Essay Zorg in de Wijk 2.0
-
Upload
wouter-meijer -
Category
Documents
-
view
11 -
download
1
description
Transcript of Essay Zorg in de Wijk 2.0
Zorg in de wijk 2.0 Een essay over de ontwikkeling van DOK 11+ in Alblasserdam
Jeroen Postma
Sharyl Martina
Wouter Meijer
Oemar van der Woerd
September 2015
* Jeroen Postma ([email protected]) is universitair docent bij het instituut
Beleid & Management Gezondheidszorg
** Sharyl Martina, Wouter Meijer en Oemar van der Woerd zijn masterstudenten bij het
instituut Beleid & Management Gezondheidszorg
Zorg in de wijk 2.0 Een essay over de ontwikkeling van DOK 11+ in Alblasserdam
Jeroen Postma*, Sharyl Martina**, Wouter Meijer**
en Oemar van der Woerd**
Colofon
PublicatiedatumSeptember 2015
ContactgegevensErasmus Universiteit Rotterdam
instituut Beleid en Management Gezondheidszorg
T +31 10 408 8555
W www.bmg.eur.nl
Oplage
50
Uitgever
Marketing & Communicatie iBMG
Vormgeving
www.panart.nl
Druk
Drukkerij Van Deventer
Zorg in de wijk 2.0 5
Meneer Van der Linden kijkt nog eens op zijn horloge. Zijn kleindochter had toch gezegd dat
ze om 4 uur bij hem zou zijn? En het is intussen al bijna 20 over 4. ‘Nou ja’, zegt meneer Van
der Linden bij zichzelf, ‘het is misschien erg druk bij de verloskundige. Of ging ze nou naar de
huisarts? Ach wat maakt het uit, ze zal zo wel komen.’ Hij kijkt vanuit zijn raam naar beneden
en ziet het clubje dames weer naar huis gaan na het wekelijkse uurtje bewegen. ‘Eigenlijk
woon ik hier best goed boven DOK 11+’, denkt meneer Van der Linden. ‘Er is altijd leven op
straat. Heel Alblasserdam komt voorbij, of het nu voor zorg of gewoon voor de gezelligheid
is.’ Hij is blij dat de kinderen en kleinkinderen vlakbij wonen en het geeft toch wel een veilig
gevoel dat de thuiszorg er snel is als er iets gebeurt. Door het geluid van de deurbel schrikt
meneer Van der Linden op uit zijn overpeinzingen. ‘Daar zal ze zijn.’ Hij staat voorzichtig op
en loopt naar de deur.
Meneer Van der Linden bestaat niet echt. We hebben hem bedacht als illustratie voor hoe DOK
11+ er in de toekomst uit zou kunnen zien. Een nieuw zorg-, welzijns- en appartementencom-
plex, maar eigenlijk veel meer dan dat: een kloppend hart van Alblasserdam met ruimte om te
wonen, contact te hebben met dorpsgenoten en gebruik te maken van zorg en ondersteuning
wanneer dat nodig is. In dit essay geven we een aantal mogelijke richtingen voor de ontwikkeling
van DOK 11+ in de komende jaren en formuleren we aanbevelingen. Het essay is gebaseerd op
scriptieonderzoek van Sharyl Martina1, Wouter Meijer2 en Oemar van der Woerd3 naar de huidige en
wenselijke samenwerking binnen DOK 11(+), de benodigde gegevensuitwisseling tussen betrokken
partijen en de potentiele maatschappelijke meerwaarde van de voorziening. Dat combineren we
met wetenschappelijke literatuur en inzichten uit onderzoek dat eerder door het instituut Beleid
en Management Gezondheidszorg (iBMG) is uitgevoerd naar lokale zorg- en dienstverlening. We
hopen met dit essay bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van DOK 11+ en daarmee aan het
verbeteren van de zorg en ondersteuning aan de Alblasserdamse burger.
Terugblik op 2012Om de ontwikkeling van DOK 11+ te kunnen begrijpen, is het nodig een stap terug te doen naar
2012. In dat jaar schreven onderzoekers van het iBMG het onderzoeksrapport ‘Zorg in de wijk’ in
opdracht van de gemeente Alblasserdam en woningcorporatie Woonkracht104. Het onderzoek
richtte zich op de vraag of het wenselijk en haalbaar was om naast het al bestaande DOK 11 een
zogenaamde ‘anderhalvelijnsvoorziening’ in Alblasserdam te realiseren. De gedachte bij de start van
het onderzoek was dat een deel van de medisch-specialistische zorg uit ziekenhuizen wellicht naar
deze voorziening kon worden verplaatst en zo dichter bij de Alblasserdamse burger kon worden
aangeboden. Uit het onderzoek kwam echter naar voren dat de kwaliteit en toegankelijkheid
van de ziekenhuiszorg in de regio goed is geborgd. Er bleek in Alblasserdam veel meer behoefte
te bestaan aan een voorziening waarin huisartsenzorg, paramedische zorg, thuis-/ouderenzorg,
eerstelijns psychiatrie, preventie, voorlichting en allerlei vormen van maatschappelijke ondersteuning
geïntegreerd kunnen worden aangeboden. Volgens de belangrijkste lokale en regionale betrokkenen
zouden met name Alblasserdamse ouderen en chronisch zieken gebaat zijn bij een dergelijke voor-
ziening. Later heeft de gemeente daar vanwege de decentralisatie van de jeugdzorg de doelgroep
jeugd aan toegevoegd. De onderzoekers adviseerden de gemeente om samen met burgers en
aanbieders van zorg en welzijn te verkennen welke visie ten grondslag zou moeten liggen aan een
dergelijke voorziening voor ‘Zorg in de wijk’, hoe deze visie in een groeimodel concreet vorm zou
kunnen krijgen en welke ambities, verwachtingen en vervolgstappen daarbij horen.
1 Martina, S. (2015). De invloed van bekostiging binnen wijkgerichte zorg en de rol van de gemeente. Rotterdam: iBMG.
2 Woerd, O. van der (2015). De maatschappelijke meerwaarde van wijkgerichte zorg en de meetbaarheid hiervan. Rotterdam: iBMG.
3 Meijer, W. (2015). Gegevensuitwisseling bij wijkgerichte zorg. Rotterdam: iBMG.
4 Putters, K., Postma, J. en Kelder. M. (2012). Zorg in de wijk. Rotterdam: iBMG.
6 Zorg in de wijk 2.0
De stand van zakenNa 2012 hebben de gemeente Alblasserdam, Woonkracht10 en de andere betrokken partijen veel
werk verzet om ‘Zorg in de wijk’ verder vorm te geven. Zo werd in samenwerking met zorgver-
zekeraar VGZ in 2013 een externe projectleider aangesteld die op basis van gesprekken met de
betrokken partijen een functioneel plan van eisen voor een ‘voorziening voor verlengde eerste
lijn’ heeft opgesteld. Vervolgens heeft de gemeente Alblasserdam in 2014 een projectstructuur
ingericht met een projectleider, een stuurgroep en een werkgroep waarmee de voorziening
(inmiddels ‘DOK 11+’ geheten) moet worden gerealiseerd. Op het moment van schrijven van dit
essay (september 2015) ligt een samenwerkingsovereenkomst en een aantal eerste schetsen van
DOK 11+ op tafel en vinden gesprekken plaats over de indeling van het gebouw en de definitieve
financiële en inhoudelijke betrokkenheid van de zorg- en welzijnsaanbieders. Naast de gemeente
Alblasserdam zijn de belangrijkste partijen Woonkracht10, Stichting Welzijn Alblasserdam, Rivas
(jeugdzorg, thuiszorg en verpleeg- en verzorgingshuiszorg), Yulius (GGZ) en de huisartsen en para-
medici die momenteel in DOK 11 actief zijn. De doelstelling van de gemeente bij het realiseren van
DOK 11+ is het versterken van de eigen kracht van de Alblasserdamse burger en het verbeteren
van de multisectorale samenwerking tussen zorg- en welzijnsaanbieders. Hiermee vervult zij een
dubbelrol. Aan de ene kant heeft de gemeente in 2014 de rol van regisseur op zich genomen door
het opzetten van de projectstructuur en het aanstellen van de projectleider. Aan de andere kant
lijkt zij steeds meer coproducent/partner te worden met ideeën om een deel van het Wmo-loket
en een ‘dorpswinkel’ in DOK 11+ te vestigen. De dorpswinkel zou een centraal punt moeten zijn
waar burgers terecht kunnen met hun vragen op het gebied van zorg, welzijn en wonen en direct
worden geholpen of worden doorverwezen naar gespecialiseerde aanbieders.
De structuur van dit essayNu de eerste schetsen voor DOK 11+ op tafel liggen, en steeds duidelijker wordt welke rol partijen
voor zichzelf zien, ontstaat een goed moment om te reflecteren op de huidige en wenselijke
samenwerking. Uit onze onderzoeken komt naar voren dat het voor het slagen van DOK 11+ van
belang is dat de betrokken partijen zich bewust zijn van drie dimensies van samenwerking. Iedere
dimensie heeft twee uitersten waartussen een balans dient te worden gevonden. Het gaat om de
dimensies gezamenlijk – individueel, formeel – informeel en materieel (gebouw) – immaterieel
(sociale relaties).
Figuur 1. Drie dimensies van samenwerking
In het vervolg van dit essay werken we de drie dimensies uit, besteden we aandacht aan de compro-
missen die soms nodig zijn om een balans te vinden tussen twee uitersten en formuleren we
aanbevelingen.
Dimensie 1
Dimensie 2
Dimensie 3
Individuele doelstellingen
Informele samenwerking
Gezamenlijke doelstellingen
Formele samenwerking
Aandacht voor gebouw
Aandacht voor sociale relaties
Zorg in de wijk 2.0 7
Dimensie 1: Het is van belang een gezamenlijke visie te formuleren die ruimte biedt voor individuele doelstellingenDe samenwerking binnen het project DOK 11+ kan worden gezien als een ‘collaborative commu-
nity’5. Een collaborative community bestaat wanneer mensen en organisaties samenwerken om
een bepaald doel te bereiken en heeft drie eigenschappen: (1) gedeelde waarden die het handelen
van betrokkenen sturen, (2) een gezamenlijke identiteit die de basis vormt voor het onderlinge
vertrouwen en (3) concrete afspraken over de organisatie van de samenwerking. Het onderzoek
van Martina naar de multisectorale samenwerking laat zien dat de betrokkenen met name op het
gebied van de organisatie en de concrete invulling van DOK 11+ ideeën hebben ontwikkeld. Met
andere woorden: er wordt al veel nagedacht over de ‘hoe-vraag’. Het gebouw DOK 11+ inclu-
sief de dorpswinkel dient interactie tussen de verschillende disciplines te bevorderen en integrale
dienstverlening mogelijk te maken. Een ‘verbindingsofficier’ kan er daarnaast voor zorgen dat
partijen elkaar in praktische zin gemakkelijk kunnen vinden, bijvoorbeeld door het organiseren van
reguliere overleggen en themabijeenkomsten. Het onderzoek van Van der Woerd, dat laat zien
hoe de betrokken partijen de (potentiele) maatschappelijke meerwaarde van DOK 11+ definiëren,
toont eveneens aan dat praktische zaken als (de inrichting van) het gebouw en de rol van een
verbindingsofficier als belangrijk worden gezien.
Tegelijkertijd blijkt uit de onderzoeken van Martina en Van der Woerd dat op het diepere niveau van
de waarden en de identiteit nog veel onduidelijk is. Zo beargumenteert Martina dat de belangen
en doelen van de betrokkenen momenteel uiteenlopen en daarmee een gezamenlijke identiteit in
de weg staan. De verschillende organisaties zijn daarnaast sceptisch over gezamenlijke bekosti-
ging en koesteren het ‘eigen’ bekostigingssysteem als een instrument om regie te houden op de
samenwerking. Van der Woerd gaat nog een stap verder en toont aan dat het begrip ‘maatschap-
pelijke meerwaarde’ in de praktijk op zeven verschillende manieren wordt gedefinieerd. Hoewel
deze zeven typen elkaar deels aanvullen, laat zijn analyse tevens zien dat de doelstellingen van de
betrokken partijen niet automatisch synchroon lopen.
Hoewel het verleidelijk kan zijn om te streven naar zoveel mogelijk gezamenlijkheid, is het voor het
slagen van DOK 11+ van belang een middenweg te vinden tussen gedeelde en individuele doelen.
Te weinig gezamenlijkheid leidt er toe dat de ‘collaborative community’ zich niet verder kan
ontwikkelen en de samenwerking stagneert. Te weinig aandacht voor individuele doelstellingen
kan er echter voor zorgen dat het draagvlak voor DOK 11+ binnen de betrokken organisaties
5 Adler, P.S. en Heckscher, C. (2006). The Firm as a Collaborative Community: Reconstructing Trust in the Knowledge Economy. New York, NY: OxfordUniversity Press.
1. Efficiënte doorverwijzing van burgers door korte lijnen tussen zorg- en welzijnspartijen.
2. Samenwerking tussen zorg- en welzijnspartijen (met één loket) maakt
integrale zorgverlening mogelijk.
3. Samenwerking tussen zorg- en welzijnspartijen stimuleert preventieve zorgverlening.
4. Samenwerking tussen zorg- en welzijnspartijen maakt het faciliteren van informele
ondersteuning mogelijk, waardoor onnodige zorgconsumptie wordt verminderd.
5. Zorg- en vooral welzijnsvoorzieningen worden herkenbaarder en beter toegankelijk voor
Alblasserdamse burgers.
6. Aanwezigheid van welzijnspartijen maakt brede vraagverheldering bij burgers mogelijk.
7. Multifunctionele (zorg)woningen voor verschillende doelgroepen (oud en jong).
Tabel 1. Zeven typen maatschappelijke meerwaarde van DOK 11+
8 Zorg in de wijk 2.0
wegvalt. De partijen zouden dus moeten streven naar een compromis tussen gezamenlijke en
individuele doelstellingen. Een concept dat hierbij behulpzaam kan zijn, is dat van ‘grenzen’. In
eerder onderzoek naar samenwerking in de wijk laat Oldenhof6 zien dat professionals voortdurend
te maken hebben met allerlei grenzen, bijvoorbeeld tussen organisaties, geografische gebieden,
professionele disciplines, methoden van werken, juridische kaders en bekostigingssystemen.
Deze grenzen lijken soms hard en moeilijk te overschrijden, maar het onderzoek toont aan dat ze
onderhandelbaar zijn en kunnen verschuiven. Een gezamenlijke visie kan succesvol zijn wanneer
deze de samenwerking niet tot in detail vastlegt, maar ruimte laat voor onderhandeling en het
herdefiniëren van de verschillende grenzen in de dagelijkse praktijk. Dat zou pleiten voor een
visiedocument waarin vooral aandacht wordt besteed aan gedeelde waarden en een gezamen-
lijke identiteit (de eerste en tweede dimensie van de collaborative community) en minder aan de
concrete organisatie (de derde dimensie).
Dimensie 2: Aandacht voor het formaliseren van de samenwerking is nodig, maar het is belangrijk de kracht van het informele te behouden Meijer maakt in zijn onderzoek naar gegevensuitwisseling onderscheid tussen een formeel en
een informeel perspectief. Het formele perspectief op gegevensuitwisseling wordt gekenmerkt
door zaken als juridische grondslagen van uitwisseling, privacy van burgers, ICT-infrastructuren
en gegevensbeveiliging. Het informele perspectief stelt de praktijk van alledag centraal waarin
gegevensuitwisseling meer ad-hoc plaatsvindt in natuurlijke overlegstructuren en tijdens informeel
contact tussen professionals. Voorbeelden daarvan zijn patiëntbesprekingen of assistenten die bij
elkaar langs lopen voor informatie. Meijer concludeert dat goede gegevensuitwisseling geworteld
is in zowel het formele als het informele perspectief. Om de privacy van burgers te beschermen en
gegevens zo efficiënt mogelijk uit te wisselen, is het belangrijk dat er heldere formele afspraken zijn
over de inrichting van systemen en de juridische randvoorwaarden. Tegelijkertijd moet dit passen bij
de dagelijkse informele werkpraktijk van professionals en geen onnodige bureaucratie opleveren.
Het onderscheid tussen formeel en informeel is niet alleen zinvol als het gaat om gegevensuit-
wisseling, maar kan ook worden toegepast op andere aspecten van de samenwerking rond DOK
11+. Een goed voorbeeld van het formele perspectief is het advies van Martina om een document
op te stellen (mogelijk als inhoudelijke verdieping bij de huidige samenwerkingsovereenkomst),
met daarin de rolverdeling tussen de betrokken partijen, een gezamenlijke visie en gezamenlijke
doelstellingen. Ook de analyse van Van der Woerd laat het belang zien van het formaliseren van de
samenwerking en het meten van de effecten daarvan. Op basis van literatuuronderzoek formu-
leert hij een lijst met indicatoren die als aanzet kan dienen om de maatschappelijke meerwaarde
van DOK 11+ meetbaar te maken. Sommige indicatoren zullen relatief eenvoudig en kwantitatief
meetbaar zijn, andere vereisen een kwalitatieve evaluatie en interpretatie.
Het gevaar van teveel formalisering is echter dat het ten koste gaat van de kracht van de informele
aspecten van samenwerking tussen professionals en organisaties. De kracht van de schaal van de
gemeente Alblasserdam is dat veel mensen elkaar kennen en samenwerken op basis van jaren-
lang opgebouwde routines. Dat is waardevol omdat samenwerking zich nooit volledig in formele
afspraken laat vangen. Eerder onderzoek onder wijkverpleegkundigen7 laat zien dat een belangrijk
deel van het werk van professionals bestaat uit ‘articulatiewerk’. Articulatiewerk slaat op het werk dat
professionals verrichten om werkzaamheden en mensen aan elkaar te verbinden bij het verlenen van
verschillende vormen van ondersteuning. In het huidige gespecialiseerde en gefragmenteerde veld
van zorg en welzijn is behoefte aan professionals die de ruimte hebben om informeel te overleggen
met collega’s uit andere organisaties wanneer dat nodig is, die in staat zijn om te beslissen welke
ondersteuning een burger wel of juist niet nodig heeft en die per situatie kunnen inschatten hoe de
zelfredzaamheid van burgers kan worden versterkt. Dit werk kan lang niet altijd worden vastgelegd in
formele indicaties, protocollen en richtlijnen, maar vraagt professionele ruimte.
6 Oldenhof, L. (2012). Wijkgericht werken: intersectorale samenwerking in de wijk door grenzenwerk. Den Haag: Raad voor Volksgezondheid en Zorg.
7 Postma, J., Oldenhof, L. en Putters, K. (2014). Organized professionalism in healthcare: Articulation work by neighbourhood nurses. Journal of professions and organization, 2(1), 61-77.
Zorg in de wijk 2.0 9
Dimensie 3: Een gezamenlijk gebouw is een belangrijke randvoorwaarde, maar voor goede samenwerking is meer nodigDe gemeente Alblasserdam, Woonkracht10 en de andere betrokken partijen hebben de afgelopen
jaren veel energie gestoken in het realiseren van een nieuw gebouw. De verwachtingen zijn hoog-
gespannen: de kortere fysieke afstand en het delen van ruimte zou onder andere moeten leiden
tot meer integrale zorg en ondersteuning, efficiëntere doorverwijzing en een gezamenlijke aanpak
van preventie (zie ook tabel 1). Een herkenbaar punt in Alblasserdam voor burgers die (tijdelijk)
zorg en ondersteuning nodig hebben. Hoe het gebouw er echter uit moet komen te zien, is nog
geen uitgemaakte zaak. Over zaken als de indeling van de ruimtes, het aanzicht, de positionering
van de woningen en de fysieke verbinding met DOK 11 zal de komende periode nog veel worden
gesproken.
De discussie over bouw en inrichting is van belang omdat DOK 11+ meerdere functies moet
vervullen. Werk van de Franse wetenschappers Luc Boltanski en Laurent Thévenot8 kan helpen om
inzichtelijk te maken waaraan een goed gebouw moet voldoen. Volgens Boltanski en Thévenot
bestaan er zes ‘werelden’ waaraan mensen impliciet refereren als ze moeten beoordelen of iets goed
is: de werelden van markt, industrie, burgerschap, huiselijkheid, inspiratie en bekendheid. Iedere
wereld bestaat uit bepaalde waarden en criteria waarmee kan worden bepaald wat goed of juist
niet goed is. De uitdaging in Alblasserdam is om al die werelden samen te laten komen in DOK 11+
en daarmee aan te sluiten op de verschillende functies van het gebouw (tabel 3). Dat zal er in de
praktijk toe leiden dat er compromissen tussen verschillende eisen worden gesloten, bijvoorbeeld
tussen efficiëntie, huiselijkheid en esthetiek. Een gebouw waarbij alleen aandacht is voor de
schoonheid van de inrichting zal al snel tekort schieten in efficiëntie en laagdrempeligheid voor
burgers. En hoewel het belangrijk is dat het gebouw openheid en transparantie uitstraalt, is het ook
van belang de privacy van mensen te waarborgen bij bezoek aan een hulpverlener. DOK 11+ is dus
altijd ‘meervoudig’.
Een goed gebouw leidt echter niet automatisch tot goede samenwerking. Als er verder niets
gebeurt, leidt een nieuw gebouw slechts tot het kopiëren van de bestaande verhoudingen in een
nieuwe omgeving. Met andere woorden: DOK 11+ loopt dan het risico niet meer dan een ‘bedrijfs-
verzamelgebouw’ te worden. In hun werkbezoek aan een gezondheidscentrum in Den Haag zagen
Martina, Meijer en Van der Woerd dat dit een reëel gevaar is. Het aanstellen van een verbindingsof-
ficier, het inrichten van een gedeelde koffieruimte, het organiseren van gezamenlijke overleggen
(zoals MDO’s – multidisciplinaire overleggen over patiënten) kunnen samenwerking stimuleren.
8 Boltanski, L en Thévenot, L. (2006). On justification: economies of worth. Princeton, NJ: Princeton University Press.
1. Een afname van het aantal mensen dat met een niet-medische vraag bij de huisarts
komt.
2. De kwaliteit van het multidisciplinaire overleg tussen zorg- en welzijnsaanbieders.
3. Kortere wachttijden voor mensen met een ondersteuningsvraag.
4. Een hogere tevredenheid van de Alblasserdamse burger met het zorg- en welzijns-
aanbod in de gemeente.
5. Een toename van het aantal vrijwilligers dat informele zorg en ondersteuning biedt.
6. Een betere doorverwijzing tussen zorg- en welzijnsaanbieders.
7. De kwaliteit van programma’s voor preventie en integrale ondersteuning gericht op
ouderen, chronisch zieken en jongeren.
Tabel 2. Mogelijke indicatoren voor het meten van de maatschappelijke meerwaarde van DOK 11+
10 Zorg in de wijk 2.0
Door het afleggen van werkbezoeken aan soortgelijke centra elders in het land kan worden geleerd
van goede voorbeelden en kunnen de onderlinge vertrouwensrelaties binnen DOK 11+ worden
versterkt. Ten slotte is het raadzaam om voldoende flexibiliteit in de inrichting van DOK 11+ in te
bouwen zodat na verloop van tijd functionaliteiten kunnen worden aangepast of toegevoegd. De
ervaring leert dat dit soort gebouwen slechts ten dele vooraf kunnen worden gepland; ze gaan
pas ‘leven’ als ze in het dagelijkse gebruik worden ingericht en aangepast. Door het betrekken van
professionals en burgers, bijvoorbeeld in de vorm van een burgerpanel, kan DOK 11+ ook in de
verdere toekomst blijven voldoen aan de verschillende opvattingen van een ‘goed gebouw’.
AanbevelingenOp basis van onze analyse van de drie dimensies van samenwerking komen we tot de volgende
concrete aanbevelingen aan de gemeente Alblasserdam en de overige betrokkenen:
1 Stel een visiedocument opOm de collaborative community rondom DOK 11+ verder vorm te geven, is het raadzaam een
visiedocument op te stellen waarin de gedeelde waarden en de gezamenlijke identiteit wordt
vastgelegd. We adviseren om hierin geen concrete werkafspraken op te nemen maar om die later
separaat uit te werken. Het visiedocument laat dan ruimte voor professionele afwegingen in de
praktijk en faciliteert toekomstige onderhandelingen over de samenhang en overlap tussen geza-
menlijke en individuele doelstellingen.
2 Ontwikkel programma’s voor integrale zorg en ondersteuningIn aanvulling op het visiedocument kunnen zorg- en welzijnsprofessionals aan de slag om multidis-
ciplinaire programma’s te ontwikkelen voor passende en integrale zorg en ondersteuning binnen
DOK 11+. Het ligt voor de hand om te beginnen bij de doelgroepen ouderen, chronisch zieken en
jeugd en daarbinnen speerpunten te benoemen in aansluiting op de regionale en lokale ontwikke-
lingen die al in gang zijn gezet (bijvoorbeeld rondom dementie, diabetes en eenzaamheid). VGZ is bij
de medische onderwerpen een logische partner vanwege best practices die de zorgverzekeraar kan
aandragen en eventuele extra financiële middelen die beschikbaar zijn voor integrale zorg.
3 Ontwikkel een kader voor het evalueren van DOK 11+ en voer een nulmeting uitOm te kunnen bepalen of en wanneer DOK 11+ een succes is, is het raadzaam om vooraf een set
criteria op te stellen waarmee DOK 11+ kan worden geëvalueerd en vervolgens een nulmeting uit
te voeren. Het lijstje indicatoren uit dit essay kan daarvoor een aanzet bieden. In gesprekken met
de betrokkenen partijen, maar ook met het Onderzoekcentrum Drechtsteden en VGZ, kan worden
Tabel 3. Zes werelden die samenkomen in één gebouw
Wereld Waarden Eisen aan DOK 11+
Markt Concurrentie, winst, kiezende
consumenten, ondernemerschap
DOK 11+ faciliteert ondernemerschap
en klantgerichtheid.
Industrie Planning, efficiëntie DOK 11+ maakt efficiënte zorgverlening
mogelijk.
Burgerschap Gelijkheid, burgerparticipatie,
burenhulp
DOK 11+ stimuleert vrijwilligerswerk en
participatie van burgers.
Huiselijkheid Laagdrempeligheid, herkenbaar-
heid, privacy, mantelzorg
DOK 11+ is een veilige, laagdrempelige
en herkenbare voorziening voor burgers.
Inspiratie Creativiteit, innovatie DOK 11+ inspireert organisaties en
professionals om te innoveren.
Bekendheid Uitstraling, PR en marketing DOK 11+ is een visitekaartje voor
Alblasserdam en de andere betrokkenen.
Zorg in de wijk 2.0 11
geïnventariseerd welke data al voorhanden is en welke evaluaties dit mogelijk maakt. Bij voorkeur
wordt de meting jaarlijks of tweejaarlijks uitgevoerd.
4 Betrek burgers bij het ontwikkelen en het evalueren van DOK 11+Door alle partijen wordt het versterken van de eigen kracht van de burger en het verbeteren van de
zorg- en dienstverlening aan die burger gezien als de belangrijkste doelstelling van DOK 11+. Toch
zijn burgers maar zijdelings betrokken bij de ontwikkeling van DOK 11+. Het verdient aanbeveling
om burgers nauwer te betrekken, bijvoorbeeld door de Wmo-adviesraad mee te laten denken over
de ontwikkeling van het gebouw en het instellen van een burgerpanel dat het functioneren van
DOK 11+ periodiek evalueert. Ook is het raadzaam na te denken over de (combinatie van) kanalen
waarmee naar burgers wordt gecommuniceerd over DOK 11+, bijvoorbeeld via websites en social
media. Hierbij kan worden geleerd van de ervaringen die zijn opgedaan bij de ontwikkeling van
DOK 11.
5 Houd rekening met de ‘meervoudigheid’ van DOK 11+Een goed gebouw geeft volgens Boltanski en Thévenot invulling aan waarden vanuit zes verschil-
lende werelden. Deze werelden kunnen dienen als een soort checklist om na te gaan of het
ontwerp van DOK 11+ voldoet aan de uiteenlopende eisen die eraan worden gesteld. Omdat de
eisen kunnen veranderen in de tijd, is flexibiliteit van groot belang. Een optie hierbij is om ruimte in
het gebouw te creëren voor organisaties/netwerken van mensen die geen behoefte hebben aan
een structurele ruimte, maar incidenteel van DOK 11+ gebruik willen maken (zoals bewoners- of
vrijwilligersorganisaties).
6 Organiseer werkbezoekenOp verschillende plaatsen in het land is al ervaring opgedaan met het realiseren van gebouwen
zoals DOK 11+. Het zou goed zijn om een aantal werkgezoeken te organiseren waarin ideeën
kunnen worden opgedaan over de fysieke inrichting van DOK 11+, de organisatorische afspraken
(sturing en toezicht), de juridische randvoorwaarden (de rechtsvorm) en de financiële constructies
(zoals de verdeelsleutel voor gezamenlijke kosten).
7 Maak een plan voor gegevensuitwisselingGezien het belang van een efficiënte gegevensuitwisseling, waarbij de privacy van burgers wordt
gewaarborgd, verdient het aanbeveling een plan te ontwikkelen voor het uitwisselen van gege-
vens tussen de betrokkenen in DOK 11+. Het is raadzaam om te concretiseren (1) welke gegevens
gedeeld moeten worden, (2) met /tussen wie en (3) welk doel de gegevensuitwisseling dient in het
kader van de dienstverlening. De VNG en VISD hebben handreikingen ontwikkeld die deze exercitie
kunnen ondersteunen. Op basis van de uitkomst hiervan kan worden onderzocht op welke wijze
koppelingen kunnen worden gemaakt tussen de ICT-systemen van de betrokken partijen. ICT is dus
het slotstuk van deze afwegingen; het begint bij de inhoudelijke en organisatorische vragen.
8 Gemeente: reflecteer op de eigen rolDe gemeente Alblasserdam vervult nu zowel de rol van regisseur als die van coproducent/partner.
Hoewel dit begrijpelijk is vanwege de historie van DOK 11+, kan deze vermenging van rollen tot
onduidelijkheid en conflicten leiden. Het verdient aanbeveling om kritisch te reflecteren op welke
rol/rollen de gemeente wil innemen en wat dit betekent voor de projectorganisatie. Een optie
bij het blijven innemen van beide rollen is dat deze door verschillende functionarissen vanuit de
gemeente worden ingevuld.
Erasmus University Rotterdam (EUR)
Institute of Health Policy & Management
Bayle (J) Building
Burgemeester Oudlaan 50
3062 PA Rotterdam, The Netherlands
T +31 10 408 8555
W www.bmg.eur.nl