FD-essay Bouwen op burgerschap

1
Illustratie: Max Kisman Burgerschap Burgers pakken altijd al door samenwerking gemeenschappelijke problemen aan Overdreven sturing door overheid leidt tot bureaucratie en beknelling van passie Burger kan sleutel tot besparing zijn, door meer eigen inbreng en verantwoordelijkheid Bouwen op burgerschap In plaats van markt of staat: méér burger ............................................................................................ Steven de Waal ......................................................................................... A ls wandelaar in Milaan of London kun je ineens stui- ten op een plantsoen of parkje, vaak opvallend goed onderhouden, waar een klein, bescheiden bordje bij staat, dat zegt dat dit stukje stad is geadopteerd door een nabijgelegen hotel, bedrijf of buurt. Zij onderhouden dat, omdat het in hun belang is, omdat ze het beter en met meer aandacht kunnen doen dan gemeentelijke diensten en omdat ze het prettig en zinvol vinden om voor hun directe omgeving te zorgen. Ter contrastering: in Nederland zijn nu de eerste rotondes geadopteerd door onderne- mingen uit het midden- en kleinbedrijf (mkb), die daarmee weliswaar ook het onderhoud op zich nemen, maar dit met grote reclame-uitin- gen schreeuwend verkondigen. Niet het be- scheiden burgerschap staat voorop, maar feite- lijk wordt alleen een grote en opvallende recla- meruimte ‘gekocht’. Het is het verschil tussen commercialisering en vermaatschappelijking van de publieke ruimte. Het is precies het breukvlak waar Nederland nu voor staat en waar nog geen begin van een doordacht ant- woord op gevonden is in het publieke debat. Ook op dat politieke terrein kunnen we leren van het buitenland. De Conservatives in Enge- land hebben de verkiezingen gewonnen, grote verliezer is Labour dat dertien jaar alleen aan de macht was. Het grote nieuwe onderwerp dat de Conservatieven hebben ingebracht, heette Big Society: hoe geven we publieke diensten weer terug aan de burger en burgerschapsverban- den. Met voor Engelse begrippen revolutionai- re voorstellen als het recht op privaat initiatief vanuit non-gouvernementele organisaties (ngo’s) en verbanden van ouders, patiënten of huurders om bijvoorbeeld scholen en buurt- voorzieningen te mogen stichten. Met een op- roep om de coöperatieve structuur opnieuw in te voeren in veel publieksdiensten en daarmee burgers formeel mede-eigenaarschap te geven. Hun politieke analyse: Labour heeft veel col- lectief geld in publieke diensten gestoken, maar dit heeft door de te grote politieke sturing geleid tot vervreemding bij de burgers, tot bu- reaucratisering, tot te veel aandacht voor ver- antwoording en te weinig voor innovatie. Met andere woorden: (collectief) geld is niet het pro- bleem, politieke oversturing en pretenties wel. En, zeer opvallend, de Conservatieven kiezen niet voor de klassieke, liberale, rechtse oplos- sing van ‘meer markt’ , maar van ‘meer burger’! De hier opgevoerde probleemanalyse van de publieke diensten is natuurlijk naadloos op Nederland van toepassing, maar een dergelijk stoutmoedig nieuw plan ontbreekt bij iedere politieke partij. Terwijl Nederland qua formele structuur en wetgeving, om historische rede- nen, in deze richting al verder is dan Engeland. CDA is geen ‘kampioen’ meer Ook het afgelopen kabinet heeft juist op dit on- derwerp laten zien dat de Nederlandse politiek in grote verwarring is. Er was het mislukte plan een nieuwe juridische status te geven aan de ‘maatschappelijke onderneming’. Niemand begreep waarom er een juridisch antwoord kwam op een niet-bestaand juridisch pro- bleem. Het veld van private non-profitorganisa- ties in zorg, onderwijs, volkshuisvesting, waar- voor het zogenaamd bedoeld was, zag alleen maar nadelen en voelde zich juist niet gesterkt en gesteund door dit voorstel. Het voorstel werd ook misbruikt om en passant de gevoelige kwestie van de winstuitkering op de ziekenhui- zen te regelen. Politiek fundamenteler is de constatering dat de ‘oude kampioen’ van dit veld van instellingen en het achterliggende concept van ‘particulier initiatief’, het CDA, hier blijkbaar zelf niet aanvoelde wat er nodig was. Het CDA heeft nu ontdekt dat dat veld en dat concept niet meer ‘van hem’ is. We hebben de parlementaire onderwijsen- quête gehad, die heeft aangetoond dat ook in Nederland overdreven sturing en doorzettings- macht van de overheid leiden tot allerlei perver- se effecten, zoals bureaucratisering, beknel- ling van professionals en passie, ondoordachte nieuwe methoden, vergroting van de overhead en improductiviteit. En we hebben de ongelo- felijk mistige en niet-productieve strijd gehad tussen kabinet en woningcorporaties. De para- doxale situatie deed zich voor dat het kabinet hen juist zo veel mogelijk wilde behandelen als ‘gewone’ commerciële ondernemingen, ter- wijl de sector zelf daartegen protesteerde en met man en macht zijn uitzonderlijke situatie als weliswaar private, maar toch vooral maat- schappelijke organisaties verdedigde. En dit was dan hetzelfde kabinet dat via het wetsont- werp van de ‘maatschappelijke onderneming’ leek te pleiten vóór die aparte status. Verslaafd aan economen De nieuwe politieke constellatie, na dit kabi- net, oogde in eerste instantie zeker niet bemoe- digend. De Nederlandse politiek bleek, in de nationale verkiezingen, in eerste instantie ver- slaafd aan geld en de hogepriesters daarvan: economen. Het ging weer schaamteloos over gedetailleerde standaard koopkrachtplaatjes en over prognoses van ‘banen in 2040’. Opgele- verd door een economische wetenschap en een economisch planbureau dat de meest mon- strueuze crisis sinds 1929 in het geheel niet heeft zien aankomen. Alsof we in alles het KNMI vertrouwen en volgen qua weersvoor- spelling, maar het niet erg vinden als ze de com- binatie van springtij en hoog water dat de wa- tersnoodramp van 1953 veroorzaakte, ‘even’ niet hebben gezien. Maar het onderwerp van de vermaatschappelijking is geen economisch onderwerp en gaat, in eerste instantie, juist niet over geld, maar over betrokkenheid, burger- schap, open organiseren, politieke beschei- denheid. Er ligt een strategische kans tot wer- kelijke vernieuwing door de ‘perfect storm’ van: draconische bezuinigingen op de over- heidsuitgaven — en dat zal de politiek dus inte- resseren —, opkomend modern burgerschap, aankomende nationale verkiezingen en een verweesd en verouderd middenveld. De burger als bondgenoot We kunnen dit proces in met nieuwe concep- ten. Want diezelfde burger is ook de sleutel tot de gewenste besparingen door meer eigen in- breng, eigen inzet, vrijwillige bijdragen, eigen verantwoordelijkheid. Maar is daarbij ook ui- terst gevoelig voor een volwassen, gelijkwaardi- ge bejegening. Alleen maar afschuiven van het overheidsprobleem ruikt hij of zij van verre. En ons geprivatiseerd middenveld is bij uitstek ge- schikt, maar dat gaat niet vanzelf. Onder het mom van overheid en huidig middenveld wordt de zich organiserende burger vaak met wantrouwen, bureaucratie en afstand tege- moet getreden, in plaats van als bondgenoot. Wat zijn dan de contouren van die noodzake- lijke vernieuwing waarbij we ‘bouwen op bur- gers’, in oplopende volgorde van betrokken- heid en impact op de huidige organisatie? 1. De burger als ‘stille vennoot’. Nu al staan al onze publieksdiensten op de leemlaag van ‘goed burgerschap’. Onderwijs stagneert als kinderen thuis geen taal leren of geen ontbijt krijgen. Openbaar vervoer loopt af als iedereen zwart rijdt. Politie kan niet handhaven als ie- dereen door rood rijdt. Zorg kan niet functione- ren als er geen familie is voor eerste opvang of men zijn eigen lijf verwaarloost. Het wordt tijd dat dat onderkend, gewaardeerd en gestimu- leerd wordt. Dus niet alleen met straffe hand op zoek naar de disfunctionerende burgers, maar ook betrokkenheid, misschien zelfs beloning en zeker volwassen communicatie met de goe- de burger. Een soort loyaliteitsprogramma. 2. De burger als meespreker. Hierop is de af- gelopen twintig jaar natuurlijk vooral ingezet. Geef de burger een stem, via raden van toezicht, inspraakorganen, patiëntenraden, planproce- dures. We gebruiken de private constructie op het middenveld om de besturen dichter bij de mensen en de mensen dichter bij de besturen te brengen. Ook vallen hier de vele pogingen onder via informatie de burger te betrekken: rankings in kranten, vergelijkingssites, visita- tierapporten. Ook de grote stroom ‘good gover- nance’-rapporten en tools, van banken — te- genwoordig ook semipubliek! — tot en met zorginstellingen en woningcorporaties vallen hieronder. De grote vraag die politiek voorligt, is of dit project niet ‘too little too late’ is, of deze vorm van inspraak niet gewoon mislukt is als het gaat om het echte doel: betrokkenheid van en draagvlak onder burgers. Het heeft de gevoe- lens van vervreemding, afstand, gebrek aan ei- genaarschap en populistische vijandbeelden niet verzwakt onder burgers. 3. De burger als cofinancier. Via vrijwillige financiële bijdragen de burger — of zijn organi- saties — toelaten tot de publieke zaak. Klassiek gaat het hier vooral om filantropie, waarin Ne- derland nog steeds groot is. Maar we hebben de filantropie uitgesloten uit de grote publieks- diensten en apart georganiseerd in goededoe- lenorganisaties en ngo’s. De eerste werden van overheidswege aangestuurd, gefinancierd en gecontroleerd, de tweede stonden daarbuiten. Overheid moet leren loslaten Lange tijd is zelfs verboden dat filantropisch geld kon worden gesluisd naar grote publieks- sectoren als onderwijs en zorg. Maar ook ande- re varianten zijn hier aan de orde: pensioen- fondsen zoals PGGM die mee investeren in ver- nieuwing en verbetering van de gezondheids- zorg of van onze infrastructuur of de burger met een persoonsgebonden budget (pgb) die verder bijbetaalt voor luxere arrangementen. Hier zien we een begin van de pijn van het af- kicken: dit vergt loslaten van controle en macht van de overheid, dit vergt onder burgers meer echte, private solidariteit. 4. De burger als coproducent. Er zijn al vele voorbeelden: de voorleesmoeders op school, het Amber Alert bij vermissing van een kind, de oproep in openbare ruimten waakzaam te zijn voor verdachte signalen van terrorisme, het be- heer van wijkbudgetten of openbaar groen door buurtbewoners, maar het valt nog veel ver- der uit te breiden. Het grootste obstakel zal blij- ken te zijn de gegroeide cultuur van bureaucra- tische risicobeheersing en professionele tech- nocratisering. Vrijwilligers en ‘amateurs’ pas- sen daar slecht in, maar ja, gelukkig zijn de pro- fessionals hier zelf ook zeer ontevreden en ge- frustreerd over. Het loslaten van verslaafde rou- tines zal hier moeten komen van managers, ambtenaren en toezichthouders. 5. De burger als maatschappelijk onder- nemer. Nieuwe initiatieven van onderop, zoals ouders die een eigen zorgvoorziening stichten voor hun gehandicapte kinderen, ouders die een eigen school stichten, buurtbewoners die meer taken van de woningcorporaties over wil- len nemen, dat zou het uitgangspunt moeten zijn. Bestaande non-profitorganisaties zouden hier veel faciliterender in moeten zijn. Het bes- te voorbeeld in Nederland waar dit wel serieus is gebeurd, is de publieke omroep waar in het stelsel is ingebouwd dat de civil society met ei- gen initiatieven kan komen en dan een plek krijgt en eventueel uitbouwt. Concurrentie tus- sen burgerinitiatieven als basis voor vernieu- wing, pluriformiteit en echt draagvlak. Jammer dat velen uit overheid en omroepbestuur niet inzien dat ze hiermee goud en toekomst in han- den hebben. Dit alles biedt mijns inziens een agenda voor de toekomst waarmee we de ‘perfect storm’ aankunnen en innovatief gebruiken. Zowel politiek als maatschappelijk is er ook bijna geen andere weg dan deze. We staan aan de vooravond van een majeure structuurwijzi- ging en omslag, die — gelukkig — kan voort- bouwen op een van de meest opvallende ken- merken van de publieke sfeer in Nederland: burgers hebben altijd coöperatief en horizon- taal publieke, gemeenschappelijke proble- men getackeld. In constructies als pensioen- fondsen en woningcorporaties nog steeds zichtbaar en, nu verdwenen, in gezamenlijke dijkbewaking en ziekenfondsen. Niet de ont- zuiling is onze grootste sociologische veran- dering geweest, maar de verdwijning van al deze corporatieve structuren en de bijbeho- rende burgerhouding onder invloed van tech- niek, schaalvergroting en rationalisering. Op veel terreinen heeft dat goed uitgepakt, maar juist op de ‘softe’ terreinen, dicht op de eigen leefwereld van mensen, waar coproductie es- sentieel is, zoals langdurige zorg, onderwijs, buurtbeheer, is er veel verloren gegaan. Laten we daar maar eens bij stil staan nu de openba- re ruimte van onze steden, en dus ook onze ei- gen stoep, is vervuild door een staking van ge- meentepersoneel en we zien dat we dat als burgers onderling niet langer oplossen. ..................................................................................... Steven de Waal is voorzitter Public SPACE Foundation, een private onafhankelijke denktank. pagina 17, 18-09-2010 © Het Financieele Dagblad

description

De burgers van Nederland zijn de bondgenoot van de overheid bij de maatregelen die moeten worden genomen: Steven de Waal (Public SPACE) pleit voor een nieuwe definitie van burgerschap. Zijn essay ‘Bouwen op burgerschap’ verscheen op 18 september 2010 in het Financieele Dagblad.

Transcript of FD-essay Bouwen op burgerschap

Page 1: FD-essay Bouwen op burgerschap

Illustratie: Max Kisman

Burgerschap

Burgers pakken altijdal door samenwerkinggemeenschappelijkeproblemen aan

Overdreven sturingdoor overheid leidttot bureaucratie enbeknelling van passie

Burger kan sleutel totbesparing zijn, doormeer eigen inbreng enverantwoordelijkheid

Bouwen opburgerschapIn plaats vanmarkt of staat:méér burger............................................................................................

Steven de Waal.........................................................................................

Als wandelaar in Milaan ofLondon kun je ineens stui-ten op een plantsoen ofparkje, vaak opvallend goedonderhouden, waar eenklein, bescheiden bordjebij staat, dat zegt dat ditstukje stad is geadopteerd

door een nabijgelegen hotel, bedrijf of buurt.Zij onderhouden dat, omdat het in hun belangis, omdat ze het beter en met meer aandachtkunnen doen dan gemeentelijke diensten enomdat ze het prettig en zinvol vinden om voorhun directe omgeving te zorgen.

Ter contrastering: in Nederland zijn nu deeerste rotondes geadopteerd door onderne-mingen uit het midden- en kleinbedrijf (mkb),die daarmee weliswaar ook het onderhoud opzich nemen, maar dit met grote reclame-uitin-gen schreeuwend verkondigen. Niet het be-scheiden burgerschap staat voorop, maar feite-lijk wordt alleen een grote en opvallende recla-meruimte ‘gekocht’. Het is het verschil tussencommercialisering en vermaatschappelijkingvan de publieke ruimte. Het is precies hetbreukvlak waar Nederland nu voor staat enwaar nog geen begin van een doordacht ant-woord op gevonden is in het publieke debat.

Ook op dat politieke terrein kunnen we lerenvan het buitenland. De Conservatives in Enge-land hebben de verkiezingen gewonnen, groteverliezer is Labour dat dertien jaar alleen aan demacht was. Het grote nieuwe onderwerp dat deConservatieven hebben ingebracht, heette BigSociety: hoe geven we publieke diensten weerterug aan de burger en burgerschapsverban-den. Met voor Engelse begrippen revolutionai-re voorstellen als het recht op privaat initiatiefvanuit non-gouvernementele organisaties(ngo’s) en verbanden van ouders, patiënten ofhuurders om bijvoorbeeld scholen en buurt-voorzieningen te mogen stichten. Met een op-roep om de coöperatieve structuur opnieuw inte voeren in veel publieksdiensten en daarmeeburgers formeel mede-eigenaarschap te geven.

Hun politieke analyse: Labour heeft veel col-lectief geld in publieke diensten gestoken,maar dit heeft door de te grote politieke sturinggeleid tot vervreemding bij de burgers, tot bu-reaucratisering, tot te veel aandacht voor ver-antwoording en te weinig voor innovatie. Metandere woorden: (collectief) geld is niet het pro-bleem, politieke oversturing en pretenties wel.En, zeer opvallend, de Conservatieven kiezenniet voor de klassieke, liberale, rechtse oplos-sing van ‘meer markt’ , maar van ‘meer burger’!

De hier opgevoerde probleemanalyse van depublieke diensten is natuurlijk naadloos opNederland van toepassing, maar een dergelijkstoutmoedig nieuw plan ontbreekt bij iederepolitieke partij. Terwijl Nederland qua formelestructuur en wetgeving, om historische rede-nen, in deze richting al verder is dan Engeland.

CDA is geen ‘kampioen’ meerOok het afgelopen kabinet heeft juist op dit on-derwerp laten zien dat de Nederlandse politiekin grote verwarring is. Er was het mislukte planeen nieuwe juridische status te geven aan de‘maatschappelijke onderneming’. Niemandbegreep waarom er een juridisch antwoordkwam op een niet-bestaand juridisch pro-bleem. Het veld van private non-profitorganisa-ties in zorg, onderwijs, volkshuisvesting, waar-voor het zogenaamd bedoeld was, zag alleenmaar nadelen en voelde zich juist niet gesterkten gesteund door dit voorstel. Het voorstelwerd ook misbruikt om en passant de gevoeligekwestie van de winstuitkering op de ziekenhui-zen te regelen. Politiek fundamenteler is deconstatering dat de ‘oude kampioen’ van ditveld van instellingen en het achterliggendeconcept van ‘particulier initiatief’, het CDA,hier blijkbaar zelf niet aanvoelde wat er nodigwas. Het CDA heeft nu ontdekt dat dat veld endat concept niet meer ‘van hem’ is.

We hebben de parlementaire onderwijsen-quête gehad, die heeft aangetoond dat ook inNederland overdreven sturing en doorzettings-macht van de overheid leiden tot allerlei perver-

se effecten, zoals bureaucratisering, beknel-ling van professionals en passie, ondoordachtenieuwe methoden, vergroting van de overheaden improductiviteit. En we hebben de ongelo-felijk mistige en niet-productieve strijd gehadtussen kabinet en woningcorporaties. De para-doxale situatie deed zich voor dat het kabinethen juist zo veel mogelijk wilde behandelen als‘gewone’ commerciële ondernemingen, ter-wijl de sector zelf daartegen protesteerde enmet man en macht zijn uitzonderlijke situatieals weliswaar private, maar toch vooral maat-schappelijke organisaties verdedigde. En ditwas dan hetzelfde kabinet dat via het wetsont-werp van de ‘maatschappelijke onderneming’leek te pleiten vóór die aparte status.

Verslaafd aan economenDe nieuwe politieke constellatie, na dit kabi-net, oogde in eerste instantie zeker niet bemoe-digend. De Nederlandse politiek bleek, in denationale verkiezingen, in eerste instantie ver-slaafd aan geld en de hogepriesters daarvan:economen. Het ging weer schaamteloos overgedetailleerde standaard koopkrachtplaatjesen over prognoses van ‘banen in 2040’. Opgele-verd door een economische wetenschap en eeneconomisch planbureau dat de meest mon-strueuze crisis sinds 1929 in het geheel nietheeft zien aankomen. Alsof we in alles hetKNMI vertrouwen en volgen qua weersvoor-spelling, maar het niet erg vinden als ze de com-binatie van springtij en hoog water dat de wa-tersnoodramp van 1953 veroorzaakte, ‘even’niet hebben gezien. Maar het onderwerp van devermaatschappelijking is geen economischonderwerp en gaat, in eerste instantie, juist nietover geld, maar over betrokkenheid, burger-schap, open organiseren, politieke beschei-denheid. Er ligt een strategische kans tot wer-kelijke vernieuwing door de ‘perfect storm’van: draconische bezuinigingen op de over-heidsuitgaven — en dat zal de politiek dus inte-resseren —, opkomend modern burgerschap,aankomende nationale verkiezingen en eenverweesd en verouderd middenveld.

De burger als bondgenootWe kunnen dit proces in met nieuwe concep-ten. Want diezelfde burger is ook de sleutel totde gewenste besparingen door meer eigen in-breng, eigen inzet, vrijwillige bijdragen, eigenverantwoordelijkheid. Maar is daarbij ook ui-terst gevoelig voor een volwassen, gelijkwaardi-ge bejegening. Alleen maar afschuiven van hetoverheidsprobleem ruikt hij of zij van verre. Enons geprivatiseerd middenveld is bij uitstek ge-schikt, maar dat gaat niet vanzelf. Onder hetmom van overheid en huidig middenveldwordt de zich organiserende burger vaak metwantrouwen, bureaucratie en afstand tege-moet getreden, in plaats van als bondgenoot.

Watzijndandecontourenvandienoodzake-lijke vernieuwing waarbij we ‘bouwen op bur-gers’, in oplopende volgorde van betrokken-heid en impact op de huidige organisatie?

1. De burger als ‘stille vennoot’. Nu al staan alonze publieksdiensten op de leemlaag van‘goed burgerschap’. Onderwijs stagneert alskinderen thuis geen taal leren of geen ontbijtkrijgen. Openbaar vervoer loopt af als iedereenzwart rijdt. Politie kan niet handhaven als ie-dereen door rood rijdt. Zorg kan niet functione-ren als er geen familie is voor eerste opvang ofmen zijn eigen lijf verwaarloost. Het wordt tijddat dat onderkend, gewaardeerd en gestimu-leerd wordt. Dus niet alleen met straffe hand opzoek naar de disfunctionerende burgers, maarook betrokkenheid, misschien zelfs beloningen zeker volwassen communicatie met de goe-de burger. Een soort loyaliteitsprogramma.

2. De burger als meespreker. Hierop is de af-gelopen twintig jaar natuurlijk vooral ingezet.Geef de burger een stem, via raden van toezicht,inspraakorganen, patiëntenraden, planproce-dures. We gebruiken de private constructie ophet middenveld om de besturen dichter bij demensen en de mensen dichter bij de besturente brengen. Ook vallen hier de vele pogingenonder via informatie de burger te betrekken:rankings in kranten, vergelijkingssites, visita-tierapporten. Ook de grote stroom ‘good gover-nance’-rapporten en tools, van banken — te-

genwoordig ook semipubliek! — tot en metzorginstellingen en woningcorporaties vallenhieronder. De grote vraag die politiek voorligt,is of dit project niet ‘too little too late’ is, of dezevorm van inspraak niet gewoon mislukt is alshet gaat om het echte doel: betrokkenheid vanen draagvlak onder burgers. Het heeft de gevoe-lens van vervreemding, afstand, gebrek aan ei-genaarschap en populistische vijandbeeldenniet verzwakt onder burgers.

3. De burger als cofinancier. Via vrijwilligefinanciële bijdragen de burger — of zijn organi-saties — toelaten tot de publieke zaak. Klassiekgaat het hier vooral om filantropie, waarin Ne-derland nog steeds groot is. Maar we hebben defilantropie uitgesloten uit de grote publieks-diensten en apart georganiseerd in goededoe-lenorganisaties en ngo’s. De eerste werden vanoverheidswege aangestuurd, gefinancierd engecontroleerd, de tweede stonden daarbuiten.

Overheid moet leren loslatenLange tijd is zelfs verboden dat filantropischgeld kon worden gesluisd naar grote publieks-sectoren als onderwijs en zorg. Maar ook ande-re varianten zijn hier aan de orde: pensioen-fondsen zoals PGGM die mee investeren in ver-nieuwing en verbetering van de gezondheids-zorg of van onze infrastructuur of de burgermet een persoonsgebonden budget (pgb) dieverder bijbetaalt voor luxere arrangementen.Hier zien we een begin van de pijn van het af-kicken: dit vergt loslaten van controle en machtvan de overheid, dit vergt onder burgers meerechte, private solidariteit.

4. De burger als coproducent. Er zijn al velevoorbeelden: de voorleesmoeders op school,het Amber Alert bij vermissing van een kind, deoproep in openbare ruimten waakzaam te zijnvoor verdachte signalen van terrorisme, het be-heer van wijkbudgetten of openbaar groendoor buurtbewoners, maar het valt nog veel ver-der uit te breiden. Het grootste obstakel zal blij-ken te zijn de gegroeide cultuur van bureaucra-tische risicobeheersing en professionele tech-nocratisering. Vrijwilligers en ‘amateurs’ pas-sen daar slecht in, maar ja, gelukkig zijn de pro-fessionals hier zelf ook zeer ontevreden en ge-frustreerdover.Hetloslatenvanverslaafderou-tines zal hier moeten komen van managers,ambtenaren en toezichthouders.

5. De burger als maatschappelijk onder-

nemer. Nieuwe initiatieven van onderop, zoalsouders die een eigen zorgvoorziening stichtenvoor hun gehandicapte kinderen, ouders dieeen eigen school stichten, buurtbewoners diemeer taken van de woningcorporaties over wil-len nemen, dat zou het uitgangspunt moetenzijn. Bestaande non-profitorganisaties zoudenhier veel faciliterender in moeten zijn. Het bes-te voorbeeld in Nederland waar dit wel serieusis gebeurd, is de publieke omroep waar in hetstelsel is ingebouwd dat de civil society met ei-gen initiatieven kan komen en dan een plekkrijgt en eventueel uitbouwt. Concurrentie tus-sen burgerinitiatieven als basis voor vernieu-wing, pluriformiteit en echt draagvlak. Jammerdat velen uit overheid en omroepbestuur nietinzien dat ze hiermee goud en toekomst in han-den hebben.

Dit alles biedt mijns inziens een agendavoor de toekomst waarmee we de ‘perfectstorm’ aankunnen en innovatief gebruiken.Zowel politiek als maatschappelijk is er ookbijna geen andere weg dan deze. We staan aande vooravond van een majeure structuurwijzi-ging en omslag, die — gelukkig — kan voort-bouwen op een van de meest opvallende ken-merken van de publieke sfeer in Nederland:burgers hebben altijd coöperatief en horizon-taal publieke, gemeenschappelijke proble-men getackeld. In constructies als pensioen-fondsen en woningcorporaties nog steedszichtbaar en, nu verdwenen, in gezamenlijkedijkbewaking en ziekenfondsen. Niet de ont-zuiling is onze grootste sociologische veran-dering geweest, maar de verdwijning van aldeze corporatieve structuren en de bijbeho-rende burgerhouding onder invloed van tech-niek, schaalvergroting en rationalisering. Opveel terreinen heeft dat goed uitgepakt, maarjuist op de ‘softe’ terreinen, dicht op de eigenleefwereld van mensen, waar coproductie es-sentieel is, zoals langdurige zorg, onderwijs,buurtbeheer, is er veel verloren gegaan. Latenwe daar maar eens bij stil staan nu de openba-re ruimte van onze steden, en dus ook onze ei-gen stoep, is vervuild door een staking van ge-meentepersoneel en we zien dat we dat alsburgers onderling niet langer oplossen. .....................................................................................

Steven de Waal is voorzitter Public SPACEFoundation, een private onafhankelijke denktank.

pagina 17, 18-09-2010 © Het Financieele Dagblad