Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten...

42
SP EELRUIMTE ADVIES,ONDERZOEK EN ONTWERPVOOR DE WOONOMGEVING postbus 449, 3800 AK AMERSFOORT nulmeting speelruimtebeleid Enquêterapport

Transcript of Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten...

Page 1: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

SP EELRUIMTEADVIES,ONDERZOEKENONTWERPVOORDEWOONOMGEVING

postbus 449, 3800 AK AMERSFOORT

nulmeting speelruimtebeleidEnquêterapport

Page 2: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te
Page 3: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

1

I N H O U D S O P G A V E

Inhoudsopgave ..................................................................................................................................1

Samenvatting .....................................................................................................................................2

Inleiding ..............................................................................................................................................4

1 Respons, Herkomst en plaats in het beleid ..............................................................................6 1.1 Respons en herkomst .....................................................................................................6

1.1.1 Respons gemeenten met wijken uit het onderzoek van TNO d.d. september 2005 ..........................................................................................................6

1.2 Vertegenwoordiging doelgroep binnen respons ...........................................................7 1.3 Plaats in het beleid..........................................................................................................7

1.3.1 Portefeuille...................................................................................................................8 1.3.2 Betrokken afdelingen of diensten bij het Handboek gemeentelijk

Speelruimtebeleid .......................................................................................................8 1.3.3 Trekker of coördinerende afdelingen of diensten bij het Handboek........................9 1.3.4 Betrokken afdelingen of diensten bij het behandelen van de beleidsbrief..............9

2 Landing en ontvangst Handboek .............................................................................................11 2.1 Bekendheid bij de invuller.............................................................................................11 2.2 Invloed van de publicatie ..............................................................................................11 2.3 Samenvattend ...............................................................................................................12

3 De beleidsbrief ..........................................................................................................................13 3.1 Bekendheid met de beleidsbrief...................................................................................13 3.2 Reeds aanwezig normatief kader voor de aanleg van nieuwe

woongebieden ..............................................................................................................13 3.3 Invloed van de beleidsbrief...........................................................................................13 3.4 Samenvattend ...............................................................................................................15

4 Bestaande kaders .....................................................................................................................16 4.1 Algemeen beleidskader ................................................................................................16 4.2 Wijze van totstandkomen..............................................................................................16 4.3 Vastellen beleidskader en budget door de raad .........................................................16 4.4 Samenvattend ...............................................................................................................17

5 Bestaande normen....................................................................................................................18 5.1 Algemene normen voor beheer en aanleg ..................................................................18 5.2 Basis voor het normatief kader ....................................................................................18 5.3 Toetsing aan het normatief kader ................................................................................19 5.4 Samenvattend ...............................................................................................................19

6 Overzicht gegevens uit de enquête .........................................................................................20 6.1 Opgegeven aantal speelvoorzieningen naar type ......................................................20 6.1 Algemene normen voor beheer en aanleg ..................................................................20

7 Conclusies/aanbevelingen .......................................................................................................21 7.1 Conclusies .....................................................................................................................21 7.2 Aanbevelingen...............................................................................................................22

Bijlagen Bijlage 1 Plan van Aanpak; VROM Bijlage 2 Werkwijze Bijlage 3 Aanbiedingsbrief Monitoring speelruimtebeleid VROM, 20 febr. 2007 Bijlage 4 Enquête nulmeting speelruimtebeleid: vragenlijst Bijlage 5 Weergave vraag 2.5: zo nee, waarom niet?

Page 4: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

2

S A M E N V A T T I N G Buitenspelen en -zijn is belangrijk voor kinderen en jongeren. Ze leren ervan, ontwikkelen hun lichaam beter en het bevordert de gezondheid. De motivatie van kinderen en jongeren om buiten te zijn/-spelen is in zijn details gevarieerd. Het gaat van voetbal, tot verstoppertje tot kletsen en rondhangen. Die verschillende motivaties hebben één gezamenlijke drijfveer: anderen ontmoeten / samen met anderen zijn. Landelijke ontwikkelingen geven aan dat buitenspelen niet overal vanzelfsprekend is. Door kleinere gezinnen zijn er minder kinderen in de straat. Ontmoeten van leeftijdsgenoten en anderen in de openbare ruimte —de drijfveer achter buitenspel— gaat daardoor minder makkelijk. Diverse organisaties en platforms maken zich zorgen over de toekomst van deze ontwikkelingsmogelijkheid voor kinderen en jongeren. Op landelijk niveau gingen de “Operatie Jong” en de kamerbehandeling van het initiatief Wetsvoorstel voor Speelruimte van de SP samen met een aantal ontwikkelingen bij het Ministerie van VROM op het gebied van het jeugdbeleid. - In het kader van het netwerk Childfriendly Cities is door VNG, Jantje Beton, NUSO en het

Ministerie van VROM in september 2006 de publicatie ‘Spelen met Ruimte, handboek Speelruimtebeleid uitgebracht. Dit ter ondersteuning van de lokale ontwikkeling van integraal speelruimtebeleid.

- In april 2006 heeft het Ministerie van VROM een beleidsbrief verstuurd aan de gemeenten met het verzoek om speelruimte in nieuwe woongebieden met 3% van het uit te geven areaal te voorzien en voorzover dat in bestaande situaties niet voorhanden is daar zo mogelijk naar toe te groeien en tevens een speelruimtebeleid te ontwikkelen.

Met beide publicaties voor het lokaal bestuur vragen VROM en het netwerk Childfriendly Cities zich af welke effectiviteit er aan kan worden toegekend. Zal het handboek worden gebruikt? Heeft de beleidsbrief invloed? Aldus gesteld is er behoefte aan een soort nulmeting om vast te stellen of gemeenten goed op de hoogte zijn van beide producten en wat men van plan is om er mee te gaan doen. Begin 2007 is de opdracht voor deze nulmeting verstrekt aan bureau SPEELRUIMTE. Eind februari is aan alle (deel)gemeenten de onderzoeksenquête verstuurd. In deze rapportage zijn de resultaten weergegeven. Op 470 adressen —dit zijn alle Nederlandse Gemeenten en Deelgemeenten— is een respons 241 antwoorden, 51% gekomen. Gemeten naar stedelijkheid en naar gemeentegrootte is de respons goed te noemen per categorie. Zij het dat sterk stedelijke gemeenten (CBS-stedelijkheid = 1) en gemeenten met meer dan 150.000 inwoners (CBS-grootte 7 en 8) beduidend meer hebben gereageerd dan gemeenten uit de andere categorieën. Er is tevens gekeken naar gemeenten die in het onderzoek "Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht" (TNO sept. 2005) met één of meer wijken waren betrokken. Deze zijn met 67% in het onderzoek vertegenwoordigd. Met dit onderzoek is speelruimtebeleid ten aanzien van 59% van de landelijke doelgroep aan minderjarigen (0 tot 18 jaar) vertegenwoordigd. Het speelruimtebeleid is bij de gemeenten bij zeer verschillende onderdelen in de organisatie ondergebracht en het is vaak over meerdere onderdelen in de organisatie verdeeld. Bij het College is speelruimtebeleid het vaakst opgenomen in de portefeuille Jeugdbeleid. Daarna vinden we de portefeuille Groen en de portefeuille Sport en Recreatie. Bij de ambtelijke ondersteuning zijn de technische diensten Groen en Verkeer het meest betrokken. Daarna volgt Jeugdbeleid met een actieve rol op de tweede plaats. Tot slot is Ruimtelijke Ordening in aardig wat gemeenten betrokken bij het speelruimtebeleid. Het trekker-/coördinatorschap in het beleid ligt bij de helft van de gemeenten bij Jeugdbeleid, gevolgd door de technische diensten Groen / Verkeer. Bij een klein aantal gemeenten (10%) wordt het trekker-/coördinatorschap verdeeld over twee of meer afdelingen/diensten, waarbij de ene staat voor het bestaande beleid en de ander voor nieuw beleid. De beleidsbrief blijkt bij bijna de helft van de gemeenten bij de afdeling Jeugdbeleid behandeld te zijn. Daarnaast is deze behandeld door Ruimtelijke Ordening en de technische diensten Groen/Verkeer. Hier gaven bijna eenvijfde deel van de gemeenten (19%) aan dat de brief door twee afdelingen, Ruimtelijke Ordening en Groen/Verkeer, is behandeld.

Page 5: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

3

Het handboek is goed bekend bij de gemeenten. Met het toenemen van de stedelijkheid (CBS stedelijkheidsgraad 1 en 2) neemt de bekendheid iets af. Ruim viervijfde van de gemeenten gaat er iets mee doen. Bij dat deel van de gemeenten dat niets met het handboek zal doen is dat meestal omdat er al beleid is of omdat speelruimtebeleid net in ontwikkeling is. Bij slechts vier gemeenten leidt het ontbreken van middelen of prioriteit of tijd ertoe dat het handboek terzijde wordt gelegd. De beleidsbrief is bij ruim driekwart van de gemeenten bekend. Bijna drievijfde hiervan geeft aan een norm te hanteren voor de aanleg van speelruimte in nieuwe woongebieden. Hierin spelen de omvang van het gebied voor driekwart en het aantal jeugdigen voor tweederde een grote rol. Bij een kwart van deze gemeente speelt het aantal woningen en het aantal inwoners een rol. Bij ruim een kwart van de gemeenten heeft de beleidsbrief invloed op het vigerend beleid. Hier wordt de 3%-norm in nieuw beleid dan wel nieuwe bestemmingsplannen opgenomen, of leidt de brief tot het opstellen of bijstellen van een norm, dan wel het realiseren van meer speelruimte. Bijna tweederde van de gemeenten geeft aan dat ze niets zullen doen met de beleidsbrief. Hier wordt echter door veel gemeenten aangegeven dat het vigerende beleid al voldoet. Driekwart van de gemeenten hanteert een beleidskader voor het buitenspelen en ontmoeten in openbare ruimte. Tweederde deel hiervan betreft een nota met betrekking tot de speeltoestellen, -plekken of voorzieningen. Minder dan de helft hiervan betrekt ook het speelweefsel en/of de informele speelruimte hierin. Een klein aantal gemeenten hiervan (7%) geeft aan dat het "duurzaam veilig" een onderdeel is van het beleid voor kinderen en jongeren in de openbare ruimte. Tot slot geeft 4% van deze gemeenten aan ook nog een nota met betrekking tot het activeren van kinderen en jongeren in de openbare ruimte tot dit kader te rekenen. Bij de meeste gemeenten met een beleidskader passeert het beleidskader de diverse momenten voor besluitvorming. 85% heeft het beleidskader laten vaststellen door de (deel)gemeenteraad. Bij 3% is dit nog in procedure en bij 2% is het alleen door het College vastgesteld. Een groot deel van deze gemeenten (83%) heeft budgetten gereserveerd om beleid uit te voeren. Bij gemeenten met een door de (deel)gemeenteraad vastgesteld beleidskader is dat aandeel 89%. Bijna driekwart (73%) van de gemeenten heeft een norm voor beheer dan wel aanleg. Bijna de helft van de gemeenten (49%) heeft een norm voor zowel aanleg als voor beheer. Eentiende (11%) geeft aan wel een norm voor beheer te hebben, maar niet een voor de aanleg. Bijna eenzevende (14%) zegt wel een norm voor de aanleg te hebben, maar niet voor het beheer. Het overgrote deel van deze gemeenten (67%) baseert de normen op de omvang van het gebied. Het aantal jeugdigen vormt bij iets minder gemeenten (59%) mede de basis. Indien alleen gekeken wordt naar gemeenten met een norm voor het beheer is er een grotere voorkeur (65%) voor een norm gebaseerd op het aantal jeugdigen. Ruim tweevijfde (44%) van de gemeenten met een norm gebruiken deze voor een regelmatige toetsing. Voor tweederde (63%) geschiedt deze toetsing bij aanleg. Vervolgens geeft 23% aan dit na 6 jaar te herhalen. Een minderheid toetst na 3 jaar (15%) of na 9 jaar (8%)

Page 6: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

4

I N L E I D I N G Voor u liggen de resultaten van de enquête naar de nulsituatie van het speelruimtebeleid bij de Nederlandse Gemeenten in het jaar 2007. De enquête is uitgevoerd door bureau SPEELRUIMTE in opdracht van het Ministerie van VROM. De Begeleidingscommissie onderzoek bestond uit een vertegenwoordiging vanuit VROM, de VNG en Jantje Beton in het kader van het netwerk Childfriendly Cities. Achtergrond Buitenspelen is een must voor kinderen en jongeren. Het is belangrijk voor veel facetten van hun leven. Zo is er een relatie tussen buitenspelen en een gezonde fysieke en mentale ontwikkeling. Ook is er een relatie met integratie en participatie. Een goede ruimtelijke ordening voorziet dan ook in voldoende ruimte voor de jeugd. In het kader van het interdepartementale samenwerkingsverband “Operatie Jong” is reeds veel aandacht besteed aan de structuur en sturing van het jeugdbeleid. Het aandeel van VROM in de activiteiten, die moeten leiden tot meer ruimte voor de jeugd in openbare ruimte, om daarmee ook de leefbaarheid in de steden te verbeteren, is: - In het kader van Operatie Jong en als ondersteuning van de beleidsbrief heeft het Ministerie

van VROM in samenwerking met het netwerk Childfriendly Cities in september 2006 een handboek Speelruimtebeleid uitgegeven. Dit handboek moet gemeenten ondersteunen bij de ontwikkeling van integraal speelruimtebeleid. Gemeenten die zo’n beleid nog niet hebben vinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zo’n beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te vervolmaken.

- VROM heeft in april 2006 een beleidsbrief aan alle gemeenten gezonden waarin wordt aanbevolen een richtgetal van minimaal 3% van (uitleg)locaties te hanteren als te reserveren ruimte voor buitenspeelruimte en een speelruimtebeleid te voeren. De feitelijke inrichting van de openbare ruimte is een zaak voor gemeenten.

Onderzoeksthema Verondersteld wordt dat lang niet alle gemeenten een (vastgesteld) speelruimtebeleid hebben. Wat er aan inrichting van openbare ruimte t.b.v. speelruimte wordt gedaan lijkt vaak een incidenteel karakter te hebben. Onbekend is hoeveel gemeenten wel een speelruimtebeleid hebben en als ze dat al hebben is onbekend van wanneer dat dateert en hoe dat in de gemeente is geïmplementeerd. Zaken als integraliteit van beleid en effectiviteit van uitvoering zijn veelal onbekend. De tot nu toe uitgevoerde enquêtes van stichting Speelruimte, waarvan de laatste uit 2003 stamt, geeft door de beperkte vraagstelling slechts een gedeeltelijk beeld van het gebruik van bestaande speelruimte. April 2006 heeft VROM, middels de beleidsbrief, een standpunt ingenomen over het aandeel van de openbare ruimte dat minimaal voor speelruimte beschikbaar zou moeten zijn. Tevens is aan alle gemeenten het handboek speelruimte beschikbaar gesteld. Hierdoor is het zinvol om nu in beeld te brengen of en in hoeverre beide beleidsinstrumenten effect hebben op het speelruimtebeleid van gemeenten. Het betreft hier in feite de nulmeting. Over ca. 4 jaar kan een vervolgmeeting de voortgang in beeld brengen. De tekst van dit rapport is als volgt opgebouwd: - In hoofdstuk 1 wordt de respons afgezet tegen stedelijkheidsgraad en gemeentegrootte.

Vervolgens wordt nagegaan hoe de doelgroep (0-18 jaar) is vertegenwoordigd binnen de enquête en afgezet tegen stedelijkheidsgraad en gemeentegrootte. Tot slot wordt beschreven, aan de hand ven de beantwoording, welke plaats speelruimtebeleid heeft binnen het beleid van de gemeente. Beschreven wordt bij welke portefeuille het thuis is, welke diensten betrokken zijn en welke diensten "trekker" in het beleid zijn.

- In hoofdstuk 2 wordt beschreven hoe het handboek Speelruimtebeleid bij de gemeente bekend is en wat de invloed ervan is. Gaat men er wat mee doen?

- In hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe de beleidsbrief bij de gemeente bekend is en wat de invloed ervan is. Daarbij wordt beschreven hoe de 3%-norm uit de brief binnen de gemeente werd ontvangen, enerzijds als een prikkel of aanwijzing om beleid te formuleren, anderzijds als een bevestiging van een reeds ingeslagen pad.

Page 7: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

5

- In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe de bestaande kaders voor speelruimtebeleid er in de gemeente uit zien. Wat voor type nota is er, gaat het om een speeltoestellennota of is deze breder met inbegrip van de informele speelruimte en het speelweefsel? En hangt er ook een vastgesteld budget achter dit beleidskader.

- In hoofdstuk 5 wordt beschreven of de gemeente een norm voor aanleg en/of beheer heeft. Vervolgens wordt weergegeven waar dit normatief kader op gebaseerd is. Is het gerelateerd aan het aantal inwoners, het aantal jeugdigen of het aantal woningen of is het op een of andere manier gerelateerd aan de omavang van een gebied? Tot slot wordt beschreven op welke momenten de gemeente dit normatief kader toepast. Wordt het alleen bij aanleg gehanteerd of vindt er een regelmatige toetsing plaats.

- In hoofdstuk 6 tot slot vindt u een weergave van de opgegeven gegevens. In de enquête waren een aantal vragen opgenomen met betrekking tot de samenstelling van de speelvoorzieningen. Deze worden beschreven naar aantal per type. Daarna vindt u een overzicht van deze gegevens per gemeenteklasse ingedeeld naar stedelijkheidsgraad. Dit overzicht kan dienen als referentie om gemeenten te vergelijken met het gemiddelde aanbod.

Page 8: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

6

1 R E S P O N S , H E R K O M S T E N P L A A T S I N H E T B E L E I D

In dit hoofdstuk beschrijven we de respons op de enquête alsmede plaats binnen de organisatie waar het speelruimtebeleid behandeld wordt.

1.1 Respons en herkomst De enquête half februari is naar 470 adressen verstuurd. Dit zijn alle 443 Nederlandse Gemeenten alsmede de 27 Deelgemeenten van Amsterdam en Rotterdam. Na een aanvankelijk snel groeiende respons, bleef deze eind april rond de 190 antwoorden steken. Een herinneringsronde per telefoon en email bracht de respons op 241 antwoorden. Dat betekent een respons van 51%. Het adressen bestand is verbonden met de gegevens van het CBS met betrekking tot stedelijkheid en gemeentegrootte. In de tabel hieronder is de respons naar stedelijkheid weergegeven.

Uit dit overzicht blijkt dat de respons uit de zeer sterk stedelijke gemeenten (= 1) boven de gemiddelde respons ligt. De respons van de niet stedelijke gemeenten (= 5) ligt iets onder het gemiddelde. In de volgende tabel is de respons naar gemeentegrootte weergegeven:

Hieruit blijkt dat de respons van gemeenten tot 150.000 inwoners zich rond het gemiddelde van 51% beweegt. Gemeenten met meer dan 150.000 inwoners hebben een beduidend hogere respons. Bij het nabellen en -mailen bleek men vaak niet van de enquête op de hoogte.

1.1.1 Respons gemeenten met wijken uit het onderzoek van TNO d.d. september 2005 Door de opdrachtgever is speciale aandacht gevraagd voor de gemeenten die met één of meerdere wijken waren vertegenwoordigd in het onderzoek "Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht" van TNO uit september 2005. Bij deze groep gemeenten is extra vroeg inspanning geleverd om de respons te verhogen. Dit heeft geleid tot het volgende resultaat:

Page 9: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

7

Uiteindelijk hebben 4 van de 6 gemeenten gereageerd en is een respons van 67% bereikt. Gemeten naar het aantal onderzoekswijken is de respons 60%.

1.2 Vertegenwoordiging doelgroep binnen respons De gegevens, met betrekking tot het aantal minderjarigen en het totaal aantal inwoners, van de gemeenten uit de respons zijn afgezet tegen de gegevens van geheel Nederland. In onderstaande tabel is dit weergegeven naar stedelijkheid. Als eerste blijkt hieruit dat de gemeenten uit de respons gezamenlijk drievijfde deel van de doelgroep vertegenwoordigen. Met de respons van 51% van de Nederlandse gemeenten is 59% van de doelgroep 0 t/m 17 jaar vertegenwoordigd. Verder blijkt dat de respons van matig stedelijke gemeenten (= stedelijkheidsgraad 3) een aanmerkelijk lagere vertegenwoordiging van de doelgroep 0 t/m 17 jaar heeft opgeleverd. Doordat alle grote gemeenten hebben gereageerd is de respons ook hier 100%. Overigens zijn in deze tabel de deelgemeenten niet opgenomen, om dubbeltellen van gegevens te voorkomen.

Indien we de gegevens vergelijken naar gemeentegrootte zien we dat de gemeenten met meer dan 150.000 inwoners tezamen de grootste vertegenwoordiging van de doelgroep 0 t/m 17 jaar heeft. Bij gemeenten kleiner dan 10.000 inwoners is de vertegenwoordiging van de doelgroep 0 t/m 17 jaar het kleinst.

1.3 Plaats in het beleid In de enquête is op diverse plaatsen gevraagd wie voor welk onderdeel van het speelruimtebeleid verantwoordelijk is. Bij het opstellen van de enquête is gekozen voor de volgende matrixonderdelen:

Page 10: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

8

- Jeugdbeleid - Ouderenbeleid - Onderwijs - Sport en recreatie - Volkshuisvesting, leefbaarheid, integratie - Ruimtelijke Ordening - Groen - Verkeer - Financiën

Tijdens de verwerking bleek dat deze disciplinaire indeling niet door iedereen makkelijk was in te vullen. Sommige gemeenten hebben een projectorganisatie met een indeling naar beleid en uitvoering. Andere gemeenten hanteren een productorganisatie met een indeling naar burgercontacten (producten) of interne ondersteuning (faciliteiten). Weer anderen hanteren een sectorenmodel of een directiemodel. Tot slot komen we gemeenten tegen met de traditionele indeling in afdelingen, diensten en bedrijven. Bij de verwerking is ervoor gekozen om aan de oorspronkelijk gekozen matrix vast te houden. Daarbij is gekozen voor een vast wijze van scoren (zie werkwijze). Bij twijfel, organisatienamen zijn soms uitermate cryptisch, is op de website van de betreffende gemeente gezocht naar het organigram en indien nodig de portefeuilleverdeling.

1.3.1 Portefeuille In onderstaande tabel is de verdeling van de antwoorden en scores van vraag 1.2 naar de plaats in het College weergegeven. Per gemeente konden meerdere onderdelen worden aangegeven. Het percentage is daarom gerelateerd aan het aantal terugontvangen enquêtes (N).

Uit de tabel blijkt dat het speelruimtebeleid verreweg het meest is ondergebracht bij de portefeuille Jeugdbeleid (58%). Soms is dit een onderdeel binnen de portefeuille Welzijn (vaak in combinatie met ouderenbeleid) of Welzijn en Onderwijs. Maar uit de antwoorden, en de route langs alle websites op internet, blijkt dat dit vaak een zelfstandige portefeuille in combinatie met onderdelen als Sport, Onderwijs of wijkbeheer en leefbaarheid. De tweede op de ranglijst is de portefeuille Groen (41%). Deze portefeuille is vaak gecombineerd met Verkeer in een portefeuille Openbare Werken of Beheer Openbare Ruimte. Een goede derde is de portefeuille Sport en Recreatie (37%). Deze portefeuille is vaak gecombineerd met Welzijn en Onderwijs. Maar andere combinaties komen eveneens voor.

1.3.2 Betrokken afdelingen of diensten bij het Handboek gemeentelijk Speelruimtebeleid In de volgende tabel is de verdeling van de scores van vraag 1.3 naar de betrokken afdelingen en diensten de gemeente weergegeven. Ook hier komt het totaal niet uit op 100% en is gerelateerd aan het aantal terugontvangen enquêtes.

Page 11: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

9

Uit de tabel blijkt dat de technische afdelingen Groen (95%) en Verkeer (85%), vaak Openbare Werken of Stadsbeheer, verreweg het meest betrokken zijn bij de uitvoering en implementatie van het Handboek gemeentelijk Speelruimtebeleid. Daarnaast is de afdeling die het algemene Jeugdbeleid draagt vaak in dit proces betrokken. In driekwart van de gemeenten (76%) is deze sector, al dan niet in combinatie met Ouderenbeleid, Onderwijs en/of Sport, actief betrokken op het gemeentelijk Speelruimtebeleid. Tot slot valt een actieve rol van de afdeling Ruimtelijke Ordening (43%) op. In veel antwoorden werd een onderscheid gemaakt tussen bestaand en nieuw woongebied. De afdeling Ruimtelijke Ordening heeft dan vaak een rol bij de uitvoering en implementatie van het Handboek bij de laatste. In een volgende enquête zou dat verschil tussen bestaand en nieuw woongebied misschien wat meer aandacht kunnen krijgen in de vraagstelling.

1.3.3 Trekker of coördinerende afdelingen of diensten bij het Handboek Bij de vraag naar het trekkersschap wordt het bovenstaande beeld wat getemperd. Een aantal gemeenten gaven aan het trekkerschap te verdelen over twee of meer afdelingen/diensten. Het percentage is daarom gerelateerd aan het aantal terugontvangen enquêtes (N). In de volgende tabel is dit weergegeven:

Bij verreweg de meeste gemeenten (54%) ligt het trekker-/coördinatorschap bij Jeugdbeleid. Dit is vaak een onderdeel van een grotere eenheid met Ouderenbeleid, Onderwijs en Sport en recreatie (diensten WOS of MO). Toch ligt het trekker-/coördinatorschap bijna net zo vaak bij de technische diensten Groen (49%) en/of Verkeer (42%), vaak in grotere eenheden als Openbare Werken of Stadsbeheer. De 25 gemeenten die aangaven het trekkerschap verdelen over twee of meer afdelingen/diensten vormen 10% binnen de respons. Deze geven hierbij een verdeling aan naar nieuw beleid en voortzetting van bestaand beleid.

1.3.4 Betrokken afdelingen of diensten bij het behandelen van de beleidsbrief De beleidsbrief adviseerde de gemeenten om 3% van het uitgeefbare gebied te reserveren voor speelruimte. In de vragen naar de receptie van deze brief werd ook gevraagd wie de trekkers zijn voor de behandeling/uitvoering/implementatie van deze beleidsbrief. Van de 241 gemeenten waren 183 op de hoogte van het bestaan en de inhoud van de beleidsbrief. Een aantal daarvan

Page 12: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

10

gaven aan de behandeling van de brief bij twee afdelingen/diensten plaatsvond. Het percentage is daarom gerelateerd aan het aantal terugontvangen enquêtes (N). In onderstaande tabel is de verdeling aangegeven van de beantwoording van deze vraag:

Ook hier blijkt bij bijna de helft van de gemeenten (46%) de behandeling bij Jeugdbeleid plaats te vinden. Dit is vaak als onderdeel van een grotere eenheid met Ouderenbeleid, Onderwijs en Sport en recreatie (diensten WOS of MO). De technische diensten Groen (38%) en/of Verkeer (36%), vaak in grotere eenheden als Openbare Werken of Stadsbeheer, behandelen de brief in ongeveer tweevijfde van de gevallen. Ook de afdeling Ruimtelijke Ordening speelt een aanmerkelijke rol (37%) bij de behandeling van de beleidsbrief. Overigens moet vermeld worden dat 19% van de gemeenten (35 stuks) de behandeling verdelen over twee of meer afdelingen/diensten. Daarbij gaat het vaak om een tweespraak tussen Ruimtelijke Ordening (nieuwe woongebieden/projecten) en Groen/Verkeer (openbare werken/stadsbeheer bestaand gebied).

Page 13: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

11

2 L A N D I N G E N O N T V A N G S T H A N D B O E K In dit hoofdstuk beschrijven we de ontvangst van en reactie op het de publicatie "Spelen met ruimte; Handboek gemeentelijk Speelruimtebeleid".

2.1 Bekendheid bij de invuller Het grootste deel van de gemeenten (87%) waren op de hoogte van het bestaan van de publicatie "Spelen met ruimte; Handboek gemeentelijk Speelruimtebeleid".

Bij een vergelijking van bovenstaande gemeente naar stedelijkheid blijkt er een redelijk groot verschil te zijn in de bekendheid met de publicatie. Landelijke (5) tot en met matig stedelijke gemeenten (3) zitten rond of iets boven het gemiddelde. Bij (zeer) sterk stedelijke gemeenten (2 en 1) is de bekendheid met de publicatie minder groot.

Bij een vergelijking naar grootte van de gemeenten zien we dat bij gemeenten kleiner dan 50.000 inwoners, met uitzondering van gemeenten kleiner dan 5.000 inwoners, de publicatie goed bekend is. Bij gemeenten tussen 50.000 inwoners en 150.000 inwoners is de bekendheid minder groot (resp. 67% en 57%). Voor een deel zijn dit de deelgemeenten die voor hun speelruimtebeleid deels afhankelijk zijn van het centrale apparaat. Boven de 150.000 inwoners is de bekendheid met de publicatie 100%.

2.2 Invloed van de publicatie In de onderstaande tabel is weergegeven wat de gemeenten zullen gaan doen met het handboek. Sommige gemeenten hebben hierbij meerdere antwoorden aangegeven. Het percentage is daarom gerelateerd aan het aantal terugontvangen enquêtes (N).

Page 14: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

12

Ruim tweevijfde van de gemeenten (43%) kiest voor een mixed scanning aanpak: Het bestaande beleid wordt gehandhaafd, maar zal vanaf nu in de uitvoering worden bijgestuurd/verbeterd in het licht van de opties in het handboek. Meer dan een kwart van de gemeenten (27%) geeft aan dat men het bestaande beleid gaat verbeteren. Bijna een kwart (23%) van de gemeenten geeft aan dat de publicatie zal worden gebruikt om beleid op te bouwen of te ontwikkelen. Ongeveer eenachtste van de gemeenten (13%) geeft aan niets te zullen doen met het handboek. Dat betekent niet dat het handboek hier geen invloed heeft. Bij bijna de helft van deze gemeenten (6% + 16% + 22% + 6%) komt het handboek als mosterd na de maaltijd: er is al beleid, of men is net bezig met het ontwikkelen daarvan. Slechts vier gemeenten geven aan geen middelen of prioriteit of tijd beschikbaar te hebben om iets met het handboek te zullen gaan doen.

2.3 Samenvattend Het handboek is goed bekend bij de gemeenten. Met het toenemen van de stedelijkheid (CBS stedelijkheidsgraad 1 en 2) neemt de bekendheid iets af. Ruim viervijfde van de gemeenten gaat er iets mee doen. Bij dat deel van de gemeenten die niets met het handboek zullen doen is dat meestal omdat er al beleid is of omdat dat net in ontwikkeling is. Bij slechts vier gemeenten leidt het ontbreken van middelen of prioriteit of tijd ertoe dat het handboek terzijde wordt gelegd.

Page 15: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

13

3 D E B E L E I D S B R I E F In dit hoofdstuk beschrijven we de ontvangst van en reactie op de beleidsbrief van april 2006 aan alle gemeenten gezonden waarin wordt aanbevolen een richtgetal van minimaal 3% van (uitleg)locaties te hanteren als te reserveren ruimte voor buitenspeelruimte.

3.1 Bekendheid met de beleidsbrief Ruim driekwart van de invullers (76%) is op de hoogte van het bestaan van de beleidsbrief. In onderstaande tabel is dit aan gegeven.

3.2 Reeds aanwezig normatief kader voor de aanleg van nieuwe woongebieden Op de vraag of de gemeente al een norm hanteerde voor de aanleg van speelruimte in nieuwe woongebieden antwoord bijna drievijfde van de gemeenten (56%) positief. Tweevijfde (42%) geeft een ontkennend antwoord.

In dit deel van de enquête is tevens gevraagd waar deze normen aan gerelateerd waren. In de volgende tabel vindt u hiervan een overzicht. Hierin zijn overigens alleen de antwoorden betrokken die op de vorige vraag ja aangeven. Hier konden meerdere onderdelen worden aangekruist. N is dus gerelateerd aan het antwoord ja in de vorige tabel.

Het overgrote deel van deze gemeenten hanteert normen waarin de omvang van het gebied (74%) en het aantal jeugdigen (66%) worden meegenomen. Het aantal woningen (26%) en het aantal inwoners (25%) speelt in deze normen een kleinere rol.

3.3 Invloed van de beleidsbrief In de onderstaande tabel is weergegeven wat de gemeenten zullen ondernemen naar aanleiding van de ontvangst van de beleidsbrief. In de volgende tabel zijn alleen de antwoorden betrokken van gemeenten die op de hoogte waren van de beleidsbrief (N=183).

Page 16: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

14

Bij ruim een kwart van de gemeenten (12% + 16%) heeft de beleidsbrief invloed op het vigerend beleid. De omschrijvingen van de inhoud van de beleidswijzigingen hebben we in categorieën ingedeeld in de volgende tabel:

Bij de helft hiervan (49% + 6%) wordt de norm in nieuw beleid dan wel nieuwe bestemmingsplannen opgenomen. Bij de andere helft leidt de brief tot het opstellen (24%), bijstellen (12%), dan wel het realiseren van meer speelruimte (4%). Eén gemeente (Rotterdam) geeft aan het 3% deel van de brief niet bruikbaar te vinden en daarvoor in de plaats een eigen norm op te stellen, in reactie op de ontvangst van de brief. Bijna tweederde (64%) van de gemeenten geeft aan dat ze niets zullen doen met de beleidsbrief. In onderstaand overzicht zijn de antwoorden naar categorieën ingedeeld. In bijlage 4 vindt u alle motieven opgesomd.

Binnen deze groep valt echter op dat de beleidsbrief door tweevijfde (42%) van deze gemeenten wordt gezien als een bevestiging van het vigerende beleid: "...nee we doen niets met de beleidsbrief omdat het bestaande beleid al voldoet." Een deel zegt dat binnen het bestaand beleid de herziening is geregeld (9%) of dat een voornemen tot bijstellen er al lag (4%) in of dat een herziening zojuist heeft plaatsgevonden (4%). Binnen deze categorie neezeggers heeft het beleid een eigen dynamiek of cyclus die kennelijk niet door een brief van VROM kan worden beïnvloed.

Page 17: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

15

Dan is er ook een grote groep die aangeeft een ander uitgangspunt dan 3% te hanteren (13%) of dat de gemeente zo’n kleine groei kent dat een dergelijke norm als overbodig wordt ervaren (5%). Tot slot zijn er een vijftal gemeenten waar getwijfeld wordt (4%) wat er met de brief moet gebeuren.

3.4 Samenvattend De beleidsbrief is bij ruim driekwart (76%) van de invullers bekend. Bijna drievijfde van de gemeenten (56%) geeft aan een norm te hanteren voor de aanleg van speelruimte in nieuwe woongebieden. Hierin spelen de omvang van het gebied (74%) en het aantal jeugdigen (66%) een grote rol, terwijl de rol van het aantal woningen (26%) en het aantal inwoners (25%) kleiner is. Bij ruim een kwart van de gemeenten (12% + 16%) heeft de beleidsbrief invloed op het vigerend beleid. Hier wordt de 3%-norm in nieuw beleid dan wel nieuwe bestemmingsplannen opgenomen, of leidt de brief tot het opstellen of bijstellen van een norm, dan wel het realiseren van meer speelruimte. Bijna tweederde (64%) van de gemeenten geeft aan dat ze niets zullen doen met de beleidsbrief. Hier wordt echter door veel gemeenten aangegeven dat het vigerende beleid al voldoet.

Page 18: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

16

4 B e s t a a n d e k a d e r s In dit hoofdstuk beschrijven we de antwoorden op de vragen naar de bestaande kaders.

4.1 Algemeen beleidskader Driekwart van de gemeenten (74%) geeft aan een beleidskader te hanteren voor het buitenspelen en ontmoeten in openbare ruimte. Dit is de volgende tabel weergegeven.

In de volgende tabel zijn de antwoorden weergegeven naar het type van het beleidskader. Hierin zijn alleen de antwoorden betrokken die op de vorige vraag ja aangeven (n=179).

Bij tweederde van de gemeenten (66%) gaat dit primair om een nota met betrekking tot de speeltoestellen of –plekken dan wel voorzieningen. In bijna de helft van deze gemeenten (46%) is de informele speelruimte mede in het beleidskader betrokken. Bij een klein aantal gemeenten worden de nota’s met betrekking tot verkeersveiligheid (7%) en die met betrekking tot activiteiten/spelbegeleiding e.d. (4%) tot dit kader gerekend.

4.2 Wijze van totstandkomen Bij de vraag naar de wijze van tot stand komen geeft driekwart (75%) van deze gemeenten dat het beleidskader integraal tot stand is gekomen. Bij eenvijfde (22%) staat het kader op zichzelf.

4.3 Vastellen beleidskader en budget door de raad De gemeenten is gevraagd of dit beleidskader door de (deel)gemeenteraad is geaccordeerd en wanneer dat gebeurd is. Een klein aantal gemeenten gaven aan dat dit enkel door het College was vastgesteld of dat het nieuwe beleidskader nog in procedure was bij de (deel)raad. In de volgende tabel vindt u een overzicht:

Page 19: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

17

Meer dan viervijfde (85%) van de gemeenten met een beleidskader hebben dit laten vaststellen door de (deel)gemeenteraad. Bij bijna eenderde (30%) is twee tot vijf jaar geleden gebeurd. Ruim een kwart (26%) heeft het beleid vijf tot tien jaar geleden geaccordeerd. Bijna eentiende (9%) van deze gemeenten heeft een beleidskader dat langer dan tien jaar geleden is vastgesteld (opm.: één dateert uit het begin jaren 80). Een kleine minderheid heeft het beleidskader nog in procedure (3%) of heeft het alleen door het College laten vaststellen (2%). Daarnaast is gevraagd of er voor de uitvoering van dit beleidskader door de (deel)gemeenteraad een budget is vastgesteld. Dit is in de volgende tabel weergegeven:

Ruim viervijfde (83%) van de gemeenten met een beleidskader hebben hiervoor budget gereser-veerd. Zie hiervoor het linkerdeel van de tabel. Ruim eenzevende (15%) van deze gemeenten heeft geen budget gereserveerd. Sommige van deze gemeenten (13 stuks) hebben het beleidskader niet door de raad laten accorderen, maar wel van budgetten voorzien. Zie hiervoor het linker deel van de tabel. Opvallend is dat een vastgesteld beleidskader wat vaker gepaard gaat met een reservering voor de uitvoering (89% i.p.v. 83%). Van deze gemeenten heeft eentiende deel (10%) geen budget gereserveerd.

4.4 Samenvattend Driekwart (74%) van de gemeenten hanteert een beleidskader voor het buitenspelen en ontmoeten in openbare ruimte. Bij het overgrote deel hiervan (66%) gaat het om een nota met betrekking tot de speeltoestellen, -plekken of voorzieningen. Minder dan de helft hiervan (46%) betrekt ook het speelweefsel en/of de informele speelruimte hierin. Een klein aantal gemeenten hiervan (7%) geeft aan dat het "duurzaam veilig" een onderdeel is van het beleid voor kinderen en jongeren in de openbare ruimte. Tot slot geeft 4% van deze gemeenten aan ook nog een nota met betrekking tot het activeren van kinderen en jongeren in de openbare ruimte tot dit kader te rekenen. Bij de meeste gemeenten passeert het beleidskader de diverse momenten voor besluitvorming. 85% van deze gemeenten heeft het beleidskader laten vaststellen door de (deel)gemeenteraad. Bij 3% is dit nog in procedure en bij 2% is het alleen door het College vastgesteld. Een groot deel van de gemeenten (83%) heeft budgetten gereserveerd om beleid uit te voeren. Bij gemeenten met een door de (deel)gemeenteraad vastgesteld beleidskader is dat aandeel 89%.

Page 20: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

18

5 B e s t a a n d e n o r m e n In dit hoofdstuk beschrijven we de antwoorden op de vragen naar de bestaande normen met betrekking tot beheer en aanleg van speelruimte.

5.1 Algemene normen voor beheer en aanleg Drievijfde (60%) van de gemeenten geeft aan een norm voor het beheer van speelruimte te hanteren. In de volgende tabel is dit weergegeven:

Bijna tweederde van de gemeenten (63%) geeft aan een norm voor de aanleg van speelruimte te hanteren:

Uit de volgende tabel blijkt dat er in de beantwoording van beide vragen niet helemaal parallel loopt. Eentiende (11%) geeft aan wel een norm voor beheer te hebben, maar niet een voor de aanleg. Bijna eenzevende (14%) zegt wel een norm voor de aanleg te hebben, maar niet voor het beheer. Bij elkaar zegt bijna driekwart (73%) van de gemeenten dat ze een norm voor beheer dan wel aanleg hebben.

5.2 Basis voor het normatief kader Ruim tweederde van de gemeenten (67%) met een normatief kader, baseert dit, onder andere, op de omvang van het gebied. Antwoorden in de richting van spreiding en bereik van speelvoorzieningen zijn bij de verwerking geschaard onder "omvang gebied". Er konden meerdere antwoorden worden aangekruist. In de tabel zijn deze gerelateerd aan die gemeenten die op vraag 4 en/of vraag 5 een positief antwoord gaven (N=177).

Page 21: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

19

Op de tweede plaats komt het aantal jeugdigen (59%) als basis voor het normatief kader. In het linker deel van de tabel zijn alleen de positieve antwoorden op vraag 4 weergegeven. Hierin kunt u zien dat gemeenten met een normatief kader voor beheer een iets grotere voorkeur hebben voor het aantal jeugdigen (65%) als basis.

5.3 Toetsing aan het normatief kader Ruim tweevijfde (44%) van de gemeenten met een norm geeft aan deze regelmatig te gebruiken voor een toetsing. Zie de volgende tabel:

Bijna tweederde (63%) van deze antwoorden wordt de toetsing toegepast bij de aanleg. Eenzevende (15%) toetst na drie jaar nog eens. Terwijl bijna een kwart dit na 6 jaar doet.

Een gering percentage (8% en 1%) geeft aan na 9 of 12 jaar te toetsen.

5.4 Samenvattend Bijna driekwart (73%) van de gemeenten heeft een norm voor beheer dan wel aanleg. Bijna de helft van de gemeenten (49%) heeft een norm voor zowel aanleg als voor beheer. Eentiende (11%) geeft aan wel een norm voor beheer te hebben, maar niet een voor de aanleg. Bijna eenzevende (14%) zegt wel een norm voor de aanleg te hebben, maar niet voor het beheer. Het overgrote deel van deze gemeenten (67%) baseert de normen op de omvang van het gebied. Het aantal jeugdigen vormt bij iets minder gemeenten (59%) mede de basis. Indien alleen gekeken wordt naar gemeenten met een norm voor het beheer is er een grotere voorkeur (65%) voor een norm gebaseerd op het aantal jeugdigen. Ruim tweevijfde (44%) van de gemeenten met een norm gebruiken deze voor een regelmatige toetsing. Voor tweederde (63%) geschiedt deze toetsing bij aanleg. Vervolgens geeft 23% aan dit na 6 jaar te herhalen. Een minderheid toetst na 3 jaar (15%) of na 9 jaar (8%).

Page 22: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

20

6 O v e r z i c h t g e g e v e n s u i t d e e n q u ê t e In dit hoofdstuk beschrijven we de antwoorden op de vragen naar de bestaande normen met betrekking tot beheer en aanleg van speelruimte.

6.1 Opgegeven aantal speelvoorzieningen naar type Het overgrote deel van de respondenten (88%) heeft opgegeven hoe het bestand aan speelvoorzieningen is samengesteld. Het overgrote deel van het bestand wordt gevormd door de openbare speelplaats, al dan niet gecombineerd met een sportgedeelte. Deze vormt met driekwart (75%) het grootste deel van het bestand en wordt gevolgd door de grote sport- en spelspeelplaatsen voor balspel (13%) en/of skateboarden (3%). Deze laatste twee maken samen 16% uit van het totale aanbod. De jongerenontmoetingsplek maakt nu 2% uit van het totale aanbod aan voorzieningen voor de jeugd in de openbare en toegankelijke buitenruimte. Tot slot is de natuurspeelplek als gemeentelijke voorziening sterk in opkomst. Was deze 10 jaar geleden zo goed als onbekend, nu zijn er al meer dan 260 stuks en maken 1% uit van het totale aanbod.

Bij de private speelvoorzieningen vormt het toegankelijke schoolplein tweederde (65%) van de private voorzieningen. In het totale aanbod is dit 4%. Hierbij moet worden opgemerkt dat 11% van de gemeenten die gegevens hebben aangeleverd hier niets hebben ingevuld of hebben aangegeven niet te weten hoeveel schoolpleinen toegankelijk zijn. Het aandeel kan dus nog hoger zijn. Het toegankelijke schoolplein wordt bij de private speelvoorzieningen gevolgd door de speeltuin (25%). Deze maakt 2% uit van het totale aanbod. De kinderboerderij is tot slot hekkensluiter en maakt 1% uit van het totale aanbod.

6.1 Algemene normen voor beheer en aanleg We hebben bovenstaande gegevens uit de enquête ingedeeld naar CBS-stedelijkheidsgraad. Dat levert het volgende totaaloverzicht:

Bovenstaande gegevens zijn bruikbaar als referentie om gemeenten te vergelijken met het gemiddelde van vergelijkbare gemeenten elders in het land.

Page 23: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

21

7 C o n c l u s i e s / a a n b e v e l i n g e n In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de conclusies en aanbevelingen.

7.1 Conclusies Respons In dit onderzoek is een respons van 51% van alle geënquêteerde Nederlandse Gemeenten en Deelgemeenten gehaald. Zowel qua stedelijkheid als naar gemeentegrootte1 is de respons representatief voor de situatie op lokaal niveau in Nederland. Binnen deze respons is gekeken naar de deelname van gemeenten die met één of meer wijken waren betrokken in het onderzoek "Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht" (TNO sept. 2005). Hier lag de respons op 67%. Met dit onderzoek is speelruimtebeleid ten aanzien van 59% van de landelijke doelgroep aan minderjarigen (0 tot 18 jaar) vertegenwoordigd. Plaats binnen de organisatie In de opzet van het onderzoek is bij de vraag wie verantwoordelijk is voor het speelruimtebeleid uitgegaan van een matrix op basis van disciplines. Bij de verwerking van de antwoorden is gebleken dat deze lang niet altijd overeenkomt met de organisatie van de gemeente. Zo hanteren gemeenten naast een disciplinaire structuur, een projectorganisatie, of een productorganisatie, of een sectorenmodel of een directiemodel. Bij de verwerking is ervoor gekozen om de antwoorden te rangschikken binnen de oorspronkelijke matrix van de vraagstelling. Bij vervolgonderzoeken verdient deze matrix en de wijze van vraagstelling aandacht. Bij het College blijkt het speelruimtebeleid het meest te zijn ondergebracht in de portefeuille Jeugdbeleid. Daarna vinden we de portefeuille Groen en de portefeuille Sport en Recreatie. Bij de ambtelijke ondersteuning zijn de technische diensten Groen en Verkeer het meest betrokken. Daarna volgt Jeugdbeleid met een actieve rol op de tweede plaats. Tot slot is Ruimtelijke Ordening in aardig wat gemeenten betrokken bij het speelruimtebeleid. Het trekker-/coördinator-schap in het beleid ligt bij de helft van de gemeenten bij Jeugdbeleid, gevolgd door de technische diensten Groen / Verkeer. Bij een klein aantal gemeenten (10%) wordt het trekker-/coördinatorschap verdeeld over twee of meer afdelingen/diensten, waarbij de ene staat voor het bestaande beleid en de ander voor nieuw beleid. Behandelende afdeling van het handboek De afdelingen Groen en/of Verkeer blijken het meest betrokken bij de uitvoering en implementatie van het Handboek gemeentelijk Speelruimtebeleid. De afdeling Jeugdbeleid is vaak in dit proces betrokken. Verder blijkt de afdeling Ruimtelijke Ordening vaak een rol te hebben bij de uitvoering en implementatie van het Handboek in nieuwe woongebieden. Behandelende afdeling van de beleidsbrief De afdeling Jeugdbeleid blijkt daarentegen het meest betrokken bij de behandeling van de beleidsbrief. De afdelingen Groen en/of Verkeer en Ruimtelijke Ordening zijn vaak in dit proces betrokken. Bij een klein aantal gemeenten wordt de beleidsbrief in samenspraak tussen twee afdelingen, meestal Ruimtelijke Ordening en Groen en/of Verkeer, behandeld. Landing en ontvangst handboek Het handboek is goed bekend bij de gemeenten. Met het toenemen van de stedelijkheid (CBS stedelijkheidsgraad 1 en 2) neemt de bekendheid iets af. Ruim viervijfde van de gemeenten gaat er iets mee doen. Bij dat deel van de gemeenten die niets met het handboek zullen doen is dat meestal omdat er al beleid is of omdat dat net in ontwikkeling is. Bij slechts vier gemeenten leidt het ontbreken van middelen of prioriteit of tijd ertoe dat het handboek terzijde wordt gelegd. Beleidsbrief De beleidsbrief is bij ruim driekwart (76%) van de invullers bekend. Bijna drievijfde van de gemeenten (56%) geeft aan een norm te hanteren voor de aanleg van speelruimte in nieuwe

1 Conform definities van het CBS

Page 24: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

22

woongebieden. Hierin spelen de omvang van het gebied (74%) en het aantal jeugdigen (66%) een grote rol, terwijl de rol van het aantal woningen (26%) en het aantal inwoners (25%) kleiner is. Bij ruim een kwart van de gemeenten (12% + 16%) heeft de beleidsbrief invloed op het vigerend beleid. Hier wordt de 3%-norm in nieuw beleid dan wel nieuwe bestemmingsplannen opgenomen, of leidt de brief tot het opstellen of bijstellen van een norm, dan wel het realiseren van meer speelruimte. Bijna tweederde (64%) van de gemeenten geeft aan dat ze niets zullen doen met de beleidsbrief. Hier wordt echter door veel gemeenten aangegeven dat het vigerende beleid al voldoet. Bestaande kaders Driekwart (74%) van de gemeenten hanteert een beleidskader voor het buitenspelen en ontmoeten in openbare ruimte. Bij het overgrote deel hiervan (66%) gaat het om een nota met betrekking tot de speeltoestellen, -plekken of voorzieningen. Minder dan de helft hiervan (46%) betrekt ook het speelweefsel en/of de informele speelruimte hierin. Een klein aantal gemeenten hiervan (7%) geeft aan dat het "duurzaam veilig" een onderdeel is van het beleid voor kinderen en jongeren in de openbare ruimte. Tot slot geeft 4% van deze gemeenten aan ook nog een nota met betrekking tot het activeren van kinderen en jongeren in de openbare ruimte tot dit kader te rekenen. Bij de meeste gemeenten passeert het beleidskader de diverse momenten voor besluitvorming. 85% van deze gemeenten heeft het beleidskader laten vaststellen door de (deel)gemeenteraad. Bij 3% is dit nog in procedure en bij 2% is het alleen door het College vastgesteld. Een groot deel van de gemeenten (83%) heeft budgetten gereserveerd om beleid uit te voeren. Bij gemeenten met een door de (deel)gemeenteraad vastgesteld beleidskader is dat aandeel 89%. Bestaande normen Bijna driekwart (73%) van de gemeenten heeft een norm voor beheer dan wel aanleg. Bijna de helft van de gemeenten (49%) heeft een norm voor zowel aanleg als voor beheer. Eentiende (11%) geeft aan wel een norm voor beheer te hebben, maar niet een voor de aanleg. Bijna eenzevende (14%) zegt wel een norm voor de aanleg te hebben, maar niet voor het beheer. Het overgrote deel van deze gemeenten (67%) baseert de normen op de omvang van het gebied. Het aantal jeugdigen vormt bij iets minder gemeenten (59%) mede de basis. Indien alleen gekeken wordt naar gemeenten met een norm voor het beheer is er een grotere voorkeur (65%) voor een norm gebaseerd op het aantal jeugdigen. Ruim tweevijfde (44%) van de gemeenten met een norm gebruiken deze voor een regelmatige toetsing. Voor tweederde (63%) geschiedt deze toetsing bij aanleg. Vervolgens geeft 23% aan dit na 6 jaar te herhalen. Een minderheid toetst na 3 jaar (15%) of na 9 jaar (8%).

7.2 Aanbevelingen Bij dit onderzoek is in eerste instantie gebruikt gemaakt van de ingang bij het College van de gemeente. Pas in tweede instantie, toen de respons begon te tanen, is gebruik gemaakt van adressen gericht op ambtenaren die met het onderwerp betrokken zijn. Hier is het bestand aan contacten, ex-cursisten en andere gemeentecontacten van SPEELRUIMTE gebruikt. Ook zijn adressen gebruikt van Ingenieursbureau Amsterdam (voor de deelgemeenten) en van OBB. Na deze actie kwam de stroom reacties pas goed op gang. Bij een herhaling is het tegelijkertijd versturen van een formele brief aan College en een informerende brief aan betrokken ambtenaren aan te bevelen. Hiertoe kunnen de adressen van het netwerk Kindvriendelijke Steden en dat van de van Speelruimte worden samengevoegd. Bij het onderzoek naar de plaats van speelruimtebeleid binnen de organisatie is in dit onderzoek gebruik gemaakt van één gesloten vraag en drie open vragen. Bij een herhaling van dit onder-zoek of vervolgonderzoeken wordt aanbevolen om deze vragen gesloten te maken. De integraliteit van het onderwerp verdient in een vervolgonderzoek meer aandacht.

Page 25: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

BIJLAGEN

bijlagen blz. 1

Page 26: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 2

Page 27: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

Bijlage 1

bijlagen blz. 3

Page 28: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 4

Page 29: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

Bijlage 2

bijlagen blz. 5

WERKWIJZE Deze bijlage beschrijft de werkwijze, welke bij het onderzoek naar de nulsituatie in het speelruimtebeleid per 2007 is gevolgd.

1 Opstellen vragenlijst Als startpunt voor de vragenlijst is die van de enquête “Opgroeien in de openbare ruimte uitgangspunt” van Stg. SPEELRUIMTE uit 2003 gebruikt. In het plan van aanpak (zie vorige bijlage) wordt speciale aandacht gevraagd op welke plek, afdeling of directie, de beide beleidsproducten —Handboek Speelruimtebeleid en de Beleidsbrief van VROM — binnen de gemeente zijn “geland” en behandeld. Voor beide beleidsproducten wordt gevraagd of ze bij de invuller bekend zijn, onder welke portefeuille(s) het speelruimtebeleid valt en welke afdelingen of directies betrokken zijn bij de behandeling en welke afdelingen of directie de trekker-/coördinatierol heeft. Bij het opstellen van de vragenlijst is er voor gekozen om de vragen zoveel mogelijk gesloten te houden. Bij de vragen naar het organisatiedeel waar het handboek of de beleidsbrief worden behandeld was een gesloten vraagstelling wat lastig. Daar is gekozen voor het achteraf invullen in de matrix. Terugkijkend kan gesteld worden dat dit, door cryptische naamgevingen van afdelingen en bureaus, onhandig is geweest. Bij het eventueel herhalen van deze enquête kan dit onderdeel beter gesloten worden gemaakt. Dat betekent overigens dat het formulier zal uitbreiden qua layout.

2 Logistiek Bij de verzending van de enquête is de volgende route gevolgd: - VROM leverde enveloppen aan SPEELRUIMTE. - VROM zorgde voor een aanbiedingsbrief van de DG voor het college van B&W. - In de brief van de DG werd verwezen naar een internetadres waar het formulier kon worden

gedownload voor digitale verwerking. - als adresbestand zou hetzelfde bestand gebruikt worden dat ook voor de verzending van het

handboek is gebruikt (bron: VNG). Door omstandigheden was dit niet beschikbaar. - Uiteindelijk is het bestand aan gemeenteadressen van SPEELRUIMTE gebruikt - SPEELRUIMTE heeft de verzending van brief en enquête verzorgd. Voor de retourpost konden de ingevulde enquêteformulieren gaan rechtstreeks naar Speelruimte worden verstuurd. Een klein aantal enquêteformulieren zijn via de postkamer van VROM bij het bureau gekomen. Ongeveer een kwart van de enquêteformulieren is via e-mail ontvangen. Driekwart van de formulieren is dus nog via de gewone post verwerkt.

3 Verwerking De ingevulde enquêteformulieren werden verwerkt in een database. De papieren versie (of de afdruk van de digitale versie) werd daarnaast in een map opgeborgen voor latere raadpleging. In de database werden de antwoorden op de gesloten vragen geresumeerd. Bij de antwoorden op open vragen zijn deze later ingedeeld en geresumeerd. De tabellen zijn in een spreadsheet programma opgemaakt. Bij het CBS zijn relevante gegevens opgehaald. Hieronder de stedelijkheidsgraad, gemeentegrootte, aantal inwoners, aantal jeugdigen en aantal woningen. Deze gegevens werden aan de ontvangen ingevulde enquêteformulieren gerelateerd en zijn bij het opstellen van de tabellen waar hier naar verwezen wordt in diverse paragrafen gebruikt.

Page 30: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 6

Page 31: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

Bijlage 3

bijlagen blz. 7

Page 32: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 8

Page 33: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

Bijlage 4

bijlagen blz. 9

Page 34: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 10

Page 35: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

Bijlage 5

bijlagen blz. 11

WEERGAVE VRAAG 2.5: ZO NEE, WAAROM NIET? AA en Hunze wij voldoen aan onze eigen normen en hebben

daardoor een goede spreiding van speelvoorzieningen afgestemd op aantal jongeren

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Achtkarspelen Vast onderdeel planvorming bestaand beleid voldoet

Alkemade hanteerden al adviesnorm 3% bestaand beleid voldoet

Alkmaar De gemeente Alkmaar voldoet met een gemiddelde van ca. 5,5% aan de 3% norm. Wel ligt in de lijn der verwachting om de inrichting/spreiding van de formele speelruimte aan te passen, door bundeling van speelplekken (waar mogelijk) zodat er meer mogelijkheden zijn voor uitdagende speeltoestellen en plekken die voor elke doelgroep interessant is. Tevens aandacht te schenken aan informele speelruimte (een bespeelbare buitenruimte) en kindvriendelijke routes.

bestaand beleid voldoet

Amsterdam We waren al eerder hiermee aan de slag gegaan. Al op het moment dat de 3% wetsvoorstel van van Kant ter sprake was, hebben we bij de stadsdelen gepeild wat ze hiervan vonden en of ze voelden voor stedelijk beleidskader. Ze gaven aan prima hun eigen verantwoordelijkheid hierin te kunnen nemen, al dan niet volgens de 3% methodiek.

vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Appingedam er is door de afdeling nog niet inhoudelijk op gereageerd

we moeten er nog wat mee doen

Arcen en Velden Er is al beleid t.a.v. speelvoorzieningen gebaseerd op 1 speelvoorziening centraal per dorp

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Asten geen prioriteit geld/middelen ontbreken

Bergambacht nee nog niet, maar beleid wordt opnieuw opgesteld in 2007

Vigerend Beleid Is/komt Aan Herziening Toe

Bernheze voldoen al aan 3% bestaand beleid voldoet

Best Géén aanleiding bestaand beleid aan te passen bestaand beleid voldoet

Beuningen omdat beleid al in lijn is met gestelde brief bestaand beleid voldoet

Beverwijk Wij zitten boven de 3% bestaand beleid voldoet

Bolsward Komt overeen met ongeveer 3% bestaand beleid voldoet

Borger-Odoorn De normen dienen nader omschreven te worden anders

Page 36: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 12

Borsele Het beleid rondom speelgelegenheid voldeed al aan de gestelde normen. In een landelijk gebied als in onze gemeente is er al heel veel ruimte die gebruikt kan worden als speelruimte. Uit onderzoek blijkt dat men in onze gemeente erg tevreden is over de speelgelegenheden voor de verschillende leeftijdscategorieen. Er wordt binnen onze gemeente ook steeds overlegt met de speeltuinverenigingen die in elke kern aanwezig is.

bestaand beleid voldoet

Breda Er is reeds beleid met betrekking tot buiten spelen door BenW vastgesteld in februari 2005

beleid is recent geactualiseerd

Bunnik Normen worden opgenomen in nog op te stellen beleid

voornemen tot bijstellen beleid lag er al

Castricum er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de 3% norm

anders

Coevorden Hebben eigen beleid hierin beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Cranendonck er is al een norm vastgesteld gebaseerd op eendre uitgegeven landelijke richtlijnen (3%0. Dus is er geen noodzaak.

bestaand beleid voldoet

Cromstrijen Geringe groei gemeente plattelandsgemeente: geringe groei -> overbodig beleid

de ronde venen huidige norm is pas in 2004 vast gesteld beleid is recent geactualiseerd

De Wolden We hebben de 3%-norm wel door het college laten vaststellen, maar we voldeden eigenlijk — als allle plattelandsgemeenten — altijd al wel aan de gestelde 3%-norm

plattelandsgemeente: geringe groei -> overbodig beleid

Deelgemeente Amsterdam-Centrum

De openbare en of vrije ruimte in dit stadsdeel ten opzichte van de dichte bebouwing in dit historische deel van de stad niet toelaat dat een vastgesteld percentage kan worden toegepast. Dit stadsdeel past door de wetenschap van het exacte aantal kinderen in een vastgesteld gebied een vastgesteld gebied toe aan een leeftijdgroep. Daarnaast wordt gestreefd de straat weer terug te geven aan de kinderen. Verder zal worden getracht in nieuwe woongebieden voor voldoende speel /spel gelegenheid te realiseren

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Deelgemeente Hoek van Holland

dit zal duidelijk worden bij het optimaliseren van het speelplekkenbeleid in de loop van dit jaar

voornemen tot bijstel-len beleid lag er al

Deelgemeente Zeeburg

te kort aan financiele middelen en beschikbare ruimte

geld/middelen ontbreken

Delft De inhoud van de beleidsbrief wordt meegewogen voor het opstellen van een norm voor speelvoorzieningen in Delf, via de in ontwikkeling zijnde beleidsnota

vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Delfzijl Het opnemen van de 3 % norm voor speelruimtebeleid zou wenselijk zijn. Het proces van nieuwbouw en sloop is complex. Inzet is betrokkenen beter te informeren.

voornemen tot bijstellen beleid lag er al

Deurne wordt meegenomen in de afweging voor de opties nieuw beleid en uitgangspunten

voornemen tot bijstellen beleid lag er al

Page 37: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 13

Dinkelland in het huidige beleid gaan we voor buurtspeelplaatsen in iedere kern en in de wijken is er binnen een straal van 150 a 200 m1 een speelplek aanwezig

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Dongeradeel Was reeds beleid op, echter bezuinigingen leiden mogelijk tot een vermindering

bestaand beleid voldoet

Druten we gaan bij nieuwe plannen al uit van minimaal 3% voor spelen

bestaand beleid voldoet

Echt-Susteren prioriteitsstelling geld/middelen ontbreken

Eersel Speelruimtebeleid is onlangs geactualiseerd (‘05). Het plan (10jr) is sinds deze maand vastgesteld ter uitvoering

bestaand beleid voldoet

Emmen is reeds geregeld. in nieuwbouwplannen zal nog beter acht geslagen worden op de verdeling

bestaand beleid voldoet

Enkhuizen Omdat het huidige normen nog steeds voldoende blijken te zijn

bestaand beleid voldoet

Enschede In Enschede is gekozen voor speelplekken gerelateerd aan het aantal kinderen

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Etten-Leur norm was er al, voor zover mogelijk in nieuwe wijken ook uitgevoerd. Niet in bestaande wijken

bestaand beleid voldoet

Geertruidenberg De nota speelruimte 2004-2008 gemeente Geertruidenberg voldoet

bestaand beleid voldoet

Geldermalsen geen antwoord geen antwoord Gemert-Bakel binnen de gemeente GB worden beleidsmatig al

m2 gereserveerd voor het aantal kinderen die er gebruik van kunnen maken.

bestaand beleid voldoet

Gouda Allereerst is die 3% erg globaal en multi-interpretabel. Wij vinden het aantal kinderen/jongeren in bepaalde leeftijdscategorieën nog steeds een betere graadmeter. M.b.v. geplande woningtypen en gemiddelde woningbezetting berekenen we voor nieuwbouw het aantal verwachte kinderen, koppelen daar een minimum aan speelruimte aan en geven dat als uitgangspunt mee als onderdeel van de openbare ruimte.

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Graafstroom geen antwoord Haarlem Het richtgetal van 3% is een kwantitatieve maat

voor ruimte. Het Speelruimteplan Haarlem richt zich echter op kwantitatieve gegevens over de leeftijdsopbouw van jeugdigen in combinatie met een kwalitatieve inrichting! Daarnaast wordt wel de stap gezet om binnen het areaal an grootschalige openbare groenvoorzieningen de aanwezige functies te kwantificeren. Op basis hiervan kunnen op basis van een differentiatie naar welstands-typering/-gebied percentages worden vastgesteld als streefnorm.

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Halderberge geen antwoord geen antwoord Haren volgens onze berekening zitten we boven deze

norm bestaand beleid voldoet

Heemskerk we hanteerden de norm al 3% bestaand beleid voldoet

Het Bildt prioriteit aanwezigheid dergelijke voorzieningen verhoogd

we moeten er nog wat mee doen

Page 38: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 14

Hillegom onze gemeente heeft sinds 2003 een speelruimte beleidsplan “buiten spelen ja Leuk”

beleid is recent geactualiseerd

Hilvarenbeek Momenteel is er geen beleid met betrekking tot speelruimte. Er zal wel een voorstel worden gedaan om tot dergelijk beleid te komen.

we moeten er nog wat mee doen

Hilversum Gemeente is deze maand gestart met een project om nieuw Jeugdbeleid op te zetten. Wellicht komt het beleid over de speelruimte hierbij aan de orde.

vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Hof van Twente Bij RO wil men alleen maar grond uitgeven; is speelruimte geintegreerd bij Groen en wordt er veel groen verkocht aan burgers=>geen ruimte

geld/middelen ontbreken

Hoogezand-Sappemeer

wij voldoen reeds aan deze norm bestaand beleid voldoet

Horst aan de Maas De norm gaat voorbij aan de informele speelruimte daarom neerwaartse bijstelling van de norm reëel 2,5 voor nieuwe wijken

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Kampen geen antwoord geen antwoord Katwijk misschien wel, er komt een nieuw beleidsplan,

dan wordt dit weer bekeken vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Koggenland De gestelde norm wordt ruim gehaald bestaand beleid voldoet

Laarbeek De gemeente werkt met actieradia waarbinnen speelvoorzieningen voor kinderen aanwezig moeten zijn.

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Leek De meeste speelvelden zijn op ± 100 meter van de woning betreft kinderen t/m 8 jaar

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Leerdam 3% norm wordt reeds toegepast bestaand beleid voldoet

Leidschendam-voorburg

Procentuele richtlijnen zegt ons weinig. We streven er naar dat alle openbare ruimte speelvriendelijk wordt, rekening houdend met veiligheid. De formele speelplekken verdelen we evenwichtig over de gemeente waarbij in wijken met veel groen & informele speelruimte wat minder formele plekken nodig heet dan dichtbebouwde wijken

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Lingewaal geen antwoord geen antwoord Lisse In eerste instantie moet het huidige

speelruimtebeleid geëvalueerd worden in 2007. n.a.v. deze evaluatie worden evt. aanpassingen in het beleid voorgelegd aan B&W

vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Maasdonk beleid is in 2005 nog geactualiseerd beleid is recent geactualiseerd

Maassluis brief is voor kennisgeving aangenomen zie 3.1. anders Maastricht bestaande ruimte te klein om te voldoen aan de

3% norm geld/middelen ontbreken

Margraten De norm is al 3% of meer bestaand beleid voldoet

Meerlo-Wanssum zie 1.5 D bestaand beleid voldoet

Meijel gemeente heeft geen apart speelvoorzieningenbeleid en er zijn geen bestemmingsplanwijzigingen na april 2006 vastgesteld

plattelandsgemeente: geringe groei -> overbodig beleid

Page 39: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 15

Meppel gemeente hanteert een beleidsnotitie (BOS-nota) voor het beleid aangaande het spelen in de gemeente waarin normen NUSO zijn verwerkt. Gemeente beraadt zich nog op het ontwikkelen van integraal speelruimtebeleid

bestaand beleid voldoet

Montfoort wij hanteren al een norm bestaand beleid voldoet

Nederlek We hebben een beperkt budget voor het onderhoud (inclusief vervangen) van de aanwezige speelruimten. We hebben simpelweg geen geld voor meer.

geld/middelen ontbreken

Neerijnen beleid om 3%-norm te hanteren wordt voortgezet bestaand beleid voldoet

Nijkerk Huidig beleid voldoet / is van 2005 bestaand beleid voldoet

Nijmegen De norm die Nijmegen hanteert, heeft in de periode 2002-2006 naar tevredenheid van bewoners gefunctioneerd

bestaand beleid voldoet

Noord-Beveland Het aantal nieuwe woongebieden is minimaal, we zijn een plattelandsgemeente

plattelandsgemeente: geringe groei -> overbodig beleid

Noordoostpolder Eind 2006 is er nieuw beleid tot 2020 vastgesteld door de raad

beleid is recent geactualiseerd

Oegstgeest Het is binnen de gemeente niet haalbaar de bebouwingsgraad inzichtelijk te maken

geld/middelen ontbreken

Oisterwijk wij hebben speelruimtebeleid vastgesteld dat loopt t/m 2008. Daarna wordt het beleid opnieuw bezien.

vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Oldebroek bestaand beleid voldoet aan de 3% -regeling bestaand beleid voldoet

Oosterhout valt ruim binnen onze eigen speelvoorzieningennorm

bestaand beleid voldoet

Oss bestaand beleid komt redelijk overeen met beleidsbrief/-advies

bestaand beleid voldoet

Rhenen We zijn een landelijke gemeente waardoor 2% ook voldoende zal zijn

plattelandsgemeente: geringe groei -> overbodig beleid

Rijnwaarden Hebben hier meer speelruimte dan de norm van 3%

bestaand beleid voldoet

Rotterdam Onze norm is veel ruimer. Dat is ook wel nodig: in het Oude Westen bijv. is 8 % van het gebied ingericht als sport- en speelruimte en daar is de druk op de buitenruimte nog te hoog

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Rozendaal bestaand beleid voldoet prima bestaand beleid voldoet

schagen huidig beleid is voldoende bestaand beleid voldoet

Schoonhoven geen prioriteit geld/middelen ontbreken

Sevenum al onze terreinen met de functie hebbende medebestemming spelen, zodat op die terreinen altijd spelen mogelijk gemaakt kan worden

bestaand beleid voldoet

Sint-Oedenrode huidige percentage > 3% bestaand beleid voldoet

Slochteren Omdat we nu bezig zijn met een evaluatie van het huidige beleid

vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Page 40: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 16

Soest geen antwoord geen antwoord Stede Broec geen antwoord geen antwoord Ten Boer financieel niet haalbaar geld/middelen

ontbreken Terschelling de huidige hoeveelheid speelruimte is ruim

voldoende bestaand beleid voldoet

Teylingen Ontbreken financiële mogelijkheden; nieuw beleid wordt opgezet

geld/middelen ontbreken

Tholen in 2002 is de notitie speelruimte herschreven. Hierin is de NUSO-norm opgenomen

bestaand beleid voldoet

Tiel wij hanteren de 3% norm bestaand beleid voldoet

Twenterand het getal van 3% wordt al gehaald! zo is na onderzoek gebleken

bestaand beleid voldoet

Tytsjerksteradiel plattelandsgemeente met ruim aandacht (in nieuwe en bestaande wijken) voor speelvoorzieningen

bestaand beleid voldoet

Utrecht Het beleidsvoornemen was reeds geformuleerd vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Veere Veere is een plattelandsgemeente met een totale oppervlakte van 13.496 ha. en telt zo'n 22.000 inwoners

plattelandsgemeente: geringe groei -> overbodig beleid

Venlo de brief is niet overal bekend anders Venray niet direct deels voornemen tot

bijstellen beleid lag er al

Vianen doen we al bestaand beleid voldoet

Vlaardingen er is een beleidsplan speelruimte waarin is vastgelegd dat bij inrichting van de openbare buitenruimte bij woningcomplexen aandacht moet zijn voor speelruimte

bestaand beleid voldoet

Vlist heeft nog geen prioriteit. Zijn bezig met een inhaalslag voor vernieuwing bestemmingsplannen

we moeten er nog wat mee doen

Waddinxveen speelruimtebeleidsplan is bedoeld voor bestaande situatie, exclusief nieuwbouwlocaties. Norm van 3% is minimale eis die gebruikt wordt bij nieuwe situaties, zoals nieuwbouwlocaties.

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Wassenaar huidige criteria voldoen bestaand beleid voldoet

Werkendam geen antwoord geen antwoord Weststellingwerf wij baseren ons op de uitkomsten van een

onderzoeksrapport uit 1997. Herijking van dit onderzoek volgt binnenkort

vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Wierden De gemeente handhaaft reeds een norm van meer dan 3% voor speelruimte

bestaand beleid voldoet

Woerden geen antwoord geen antwoord Wymbritseradiel in afwachting van geplande ontwikkeling nieuw

beleid (omstreeks 2008) vigerend beleid is/komt aan herziening toe

Zaanstad in de meeste gevallen ruim toereikend bestaand beleid voldoet

Zeewolde nog niet van gekomen. Eerst zal beleid moeten worden vast gesteld

we moeten er nog wat mee doen

Zoetermeer Norm was al opgenomen in beleidskader spelen bestaand beleid

Page 41: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 17

voldoet Zoeterwoude bij nieuwbouwlocaties bekijken we aan de hand

van bereikbaarheid van speellocaties of een nieuwe speelplek nodig is. De speellocaties zijn tot op heden goed gespreid

bestaand beleid voldoet

Zwijndrecht Zwijndrecht kent een spreidingsbeleid (formele speelplekken): hier voldoet de gemeente redelijk. Nieuwe locaties om te bouwen: dergelijke “grote” locaties kent Zwijndrecht niet meer

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Zwolle Ons Speelruimte beleid werkt perfect. Wij hebben voor iedere wijk speelruimtekaarten samen met de wijkbewoners opgesteld. Het aantal speelplekken en de locatie staan niet meer ter discussie in bestaande wijken . Het principe van speelruimtekaarten passen we ook toe bij nieuwe wijken of wijken waar herstructureing plaatsvindt. Er is ook samenwerking met corporaties mbt deze speelruimtekaart

beleid heeft ander uitgangspunt dan 3%

Page 42: Enqu terapport - SPEELRUIMTEvinden hier de bouwstenen om speelruimtebeleid te ontwikkelen. Gemeenten die al wel zoÕn beleid hebben vinden hier de nodige elementen om dat beleid te

bijlagen blz. 18