Facility Management en de beleveniseconomie

1
18 - FMI februari 2006 innovatie FMI februari 2006 - 19 D agelijks beleven miljoenen mensen in Nederland facilitaire diensten. Toch wordt de zachte kant van facility management nog onderbelicht. Toegevoegde waarde wordt zeker in het huidige economische klimaat gezocht in het reduceren van kosten, de harde kant van facility management. Maar ligt alleen dáár de toege- voegde waarde? De beste facility manager is toch immers diegene die de meeste toegevoegde waarde levert en niet de grootste bezuiniger? Facility managers die kennisnemen van externe (maatschappelijke) ontwikkelingen, kunnen de toegevoegde waarde van facility manage- ment ook op andere punten verhogen. In het onderzoek staat de vraag centraal welke huidige ontwikkelingen de grootste mogelijkheid bie- den om een volgende stap te zetten in het professionaliseringsproces van facilitaire organisaties. De beleveniseconomie In de westerse maatschappij is de zogenoemde beleveniseconomie in opkomst. Het gaat daarin niet zozeer om producten en diensten, maar vooral om de omgeving waarbinnen deze worden aangeboden. Klanten kunnen tegenwoordig kiezen uit een groot aanbod van pro- ducten en diensten, die goed van kwaliteit zijn en zich als zodanig niet onderscheiden van de rest. Moeilijk kiezen dus voor een klant, die steeds vaker gegrepen wil worden door de beleving en ervaring van het consumeren van producten en diensten binnen een aantrekkelijk concept. In de beleveniseconomie kan alleen een duurzame relatie met de klant worden opgebouwd door hem te bieden wat hij echt belang- rijk vindt, hem te blijven fascineren en zijn emotionele behoeften te bevredigen. Outside-in-benadering De vraag is natuurlijk of de uitgangspunten van de beleveniseconomie ook toepasbaar zijn binnen het vakgebied facility manage- ment. Hoe kunnen facility managers hun voordeel doen met deze ontwikkeling en hun klanten met verrassende belevingen en ervaringen blijven boeien en binden? Lenen bijvoorbeeld ziekenhuizen zich voor de aan- pak die tot nu toe vooral zichtbaar is gewor- den bij bedrijven als Disney World en Mc Donalds? Los van het antwoord, is het in ieder geval van belang dat de facility manager kennisneemt van een ontwikkeling als de beleveniseconomie om inzicht te krijgen in de mogelijke effecten op de primaire en faci- litaire processen. Deze werkwijze van ‘buiten naar binnen’ biedt voor facilitaire organisaties mogelijkheden om de toegevoegde waarde ten aanzien van de primaire processen te vergroten. Kansen Uit het onderzoek is gebleken dat de beleve- niseconomie kansen biedt aan het vakgebied om een volgende stap te zetten in het profes- sionaliseringsproces. De beleveniseconomie heeft tot gevolg dat klanten de organisatie niet zozeer beoordelen op het primaire pro- duct of dienstverlening, omdat ze ervan uit gaan dat deze goed is of dat ze het niet kun- nen beoordelen. De klantbeleving wordt dus voor een groot deel beïnvloed door alles wat ondersteunend is aan de primaire processen en wat de organisatie onderscheidt van de concurrentie. Een voorbeeld hiervan is een patiënt in het ziekenhuis. Patiënten kunnen meestal maar moeilijk een oordeel geven over het medisch handelen van de dokter, simpelweg omdat het hen aan medische kennis ontbreekt. Waar men wel wat over kan zeggen is de snelheid waarmee men wordt geholpen en de wijze waarop men wordt ontvangen, maar ook de reinheid van de toiletten en de kwaliteit van de maaltijd. Als gevolg hiervan bepaalt de facilitaire dienstverlening in grote mate de beleving van de klant. Hier ligt een kans voor facilitaire organisaties om klantbeleving en klanttevredenheid positief te beïnvloeden, waardoor de toegevoegde waarde ten aanzien van de primaire processen geoptimaliseerd wordt. Een positieve klantbeleving draagt immers bij aan de uitstraling van het gewenste imago en aan het hebben en behouden van klanten, waardoor bijgedragen kan worden aan de waarborging van de continuïteit van de organisatie. Facilitaire belevingsconcept Gedurende het onderzoek is een model ontwikkeld om de uitgangspunten van de beleveniseconomie te kunnen vertalen naar de facilitaire bedrijfsvoering. Centraal in het Identiteit-Beleving-Imago-Model (IBI) staat het facilitaire belevingsconcept. De cyclus van een facilitair belevingsconcept begint bij de identiteit van de organisatie. De identiteit van een organisatie is hetgeen de organisatie wil uitstralen en valt idealiter samen met het gewenste imago. De identiteit wordt vertaald naar het facilitaire belevingsconcept. In de ideale situatie maakt een facilitair belevings- concept deel uit van een integraal organi- satieconcept. Op organisatieniveau worden dan doelstellingen geformuleerd ten aanzien van klantbeleving, die vervolgens door de afdelingen naar hun eigen doelstellingen en bedrijfsvoering worden vertaald. In dit organisatieconcept dient ingespeeld te worden op aspecten die klanten als belang- rijk ervaren. Het facilitaire belevingsconcept dient te worden ontwikkeld vanuit drie ele- menten; omgeving, services en bejegening. Het concept bevindt zich op de grensvlakken van de primaire en facilitaire processen. Hier liggen voor facilitaire organisaties kansen om een bijdrage te leveren aan een positieve klantbeleving, omdat hier het meeste contact met de klant plaatsvindt. Om de output en toegevoegde waarde van het facilitaire bele- vingsconcept te kunnen meten, wordt gebruik gemaakt van een door Humanagement ont- wikkeld instrument, Imagometing. Hiermee wordt inzicht gegeven in de wijze waarop klanten tegen de organisatie of instelling aan- kijken. De meting richt zich op de functies, faciliteiten en voorzieningen waarmee klanten als eerste in aanraking komen en die vaak bepalend zijn voor het imago van de orga- nisatie. Competenties facility manager Succesvol werken in een beleveniseconomie met een facilitair belevingsconcept vraagt ook aanvullende competenties van een facility manager. Kennis van marketing, psychologie en bedrijfseconomische kennis zijn essentieel om succesvol gebruik te kunnen maken van de kansen die de beleveniseconomie biedt. Het toeval wil dat er juist in de periode van het onderzoek een nieuw competentiepro- fiel door het Landelijk Overleg Opleidingen Facilitaire Dienstverlening in samenwerking met het werkveld is vastgesteld, waar het aspect beleving onderdeel van uitmaakt. Hieruit blijkt dat het vakgebied klaar is voor deze volgende stap in het professionalise- ringsproces. Of u hier klaar voor bent? Die vraag mag u voor u zelf beantwoorden. Sanne van Es is projectmanager bij Humanagement, te Delft., [email protected] Facility management, een hele beleving! Facilitaire concepten in een beleveniseconomie In juli 2005 heeft Sanne van Es de opleiding Facility Management afgerond aan de Hogeschool Rotterdam. In opdracht van Humanagement heeft zij een afstudeeronderzoek gedaan naar facility management en de beleveniseconomie. Met deze scriptie heeft zij de FMN-scriptieprijs voor de beste Bachelorscriptie 2005 gewonnen. Sanne van Es Verpleeghuis moet ‘hotel’ worden Door een onzer redacteuren ROTTERDAM, 3 JUNI. Verpleeghuizen moeten net als hotels een steraanduiding krijgen, merknamen gebruiken en volgens een franchisemodel gaan werken. Dan kunnen patiënten veel sneller zien hoe het gesteld is met de kwaliteit van de zorg. Dat adviseert Golden Tulip-topman H. Kennedie in een rapport dat hij vandaag presenteerde aan staatssecretaris Ross (van Volksgezondheid). Volgens Kennedie hebben de verpleeghuizen niet direct extra geld nodig om de zorg te verbeteren, maar moeten ze wel doelmatiger en klantvriendelijker gaan werken. Staatssecretaris Ross had Kennedie gevraagd de verpleeghuizen door te lichten na berichten over slechte leefomstandigheden van patiënten in veel verpleeghuizen. Staatssecretaris Ross zei bij de presentatie dat het in de verre toekomst mogelijk moet worden dat rijkere verpleeghuispatiënten bijbetalen voor extra service. Ross wil dat de basiszorg gegarandeerd blijft voor iedereen, arm of rijk. Als bewoners extra voorzieningen, zoals een mooiere kamer, wensen, moet dat kunnen, vindt Ross. ’In een woonwijk staan ook verschillende huizen. Mensen moeten meer keus hebben.’ (Bron: NRC Handelsblad, 3 juni 2005) IBI model

Transcript of Facility Management en de beleveniseconomie

Page 1: Facility Management en de beleveniseconomie

1 8 - F M I f e b r u a r i 2 0 0 6 i n n o v a t i e F M I f e b r u a r i 2 0 0 6 - 1 9

Dagelijks beleven miljoenen mensen in Nederland facilitaire diensten. Toch wordt de zachte kant van facility management nog onderbelicht. Toegevoegde waarde wordt zeker in het

huidige economische klimaat gezocht in het reduceren van kosten, de harde kant van facility management. Maar ligt alleen dáár de toege-voegde waarde? De beste facility manager is toch immers diegene die de meeste toegevoegde waarde levert en niet de grootste bezuiniger? Facility managers die kennisnemen van externe (maatschappelijke) ontwikkelingen, kunnen de toegevoegde waarde van facility manage-ment ook op andere punten verhogen. In het onderzoek staat de vraag centraal welke huidige ontwikkelingen de grootste mogelijkheid bie-den om een volgende stap te zetten in het professionaliseringsproces van facilitaire organisaties.

De beleveniseconomieIn de westerse maatschappij is de zogenoemde beleveniseconomie in opkomst. Het gaat daarin niet zozeer om producten en diensten, maar vooral om de omgeving waarbinnen deze worden aangeboden. Klanten kunnen tegenwoordig kiezen uit een groot aanbod van pro-ducten en diensten, die goed van kwaliteit zijn en zich als zodanig niet onderscheiden van de rest. Moeilijk kiezen dus voor een klant, die steeds vaker gegrepen wil worden door de beleving en ervaring van het consumeren van producten en diensten binnen een aantrekkelijk concept. In de beleveniseconomie kan alleen een duurzame relatie met de klant worden opgebouwd door hem te bieden wat hij echt belang-rijk vindt, hem te blijven fascineren en zijn emotionele behoeften te bevredigen.

Outside-in-benaderingDe vraag is natuurlijk of de uitgangspunten van de beleveniseconomie ook toepasbaar zijn binnen het vakgebied facility manage-ment. Hoe kunnen facility managers hun voordeel doen met deze ontwikkeling en hun klanten met verrassende belevingen en ervaringen blijven boeien en binden? Lenen bijvoorbeeld ziekenhuizen zich voor de aan-pak die tot nu toe vooral zichtbaar is gewor-den bij bedrijven als Disney World en Mc Donalds? Los van het antwoord, is het in ieder geval van belang dat de facility manager kennisneemt van een ontwikkeling als de beleveniseconomie om inzicht te krijgen in de mogelijke effecten op de primaire en faci-litaire processen. Deze werkwijze van ‘buiten naar binnen’ biedt voor facilitaire organisaties mogelijkheden om de toegevoegde waarde ten aanzien van de primaire processen te vergroten.

KansenUit het onderzoek is gebleken dat de beleve-niseconomie kansen biedt aan het vakgebied om een volgende stap te zetten in het profes-sionaliseringsproces. De beleveniseconomie heeft tot gevolg dat klanten de organisatie niet zozeer beoordelen op het primaire pro-duct of dienstverlening, omdat ze ervan uit gaan dat deze goed is of dat ze het niet kun-nen beoordelen. De klantbeleving wordt dus voor een groot deel beïnvloed door alles wat ondersteunend is aan de primaire processen en wat de organisatie onderscheidt van de concurrentie. Een voorbeeld hiervan is een patiënt in het ziekenhuis. Patiënten kunnen meestal maar moeilijk een oordeel geven over het medisch handelen van de dokter, simpelweg omdat het hen aan medische kennis ontbreekt. Waar men wel wat over kan zeggen is de snelheid

waarmee men wordt geholpen en de wijze waarop men wordt ontvangen, maar ook de reinheid van de toiletten en de kwaliteit van de maaltijd. Als gevolg hiervan bepaalt de facilitaire dienstverlening in grote mate de beleving van de klant. Hier ligt een kans voor facilitaire organisaties om klantbeleving en klanttevredenheid positief te beïnvloeden, waardoor de toegevoegde waarde ten aanzien van de primaire processen geoptimaliseerd wordt. Een positieve klantbeleving draagt immers bij aan de uitstraling van het gewenste imago en aan het hebben en behouden van klanten, waardoor bijgedragen kan worden aan de waarborging van de continuïteit van de organisatie.

Facilitaire belevingsconceptGedurende het onderzoek is een model ontwikkeld om de uitgangspunten van de beleveniseconomie te kunnen vertalen naar de facilitaire bedrijfsvoering. Centraal in het Identiteit-Beleving-Imago-Model (IBI) staat het facilitaire belevingsconcept. De cyclus van een facilitair belevingsconcept begint bij de identiteit van de organisatie. De identiteit van een organisatie is hetgeen de organisatie wil uitstralen en valt idealiter samen met het gewenste imago. De identiteit wordt vertaald naar het facilitaire belevingsconcept. In de ideale situatie maakt een facilitair belevings-concept deel uit van een integraal organi-satieconcept. Op organisatieniveau worden dan doelstellingen geformuleerd ten aanzien van klantbeleving, die vervolgens door de afdelingen naar hun eigen doelstellingen en bedrijfsvoering worden vertaald. In dit organisatieconcept dient ingespeeld te worden op aspecten die klanten als belang-rijk ervaren. Het facilitaire belevingsconcept dient te worden ontwikkeld vanuit drie ele-menten; omgeving, services en bejegening.

Het concept bevindt zich op de grensvlakken van de primaire en facilitaire processen. Hier liggen voor facilitaire organisaties kansen om een bijdrage te leveren aan een positieve klantbeleving, omdat hier het meeste contact met de klant plaatsvindt. Om de output en toegevoegde waarde van het facilitaire bele-vingsconcept te kunnen meten, wordt gebruik gemaakt van een door Humanagement ont-wikkeld instrument, Imagometing. Hiermee wordt inzicht gegeven in de wijze waarop klanten tegen de organisatie of instelling aan-kijken. De meting richt zich op de functies, faciliteiten en voorzieningen waarmee klanten als eerste in aanraking komen en die vaak bepalend zijn voor het imago van de orga-nisatie.

Competenties facility managerSuccesvol werken in een beleveniseconomie met een facilitair belevingsconcept vraagt ook aanvullende competenties van een facility manager. Kennis van marketing, psychologie en bedrijfseconomische kennis zijn essentieel om succesvol gebruik te kunnen maken van de kansen die de beleveniseconomie biedt. Het toeval wil dat er juist in de periode van het onderzoek een nieuw competentiepro-fiel door het Landelijk Overleg Opleidingen Facilitaire Dienstverlening in samenwerking met het werkveld is vastgesteld, waar het aspect beleving onderdeel van uitmaakt. Hieruit blijkt dat het vakgebied klaar is voor deze volgende stap in het professionalise-ringsproces. Of u hier klaar voor bent? Die vraag mag u voor u zelf beantwoorden.

Sanne van Es is projectmanager

bij Humanagement, te Delft.,

[email protected]

Facility management,

een hele beleving!F a c i l i t a i r e c o n c e p t e n i n e e n b e l e v e n i s e c o n o m i e

In juli 2005 heeft Sanne van Es de opleiding

Facility Management afgerond aan de Hogeschool

Rotterdam. In opdracht van Humanagement

heeft zij een afstudeeronderzoek gedaan naar

facility management en de beleveniseconomie.

Met deze scriptie heeft zij de FMN-scriptieprijs

voor de beste Bachelorscriptie 2005 gewonnen.

Sanne van Es

Verpleeghuis moet ‘hotel’ wordenDoor een onzer redacteuren

ROTTERDAM, 3 JUNI. Verpleeghuizen moeten net als hotels een steraanduiding krijgen, merknamen gebruiken en volgens een franchisemodel gaan

werken. Dan kunnen patiënten veel sneller zien hoe het gesteld is met de kwaliteit van de zorg. Dat adviseert Golden Tulip-topman H. Kennedie in

een rapport dat hij vandaag presenteerde aan staatssecretaris Ross (van Volksgezondheid).

Volgens Kennedie hebben de verpleeghuizen niet direct extra geld nodig om de zorg te verbeteren, maar moeten ze wel doelmatiger en

klantvriendelijker gaan werken. Staatssecretaris Ross had Kennedie gevraagd de verpleeghuizen door te lichten na berichten over slechte

leefomstandigheden van patiënten in veel verpleeghuizen. Staatssecretaris Ross zei bij de presentatie dat het in de verre toekomst mogelijk moet

worden dat rijkere verpleeghuispatiënten bijbetalen voor extra service. Ross wil dat de basiszorg gegarandeerd blijft voor iedereen, arm of rijk. Als

bewoners extra voorzieningen, zoals een mooiere kamer, wensen, moet dat kunnen, vindt Ross. ’In een woonwijk staan ook verschillende huizen.

Mensen moeten meer keus hebben.’

(Bron: NRC Handelsblad, 3 juni 2005)

IBI model