dit een brainstormsessie of ook wel “brainen” (het Word

correctiemodel geeft aan dit woord niet te kennen en

suggereert “braaien”, “bruinen”, “breinen” en

“baringen”). Deze ongeveer 1 uur durende

samenkomsten zijn altijd productief, stimulerend en

roepen vaak meer vragen op dan worden beantwoord.

Wat moeten studenten nu eigenlijk weten en

kunnen? Welke rol spelen vakinhoudelijke modulen nu

precies hierbij? Is vakdidactiek dan toch niet cruciaal? En

kan een ontwikkeling vastgesteld worden bij

vakdidactiek? Wat is nu eigenlijk een betekenisvolle les

geschiedenis? Dit soort vragen.

De een is net in Engeland geweest om daar een

goeroe over zogenaamde ‘keyconcepts’ te raadplegen en

wil dat eens onder het voetlicht brengen. De ander stelt

alle contacttijd bij dagstudenten ter discussie: wat is de

rol van docent nu eigenlijk? Een volgende benadrukt

weer dat kennis herhaald en geoefend moet worden,

terwijl weer een ander hamert op het belang van kant en

klare lessen als goede voorbeelden voor studenten. Na

afloop bekruipt je soms een licht gevoel van

professionele twijfel, omdat in korte tijd meerder

spiegels meerdere worden voorgehouden.

Het gaat hier om een collectief proces van

voortschrijdend inzicht, waarbij de resultaten langzaam

maar zeker toch zichtbaar worden in het curriculum.

Voornamelijk de onderdelen vakdidactiek en

leerwerktaken (adba model dagstudenten) beginnen een

gezamenlijke, beredeneerde en doorlopende lijn te

vertonen.

Daarnaast probeer ik sommige ideeën wel eens

uit bij mijn basisschoolgaande leerlingen (ik krijg altijd

veel reacties als ik op deze plaats over hun begin,

vandaar). Neem nu dat betekenisvolle van de les

geschiedenis. De vakgroep geschiedenis definieert een

betekenisvolle les geschiedenis als een les waarbij

leerlingen, met behulp van de geschiedenis iets over

zichzelf, over de huidige samenleving of over het leven

zelf leren.

De jongste dochter is bij geschiedenis onlangs in

groep 7 (klas 4 voor de oudere lezer onder u) gestart bij

de prehistorie en kwam met een A4tje De Prehistorie

thuis. De toets eind van de week met de vraag of mijn

echtgenote of ondergetekende de leerstof een keertje

wil overhoren. Ik wees me aan als overhoorder op en

begon met de hunebedden. Voordat ik het woord had

uitgesproken had ik al een beschrijving, locatie en

andere bijzonderheden. Ze keek me wat ongeduldig aan,

met een blik van “Kom maar op met de volgende vraag”.

Ik vroeg haar waarom men destijds overleden personen

begroef bij hunebedden, en waarom al dat gesleep met

die stenen. En waarom eigenlijk niet in een piramide

zoals de oude Egyptenaren? En waarom begroeven of

cremeerden ze overleden mensen niet op de manier

zoals wij het in het Nederland van nu gewoon zijn te

doen? En hoe zou dat dan komen? Ik zag haar wel

nadenken, maar weer iets ongeduldiger zei ze: “Dat gaat

D De vakgroep geschiedenis definieert

een betekenisvolle les geschiedenis als

een les waarbij leerlingen, met behulp

van de geschiedenis iets over zichzelf,

over de huidige samenleving of over

het leven zelf leren.

Page 6: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 6

de juf Anja toch niet vragen”. “Stel maar gewone

vragen!’ Deze betekenisvolle exercitie eindige hier en ik

heb de overhoring in juf Anja stijl afgerond (overigens

niks ten nadele van de juf). Ze ging vervolgens lekker

buiten spelen. Twee dagen later meldde ze, met een blik

van “zie je wel!” dat ze een 9,0 had gehaald. Ik

complimenteerde haar met het resultaat en vroeg toch

nog welk antwoord niet goed was. Ze had een fout

gemaakt, zei ze, maar ze wist niet waarom het fout was

gerekend en het was ook geen vergissing. Ze was ervan

overtuigd dat ze inderdaad het goede antwoord had

gegeven. Op de vraag “Wat gaven de Hunebedbouwers

hun doden mee?” had ze geantwoord: “Voedsel,

wapens en rijtuigen”.

Tijd voor de huishoudelijke mededelingen.

Met ingang van 1 september gaat de opleiding een

nieuwe variant van het afstandsleren starten. De oude

versie, in samenwerking met het LOI, loopt over een

paar jaar ten einde. Deze nieuwe versie vindt geheel in

eigen beheer plaats en onderscheidt zich van de vorige

door een meer gestuurd karakter. Studenten zijn

verplicht een bepaalde studieroute te doorlopen.

Sommige modulen blijven zelfstudie. Andere modulen

moeten gezamenlijk (op afstand) worden gevolgd in

samenwerking met medestudenten en intensieve

begeleiding van docenten. De voorbereidingen zijn in

volle gang.

Op gezette tijden organiseert de vakgroep

zogenaamde validatiebijeenkomsten. Hier komen

docenten geschiedenis, oud-studenten en externe

deskundigen bijeen om het programma van de

lerarenopleiding te bespreken. Wat ontbreekt er? Wat

kan beter? Waarom doen jullie het zo? In mei vindt de

eerstvolgende validatie plaats.

De overheid maakt het studenten financieel

moeilijk als ze langer dan 5 jaar staan ingeschreven bij de

opleiding. In het verleden zijn nogal wat studenten al

tijdens hun studie als docent gaan werken, waarbij de

oorspronkelijke bedoeling om de studie naast het werk

af te ronden, nooit is gerealiseerd Het gaat om vele

tientallen studenten die zich nu melden en de studie

alsnog binnen afzienbare tijd willen afronden. Collega

Lettinck is namens de vakgroep de- 5e jaar- en- ouder-

coach. Hij ondersteunt, spoort op en aan waar mogelijk.

Overigens, de plotselinge haast van veel van deze

studenten mag en kan geen afbreuk doen aan de

kwaliteit!

Namens de vakgroep

Met vriendelijke groet,

Joop de Vries

De overheid maakt het studeren

financieel moeilijk als ze langer dan

5 jaar staan ingeschreven bij de

opleiding

Page 7: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 7

‘Jongens, komen jullie aan tafel, want het eten is klaar?!’ Zo klinkt het vrijwel elke dag in een gemiddeld Nederlands

huishouden. Voedsel is één van de mens’ eerste levensbehoeften. Er zijn vele vormen van voedsel, maar misschien nog

wel meer ingrediënten. Zo divers als voedsel kan zijn, zo divers is ook de functie ervan. Naast de essentiële

levensbehoefte heeft voedsel vandaag de dag ook een hoge amusementswaarde; de vele kooktijdschriften en

kookprogramma’s op de televisie getuigen hiervan. Die onderhoudende functie is ook bekend uit de middeleeuwen. De

middeleeuwen worden door velen gezien als een donkere tijd in de geschiedenis van Europa, maar was het ook een

donkere tijd op culinair gebied?

Culinaire hoogtepunten in een donkere tijd

Door Niek Emsbroek

a in gedachten eens terug naar wat je gisteren

gegeten hebt. Een lekker pittig gekruid

kippenpootje met aardappels en boontjes,

een heerlijke rijstmaaltijd of misschien was het toch die

lekkere Italiaanse pasta? Vandaag de dag hebben wij

mede door de mondialisering en multiculturele

samenleving een enorme keuze aan ingrediënten en

exotische specerijen om onze maaltijden tot een ware

smaaksensatie te maken.

In de middeleeuwen had men een redelijk

assortiment aan producten. Zo verbouwden de boeren

veel verschillende soorten gewassen granen, groentes,

fruit, peulvruchten, kruiden en noten. Omdat er nog

geen sprake was van specialisatie binnen de landbouw,

kwam het voor dat een boer naast allerlei

landbouwgewassen ook nog (pluim)vee hield. Dat

(pluim)vee bestond voornamelijk uit kippen, schapen,

varkens en runderen. Dankzij deze runderen hadden de

G

Page 8: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 8

middeleeuwers ook de beschikking over diverse

zuivelproducten, zoals boter en kaas. Daarbij moet

gezegd worden dat de productie van zuivel vooral in het

noorden van Europa plaatsvond. In het zuiden maakte

men wegens het klimaat meer gebruik van olijfolie, ter

vervanging van bijvoorbeeld boter. Naast de landbouw

was en is de zee zeker voor de kustbewoners een

belangrijke bron

van voedsel. Uit de

zee werden vissen

en zeevruchten

gehaald, zoals

mosselen en

oesters. Een

andere mogelijke

voedselbron, de

jacht, werd ook wel

gezien als bron van

vermaak. Deze

vorm van vermaak,

en uiteindelijk ook

het eten van het

geschoten wild, behoorde toe aan de edelen. Men zag

wild namelijk als voedsel voor edelen.

Als wij tegenwoordig een maaltijd bereiden, dan

maken wij gebruik van specerijen. In de gerechten uit

bijvoorbeeld de Aziatische of Mediterrane keuken spelen

specerijen een nog belangrijkere rol. Ook in de

middeleeuwen had de rijkere bevolking al de keuze uit

allerlei verschillende specerijen. Specerijen waren de

ultieme luxe producten in de middeleeuwen. Peper was

het goedkoopste van alle specerijen. Er werd in Europa

ongeveer 1000 ton peper per jaar ingevoerd. De invoer

van nootmuskaat, gember, kruidnagel en kaneel bedroeg

bij elkaar ook zo’n 1000 ton. De waarde die al deze

specerijen samen vertegenwoordigde was gelijk aan het

brood dat 1,5 miljoen mensen in een jaar nodig zouden

hebben. Per jaar had een gemiddeld huishouden, in de

middeleeuwen, de beschikking over twintig tot 25 gram

peper. Ook ongeveer 25 gram van alle andere

geïmporteerde specerijen bij elkaar. De armen hadden

niet genoeg geld om specerijen te kopen. Zij maakten

daarom veelal gebruik van kruiden uit de eigen tuin.

Enkele voorbeelden hiervan zijn dille, venkel, uien,

knoflook, peterselie en bieslook.

De kloosters

speelden een aparte

rol binnen de

middeleeuwse

voedselketen. De

kloosters waren vaak

zelfvoorzienende

gemeenschappen

waarin de monniken

zelf het voedsel

verbouwden. Meestal

bevond zich bij het

klooster

landbouwgrond en een

waterplek waar men

vis kon vangen. Verder bevond zich op het terrein van

een klooster meestal een kruidentuin en een

boomgaard. Later in de middeleeuwen schakelden de

monniken boeren in om op de landerijen (buiten de

kloosters) te werken, zodat zij zich konden richten op

meer spirituelere zaken. De kloosters verbouwden veelal

teveel om zelf op te kunnen maken, waardoor er

overschotten ontstonden. Deze overschotten werden

verkocht en de opbrengsten werden gebruikt om

kostbare kerksieraden en imposante bouwwerken te

financieren.

Verschillende standen, verschillend voedsel

Kaviaar, kreeft, gehaktbal, hertenbiefstuk, kip, zalm en

haring. Sommige dingen uit deze lijst zijn voor de meeste

mensen financieel haalbaar, andere niet. Kip

Later in de middeleeuwen schakelden de monniken boeren in om op de

landerijen te werken, zodat zij zich konden richten op meer spirituelere

zaken

Page 9: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 9

bijvoorbeeld kost in de supermarkt ‘slechts’ 4 euro per

kilo. Kaviaar daarentegen kost al gauw 600 euro per kilo.

Voor een gemiddelde student is kaviaar financieel niet

haalbaar, maar die kilo kip daarentegen wel. De

financiële situatie bepaalt in zekere mate het menu.

Ook in de middeleeuwen was er verschil in het menu

tussen armen en rijken. Dit verschil zag je terug in de

keuze van het voedsel. Zo kozen boeren vaak voor

rundvlees; rundvlees was het goedkoopste vlees dat er

in de middeleeuwen te krijgen was. Het was erg grof en

men zag het als ongezond. Daardoor werd het door de

rijken niet erg gewaardeerd. Het was daarnaast meer het

vlees voor mensen die zware lichamelijke arbeid

moesten verrichten.

De middeleeuwse boeren aten ook meer

‘onbewerkte’ producten, zoals fruit van de eigen

fruitbomen, stoofpotten en veel noten. Vandaar dat dit

voedsel zoveel mogelijk werd geweerd uit de keuken van

de edelen. Het was namelijk zo, dat kosten noch moeite

werd gespaard om zo ver mogelijk van de smaak van

boeren af te staan. Wit brood eten in plaats van bruin

brood of rauwkost in plaats van een rijke (vettige) saus,

zijn hier voorbeelden van.

Er waren dus grote verschillen in de gebruikte

producten tussen de verschillende standen, wat ook

leidde tot een andere bereidingswijze. Daar waar de

rijken meestal de keuze hadden uit veel verschillende

(luxe) producten, hadden de boeren meestal een

beperkt assortiment. De rijke huishoudens hadden vaak

de beschikking over een grotere en betere uitgeruste

keuken, waardoor het koken op een ‘hoger’ niveau

stond. De boeren daarentegen kookten veelal in een

aarden pot die boven het vuur hing. De taarten en

broden die zij eventueel wilden bakken werden, als de

mogelijkheid er was, in een mobiele oven gebakken. Als

die mogelijkheid er niet was, werd het brood in een

aarden pot gebakken. Dit in tegenstelling tot de kok van

de rijke huishoudens die standaard een vaste oven tot

zijn beschikking had.

Genieten met mate

In de middeleeuwen moest er natuurlijk ook gedronken

worden. Water werd door de mensen in de

middeleeuwen gezien als een drank voor de armen. Er

waren grote twijfels bij de kwaliteit van het water; vaak

was het water ernstig vervuild. Het meest ‘schone’

water, was puur bronwater. Dit werd dan ook het liefst

gebruikt door de hogere klassen. Niet om te drinken,

want men moest immers zo ver mogelijk van de

gewoontes van de boer afblijven, maar als toepassing in

de keuken. Alleen de allerlaagste klassen dronken water,

maar zelfs de wat rijkeren verkozen fruitsappen, bier of

wijn boven water. Wijn speelde een belangrijke rol bij

maaltijden. De kwaliteit van wijn liet in de

middeleeuwen vaak te wensen over. De gegoede

mensen hadden vaak de keuze uit de kwaliteitswijnen,

en naarmate de kwaliteit daalde, daalde ook de prijs. De

productie was in sommige (voornamelijk mediterrane)

landen zo groot, dat er in elke laag van de bevolking wijn

gedronken werd. De laagste standen dronken vaak een

Page 10: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 10

witte of rosé wijn met ongeveer 5 procent alcohol. Deze

werd vaak zelfs nog verder verwaterd, zodat men niet al

te snel dronken werd.

Een andere populaire drank in de middeleeuwen

was bier. Bier werd gezien als drank voor de werklieden

en boeren, omdat het veel goedkoper was dan wijn. Bij

de minder bedeelden werd daarom voornamelijk bier

gedronken, maar ook binnen deze huishoudens werd af

en toe wijn gedronken. Dat gebeurde voornamelijk op

zondagen en bij speciale gebeurtenissen. Bier werd door

de geleerden gezien als een drank die qua kwaliteit

minder was dan bronwater. Toch werd bier populair,

vooral in de Lage Landen en in de Duitse landen. De

productie van bier speelde in kloosters een belangrijke

rol. In het Zwitserse klooster te St. Gallen waren in 830

maar liefst drie brouwerijen in bedrijf. Niet alleen voor

eigen consumptie, maar ook als een extra

inkomstenbron. Tot ongeveer de elfde eeuw was het

brouwen van bier een bezigheid die hoofdzakelijk in

kloosters plaatsvond. Naarmate de steden steeds meer

opkwamen, ontstonden ook hier brouwerijen. Bier werd

vanaf ongeveer 1300, toen het aantal steden toenam,

echt populair. Vanaf toen begonnen ook de rijkeren bier

te drinken, met excessen van soms wel 12 vaten per

week.

De toegenomen populariteit van bier is te

verklaren doordat het bier gezonder was dan het

beschikbare drinkwater. Het drinkwater in de steden

kwam vaak uit de gracht, terwijl de gracht ook dienst

deed als riool. Bij het brouwproces van bier werd zuiver

water (water werd ook verwarmd, zodat veel bacteriën

dood gingen) en andere ‘schone’ ingrediënten gebruikt.

Dit zorgde ervoor dat men niet ziek werd van bier,

buiten beschouwing gelaten zij die er teveel van

dronken.

De keuken als zenuwcentrum van het huishouden

In veel huishoudens fungeert de keuken als een soort

van zenuwcentrum. ’s Ochtends worden daar de

boterhammen gesmeerd en het ontbijt genuttigd,

voordat men richting het werk gaat. ’s Avonds bij

thuiskomt duikt men de keuken weer in om het

avondeten te bereiden en te nuttigen, waarbij de

thuiskomende partners meestal meteen de keuken in en

de pannen induiken om te zien wat er gegeten gaat

worden. Het is ook vaak de vrouw des huizes die vanuit

de keuken schreeuwt: ‘Jongens, aan tafel!’.

In de middeleeuwen vervulde de keuken een

andere rol, zeker in de huishoudens van de rijken. In

deze keukens

was plaats voor zo’n 5 tot 50 werkende mensen. In zo’n

keuken liep gespecialiseerd personeel rond dat allerlei

specifieke taken had.

Zo hielden sommigen zich bezig met het

roosteren van voedsel, de voorraden van de keuken en

voor het onderhoud van de moestuin van de keuken was

gespecialiseerd personeel. Vaak liepen er ook een

poelier en een bakker rond. Ongeveer 50 procent van

het personeel was een bediende; dit was de laagste rang

in de keuken. De voornaamste taak van deze personen

was het schoonmaken en schoonhouden van de keuken,

en alles wat er zich in de keuken bevond. Andere taken

Tot ongeveer de elfde eeuw was het

brouwen van bier een bezigheid die

hoofdzakelijk in kloosters plaatsvond

Page 11: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 11

waren het slepen van brandhout, het assisteren bij het

schoonmaken van de vis en het vlees, en het

ronddraaien van het spit. Een ander onmisbaar figuur in

de keuken was de kat. Deze zorgde ervoor dat muizen en

ander kleine knaagdieren uit de keuken wegbleven.

Om de keuken bevonden zich speciale vertrekken met

daarin aparte ruimtes voor de slager, bakker, (slacht)vee,

(kleine) brouwerij en natuurlijk voor de voorraden. Het

zenuwcentrum bleef ook hier de centrale keuken, van

waaruit de hoofdkok de keuken aanstuurde.

Sense and simplicity

Als men vandaag de dag pannenkoeken gaat bakken,

wordt er (vaak) gebruik gemaakt van een kant-en-klare

bakmix. Voeg wat eieren en melk toe, mix het tot een

egaal beslag en het bakken kan beginnen. In de

middeleeuwen bestond deze luxe nog niet. Een mixer of

kant-en-klare bakmix bestond niet, maar andere

hulpmiddelen, zoals vuur, waren wel beschikbaar. De

kok had naast zijn personeel ook andere hulpmiddelen

die hij gebruikte bij het bereiden van de maaltijden,

waarvan het vuur misschien wel het belangrijkst was. De

warmte die het vuur uitstraalde, was in de

middeleeuwen erg lastig om op een constante

temperatuur te houden. Vandaar dat de potten en ketels

meestal niet direct op het vuur werden geplaatst, maar

aan een ketting boven het vuur werden gehangen. Op

deze manier kon de kok de ketel in hoogte verstellen en

daarmee de warmte reguleren waarin de ketel hing. Om

te voorkomen dat de gerechten zouden aankoeken,

werden ze regelmatig en grondig geroerd. Omdat er

veelal op een semi-open vuur gekookt werd, en de

huizen meestal geheel van hout waren, was brand in de

middeleeuwen een groot probleem. De Engelsen

bedachten voor dat probleem een oplossing. In steden

werd er, meestal ’s avonds, een bel geluid. Het was het

signaal dat men dan een pot met luchtgaten op de

smeulende resten van het vuur zette, ter preventie van

brand. De bel werd in het Engels ‘couvre-fue’ genoemd

en hiervan stamt het Engelse woord ‘curfew’ (avondklok)

af.

De middeleeuwse kok versus Jonnie Boer

Vandaag de dag ziet de kok zichzelf als een kunstenaar,

waarbij met behulp van de meest exotische en vreemde

producten de mooiste en lekkerste gerechten gemaakt

worden. Een bekende kok die het koken naar een kunst

verheven heeft, is Jonnie Boer van De Librije. Jonnie

Boer zou een prima kok geweest zijn in een

middeleeuwse keuken. Ook de koks in de middeleeuwen

zagen zichzelf namelijk als kunstenaars. Door allerlei

moeilijke en ingewikkelde (kook)technieken, probeerden

zij meer dan alleen het voedsel te bereiden.

Een goed voorbeeld van deze ‘kunstwerkjes’,

waren de zogenaamde ‘entremets’. Dit waren gerechtjes

die de gasten moesten vermaken. Koks probeerden met

allerlei ingrediënten, voorwerpen na te maken. Zo zijn er

recepten bekend van gerechten waar men een

Page 12: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 12

denkbeeldig schaakbord namaakt. Taarten werden

gevormd naar bijvoorbeeld kastelen of dieren. Zo werd

er een egel nagemaakt, waarbij geschaafde amandelen

de stekels voorstelden. Ook werd een ridder afgebeeld

door een geroosterde kip, met in zijn ‘hand’ een

papieren lans en een papieren helm op een geroosterde

big te zetten. Verder had men ook nog ‘special effects’,

zoals de bek van een zwaan gevuld met een doek waarin

alcohol gedrenkt is. Net voordat het gerecht werd

opgedien

d, werd

de doek

aangestoken en zo leek het net alsof de zwaan vuur aan

het spuwen was. Een

andere manier die men gebruikte om voedsel een extra

dimensie te geven, was het gebruik van vormen.

Anno 2012 hebben wij over het algemeen

respect en zien wij op tegen deze kunstenaars, getuige

de prijzen die wij betalen om bij De Librije te mogen

eten. In de middeleeuwen was het koksbeeld anders. Dit

kwam omdat de bereiding van eten een smerige en

stinkende taak was. Door de bevolking werden de koks

meestal beschuldigd van dronkenschap, opvliegendheid

en zij zouden een ruwe soort humor hebben. Daarbij

moet gezegd worden dat koks het in de middeleeuwen

niet gemakkelijk hadden. Er moest namelijk veel werk

verricht worden en een kok had nog niet de

hulpmiddelen zoals wij die tegenwoordig hebben.

Binnen het huishouden van belangrijke en nobele lieden

had de kok een serieuzere taak. Met het gevaar van

vergiftiging en bedorven voedsel op de loer, was de kok

toch een belangrijk persoon die erop toezag dat het eten

in de juiste staat was en niet werd of was vergiftigd.

Daarnaast moest er rekening gehouden worden met

allerlei randzaken, zoals het uit ”de keuken houden van

ongedierte, bedelaars en snoeperts”. Volgens Olivier de

la Marche (†1502) was de belangrijkste uitrusting van de

kok een lange houten pollepel die voor 2 taken gebruikt

werd, namelijk om te proeven en om de mensen te slaan

die rond de potten zwerven. Ziet u het al voor zich,

Jonnie Boer met een pollepel zwaaiend door de keuken?

Tafelmanieren

Het bestek (de vork, de lepel en het mes) was in de

middeleeuwen al bekend. Het mes was het meest

belangrijke stuk bestek. Men had meestal een eigen mes

mee om 2 redenen: om zich te kunnen beschermen en

het werd gebruikt als bestek. Vorken werden pas in de

late middeleeuwen (zo rond het eind van de dertiende

eeuw) echt populair. De vloeibare gerechten werden

meestal niet met een lepel gegeten, maar men dronk dit

uit een mok. Het gebeurde ook weleens dat een heer het

bezoek bestek aanbood, wat werd gezien als een

eerbetoon. Hoe rijker de heer was, hoe ‘beter en luxer’

het bestek. Het bestek van de rijkeren werd gemaakt van

kostbare metalen. Daarnaast konden de rijkeren zelfs

glas en luxe aardwerk

betalen, om de eettafel nog

meer op te luisteren. De

armen daarentegen hadden

bestek van hout of uit

gesneden been, als ze al

bestek konden betalen.

De tafelgasten

regen vanuit de

gemeenschappelijke

Ook de koks in de middeleeuwen zagen zichzelf als kunstenaars

Page 13: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 13

schotel het eten aan een mes en plaatsten dit in de

sleuf van een plak brood. Borden werden namelijk nog

niet gebruikt. Deze werden pas later in de

middeleeuwen populair. Daarbij kwam dat de armen

borden simpelweg niet konden betalen. Het brood nam

de overtollige saus en sappen op, om zo het tafelkleed te

ontzien. Men at daarnaast met de vingers van de

rechterhand de resten van het gerecht op. Na het

gerecht kwam er een bediende langs met een kom water

waaraan een geurtje was toegevoegd. Zo kon de gast

schoon aan het

volgende

gerecht

beginnen.

Brood

speelde ook bij de grote banketten een belangrijke rol.

Brood werd gebruikt om in sauzen te dippen, waarna het

vervolgens samen met de rest van het gerecht

opgegeten werd. Hierbij speelde etiquette een

belangrijke rol. Brood mocht bijvoorbeeld niet 2 keer

ergens worden in gedipt en het brood moest gesneden

worden en mocht niet worden afgehapt. Er zijn ook

verhalen bekend waarbij men het brood zelfs gebruikte

om in de wijn te dippen.

Vita Prona

John van Milan (elfde eeuw), een docent aan de

medische school te Salerno (hedendaags Italië),

adviseerde de mensen om het volgende dagritme aan te

houden: ‘Surge quinta, prande nona, coena quinta,

dormi nona, nec est morti vita prona’ (‘Opstaan om vijf,

dineren om negen, avondmaal om vijf, stoppen om

negen, voor een lang leven.’). Zoals te zien is, werd er

geadviseerd om maar 2 maaltijden per dag te nuttigen.

De meeste mensen namen geen ontbijt. Dat kwam

omdat men het ontbijt gedurende de middeleeuwen zag

als een maaltijd voor kinderen, zwakkeren, zieken en

oudere mensen. De gezonde volwassenen wilden niet

met dit soort mensen geïdentificeerd worden, waardoor

zij zich schaamden als ze wel een ontbijt namen. De

boeren en andere lieden die zwaar lichamelijke arbeid

verrichtten, namen wel een ontbijt, omdat zij het werk

anders niet vol konden houden tot aan het

eerstvolgende maaltijdmoment. Men schat dat een boer

in die tijd zo’n 2000 tot 2200 calorieën nodig had.

Zeemannen daarentegen namen soms wel 4000

calorieën tot zich. Het ontbijt bestond veelal uit een

homp brood, waar in de Noordelijke landen vaak boter

opgesmeerd werd, met een kroes verdunde wijn of bier.

Het ontbijt werd in de latere middeleeuwen steeds meer

De meeste mensen namen geen ontbijt. Dat kwam omdat men het ontbijt

gedurende de middeleeuwen zag als een maaltijd voor kinderen,

zwakkeren, zieken en oudere mensen

Page 14: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 14

geaccepteerd en vooral in de rijke huishoudens werd het

ontbijt een dagelijkse maaltijd.

De mensen die zwaar lichamelijke arbeid

verrichtten, verbrandden meer energie. Een gevolg

daarvan was dat zij dan ook meer moesten eten. De

arbeiders kregen zodoende de zogenaamde ‘nuncheons’.

‘Nuncheons’ waren een soort van kleine snacks in de

vorm van een stuk kaas, homp brood of een stuk cake

die in de loop van de dag werden gegeten. Deze

‘nuncheons’ werden naast het normale loon verdiend.

Extraatje

Een andere maaltijd die na het avondmaal nog wel eens

gegeten werd, werd het ‘reresoper’ genoemd. Dit was

soms een complete maaltijd of slechts een aantal snacks.

Het werd meestal samen met wat vrienden in een

privékamer genuttigd. Er werd tijdens dit soort

samenkomsten veel gedronken, wat vaak uitmondde in

hard gelach, moppentappen, flirten en gokken. Dit

duurde tot na middernacht, waardoor men de volgende

dag vaak een kater had. Deze zuipfestijnen werden

meestal niet gewaardeerd en werden sterk veroordeeld

door de gemeenschap. Desalniettemin werd het

‘reresoper toch wel in veel huiselijke kringen gevierd,

zeker ook omdat het in de late middeleeuwen als een

soort afsluiter van de dag gezien werd.

Meer lezen?

D.Grumett - Theology on the menu: asceticism, meat

and Christian diet

R.W.Unger - Beer in the Middle Ages and the

Renaissance

M.W.Adamson - Food in medieval times

Koks probeerden met allerlei ingrediënten,

voorwerpen na te maken. Zo zijn er recepten

bekend van gerechten waar men een

denkbeeldig schaakbord namaakt

Page 15: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 15

‘Is het leuk om een koning(in) te zijn?’

lles goed en wel, na het plotselinge vertrek van

je vader zit jij ineens op het rode fluweel van je

vaders troon. Met allemaal dienaren om je

heen die klaar staan om jouw wil uit te voeren in het

hele land! Nouja.., naar je vaders maatstaven dan.., met

zijn wetten, zijn privileges en zijn dienaren… Is het dan

eigenlijk nog wel net zo leuk om koning(in) te zijn? Is het

wel fijn om verder te gaan waar anderen zijn gestopt?

Zou het fijner zijn als ik met een schone lei mijn eigen

fundaties kon leggen om daarop verder te bouwen naar

mijn eigen ideeën en interpretaties? Kortom: is het

terecht om een van de meest bekende scheikundigen te

quoten?

De essentie van de pubertijd is het vinden van je

eigen identiteit. Dat blijkt lastig genoeg want veel

mensen zijn er op hun dertigste nog niet uit wat het nou

wordt. Wat opvalt aan pubers is dat ze zich koste wat

kost willen losmaken van de gevestigde orde, ze lijken

als groep helemaal niet tevreden met de huidige

maatschappij. Wanneer is het tijd voor een acute ‘reset’

van de maatschappij los van de geleidelijke

cultuurontwikkeling? Is het niet verstandiger om de hele

cultuur als begrip af te schrijven en gewoon á la minute

een nieuwe cultuur te ontwikkelen waar een goede

meerderheid zich naar kan schikken? Of sta je dan op

schouders van een van je naaste pubers? - En dat kan

natuurlijk niet om ethische redenen…

Wanneer is het eigenlijk terecht om een oude

manier af te schrijven en een nieuwe ideologie te

omarmen? Misschien wanneer de buren dat ook doen?

A

Column

Nigel Nieuwenkamp

Page 16: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 16

Vrouw uit de revolutie of

revolutionaire vrouw?

Het veelbewogen leven van hofkunstenares Elisabeth Vigeé-Lebrun

Door Benjamin van den Dobbelsteen

Lodewijk XVI, Marie Antoinette, Robespierre, Jean-

Paul Marat, Napoleon Bonaparte. Namen die

geschiedkundigen meteen zullen koppelen aan de

Franse Revolutie van 1789 en de hierop volgende

jaren. Veel van ons zullen weten dat buiten de

Franse grenzen namen als Catharina de Grote en

haar zoon Paul I op dat moment de gesprekken

van alledag kleurden. Wanneer we echter

Elisabeth Vigeé-Lebrun noemen, zal slechts bij een

enkeling een vlaag van herkenning te ontdekken

zijn. Toch is dit in zekere zin onterecht. Het is waar

dat haar naam meer bellen zal doen rinkelen onder

de kunstliefhebbers dan onder de

geschiedkundigen, maar deze vrouw heeft toch

onuitwisbare sporen achtergelaten die ons in staat

stellen een blik te werpen in het verleden, en ze

heeft bijna al de bovenstaande mensen gekend en

ontmoet. Jarenlang begaf deze kunstenares zich

onder de crème de la crème van het Europese

hofleven. Ze was zelfs hofschilder van Marie Antionette (1755-1793) en haar man, koning Lodewijk XVI (1754-1793).

Noodgedwongen moest ook zij, net als zoveel anderen die tot dan toe prominent in beeld waren binnen het roerige

Frankrijk van de late 18e eeuw, het land ontvluchten na het begin van de revolutie in 1789. Dit was slechts het begin van

een jarenlange reis langs koningshuizen en adellijke families die in het Europa van toen de vinger in de pap hielden. Zo

bezocht ze ondermeer Rusland, Italië, het toenmalige Pruisen en Engeland. Haar onvrijwillige reis van toen geeft historici

van nu de mogelijkheid een blik te werpen in de geschiedenis van Europa ten tijde van wat misschien wel de meest

beroemde periode van Frankrijk was. Haar meer dan 600 schilderijen zijn niet alleen van onschatbare (historische)

waarde, maar maken haar tot misschien wel de meest vooraanstaande vrouwelijke schilder van de 18e eeuw. Daarnaast

liet ze ons ook nog eens een onbetaalbaar document na in de vorm van haar memoires, die een ieder die ze leest een

inzicht geeft in het leven van de late 18e en vroege 19e eeuw en alle ontberingen die de Franse Revolutie tot gevolg had.

Page 17: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 17

lisabeth Louise Vigeé werd geboren in het Parijs

van 1755 als dochter van een kunstschilder en

een kapster. Als kind werd ze, zoals niet

ongebruikelijk was, naar een kostschool gestuurd. Haar

passie voor de schilderkunst was, zo niet aangeboren,

ongetwijfeld aangewakkerd door deze vroege periode in

haar leven, want ze bracht bijna al haar vrije tijd door in

de atelier van haar vader. Al snel begon ze zelf

geobsedeerd te raken door tekenen en waren haar

werken te zien op de stoep, in de schoolboeken en op de

muren

van het

lokaal.

Wanneer

geen van

deze opties voor haar open

gelaten werd door haar

leraren, had ze er geen enkele

moeite mee haar klasgenoten

als tekenpapier te gebruiken.

Het was, zoals ze zelf zei in

haar memoires, niet

verwonderlijk dat ze

regelmatig tot ‘brood en

water’ veroordeeld werd.

Haar vader was verheugd

over het feit dat zijn dochter

al zo vroeg talent voor de

schilderkunst ontwikkelde. Hij

bood haar zoveel mogelijk de ruimte om dit talent te

ontwikkelen, en het duurde niet lang voordat haar naam

met regelmaat uitgesproken werd op de vele

bijeenkomsten van de adel waar haar vader soms

uitgenodigd werd.

Haar vader heeft deze naamsbekendheid

misschien gestart, maar hij heeft hem zeker niet ver op

weg geholpen, want toen Elisabeth twaalf was, stierf hij.

Haar moeder hertrouwde en haar ‘nieuwe vader’

aarzelde niet om het zich gemakkelijk te maken binnen

het gezin Vigeé. Hij droeg de kleding die haar vader

achterliet en eiste daarnaast al het geld op dat de jonge

Elisabeth op dat moment verdiende met het maken van

portretten van nieuwsgierigen, die toch wel eens wilden

zien hoe goed dit kleine meisje was. Haar stiefvader zal

geen gebrek aan genegenheid voor zijn nieuwe vrouw

gekend hebben, maar aan kapitaal ontbrak het hem des

te meer. De zorg voor haar moeder en haar jongere

broertje kwam dan ook al vroeg op de schouders van de

jonge Elisabeth te rusten en op haar vijftiende wist ze

met haar schilderijen genoeg te verdienen om niet alleen

haar moeder te onderhouden, maar ook nog eens de

opleiding van haar broertje te bekostigen.

Eerste schilderwerken

Elisabeth’s ster was rijzende. Haar

bekendheid bracht een aantal mensen

naar haar huis, waarvan de meesten

niet konden wachten een zitting voor

een portret te regelen. Veel van deze

mensen, die ze toen nog niet kende,

zouden later veelgeziene gezichten

worden op de dinertjes en feestjes

waar ze voor uitgenodigd werd, en

zouden ook in haar tijd als salonnière

regelmatig over de drempel stappen.

Sommige van deze mensen zouden

een beroemd of berucht verleden

krijgen, zoals Madame Du Barry (1743-1793) (de

maîtresse van Lodewijk XV die later als één van de

weinigen alle trots liet varen en jammerend en

schreeuwend naar de guillotine zou stappen).

Elisabeth’s talenten brachten geld met zich mee.

Haar gasten waren toen al voornamelijk adellijken, die

haar naam op bijeenkomsten en feesten doorgaven. Dit

geld ging rechtstreeks naar haar stiefvader, die als hoofd

van het gezin dit op mocht eisen en er zijn vrouw en zijn

stiefzoon, maar vooral ook zijn eigen gokpraktijken van

bekostigde. Eenmaal volwassen wilde Elisabeth niets

liever dan deze man buitenspel zetten door het huis uit

te gaan. Haar schoonheid bracht mannelijke kapers naar

de kust, die maar wat graag om haar hand hadden

E

Haar vader bood haar zoveel mogelijk de ruimte om het talent voor de

schilderkunst te ontwikkelen, en het duurde niet lang voordat haar naam

met regelmaat uitgesproken werd op de vele bijeenkomsten van de adel

Page 18: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 18

gestreden. Elisabeth had in de verste verte geen

aandacht voor de mannen die haar regelmatig achterna

liepen, haar aandacht was volledig aan de kunst besteed.

Toch besloot ze uiteindelijk het huwelijk als

overbrugging naar redelijke zelfstandigheid te kiezen. De

gelukkige was een middelmatig succesvolle

kunsthandelaar, Lebrun, die haar wist in te palmen met

de schilderijen van grote kunstenaars die hij in zijn

atelier had staan. Uit dit huwelijk werd in 1780 een

dochter geboren, Julie

Lebrun. In plaats van haat

stiefvader kwam nu haar

echtgenoot zijn hand

ophouden bij zijn veel

succesvollere vrouw, van

wie hij alle inkomsten

opeiste. Elisabeth kreeg

hiervoor een klein

achterkamertje terug waar

ze kon schilderen en waar ze

bijeenkomsten mocht

organiseren.

De bijeenkomsten

verliepen grotendeels

overeenkomstig met die van

de Franse salons uit de tijd.

Elisabeth Vigeé-Lebrun zag zich dan ook maar wat graag

als salonnière. In een tijd waarin de maatschappij door

mannen gedomineerd werd, waren deze salons de enige

mogelijkheid voor vrouwen om enige invloed uit te

oefenen. Ze

bepaalden wie ze

uitnodigden, waar

over gesproken

werd en welke

vormen van vermaak er zouden zijn (meestal

gedichtenvoordracht of zang). Doordat haar echtgenoot

bijna al haar geld opeiste, moest Elisabeth zich redden

met het kleine beetje dat haar restte. Vaak wist ze

provisorisch een goedkope maaltijd te bereiden en de

sfeer eromheen de indruk van ‘luxe’ te laten wekken.

Groeiende onrust in Frankrijk en de adellijke familie

Laten we niet vergeten dat er in Frankrijk in deze tijd, de

jaren ’80 van de achttiende eeuw, een grote onrust

heerste. Lodewijk XVI. steunde Amerika bij de opstand

tegen de Britten in de Amerikaanse

onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783), een

behulpzaamheid die zwaar op de staatskas drukte. De

filosofische stroming die Frankrijk sinds het midden van

de achttiende eeuw bezighield, de Verlichting, gaf steeds

meer mensen het gevoel dat er

iets moest veranderen. De

bevolking keek met argusogen

naar de rijke bevolking en verweet

hen de staatsschulden en

groeiende honger. Ook Elisabeth

Vigeé-Lebrun werd regelmatig

veroordeeld vanwege haar

zogenaamd extravagante feesten.

Geheel onterecht, want monsieur

Lebrun liet zijn vrouw amper een

franc van haar geld aanraken. Ze

smeekte hem eens om 40 franc te

mogen bewaren van ongeveer

2.000 die ze verdiende met een

portret, maar zelfs dat stond hij

haar niet toe. Eén van haar

feesten had haar 15 frank gekost. Ze had zelf de kleding

gemaakt en het servies geleend. De directe omgeving

verweet haar duizenden franc te hebben verkwanseld

aan dit feestje.

De bekendheid die Elisabeth genoot groeide met

de dag, maar de werkelijke top bereikte ze toen niemand

minder dan koningin Marie Antoinette haar vroeg een

portret te schilderen dat als gift zou dienen voor haar

broer, keizer Joseph II. van het Heilige Roomse rijk. Het

werk dat Elisabeth leverde was goed genoeg om de

koningin meteen een kopie te doen bestellen en

meerdere schilderijen te vragen. Elisabeth schilderde in

In een tijd waarin de maatschappij door mannen gedomineerd werd,

waren de salons de enige mogelijkheid voor vrouwen om enige invloed uit

te oefenen

Page 19: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 19

de komende jaren meerdere

schilderijen van de koningin en

werd aan het einde van de jaren

’80 zelfs hofkunstenares. Ze

schilderde voornamelijk de

koningin en haar kinderen. Het meest bekende schilderij

van Marie Antionette en haar kinderen (zie vorige

pagina), is van haar hand en hangt tot op de dag van

vandaag nog steeds in Versailles. Zelfs Napoleon had niet

de moed het weg te halen tijdens zijn regeerdagen, maar

eiste slechts dat het omgedraaid werd, zodat de

afbeelding naar de muur wees.

De professionele vriendschap met de koningin

leverde Elisabeth veel werk op. Daarnaast probeerde ze

toegelaten te worden tot de ‘Academie Royale de

Peinture et de Sculpture’, iets wat haar vanwege haar

sekse geweigerd werd. Ook in de kunstwereld waren het

nog steeds de mannen die het heft in handen hielden.

Pas in 1783 zou ze, dankzij inmenging van Marie

Antoinette, toegelaten worden tot de Academie, één van

de eerste vrouwen die dit lukte.

De revolutie en ballingschap

Maar de medaille had ook een keerzijde. De onrust in

Frankrijk bleef toenemen en explodeerde uiteindelijk in

de bestorming van de Bastille in 1789. Later dat jaar

werd de adellijke familie opgehaald door opstandelingen

die eisten dat ze in de Tuileriën in Parijs kwamen wonen.

Elisabeth Vigeé-Lebrun werd als sympathisant van de

familie beschouwd en werd als zodanig bedreigd, net

zoals de meeste adel. ‘Het is alsof ik ervan word

beschuldigd de torens van de Notre Dame te hebben

gestolen, terwijl ze er nog steeds staan. Morgen zullen

ze er nog steeds staan, maar ik besta dan mogelijk niet

meer’ beschreef ze de onbeschrijflijke angst die zich van

haar meester maakte. De enige oplossing die haar restte

was vluchten. Verkleed als arbeidersvrouw en met

slechts een paar kleren als bagage, vluchtte ze met haar

dochter naar Italië in dezelfde nacht dat de woeste

menigte de deuren van paleis van Versailles openbraken.

Dit was het begin van een turbulente reis van 12 jaar die

Elisabeth moest afleggen. Ze werd een banneling, haar

Franse staatsburgerschap werd haar ontnomen en ze

kon niet meer terug naar Frankrijk. Tijdens haar verblijf

in Italië woonde ze in Rome. Hier ontmoette ze veel

mensen die net als haar Frankrijk waren ontvlucht. Het

nieuws van kennissen die minder succes hadden,

bereikte de Franse bannelingen dagelijks. De een na de

ander verdween onder de guillotine. Het nieuws greep

Elisabeth dusdanig aan dat ze er fysiek en mentaal ziek

van werd. Haar vrienden in Rome besloten elke

berichtgeving vanuit Frankrijk voor haar verborgen te

houden.

In Rome wist Elisabeth haar inspiratie weer te

vinden en begon ook hier te schilderen. Haar man was in

Frankrijk gebleven en vrij van zijn gokverslaafde,

geldeisende hand wist ze beetje bij beetje een eigen

inkomen op te bouwen. Haar triomftocht langs Europese

hoven begon hier in de stad waar ze vol bewondering

het katholieke leven onder paus Pius VI (1717-1799)

„Het is alsof ik ervan word beschuldigd de torens van de Notre Dame te

hebben gestolen, terwijl ze er nog steeds staan. Morgen zullen ze er nog

steeds staan, maar ik besta dan mogelijk niet meer‟

Page 20: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 20

gadesloeg. Haar naam was vanuit Frankrijk naar Italië

overgewaaid en zelfs afgevaardigden uit andere landen,

waaronder Rusland, wisten wie ze was. Dat ook Frankrijk

haar nog niet was vergeten bleek toen Lodewijk XVI kort

voor zijn dood verzocht werd zichzelf te laten

portretteren. Hij wees elk aanbod af en zei ‘Ik wacht tot

madame Lebrun weer terugkomt’.

Naar Rusland

In 1792 verliet Elisabeth Italië met haar dochter en ging

naar Wenen, en in

1795 besloot ze door

te reizen naar het

Russische rijk waar

ze al zoveel over

gehoord had. Of Tsarina Catharina de Grote (1729-1796)

een verlicht despoot was valt vandaag de dag te

betwijfelen, maar in die tijd viel er niets af te doen aan

haar roemrijke verleden en de grote veranderingen die

ze had doorgevoerd voor het volk. Het was dan ook niet

verwonderlijk dat in de ogen van iemand die de Tsarina

nog nooit eerder gezien had, de naam Catharina II van

Rusland haast als vanzelfsprekend gekoppeld werd aan

het droombeeld van een reuzin.

In Rusland werd Elisabeth openhartig onthaald. De weg

van roem die ze hier aflegde was evenredig aan die ze

eerder in Frankrijk bewandelde. De plaatselijke adel

verdrong zich om door de beroemde madame Lebrun te

worden geportretteerd. Mondelinge overlevering was

niet meer nodig, de naamsbekendheid was haar

vooruitgesneld. Het duurde dan ook niet lang tot

niemand minder dan Catharina de Grote, de ‘reuzin’ van

Rusland, een ontmoeting eiste met de Franse

kunstenares. De ontmoeting verliep niet vlekkeloos.

Elisabeth was zo nerveus dat ze de traditie vergat die

bezoekers verplichtte de hand van de tsarina te kussen.

Van Catharina wilde Elisabeth in haar memoires niets

dan goeds zeggen. Toen Catharina kwam te overlijden

werd het Elisabeth toegestaan het opgebaarde lichaam

te bezoeken. Ze schrijft in haar memoires dat ze een mist

van droevigheid over Rusland voelde neerdalen na

Catharina’s dood. Deels was dit vanwege het heengaan

van hun Tsarina, maar deels ook uit vrees voor de nu

aangebroken regeerperiode van haar zoon Paul I (1754-

1801).

Paul I werd door zijn volk gevreesd. Nadat hij

vermoord werd kwam zijn zoon Alexander I (1777-1825)

aan de macht. Tot op heden wordt hij ervan verdacht

een aandeel te hebben gehad in de moord op zijn eigen

vader, maar Elisabeth betwijfelt dit in haar memoires

sterk. Alexander I was de tsaar onder wie Moskou in

brand werd gezet bij Napoleons invasie van Rusland in

1812.

Terug naar Frankrijk

Elisbabeth woonde en werkte zeven jaar in Rusland, dat

ze inmiddels als een tweede thuis was gaan zien. Toch

verlangde ze terug naar haar geboorteland. In Frankrijk

waren de gemoederen in 1802 weer wat gekoeld; de

Terreur was geëindigd met de onthoofding van

Robespierre, de vrede van Amiens had de strijd tussen

Engeland en Frankrijk onderbroken en de bannelingen

kregen langzaamaan toestemming weer terug te keren.

In 1802 vertrok Elisabeth weer terug naar Frankrijk.

Alleen dit keer, want haar dochter was inmiddels in

Rusland getrouwd en zou pas later weer terugkeren naar

Pas in 1783 zou ze, dankzij inmenging van Marie Antoinette, toegelaten

worden tot de Academie, één van de eerste vrouwen die dat lukte

Page 21: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 21

Frankrijk, toen haar ongelukkige huwelijk niet meer te

redden was. Elisabeth’s Franse staatsburgerschap werd

weer teruggegeven, ze

mocht haar woning

weer betrekken, waar

haar man haar

hetzelfde kamertje

teruggaf, en ze kreeg

haar schilderijen die in Frankrijk waren achtergebleven

weer terug. In Versailles hing nog steeds haar schilderij

van Marie-Antoinette en haar kinderen. Weliswaar

achterstevoren, maar ze kreeg toestemming haar eigen

werk weer te zien. Ze beschrijft in haar memoires

uitvoerig de pijn die ze voelde bij het passeren van het

plein waar tijdens de Terreur de guillotine stond en bij

het zien van de wapperende Franse tricolore. Haar

kennissenkring was sterk uitgedund. Meer dan twaalf

jaar had ze in ballingschap geleefd. In deze twaalf jaar

had ze gewerkt aan de absolute top van Europa, had ze

vorsten en adel bezocht in Rusland, Italië en Duitsland

en was ze toegelaten als erelid van de Russische en

Pruisische kunstacademies. Geen enkele vrouw was ooit

eerder lid van zoveel verschillende kunstacademies.

Maar ze was nu eindelijk thuis.

Engeland en Bonapartes

Lang bleef ze niet stilzitten. Tijdens de vrede van Amiens

(1802-1803) besloot ze opnieuw op reis te gaan, ditmaal

naar het sombere Londen. Toen de vrede van Amiens

gebroken werd in 1803 en Engeland weer in oorlog

verkeerde met Frankrijk, werd besloten zoveel mogelijk

Fransen vanuit Engeland weer uit te zetten, maar

niemand minder dan de koning van Engeland, George III

(1738-1820), schreef een vrijgeleide uit voor de Franse

kunstenares, en gaf haar toestemming in het Britse rijk

te blijven en hier vrij te reizen,

In Engeland zette Elisabeth haar werk voort,

maar na drie jaar besloot ze wederom terug te keren

naar Frankrijk. Engeland was haar te somber en te

‘doods’. Elisabeth keerde voor de laatste keer terug naar

haar kleine kamertje in het huisje in Parijs.

Na haar periode in Engeland is het rustig rond

Elisabeth. Ze begon in Frankrijk te schilderen voor de

inmiddels tot keizer gekroonde Napoleon (1769-1821),

die zijn zus geportretteerd wilde hebben. Elisabeth kon

niet geloven dat de ‘kleine man’ Napoleon was. Ze

schilderde Napoleon’s jongste zus, maar liet hier haar

royalistische mening niet temperen. “Ik heb èchte

prinsessen geschilderd die me minder vaak lieten

wachten’ zei ze eens tegen Carolina Murat, die haar

nogal eens bij een zitting liet wachten. Na Napoleon’s

verlies bij Waterloo in 1815 en zijn verbanning naar Sint

Helena, kwam Lodewijk XVIII.aan de macht in Frankrijk.

Elisabeth was opgelucht weer een koning van de

adellijke familie te mogen dienen.

Laatste jaren en nalatenschap

In 1809 was Elisabeth voor de laatste keer in haar leven

verhuisd, dit keer naar een klein huisje in Louveciennes,

net buiten Parijs. Ze exposeerde nog steeds in de salon

van de academie. In 1819 braken voor haar zware tijden

aan. Na een groot deel van haar vrienden, kennissen en

Of Tsarina Catharina de Grote (1729-1796) een verlicht despoot was valt

vandaag de dag te betwijfelen, maar in die tijd viel er niets af te doen aan

haar roemrijke verleden en de grote veranderingen die zie had

doorgevoerd voor het volk

Page 22: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 22

geliefden te zijn verloren in de Franse Revolutie, verloor

ze nu nog meer dierbaren. Als eerste stierf haar man,

Lebrun, met wie ze dan wel geen goed huwelijk had,

maar met wie ze een band had opgebouwd. Niet veel

later stierf haar broer en nog weer iets later haar

dochter op slechts 39 jarige leeftijd, waarschijnlijk aan

longontsteking. Na de dood van haar dochter was het

met het actieve leven van Elisabeth gedaan. Ze

schilderde in haar huisje in Louveciennes tot aan haar

haast onopgemerkte dood in 1842 op de leeftijd van 87,

een ongewoon hoge leeftijd voor een vrouw in die tijd.

Haar graf is tot op heden te bezoeken op de

begraafplaats van Louveciennes. Haar grafschrift is kort

en misschien wel enigszins teleurstellend, maar passend;

“Ici, enfin, je repose”, ‘Hier rust ik dan eindelijk’.

Elisabeth Vigée-Lebrun schilderde meer dan 600

schilderijen die vandaag de dag over heel de wereld in

beroemde musea te bezichtigen zijn. Op 80 jarige leeftijd

heeft ze haar memoires geschreven, een historische

bron die nog steeds gelezen wordt. Samen met de

schilderijen bieden deze een uniek venster naar het

verleden en stellen ze ons in staat te wandelen met

mensen die niet van onze tijd zijn, maar waar regelmatig

nog over gesproken wordt. Onvrijwillig een vrouw uit de

revolutie, maar een revolutionaire vrouw door keuze,

Elisabeth Vigée-Lebrun verdiende haar sporen in de

geschiedenis.

Meer lezen?

Elisabeth Vigée-Lebrun - Memoirs of a painter (An

extraordinary life before, during and after the French

revolution) (1903)

Gita May - Elisabeth Vigée-Lebrun (The odyssey of an

artist in an age of revolution) (2005)

Haar grafschrift is kort en misschien wel enigszins teleurstellend, maar

passend; “ici, enfin, je repose”, „Hier rust ik dan eindelijk‟

Page 23: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 23

De koning van de eenzaamheid et is enigszins benauwd in het zaaltje. De

camera’s registreren elke seconde, alle ogen

zijn gericht op de voorzitter. Alleen het geklik

van de fotocamera’s verstoort de kille stilte als de

voorzitter gaat

spreken, gezeten

achter een

oerwoud van

microfoons. Zijn stem klinkt helder en duidelijk: ‘Beste

mensen, ik heb geen goed nieuws.’ Met duidelijke afkeer

vervolgt hij: ‘Wij kunnen op dit moment geen tocht

uitschrijven’. Gemompel in de perszaal. Iedereen weet

het, het hoge woord is eruit, het is klaar. Niet alleen bij

de media, die zich in deze komkommertijd zo hadden

verheugd op dit evenement, maar ook bij vele

schaatsliefhebbers zelf worden de ogen vochtig. Vooral

bij de wat oudere mannen, die beseffen dat dit weleens

hun laatste tocht geweest had kunnen zijn. Even slaat de

eenzaamheid toe in het zaaltje.

Datzelfde verloren gevoel kent menig

voetballiefhebber ook, toen op die onvergetelijke

zomeravond in juli Andrés Iniesta in de 117de minuut de

Nederlandse strijdlust deed wegsterven. Natuurlijk praat

je na de wedstrijd erover met vrienden of collega’s.

Maar dat ene moment dat het hoge woord eruit komt,

of die bal genadeloos in het net ploft; dát moment dat je

beseft dat je persoonlijke verwachtingen van de

gebeurtenis niet zullen uitkomen. Dan sta je zelfs in een

druk café of volle perszaal even helemaal verloren en

alleen.

Eenzaamheid, een negatief begrip. Volgens

Stichting Eenzaamheid komen we mensen die zich

eenzaam voelen verassend genoeg tegen op plekken

waar juist veel mensen zijn. Niet voor niets zijn er

mensen in grote steden die zich erg eenzaam voelen. Zo

zullen er ook op de middelbare school leerlingen zijn die

zich in de drukte verloren voelen. Volgens de stichting

zijn er 1 miljoen mensen in Nederland die te kampen

hebben met chronische eenzaamheid.

Hoe zien we dat eigenlijk bij de machtigste

figuren uit de geschiedenis? De grote koningen en

onbreekbare leiders van weleer. Zullen personen die in

feite absolute macht hadden gevoelens van

eenzaamheid gekend hebben? Dit blijft natuurlijk bij

speculeren, want degelijke bewijzen daarvoor zijn er

niet. ‘Dus het heeft geen enkele relevantie die vraag te

stellen’, zal de historicus beamen. Maar toch is het

misschien nuttig om eens de gedachten te laten gaan

over de vraag of hier iets over te zeggen is.

Het is natuurlijk puur gissen naar het antwoord

op de vraag of de grote leiders uit het verleden

H Zou Lodewijk Napoleon zich af en toe hier in Nederland niet erg eenzaam

gevoeld hebben?

Column

Tim van Eenennaam

Page 24: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 24

gevoelens van eenzaamheid hebben gekend. Het is

echter wel een interessante vraag, omdat het simpelweg

getuigt van inlevingsvermogen in de situatie waarin een

groot leider uit het verleden zich bevond. Dat heeft tot

gevolg dat je een leider of vorst verpersoonlijkt en niet

blijft zien als slechts een Jantje de Zoveelste.

Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar Lodewijk

Napoleon. Zwakke gezondheid, maar een aardige kerel.

Een brave huisvader. Toen

Napoleon Bonaparte hem

sommeerde koning te worden

van het Bataafse Gemenebest

zag hij dat aanvankelijk niet

zitten. Er waren rond die tijd

wel aangenamere plaatsen in

Europa om als vorst te

vertoeven dan Nederland.

Maar hij ging ervoor en deed

er alles aan om bij het

‘Bataafse’ in de gunst te

komen. Dat lukte gedeeltelijk.

Toch moest de gifbeker leeg

toen men in Frankrijk vond dat

Lodewijk teveel voor de

Nederlandse belangen stond. Het was ook nooit goed.

Zou Lodewijk Napoleon zich af en toe hier in Nederland

niet erg eenzaam gevoeld hebben?

En wat te denken van Kim Jong-il. Tot zijn dood

heeft hij met een stalinistische politiek Noord-Korea in

zijn greep gehouden. De Geliefde Leider, de machtigste

man in Noord-Korea. Zijn persoonlijkheid werd door

psychologen getypeerd als paranoïde, antisociaal,

narcistisch en sadistisch. Dat lijkt geen slappe goedzak

die met zijn kleinzoon op zondagavond Monopoly speelt.

Helemaal niet als je bedenkt welk een kapitalistisch

figuur er op de voorkant van dit

klassieke spelletje staat. Zou

deze man nu werkelijk gelukkig

geweest zijn in zijn geïsoleerde

woning? Was hij eenzaam? Ik

denk het wel.

Ga de statige vorsten en grote

leiders in het rad der

geschiedenis maar eens langs en

bekijk hun situatie.

En ooit zal het weer

koninginnendag zijn en zal

Nederland met oranje

feestgedruis bezwangerd zijn. En

we zien Beatrix, lopend door de

straten tussen een menigte van

blije mensen. Op haar gezicht zien we die onverzettelijke

blik, maar ook de diepe rimpels en die vermoeide

glimlach: de gelatenheid. Tussen al die vrolijke mensen,

het zal toch niet… Beatrix, je bent toch niet eenzaam?

Ga de statige vorsten en grote leiders in het rad der geschiedenis maar

eens langs en bekijk hun situatie

Page 25: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 25

Adela van Hamaland Sedert 1813 hebben drie koningen en vier koninginnen over Nederland geregeerd. Nederland is vertrouwd geraakt met

het idee van een vrouw als staatshoofd na meer dan een eeuw een koningin aan het roer te hebben gehad. Zodoende

kunnen wij ons bijna niet voorstellen dat er een man aan het hoofd van de Nederlandse staat zou kunnen staan. Dat is

ook niet verwonderlijk, want van de zeven staatshoofden waren de vrouwen het succesvolste in hun regering en het

geliefdst bij de bevolking. Die opvatting staat bijna haaks op de vrij algemene teleurstelling die ontstond toen koningin

Emma in 1880 aan een meisje het leven schonk. Toch kent de vaderlandse geschiedenis al ver voor koningin Emma

vrouwelijke heersers. De erfopvolging waar republikeinen tegenwoordig nogal eens moeite mee hebben, heeft er voor

gezorgd dat de deuren voor vrouwen in het landsbestuur opengingen. Dit gebeurde lang voordat de

vrouwenemancipatie op het punt was dat er de mogelijkheid was tot het betreden van de arbeidsmarkt of het bekleden

van ambten. Als een vrouw behoorde tot de familie van een landsheer of een vorst, bestond er de mogelijkheid dat zij als

opvolgster, als regentes of als landvoogdes haar bekwaamheid mocht bewijzen. In het uitzonderlijke leven van enkele

landsvrouwen werd zodoende al eeuwen geleden een zelfstandige activiteit ontplooid, die destijds voor andere vrouwen

en de meeste mannen niet was weggelegd.

Door Linda Eshuis

Page 26: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 26

e eerste Nederlandse vrouw van wie naam en

daden op schrift zijn gesteld, is Adela van

Hamaland. Zij heeft zich op tweeërlei wijze

een plaats in de geschiedschrijving verworven. Ten

eerste door haar jarenlange conflict met het stift Elten.

Ten tweede vanwege haar rol in de machtsstrijd die kort

na 1000 uitbrak tussen haar tweede echtgenoot Balderik

en Wichman van Vreden, graaf in Westfalen en het

gebied om Kleef. Naast deze twee ijkpunten in haar

leven zal ik

aandacht

besteden aan het

in perspectief

zetten van haar slechte reputatie.

Adela werd omstreeks 955 geboren. Zij was

dochter van graaf Wichman van Hamaland die behoorde

tot de zeer oude adel en een aanzienlijk vermogen had.

Zij trouwde omstreeks 970 met Immed, die uit een

vooraanstaande Saksische familie stamde. Adela was de

jongste van drie kinderen en van het vrouwelijke

geslacht. Het lag dan ook niet in de lijn der verwachting

dat zij een belangrijke rol zou vervullen binnen een

regionale en bovenregionale politiek. Haar broer

overleed echter op jonge leeftijd en kort daarop stichtte

haar vader een stift voor adellijke vrouwen, gewijd aan

de Verlosser en Sint-Vitus. Liutgardis, de zus van Adela,

werd abdis. Keizer Otto I schonk aan het stift Elten alles

wat graaf Wichman van hem in leen had gehouden. De

graaf zelf schonk ook een aanzienlijk deel van zijn bezit

aan het stift en trok zichzelf terug in het kloosterleven.

Na zijn dood werd Adela stamhoudster omdat zij de

enige, wereldlijke, erfgenaam was. Het voorvaderlijke

erfdeel was echter zeer geslonken na de giften van haar

vader. Het overige voorvaderlijke erfdeel moest zij delen

met Liutgardis, die haar deel van de erfenis eveneens

aan het stift Elten schonk. Haar man Immed overleed

naar alle waarschijnlijkheid ruim voor 996. Adela heeft

toen zelfstandig het bestuur van haar goederen

voorgezet, vermoedelijk als regentes voor haar

minderjarige zoon. Zij heeft tijdens haar bewind munten

laten slaan met het opschrift: ‘Adela cometissa’ wat

Gravin Adela betekent. De afbeelding hierboven is een

zilveren denier, geslagen in de buurt van Deventer

omstreeks het jaar 1000.

De strijd om het stift Elten

Macht was destijds gebaseerd op grondbezit en dus

werd door Adela alles op alles gezet om de door haar

vader geschonken goederen terug te krijgen. De

schenking die door haar vader aan het stift Elten was

gedaan, zou zonder haar instemming hebben

plaatsgevonden. Dit was is strijd met het Saksisch recht

en dus was de schenking aan te vechten. Verder nam

Adela het haar zus kwalijk dat ze haar erfdeel ook aan

het stift had geschonken. Bovenstaande feiten zorgden

ervoor dat de strijd losbarstte tussen Adela en het stift

Elten, met als abt haar zuster Liutgardis. Elten was een

geduchte tegenstander, omdat het beveiligd was door

een palissade en het op de steun van meerdere vazallen

kon rekenen. Twee van die vazallen legden een burcht

van Adela in de as. Volgens Alpertus van Metz ‘vanwege

het vele onrecht dat Adela haar zuster, vrouw Liutgard,

steeds aandeed’. Na de dood van Liutgard, die volgens

Apertus op aansporen van Adela vergiftigd zou zijn,

maakte Adela zich meteen meester van het erfdeel van

haar overleden zuster. Op bevel van de keizer moest ze

echter weer afstand doen van deze goederen. Adela

hertrouwde met Balderik, een van de vazallen die haar

burcht had platgebrand. Al snel na de bruiloft bezette

Balderik de Elterberg, waarop de abdij van het stift Elten

gebouwd was, waarna Otto III tussenbeide kwam. Hij

stelde een regeling voor om de geschillen op te lossen:

een boedelscheiding tussen Elten enerzijds en Balderik

en Adela anderzijds.

D

Elten was een geduchte tegenstander, omdat het beveiligd was door een

palissade en het op de steun van meerdere vazallen kon rekenen

Page 27: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 27

De moord op Wichman van Vreden

Behalve vanwege haar strijd om Elten heeft Adela zich

een plaats in de geschiedschrijving verworven vanwege

haar rol in de machtsstrijd die kort na het jaar 1000

uitbrak tussen haar tweede echtgenoot Balderik en

Wichman van Vreden, graaf in Westfalen en het gebied

om Kleef. De belangrijkste rivaal van Balderik, Wichman

van Vreden, werd als gevolg van deze machtstrijd

vermoord. Adela zou hier volgens de overlevering de

aanstichter van zijn, terwijl Balderik als dader werd

aangewezen. De bondgenoten van Wihman bezetten als

reactie de burcht van Elten. Balderik was reeds gevlucht,

maar Adela was nog aanwezig. De belegerden waren

sterk in het nadeel en gaven zich ten slotte over, waarbij

Adela een vrije aftocht kreeg. De burcht werd afgebrand.

Adela’s reputatie in perspectief

De voornaamste bron waarop de reputatie van Adela

gebaseerd is, is de monnik Alpertus van Metz die haar

noemt in een kroniek. Latere werken waarin zij wordt

beschreven zijn sterk beïnvloed door zijn beschrijving

van haar. Het genre waarin Alpertus zich begaf wordt de

historia genoemd. Kenmerkend voor dit genre is dat het

eigentijdse geschiedenis beschrijft, geschreven wordt

vanuit persoonlijke ervaring of via getuigen en dat het

zich richt op de werkelijke gebeurtenissen. Een historia

moest echter niet alleen een waarneembare

werkelijkheid, maar ook religieuze waarheid weergeven.

De hele geschiedenis werd destijds ervaren als een

dialoog tussen God en zijn zondaars. Alle gebeurtenissen

waren als het ware Gods woorden, die goed

geïnterpreteerd moesten worden. De gebeurtenissen

fungeerden dus als lesmateriaal met als leerdoel het

zielenheil. Aan de ene kant ging het dus in de historia om

concrete gebeurtenissen in de aardse werkelijkheid. Aan

de andere kant ging het, in deze zelfde gebeurtenissen,

om een hogere werkelijkheid, om tekenen waarin God

zich openbaarde. Schrijvers maakten in hun werken dan

ook gebruik van typologische interpretaties. Alpertus

grijpt in zijn kroniek dan ook terug op verschillende

Bijbelse thema’s om het gedrag van Adela te

karakteriseren:

‘het is overigens hoogst verwonderlijk dat deze

gezusters, geboren uit de meest doorluchtige ouders,

zozeer van elkaar konden verschillen, dat men

evenzoveel deugden in de een kan prijzen als gebreken

aanwijzen in de ander; dit is alleen dan niet

verwonderlijk als we bedenken dat onze stamvader

eveneens twee zo verschillende zoons heeft verwekt,

waarvan de ene, een allerwreedste broedermoordenaar,

de andere, een zeer zachtmoedig mens, uit nijd heeft

vermoord’

De manier waarop Alpertus zijn verhaal over

Adela opbouwt betekent niet meteen dat ook de inhoud

van zijn mededelingen onbetrouwbaar wordt. Wel is het

zo dat om zijn verhaal een moralistisch tintje te geven

een duidelijke zwart-wit weergave nodig is. In zijn

verhaal moet Adela het kwaad voorstellen, waar haar

zuster juist goed is. Om deze beredenering te

ondersteunen zal hij natuurlijk gespitst moeten zijn

geweest op redeneringen die zijn verhaal

ondersteunden. Daarnaast beschrijft hij in zijn kroniek

onwaarheden over de afloop van het conflict om het stift

Elten. Men moet dus voorzichtig zijn met het

interpreteren van de verhalen over Adela, In

werkelijkheid was ze ongetwijfeld minder slecht dan de

geschiedschrijving ons wil doen geloven.

De hele geschiedenis werd destijds

ervaren als een dialoog tussen God en

zijn zondaars. Alle gebeurtenissen

waren als het ware Gods woorden, die

goed geïnterpreteerd moesten worden

Page 28: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 28

Oliver Stone slaat de

plank volledig mis

Hollywood vs. Historie:

Alexander

Door Ozan Karakoc

ls je denkt aan Alexander de Grote, waar

denk je dan aan?’ Deze vraag wordt vaak

gesteld aan leerlingen van het voortgezet

onderwijs wanneer het thema oudheid wordt

behandeld. Veel leerlingen die ooit het verhaal van deze

militaire strateeg hebben gelezen, zullen ongetwijfeld

woorden gebruiken als ‘succes’, ‘macht’ en ‘rijk’. Niet

verkeerd, want de persoon om wie het gaat, was

inderdaad machtig, rijk en succesvol. Alexander de Grote

is een van de bekendste personen uit de

wereldgeschiedenis. Hij bracht op een leeftijd van dertig

jaar een van de grootste rijken van de oudheid tot stand.

Door hem verspreidde de Griekse cultuur zich over de

hele wereld. Hij zorgde ervoor dat er een nieuwe tijd

voor de Griekse cultuur was aangebroken: het

Hellenisme. Al vanaf zijn jeugd was hij een avonturier

pur sang en droomde hij van succes en triomfen. Zijn

dood was mysterieuzer dan hijzelf en zijn hele

persoonlijkheid werd een mythe. Een heerlijk recept

voor een goede film. Althans, zo dacht regisseur Oliver

Stone er ook over toen hij in 2004 met de opnamen

begon voor Alexander. Een geslaagde verfilming? Met

een topregisseur als Stone moest het wel lukken, totdat

de cast van de film werd bekendgemaakt.

‘A

Page 29: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 29

De film begint met een terugblik van Ptolemeus

(gespeeld door Anthony Hopkins) op Alexander de Grote

(Colin Farrell) die in 356 v. Chr. is geboren in Pella als

zoon van de Macedonische koning Philippus II en zijn

vrouw Olympias (Angelina Jolie). Volgens de legenden

zou hij niet door zijn ouders zijn verwerkt, maar door

oppergod Zeus. Alexander noemde zichzelf daarom ook

wel de ‘zoon van Zeus’. Later zou hij hier dankbaar

gebruik van maken.

Oliver Stone laat de kijkers op een gedetailleerde

wijze het leven van Alexander de Grote zien. Tussen 343

– 340 v. Chr. gaat Alexander in de leer bij Aristoteles

(Christopher Plummer die dit jaar een Oscar won). In

334 v.Chr. begon Alexander aan zijn beroemde veldtocht

tegen Perzië (het huidige Iran, Irak, Syrië en Turkije). In

331 v. Chr. stichtte hij Alexandrië op en in 323 v. Chr.

stierf hij op 32-jarige leeftijd. Vanaf dat moment is de

mythevorming rond Alexander de Grote ontstaan.

De film duurt bijna drie uur, maar het is niet

genoeg om dit bijzondere verhaal op een juiste manier

op het witte doek te brengen. Stone wil veel zaken

rondom Alexander vertellen in een veel te weinig tijd

met als gevolg dat de film vrij onevenwichtig van

opbouw is met onverwachte tijdsprongen.

Dan gaat de regisseur in op de vermeende en

betwiste biseksualiteit van Alexander. Als kijker heb je

het gevoel dat Alexander en Hephaistion een intieme

relatie krijgen, maar de enige echte liefdescene is er in

de film tussen Alexander en de oosterse prinses Roxane.

De Amerikaanse pers en het puriteinse publiek in de

Verenigde Staten konden dit niet waarderen en hebben

er voor gezorgd dat de film geen succes was. In Europa

en elders in de wereld was de film redelijk succesvol,

maar niet echt om trots op te zijn. Met een ruime

budget van $ 155 miljoen, was de wereldwijde

opbrengst ‘slechts’ $ 170 miljoen. Voor een

megaproductie als deze, is dat vrij weinig en daarom kun

je terecht spreken van een regelrechte flop.

Alexander faalt op alle fronten, dus ook als het

gaat om de cast van de film. Colin Farrell heeft niet die

uitstraling die Alexander de Grote wellicht wel had. Ook

Angelina Jolie komt ongeloofwaardig over, omdat het

leeftijdsverschil tussen Farrell en Jolie vrijwel nihil is. Als

kijker heb je het gevoel dat je in de maling wordt

genomen. De ervaring van Anthony Hopkins komt ten

goede in de film, wat een pluspunt is. Hij komt erg

geloofwaardig over als Ptolemeus. Jammer dat hij niet

een andere rol heeft gekozen, want hij komt door de

structuur van de film te weinig aan bod.

Het is helemaal niet erg als regisseurs, die een

biografische film maken, het objectieve en subjectieve

proces van de film samensmelten tot een geheel. Geen

elke historische film is honderd procent

waarheidsgetrouw. Alexander zeker niet. Wel is het

ontzettend jammer dat Stone zich zo heeft ingezet om

die vermeende biseksuele relatie van Alexander met

Hephaistion weer te geven. Dat was niet nodig geweest.

De regisseur had zich meer moeten richten op Alexander

als de briljante militaire strateeg. Nu komt hij, bedoeld

of onbedoeld, over als een seksueel gefrustreerde

klassiek persoon.

De veldslagen zien er verder goed uit, maar als

het gaat om de dramatiek en de cast van de film, slaat

Stone de plank volledig mis.

Page 30: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 30

Maandagochtend 16 januari 2012, 07:00 uur. De wekker gaat en met een duf hoofd stap ik uit bed. Mijn vriend, die

normaal gesproken ’s ochtends niet wakker te krijgen is, zit al rechtop in bed. “Weet je wel dat je vannacht

geslaapwandeld hebt?” vraagt hij. “Niet dat ik weet,” zeg ik verbaasd. “Ja, je liep naar het raam en trok de gordijnen

open. Toen ik vroeg wat je aan het doen was, riep je verschrikt “De Duitsers komen…”

Mijn vriend kijkt me bezorgd aan. “Volgens mij ga je iets te veel op in je werk lieverd.” Tja.., ik kan dat eigenlijk alleen

maar beamen.

Door Maaike Oberink

“De Duitsers komen…”

Verslag van een studiereis naar Yad Vashem, Jeruzalem

Page 31: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 31

e afgelopen drie maanden stonden bij mij

vooral in het teken van de Tweede

Wereldoorlog en de Holocaust. Door mijn hele

huis lagen boeken met titels als “Hitlers gewillige

beulen”, “Leven met de dood”, “Overleven in

Auschwitz”, “De Vernietiging van de Europese Joden” en

zo kan ik nog wel even doorgaan. Reden voor deze

interesse in de vreselijke verhalen van de

Jodenvervolging was de tweedejaars module Moderne

Tijd 3 die ik in periode 2 op Windesheim gaf.

Maar niet alleen deze module zorgde ervoor dat

ik even nergens anders mee bezig was dan met de

Tweede Wereldoorlog. In de kerstvakantie ben ik

namelijk voor tien dagen op studiereis naar Jeruzalem

geweest. Samen met 24 andere geschiedenisdocenten

uit heel Nederland volgde ik daar een seminar over

lesgeven over de Holocaust. Je kan jezelf afvragen

waarom ik daarvoor helemaal naar Israël moest, want

ook in Nederland zullen zulke workshops worden

gegeven. Maar toch ben ik ervan overtuigd dat er geen

betere plek is om je helemaal te verdiepen in alle

aspecten van de Jodenvervolging. Hoe heftig dat dan ook

is. Juist in Israël voel je namelijk hoe sterk de Holocaust

nog leeft in de Joodse cultuur. De spanning met

betrekking tot dit onderwerp is overal aanwezig en deze

plek dwingt je bijna om je daarvan bewust te worden.

Het initiatief voor deze studiereis kwam van het

CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) en het

seminar vond plaats in het International Institute van

Yad Vashem. Yad Vashem is als herinnering aan de

Holocaust opgericht. Het herdenkingsinstituut bevindt

zich op de berg Har Hazikkaron in West-Jeruzalem en

bestaat uit een indrukwekkend complex van

monumenten, een museum, een archief, bibliotheken en

onderzoeks- en onderwijscentra.

Tien dagen lang geconfronteerd worden met de

Holocaust door middel van lezingen, workshops en

gesprekken met overlevenden van concentratiekampen

is een heftige, soms ook emotionele ervaring. Toch kan

ik iedereen aanraden om dit seminar ooit eens te volgen

bij Yad Vashem. Je krijgt er namelijk zeer goede

didactische handvatten aangereikt hoe je het menselijke

verhaal en de dilemma’s van deze zwarte bladzijden in

de geschiedenis kunt overbrengen in de klas. Niet alleen

het verhaal van de slachtoffers, maar ook dat van de

daders en de omstanders. Je wordt ervan bewust

gemaakt dat je leerlingen niet alleen moet vertellen over

het Joodse leven tijdens de oorlog. De boodschap is om

leerlingen ook kennis te laten maken met het

vooroorlogse én naoorlogse Joodse leven. Op die manier

benadruk je het menselijke aspect en laat je zien hoe

groot de impact van de Holocaust daadwerkelijk is

geweest (zes miljoen slachtoffers is slechts een getal).

Bovendien hebben de talloze monumenten en

het museum van Yad Vashem een onuitwisbare indruk

op mij gemaakt. Nog vaak denk ik terug aan het

kindermonument, een donkere grot vol ontelbare

sterretjes dat symbool staat voor de anderhalf miljoen

kinderen die zijn omgekomen. Terwijl je door de ruimte

loopt, hoor je de namen van de omgekomen

slachtoffertjes, hun leeftijd en het land van herkomst.

Zelfs de stoerste mannen houden het niet droog na het

zien van dit monument.

Natuurlijk was er tijdens deze studieweek ook

D

Nog vaak denk ik terug aan het kindermonument, een donkere grot vol

ontelbare sterretjes dat symbool staat voor de anderhalf miljoen kinderen

die zijn omgekomen

Page 32: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 32

ruimte om wat van de Israëlische cultuur op te snuiven.

Zeer bijzonder was de uitgebreide rondleiding door de

oude binnenstad van Jeruzalem. Dwalen door kleine

nauwe straatjes die de Arabische wijk met de Joodse

wijk verbinden. Twee culturen die elkaar aan de ene kant

intens haten, maar aan de andere kant ook naast elkaar

kunnen leven binnen een straal van een paar honderd

meter. Terwijl de joodse gemeenschap zich op

vrijdagmiddag rond 16:00 uur verzamelt bij de

Klaagmuur om het begin van de sjabbat te vieren, zie je

op de achtergrond de gouden koepel van de

Rotskoepelmoskee en hoor je tegelijkertijd de oproep

tot het vrijdagmiddaggebed. Drie straten verderop staan

christenen zich te verdringen om een glimp op te vangen

van de graftombe van Christus in de Heilige Grafkerk. Je

ontkomt er niet aan, in deze stad word je omringd door

religieuze en historische

energie.

Datzelfde geldt

trouwens ook voor de rest

van het land. Het ene

moment bezoek je een

vredeskibboets waar de

bewoners actief

samenwerken met hun

Palestijnse buren, nog geen

dertig kilometer verderop

biedt de grijze betonnen muur rondom Palestijnse

steden als Ramallah en Bethlehem een troosteloze

aanblik. De hoeveelheid bewapende militairen bij de

ingang van de steden liegt er niet om.

De intense historische ervaring van deze reis zal

mij lang bijblijven. Het heeft mijn visie op

Holocausteducatie zeker veranderd. Aan de ene kant

was het seminar een enorme verrijking. Ik denk dat ik

met veel meer bezieling over het thema kan lesgeven.

Verhalen en voorbeelden waarover je kunt vertellen uit

eerste hand zorgen ervoor dat de leerlingen veel beter

beseffen hoeveel impact de

Tweede Wereldoorlog heeft

gehad op de samenleving en dat

misschien nog steeds

wel heeft.

Aan de andere kant voel

ik deze ervaring als een lichte

last. Collega’s vragen wel eens

aan mij of ik niet afgestompt

raak voor de ellende van de

Tweede

Wereldoorlog. Het tegendeel is waar. Verhalen of een

film over de Jodenvervolging raken me eigenlijk alleen

maar meer. Het feit dat ik ’s nachts soms droom over

razzia’s bevestigt de impact van deze studiereis.

In gesprek met de twee zussen Fanny Rozelaar (links) en Betty Mayer (rechts). Fanny heeft tijdens de oorlog in Nederland ondergedoken gezeten. Betty is via Kamp Westerbork in Bergen-Belsen terecht gekomen

Yad Vashem betekent letterlijk “En aan hen zal ik

in mijn huis en binnen mijn muren een gedenkteken

oprichten en een naam (een" Yad Vashem ")... die

nooit zullen worden afgesneden". De tekst is

ontleend aan Jesaja 56:5 in de Bijbel.

Page 33: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 33

Karmozijnrood land En het raadsel van het moderne Turkije

De klok gaf zes uur aan. Tevreden keek ik vanaf het parkbankje naar de bedrijvigheid op het plein voor me. De klok sloeg

niet, en dat viel me nog steeds op. Dit soort tijdsmarkeringen zijn we gewoon in het Europese leven, maar in de islamitische

wereld raak je al snel gewend aan de routine van de muezzin die de azan reciteert.

Door Robert Boonstra

Page 34: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 34

et is oudejaarsavond 2011 en ik begeef mezelf

in Izmir, zittend op een bankje tegenover de

klokkentoren die aan het begin van de

twintigste eeuw door Wilhelm II aan de bewoners van de

stad was geschonken. De toren is klein, misschien een

meter of twintig á vijfentwintig hoog, waarvan het

onderste deel is omgeven door een muur met raamwerk

wat het bouwsel een kasteelachtige

allure geeft. Het spierwitte

gesteente en de sierlijke en

elegante versiersels doen denken

aan de zeventiende-eeuwse

Ottomaanse watervoorzieningen in

Istanbul. Nu ik de vormen van de

toren rustig in me opneem, kan ik

een voorval eerder op de dag beter

duiden. Enige bazaari’s probeerden

me namelijk een rode boxer te

slijten waarop in het midden een

print stond van een iets gekromde

klokkentoren.

In Turkije is het traditie om

vlak voor de jaarwisseling rood,

nieuw ondergoed aan te trekken.

Zo gaat men ‘in het nieuw

gestoken’ het nieuwe jaar in én

natuurlijk mag er dan een wens

worden gedaan. De dagen voor oud

en nieuw zag het op de markten,

bazaars en in de winkels rood van

het ondergoed. Nu ziet het

overigens altijd al rood in de

straten. Op ‘normale dagen’ hangt

het rood-wit van de Turkse vlag

overal, zo nu en dan opgeluisterd

door de grijstinten van Atatürk’s

beeltenis al naar gelang de stad

waarin je verblijft. Maar met

bijzondere gebeurtenissen ziet

het écht rood van nationalistisch

sentiment. Afgelopen herfst

stond ik ‘s ochtends op en hing

in de straat waar ik verbleef uit elk raam of van elk

balkon een Turkse vlag. De dag ervoor was in het oosten

een aanslag gepleegd door Irakese Koerden, waarbij

enkele tientallen Turkse militairen om waren gekomen.

Gevolg: een uitbarsting van nationalistisch sentiment.

Het merkwaardige is, en dat geeft ook goed een deel van

de complexe verhoudingen in dit land aan, dat gisteren

een blunder is gemaakt door de

Turkse regering waardoor vijf en

dertig

Koerden zijn omgekomen bij een

bombardement in de grensregio:

geen extra vlag te bekennen. Wel

duizenden demonstranten die de

weg tussen mij en de Starbucks

blokkeerde. Ze zagen er zo

vervaarlijk uit – al demonstrerende

tegen geweld – dat ik maar snel

een koffiebarretje in ben

geschoten.

Één van de redenen dat ik

zo tevreden op dat parkbankje zat

te kijken, was het feit dat me

zojuist gelukt was om zo’n

goedkope karmozijnrode boxer

zonder print op de kop te tikken. Ik

wilde op het feest immers geen

spelbreker zijn, maar overal vind je

lelijke enorme prints met ofwel een

seksuele toespeling of een kerst /

Nieuwjaarsafbeelding. Kerst? Kerst

in een islamitisch land? Nou ja,

kerst. Het ophangen van

kerstversiering in winkelcentra en

thuis is immens populair. De

meeste mensen noemen het ook

zo, maar officieel is er geen

Kerstman, maar een

H

In Turkije is het traditie om vlak voor de jaarwisseling rood,

nieuw ondergoed aan te trekken

Page 35: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 35

Nieuwjaarsman. Een kerstboom is ook geen kerstboom,

maar een Nieuwjaarsboom. De spanning tussen

secularisme en islam wordt ook op dit gebied

uitgevochten. ‘Ook’, want de strijd is op meerdere

vlakken goed zichtbaar. In tegenstelling tot Istanbul is

Izmir een, voor Turkse begrippen, seculiere stad. Toen ik

deze middag naar het centrum wilde reizen pakte ik de

metro. Links van me kwam een meisje zitten, tegenover

me en schuin tegenover me. Allen zonder hoofddoek.

Hadden we met de bus gereisd, dan was dit ook mogelijk

geweest, ténzij je van tevoren geboekt had. Dan hadden

we niet zomaar naast elkaar kunnen zitten. ’S Ochtends

leek het me namelijk een goed idee om een trip naar

Efeze te plannen. Afgezien van de wonderen uit de

Oudheid (waarvan de mooiste is gesloopt om de kerk

van Johannes te bouwen) zijn er mooie kerken te

bezichtigen, alsmede het graf van Johannes de Evangelist

en het huisje in het bos waar Maria de Moeder na de

kruisiging verbleef.

Bij het boeken op internet kreeg ik naast de

vertrektijden de onderstaande afbeelding te zien. Je

moet bij het boeken aangeven of je een man of een

vrouw bent. Het is namelijk niet toegestaan – hoewel dit

niet officieel, maar ongeschreven is – om als vreemde

man en vrouw naast elkaar te zitten. Als je met familie

reist of je bent getrouwd, dan is zulks geen probleem,

maar niet als onbekenden. Het leek me wat arbitrair om

hier wel op toe te zien bij dit soort busritten en niet bij

elke andere, maar goed; hoewel het uit de

onderbroekenverkoop niet zo bleek, heerst er een taboe

op de nabijheid van verschillende seksen, seks in het

algemeen om over homoseksualiteit nog maar te

zwijgen. Deze week sprak de minister van binnenlandse

zaken over de Koerdische partij PKK, en noemde hen:

‘immoreel, niet menselijk, *hier verontschuldigt hij zich

voor dat wat komen gaat+ …net zoals homoseksualiteit’.

Goed, dat brengt me weer in het nu; zes uur dus.

Het is donker en ik zit het lichtspel op het plein te

bewonderen. De palmbladeren die al erg groen zijn,

worden in het donker nog groener door de groene

lampen die erop gericht zijn. Te midden van de bomen

wordt de muur om de klokkentoren in helder wit licht

gezet, en de toren zelf in een warme oranjeachtige

gloed. Dan zie ik vanuit mijn rechter ooghoek een man

mijn bankje naderen. Hij werpt een paar schuinse

blikken naar me, maar kijkt me verder niet aan. Pas al

hij zit en de situatie even getaxeerd lijkt te hebben,

groet hij me. Vol vertrouwen, na de afronding van mijn

allereerste reeks lessen Turks, groet ik de man terug. Zijn

gezicht kan ik me niet goed meer herinneren, behalve

zijn ingevette haar. Hij zal een jaar of 35-40 zijn geweest

en droeg een beetje een pompeus pak met zijn jas los

over zijn schouders, zoals de belangrijke maffiosi dat in

de film ook doen. Op zijn linker vestzak had hij een

speldje van de Turkse vlag gestoken. Voor het gemak

noemen we hem Mehmet.

Mehmet spreekt me aan. En met één zin wist de

man mijn hele vertrouwen in de beheersing van de

Turkse taal over boord te gooien: geen flauw benul wat

ie zojuist heeft gezegd! In m’n beste Turks gooi ik

Kerst? Kerst in een islamitisch land?

Nou ja, kerst. Het ophangen van

kerstversiering in winkelcentra en

thuis is immens populair

Page 36: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 36

anlamadım (lett: ik begreep het niet) eruit. Tamelijk

tevreden over deze comeback maak ik me op voor het

vervolg. ‘Where are you from?’, vraagt ie. ‘Hollandada

oturuyorum’ (ik woon in Nederland), is mijn antwoord.

‘Ah, tamam’ (okay). Wat ik hier doe? Nou ja, ik ben bij

vrienden op bezoek. En jij? Woon jij hier? Ja. Ik ben

technician. Ow? Nou, denk ik op dat moment, dan heb jij

je op een feest gekleed – het is immers oudejaarsavond

– of er is iets anders aan de hand. Het blijft echter niet

bij de koetjes en kalfjes, want Mehmet duikt meteen de

diepte in: Do you have a girlfriend here? Lichtelijk

gealarmeerd door de vraag, maar nog niet bewust van

de echte oorzaak van het nare onderbuikgevoel, zeg ik

‘nee’. Do you have a girlfriend

in Europe? Hij laat er geen

gras over groeien, zeg. Om

maar niet tegen te vallen in de

ogen van de masculiene

Turken zeg ik ‘natuurlijk’. Are

you married? You have no

ring. Ai, ik ben d’r bij. Nee, toch niet: ‘Nee, ik ben niet

getrouwd, maar dat gaat snel gebeuren, Insha’Allah.’

Tweede goede comeback. Na deze en enkele andere

woorden, besluit Mehmet om tien over zes dat hij me

wel mag. ‘You very nice’, zegt ie. ‘Me very nice too?’,

vraagt ie met grote ogen terwijl hij beurtelings naar mij

en hem wijst. Natuurlijk. Je bent een aardige peer.

Eindelijk iemand op wie ik in alle rust mijn Turks kan

oefenen. Mehmet denkt daar anders over en zegt wat

onbegrijpelijks terwijl hij aan mijn pols begint te

frunniken. De lichtelijke alarmering na zijn eerste vragen

is wel overgegaan in het rinkelen van alarmbellen. Ik ben

gewend dat Turkse mannen elkaar twee kussen geven

als ze elkaar als bekenden ontmoeten, maar dit ben ik

nergens tegengekomen. Terwijl ik niet precies weet hoe

ik beleefd weg kan komen, besluit Mehmet dat hij me

om 18.13 toch iets moet voorstellen: ‘Tonight 2012.

Maybe we joentè?’ Met de beste wil van de wereld weet

ik er niets van te maken. Joentè? Is dat Engels? In twee

talen laat ik vloeiend weten dat ik er niets van begrijp,

totdat ik eindelijk ‘unite’ kan herkennen. ‘Unite?’ vraag

ik, terwijl de alarmbellen harder beginnen te rinkelen.

‘Yes’, zegt ie. Uiteindelijk vraagt ie me: ‘do …(gebrabbel,

lost in translation) seks?’ Nou, nu is het me wel ver

genoeg gegaan, maar ik wil beleefd blijven en door al

onze misverstanden weet ik niet zeker of hij heeft

gezegd, wat ik dacht te hebben gehoord. Is hij echt op

mijn rode onderbroek uit? Na het echter twee keer

herhaald te hebben, ben ik toch vrij zeker van de

opmerking, en is het aantal decibellen van die

alarmbellen gerezen tot een

oorverdovend geraas. Ik kan

me niet voorstellen dat deze

man me zo openlijk benadert.

Dit kán hier toch helemaal

niet? De uitspraken van de

minister zijn nog niet in de lucht opgelost, of de realiteit

komt om de hoek kijken. Ik probeer de situatie te

redden: ‘sure I like, but with my girlfriend, and not before

we are married’. Misse boel. Mehmet hoort alleen, ‘Sure

I like’ en herhaalt zijn aanbod nogmaals met een

glimlach. Dan maar de koude douche: ‘No, not with men.

Are you going to the concert tonight?’ (gewoon

overheen praten) ‘Yes? Well maybe see you then. It was

nice talking to you but my friends are waiting. Bye’. En

weg was ik. Mehmet keek nog even beteuterd, maar

legde zijn jas goed over zijn schouders en stiefelde rustig

de andere kant op het plein over. Ik daarentegen was al

verbaasd over de belevenissen van de dag, de contrasten

in het land, maar weet nu helemaal niet meer waar ik

het in Turkije moet zoeken. Hoe werkt het hier?

Mehmet spreekt me aan. En met één zin wist de man mijn hele vertouwen

in de beheersing van de Turkse taal over boord te gooien: geen flauw idee

wat ie zojuist heeft gezegd!

Page 37: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 37

Prinsheerlijk?

et meisje strijkt met haar vingers over de

kleurige veren op haar tooi. Haar snoezige,

beige indianenpakje is afgewerkt met

diamantjes en zelfs haar schoentjes hebben bijpassende

western-achtige stiksels op de zijkant. Als een trotse

indianenprinses zit ze naast haar moeder tegenover mij

in de bus.

De prachtige zwierjurken, glimmende tiara en

het lange glanzende haar dat haar perfecte gezichtje

omlijsten: wat wilde ik vroeger ook graag een prinses

zijn. Het liefst zo’n eentje van Disney; inclusief anorexia

taille en botoxhoofd. Met mij droomden ontelbare

meisjes over hoe we ons enorme paleis in zouden

richten (‘de eenhoornstal roze of goud?’) en hoe we

trots naar het volk konden zwaaien met onze superhunk

aan één arm. Iedereen zou van ons houden en we

zouden het toonbeeld zijn van perfectie.

Wat ontnuchterend is een kijkje in de

geschiedenis. Echte prinsessen leefden lang niet altijd in

een droomwereld maar ook gewoon in de harde

realiteit. De vrouw van stadhouder Willem II, Maria

Henriëtte Stuart, bijvoorbeeld. Haar vader werd

onthoofd en het liefst wilde Oliver Cromwell ook haar uit

de weg ruimen. De spanningen liepen zo hoog op dat de

eerste Nederlands-Engelse oorlog al snel een feit werd.

Naast de Engelsen waren ook de Orangisten geen fan

door haar snobistische voorkomen. Ook kwam ze in

financieel zwaar weer en moest ze aankloppen bij

monarch Lodewijk XIV. Toen ze eindelijk weer naar

Engeland terug kon, stierf ze op 29-jarige leeftijd aan de

pokken. Hoezo happy ending? En wat te denken van

prinses Sisi, waar ook een sprookjesachtige

tekenfilmserie van bestaat. Zij werd met een scherpe vijl

door haar korset, recht in haar hart gestoken op de kade

bij het meer van Genѐve. Ze dacht dat het slechts een

brutale poging tot overal was, maar later aan boord

zakte ze in elkaar en stierf. Een recenter voorbeeld is

natuurlijk het tragische leven van prinses Diana: het

sprookje van de kleuterjuf die prinses werd en wiens

leven mysterieus eindigde in een autotunnel bij Parijs.

Tenslotte nog het laatste, noodlottig voorbeeld

waar heel Nederland om treurt: prins Friso. Een lawine

wijkt simpelweg niet uit omdat je een prins of prinses

bent. Een zwaar gevoel van medelijden overvalt me als ik

denk aan prinses Mabel naast zijn bed, onzeker en bang

om haar geliefde voor altijd te verliezen. We kunnen

tegenwoordig veel, maar een prins wakker kussen zal

toch echt alleen in de sprookjes blijven bestaan.

De bus is inmiddels gestopt en het meisje

huppelt lachend aan de hand van haar moeder naar

buiten. Ik denk terug aan de middag dat ik Pocahontas

voor de zoveelste keer zag en aan het scherm geplakt zat

bij de laatste scène waar de gelukkige prinses zwaaide

naar haar stam vanaf de boot naar Engeland. Mijn

moeder kwam toen de woonkamer in en zei: ‘Ze is

helemaal niet eens aangekomen in Engeland hoor. Stierf

nog voor ze de boot op ging aan tuberculose ofzo.’

H

Column

Suzan Mateboer

Een zwaar gevoel van medelijden

overvalt me als ik denk aan prinses Mabel

naast zijn bed, onzeker en bang om haar

geliefde voor altijd te verliezen

Page 38: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 38

Verzetsheld na 66 jaar

eindelijk weer huiswaarts

Door Benjamin van den Dobbelsteen

Een blankhouten, kinderformaat kistje op de

achterbank van een taxibusje. Op de deksel verwees

alleen een klein, goudkleurig naamplaatje naar de

inhoud ervan. Verzetsheld Albertus (Bertus) de Raaf

(1924-1944) keerde in 2010, na 66 jaar van onzekerheid,

eindelijk weer huiswaarts. Het zal niet zijn geweest wat

zijn nabestaanden gehoopt hadden, maar de opluchting

dat na al die jaren van onzekerheid eindelijk het lot van

hun oom en broer bekend is geworden, moet groot zijn

geweest. Vanuit zijn anonieme rustplaats in Porta

Westfalica (Duitsland), werd hij, haast via dezelfde weg

die hij in 1944 bij leven aflegde, door vrienden

teruggebracht naar Nederland. Hij bracht tijdens deze

reis een laatste bezoek aan de plaatsen die aan het

einde van zijn leven op zijn ‘dodenmars’ heeft moeten

bewonen.

ijn naam stond al op de Erelijst der gevallenen,

en men vermoedde dat hij waarschijnlijk was

overleden in concentratiekamp Neuengamme,

maar niemand kon met zekerheid zeggen wat er echt

met hem gebeurd was. Na 66 jaar krijgt de familie De

Raaf eindelijk uitsluitsel. Zijn ouders en zijn broer, met

wie hij niet alleen een bloedverwantschap, maar ook een

innige vriendschap deelde, hebben het rijk der levenden

verlaten zonder het lot van hun zoon en broer te weten.

Zijn zus en neef leven nog wel, net als zijn beste vriend.

Bertus de Raaf werd geboren op 28 juni 1924 in

Emmer-Compascuum (gemeente Emmen, Drenthe), en

woonde hier het grootste gedeelte van zijn leven.

Emmer-Compascuum lag in die tijd in veengebied en het

is dan ook niet verwonderlijk dat Bertus veenarbeider als

beroep koos. Toen Nederland in 1940 binnengevallen

werd door de Duitsers, zal hij waarschijnlijk, zoals zoveel

Nederlanders, onverstoord zijn werk hebben voortgezet.

Toch moet deze jonge veenarbeider al snel in

verzet zijn getreden tegen de Duitse bezetter, want hij

zat halverwege 1944, de hoogtijdagen van het

Nederlandse verzet, al ondergedoken op het

onderduikadres waar hij zou worden gearresteerd. Het

was niet vanzelfsprekend dat de Nederlanders bij het

verzet gingen. De meeste van onze landgenoten kozen

Z

Toen Nederland in 1940

binnengevallen werd door de

Duitsers, zal hij waarschijnlijk, zoals

zoveel Nederlanders, onverstoord

zijn werk hebben voortgezet

Page 39: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 39

eerder voor de veilige neutraliteit. Toch zijn er veel

verzetstrijders tijdens de oorlog, en vooral in het laatste

jaar, opgepakt en gefusilleerd. Ook Bertus is dit lot

toebedeeld, al wordt hij niet doodgeschoten op een

stille plek ergens in de duinen. Op

het moment van zijn arrestatie

had hij er een verzetscarrière

opzitten die hem

noodgedwongen had laten onderduiken op een

boerderij in het Drentse Smilde. Hij had waardepapieren

vervalst en vervoerd, en had wapens verborgen voor het

moment dat Nederland bevrijd zou worden. Bronnen

spreken elkaar tegen over de reden waarom Bertus

uiteindelijk voor een onderduikadres koos. Of hij het had

gedaan vanwege het feit dat hij weigerde voor de

Duitsers te

werken of

simpelweg

vanwege de

angst om

verraden of

ontdekt te

worden, het

verandert niets

aan de datum 2

juni 1944. Op

deze datum

werd hij vroeg in

de ochtend samen met een verzetsvriend uit de

boerderij in Smilde gesleurd en gearresteerd.

Na zijn arrestatie moet de wereld Berend als een

waas voorbij zijn gegaan. De gebeurtenissen volgden

elkaar in snel tempo op. Meteen na zijn arrestatie werd

hij opgesloten in de gevangenis in Assen. Hier bleef hij

slechts enkele dagen, waarna hij werd doorgestuurd

naar Durchgangslager Amersfoort. Hier kreeg hij onder

andere te maken met de beruchte kampbeul Kotälla,

volgens een illegale brief die hij naar buiten wist te

krijgen. Kotälla was een psychisch onstabiele beul die

het vooral voorzien had op Joden en priesters en die

meermalen deel moet hebben uitgemaakt van een

vuurpeleton. Bertus moet deze praktijken van dichtbij

hebben gezien. In kamp Amersfoort moest Bertus lange

dagen met zwaar werk vullen tot hij op 11 september

1944 op transport naar concentratiekamp Neuengamme

werd gesteld. Dit kamp ligt ongeveer 18 kilometer ten

zuidoosten van Hamburg. Op 1 oktober werd hij

doorgezonden

naar het

subkamp

Lerbeck te Porta

Westfalica, dat

diende voor

dwangarbeid.

Slechts tien

weken zou

Bertus hier

opgesloten

zitten, want op

10 december

1944 stierf hij. Volgens Duitse registratieformulieren was

dit het gevolg van lichamelijke complicaties. Wat er

vervolgens met het lichaam van Bertus is gebeurd, was

66 jaar lang onduidelijk.

Zesenzestig jaar na zijn overlijden wist een

biograaf, die een boek schreef over Bertus, na veelvuldig

contact met Duitse archivarissen de plaatselijke Duitse

overheid zover te krijgen op zoek te gaan naar een

verloren gewaande kaart van een begraafplaats in Porta

Westfalica. Hierop werd gewezen door historici en oud-

kampbewoners. Deze kaart werd gevonden. Hierop

stond een massagraf aangegeven en werd de naam van

Bertus genoemd. Het kostte niet veel moeite om

toestemming te krijgen van de Duitsers om op de

aangegeven plaats te graven. Een witte kunststof zak

Het was niet vanzelfsprekend dat de Nederlanders bij het verzet gingen.

De meeste van onze landgenoten kozen eerder voor de veilige neutraliteit

Bertus was misschien geen Oskar

Schindler, Walter Sűskind of Irene

Sendler, maar het goede is een

absolute waarde en niet onderhevig

aan gradaties

Page 40: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 40

werd gevonden (tijdens de Tweede Wereldoorlog

werden deze niet gebruikt, maar na de oorlog werden de

massagraven door Duitsers geopend en werden de

lichamen eerbiedig herbegraven in dit soort kunststof

zakken) en na DNA onderzoek bleek het inderdaad om

de beenderen van Bertus te gaan.

Op zijn laatste reis, die zou eindigen in Heiloo

waar hij bij zijn broer zou worden begraven, deed Bertus

in tegenovergestelde richting de plaatsen aan waar hij

was geweest. Dit begon in Porta Westfalica, waar hij

stierf. Vervolgens reisde hij af naar Emmer-

Compascuum, waar hij kort herenigd werd met zijn

ouders (daar begraven), en naar zijn onderduikadres in

Smilde. De laatste halte voor Heiloo was kamp

Amersfoort, waar een speciale herdenkingsdienst werd

gehouden.

Bertus was misschien geen Oskar Schindler,

Walter Süskind of Irene Sendler, maar het goede is een

absolute waarde en niet onderhevig aan gradaties.

Daarom mag zijn verzet op kleinere schaal niet afgedaan

worden als minder belangrijk. Zijn verhaal toont aan dat

ook anno 2012 de Nederlandse samenleving, net zoals

die van vele andere landen, nog niet los staat van het

verleden, maar dat de Tweede Wereldoorlog nog steeds

actueel is.

SS-er J.J. Kotälla, rechts majoor W.J. Siedenburg - 1945 Bron: Beeldbank WO2 – Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie

Page 41: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 41

‘Het had heel anders af

kunnen lopen met het Koningshuis’

Historica Daniela Hooghiemstra over de beginjaren van het Koninkrijk der Nederlanden tot de Oranjes in de toekomst Door Ozan Karakoc

Vorig jaar haalde de PVV van Geert Wilders wederom het nieuws met zijn controversiële uitspattingen. Toen was

koningin Beatrix de ‘rekening van de dag’. Wilders wilde namelijk dat de politieke rol van de koningin drastisch wordt

ingeperkt. De leider van de populistische partij wilde het liefst dat onze koningin geen rol zou spelen bij de

kabinetsformatie. In de periode van 1813-1840 was dit gedachtegoed geheel ondenkbaar. In deze periode regeerde de

eerste koning van Nederland, koning Willem I als een absolutistisch vorst. Willem I nam politieke besluiten en bepaalde

het beleid. Hij was ook verantwoordelijk voor de financiën. Bovendien benoemde hij de ministers, en hij kon ze ook

ontslaan. Deze vorm van absolute monarchie is in de loop der jaren veranderd in een constitutionele monarchie.

Vandaag de dag zien we dat politieke systeem nog steeds terug in Nederland, met als staatshoofd koningin Beatrix. Ze is

‘hotter’ dan ooit tevoren, maar de vraag is wanneer ze plaats maakt voor Willem Alexander. Volgens historica en

journaliste Daniela Hooghiemstra duurt het niet lang meer. Ze geeft een lezing in het Historisch Centrum Overijssel (HCO)

over de mannelijke voorgangers van de vorstinnen in de negentiende eeuw en over de rol van de Oranjes in de

toekomst.

Page 42: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 42

et Historisch Centrum Overijssel presenteert

in samenwerking met Waanders

boekverkopers voor de vierde keer de

‘Waanders-lezingen’. Voor deze lezingen worden

gerenommeerde auteurs en historici uitgenodigd om te

komen spreken over uiteenlopende thema’s. Historicus

Luc Panhuysen deed de aftrap, gevolgd door Herman

Pleij en nu is het de beurt aan Daniela Hooghiemstra. Ze

is historica en heeft jarenlang gewerkt als

verslaggeefster bij NRC Handelsblad. Ze debuteerde in

2005 met het boek Vertel dit toch aan niemand dat zij

samen met Dorine Hermans schreef over het leven van

Henriëtte Van de Poll, hofdame van Koningin Emma

(1858-1934).

Het is 5 februari 2012. De laatste bezoekers

nemen plaats in de zaal waarin Daniela Hooghiemstra

haar opwachting maakt. Het komende uur komt de

geschiedenis van het Koninklijk Huis in een notendop

voorbij. Ze staat klaar. De laatkomers zitten en de lezing

kan beginnen. Althans, dat dacht men. Voordat de

historica kon beginnen met haar boeiende portret van

de vorstinnen en haar mannelijke voorgangers, was er

een ding zoek. Dat was de afstandsbediening van de

PowerPoint. Het lag onder de papieren. Ze gaat echter

onverstoord verder.

Het ontstaan van de monarchie

Tot 1795 was Nederland een republiek. In de Franse tijd

werd Nederland een eenheidsstaat, de Bataafse

Republiek. Onder Lodewijk Napoleon werd Nederland

voor het eerst een Koninkrijk. Dat duurde slechts vier

jaar (1806-1810). In 1813 was het dan zo ver. Nederland

herwon zijn onafhankelijkheid. Willem Frederik was de

zoon van de laatste stadhouder Willem V en werd

uitgeroepen tot soeverein vorst. Willem Frederik werd

uitgeroepen tot koning in 1815 en staat beter bekend als

Willem I. In 1830 scheidden de Zuidelijke Nederlanden

zich af en negen jaar later erkende Nederland het

nieuwe Koninkrijk België.

Een jaar later trad Willem I af. Hij was hevig

teleurgesteld vanwege het verlies van België. Hij kon het

niet meer aan. De eerste koning van het Koninkrijk der

Nederlanden werd opgevolgd door zijn zoon, Willem II.

‘Hij hunkerde naar heldenstatus. Hij was evenzo koppig

als zijn vader. Terwijl Willem I calvinistisch en rationeel

was, zag Willem II zichzelf als een levensgenieter’, aldus

Hooghiemstra. Die heldenstatus kreeg hij uiteindelijk.

Dat heeft hij vooral te danken aan zijn bijdrage aan de

slag bij Waterloo. Deze slag in 1815 werd de definitieve

nederlaag voor Napoleon Bonaparte. Hij vocht mee

onder de hertog van Wellington. Als dank daarvoor

kreeg hij van Paleis Soestdijk aangeboden. Hij nam

uiteindelijk de plaats in van zijn vader als Koning der

Nederlanden.

Koning Gorilla

Na een halfuur ging Daniela Hooghiemstra verder. Na

Willem I en II behandeld te hebben, ging ze logischerwijs

door met de koning die met zijn gedrag de monarchie

aan het wankelen bracht. Willem Alexander Paul

Frederik Lodewijk was zijn naam. Beter bekend als

Willem III.

H

„Terwijl Willem I calvinistisch en

rationeel was, zag Willem II zichzelf

als een levensgenieter‟

Page 43: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 43

Aanvankelijk had hij weinig zin om zijn vader

Willem II op te volgen in 1849. Hij had grote moeite met

de beperking van de Koninklijke macht onder zijn vaders

bewind die door de grondwetswijzing van Thorbecke in

1848 tot stand was gekomen. Wat ook heeft

meegespeeld was dat Willem III zich nog nauwelijks met

staatszaken had bemoeid. Hij kon zich nog niet bewijzen.

‘Niemand had vertrouwen in hem. Als hij de absolute

macht had gekregen, was het met Nederland niet goed

afgelopen’, aldus Hooghiemstra.

Koningin Emma met prinses Wilhelmina Bron: Nationaal Historisch Centrum

Willem III vond de Grondwet van 1848 ,die de

grondslag heeft gelegd voor het principe van ministeriële

verantwoordelijkheid die we vandaag de dag kennen, te

liberaal. Dat houdt in dat de ministers verantwoording

aan het parlement verantwoording verschuldigd zijn

voor hun doen en laten bij de vervulling van hun taken.

Niet te vergeten, zijn de ministers verantwoordelijk voor

het optreden van het staatshoofd. De historica: ‘Er was

met de liberale Grondwet van 1848 nog geen

democratie in Nederland, maar de ministers waren

vooral eindverantwoordelijk. Hij moest de politieke

zaken bespreken met andere ministers.’

Willem III kreeg al snel ruzies met politici.

Rationaliteit was bij Willem III ver te zoeken in

tegenstelling tot Willem I, en zelfs zijn vader ging

verstandiger te werk met dit soort conflicten terwijl hij

ook werd gezien als een levensgenieter. Willem III wilde

niets weten van de grondwetswijzing. Hij ging zelfs door

met regeren alsof er helemaal geen Grondwet bestond.

De ruzies leidden tot nieuwe verkiezingen. Uiteindelijk

had Willem III in de gaten dat deze felle conflicten geen

positieve gevolgen voor hem zouden hebben. Zijn

belangstelling voor het regeren werd steeds kleiner.

Willem III hield van het leven. ‘Zo vader, zo zoon’, zou je

denken. Hij had een voorliefde voor de jacht, vrouwen

en drank. Hij kreeg zelfs de spotnaam ‘Koning Gorilla’,

omdat hij zo impopulair was onder het volk. Het was

geen fijne man om mee samen te werken. Willem III

overleed op 23 november 1890 en was meer dan veertig

jaar het staatshoofd van het land.

‘Een stukje Nederlandse geschiedenis’

De historica sluit haar lezing af. Er volgt een korte

onderbreking. Twee jonge dames serveren koffie en

thee, en de schaal met lekkere koekjes ligt klaar voor de

bezoekers. Daniela Hooghiemstra gaat ondertussen

verder met haar betoog met een paar mensen die

duidelijk zeer geïnteresseerd zijn over de geschiedenis

van het koninklijk huis. De rest van de bezoekers staat in

het gangetje te praten over onder andere de koninklijke

familie en uiteraard over Beatrix en haar zoon Willem

Alexander. Dat komt eigenlijk goed uit, want de gasten

kunnen zo dadelijk tijdens de vragenronde vragen stellen

aan Daniela Hooghiemstra over de rol van de Oranjes

van nu.

Willem III had een voorliefde voor de

jacht, vrouwen en drank. Hij kreeg

zelfs de spotnaam „‟Koning Gorilla‟,

omdat hij zo impopulair was onder

het volk

Willem III vond de Grondwet van 1848,

die de grondslag heeft gelegd voor het

principe van ministeriële

verantwoordelijkheid die we vandaag de

dag kennen te liberaal

Page 44: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 44

Portret van Willem III, koning der Nederlanden, gemaakt door Pieter de Josselin de Jong - 1887 Bron: Rijksmuseum Amsterdam

De gasten nemen hun plaats weer in en de

vragenronde kan beginnen. Na een paar vragen

beantwoord te hebben, gaat Daniela Hooghiemstra in op

de stelling of de privéstukken en archieven van het

koningshuis toegankelijk moeten worden. De historica

vindt het van wel. ‘De geschiedenis van de koninklijke

familie is ook een stukje geschiedenis van Nederland.’

Onlangs heeft Alexander Pechtold, de fractievoorzitter

van D66, gezegd dat het koninklijk huisarchief openbaar

moest worden. Aanleiding hiervoor was dat hij wilde dat

er een nieuw onderzoek moest komen naar Prins

Bernard en zijn beslommeringen. Volgens premier Rutte

is het aan de Oranjes om te bepalen of de privéstukken

openbaar worden gemaakt. Het is moeilijk om dit voor

elkaar te krijgen, vanwege het feit dat Beatrix en de rest

van de Oranjes bijzonder voorzichtig zijn met het naar

buiten brengen van privéstukken. ‘Privé is belangrijk

voor hen’, aldus Hooghiemstra.

De historica deelt haar ervaringen over het

koninklijk huisarchief met de bezoekers in de zaal. ‘Ik

moest een brief schrijven naar de koningin om

toestemming te vragen om bepaalde privéstukken te

mogen inzien. Ik moest uiteindelijk het hele manuscript

laten zien.’ Het was voor Daniela Hooghiemstra duidelijk

een hele strijd om historische bronnen van het

huisarchief te mogen bekijken.

Het koninklijk huisarchief is in 1825 door Willem I

ingesteld om de archieven centraal te beheren. Het

gebouw beheert tegenwoordig een aantal collecties. Ten

eerste het archief. Het archief bevat de persoonlijke

archieven van leden van het huis Nassau en het huis

Oranje-Nassau vanaf de dertiende eeuw tot nu. Verder

bevat het de archieven van de dienst van het koninklijk

huis, de hofhouding en van personen die bij het hof

betrokken zijn geweest.

Ten tweede de bibliotheek die is gevormd vanaf

de terugkeer van de Oranjes in Nederland in 1813. De

bibliotheek bestaat uit meer dan 70.000 boeken,

tijdschriften en brochures.

Ten derde bevat het huisarchief de

documentaire verzamelingen. De documentaire

verzamelingen bestaan uit topografische tekeningen en

prenten, prentbriefkaarten, gedrukt materiaal

(krantenknipsels, brochures, menukaarten en

programma's) en een fotoarchief.

Page 45: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 45

Vandaag de dag

De belangrijkste vraag die er werd gesteld, is wanneer

Willem Alexander zijn moeder gaat opvolgen.

Tot nu toe doet koningin Beatrix het goed bij de

Nederlandse bevolking. Ze is altijd rustig gebleven

wanneer er bijvoorbeeld ophef is ontstaan over het

Koningshuis in de media. De weinige keren dat ze op de

televisie verschijnt, komt ze gelijk overtuigend over en is

ze beheerst in haar doen en laten.

Voor Willem Alexander ligt er een grote taak op

zijn schouders wanneer hij zijn moeder gaat opvolgen.

Volgens Daniela Hooghiemstra duurt de opvolging niet

lang meer. Volgens haar heeft Willem Alexander

anderhalf jaar geleden een opleiding gehad van Jaap

Leeuwenburg. Als de koningin plotseling besluit te

stoppen, moet Willem Alexander zijn intrede doen als de

nieuwe koning van Nederland. Hij moet daarom goed

voorbereid zijn op dat soort momenten. Om die reden

geeft Leeuwenburg, die tevens particulier secretaris is

van Beatrix, raad aan de huidige prins om in de toekomst

zo goed mogelijk voor de dag te komen als koning van

Nederland.

De achilleshiel

Het is tegenwoordig moeilijk voor het koningshuis om

het privéleven te combineren met de publieke functie

die de Oranjes moeten bekleden. Volgens Hooghiemstra

is de rol van de media erg groot geworden. ‘De media

zijn de achilleshiel van de koninklijke familie. Het is

tegenwoordig moeilijk om privézaken binnenskamers te

houden. Er is tenslotte geen adel meer.’ De rol van de

adel in de negentiende eeuw was ontzettend groot in de

koninklijke familie, want de adel zorgde ervoor dat de

geheimen van het Koningshuis niet naar buiten werden

gebracht.

Tot slot beantwoordt de historica de vraag of het

koningshuis over vijftig jaar nog bestaat. Ze zegt hierover

dat de Oranjes populairder zijn dan ooit. Koningin

Beatrix is daar een groot voorbeeld van. Voorlopig

kunnen we nog genieten van de feestjes en de

gezelligheid tijdens de Koninginnedag op 30 april. Ook

Willem Alexander kan dat als de toekomstige koning van

Nederland.

Meer lezen?

Dorine Hermans & Daniela Hooghiemstra - Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren

Dorine Hermans & Daniela Hooghiemstra - Ik Mag Ook Nooit Iets

„De geschiedenis van de Koninklijke

familie is ook een stukje geschiedenis

van Nederland‟

„De media zijn de achilleshiel van de

koninklijke familie. Het is

tegenwoordig moeilijk privézaken

binnenkamers te houden.‟

Page 46: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 46

“Meneer, ik kan niet kiezen”

Het ‘kiessyndroom’ van de leerling en

het gevolg voor de school van de toekomst

Door Daan van Leeuwen

Een leerling moet tussen zijn vijftiende en

vijfentwintigste de belangrijkste keuzes van zijn

loopbaan maken. De keuzemomenten volgen elkaar in

hoog tempo op en worden steeds belangrijker. Het

onderwijs is zo ingericht dat we levensbepalende

keuzes al zo vroeg

mogelijk moeten

maken. In een tijd en

in een samenleving die

steeds meer van hen

vraagt wordt de

leerling straks het kind

van de rekening.

e leerling

heeft steeds

meer moeite

met het maken van

deze keuze. Dat heeft onder andere te maken met de

veranderende samenleving, waarbij ‘individualisering’ en

‘digitalisering’ sleutelwoorden zijn geworden. Er is een

cultuur ontstaan die zich niet meer richt op de ander of

op de maatschappij maar op de persoonlijke

ontwikkeling van

iedere individu.

De

jongeren van

tegenwoordig,

met jongeren

bedoel ik scholieren en studenten tussen de 14 en de 26

jaar, zijn onderdeel van een nieuwe groepscultuur: de

prestatiecultuur. Het wordt steeds belangrijker om te

presteren en de lat wordt steeds hoger gelegd. De media

hebben daarin de belangrijkste rol op zich genomen. In

televisieshows, talentenjachten en op social media

worden de nieuwe eisen aan de jongeren gesteld. De

adolescenten scheppen ambities naar de maatstaven

van de dominante Amerikaanse media, waarin

presteren van

levensbelang is. Als we

jongeren van nu

vergelijken met

jongeren van tien jaar

geleden, zien we dat

de jongeren van nu

veel extraverter zijn. Ze

willen zich

onderscheiden en zich

bewijzen.

De drang om te

profileren wordt

ingebed in een samenleving (en schoolsysteem) waarin

ook alles kan. Je krijgt de keuze om te studeren wat je

wilt en de vrijheid om je te profileren zoals jij dat graag

zou willen. De eis om te profileren wordt de leerling

daarmee min of meer opgedragen door anderen.

Opgevoed door de media

De keuzestress is niet alleen te verklaren vanuit de

invloed van de ‘social media’, maar is ook te wijten aan

de opvoeding thuis. De ouders hebben tegenwoordig

minder vat op de gestelde normen van hun kinderen.

D

Als we jongeren van nu vergelijken met jongeren van tien jaar geleden,

zien we dat de jongeren van nu extraverter zijn. Ze willen zich

onderscheiden en zich bewijzen

Page 47: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 47

Dat de media nu voor rolmodellen zorgen, is niet alleen

te wijten aan de talentenshows en Facebook, maar ook

aan de ouders. De ouders van de leerlingen werken vaak

allebei en besteden gemiddeld minder tijd aan de

opvoeding van hun kinderen. Daarvoor in de plaats

ontstaat er een schuldgevoel en verwennen ze de

kinderen steeds meer. Leerlingen worden daardoor

mondiger en krijgen steeds minder te maken met

tegengas van hun ouders.

De ouders zijn, in vergelijking met een generatie

daarvoor, veel beter opgeleid en genoten vaak een

academische opleiding.

Deze vanzelfsprekendheid

zorgt er voor dat kinderen

hun ouders niet langer als

rolmodellen zien. Kinderen

zoeken dan vaak een ander rolmodel en dat deze vaak

wordt gevonden in een figuur op televisie is dan ook een

logische optelsom. Daarbij komt ook het feit dat de

rolmodellen die ze in het echte leven tegenkomen,

bijvoorbeeld de docent of voetbaltrainer, niet langer tot

de verbeelding spreken. In de afgelopen jaren hebben de

allure en het charisma van het docentschap veel aan

terrein verloren. Een totale verkeerde ontwikkeling, dat

zult u met mij eens zijn. De drang om te profileren is dus

groter geworden, maar de leerlingen weten helaas niet

wat ze moeten worden.

Onderwijs

Terug naar school, waar de eerste belangrijke

keuzemomenten zich voordoen. De leerling moet op zijn

vijftiende al een profielkeuze maken. Op dat moment

moeten ze al kiezen in welk werkveld ze aan de slag

gaan. Wordt hij boer of agent, gaat hij naar de

bakkersschool of toch medicijnen studeren? Als hij

bijvoorbeeld kiest voor het profiel mens en maatschappij

vallen er al heel veel werkvelden af. Toch blijft de keuze

groot, té groot voor een leerling. Het tijdstip van kiezen

is puur uit praktisch oogpunt gekozen. Na de

basisvorming moet er gekozen worden voor een

duidelijke koers die zich uit in een profiel. Dat de leerling

nog helemaal niet klaar is voor een dergelijke keuze

wordt buiten beschouwing gelaten.

Uit recent onderzoek is gebleken dat de

hersenen zich tot ver in de adolescentie ontwikkelen en

dat de jong volwassene pas rond zijn of haar 23e

levensjaar volgroeid is. De frontale hersenkwab is net als

de overige hersendelen nog niet uitgegroeid rond het

moment van de keuze van het profiel. Dit hersendeel is

betrokken bij besluitvorming, planning en het overzien

van de lange termijn. De leerling kan de gevolgen van

zijn profielkeuze vaak niet goed overzien.

Ook op het moment dat de leerling moet gaan

kiezen voor een studie en het daar aan verbonden

beroep, is voor veel examenkandidaten eveneens een

moeilijk keuze. Begrijpelijk, je kunt tegenwoordig kiezen

uit meer dan 500 bachelorstudies. Van Aquatische

Ecotechniek tot leraar Fries en van Biometrie tot

Aziëstudies. Logischerwijs is het zo te verklaren dat meer

dan een derde van de beginnende studenten al voor

februari stopt met zijn of haar studie. We kunnen de

studenten van tegenwoordig niet eens ongelijk geven.

Want waar veel beleidsmakers en onderwijskundigen

geen rekening mee houden zijn de aspecten van de

steeds sneller veranderende vraag uit het bedrijfsleven.

Het hoger- en beroepsonderwijs bieden opleidingen aan

die tien jaar geleden relevant waren. Er zijn nu nog geen

studies die tegemoet komen aan beroepen die pas over

tien jaar zullen bestaan. Omgekeerd worden mensen nu

opgeleid in een vakgebied waar misschien over tien jaar

geen vraag meer naar zal zijn. We moeten erkennen dat

In de afgelopen jaren hebben de allure en het charisma van het

docentschap veel aan terrein verloren

Page 48: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 48

onderwijskundigen en

beleidmakers moeilijk

tegemoet kunnen komen

aan de vraag van het bedrijfsleven voor beroepen van de

toekomst. Ze kunnen immers niet in de tijd vooruit

kijken. De vragen die aan deze ontwikkelingen zijn

verbonden, zijn de vragen of de leerling zo vroeg moet

kiezen voor een profiel of vakgebied. De vraag die

daarbij aansluit is hoe het onderwijs er uit moet zien in

2022. We kunnen wel concluderen dat het onderwijs van

nu in hoog tempo klaar moet worden gestoomd voor

innovatie en verandering.

De school van de toekomst

Als beginnende docenten hebben we ook te maken met

een veranderende samenleving en veranderende

leerlingen. De leerlingen die wij straks gaan les geven

zullen heel anders zijn dan de leerlingen die nu op de

middelbare school zitten. Leerlingen van de toekomst

zullen een stuk individueler zijn en een stuk meer

gefocust op de toekomst. De leerlingen krijgen daarbij

een andere relatie met school. De leerlingen zullen

vragen om kwalitatieve dienstverlening waarin zij zoveel

mogelijk zullen leren in een zo kort mogelijk tijdsbestek.

Het wordt voor leerlingen steeds belangrijker om naast

school nog meer vaardigheden te ontwikkelen. De

leerling van de volgende generatie zal als het ware al op

zijn of haar vijftiende of zestiende jaar moeten beginnen

met het opbouwen van zijn curriculum vitae. De

profileringsdrang is al een serieus probleem maar zal

groteske vormen aannemen in de (nabije) toekomst.

De scholen van de toekomst zullen met de

leerlingen mee moeten veranderen. Ik verwacht dat in

de komende jaren vakken kritisch worden bekeken. Alle

vakken zullen worden uitgekleed en worden ontdaan

van nutteloze kennis, wat ten koste zal gaan van het

niveau van het vak. Er zullen ook nieuwe vakken

ontstaan in het voortgezet onderwijs. Leerlingen zullen

namelijk alleen behoefte hebben aan kennis en niet

meer aan gegevens en data. Het wordt belangrijker om

deze informatie te waarderen en er conclusies aan te

verbinden. Vaardigheden of competenties zullen ook in

het voortgezet onderwijs de kernwoorden van het

curriculum worden. Het onderwijsprogramma zal meer

veranderen naar de opzet die in het HBO gebruikelijk is

waarbij studenten projectmatig aan vakken werken en

daarmee vaardigheden leren. De invulling van het

onderwijs zal meer liggen op creativiteit, innovatie en

flexibiliteit. Ze moeten oog hebben voor de systemen die

zorgen voor ontwikkelingen. Omdat deze systemen

continu veranderen moet het onderwijs ook met grote

regelmaat mee veranderen.

De docent van de toekomst zal ook verschillen

met de docent van nu. Hij zal een stuk flexibeler moeten

zijn en meerdere vakken moeten kunnen doceren.

Omdat de leerlingen steeds individueler worden, moet

de docent meer oog hebben voor het persoonlijke

ontwikkelingsplan van de leerling en oog hebben voor

verschillen in de klas. Maar het belangrijkste wat de

docent zal moeten doen in de toekomst is de leerlingen

te helpen met het maken van een keuze, hoe moeilijk

het straks ook wordt.

Ik nodig de lezers van Filippides van harte uit om

in het volgende nummer kritisch te reageren op mijn

beschouwingen. Heb ik helemaal gelijk, of heb ik

bepaalde ontwikkelingen over het hoofd gezien?

De docent van de toekomst zal een stuk flexibeler moeten zijn en meerdere

vakken moeten kunnen doceren

Page 49: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 49

Historisch dispuut Varias Vias

Door Linda Eshuis

et eind van het jaar werd als vanouds

afgesloten met de kerstborrel van Varias Vias.

Dit jaar was het thema ‘winterwonderland’

waardoor er veel kerstmutsen te bekennen waren. Jetty

Bouma droeg de mooiste muts en won daarmee de prijs

voor de beste outfit. Ook mochten we deze avond van

haar column genieten. Verder werd er hard gestreden

tijdens de ‘pointless quiz’. Deelnemers waren docenten,

oud-voorzitters van Varias Vias en eerstejaars studenten.

De docenten moesten in de eerste ronde het onderspit

delven. Na de spannende finale tussen de oud-

voorzitters en de eerstejaars trokken de eerstejaars aan

het langste eind en gingen er met de prijs vandoor.

Tijdens het eerste dispuut van 2012 mochten wij

Dr. Richard Harmanni ontvangen. De titel van de avond

was ‘de Gouden Eeuw in perspectief’. In de lezing werd

met name aandacht besteed aan de impact van de

zeventiende-eeuwse Hollandse schilderkunst in de rest

van de wereld. In de zeventiende-eeuwse kunst zien we

een aantal scholen, waarvan de Italiaanse en de

Nederlandse toonaangevend waren. Verder heeft de

zeventiende-eeuwse kunst een grote impact gehad op

die van de achttiende eeuw. Veel inspiratie van

achttiende-eeuwse kunstenaars kwam van de

zeventiende-eeuwse kunst.

Voor de komende disputen hebben wij de

volgende sprekers voor jullie geregeld; Op 12 maart zal

Erik Prins komen spreken over zijn Bachelorscriptie over

homoseksualiteit in Egypte. Hij gebruikte de arrestatie

van 52 (homoseksuele) mannen op de ‘Queen Boat’ aan

de Nijl in Cairo (2001) als case study. Voor zijn onderzoek

heeft hij juridische- en identiteitsaspecten belicht wat

betreft homoseksualiteit in Egypte. Op 23 April mogen

wij Huub van ’t Hek verwelkomen bij Varias Vias. Hij zal

komen spreken over ‘Europa als etniciteit’.

Voor de overige disputen zijn we op dit moment

druk bezig om leuke sprekers te vinden. Zodra we hier

meer zekerheid over hebben komt hier een

aankondiging van op de website te staan. Ook krijg je

een aantal weken van tevoren bericht op je

Windesheim-mail met daarin informatie over de spreker,

het onderwerp en de datum van het dispuut. Hou dus de

site (www.variasvias.nl) en je mail goed in de gaten en

kom gezellig langs! Want naast de meerwaarde voor je

opleiding is het leuk om mensen van andere jaren van de

studie te leren kennen.

H

Op 23 april mogen wij Huub van ‟t Hek verwelkomen bij Varias

Vias. Hij zal komen spreken over „Europa als etniciteit‟

Page 50: Filippides maart 2012

Jaargang 18 – nummer 1 50

CCoollooffoonn

Filippides Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Windesheim

Eindredactie Nico Lettinck

Hoofdredactie Ozan Karakoc

Algemene redactie Linda Eshuis

Nigel Nieuwenkamp

Lisette Tijmens

Ingezonden stukken Niek Emsbroek

Suzan Mateboer

Daan van Leeuwen

Robert Boonstra

Maaike Oberink

Tim van Eenennaam

Benjamin van den Dobbelsteen

Lay-out Ozan Karakoc

Druk Repro Hogeschool Windesheim

Contact [email protected]

Twitter LVOGZwolle

Samenwerkingsverband Historisch Centrum Overijssel (HCO) te Zwolle

Varias Vias

De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor eventuele fouten die zijn opgetreden in deze uitgave.

Alle jaargangen zijn ter raadpleging beschikbaar in het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.