FaculteitWiskunde enInformaticawsgbjvdm/2WA15/aanvulling42007.pdf · 4.3 Coördinaatvrije...
Transcript of FaculteitWiskunde enInformaticawsgbjvdm/2WA15/aanvulling42007.pdf · 4.3 Coördinaatvrije...
12Faculteit Wiskundeen Informatica
Aanvulling 4
VECTORANALYSE
2WA15
2006/2007
Hoofdstuk 4
De stelling van Gauss
(divergentie-stelling)
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk is gewijd aan slechts één stelling. De stelling van Gauss1. Deze stelling
legt een verband tussen de begrippen flux en divergentie. In dit verband kun je ook
denken aan de wet van Gauss uit de elektriciteitsleer. De stelling van Gauss speelt
een grote rol in berekeningen maar vooral in het afleiden en interpreteren van allerlei
fysische principes.
4.2 De stelling van Gauss
Gegeven een gesloten begrensd gebied R in E3 (≡ R3) met randoppervlak S dat stuks-
gewijs glad en oriënteerbaar is; de naar buiten gerichte normaal n op S; een open
verzameling D in R3 met R ⊂ D; vectorvelden v en scalarvelden ϕ die continu diffe-
rentieerbaar zijn op D.
1Carl Friedrich Gauss (1777-1855), Duits wiskundige verbonden aan de universteit van Göttingen
1
Er is een assenstelsel zo dat ϕ(P ) = ϕ(x) en v(P ) = v1(x)e1 + v2(x)e2 + v3(x)e3 met
P ≡ x en n(P ) = n1(x)e1 + n2(x)e2 + n3(x)e3 voor P ∈ S.
Er zijn twee relevante uitspraken
STELLING 4.1∫∫∫
R
grad ϕdτ = ©∫∫
S
ϕndσ , ofwel
∫∫∫
R
∂ϕ
∂xj
dτ = ©∫∫
S
ϕnjdσ , j = 1, 2, 3
voor al dergelijke ϕ.
STELLING 4.2 (Divergentiestelling van Gauss)∫∫∫
R
divv dτ = ©∫∫
S
(v, n)dσ , ofwel
∫∫∫
R
(∂v1
∂x1
+∂v2
∂x2
+∂v3
∂x3
)dτ = ©
∫∫
S
(v1n1 + v2n2 + v3n3)dσ
voor al dergelijke v.
Bovenstaande stellingen zijn equivalent. Dit is eenvoudig te verifiëren.
Eén van beide stellingen moeten we dus nog bewijzen. De opbouw van het bewijs is
als volgt
Stap 1: Bewijs van stelling 4.1 voor j = 3 voor een rechthoekig blok B van de vorm
B = {x ∈ R3 | ak ≤ xk ≤ bk , k = 1, 2, 3}
Het bewijs van stelling 4.1 voor j = 1, 2 voor B gaat op dezelfde manier.
Stap 2: Uit stap 1 volgt dat stelling 4.1 geldt voor R = B en daarom is stelling 4.2
waar voor R = B.
2
n=(1,0,0)_
n=(0,0,1)_
n=(0,1,0)_
Figuur 4.1: Het blok B met de normaalvectoren.
Stap 3: Stelling 4.2 bewijzen voor een blokstapeling en tevens onafhankelijkheid van
de stapeling.
Stap 4: Stelling 4.2 bewijzen voor algemene R met een limietproces.
Stap 1 Beschouw een blok B in de R3 (zie fig.4.1). De rand van B wordt gevormd
door zes gladde oppervlakken waarvan slechts twee (boven- en onderkant) een normaal
hebben met n3 6= 0.
©∫∫
S
ϕn3dσ =
∫∫
Sboven
ϕdσ −∫∫
Sonder
ϕdσ =
=
b1∫
a1
b2∫
a2
[ϕ(x1, x2, b3)− ϕ(x1, x2, a3)]dx1dx2
=
b1∫
a1
b2∫
a2
b3∫
a3
∂ϕ
∂x3
dx1dx2dx3 =
∫∫∫
B
∂ϕ
∂x3
dτ .
Evenzo,
©∫∫
S
ϕn1dσ =
∫∫∫
B
∂ϕ
∂x1
dτ , ©∫∫
S
ϕn2dσ =
∫∫∫
B
∂ϕ
∂x2
dτ
3
Stap 2 Beschouw rechthoekig blok B, dan (Stap 1):
©∫∫
S
vjnjdσ =
∫∫∫
B
∂vj
∂xj
dτ , j = 1, 2, 3
en dus
©∫∫
S
(v, n)dσ =
∫∫∫
B
divv dτ .
Stap 3 Beschouw het deel B van de R3 gevormd door twee aaneengeschakelde blokken
B1 en B2, d.w.z.B = B1 ∪B2, zodanig dat B1 ∩B2 = PQRS (zie fig.4.2). De rand van
B1 is S1 = S̃1 ∪ PQRS en de rand van B2 is S2 = S̃2 ∪ PQRS.
S
R
P
Q
Figuur 4.2: B = B1 ∪B2, B1 ∩B2 = PQRS.
Er geldt
∫∫∫
B1
divv dτ =
∫∫
S1
(v, n)dσ =
∫∫
S̃1
(v, n(S1))dσ +
∫∫
PQRS
(v, n(S1))dσ
én
∫∫∫
B2
divv dτ =
∫∫
S2
(v, n)dσ =
∫∫
S̃2
(v, n(S2))dσ +
∫∫
PQRS
(v, n(S2))dσ .
4
Conclusie: met S̃1 ∪ S̃2 = S de rand van B èn n(S1) = −n(S2) op PQRS volgt∫∫∫
B
div v dτ =
∫∫∫
B1
div v dτ +
∫∫∫
B2
div v dτ =
=
∫∫
S̃1
(v, n)dσ +
∫∫
S̃2
(v, n)dσ =
∫∫
S
(v, n)dσ .
Veronderstel nu
R = B1 ∪B2 ∪ . . . ∪BN .
voor zekere blokken B1, . . . , BN met rand S.
Zij Sk,`, ` = 1, . . . , 6, de zes randoppervlakken van Bk, k = 1, . . . , N . We kunnen de
blokstapeling door verfijning zo kiezen dat voor elke k óf Sk,` een deel van de rand van
R is, óf Sk,` = Bk ∩Bp voor precies één blok Bp met p 6= k. Zij
D = {(k, `) | Sk,` op de rand van R} .
Dan geldt dus
∫∫∫
R
divvdτ =N∑
k=1
( ∫∫∫
Bk
divvdτ)
=N∑
k=1
6∑
`=1
( ∫∫
Sk,`
(b, n)dσ)
=
∑
(k,`)∈D
∫∫
Sk,`
(v, n)dσ = ©∫∫
S
(v, n)dσ .
Stap 4 Zij R een algemeen gebied met stuksgewijs gladde oriënteerbare rand S. Het idee
is R en S te benaderen door blokstapelingen Rm met rand Sm, dus formeel Rm → R
en Sm → S. Hieruit volgt dan
limm→∞
©∫∫
Sm
(v, n)dσ = ©∫∫
S
(v, n)dσ
én
limm→∞
∫∫∫
Rm
(v, n)dσ =
∫∫∫
R
divvdτ
en dus het gestelde.
5
4.3 Coördinaatvrije interpretatie van de divergentie
van een vectorveld
Zij v een vectorveld gedefinieerd op een open verzameling D. zij P ∈ D, en (Rn)n∈N
een rij gebieden in D met Rn → {P}, d.w.z. diam(Rn) → 0 en P ∈ Rn. Zij ∂Rn, de
rand van Rn. Dan is (onafhankelijk van de rij (Rn))
divv(P ) := limn→∞
1
τ(Rn)
∫∫
∂Rn
(v, n)dσ .
Men zegt wel: divv(x) is de flux per eenheid van volume.
4.4 Toepassing van de divergentie-stelling bij bereke-
ningen en afleidingen
De divergentiestelling kan een rol spelen bij het berekenen van oppervlakte-integralen.
Indien de vraag is:
Bepaal voor een stuksgewijs glad oriënteerbaar oppervlak S en vectorveld v op S,∫∫
S
(v, n)dσ .
Dan is een mogelijke aanpak:
Bepaal een oppervlak Sadd (disjunct) zo dat S∪Sadd een stuksgewijs glad, oriënteerbaar
oppervlak is dat de rand is van een gesloten begrensd gebied R. Veronderstel bovendien
dat v continu differentieerbaar is op R. Dan geldt∫∫∫
R
divvdτ =
∫∫
S
(v, n)dσ +
∫∫
Sadd
(v, n)dσ
waarbij verondersteld is dat de oriëntatie van S zo is dat de normaal op S wat betreft
R naar buiten wijst. Dus∫∫
S
(v, n)dσ =
∫∫∫
R
divvdτ −∫∫
Sadd
(v, n)dσ .
6
Deze aanpak is zinvol, als R zodanig gekozen kan worden, dat
∫∫∫
R
divvdτ en
∫∫
Sadd
(v, n)dσ
eenvoudig te berekenen zijn. Zie ook voorbeeld 4.2.
Voorbeeld 4.1 Beschouw het vectorveld gegeven door
u = x1x3e1 + x2x3e2 − x23e3
en het oppervlak S gegeven door
S = {x ∈ IR3|x3 = x1x2, 0 6 x1 6 1, 0 6 x2 6 1}
met normaal nS(0, 0, 0) = (0, 0, 1).
Bepaal∫∫S
(u, n) dσ.
Merk op: divu = 0.
Beschouw de oppervlakken:
S1 = {x|0 6 x1 6 1 , 0 6 x2 6 1 , x3 = 0} met nS1= (0, 0,−1).
S2 = {x|x1 = 1 , 0 6 x3 6 x2 6 1} met nS2= (1, 0, 0).
S3 = {x|x2 = 1 , 0 6 x3 6 x1 6 1} met nS3= (0, 1, 0).
Nu begrenst S∪S1∪S2∪S3 een gesloten en begrensd gebied R, verder is S∪S1∪S2∪S3
stuksgewijs glad. De normaal is naar buiten gericht. u is continu differentieerbaar op
R. Dus
∫∫
S
(u, nS)dσ +
∫∫
S1
(u, nS1)dσ +
∫∫
S2
(u, nS2)dσ +
∫∫
S3
(u, nS3)dσ =
=
∫∫∫
R
divudτ = 0
7
Nu is∫∫
S1
(u, nS1)dσ =
∫∫
S1
x23dσ = 0 ,
∫∫
S2
(u, nS2)dσ =
∫∫
S2
x1x3dσ =
∫ 1
0
∫ x2
0
x3dx3dx2 =1
6,
∫∫
S3
(u, nS3)dσ =
∫∫
S3
x2x3dσ =
∫ 1
0
∫ x1
0
x3dx3dx1 =1
6.
Dus∫∫
S
(u, nS)dσ = −1
3.
Voorbeeld 4.2 Zij p ∈ R3. Definieer op R3\{p} het vectorveld
v(x) =x− p
|x− p|3 , x 6= p .
Dan geldt (zie voorbeld ??) divv = 0.
Zij R een gesloten begrensd gebied in R3 met stuksgewijs gladde, oriënteerbare rand
S, n de naar buiten gerichte normaal op S met p 6∈ S. Als p 6∈ R dan volgt uit de
divergentie-stelling
©∫∫
S
(v, n)dσ =
∫∫∫
R
divvdτ = 0 .
Als p ∈ R bestaat er een r > 0 zo dat U(p, r) ⊂ R. Zij S(p, r) = {x | |x− p| = r} de
rand van U(p, r). Dan vormt S(p, r) ∪ S de rand van een gesloten begrensd gebied R1
met p 6∈ R1. Dus
©∫∫
S∪S(p,r)
(v, n)dσ =
∫∫∫
R1
divvdτ = 0
en hieruit
©∫∫
S
(v, n)dσ − ©∫∫
S(p,r)
(v, n)dσ = 0
8
met de normaal n op S(p, r) gegeven door
n =1
r(x− p)
dus af wijzend van p. Op S(p, r) geldt
v(x) =1
r3(x− p) , x ∈ S(p, r) én (v, n) =
1
r2.
Dus
©∫∫
S(p,r)
(v, n)dσ =1
r2oppS(p, r) = 4π .
Een andere aanpak is de volgende:
Definieer het vectorveld w op R3 door
w(x) =1
r3(x− p) , x ∈ R3 .
dan geldt
∫∫
S(p,r)
(v, n)dσ =
∫∫
S(p,r)
(w, n)dσ =
∫∫∫
U(p,r)
divwdτ
=3
r3
∫∫∫
U(p,r)
dτ =3
r3
4
3πr3 = 4π .
zo dat inderdaad
©∫∫
S
(v, n)dσ = ©∫∫
S(p,r)
(v, n)dσ = 4π .
Voorbeeld 4.3 De continuïteitsvergelijking.
We beschouwen de stroming van een vloeistof beschreven door een snelheidsveld v(x, t)
op een open verzameling D dat differentieerbaar wordt verondersteld. Zij ρ(x, t) voor
x ∈ D de massadichtheid ten tijde t.
Voor een gesloten begrensd gebied R ⊂ D is de volume integraal
9
M(t) =
∫∫∫
R
ρ(x, t)dτ = massa van de vloeistof in R ten tijde t
en M(t + ∆t) = M(t)− uitstroom .
Veronderstel dat de rand S van R stuksgewijs glad en oriënteerbaar is met naar buiten
gerichte normaal n.
In het tijdsinterval [t1, t2] is de totale uitstroom gegeven doort2∫
t1
(©∫∫
S
(ρ(x, t)v(x, t), n(x))dσ)dt .
Dit leidt tot de massabalans (behoud van massa)
∫∫∫
R
ρ(x, t2)dτ =
∫∫∫
R
ρ(x, t1)dτ −t2∫
t1
(©∫∫
S
(ρ(x, t)v(x, t), n(x))dσ)dt
en dus∫∫∫
R
[ρ(x, t2)− ρ(x, t1)
t2 − t1
]dτ = − 1
t2 − t1
t2∫
t1
(©∫∫
S
(ρ(x, t)v(x, t), n(x))dσ)dt .
Door aan beide zijden de limiet t2 → t1 te nemen vinden we de continuïteitsvergelijking
in integraalvorm∫∫∫
R
∂ρ
∂t(x, t1)dτ = −
∫∫
S
(ρ(x, t1)v(x, t1), n(x))dσ
en na toepassing van de divergentie-stelling∫∫∫
R
[∂ρ
∂t(x, t1) + div(ρ(x, t1)v(x, t1))
]dτ = 0 , t1 > 0
Omdat R een willekeurig deelgebied van D is, vinden we hieruit de continuïteitsverge-
lijking in differentiaalvorm
∂ρ
∂t(x, t) + div(ρ(x, t)v(x, t)) = 0 x ∈ D , t > 0 .
Als de vloeistof homogeen en incompressibel is, geldt ρ(x, t) = ρ (constant) hetgeen
leidt tot de zogenaamde incompressibiliteit-conditie
divv = 0 .
10
Opmerking 4.1 Deze afleiding van de continuïteitsvergelijking kent een analogon in
de elektriciteitsleer. In dat geval beschouwt men niet massa maar lading. Er geldt
Q(t) =
∫∫∫
R
ρ(x, t)dτ ,
Q(t) is de lading R ten tijde t, ρ(t) is de ladingsdichtheid. De massabalans representeert
dan behoud van lading:∫∫∫
R
∂ρ
∂t(x, t)dτ = −
∫∫
S
(J(x, t), n(x))dσ ,
met J de het stroomdichtheidsvectorveld. De continuïteitsvergelijking wordt nu
∂ρ
∂t(x, t) + div(J(x, t)) = 0 x ∈ D , t > 0 .
Als ρ constant is, d.w.z. niet van t afhangt, volgt div(J) = 0. Dus de flux van J door
ieder willekeurig gesloten oppervlak is nul.
4.5 Opgaven Hoofdstuk 4
4.1. In R3 is gegeven het vectorveld
u = (z + x, z, z − x) .
Bereken∫∫S
(u, n)dσ als S de cylindermantel voorstelt, gegeven door
x2 + y2 = 1 ,
0 ≤ z ≤ 1 .
De normaal n wijst van de z-as af.
4.2. Gegeven is het vectorveld
u = (x + z − y, x− z, y − x) .
Bereken∫∫S
(u, n)dσ als S de cylindermantel voorstelt, gegeven door
x2 + y2 = 1 ,
0 ≤ z ≤ 1 .
De normaal n wijst van de oorsprong af.
11
4.3. Gegeven het vectorveld
u =( x
r3,
y
r3,
z
r3
), met r =
√x2 + y2 + z2 .
Bereken∫∫S
(u, n)dσ, waarin S de halve bol is, gegeven door
x2 + (y − 1)2 + z2 = 1 ,
y ≥ 1 .
De normaal n wijst van de oorsprong af.
4.4. In R3 is gegeven het veld
u =(x
z,y
z,− 2 ln z) .
Bereken∫∫S
(u, n)dσ als S de kegelmantel is gegeven door
x2 + y2 − z2 = 0 ,
1 ≤ z ≤ 2 ,
en n de van de z-as af gerichte normaal.
4.5. In R3 is gegeven het vectorveld
u =( x
x2 + y2 − 1,
y
x2 + y2 − 1,
2z
(x2 + y2 − 1)2
).
Bereken∫∫S
(u, n)dσ, waarbij S de kegelmantel voorstelt gegeven door
x2 + y2 = z2 ,
0 ≤ z ≤ 12
,
en de normaal n van de z-as af wijst.
4.6. In R3 is het volgende vectorveld gegeven:
a(x) = (cos x,− z, y) .
Bepaal∫∫S
(rot a, n)dσ, waarin S het oppervlak voorstelt, gedefinieerd door
(x− 1)2 + y2 + z2 = 4 ,
x ≥ 0 ,
en n de naar (1, 0, 0) gerichte normaal op S.
12
4.7. Gegeven is het vectorveld
a = (z2x2, 2x4 − 2xyz2, z − 1) .
Het oppervlak S in R3 is gegeven door
x2 + y2 + z2 = 1 ,
z ≤ 0 ,
Bereken∫∫S
(a, n)dσ. De normaal n wijst van de oorsprong af.
4.8. Gegeven is het vectorveld
u = (z2, x2, y2) .
Het oppervlak S is gegeven door
4x2 + 4y2 + z2 = 1 ,
z ≥ 0 .
Bereken∫∫S
(u, n)dσ. De normaal n wijst van de oorsprong af.
4.9. In R3 is gegeven het vectorveld
u = (12x2y − xyz, xz + xz2, 1
2yz2 − xyz) .
Bereken∫∫S
(u, n)dσ, waarbij het oppervlak S is gegeven door
x2 + y2 + z2 = 2 ,
x ≥ 0, y ≥ 0, z ≥ 1 ,
en de normaal n van de oorsprong af wijst.
4.10. In R3 is gegeven het vectorveld
u(x, y, z) = (cos z, y − z, 1− z) .
Bereken∫∫S
(u, n)dσ, waarbij het oppervlak S is gegeven door
x2 + y2 + z2 = 1 ,
z ≥ 0 ,
en de normaal n van de oorsprong af wijst.
13
4.11. In R3 is gegeven het vectorveld
u(x) = (x2y2, z2,−2xy2z + z + 1) .
Bereken∫∫
(u, n)dσ, waarbij het oppervlak S is gegeven door
x2 + y2 + z2 = 4 ,
z ≥ 0 ,
en de normaal n van de oorsprong af wijst.
4.12. Voor de punten van R3 die niet op de z-as liggen is de functie f gedefinieerd door
f(x, y, z) = ln(x2 + y2) .
C is het gedeelte van de cylinder met vergelijking x2+y2 = 1 dat gelegen is tussen
de vlakken V1 en V2 met vergelijkingen z = 1 resp. z = − 1.
B is het gedeelte van de bol met vergelijking x2 +y2 +z2 = 2 dat gelegen is tussen
de vlakken V1 en V2.
De normalen op C en B wijzen van de z-as af.
a. Bereken∫∫
C
(gradf, n)dσ .
b. Bewijs dat∫∫
B
(gradf, n)dσ =
∫∫
C
(gradf, n)dσ .
4.13. Gegeven is het vectorveld
a =( x
r3− y,
y
r3+ x,
z
r3+ z
)
waarin r =√
x2 + y2 + z2, en de oppervlakken
S1 : x2 + y2 + z2 = 1, S2 : x2 + y2 + (z − 1)2 = 4 .
Bereken de beide integralen∫∫S1
(a, n)dσ en∫∫S2
(a, n)dσ, waarbij n de naar buiten
wijzende normaalvector is.
14
4.14. In het gebied, gevormd door R3 minus de z-as, is het veld v gegeven door
v(x, y, z) =( x
x2 + y2,
y
x2 + y2, 0
).
Het oppervlak S is gegeven door
x2 + y2 + z2 = 2 ,
− 1 ≤ z ≤ 1 .
De normaal n op S wijst van de oorsprong af.
Bereken∫∫
S
(v, n)dσ .
4.15. In R3 is gegeven het vectorveld
v(x, y, z) = (− x, 0, z) .
Bereken∫∫
S
(v, n)dσ
waarbij het oppervlak S is gegeven door
x2 + y2 + z2 = 1 ,
x ≥ 12
.
De normaal n wijst van de oorsprong af.
4.16. In het gebied R3\{0} is het veld u gegeven door
u(x, y, z) =(y +
x
r3,−x− z +
y
r3, y +
z
r3
), r =
√x2 + y2 + z2 .
Bereken∫∫
S
(u, n)dσ
waarbij het oppervlak S is gegeven door
x2 + y2 +z2
9= 1
z ≥ 0
en de normaal n in (0, 0, 3) gelijk is aan (0, 0, 1).
15
4.17. In R3 is gegeven het vectorveld
v(x, y, z) = (yeyz,− sin(x + z) + y, x2 − z) .
Het oppervlak S is gegeven door
x2 + y2 + z2 = 1 ,
z ≥ 0 .
De normaal n op S wijst van de oorsprong af.
Bereken∫∫
S
(v, n)dσ .
4.18. In R3 is gegeven het vectorveld
v(x, y, z) = (− x2 + 3z2, 2xy + 2zy, 3x2 − z2) .
Het oppervlak S is gegeven door
x2 + y2 + z2 = a2 ,
z ≥ 0 ,
waarbij a een positief getal is.
De normaal n op S wijst van de oorsprong af.
Bereken∫∫
S
(v, n)dσ .
4.19. In het gebied G = {(x, y, z) ∈ R3 | z > 0} is gegeven het vectorveld v(x, y, z) =
(x.− z arctany
z, y arctan
y
z).
Het oppervlak S is gegeven door
x2 + (y + 2)2 + (z − 2)2 = 1
y ≥ − z .
De normaal n op S wijst van (0,− 2, 2) af.
Bereken∫∫
S
(v, n)dσ .
16
4.20. In R3 minus de z-as is het vectorveld v gegeven door
v(x, y, z) =( yz
x2 + y2,− zx
x2 + y2,− 1
).
Het oppervlak S is gegeven door
x2 + y2 = z2 + 1
0 ≤ z ≤ 1 .
De normaal n op S wijst van de z-as af.
Bereken
∫∫
S
(v, n)dσ .
4.21. Zij R een begrensd gebied in R3 met rand S; n is de naar buiten gerichte normaal
op S. Bewijs:
a.∫∫∫R
rotvdτ = 0
als op S v loodrecht staat op S;
b.∫∫∫R
ϕdivvdτ =∫∫S
(ϕv, n)dσ
als v in elk punt van R raakt aan het equiscalaire oppervlak ϕ = constant door
dat punt.
4.22. Zij R een begrensd gebied in R3 met rand S; n is de naar buiten gericht normaal
op S. Bewijs dat het volume van R gelijk is aan
∫∫
S
x dydz =
∫∫
S
y dxdz =
∫∫
S
z dxdy .
4.23. Zij R een begrensd gebied in R3 met rand S; n is de naar buiten gerichte normaal
op S. Bewijs:
17
a.∫∫S
n dσ = 0,
b.∫∫S
(x, n)dσ = 3V met V = volume van R,
c.∫∫S
|x|2(x, n)dσ = 5∫∫∫S
|x|2dτ .
4.24. Leid af de continuïteitsvergelijking uit de electriciteitsleer:
divj +∂ρ
∂t= 0 ,
waarin ρ de ladingsdichtheid en j de stroomdichtheid is.
4.25. Een vloeistof stroomt met snelheid v(x, t), waarbij de variabele t de tijd voorstelt.
Laat R een begrensd gebied zijn dat meebeweegt met de vloeistof. De positie
van R ten tijde t wordt aangegeven door R(t), en het volume van R(t) zal V (t)
zijn.
a. Bewijs dat
dV
dt=
∫∫∫
R(t)
divv dτ .
b. Zij ϕ(x, t) een scalarveld; bewijs dat
d
dt
∫∫∫
R(t)
ϕ(x, t)dτ =
∫∫∫
R(t)
[∂ϕ
∂t+ div(ϕv)
]dτ .
c. Leid de continuïteitsvergelijking uit de stromingsleer af met behulp van b.
18
Antwoorden Aanvulling 4
4.1. π.
4.2. π.
4.3. π(2−√2).
4.4. 8π ln(2).
4.5. −π3.
4.6. −6π.
4.7. 5π3.
4.8. π64.
4.9. 4√
215− 13
120.
4.10. π.
4.11. 28π3.
4.12. a) 8π.
4.13. 16π3
en 44π3.
4.14. 4π.
4.15. −3π8.
4.16. 2π.
4.17. π4.
4.18. 34πa4.
4.19. π6
+ π2
2√
2.
4.20. π.
4.21.∫∫∫R
rotv dτ =∫∫S
(n× v)dσ = 0, want n en v zijn afhankelijk.
4.22. Volgt uit div((x, 0, 0)) = div((0, y, 0)) = div((0, 0, z)) = 1 m.b.v. de stelling van
Gauss.
4.23 a. Pas stelling 4.1 toe met ϕ = 1.
b.∫∫S
(x, n)dσ =∫∫∫R
div(x)dτ = 3∫∫∫R
dτ = 3V .
c.∫∫S
|x|2(x, n)dσ =∫∫∫R
div(r2x)dτ =∫∫∫R
(r2div(x)+(grad(r2), x))dτ =∫∫∫R
(3r3+
(2x, x))dτ =∫∫∫R
5r2dτ .
19