Eindverslag voorbereidingsfase

135
BRUGGE 2002 Eindverslag van de voorbereidingsfase 3 februari ’99 Brugge 2002 vzw Vlamingstraat 35 8000 Brugge

Transcript of Eindverslag voorbereidingsfase

BRUGGE 2002

Eindverslag van de voorbereidingsfase

3 februari ’99

Brugge 2002 vzwVlamingstraat 358000 Brugge

BRUGGE?2

tel : 050/44.80.08e-mail: [email protected]

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 3

Colofon

Auteur Bart Caron

Redactionele ondersteuning Isabel Caerels, Otmar Delanote, Lieve Jaspaert, Elsie Roose,

Koen Victoor (projectsecretariaat Brugge 2002)

Rik Vanmolkot

Reflectiegroep Els Baeten (Vlaams Theater Instituut), Brigitte Beernaert (dienst monumentenzorg),

Léonce Bekemans (professor Europacollege), Toon Berckmoes (Toerisme

Vlaanderen), Bart De Baere (S.M.A.K. Gent), Sonia Debal (cultuurfunctionaris

directeur), Andie Deburchgraeve (Jeugdhuis Den Dwarskop), Jan Declercq (Ciné

Lumière), Joris De Voogt (docent RITS), Marijke Deweerdt (grafisch ontwerper),

Patrick Keersebilck (Cactus), Hilde Lobelle-Caluwé (stedelijke musea), Frank

Loosveldt (Il Fondamento), Ellen Vandenbulcke (Open Monumentendag), Tinne

Vandensande (Koning Boudewijnstichting), André Vandewalle (hoofdarchivaris), Eric

Van Hove (journalist), Greet Verleye (perschef Brugge)

Opdrachtgever stadsbestuur Brugge

Omslag en grafisch ontwerp Folio

BRUGGE?4

Druk Stadsdrukkerij (binnenwerk) en De Windroos (omslag)

Emotionele ondersteuning Griet, Mira, Stan, Floor, Arne en Bieke.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 5

BRUGGE?6

Inhoudstafel

Brugge? 9

Deel I: Voorgeschiedenis en situering 111. De kandidatuur ‘Europese Culturele Hoofdstad’ 11

1.1. Europese Culturele Hoofdstad 111.2. De kandidatuur van Brugge 11

2. De opdracht van de informateur 133. De status van dit document & bronnen 14

Deel II. Een cultureel project op lange termijn 171. Ons toekomstscenario: een levende en levendige cultuurstad 17

2.1. Scenario 1: Brugge, een toeristisch-commercieel project 182.2. Scenario 2: Stad voor de Bruggelingen 192.3. Ons toekomstscenario: een levende en levendige cultuurstad 20

2. Doelstellingen 222.1. Brugge, een kosmopolitische stad 242.2. Werken op de kwalitatieve plekken van Brugge 272.3. Eigentijds omgaan met mythes en tradities 292.4. Brugge, stad van creatie 302.5. Een leefbare en levende stad 322.6. Een nieuw imago voor Brugge 34

3. Cultuur en communicatie 353.1. Overleg en communicatie als basis van een cultuurbeleid 353.2. De communicatie met het publiek 36

4. Culturele sectoren 384.1. De bebouwde omgeving 394.2. Kerkelijk erfgoed 454.3. Roerend cultureel erfgoed 474.4. Actuele beeldende kunst 524.5. Muziek 554.6. Podiumkunsten 594.7. Audiovisuele kunsten en nieuwe media 604.8. Verenigingsleven – Jeugdwerk - Volksontwikkeling 634.9. Letteren en boeken 654.10. Wetenschapscultuur 674.11. Culinair Brugge 674.12. Stoeten, processies, evocaties, evenementen 694.13. Cultuur en onderwijs - kunstonderwijs 704.14. Kunstambacht 70

5. Prioriteiten, middelen en randvoorwaarden 725.1. Prioriteiten ‘cultuur en communicatie’ 725.2. Prioriteiten per culturele sector 725.3. Prioriteiten over sectoren heen 74

6. Financiële middelen van de stad Brugge 776.1. Analyse van de financiële middelen 776.2. De financiële mogelijkheden van Brugge 81

Deel III: Naar een duurzaam cultuurtoerisme 85

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 7

1. Theoretische beschouwing 852. Het geval Brugge 893. Toerisme en leefbaarheid 924. Een cultuurtoeristische ontwikkeling van Brugge 94

4.1. Een gedefinieerde doelgroep: cultuurtoeristen 944.2. Het imago 944.3. Effecten 954.4. Aandachtspunten 96

5. Prioriteiten, middelen en randvoorwaarden 99

DEEL IV: Krijtlijnen Brugge 2002 1031. Uitgangspunten 104

1.1. Stedelijke cultuur 1041.2. Schaalbewustzijn als maatstaf, een eigen rol op maat van ‘Brugge’ 1051.3. Stevige artistieke criteria 1061.4. Een sterk maatschappelijk draagvlak 1061.5. Brugge als fond van het project 2002 1091.6. Brugge 2002: een inktdruppel met vele spatten 1091.7. Een centrale plaats voor de nieuwe media 1101.8. Blijvende effecten 110

2. Methodische aspecten 1122.1. Een open en grondige voorbereiding 1122.2. In dialoog: de Bruggeling als toetssteen 1122.3. Eén globaal cultureel project 1122.4. Met veel ‘uitbesteed’ werk en samen met de actoren op het terrein 1132.5. Een programma van 1999 tot 2003 1142.6. Eén of meer thema’s? 1142.7. Vzw-structuur en organisatie 1152.8. De aanspreekbare Bruggeling 1172.7. Fondsenwerving: publieke fondsen en sponsoring 1192.8. Huisvesting Brugge 2002: Ter Beurze 1202.9. Verder verloop voorbereidingen (stappenplan) 120

Deel V. Absolute prioriteiten 1221. Voor de lange termijn 1222. Voor Brugge 2002 1233. Aanzetten en acties 123

Deel VI. Enkele economische aspecten. Een oproep 127

Inhoudstafel bijlagen 132

BRUGGE?8

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 9

“Ik herinner me wel dat ik sindsdien een zwak heb voor Brugge. En ik weet ook dat nietiedereen daar kan inkomen. In deze postmoderne tijden, waar gezelligheid minderpopulair is dan een vieze ziekte, word ik met de verschrikkelijkste clichés om de orengeslagen telkens ik mijn liefde voor Brugge beken of zelfs maar durf vermelden, dat ik afen toe overwogen heb er te komen wonen. ‘Het Bokrijk van het Noorden’ of ‘Het Venetiëvan de Middenstanders’ zijn nog de minst onvriendelijke spotnamen die dan gelanceerdworden. Ik haal de schouders op en kijk uit naar de volgende keer dat ik op eenwinteravond, vooraleer ik het door gidsen en sterrenverdelers totaal onderschatterestaurant ‘Chez Olivier’ binnenstap, door de lege - en liefst met sneeuw bedekte -straten en steegjes van Brugge loop.”Fragment uit “Brugge by day” van Marc Didden.1

“De cultuurpolitieke discussie is in Brugge – meer dan elders – een discussie over dewaarde van de geschiedenis, over traditie en verandering, oude en nieuwe vormen.Deze discussie wordt op het scherp van de snee gevoerd.Daarbij tekenen zich twee partijen af. Voor de vertegenwoordigers van de toeristischeindustrie schuilt de kracht van het heden in het verleden. (…) De bloei van de stad, zoluidt de redenering, hangt immers samen met het behoud van haar ‘romantischekarakter’. Het is dat karakter dat de consument aantrekt, het is die onveranderlijkheiddie hem charmeert. Wie het verleden beschadigt, treft uiteindelijk het heden: cultuur alsconservatie.Jonge kunstenaars en festivalorganisatoren zetten zich daartegen af. Gedreven dooreen nieuwe flinskheid, willen zij ‘het cliché van de dode stad doorbreken’. (…) De nieuwegarde is uit op ‘stijlbreuken’, die niet mogen worden weggemoffeld, maar ‘vooralzichtbaar’ moeten zijn. Visuele en mentale schokken: cultuur als confrontatie.”Fragment uit “Rousseau en Khnopff. Notities over het verleden in Brugge” van JoTollebeek.

Brugge?

Wie had gedacht dat Brugge dat kon worden ? Een ingedommeld West-Vlaams stadje, waarvanallerminst kan verwacht worden dat het een bijdrage zou leveren aan een culturele (r)evolutie.Een ‘commercanten’stadje, een toeristenstadje. Zo werd toch gedacht in ‘betere’ culturele kringen.

Brugge, meedeinend op de golven van de tijd, met een onmiskenbaar heimwee naar de lateMiddeleeuwen, bloeiperiode van een kosmopolitische stad, die politiek, commercieel en cultureeltoonaangevend was.Het heimwee is er versteend in het straatbeeld, vereeuwigd in musea en archieven. Het wordthaastig geconsumeerd door miljoenen toeristen, reizigers op zoek naar nostalgie, bezoekers opzoek naar hun cultuurhistorische wortels, oosterlingen en zuiderlingen, passanten tijdens hun trip“to Europe”.

Toen de stad in 1995 haar kandidatuur stelde om Culturele Hoofdstad van Europa te worden,fronsten menigeen hun wenkbrauwen. Brugge ?Er waren nochtans positieve en krachtige signalen. Maar ze kwamen niet door of werden verkeerdgedecodeerd. Er kwamen signalen uit Brugge, krachtige statements. De culturele actoren, zowelhet particulier initiatief als de stedelijke instellingen, werden talrijker en vooral krachtiger,inventiever, creatiever. Heel wat initiatieven zijn de laatste jaren tot wasdom gekomen. Ze kunnenmoeiteloos de voet zetten naast die van hun andere Vlaamse of zelfs buitenlandse collega’s.Kunstenaars vinden er emplooi. Het stedelijk bestuur speelt in op deze kentering, gedreven doorcultuurmakers, kunstenaars, idealisten, cultureel geïnteresseerde politici, enz.

1 Alle citaten zijn fragmenten die deel uitmaken van bijdragen die opgenomen zijn in het boek “Omtrent Brugge, indrukken en gedachten”,februari 1999.

BRUGGE?10

Deze evolutie speelt op vele niveaus en terreinen, in een wisselwerking tussen vele mensen en(cultuur)huizen.En het publiek ? Dat groeit en groeit. Brugge heeft een groot en breed publiek, uit de eigen regioen uit de vier windstreken.In zulk klimaat wordt een culturele hoofdstad geboren. In een ambitieuze stad: een permanentgroeiende wereldhaven, met doorgedreven zorg voor monumenten (getuigen van een roemrijkverleden maar ook bouwstenen voor een toekomstproject), voor heraanleg van pleinen enstraten, met nieuwe culturele infrastructuren, voetbalstad ook en Euro 2000–gaststad,museumstad, fietsstad, groene stad …

Brugge bevindt zich op de snede van vele eeuwen, maar vooral op de drempel van de volgendeeeuw. Misschien niet direct voor een onbesuisde sprong voorwaarts, maar vastbesloten om stapvoor stap vooruit te gaan. Zo is hun aard: doordacht, degelijk, trots, fier, …Bij de kandidaatstelling als Culturele Hoofdstad heeft Brugge voor een keer haarspreekwoordelijke voorzichtigheid laten varen en een groot risico genomen. Men besefte dat zichhier een uitgelezen kans voordeed om van Brugge een stad van de 21ste eeuw te maken.

In deze laatste zinsnede zit een verborgen gedachte: Brugge is vandaag nog niet de stad van detoekomst, maar wil dat worden. Het culturele jaar 2002 moet mede een springplank zijn om dieambities te realiseren, een hefboom voor een krachtige ontwikkeling. 2002 kan en mag geeneindpunt zijn. Het is een mijlpaal in de tijd, maar dan wel één die als ankerpunt kan dienen voorvele evoluties.Laten we eerlijk blijven: Brugge is niet dé cultuur- of kunststad van de wereld. Wel geroemd engeprezen omwille van het prachtige en gave erfgoed, maar misprezen omwille van het gebrek aanhedendaagse culturele kwaliteiten. En dat laatste is deels terecht. Het hedendaagse wordt echterversluierd door haastig kiekjesmakende Japanners, rikketikkende paardenhoeven, busladingenBritse bezoekers, aanschuivende bootjes op de reitjes, drommen koopgrage winkeltoeristen engevelkijkende wandelaars. Dat is de prijs voor de kwaliteiten van het verleden, maar zet meteenook een scherm voor het eigentijdse en levende Brugge.

In dat spanningsveld wordt 2002 geschreven. Er is in dit rapport gepoogd een toekomstproject teontwikkelen, niet een plat compromis te vinden. Daarom is het zo belangrijk het jaar 2002 in tebedden in een langetermijnvisie. 2002 mag niet losstaan van de jaren voor en na.De visie is opgebouwd vanuit een centraal uitgangspunt: Brugge kiest voor een eigentijdseontwikkeling, bewust van haar schaal, maar ambitieus en internationaal. Brugge wil eenkosmopolitische stad zijn die eigentijds omgaat met haar verleden én heden. Brugge wil een stadzijn waar het goed is te leven, te wonen, te werken én waar talrijke bezoekers de culturelekwaliteiten van de stad kunnen beleven. De basis van deze ontwikkeling ligt bij de kunst en decultuur.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 11

Deel I: Voorgeschiedenis en situering

1. De kandidatuur ‘Europese Culturele Hoofdstad’2 _________

“Si c’était à refaire, je commencerais par la culture”Jean Monnet

1.1. Europese Culturele HoofdstadDe idee om in Europa elk jaar een Culturele Hoofdstad aan te duiden vindt zijn oorsprong in deeerste bijeenkomst die de ministers van cultuur van de toenmalige Europese Gemeenschap (nuEuropese Unie) hielden in 1983. De Griekse Minister van Cultuur Melina Mercouri lanceerde ditvoorstel, sterk geruggensteund door de Franse Minister Jacques Lang. Het initiatief, voor het eerstgerealiseerd in Athene in 1985, wordt ondertussen nog steeds voortgezet, financieelondersteund door de Europese Commissie. Het concept werd opgestart met de intentie deEuropese Gemeenschap een aantrekkelijker imago te geven en de communicatie tussenartiesten en intelligentsia van Europa te bevorderen. Of, zoals Melina Mercouri het motiveerde:“Het wordt tijd dat onze (ministers van cultuur) stem even goed wordt gehoord als deze van detechnocraten. Cultuur, kunst en creativiteit zijn niet minder belangrijk dan technologie, handel eneconomie”.Aanvankelijk zou elk jaar een lidstaat (in alfabetische volgorde) de titel van Culturele Hoofdstaddragen. Dit leek in de praktijk niet haalbaar vermits sommige landen deze organisatie wildencombineren met andere festiviteiten (zoals Frankrijk met de viering van 200 jaar Franse Revolutie).Ook niet alle steden bleken vragende partij. Daardoor besliste de Ministerraad de steden zelf tenomineren en wel als volgt: 1985: Athene; 1986: Firenze; 1987: Amsterdam; 1988: Berlijn; 1989:Parijs; 1990: Glasgow; 1991: Dublin; 1992: Madrid; 1993: Antwerpen; 1994: Lissabon; 1995:Luxemburg; 1996: Kopenhagen. Oorspronkelijk was het de bedoeling enkel hoofdsteden tot deselectie toe te laten. De keuze van Glasgow (1990) bracht hierin een belangrijk keerpuntwaardoor het concept werd uitgebreid naar niet-hoofdstedelijke maar goed uitgebouwde culturelecentra. Hierdoor kreeg Antwerpen eveneens de kans naar de titel mee te dingen.Daarna werd beslist de nominatie open te stellen voor andere Europese landen en werd deoriginele vorm van nominatie vervangen door een competitieve selectie. Zo werd in 1992 beslistde titel toe te wijzen aan: 1997: Thessaloniki; 1998: Stockholm; 1999: Weimar.Voor het symbooljaar 2000 week de Commissie af van de gebruikelijke procedure en werden ernegen steden tegelijk aangeduid: Avignon, Bergen, Bologna, Brussel, Helsinki, Krakow, Praag,Reykjavik en Santiago de Compostela.

1.2. De kandidatuur van BruggeOp initiatief van de Brugse burgemeester Patrick Moenaert stelde Brugge zich in oktober 1995kandidaat voor Europese Culturele Hoofdstad in 2002. Zowel Vlaams minister-president Van denBrande als minister van Cultuur Martens steunden de kandidatuur. Een stuurgroep 20023 werd

2 Samenvatting ‘European Cities of Culture and Cultural Months’ – John Myerscough3 Stuurgroep 2002:Frank Baert, adjunct-kabinetschef minister Luc MartensStan Bartholomeeussen, Vereniging van Vlaamse Steden en GemeentenLeonce Bekemans, professor Europacollege

DEEL I: VOORGESCHIEDENIS EN SITUERING12

opgericht om het kluwen van de Europese beslissingsprocedure mee te helpen ontwarren en telobbyen op de verschillende beleidsniveaus.In april 1997 schaarden na de Vlaamse regering ook de Duitse en Franse Gemeenschap inBelgië zich achter de Brugse kandidatuur. Op Europees vlak was er minder eensgezindheid. DeEuropese ministers van Cultuur konden geen duidelijkheid verschaffen over twee fundamentelevragen.- Keert Europa terug tot één Europese Culturele Hoofdstad per jaar, na de versnippering met

negen steden in 2000, of opteert men ook na 2000 voor een netwerk van Europese CultureleHoofdsteden?

- Het bleef ook een open vraag in hoeverre het Europees parlement in deze discussie zoubetrokken worden. Tot nog toe had de Europese raad van ministers van Cultuur in dezematerie telkens het laatste woord, maar het Europees Parlement wilde ook een stem in hetkapittel krijgen.

Eind juni 1997 verwachtte men onder het Nederlandse voorzitterschap meer klaarheid over decriteria van de uitverkiezing van de Europese Culturele Hoofdsteden na 2000. De raad brachtechter geen soelaas: de beslissing werd uitgesteld tot de volgende bijeenkomst van deministerraad op 24 november ’97.Om het dossier van de Brugse kandidatuur in een stroomversnelling te krijgen stelde het Brugsestadsbestuur in augustus 1997 ACE Europe aan. Dit adviesbureau kreeg de opdracht om eenpublieks- en lobbycampagne te ontwikkelen en zo de kandidatuur zowel bij de Brugse, deVlaamse, Belgische als Europese burger meer bekendheid te geven en de decisionmakers inpositieve zin te beïnvloeden. Op 18 september ’97 werd in het stadhuis van Brugge het officiëlestartschot gegeven van de publiekscampagne. Om de kandidatuur van Brugge te ondersteunenwerden 30.000 postkaarten gedrukt met het Brugse logo: twaalf vingerafdrukken, symbool voorhet thema van ‘intimiteit’ waarmee Brugge zich ten opzichte van andere, soms veel grotereEuropese steden wou profileren. Op elke postkaart ontbrak één vingerafdruk. Mensen die dekandidatuur van Brugge wilden ondersteunen konden symbolisch duimen voor Brugge. Hiertoetrokken jongeren met promostands en postkaarten naar diverse activiteiten in en rond Brugge énin Vlaanderen. Een viertalig presentatieboek werd verspreid bij de belangrijke decisionmakers. Op 13 november ’97 werden de publiekscampagne en de Europese lobbycampagne afgeslotenmet een slotmanifestatie op de Markt. Deze ging letterlijk en figuurlijk wat de mist in, vooral toenbleek dat de Europese ministers van Cultuur opnieuw geen beslissing konden nemen, noch overde Europese Culturele Hoofdsteden na 2000, noch over de procedure en de selectiecriteriawaarmee de kandidaten zouden worden beoordeeld. De beslissing werd verschoven naar eenvolgende ontmoeting van de ministers. Niet alleen Brugge, maar ook de andere kandidaat-steden, drongen aan op een snelle beslissing. Het Brugse stadsbestuur bleef echter niet stilzitten en besliste om na de vormelijke campagne een‘informateur’ aan te trekken. Hij of zij diende de kandidatuur inhoudelijk meer te stofferen en eencultureel project op de lange termijn uit te tekenen, waarbij 2002 als scharnierjaar zou fungeren.Bart Caron, stafmedewerker cultuur bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, startteop 1 maart ’98 in Brugge.

Toon Berckmoes, Toerisme VlaanderenEtienne Boumans, adjunct-directeur voorlichting en PR Europees parlement, Bureau voor BelgiëFrank Ingelaere, Vlaams gemeenschapsattaché bij de permanente vertegenwoordiging van België bij de Europese UnieHerman Lefever, kabinetschef burgemeesterPatrick Moenaert, burgemeester van BruggeKris Rogiers, adjunct-kabinetschef minister-president Luc Van den BrandeYves Roose, schepen voor cultuur van BruggeAndré Vandewalle, hoofdarchivaris BruggeEric Van Hove, journalistBertil van Outryve d'Ydewalle, voorzitter plaatselijk comité EuropacollegeGreet Verleye, perschef stad BruggePaul Willems, adviseur Europese aangelegenheden kabinet minister-president Luc Van den BrandeBart Caron, cultureel informateur (vanaf 1/3/98)Otmar Delanote, projectsecretariaat 2002.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 13

De verwachtingen in Brugge waren hooggespannen toen de ministerraad op donderdag 28 mei1998 opnieuw bijeenkwam om een beslissing te nemen. Kort na de middag kwam een verlossendtelefoontje toe bij de Brugse burgemeester : Brugge was tot Culturele Hoofdstad van Europa in2002 verkozen. Onder het Britse voorzitterschap was de knoop definitief doorgehakt: voor 2001 werdenRotterdam en Porto, voor 2002 Brugge en Salamanca, voor 2003 Graz en voor 2004 het FranseRijsel en het Italiaanse Genua aangeduid.

2. De opdracht van de informateur ______________________ Het inhoudelijk werk rond 'Brugge, Culturele Hoofdstad van Europa in 2002' kreeg op 1 maart ’98vorm met de aanstelling van cultureel informateur Bart Caron. De taakomschrijving van de informateur (23 januari ’98) en het aanstellen van Bart Caron (1 maart’98) situeren zich in de periode toen Brugge nog kandidaat Europese Culturele Hoofdstad was enBrugge nog geen zekerheid had of het al dan niet verkozen zou worden en indien ja, in welk jaar. De opdracht van de informateur wordt hieronder beschreven. Van 1 maart tot 15 oktober ’98 werdinhoudelijk gewerkt aan een tussentijds verslag van de voorbereidingsfase. Het tussentijds verslagwerd tussen 15 oktober ’98 en 15 februari ’99 op verscheidene fora besproken en kritischherbekeken en resulteerde in het eindverslag van de informatieronde. Dit rapport sluit de voorbereidingsfase af en is het eindwerk van de informateur. Het bevatverscheidene bouwmaterialen waar de intendant met zijn of haar ploeg verder kan op werken. De opdracht van de informateur: a. Functie - invulling De culturele informateur bereidt het sollicitatiedossier voor waarbij Brugge zich kandidaat stelt alsEuropese cultuurstad in 2002. Hij krijgt als mandaat een breed cultureel project voor Brugge teontwikkelen op lange termijn en vanuit deze brede visie tot een definiëring te komen van hetculturele draagvlak van Brugge en de regio en van het evenement Brugge 2002 als motor enscharniermoment daarvan. Hij krijgt een mandaat van zes maand om deze opdracht af te werken. Hij neemt de noodzakelijke initiatieven en legt onder meer contacten met plaatselijke cultureleactoren, werkgroepen, adviesraden. Hij omringt zich met een kleine stuurgroep van experten diehem permanent inspireren en adviseren. Hij exploreert ook mogelijke samenwerkingsverbandenmet andere Europese cultuursteden. De culturele informateur werkt aan een culturele inventarisdie in een eindrapport wordt uitgeschreven en waarin de plus- en minpunten wordenweergegeven evenals concrete suggesties rond infrastructurele en programmatorische noden.(…) Hij coördineert alle activiteiten van de Cel Brugge 2002 met inbegrip van de sponsoringstrategiewaarin hij zich laat bijstaan door specifieke verantwoordelijken. b. Modaliteiten Observaties. De culturele informateur bevraagt een aantal figuren uit alle geledingen van desamenleving om (nieuwe) ideeën te ontwikkelen voor een breed cultureel project voor Brugge inde vorm van een korte synthese waarin ze Brugge “observeren” en Brugge “dromen”. Sectorale inventarissen. We hebben per cultuursector een stand van zaken opgemaakt: eeninventaris van wat er bestaat aan initiatieven, aangevuld met een analyse van de meest actueleproblemen en met toekomstgerichte voorstellen. De hiernavolgende sectoren worden bevraagd.Er dient echter onderstreept dat deze lijst niet limitatief is: architectuur en cultureel patrimonium;musea; archief; klassieke muziek; niet-klassieke en hedendaagse muziek; film, video, media;podiumkunsten, ballet, dans; plastische kunsten; culinaire cultuur.

DEEL I: VOORGESCHIEDENIS EN SITUERING14

c. Inhoudelijke werkgroepen In kleine werkgroepen brengt de culturele informateur figuren uit het werkveld bijeen rond detwaalf thema’s die werden weerhouden en opgenomen in het presentatieboek Brugge 2002. Opdie manier streeft hij ernaar beleid en programma te situeren rond de weerhouden thema’s en vandaaruit ook de voorstellen te formuleren. d. Actievoorstellen Via kleine technische werkgroepen formuleert hij voorstellen rond uit te werken acties. Enkelevoorbeelden: de organisatiestructuur, de concretisering van de programma’s, de cultureleinfrastructuur, de sponsoring. e. De toetsingsrondeZie ‘3. De status van dit document en bronnen’.

3. De status van dit document & bronnen_________________ Deze nota heeft de status van een voorstel: het brengt grote opties naar voor, zonder zeconcreet uit te werken. Die opties moeten verder onderzocht worden, enerzijds door deverantwoordelijken (de actoren) en door iedereen die zich bij de culturele wereld betrokken voelt,anderzijds door de politici en door besturen van particuliere culturele instanties. ‘Open’ materiaaldus. Grondstoffen of ingrediënten voor een menu dat nog moet worden samengesteld. Dezenota is geen cultuurbeleidsnota, maar bevat wel algemene prioriteiten. De krijtlijnen voor 2002 zijn ontwikkeld via verschillende invalshoeken en zijn gebaseerd op dediverse bronnen.4 We hebben ze hieronder beknopt weergegeven. a. Delphi-onderzoekHet cultureel profiel van Brugge werd onderzocht via de Delphi-methode5.Uit het Delphi-onderzoek naar het cultureel profiel in Brugge worden de doelstellingen met dehoogste scores overgenomen; dit onderzoek benadert de culturele sector op een sectorale wijze.De strategische doelstellingen en de subdoelen zijn er gerangschikt volgens culturele sectoren(podiumkunsten, volksontwikkeling, monumentenzorg, enz.). Via de scores wordt duidelijk welkedoelen er binnen elke sector belangrijkst zijn. Maar het bepalen van prioriteiten over de sectorenheen is niet mogelijk. Daarvoor dringt zich een andere werkwijze op.

b. Thematische vergaderingenThematische vergaderingen zijn belangrijke informatiebronnen. Op deze vergaderingen werdonder meer de sterkte-zwakteanalyse verricht. Daarbij werd aandacht besteed aan de kansen enbedreigingen voor de verdere culturele ontwikkeling van Brugge6.

4 In bijlage vindt u een overzicht van alle betrokken mensen tijdens de rit.5 Wat is het Delphi-onderzoek? Aan 173 deskundigen die betrokken zijn bij het culturele leven in Brugge - in de brede zin van het woord -werd op 14 mei ’98 een vragenlijst met doelstellingen en uitspraken rond het cultureel profiel opgestuurd. Er werd hen gevraagd die lijstanoniem in te vullen en terug te sturen. 98 leden van het Delphi-panel hebben hun vragenlijst teruggestuurd. Een wetenschappelijkestuurgroep begeleidde het opstellen van de Delphi-vragenlijst en het kwalitatief en kwantitatief verwerken van de binnengekomenvragenlijsten. Op basis van deze resultaten werd de vragenlijst herschreven, aangevuld en op 18 juni ’98 opnieuw naar alle leden van hetDelphi-panel gestuurd. 82 panelleden hebben de tweede herwerkte vragenlijst ingevuld en teruggestuurd. Deze informatie werd op dezelfdemanier kwalitatief en kwantitatief verwerkt en het eindresultaat is als bijlage opgenomen in het rapport.6 De professionele actoren uit het Brugse culturele veld kwamen aan het woord tijdens zes thematische vergaderingen: podiumkunsten enmuziek (6 juli ‘98), audiovisuele kunsten, beeldende kunst en toegepaste kunst (7 juli ‘98), letteren en wetenschap (7 juli ‘98), geschiedenisen conservering (8 juli ‘98), stadsbeeld, cultureel erfgoed, archeologie en architectuur (8 juli ‘98) en roerend erfgoed (9 juli ‘98). Op dezevergaderingen waren in totaal 74 mensen aanwezig; het onderwerp was de bespreking van een sterkte – zwakteanalyse van Brugge en eenalgemeen debat over 2002.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 15

c. ReflectiegroepDe vergaderingen van de Reflectiegroep leverden heel wat bruikbare ideeën op. Hetinteressantste aspect hier is de aanwezigheid van zowel Brugse als niet-Brugse deskundigen.Hierdoor komen de Brugse potenties in een bredere (Vlaamse) context terecht7.

d. Omtrent Brugge, indrukken en gedachten Het ondersteunend initiatief “Omtrent Brugge, indrukken en gedachten” – de werktitel was‘Reflecteren en flaneren’ - stimuleerde de inhoudelijke discussie rond Brugge én 2002.Kunstenaars in de ruime zin van het woord hebben een eigen(zinnige) kijk op een stad en op eenproject als culturele hoofdstad 2002. Tijdens de zomermaanden van 1998 werden een veertigtalliteratoren, cultuursociologen, filosofen, beeldende kunstenaars, musici, publicisten,wetenschappers, e.d. naar Brugge uitgenodigd met de vraag om hun hoogstindividuelebedenkingen over Brugge (in het licht van) op papier te zetten in de vorm van een essay, eenimpressie, een dagboeknotitie, een gedicht,… 29 kunstenaars gingen in op het aanbod. Huneigen(zinnige) en kritische kijk op Brugge leidde tot verrassende ideeën, tot onverwachtestellingen, tot een verdieping van het rapport 8. Samen met dit rapport verschijnt een boek waarinalle teksten integraal worden gepubliceerd. Er zijn verschillende citaten in dit rapport opgenomen.

e. Feitelijke toestandEen inzicht in de feitelijke toestand op het terrein – de culturele realiteit van Brugge – isessentieel. We verzamelden gegevens over publieksbereik (omvang en herkomst), over de aard,het volume en de kwaliteit van activiteiten, de onderlinge samenwerkingsverbanden, enz.

f. Interviews en gesprekkenInterviews en gesprekken met sleutelfiguren uit de culturele wereld zijn nuttig om dekruisverbanden tussen verschillende culturele inspanningen en activiteiten te detecteren. Ook degesprekken met de jongeren en de culturele raad dienen in dit kader gezien te worden9.

g. ToetsingsrondeHet was de uitdrukkelijke bedoeling om de visie die in het tussentijds verslag van devoorbereidingsfase (15 okt. ’98) werd ontwikkeld te toetsen bij alle betrokkenen en de Brugsebevolking. Dit gebeurde in de periode van 15 oktober tot 15 januari ’99. Op basis van dezereacties werd het rapport bijgewerkt tot dit definitief verslag van de voorbereidingsfase.De toetsingsronde bestond uit verschillende onderdelen. Het vertrekpunt voor de toetsingsrondewas het tussentijds rapport.- Er werden 929 rapporten verdeeld (opgevraagd – verstuurd – meegenomen op de

hoorzittingen). Dit alles was (is) ook ruim consulteerbaar op de website www.brugge2002.com.- De essentie uit het rapport werd voorgesteld op Focus-TV10 en in de geschreven pers.

7 Het werk van de informateur werd regelmatig getoetst aan een reflectiegroep. Dit is een denktank met een aantal Bruggelingen en niet-Bruggelingen die inhoudelijk reflecteren over de stappen van de informateur: krijtlijnen 2002 (3 juni en 17 juni ‘98), organisatiestructuur (29juni ‘98), inhoud rapport (11 augustus ‘98), op zoek naar kwalitatieve plaatsen (28 augustus ‘98), krijtlijnen en lange termijn (9, 11 en 14september ‘98), definitieve versie rapport …. De inbreng van de reflectiegroep vormt een steunpilaar voor de ontwikkeling van het rapport.8De teksten werden neergeschreven na een kort verblijf (2 nachten) in het Brugs hotel Navarra. Zo kon men de Brugse lucht opsnuiven,een of meer musea binnenlopen, op zoek gaan naar een leuke of lelijke plek, … Het project werd in samenwerking met Moritoengeorganiseerd. Moritoen is sinds 1968 een vormingsinstelling in Brugge. Ze profileert zich vooral op het domein van kunst, filosofie enliteratuur.9 De amateurkunsten en de culturele verenigingen werden in samenspraak met de culturele raad begin september ’98 uitgenodigd: balleten dans – plastische kunst – toneel en theater – muziekverenigingen, cultuurfondsen – humanistische verenigingen – service-clubs –sociaal-cultureel vormingswerk, foto-, dia- en filmverenigingen – taal- en letterkunde – toeristische instellingen – volksdans en folklore –volkskunde en geschiedenis. De vrouwenbewegingen, land- en tuinbouwverenigingen en de natuurverenigingen konden vrij een datumkiezen. Het onderwerp van deze vergaderingen was de herwerkte sterkte – zwakteanalyse en 2002 in het algemeen. 87 mensen woondendeze vergaderingen bij.Een andere bron waren de contacten met de jongeren: in de Gentpoort met de jongeren van Open Monumentendag, Jeugdhuis DenDwarskop, en twee openbare jongerenvergaderingen in het Schuttershof. In totaal waren 64 geïnteresseerde jongeren aanwezig.10 Dit gebeurde in een reeks van 5 korte programma’s die 5 dagen na elkaar op Focus-TV werden uitgezonden, waarbij telkens Brugge enSalamanca aan bod kwamen (december ’98).

DEEL I: VOORGESCHIEDENIS EN SITUERING16

- Verschillende organisaties en structuren gingen in dialoog met de informateur over Brugge2002.

- Het rapport werd voorgelegd aan een tiental topfiguren uit de culturele wereld van Vlaanderen.- In Groot-Brugge werden 4 openbare hoorzittingen georganiseerd11. Na de toelichting van het

rapport door de cultureel informateur intervenieerden telkens 5 personen uit diverse sectoren(o.a. uit de professionele culturele sector, uit het sociaal verenigingsleven, uit de stedelijkeinstellingen maar eveneens een niet-Bruggeling als lid van de reflectiegroep en de schepenvoor Cultuur. Na de pauze was er tijd voor vragen en opmerkingen uit het publiek. In bijlage iseen synthese van de vier hoorzittingen opgenomen.

- Verder reageerden 70 mensen schriftelijk op het rapport. Relevante bedenkingen werdenopgenomen in deze versie van het rapport.

In de bijlagen vindt u een gedetailleerd overzicht.

h. Besluit Het weven van een rode draad in alle verzamelde materiaal is de verantwoordelijkheid van deculturele informateur. Al werden deze keuzes zo goed mogelijk voorbereid en zo wetenschappelijkmogelijk onderbouwd, toch is dit stuk het resultaat van persoonlijke interpretatie en inkleuring.

11 Op 18 november ’98 in het Gemeenschapshuis van Zeebrugge (Zeebrugge, Zwankendamme, Dudzele en Lissewege). Voor Sint-Andries en Sint-Michiels op 21 november ’98 in de Gemeentelijke Basisschool van Sint Andries. Op 3 december ’98 in de Orgelzaal vanhet Conservatorium voor de binnenstad Sint-Pieters, Sint-Jozef, Kristus-Koning en Koolkerke. Op 21 december ’98 in hetgemeenschapshuis van Sint-Kruis (Sint-Kruis en Assebroek).

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 17

Deel II. Een cultureel project op lange termijn

“In ieder geval heb ik Brugge anders beleefd en is van de stad genieten me beter geluktdan tien jaar geleden. Ik had niet (meer) het gevoel door een voor de bezoekergeorkestreerd, opgepoetst Brugge te lopen, met de voorspelbare voor- en nadelen vaneen stad-met-twee-miljoen-toeristen-per-jaar, een stad die zelf een wig drijft tussen‘autochtonen’ en ‘toeristen’. Ik wandelde door een stad waar onvolkomenheden engeruststellende alledaagsheid het stedelijke leven kruiden; waar vooral de tijd niet stilwas blijven staan. Ondanks hoogseizoen en weekend was de drukte van een heel verteerbaar gehalte. Zewas niet die van een bezette stad met busladingen ‘It’s Tuesday So It Must Be Belgium’-toeristen, die binnen een strikt uurschema de kans krijgen om bezienswaardigheden te‘doen’. Ze weerspiegelde daarentegen een naturelle mengeling van bezoekers enbewoners – deze laatsten wegens marktdag te herkennen aan prei en wortelen in deboodschappentas.”Fragment uit “Een stad is vele steden” van Herman Stijnen

“Sven est de plus en plus mal à l’aise à St-Andries. Il rêve parfois qu’avec Lieve ilsauraient économisé suffisamment d’argent pour ouvrir une boutique de souvenirs: elledans le magasin, lui à l’approvisionnement.Ils vendraient des cartes postales, des dentelles et des bières belges. Peu importe auxJaponais si les dentelles sont faites en Asie ou si la bière de Leffe ou d’Orval a fait 230km pour arriver à Bruges.Pour eux ces “souvenirs” sont liés au rêve romantique, d’une Europe imaginaire figée aumoyen âge.Ce rêve, dont Bruges est le plus beau décor, permet à des dizaines de milliers deBrugeois de vivre.En l’absence d’un nouveau Charles le Bon qui viendrait résoudre la crise industrielle,c’est à travers ce rêve qu’ils se procurent du travail et de la dignité.”Fragment uit “de ‘Ten Briele’ à la Grand-Place” van Anne Morelli.

“Natuurlijk is het een provinciestadje. Iets van niets. Nep, bekrompen en een beetjebescheten, zoals het provinciestadjes past. Ooit heeft iemand het gewaagd om dit nestte vergelijken met Venetië. Kom zeg, het is toch niet omdat er toevallig een paarpisbeken door je dorp stromen, dat je pretentie moet krijgen en jezelf naast de groten opdeze aarde moet zetten. Brugge moet zich nergens zetten, het ligt en ligt er goed,pronkend tussen andere wonderen als Beernem, Oedelem, Damme, Varsenare enPierlaponthoek. Eigenlijk zou het daar perfect kunnen indommelen, ware het niet dat eenof andere grappenmaker fabuleerde dat Brugge voor het internationale toeristendom eenmust is, een noodgedwongen halte tijdens een tjip tjoe Joerop.”Fragment uit “Brugge” van Herwig De Weerdt.

1. Ons toekomstscenario: een levende en levendigecultuurstad _________________________________________ Er zijn verschillende benaderingen van Brugges toekomst mogelijk. Zelfs als we vertrekken vanuitcultureel perspectief blijven er vele opties. In dit hoofdstuk is gekozen voor één ontwikkeling,vanuit een coherente visie. Maar, de eerlijkheid gebiedt ons ook andere mogelijke ontwikkelingente schetsen. Dat doen we aan de hand van drie scenario’s. Ze zijn hypothetisch. Omdat ze geen

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN18

wetenschappelijke toetsing doorstaan hebben, moet de lezer ze relativeren. Naast de driegeschetste scenario’s zijn er uiteraard nog andere scenario’s mogelijk. Cultuur is het vertrekpuntvoor elk scenario, maar staat uiteraard niet los van de andere maatschappelijke aspecten. De eerste twee scenario’s schetsen telkens beknopt een vrij extreem toekomstperspectief. Doorze in hun ultieme consequenties door te trekken, lijken ze onrealistisch en soms karikaturaal, maarzijn ze wel klaar en duidelijk. Ze dienen dan ook enkel als middel om de keuzes in dit rapport te motiveren.

2.1. Scenario 1: Brugge, een toeristisch-commercieel project Brugge gaat voor een doorgedreven toeristische ontwikkeling, waarin de zakelijke effecten demeeste aandacht krijgen. Daar is een grond voor: er is een sterk toeristisch product dat nu reeds vele bezoekers aantrekt.Die toeristen komen in hoofdzaak voor de mooie gevels (het romantische decor), de gezelligheid,het winkelen en pakken nu en dan een museumbezoek mee. Daarom moeten kunst en cultuur vooral in functie van het toerisme worden gesteld. Dit betekentdat alle stedelijke culturele instellingen hun werking vooral in dienst van de consumentorganiseren, en vooral in functie van het aantal bezoekers / deelnemers. Er moet dan ook eenevenwicht worden gebracht in het culturele aanbod: zowel ‘hoge’ als ‘lage’ cultuur. Kwaliteit isbelangrijk, maar toch ondergeschikt aan aantal. Dit geldt voor de programmering en werking vanhet cultuurcentrum, de concertzaal, de musea, het archief enz. Een goede samenwerking met decommerciële culturele sector moet kunnen, wat leidt tot meer musicals, meer populaire muziek,enz. Een goed gerund zakelijk beleid van de culturele infrastructuur dringt zich op: o.a. veel meerzalenverhuur en veel minder zelf programmeren. Wetenschappelijk werk in de archieven en de musea, het conserveren van het erfgoed, dearcheologische opgravingen, het verenigingsleven e.d. mogen blijvend ondersteund worden doorde stad, maar een groei is minder nodig, evenmin op het vlak van personeel. Er kan geïnvesteerd worden in populaire en breed toegankelijke cultuur: steekspelen enriddertoernooien, openluchtoptredens van bekende artiesten. Er kan ook geïnvesteerd worden intopsportinfrastructuur en –evenementen. Er worden minder prioriteiten gelegd op de ‘nieuwe’ cultuur (de hedendaagse beeldende kunst ende hedendaagse architectuur), want daarvoor komt de toerist niet naar Brugge. De inspanningen van de stedelijke overheid gaan naar de toeristische sector. We denken hierbijaan het voeren van een imago- en promotiecampagne in binnen- en buitenland waarbij hetromantische, oude en gezellige Brugge in de kijker wordt geplaatst, samen met de boodschap dathet er goed is om te winkelen, te eten en dat er lekkere streekproducten worden gemaakt(chocolade, bieren,…). Tevens zal Brugge dan grote publieksevenementen aantrekken van (semi-) commerciële aard. De commerciële sector die leeft van het toerisme kan sterk groeien: meerhotels (en hotelkamers) in diverse prijsklassen; bij bouwprojecten steeds winkels en horeca op degelijkvloerse verdiepingen voorzien; de eisen, in het kader van verbouwingen, enigszinsversoepelen ten gerieve van horecazaken en winkels. Ook de parkeerfaciliteiten voor bezoekersmoeten verruimd worden. Als dit scenario extreem wordt doorgetrokken kunnen over 20 jaar volgende effectenwaargenomen worden. Er komen van de helft tot dubbel zoveel toeristen naar Brugge. Het toerisme wordt eenbelangrijkere economische sector: de hotelovernachtingen zullen stijgen, er ontstaan meermiddenstandszaken en kleine bedrijfjes in de rand van het toerisme, de werkgelegenheid in hettoerisme zal groeien. Het publiek zal vooral bestaan uit dagjestoeristen en toeristen die via citytrips wordenaangetrokken. De binnenstad zal het aantal inwoners tegen dan zien dalen (nu 20.000). Een

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 19

kapitaalkrachtig publiek zal in toenemende mate een tweede verblijf in Brugge kopen (ookbuitenlanders). Het aantal beschikbare woningen voor de eigen bevolking die in de binnenstad wilblijven wonen zal dalen. Brugge zal meer hotels, restaurants en winkels hebben, meer koetsen en meer bootjes. De wijken die nu buiten de zgn. driehoek liggen zullen zich toeristisch ontplooien: op Sint-Annabijvoorbeeld komen er handelszaken, want de toename van het aantal toeristen zal hetuitzwermen van de bezoekers over de stad in de hand werken. Op die wijze krijgen ook de kerkenen musea in die wijken méér bezoekers. Toch zal de participatie aan culturele activiteiten globaal status quo blijven. De keuze voor het toerisme zal wellicht weinig direct effect hebben op de grootindustrie. Deindustrie hanteert eigen wetmatigheden die weinig of niet door deze keuze worden beïnvloed.Deze toeristische ontwikkeling is evenmin een basis waarop bedrijven kunnen steunen om uit tebreiden of een nieuwe zetel te bouwen.

2.2. Scenario 2: Stad voor de Bruggelingen Het algemene beleid, en zeker het cultuur- en het toerismebeleid staan ten dienste van deinwoners van stad en regio. Het cultuuraanbod wordt op de Bruggeling gericht en eventueel op een toeristisch publiek. Hetwordt wel goed verzorgd, verscheiden en kwaliteitsvol, maar niet te ambitieus. Het wijk- enbuurtleven staan centraal: infrastructuur, gedecentraliseerde diensten,… Het toerisme wordt ondercontrole gehouden zodat er minder potentiële overdruk is op de bevolking die in de stad woont enwerkt. Het toerisme wordt kwalitatief versterkt en richt zich op een welstellend publiek.Dagjestoeristen worden ontmoedigd. De toeristische promotie wordt teruggeschroefd. Deinspanningen van de stedelijke overheid moeten zich richten op wonen en werken in debinnenstad. Het cultuuraanbod volstaat; meer middelen worden niet vrijgemaakt. Ze wordenechter gericht naar de lokale bevolking. De programmering van het Cultuurcentrum oriënteert zichop de Brugse bevolking, de musea doen geen grote tijdelijke tentoonstellingen meer, er wordtwijkgerichte culturele infrastructuur gebouwd in elke deelgemeente en buurt. Er gaat meer geldnaar jeugdverenigingen en de jeugd op zich. De monumentenzorg blijft een belangrijk aandachtspunt, maar omdat er reeds goed werk isgeleverd, is een status quo prima. Animatieactiviteiten in de binnenstad worden verminderd. Erworden projecten opgestart om het wonen in de binnenstad te stimuleren (wonen boven winkels,sociale woningbouw, stedelijke verbouwingspremies,…) en om meer eenpersoons- en kleinebedrijven in de binnenstad te genereren (groenten- en kruidenierswinkels, zelfstandigeboekhouders, vrije beroepen, softwareontwikkelaars,…), de parken worden uitgebreid,… Er blijft een stop op de uitbreiding van het aantal hotelkamers. De parkeerfaciliteiten voor de eigeninwoners worden versoepeld, voor de bezoekers verstrengd (parkeren buiten de stad, hogeretarieven,…). Als dit scenario extreem wordt doorgetrokken kunnen over 20 jaar volgende effectenwaargenomen worden. Het aantal inwoners in de binnenstad stijgt in de volgende twintig jaar met zowat 10 procent. Hetaantal toeristen daalt met een kwart tot een derde maar het aantal hotelovernachtingen blijftongewijzigd omdat er een kapitaalkrachtig publiek komt. Er ontstaan nieuwe bedrijfjes en diensten in de binnenstad, die niet op het toerisme geënt zijn. Deindustrie ondervindt weinig invloed van deze ontwikkelingen. Als dit scenario mede ondersteundwordt door economische impulsen (nieuwe bedrijventerreinen, actief prospectiebeleid, e.d.) is hetwellicht mogelijk nieuwe bedrijven aan te trekken (vooral KMO’s) die voor nieuwe werkgelegenheidkunnen zorgen.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN20

Het aantal beschikbare woongelegenheden voor de eigen bevolking, die in de binnenstad wilwonen, neemt in beperkte mate toe. De participatie aan culturele activiteiten en evenementendaalt in beperkte mate.Het internationale imago van Brugge blijft ongeschonden.

2.3. Ons toekomstscenario: een levende en levendige cultuurstad Brugge gaat voor een eigentijdse ontwikkeling, bewust van haar schaal (een kleine Europesestad), maar ambitieus en internationaal. Brugge is immers een kosmopolitische stad die eigentijdskan omgaan met haar verleden én heden. Brugge heeft gelijktijdig en evenveel aandacht voor deeigen bevolking als voor het toerisme. Brugge moet een leefbare stad zijn. De basis voor beidesporen van ontwikkeling ligt bij ‘cultuur’. Het betekent dat het cultureel perspectief bij elkebeslissing aanwezig is. Het toerisme steunt voor 90% op ‘kunst en cultuur’: de promotie vertrekt en eindigt bij deinternationale culturele kwaliteiten van Brugge die reeds aanwezig zijn, en die zullen wordenopgebouwd in enkele sectoren waar Brugge nog achterna hinkt op andere kunststeden.Toerisme zal subtiel en respectvol omgaan met de kunstschatten, het erfgoed en de talrijkemanifestaties en activiteiten die plaatsvinden. De musea groeien verder uit: prioritaire aandachtvoor publiekswerking en presentatie, maar ook voor wetenschappelijk werk, conservering. Erontstaat een klimaat ten gunste van kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur. Het Cultuurcentrum en de concertzaal brengen mooie producties voor het regionaal eninternationaal publiek. De bibliotheek ontsluit intens literatuur en informatie. Er wordt geïnvesteerdin actuele beeldende kunst. De nieuwe media krijgen een prioritaire aandacht. Er is een breedmuziekaanbod voor eigen en gastorkesten in alle mogelijke genres: klassieke muziek, jazz, rock,wereldmuziek,… Er worden regelmatig curatoren, regisseurs, dirigenten e.d. aangetrokken vaninternationale allure. Tegelijkertijd worden de lokale culturele actoren versterkt. We gaan op zoek naar kwalitatieve en minder bekende plekken en kwaliteiten van stad en rand.De monumentenzorg legt de nadruk op ontsluiting en toegankelijkheid, maar blijft aandachtbesteden aan conservering en restauratie. Over het kerkelijk erfgoed wordt nagedacht: nieuwefuncties, herbestemming? Ook moeilijkere of minder populaire genres krijgen meer aandacht. Het gemeenschapsleven (jeugd en volwassenen) wordt gestimuleerd via directe en indirectevormen van ondersteuning: infrastructuur (wijkinfrastructuur, jongerencentrum), logistiekeondersteuning enz. De inspanningen van het stadsbestuur richten zich op het brede terrein van kunst en cultuur. In het licht van 2002 en de continuïteit van de effecten, investeert de overheid in mensen,gebouwen en werkingsmiddelen. De eigen stadsdiensten en -voorzieningen worden versterkt,maar ook de particuliere culturele sector krijgt een deel van de koek. Het gaat hierbij om de concertzaal, de nood aan permanent beschikbare ruimte voor tijdelijketentoonstellingen, professionele repetitieplateaus, inrichting van de musea, een rockzaal,infrastructuur voor jeugdcultuur, lokalen voor het verenigingsleven … Het toerismebeleid krijgt mede een injectie. Het concentratiemodel – de belangrijkste toeristischeaantrekkingspolen en daarmee samenhangende handelszaken worden geconcentreerd in dezgn. driehoek – wordt behouden, maar de kwalitatieve plekken in de wijken buiten de driehoekworden beter ontsloten. Naast de dienst Toerisme komt er een bezoekerscentrum, dat een mooieen geschakeerde ‘presentatie’ van Brugge koppelt aan een gastvrij en klantvriendelijk onthaal. Demodernste technologische middelen worden ingezet voor dispatching van hotelreservaties, ticketsvoor voorstellingen, enz. De promotie wordt sterk gefundeerd op de ‘culturele’ kwaliteiten en doelgerichter gevoerd, naareen internationaal publiek van cultuurliefhebbers. Het huidige imago van Brugge moet wordenbijgesteld.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 21

De effecten zijn onmiskenbaar. In de twee volgende decennia zal het aantal toeristen per jaar lichtstijgen, met zowat 10 procent, de hotelovernachtingen kennen een stijging van 15 à 20%, omdater meer buitenlandse bezoekers komen, omdat er een verschuiving plaatsvindt vandagjestoerisme naar verblijfstoerisme en een betere spreiding is over het jaar. De toeristische groeibelast de binnenstad minder dan nu, omdat de spreiding over de stad wordt gestimuleerd, maarook door een evenwichtige kalenderspreiding van manifestaties. Brugge krijgt een nog sterker ‘kunststad-imago’, dat zowel in de diepte als in de breedte isbijgesteld. Als parallel met dit geheel van inspanningen ook nagedacht en gewerkt wordt aan eengeïntegreerde economische ontwikkeling (bedrijventerreinen, themaparken voor KMO’s,initiatieven voor jonge starters, enz), dan zit de kans er dik in dat er nieuwe bedrijven komen enbestaande uitbreiden; de werkgelegenheid neemt toe. Het algemeen welvaartspeil stijgt.Jongeren vinden sneller hun gading. Minder jongeren verlaten de stad omdat ze ook kans zien inGroot-Brugge te wonen en te werken. Het aantal inwoners van de binnenstad stijgt lichtjes, omdat Brugge een aantrekkelijke stad is omte wonen en te werken vanwege de ruime keuze uit woonmilieu en de culturele en recreatievevoorzieningen. Het participatieniveau aan culturele activiteiten stijgt. Dit rapport tekent voor het derde scenario. De keuze voor het derde scenario betekent niet dat wegeen elementen uit het eerste of tweede scenario kunnen overnemen. Het waarom wordt uitgelegd in de volgende pagina’s. Daar zullen we het scenario concreteruitwerken en beschrijven.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN22

2. Doelstellingen _____________________________________

“Op de Grote Markt staat, tussen twee regenvlagen in, de dichter Marc Braet, metSpanje en de wereld in zijn hart. Breydel en de Coninck, hun stenen blik gericht op deHalletoren, zien hem niet eens staan. Braet, dat is het Brugge van volkshogescholen enculturele centra als Moritoen, Cactus, de Volkshogeschool en De Werf, de sociale strijdvan de Brugeoise en Siemens, de voortzetting van het middeleeuwse volksverzet metpostmoderne middelen. Een stad in de overgang naar het volgende millennium, dat wel,maar met een bijna ondraaglijke erfenis uit het rijke verleden. (…) Met het reële gevaardat de kern van Brugge één groot museum wordt van “has been glory” en eenaanzienlijk percentage van de inwoners in museumwachters worden getransformeerd,iets waar een mens genetische aanleg voor moet hebben of hij wordt er melancholischvan. Het zijn sterke schouders die zo’n verleden kunnen dragen.”Fragment uit “Brugge en Wegen, Een halve eeuw of zo’n driekwart leven” van LudoAbicht.

De krijtlijnen voor Brugge 2002 zijn een onderdeel van en schrijven zich in in een langetermijnvisieop cultureel Brugge. Deze langetermijnvisie maakt dan ook integraal deel uit van dit rapport. Het iseen open visie die aan een permanente evaluatie en bijsturing onderhevig moet zijn.2002 zal een verheviging betekenen voor het Brugse cultuurbeleid, maar moet hoe dan ookworden beschouwd als een (belangrijke) stap in een blijvende groei. Continuïteit is de sleutel. Hetproject 2002 engageert zich uitdrukkelijk voor deze samenhang. Brugge 2002 is een verhaal dat niet losstaat van de jaren voor en de jaren na 2002. Op 1 januari2003 kan Brugge niet doen alsof het de dag ervoor 31 december 2001 was. Met anderewoorden: de inspanningen voor het jaar 2002 moeten deel uitmaken van een cultureel project datvandaag is begonnen en nog lang na 2002 verder zal gaan. Wij werken aan het verleden van onze toekomst! 2002 wordt misschien voor Brugge 3002 wat1302 betekende voor Vlaanderen 2002. De sterkte-zwakteanalyse (cf. het aparte boekdeel met de bijlagen) zegt het volgende overBrugge.

Sterktes:- een vrij uitgebreid cultureel aanbod;- een groot potentieel publiek (Brugge, regio, Vlaanderen, toeristen, …);- een sterk onderbouwd sociaal-cultureel verenigingsleven (incl. amateur-kunsten);- een stad met een fabelachtig geheel aan monumenten en een uitgebreid roerend erfgoed;- een vrij uitgebreid netwerk van professionele culturele actoren (vnl. overheidsdiensten);- een centrumfunctie van Brugge ten opzichte van de regio, (de noordelijke helft van West-

Vlaanderen). Er zijn relatief weinig concurrenten in de regio in vergelijking met andere steden;- de taalvaardigheid;- een veilige stad;- het Europacollege met internationale uitstraling. Zwaktes:- een te eenzijdig imago van ‘oude stad’ (niet het feit dat Brugge een oude stad is) - een

historische rijkdom is een kracht; maar wordt een zwakte als die gedegradeerd wordt tot eenconsumerend ‘plaatjeskijken’;

- Brugge zit op een kritisch punt qua toeristische druk;- een zwakke publieksgerichtheid van de sector roerend en onroerend erfgoed;- onvoldoende promotie van Brugge als veelzijdige cultuurstad (verleden en heden);- de zwakke economische positie van Brugge;- geen hoger kunstonderwijs, enkel kunstonderwijs op middelbaar niveau;- geen universiteit;

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 23

- het Europacollege heeft een internationale bekendheid maar geeft weinig terug aan Brugge;- de afwezigheid van media van betekenis;- beperkt openbaar vervoer in West-Vlaanderen;- onvoldoende infrastructuur voor cultuur;- weinig contacten met het Zuiden van de Provincie en met andere steden in de omgeving;- weinig regelmatig terugkerende evenementen die grensoverschrijdend werken (met een

Europese -, werelddimensie);- braindrain van artistiek en cultureel talent uit Brugge;- een beperkt netwerk van particuliere professionele culturele actoren;- beperkte aandacht voor creatie en vernieuwing;- geen professionele communicatie over cultuur zowel extern als intern;- de afwezigheid van een cultuurbeleidsplan. Kansen:- Brugge 2002 kan een hefboom zijn voor structurele ontwikkelingen;- Brugge kan verbanden opbouwen met andere steden in Vlaanderen en Europa;- Brugge kan een gezicht geven aan Europa via het culturele luik, eerder dan het economisch

luik;- Brugge kan de troef van de haven sterker uitspelen;- Brugge kan hedendaags en vernieuwend omgaan met verleden;- Brugge kan zich positioneren tussen de Vlaamse kunststeden Antwerpen, Gent, Brugge.

Bedreigingen:- De toename van de aanzuigfunctie van de Gouden Ruit (Gent – Antwerpen – Leuven –

Brussel)12.- Het toerisme kan bedreigend werken, voornamelijk het oppervlakkig toerisme dat Brugge een

‘Disney-imago’ bezorgt. Ook de grote druk van het massatoerisme is vaak bedreigend. Waar gaat Brugge voor? Kiest Brugge naar aanleiding van 2002 voor een toeristisch project, of voor een project waarbijcity-marketing centraal staat, of voor een project dat de onderbouw moet leveren voor eenbepaalde economische ontwikkeling? Nee. Ons inziens kiest Brugge beter voor het profiel van een levendige en leefbare cultuurstad.2002 is de start, de aanzet voor de groei naar dit profiel. We kunnen deze optie realiseren door een antwoord te geven op de volgende centrale vragen.1. Kan Brugge actief en eigentijds omgaan met het verleden?2. Kunnen we hier een hedendaags en toekomstgericht luik aan toevoegen?&. Welke verbindingen zijn er tussen beiden?Deze vragen zijn de essentiële vragen die we als een permanent gedachtekader hanteren bij hetnadenken over de (culturele) toekomst van Brugge.

We willen dus geen cliché-discussie voeren over ‘historisch’ versus ‘hedendaags’. Dezetegenstelling is vals. Het is evident dat in Brugge én historische én hedendaagse cultuur aan bodkomt. Naast elkaar, elkaar versterkend of confronterend. Een stad als Brugge is het resultaat vanvele inspanningen van vele mensen, vroeger, nu en straks. Deze discussie in tegenstellingenvoeren is oneigenlijk en contraproductief. Brugge wil af van het imago van een wakker verleden en een slapend heden. We moeten hetverleden niet krampachtig willen doen inslapen, maar er eigentijds mee omgaan. 12 In concurrentie treden met Gouden Ruit wordt moeilijk wegens het ontbreken van economische en industriële belangen in de regioBrugge. De troef van Brugge is nu eenmaal geschiedenis en toerisme. Belangrijk is wel dat de media-aandacht voor Brugge dient tegroeien.Brugge heeft het voordeel dat het zelf kan groeien (in Vlaanderen is er geen stad met zoveel aantrekkingskracht als Parijs in Frankrijk, waaralle steden in de schaduw staan van die ene wereldstad). Misschien moet Brugge samen met Oostende en Knokke, Kortrijk en Roeselareeen tegengewicht vormen tegen de Gouden Ruit (De Ruit krijgt nu meer voordelen door Structuurplan Vlaanderen, media-aandacht, meerfinancies, een sterke politieke lobby).

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN24

De wezenlijke bijdrage van Brugge tot de Europese geschiedenis is allicht voornamelijk in de 14de

–15de eeuw te vinden, zeg maar bij de Vlaamse Primitieven. Daar hoeven we nu niet valsbeschaamd over te zijn. Integendeel, een jaar als 2002 kan een gelegenheid zijn om onshistorisch erfgoed in al zijn vormen beter aan de buitenwereld te tonen - ook na 2002 - of beter,om er zélf ook met meer respect mee om te gaan. Brugge moet zijn historisch erfgoed koesteren -zowel uit een ver als uit een nabij verleden- door er op een eigentijdse wijze mee om te gaan.Bovendien blijven wij er hier van overtuigd dat niets zo hedendaags is als de oude structuur vanonze stad (cf. kaart van Marcus Gerards, 1562). Daar willen wij voorzichtig mee omspringen: nietalleen uit een gevoel van nostalgie, zeker niet in een bij voorbaat verloren gevecht om de tijd vastte zetten, maar gewoon omdat deze oude, versteende structuur nu borg staat voor een kwaliteitvan leven die men anders niet zo vaak aantreft. Op voorwaarde dat wij, bewoners, hier niét debewakers worden van het openluchtmuseum. Precies om die reden wil Brugge ook van sfeer-naar cultuurstad kunnen evolueren en zal het daar de nodige culturele infrastructuur voor bouwenof voorzien. Brugge zit daarvoor zelfs in een bevoorrechte positie: het is immers onmiskenbaar dater een positief en versterkend verband bestaat tussen de levendigheid van de cultuur (vandaagdus) en de aanwezigheid van een historische binnenstad. Brugge kan voor enkele goeduitgekozen materies (zoals monumentenzorg, archieven en museale zorg) nationaal en zelfsinternationaal een voorbeeldfunctie vervullen, zeker als het daarbij het ‘verleden’, onder meer heterfgoed, eigentijds benadert.Brugge heeft dus wel veel culturele kwaliteiten, maar de (levende) kern ervan is deelsverschrompeld. Het is een kern die verwijst naar een glorierijk verleden, maar onvoldoendegevoed is door nieuwe ontwikkelingen en actuele en toekomstgerichte activiteiten. Brugge is al telang ‘bevrozen’, geconsolideerd. Brugge is niet meteen een toonaangevend voorbeeld vannieuwe actuele (culturele) ontwikkelingen. De drie centrale vragen kunnen helpen om dezeconsolidatie te doorbreken, om de kern opnieuw te versterken, om van Brugge een levenskrachtigen toekomstgericht project te maken. Want Brugge heeft ook nood aan hedendaagse entoekomstgerichte toevoegingen. Een levende stad evolueert, verandert steeds maar weer. Kunsten cultuur fungeren soms als motor voor deze veranderingsprocessen, maar vooral alstoetssteen. Kunst en kunstenaars bevragen de samenleving. Daarom moeten actuele uitingenvan diverse disciplines manifest aanwezig zijn in het 2002-programma.

Het is mooi drie vraagjes te stellen, maar we kunnen ze niet beantwoorden zonder doelstellingente poneren: daar besteden we hieronder ruime aandacht aan. De doelstellingen zijn afgedrukt ineen vet letterbeeld.

2.1. Brugge, een kosmopolitische stad

“Misschien wordt de stad dan wel een laboratorium, waarin niet alleen verschillendegeneraties, culturen en levensbeschouwingen, maar ook tijdperken vredig en vruchtbaarmet elkaar kunnen samenleven. In dat geval zullen de wegen ons als vanzelf naarBrugge voeren, heen en terug, terug en heen. Al was het maar uit zuiverenieuwsgierigheid.”Fragment uit “Brugge en Wegen, Een halve eeuw of zo’n driekwart leven” van LudoAbicht

In de Middeleeuwen was Brugge een Europees handelscentrum. Brugge lag op het kruispuntvan de handel met Zuid-Europa (Spanje, Italië, …) en het noorden (Brugge was eenverkoopskantoor van de Hanze). Dat heeft vele sporen nagelaten in de ontwikkeling van de stad,in de architectuur, de schilderkunst, enz.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 25

Maar ook vandaag is de ‘wereld’ in Brugge aanwezig, weliswaar op andere wijzen. Brugge is een‘wereldstad’ voor culturele uitingen: Cinema Novo (Drie Continentenfilmfestival), Festival vanVlaanderen, Brugges Festival (Wereldmuziek), Cactus, Reismarkt, Wegwijzer, de happening vanhet Stedelijk Derde Wereldcentrum, de jazz-programmering in De Werf, talrijke voorstellingen in hetCultuurcentrum, Oxfam-Wereldwinkel, Greenpeace, enz. Daarnaast is Brugge een stad met eenwereldhaven en een internationale sportstad (profvoetbalclubs, het Europeesvoetbalkampioenschap Euro 2000, de Ronde van Vlaanderen enz.) Het zijn op de wereld gerichte sporen die nog een sterke expansie kunnen doormaken. Daarenboven bezoeken miljoenen toeristen van over de hele wereld Brugge. Zij dragen bij tot hetkosmopolitische karakter. De langetermijndoelstelling is hier duidelijk: op basis van de potenties kan Brugge opnieuween kosmopolitische stad worden, een ‘open’ stad, gericht op Europa en de wereld.

2.1.1. Brugge, een open stad Een typisch kenmerk voor Brugge is de dualiteit open-gesloten. De geschiedenis van Brugge laateen stad zien die open staat voor internationale invloeden, een Europese handelsstad en eenkuststad, maar een stad die zich tegelijk omwalde en vocht voor zelfbeschikkingsrecht. De huidigetijd toont een stad die druk bezocht wordt door buitenlandse toeristen en congresgangers, eenstad die het centrum is van internationale (haven)activiteiten. Dit veroorzaakt bij de bevolking eenambigue houding: het is verrijkend, maar ook bedreigend. Het is een constante strijd, eenconstant gesprek maar ook een mogelijke bron van ideeën. Het is een tweestrijd tussen intimiteiten wereldsheid. Brugge is opnieuw een kosmopolitische stad aan het worden, open voor dewereld, zonder haar eigenheid te verliezen. Een omwalde stad hoeft immers geen omwalde ideeën te koesteren. Brugge kan inspelen op de bijzondere positie die het inneemt als stad die een plaats vanmulticultureel treffen is. Brugge is een stad waar volkeren elkaar treffen. Al kent Brugge onderhaar inwoners weinig verschil in nationaliteit en ras, toch krijgt de stad tijdens het toeristischseizoen letterlijk kleur. Die meerwaarde kan nog veel prominenter worden uitgespeeld. Brugge is ook de plek waar asielzoekers, op zoek naar een beter bestaan, wachten op eenrepatriëring naar hun land van herkomst. 80 mensen wonen in de Refuge, geïsoleerd van delokale bevolking. Ze willen bij ons blijven en zich integreren, maar krijgen daar de kans niet toe. Isdit gegeven geen interessant aanknopingspunt voor een Culturele Hoofdstad van Europa: hoegaan wij om met die mensen en hun cultuur? Zijn we niet verplicht hier ook onze bijdrage televeren?

2.1.2. Brugge, een Europese stad Brugge kan en wil zich op Europa richten. a. Europese sporen in de geschiedenis van Brugge.Die zijn in ruime mate aanwezig. Enkele voorbeelden:- Brygghia, de échte geschiedenis van de Noormannen;- De (deze kant en de andere kant van de) Kruistochten;- De Brugse Metten, rechten en vrijheden;- De Gulden Sporen: historische realiteit en ‘the making of the history’;- De eerste Engelse drukken (Caxton), de toekomst van het geschreven woord, de kalligrafie;- De ‘Vlaamse’ Primitieven;- Van de Beurze tot de Euro;- Het humanisme in Brugge: More, Vivès, Erasmus, de kracht van de utopie;- De ‘Brugse Zotten’: stadspoorten sluiten, zie Karel V;

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN26

- Marguerite Yourcenar, L’oeuvre au noir;- ‘Bruges-la-morte’ en het symbolisme: Khnopff;- Brugge en de zee: Stübben;- Brugge voetbalstad (de Engelse kolonie). Deze voorbeelden zijn aanknopingspunten voor activiteiten in 2002, maar ook ver daarna. b. Brugge Hanzestad Tijdens de bloeiperiode van de Hanzesteden (13de – 15de eeuw), telde dit handelsverbond tussengrote historische en / of economische steden tot 200 leden. Het strekte zich uit tussen deZuiderzee, de Finse Golf, de Baltische Zee en Thüringen, gebieden dus die nu tot Nederland,Polen, Duitsland, Zweden, Finland, Estland, Letland en Litouwen behoren. Buiten het Hanzegebied waren er vier grote “steunpunten” met belangrijke Hanzekantoren, waarde kooplui van de Hanze de handelaars uit een uitgebreid hinterland ontmoetten, o.a. Brugge.Brugge was het belangrijkste “kantoorgebied”. In de late Middeleeuwen was Brugge deontmoetingsplaats voor internationale handel en cultuurwisseling van handelaars, bankiers enintellectuelen uit Zuid- en Noord-Europa. In 1980 sloot men opnieuw aan bij de Hanzetraditie. Deze Hanzedagen van de Nieuwe Tijd zijneen vierdaagse organisatie die de hele culturele, toeristische en economische sector van deorganiserende stad mobiliseert. Brugge participeert sedert 1996. Brugge organiseert in 2002 de Hanzedagen. c. Brugge en Salamanca Beide steden zijn in 2002 samen culturele hoofdstad van Europa. Daarenboven zijn er historischveel banden tussen Vlaanderen (o.a. Brugge) en Spanje (o.a. Salamanca). Van de 13de tot de16de eeuw waren kooplieden uit Catalonië, Aragon, Castilië en andere Spaanse landstreken ensteden prominent in Brugge - toenmalig trefpunt van de Europese handel - aanwezig. Onderkeizer Karel V en zijn 16de-- en 17de-eeuwse opvolgers waren Vlaanderen en Spanje in hetSpaanse wereldrijk verenigd, weliswaar niet steeds op harmonieuze wijze. De wederzijdsebeïnvloeding van kunstenaars en geleerden is medebepalend geweest voor de bloei van onzecultuur. Het spreekt voor zich dat er in 2002 een aantal gezamenlijke activiteiten worden opgezet. d. De Euro en de beurs In 2002 viert Brugge zeven eeuwen geschiedenis van de "beurs". In Brugge werden namelijk degrondvesten gelegd van de Europese papieren-geldeconomie. De herbergiersfamilie van derBeurse heeft er - op het einde van de dertiende eeuw - voor gezorgd dat het woord 'beurs' eeninternationaal begrip werd in het financiewezen. De term 'beurs' is inmiddels gemeengoedgeworden in Europa en in bijna alle West-Europese talen, van 'bourse' over 'borsa' en 'bolsa' tot'borze'. Het belang van Brugge voor de Europese financiële geschiedenis ligt dan ook in de'Europeanisering' - sedert het begin van de 14de eeuw - van het financiewezen. Via Bruggewerden de financiële technieken van de Italiaanse bankiers in Noord-Europa geïntroduceerd.Dankzij hun wisselbrieven konden, in de belangrijkste commerciële centra van Europa, netwerkenvan vennootschappen en filialen tot stand komen. Brugge was op dat ogenblik het Europesescharnierpunt tussen Noord en Zuid, waar onder meer de Engelse wol, de Florentijnsekooplieden-bankiers en de grote Hanze-gezanten elkaar vonden. Doorheen de geschiedenis is dit proces steeds verder gegroeid en in 2002 staan we voor eenuniek feit in de Europese geschiedenis: de invoering van de EURO. In Europa betaalt men vanaf2002 met één munt.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 27

2.2. Werken op de kwalitatieve plekken van Brugge

“Potterie, Visscherie, Proverie, ’t is al Brugs, en ze hebben er dan nog graag een ‘–tje’bij, iets koesterends en verkleinend. ‘’t Zee-tje’ zeggen ze ook, iets dat eenvertrouwelijke omgang met mensen en dingen verraadt. Het heeft iets van binnen destad, iets van de ‘hofjes’ die je nog overal ziet, waar mensen van gelijke doen of leeftijdsamenwonen, nu onder auspiciën van het OCMW. Over het Hof Sebrechts heb ik alleenmaar horen spreken; dat moet het mooiste zijn. Ik zat voor en na een uitgesteld concertvan Radio 3 in de Ryelandtzaal, tussen oecumenische kapel en orthodoxe kerk (kleinvan afmeting, in zo’n hofje (voor bejaarden). Niet meer dan een verloren moment,zomaar op een bankje. Een volksvrouw las met mij mee op een tegel aan de muur: “Ditis een gezegend oponthoud, een rust- en pleisterplaats vol zaligheden.” Ik gaf de tegelgelijk en heb de hoofdletters (van de schepen, nu burgemeester) in het weergeven vande boodschap maar weggelaten, om de liefelijkheid ervan niet te verstoren.” Fragment uit “Brugge, flaneren en reflecteren” van Jan Wauters

In Brugge zijn er ook ontelbaar veel kwalitatieve plekken, vaak onverwacht en minder gekend:naast de reien ook oude pakhuizen in de voorhaven, merkwaardige huizen en interieurs,binnentuinen, kleine doodlopende straatjes, kasteeldomeinen in de rand, oudefabrieksgebouwen, enz. Brugge heeft authentieke plekken. Het is aangewezen ze actief in te zetten.

2.2.1. Kwalitatieve plekken Zoals in ‘Bruges-la-morte’ de stad zélf personage was van de roman, zo moet ook de stad (daarheb je het cliché) een uitdaging zijn voor programma’s. Dus niet alleen de klassiekers, maar ook‘spelen’ met minder vanzelfsprekende of onverwachte plekken, bijv. de reien (het water,kenmerkend voor zovele Europese steden én voor Brugge), de pakhuizen van de Gistfabriek ende Handelskom, de elektriciteitscentrale van de Brugeoise, merkwaardige huizen en binnentuinenvan Brugge, kleine doodlopende straatjes, de kelders van het huis de Zeven Torentjes, de MajoorWeylerkazerne-Verversdijk, de Fourage, de vesten, Nieuwe Molens, enz.

Daarbij moet speciale aandacht gaan naar:- plekken waar ook na 2002 culturele infrastructuur zou kunnen blijven: 2002 als moment om

oude dossiers te realiseren of knopen door te hakken (bijv. Verversdijk, Sint-Walburgakerk,Onze-Lieve-Vrouwekerk, oude ziekenzalen Sint-Jan, Grootseminarie, stationsomgeving);

- plekken die nu in Brugge verwaarloosd zijn en waar we iets van kunnen maken (vb. het oudehavengebied van Brugge);

- plekken in de rand: vier op de vijf Bruggelingen woont in de rand, ook daar zou 2002 in elkedeelgemeente symbolisch aanwezig moeten zijn: van de cité in Zeebrugge over de oudecokesfabriek in Zwankendamme tot het oude kasteeldomein van Klimop in Sint-Andries of Parkde Rode Poort in Sint-Michiels. Als 2002 niet over de hoofden van de mensen heen mag, danmoet er ook in hun directe omgeving een minimale zichtbaarheid zijn.

Deze kwalitatieve plekken zijn een bron om boeiende dingen mee te doen. We kunneninteressante mensen (o.a. kunstenaars) zoeken om met die plekken iets bijzonders te doen. Zekunnen een extra prikkel geven aan (jonge) kunstenaars. Belangrijk hierbij is ook de lokalebehoeften en vragen te detecteren en mee te nemen, vanuit overleg en gesprek met debevolking.

2.2.2. Brugge, stad van water, groen en steen Water, groen en steen zijn drie structurerende elementen. Ze geven de stad vorm, bepalen deroutes, geven betekenis aan de stad en haar omgeving. Kortom, ze bepalen het urbane weefsel. Het zijn ook creatieve bronnen, het zijn culturele thema’s.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN28

“You can be a lover of water! Canals in abundance, boat trips, a circular canal almostround the town, wind-mills, both working and still, locks, and romantic towers. Big boatschugging round the city, the canal from Ghent to Bruges which still works, and whoseboats can now dock near the restored St. John’s hospital, the canal to Damme, dugwhen the city was having trouble with silt, water in reflection, water reflecting, ducks,swans, and the occasional gift of ice thick enough to slide on, when the Dijver becomesa rink and pink-nosed children fall down with immense regularity – a passionate loveaffair, this!”Fragment uit “Bruges 2002” van Patricia Carson

a. Het water van Brugge Water is in Brugge steeds aanwezig. Het water was er toen, is er nu en zal er straks zijn. Zowel toeristen, Bruggelingen alscultuurliefhebbers houden ervan. Water maakt verbindingen tussen oud en nieuw, hemel enaarde, huizen en musea, natuur en cultuur enz. Water verbindt Brugge met andere steden envertrekt weer naar volgende, ja zelfs naar andere continenten. Water geeft zekerheid, charme,uitdaging, inspiratie, rust, beweging, enz. De reien vormen een neutrale bron tussen oud en nieuw, kunnen inspiratie zijn voor zowel oudeals hedendaagse thema’s, geven mogelijkheid tot uitbreiding van de infrastructuur. En Brugge iseen oude en hedendaagse havenstad (Zeebrugge). De haven als onuitputtelijke aanvoerplaatsvan goederen, als bron van culturele contacten, als oord van plezier en ontspanning, alsverbinding met de wereld. Bepaalde punten in de stad en aan de rand zijn ideale plaatsen om een reeks boten aan teleggen, waar tijdelijke tentoonstellingen, voorstellingen, optredens, projecten kunnenplaatsvinden. De oude leegstaande gebouwen die zich in de buurt bevinden, kunnen meebetrokken worden. Dit levert een ruimer beeld van de stad en leert zowel de Bruggeling als decultuurtoerist een ander, hedendaags Brugge kennen. Happenings op en rond het wateroverbruggen letterlijk en figuurlijk. In en rond de stad. b. Brugge, groene stad Tuinen en parken in de stad, een groene rurale omgeving, … zijn typische kenmerken voorBrugge. Brugge is een kruispunt van natuur en cultuur, een stad gebouwd door mensenhand ennatuurkracht. Het biedt aanknopingspunten voor tentoonstellingen, publicaties, de ontsluiting vanprivé-tuinen, in historische tuinen en parken, aandacht voor hedendaagse tuinarchitectuur, enz. c. Brugge, stad van Steen Brugge heeft iets met steen. Het monumentale karakter van de Stad, de kasseien op wegen enpleinen, de torens en poorten als symbool van macht, kracht, eeuwigheid, onaantastbaarheid,enz. Steen als grondstof voor de structurering van het openbaar domein, maar ook als grondstofvoor kunstobjecten en –uitingen. Steen in alle vormen en soorten: natuursteen of baksteen. Dat Brugge een mooie stad is, is ook te danken aan de mensen die met de handen werken. InBrugge staat ergens geschreven “De mens denkt omdat hij handen heeft”. Dit biedt talrijkeaanknopingspunten: de restauratiewerken, de betrokkenheid van technische scholen, opleidingvoor restauratietechnieken …

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 29

2.3. Eigentijds omgaan met mythes en tradities

“Omgaan met het verleden in het algemeen en met de daaruit gegroeide traditie in hetbijzonder vraagt een zekere behoedzaamheid. Centraal hierbij staat het inzicht datbeide belangrijke componenten in onze menselijk bestaan niet kunnen zonder een bandmet het heden. Zoals planten zonder water verdorren en slechts een schim worden vanwat ze oorspronkelijk waren, zo ook heeft het verleden het heden nodig om ‘levend’ teblijven. En dit laatste is nodig wil de geschiedenis haar belangrijke rol als bron vanmenselijke ervaring en plaatsbepaling blijven spelen. Deze benadrukking van het hedenvoor de waarde van het verleden, negeert hoegenaamd de eigenheid van dat verledenniet. Integendeel. Men moet die relatie zien in termen van een dialoog tussen de drietijdsdimensies.Verleden, heden en toekomst staan niet los van mekaar. Zoals blijkt uit de reedseeuwenoude formulering van Augustinus ter zake, kan men niet anders dan sprekenover het heden van het verleden, het heden van het heden en het heden van detoekomst. Of met andere woorden, alle drie kunnen ze niet anders dan bekeken wordenvanuit de bril van het nu.”Fragment uit “Brugge, of een verstoorde omgang met het verleden: een uitdaging!” vanRaoul Bauer.

De stad is een collectief, visueel en artistiek geheugen van de geschiedenis. Ze vertelt verhalen,toont cultuur en visualiseert processen, mythes, stereotypen, enz. die de Europese geschiedenishebben gemaakt. Steden zijn in een voortdurend veranderende verhouding met hun bebouwdeen niet-bebouwde omgeving. In die zin bieden zij ook de mogelijkheid voor het behoud en hetdoorgeven van het cultureel erfgoed (geheugen) in onze hoogtechnologische wereld.Dit vereist het kritisch bekijken, (her)schrijven, confronteren van historische verhalen, voorstellingenen beeldvorming uit de geschiedenis. Dit geldt zeker voor Brugge: e.g. 1302, de ‘geuzenopstand’,de Spaanse inquisitie, het hanzeatisch netwerk van steden, de rol van het Habsburgse keizerrijk,de internationale financiële markten in verleden (Ter Beurze) en toekomst (de euro), degodshuizen en de welvaartsstaat (rol van solidariteit13), enz. De historische stad op mensenmaatis een uniek vertrekpunt voor het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen identiteit enverandering.

In onze poging om in de waarheid te leven, kan cultuur iets essentieels worden: een hedendaagstegengif tegen de schone schijn. Het doel is ons niet alleen te koesteren in dit schitterenddecor, maar er ook nog wat mee doén. Brugge kan een uitgelezen platform zijn voor eenzinvolle confrontatie tussen oud en nieuw: geen enkel natuurlijk milieu is zo goed voor dewetenschappelijke en artistieke avant-garde als een oude, op mensenmaat gebouwde historischestad. Bovendien is Brugge ook een stad van mythen: de mythe van de middeleeuwse stad, demythe van ‘Bruges-la-morte’, de mythe van de Breydelstad. Enerzijds kan die mythe ontrafeldworden (1302 en 19de- eeuwse neo-gotiek en ‘the making of the history’), anderzijds zijn mythesook uitstekend geschikt om er poëtisch en kunstvol verder op door te gaan. Naar het geliefdezinnetje van Harry Mülisch of Mulisch: ‘Het beste is het raadsel te vergroten’.

Brugge is de ideale stad om na te denken over een eigentijdse omgang met tradities (stoeten,processies, ambachten, enz.). Samen met de betrokken actoren, in het licht van dit Europeesproject, moeten we nadenken over de betekenis (toen en nu!) van de tradities. We moetendaarbij vermijden in oppervlakkige ‘vernieuwing om de vernieuwing’ terecht te komen.

13 We kunnen verwijzen naar Brugse inbreng in de sociale geschiedenis: de sociale zekerheid met A. Van Acker, de Godshuizen e.a.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN30

2.4. Brugge, stad van creatie

Cultuur is creatie, geen recreatie. Punt.Fragment uit “Brugge ben je nooit (meer) alleen“ van Leo Dehaes

Brugge is Brugge omdat er in het verleden zoveel architectuur, kunst en toegepaste kunst isgecreëerd, en omdat er zoveel innovatief denkwerk is verricht. De bewondering voor en deverwondering over de creativiteit heeft plaatsgemaakt voor een 20ste - eeuwse zakelijkheid. Decreativiteit is niet verdwenen - Brugge heeft dan nog wel veel schrijvers, kunstenaars, denkers,architecten - maar heeft een plek in de schaduw gekregen. Brugge dient de creatie opnieuw inhet zonlicht te plaatsen. Er is talent en creativiteit die in deze stad met wereldfaam een ‘plaats kanvinden’. Niet alleen plaats voor kunstenaars, ambachtslui en denkers van eigen bodem, maar ook vanelders, zelfs internationaal. Het kader van Brugge moet een vruchtbare voedingsbodem zijn om dittalent te laten ontluiken en bloeien. In de stad ontwikkelen zich trouwens interessante, soms eerder onverwachte uitingen. Ze sluitengoed aan bij de “maat van Brugge”. We denken hierbij aan kindertheater, poëzie, archivering,archeologie, jazz, kalligrafie en andere. Het zijn geen megamanifestaties, ze zijn eerder intiem. Hetzijn persoonlijke uitingen van vakmanschap of van artisticiteit. Daarmee werken ze als tegengiftegen een te massaal en haastig consumptietoerisme. Het zijn kleine toevoegingen, verspreidover de stad: voor fijnproevers …

2.4.1. Een plek om kunst te maken Productie en creatie moeten worden gestimuleerd. Het aanbod in Brugge is op receptief vlakzeer ruim, maar Brugge schiet tekort op het vlak van de creatie. In het licht van 2002 dient hiereen inhaalbeweging te gebeuren, met voorrang voor hedendaagse en vernieuwendekunstuitingen en nieuwe interpretatie van oude kunstvormen. De wereldfaam van Brugge biedt immers de mogelijkheid een ‘plaats te vinden‘. Wie in Bruggeeen internationaal ding opzet, wil dat men ‘weet waar dat is’ en dat men graag een bezoekbrengt. 2002 wil dergelijke initiatieven in kaart brengen, stimuleren, voordelen geven en daarbij doengeloven dat Brugge een plek is om op lange termijn iets te ontwikkelen. En dat in alle mogelijke genres en vormen: muziek, theater, beeldende kunst, literatuur, enz. Er zijn heel wat mogelijkheden: opdrachten geven: composities, schrijfopdrachten, video … Bijvoorkeur in samenwerking met de talrijke kunstinstellingen (toneel, muziek, beeldende kunst,poëzie,…) op het terrein. In een dergelijk klimaat kunnen ook jonge kunstenaars hun gading vinden. Ook de toegepaste kunst en het kunstambacht kunnen in het verlengde van deze evoluties eennieuw elan krijgen.

2.4.2. Innoverend en utopisch denken ‘City of knowledge’: Brugge kan fungeren als ontmoetingsplaats voor innoverend engeëngageerd actief denken en handelen. De stad schept een kader voor het huidig intellectueelen cultureel debat. Dit vereist een concrete, zichtbare en begrijpbare vertaling en een uitwerkingnaar de burger en de jongeren toe. De klemtoon moet daarbij liggen op de wisselwerking tussencultuur en onderwijs op verschillende niveaus (e.g. informatie, opleiding, management,herbronning, enz.). Belangrijke aanknopingspunten:- Brugge als ontmoetingsplaats van het Europees humanisme (Erasmus, Vivès, More, enz.) en

centrum van humanistisch onderwijs (Markus Laurin) en thuishaven van het Europacollege‘Cité européenne’ (Brugmans), ‘Oxford of the continent’ (J. Delors).

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 31

- Salamanca als oude universiteitsstad (de ‘School van Salamanca’ in de post-Renaissancescholastiek legde de klemtoon op de soevereiniteit van het volk, de basisrechten van deindio’s, de morele problemen van de internationale financiële markten en op de sociale enpolitieke zelfstandigheid van de burger (democratisch humanisme)).

Het Brugge van vandaag is overigens het resultaat van een ‘utopisch’ dubbelproject waarmeedeze stad in een vorige eeuw uit ‘Bruges-la-morte’ wou herrijzen: Brugge-Zeehaven en Brugge-Nürnberg (toerisme). Brugge 2002 kan nu even goed een wervend project worden, een utopiemet 2002 als scharniermoment. We kiezen voor de horizon als beeld voor de uitdaging, dewenkende einder die steeds verder trekt naarmate je dichterbij komt. En veel algemener - en fundamenteler - is er ook deze vaststelling, van François Furet, auteur van‘Le passé d’une illusion’, in Vrij Nederland op 8 juni 1996: ‘Op het einde van de twintigste eeuwleven de mensen in een wereld waarin geen politieke ideologie of postkapitalistische horizon meerbestaat. Niemand heeft ook maar het flauwste benul van een maatschappij die anders zoukunnen zijn dan die waarin we nu leven. Of dat zal blijven duren? Ik ben er niet zeker van, en beneerder geneigd om het tegendeel te denken. Ik heb er moeite mee om te geloven dat we in detoekomst zonder utopische horizon zouden gaan leven.’

2.4.3. Nieuwe architectuur Brugge is een stad met een heel waardevol gebouwenpatrimonium. De architectuur is van hogekwaliteit geweest, vanaf de Middeleeuwen tot het begin van de 20ste eeuw. Deze architectuur ishelemaal niet eenduidig: niet in één stijl opgetrokken en niet uit één periode. Elke eeuw heeft eenmarkante stempel gezet op Brugge. Daarenboven is deze architectuur sterk beïnvloed doorbuitenlandse bouwstijlen. Meestal werden de topwerken uit het verleden gerespecteerd, soms werd er ongenadig meeomgegaan omdat men ervan overtuigd was dat het nieuwe beter zou zijn dan het oudere.Merkwaardig genoeg heeft het Brugse stadsbeeld (beperkt tot de binnenstad) wel haar eenheidbewaard, mede door het feit dat er niet zoveel ingrepen gebeurden in het stratenpatroon, dereien, de vestingen, enz. Er loopt in Brugge trouwens een grote breuk tussen de 19de en de 20ste

eeuw. De enige eeuw die haar stempel niet zo nadrukkelijk kon zetten, is de 20ste eeuw. De (her)ontdekking van de hoge kwaliteit van het onroerend erfgoed in de tweede helft van de19de eeuw (de stadssubsidie werd ingesteld in 1877) en de 20ste eeuw verlegde de aandachtnaar de talrijke monumenten. Dit is terecht, maar het versluierde ook de aandacht voor en decreatie van “monumenten van de 20ste eeuw” !Er is een lacune ontstaan in de architectuur. Immers, een stad moet, om levendig en dynamischte blijven, zichzelf steeds vernieuwen en verbeteren, zoniet wordt de stad als het ware in haartotaliteit ‘gemusealiseerd’ (als een versteend verleden).Brugge moet een sterke impuls geven aan de hedendaagse kwalitatieve architectuur, en zohet culturele erfgoed aanvullen met eigentijdse waardevolle monumenten, met architectuur vaninternationale allure.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN32

2.5. Een leefbare en levende stad

“Brugge is een stad die je zonder nostalgie vanuit haar verste verleden moet verkennenen ontdekken. Zo leer je haar ervaren als een plek waar mythe en werkelijkheid elkaarvoortdurend raken. Brugge kan zich niet van zijn verleden losmaken. Zoals bij demeeste oude steden kleeft het als een oester aan zijn schelp. Of dat altijd een weldaadis, valt nog te bezien. Overdreven aandacht voor het verzonkene werkt remmend op decreativiteit. De problemen van Brugge zijn die van alle historische steden die doormassatoerisme worden overspoeld en ten prooi vallen aan de commercie. Brugge is nogmaar in geringe mate de stad van de Bruggelingen. In de zomer hoort zij toe aan detoeristen en de commercanten. Alleen bij regenachtig weer, als de stad gehuld is in eengrijze nevel van melancholie, lijken Brugge en de Bruggelingen elkaar te hervinden.”Fragment uit “Brugge en de Pelikaan” van Jozef Deleu

‘Brugge die Scone’ is een stad met een grote toeristische druk. In het stadscentrum (vnl. degouden driehoek) is de woonfunctie verdrongen door functies gelieerd met het toerisme. In debinnenstad (binnen de ring) wonen nog slechts 20.000 mensen. Dat toerisme voor Brugge eenuitermate belangrijke economische sector is, staat buiten kijf, maar het is ook een dreigende factort.a.v. de leefbaarheid van de binnenstad. Kenmerkend voor Brugge is dat het toerismegebaseerd is op culturele kwaliteiten – al moeten we dit relativeren en eerder spreken over‘atmosfeer’.Een kernprobleem van Brugge is de spanning tussen het toerisme en de leefbaarheid van debinnenstad. Kan of mag Brugge evolueren naar een openluchtmuseum waarvan de toeristverwacht dat de inwoners een ‘rol’ spelen die past in het beeld van een middeleeuws Brugge,alsof ze deel uitmaken van een ‘toeristische scène’? Natuurlijk niet. Want los van de vraag of destad daardoor nog meer toeristen zou aantrekken, zou tegelijk de authenticiteit van Bruggevernield worden. Een stad zonder bewoners is geen stad, maar een betekenisloze herinnering,een mythe die verwijst naar een geromantiseerd verleden. Een aantrekkelijke stad, is een stadwaar geleefd wordt, een bruisende en levende stad. Immers, een stad kan maar een stad zijn alshet in eerste instantie een plek is waar mensen leven, wonen, werken, slapen, eten, drinken,spelen en vrijen. Dat is essentieel om van ‘authenticiteit’ te kunnen spreken. Brugge krijgt door deaard van het toerisme onvoldoende kansen om zich aan te passen aan de dynamiek van hetpostmoderne tijdperk.Het oppervlakkig en vluchtig toerisme dreigt de toekomst op het achterplan te drukken, en de stadte reduceren tot een versteende en geromantiseerde herinnering aan het verleden. Dat is hetechte gevaar voor Brugge: een schijnbare groei door een toename van de toeristen, maar paralleleen neergang op vele andere terreinen. Brugge mag niet ‘Bruges-la-morte’ worden, al zal debetekenis er één zijn van een dode stad, ondanks het feit dat zij overvol is. In een afzonderlijk deel gaan we uitgebreid in op de problematiek van het toerisme. Wij stellen voor dit thema te integreren in het kernprogramma van Brugge 2002. Omdat het dekern van de leefbaarheid van de Brugse binnenstad raakt en omdat het nadenken over cultuuren toerisme in Brugge een leerrijke case kan worden voor vele Europese steden. “In de toeristische brochures van Sheffield wordt met veel ronkende woorden gezegd dat de stadbruist van activiteit, zowel economisch als cultureel. Maar je hebt geen drie dagen nodig om datverhaaltje te doorprikken. Waarmee nog maar eens bewezen is dat cultuur in een stad moetleven. Er moet een piramide zijn met onderaan veel subcultuur en kleinere initiatieven, daarbovenmiddelgrote initiatieven en aan de top zaken met (inter)nationale uitstraling.”14

Enerzijds heeft Brugge als kleinere stad veel meer culturele levendigheid, maar anderzijds moetenwe beseffen dat 2002 aandacht moet besteden aan de ‘piramide’. Op elk niveau van de piramide

14 Fragment uit een brief van Joris De Voogt over Sheffield.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 33

moeten verantwoorde keuzes worden gemaakt. Pas dan draagt cultuur bij tot de versterking vande leefbaarheid van Brugge. De leefbaarheid raakt uiteraard aan vele facetten van het beleid. Mobiliteit, de plaats van fietsersen voetgangers, ruimtelijke ordening, veiligheid, enz. Het zijn allemaal aspecten van dezethematiek. Erg belangrijk is het wonen in Brugge. Dit kan door het stimuleren van het wonen in debinnenstad, door meer aandacht te schenken aan de inplanting van de nodige voorzieningen(winkelen, basisbehoeften); via directe of indirecte subsidies, woonpremies, huurpremies, enz. Ermoeten hoe dan ook grenzen worden gesteld aan de vrije markt. Via de opmaak van BPA-plannen kan geanticipeerd worden op concrete problemen. Cultuur kan het leefklimaat bevorderen, de levendigheid vergroten, het veiligheidsgevoelversterken. Er is dus ook een wisselwerking tussen de leefbaarheid en het cultuurbeleid. Het doel is Brugge leefbaar houden en verlevendigen. Dat vereist dus een doordachteintegrale benadering op vele terreinen: cultuurbeleid, stedenbouwkundig beleid, toerisme, lokaleeconomie, woonbeleid, enz. a. een gastvrij en dus toegankelijk Brugge Een even ambigu kenmerk van Brugge en de Bruggeling is ‘gastvrijheid’. In het kader van de Culturele Hoofdstad is een denkoefening over ‘gastvrijheid’ aangewezen:gastvrijheid als de vrijheid van de gast om zijn / haar eigen programma te maken, hun eigenparcours te bepalen … zonder dat het voorgekauwd of opgelegd is. Gastvrijheid is een sleutelbegrip bij het nadenken over de presentatie in de musea, de belevingvan het monumentaal cultureel erfgoed, de vernieuwing van het toerisme, … Het heeft dan ookzowel lokale als internationale aspecten. Gastheer of gastvrouw zijn betekent ook de eigen cultuur kennen en doorgeven. Gastvrijheid isniet enkel het vormelijke, technische, maar evenzeer het inhoudelijke, de levenshouding engeestesgesteldheid. Gastvrijheid15 moet een basishouding zijn van Brugge (2002). Het is een kapstok voorculturele uitwisseling, het bevordert de ontmoeting tussen mensen en culturen. Wij hebbendaarenboven het voordeel van meerdere talen te verstaan en te spreken. Nauw gelinkt met gastvrijheid is toegankelijkheid. Brugge moet het label krijgen van meesttoegankelijke stad. Brugge moet erover waken dat alle manifestaties toegankelijk zijn voormensen met een beperking (rolstoelgebruikers, slechtzienden enz.). Drie kernwoorden zijn hierbijbelangrijk: iedereen, gelijkwaardig en onafhankelijk. Een tweede soort toegankelijkheid heeft temaken met de inhoud van de manifestaties: toeleiding en begeleiding van de initiatieven zalessentieel zijn. (…) Een derde soort toegankelijkheid heeft te maken met financiëletoegankelijkheid16. b. Brugge als ‘va et vient’ Brugge kunnen we ook bekijken als een mogelijkheid om er naartoe te komen, om eruit weg tegaan, om een passant op lange termijn te zijn. Brugge als ‘va et vient’. Brugge als eenpleisterplaats of een rustpunt voor min of meer lange tijd. Brugge is een cartografie van verbindingen, van water- en andere wegen. Brugge is nietinneembaar, ondanks alle internationale stromen. Het kader blijft eigendom van de bewoners. De zwanen zijn voor de schrijver.

15 Enkele concrete voorbeelden: Bruggelingen (gezinnen) kunnen gastgezinnen uitnodigen en hun stad en hun leefwijze aan henintroduceren. Scholen kunnen hun internaten inzetten om groepen jongeren goedkope logies te verstrekken, ze kunnen de gasten wegwijsmaken in Brugge en ook de eigen scholieren en studenten hun eigen stad beter laten leren kennen. Deze contacten dragen bij tot hetnadenken over hoe we omgaan met multiculturele samenlevingsmodellen of –ingrediënten.16 Fragment uit een reactie van Jos Demarest.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN34

c. Het 22 uur-gevoel voor Bruggelingen en buitenlandse bezoekers Wat moet er om 22 uur ‘s avonds in Brugge te beleven zijn?Het thema kan worden aangewend als een wervend en verdiepend actiemiddel. Wat betekenthet ‘22 uur-gevoel’ voor Bruggelingen en Japanners? Heeft Brugge het nodige kleinschalig maarhoogkwalitatief aanbod, van cafés tot podiumkunsten?

2.6. Een nieuw imago voor Brugge

“Eén zaak wens ik Brugge na 2002 van harte toe: een aanzet tot een nieuwe cultuur diede ban van haar geschiedenis doorbreekt. Een cultuur die het Brugse verleden opnieuwleest, interpreteert en die meer voeling krijgt met wat er vandaag leeft in kunst ensamenleving.”Fragment uit “Wat is dat toch met deze stad? van Jan Van Alsenoy

“In contacten met cultuurmakers allerhande, pers, publiek, beleidsmensen van buiten de regio,worden we bijna dagelijks geconfronteerd met het wijdverbreid cliché-imago van Brugge: Bruggeals vorm van stedelijk Bokrijk, Bruges-la-morte … Dit draagt ertoe bij dat Brugge niet alleen geografisch maar ook in het denken van mensen zicherg ver van het centrum lijkt te bevinden. Dit vormt een ernstige handicap voor mensen en organisaties die nu al dagdagelijks bezig zijn metvorm geven aan Brugge als hedendaagse cultuurstad. Dit draagt ertoe bij dat die mensen en organisaties zich heel wat inspanningen moeten getroostenom publiek, politici, pers en cultuurmakers van buiten de regio warm te maken voor hun zaak inhet ‘verre’ Brugge.17

Deze problematiek is uitdrukkelijk aan de orde en kunnen we benoemen als richtinggevend voor2002: een ideaal aangrijpingspunt om te streven naar een nieuw en breder imago. Het huidige(oubollige?) imago hypothekeert momenteel in ernstige mate de verdere uitbouw van Brugge alshedendaagse cultuurstad.

17 Fragment uit een brief van Patrick Keersebilck (Cactus).

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 35

3. Cultuur en communicatie ____________________________

3.1. Overleg en communicatie als basis van een cultuurbeleid Ook deze paragraaf staat wat apart. Het gaat hier niet echt om een sector, maar om facetten vanhet culturele leven: de communicatie tussen de culturele wereld en de overheid, en het onderlingoverleg binnen de culturele sector. Situatieschets Een cultuurbeleid kan slechts slagen als een aantal basisvoorwaarden vervuld zijn: infrastructuur,logistieke en financiële ondersteuning, samenspraak en communicatie. Vooral de communicatie is cruciaal. Het is een aanduiding van het ‘klimaat’ dat heerst, van demate van waardering die de overheid heeft voor de culturele actoren en vice versa. In Brugge verloopt de communicatie tussen de culturele sector en de overheid stroef enmoeizaam. Zoals in elke stad verloopt ze formeel. De Culturele Raad, geregeld bij decreet, is een erkendadviesorgaan. Omdat het decreet dat voorschrijft moet het stadsbestuur voor elk aspect van het cultuurbeleidadvies vragen aan de Culturele Raad. We hebben hier met goedbedoeld vrijwilligerswerk temaken. Niet verwonderlijk dus dat de kwaliteit van de adviezen meestal laag is. De Culturele Raad omvat alle culturele verenigingen; in principe dus ook de professionele cultureleinstellingen. Moet het nog gezegd dat de wereld van het verenigingsleven totaal anders is dan die van deprofessionele instellingen? De Culturele Raad beantwoordt niet aan de verwachtingen van deprofessionele actoren, die niet over een ander formeel communicatiekanaal met het beleidbeschikken. Communicatie is echter niet enkel een kwestie van structuren. Structuren bevorderen decommunicatie, maar beperken ze ook. Al snel verzanden nieuwe structuren in formele maar ‘lege’overlegorganen. Een tweede facet is de onderlinge communicatie en het overleg binnen de culturele sector zelf,dat bijdraagt tot een beter cultureel werk. De Culturele Raad biedt wel een antwoord aan deverenigingen, maar niet aan de professionele actoren. Een laatste belangrijke bedenking: structuren helpen de communicatie slechts vooruit als er a-priori bereidheid is tot overleg en communicatie bij alle partijen. DoelstellingenÆ Voor beide facetten moet dus worden gezocht naar een adequate oplossing. Deze

problematiek is overigens niet specifiek voor Brugge, maar geldt voor alle steden. Het huidigedecreet voor de Culturele Raden staat onder druk en is voorwerp van bespreking incommissies van het Vlaams Parlement.

Middelen en randvoorwaarden Wellicht is de oplossing veeleer te vinden in pluriforme adviesraden. Concreet:- de Culturele Raad wordt ‘raad van de culturele verenigingen’: zijn rol wordt beperkt tot overleg

tussen verenigingen en tot belangenbehartiger van het verenigingsleven; hij kan op eigeninitiatief adviezen geven aan de overheid, maar de overheid moet geen advies meer vragenover alle culturele materies, zoals nu het geval is. De verplichting om een Culturele Raad tehebben, moet worden afgeschaft;

- een gelijkaardige constructie is denkbaar voor de professionele actoren onder de vorm vaneen ‘Kunstenraad’, voor zover zij dat willen natuurlijk;

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN36

- de enige verplichting die aan de gemeente moet worden opgelegd is de oprichting van een‘gemeentelijke raad voor cultuur’, bestaande uit een beperkt aantal deskundigen (bijv. 20)aangeduid door het gemeentebestuur, en niet uit vertegenwoordigers. Dit kan naar analogiemet de Raad van Cultuur op Vlaams niveau. Binnen de raad kunnen twee afdelingen wordenvoorzien: volksontwikkeling en kunsten. De raad kan om de zes jaar opnieuw samengesteldworden. Aan deze raad moet het gemeentebestuur wél advies (!) vragen over alle culturelemateries.

Omdat het huidige decreet een dergelijke constructie niet toelaat, kan die slechts slagen als allebetrokkenen er zich uitdrukkelijk akkoord mee verklaren. Er zijn echter diverse tussenformulesmogelijk. Prioriteiten op korte termijn- Bevorderen van de communicatie tussen het culturele veld en de overheid.

3.2. De communicatie met het publiek Situatieschets Hoe weet het publiek wat er op cultureel vlak in Brugge gebeurt? Brugge heeft een uitgebreide regionale pers, met regionale pagina’s in dagbladen, eenweekbladpers, lokale radio en televisie (incl. teletekst), enz. Dit zijn zeer belangrijke kanalen, waarcultuur onderdeel is van een algemene berichtgeving. Er zijn wel enkele specifiek culturele bladen in Brugge. Het belangrijkste is Exit, een gratismaandblad dat verdeeld wordt via vele punten. Het bevat redactionele bijdragen,aankondigingen, een cultuuragenda … Er is een zusterblad dat Exit-light heet: een viertaligeversie gericht op de toeristen die Brugge bezoeken. Beide bladen zijn uitermate belangrijk omdatze de enige tijdschriften zijn die berichten over de totaliteit van het cultuurleven van vandaag, éngratis zijn.Verder kunnen we gespecialiseerdere tijdschriften vermelden (de lijst is in de bijlagen opgenomen:onder meer het Museumbulletin, ‘Brugge die Scone’, Archiefleven enz.). Er worden ook diversetijdschriften uitgegeven die niet enkel betrekking hebben op Brugge, maar op de hele provincie,zoals bijv. In de steigers (monumentennieuws uit de hele provincie), Reiskrant, Biekorf en andere. Daarnaast geven vele culturele instellingen en verenigingen ook eigen blaadjes uit.Er bestaan slechts enkele websites met culturele informatie en berichtgeving (Bibliotheek, stadBrugge, Brugge 2002, …). Dit medium wordt onderbenut.

Doelstellingen (op korte en lange termijn)Æ Bewaken van het kwaliteitsniveau van deze tijdschriften, vooral van Exit en (versterken van)

Exit-light.Æ Ontwikkeling van een net van gelinkte websites van culturele instellingen, niet alleen in functie

van promotie, informatieverstrekking en ticketverkoop, maar ook van inhoudelijke verdieping.Hierin links maken met het onderwijsniveau, de toeristische sector, verwante culturele huizen inandere steden …

Æ De oprichting van een onderzoeks-, informatie- en communicatiecentrum waar het publiekterecht kan voor cultuurinformatie in de breedste zin, waar de organisaties terecht kunnen voorverfijnde informatie en onderzoeksgegevens en het beleid voor toekomstgericht onderzoek endocumentatie. De Provincie heeft de bedoeling een dergelijk centrum op te richten. Vooral depubliekskant draagt hier onze interesse weg. Er wordt immers een geautomatiseerd globaal encentraal ticketsysteem opgezet dat meer mensen kan bereiken dan elk cultuurhuis afzonderlijkdat kan. Zo wordt de stap tot deelname vergemakkelijkt. Dat gebeurt in een breed netwerk datinformatieverstrekking en directe ticketverkoop mogelijk maakt (cf. Prospecta Antwerpen).

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 37

Middelen en randvoorwaarden- Gepaste ondersteuning door de overheid van Exit en Exit-light.- Ontwikkeling van een Digitale Stad of Regio als platform voor een actieve samenwerking

tussen alle culturele actoren in functie van een actief communicatiebeleid.- Samenwerking bevorderen tussen culturele actoren in de provincie i.f.v. een

Cultuurcommunicatiecentrum; huisvesting in Brugge centrum.

Prioriteiten op korte termijnÆ Exit en Exit-light.Æ Oprichting van een onderzoeks-, informatie- en communicatiecentrum (Provincie), incl. een

globaal en centraal informatie- en ticketsysteem.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN38

4. Culturele sectoren__________________________________

“Als ontwerpers van het structuurplan Brugge werden wij in 1972 geconfronteerd met eenstervende stad, stinkende reien en 2000 lege gebouwen. Wij hebben toen doelstellingenontwikkeld en gerealiseerd. Brugge werd opnieuw een sterke stad. De helft van dewereld komt ze bewonderen.Brugge is daardoor een sterk klankbord, ook voor allerlei expressies van moderniteit inde vorm van etalages, telefooncellen, artworks, Gezellejaar en Europese cultureleaspiraties allerhande. Dat is goed. Alleen sterke steden kunnen dat aan, omdat zij eendubbele dimensie hebben. De lange termijn bepaalt de tijdloosheid en duurzaamheid vaneen stad. Haar straten-, pleinen- en reienpatronen met haar ankergebouwen enmonumenten blijven 7,5 of 3 eeuwen standhouden. De tijdsgebonden elementen: kleinegebouwen, huizen en etalages veranderen om de 70, 50 of 10 jaar. Het ene bepaalt haarsterkte en eigenheid, het andere het leven en de vernieuwing. Beide zijn essentieel vooreen stad. Alleen de tijd oordeelt wat tijdloos en wat tijdelijk is. Hij is het besteontsmettingsmiddel.”Jan Tanghe in De Standaard van 9 januari 1999

Dit toekomstgericht project gaat zowel om met het erfgoed als met nieuwe disciplines enrichtingen. In Brugge is het verleden prominent aanwezig. Het cultureel erfgoed, roerend en onroerend,beheerst ook vandaag het stadsbeeld en –leven. Het geeft voer aan zij die Brugge beschouwenals een totaalmuseum, een stedelijke versie van Bokrijk, met gebouwen, straten en pleinen omnaar te kijken, niet om in te leven. De dreiging van een versteende stad – letterlijk en figuurlijk –kan slechts worden vermeden als Brugge eigentijds omgaat met haar verleden. Dit heeftrepercussies op de omgang met monumenten (bestemming, ontsluiting, restauratie), de musealecollecties, de tradities (stoeten en processies), de stadsinrichting, de archieven, de letteren, enz.Een eigentijdse omgang met het verleden brengt de waarde en de actuele betekenis van datverleden tot uitdrukking, doet het verleden herleven maar geeft het een andere actuele betekenisen reikt actuele gebruiksmogelijkheden aan.Maar ook nieuwe disciplines en omgangsvormen zijn onontbeerlijk om van Brugge eentoekomstgerichte en levende stad te maken. Ze zijn slechts met mondjesmaat aanwezig: actuelebeeldende kunst, hedendaagse architectuur, podiumkunsten, muziek, interdisciplinaire projecten.Waar ze al zijn, zijn ze beperkt in omvang en impact. Het zal noodzakelijk zijn om op een aantalvan deze terreinen in de komende jaren een ernstige inhaalbeweging te doen. Hieronder bespreken we de meeste culturele sectoren. De indeling sluit aan bij deze die werdgehanteerd bij de sterkte-zwakteanalyse en de verschillende bevragingen, én bij de situatie inBrugge. We kunnen verwijzen naar de bijlagen van dit rapport, die in een afzonderlijk boekdeelzijn opgenomen en onderzoeksresultaten, verslagen van vergaderingen, ingediende voorstellenenz. bevatten. De indeling is arbitrair: een aantal behoren niet tot de ‘culturele sectoren’ in deklassieke zin van het woord. Tijdens de bespreking doen we voorstellen van prioriteiten op korte termijn. Ze zijn op het eind vanhet hoofdstuk in een schema opgenomen Die prioriteiten zijn gebaseerd op de hierbovenbehandelde doelstellingen. Het feit dat we keuzes maken vertrekt vanuit de optiek dat Brugge eerder een kleine stad is (ineen Europese context). In een stad van dergelijke omvang is het onmogelijk in alle culturelegenres en uitingen uit te blinken, onmogelijk ook om overal in te investeren. Keuzes zijnonafwendbaar wil men echt ‘naam’ maken en kwaliteiten opbouwen.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 39

4.1. De bebouwde omgeving SituatieschetsBrugge heeft een groot patrimonium aan waardevolle gebouwen, een intact stratenpatroon enstadsbeeld (binnenstad), en een uitzonderlijk funerair patrimonium. Het historisch patrimonium (vande Middeleeuwen tot heden) is gevarieerd, maar vormt toch een samenhangend geheel. Op hetvlak van bescherming en restauratie van monumenten heeft Brugge een voorbeeldfunctie (inEuropa).Er zijn interessante archeologische vindplaatsen en vondsten.Er wordt vrij veel wetenschappelijk werk verricht over het cultureel erfgoed. Er zijn uitgebouwde diensten voor monumentenzorg en archeologie. De stad beschikt overmiddelen als stedelijke premies, adviescommissies e.d., … We kunnen stellen dat er in Bruggeeen begin aan ontsluiting van verschillende monumenten is. Toch kunnen we nog niet sprekenvan een systematische aanpak. We kunnen ook een aantal vragen stellen over de eigentijdseomgang met de monumenten, over de relatie tot hedendaagse architectuur, over hun rol in hetversterken van een leefbaar stedelijk weefsel.Landschappelijk en geografisch ligt Brugge op een uniek kruispunt: de duinen en zee, de polder-en de zandstreek. En er zijn veel groene longen in de stad en de onmiddellijke omgeving.Er zijn ook een aantal minpunten. Denk hierbij aan het gebrek aan kwaliteitsvolle hedendaagsearchitectuur. De Brugse situatie bevat een aantal kansen. Denk aan de werkgelegenheidskansen voorlaaggeschoolden en voor specialisten (restauratie, onderhoud, opgravingen, groenaanleg en-onderhoud). Monumentenzorg en archeologie hebben ook een economische waarde. Zowel deinspanningen als de return zijn groot. Ten slotte stellen we een toenemende interesse vast voorhet Brugse landschap en de beleving ervan.De bedreigingen zijn tweeledig: enerzijds de overdruk door oppervlakkig toerisme (o.m. op dewaardevolle panden) en anderzijds het feit dat het onderhoud (en de restauratie) van het zeeruitgebreid patrimonium zware inspanningen vergt.

4.1.1. Monumentenzorg Doelstellingen (op korte en lange termijn) We hebben het eerst over de bescherming van waardevolle gebouwen. Bescherming is geenabsoluut gegeven maar moet gebeuren in een dynamische context, rekening houdend met deveranderende behoeften van de bebouwde ruimte. Bescherming als middel om het patrimoniumte valoriseren is meestal nauw gelinkt met goede (her)bestemmingen. De doelstellingen zijn devolgende:Æ Afwerken van de inventarisatie van alle waardevolle panden (Vlaams Gewest m.m.v.

stadsbestuur). Dit is een noodzakelijk basisinstrument om een goed monumentenbeleid tevoeren.

Æ Meer panden, landschappen en stadsgezichten laten beschermen. Er zijn nu reeds eenbehoorlijk aantal (330) monumenten beschermd, maar het is wenselijk alle waardevollemonumenten te beschermen. Weinig steden hebben zoveel waardevolle gebouwen – hetonroerend erfgoed is van wereldniveau – geconcentreerd in een historische binnenstad. Detoename van beschermingen is grotendeels afhankelijk van het tempo van het VlaamseGewest. Aanvullende, stedelijke beschermingsmaatregelen zijn zeker mogelijk, maar ookgebonden aan de aanmaak of bijwerking van BPA’s e.d.

Æ Er dienen nog meer inspanningen te gebeuren voor de bescherming van:° 19de - en 20ste -eeuwse (waardevolle) panden;° erfgoed in de landelijke omgeving: polderboerderijen, kastelen, herbergen, kasteelhoeves enlandschappen;° de waardevolle panden uit het industriële verleden. Ze zijn ook getuigen van de sociale

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN40

geschiedenis.Deze waardevolle gebouwen maken deel uit van een uitzonderlijk waardevol en ongewoonbewaard historisch stadslandschap, in een regio met veel waardevol erfgoed (Damme, Sluis,enz.).

Æ Meer aandacht geven aan de talrijke en schitterende interieurs. Inventarisatie is de eerste stapom te voorkomen dat ze verdwijnen. Via de organisatie van kamermuziekconcerten,poëzieactiviteiten e.d. bevestigen we hun waarde en ontsluiten we ze in beperkte mate. Dithoeft niet beperkt te worden tot ‘oude’ interieurs.

Restauratie (incl. onderhoud) is de tweede poot van de monumentenzorg. De doelstellingen zijn:Æ Maximaal afstemmen van de inspanningen voor restauratie en de inspanningen in functie van

de leefbaarheid. Dit betekent dat gerestaureerde monumenten ‘gewone’ stedelijke functiesvervullen, waarbij de woonfunctie een zekere prioriteit geniet.

Æ Brugge dient, in navolging van wat nu gebeurt, zoveel mogelijk monumenten te restaureren,zowel de panden in overheids- als in privé-eigendom. In functie van 2002 gebeurt eenversnelde beweging18. Maar na 2002 kan de inspanning terug op het niveau van ‘97-‘98worden gebracht.

Æ Brugge kan een belangrijke rol spelen in het onderwijs inzake restauratietechnieken. Debestaande opleidingen kunnen uitgebreid worden, in functie van bijscholing en specialisatie.En waarom niet ijveren om in Brugge een Europese instelling voor restauratietechnieken op terichten, waar ambachtslui zich kunnen vervolmaken, een soort Europacollege voor vaklui? Bijrestauratie en onderhoud kunnen jongeren in opleiding ook nu al worden betrokken.

Æ Bij restauratiedossiers moet er maximale aandacht zijn voor sociale clausules, opdatlaaggeschoolden de kans krijgen op een volwaardige job.

Æ Het onderhoud van waardevolle panden verdient de grootste zorg. ‘Ontsluiting’ krijgt hier een bijzonder accent. Ontsluiting (zoals bij monumentendagen, openstellenvoor een groot publiek, informatieverstrekking, educatief en didactisch de boodschapoverbrengen met nieuwe middelen, ook interactief …)19 is een onderdeel van een integraalerfgoedbeheer. We baseren ons bij de visie over deze prioriteit onder meer op het “Charter voorOpen Monumenten20” van de Koning Boudewijnstichting. Daarin worden acht stellingengeponeerd. Het is niet mogelijk er binnen het bestek van dit rapport uitgebreid aandacht aan tebesteden, maar we halen enkele fragmenten aan: “De ontsluiting van het erfgoed vanuit cultureel perspectief is voor de monumentenzorg eenprioritaire opdracht. Dit vereist een dialoog met partners uit de culturele wereld, de ruimtelijkeordening, de milieuzorg en het toerisme. In deze gedachtegang kan het toerisme het erfgoed nietals een te consumeren object zien, maar als een aanbod dat om een diepgaanderecultuurbeleving vraagt. Ontsluiting is dus gericht op cultuurbeleving en ontwikkeling, waaruitervaringen en inzichten worden aangereikt die een kritische reflectie voor de eigen omgeving enleefwereld stimuleren.

18 Over het grote volume restauraties in functie van 2002 kan worden gediscussieerd. Gezien in dit rapport wordt gekozen voor een‘leefbare en levende stad’ zou men kunnen verwachten dat er meer nadruk komt te liggen op nieuwe projecten i.p.v. restauraties. Dit zijnechter geen tegengestelde doelen. Het restauratieplan werd mede onder impuls van de Vlaamse overheid opgemaakt, die hiervoor eenbijzonder krediet heeft voorzien op de Vlaamse begroting. Het Vlaamse Gewest zal instaan voor meer dan de helft van het budget, deprovincie voor zowat 20% en de stedelijke overheid voor het resterende deel. Zonder Brugge 2002 zou die opportuniteit zich nooit hebbenaangediend. 19 Ontsluiting is méér dan openstelling alleen. Vaak worden de begrippen ontsluiten en ontwikkelen in verband met elkaar gebruikt.Ontwikkelen betekent de wikkel, de verpakking wegnemen die de eigenlijke waarde en betekenis versluiert – ontsluiting dus. Ontsluiten isopenstellen, betekenis toegankelijk maken, dialoog en interactie creëren tussen monument en publiek, is ontwikkeling sturen, volgen,mogelijk maken, is maatschappelijk integreren. De culturele benadering, de aandacht voor de betekenis en de context van het monument, de betrokkenheid van de initiatiefnemers, makendat het over maatwerk moet gaan. Maatwerk veronderstelt dat men de eigenheid van een monument in kaart brengt alvorens er een projectop te enten: de geschiedenis, de betekenis (zowel in het verleden als het heden), de functies, de verhouding tot andere monumenten in denabijheid, enz. 20 De theoretische beschouwing is gebaseerd op het “Charter voor Open Monumenten”, en de visie in het boek “Het Geheim achter eenOpen Deur”, Koning Boudewijnstichting, Leiden (1998) en het verslag van de drie seminaries “Open Monumenten, Drie ingangen” waarondergetekende aan participeerde als lid van het panel.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 41

Monumenten kunnen niet geïsoleerd worden als object of product. De ontsluiting van het erfgoedvraagt een context van tijd en ruimte, een verbinding van de historische tijd met de huidige tijd,een band ook tussen erfgoed en de sociale en ruimtelijke omgeving. Cruciaal is de draagkracht van het monument, die niet alleen wordt bepaald door het aantalbezoekers en het aantal activiteiten dat het gebouw en de omgeving kan torsen. De draagkrachtheeft ook te maken met het in wederzijds respect naast elkaar bestaan van de gebruiksvormen.In Brugge, waar op topmomenten de grenzen en de draagkracht zijn overschreden, is dezeproblematiek zeker relevant.” De ‘monumentenzorgers’ zijn een beetje teveel met stenen bezig en te weinig met de inhoudelijkeboodschap. Een ééndimensionele monumentenzorg gaat voorbij aan de essentie van haaropdracht. Monumentenzorg moet deel uitmaken van een eigentijds cultureel gebeuren, van eendynamisch maatschappelijk proces. We kunnen volgende doelstellingen formuleren:Æ Een betere ‘ontsluiting’, precies omdat het Brugse cultureel erfgoed (incl. het funerair

patrimonium21) cultureel zeer waardevol is, en het in beeld brengen van dearchitectuurgeschiedenis22. Het moet toegankelijk zijn voor een zo ruim mogelijk publiek. Ditdoel verhoogt ook de kwaliteit van het toerisme, en verdiept de beleving door het publiek. Bijde ontsluiting komen vele aspecten kijken: de ruimtelijke context, de presentatietechnieken, deregulering van het bezoek (openingstijden, toegangsprijzen,…), de inzet van personeelsleden,het onthaal en de begeleiding, het toezicht, culturele evenementen die er plaatsvinden (bijv.confrontatie van actuele kunst met monumentale gevels), enz.

Æ De versterking van het 'onthaal'. Essentieel voor Brugge is een goed uitgebouwd stedelijkonthaal, dat zich uit in de omgangsvormen die overal in de stad voelbaar zijn: in dehotelkamer, bij de toeristische dienst of in de monumenten. Een goed stedelijk onthaal alsvorm van gastvrijheid brengt de bezoekers op een coherente manier in contact met deidentiteit, de cultuur en het erfgoed van Brugge. Dit wordt verder behandeld in Deel III(Cultuurtoerisme).

Æ Nog meer inspanningen doen voor een betere beleving van het cultureel erfgoed door deinwoners (zeker de jeugd). In dit verband is samenwerking met onderwijs en jeugdgroepen eencruciale factor, en ontstaan er kansen voor de jeugd om zelf mee te werken aanstadsprojecten: een vervallen monument schoonmaken, inrichten, animatieactiviteitenorganiseren,…

Æ De eigen bevolking en de bezoekers beter uitleggen waar de ‘monumentenzorgers’ mee bezigzijn: hoe we het doen, welke de perspectieven zijn, enz.

Brugge kan in het kader van 2002 de ambitie koesteren om model te staan voor de ontwikkelingvan projecten inzake de ontsluiting van het cultureel erfgoed. Een concreet voorstel: onder deleiding van de Koning Boudewijnstichting, en met medewerking van de stedelijke DienstMonumentenzorg, de provincie en het Vlaams Gewest, in de komende twee jaar een aantalpilootexperimenten opzetten. Brugge 2002 kan deze experimenten ondersteunen. Op basis vande opgedane ervaringen kunnen er dan in de toekomst nog meer ontsluitingsprojectengeorganiseerd worden.

21 Na de afschaffing van de begraafplaatsen rond de kerken door de Oostenrijkse keizer Jozef II in 1784, werd op Steenbrugge-Assebroekde Brugse centrale begraafplaats aangelegd. Onder meer omwille van de openbare gezondheid en hygiëne mocht er niet langer in en rondde kerken begraven worden. Dit moest buiten de stadsmuren gebeuren. Het karakter van de centrale begraafplaats wordt bepaald door hetsamenspel van natuur, architecturale elementen en graftekens. Essentiële beeldbepalende elementen zijn : het 19de-eeuwse poortgebouw,de afsluitingsmuur, de kalvarie, de grafkapel van de kanunniken van de St.-Salvatorskathedraal en het 20ste-eeuwse lapidarium. Het belangvan de Brugse begraafplaats ligt in de schat aan, vooral 19de-eeuwse, graftekens en–monumenten van bekende Bruggelingen (zoals Hendrik en Gustaaf Pickery, Flori Van Acker, Guido Gezelle, John Steinmetz, ThéoRaison, Karel De Flou, …), die meestal ontworpen zijn door belangrijke architecten (zoals Jean-Baptiste Bethune, Louis Delacenserie ofKarel Laloo).22 Sommigen menen dat je niet alles kan opengooien voor de massa, want dan dreigt er gevaar voor ‘onteigening’, voor verlies vaneigenheid. Ze merken op dat de ‘beleving’ door het publiek zelfs de doodsteek kan betekenen van het cultureel erfgoed. Deze opmerking isechter slechts juist als ontsluiting wordt gelijkgesteld met openstelling. Ontsluiting is echter meer dan openstelling.De hoger aangehaalde doelstelling kan geprojecteerd worden op alle Brugse monumenten, zowel op de overheidsgebouwen (stad,provincie,…), het kerkelijk erfgoed, als op de private monumenten. De oplossingen (cf. het principe van ‘maatwerk’) zullen divers zijn.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN42

Monumentale panden en huizen ‘ontsluiten’ is nauw verbonden met de (her)bestemming ervan.Dat geldt uiteraard vooral voor deze panden die in een toestand van verval geraken. Er zijn inBrugge enkele grote leegstaande en verkrotte monumenten zonder directe oplossingen. Het zijnware kankerplekken, (Huis d’Hanins de Moerkerke, het voormalig Karmelietessenklooster) of dieeen zeer onzekere toekomst hebben (de elektriciteitscentrale van de Brugeoise, sommige kerkenen kloosters, schoolgebouwen, …) of dossiers waarvan de aanpak op zich laat wachten (hetvoormalig Jezuïetenklooster aan de Verversdijk). Een herbestemming en een ontsluitingsprojectzijn in deze gevallen sterk gelinkt. Het is noodzakelijk een passende herbestemming te vindenvoor de grote gebouwen die hun oorspronkelijke functie verliezen (zie ook volgend hoofdstuk‘Kerkelijk Erfgoed’). Middelen en randvoorwaarden- Voor de restauraties zal tot 2002 een grotere inspanning nodig zijn, daarna kan ze sterk dalen;- We pleiten voor het behoud van het stedelijk premiestelsel voor Kunstige Herstellingen en het

subsidiereglement voor het restaureren van merkwaardige graftekens.- In de komende restauratiedossiers moet er ruime aandacht gaan naar sociale clausules, opdat

laaggeschoolden de kans krijgen op een volwaardige job. Voor een systematische aanpak van de ontsluiting van het cultureel erfgoed is een geheel vanmiddelen nodig:- een verschuiving van mensen (en hun taken) of een versterking van de dienst

Monumentenzorg is noodzakelijk, vooral in functie van ontsluitingsactiviteiten: nood aanerfgoedconsulenten en-animatoren;

- ontwikkeling van aangepaste instrumenten: informatiefolders, publicaties, audiovisuele eninformaticatoepassingen, bewegwijzering, kwaliteitsvolle rondleidingen rondarchitectuurgeschiedenis, enz.

- de dienst Monumentenzorg een coördinerende taak geven t.a.v. kerkelijke instanties enprivate eigenaars om ontsluiting samen aan te pakken;

- intense samenwerking met de verantwoordelijken voor toerisme, cultuur, archeologie, ruimtelijkeordening / stedenbouw om een integrale aanpak te verzekeren (o.a. de opstart van eencoördinatiecel met participatie uit diverse diensten, dit ter verhoging van de kennis van hetBrugse patrimonium).

Brugge kan aanvullende - in aanvulling op de bescherming via het Vlaams Gewest -beschermingsmaatregelen nemen in het kader van plannen, verordeningen e.d. die fungeren alsaanvulling op de beschermingen door de Vlaamse overheid. De wet laat ook toe panden ineigendom te verwerven, bijv. door onteigening bij manifeste verkrotting of verwaarlozing.

Prioriteiten op korte termijn- Ontsluiting van het erfgoed (enkele pilootexperimenten opzetten, waarbij ook het kerkelijk

erfgoed wordt betrokken).

4.1.2. Archeologie23

Doelstellingen (op korte en lange termijn)Æ Versterking van de archeologie. Algemeen kunnen we stellen dat de opgraving van bedreigde

terreinen en terreinen waar verbouwingen gebeuren en archeologisch onderzoek relevant is,volgens normen en met middelen die in alle ons omringende landen worden gehanteerd, vooreen stad als Brugge een conditio sine qua non is.

Æ Archeologie actief betrekken bij alle processen die op het stedelijk landschap ingrijpen –steeds van bij de aanvang van elk dossier. Hierbij hoort de uitvoering van evaluatief onderzoek

23 De archeologie is in Vlaanderen sedert enkele jaren decretaal geregeld. In deze regelgeving is er weinig beleidsruimte voor lokalebesturen. Dat is ook begrijpelijk omdat er zeer weinig Vlaamse steden en gemeenten enige activiteit op het terrein ondernemen. Brugge iseen uitzondering.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 43

(met als mogelijke gevolgen het behoud van het bodemarchief en eventuele aanpassing vande plannen) vooraleer de definitieve plannen worden goedgekeurd.

Æ Meer aandacht schenken aan de publiekskant van de archeologie. Archeologie is nog te zeeronbegrepen wegens te onbekend. Er is in Brugge wel een archeologisch museum, maardaarnaast kan er 'op het terrein' nog veel gebeuren, bijv. een waardevolle site (tijdelijk) voor hetpubliek openstellen, of permanent integreren in het latere gebouw, plein of park.

Æ Een betere huisvesting van het archeologisch museum (nu moeilijk toegankelijk en weinigopen) of een integratie in een ander museum.

Middelen en randvoorwaarden- bij openbare werken, verkavelingen e.d. de publieksfunctie van de archeologie versterken door

aantrekkelijke panelen te plaatsen met de nodige informatie en toelichting over hetopgravingwerk;

- aan de gang zijnde opgravingen tijdelijk voor het publiek toegankelijk maken (o.m. viageorganiseerde en gegidste bezoeken);

- de archeologische dienst meer bekend maken als 'meldpunt' voor vondsten;- tijdelijke tentoonstellingen organiseren met onderzoeksresultaten;- de openingsuren van het archeologisch museum uitbreiden (nu 3 dagen per week open).- Op lange termijn is een zekere uitbreiding van het personeelsbestand nodig voor een intenser

opgravingbeleid, evaluatief onderzoek, een actieve ontsluiting en het uitbouwen van demuseale functie.

4.1.3. Een groene stad “In 2002 is het precies 150 jaar geleden dat het eerste stadspark in Brugge werd aangelegd, metname ‘den botanieken hof” of het Koning Astridpark. Wat E. Rosseels bij het ontwerpen en bij deaanleg van dit park in 1852 voor ogen had, is nu tot volle pracht ontwikkeld: een stukje idyllischlandschap, midden in de stad. (…) Van het voormalig hofbouwcentrum dat Brugge tot middendeze eeuw was, is op Brugse bodem niet veel meer terug te vinden. De wereldvermaarde Brugselaurierteelt vindt nu een herwonnen belangstellingen in de zuidelijke gemeenten rond de stad. TeSint-Kruis, op het einde van de Bisschopsdreef, ligt het park Rooigem er verwaarloosd bij. Hetvoormalig bisschoppelijk buitenverblijf was het Versailles van de Brugse bisschoppen. Debelangstelling voor de tuinen en de hofbouw stond in directe relatie met de furore die de Brugsehofbouw hier maakte.”24

Doelstellingen (op korte en lange termijn) ‘Groene ruimte' raakt slechts in beperkte mate het culturele domein. Deze thematiek is via hetDelphi-panel en door aanwezigen op de thematische vergaderingen aangebracht. Het sluitoverigens goed aan bij wat we eerder schreven over de leefbaarheid van de stad. We beperkenons wel tot die punten op het grensgebied van groen en cultuur. Doelstellingen:Æ de kwaliteit van de openbare parken via goede tuin- of landschapsarchitectuur verhogen;Æ enkele infrastructuurwerken uitvoeren om de parkbeleving en de toegankelijkheid van de

vestingen te verbeteren, o.a.:° een voetgangersbrug leggen over de Coupure om een volledig wandelcircuit rond de vestenmogelijk te maken;° ontsluiten van de Buiten Begijnenvest, verbinden met Minnewater;

Æ waar mogelijk private tuinen ontsluiten, occasioneel bij evenementen of permanent viaovereenkomsten;

Æ culturele activiteiten (beeldende kunst, poëzie, muziek, enz.) organiseren in interessantetuinen, parken en natuurgebieden;

Æ voor waardevolle landschappen streven naar decretale bescherming;

24 Uit een reactie van W. Adriansens, sectorhoofd van de stedelijke Groendienst.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN44

Æ aankoop en inrichting (restauratie van tuinaanleg uit 1766) van ‘Rooigem’, de voormalige ‘tuinvan Eden’ van de Brugse bisschoppen en er de beeldengroep van P. Pepers opnieuwsamenbrengen.

Middelen en randvoorwaarden- Bij parkaanleg werken met interessante tuin- en landschapsarchitecten. Enkele kleinere infrastructuurwerken zijn nodig om bovenstaande doelen te bereiken:- een voetgangersbrug leggen over de Coupure- ontsluiten van de Buiten Begijnenvest, verbinden met Minnewater.

4.1.4. Hedendaagse kwalitatieve architectuur - openbare ruimte Situatieschets Tijdens het Delphi-onderzoek werden nogal wat pijnpunten geventileerd. De architecten werdensoms geviseerd: ze leveren weinig of geen 'monumentale' eigentijdse architectuur, zo schrijftiemand "nu kiezen ze meestal voor hybride vormen die zogezegd harmoniëren met het historischepatrimonium, maar vaak knullige veranda-architectuur opleveren". Eén van de cruciale redenen blijken de criteria te zijn voor het verkrijgen van eenbouwvergunning. Deze kunnen "niet langer gebaseerd zijn op algemene, strakke, dwingende ensterk beperkende voorschriften die het creatief gebruik van nieuwe materialen, structuren envormen uitsluiten." En ook: “Ook hier stelt zich het probleem van mentaliteit. Sommige projectenverzanden in discussie. Particularisme en oude baksteenromantiek remmen openheid en durf.Men mag zelfs spreken van een soort fobie bij een groot deel van de stedelijke gemeenschap.”Stringente architectuurregels zijn niet dé oorzaak van zwakke architectuur. Een goede architectheeft daar niet (steeds) zoveel problemen mee, maar soms wel enz. Er werd ook gewezen op eenmentaliteitsprobleem binnen de adviesraden waar bedenkingen geuit werden bij het 'inrichten- ennormenpatroon' van bepaalde leden. We lazen ook reacties als “Bruggelingen zijn steeds alert als men een steen beroert. Trauma’s inhet verleden leidden tot een conservatieve reflex. Het zou leerzaam zijn te peilen naar de diepereoorzaken van dit conservatisme: de strikte regelgeving, de ambtenaren die worden aangewrevenechte regelneven te zijn, de kissebissen van commissies, de frustraties bij architecten, of gebrekaan visie bij bouwheren, promotoren, én overheid …”Je hoeft dus geen open deur in te trappen om te stellen dat er in Brugge weinig of geenkwaliteitsvolle hedendaagse architectuur is. Doelstellingen (op korte en lange termijn) Hedendaagse architectuur is meer dan welke andere ‘discipline’ ook een zichtbare hedendaagseen toekomstgerichte toevoeging aan de ‘cultuur’ van Brugge, een verrijking.Æ We pleiten voor kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur. Voor architectuur die de context mee

gaat bepalen, en zeker niet voor panden die zich uitdrukkelijk aanpassen aan het straatbeeld,soms als een onverwachte confrontatie, een verrassing. We kiezen dus niet voorinvularchitectuur. Integendeel, we kiezen voor autonome architectuur maar enige nuancering iswenselijk. We kiezen enkel voor contextbepalende architectuur als die van een hoog niveau is.Daarenboven, in een aantal gevallen is een ‘autonome’ ingreep ook niet wenselijk, zeker alsdaardoor een unieke en coherente site (bijv. een huizenrij waarvan geen enkel huisafzonderlijk interessant is, maar de hele rij wel) zou worden geschonden.Structurerende elementen, zoals de straten en pleinen in de binnenstad, mogen niet wordengeschonden.

Æ Het is ook wenselijk dat het stadsbestuur een voorbeeldfunctie opneemt door hogearchitecturale kwaliteit als criterium te hanteren bij de stedelijke bouwprojecten. Dit is reeds hetgeval met o.a. de wedstrijd rond de concertzaal. De overheid kan actief bijdragen tot hetscheppen van een klimaat dat zich opener opstelt ten aanzien van de hedendaagse

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 45

architectuur en de integratie ervan in de oude stad en de rand (bijv. de geplandegemeenschapscentra in Dudzele en Sint-Andries).

Æ Een streven naar een kwaliteitsvolle inrichting van de publieke ruimte (pleinen en straten) is vandezelfde orde. Hier geldt dezelfde doelstelling.

Æ De kwaliteit van de verlichting in de stad (straten, pleinen, gebouwen) kan nog sterkverbeteren. Het licht in de stad is belangrijk. Hoe beleven we het? Wat is waardevol,interessant, sfeerbevorderend, protserig, schreeuwerig, kitscherig? Het licht ’s avonds en ’snachts kan de identiteit van een stad bevestigen en versterken.

Middelen en randvoorwaarden- De kwalitatieve hedendaagse architectuur kan sterk worden gestimuleerd door de aanstelling

van een gerenommeerde 'bouwmeester25' (cf. 'Vlaamse bouwmeester’, idem in Antwerpen),een toparchitect die voor een bepaalde periode (bijv. 5 jaar) (deeltijds) voor de stad werkt, eenarchitectuurbeleid inspireert en toeziet op de uitvoering ervan. Een alternatief is een kleinecommissie van toparchitecten die deze taak opnemen.

- Voor belangrijke projecten Vlaamse en buitenlandse toparchitecten aantrekken;- promotiecampagnes voor architectuur, incl. uitreiking van een ‘prijs van de stad Brugge’;- architectuurwandelingen ontwerpen rond bepaalde thema’s;- wedstrijden (via medeorganisatie en betoelaging);- het organiseren van tentoonstellingen in het kader van wedstrijden, promotieacties, e.d.;- een grondige evaluatie van de bestaande reglementeringen;- de evaluatie van de werking van de huidige adviesorganen. Prioriteiten op korte termijn Een integraal beleid voor kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur.

4.2. Kerkelijk erfgoed We behandelen dit punt niet bij de monumentenzorg, maar afzonderlijk omwille van het grotebelang dat we er aan hechten, omdat niet alle kerkelijk erfgoed een hoge kunsthistorische waardeheeft, en omdat er een specifiek facet aan verbonden is, nl. zingeving en spiritualiteit. Situatieschets Brugge kunnen we oudsher beschouwen als een centrum van katholicisme. De kerken, kloosters,kapellen, het seminarie en het bisschoppelijk paleis bepalen manifest het stadsbeeld. Het zijn nietalleen gebouwen, maar bronnen van spiritualiteit en een religieus geïnspireerd leven. Het kerkelijk erfgoed vervult nog deels de originele functies, maar deels ook niet meer. Dat hetkerkelijk erfgoed in zekere zin overmaats is t.o.v. haar hedendaagse functies, is bekend. Desteeds sterkere secularisering van de samenleving (en van kerkelijke taken) uit zich in dalendkerkbezoek, afname van het aantal geestelijken, daling van het aantal seminaristen, enz. Dat heeft gevolgen voor het kerkelijk erfgoed. Deze problematiek is complex. Brugge heeft eenzeer uitgebreid patrimonium dat vaak vele en interessante kunstschatten bevat: schilderijen,zilverwerk, meubilair,… De eigendomstitels van de gebouwen zijn verspreid over meerdere overheden en kerkelijkestructuren: stad, provincie, kerkfabrieken, kloosterordes, het bisdom, enz. Dit maakt een globaleen coherente aanpak zeer moeilijk, doch niet onmogelijk.

25 Deze keuze moet uiteraard secuur gebeuren, al is het maar om favoritisme te vermijden. De Vlaamse bouwmeester heeft de volgendetaak “Vanuit een langetermijnvisie, in goed overleg met de verschillende administraties, bijdragen tot de beleidsvoorbereiding en debeleidsuitvoering van het architecturaal beleid van de Vlaamse Gemeenschap, teneinde een architecturaal kwalitatieve leefomgeving(gebouwen, landschap …) in Vlaanderen te helpen creëren. De nadruk ligt dus op de eigen bouwwerken van de Vlaamse overheid.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN46

Voor wat het onroerend erfgoed betreft, stellen we vast dat de problemen groot zijn: gevaar voordiefstal en beschadiging, onzekere klimatologische omstandigheden… Doelstellingen (op korte en lange termijn) We onderscheiden drie deelfacetten: de conservering, de bestemming (herbestemming) en deontsluiting. Wat de conservering betreft moeten we een onderscheid maken tussen het roerend en hetonroerend erfgoed. De problematiek m.b.t. de bescherming en de restauratie komt aan bod in dehoofdstukken over monumentenzorg.Æ Gezien de vele problemen met het onroerend kerkelijk erfgoed, dringen er zich passende

maatregelen op om kunstschatten in situ beter te beschermen en te conserveren. We gaan hierbij uit van een belangrijk principe: de kerkschatten worden zoveel als mogelijk in situtentoongesteld. De context verhoogt de waarde van de stukken. Dit principe is echter niet heilig:topstukken die zich niet op de oorspronkelijke architecturale locatie bevinden, kunnen verplaatsten gehergroepeerd worden. De Sint-Salvatorskathedraal en de O.L.V.-Kerk hebben partieelreeds een functie als museumkerk.

Wat de ontsluiting van het kerkelijk erfgoed betreft:Æ een impuls geven aan de ontsluiting van alle cultuurhistorisch waardevol kerkelijk erfgoed, in

eerste instantie de O.L.V.-Kerk.De ontsluiting is echter niet alleen een zaak van openingsuren maar vraagt een integrale aanpaken een geheel van maatregelen. Wat de herbestemming betreft komen wij op een moeilijk en delicaat terrein. Maar gezien desituatie moeten we de vraag stellen of het niet beter is sommige kerkelijke gebouwen een andereen nieuwe functie te geven. Hierbij mogen geen ideologische of filosofische motieven spelen.Æ Sommige kerkelijke gebouwen (kerken, kloosters, seminarie, enz) kunnen een andere of

ruimere functie krijgen, op voorwaarde dat die nieuwe functie verwijst naar de oorspronkelijke ofaansluit bij het spirituele karakter van het gebouw. Culturele en kunstzinnige activiteiten vallendaaronder.

Respect voor het kerkelijk erfgoed en een zinvol gebruik ervan kan ook voor de gelovigegemeenschap zelf nieuwe perspectieven openen.26

Kerkelijke gebouwen kunnen worden omgevormd tot concertruimte voor vele muziekgenres, of tottentoonstellingsruimte, of tot kerkelijk museum, of tot bezoekerscentrum, vergader- encongresruimte, … Een meervoudig gebruik behoort dus tot de mogelijkheden: vergaderingen,verenigingsactiviteiten, voorstellingen, concerten in diverse muziekgenres, repetities,tentoonstellingen, cursussen, congressen … Kortom, het gebouw een culturele opdrachttoemeten die aansluit bij de ‘geest’ van het gebouw zelf en uitgaat van respect voor het origineel.Wij vullen dat niet beperkend in … waarom de voormalige kerk ook niet gebruiken alsmuziektheaterhuis, als operadecor, ja zelfs als rocktempel … Brugge mag in het licht van 2002ook al eens gedurfd uit de hoek komen, uitdagend als het moet, open en gastvrij tegenover demeest uiteenlopende culturele invloeden. Een herbestemd kerkgebouw moet een openbaar gebouw blijven. Van commerciële activiteitenkan geen sprake zijn.

26 Als er een natuurlijke bondgenoot is van de godsdienst met haar verlangen naar het mysterie, het onzegbare, het ongehoorde, is het welde kunstenaar. Hij of zij doorbreekt voortdurend de grenzen der dingen om nieuwe mogelijkheden en visies op de werkelijkheid te openen.Verschillende auteurs op gebied van religie en kunst pleiten voor een bondgenootschap, maar dan wel als autonome partners. Dehedendaagse kunst houdt de maatschappij een spiegel voor.Voor gelovigen kunnen deze ervaringen ook in het geloofsleven vertaald en verheven worden. “Ook de rijkdom aan beelden en symbolen inde bijbelse traditie besloten, vragen om eigentijdse verbeelding”, luidt het in een recente tekst van de vrienden van de Religieuze Kunst.“Hedendaagse kunst kan een rol spelen in onze geloofsexpressie, daar symbolen en beeldende kunst een geweldige verwijzende kracht inzich dragen. Zij kunnen in samenklank met het gesproken woord, het lied en de gebarentaal een totaliteitservaring in mensenteweegbrengen waarbij én verstand én gevoel én handelen worden aangesproken (…). Kunstenaars dienen niet slechts tot verfraaiing vanhet zichtbare, ze kunnen iedere persoon in zijn diepste wezen raken.”

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 47

Enkele voorbeelden: men kan nadenken over de Sint-Walburgakerk, de Onze-Lieve-Vrouwekerken/of Sint-Salvator. Sint-Walburga bevindt zich op hooguit 200 meter van Sint-Anna en telt nogweinig parochianen. De Onze-Lieve-Vrouwekerk27 ligt op een steenworp van Sint-Salvator en isnu al ingeschakeld in het toeristisch-cultureel circuit. Ook over de verdere bestemming van hetGroot Seminarie kan nagedacht worden – het wordt onderhouden door de Provincie West-Vlaanderen. In dit grote pand kunnen er verschillende functies worden ondergebracht. Ook dekerken op Sint-Andries (bijv. de Sint-Willibrordkerk) en nog enkele andere panden moetenvoorwerp zijn van dezelfde oefening.Uiteraard kan deze problematiek slechts verder bekeken worden in overleg met de kerkelijkehiërarchie en de plaatselijke geloofsgemeenschap. Middelen en randvoorwaarden- Een eerste doch zeer belangrijke stap is het houden van globale denkoefening over het

kerkelijk patrimonium. We menen dat de kerkelijke overheid bereid is na te denken over derealisatie van deze buitengewone projecten.

- Gelijktijdig is het nodig overleg op gang te brengen tussen alle betrokken actoren: de hoogstekerkelijke gezagsdragers, het bisdom, kerkfabrieken, stads- en provinciebestuur. Dit overlegmoet drie topics hebben: conservering, ontsluiting en herbestemming.

- Voor het geheel van het kerkelijk erfgoed van Brugge kan worden gedacht aan de aanstellingvan een centrale conservator (of een kleine equipe). Deze groep kan dan de gepastevoorstellen uitwerken voor conserveringsmaatregelen inclusief beveiliging en voorstellen voorrestauratie van kunstschatten, ontsluitingsactiviteiten (toegankelijkheid, problemen inzaketoezicht,…), organisatie van tijdelijke tentoonstellingen, ontwikkeling van allerlei instrumenten(publicaties, folders,…), presentatie van de kunstschatten… Dit kan door de kerkelijke overheidworden aangepakt, o.i. in nauw overleg met het stadsbestuur en stedelijke diensten alsMonumentenzorg, de musea. Hier rond kan een uitgebreide vrijwilligerswerking wordenopgezet om de vele acties te ondersteunen en te helpen realiseren.

Prioriteiten op korte termijn Deze thematiek heeft vele facetten en is zeer complex. Prioritair zijn m.i. :- de installatie van een gemengd team (professionelen en vrijwilligers) die belast worden met de

aanpak van de verschillende aspecten van conservering en ontsluiting;- het op gang trekken van het denkproces over herbestemming (en medegebruik) van sommige

kerkelijke gebouwen, door verschillende structuren en organisaties zodat er een breeddraagvlak ontstaat.

Er is een bereidheid aanwezig bij de belangrijkste gezagsdragers in de kerk om over dezethematieken na te denken. Dit bleek uit tal van persoonlijke contacten, reacties in de media, en uiteen aantal voorstellen die ingediend werden door een werkgroep 2002 van het bisdom.

4.3. Roerend cultureel erfgoed Situatieschets In de Brugse musea zijn er waardevolle en uitgebreide collecties kunst en toegepaste kunst vande Middeleeuwen tot de 19de eeuw; met als grootste sterkte de Vlaamse Primitieven. Het grootstedeel van de collecties is in handen van de overheid. Brugge heeft veertien stedelijke musea, diein één structuur bijeengebracht zijn. Daarnaast zijn er nog een achttal niet-stedelijke musea,

27 De Onze-Lieve-Vrouwekerk, die erg veel kunstschatten bevat en één van de toeristische trekpleisters is, fungeert als onthaalkerk. 30vrijwilligers onthalen er bezoekers. De pastoor, Mr. Kina, ziet de kerk een huis van bezinning, als een alternatieve (sacrale) ruimte om totrust re komen. Sint-Salvator bevat een museum. De noden voor de eredienst beperken zich tot enkele momenten per jaar. Een gedeeltevan het Seminarie heeft reeds andere functies: deel van het rusthuis Potterie, kamerverhuur Europacollege, Provinciaal Archief. Deonderhouds- en verwarmingskosten van kerkgebouwen kunnen hoog oplopen. Daarenboven zijn wisselende temperaturen enveranderende klimatologische omstandigheden schadelijk voor de oude kunstschatten in deze gebouwen.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN48

waaronder het Museum van de Sint-Salvatorskathedraal, het Museum van het Heilig Bloed, tweemusea van schuttersgilden enz.De stedelijke musea beheren de belangrijkste kunstschatten. Ze bereiken samen heel watbezoekers. De musea zijn meestal in zeer waardevolle historische gebouwen ondergebracht(interessant, maar ook moeilijk om mooie presentaties te maken, en brengt problemen met zichmee voor de conservering). Er wordt goed wetenschappelijk werk verricht over de collecties.De indeling van de collecties over de verschillende musea is voor het publiek onduidelijk. Insommige musea is de opstelling en presentatie verouderd. Er is te weinig infrastructuur voortijdelijke tentoonstellingen. De informatieverstrekking naar de bezoekers en de toeristen toe iszwak. De publiekswerking (incl. educatieve werking) van de musea is weinig uitgebouwd.Er is een sterk wordende tendens die al te veel de aandacht richt op evenementen (grote tijdelijketentoonstellingen) waardoor regulier museumbezoek, inventarisatie, wetenschappelijk werk,ontsluiting, e.d. in de verdrukking komen. Bij de bespreking van de archieven botsen we op een specifiek probleem.Er zijn in Brugge heel wat waardevolle archieven, waarvan de bekendste door het publiekraadpleegbaar zijn (o.a. Stadsarchief, Rijksarchief), maar er zijn nog meerdere andere archievendie gedeeltelijk of volledig besloten zijn (omdat ze bijv. in privé-bezit zijn).

4.3.1. Musea Doelstellingen (op korte en lange termijn)Æ We willen pleiten voor een grondige denkoefening over alle aspecten van museumwerking.

Concreet kunnen vragen aan bod komen als: welke is de rol en de plaats van musea in desamenleving, hoe kunnen ze bijdragen tot stedelijke ontwikkeling, hoe omgaan met deaanwezige collecties, welke collecties nog aanvullen of afstoten, waar en hoe worden zegepresenteerd, welke accenten worden gelegd in het wetenschappelijk werk, welk publiekbereiken ze, hoe gaan ze om met het publiek enz.

Vooreerst behandelen we een aantal aspecten van de collectievorming.Æ De aanwezige uitzonderlijke en vermaarde collectie van Vlaamse Primitieven conserveren,

verder uitbreiden en als speerpuntfunctie hanteren in het museumbeleid. Deze keuze heeftrepercussies op de collectievorming, o.a. op de aanvulling van deze collecties. Dat kan enkelvia samenwerkingsverbanden met andere (Vlaamse en buitenlandse) musea, die onderling enop bijna permanente basis delen van collectie in bruikleen geven aan elkaar. Uitbreiding vande collectie is echter niet vanzelfsprekend, maar niet uit te sluiten.

Æ De speerpuntfunctie van deze collectie versterken door ze niet enkel in de vaste opstellingtentoon te stellen, maar dat ook te doen via middelgrote tijdelijke tentoonstellingen, metstukken uit eigen depot en bruikleen van andere musea, in combinatie met anderekunstschatten uit dezelfde periode, met eventuele toelichting over context, techniek,… Bijvoorkeur vanuit originele invalshoeken, op een niet-traditionele manier benaderd enuitgewerkt.

De speerpuntfunctie van deze collectie betekent echter niet dat de overige collecties (en musea)uit beeld verdwijnen.Æ Andere kunstschatten en topwerken (sierkunst, boekkunst, collecties i.v.m. het

hospitaalwezen, religieuze kunst, prentenkabinet,…) verdienen zeker de gepaste aandacht.Voor wat betreft de andere kunstvormen (incl. kunstambacht), kan er aandacht gaan naardiverse periodes en genres (gotiek, Renaissance, barok, neogotiek, symbolisme, modernekunstvormen, boekdrukkunst en miniaturen, kalligrafie, steenkappen,…).

Æ Collecties uit andere domeinen zoals archeologie, volkskunst, het Guido Gezellemuseum dieeveneens waardevol zijn, hebben gepaste aandacht nodig.

Æ Bepaalde (delen van) collecties die niet meteen een duidelijke band hebben met Brugge, ofwaarvan veel gelijkaardige stukken aanwezig zijn, durven afstoten: permanente bruikleen aanandere musea, en zelfs verkopen.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 49

Sommige van de collecties zijn momenteel weinig ontsloten. Zo bijvoorbeeld de laatmiddeleeuwseboekkunst (handschriften, miniaturen en vroege boekdrukkunst) die van een ongekend niveau is. De indeling van de collecties over de huidige musea is voor het merendeel van demuseumbezoekers onduidelijk. Hetzelfde kan worden gesteld voor de soms troebele band tusseneen collectie en de locatie waar ze getoond wordt. Voor beide problematieken enkelevoorbeelden :- de kant- en de Brangwyncollectie in het Arentshuis horen niet echt bij elkaar. De kantcollectie

kan eventueel elders beter worden ondergebracht. Er kan ook een sterkere link wordengelegd naar de hedendaagse kantcreaties.De Brangwyncollectie is een aparte collectie. Moet ze daarom een apart museum hebben?Eigenlijk is het Arentshuis ook niet zo geschikt. Misschien past ze beter in een 19de-eeuws huis,of in een nieuwbouw of in een industrieel gebouw van ca 1900-1930.

- Het voorstel voor de oprichting van een historisch museum (een nieuw museum) komtmeerdere keren terug. De volgende doelstelling in het Delphi-onderzoek haalde eenmeerderheid: "uitbouwen van een historisch museum van Brugge, waar stadsgeschiedenis,huizengeschiedenis, wooncultuur,… in beeld gebracht worden". Maar deze optie kreeg ookveel negatieve commentaar: "is zo goed als achterhaald, cf. ICOM-publicaties" of "heelinteressant, maar het zoveelste museum in Brugge".Een historisch museum zou het archeologisch museum en delen van de collecties van anderemusea moeten integreren, maar het zou sommige musea verarmen of zelfs overbodig maken.

- Om en rond het Gezellemuseum een werking rond ‘poëzie’ opzetten.- Wat met de OCMW-collectie die zich bevindt in het Memlingmuseum, het Potteriemuseum,

kloosters en kapellen, het OCMW zelf en het AZ Sint-Jan en deels in depot? Hoe waardevol isde collectie? Moeten delen samengebracht worden of net niet? Zijn tijdelijke tentoonstellingenbeter geschikt om één en ander te tonen? Kunnen ze in situ worden getoond?

Wat het aspect 'grootschalige tijdelijke tentoonstellingen' betreft scharen zowat 78% van de ledenvan het Delphi-onderzoek zich achter de volgende optie: er kan om de vier tot vijf jaar eengrootschalige tijdelijke tentoonstelling worden opgezet, bij voorkeur aansluitend, doch niet steeds,bij de 15de- en 16de-eeuwse collecties. Er wordt wel gewaarschuwd voor een aantal problemen: "decollecties zijn niet onuitputtelijk" of "er is te weinig (wetenschappelijk) personeel om dit om de vijfjaar te organiseren" of "dit is dikwijls ten nadele van de normale museumwerking" of "er is eenoveraanbod van grootschalige tentoonstellingen" en "ontruimen van de musea hiervoor is uit denboze". Over het wetenschappelijk werk kunnen we volgende doelen poneren:Æ Versterken van het hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek van de collectie, vooral de

inventarisatie en de beschrijving van collecties, het verzorgen van wetenschappelijkepublicaties. Dit houdt onder meer in :° de collectie met de modernste technieken in kaart brengen(inventaris, registratie);° de collectie die in depot is ondergebracht toegankelijk maken voor onderzoek door eengeïnteresseerd publiek (in een afzonderlijke studieruimte);° het toegankelijk maken voor een groot publiek (studenten, geïnteresseerden …) van eencentrale museumbibliotheek en van de inventaris.

Æ Een aparte inspanning kan geleverd worden om het (nu federale) studiecentrum van deVlaamse Primitieven naar Brugge over te hevelen.

Over de publiekswerking28 kunnen we volgende doelen formuleren:

28 Publiekswerking is één van de basisfuncties van de museumwerking, naast de verwervende, de bewarende en de wetenschappelijkefunctie. Publiekswerking in enge zin omvat de interne (ontvangst en begeleiding van het publiek) en de externe publiekswerking(publiekswerving). In brede zin omvat publiekswerving de presentatie van de permanente collectie en de tijdelijke tentoonstellingen(concept, presentatiemiddelen zoals objecten, tekst, beeld, geluid …), het bruikleenbeleid en het ontsluiten van de reserves, het bewakenvan de publieksgerichtheid in alle aspecten en op alle niveaus van de museumwerking (bijv. wetenschappelijke dienst, baliepersoneel en

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN50

Æ De publiekswerking verdient bijzondere aandacht (inclusief presentatie en educatieve werking).De keuze voor de publiekswerking houdt geen afkeuring in van de andere opdrachten van demusea. Integendeel, ze grijpt sterk in op de andere opdrachten en vormt er als het ware hetgezicht van.De eisen van het museumpubliek liggen veel hoger en zijn meer divers dan in het verleden. Debezoeker verwacht een duidelijke situering van de stukken (in een historische enkunsthistorische context).

Æ Een makkelijk toegankelijke en tevens intelligente presentatie29 van de stukken is noodzakelijk.In dit perspectief is een restyling van de presentatie van sommige stedelijke musea wenselijk.De presentatie van kunstvoorwerpen in de Brugse musea kan meer geïntegreerd gebeuren.Zodoende kunnen de voorwerpen op zich, als de verzameling in haar geheel, inhoudelijk eenduidelijker beeld geven en kan de publieksbeleving meer globaal worden.

Æ Op een kindvriendelijke manier de collecties naar buiten brengen: pedagogisch en speels enmet de nieuwe technologieën.Ook het educatief werk in de musea kan sterker worden uitgebouwd. Het belang van eenculturele / kunstzinnige vorming op jonge leeftijd mag niet worden onderschat, om decultuurparticipatie op latere leeftijd én de culturele competentie te verhogen.

Dit alles moet, zoals reeds aangegeven, deel uitmaken van een grondige denkoefening over deopdeling, de integratie, de presentatie en de onderlinge wisselwerking van de verschillendecollecties. In het kader van deze nota zou het voorbarig zijn hierover uitspraken te doen, geziende complexiteit van het dossier. Het vraagt een grondige en aparte studie. Middelen en randvoorwaarden- Aanstellen van een nieuwe hoofdconservator.- Brugge heeft nood aan een grote, goed uitgeruste ruimte voor grote tijdelijke

tentoonstellingen, zodat de musea niet moeten worden ontmanteld als er een tentoonstellingplaatsvindt. De meest voor de hand liggende oplossing is het complex van de 19de-eeuwseziekenzalen van Sint-Jan. Ze waren tot de jaren '80 in stedelijke handen, maar werden, na eenlangdurige periode van leegstand, in erfpacht gegeven aan een privé-bedrijf. Het isaangewezen dit dossier opnieuw ter sprake te brengen: ofwel wordt er opnieuw over deerfpacht onderhandeld of wordt die verbroken, ofwel kunnen er samenwerkingsakkoordenkomen tussen de privé-exploitant en het stadsbestuur, gestoeld op een beleidsnota op langetermijn. Zie in dit verband ook hoofdstuk 5.

- Het Arentshuis (herbergt nu het Kantmuseum en de Brangwyncollectie) moet als museumherdacht worden. Er zijn meerdere mogelijkheden, bijv. een thematisch museum uitbouwenrond het thema van ‘Bruges-la-Morte’ …

- De publieksgerichtheid van de musea kan worden versterkt door° de opdracht van de educatieve medewerkers te versterken, de équipe evt. aan te vullen;° een betere presentatie te realiseren via specialisten (extern, per project);° een beperkte groei van de staf verantwoordelijk voor de OCMW-collectie;° de bijscholing van suppoosten, kassapersoneel, enz.° een onthaalruimte voor groepen;° een atelier voor de kinderen;° een museumshop met een gevarieerder en hoogwaardig productengamma;° de uitbouw van een typisch museumcafé;° diverse hulpmiddelen te ontwikkelen zoals een bezoekersfolder (in een vijftal talen) in elkmuseum, een doordacht gebruik van tekstpanelen, informatieve banden en leesbladen,aangepaste bewegwijzering, de inzet van audiovisuele hulpmiddelen: audiofoon, cd-rom,

suppoosten …), het ontwikkelen van een visie op de maatschappelijke rol van het museum, het museum als actieve factor in zijn omgevingen de samenwerkingsverbanden en netwerken die vanuit verschillende museale functies worden opgezet.29 Gezien het museumpubliek heel divers en gelaagd is, met heel verschillende interesses en sterk uiteenlopende culturele competenties,dienen de voorwaarden aanwezig te zijn voor een maximale cultuurbeleving. Daarom moet je de bezoeker informeren met de modernstehulpmiddelen.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 51

interactieve informatietoepassingen, publicaties uitwerken voor de verschillendeleeftijdsgroepen (idem voor aangepast spelmateriaal), uitbouw van lesprogramma's,zoektochten (in samenwerking met het onderwijs), aanbieden van specifieke activiteiten voorspecifieke doelgroepen, enz;

- aanpassen van de openingsuren i.f.v. maximale toegankelijkheid (bijv. over de middag en’s avonds) zodat museumbezoek ook bij het uitgangsleven kan behoren;

- invullen van de behoefte aan infrastructuur voor een publiek toegankelijke bibliotheek en voorde raadpleging van de wetenschappelijke museuminventaris (gedigitaliseerd);

- een actieve samenwerking uitbouwen met het onderwijs, de stedelijke jeugddienst,kunstonderwijs, cultureel centrum, gidsenorganisaties, enz.;

Prioriteiten op korte termijn- Een grondige denkoefening (studie) over de totaliteit van de stedelijke musea: presentatie,

locatie, indeling, collecties (incl. wat nu in depot is ondergebracht) enz. waarbij met een aantalhieronder opgesomde prioriteiten rekening wordt gehouden;

Æ prioritaire aandacht besteden aan de publiekswerking;Æ uitbouw van het educatief werk en een aangepast onthaal en begeleiding van kinderen en

jongeren en hiervoor de nodige instrumenten ontwikkelen.

4.3.2. Archieven Doelstellingen (op korte en lange termijn)30

Archiefdiensten zijn meer dan welke culturele actor ook geconfronteerd met de vraag hoe jeeigentijds en toekomstgericht omgaat met het verleden. Dit is een grote en moeilijke uitdaging. Wat betreft de collectievorming:Æ de uitzonderlijke collecties moeten verder worden aangevuld.Æ We moeten gepaste aandacht schenken aan de conservering en eventuele restauratie. De

bewaringsomstandigheden van de collectie zijn een belangrijk aandachtspunt. Het gaat omkwetsbare stukken. De allereerste voorwaarde hiertoe is een geschikte en op de toekomstgerichte bewaringsruimte. Verder kunnen we van de belangrijkste archiefbescheiden facsimile’smaken, om schade (o.a. door slijtage) aan de originelen te vermijden. In een aantal gevallen isrestauratie nodig.

Æ Het is niet ondenkbaar te streven naar een centrum of een dienst gespecialiseerd inrestauratie (van papier). Er zou een gezamenlijk initiatief tot oprichting kunnen komen van alleof enkele Brugse archiefdiensten en archieven.

Wat betreft de presentatie en publiekswerking (incl. educatie):Æ de archieven op een maximale wijze toegankelijk laten zijn (veel belangstellenden en

internationale wetenschappelijke onderzoekers. Er kunnen inspanningen worden gedaan omde drempel te verlagen (rondleidingen, opendeurdagen, spreekbeurten, publicaties, …).

Æ ontsluiting van het archief via Internet, Cd-rom e.d.Æ de collectie van de archieven tentoonstellen via kleine en middelgrote tijdelijke

tentoonstellingen met stukken uit eigen collectie en bruikleen van andere archieven. Dit isechter een moeilijk terrein dat slechts een beperkt publiek aanspreekt. Een multidisciplinaireaanpak (samen met kunstvoorwerpen en moderne didactische middelen) is, waar mogelijk,aangewezen.

Æ verdere uitbouw van een educatieve werking31: zinvol, gericht naar de schoolgaande jeugd ennaar groepen met vrije tijd zoals jong-gepensioneerden.

30 We hebben het alleen over de openbare archieven. Het Historisch Fonds in de Biekorf (deel van de openbare bibliotheek) is een apartgeval want het verzamelt geen archieven, maar boeken, wat o.a. andere ontsluitingsmethodes vereist. De bibliofiele collecties werden bijhet hoofdstuk over de letteren behandeld.31 Het stadsarchief heeft op het terrein van de publiekswerking reeds een belangrijke aanzet gegeven.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN52

Wat betreft wetenschappelijk onderzoek:Æ Een permanent en hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek (inventarisatie, publicaties,

enz.) bevestigt op zijn beurt de waarde van de collecties. Een goede inventaris is eenbasisvoorwaarde om de collecties zo toegankelijk mogelijk te maken. Voor het inhalen van deachterstand kunnen wetenschappelijke navorsers (met specifieke en tijdelijke opdracht) wordenaangetrokken. Ook moeten we de meest geavanceerde technische middelen (informatica)kunnen inzetten;

Æ Het archief laten fungeren als aanspreekpunt voor ‘Brugse’ thesissen, contacten versterkenmet de universiteiten, vrijwilligers en emeriti inschakelen. Dit facet kunnen we versterken in hetkader van Brugge 2002; bijv. door het oprichten van een werkgroep samen met 2002.

Een centraal archief?Æ Zouden er in Brugge stappen ondernomen kunnen worden naar één centraal archief? Als we

alle archieven en archiefdiensten zouden samen leggen, zou er een schitterend archiefontstaan, een archief van internationaal belang. Er zou ook efficiënter kunnen gewerkt wordenaan conservatie, restauratie, onthaal en begeleiding, tentoonstellingen, wetenschappelijkonderzoek, publicaties … Men kan de inzet van personeel rationeler organiseren, men dientslechts over één leeszaal te beschikken en over één gedigitaliseerde inventaris.Een dergelijk project is natuurlijk grootschalig, zeker qua infrastructuur.Men hoeft echter de realisatie van een dergelijk project niet af te wachten om te streven naarmeer samenwerking. Hier zijn heel wat mogelijkheden: afstemming inventarisatie, digitalemogelijkheden om de inventaris evenals de belangrijkste stukken van de andere archieven teraadplegen (via open ISDN-lijnen), gezamenlijk publicatie- en tentoonstellingsbeleid, educatiefwerk enz…

Æ Streven naar een centrum of een dienst gespecialiseerd in restauratie (van papier). Middelen en randvoorwaarden- een beperkte stijging van de personeelsploeg om de ondersteuning en begeleiding te

versterken. Daarbij kan een educatief assistent worden aangetrokken (al dan niet in overleg ensamenwerking met de verschillende archieven, of de musea en de Dienst Monumentenzorg);

- aantrekken van wetenschappelijke navorsers die (in een tijdelijke opdracht) instaan voor eententoonstelling en / of publicatie;

- investering in informatica (o.a. netwerk tussen archieven) in functie van inventarisering enwetenschappelijk werk;

- de samenwerking onder de archieven van Brugge bevorderen;- de contacten met het lerarenkorps versterken. Prioriteiten op korte termijn De samenwerking tussen openbare archieven bevorderen en zo de geponeerde doelstellingenrealiseren.

4.4. Actuele beeldende kunst Situatieschets Brugge is niet bepaald toonaangevend op het terrein van de beeldende kunst. Er zijn weinigactoren. Er is enige infrastructuur, maar die is niet aangepast. Brugge heeft geen hogerkunstonderwijs. Het galeriewezen kwam de voorbije decennia in een negatieve spiraal terecht. Dekunst in de publieke ruimte is zeer wisselvallig van kwaliteit. Toch is er enige kentering op te merken, al kan op het politieke niveau nog niet gesprokenworden van een ‘nieuw’ klimaat en een grote visie. Het Cultuurcentrum werpt zich de laatste jaren

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 53

op als vrij belangrijke organisator. Er is sinds kort ook een groep ontstaan die luistert naar denaam Brugge 2003 en die ijvert voor een manifeste aanwezigheid van de actuele kunst.Tenslotte zien we dat Brugge naam maakt met kalligrafie, dus op de rand van de beeldendekunst en het kunstambacht. Wat de ‘museale’ benadering betreft is het terrein in Vlaanderen bezet door sterke en belangrijkeactoren in Gent, Oostende, Antwerpen. Doelstellingen (op korte en lange termijn) Brugge moet een klimaat creëren waarin hedendaagse kunst kan gedijen, ten bate van dekunstenaars, de inwoners en de bezoekers. De inspanningen die Brugge kan doen, bouwenvoort op een aloude traditie : Brugge is vele eeuwen een stad geweest van kunstcreatie. Het voordeel van een kleine stad is dat het evocatieve kwaliteiten kan optimaliseren. Bruggebewijst dagelijks dat het in staat is de uitgebreidheid van tijd op te roepen. De mensen bewegenzich heel even in de Middeleeuwen en voelen zich opgenomen in het schouwspel van dewereldgeschiedenis. Het is een historische kans om aan de zovele contrasten die hiervoorhanden zijn, het accentverschil tussen verleden en actualiteit toe te voegen. Precies door niette streven naar een valse homogeniteit, een rimpelloze continuïteit, maar integendeel het verschiltussen ‘wat was’ en ‘wat is’ te markeren. Zo geven we het verleden een toekomst. Kortom, deconfrontatie van het oude Brugge met actuele kunst is een uitdagend gegeven, dat eenverrassende meerwaarde kan opleveren. Brugge kan zijn stadspoorten openen voor artistiekeingrepen van internationaal niveau. Wanneer Brugge 2002 (maar ook nu en nadien) zich inschrijftbinnen de internationale kunstscène, zal dit de plaatselijke kunstenaars en de kunstmarkt eencreatieve injectie geven. De spreekwoordelijke lat wordt hoger gelegd, het niveau stijgt. Het isbelangrijk dat Brugge de pleinvrees voor het internationale kunstgebeuren overstijgt.32

Er zijn in Brugge nogal wat mensen die ‘goesting’ hebben om hier hard aan te werken:kunstenaars, organisatoren, curators, kunstcritici. Ze missen nu een kader waarin ze hunactiviteiten kunnen ontwikkelen en verwachten dat dit in de toekomst gecreëerd wordt. Maar de ambities mogen niet vals zijn. Brugge kan de achterstand niet in ijltempo ophalen en opkorte termijn een internationale rol spelen. We pleiten daarom voor een gestage en koppigeopbouw.Æ Niet het streven naar een museum voor moderne kunst. Het terrein is al bezet.Æ Wel het organiseren van kleine en middelgrote projecten van hoge kwaliteit, met

tentoonstellingen, opdrachten aan beeldende kunstenaars, logistieke ondersteuning vanjonge kunstenaars enz. Bij voorkeur door verschillende initiatiefnemers zodat er een diversiteiten een spanning optreedt. Toch moet een dergelijk beleid continuïteit vertonen. Het opsystematische basis brengen van kleine en middelgrote tentoonstellingen, en één keer per jaarof per twee jaar een grotere tentoonstelling, vereist continu werkende structuren. Wij denkenhierbij aan het Cultuurcentrum, maar ook aan een nieuw initiatief zoals een Kunsthalle of (meteen andere naam) een Centrum voor actuele beeldende kunst. Dit is een instelling waarkunstenaars een tijdje kunnen werken in een eigen atelier en tentoonstellen, en waarworkshops, colloquia, multidisciplinaire projecten worden georganiseerd enz. Er worden in eendergelijk huis faciliteiten aangereikt, waar onverwachte en mooie dingen kunnen groeien. Hetontbreken van hoger kunstonderwijs in Brugge kan op die manier deels worden ondervangen.Zo kan er in Brugge een jonge kunstscène van de grond komen.Een dergelijk centrum – in eerste instantie met een bescheiden opzet en dus beperkt quaschaal - zal wellicht door de stedelijke overheid moeten worden opgericht, en door andereoverheden ondersteund.

Æ Daarnaast kan de hedendaagse kunst sterker aanwezig worden gesteld in de sociale ruimte.Kunst in de sociale ruimte moet bevragen. Met sociale ruimte worden de plaatsen bedoeldwaar mensen komen, plaatsen die een openbaar karakter hebben … zowel binnen als buiten.

32 De vorige paragraaf is o.a. gebaseerd op: Brugge 2003, vertoog, Joannes Késenne, september 1998.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN54

Dit kan op permanente basis én via tijdelijke (openlucht)tentoonstellingen, via kleine ingrepenin de stad, maar evenzeer in het landelijke gebied (bijv. op de as Brugge - Zeebrugge). Tocheen waarschuwing: we moeten het lokale niveau overstijgen om een internationale kwaliteit teverkrijgen. Een aantal bestaande ‘kunstwerken’ beantwoordt hier zeker niet aan. Het betekentechter evenmin dat Brugge een late inhaalbeweging moet maken met gevestigde enuitdovende namen en tendensen. Brugge kan subtiele ingrepen doen die naar de stadverwijzen.33

Met sociale ruimte wordt ook de virtuele ruimte bedoeld (het Internet). Kunstprojecten kunnenvia dit interactief medium internationaal worden opgezet en gespreid.

Æ Wat het galeriewezen betreft kunnen we enkel hopen op een positieve organische evolutie.Het galeriewezen zelf kan ondertussen een stap vooruit zetten via gezamenlijke promotie,opendeurweekends e.d. Het initiatief ligt in eerste instantie bij de galeriehouders. 34

De werking van de bestaande actoren én de ervaringen met activiteiten die Brugge 2002 op ditterrein onderneemt zullen aantonen in welke mate de hierboven geschetste doelstellingenkunnen worden verwezenlijkt. Ongetwijfeld zal het programma van 2002 een luik ‘beeldendekunst’ bevatten, onder de verantwoordelijkheid van het 2002-team; waarvoor gastcuratorenworden aangetrokken. Indien daaruit en uit de werking van andere initiatiefnemers voldoendepotenties aan het licht komen, kan de werking daarna verder worden uitgebouwd en uitgediept. Middelen en randvoorwaarden Voor de uitbouw van het luik beeldende kunst (en tijdelijke tentoonstellingen van musea) is ernood aan een goed uitgebouwd en evenwichtig geheel van minstens één grote en meerderekleinere infrastructuren, met een behoorlijke personele omkadering. De prioriteiten zijn:- de optimalisering (inrichting van de ruimtes, beveiliging, ophang- en bevestigingsystemen,

veiligheidsvoorzieningen, verwarming e.d.) van de bestaande ruimtes: de Jan Garemijnzaal ende Bogardenkapel (drie ruimtes in stedelijk beheer).

- uitbreiding en optimalisering van De Bond;- De centraal gelegen Garemijnzaal (onderdeel van De Hallen op de Markt) zou exclusief

moeten worden vrijgehouden voor kwalitatieve tentoonstellingen en onder het exclusievebeheer van het Cultuurcentrum moeten komen. Om dit echter waar te kunnen maken, moetenwe een alternatief bieden voor de talrijke ‘receptieve’ tentoonstellingen (verhuur) die er nuplaatsvinden. Hiervoor zijn er twee mogelijkheden: het hoekgebouw van het Tolhuis en deAdorneszaal (eveneens op de Markt). De Adorneszaal (linkervleugel van de gelijkvloerseverdieping van de Hallen) is in erfpacht gegeven aan een commerciële uitbater.35 Dit is eenprobleem, gelijkaardig aan dat van de 19de-eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan. Hier dringt zicheen betere invulling op, of een herziening van de erfpacht. Dan zou deze zaal ter beschikkingkunnen worden gesteld voor receptieve tentoonstellingen.

- Zoals reeds aangegeven bij het hoofdstukje over de musea heeft Brugge grote nood aan eengrote goed uitgeruste ruimte voor grote tijdelijke tentoonstellingen. De 19de-eeuwse ziekenzalenvan Sint-Jan kunnen gemengd gebruikt worden, ook voor uitzonderlijke projecten van actuelekunst.

Op langere termijn kunnen we denken aan een grotere ruimte. Voor actuele beeldende kunst isminstens een ruimte van 1500 m_ nodig, bij voorkeur functionerend als een kunsthalle, en goeduitgerust om aan alle hedendaagse professionele eisen te voldoen: temperatuurs- en

33 Goede architectuur verdraagt meestal geen kunst in de onmiddellijke openbare ruimte.34 We kunnen alleen vaststellen dat er in kunststeden vaak een aantrekkelijk en kwaliteitsvol aanbod van galeries is. Dit is het gevolg vande reputatie van de stad en van de aanwezigheid van een geïnteresseerd publiek, en is derhalve een organische evolutie. Het feit dat er inBrugge weinig interessante galeries te vinden zijn - de bekendste en beste galeries zijn de voorbije decennia trouwens verdwenen - magals een belangrijk signaal worden beschouwd. Het is wel zeer moeilijk om dit signaal precies te verklaren, maar het verwijst zeker naar deaard en het verwachtingspatroon van de bezoekers, de reputatie van Brugge, een gebrek aan interessante actuele kunst in publieke ruimtes(vooral het gebrek aan hoogwaardige tentoonstellingen).35 De jaarlijks terugkerende en identieke tentoonstelling van Dali is een blamage voor de kunstenaar.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 55

vochtigheidsregeling, regeling lichtsterkte, accrochagevoorzieningen, veiligheidsomkadering,bibliotheek, educatieve dienst, enz.In een kunsthalle of een Centrum voor Beeldende Kunst moet er voldoende professionelepersoneelsomkadering zijn (inclusief technisch personeel en suppoosten), onder leiding van eencoördinator/promotor actuele beeldende kunst. Dergelijk centrum kan ‘uit’groeien uit de werkingvan het Cultuurcentrum en de 2002-medewerker(s) voor beeldende kunst.36

Qua locatie kan gedacht worden aan:- De elektriciteitscentrale van de Brugeoise (in privé-bezit) heeft weinig of geen functie meer. Dit

kan een locatie zijn voor een kunsthalle. Het zou een mooie herbestemming van dit prachtigeindustriële gebouw zijn.

- Een andere oplossing is de renovatie en uitbreiding van de bestaande ruimte van de Bond (totnog toe wordt slechts een klein gedeelte van het totale gebouw gebruikt alstentoonstellingsruimte).

Prioriteiten op korte termijnZoals reeds aangegeven is actuele kunst in Brugge een terrein waarop een inhaalbeweging kanplaatsvinden. Dit kan echter niet spectaculair snel gaan. Een gestage evolutie is de enige weg.Op korte termijn (tegen 2002) zijn er drie prioriteiten:- de optimalisering van enkele bestaande tentoonstellingsruimtes;- het voeren van een actief tentoonstellingsbeleid;- een nieuw beleid inzake kunst in de sociale (en de virtuele) ruimte.Indien de volgende jaren – en vooral doorheen het 2002-project zelf – blijkt dat er op dit terreinnog een fikse doorgroei mogelijk is, kan gedacht worden aan bredere initiatieven zoals eenkunsthalle (met een grotere tentoonstellingsruimte) met personeelsomkadering. Initiatieven zullenechter niet enkel van de stad Brugge mogen verwacht worden. De Provincie en het privé-initiatief(bijv. BN) kunnen hier optreden.

4.5. Muziek SituatieschetsOp het vlak van muziek vertrekt Brugge helemaal niet van nul. Meerdere toonaangevende culturele actoren zijn in de muziek actief: muziekorganisatoren als hetFestival van Vlaanderen met Musica Antiqua, Musica Flandrica (niet enkel in Brugge), Cactus metvooral rock, maar ook blues en wereldmuziek, De Werf met jazz, Brugges Festival metwereldmuziek; tal van initiatiefnemers in tal van genres (Gothic, hiphop …), maar ook professioneleproducten en uitvoerders zoals Il Fondamento (barok), het Collegium Instrumentale Brugense enhet Symfonieorkest van Vlaanderen. Vele actoren hebben een publieksbereik waarvan 70% vanbuiten Brugge is. Daarnaast zijn er nog tal van kleinere organisatoren, koren en ensembles die opeen (semi-)professioneel niveau werken en een hele brede waaier aan amateur-orkesten en–koren, vaak van heel behoorlijk niveau. Ten slotte zijn er nog tal van andere activiteiten zoals Klinkers, Belgian Blues Night, jazz en rock inkroegen en clubs, hiphop en tal van losse optredens, teveel om op te sommen.Er is een gevarieerde infrastructuur (schouwburg, Biekorf, De Dijk, de te bouwen Concertzaal op‘t Zand, diverse kerken, Oud Sint-Jan, De Werf, Hallen, Beurs, Cactusclub, Republiek, enkelehorecazaken, …).Er zijn ook minpunten. Er is geen hoger kunstonderwijs (muziek, theater, dans, …). Het stedelijkeorganisatorisch kader is onaangepast en de samenwerking tussen de openbare sector en deprivé-sector verloopt stroef en formeel. De informele cultuur wordt sterk gekanaliseerd en beperkt.

36 Dit veronderstelt een verschuiving of heroriëntering van de werking van het Cultuurcentrum (na 2002) inzake beeldende kunst. Zijbouwen hun eigen werking af ten gunste van de kunsthalle, en richten zich op een bepaalde deelsector, bijv. fotografie, maar verderondersteund worden door de kunsthalle.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN56

De huidige reglementering beperkt kansen voor de informele cultuur (cafés, film in park,straatmuzikanten,…).Er is geen concertinfrastructuur in een straal van 50 km.Er is een groot potentieel aan jonge artiesten die in Brugge willen werken.We zien een toenemend commercieel aanbod in Vlaanderen. Doelstellingen (op korte en lange termijn)a. Klassieke muziekÆ Er kan zowel aandacht gaan naar de creatie als naar de presentatie. Op beide terreinen kan

zeker de oude muziek (in een brede betekenis), die goed aansluit bij het historisch karaktervan de stad, veel aandacht krijgen.

Æ Wat de presentatie betreft mogen we stellen dat aanbod nog verder moet wordenuitgebouwd, door meer organisatoren en actoren, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht.Het kan zich richten op een publiek uit heel Vlaanderen en op toeristen, die al dan nietspeciaal voor de concerten naar Brugge komen.

Æ Wat de creatie betreft kunnen verschillende inspanningen gebeuren. In Brugge kunnenverschillende professionele orkesten actief zijn: oude en barokmuziek, klassieke enromantische muziek, hedendaagse muziek. De markt van deze orkesten is veel ruimer danBrugge want ze gaan met hun creaties ook op reis.De concertzaal zal de mogelijkheid geven om daar een professioneel orkest in residentie telaten werken. ‘In residentie’ betekent dat het in de concertzaal repeteert, er kantoren heeft ende premières van haar belangrijkste producties plaatst. Of het noodzakelijk is dat er een vastorkest figureert als residentieorkest, is een moeilijk te beantwoorden vraag. Men moet rekeninghouden met vele factoren: het potentiële publieksbereik, de kwaliteit van het orkest, hetrepertoire - past het in een dergelijke grote zaal?- de mogelijke hinder ten aanzien van anderemanifestaties, de financiële draagkracht van het orkest, enz. Misschien kan gedacht wordenaan een formule met een orkest dat een gevarieerd repertoire kan brengen. Immers, is deconcertzaal wel een geschikte locatie om barokmuziek te brengen? Misschien kunnen weopteren voor één projectmatige aanpak, waarin verschillende orkesten gedurende een kortetijd (voor een productie) in het concertgebouw werken.Ook andere ruimtes (bijv. een kerk) kunnen als residentie van een orkest fungeren.

Æ De mogelijkheid voor de ontwikkeling van barok- en hedendaagse kameropera in Bruggemoeten worden onderzocht37 (creatie en presentatie).

Æ Wat de toeleiding betreft moeten speciale inspanningen gebeuren voor de jeugd. Ditmuziekgenre sluit niet nauw aan bij de hedendaagse jeugdcultuur en bereikt slechts eenbeperkt deel van hen. Daarom moeten we de jeugd bij het muziekleven betrekken:aangepaste concerten, omkadering van de concerten verzorgen, concerten programmeren opminder verwachte en voor jongeren aantrekkelijke locaties, enz.

Æ Ook de beiaard in het Belfort maakt actief deel uit van het muziekleven. De aanwezigheid vande beiaardmuziek is een zinvol gegeven, zeker als het gaat om concerten van hoge kwaliteiten met een grote diversiteit, gebracht door verschillende beiaardiers uit de hele wereld. Demonumentale kerk van Lissewege bezit een recente doch computergestuurde kleine beiaard.De gemeenschap dringt sterk aan een volwaardig en manueel bespeelbaar instrument.

37 omdat– binnen de opera er een kruisbestuiving bestaan tussen verschillende kunstvorm onderling (muziek, theater, dans);– Vlaanderen over geen eigen huis beschikt waar deze kunstvorm in een structurele omkadering kan uitgeoefend worden;– barokopera met een hedendaagse regie en dito decor moet kunnen;– de creaties economisch haalbaar zijn (kleinschalige projecten);– Brugge, op dat terrein, een laboratoriumfunctie kan vervullen: met een centrum waar de ‘creatie’ centraal staat, een centrum met ruimte

voor wetenschappelijk en historisch onderzoek, een centrum met een educatieve en opleidingsfunctie;– het centrum externe relaties kan leggen met de internationale muziektheaters en dit met het doel coproducties op te zetten en informatie

uit te wisselen;– het centrum een regionaal, nationaal en internationaal publiek kan aantrekken;– Vlaanderen zelf over enkele prominente gespecialiseerde jongeren en organisaties beschikt;– er de laatste jaren een groeiende belangstelling bij jongeren aanwezig is.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 57

Æ Het restaureren van de belangrijkste orgels. In Brugge staan veel orgels, waarvan er slechtsweinig beantwoorden aan de eisen die men mag stellen (cf. het driejaarlijkse orgelconcoursvan het Festival van Vlaanderen). We zouden een programma van grotere en kleinererestauraties moeten opstellen om na verloop van bijv. tien jaar over beter bespeelbare orgelste beschikken.

Æ In een stad met organisatoren van oude muziek, ensembles voor oude muziek en eenconcours moet de opleiding in oude muziek worden geactiveerd. Dit kunnen weconcretiseren op twee niveaus:° In Brugge kunnen voor deze jongeren – in samenwerking met het conservatorium of deactieve orkesten of muziekorganisaties – ook tal van activiteiten worden georganiseerd in desfeer van muziekkampen, workshops, masterclasses met topmusici, enz. die de oude en debarokmuziek als vertrekpunt nemen (bijv. in samenwerking met Muziekactief, Mallemuze …).° We moeten onderzoeken of er geen leerstoel, betrekking hebbend op oude instrumenten,zou kunnen gedecentraliseerd worden vanuit een Koninklijk Conservatorium of een universiteit.Voor de meerkost hieraan verbonden zou de stad een inspanning kunnen leveren.

Æ Brugge zou zich ook kunnen profileren op het vlak van de kamermuziek. Brugge heeft veelinteressante plekken waar concerten (kunnen) plaatsvinden. We kunnen een reputatieopbouwen met kwaliteitsvolle kamermuziekensembles, eventueel festivals. Kamermuziekprogrammeren vraagt weinig ‘grote’ middelen, wel goede smaak en aandacht voor detail(onthaal artiesten, goede informatie bij elk concert, sfeervolle omkadering).

b. Lichte muziek: jazz, rock en wereldmuziek We onderscheiden jazz, rock en wereldmuziek:Æ Brugge kan zijn bestaande reputatie als jazz-stad verder bestendigen op hoog niveau.

We denken bijvoorbeeld aan een verdere uitbouw van het bestaande jazz-aanbod, waarbij denadruk ligt op kwalitatieve concerten, kleinschalig qua publiekscapaciteit, al dan niet aangevuldmet een groter, periodiek terugkerend festivalevenement.

Æ Tegen de achtergrond van het bestaande rocklandschap kan Brugge in de toekomst eentoonaangevende plaats innemen op een tussenniveau. De hele grote rockconcerten vindenplaats in Brussel (Vorst) en Gent (Flanders Expo) of in festivals als Rock Torhout.38 Voormiddelgrote concerten moeten we naar Antwerpen (Hof ter Loo), Brussel (Ancienne Belgique)of Gent (Vooruit, maar beperkt in capaciteit). In West-Vlaanderen is er geen regulier aanbod.Brugge kan die plaats invullen, als er aangepaste infrastructuur is.

Æ Op het vlak van de wereldmuziek kan Brugge, opnieuw tegen de achtergrond van debestaande situatie in Vlaanderen, in de toekomst een belangrijke rol spelen.

Æ Dat jongeren in het muziekleven een centrale plaats innemen, is vanzelfsprekend. Maar dejongeren kunnen ook als muzikanten en niet louter als passieve participanten wordenbenaderd. Een ondersteuning van hun creatieve esbattementen is zinvol: logistiekeondersteuning (bijv. repetitieruimtes voor rockgroepen), muziekopleiding in het lichte genre,kansen om op te treden.

c. Festivals en muziek op straatÆ Brugge is een openlucht + festivalstad: muziekfestivals met een duidelijk profiel (rock,

wereldmuziek, …). Het Cactusfestival, Klinkers en het Beachfestival vervullen deze functiereeds.Ook de beiaardconcerten kan men hierbij rekenen. Deze activiteiten kunnen nog kwalitatiefworden verdiept.

Æ Straatmuziek bevorderen i.p.v. afremmen. Brugge is een ideale plek voor straatmuzikanten.Die kunnen hun ‘ding’ slechts doen als ze beschikken over een leurderskaart en tot zover hetreglementair voorziene aantal verstrekte vergunningen niet is overschreden. Dat is een vrijdrastische inperking van de speelmogelijkheden. Straatmuzikanten zijn een onderdeel van het

38 Brugge kan hier niet direct een plaats innemen, tenzij voor een uitzonderlijk concert in het Jan Breydelstadion, maar dat is, gelet op decontacten met topartiesten en de financiële risico’s uitsluitend afhankelijk van niet-Brugse commerciële organisatoren en agenten.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN58

decor van elke cultuurstad. Brugge zou dit eerder moeten promoten dan afremmen, voor zoverde muziek akoestisch is (zonder enige vorm van versterking), de circulatie niet echt hindert enhet geen bedelarij is.

Nog andere facetten van het muziekleven – eerder aan de rand ervan – zijn het nachtlawaai, hetuitgangsleven en de fuifproblematiek. We verwijzen hiervoor naar het hoofdstukken over hetgemeenschapsleven. Middelen en randvoorwaardenÆ Voorop staat het Concertgebouw voor grotere concerten van klassieke muziek, chanson,

popmuziek (zittend publiek). Het is ook bruikbaar voor andere podiumgenres (dans, theater,…).Dit project is in volle voorbereiding.Dit project heeft een bovenlokale dimensie. Wij menen daarom dat de Vlaamse overheid zichniet kan en mag beperken tot infrastructuursubsidies, maar ook moet bijdragen in deexploitatie.Ook de Provincie geeft een infrastructuursubsidie. De stad Brugge draagt het grootstegedeelte bij.

Æ Aanstellen van een intendant / directeur en personeelsploeg in de Concertzaal.- Zoals aangegeven is er nood aan een zaal voor grotere rockmuziekconcerten (staand publiek).

De Cactus Club is te klein hiervoor, het Schuttershof onvoldoende aangepast. De stad denktaan een nieuwe polyvalente infrastructuur in Sint-Andries (Magdalenazaal) die deze functie alsrockconcertzaal zou kunnen opnemen. Maar, is dit wel de beste oplossing? Er zijn wellichtnog andere mogelijkheden, o.a. via de herbestemming van bestaande panden.

- de beiaard in het Belfort restaureren: de bespeelbaarheid verbeteren, de stemmingwetenschappelijk nagaan en corrigeren. Onderzoeken of de computergestuurde beiaard vanLissewege mits beperkte investering kan worden uitgebreid en vervolledigd met een klavier.

- een substantiële subsidie geven aan de particuliere muziekinitiatieven (op professioneelniveau) en de eigen activiteiten en evenementen van de stad Brugge;

- het opstarten van structureel overleg met alle actoren in de muziek) in functie van o.a. eengoede kalender (spreiding), een sterke promotie, kwaliteitsbevordering,… 39

- het opnemen van de concerten in de toeristische promotie van Brugge en deze actieveraanwenden in de promotie van Brugge;

- ondersteunen van het jonge muziekgeweld in het lichte genre: logistiek, muziekopleiding inhet Conservatorium in samenwerking met andere actoren, kansen om op te treden injeugdclubs en cafés, enz.;

- aanpassen van de reglementering voor straatmuzikanten;- een centraal reserverings- en ticketbureau opstarten voor alle manifestaties zodat men voor

elk concert op een centrale plaats (en eventueel bij andere kantoren) een ticket kanreserveren en kopen. Dit voorstel wordt verder uitgewerkt bij het hoofdstuk over ‘Toerisme encultuur’.

Prioriteiten op korte termijn- logistieke en ev. financiële steun aan professionele ensembles;- specifieke inspanning voor de toeleiding van de jeugd naar de klassieke muziek;- ondersteuning (financieel, logistiek) van organisatoren van klassieke, rock, jazz en

wereldmuziek;

39 Voor een gezonde uitbouw van het muziekleven in Brugge, kan iets geleerd worden uit de samenwerking van een aantal (concurrerende)ensembles in Gent (o.a. de Bijloke), met een actieve inbreng van de Stad Gent.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 59

4.6. Podiumkunsten SituatieschetsEr is een uitgebreid en dagelijks programma-aanbod in Brugse cultuurhuizen (theater, dans, …).Het Cultuurcentrum neemt een zeer centrale plaats in, maar daarnaast zijn er nog meerderekleinere organisaties. Er zijn vrij veel omkaderings- en educatieve activiteiten.Het populair (al dan niet commercieel) cultuuraanbod is beperkt.Infrastructuur is aanwezig, maar is niets steeds aangepast aan de vereisten.Er is in Brugge relatief weinig creatie: wel van toneel, maar niet van dans en muziektheater.Brugge is een bekende stad (cultuurstad die een interessant kader biedt voor creatie, en er is eengroot potentieel aan jonge artiesten die in Brugge willen werken.De minpunten lopen gelijk met die van muziek (zie 4.6.) Doelstellingen (op korte en lange termijn) Wat de presentatie van theater en dans betreft (cultuurspreiding):Æ in Brugge moet een zo volledig mogelijk aanbod van kwalitatieve theatervoorstellingen

(gemaakt in Vlaanderen) getoond worden, aangevuld met de belangrijkste producties uitNederland. Dit is inherent aan de status van provinciehoofdplaats.Het presenteren van internationale theaterproducties (anderstalige voorstellingen) kancomplementair gebeuren maar hoeft geen hoofddoel te zijn.Brugge mist tot op vandaag het grotere werk. Dit kan worden goedgemaakt van zodra deconcertzaal beschikbaar is.

Æ Brugge kan een spitsrol opnemen voor professioneel kindertheater. Met 'spitsrol' wordtbedoeld dat Brugge, veel meer dan een andere regionale stad, kindertheater kanprogrammeren. De getoonde voorstellingen zouden dan een internationaal karakter moetenhebben (qua universaliteit van thema's en kwaliteit).

Æ Ook de ‘populaire’ cultuur, waar een breed en gevarieerd publiek op afkomt, verdient eenplaats in Brugge. Het gaat om zeer diverse voorstellingen. Een frequent aanbod presenterenvan populaire voorstellingen (musical, variété, …) moet mogelijk zijn. Als regionale stad inVlaanderen heeft Brugge een aanzuigfunctie voor een groot en breed publiek uit West- enOost-Vlaanderen, aangevuld met toeristen. Dit vergt geen overheidsmiddelen, eenmaal er eengeschikte infrastructuur is.

Æ Omdat de dans een internationaal karakter heeft en Brugge een internationaal publiek, is hetlogisch dat Brugge een staalkaart van het dansaanbod uit Vlaanderen presenteert, aangevuldmet een selectie uit de internationale top.Met 'dansaanbod' wordt bedoeld de presentatie van zowel ballet als hedendaagse dans,zowel kleine als grote producties.

Wat de creatie van professioneel theater betreft:Æ Leggen de Brugse actoren zich toe op het kleine en middelgrote werk: kwaliteitsvol en

eigentijds, d.w.z. moderne, eigentijdse interpretaties van het repertoire, naast experimentelevormen. Dit is wellicht de juiste positie van Brugge40. Het grote (repertoire) toneel hoeft nietmeteen bij ons te worden gecreëerd, maar coproductie dient niet te worden uitgesloten.

Æ Kan er nagedacht worden – opnieuw – over verregaande samenwerking met de andere West-Vlaamse Theaters (Antigone Kortrijk en Malpertuis Tielt), en zo te komen tot een grotergezelschap met meer middelen, met meer producties (ev. grotere producties), een groteraanbod?

Æ In dit licht wordt – nu reeds partieel aanwezig in Brugge – ook hedendaags (modern)kindertheater gemaakt. Deze voorstellingen gaan daarna op reis.

Æ Er moet nog meer werk gemaakt worden van een actieve ondersteuning van jonge groepenen projecten. Vooraleer jonge theatermakers in het circuit van kunstencentra en culturele

40 Een en ander moet in deze context worden gerelativeerd. De podiumkunsten worden niet door een overheidsbeleid ‘gemaakt’, deoverheid kan alleen goede voorwaarden scheppen.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN60

centra terechtkomen, moeten ze (kunnen) experimenteren in een open en ongedwongencontext.

Wat omkadering en educatief werk betreft:Æ Tevens pleiten we voor een systematische omkadering van het theater- en dansaanbod. De

bedoeling is dubbel: de kwaliteit van de cultuurbeleving (het culturele genot) te verhogen énde culturele competentie van het publiek te verhogen.Omkadering gebeurt via de organisatie van inleidingen op voorstellingen, foldertjes mettoelichting, kleine publicaties, nabesprekingen, cursussen rond het thema of de vorm van devoorstelling, workshops. Omkadering kan ook via multidisciplinaire projecten (thematischeprojecten met theater, dans, muziek, educatie, …).

In het jaar 2002 dienen deze doelstellingen geconcretiseerd te worden. Naast de presentatie kanvooral aandacht gaan naar creaties, naar thematische of multidisciplinaire projecten enz. Erkunnen bijzondere manifestaties worden opgezet en / of aangetrokken. Denk voor jeugd aanzaken als ‘KunstJr’, ‘Oorsmeer’ of ‘Signaal’, of een ‘Jonge Snaken-Large’. Middelen en randvoorwaarden De infrastructuur voor podiumkunsten dient verbeterd te worden:- de bouw van de concertzaal, die ook voor dans en theater geschikt zal zijn (zie muziek);- het uitvoeren van de laatste fase van restauratie in de Stadsschouwburg (Cultuurcentrum) om

deze prachtige ruimte voor artiesten, technici en het publiek te optimaliseren;- een tweetal eenvoudige maar toch goed uitgeruste repetitieruimtes voor dans en theater41,

bedoeld ter ondersteuning van het productiewerk van de Brugse instellingen, maar ook tenbehoeve van onafhankelijke jonge groepen en projecten.Dankzij dergelijke logistieke steun kan er in Brugge meer gecreëerd worden, kunnen creatievechoreografen en theatermakers zich ook in Brugge ontplooien, kunnen er werkvoorstellingenworden gepresenteerd, en kan de braindrain van artistiek talent afgeremd worden42;

Æ versterking van de technische ondersteuning (personeel) in de Schouwburg. Prioriteiten op korte termijnÆ Stimuleren van de creatie.

4.7. Audiovisuele kunsten en nieuwe media Situatieschets Het bewegende beeld is de belangrijkste culturele expressievorm van het laatste decennium. Filmen televisie zijn de meest geconsumeerde cultuurvormen. Langzaam maar zeker winnen allerleimultimediatoepassingen (o.a. via het Internet) veld.Er is een zwak uitgebouwd commercieel filmaanbod en een zwak uitgebouwde infrastructuur. 25jaar geleden was Brugge één van de sterke filmsteden in Vlaanderen.Maar het cinefiel aanbod (inclusief Drie-Continenten-Film) is wel interessant.Brugge wordt vaak gebruikt als filmdecor43.Videokunst is afwezig.De nieuwe digitale technieken en het gebruik van multimedia staat nog in de kinderschoenenmaar bieden zeer interessante perspectieven.

41 De Korre bereidt haar producties meestal voor in Antwerpen en De Werf sukkelt met een krakkemikkig pand op Sint-Pieters en de eigenzolder.42 Door een uitbatingsconstructie op te zetten met De Korre en De Werf (en ev. andere organisaties) kunnen deze instellingen ervoorzorgen dat dit één van de voorbeelden wordt hoe artistiek Brugge langer dan één jaar iets heeft aan de titel Culturele Hoofdstad van Europa.43 De vraag is of we dat als een sterkte kunnen omschrijven, zo versterk je immers het imago van oude stad.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 61

Doelstellingen (op korte en lange termijn)a. Film We nemen de doelstellingen uit het Delphi-onderzoek over:Æ Continueren van een cinefiel aanbod. De niet-commerciële film is in Brugge behoorlijk

vertegenwoordigd. Dit moet zeker verder kunnen gebeuren.Æ Presenteren van de Drie-Continenten-Film. Omwille van het vernieuwende karakter kan dit nog

doorgroeien. Een reguliere programmering en een festival zijn zeker op hun plaats. Deinspanningen van Ciné Lumière en Cinema Novo kunnen een vertakking krijgen via deoprichting van een fonds ter ondersteuning van de filmproductie in de derde wereld, insamenwerking met het ABOS.

Æ De presentatie van een uitgebreid commercieel filmaanbod, op maat van de stad en hethinterland. Brugge zal een inhaalbeweging moeten doen om het niveau van Hasselt of Kortrijkte evenaren. Een dergelijk project is in voorbereiding. Dit behoort uiteraard tot de taken van deprivé-sector.

Æ Brugge is een ideale stad om in de zomer openluchtfilms te vertonen. De bestaandeinspanningen kunnen gecontinueerd worden;

Æ De kinderfilm kan een manifestere plaats krijgen, bijv. via een kinderfilmfestival.Æ Ook omkaderende activiteiten zijn op hun plaats: filmcursussen, projecten als ‘Lessen in het

donker’, jongereninitiatieven als Q-Tag … b. VideoÆ De experimentele beeldcultuur kan in Brugge ontwikkeld worden (video, moderne geluids- en

beeldopnames). In tal van theater- en dansvoorstellingen, bij de beeldende kunst, in museaen monumenten, overal duikt video op (maar ook de multimedia).Video is een genre dat jongeren kan aantrekken, dat betaalbaar is en goed toegankelijk.Misschien is hier samenwerking met scholen mogelijk. Want het onderwijs kan op dit terrein weleen stimulerende rol spelen.

Middelen en randvoorwaarden- Grote nood aan cinemazalen die aan de hedendaagse vereisten voldoen. Dit is uiteraard de

verantwoordelijkheid van de privé-sector.

Prioriteiten op korte termijn- Nieuwe filmzalen zijn prioritair. c. Informatica, communicatie, telematica, multimedia “Liever dan met Brugge te investeren in zgn. hedendaagse kunst, stel ik voor om vanuit hetverleden ineens naar de toekomst te springen. Ook in het voetbal wordt er vaak zo gescoord:d.m.v. een lange voorzet. Een goede, lange bal bereikt vanuit de verdediging de aanval. Zo’n balslaat het middenveld simpelweg over. Dat is vind ik, hoe we ons met Brugge 2002 behoren op testellen: de fase van het hedendaagse middenveld overslaan”.44

Je kan deze sector niet als een strikt ‘culturele’ sector beschouwen. Toch zijn er markant veelverbindingen.

De digitalisering45 zorgt vandaag voor een culturele revolutie die te vergelijken is met de uitvindingvan het schrift of de boekdrukkunst. Wat we vandaag als ‘natuurlijk’ beschouwen, zijn ooituitvindingen geweest die hun meerwaarde moesten bewijzen. Op het einde van de 20ste eeuwdagen enorme technologische ontwikkelingen ons uit: Internet en de andere nieuwe media.Veranderingen in de media veroorzaken onvermijdelijk debatten over de hele cultuur die voor

44 Uit een reactie van Alex Calmeyn 45 Onder meer gebaseerd op: Cultuurfilosofische aspecten van de nieuwe media. Over de nieuwe geheugenpaleizen. Prof. Dr. RonaldSoetaert, gemaakt in opdracht van de Koning Boudewijnstichting, 1998.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN62

sommigen ‘bedreigd’ wordt, voor anderen ‘bevrijd’. In het debat over ‘meerwaarde’ zit eenspiraalredenering: door de introductie van een medium verandert de cultuur en daardoor ook dewaarden die een cultuur koestert.De computer is dus veel meer dan een instrument. De nieuwe media doorbreken de grenzen vanculturele genres en sectoren. Ze grijpen grondig in in de cultuur zelf.De nieuwe media ondersteunen en vernieuwen de bestaande culturele praktijken.Het begint bij ordenen en inventariseren (database) over een flexibele vorm van informatie-organisatie (hypertekst), het verbinden van beeld met klank (hypermedia), het nabootsen van dewerkelijkheid en de creatie van een virtuele realiteit (digitalisering) tot het gebruik van de computerals productiemiddel.

De nieuwe media kunnen de participatie aan kunst en cultuur helpen verruimen. Het Internet, deCd-rom e.d. bieden mogelijkheden tot ontsluiting en slopen barrières van afstand en tijd – zokunnen bijvoorbeeld oude handschriften via de technologie voor de hele wereld toegankelijkworden, met de mogelijkheid om erin te bladeren zonder dat ze beschadigd worden.Maar meer nog is de computer een medium waarmee nieuwe genres kunnen geproduceerdworden. In handen van jonge mensen, opgegroeid in de digitale wereld, wordt de computer hetnieuwe instrument waarmee kunstvormen kunnen ontwikkeld worden. Het computerscherm wordteen nieuwe ruimte waarin die kunst zal tentoongesteld worden. Of het nieuwe theater, het nieuweboek, het nieuwe museum. Virtuele geheugenpaleizen.Het spreekt vanzelf dat de nieuwe media kritisch moeten worden benaderd. Het ideologischoptimisme dat rond de nieuwe media hangt, moet worden gerelativeerd. Er is een dreiging voorvervlakking en aantasting.

SituatieschetsBrugge is niet meteen een voorloper op dit terrein. Er bestaan weinig gestructureerde initiatieven.

Doelstellingen (op korte en lange termijn)Æ Nieuwe beeldcultuur in alle opzichten stimuleren.Æ De opportuniteit die 2002 biedt aangrijpen om Brugge om te toveren tot Digitale Stad4647 of

Digitale Regio, waarmee aan Europa en de wereld aangetoond wordt dat Brugge klaar staatvoor de toekomst. Simon Stevin heeft in het verre verleden reeds aangegeven dat Brugge ophet gebied van wetenschap en techniek een en ander te bieden had.

Æ Tegen 2002 beschikken over en aangepaste telecommunicatie-infrastructuur met bijhorendediensten. Dit kan niet alleen de faam van Brugge een nieuw accent geven, maar kan enormediensten bewijzen bij de organisatie van Brugge 2002 zelf. Het kan gunstig inwerken op deaankomende generaties en een economische hefboom zijn voor de realisatie vaneconomische projecten (bijv. de headquarterszone, de zeehavenactivieit …).

Æ Toetreden tot ‘European Digital Telecities’48, dat multilaterale contacten tussen Europesedigitale steden behelst.

46 In Antwerpen bestaat het project Telepolis, gegroeid uit de informatica-afdeling van de stad. Telepolis heeft een aantal projecten invoorbereiding: ‘mediakiosk’, een gecombineerde telefoon- en multimediacel waar toeristen info kunnen opvragen over alle mogelijkediensten en die ook kunnen afdrukken, ‘Tommi’, een draagbaar toestel dat toeristen tijdens de stadswandeling informeert overbezienswaardigheden (met een stralingsantenne die de ontvanger activeert), ‘Promise’, een project dat toelaat in een virtueel museum rondte wandelen en ‘EVA’, een project waarbij fotomateriaal elektronisch wordt opgeslagen. Telepolis doet frequent beroep op Europesefondsen.47 Wat kunnen we ons voorstellen bij het begrip Digitale Stad? Digitale stad kan een groeipool worden op vele maatschappelijke terreinen:onderwijs, cultuur, milieuzorg, economische ontwikkeling, handel enz.Om een en ander te verduidelijken, schetsen we een voorbeeld van een concept. De Digitale Stad Brugge neemt de historische stadskaartvan Marcus Gerards (1562) als uitgangspunt. Waar vroeger ambachten en kooplieden huisden, verschijnen nu de thema’s. Elke wijkherbergt specifieke informatie. In de Jan Miraelstraat, waar ooit Memlinc, Pourbus of David leefden, verschijnen op het computerschermhedendaagse Web Art en virtuele musea. Milieuonderwerpen situeren zich in onbebouwde percelen bij de Ganzestraat. In het Belfortbewaren wij oorkonden: de internationale verdragen. Het originele Sint-Janshospitaal levert alle inlichtingen omtrent biotechnologie. Bij degebouwen van de Beurze voeren wij handel via e-commerce. De virtuele stad tekent zich af boven de fundamenten van de historische stad:een belangrijke garantie voor Brugges aanwezigheid in de wereldwijde, digitale 21ste eeuw. (Gebaseerd op een tekst van Alex Calmeyn).48 Het doel is:- de ontwikkeling van de stad in de informatiemaatschappij op gebied van infrastructuur en diensten;- het maximaliseren van de voordelen van de informatiemaatschappij in een stedelijke omgeving.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 63

Æ De nieuwe beeldcultuur moet toegankelijk voor een groot publiek en dus aanwezig zijn in debibliotheek, het cultuurcentrum, gemeenschapscentra, buurthuizen, musea, monumenten, eenjeugdcentrum… Zij het als informatiebron, als huis voor kunstprojecten, als communicatie-instrument, …

Middelen en randvoorwaarden- De slaagkans van een project als Digitale Stad wordt mede bepaald door de autoriteit van de

initiatiefnemers. Er zouden vele maatschappelijke groepen, onder leiding van de overheid engezaghebbende instanties, bij moeten worden betrokken.

- Het huis Sebrechts is een eigendom van de stad. Dit pand zou ideaal kunnen zijn om er eencentrum van de beeldcultuur (nieuwe media, video enz.) in onder te brengen. Voor eendergelijk centrum kan ev. samenwerking worden gezocht met de regionale TV, Kinepolis,Siemens, Philips e.a.

- De verschillende Internetsites van verwante diensten en instellingen aan elkaar linken en detoepassingsmogelijkheden vergroten (ticketverkoop, hotelreservatie …).

Prioriteiten op korte termijn- Nieuwe beeldcultuur in alle opzichten stimuleren.

- Ontwikkeling van een project als Digitale Stad of Regio, Telepolis49, …

4.8. Verenigingsleven – Jeugdwerk - Volksontwikkeling SituatieschetsHet verenigingsleven is in Brugge nog vrij sterk (in vergelijking met andere steden). Er is, zoalsoveral, een zekere erosie van het traditioneel verenigingsleven: dalend ledenaantal, minderactiviteiten, een verouderend publiek, minder geëngageerde vrijwilligers … Maar er ontstaan ookallerlei nieuwe vormen van gemeenschapsleven, parallel of buiten de traditionele circuits. Debestaande culturele verenigingen kunnen jongeren moeilijk bereiken en motiveren.Er is kleine infrastructuur voor verenigingen, maar ook een tekort aan kleinere betaalbare zalenmet capaciteit tussen de 200 en 700 plaatsen, zowel in het centrum als de rand.Brugge telt drie professionele vormingsinstellingen met ruim aanbod. Maar de decreten staanonder druk van besparingen en rationalisaties. Er is geen accommodatie voor cursuswerk ininternaatsverband.Een bijzonder aandachtspunt is het gemeenschapsleven van de jeugd. Het traditioneeljeugdwerk heeft (onder meer dankzij de Jeugdwerkbeleidsplannen) een nieuwe wind in de zeilen.Hetzelfde kan niet worden gezegd van de zogenaamde niet-georganiseerde jeugd en vangroepen en initiatieven die spontaan ontstaan. Jeugdhuizen kampen met een aantal specifiekeproblemen. Het zijn enerzijds klassieke problemen zoals de huisvesting en de financiële middelen,maar anderzijds problemen die eigen zijn aan deze tijd: druggebruik, nacht- en burenlawaai, detalrijke hindernissen bij het organiseren van fuiven, de wijze van omgang met verschillendesubculturen (skaters, hiphop, graffiti, techno,…).

49 Het is belangrijk dat de Europese burgers zo snel mogelijk de betekenis begrijpen van de sociale, economische en culturele impact vande nieuwe informatiemaatschappij. We stellen vast dat het niet-begrijpen van de aard van deze verschijnselen de oorzaak is van nogal watweerstand en angst voor onze gemeenschappelijke toekomst: de wereldwijde competitiviteit van Europa, het werkloosheidsprobleem,privatiseringen, …Om de vrees en tegenstand te doorbreken zijn er in Europa een reeks demonstratieprojecten nodig in reële situaties.Steden en gemeenten zijn, door hun specifieke aard, het best geschikt om op het lokale democratische niveau ‘de fusering’ tevertegenwoordigen van de sociale, economische en culturele veranderingen in de informatiemaatschappij. Daarom verwelkomt deEuropese Unie de initiatieven van een heleboel steden en regio’s om samen te werken bij de identificatie van de Europese dimensie van delokale ontwikkeling. Sinds 1993 brengt Telecities verschillende steden en gemeenten samen met dezelfde interesses en doelstellingen voorde ontwikkeling van telematicatoepassingen in een stedelijke context.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN64

Doelstellingen (op korte en lange termijn)Æ Bewaken van de kwaliteit van het gemeenschapsleven. Het verdient de nodige aandacht:

materiële ondersteuning, lokalen, subsidiëring,…Æ de kwaliteit van en de participatie aan de amateurkunsten blijvend stimuleren. Bepaalde

concerten of projecten kunnen een kwaliteitsniveau halen dat een ruimer publiek aanspreekt;Æ uitbreiden van de huidige inspanningen voor wijkontwikkeling, buurtwerk …Æ oprichten van een ontmoetingsplaats / aanspreekpunt voor de jeugd (kinderen en jongeren).

Een jeugdcentrum kan hier een antwoord op bieden. Een dergelijk centrum kan opverschillende terreinen werken: ontmoetingspunt met een instuifruimte, een polyvalente zaalen lokalen voor optredens, fuiven, vergaderingen (activiteiten georganiseerd door de jongerenzelf), de jeugddienst als er voldoende ruimte is), een Jongeren Informatie Punt (JIP) waarjongeren met allerlei vragen terecht kunnen, dat voor hen bemiddelt en advies geeft, een plekwaar jonge kunstenaars met elkaar geconfronteerd worden, een vast trefpunt waar jongerenelkaar kunnen ontmoeten.Een jeugdcentrum is op de eerste plaats dienstverlenend en het heeft een schakel- enbrugfunctie tussen alle vormen van jeugdwerk.Het kan ook de problemen die eigen zijn aan deze tijd aanpakken: druggebruik, nacht- enburenlawaai, de omgang met verschillende subculturen (skaters, hiphop, graffiti, techno,…);

Æ een grotere openheid t.a.v. de jonge Brugse cultuurmakers (incl. subculturen); er is veelcreativiteit aanwezig (gezelschappen, informele groepen, scholen, jeugdhuizen …);

Æ het nodige doen aan de fuifproblematiek;Æ Jeugdhuizen helpen met hun specifieke problemen. Middelen en randvoorwaarden50

Æ Infrastructurele ondersteuning van het verenigingsleven.51 Het zou ideaal zijn als er over dehele oppervlakte van Brugge een netwerk is van lokalen voor het gemeenschapsleven.Belangrijk is ook dat het netwerk van gemeenschapsinfrastructuur gevarieerd en divers is,vertrekkende van de noden (die telkens verschillen). In een aantal gevallen is hetsamenbrengen van openbare en dienstverlenende functies in één gebouw een interessantepiste: we bedoelen gedecentraliseerde diensten voor bevolking en burgerlijke stand, politie,seniorenwerking, jeugdwerk, sociaal-cultureel werk, kinderopvang,… Hierdoor wordt in wijken ofdeelgemeenten een geïntegreerd gemeenschapscentrum gecreëerd dat daarenbovenrationeel kan functioneren (maximalisatie van het gebruik van lokalen, geïntegreerdepermanentie…);

Æ bepaalde anomalieën inzake gebruik van openbare lokalen wegwerken (cf. de Dijk,Gemeenschapshuis Sint-Kruis …) en een minder bureaucratische gebruiksregeling instellenvoor alle openbare lokalen die verenigingen gebruiken;

- bijsturing van het subsidiereglement voor het sociaal-cultureel verenigingsleven en deamateurkunst. De nadruk daarbij vooral leggen op de kwaliteit van de werking, debetrokkenheid van vrijwilligers, de intensiteit van de werking en in veel mindere mate opledenaantal. De culturele raad werkt momenteel aan een nieuw reglement. Deprojectsubsidiëring van bijzondere activiteiten promoten;

50 We willen in dit verband nog even stilstaan bij de problematiek van zalen voor fuiven, voor culturele activiteiten voor staand publiek(vooral concerten) en een gemeenschapscentrum. Grote fuiven vinden plaats in de commerciële sfeer. Kleine fuiven vinden in diverselokalen plaats, maar vooral in de zaal van de Cactus (40 fuiven per jaar voor telkens 200 tot 300 personen). Voor de Cactus is dit geenkerntaak, maar het is een niet onbelangrijke bron van inkomsten. Cactus is ook vragende partij voor een zaal voor staand publiek, wil dieniet zelf beheren, maar wel voor concerten gebruiken.We moeten wel een duidelijk onderscheid maken tussen enerzijds gemeenschapscentra (cf. Sint-Andries en Dudzele), en anderzijds eengrotere zaal zaal (fuifzaal, staande optredens).51 Deze vorm van indirecte subsidiëring is belangrijker dan directe subsidiëring; het faciliteert elke initiatiefnemer of vereniging op eendemocratische wijze.Het is binnen het bestek van dit rapport onmogelijk een inventaris van de noden op te maken en alle mogelijke oplossingen te suggereren.Dit vereist een aparte studie. Het kan interessant zijn om hier samenhangen te detecteren met de monumentenzorg om op deze wijze ookeen herbestemming van panden te realiseren.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 65

- inrichting van een jeugdcentrum met de nodige lokalen52. In een dergelijk centrum kan ook denieuwe beeldcultuur een prominente plaats krijgen;

- voor de jeugdhuizen en andere vormen van niet-traditioneel jeugdbewegingwerk is eeninventarisatie van de infrastructurele noden aangewezen. Problemen kunnen bijv. viainfrastructuursubsidies worden aangepakt (stedelijke subsidies aan verenigingen die eigeninfrastructuur bouwen, verbouwen en inrichten; op voorwaarde dat ze ook zelf middelenzoeken). De aanpassing van de lokalen aan Vlarem-normen – dit bemoeilijkt de organisatievan fuiven – is vaak een probleem;

- continuering van de personeelsondersteuning (vrijgestelden) van jeugdhuizen; vooral om eensterkere educatieve, preventieve en culturele jongerenwerking mogelijk te maken;

- om de functie van de Entrepot waar te maken: de gebruiksregeling bijstellen en samenwerkingmet actoren in de sfeer van de jeugdcultuur activeren;

- we stellen voor dat de Veemarkt op Sint-Pieters (stadseigendom) niet wordt gesloopt. In dezeruimte zijn heel wat interessante projecten mogelijk. Naar aanleiding van 2002 kunnen daarallerlei experimenten worden opgezet, waaruit kan blijken of het complex een nieuwe functiekan krijgen;

- vernieuwing van het planetarium van de Volkssterrenwacht van Beisbroek. Prioriteiten op korte termijn- Oprichten van een jeugdcentrum met een overkoepelende functie;- bewaken van de kwaliteit van het gemeenschapsleven in het centrum, de buurt en

randgemeenten. Het verdient de nodige aandacht: materiële ondersteuning, lokalen,subsidiëring,…

4.9. Letteren en boeken SituatieschetsBrugge was tijdens de late Middeleeuwen een wereldcentrum van het geschreven boek(handschriften en miniaturen) en vroege boekdrukkunst (incunabelen).Brugge heeft een stevige en internationaal erkende reputatie op het vlak van de bibliofilie. In destad zijn er een aantal unieke privé-collecties opgebouwd.

Er is ook heel veel geschreven over en in Brugge. De namenlijst is erg lang. Ze bevat namen alsGeoffrey Chaucer, Vivès, Albrecht Dürer, Henry Wadsworth Longfellow, Henry Miller, GeorgesRodenbach, Rainer Maria Rilke, Stéphane Mallarmé, Marguerite Yourcenar, Hugo Claus, ChristineD’haen, Paul de Wispelaere, Karel Van de Woestijne, Raumond Brulez, Michel de Ghelderode,Emile Verhaeren, Bart Moeyaert enz. Brugge heeft een zeer grote rol gespeeld in het literairewerk van tientallen romanciers en dichters. Ze hebben een roman of een gedicht in Bruggegesitueerd, of woonden hier of zijn naar hier gekomen en hebben een relaas, hun verhaalneergeschreven.

Vandaag zijn er In Brugge zowat 100 actieve (en publicerende) auteurs van poëzie en(jeugd)literatuur. Er zijn ook verschillende organisaties actief op dit terrein. Brugge heeft wellicht de grootste dichtheid van boekhandels van alle Vlaamse steden, endaarenboven veel goede boekhandels.De Brugse Openbare Bibliotheek heeft een belangrijk roerend patrimonium (handschriften enincunabelen, oude drukken, het Guido Gezelle-archief …) in haar Historisch Fonds. Als openbarebibliotheek is dit uniek in Vlaanderen. De bibliotheek verwerft ononderbroken wat er nu op demarkt is aan literatuur, lectuur, non-fiction en muziek. Het boekenbezit kan men thuis raadplegen

52 Momenteel onderzoekt de stad of het een pand langs de Houtkaai kan aankopen om in te richten als jeugdcentrum.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN66

via Internet. Zowel populaire als wetenschappelijke tijdschriften staan ter beschikking van hetpubliek. De Biekorf bezit een wetenschappelijke collectie voor de rubrieken geschiedenis, kunst,architectuur, codicologie en alles wat met Brugge te maken heeft.De bibliotheek die zo’n 25% van de Brugse bevolking onder haar leden heeft, is misschien wel deculturele instelling met de laagste drempel. In elke randgemeente is er een bibliotheekfiliaal (12).Door de lage financiële drempel maakt zij cultuur en informatie toegankelijk voor een breedpubliek. Via gerichte werking wordt gepoogd ook de niet-gebruiker aan te trekken.De bibliotheek brengt de nieuwe media binnen handbereik. Ze stelt Internet gratis ter beschikking,het publiek kan cd-rom’s ontlenen.Heel wat leners komen van buiten Brugge om er opzoekingwerk te verrichten. De Biekorf fungeertook als Centrale Openbare Bibliotheek die de plaatselijke bibliotheken in West-Vlaanderenondersteunt. Ze coördineert ook het WINOB-netwerk.

Doelstellingen (op korte en lange termijn)Æ een belangrijke rol opnemen m.b.t. de poëzie. Het is een kleine kunstvorm die via lezingen,

publicaties, happenings, poëzieposters op stadsbussen en leegstaande panden, literairewandelingen voor de toerist, e.d. kan worden geëxploreerd. Deze optie mag echter niet alleenbekeken worden vanuit het gezichtspunt van de Brugse dichters, maar kan zelfs eenkosmopolitische aanpak krijgen: internationale bijeenkomsten organiseren, buitenlandsedichters uitnodigen ‘in residence’, enz.53

Æ een continuering en versterking van de diverse opdrachten van de openbare bibliotheek:spreiding van het boek, bevordering leescultuur, fungeren als het centrum van informatie, zorgvoor het historisch fonds, enz.

Æ een platform voor het oud boekenbezit54 in Brugge (verspreid over talrijke instellingen) creërenmet bibliothecarissen en beheerders: overleg over ontsluiting, bewaring (van preservatie totrestauratie) en publiekswerking (tentoonstellingen, lezingen);

Æ inventarisatie van de privé-bibliotheken en collecties om te vermijden dat de bibliofieleverzamelingen worden ontmanteld en verspreid. Er zijn inspanningen nodig om deze traditie instand te houden of minstens deze collecties in Brugge te houden (bijv. via bewaargeving).Delen van deze collecties zouden ook in tentoonstellingen aan bod kunnen komen.

Middelen en randvoorwaarden- de middelen voor het openbaar bibliotheekwerk aanpassen, o.a. in functie van implementatie

van nieuwe media, geautomatiseerd uitlenen en verbonden zijn van alle filialen met dehoofdbibliotheek (incl. raadpleging catalogi en toegang tot Internet, organisatie van eenplatform voor het oude boekenbezit en de inventarisatie van bibliofiele verzamelingen);

- een hogere subsidiëring van de organisaties die de literatuurproductie en –verspreidingkunnen bevorderen, op de eerste plaats de poëzie;

- oprichting van een publicatiefonds voor poëzie.

Prioriteiten op korte termijnEr is een grote samenhang tussen de bovenvermelde doelstellingen. Daarom is het moeilijkprioriteiten aan te duiden. Daarom hernemen we:Æ een belangrijke rol opnemen m.b.t. de poëzie.

53 In een maximale optie kan gestreefd worden naar een poëziecentrum of een Huis van het woord. In dit verband kan ook samengewerktworden met het Poëziecentrum in Gent (en het bijhorend documentatiecentrum).54 Brugge als wereldcentrum van het geschreven boek en vroege boekdrukkunst. Dit aspect van Brugges artistieke productie kreeg enkrijgt weinig aandacht zowel op het vlak van de collectievorming (zeker t.o.v. het aanbod op de internationale markt) als op het vlak van destudie en het tentoonstellen. Het kan zeker meer onder de aandacht worden gebracht. De nieuwe media kunnen helpen om deze schat teontsluiten.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 67

4.10. Wetenschapscultuur SituatieschetsBrugge als stad van humane en exacte wetenschappen.In Brugge werkten Thomas More, J.L. Vivès en Erasmus (grondleggers van de pedagogie, hethumanisme en het utopisch denken), maar ook de exacte wetenschapper Simon Stevin.Daarnaast is en was Brugge steeds een belangrijk medisch centrum. De zorg voor de zieke enminderbedeelde is in Brugge opvallend aanwezig. Talrijke beschermde monumenten zijn uitingenvan de zorgende samenleving, vormen van sociale cultuur.Brugge is ook Tudor en de Volkssterrenwacht.

Doelstellingen (op korte en lange termijn)- In navolging van Thomas More, J.L. Vivès en Erasmus kan Brugge opnieuw een centrum

worden waar gereflecteerd wordt over de samenleving.Dit kan concreet door de oprichting van een sociaal-wetenschappelijk instituut of eenacademie over de 'burger in het Europa van morgen, vanuit een utopisch denken over de 21ste

eeuw', met medewerking van verschillende instituten en organisaties. Via publicaties,seminaries e.d. kan de reflectie worden ontsloten en geactiveerd. In dit verband is initiatiefdoor (en samenwerking met) o.a. het Europacollege, het Centrum Ryckevelde, deVolkshogeschool, Moritoen, enz. aangewezen. De rol van de stedelijke overheid is beperkt.

- Ook het reflecteren, de polemiek, het ‘débat brugeois(e)’ kan worden aangezwengeld. Nietalleen over Brugge zelf, maar over universele filosofische en culturele thema’s.

- De stad Brugge kan bijdragen tot het populariseren van de natuurwetenschappen en andereexacte wetenschappen, zowel voor jongeren als voor volwassenen, voor zijn eigen inwonersen voor de ruime omgeving, door het verder ondersteunen en uitbouwen van initiatieven zoalsde kinderboerderijen, de kruidentuin en bijenkwekerij in Tudor, het Natuurcentrum en deVolkssterrenwacht van Beisbroek.

Middelen en randvoorwaarden- Continueren van de ondersteuning van de populair-wetenschappelijke instellingen;- infrastructurele ondersteuning van een mogelijk sociaal-wetenschappelijk instituut.

Prioriteiten op korte termijnDe oprichting van een sociaal-wetenschappelijk instituut (reflectie en utopie).

4.11. Culinair Brugge55

Situatieschets56

Voor een beter begrip van wat Brugge culinair te bieden heeft, en vooral ook van wat het niét tebieden heeft, gaan we even terug in de tijd. Een nuchtere historicus constateerde tot zijnontzetting dat Brugge in de 19de eeuw over een veertigtal brouwerijen en maar liefst 1160 kroegenbeschikte. Qua hotels en restaurants was het er echter ronduit 'morte'. Pas in de late tweede helftvan de 20ste eeuw kwam hierin verandering. Eind jaren zeventig kwam een eerste volledignaoorlogse generatie chefs op het voorplan. Deels geïnspireerd door de nouvelle cuisine, deels

55 Met veel dank aan Gerben Calus en Jempie Herrebout.56 Gastronomie is ongetwijfeld de cultuurvorm met de laagste drempel. Lekker eten wordt door nagenoeg iedereen geapprecieerd. Tafelenis niet alleen voor bedrijven, maar ook voor steden een interessant PR-tool. Gastronomie is dan ook de levende cultuur bij uitstek, eencultuur die afgestemd is op het dagelijks leven en als geen ander over de eigen grenzen heen kijkt.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN68

vanuit hun eigen creativiteit, zouden ze het gastronomisch landschap in Brugge drastischveranderen57. Brugge stak al gauw Brussel naar de kroon als Belgisch gastronomisch centrum.Vandaag vermeldt de Michelin-gids een dertigtal centrumadressen, plus een twintigtal in de rand.De hoog aangeschreven hotelkeukens zijn hierin niet eens meegerekend. De chefs voor al ditgoede werk worden geleverd door de Brugse hotelscholen, die in het ganse land naam en faamgenieten58.Op het vlak van de internationale keuken hinkt Brugge echter ver achter op steden als Brussel envooral Antwerpen. Het ontbreken van een definieerbare allochtone bevolking en instellingen metinternationale uitstraling is hier uiteraard niet vreemd aan. Alhoewel Brugge er prat op kan gaanéén van de beste Indische en Japanse restaurants van het land binnen haar stadsmuren tehuizen, kunnen we toch stellen dat het aanbod vreemde keuken in zijn totaliteit eerder beperkt is.Was Brugge ooit niet dé Europese draaischijf ?Het fenomeen eetkroegen. Ook hier hinkte Brugge lange tijd achterop om daarna eeninhaalbeweging in te zetten59. Onder druk van 'het toeristisch menu' is dit enthousiasme echterverminderd. Toeristische menu's zijn nu niet altijd synomiem voor eerlijke keuken. Ook destrengere vestigingswetten en repressieve maatregelen tegen zwartwerk deden de sector geengoed. Brugge heeft dan ook een tekort aan degelijke middenklasse- en budgetrestaurants.Bijkomend probleem is het gebrek aan cultuurhistorische bagage van het hotel- enrestaurantpersoneel. Er wordt tenslotte vaak een beroep gedaan op hen voor het verstrekkenvan toeristische informatie. De perfect viertalige uitleg die in bierrestaurant Den Dyver bij destreekgerechten wordt geserveerd, is helaas een uitzondering. Maar het succes van de formulebewijst dat een boeiende culturele en historische inkadering gewaardeerd wordt.

DoelstellingenÆ De betere keuken opentrekken naar een breed publiek. Indicatoren kunnen zijn:

1. goede prijs-kwaliteitverhouding;2. seizoens- en streekgebonden gerechten (zoals polderaardappelen, zuivel, Zeebrugse vis,enz.);3. internationale keuken (Brugge kan zich in het kader van haar historische achtergrond alsdraaischijf van de wereldhandel niet afsluiten voor vreemde invloeden) ;

Æ werken aan een gevarieerd, aantrekkelijk Brugs aanbod voor de midden- en budgetklasse.Het opstellen van een lastenboek in samenwerking met de horeca is hierbij een hulpmiddel,wat eventueel kan leiden tot een kwaliteitslabel.

Æ streven naar een minimum aan culturele en historische bagage bij het hotel- enrestaurantpersoneel. Het opstellen van lessenpakketten voor de hotelscholen insamenwerking met cultuurhistorische en gastronomische tenoren én het onderwijzendpersoneel is een mogelijkheid. Deze minimumkennis kan aan het kwaliteitslabel gekoppeldworden.

Deze inspanningen moeten niet alleen in het jaar 2002 hun vruchten afwerpen. Op lange termijnmoet de toeristische sector er voordeel uit halen. Het imago van de stad zal er wel bij varen.

Middelen en randvoorwaarden- Het opstellen van een lastenboek dat uiteindelijk tot een soort kwaliteitslabel Brugge 2002 kan

leiden moet uit de horeca zelf komen. Enkel vrijwillige medewerking, waarbij niemand wordtuitgesloten, kan tot goede resultaten leiden. Zo snel mogelijk naar de interesse peilen is deboodschap.

57 De Snippe, De Visscherie, 't Bourgoensche Cruyce, Den Gouden Harynck en Het Pandreitje bundelden hun talenten en profileerden zichals de vijf nieuwe Brugse tafels. Al gauw schaarden 't Lammetje, De Braamberg, Het Ghistelhof en Van Eyck zich achter de nieuwefilosofie. Ook in de Brugse rand en tot in Zeebrugge toe zagen kwaliteitsrestaurants het daglicht.58 Naast gevestigde namen als Geert Van Hecke en Ronnie Jonkman, zien we ook jong talent als Ivan De Jonghe en Patrick Devos in deculinaire gidsen opduiken.59 We spreken over de gouden jaren van het wijn- en kaashuis De Heer Halewijn, de schapenragout van Chagall en de legendarischebouillabaisse van Den Wittenkop.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 69

- De stad kan allerlei faciliteiten aanbieden in de organisatie van gastronomische acties (zie dedriedaagse van Maastricht of het nagelnieuwe 'London Restaurant Week') die op langeretermijn ondernomen worden. Van dergelijke acties profiteert de gastronomie en de stad in zijngeheel. Kan er met ambassadeurs van de Brugse gastronomie gewerkt worden ?

- Opstellen van een lessenpakket dat Brugge op culinair en kunsthistorisch vlak situeert. Inzichtkrijgen in de smeltkroes van onze cultuur zal het de restaurant- en hoteluitbaters van morgenmogelijk maken zich nog beter te ontplooien mét een boodschap naar de klant toe. Bovendienmoet er een beroep gedaan worden op de hotelscholen om een forum op te richten voor detoekomstige ontwikkeling van de gastronomie. Op een congres van Europese hotelscholen inBrugge in 2002 kan een voorlopige balans opgemaakt worden van deze denkoefening.

PrioriteitenOp korte termijn moet bij de betrokken partijen, horeca en hotelscholen, gepeild worden naar deinteresse wat een vrijwillig kwaliteitslabel en het oprichten van een culinair forum betreft. Er moetenzo snel mogelijk valabele overlegorganen ingesteld worden om de discussie op gang te brengen.

4.12. Stoeten, processies, evocaties, evenementen SituatieschetsBrugge heeft een traditie van vrij grootschalige en op historische thema's gebaseerde stoeten,processies en andere activiteiten (o.a. Heilig-Bloedprocessie en de Gouden Boomstoet,vijfjaarlijks). Ze worden logistiek ondersteund door de stedelijke overheid. Het decor van Brugge isuitdagend en aantrekkelijk voor dergelijke initiatieven.De kwaliteit en het imago van verschillende manifestaties is omstreden. Zo is er kritiek op deslordigheid waarmee bepaalde stoeten worden opgezet. In Brugge zijn er jaarlijks ook een aantal evenementen die zich op het grensgebied vancommercie en cultuur bevinden. Denk aan de Zandsculptuur, evenementen in Oud Sint-Jan, hetBoudewijnpark enz. Doelstellingen (op korte en lange termijn)Æ Om deze traditie te continueren, en tevens op een hoger niveau te tillen is een kritische

evaluatie zinvol. Historische juistheid is één criterium, de culturele kwaliteit een ander. Dit heeftconsequenties voor het scenario, de regie, de muziek, kostumering, tempo en ritme,regelmatige vernieuwing en aanpassing, aandacht voor de verstaanbaarheid door niet-Vlamingen (bijv. via foldertjes), enz.

Æ De overheid dient het aantal stoeten en processies beperkt te houden en zich concentrerenop de grootste en bekendste. De Heilig-Bloedprocessie is een privé-initiatief, gebaseerd optraditie, religie en volkskunde. Dit moet zeker gerespecteerd worden, maar dat mag geenbeletsel zijn om in overleg naar aanpassingen te streven.Eén van de meest authentieke processies in Vlaanderen is de Blindekensprocessie:bescheiden, stil, mooi en indringend.We kiezen echter niet voor een uitbreiding van dit terrein via bijv. historischetheateruitvoeringen of reconstructies, steekspelen of riddertoernooien …

Æ De bestaande en succesvolle Reiefeesten mogen wel bijgestuurd en geactualiseerd worden.Het concept is verouderd en, al zijn er nieuwe taferelen, kan dus best worden opgefrist.

Æ De nodige stimulansen geven om de culturele kwaliteit van de evenementen te verbeteren. Middelen en randvoorwaarden Een continuering van de middelen die voor deze stoeten, processies en evocaties. Eeneventuele stijging van directe of indirecte ondersteuning moet gekoppeld worden aan de intentieom de kwaliteit te verhogen.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN70

Ingrijpen in evenementen is moeilijk. Maar de overheid, die de nodige toelatingen moetverstrekken, kan toch toezien op de kwaliteit. Prioriteiten op korte termijn

4.13. Cultuur en onderwijs - kunstonderwijs SituatieschetsIn Brugge is er dan wel geen universitair of hoger kunstonderwijs, maar toch is er een zekeronderwijsaanbod, dat verwijst naar het brede terrein van cultuur, toerisme, monumentenzorg …Uiteraard is er het Europacollege dat een internationale groep studenten postacademisch enmultidisciplinair onderwijs aanbiedt. In Brugge is een Groot-Seminarie gevestigd.In het niet-universitair hoger onderwijs treffen we opleidingen aan als ‘Beheer Toerisme enRecreatie’, ‘graduaat architectuur-assistentie’ en ‘lerarenopleiding esthetica en plastischeopvoeding’. Op het niveau van het secundair onderwijs vinden we ‘kunsthumaniora’ ‘Toerisme-onthaal’, ‘restauratietechnieken’, ‘sporthumaniora met de optie ‘dans’. Maar de meeste leerlingentreffen we aan in het avondonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs: de Stedelijke Academie voorSchone Kunsten, het Stedelijke Conservatorium, diverse kunstambachtelijke opleidingen in hetVormingsinstituut voor KMO, taalonderwijs in de Stedelijke Nijverheids- en Taalleergangen.

Tal van Brugse scholen zijn betrokken bij Europese projecten zoals Socrates (Comenius, Lingua),Interreg, …Brugge telt alvast drie scholen die internationaal gelauwerd werden voor hun Internet-onderwijs.

Doelstellingen (op korte en lange termijn)Æ In de ontwikkeling van het Europacollege zou de band met Brugge nog kunnen versterkt

worden, onder meer door het curriculum te verbreden tot sociale en breed-culturelepostacademische opleidingen. Zijn dit niet precies thema’s die specifiek passen bij de Brugsecontext?

Æ opleidingen inzake restauratietechnieken (zie monumentenzorg), toerisme, een hogereorgelopleiding (zie muziek), architectuur e.d. versterken;

Æ continueren van de werking van het deeltijds kunstonderwijs en de taalleergangen. Middelen en randvoorwaarden- Restauratie site Verversdijk (Europacollege).

4.14. Kunstambacht “Het is verrassend hoe Europees de taal van het kunsthandwerk is. De Europese ambachtsliedenbegrijpen elkaar door hun stiel. Dat is een communicatie van de handen”.60

SituatieschetsDe historische kenmerken van Brugge (een traditie van ambachten in de stad) en het grote aantalbezoekers aan de stad, heeft ervoor gezorgd dat er te Brugge nog steeds een actiefkunstambachtelijke sector is, zowel in professionele zin als in de vrije tijd. Commercie en

60 uit “Vijf minuten voor een heel jaar”, Jos Demarest

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 71

vrijetijdsbesteding leveren broederlijk naast elkaar. In de professionele sfeer zien we kleinschaligvakmanschap en geïmporteerde massaproducten. De greep van deze laatste (vooral met kant)neemt steeds toe. De ontwikkeling van kleinschalige commerciële activiteiten, een gevolg van een reputatie alskunststad, is in de meeste gevallen een automatisch gebeuren. Het is ook een uiting van hetalgemeen toeristisch en cultureel-artistiek klimaat.Kunstambachten kunnen aan Brugge een extra-kwaliteit toevoegen. In Brugge is kalligrafie de voorbije jaren tot wasdom gekomen.

Doelstellingen (op korte en lange termijn)- Een actieve ingreep om kunstambachten een manifestere plaats te geven in het stads- of

straatbeeld van Brugge.Is een dergelijke ingreep mogelijk? Kan zo'n ontwikkeling worden gehanteerd om kwalitatieveontwikkelingen van de kleinhandel te genereren?De historische kenmerken van Brugge (een traditie van ambachten in de stad), het feit dat hetgaat om grotendeels pre-industriële activiteiten die sociaal-historisch verankerd zijn maar dieeen hedendaags pendant kunnen hebben, vormen de grondslag voor een dergelijkeontwikkeling. De kalligrafie, de edelsmeedkunst, design, keramiek, kant, houtbewerking,lutherie e.d. dragen bij tot de kwaliteiten en het imago van Brugge, voor zover het om eigen(métier, degelijkheid) en origineel werk gaat (versus de ingevoerde ‘souvenir’-kant uit China).Dit kan ook ondersteund worden met hoogwaardige kleine tentoonstellingen.Dit alles kan een sterkere professionele (commerciële) ontwikkeling stimuleren en zo deattractiviteit en de kwaliteit van Brugge verhogen. Dit kan worden gezien als een tegenreactietegen de steeds sterker wordende uniformisering en vervlakking van het winkelaanbod(ketens).

Æ Prioritair ontwikkelen van hoogkwalitatieve uiting van Kalligrafie – niet als vorm van ouderwetsschoonschrift die zich in de sfeer van de huisvlijt bevindt, maar als een hoogwaardigehedendaagse kunstuiting. Ze sluit aan op een sterke en historische aanwezigheid vanschriftkunst, miniaturen, en zelfs boekdrukkunst. Kalligrafie heeft trouwens ook uitlopers naarde letteren, vooral de dichtkunst.

Middelen en randvoorwaarden- een geïntegreerd beleid ontwikkelen (pandenbeleid, investeringen …) inzake

kunstambachten;- kleinschalige tentoonstellingen organiseren. De Provincie West-Vlaanderen zal dit wellicht doen

in het momenteel gerestaureerde Tolhuis.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN72

5. Prioriteiten, middelen en randvoorwaarden _____________

Hieronder volgen de prioriteiten – aan te pakken op korte termijn, voor 2002 - van de cultureelinformateur. Ze zijn het logisch resultaat van de stand de zaken (cf. sterke-zwakteanalyse eninventaris) waarop de doelstellingen zijn geprojecteerd. Hieruit zijn prioriteiten naar voor gekomenmet een aanduiding van de haalbaarheid in de Brugse context in het licht van de ambitie omCulturele Hoofdstad van Europa te worden.De prioriteiten bedekken niet alle culturele sectoren. Dat is een eerste beperking. Maar, binnen deovergebleven sectoren, werd dan nogmaals een prioriteitskeuze gemaakt. Een stad moet keuzesmaken en kan niet in alle culturele sectoren een baanbrekende wereldstad worden.

5.1. Prioriteiten ‘cultuur en communicatie’In de linkerkolom zijn de prioriteiten (inhoudelijk) opgenomen, in de rechterkolom de noodzakelijkemiddelen en randvoorwaarden om deze prioriteiten te realiseren.

DOELSTELLINGEN MIDDELEN EN RANDVOORWAARDENOverleg overheid – culturele sector1. Bevorderen van de communicatie tussen het culturele

veld en de overheid.Bijstellen/oprichten van communicatiestructuur:° bijsturing van de werking van de culturele raad;° een overlegplatform voor de ‘kunsten’.

De communicatie met het publiek2. Continueren van Exit, maar vooral Exit-light

versterken.3. Oprichting van een onderzoeks-, informatie- en

communicatiecentrum (Provincie), incl. een globaal encentraal informatie- en ticketsysteem

- Gepaste ondersteuning door de overheid van Exit enExit-light;

- samenwerking tussen culturele actoren bevordereni.f.v. een cultuurcommunicatiecentrum.

5.2. Prioriteiten per culturele sector

DOELSTELLINGEN MIDDELEN EN RANDVOORWAARDENDe bebouwde omgevinga. Monumentenzorg4. Prioriteit geven aan ontsluiting in de monumentenzorg. - Een verschuiving van mensen of een versterking van

de dienst Monumentenzorg in functie vanontsluitingsactiviteiten (erfgoedconsulenten,medewerker educatieactiviteiten);

- ontwikkeling van aangepaste instrumenten eneducatieve projecten (informatiefolders, publicaties,audiovisuele en informaticatoepassingen,bewegwijzering, kwaliteitsvolle rondleidingen rondarchitectuurgeschiedenis enz.);

- de dienst Monumentenzorg coördinerende taak gevent.a.v. kerkelijke instanties en private eigenaars i.f.v.ontsluiting.

b. Hedendaagse kwalitatieve architectuur5. Een integraal beleid voor kwaliteitsvolle hedendaagse

architectuur.- Aanstelling van een gerenommeerde 'bouwmeester' of

een kleine commissie van toparchitecten die deze taakopnemen;

- de evaluatie van de werking van de huidigeadviesorganen;

- promotiecampagnes voor architectuur, incl. uitreikingvan een ‘prijs van de stad Brugge’;

- architectuurwandelingen ontwerpen rond bepaaldethema’s;

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 73

thema’s;- wedstrijden (via medeorganisatie en betoelaging);- het organiseren van tentoonstellingen in het kader van

wedstrijden, promotieacties, e.d.;- een grondig evaluatie van de bestaande

reglementeringen.Kerkelijk erfgoed6. De verschillende aspecten van conservering en

ontsluiting van het kerkelijk erfgoed aanpakken viaeen te installeren gemengd team (professionelen envrijwilligers).

7. Het op gang trekken van het denkproces overherbestemming (en medegebruik) van sommigekerkelijke gebouwen, door verschillende structuren enorganisaties zodat er een breed draagvlak ontstaat.

- Overleg op gang brengen tussen alle betrokkenactoren: de hoogste kerkelijke gezagsdragers, hetbisdom, kerkfabrieken, stads- en provinciebestuur. Metals topics: conservering, ontsluiting en herbestemming;

- aanstelling van een centrale conservator (of een kleineequipe);

- organisatie ontsluitingsactiviteiten en opbouw middelen:toegankelijkheid, organisatie van tijdelijketentoonstellingen, (publicaties, folders…). Hierrond kanook vrijwilligerswerking worden opgezet.

Roerend cultureel erfgoeda. Musea8. Een grondige denkoefening (studie) over de totaliteit

van de stedelijke musea: presentatie, locatie, indeling,collecties (incl. wat nu in depot is ondergebracht) enz.waarbij met een aantal hieronder opgesomdeprioriteiten rekening wordt gehouden.

9. Prioritaire aandacht besteden aan de publiekswerking.10. Uitbouw van het educatief werk en een aangepast

onthaal en begeleiding van kinderen en jongeren.

- Aanstellen van een nieuwe hoofdconservator.De publieksgerichtheid versterken door- de opdracht van de educatieve medewerkers te

versterken;- een betere presentatie;- een atelier voor de kinderen;- een museumshop met een hoogwaardig

productengamma;- diverse hulpmiddelen ontwikkelen zoals een

bezoekersfolder (in een vijftal talen), een doordachtgebruik van tekstpanelen, informatieve banden enleesbladen, bewegwijzering, audiovisuele hulpmiddelen,interactieve informatietoepassingen, publicatiesuitwerken voor de verschillende leeftijdsgroepen,uitbouw van lesprogramma's, aanbieden van specifiekeactiviteiten voor specifieke doelgroepen, enz.

b. Archieven11. De samenwerking tussen openbare archieven op gang

trekken, en zo de geponeerde doelstellingenrealiseren.

Investering in informatica (o.a. netwerk tussen archieven)in functie van inventarisering en wetenschappelijk werk.

Actuele beeldende kunst12. Het voeren van een actief tentoonstellingsbeleid.13. Een nieuw beleid inzake kunst in de sociale (en de

virtuele) ruimte.

- De optimalisering (inrichting van de ruimtes, beveiliging,accrochage, veiligheidsvoorzieningen, verwarming e.d.)van de bestaande ruimtes: de Jan Garemijnzaal en deBogardenkapel (drie ruimtes in stedelijk beheer);

- uitbreiding en optimalisering van De Bond;- verhelpen aan de grote nood aan een grote goed

uitgeruste ruimte voor grote tijdelijke tentoonstellingen(zie hieronder Sint-Jan).

Muziek14. Logistieke en ev. financiële steun aan professionele

ensembles (klassieke muziek).15. Specifieke inspanning voor de toeleiding van de jeugd

naar de klassieke muziek.16. Ondersteuning (financieel, logistiek) van organisatoren

van klassieke, rock, jazz, wereldmuziek, hiphop etc.

Æ Bouw van het Concertgebouw voor grotere concertenvan klassieke muziek, chanson, popmuziek (zittendpubliek). Het is ook bruikbaar voor anderepodiumgenres (dans, theater,…). Dit project is in vollevoorbereiding61;

Æ aanstellen van een intendant/directeur enpersoneelsploeg in de Concertzaal;

- nood aan een zaal voor middelgroterockmuziekconcerten (staand publiek), ev. incombinatie met een gemeenschapscentrum of eenfuifzaal.

Podiumkunsten17. Stimuleren van de creatie. - Een tweetal eenvoudige maar toch goed uitgeruste

repetitieruimtes voor dans en theater, bedoeld terondersteuning van het productiewerk van de Brugseinstellingen, maar ook ten behoeve van onafhankelijkejonge groepen en projecten.

61 Dit project heeft een bovenlokale dimensie. Wij menen daarom dat de Vlaamse overheid zich niet kan en mag beperken totinfrastructuursubsidies, maar ook moet bijdragen in de exploitatie.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN74

jonge groepen en projecten.Audiovisuele kunsten18. Nieuwe filmzalen. - Bouw moderne cinemazalen (privé-sector).Informatica, communicatie, telematica, multimedia19. Nieuwe beeldcultuur in alle opzichten stimuleren.20. Ontwikkeling van een project als Digitale Stad of

Regio, Telepolis …

- Initiatiefnemers met autoriteit.- Oprichting van een centrum van de beeldcultuur in het

huis Sebrechts.Verenigingsleven – Jeugdwerk – Volksontwikkeling21. Oprichten van een jeugdcentrum met een

overkoepelende functie.22. Bewaken van de kwaliteit van het

gemeenschapsleven in het centrum, de buurt enrandgemeenten (materiële ondersteuning, lokalen,subsidiëring,…).

- Inrichting van een jeugdcentrum met de nodige lokalen.In een dergelijk centrum kan ook de nieuwebeeldcultuur een prominente plaats krijgen;

- om de functie van de Entrepot waar te maken: degebruiksregeling bijstellen en samenwerking metactoren in de sfeer van de (jeugd)cultuur activeren;

- uitbouw van een netwerk van lokalen voor hetgemeenschapsleven.

Letteren en boeken23. Een belangrijke rol opnemen m.b.t. de poëzie. - Een hogere subsidiëring van de organisaties die de

literatuurproductie en –verspreiding kunnenbevorderen, op de eerste plaats de poëzie;

- oprichting van een publicatiefonds voor poëzie.Wetenschapscultuur24. De oprichting van een sociaal-wetenschappelijk

instituut (reflectie en utopie).Infrastructurele ondersteuning van een mogelijk sociaal-wetenschappelijk instituut.

Culinaire cultuur25. Bij horeca en hotelscholen peilen naar de interesse

wat een vrijwillig kwaliteitslabel en het oprichten vaneen culinair forum betreft.

Overleg organiseren.

5.3. Prioriteiten over sectoren heenFunctioneren van stedelijke structuren en diensten26. Planmatiger cultuurbeleid voeren. Een cultuurbeleidsplan opmaken.27. Verhogen van de efficiëntie62 van de werking. - Audit culturele instellingen en consequenties nemen;

- responsabilisering van diensten;- soepele comptabiliteit.

28. Verhogen van de kwaliteit van de werking. Flexibelere administratieve procedures, de implementatievan een zekere afstand van bestuur t.a.v. stedelijkeculturele instellingen, aangepaste carrièreplanning (devaste benoeming?), een andere manier waaroptopmedewerkers worden aangetrokken, e.d.

29. Bijzondere aandacht geven aan de invulling van detopfuncties63 in de culturele instellingen.

Bij de top rekruteren, via ‘headhunting’, of een openselectieprocedure gestuurd door een internationale jury.

Hieronder volgt toelichting bij enkele van de hierboven aangehaalde ‘middelen enrandvoorwaarden’ en beschouwing bij enkele interessante panden. Brugge heeft grote nood aan een grote goed uitgeruste ruimte voor grote tijdelijketentoonstellingen en aan congresinfrastructuur. Een degelijke infrastructuur voor tentoonstellingen

62 Niet alleen omdat hierboven enkele nieuwe prioriteiten worden geschetst, die mogelijkerwijze nieuwe financiële middelen vereisen,maar ook omdat de inzet van overheidsmiddelen voor cultuur efficiënt moet gebeuren, dienen niet alle inspanningen ‘extra’ te zijn. Wepleiten in dit verband voor een grondige doorlichting (audit) van alle stedelijke culturele instellingen en diensten. Deze kan betrekking hebbenop enerzijds de taken die vandaag worden uitgevoerd – moeten ze allemaal door stedelijke diensten verricht worden of kunnen er sommigeafgebouwd of afgestoten worden, hoe zinvol zijn de huidige administratieve procedures enz. - en de efficiëntie waarmee dat gebeurt –hiërarchische lijnen en het functioneren ervan - , en anderzijds op het functioneren van personeel zelf.Momenteel zijn er veel vanzelfsprekendheden en routines die in vraag kunnen worden gesteld. Een dergelijke operatie creëert ruimte voornieuwe initiatieven. Kortom, “de tuin niet alleen vergroten, maar er ook in snoeien en wieden’’.63 Moet het nog gezegd dat als de ‘right man on the right place’ zit, dit prachtige effecten ressorteert? In de komende jaren moeten er inBrugge enkele cruciale topfuncties worden ingevuld. Het zijn deze personen die het gezicht van Brugge van de toekomst zullen bepalen. Zijkunnen dynamiek losmaken, veranderingen introduceren. De invulling van die stoelen moet dan meer dan gewone aandacht wegdragen.De aanwervingsprocedure is daarbij een delicate factor.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 75

kan niet alleen dienstig zijn voor actuele beeldende kunst, maar ook voor tijdelijketentoonstellingen van de musea. Theoretisch zijn er vele mogelijkheden voorhanden, maar depraktijk is veel beperkter. De meest voor de hand liggende oplossing - die alhoewel daar in hetDelphi-onderzoek niet expliciet naar gevraagd werd, toch zeer frequent terugkwam – is hetcomplex van de 19de-eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan. Ze waren tot de jaren '80 in stedelijkehanden, maar werden, na een langdurige periode van leegstand, in erfpacht gegeven aan eenprivé-bedrijf. Dit bedrijf vindt er niet echt een passende oplossing voor. Dat is vreemd gezien deuitzonderlijk gunstige ligging van deze site: tussen het Begijnhof en de Onze-Lieve-Vrouwekerk, inde gouden driehoek. Het is aangewezen dat dit dossier opnieuw ter sprake wordt gebracht: ofwelwordt er opnieuw over de erfpacht onderhandeld of wordt die verbroken, ofwel kunnen ersamenwerkingsakkoorden komen tussen de privé-exploitant en het stadsbestuur (zoals nu algedeeltelijk het geval is voor de tentoonstelling van Memling tot Pourbus), maar dan op langetermijn, gestoeld op een beleidsnota. Zo kan Brugge terug naar één eenheid met de oudeziekenzalen en wordt de problematiek van de tentoonstellingsinfrastructuren grondig opgelost.Voor Sint-Jan kan worden gestreefd naar een meervoudig gebruik: als multifunctioneeltentoonstellingsgebouw (in stedelijk beheer, of via een vzw) en als congrescentrum (in een anderevorm van private exploitatie en in nauw overleg of in samenwerking met Meeting in Brugge). Ineen gedeelte van het gebouw kan een bezoekerscentrum worden ondergebracht (cf. het Deel IICultuurtoerisme).Het Vlaamse Gewest kan bij de ‘overname’ een centrale rol spelen.

De huidige functies van het Provinciaal Hof op de Markt worden door de uitbreiding van hetprovinciaal gebouw Boeverbos grotendeels overbodig. Een herbestemming dringt zich op. Geziende centrale ligging van het gebouw (op de Markt) en het uitnodigende karakter van het gebouw(cf. de monumentale trappen en de poort) is een publieksfunctie aangewezen.Het is een pronkstuk van de neogotiek. Het is niet te verantwoorden ingrepen te doen die hetkarakter en de aankleding van dit gebouw schaden. Dat beperkt de mogelijkheden - eenbezoekerscentrum inrichten is er vrijwel onmogelijk. Er kan wel worden gedacht aan eenontsluitingsproject: het gebouw als meesterwerk van de neogotiek permanent openstellen voorhet grote publiek, er een permanente tentoonstelling opbouwen over enerzijds neogotiek enanderzijds over de architectuurgeschiedenis van Brugge, inclusief permanente videoprojectie ineen commissiezaal over deze thema's. De architectuurgeschiedenis belichten zou kunnen insamenwerking met de stedelijke diensten (monumentenzorg).De permanente tentoonstelling mag het gebouw niet ‘verdrukken’ en moet tevens de mogelijkheidbieden om er nog andere activiteiten te organiseren: seminaries, colloquia,kamermuziekconcerten, academische zittingen, kleine tentoonstellingen (bijv. rond literatuur), e.d.In het Provinciaal Hof kan er dan ook een balie ingericht worden die fungeert als informatie- enverwijzingspunt naar andere cultuurtoeristische sites.

Het Tolhuis wordt door de Provinciale overheid gerestaureerd en zal de ‘Provinciale bibliotheeken Cultuurarchief’ herbergen. Daarnaast is er een kleine tentoonstellingsruimte. Het pand ‘Ter Beurze’ moet een nieuwe bestemming krijgen. Dit gebouw is eigendom van eenbank. Het bevindt zich naast het originele huis waar het Brugse beurswezen is ontstaan. Hetsecretariaat van Brugge 2002 wordt er gehuisvest. Als bestemming (vanaf 2003) zou er eeneducatief museumproject kunnen komen rond de geschiedenis van het beurswezen, al dan nietgecombineerd met de economische geschiedenis en toekomst van het Brugse. Dit project zougerealiseerd moeten worden met privé-kapitaal. De Werkhuizen Claeys bevinden zich in de Gouden Driehoek, tussen het Minnewater en Sint-Jan. Het is een industrieel gebouw dat op termijn wellicht toch een andere bestemming zalmoeten krijgen. Het versterken van de woonfunctie is hier aangewezen, maar misschien kan hiereen Kantmuseum en –centrum in gehuisvest worden? Hier kan de huidige kantcollectie worden

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN76

getoond, aangevuld met hedendaagse kant en in hetzelfde complex kunnen er activiteiten om enrond kant (cursussen, lezingen enz.) georganiseerd worden. De Hallen (verdieping) hebben een gemengde functie (tentoonstellingen, banketten,congressen,…). Het is nodig duidelijkheid te brengen welke functies er prioritair zijn. Op de terreinen van BN bevinden zich naast de monumentale elektriciteitscentrale nog enkeleleegstaande werkplaatsen (privé-eigendom). Ook deze ruimten kunnen bruikbaar zijn voorworkshops en andere activiteiten. Uiteraard zonder de goede werking van het bedrijf in hetgedrang te brengen. Museaal kan, wat de Halletoren betreft, heel wat ‘ontsluitingswerk’ gebeuren. Dit is het meestbezochte monument in Brugge. Functie, betekenis en geschiedenis ervan kan er op eenaantrekkelijk manier worden belicht.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 77

6. Financiële middelen van de stad Brugge _______________

Vooraf nog deze bedenking: Brugge beschikt, in tegenstelling tot steden als Brussel, Antwerpenof Gent, en in mindere mate Oostende, Leuven en Hasselt niet over een aantal cultureleinstellingen die onder de verantwoordelijkheid vallen van andere overheden. Neem bijv.Antwerpen: de Provincie baat er enkele musea uit en beheert de Arenbergschouwburg, deVlaamse Gemeenschap is verantwoordelijk voor het KMSK (Koninklijk Museum voor SchoneKunsten), het MUHKA (Museum Hedendaagse Kunst), de Singel, het Filharmonisch Orkest vanVlaanderen, het Ballet van Vlaanderen, en participeert stevig in het Toneelhuis (ex-KNS) en hetPaleis (ex-KJT). De financiële injecties van die andere overheden zijn er behoorlijk tot fors.Eenzelfde overzicht kan voor de andere steden worden gemaakt.In Brugge is er geen enkele culturele instelling van een andere overheid, tenminste als we hetRijksarchief buiten beschouwing laten. Schuchter komt de Provincie zich vestigen in de stad(Tolhuis). Dit is voor Brugge een onmiskenbare handicap.

6.1. Analyse van de financiële middelenAlgemeenDe cijfergegevens zijn gebaseerd op de begrotingsrekening van 1997.Brugge gaf in 1997 673 miljoen uit aan cultuur64. De ontvangsten bedroegen 169 miljoen. Hetnettosaldo bedroeg dus 503 miljoen.De uitgaven voor cultuur vertegenwoordigen 11,0% van de totale stedelijke uitgaven.Dit is 5.824 fr. per inwoner. Als we alleen het nettosaldo beschouwen komt dit neer op 4.317 fr.

Van 1994 naar 1997We vergeleken 1994 met 1997. De uitgaven voor cultuur stegen van 590 naar 673 miljoen.Omgerekend in frank per inwoner betekent een stijging van 5.058 fr. naar 5.824 fr. of een groeimet 15%.Ter vergelijking: de totale uitgaven van de stad Brugge stegen in dezelfde periode van 40.706 fr.naar 52.505 fr. Dat is een groei met 29%. De uitgaven voor cultuur stegen dus minder snel dande algemene uitgaven van de stad.

De totale uitgaven voor cultuur stegen tussen 1994 en 1997 met 14%.De sterke stijging van de uitgaven voor de schouwburg (van 57 naar 84,4 miljoen, een stijging met47,9%) is hoofdzakelijk het gevolg van de evolutie van 'schouwburg' naar 'cultuurcentrum'. Deerkenning heeft een hergroepering van infrastructuren tot gevolg gehad. Het Cultuurcentrumheeft een sterke groei gekend, zowel op het vlak van programmering als personeelsbezetting.Ook de ontvangsten zijn toegenomen.De uitgaven van de andere stedelijke culturele instellingen zijn bijna allemaal gestegen:- dienst voor cultuur: +23,5%- musea: + 9,2%- monumentenzorg: + 7,2%- archief: +40,6%- bibliotheek: + 6,8%.

64 Onder ‘cultuur verstaan we hier niet de totale uitgaven en ontvangsten van de functies 789 (76-77-78, Jeugd, Volksontwikkeling, Kunst) en767 (Openbare bibliotheekwerking).. Omdat de code 789 ook groenvoorziening, jeugdwerk, toerisme en sport bevat , hebben we cijfersverfijnd. We hebben ons beperkt tot de strikt culturele zaken. Dat zijn de codes:762 (Dienst voor Cultuur), 771 (Musea), 772(Schouwburgen e.d.), 773 (Beschermde gebouwen), 775 (Tentoonstellingen), 778 (Archief) en 767 (Openbare bibliotheken).

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN78

DeficitAls we het deficit 1997 (nettosaldo) van 503 miljoen verdelen over de verschillende diensten,stellen we vast dat de musea verantwoordelijk zijn voor 28,9% van het deficit van cultuur (145,9miljoen), de openbare bibliotheek voor 20,6% (103,9 miljoen), de restauraties enonderhoudskosten van beschermde gebouwen voor 22% (111 miljoen), de dienst voor cultuurvoor 13,5% (68,1 miljoen), het Cultuurcentrum voor 11,6% (58,6 miljoen), en het archief voor 3,3%(16,4 miljoen).

Brugge en andere stedenWe maakten ook een vergelijking tussen Brugge en de andere Vlaamse centrumsteden.

Tabel 1: percentage van de uitgaven voor cultuur t.o.v. de totale uitgaven, en uitgaven voorcultuur in frank per inwoner (1994)Gemeente % uitgaven cultuur

t.o.v. totale uitgaven

uitgaven cultuur in fr.

per inwoner

Oostende 3,2% 1.325 BFRoeselare 4,3% 1.489 BFMechelen 4,6% 1.848 BFGenk 5,7% 2.259 BFAalst 6,8% 2.526 BFSint-Niklaas 7,1% 2.663 BFHasselt 7,2% 2.732 BFLeuven 7,6% 2.796 BFKortrijk 10,7% 3.687 BFBrugge 11,0% 5.058 BFTurnhout 11,5% 4.678 BFGemiddelde 7,3% 2.785 BF

Deficits voor cultuur in 1997Dienst voor Cultuur

13,5%

Musea, tentoonstellingen,

beeldende kunsten28,9%

Schouwburgen e.d.11,6%

Beschermde gebouwen

22,0%

Archief3,3%

Openbare bibliotheken

20,6%

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 79

Tabel 2: centrumsteden, gewone uitgaven van de codes 767 en 789, in frank per inwoner en inprocent t.o.v. de totale uitgaven (1997).65

Gemeente Art 767 Art 789 Totaal inwoners in frank /

inwoner

totale uitgaven

eigen dienstjaar

% v. totale

uitgaven

Oostende 54.094.306 337.336.886 391.431.192 68.641 5.703 3.696.780.539 10,59%Mechelen 70.335.062 370.241.161 440.576.223 75.288 5.852 3.838.371.166 11,48%Aalst 75.793.401 311.943.529 387.736.930 76.200 5.088 3.030.206.433 12,80%Genk 54.361.103 296.481.544 350.842.647 62.399 5.623 2.364.048.007 14,84%Roeselare 45.608.670 243.688.563 289.297.233 53.821 5.375 1.765.796.441 16,38%Leuven 108.373.475 532.008.547 640.382.022 87.789 7.295 3.782.767.874 16,93%Hasselt 40.557.268 436.592.826 477.150.094 67.475 7.072 2.765.399.085 17,25%Sint-Niklaas 74.735.439 382.336.803 457.072.242 68.050 6.717 2.576.904.489 17,74%Turnhout 54.682.638 261.412.981 316.095.619 38.464 8.218 1.624.361.481 19,46%Brugge 147.654.526 940.168.984 1.087.823.51

0115.815 9.393 5.294.519.070 20,55%

Kortrijk 97.683.565 535.715.319 633.398.975 76.454 8.285 2.758.833.123 22,96%Gemiddelde 74.898.140 422.538.831 497.436.972 71.854 6.923 3.045.276.155 16,33%

Uit deze tabellen kunnen we afleiden dat Brugge vrij behoorlijke financiële inspanningen levert. Destad besteedt 11% van de stedelijke financiën aan cultuur (sensu stricto) . Het gemiddelde van deVlaamse centrumsteden bedraagt 7,3%.Als we het totaal van codes 789 en 767 in ogenschouw nemen, zien we dat het gemiddelde16,33% bedraagt, voor Brugge is dat 20,55%. Beide tabellen geven eenzelfde tendens aan.

Let wel, Gent en Antwerpen ontbreken in deze tabellen. Uit andere studies66 weten we dat zij(procentueel, en in frank per inwoner) iets lagere uitgaven voor cultuur hebben dan Kortrijk,Leuven, Hasselt en Brugge.

Uitgaven volgens kostensoortHieronder gaan we verder met de ‘culturele’ uitgaven (sensu stricto).De personeelskosten nemen het hoogste percentage van de kosten in, nl. 56% van de totaleculturele uitgaven. De schulduitgaven (aflossingen en interesten op eerder aangegane leningen)vertegenwoordigen 24,1%, de werkingskosten 18%, de overdrachten (subsidies) 1,9%.

65 Deze exacte cijfers van de rekening hebben in tegenstelling tot de voorgaande tabel betrekking op de totalen van de uitgaven van deeindtabelcodes 789 (Jeugd, Volksontwikkeling, Kunst) en 767 (Openbaar Bibliiotheekwerk), dus niet strictu sensu ‘culturele uitgaven’, maarook uitgaven voor groen, jeugdwerk, sport, toerisme … De beperking tot de strikt ‘culturele’ posten is slechts mogelijk na diepgaandeanalyse die manueel moet gebeuren. Dit kon binnen de huidige opdracht niet gebeuren.66 SERV e.a.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN80

Als we deze ‘kostensoorten’ per stedelijke culturele sector bekijken, bemerken we groteverschillen.

Tabel 3: gewone uitgaven 1997 voor cultuurGewone uitgaven Personeel Werkingskosten Overdrachten Schuld

762 Dienst voor Cultuur 49,9% 8,3% 8,4% 33,4%771-774-775 Musea, tentoonstellingen, beeldende

kunsten

68,5% 19,8% 1,8% 9,9%

772 Schouwburgen e.d. 41,5% 45,5% 2,8% 10,2%773 Beschermde gebouwen (1) 34,4% 2,0% 0,0% 63,6%778 Archief 84,3% 6,8% 0,2% 8,8%767 Openbare bibliotheken 61,5% 18,2% 0,0% 20,2%

56,0% 18,0% 1,9% 24,1%

De personeelskost is het grootst bij de musea (68%) en het archief (84%), en het laagst bij desector monumentenzorg (34%) en het Cultuurcentrum (41%). Het omgekeerde doet zich voor bijde werkingskosten (verwarming, verlichting, maar ook programmeringskosten en administratie). Diezijn het hoogst bij het Cultuurcentrum (45%). Verder valt op dat de aflossing van schuld (eninteresten) zeer hoog is bij monumentenzorg (63,6%) en laag bij de musea (9,9%). Het betreftvooral aflossingen van leningen voor infrastructuur.

SubsidiesDe overdrachten bedragen in totaal 14,7 miljoen. Dit is 1,9% van de cultuurbegroting (sensustricto).Subsidies worden meestal bij reglement gegeven. Verder zijn er een aantal nominatimsubsidiesopgenomen (op naam vermeld in de begroting). De belangrijkste ‘genieters’ zijn De DerdeFilm/Drie Kontinenten (250.000), De Werf (550.000), Cactus (250.000), Exit (360.000), VriendenStedelijke Musea (3.000.000, promotie Memling Pourbus), het OCMW (2.500.000 terugbetalingvan twee lonen voor OCMW-personeel dat meewerkte aan de tentoonstelling’Memling totPourbus’), Collegium Instrumentale Brugensis (250.000), het Ballet van Vlaanderen (200.000),Het Festival van Vlaanderen (1.250.000), Brugges Festival (550.000) en Musica Flandrica

Uitgaven volgens kostensoort in 1997

personeel56,0%

werkingskosten18,0%

overdrachten1,9%

schuld24,1%

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 81

(200.000). In de bijlagen zijn gedetailleerdere cijfers opgenomen, evenals een vergelijking met1994.De professionele culturele organisaties van Brugge zijn gesubsidieerd door de VlaamseGemeenschap (Podiumkunstendecreet, Muziekdecreet enz.) en ontvangen het grootste deel vanhun middelen van dit overheidsniveau.

Vergelijking met toerisme, jeugdwerk en kunstonderwijsHierna volgen, ter vergelijking, de uitgaven en ontvangsten voor toerisme, jeugdwerk enkunstonderwijs.De deficits (de nettokosten ten laste van de stad Brugge) bedragen voor:- jeugdwerk: 25,6 miljoen- toerisme: 68,3 miljoen- kunstonderwijs: 36,3 miljoenIn het kader van het jeugdwerkbeleidsplan ontvangt de stad Brugge een subsidie van 11 miljoenvanwege de Vlaamse Gemeenschap.Het kunstonderwijs bevat zowel het deeltijds (academie beeldende kunst enmuziekconservatorium) als het voltijds kunstonderwijs. De loonkosten (154,3 miljoen) vallen voorhet overgrote deel ten laste van de Vlaamse Gemeenschap, die ze onder de vorm van subsidies(140,4) terugbetaalt aan de stad Brugge.Als we de vergelijking maken met de culturele sectoren, stellen we vast dat het deficit van toerisme(68,3 miljoen) van dezelfde orde is als dat van de dienst voor Cultuur. Het totale deficit voor alleculturele sectoren bedraagt 503,9 miljoen.

6.2. De financiële mogelijkheden van Bruggea. De stadsfinanciënIs het ‘ambitieuze’ culturele project dat in dit rapport wordt geschetst, haalbaar voor Brugge?Los van de vraag of de politieke wil aanwezig is – ze doorkruist de haalbaarheid – moeten we ertoch even bij stilstaan.We gaan in op vier markante aspecten.1. Onder de huidige schepen van Financiën heeft de stad consequent de ‘Van den Broele’-normaangehouden ofte de schuldenlast geplafonneerd. Met andere woorden: jaarlijks niet méér lenendan er aan leningen werd afbetaald. Dat is een gezond uitgangspunt, dat vruchten afwerpt.2. Nu komt er mogelijks budgettaire ruimte vrij voor prioritaire investeringen via leningen, dank zijeen koppeling van de volgende elementen:- de dubbele Dexia-operatie67;- de daling van de negatieve gevolgen van de schuldherschikking van 1985 vanaf het jaar

200268;- andere mogelijkheden69: de mogelijke Viseur-correctie; verkoop van Dexia-aandelen …

67 In de jaarrekening 1997 van de stad Brugge staat vermeld dat de cashflow van de stad is gestegen van 687 miljoen in 1995 tot bijna 1,3miljard in 1997. “De krachtige groei van de cashflow heeft een uitzonderlijk karakter wegens de twee opeenvolgende opbrengsten uit deverkoop van Dexia-aandelen (…) Uiteraard laat deze hoge cashflow toe de stadsschuld te verminderen en veel meer te autofinancieren.Hetgeen overigens is gebeurd.” Er werd voor 297 miljoen leningen vervroegd afgelost en voor 191 miljoen nieuwe investeringen uit dezemiddelen geput zonder nieuwe leningen aan te gaan.In dezelfde jaarrekening lezen we ook: “De stadsschuld is in 1997 afgenomen met circa 610 miljoen frank. De belangrijke daling van destadsschuld is te danken aan de dubbele Dexia-operatie, de zelffinanciering (…) en de vervroegde aflossing van leningen door middel vanverkoopopbrengst van onroerende goederen.”De stad heeft ervoor geopteerd om de opbrengsten van de Dexia-aandelen van het Gemeentekrediet niet nog in de huidige legislatuur op tesouperen, maar over verschillende jaren en bestuursperiodes te spreiden. Dat betekent dat er bijvoorbeeld voor de volgende legislatuur(2001-2006) toch respectievelijk 38, 37, 30, 26, 21 en 20 miljoen frank extra-ruimte komt, in totaal dus 172 miljoen.68 Vanaf het jaar 2002 zullen de negatieve gevolgen van de schuldherschikking die in 1985 werd doorgevoerd duidelijk naar beneden gaan.In 2001 is het negatief gevolg van die schuldherschikking nog 102 miljoen frank, maar dan daalt dat bedrag naar 98, 80, 58, 44 en 41 miljoenfrank, samen toch nog 423 miljoen. In de legislatuur die daarop volgt daalt dat al respectievelijk tot 34, 25, 19, 14, 7 en 1 miljoen, samen 100miljoen frank.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN82

- de lage intreststand70.3. Er mag ook gewezen worden op het feit dat er binnen het beleid nog mogelijkheden bleken –ook in de afgelopen jaren – om prioriteiten te stellen en zaken te herschikken.

b. Het GemeentefondsBrugge heeft een duidelijke pilootfunctie voor het toerisme en de cultuurspreiding en–conservering in West-Vlaanderen. Daarom zal dit rapport ook op dit niveau in de komende jarenbelangrijke consequenties hebben. Meer zelfs: voor veel buitenlandse gasten vormt Brugge hetgezicht van Vlaanderen naar buiten uit. Ook op Vlaams niveau moet er dus voldoende aandachtzijn om deze Europese of internationale ambitie waar te maken.

Als we het over de Vlaamse kunststeden hebben, dan zijn Antwerpen, Gent en Bruggeonmiskenbaar de boegbeelden. Maar de verdeling van de gelden van het Gemeentefonds voordie steden is wel erg ongelijk. Antwerpen met 453.000 inwoners kreeg in 1997 11,6 miljard frank,Gent met 225.000 inwoners kreeg 6,4 miljard en Brugge met 115.500 inwoners amper 1,5 miljardfrank.

De verdeling van de gelden van het Gemeentefonds is gebaseerd op een verdeelsleutel die in1991ingevoerd werd.

Bij die verdeling ging men ervan uit – en dat is correct – dat de grote steden meer moeten krijgendan de kleinere gemeenten, omdat ze meer centrumfuncties vervullen. Men kwam dus eigenlijk totdrie categorieën, namelijk gemeenten met meer dan 150.000 inwoners, gemeenten met 50.000tot 150.000 inwoners en gemeenten met minder dan 50.000 inwoners.In de eerste categorie – van gemeenten met meer dan 150.000 inwoners – hebben we inVlaanderen alleen Gent en Antwerpen. Ze krijgen samen 42.9 % van het Gemeentefonds.In de tweede categorie – de gemeenten met 50.000 tot 150.000 inwoners Brugge, Kortrijk,Oostende, Leuven, Mechelen, Hasselt, Roeselare, Aalst, Sint-Niklaas en Genk. Zij krijgen samen15.55 %. De gemeenten tussen 100.000 en 150.000 inwoners krijgen bijkomend 0,2%, in casualleen Brugge.De derde categorie, de gemeenten met minder dan 50.000 inwoners, krijgen samen 41.35 %.

In vergelijking met de andere goed uitgeruste regionale steden is de situatie van Brugge dus nietslecht, maar toch blijven er drie vragen:1. Als men Brugge op het niveau van Antwerpen en Gent als boegbeeld van de Vlaamse

kunststeden wil uitspelen, en als men iets wil doen aan het gezicht van Vlaanderen naarbuiten uit, moet men daar dan ook op Vlaams niveau geen financiële consequenties uittrekken? Antwerpen krijgt 25.701 fr. per inwoner, Gent 28.410 fr. per inwoner en Brugge12.761 fr. per inwoner.

2. Als men Brugge niet wil isoleren van de andere Vlaamse goed uitgeruste regionale stedendie zich tot een stadsgewest ontwikkeld hebben, dan blijft de vraag of de Vlaamse stedenmet meer dan 50.000 inwoners wel voldoende krijgen in vergelijking met de twee grote

69 Een ambtenaar van Financiën berekende dat er door het systeem van manuele inningen een groot volume ‘openstaande rechten’ isopgebouwd. Dit zijn ingekohierde belastingsontvangsten die nog moeten worden doorgestort aan de gemeenten. Eind oktober 1998bedroegen die rechten , voor alle gemeenten samen, 13,2 miljard frank. Voor Brugge is dat precies 286.807.985 frank. In normaleomstandigheden zal Brugge daarvan in de loop van 1999 20% ontvangen, een bedrag dat normaal ook in begroting is voorzien. Gezien deinning steeds minder gebeurt volgens het manuele systeem zal dit volume openstaande rechten verder dalen tot het automatisch uitdooft.De cruciale vraag is of de Staat de openstaande rechten sneller zal betalen aan de gemeenten dan door deze automatische uitdoving. Erwordt ook steeds meer gepleit om de 3% administratiekosten die de Staat aanrekent, voor de vereffening van deze rechten te laten valllen.Wellicht zal dit Brugge een aanzienlijk bedrag niet-verwachte ontvangsten opleveren. Momenteel worden de precieze implicaties eneventuele regularisaties en modaliteiten onderzocht.Verder is het nog de vraag of er in de toekomst niet opnieuw Dexia-aandelen kunnen worden verkocht. Dit is momenteel niet toegelaten,maar er gaan steeds meer stemmen op die hiervoor pleiten.70 Twintig jaar geleden moest men op een bepaald ogenblik tegen meer dan 13 procent lenen, actueel schommelt de rentevoet rond de 4%.Anderzijds trekt de economie opnieuw wat aan zodat men kan aannemen dat de stad zelfs met een ongewijzigde personenbelasting van 7procent, toch elk jaar een beduidend hoger bedrag kan incasseren.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 83

Vlaamse steden Antwerpen en Gent. Is het bijvoorbeeld normaal dat Gent van hetGemeentefonds méér krijgt dan Brugge, Oostende, Kortrijk, Leuven, Mechelen en Hasseltsamen? Moet er geen herijking komen van de regeling voor de gemeenten die tevensVlaamse provinciehoofdsteden zijn?

3. Als men dan toch voor de twee grote Vlaamse steden een apart statuut wou toekennen, danis het niet normaal dat het kleinere Gent per inwoner méér krijgt dan het grotere AntwerpenAls Gent nu eens op hetzelfde niveau als Antwerpen zou genomen worden, dan leert eenvlugge vermenigvuldiging (225.000 inwoners x 2.700 frank) dat Gent per jaar 607,5 miljoenfrank minder zou krijgen.

Uit deze beperkte gegevens – die zeker nog een verder doorgedreven analyse behoeven –kunnen alvast enkele mogelijke opties voor een heroriëntering aangegeven worden:- een plafonnering van Gent op het Antwerpse niveau en een overheveling van het verschil

naar Brugge als derde boegbeeld van de Vlaamse kunststeden, voor een specifiekprogramma dat de bovenlokale ambitie van Brugge moet ondersteunen;

- een billijker verdeling voor de vijf Vlaamse provinciehoofdsteden die heel wat centrumfunctieste vervullen hebben: niet alleen Gent en Antwerpen, maar ook Brugge, Leuven en Hasselt.

DEEL II. EEN CULTUREEL PROJECT OP LANGE TERMIJN84

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 85

Deel III: Naar een duurzaam cultuurtoerisme

“Sedertdien weet ik het diepe water dat in Brugge de stedelingen intra muros scheidt vandie extra muros. Ik leer de diepe verdeeldheid kennen tussen het trotse, zwijgzamevolkje dat zich geestdriftig kluistert aan zijn constructie van het grootse cultuurverleden,en de nauwelijks daarin geïnteresseerde buiten- en voorstedelingen die zichverschansen in vriendelijke villaatjes, kneuterige flatjes en tuttige tuintjes van de Brugserand. Naar de stad gaat de randbewoner enkel als het moet. Brugge is er voor de echtestedelingen en, omdat er nu eenmaal verdiend moet worden, voor de toeristen. Gelukkigzijn die toeristen er, anders was Brugge onmogelijk provinciaal.” Fragment uit “Brugge is een constructie” van Frans Boenders

1. Theoretische beschouwing __________________________ Kan Brugge op zoek naar een duurzaam cultuurtoerisme? Dat is de centrale vraag die in dithoofdstuk voorligt. Wie blijft er het hele weekend thuis zitten? Wie brengt zijn vakantie thuis door? Zijngepensioneerden beroepstoeristen geworden? Kortom, we moeten er op uit, dingen beleven diede dagdagelijkse stress van onze schouders schudden. Toerisme gaat over het verkopen vandromen. De postmoderne toerist is op zoek naar bijzondere dingen, naar unieke ervaringen, naarauthenticiteit. Cultuur maakt dan ook in toenemende mate deel uit van het toeristisch aanbod71. Cultuurtoerismeverwijst in negen van de tien gevallen naar musea, monumenten, archeologische plekken,cultuurlandschappen, kortom naar de wereld van het culturele erfgoed. Het erfgoed is vanwegezijn grote toegankelijkheid ook makkelijk op te nemen in het programma van een dagje uit of eenkorte vakantie. Men kan er meestal dagelijks terecht en een reservering is meestal nietnoodzakelijk, zoals voor een concert of een theatervoorstelling. Mensen trekken er in hun vrije tijd ook steeds vaker op uit om recreatieve attracties of culturelebezienswaardigheden te bezoeken.Zo blijkt uit onderzoek72 dat het concertbezoek tussen 1983 en 1994 is gestegen met maar liefst169% en het museumbezoek met 42%.

De relatie tussen cultuur en toerisme is niet voor de hand liggend en complex73. Er was altijd aleen spanning tussen de culturele sector en de toeristische sector, en evenzeer tussen dewensen en behoeften van de verschillende bezoekerscategorieën. Deze zijn divers en gelaagd:van kunstminnaars tot dagjesmensen. Cultuur en toerisme zijn twee koningskinderen die uit zulke verschillende koninkrijken komen datze elkaar niet kunnen krijgen. Cultuur verwijt toerisme dat zij geen enkele affiniteit bezit met deinhoud van het terrein en er ook niets van begrijpt. Toerisme ziet cultuur als een afgesloten werelddie geen rekening wenst te houden met de specifieke vereisten van het toeristisch product. Er zijncultuurverschillen en die zullen wel altijd blijven. Maar we geraken geen stap verder door het teblijven benadrukken. Om de kloof te overbruggen is het zinvol de verhouding tussen cultuur en toerisme anders tebekijken dan voorheen: cultuur en toerisme zijn geen twee tegengestelde polen, maar verhouden

71 Gebaseerd op: Cultuurtoerisme, het verkopen van dromen, Riet de Leeuw, Museumvisie 1998, 2.72 Cultuurstudie nr. 3, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1998. 73 Gebaseerd op: Cultuur en toerisme: strategische alliantie of monsterverbond?, W. J. Munsters, Recreatie en Toerisme, november 1996,p. 19 e.v.

DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME86

zich als concentrische cirkels. De oppervlakte van de binnenste cirkel (de kern, hetbasiskapitaal) is cultuur. Daar rond bevindt zich een tweede cirkel. De oppervlakte tussen beideringen is toerisme. Toerisme kan dan slechts kwalitatief evolueren als ook de kern (hetcultuurproduct) van hoge kwaliteit is. Aantrekkelijkheid en toegankelijkheid betekenen in de praktijk: rekening houden met andere,bredere doelgroepen dan de gemiddelde museum- of monumentenbezoeker, daarin creatief zijn,zonder te ‘verdisneyen’; Cultuurtoerisme is dus enerzijds business, anderzijds biedt het een mogelijkheid om een ideaal teverwezenlijken. Het kan mensen niet alleen uit de dagelijkse stress halen, maar het kan ookdiezelfde mens een spiegel voorhouden, ter beleving van en reflectie op het verleden en hetheden. De synergetische noemer voor samenwerking tussen toerisme en cultuur is en blijft:vergroting van cultuurparticipatie. Het mag beklemtoond worden dat toerisme actief bijdraagt totde democratisering van de kunst en cultuur. Nog nooit konden zoveel mensen zoveel cultureleverworvenheden van de mensheid bezoeken en ervan genieten. In de literatuur worden verschillende facetten aangehaald. De meest geciteerde negatieve gevolgen van toeristisch bezoek zijn:- de materiële beschadiging van het culturele erfgoed door toeristen. Gelukkig is dit een

probleem waar Brugge niet direct mee geconfronteerd wordt, ook al omdat de bewaking en desociale controle afdoende zijn georganiseerd;

- de verloedering van de historische omgeving door de fysieke aanwezigheid van eentoeristenmassa; toeristen versperren de toegang tot woningen, gluren door de ramen,wandelen door privé-tuinen enz.

- de commercialisering van de cultuur is een andere doorn in het oog van de critici van hetcultuurtoerisme; de commerciële exploitatie van monumenten, musea, festivals en traditiesdoor een afstemming van het aanbod op de wensen en behoeften van de toerist verlaagtcultuur tot handelswaar. Souvenirs bijvoorbeeld zijn in feite vercommercialiseerde(kunst)ambachtelijke producten waarvan de uitvoering aangepast is aan de smaak van detoeristische consument.

Er zijn natuurlijk ook een aantal positieve gevolgen:- toerisme kan een belangrijke bijdrage leveren aan de instandhouding van het cultuurbezit. De

conservering en uitbreiding van museumcollecties worden (deels) gefinancierd door deverkoop van tickets, boeken, souvenirs, enz. Door een toeristische functie te geven aanhistorische gebouwen verwerft men inkomsten die geïnvesteerd kunnen worden in restauratieen onderhoud;

- toeristische belangstelling heeft ook geleid tot behoud en herleving van historische tradities enfeesten;

- de economische effecten. Om de kansen die cultuurtoerisme biedt te benutten en de bedreigingen tegen te gaan, kan menbeleidsmaatregelen van uiteenlopende aard nemen. In sommige plaatsen in het buitenland wordtdit frequent gedaan.- Bescherming: via bestemmingsplannen en verkeersmaatregelen worden toeristenstromen

beperkt of gekanaliseerd.- Spreiding: cultuur is een te kwetsbaar goed om hordes toeristen in een kort tijdsbestek te

kunnen verwerken. Spreiding in tijd en/of in ruimte is een adequaat middel ombezoekersstromen te sturen. Dit kan door middel van instrumenten van product-technische enpromotionele aard. Denk hierbij aan het limiteren van het aantal bezoekers dat tegelijk eenmuseum binnen mag, of aan het afleiden van bezoekers naar andere ‘attracties’ die viapromotie-instrumenten in de kijker worden gezet, of het tonen van replica’s in plaats van deauthentieke kunstwerken (alleen als het echt niet anders kan), het gebruik vandriedimensionale technieken (virtuele realiteit). Het uitzetten van alternatieve routes is een

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 87

ander middel: in historische steden concentreert de toeristische belangstelling zich op diestadsgezichten en attracties die als een ‘must’ worden ervaren terwijl minder bekende sitesnauwelijks worden bezocht. Precies die laatste promotioneel in de aandacht brengen kan dedruk op de andere bezienswaardigheden verlichten.

- Voorlichting: toerisme biedt de uitgelezen kans om de culturele belangstelling van het grotepubliek te stimuleren en daarmee het draagvlak voor het cultuurbehoud te vergroten. Zo ismen in verschillende landen overgegaan tot de inrichting van (cultuurhistorische)bezoekerscentra.Ook het voorlichten van de toerist – voor hij of zij naar hun reisbestemming vertrekken – draagtsterk bij tot de kwaliteit van het bezoek. Toerisme doet ook schrijven en beschrijven en - ook inpositieve zin - ontsluiten. Eenmaal de clichés voorbij kunnen kwalitatieve toeristischepublicaties een belangrijke bijdrage leveren aan het toegankelijk worden. Cultuurtoerisme isdus niet nivellerend.

Er kan dus een symbiose zijn tussen cultuur en toerisme, als zij steunt op de beginselen van eenduurzaam toerisme. Het komt er op aan te zoeken naar een evenwicht tussen de verschillendekrachten in het spanningsveld. De doelstellingen van duurzaam cultuurtoerisme zijn:- minimaliseren van de aantasting van de cultuur;- optimaliseren van de belevingswaarde voor de toeristen;- optimaliseren van het lange termijnrendement voor het toeristisch bedrijfsleven.Het realiseren van deze strategische doelstellingen betekent dat de belangen van alle betrokkenpartijen op de lange termijn zijn gewaarborgd. Vaak wordt duurzaam toerisme afgedaan als eenutopie, maar het is bewezen dat het een haalbare kaart is.

De eerste en de derde doelstelling behoeven geen commentaar. De tweede wel. De‘belevingswaarde’ is m.i. nauw verbonden met het toekennen van een ‘betekenis’ of meerderebetekenissen. Theaterbezoek of het bijwonen van een concert is altijd een beleving voor detoeschouwer. Hij kent aan de voorstelling een betekenis toe, ondergaat een emotionele ofintellectuele ervaring. Bij het bezoek aan een stad, een monument of een museum ligt dat alminder voor de hand. De stadsbezoeker kan de stad heel oppervlakkig beleven of ondergaan,maar hij kan die stad ook doorgronden of ten minste proberen te begrijpen en te beleven. Eenstad - hetzelfde geldt voor een afzonderlijk monument - heeft trouwens vele betekenissen: er zijnnaast de actuele betekenis ook de vele betekenissen van het verleden, bepaald doorverschillende functies die de gebouwen hebben gehad.

Een punt waar we moeten bij stilstaan is de problematiek van dagjestoerisme versusverblijfstoerisme. In de meeste discussies wordt kwalitatief cultuurtoerisme meestal gelijkgesteldmet verblijfstoerisme, oppervlakkig toerisme met dagtoerisme. Dat is een foute denkwijze. Zoweldag- als verblijfstoerisme kunnen immers bijzonder oppervlakkig zijn. Daartegenover staat dat dedagjestoerist die 40 km ver woont en speciaal naar Brugge komt om musea te bezoeken,bezwaarlijk als oppervlakkige toerist kan worden afgeschilderd. Het bevorderen van hetverblijfstoerisme dient voornamelijk een economisch doel. Verblijfstoeristen hebben in principe welde mogelijkheid om de stad diepgaander te leren kennen en een meer cultureel gericht bezoek teondernemen.In dit opzicht is een pleidooi voor sociaal toerisme, of voor het logeren bij gastgezinnen evenzeerop zijn plaats. De bezettingsgraad van de Brugse hotels is nu al zeer hoog – wat de logiesprijzenin de hoogte duwt – zodat sociale vormen van toerisme in de verdrukking dreigen te geraken. Debestaande en vooral op jongeren gerichte verblijfsmogelijkheden hebben bewezen dat hiergroeimogelijkheden aanwezig zijn.

De Nederlandse overheid schetste vorig jaar in de nota ‘Recreatieschets 2020’ vier scenario’s voorde toekomst. In twee van deze scenario’s – het consumptiescenario en het werkscenario – speeltcultuur nauwelijks een rol, in tegenstelling tot o.a. pretparken en stranden. In de twee andere

DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME88

scenario’s, het brave en het spirituele scenario, heeft cultuur wel een plaats. Het brave scenarioheeft veel aandacht voor bescherming van erfgoed, natuurgebieden e.d. Het spirituele scenariobiedt ruimte voor creativiteit. Hier ligt de nadruk op authenticiteit, natuurlijkheid en cultuurhistorie.Hier is belevingswaarde een zeer belangrijk begrip. Dit scenario sluit goed aan op het scenario‘levende en levendige cultuurstad’ dat we eerder zelf schetsten.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 89

“De hotelverantwoordelijke die nieuwsgierig informeerde naar het doel van mijnaanwezigheid praatte zijn neus voorbij, door me de conclusie van een aantalvoorgangers mee te delen: Brugge is kitsch. Dit illustreert goed de definitie die ik ookheb van kitsch. Voor mij is kitsch niet de wansmaak, of de niet-kunst, maar het teveelvan het goede. Brugge is te schoon. Of liever, er is teveel van hetzelfde soortschoonheid. Een gerecht dat te zoet is, lokt te veel vliegen aan. Zwermen toeristenworden geleid door een parapluutje om niet verloren te lopen en toch met duizend foto’sterug in Japan te geraken. In Brugge is er een schrijnend gebrek aan actuele kunst. Denoeste pogingen van het Groeningemuseum om de moderne collectie uit te breiden, zijnuitzonderingen die de regel, ‘Ode aan het Oude’, enkel pijnlijk bevestigen. Er moet meeractualiteit naar Brugge geïmporteerd worden. De verzanding van het Zwin mag hier geenexcuus zijn. ‘Brugge 2002’ kan dat oplossen. De handelaars hoeven niet bang te zijn,ook de hedendaagse kunst heeft ondertussen haar cultuurtoeristen.”Fragment uit “Via Ezels- of Hellepoort naar Brugge? Een cultuurtoeristische reflectie” vanWillem Elias

2. Het geval Brugge___________________________________Over het feitelijk profiel van de bezoekers van Brugge weten we nog te weinig, ook al zorgde hetonderzoek van Paul Boerjan en het WES74 naar de ‘omvang, karakteristieken en economischbelang van het dag- en verblijftoerisme in Brugge’ uit 1992 toch al voor verhelderende inzichten.Zo weten we nu dat sedert 1980 zowel het verblijfs- als het dagtoerisme in Brugge in omvangquasi verdubbeld is: van grosso modo 500.000 toeristen voor de vorming van Groot-Brugge in1971 naar 1.6 miljoen in 1985 tot bijna 3 miljoen vandaag.Echter, van de 2.1 miljoen dagjestoeristen die in 1991 Brugge aandeden kwam ruim de helft –1.118.000 in het tussenseizoen en toch ook nog 16.3 % ofte 354.000 tijdens de winterperiode.Dat springt minder in het oog dan de 702.400 dagjestoeristen die zich tijdens de maanden juli enaugustus door het ei van Brugge moeten wringen. En het geeft tegelijk aan dat er ook voor eenculturele programmering buiten het toeristisch topseizoen nog ruimte moet zijn.Nog relevante toeristische gegevens: de dagtoerist besteedt gemiddeld 1.004 frank, deverblijfstoerist meer dan 3.000 frank. De 540.000 verblijfstoeristen in Brugge waren in 1992 danook goed voor een omzet van meer dan 3 miljard, de meer dan 2 miljoen dagjestoeristen ‘slechts’voor 2.2 miljard. Zes op tien frank gerealiseerde omzet in Brugge is afkomstig van individuelevakantiegangers – dus niet van groepsreizigers - terwijl 3 op de 10 bezoekers repeat-visitors zijn,die al eens in Brugge waren maar graag terugkomen. Op zich – en afzonderlijk beschouwd –zeggen deze gegevens misschien niet zoveel, maar samen genomen geven ze toch ook eenstevige economische onderbouw en een maatschappelijk draagvlak voor een ambitieuzecultuurpolitiek in Brugge.

We gaan even in op een onderzoek van Prof. M. Jansen-Verbeke75 over Brugge. De resultatenvan haar studie over Brugge zijn trouwens representatief voor vele historische steden waar dedruk door het toerisme verhoogt en waar de noodzaak aanwezig is voor een beleid van‘développement soutenable’. De kern van het toeristisch product bestaat volgens haar uithistorische gebouwen, musea, pittoreske bestemmingen en een historische morfologie. Hetruimtelijk schema komt grotendeels overeen met de ruimte die de toeristen gebruiken. In dieruimte zien we het toerisme groeien via de inplanting van secundaire elementen van hettoeristisch product: souvenirshops, restaurants en cafés, terrassen, hotels, parkeerplaatsen,winkelstraten. Daar moet nog aan worden toegevoegd dat de toeristen zeer manifest en zichtbaarde publieke ruimte bezetten: langs bewegwijzerde parcours, via circuits van koetsen, rondrittendoor minibussen, boottochtjes op de reien, allemaal toevoegingen aan het dagelijkse verkeer. In

74 Omvang, karakteristieken en economisch belang van het dag- en verblijftoerisme in Brugge, WES, 1992.75 Le tourisme culturel dans les villes historiques, Révitalisation urbaine et capacité de charge: le cas de Bruges, Myriam Jansen-Verbeke,in ‘Le tourisme et la Ville: expériences européennes’, Georges Cazes et Françoise Potier, L’Harmattan, 1998.

DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME90

die ruimte – in Brugge de driehoek’t Zand, Minnewater, Burg – is de saturatie op een kritiek niveau gekomen.Die evolutie hangt af van een combinatie van exogene en endogene factoren. De exogenefactoren hebben de lokale autoriteiten niet in de hand: macro-economische tendensen, degrotere mobiliteit, de drang naar nieuwe reisbestemmingen, de groeiende concurrentie tussen dekunststeden op de markt van de korte vakanties. De endogene factoren kunnen door de lokaleverantwoordelijken wel worden beïnvloed. Hun optreden hangt in grote mate af van de wijzewaarop het toerisme als een probleem wordt ervaren en van de noodzaak van politiekeinterventies.De gecumuleerde effecten van de dagdagelijkse problemen – parkeerproblemen, wandelstrokendie overbevolkt zijn, hoge prijzen in de detailhandel, het binnendringen van toeristen in het privé-domein, een gevoel van overbevolking – leiden tot een zekere vijandigheid van de Brugsegemeenschap jegens het toerisme.De politiek is dan wel verplicht hier prioritaire aandacht aan te besteden en maatregelen tenemen, voor zover dat mogelijk is. Brugge houdt touringcars weg uit het centrum, heeft eencirculatieplan ingevoerd dat autoverkeer door de binnenstad ontmoedigt, heeft een hotelstopingevoerd, maar kan weinig doen aan de stijging van de prijzen van huizen, de toename vansouvenirwinkels, kantwinkels en chocolaterieën, de toename van het aantal restaurants, de vraagnaar tweede verblijven allemaal ten koste van het aantal woongelegenheden in de binnenstad.

Natuurlijk is de houding jegens het toerisme niet bij iedereen en niet in dezelfde mate negatief.Het toerisme is vitaal voor de economie, en wordt ook beschouwd als een positieve bijdrage aande ambiance van de stad. Die economische factor kan niet worden genegeerd. Heel wat mensenverdienen hun brood in de sector en het toerisme brengt ook heel wat zaad in het financiële bakjevan de overheid. Dat wordt door iedereen erkend, maar staat onder druk door de dagelijkseervaring van toeristische overdruk.

Daarmee komen we tot de kern van het Brugs probleem: de spanning tussen het toerisme en deleefbaarheid van de binnenstad. Kan of mag Brugge evolueren naar een openluchtmuseumwaarvan de toerist verwacht dat de inwoners een ‘rol’ spelen die past in het beeld van eenmiddeleeuws Brugge, alsof ze deel uitmaken van een ‘toeristische scène’? Natuurlijk niet. Wantlos van de vraag of de stad daardoor nog meer toeristen zou aantrekken, zou tegelijk deauthenticiteit van Brugge vernield worden. Een stad zonder bewoners is geen stad, maar eenbetekenisloze herinnering, een mythe die verwijst naar een geromantiseerd verleden. Eenaantrekkelijke stad, is een stad waar geleefd wordt, een bruisende en levende stad. Immers, eenstad kan maar een stad zijn als het in eerste instantie een plek is waar mensen leven, wonen,werken, slapen, eten, drinken, spelen en vrijen. Dat is essentieel om van ‘authenticiteit’ te kunnenspreken. Waarom zijn Gent en Brussel voor zo velen zo aantrekkelijk? Omdat het schone stedenzijn met mooie musea, of omdat er leuke kroegen zijn in buurten die getuigen van een verganeglorie, omdat er een waaier aan culturen van over de hele wereld aanwezig is waar we even vankunnen proeven, omdat we er gelijkgestemden en vijanden ontmoeten? Het antwoord iseenvoudig: omdat er geleefd wordt in de stad. Brugge krijgt door de aard van het toerismeonvoldoende kansen om zich aan te passen aan de dynamiek van het postmoderne tijdperk.Daarom is er ook een ontstellend gebrek aan kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur, aanactuele kunst, aan straatcultuur, aan hedendaagse dans, aan hiphop en heavy metal … InBrugge zijn de grootste problemen niet de files, de prostitutie, de drugshandel en destraatcriminaliteit, maar wel het ‘gerikketik’ van paardenhoeven, de hinder veroorzaakt door hunuitwerpselen, de gezondheid van de zwanen, het nachtlawaai veroorzaakt door een zeldzamejeugdfuif. Natuurlijk lijkt deze frase op een parodie, maar de kerngedachte is juist. Brugge is eenbrave en veilige stad, maar niet echt de uitdagende stad van morgen.Het oppervlakkig en vluchtig toerisme dreigt de toekomst op het achterplan te drukken, en de stadte reduceren tot een versteende en geromantiseerde herinnering aan het verleden. Dat is hetechte gevaar voor Brugge: een schijnbare groei door een toename van de toeristen, maar parallel

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 91

een neergang op vele andere terreinen. Brugge mag niet opnieuw ‘Bruges-la-morte’ worden, alzal de betekenis er één zijn van een dode stad, ondanks het feit dat zij overvol is.

DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME92

3. Toerisme en leefbaarheid ____________________________

Brugge is geprangd tussen leefbaarheid en toeristische ontwikkeling. We hebben het over tweeuitersten op een continuüm: leefbaarheid als absolute prioriteit versus ‘musealisering’ alsbedreiging. We weten overigens niet of het woord ‘musealisering’ een correct Nederlands woordis, maar we vinden er geen beter.De binnenstad wordt geconfronteerd met een fenomeen van ‘reductie’ van culturele kwaliteiten.Brugge levert een schitterend decor met prachtige gevels, een plek vol romantiek, gezellig ensfeervol. Dit kernproduct is voorwerp van een toeristisch-commerciële exploitatie. Het levert publiekdat koopt, eet en drinkt en slaapt en alles daartussen.Daartegenover staat de leefbaarheid van de stad voor de bewoners. Het is een cruciaalprobleem. In de bloeiperiode van Brugge (van de dertiende tot de vijftiende eeuw) woonden erintra muros 40.000 tot 45.000 mensen76. In 1980 waren dat er nog 23.500. Midden de jarenzeventig probeerde een voor Vlaanderen grensverleggend structuurplan de tendens om tebuigen. Maar de neerwaartse spiraal is sindsdien nog verder naar beneden gegaan. Vandaag teltde Brugse binnenstad 20.278 bewoners. De dalende trend zet zich door met zowat 100eenheden per jaar. Maar, het aantal bewoonde adressen daalt niet verder. Dat heeft dan weer temaken met maatschappelijke en demografische evoluties: denataliteit, meereenpersoonsgezinnen, vergrijzingen etc.De 20.000 inwoners staan tegenover 3 miljoen toeristen per jaar, tegen 800.000hotelovernachtingen.Maar, het toerisme is een fundamentele pijler van de Brugse stedelijke economie. Het toerismestaat voor 3% van de Brugse tewerkstelling, uiteraard te vermeerderen met de indirectetewerkstelling. Samen is dit om en bij de 6.200 personen.

Brugge heeft gekozen voor een toeristisch concentratiemodel, overigens een organischgegroeide situatie. Dit werd enkele jaren geleden middels een synthesenota77 bij het structuurplanBrugge nog bevestigd. In dit model maakt de dagjestoerist enkel kennis met een relatief klein deelvan de binnenstad, met name de driehoek Minnewater - ‘t Zand - Markt. Dit is de hardetoeristische kernzone, bestaande uit de cultuur- en kijkas tussen Begijnhof, Dijver, Markt en Burg.Daarnaast is er het centraal shoppinggebied tussen Smedenpoort, ‘t Zand en Markt. In hetconcentratiemodel worden parameters aangegeven waarbinnen nog enkel toeristischevoorzieningen kunnen ingeplant worden. Buiten deze zone wordt de toeristische infrastructuurafgeremd.Die keuze voor het concentratiemodel heeft als consequentie dat de totale capaciteit voor hetopvangen en begeleiden van toeristen vrij klein is, waardoor de druk op bepaalde delen van destad en de bezienswaardigheden groot, vaak te groot wordt. Men leert Brugge niet ‘echt’ kennenmaar alleen een aantal historische bezienswaardigheden hierbinnen. In piekperiodes is decapaciteit te beperkt waardoor er een zodanige drukte (en hierdoor irritatie) ontstaat die afbreukdoet aan de beleving van de stad. In deze driehoek wonen nog zeer weinig mensen.Een alternatief spreidingsmodel houdt echter nog grotere risico’s in: wildgroei van horeca enhotels, het gevaar van een te grote toeristische druk op monofunctionele woonbuurten, waardoorde buurtbewoners zich bedreigd voelen in hun woonmilieu.Wellicht is het concentratiemodel de beste keuze, maar het is een ongenuanceerde keuze. Het iseen eenzijdige benadering van de ruimte, de oppervlakte. Het schenkt onvoldoende aandachtaan culturele inhouden, het zegt weinig over de gedragspatronen en interessesferen vanbezoekers en toeristen, over een mogelijke bijsturing van het toeristisch product ‘Brugge’. Dezebenadering heeft het in haar taalgebruik over de ‘kijkas’ en over de ‘dagtoerist’. Helaas wordt hettoerisme vooral bekeken als een commercieel gegeven, niet als een cultureel gegeven.

76 Brugge, een verhaal van 2000 jaar, Noël Geirnaert en Ludo Vandamme, 199677 Stad Brugge, Ruimtelijk Structuurplan, Synthesenota, Groep Planning, mei 1996

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 93

We lazen in het Delphi-onderzoek meerdere keren de termen ‘ont-eigening’ en ‘ver-vreemding’.Een verdergaande ontsluiting van het Brugs erfgoed zou alleen maar leiden tot het binnenhalenvan nog meer toeristen in de stad en in de afzonderlijke monumenten in het bijzonder. De Brugsemonumenten zouden dan onteigend worden door vreemdelingen, vervreemd van de Brugsebewoner, ingepikt door oppervlakkige bezoekers. Wij menen dat dit niet noodzakelijk zo is.

Ik wil refereren naar de scenario’s die eerder in dit rapport zijn beschreven. In het derde scenariospringen twee aandachtspunten eruit : ‘een eigentijdse omgang met het verleden’ en ‘eenleefbare en levende stad’.De dreiging van een versteende stad – letterlijk en figuurlijk – kan slechts worden vermeden alsBrugge eigentijds omgaat met haar verleden. Dit heeft repercussies op de omgang metmonumenten, met de museale collecties, de tradities, de stadsinrichting, enz.Een eigentijdse omgang met het verleden brengt de waarde en de actuele betekenis van datverleden tot uitdrukking, doet het verleden herleven maar geeft aan de monumenten (kerkelijkeen burgerlijke gebouwen), pleinen en straten vaak een andere actuele betekenis en reiktgebruiksmogelijkheden aan. Eigentijdse omgang impliceert een andere omgang met eenpresentatie van museumcollecties, archieven e.d. Het reikt nieuwe uitdagingen aan voor stoeten,processies, e.d. Een eigentijdse omgang heeft betrekking op de middelen, de doelen, deorganisatie…Dit staat helemaal niet in contrast met de leefbaarheid. Integendeel, er is een wisselwerkingtussen de leefbaarheid en het cultuurbeleid, waar de eigentijdse omgang met het verleden eensubstantieel deel van is.Dit scenario benadrukt ook de ontsluiting van de monumenten en de conservering,herbestemming en ontsluiting van het kerkelijk erfgoed. Beide thema’s zijn in Brugge van eenbuitengewone orde. Er is reeds een begin gemaakt: tal van gebouwen zijn toegankelijk (talrijkehebben een openbare functie), er zijn tal van gidsen en wetenschappelijke publicaties, er is eenbescheiden plaket aangebracht aan de beschermde gebouwen, er zijn plannen, folders, enz.Toch kunnen we niet spreken van een systematische aanpak.We willen nog even terugkeren op de waarde van het erfgoed. Brugge heeft een unieke collectie,die niet kan en mag verstopt worden. De cultuurgoederen ontsluiten voor iedere wereldburger isdan ook een maatschappelijke plicht van Brugge, elke burger heeft het recht op deze cultureleverworvenheden en het is de verantwoordelijkheid van de Brugse overheid om dit recht in depraktijk vorm te geven. Omdat het Brugse cultureel erfgoed zo waardevol is, verdient het eenbetere ontsluiting. Het verhoogt meteen de kwaliteit van het toerisme, en verdiept de belevingdoor het publiek.

Brugge kan de zorg om een leefbare stad en een toeristische stad zeker combineren. Diedubbele doelstelling waarmaken vereist een integraal beleid, het heeft repercussies op velebeleidsterreinen, maar vooral op dat van het toerismebeleid en het cultuurbeleid.Het toerisme moet dan evolueren van een oppervlakkig massatoerisme naar een cultuurtoerismeen het cultuurbeleid moet de (culturele) onderbouw leveren van dit toerisme.

DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME94

4. Een cultuurtoeristische ontwikkeling van Brugge ________

“Wanneer sluit dit museum hier, vragen de toeristen, en dan hebben ze het over destad. De volgende ochtend vertrekken ze verder naar Parijs. Maar Brugge, dat grotemonument, hebben ze gezien. Zijn cultuurtoeristen alleen maar consumenten vanmonumenten?”Fragment uit “Wat is dat toch met deze stad?” van Jan Van Alsenoy

4.1. Een gedefinieerde doelgroep: cultuurtoeristenIn de vakliteratuur zijn er verschillende typologieën uitgewerkt. Grosso modo kan je decultuurtoerist in drie groepen onderscheiden:- De gemotiveerde cultuurtoerist: hij of zij selecteert een vakantie in functie van specifieke

interesses en van het culturele aanbod en de culturele faciliteiten in een stad. Hijj isgemotiveerd om bij te leren. Hij spendeert verschillende dagen in een stad of regio, goedvoorbereid;

- De geïnspireerde cultuurtoerist: speciale culturele thema’s trekken deze groep aan. Hij bezoektbekende plaatsen, grote tentoonstellingen en festivals, blijft niet lang op één plaats, trekt ronden pikt allerlei ervaringen mee in vele plaatsen; in deze groep kunnen we een groot deel vande bezoekers aan Brugge situeren;

- De occasionele cultuurtoerist: terwijl hij aan zee verblijft, pikt hij een uitstap naar Brugge mee,bezoekt een museum, een kerk of een monument, vooral als een welkome afwisseling in hetvakantieprogramma. Dit is een groeiende groep.

De bezoekers uit de eerste twee categorieën zijn voor het overgrote deel ‘verblijfstoeristen’. Zelogeren in de stad en spenderen er een aanzienlijk bedrag. Er is dus een sterk causaal verbandtussen enerzijds het aantal ‘cultuurtoeristen’ en anderzijds de hoogte van de uitgaven (hotel,restaurant, tickets enz.).Ook jongeren kunnen tot de doelgroep worden gerekend, al zijn hun bestedingen lager.Het is omwille van een gebrek aan onderzoeksmateriaal niet duidelijk hoeveel procent van dehuidige bezoekers78 tot deze categorieën van cultuurtoeristen kunnen worden gerekend. Dezegroep bezoekers is hongerig naar cultuurbeleving, bezoekt musea en concerten, wandelt doorminder bekende wijken enz. Ze bezoeken natuurlijk de ‘musts’ maar ze zwermen ook uit over destad, zeker de repeat-visitors.Het grootste percentage van de huidige bezoekers zal niet in dit profiel passen. Zij komen naarBrugge met andere motieven: een gezellige wandeling, inkopen doen, sfeer opsnuiven enz. Zijspenderen er weinig geld, bezoeken geen culturele instellingen of monumenten. Ze blijven in degouden driehoek, omdat er precies daar een concentratie is van datgene dat ze zoeken.

4.2. Het imagoCultuurtoeristen worden aangetrokken op basis van de informatie waar ze over beschikken. Het isdaarom belangrijk dat de informatie (en het imago) van Brugge een precies beeld geeft van watde stad te bieden heeft. Daarin kunnen er accenten worden gelegd. Momenteel is dat door de

78 Een van de pijnpunten is het feit dat bij het toerismebeleid en bij het ontwikkelen van projecten altijd zo aanbodgericht wordt gewerkt. Menheeft vaak geen idee wie de toerist eigenlijk is. En die bestaat natuurlijk ook niet. Hij is natuurlijk wel veeleisender en kritischer geworden:het is een moment-consument, die steeds vaker, steeds kortere vakanties neemt, die steeds meer variatie en steeds meer ervaringenzoekt, kortom een klant die een op maat gesneden toeristisch product zoekt en dat zelf wil samenstellen uit een gemakkelijk toegankelijktotaalpakket aan keuzemogelijkheden.Het is dus belangrijk vanuit de vraagzijde te werken als het erom gaat een product te laten aankomen. ‘Ken uw klant’ zou het motto moetenzijn. Dat wil niet zeggen: ‘U vraagt wij draaien’. Het betekent dat bij het ontwerpen van projecten rekening wordt gehouden met segmentenin de vraagketen: opgedeeld naar opleiding, inkomen, leeftijd, verblijf, herkomst, enz. Dat is wat ook in Brugge ontbreekt: welke toeristbezoekt er de stad, waarom, welk parcours volgt hij, welke verwachtingen heeft hij, hoe en waaraan besteedt hij de tijd enz… Dit kan onsveel leren, vooral in functie van een vernieuwd op cultuur gebaseerd toerismebeleid.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 95

versnippering van het aantal brochures en folders helemaal niet meer helder. In ieder geval ligt ereen sterke klemtoon op de toppers (Belfort, stadhuis e.d.), op het shoppingaanbod, de animatie-en openluchtactiviteiten (Bloedprocessie, Reiefeesten, Klinkers …), aangevuld met attracties(Boudewijnpark, Seafront), de zee en het culturele aanbod (grote tentoonstellingen, musea …).

Als Brugge een cultuurstad wil zijn en derhalve kiest voor het cultuurtoerisme, dient er nagedachtte worden over het centrale beeld. Dit kan geënt worden op volgende pijlers (bijvoorbeeld):- het totale cultuurhistorisch erfgoed: een gave binnenstad, niet alleen in de gouden driehoek,

met architectuur uit vele periodes, archeologische vondsten, enz.;- het onroerend erfgoed, (de musea met centraal de Vlaamse Primitieven, maar ook andere

musea, tentoonstellingen enz.);- het aanbod aan levende kunst en cultuur (concerten in diverse genres – naast klassieke

muziek ook rock, jazz en wereldmuziek - op verschillende locaties, festivals, tentoonstellingenactuele kunst, dansvoorstellingen – een aantal van deze terreinen zijn nog niet volledigontwikkeld en behoeven stimuli);

- een stad van water: reien, de zee en de haven;- een gastronomische stad;- een sportstad. Dit geheel is krachtig en positief. Het cultuurtoeristisch profiel van Brugge kan dus gevarieerd enaantrekkelijk zijn. Ik meen dat cultuurtoerisme in Brugge meer moet betekenen dancultuurhistorisch toerisme. Ook de omgeving van Brugge versterkt het kernproduct. De groene omgeving, bezaaid metinteressante relicten uit het culturele verleden (kastelen, parken) en natuurgebieden, het WitteDorp Lissewege, het onvermijdelijke ‘sun, sea and sand’, maar ook de nabijheid van interessantesteden als Oostende, Sluis, Middelburg, Damme en zelfs Gent zijn extra - troeven bij deontwikkeling van een cultuurtoerisme. De souvenirkant, vaak import uit het verre Oosten, ‘belgian chocolate’ en het shoppen horen daarniet in thuis. Een aantal imago-aantastende praktijken79 moeten worden aangepakt: misbruiken in detaxiwereld, in sommige restaurants en cafés (kwaliteit en woekerprijzen), de escalatie van kant-,chocolade- en ketenwinkels, de kwaliteit van sanitaire faciliteiten … Brugge moet aan permanentekwaliteitsbewaking doen. Dit aanpakken kan een sterk imago genereren: wat beloofd wordt, wordtook aangeboden.

4.3. Effecten De keuze voor cultuurtoerisme kan een positieve invloed hebben op een kwaliteitsvolleontwikkeling van commerciële nevenactiviteiten. De cultuurtoerist verkiest unieke, bijzondere enkwalitatieve cafés, restaurants en winkels, uitdagende galeries, unieke kunstambachtelijkeproducten. Dit zal dus automatisch effecten creëren naar de aard van de winkels, derestaurantjes, de galeries, de kunstambachten enz. Gezien die categorie van toeristen dit soortzaken verwacht, kan men verwachten dat creatieve middenstanders hier ook zullen op inspelen.We kunnen SLA’s (service level agreements) afsluiten met de middenstanders, rechtstreeks of viahun organisaties80. Dat resulteert ook in een kwalitatieve upgrading van de secundairetoeristische functies en in een krachtige beeldvorming.

79 Strategisch Marketing Plan voor het Brugs Verblijfstoerisme, Hotelsectie Horeca Brugge, 1 juni 199780 We kunnen deze SLA’s in 2002 visualiseren met een extern label. Er zou in 1999 of in 2000 kunnen gestart worden met eenafsprakenronde en toetsingsbeurten zodat alle zaken die de controle doorstonden in 2002 een “Brugge 2002-label” krijgen. Het zalmediathieke aandacht krijgen en de toerist zal vanaf 2000 reeds de evolutie voelen. We kunnen dit aanvullen met een aanspreekpunt in eenbezoekerscentrum voorzien waar de toerist met klachten en appreciaties terecht kan. Dergelijke actie komt het toerisme, de cultuur en deeconomie ten goede en vestigt – wanneer ze lukt – het imago van Brugge als klantvriendelijke en gastvrije stad!

DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME96

De keuze voor het cultuurtoerisme zal natuurlijk niet betekenen dat de geveltoeristen zoudenverdwijnen uit de stad. Dat is natuurlijk een illusie omdat hier ook externe marktmechanismenspelen. Maar door een integrale aanpak – kwalitatief cultuurtoerisme bevorderen en oppervlakkigtoerisme ontmoedigen - kan er wel een verschuiving optreden. We moeten goed voor ogenhouden dat dit een keuze is die pas op de lange termijn zichtbare effecten zal genereren. We moeten nog even stilstaan bij de problematiek van de ‘gouden driehoek’ of het eerdergenoemde concentratiemodel. Je kan ook toeristische buurten hebben die aantrekkelijk zijnprecies omdat ze ongeschonden en authentiek zijn, onder meer omdat er geen winkels enrestaurants en cafés zijn die de toeristen tot doelgroep hebben. Om deze plekken gaaf tehouden is er nood aan een doorgedreven en geïntegreerd stedelijk beleid, met inbreng van deurbanisten, ecologen, verantwoordelijken uit de culturele en de toeristische sector, waarbij wezowel de politieke verantwoordelijken als de ambtenaren bedoelen. Wijken als Sint-Anna en Sint-Gillis hebben dit authentieke karakter en zijn precies daarom zeer aantrekkelijk voor gemotiveerdecultuurtoeristen.

DoodstilTussen Sint-Anna en Jeruzalemis Brugge doodstil oker zonder stemachter gordijnen en gesloten deurenwaar ik voorbijganger en vreemde ben.Anton Van Wilderode

4.4. Aandachtspunten Deze aandachtspunten vormen de concrete stapstenen van de evolutie naar cultuurtoerisme. Een eerste belangrijk subdoel is de versterking van het ‘onthaal’. Gezien het volume en dediversiteit van het erfgoed is een goed uitgebouwd stedelijk onthaal een absolute vereiste. Er isimmers een sterk verband tussen de stad die zich als cultuurstad wil profileren – Bruges, parexcellence – en het stedelijk onthaal. Stedelijk bezoekersonthaal81 is niet alleen een kwestie vanmiddelen en voorzieningen. Het gaat veeleer om een omgangsvorm die voor de bezoeker in allesegmenten en onderdelen van de stad voelbaar is. In de hotelkamer, bij de toeristische dienst ofin een cultureel huis of een monument. Gastvrij bezoekersonthaal gaat intrinsiek over cultureleuitwisseling. De stad als gastvrouw laat de gast in alle vrijheid kennismaken met de stedelijkecultuur. Een goed stedelijk onthaal als vorm van gastvrijheid brengt de bezoekers op eencoherente manier in contact met de identiteit, de cultuur en het erfgoed van Brugge. In de praktijkkan dit vele vormen aannemen: onder meer de gepaste informatie ter beschikking stellen van debezoekers. Het onthaal versterken is een verantwoordelijkheid van vele actoren: niet alleen vande overheid maar ook van hotels, restaurants, winkels enz. ‘Gastvrijheid’ kan in dit pleidooi als eencentraal begrip worden naar voor geschoven. Een gastvrije benadering geeft de bezoeker de(gast)vrijheid om tot eigen beleving en interpretatie te komen. Informatieverstrekking is een tweede belangrijk aandachtspunt. De huidige informatie gaatmeestal niet veel verder dan een opsomming van musea, van de belangrijkste monumenten enenkele attracties (Boudewijnpark, haven en strand van Zeebrugge…). De waardering voor Bruggezou vergroten en de beleving kan verdiepen als de informatie in haar context en op een meercoherente wijze zou worden aangeboden, uiteraard in tal van talen… De Dienst Toerisme is vandaag het belangrijkste punt van bezoekersinformatie, maar beantwoordtnog niet aan de vereisten. We stellen dit met de nodige schroom. Wie een stad bezoekt maakt

81 Het geheim achter een open deur, Ivo Adriaenssens, Michiel Hendryckx, Jan Van Alsenoy, Ludion / Koning Boudewijnstichting, 1998,p.173

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 97

gebruik van stedelijke informatie: een stadsplattegrond, brochures, een gids enz.82 Voor debezoekers is de informatie onontbeerlijk om zich in de stad te oriënteren, een programma samente stellen, de weg te vinden of andere informatie over de stad te vinden. De documentatie is hetcommunicatiemiddel bij uitstek van de toeristische dienst. Maar ook aanverwante organisaties,gidsenbeurzen, hotels en congresorganisatoren en anderen geven documentatie aan bezoekers.De informatie is meer dan een louter praktisch instrument. Ze roept ook een beeld op van de stad,is een spiegel, een visitekaartje van een stad, geeft uitdrukking aan een stedelijke identiteit. Zekan verder reiken dan het aanbieden van de toeristische topics, door de stad te laten zien alshistorische bron, als kunstwerk, als eigentijdse bijdrage aan de levenskwaliteit, de eigenheid enverscheidenheid van verschillende stadsdelen … Een aantal van deze middelen zijn aanwezig,een aantal andere ontbreken. De toeristische dienst is het derde aandachtspunt. Op het vlak van ontsluiting van de stad kannog veel gebeuren. Welke culturele activiteiten worden er gepresenteerd in de stad, welkeinformatie wordt aangeboden, hoe worden gidsen ingezet en opgeleid voor stadsbezoek, welkeruimte is er om groepen te ontvangen, kunnen er programma’s op maat worden gemaakt? Hoepresenteert Brugge zich in de folders? De toeristische dienst zal haar aanpak moeten bepalen opeen werkterrein dat enerzijds een commercieel en anderzijds een cultureel perspectiefveronderstelt. Het eerste perspectief verdient meer aandacht, maar mag het tweede nietverdringen. De oplossing is de oprichting van een dienst met een bredere opdracht, nl. een stedelijkbezoekerscentrum83 voor individuele bezoekers en groepen, waar het toerisme vanuit een breedperspectief van stadscultuur wordt benaderd. De brede opdracht ligt onder meer op de volgendeterreinen:- bezoekers informeren over en interesseren en motiveren voor het cultureel erfgoed: de

monumenten, de musea, de historische omgeving, de culturele manifestaties enz.- de bezoekers stimuleren tot het interpreteren van het culturele erfgoed; het zien en laten zien

van waarden, betekenissen en verbanden die het culturele erfgoed draagt. Op deze wijze kanook de belevingswaarde van de stad worden vergroot;

- een bijdrage leveren tot het behoud en de waardering van de stad. De presentatie en het onthaal zijn dan ook uitermate belangrijk: een kleine permanentetentoonstelling die de stad voorstelt, een staalkaart van de publicaties, centrale ticketing voor allevoorstellingen en manifestaties en alle hotels, een lokaal om groepen te ontvangen enz., dit allesin een zeer toegankelijke ruimte. De locatie van een bezoekerscentrum is buitengewoon belangrijk en bevindt zich het best aan denatuurlijke ‘ingang’ van de stad. Maar heeft Brugge wel één duidelijke ingang? Er zijn meerdereingangen. Toch is de site tussen het station, de parking aan het station en de huidige busparkingwel de meest gebruikte ingang van de stad. Dit moet wel goed aansluiten op het openbaarvervoer zodat er een vlot pendelsysteem naar het stadscentrum ontstaat. Misschien moet toch worden geopteerd voor een locatie in het centrum van de stad (binnen degouden driehoek). Een mogelijkheid hiervoor zijn de 19de eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan. Zeliggen binnen de gouden driehoek. Maar er zijn mogelijkheden die kunnen worden onderzochtzoals bijv. het concertgebouw, een locatie bij de parking aan het station … De ontsluiting van het cultureel erfgoed is in de Brugse context een prioritaire opdracht. Dit werdreeds behandeld in deel II. Samenwerking met de verantwoordelijken voor toerisme, cultuur enruimtelijke ordening en stedenbouw is een conditio sine qua non om een integrale aanpak teverzekeren. De stedelijke dienst Monumentenzorg kan hierin een trekkersrol en eencoördinerende taak opnemen naar kerkelijke instanties en private eigenaars om ontsluiting samenaan te pakken.

82 idem, p. 174 83 Het geheim achter een open deur, p. 175

DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME98

Monumentale panden en huizen ‘ontsluiten’ is nauw verbonden met de (her)bestemming ervan.Dat geldt uiteraard vooral voor deze panden die in een toestand van verval geraken of die eenonzekere toekomst hebben (industriële panden, sommige kerken en kloosters,schoolgebouwen,…) Een herbestemming en een ontsluitingsproject zijn in deze gevallen sterkgelinkt. Kan Brugge een congresstad zijn? Dat is in ieder geval de bedoeling van ‘Meeting in Brugge’,het samenwerkingsverband tussen de overheid en de private sector. Dit profiel is vandaag nogniet duidelijk. De profilering van Brugge als congresstad kan zeker met culturele elementenworden versterkt. Dit publiek is ‘s avonds een potentieel publiek voor culturele activiteiten. Voor deculturele en de toeristische sector is dit een ‘win-win-situatie’, tenminste als er wordt samengewerkt. Interessant zijn de congressen rond thema’s die aansluiten bij het cultureel profiel van Brugge. Zezijn precies in Brugge op hun plaats. Dat is minder evident bij allerlei congressen die in elkeandere stad kunnen plaatsvinden. Voor Brugge is de uitdaging unieke thema’s te zoeken. Enkelevoorbeelden: monumentenzorg en architectuur, mobiliteit in een historische stad,geluidsversterking en akoestiek, de plaats van de zwakke weggebruiker, pedagogie, de medischesector enz. Een congres is tot op vandaag een economisch gegeven. Dat is geen probleem, voor zover dezecongressen geen al te grote druk uitoefenen op de culturele infrastructuur. Precies daar knelt hetschoentje. We bespreken dit probleem in een ander hoofdstuk.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 99

5. Prioriteiten, middelen en randvoorwaarden _____________ Hieronder volgen de prioriteiten van de cultureel informateur.In de linkerkolom zijn de prioriteiten (inhoudelijk) opgenomen, in de rechterkolom de noodzakelijkemiddelen en randvoorwaarden om deze prioriteiten te realiseren.Onder de tabel worden de verschillende items toegelicht. DOELSTELLINGEN MIDDELEN EN RANDVOORWAARDEN1. Uitdrukkelijke keuze maken voor een

kwaliteitstoerisme i.p.v. een oppervlakkigmassatoerisme.Hierbij een evenwicht nastreven met de doelstelling:de leefbaarheid van de binnenstad versterken.

Alle hieronder opgesomde middelen en randvoorwaarden.

2. Onder controle houden van de toeristische druk,vooral in de gouden driehoek (concentratiemodel) viahet voeren van een beheersingsbeleid.

- Behoud van het concentratiemodel84:° bepalen van parameters voor het aantalhandelszaken (inzonderheid hotels, horeca, kant- enchocoladewinkels);° idem voor zone buiten gouden driehoek, maar danstrenger;

- spreiding in de tijd bevorderen;- de bestaande regelingen inzake touringcars, de

parkeerregeling, de hotelstop behouden en er scherpop toezien;

- in de gouden driehoek de leefbaarheid85 bevorderen:vooral de bewoning, en systematisch de binnenstadrevaloriseren.

3. Behoud van het authentieke karakter van de wijkenbuiten de gouden driehoek.

De ontsluiting van andere wijken mag niet gepaard gaanmet parasitaire toeristische effecten.

4. Versterking van het ‘onthaal’. - Oprichting van een dienst met een bredere opdracht,nl. een stedelijk bezoekerscentrumpresentatie en het onthaal: een kleine permanentetentoonstelling, publicaties, centrale ticketing voormanifestaties en hotels, lokalen voor groepen;

- Opleiding86 geven en instrumenten ontwikkelen voorbeter onthaal in hotels, de toeristische dienst, cultureleinstellingen enz.

5. Verbetering van de informatieverstrekking - Stedelijke informatie87 (stadsplattegrond, brochures)efficiënter verspreiden.

- De toeristische dienst:° de ligging van de dienst Toerisme en de afdelingen:hier moet een denkoefening over gebeuren (afritsnelweg? Station? Zeebrugge? Lissewege (samen metde VVV)?);° elektronische systemen installeren om ook na deopeningsuren onthaal en dispatching te verzekeren;

- een efficiënte organisatie van de dienst Toerisme (bijv.telefonische bereikbaarheid, mogelijkheid vooronthaalreservatie enz…)

- Een klantvriendelijke verkeerssignalisatie in de stad.6. Bijstellen van het imago van Brugge Bestaande publicaties en promotiemiddelen screenen op

‘beeldvorming’ van Brugge.

84 Hotelpark aan de rand, met een pendelsysteem met bussen?85 Toerisme vraag ook op het gebied van lokale economie een doordachte integrale benadering. Teveel diensten en ondernemingenontvluchten de binnenstad. Een vermenging van functies moet mogelijk blijven en vraagt o.a. een aangepast mobiliteitsbeleid. Bijv.selectieve toegang tot bepaalde parkings en straten voor bewoners, maar ook werknemers of leveranciers, kleinhandel gericht opwijkbewoners, kleine zelfstandige bedrijven bevorderen …86 Vormings- en opleidingsmogelijkheden bieden om het kwaliteitsniveau van het onthaal en de serviceverlening te verhogen:87 We kregen nogal wat voorstellen binnen, waaronder dit interessant voorstel:Aan de belangrijkste invalswegen een info-afrit maken. Een plaats met een mediakiosk (gecombineerde telefoon- en multimediacel) waarmen allerlei nuttige informatie kan opvragen en printen of kan telefoneren naar een goed uitgeruste toeristische dienst (en geen bandje).Tevens een plaats waar een plan kan gekocht worden. Dit kan worden uitgebreid naar het Stationsplein, de parking station, de busparking,de haven, de plezierhaven …Op die manier kan shoppen, cultuur, administratie, parking, slapen … mooi aangeduid worden en kan de toerist zonder al te veel doelloosrondtoeren genieten in onze stad. Op die manier kan het voor de Bruggeling een leefbare stad zijn en blijven.

DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME100

7. Voeren van gerichte promotie voor Brugge De promotie voor Brugge bijwerken, zowel de gedrukte alsde digitale, zowel op het inhoudelijke vlak als wat betreftde vormgeving. Ook een afstemming van materiaal encampagnes van alle toeristische promotoren.Doelbewust campagne voeren naar cultuurtoeristen i.p.v.oppervlakkige toeristen via specifieke kanalen.

8. Ontsluiting van het cultureel erfgoed Zie ‘cultuur’.9. Versterking ‘Brugge congresstad’ Infrastructuur en logistiek voor congressen verbeteren.10. Kwaliteit van de gidsing permanent versterken. - Professionalisering van de gidsenverenigingen en

centrale huisvesting van de secretariaten.- Gidsing door uitbaters van rondvaartboten en koetsen

verbeteren door de verplichting in te voeren van hetvolgen van een gidsenopleiding en de mogelijkheidonderzoeken van audioguiding (audiofoons).

11. Ontwikkeling van een strategisch plan. Oprichting van een werkgroep Toerisme met alstaakstelling de opmaak van een plan.

12. Kwaliteitszorg toeristische actoren (aanpakkenimago-aantastende praktijken).

- Permanente kwaliteitsbewaking: kwaliteitsverbeteringvan een zaken in de horeca, winkelen enz., viatoekenning van kwaliteitslabel (SLA)

- Voorrang aan unieke, bijzondere en kwalitatieve cafés,restaurants en winkels, uitdagende galeries, uniekekunstambachtelijke producten

13. Bevorderen van het sociaal toerisme voor jongerenen gezinnen.

Promotie voor verblijf in gastgezinnen en op jongerengerichte mogelijkheden.

Brugge heeft een toerismeplan nodig, een plan waarvan de uitvoering zo snel mogelijk moetkunnen starten. Onderwerpen zijn:- de cultuurtoeristische marketing en promotie voor het projectjaar 2002.- de noodzakelijke cultuurtoeristische randvoorwaarden voor 2002 in het bijzonder en Brugge in

het algemeen; bijv. onthaal, info en ticketing, signalisatie, visibiliteit, accommodatie …- onderzoek: ontsluiting bestaand materiaal, nieuw onderzoek voorafgaandelijk tijdens en

achteraf- nieuwe bouwstenen en publieken voor Brugge vanuit cultuurtoeristisch oogpunt. Er zijn een aantal middelen waar we hier niet uitgebreid hoeven op terug te komen. Zo is hetbezoekerscentrum reeds in het vorige hoofdstuk behandeld. Maar ook de inspanningen voor een versterking van de ‘cultuur’ in het algemeen (vooral deaandacht voor de levende cultuur) en de culturele infrastructuur in het bijzonder (cf. Deel II) zijnmiddelen die het cultuurtoerisme versterken. Het onthaal en de informatie zijn reeds gedeeltelijk behandeld. We kunnen nog wijzen op een aantal elementen:- de ligging van de dienst Toerisme en de afdelingen: hier moet een denkoefening over

gebeuren (afrit snelweg? Station? Zeebrugge?)- een evaluatie van het bestaand publicitair drukwerk en de verspreiding ervan;- kunnen er elektronische systemen worden geïnstalleerd om ook na de openingsuren een

zeker onthaal en dispatching te laten gebeuren?- een efficiënte organisatie van de dienst Toerisme (bijv. telefonische bereikbaarheid,

mogelijkheid voor onthaalreservatie, enz…)- een klantvriendelijke verkeerssignalisatie in de stad. De promotie voor Brugge is nauw verbonden met het vorige. We menen te mogen zeggen datde toeristische publicaties mogen worden geëvalueerd en bijgewerkt, zowel de gedrukte als dedigitale, zowel op het inhoudelijke vlak als wat betreft de vormgeving. Ook een afstemming vanhet materiaal van de stedelijke dienst, Westtoerisme, Toerisme Vlaanderen … is aangewezen. Een doelbewuste campagne naar cultuurtoeristen i.p.v. oppervlakkige toeristen vereist specifiekekanalen. Daartoe88 moeten gespecialiseerde tijdschriften en uitgeverijen worden bewerkt, kan de 88 Strategisch Marketing Plan, p. 18

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 101

dienst Toerisme best op die internationale vakbeurzen aanwezig zijn waar ook touroperators zijndie zich op die markt (o.a. city-trips) toespitsen, dient speciale aandacht te gaan naar deaanwezigheid in reisbrochures van transportmaatschappijen (luchtvaart, spoor, …) engespecialiseerde reisgidsen (Michelin, AA, ANWB, enz.), kan worden gedacht aan het aanleggenvan een centrale database per doelgroep om deze intensief te bewerken (vooral in functie van‘repeat-bezoek’), het organiseren van studiereizen en vakpersreizen, enz. De gidsing is in Brugge een zeer belangrijk punt én een gevoelige kwestie. Er is een consensusover het feit dat de kwaliteit van de gidsing permanent moet worden versterkt. Het aanwezigepotentieel van gidsen kan nog beter worden benut; de gidsen kunnen beter worden opgeleid enbijgeschoold (o.a. gerichte kennis over bepaalde materies en benaderingen vanuit andereinvalshoeken). De overheid kan hierin een stimulerende rol spelen. Enkele versterkendeelementen zijn: een actieve samenwerking tussen de twee gidsenverenigingen, een zekere matevan professionalisering van de gidsenverenigingen en de huisvesting van het secretariaat inhetzelfde gebouw als de toeristische dienst of het bezoekerscentrum. Om toeristische overdruk te vermijden is een spreiding in de tijd van bezoekers een belangrijkdoel: meer toerisme in het zgn. laagseizoen, meer midweek-toerisme, meer repeat visitors en dusminder concentratie in het hoogseizoen en tijdens weekends. Het blijft zinvol het concentratiemodel aan te houden. In een samenhang van diversemaatregelen kan de druk op de gouden driehoek in beperkte mate worden verlicht. De ontsluitingvan andere kwartieren mag niet gepaard gaan met parasitaire toeristische effecten(souvenirwinkels, tearooms enz.). De ‘rustige’ zones kunnen worden afgebakend om te vermijdendat er bijv. koetsen doorrijden. De bestaande regelingen i.v.m. touringcars, de parkeerregeling, de hotelstop (vanaf 1994)bewijzen elke dag hun nut. Tussen 1991 en 1995 steeg het aantal hotels van 98 naar 103, hetaantal kamers van 2.250 naar 2.498 en het aantal bedden van 4.735 naar 6.075 (+23%). Op het vlak van congressen kunnen we nog enkele punten aanhalen.- er is een tekort aan een grote aula, ruimte voor commerciële standenbouw,

simultaanvertalingscabines en –apparatuur, audiovisuele middelen, kleine vergaderruimtes …De nieuwe concertzaal kan deze tekorten in zekere mate opvangen.

- De Hallen hebben een meervoudig gebruik : tentoonstellingen, banketten, congressen. Detentoonstellingen bemoeilijken de congresfunctie (incl. banketten). Er dient hier een keuze teworden gemaakt. Hoe dan ook moet er voor de verschillende functies een oplossing wordengevonden, zonodig in andere infrastructuren.

- Het is zinvol een actief overleg uit te bouwen tussen de congres-, de toeristische en deculturele sector om de aangegeven knelpunten aan te pakken, o.a. de kalender, de planningvan culturele manifestaties en congressen …

- Congresgangers moeten flexibel kunnen reserveren bij wat hen interesseert : restaurant, film,theater, voetbal, concerten …

Tot slot wil ik graag pleiten voor de oprichting van een werkgroep Toerisme die zich buigt over allehierboven geschetste problematieken. Een grondige analyse, onderbouwd door onderzoeks-materiaal, kan leiden tot een aantal coherente maatregelen om de twee hoofddoelen waar temaken: Brugge profileren als een cultuurtoeristische stad en de leefbaarheid van de binnenstadversterken.

DEEL III: NAAR EEN DUURZAAM CULTUURTOERISME102

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 103

DEEL IV: Krijtlijnen Brugge 2002

“Als Brugge 2002 echt innoverend, cultuurkritisch en origineel wil zijn, anders ook danalle anderen, dan lijkt er mij maar één rigoureuze keuze mogelijk: zo weinig mogelijktopevenementen en spektakels organiseren. De stad schoon houden van schreeuwerigepromotieborden, glossy folders en T-shirts voor Brugge Culturele Hoofdstad van Europa.De fun- en fastfoodbraderieën van de stadspleinen bannen, en de shoppingmuziek uitde winkelstraten. Kortom, het hele culturele santenkraam aan de reien laten voorbijgaan.Het beste wat Brugge in 2002 doen kan, is Brugge en zijn inwoners de genius loci, deziel van de stad, teruggeven en dat is alleen mogelijk als de pressie van het cultureel-industriële complex gelicht wordt. Dat vraagt weliswaar weinig geld, maar des te meermoed, overtuigingskracht en lef.”Fragment uit “In Brugge ben je nooit (meer) alleen” van Leo de Haes.

“De stad is klein. Je kan het vergelijken met de oude kern van Wenen: alle belangrijkedingen liggen binnen een halfuur loopafstand. Je loopt als het ware van je tuin in je huisbinnen en omgekeerd. De vesten, het Minnewater, de molens, daar ligt de tuin. En danwandel je van de hallen in de kathedraal, Gruuthuuse , Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Janshospitaal, Groeningemuseum … het één tegen het ander. Geen weidseperspectieven, die afstand scheppen en je klein maken. De straten en straatjes zijnsmal, de bruggen bruggetjes. Het kanaaltje loopt onder je door met zijn overhangendgroen. Rust geeft dat. Het is alsof de stad van jou is: alles is zo nabij. De gevels kan jeaanraken, de torens staan naast je. Het museum is je eigen herenhuis met jepersoonlijke binnentuin. De hele binnenstad is naar mensenmaat getekend. Er is geenhoogbouw, en de torens kunnen er dus hun oorspronkelijke functie dus nog uitoefenen:uittorenen. Geen gigantisme, ook niet in de openbare gebouwen, geen buitenmaat. Jewordt nergens overweldigd, je moet je gewone maat niet uitrekken. Brugge is een stadnaar menselijke proportie. Daarom lijkt hij zo natuurlijk. Je hoeft geen enkele inspanningte doen om deze stad in je horizon zijn plaats te geven, er is geen rationeelaanpassingsproces nodig. Niemand hoeft je van Brugge te overtuigen: je bent ermeevertrouwd, al zag je het nooit.”Fragment uit “Brugge: Een biotoeristische badinerie” van Peter Schmidt

“Brugge wordt in 2002 een cultureel machtige stad. Het zal van de Brugse cultuurmakersen beleidsmensen afhangen wat ze met die macht aanvangen. De Bruggeling isconservatief, wordt er beweerd. Zal men klinkende Europese namen binnenhalen omwillevan de veiligheid, of durft men jonge, vernieuwende, brutale cultuurmakers, die nietvinden dat elke artistieke uiting een daad van zingeving moet zijn, een kans te geven?”Dagboekuittreksels van Bob Van Laerhoven

DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002104

1. Uitgangspunten89 __________________________________

1.1. Stedelijke cultuur

1.1.1. Brugge, een stad door ‘cultuur’ gedrevenCultuur is een intrinsieke waarde (geen restfactor) van de samenleving, culturele verscheidenheidlevert een creatieve meerwaarde.Het (her)ontdekken van cultuur als de vergeten (verwaarloosde) factor in de stedelijke enEuropese ontwikkeling van de samenleving verwijst naar de vitale rol van cultuur als element vanintegratie.Dit vereist een ruime definitie van cultuur: cultuur gedefinieerd als een (dynamisch)veranderingsproces en niet als een (statisch) resultaat van diverse kunstvormen. Dit vergt ook eentoetsing aan artistieke, maatschappelijke, economische en sociale maatstaven: de burger (i.e. deBruggeling, de toevallige en / of doelgerichte bezoeker, de vluchtige en / of duurzame toerist,enz.) moet zich gegrepen voelen (‘verwondering’). Belangrijk voor de inhoudelijke ondersteuning isde versterking / ontwikkeling van bestaande en nieuwe (regionale, Europese en thematische)netwerken van steden. Daarin moet ook Brugge haar rol spelen.Wij situeren de toekomstige ontwikkeling van Brugge in een open cultureel perspectief. Dat kanwellicht gelden voor vele steden, maar des te meer voor Brugge. Brugge is ambitieus en wil eensprong voorwaarts maken, vertrekkende van een verscheiden benadering van cultuur. Brugge isaltijd zo geweest: Brugge is het resultaat van eeuwenlange culturele invloeden, die aan de basislagen van de evolutie die ingreep op het dagdagelijkse leven, op het wonen, de economie, dekunst (bijv. de schilderkunst) de toegepaste kunst (bouwkunst, kunstvoorwerpen, …), enz.

De stad biedt de natuurlijke voedingsbodem voor een ontmoeting tussen verleden en toekomst,tussen theorie en praktijk (Frans Verleyen: “geen enkel natuurlijk milieu is zo goed voor dewetenschappelijke en artistieke avant-garde als een oude, op mensenmaat gebouwde historischestad aan de horizon”).Van oudsher zijn kunst en cultuur met de stad verbonden. De stad herbergt een groteconcentratie van kunstenaars, geldschieters, publieke voorzieningen en cultuurbemiddelendeorganisaties. De stad - bedoeld is hier de stad als fysieke ruimte - fungeert als eenontmoetingsplaats voor deze groepen. Ze stoten elkaar af of trekken elkaar aan. Dit veroorzaakteen surplus aan culturele dynamiek, doet nieuwe initiatieven ontstaan, die op hun beurt nieuwekunstenaars, geldschieters en publieksgroepen aantrekken. De culturele ontwikkeling van eenstad is een zelfvernieuwend proces.Ook Brugge wordt gekenmerkt door de heterogeniteit van cultuuruitingen. Het is een biotoopwaarin vele culturele bloemen kunnen gedijen en waar uit kruisbestuiving zelfs nieuwe speciesontstaan.Brugge is de natuurlijke habitat voor de ‘verantwoordelijke’ burger en biedt de ruimtelijke contextvoor de ontwikkeling van de identiteit en zelfontwikkeling voor haar inwoner en bezoeker.

1.1.2. Civitas EuropaBelangrijker dan de aan betekenis verliezende nationale staten en de soms opgefokte nieuweregiogevoelens is de stedelijkheid en de onvervangbare rol hierin van de kleine en middelgroteEuropese steden, die met hun fiere tradities, eeuwenoude geschiedenis en rijke cultuur wezenlijkbijgedragen hebben tot het gemeenschappelijk weefsel dat we nu Europa noemen. Het gaat omeen gordel van oude steden, zelfstandig, actief, bewust en op hun vrijheden gesteld, die de kernvorm(d)en van het Europa van voor de vorming van de nationale staten en de industriëlerevolutie. Deze steden kunnen ook morgen - zeker in een veel flexibelere informatiemaatschappij -

89 Deze tekst bevat geen titeltje ‘intimiteit’, het centrale thema in de publiekscampagne Brugge 2002 (najaar 1997). Intimiteit loopt als eenrode draad doorheen deze krijtlijnen. Het begrip is positief ingevuld: een stad op mensenmaat, met culturele kwaliteiten die geconcentreerdvoorkomen, een stad die zich bewust is van haar schaal en rol, maar tegelijk een open, kosmopolitische en gastvrije stad.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 105

nog een interessant levenskader en een werkterrein aanbieden, een stad op maat van de mens,een plek waar het goed is om te wonen.Brugge is een kleine Europese stad die ook in de toekomst een betekenisvolle bijdrage kanleveren aan dit proces.

1.1.3. Een open identiteitBrugge kan haar Europese rol enkel waarmaken als het een stad is met een open identiteit.Maar, bestaat er zoiets als de Brugse, de Vlaamse en de Europese identiteit? Zijn datafgescheiden identiteiten? Of zijn ze integendeel open en worden ze beïnvloed en bevrucht doorandere culturen? Eenheid in verscheidenheid? Deze vragen mogen we niet uit de weg gaan. Zeraken de kern van de Europese integratie.Brugge onderhoudt reeds gedurende 20 eeuwen nauwe contacten met talrijke Europese stedenen culturen. Brugge werd al die eeuwen beïnvloed door andere Europese culturen. Is niet precieshieruit de culturele rijkdom van Brugge voortgekomen?De Nederlandse staatssecretaris A. Nuis schreef in zijn beleidsnota ‘Pantser en ruggengraat’(1995) “Wie culturele identiteit propageert als middel om het verschil te markeren tussen de eigengroep en de anderen kan gemakkelijk terechtkomen in een onvruchtbaar defensief. Cultuurverwordt dan tot een pantser tegen een als vijandig ervaren buitenwereld, waarachter menweliswaar veilig lijkt te schuilen, maar dat ook afsluit van de wereld en zo elke groei verhindert.”Onze minister Luc Martens citeerde deze frase op de Unesco-conferentie en voegde er aan toe:“Culturele vermogens moeten mensen geen pantser, maar integendeel een ruggengraat geven,van waaruit ze de dialoog en de confrontatie aankunnen.”

1.2. Schaalbewustzijn als maatstaf, een eigen rol op maat van ‘Brugge’Brugge 2002 wil schaalbewustzijn hanteren als maatstaf: die projecten kiezen die bij de maat vande stad passen.We kiezen voor een ‘weinig-bijkomend-gewicht-veel-beweging-politiek’ met optimaal vernieuwendgebruik van het bestaande. We geven impulsen door de introductie van nieuwe invalshoeken,geen mokerslagen die veel geld vreten. Een bewuste omgang met de schaal grijpt zowel in ophet artistieke als op het vormelijke vlak.Zo kan Brugge in het kader van 2002 tal van hoogkwalitatieve kleinschalige kunstuitingenpromoveren, naast de onvermijdelijke blockbusters.

Brugge is in de Europese context een kleine stad. De oppervlakte, het inwonersaantal en deopenbare voorzieningen wijzen niet op een grootstad.Maar dat moet niet betekenen dat een kleine stad geen culturele hoofdstad van Europa kan zijn.Als e aan drie voorwaarden voldaan is:- een kwaliteitsniveau halen. Dat kan zonder megalomane maar juiste (op maat gestelde)

ambities te koesteren. Deze moeten uiteraard elke vorm van provincialistische bekrompenheidoverstijgen;

- niet enkel potenties zoeken binnen de eigen muren, maar ook daarbuiten, in Vlaanderen enEuropa;

- een Europese stad zijn met een open geest in een open wereld.

DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002106

1.3. Stevige artistieke criteriaHet 2002-project mag in het programma enkel activiteiten en manifestaties opnemen van hogekwaliteit. Kwaliteit is een moeilijk te omschrijven begrip. En al is de discussie over kwaliteit nieteenvoudig, en wordt ze snel gekleurd door smaken en distinctiedrang, toch moet ze wordengevoerd. Geen middelmatigheid dus. Kwaliteit staat voor een hoog niveau, niet voor die kunst- ofcultuuruiting die door het grootst mogelijke gedeelte van de bevolking als verstaanbaar enbevattelijk wordt gezien. Het omgekeerde is trouwens even waar: het is niet omdat het ‘moeilijk’ is,dat het goed is.Maar, we moeten wel de moeilijkheid van de codes, van de taal van de kunsten van vandaagerkennen, gewoon omdat kunst ‘voorlopig’ moeilijk te bevatten is, omdat ‘goede’ kunstenaars aande imaginaire rand van onze cultuur opereren en deze bevragen.2002 moet dan ook een aanleiding en een argument zijn om ook het bestaande cultureleaanbod in Brugge een nieuwe kwalitatieve injectie te geven.Het jaar 2002 zal geen samenraapsel worden van activiteiten van ongelijke kwaliteit, geenVlaamse kermis waarin ieders activiteit een plaatsje krijgt, geen ratatouille waarin de ingrediëntenonherkenbaar zijn.

Kwaliteit gaat boven kwantiteit. De laatste jaren is het concept ‘Culturele Hoofdstad van Europa’teveel een ‘biggest-in-the-world-competitie’ geworden. Bovendien wordt veelal hetzelfderondreizend circus van gevestigde artiesten, theatergroepen, enz. gevraagd. Brugge hoeft nietsowieso véél te doen. Natuurlijk moet de Europese Culturele Hoofdstad zich ook inschrijven in het hele verhaal van deactuele vragen op de Europese scène. Toch opteren we bij voorkeur voor jonge en nog nietbekende namen en voor het experiment (artistiek). Dat is interessanter dan het jaarlijksweerkerend circus. In elk geval mag het programma niet door toeristische belangen worden gedicteerd. Bijzondere aandacht gaat naar multidisciplinaire activiteiten en manifestaties die disciplines lateninterageren, omdat ze verrijkend werken. Crossover-projecten zijn instrumenten die zeker eeneigenheid aan het programma van 2002 kunnen geven en het eigentijds profiel van Brugge alshedendaagse cultuurstad naar de toekomst toe kunnen verstevigen.

1.4. Een sterk maatschappelijk draagvlak

1.4.1. Participatie bevorderen, een cultureel feest Brugge 2002 zal zich intens inspannen opdat zoveel mogelijk mensen deelnemen, uit bredelagen van de bevolking, ook zij die niet tot de courante cultuurparticipanten behoren. 2002 is geen zaak van en voor de happy few, maar voor elke cultuurliefhebber. Het cultureel feestmoet zich richten naar brede lagen van de Brugse en de Europese bevolking90. Een grotetoegankelijkheid en een hoge kwaliteit zijn in principe geen tegengestelde doelstellingen.

90 Daar zijn goede redenen voor. We baseren ons hiervoor op Hans Blokland. Hij ontvouwt zeven redenen om cultuur te spreiden. Ik vat zesamen: 1. Er kan een relatie gelegd worden tussen cultuurspreiding en individuele vrijheid: wie in het bezit is van meer cultuur of beschaving, heeftdoorgaans een grotere kans op een autonoom bestaan; omdat zij op de hoogte zijn van alternatieve ideeën, waarden, opvattingen, smakenen stijlen zijn ze eerder in staat reële keuzes in hun leven te maken. 2. Men kan een democratische of egalitaire drijfveer achter de cultuurspreiding onderscheiden: het gaat erom mensen die tot dusverre, alsgevolg van hun sociale afkomst, nimmer in de gelegenheid zijn geweest om te genieten van de culturele verworvenheden van onzebeschaving, hiertoe in de toekomst wel de mogelijkheid te bieden. 3. Er is een belangrijk verband tussen het kunnen deelnemen aan de cultuur en het kunnen participeren in de bestaande democratischestructuren.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 107

De activiteiten moeten toegankelijk zijn voor een breed publiek, zoveel als mogelijk toch. Uiteraardzullen er manifestaties zijn die slechts een specifieke groep geïnteresseerden aanspreken. Helaas zijn er vaak materiële en financiële drempels die participatie belemmeren. Die moetenbeperkt blijven. Erger is het met culturele (mentale) drempels: deze moet men zoveel als mogelijkslechten via actieve bemiddeling: een heldere communicatie, het opzetten van rand- eneducatieve activiteiten, enz. Er moet dus een instrumentarium91 worden ontwikkeld om detoegankelijkheid en de actieve participatie maximaal te bevorderen. 2002 moet een cultureel feest worden, het hele jaar lang. Het begrip ‘feest’ verwijst naarbetrokkenheid, maar ook naar de toegankelijkheid van activiteiten en evenementen.

1.4.2. Een betekenisvol jaar voor de Bruggeling 2002 moet betekenisvol zijn voor de Bruggeling. De Brugse gemeenschap moet er in alleopzichten beter van worden. Dat slaat niet alleen op de activiteiten in 2002 zelf, maar ook envooral op de effecten die zo’n jaar moet veroorzaken. De ontwikkeling van infrastructuren in dewijken, de betrokkenheid van bewoners bij de monumentenzorg en de archeologie, de versterkingvan het verenigingsleven enz. moeten een geïntegreerd onderdeel uitmaken van het 2002-project. Ook de communicatie in de opbouwfase van 2002 (vanaf nu) t.a.v. de lokale bevolking isuitermate belangrijk. Daar zal veel zorg aan worden besteed. Ook het verenigingsleven kan hierin een grote rol spelen. Zij kunnen de bevolking actiefinformeren, zorgen voor omkaderende activiteiten en de toeleiding naar diverseprogrammaonderdelen mee helpen organiseren.

4. Cultuur is een ‘welfare good’: zij vormt een voorwaarde voor het kunnen realiseren van andere waarden. Autonomie op individueel enmaatschappelijk niveau kan eerst worden bereikt wanneer men enigermate de bestaande cultuur in zich heeft opgenomen. 5. Indien de door de gemeenschap gedragen cultuur een noodzakelijke voorwaarde vormt voor individuele autonomie, dan heeft het individuer belang bij dat deze cultuur levend blijft. De kunsten kunnen zich slechts in dialoog met de samenleving ontwikkelen. Cultuurspreiding isgewenst om de dialoog tussen samenleving en kunstenwereld levend te houden. 6. Het spreiden van cultuur en het creëren van gelijke mogelijkheden voor iedereen om zijn talenten te ontplooien, heeft als waardevolbijproduct dat de maatschappij er als geheel voordeel bij heeft. 7. Tot slot is er een fundamentele, normatieve reden. Het zou inconsistent zijn om mensen enerzijds bepaalde rechten te verlenen, maaranderzijds indifferent te staan ten opzichte van de vraag of zij hiervan ook gebruik kunnen maken. Op cultuurpolitiek terrein is het dusinconsistent om te menen dat mensen de vrijheid bezitten om wel of niet naar theater, de concertzaal of de boekhandel te gaan, indien zij nieteerst vertrouwd zijn gemaakt met de in deze huizen aangeboden cultuur. We moeten een tweede vraag beantwoorden. Ze ligt voor de hand, maar weinigen staan er bij stil: moet de overheid een bijdrage leveren?En hoe kan er gestreefd worden naar een zo groot mogelijke participatie aan cultuur? Kunnen en moeten we deze opdracht niet overlatenaan de markt? De zeven uitgangspunten hierboven geven indirect reeds aan dat we die overheid wel degelijk een opdracht toebedelen. Erzijn drie elementen van belang : 1. De overheid draagt tot op zekere hoogte verantwoordelijkheid voor het welzijn van de burgers. Daar is cultuurparticipatie en-beleving een essentieel onderdeel van. 2. Is kunst (en cultuur) goed voor de mensen? Als we ervan uitgaan dat de samenleving belang heeft bij de productie en communicatievan nieuwe zienswijzen - kunst vernieuwt het waarnemingssysteem van wie ermee wordt geconfronteerd - door haar burgers, dan is deoverheid ook verantwoordelijk voor de productie, distributie en receptie van kunst in de samenleving. 3. Mensen hebben recht op de ontwikkeling van een individueel kunstzinnig vermogen.91 Hier zijn vele acties mogelijk:- materiële drempels verlagen door gerichte informatie naar specifieke groepen (bijv. kansarmen);- financiële drempels verlagen door cultuurcheques en een bewust beleid inzake toegangsprijzen (niet-stigmatiserende cultuurpremies

of gratis abonnementen);- psychologische drempels verlagen: geleide bezoeken aan concertzaal en schouwburg, kunstenaars zelf naar de doelgroep laten

toestappen, specifieke projecten stimuleren die de deelname aan cultuur bevorderen;- bemiddeling uitbouwen: voorbereiding, nabesprekingen (ook op vertrouwde locaties);- participatie en media: toegankelijkheid bibliotheken vergroten, leesbevordering, initiatie in gebruik van nieuwe media, aangepaste

computerkunde (via wijkcentra en bibliotheken), initiatie in beeldcultuur enz.;Vooral bij kansarmen moet de cultuurcreatie worden bevorderd: ateliers, kunstenaars die samenwerken met bewoners, metinstellingsjongeren een kunstwerk maken, projecten met gevangenen en kunstenaars, asielzoekers betrekken, een peterschap creëren vankunstenaars (of koren, orkesten …) met scholen waar er een grote concentratie is van kinderen uit arme gezinnen enz.

DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002108

1.4.3. Jeugd actief betrekken Jeugd is belangrijk om vele redenen: onder meer als tegengewicht tegen het gevaar dat het oudeBrugge een dode stad wordt en omdat jongeren (zeker kunstenaars) in Brugge hun stek moetenvinden. Dat is belangrijk voor een aantrekkelijk leefklimaat, anders trekken ze weg. Daarenboven stelt de jeugd de tradities in vraag. Ze zoekt nieuwe vormen van expressie, geeftnieuwe verbeelding aan hun leefomgeving en zijn gevoelig voor andere vormen en inhouden. Zeverrijkt de cultuur en stimuleren de verscheidenheid ervan. Brugge 2002 zal grote aandachtbesteden aan de kinderen en de jongeren en hen nauw betrekken bij de vormgeving van hetproject. Ze moeten niet eenmalig, maar blijvend en provocerend worden opgeroepen om mee te doen,ook de niet-georganiseerde jeugd. De aanstelling van een jeugdintendant kan heel belangrijk zijn om de jeugdcultuur te geven waarze recht op heeft. Een jeugdintendant is een persoon die alle activiteiten van het programma van2002 vanuit het oogpunt van de jeugd in de gaten houdt, en bij de collega’s kan tussenkomenals hij of zij meent dat een programmaonderdeel moet worden bijgestuurd – voor zover dit kan - infunctie van het jeugdig publiek. Het is de ook verantwoordelijke voor de activiteiten die zichspecifiek op de jeugd richten. De jeugdintendant brengt door zijn rol een zekere spanning in het project. Hij is niet enkelverantwoordelijk voor een sector, maar snijdt (horizontaal) doorheen het hele project. Hij of zij omringt zich met werkgroepen en organisaties. Van hem of haar wordt verwacht dat hijaanspreekbaar92 is voor jongeren, die kan luisteren, evalueren, hen op weg kan helpen. Hij kanook zelf met ideeën naar jongeren toe stappen. Van al wie betrokken is bij 2002 wordt luisterbereidheid en een open houding verwacht tenopzichte van de jeugd. Jongeren vragen bijzondere aandacht. De ervaring leert ons dat het niet werkt om hier en daareen jongere aan te spreken met de vraag om mee te werken. De initiatieven moeten van dejongeren zelf komen of mee door hen worden uitgewerkt. Ze zullen er nauw bij betrokken worden,niet alleen als toeschouwers, maar vooral vanuit hun creatieve vermogens. Met scholen kunnen er educatieve pakketten worden uitgewerkt die thema’s behandelen van2002 of die een directe voorbereiding kunnen zijn op geplande manifestaties, tentoonstellingenenz…

1.4.4. Een cultureel project met een maatschappelijke dimensie93

2002 is een cultureel project. Maar een dergelijk project moet onvermijdelijk ook eenmaatschappelijke dimensie hebben. Cultuur is niet de slagroom op de taart, maar een essentieelonderdeel van een zorgende samenleving, een welzijnsgerichte samenleving. 2002 mag nietalleen een pronkstuk zijn, het mag een feest worden, maar niet oppervlakkig en evenmin enkelvoor het prestige. Het moet zich maatschappelijk durven engageren. “Men crepeert van eenzaamheid en verveling vooraleer te creperen van de honger” en “Cultuur isgeen luxe. Het behoort wezenlijk tot het menselijk leven. De culturele armoede is wellicht dezwaarste vorm van uitsluiting” staat te lezen in het Armoederapport. De kunst- en culturele wereldmoet aandacht hebben voor maatschappelijke problemen als sociale achterstelling, desintegratieen armoede. Kunst en cultuur kunnen (mee) een hefboom zijn tot de oplossing van dezeproblemen, een bijdrage tot een leefbaardere stad.

92 Jongeren zijn niet georganiseerd binnen vaste structuren. Weliswaar zijn er verschillende subculturen, maar daar bestaan geen officiëlevertegenwoordigers van. Daarom moeten jongeren zelf toenadering kunnen zoeken en hiervoor terecht kunnen op één bepaald punt.93 “Eenieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel tehebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan”. Universele verklaring voor de Rechten van de Mens, art. 27, 1948.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 109

Brugge 2002 wil in het bijzonder aandacht schenken aan een aantal maatschappelijke groepen:vierde wereld, asielzoekers, gehandicapten … 94

2002 moet ook in samenwerking verlopen met de SIF-planning 2000-2002: cultuurparticipatie alshefboom tegen sociale uitsluiting.

1.5. Brugge als fond van het project 2002Activiteiten en manifestaties in 2002 hebben Brugge als grondstof. Dat is een beperking, maartevens een kracht. We durven Bruggeling zijn, durven een kleine Europese stad zijn, onzesterktes en beperkingen kennen en deze op een eerlijke, juiste manier uitdragen, deze gebruikenals bron van inspiratie en creativiteit.Dit uitgangspunt is echter ‘open’:- het programma zal worden opgebouwd op de bestaande fundering: potenties en kwaliteiten

van Brugge, zowel de lokale als de internationale;- maar het wordt eveneens opgebouwd rond nieuwe culturele en artistieke ontwikkelingen die

Brugge wil genereren;- en het wil veel nieuwe culturele en artistieke input veroorzaken, onder meer door het

aantrekken van mensen en structuren.Brugge 2002 wil uiteraard een internationaal project zijn. Het zal artistieke producten aanbiedenen creëren die toegankelijk zijn voor een internationaal publiek, zowel gemaakt door kunstenaarsvan eigen (Vlaamse) bodem als door buitenlandse artiesten. De kennismaking met en deconfrontatie van cultuuruitingen uit vele cultuurgebieden is een verrijking voor alle betrokkenculturen.Daarom moeten niet alle projecten sowieso een Brugs cachet of korset dragen.

1.6. Brugge 2002: een inktdruppel met vele spatten Brugge 2002 kiest voor een spreiding van de activiteiten, manifestaties en evenementen overeen groot gebied. De Brugse binnenstad is de plek waar de inktdruppel neerkomt en openspat,maar omdat het een grote hoeveelheid inkt is, komen er spatten en uitlopers terecht buitenBrugge. Naast de Brugse rand wil Brugge 2002 samenwerken met vele andere steden en gemeenten inhet Vlaamse land en de aangrenzende landen. Er kunnen activiteiten plaatsvinden in anderesteden, in Kortrijk, Oostende, Gent of Antwerpen, in Damme of Veurne, … maar ook in Rijsel,Middelburg, Doornik, … Een voorkeurgebied is Zeeuws-Vlaanderen en het vroegere Vlaanderen(Henegouwen, Frankrijk). Als ze zich inschrijven in de krijtlijnen van 2002 en samen met Brugge geconcipieerd worden,worden ze opgenomen in het officiële programma. Dat is geen passief gebeuren, Brugge wil zelfstappen zetten om partnerschappen te ontwikkelen met tal van steden. We willen ook werken op de verbindende elementen tussen deze steden. Zij zijn directeaangrijpingspunten voor culturele projecten. Ten slotte willen we extra-aandacht besteden aan de kleine Europese steden. Overal in Europazijn er steden die geen hoofdstad zijn en waar toch een boeiend en bloeiend cultuurleven

94 Bijzondere aandacht schenken aan problematiek van mensen met een handicap: veilig en continu voetgangerscircuit, locaties maximaaltoegankelijk maken voor iedereen (ook rolstoelgebruikers), alle informatie auditief, tactiel en visueel toegankelijk maken.Zie verder ook op de vorige pagina.

DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002110

bestaat. Via inventarisatie en daaruit voortspruitende contacten willen we partnerschappenopbouwen die leiden tot een verrassend cultureel aanbod. Brugge is het focusgebied van 2002, maar wil dus evolueren in een interstedennetwerk, zoals ditook het geval was in Stockholm, de Culturele Hoofdstad van 1998.

1.7. Een centrale plaats voor de nieuwe media In de programmering rond 2002 kunnen de stad en de organisatoren van het project gebruikmaken om grenzen te verleggen op het gebied van nieuwe media of informatie- encommunicatietechnologie. Dit houdt in dat Brugge in 2002 als eerste gebruik kan maken vandeze technologieën op grote schaal. Het is bijvoorbeeld mogelijk om naast de reële projecten ookeen virtueel project uit te werken dat via Internet wordt verspreid. Met de technologie kunnen wezorgen voor een directe verbinden met Salamanca, waardoor interactieve evenementen kunnenworden georganiseerd. De nieuwe media moeten dus een prominente plaats krijgen in de programmering van 2002, nietalleen of als hulpmiddel bij de communicatie, of via specifieke activiteiten of projecten, maardoorheen de verschillende onderdelen van het programma. Voorbeelden zijn er genoeg: een internationaal congres organiseren van digitale steden enregio’s, bepaalde evenementen simultaan laten beleven in Brugge en Salamanca (bijv. openings-en sluitingsplechtigheden en tussenliggende belangrijke momenten), permanent (gedurende hethele jaar) een on-line beeld van de Plaza Mayor van Salamanca tonen in Brugge en van deGrote Markt in Salamanca, via een aangepast multimediaplatform in Brugge een virtueel bezoekbrengen aan tentoonstellingen, musea, happenings in Salamanca en omgekeerd, enz. Brugge 2002 kan allicht een alfabetiseringproject in nieuwe technologie zijn.

1.8. Blijvende effectenHet project 2002 is een stap in een evolutie, zij het een zeer belangrijke stap omdat die toelaateen versnelde ontwikkeling door te maken.Brugge 2002 zal een brede waaier aan activiteiten en manifestaties opzetten. De keuze vanactiviteiten zal mede gebaseerd worden op de keuzes die gemaakt zijn in het langetermijnprojectvoor Brugge.Op 1 januari 2003 mag Brugge niet in een zwart gat vallen.De grote inspanningen, gericht op het jaar 2002, moeten blijvende effecten hebben, effecten ophet cultuurbeleid, de monumentenzorg, het openbaar domein, de architectuur, het toerisme e.a.Overblijvende gevolgen zien we vooral bij infrastructuur en voorzieningen, bij de hardware. Wedenken hierbij aan nieuwe en gerenoveerde culturele infrastructuur, heringerichte musea,gerestaureerde monumenten, een betere dienstverlening voor cultuurparticipanten, eenkwaliteitsverhoging van de toeristische infrastructuur en het onthaal, enz.Naast langdurige nawerkingen bij de infrastructuur moeten we hopen op blijvende effecten op hetorganisatorisch en inhoudelijk vlak. In het kader van 2002 ontstane samenwerkingsverbandenkunnen hopelijk lang na 2002 blijven doorwerken. Inhouden blijven niet over, ze evolueren enveranderen. Maar er kan een nieuw klimaat worden gecreëerd waarbinnen veel nieuweinitiatieven ontstaan. 2002 moet een belangrijke trendsetter en ‘deuropener’ zijn.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 111

Om de duurzame effecten te bewaken zal er tijdens de voorbereidingen van Brugge 2002 aanelke werkgroep, denktank of projectgroep iemand worden toegevoegd die speciaal in het ooghoudt wat het post-2002-effect van de projecten, acties en investeringen is. Dit om er over tewaken dat er na 2002 blijvende effecten zijn (hoewel niet élk project sowieso een blijvend effectmoet hebben). Er zal ook minstens één medewerker van Brugge 2002 worden vrijgesteld die belast wordt met dezorg om de continuïteit en het programma van 2003. Vijf procent van het budget zal gereserveerdworden voor “het jaar nadien” om het stileffect te vermijden. Eenzelfde uitnodiging zalgeformuleerd worden aan de diverse diensten en kabinetten.

DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002112

2. Methodische aspecten ______________________________

2.1. Een open en grondige voorbereiding Het project 2002 moet dynamiek genereren in stad en streek en wervend zijn voor kunstenaars,organisatoren en het publiek. Daarom werd in de voorbereidingsfase gekozen voor een brede informatie- en gespreksronde,voor het debat en werd het woord gegeven aan de kunstenaar, de filosoof en de socioloog. Tegelijk werd wetenschappelijk nagegaan welke de sterktes en zwaktes zijn van het huidigeBrugge, en gezocht naar het toekomstig cultureel profiel van Brugge. Dit werk is nooit af. Een open en grondige aanpak van het 2002-project blijft een essentiëlebekommernis.

2.2. In dialoog: de Bruggeling als toetssteen Om het ambitieuze programma van 2002 een kwaliteitslabel toe te kennen, is het noodzakelijk hette toetsen bij de Brugse bevolking. Brugge 2002 wil op zoek gaan naar een methodologie om haar werking te toetsen bij debevolking, om een positieve ingesteldheid op te bouwen en een lokaal draagvlak te ontwikkelen. Brugge 2002 wil de bevolking ook betrekken bij de voorbereiding en bij de uitwerking van deactiviteiten: in werkgroepen, comités, vrijwilligersgroepen,… Brugge 2002 staat niet naast of bovende bevolking. Er zal werk worden gemaakt van een communicatie- en mobilisatieplan, niet alleen naar Europatoe, maat ook naar binnen toe (intern). Brugge 2002 moet populair worden gemaakt bij deBruggelingen zelf. De sensibilisatie moet op verschillende niveaus, over verschillende manieren enop verschillende tijdstippen gebeuren.95

2.3. Eén globaal cultureel project Brugge 2002 wordt opgevat als één globaal cultureel project en niet als de optelsom van veleindividuele projecten. Eén concept voor de programmering fungeert als basis, context, ruggengraat en inspiratiebronvoor het uiteindelijke programma van Brugge 2002. Programmavoorstellen zullen telkens aan ditbasisconcept worden getoetst. Er zal een onderscheid gemaakt worden tussen eenkernprogramma en een randprogramma. Dit programma wordt ontwikkeld, gecoördineerd en gerealiseerd door een centraalprojectsecretariaat dat fungeert onder leiding van de intendant en de algemeen coördinator.Uiteraard gebeurt de ontwikkeling van dit programma voornamelijk op basis van actieve contactenmet de culturele sector in de ruimste zin van het woord. Brugge 2002 zal werken met een centraal budget voor o.a. de programmering en de realisatiedaarvan. Momenteel kreeg het projectsecretariaat zowat 700 voorstellen binnen. Deze werdengerangschikt, maar er werden nog geen beslissingen genomen over welke projecten er al dan

95 We kregen nogal wat suggesties, bijv. de handelszaken betrekken om sfeer te maken (creatieve etalages i.h.k. van 2002,eindejaarsacties van 2001 in het teken stellen van 2002 …)

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 113

niet zullen worden gekozen. Dit werk zal pas starten zodra het artistiek team is samengesteld. Dewerkwijze zal de volgende zijn:- de thema’s waarrond Brugge 2002 zal werken, worden uitgepuurd en definitief vastgelegd;- er wordt geen openbare oproep gedaan om voorstellen voor het programma in te dienen; wel

kunnen steeds nieuwe voorstellen worden ingediend. Een openbare oproep genereertongetwijfeld nog tal van nieuwe voorstellen, maar het overgrote deel zal geweigerd moetenworden, zodat dat alleen leidt tot ontgoocheling bij honderden indieners;

- de reeds ingediende voorstellen zullen gescreend worden op hun kwaliteit en haalbaarheid; zonodig wordt bijkomende info gevraagd; in functie van selectie zullen er criteria wordenontwikkeld die gebaseerd zijn op de doelstellingen en de uitgangspunten die in dit rapport zijnopgenomen;

- voorstellen die in de eerste selectieronde worden weerhouden zullen voorwerp zijn van overlegtussen het artistiek team van 2002 en de indieners; de bedoeling is het projectvoorstel teversterken en te verfijnen, de concrete uitvoerbaarheid te onderzoeken, de financiële enorganisatorische aspecten te onderzoeken, verbanden te leggen met verwante voorstellen uitandere disciplines, enz.

- ook het team van 2002 zal programma’s concipiëren, en (indien dat verrijkend kan zijn) inoverleg met actoren die complementaire voorstellen hebben ingediend;

- uit alle weerhouden voorstellen zal een eerste gedeelte van het programma wordenbekendgemaakt, waarbij een evenwicht tussen de culturele sectoren en de thema’s wordtnagestreefd;

- deze procedure wordt nog eens herhaald in 2000 en in 2001. Het onderscheid tussen kern- en randprogramma hangt nauw samen met de bovenstaandeopties. In het kernprogramma komen deze programma’s, waarvan het artistiek team (onder deleiding van de intendant) meent dat deze het ‘hart’ vormen van Brugge 2002 (cf. criteria). Brugge2002 zal de conceptie en uitwerking ervan van zeer nabij opvolgen en is verantwoordelijk voor deinhoudelijke, organisatorische en financiële aspecten. Er wordt gestreefd naar partnerships,coproductieafspraken enz. Het kernprogramma krijgt ook promotioneel de meeste aandacht. Bij het randprogramma is de bemoeienis of de inbreng van Brugge 2002 een stuk kleiner. En alworden ook deze programmaonderdelen geselecteerd door de intendant, de betrokkenheid ende inbreng (financieel, inhoudelijk, organisatorisch) van Brugge 2002 zal beperkter zijn.Promotioneel worden deze activiteiten ook letterlijk in de rand opgenomen. Deverantwoordelijkheid berust dan ook bij de indiener. Tenslotte zullen een aantal andere activiteiten het ‘label’ van Brugge 2002 kunnen krijgen. Hiervalt geen financiële of inhoudelijke inbreng te verwachten van Brugge 2002. Het betreft eerderreguliere activiteiten, die hun normale verloop zullen kennen in 2002 en omwille van de kwaliteitook kunnen aangekondigd worden aan het 2002-publiek. Dat betekent dat ze in de kalendersmee worden opgenomen. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk activiteiten te laten ‘rijpen’ via denktanks ofprojectgroepen. Hiervoor zullen diverse culturele organisaties en deskundigen wordenuitgenodigd.

2.4. Met veel ‘uitbesteed’ werk en samen met de actoren op het terrein De aanwezige culturele actoren zijn bevoorrechte partners om deelprojecten te realiseren: viasamenwerkingsverbanden, opdrachten, enz. Dit gebeurt voor zover ze zich inschrijven in enmeedenken over de krijtlijnen die door het project 2002 worden uitgezet.

DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002114

Er kunnen bestaande initiatieven worden ingeschakeld. Deze kunnen genieten van promotie,krijgen extra aandacht en kunnen de gelegenheid te baat nemen om een kwalitatieve groei doorte maken. Er zullen heel wat programma – onderdelen worden ‘uitbesteed’: enerzijds zullen externestructuren (culturele instellingen, diensten, ondersteunende bureaus, …) een bepaald onderdeelkunnen realiseren, anderzijds zullen deelopdrachten worden gegeven aan personen buiten depersoneelsploeg van 2002 (tentoonstellingsmakers, regisseurs, dirigenten, auteurs, enz.). Deprogrammatoren van Brugge 2002 zullen hier een actieve coördinerende rol vervullen en dusnauw samenwerken met deze personen en structuren.

2.5. Een programma van 1999 tot 2003 Het jaar 2002 is uiteraard het focusjaar, maar het is wenselijk reeds de jaren vooraf een effectievewerking en een programma neer te zetten. Brugge 2002 dient onder meer een actieve rol tespelen in belangrijke evenementen en daar de ‘culturele poot’ van te verzorgen: bijv. Euro 2000,Elfdaagse Vlaanderen-Europa 2002, millenniumactiviteiten, enz…. Ook verschillende grote culturele initiatieven met een (groeiende) internationale uitstraling die nureeds in Brugge aanwezig zijn (Brugges Festival, Cinema Novo, Cactusfestival, Klinkers,Overbruggen, Festival van Vlaanderen, …) kunnen betrokken worden door de mogelijkheid teonderzoeken een specifiek luik96 ‘Brugge 2002’ in de verschillende initiatieven te integreren in deperiode 1999-2002. De programma’s vooraf geven een richting, zijn sfeerbepalend en moeten doen smaken naarmeer, …

2.6. Eén of meer thema’s? Welke thema’s kunnen we hanteren voor het jaar 2002? Er kwamen meerdere reacties binnen waarin een oproep te lezen was om Brugge 2002 rond ééncentraal thema op te bouwen. De verschillende voorstellen zijn “geld”.97 (het thema isinternationaal, het leeft en is controversieel of taboe), “samenleven”98, “de rol van een kleine stadin het Europa van de 21ste eeuw: cultureel, economisch, sociaal, politiek”99, “de stad, eenthuis?”100 Het Nieuwsblad (SVV) vroeg zich af of hier geen thema-avond voor de Volkshogeschoolof Moritoen is weggelegd. Aan de keuze voor één thema zijn nogal wat gevaren verbonden: het kan leiden tot versmallingvan het programma, waardoor duurzame effecten die het 2002-jaar wil bewerkstelligen in deschaduw komen te staan. Natuurlijk heeft Brugge 2002 nood aan een ondertitel. Eén themaaanhouden lijkt mij echter niet opportuun. De meeste culturele hoofdsteden deden dat evenmin.

96 Mogelijkheden zijn een label Brugge 2002, een factor Brugge 2002 in de programmatie, een informatieve aanwezigheid op deverschillende evenementen …97 Alex Calmeyn schrijft hierover: “Wat raakt de mensen? Wat is hun culturele beleving van de tijd waarin zij leven? Hoe maak jeenerzijds een democratisch project, dat anderzijds borg staat voor fijnproeverij bij de zgn. elite? Hoe stel je een project voor, dat in Bruggehistorisch verantwoord én toekomstgericht is? Het is kunst om met één woord een ganse filosofie te communiceren. Het woord is: “geld”.(…) Het woord is een eenduidig ‘communicatievehikel’ dat alle lagen van de bevolking, nationaal en internationaal kan beroeren. Het themalééft en is controversieel, of taboe: het is dus echt cultureel.”98 Chris Viaene99 Fernand Traen (MBZ)100 Prof. Guido De Brabandere

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 115

Het centrale thema van Antwerpen ’93 was ‘kunst’, Brussel 2000 hanteert ‘de stad’ als thema,maar dit zijn ruime en open sleutelwoorden die tal van subthema’s toelieten en toelaten. Het kan zinvol zijn een dergelijk ruim sleutelwoord als thema te hanteren voor Brugge 2002. Maar het blijft zeer belangrijk een gevarieerd programma te ontwikkelen. Met gevarieerd wordtbedoeld: in verschillende vormen en uitingen, handelend rond verschillende thema’s. Mogelijkethema’s kunnen we distilleren uit de doelstellingen uit deel II. We hernemen ze, lichtelijk herschikt.U leest drie hoofdthema’s, en telkens een aantal subthema’s. 1. Brugge, kruispunt van verleden en toekomst

– Brugge, grootse intimiteit– stad van water, groen en steen– een plek om kunst te maken en innoverend te denken– eigentijdse omgang met mythes en tradities

2. Brugge en de wereld– Brugge, een open stad– Brugge, een Europese stad– Brugge Hanzestad– Brugge en Salamanca– de Euro en de beurs

3. Brugge, cultuurstad tussen toerisme en leefbaarheid– gastvrijheid– cultuur en toerisme– leefbare stad

2.7. Vzw-structuur en organisatieDit is de structuur zoals beslist op de vergadering van de stuurgroep op 10 september ’98.

2.7.1. Brugge 2002: vzw-structuur en organisatiea. Vzw-structuurVoor de realisatie van het project Brugge 2002 werd reeds een vzw opgericht. Het is een tijdelijkevzw, die specifiek voor de realisatie van het cultuurjaar 2002 (incl. de jaren eraan voorafgaand énhet jaar erna) wordt opgericht. Niettegenstaande zijn tijdelijk statuut, behoort het toch tot deopdracht van deze vzw om ook en vooral op het vlak van de werking blijvende effecten encontinuïteit te waarborgen door voorstellen en instrumenten te ontwikkelen die een blijvendeculturele dynamiek en culturele marketing moeten waarborgen (incl. de implementatie ervan).Een dergelijke vzw-structuur heeft bepaalde voordelen:- de mogelijkheid om andere overheden én de privé-sector structureel bij het project te

betrekken;- waarborgt duidelijkheid qua opdracht en beheer;- waarborgt een bepaalde mate van autonomie;- laat toe om bijv. sponsorinkomsten en eigen inkomsten te kunnen ontvangen;- mogelijkheid om met gemengd BTW-statuut te werken;- mogelijke aftrekbaarheid van giften aan de vzw.

b. Raad van beheer en algemene vergaderingDe statuten zijn in de bijlagen opgenomen. Statutair worden opgenomen in de algemenevergadering en de raad van beheer:- 4 vertegenwoordigers van de stad Brugge

DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002116

- 2 vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap- 1 vertegenwoordiger van het Provinciebestuur van West-Vlaanderen;- 1 vertegenwoordiger van de Europese Unie;- de intendant en de algemeen coördinator van Brugge 2002;- 1 vertegenwoordiger van Toerisme Vlaanderen;- 1 vertegenwoordiger van de vzw die bevoegd is voor het project Vlaanderen-Europa 2002101;- 1 vertegenwoordiger uit de economische sector;- de voorzitter van de culturele raad van Brugge.Het lidmaatschap is gebaseerd op de functie van de betrokken leden.De statuten laten toe nog andere instellingen en personen in de vzw op te nemen.

c. Twee topfunctiesDe stuurgroep Brugge 2002 opteert voor twee ‘topfuncties’: een intendant met een duidelijkartistiek profiel, geassisteerd door een algemeen coördinator, die instaat voor de eigenlijkeorganisatie en de procesbegeleiding, maar ook voor de opvolging van de doelstellingen van delange termijn102.De intendant is de hoofd- en eindverantwoordelijke van het project. Voor de intendant enalgemeen coördinator, alsook voor de andere coördinatiefuncties, zullen duidelijkefunctiebeschrijvingen opgemaakt worden.Beide topfiguren moeten zich inschrijven in het voorbereidend proces en uitgetekendbasisconcept.Het is ook van groot belang dat er continuïteit (organisatorisch én inhoudelijk) is tussen devoorbereidende fase en de eigenlijke projectfase.De intendant103 functioneert in direct overleg met alle organen van de vzw. In de statuten isbepaald dat de raad van beheer de artistieke leiding overdraagt aan de intendant. Het artistiekbeleid dient zich in te schrijven binnen de doelstellingen van de vereniging en binnen debudgettaire en organisatorische beperkingen. Kerntaken van de intendant zijn onder meer:- de ontwikkeling van een sterk en voor Brugge relevant concept, gericht op duurzame effecten;- realisatie van het cultureel programma in 2002 en het daarvoor benodigde instrumentarium en

budget (rekening houdend met zusterstad Salamanca en met het Vlaanderen 2002-gegeven);- een aanloopprogramma ontwikkelen in de jaren voorafgaand aan het culturele hoofdstad-jaar;- een beperkt vervolgprogramma ontwikkelen voor het jaar 2003 (om een te grote terugval te

vermijden), evenwel binnen een realistisch verwachtingspatroon van wat binnen een ‘normaalbegrotingsjaar’ mogelijk is;

- in direct overleg met het stadsbestuur en de betrokken diensten voorstellen/instrumentenontwikkelen én implementeren die een blijvende culturele dynamiek en culturele marketingmoeten waarborgen op korte en langere termijn (continuïteit na 2002).

In deze zin is de intendant verantwoordelijk:- voor het uittekenen van het organisatorisch en programmatorisch basisconcept, alsook voor de

invulling en realisatie van het centrale programma van Brugge 2002;- voor de coördinatie en opvolging van de fondsenwerving;- voor het personeelsbeleid en het functioneren van het projectsecretariaat;- voor het financieel beheer;- voor het overleg met de culturele sector in de ruimste zin;- voor de informatie, communicatie, de marketing en de promotie.Uiteraard rapporteert hij regelmatig aan de raad van beheer, die de werkzaamheden permanent opvolgt encontroleert, en die de uiteindelijke beslissingen neemt op voorstel van de intendant.

101 Brugge zal autonoom het eigen programma ontwikkelen. Als voor bepaalde programmaonderdelen een meerwaarde overduidelijk is,kan worden samengewerkt met Vlaanderen-Europa 2002. Hun programma staat apart t.o.v. dat van Brugge 2002. Datzelfde principe geldtoverigens t.o.v. andere mogelijke partners.102 Begeleiden en animeren van diverse werkgroepen (met Brugse structuren en personen en deskundigen van buiten Brugge) dielangetermijnprojecten behandelen. Deze opdracht kan worden gepositioneerd in het team van 2002 omdat dit een neutrale opstellinggarandeert. De taak is vooral die van een procesbegeleider, een tussenschakel tussen het veld en de overheden.103 Cf. Bijgevoegd organogram.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 117

Buiten de directe invloedssfeer, kerntaken en budget van de vzw (voor zover niet vervat in het inhoudelijk-programmatorisch concept) vallen:- het geheel van restauraties, verfraaiing van het openbaar domein, signalisatie, e.d.m.;- het geheel van maatregelen die een optimaal toeristisch onthaal moeten waarborgen.

d. Opdracht en rol van de raad van beheer van de vzw Brugge 2002De raad van beheer concentreert zich op de hoofdlijnen van het beleid en het beheer van devzw. De raad van beheer spreekt zich - op voorstel van de intendant - uitdrukkelijk uit over hetalgemeen programmatorisch basisconcept, het organisatorisch basisconcept, de groteprogrammalijnen en programmaonderdelen, het financieel plan en het financieel beheer, hetmarketing- en communicatieplan en het algemene personeelsbeleid.

2.7.2. OrganogramUiteraard wordt dit organogram gefaseerd ingevuld en uitgebouwd. Daarnaast moet het perdefinitie flexibel kunnen zijn. Het is wél van groot belang dat de verschillende ‘afdelingen’ parallelworden ontwikkeld en ingevuld. De samenwerking en interactie tussen de verschillendeafdelingen is immers van het allergrootste belang.Op elke sleutel- of coördinatiefunctie moeten degelijke mensen zitten en mensen waartussen het‘klikt’ op diverse vlakken. Dit is noodzakelijk voor wat de topfuncties104 betreft, maar het iseveneens wenselijk op subniveau. Het is van belang dat er per sleutelfunctie eenprofielbeschrijving wordt uitgetekend en dat er op basis daarvan wordt op zoek gegaan naargeschikte kandidaten. Voor de verdere invulling van de vele functies en taken kan er eveneensberoep worden gedaan op allerlei ‘statuten’: detacheringen uit overheid en privé, stagiairs,jobstudenten, vrijwilligers, werklozen, enz.De integratie van gemotiveerde medewerkers uit stadsdiensten én van de Brugse bevolking (indiverse varianten) is een belangrijk aandachtspunt bij de invulling van het team én van dewerking.

2.8. De aanspreekbare BruggelingOmdat bepaalde groepen Bruggelingen die met bezoekers te maken hebben in 2002 nog meerdan nu zullen worden aangesproken, pleiten we voor een minimale opleiding zodat ze kwalitatiefgoede informatie kunnen geven aan de bezoekers, hen kunnen doorverwijzen enz.: depolitieagent, het stedelijk personeel, het horecapersoneel105 (kamermeisjes, garçons …),verkoopsters, en alle andere geïnteresseerde Bruggelingen.We kunnen bijv. een label ontwikkelen voor de ‘aanspreekbare’ Bruggeling.

104 Dit bleek een belangrijke troef in bijv. Stockholm 98 en een belangrijke handicap in Brussel 2000.105 De vakbonden zullen voorstellen dat er in het sectoraal akkoord een project maatschappelijke vorming wordt aangeboden zodat dezepersonen kennismaken met de cultuur in hun stad. Daarvoor zou 0,10% van de sociale bijdragen in een speciaal fonds terecht komen.Brugge zou als pilootexperiment ‘culturele vorming’ kunnen fungeren.

DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002118

<organogram - pagina blank laten>

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 119

2.7. Fondsenwerving: publieke fondsen en sponsoringDe fondsenwerving valt uiteen in de werving van publieke fondsen (subsidies van de verschillendeoverheden) en in de werving van sponsors.Er wordt naar gestreefd zo snel mogelijk duidelijkheid te verwerven over de financiële inbreng vande overheden (stad, provincie, Vlaamse Gemeenschap, federale staat, Europese Unie).

De fondsenwerving voor het kernprogramma van Brugge 2002 gebeurt centraal door (of inopdracht van) het projectsecretariaat van Brugge 2002. Dus niet door bijv. de organisatoren vanbepaalde programmaonderdelen of projecten. Dit biedt een aantal voordelen :- meer waarborgen voor professionele en gecoördineerde aanpak- meer kans op grotere budgetten- meer kans op beleid, kwaliteit en integratie vermits alle inkomsten dan terechtkomen- in een centraal budget dat vanuit een beleidsvisie wordt herverdeeld- meer kans op langetermijneffecten.Er zal een extern bureau worden ingeschakeld voor de sponsorwerving. Het beleid zal echterintern worden bepaald en gestuurd.

De sponsorwerving is uiteraard van groot belang.- Ze vergroot het economisch en relationeel draagvlak voor Brugge 2002.- Sponsoring is budgetverruimend (cash/speciën, naturasponsoring, mediasponsoring).- Liquide middelen zijn beschikbaar in een vroegtijdig stadium omdat sponsorbedragen veelal in

verschillende schijven geïnd worden.- Het kan een aanzet zijn voor langetermijnconstructies (bijv. een cultuurfonds voor Brugge)

Brugge 2002 voorziet drie soorten sponsors:- structurele sponsors of hoofdsponsors: bedrijven die zich met het gehele project Brugge 2002

en niet met één bepaald project wensen te associëren;- projectsponsors: bedrijven die zich met een bepaald project wensen te associëren;- mediasponsors en naturasponsors.

Brugge 2002 werkt met een financieel comité waarin gezaghebbende en ‘zwaarwegende’ figurenzetelen uit de economische én de politieke wereld én de culturele wereld die zich actief willeninzetten voor het initiëren van contacten met mogelijk belangstellende bedrijven.Dit comité heeft onder meer als bijzondere taken:- de communicatie met de economische sector in de ruimste zin te bevorderen en te verzorgen

teneinde een optimale betrokkenheid van deze actoren bij Brugge 2002 te realiseren;- fondsen te verwerven bij overheden en instellingen allerhande;- de economische sector te stimuleren en te motiveren om actief aan Brugge 2002 te

participeren, hetzij financieel, hetzij in natura, hetzij via concrete projecten.Dit financieel comité wordt ondersteund en begeleid vanuit het projectsecretariaat, dat hiervooreen specifieke medewerker engageert. Het bedrag dat de diverse overheden voor Brugge 2002 vrijmaken, moet per definitie extra geldzijn, dat de bestaande culturele subsidiepotten niet aantast. Anders lijkt het alsof Brugge 2002 debestaande werking uitholt i.p.v. versterkt. Eenzelfde redenering geldt voor de sponsorbudgetten.

DEEL IV: KRIJTLIJNEN BRUGGE 2002120

2.8. Huisvesting Brugge 2002: Ter Beurze Het projectsecretariaat Brugge 2002 bevindt zich vanaf 1 maart ’99 in Ter Beurze, in deVlamingstraat 35 te Brugge. Dit gebouw, dat tot en met 15 augustus ’98 een filiaal van de KBCwas, heeft een rijke geschiedenis en werd in 1947 door toedoen van de Bank van Roeselare inhaar oorspronkelijke staat gerestaureerd. Het huidige gebouw dateert uit 1453 en was eigendom van de familie Van der Beurze. Vanaf de 14de eeuw ontwikkelde zich in Europa de particuliere wisselbrief. De wisselbrief maaktehet mogelijk geld van de ene plaats naar de andere over te maken zonder geldstukken te moetenvervoeren. De wisselbrief heeft vooral vanaf de 15de eeuw een ruime en belangrijke toepassinggevonden op het beursplein te Brugge. Dit plein kreeg zijn naam van de herberg die van de 13de

tot de 15de eeuw werd gedreven door het patriciërsgeslacht Van der Beurze. In dit huis regeldenkooplieden vanaf de 14de eeuw hun zaken (handels- en wisseltransacties). In de onmiddellijke nabijheid van de herberg Van der Beurze lagen de natiehuizen van Genua,van Florence en van Venetië, de voornaamste drie in Vlaanderen actieve Italiaansehandelssteden. Het natiehuis van de Catalanen en dat van Lucca lag eveneens op eensteenworp afstand. Het was de gewoonte van de handelaars om op bepaalde uren van de dag vóór hun natiehuizenrond te hangen, zodat men hen daar kon ontmoeten. Dit deden de Italianen en Catalanen,specialisten van de wisselmarkt, op het Beursplein. Hier kon iedereen informatie uitwisselen. Alzokwamen op dit Beursplein door toedoen van de “kooplieden van de Beurs” dagelijks dewisselkoersen tot stand. In de 15de eeuw verlegde de grote handel langzamerhand zijn zetel naar Antwerpen en erontstond ook daar een zelfstandige wisselmarkt. Het gebouw dat daarvoor in Antwerpen bestemdwas, kreeg de in Brugge intussen tot een begrip geworden naam “Beurs”. Ook in andere stedenwerden in het midden van de 16de eeuw identieke inrichtingen geopend, met dezelfde naam, endit is tot op de huidige dag in gebruik gebleven. De term 'beurs' werd een internationaal begrip inhet financiewezen en is inmiddels gemeengoed in bijna alle Westeuropese talen, van 'bourse'over 'borsa' en 'bolsa' tot 'borze'. In 2002 viert Brugge zeven eeuwen geschiedenis van de "beurs".

2.9. Verder verloop voorbereidingen (stappenplan)Hieronder volgt een voorlopig en rudimentair stappenplan:

eind januari 1999: - afsluiten voorbereidingsfase

voorjaar 1999: - uitwerken vzw-structuur- ontwikkeling nieuw logo en nieuwe huisstijl- aanstelling intendant/coördinator- samenstelling team 2002- in gebruik nemen van secretariaat Brugge 2002 vzw

- contact verder uitbouwen met bedrijfsleven, economische structuren, steden, gemeenten, Salamanca

- voorbereiding communicatiestrategie- inventarisatie kwalitatieve plekken plus infrastructurele noden in de

binnenstad

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 121

en deelgemeenten- organisatie sponsoring en subsidiëring

medio 1999: - bekendmaking eerste deel programma 2002

tweede helft 1999: - uitwerking programmering (wat reeds beslist is)- communicatie naar Vlaanderen, België en het buitenland- opvolging fundraising

voorjaar 2000: - bekendmaking tweede deel programmering- opvolging van alle contacten die reeds aanwezig zijn

najaar 2000: - opstart praktische voorbereidingen- opvolging hoger genoemde werkzaamheden

voorjaar 2001: - selectie derde en laatste deel programmering- eerste publicaties (programma) lopen van de pers- start verkoop tickets, reservaties, etc.

DEEL V. ABSOLUTE PRIORITEITEN122

Deel V. Absolute prioriteiten

1. Voor de lange termijn _______________________________ Er zijn enkele dossiers die essentieel zijn voor de toekomst en daarom best tegen 2002 opgelostof gerealiseerd zijn. Het gaat om doelstellingen en middelen / randvoorwaarden. Het zijn als het ware breekijzers (in willekeurige volgorde): Op vlak van infrastructuur en logistieke ondersteuning:- bouw van de concertzaal;- uitvoering van het restauratieprogramma;- een zaal voor concerten en activiteiten voor staand publiek, ev. in combinatie met een fuifzaal;- inrichting van een bezoekerscentrum;- nieuwe functies voor 19de-eeuwse ziekenzalen van Sint-Jan;- inrichting van een jeugdcentrum;- een andere exploitatieformule voor het Entrepot;- uitbreiding en optimalisering van De Bond (of alternatief);- Exit-light versterken i.f.v. continuering;- ontwikkeling van een project als Digitale Stad of Regio, Telepolis …- oprichting van een centrum van de beeldcultuur in het huis Sebrechts;- bouw moderne cinemazalen (privé-sector).- oprichting van een onderzoeks-, informatie- en communicatiecentrum (Provincie);- uitgeruste repetitieruimtes voor dans en theater;- uitbouw van een netwerk van lokalen voor het gemeenschapsleven;- prioriteit geven aan ontsluiting in de monumentenzorg;- ondersteuning activiteiten m.b.t. de poëzie.

Op het vlak van personeel:- een cultuurbeleidsplan opmaken;- aanstellen van een nieuwe hoofdconservator;- aanstellen van een intendant/directeur in de Concertzaal;

- aanstellen hoofd van het bezoekerscentrum.

Op beleidsvlak:- een beleid voor kwaliteitsvolle hedendaagse architectuur;- een beleid voor kwalitatief cultuurtoerisme;- een beleid inzake de nieuwe media (telematica en informatica)- oprichting communicatiekanalen tussen culturele instellingen onderling en de tussen de

culturele instellingen en de overheid.

Het gaat hier enkel over de prioriteiten. Nog tal van andere zaken zullen worden gerealiseerd. Diemoeten eveneens in een beleidsplanning worden opgenomen.De opmaak van een volledig plan (cultuurbeleidsplan) is echter het werk en deverantwoordelijkheid van het stadsbestuur, inzonderheid de schepen voor cultuur en debetrokken diensten.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 123

2. Voor Brugge 2002 __________________________________

Het team van Brugge 2002:binnen het organogram van Brugge 2002 twee topfuncties opnemen met een specifieketaakinhoud:- Intendant: als coördinator van de programmering, met deelverantwoordelijken per sector.- Coördinator voor de bewaking van de langetermijnoptiek en voor het opstarten en animeren

van diverse werkgroepen (toerisme, onthaal en gastvrijheid, kerkelijk erfgoed, ontsluitingcultureel erfgoed, denkoefening over museumwerking, een nieuw imago voor Brugge enz.).

Beleidsplannen uit verschillende sectoren afstemmen op Brugge 2002 … en omgekeerd.- SIF-planning 2000-2002;- Jeugdwerkbeleidsplan- …

3. Aanzetten en acties _________________________________

Hierna worden een aantal concrete actievoorstellen opgenomen die betrekking hebben oplangetermijnevoluties, en op 2002. Ze zijn het gevolg van de contacten uit de voorbereidingsfase,en van besprekingen in allerlei denktanks.Het team van 2002 kan voor enkele aanzetten als ‘trekker’ fungeren, en bij andere actiefparticiperen.Deze lijst is niet limitatief.

1. Kerkelijk ErfgoedEr is een bereidheid bij de Kerk om deze problematiek, in al haar facetten, aan te pakken. DeKerk wil zelf een aantal stappen zetten, maar is vragende partij om met andere partners na tedenken, bijv. over de bestemming van kerken, de functie van het seminarie, de toegankelijkheidvan kerken (erfgoed) enz. Ten bewijze: de lange lijst van voorstellen (33) die het bisdomtoestuurde.Via werk- en denkgroepen, al dan niet in samenwerking met bijv. de Stichting Vlaams Erfgoed,kan er grensverleggend gewerkt worden.

2. Centrum voor Cultuur en CommunicatieDe Provincie wil een dergelijk centrum oprichten. Het gaat onder meer om reservatie en ticketingvoor alle culturele manifestaties in West-Vlaanderen. Men wil hiermee tijdig klaar zijn zodat zekunnen dienen voor de manifestaties in 2002. Dit Provinciale Centrum zal in Brugge wordengehuisvest. De informateur is lid van de voorbereidende werkgroep.

3. De ontwikkeling van een toerismeplanVele actoren uit de toeristische sector zijn het eens met de principes die in dit rapport wordenontvouwd. Ze moeten in een toerismeplan worden gegoten, een plan waarvan de uitvoering zosnel mogelijk zou moeten starten. De belangen van Brugge 2002 en van het toerisme in hetalgemeen lopen hier helemaal samen.Topfiguren uit Vlaanderen zijn bereid om rond de tafel te gaan zitten. Maar dit moet grondigworden aangepakt, en gelegitimeerd worden door de stad. We zouden aan de KoningBoudewijnstichting kunnen vragen om dit ‘pilootproject’ te ondersteunen. Kernpartners voor ditpilootproject lijken mij de Stichting, de stad, de provincie en Toerisme Vlaanderen, deacademische wereld en ev. een onderzoeksinstelling.

DEEL V. ABSOLUTE PRIORITEITEN124

4. Modelprojecten inzake de ontsluiting van monumentenIn het verlengde van het vorige punt: kan Brugge ook model staan voor de ontwikkeling vanprojecten inzake de ontsluiting van het cultureel erfgoed? Met de medewerking van de DienstMonumentenzorg en het Vlaams Gewest kunnen een aantal voorbeeldprojecten wordenuitgewerkt tijdens de komende twee jaar. Er is ongetwijfeld een bereidheid bij de betrokkendiensten om hier aan mee te werken. Ook hier is ondersteuning essentieel om tot een kwalitatieveaanpak te komen.

5. De randgemeenten van Brugge en de wijken en buurten van de Brugse binnenstadDeze werkgroep is al een tijdje actief. De bedoeling is drieledig:- in kaart brengen van kwalitatief waardevolle plekken waar in 2002 manifestaties kunnen

plaatsvinden;- zicht krijgen op de (vooral infrastructurele) noden van de wijken en buurten en er proberen een

antwoord op te vinden;- inventariseren van interessante sociale en orale geschiedenis.De werkgroep is breed samengesteld. Er ligt een voorlopig werkdocument ter tafel. Opvallenddaarbij is dat de voorstellen niet altijd zo duur moeten zijn. In verschillende gevallen gaat het ombestaande gebouwen die een nieuwe of bredere functie kunnen krijgen. De voorstellen moetennog grondig bestudeerd worden.

6. Opleiding voor restauratietechniekenBrugge kan een belangrijke rol – nog groter dan nu - spelen in het onderwijs inzakerestauratietechnieken. De bestaande opleidingen kunnen uitgebreid worden, in functie vanbijscholing en specialisatie. Te bestuderen samen met VECAR, de Europese Unie, het VTIBrugge, VDAB e.a.

7. Een tijdelijk architectuurpaviljoenDe bedoeling is een tijdelijk architectuurpaviljoen te bouwen van wereldniveau. Het zou vanaf eind2000 kunnen gebruikt worden voor architectuurgebonden activiteiten, maar ook alsontmoetingspunt of zelfs onthaalcentrum voor 2002. Archipel (architectuurorganisatie) deed hetvoorstel. De Kamer voor het Bouwbedrijf, het Simon Stevin Instituut (opleiding architectuur-assistenten) en de stedelijke diensten zijn bereid een werkgroep te starten om het project voor tebereiden.

8. Interessante projecten inzake groen, botanica, parken en landschapszorgEr zijn inzake parkaanleg, landschapszorg e.d. meerdere structurele voorstellen én concretesuggesties voor 2002 ingediend. Eén en ander kan uitgediept worden in een werkgroep (onderleiding van de Groendienst).

9. Internet-projectWe willen een internet-project opstarten in samenwerking met jonge (Brugse) haantjes-de-voorstedie surf- en webervaring hebben. Niet alleen de site van 2002 kan daardoor een dynamisch ensnel evoluerend platform worden, ook kunnen er allerlei experimenten worden ontwikkeld diemisschien de basis kunnen vormen voor een langetermijnproject, waardoor de communicatietussen Brugge en de wereld, de burgers en de culturele wereld, de burger en het stadbestuurkan verbeteren door het implementeren van diverse nieuwe communicatie- enmultimediatoepassingen.

10. “School 2002 bij!”Dit proefproject heeft een drieledige opzet: 1. Informatie-overdracht naar de leerlingen toe; 2.Luisteren wat er leeft bij de jongeren; 3. Betrokkenheid van de leerlingen verhogen. Het werd injanuari ’99 samen met Hemelsdaele een eerste keer uitgetest. Wordt vervolgd.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 125

11. Programmatorische werkgroepenHet is reeds eerder aangegeven dat Brugge 2002 voor de programmering beroep zal doen opwerkgroepen, waarvoor specialisten en deskundige actoren zullen uitgenodigd worden.Tijdens de voorbereidingsfase zijn reeds een aantal werkgroepen opgestart:

a. Werkgroep Brugge – SalamancaBeide steden hebben verrassend veel raakpunten. Een samenwerking tussen beide steden iseen open kans om over de grenzen heen extra dimensie te geven aan het begrip ‘culturelehoofdstad’. Deze werkgroep onderzoekt in een 1ste fase de raakpunten tussen de twee steden:politiek, culturele en religieuze geschiedenis, de actuele problematiek van een middelgroteprovinciestad met z’n toerisme en mogelijke samenwerkingsvormen.

b. Werkgroep Over de grensDeze werkgroep, met vertegenwoordigers uit Brugge en Kortrijk, benadert de grens in z’nhistorische context (1302-2002), in z’n sociale context (Vlaamse arbeid in Noord-Frankrijk), maarook de dagdagelijkse realiteit van het wonen en leven in West-Vlaanderen. Het maatschappelijkdebat heeft plaats in het voorjaar van 2002.

c. Werkgroep HanzedagenIn 2002 organiseert Brugge de ‘Hanzedagen van de Hedendaagse Tijd’. Deze jaarlijksemanifestatie vindt dit jaar in Oldenzaal (Nederland) plaats. De Werkgroep Hanzedagen bereidt dejaarlijkse deelname voor en buigt zich nu reeds over de organisatie van de Hanzedagen in 2002.

d. Werkgroep Slotmanifestatie Vlaanderen – Europa 2002In 2002 viert Vlaanderen feest met het “project Vlaanderen - Europa 2002”. Brugge organiseertreeds enkel jaren de slotmanifestatie van de Elfdaagse Vlaanderen – Europa 2002. Dezewerkgroep behandelt de inhoudelijke invulling van het programma.

12. Samenwerking andere stedena. Gemeenten uit het arrondissement en het noorden van de provincie Er is een werkgroep opgericht met de schepenen van cultuur en hun verantwoordelijkeambtenaren uit het arrondissement Brugge. Tijdens een eerste vergadering bleek er eenwederzijds enthousiasme te bestaan om samen te werken in de aanloop naar 2002.

b. Het zuiden van de provincie (Anno ’02) en Brugge 2002 Een 20-tal gemeenten uit Zuid-West-Vlaanderen willen samen een project 2002 organiserenonder de noemer “Anno ‘02”. Er is contact tussen de regio Kortrijk-Tielt-Roeselare-Ieper en Bruggeover het afstemmen van beide programma’s, over mogelijke samenwerking rondprogrammaonderdelen en de promotie. Dit resulteerde in een formele overlegstructuur: eencomité met de burgemeesters, de député, de schepenen van cultuur, en een werkgroep met deprojectverantwoordelijken en verantwoordelijke ambtenaren. Er werd contact gezocht metOostende en met het provinciebestuur om deel te nemen, maar het is niet uitgesloten dat nogandere steden aansluiten. c. Victoria-overleg Deze werkgroep wil een nieuwe visie ontwikkelen voor 2002. Er werd een eerste concepttekstuitgeschreven – een sneuvelnota – waarin wordt gepoogd een gemeenschappelijke visie enhouding t.a.v. wat 2002 moet zijn en betekenen, uit te schrijven. Vertegenwoordigers van Anno’02, Brugge 2002, Antwerpen Open, Keizer Karel, Toerisme Vlaanderen en het kabinet vanMinister Martens zetelen in deze werkgroep. Er wordt afgetast of met deze steden vormen vansamenwerking mogelijk zijn, én in latere fase ook met andere steden.

DEEL V. ABSOLUTE PRIORITEITEN126

d. Belgische en Europese stedenHet ligt in de bedoeling van Brugge 2002 om een aantal coproducties op te zetten, samen metactoren uit andere Belgische en Europese steden en regio’s. Wij denken aan tentoonstellingenmet andere musea of centra voor beeldende kunst, aan muziekcreaties, filmcreatie enzovoort.Er zijn reeds voorbereidende contacten geweest met:- Rotterdam (Culturele Hoofdstad in 2001);- Riga (plant belangrijke manifestaties in 2001);- Graz (culturele hoofdstad in 2003);- Rijsel (culturele hoofdstad in 2004);- De jaarlijkse Hanzedagen zijn een forum om een aantal van deze contacten te versterken en

nieuwe contacten te leggen. In 2002 organiseert Brugge de Hanzedagen.Er zal ook met andere steden in België worden samengewerkt. Naast het Victoria-overleg wordtgedacht aan Brussel, Leuven, Sint-Niklaas, Veurne en andere steden die zich aanmelden.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 127

Deel VI. Enkele economische aspecten. Eenoproep

SituatieschetsKan het jaar 2002 ook een hefboom zijn voor een economische ontwikkeling van Brugge en hetBrugse? Of blijft het strictu senso beperkt tot een cultureel gebeuren?Dat hangt in eerste instantie af van de houding van de economische wereld zelf. In 2002, en deaanloop er naar toe, zal Brugge in ieder geval veel aandacht krijgen van de internationale media.Blijft deze aandacht beperkt tot het culturele luik, of kan ze verbreed worden, o.a. tot deeconomische bedrijvigheid in het Brugse? Ook dat hangt af van de houding van de verschillendestructuren die de Brugse bedrijfswereld, de KMO’s en de middenstand vertegenwoordigen.

De ervaring opgedaan tijdens de vorige Europese cultuursteden leert – en studies bewijzen het –dat dergelijke projecten als een krachtige hefboom kunnen fungeren om in vele middens en opvele terreinen positieve energie en enthousiasme op te wekken. Zo’n Europees cultureel projectverdient ook vele malen het geïnvesteerde bedrag terug en kan als hefboom dienen voor eenhele regio, zo blijkt: het centrale project van Antwerpen ’93 kostte bijvoorbeeld ruim één miljardfrank, exclusief infrastructuurkosten en randprogramma, maar de directe en indirecte inkomstenvoor de hele regio werden uiteindelijk geraamd op 11 miljard frank, zoals blijkt uit de sociaal-economische impactstudie die het ESA, Economisch Studiebureau Antwerpen, uitvoerde insamenwerking met de Toeristische Federatie van de provincie Antwerpen. Deze elf miljard werdenuitsluitend gerealiseerd in het jaar zélf en enkel berekend op basis van de uitgaven van de meerdan tien miljoen bezoekers en participanten aan Antwerpen ’93.

Waar dure reclamecampagnes vaak niet in slagen, blijkt een project als Europese CultureleHoofdstad ook telkens een belangrijke hefboom te zijn voor de versterking en verbetering van debekendheid en het imago van een stad in binnen- en buitenland. Talrijke studies tonen aan datzo’n evenementen een groot aantal bijkomende verblijftoeristen aantrekken, dat de gemiddeldeverblijfsduur verlengd wordt en dat ze dikwijls aanleiding zijn tot een herhaald bezoek. Ookkunnen ze een hefboom zijn voor een betere spreiding van het toeristisch seizoen. En ten slottegenereren ze veel gratis reclame in binnen- en buitenlandse pers en media.

Daarnaast mobiliseert een dergelijk project ook de wakkere krachten van een regio, leidt hetmeestal tot een verbetering van de infrastructuur en de logistiek en is het vaak een gelegenheidom al lang vastgeroeste dossiers te deblokkeren. De omvang zélf van het evenement dwingtfederale of regionale overheden om de steden in kwestie ter hulp te snellen, en ook dat heeft terplaatse weer een multiplicatoreffect.

Het is dus meer dan logisch dat Brugge, van de mogelijkheden die Brugge 2002 biedt, optimaalgebruikmaakt, ook om economische initiatieven te nemen. De publicitaire uitstraling die eenpartnerschap met het culturele evenement met zich meebrengt kan ongetwijfeld vele bedrijveninteresseren.

Wat ‘ondernemen’ betreft, heeft Brugge een positief imago voor wat betreft handel en horeca.Ondanks bepaalde krachtige troeven (geografische ligging, lucht- en zeehaven, leefcultuur,industriële hogescholen, vorminginstellingen …) is de ondernemingszin minder uitgesproken bijKMO’s en grote bedrijven.

DEEL VI. ENKELE ECONOMISCHE ASPECTEN. EEN OPROEP128

Een verklaring daarvoor geven is riskant. Brugge is echter door de groei van de haven, deaanwezigheid van overheidsdiensten en enkele multinationals al te veel op zijn lauweren gaanrusten. Bij de multinationals worden de belangrijke beslissingen ook meestal in buitenlandsemoederbedrijven genomen. We stellen ook vast er onvoldoende groeiende familiale bedrijvenaanwezig zijn. Eén en ander leidt ertoe dat er weinig of geen druk wordt gezet op de overheden(van de verschillende niveaus) om specifieke impulsen te geven.We moeten natuurlijk een uitzondering maken voor Brugges grootste droom: ‘Brugge Zeehaven’.De haven nam en neemt steeds in belang toe maar is vooral een overslaghaven. Inzakeverwerkende bedrijvigheid en toegevoegde waarde valt er nog een hele weg af te leggen.

De economische handicap van Brugge t.o.v. andere streken in Vlaanderen heeft ook te makenmet een zekere mate van versnippering van en een eerder gebrekkige samenwerking tussende verschillende economische actoren enerzijds en de omliggende steden en gemeentenanderzijds. Het Brugse had geen krachtige intercommunale voor economische expansie. Dit staatin contrast met het zuiden van de Provincie, waar de intercommunale Leiedal de voorbijedecennia voor een sterke economische ontwikkeling van de streek borg stond. Dat succes is tedanken aan de wil van de betrokken gemeenten om op het terrein van industriële ontwikkelingsamen te investeren, en aan het inzetten van bekwame medewerkers.Kenmerkend voor het Brugse is dan ook de versnippering van krachten. Er zijn meerderestructuren die naast elkaar werken: GOM, ISB (Industrieel Samenwerkingsverband Brugge), WES,Streekplatform, Kamer voor Handel en Nijverheid, WITAB, WIER, MBZ, … Er is in ieder gevalweinig coherentie. Zo bestaat er geen gezamenlijk en geïntegreerd economisch plan voor deregio. Er bestaan wel aanzetten zoals de afzonderlijke nota’s ‘West-Vlaanderen 2000’ van deGOM en het ‘Streekcharter’. Maar, door de relatief zwakke positie van de versnipperde actorenhebben deze plannen een beperkte impact. Er is in ieder geval nood aan een plan, waar allekrachten de schouders onder zetten en dat ze verdedigen op alle fora.Dit alles maakt de positie van Brugge t.o.v. andere regio’s in Vlaanderen alleen maar zwakker.Er is echter een kentering merkbaar, wat onder meer geïllustreerd wordt door de oprichting vanhet ISB.

Een bijzondere vraag is die naar de rol en positie van Brugge in (Noord-)West-Vlaanderen.Kunnen we gewag maken van een ‘leidende rol’ van Brugge in deze regio? Brugge is immers nietalleen de grootste stad, maar ligt ook op het kruispunt van alle belangrijke verkeerswegen. KanBrugge een ‘centrum’rol opnemen voor de economische evolutie van Noord-West-Vlaanderen?Daar liggen ongetwijfeld kansen.

De politiek-bestuurlijke opdeling van de arrondissementen Brugge en Oostende echter blijft, naastandere factoren, de tweedeling van één geografische entiteit van dicht bij elkaar gelegen stedenen hun hinterland in de hand werken. Dat houdt beide gebieden zwak, in plaats van ze teversterken.

Nu een aantal van de grote bedrijven in problemen verkeren, of hun activiteiten in Brugge willenterugschroeven, komt die problematiek manifester dan ooit aan de oppervlakte. Hoe kan eraanworden verholpen?Een groot deel van de tewerkstelling in de Brugse regio is na de tweede wereldoorlogopgebouwd op laagwaardige concurrentiefactoren zoals fiscale voordelen en goedkopegrondstoffen en lonen. In de komende concurrentieslag zullen andere, hoogwaardige factorenvan langsom meer de doorslag geven. Als men het na 2002 over de toekomst van een regio zalhebben, dan zal men het ook moeten hebben over de ‘kennismaatschappij’, waarininformatisering, bereikbaarheid en telematica een doorslaggevende rol spelen, waarhooggeschoolde werknemers broodnodig zijn, waar de relaties met onderzoeksinstituten cruciaalzijn. Op deze domeinen scoort Brugge nog zwak.

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 129

Doelstellingen en middelen2002 kan hefboomeffecten ressorteren op diverse terreinen.Op de eerste plaats is 2002 een middel om de Brugse bedrijven en ondernemingen beterbekend te maken bij een ‘wereldpubliek’, via allerlei media, virtueel of reëel, maar zeker ook in destad zélf. 2002 brengt een groot en internationaal publiek naar onze contreien. Op geen enkelemanier wordt het economische Brugge nu (in 1999) aan de bezoekers van stad en streekvoorgesteld: de economische potenties van de regio, de nieuwe ontwikkelingen, de prestaties enresultaten, en – ja, waarom niet – het glorierijke handelsverleden. Tussen die miljoenen bezoekersvan vandaag en morgen zitten er vele economische actoren uit binnen- en buitenland. Het kaneen opstapje zijn voor verderreikende contacten en ontwikkelingen.

Op de tweede plaats is 2002 een public relations tool. Het kan een gelegenheid zijn voorBrugse bedrijven en organisaties om partners en collega’s uit andere landen uit te nodigen in‘hun’ Brugge. Niet voor zomaar een bezoekje, maar eerder voor studiebezoeken, colloquia,seminaries e.d. Hieruit kunnen samenwerkingsverbanden tussen bedrijven uit het Brugse enbuitenlandse ondernemingen groeien, die op hun beurt kunnen uitgroeien tot nieuwe projectenen investeringen.Het aantrekken van bedrijven moet dan ook een prioriteit zijn, naast het promoten van despecifieke kenmerken van Brugge. Dit kan enkel als daar ook wereldwijd voor geprospecteerdwordt en als gezocht wordt naar bedrijven in sectoren die precies in Brugge dé plek vinden.Daarenboven is een cultureel aantrekkelijke stad een belangrijke vestigingsfactor.

Op de derde plaats zou naar aanleiding van 2002 een discussie moeten plaatsvinden die leidt toteen strategisch economisch plan dat gedragen wordt door een groot deel van de economischewereld. Een groot draagvlak is immers essentieel om voldoende kans op slagen te hebben.Het is uiteraard niet de opdracht van een cultureel project als Brugge 2002 om op dit terrein eenvoortrekkersrol te spelen. We kunnen alleen maar hopen dat de Brugse bedrijfsleiders, deverantwoordelijken voor het economisch beleid, de politici en alle andere betrokkenen zich samengaan zetten om ten gronde na te denken over de toekomstige economische ontwikkeling van hetBrugse.Door de nieuwe regelgeving voor de havens, wordt het stadsbestuurmeerderheidsaandeelhouder van het havenbestuur en krijgt het de mogelijkheid een integralereconomisch beleid te ontwikkelen.Een andere belangrijke kapstok is het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Daarop kunnenwe een aantal acties enten:- de economische beslissingskracht106 (EDP) van de stadsgewesten Brugge en Oostende

versterken;- de grensoverschrijdende samenwerking bevorderen;- de zeehaven(s), dé motor van de economische ontwikkeling, moeten verder uitgebouwd

worden: aanleg ontbrekende infrastructuur (ook op het vlak van telecommunicatie) en van eeninternationaal georiënteerd logistiek park in Zeebrugge107;

- het stimuleren van toepassingsmogelijkheden van telecommunicatie en telematica (ziehieronder);

- hergebruik van verlaten bedrijfsgebouwen.We moeten ook vaststellen dat het hoger onderwijs in Brugge niet zoveel aandacht schenkt aandie economische ontwikkeling. Het zou een bijdrage kunnen leveren, zou kunnen nadenken overconcepten, projecten, voorstellen, enz. Een gerichte versterking van de Hogescholen in het

106 De economische beslissingskracht van Brugge en Oostende is klein, omdat vooral toeleveranciers van buiten Brugge en Oostende vande aanwezigheid van multinationale bedrijven profiteren (bijv. informaticatoepassingen in de haven van Zeebrugge die door Antwerpsebedrijven worden toegeleverd). Het versterken van de toeleveringscapaciteit van KMO’s in Noord-West-Vlaanderen zou daaraan kunnenverhelpen.107 Voor het ontvangen, opslaan en distribueren van goederen, sorteren, verpakken, kwaliteitscontrole en reparatie, verzekeringen,bankactiviteiten enz.

DEEL VI. ENKELE ECONOMISCHE ASPECTEN. EEN OPROEP130

Brugse is dan ook nodig, evenals een intensere samenwerking tussen de universiteiten en dehogescholen.Is er overigens al ooit nagedacht over een ‘Internationaal Maritiem Instituut’ in Brugge, waar zowelonderzoek als opleiding wordt verzorgd voor de volledige maritieme en logistieke cluster in Noord-West-Vlaanderen?

2002 is een gelegenheid – bijna een alibi – om een aantal voorbeeldprojecten enpilootexperimenten op te starten. Projecten die niet alleen economische componenten bevatten,maar op vele maatschappelijke terreinen ingrijpen en zo bijdragen tot een leefbaardere stad énstreek.Zo zouden we het kunnen hebben over ‘horizontale projecten’ die, vertrekkende vanuit een bredemissie, op een integrale wijze omgaan met zwakke plekken in wijken en buurten. Zo zou hetmogelijk moeten kunnen zijn om – bij wijze van voorbeeld - in het gebied van de achterhaven (deomgeving van het Entrepot) een ambitieus renovatieproject op te zetten dat ruimte biedt aanstartende KMO’s, in verbouwde industriepanden nieuwe woningen onderbrengt, kleine bedrijvenaantrekt die zich vestigen in nieuwe bedrijfsgebouwen (die dankzij een sterke architectuur eenverrassende kwaliteit in de buurt brengen), de watergebonden recreatie stimuleert, verrassendeactuele kunst neerpoot in een bijzondere omgeving …Een gelijkaardig verhaal zou kunnen worden opgehangen voor bepaalde buurten vanZeebrugge.

In Brugge is er ongetwijfeld een voedingsbodem voor bedrijven in de sector van de informatica-telematica-nieuwe media. Het is merkwaardig te moeten vaststellen dat in een stad met eenbelangrijke haven (op de wereld gericht), een stad waar gestreefd wordt naar de inplanting vaneen headquarterszone, een stad met een belangrijke ‘medische ‘ centrumfunctie, met eenbelangrijke toeristische functie … niet gedacht wordt aan de thematische uitbouw van eendigitale stad, met bedrijven die allerlei nieuwe digitale ontwikkelingen aansturen en begeleiden,ter ondersteuning van havengebonden activiteiten, van de medische wereld, van de grafischesector en het drukkerijwezen, van de nieuwste ontwikkelingen in de culturele sector (nieuwepresentatievormen in musea, ontsluiting van monumenten), efficiënter en kwalitatievertoerismebeheer, enz. Dit kan gegenereerd worden met ondersteunende bedrijvencentra voorjonge starters, investeringssubsidies van het Vlaamse Gewest, Europese projectenfondsen …Een dergelijke thematische aanpak zou ook een bijdrage betekenen tot de herwaardering vangebieden als Sint-Pieters en Ten Briele.

Een bundeling van de krachten, over de sectoren en de gemeentegrenzen heen, is eenabsolute noodzaak. Het ISB kan hierin een cruciale rol spelen. Deze nieuwe structuur, opgezetdoor de stad Brugge en de haven (MBZ), staat immers onafhankelijk t.o.v. alle mogelijkebelanghebbenden. Het ISB is een aanspreekpunt voor de ondernemers van de regio die op zoekgaan naar een nieuwe locatie, die problemen helpt oplossen bij uitbreiding enz. Het ISB wil ookbijdragen tot een bedrijfsvriendelijker klimaat en via hefboomprojecten de netwerkvormingbevorderen tussen alle betrokken organisaties en ondernemingen.

Brugge zou op het vlak van de digitale ontwikkelingen een centrumfunctie kunnen opnemenvoor een brede regio. Op het vlak van logistiek is er nu eenmaal een tendens tot centralisering, integenstelling tot de dienstverlening aan de burger die gedecentraliseerd wordt (of blijft). Dergelijkeprojecten zouden de centrumfunctie van Brugge valoriseren.

Voor zeer specifieke sectoren kan Brugge een voortrekkersrol spelen, o.a. voor nieuwe media,milieuproblematiek, medische zorgen e.a. Zijn dit geen terreinen die in het Brugse verder kunnenworden ontwikkeld ?

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 131

De specifieke context van Brugge moet als basis fungeren voor bepaalde bedrijven. We denkenop bouwbedrijven in de sfeer van restauratie, hedendaagse architectuur, kunstzinnige producten,design enz. Ook het kunstambacht hoort hier thuis.

Of deze vrij concrete voorbeelden ook enige reële slaagkans hebben is niet meteen te bewijzen.Dat is ook niet de bedoeling van deze ‘oproep’.Het is duidelijk dat wat hierboven staat slechts een zeer voorzichtige aanzet is. Wil deeconomische wereld meedenken over haar toekomst? Kan zij een ‘project uittekenen voor deeconomische ontwikkeling van Brugge’? En komt zij dan de ‘cultuur’ tegen?

INHOUDSTAFEL BIJLAGEN132

Inhoudstafel bijlagen

De bijlagen zijn opgenomen in een afzonderlijk boekdeel. Hieronder volgt de inhoudstafel.

Situering 9

Bijlage I. Inhoudelijke voorstellen 111. Cultuur 11

1.1. Exposities 111.2. Audiovisuele media 171.3. Klassieke en hedendaagse muziek 181.4. Letteren 231.5. Beeldende kunst 271.6. Dans 281.7. Theater 291.8. Samensmelting van verschillende kunsten - diverse 29

2. Volksontwikkeling 403. Evenementen 424. Infrastructuur 485. Voorstellen rond elektronische media 516. Jongerenprojecten 537. Natuur 568. Merchandising 58

Bijlage II. Andere voorstellen 611. Logo 612. Promotie 613. Sponsoring 624. Professionele diensten 635. Spontane medewerking 66

Bijlage III. Cultuur in Brugge: inventarisatie en sterkte-zwakteanalyse 71

1. Inventaris van de actoren 711.1. Monumentenzorg, archeologie en architectuur 711.2. Het roerend cultureel erfgoed: musea, archieven, kerkelijk erfgoed 721.3. Beeldende en toegepaste kunst 761.4. Podiumkunsten en muziek 761.5. Film en video 801.6. Letteren en wetenschap 811.7. Volksontwikkeling 841.8. Specifieke initiatieven 871.9. Onderwijs 881.10. Samenvattende tabellen cultuur 931.11. Jeugdwerk in Brugge 941.12. Cultuur en tijdschriften 98

2. Infrastructuur 1002.1. Voor organisatoren beschikbare infrastructuur 1002.2. Andere infrastructuur 101

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 133

3. Sterkte-zwakteanalyse van Brugge 1023.1. Situering 1023.2. Algemeen 1023.3. Monumentenzorg, archeologie en architectuur 1043.4. Het roerend cultureel erfgoed: musea, archieven, kerkelijk erfgoed 1053.5. Beeldende kunst en toegepaste kunst 1063.6. Podiumkunsten en muziek 1063.7. Film en video 1073.8. Letteren en Wetenschap 1073.9. Volksontwikkeling 1083.10. Bijzondere initiatieven en animatie 1093.11. Brugge congresstad 109

Bijlage IV. Delphi-onderzoek naar het cultureel profiel 1111. Situering Delphi – onderzoek 111

1.1. Het Delphi – onderzoek 1111.2. De selectie van de deelnemers 1111.3. De eerste vragenlijst 1111.4. De tweede vragenlijst 1121.5. Hoe dient u deze bijlage te lezen ? 113

2. Resultaten Delphi – onderzoek 1142.1. Monumentenzorg, archeologie en architectuur 1142.2. Het roerend cultureel erfgoed: musea, archieven, kerkelijk erfgoed 1182.3. Beeldende en toegepaste kunst 1242.4. Podiumkunsten en muziek 1262.5. Film en video 1292.6. Letteren en wetenschap 1302.7. Volksontwikkeling 1312.8. Specifieke initiatieven 1322.9. Brugge congresstad 133

Bijlage V. Vergelijking stedelijke uitgaven voor cultuur in 1994en 1997 135

Bijlage VI. Salamanca-Brugge 2002 1551. Samenwerking Brugge-Salamanca 155

1.1. Werkbezoek 1551.2. Intentieverklaring 1551.3. Samenwerkingsvoorstellen 156

2. Voorstelling Salamanca 1572.1. De stad 1572.2. De intendant 1572.3. Het consortium voor 2002 1572.4. Enkele elementen uit de visie 1582.5. De infrastructuur 1592.6. Evenementen 161

3. Invloed van de Vlaamse kunst in Spanje 1623.1. Inleiding 1623.2. Kort overzicht van de Vlaamse kunst in Spanje 162

Bijlage VII. Voorbereiding geplande restauraties 165

INHOUDSTAFEL BIJLAGEN134

1. Werelderfgoed Unesco 1651.1. Begijnhof 1661.2. Belfort 166

2. Stedelijk landschap 1662.1. Landmerken 1662.2. Vestingen met stadspoorten en molens 166

3. Het bestuurlijk centrum: de Burg 1674. Cultuur en cultuurproductie 1675. Europese dimensie 1686. Sociale dimensie 168

Bijlage VIII. Voorbereiding concertzaal 1711. Eerste fase: 41 ontwerpers 1712. Tweede fase: 8 kandidaten 172

Bijlage IX. De Brugse binnenstad, de buurten en derandgemeenten 175

1. Sint-Jozef – Koolkerke – Kristus Koning 1752. St.-Pietersmolenwijk - Blauwe Poort – St.-Pieters 1763. Zeebrugge 1764. Lissewege – Dudzele - Zwankendamme 1775. Sint-Kruis 1776. Male 1787. Assebroek 1788. Sint-Andries 1789. Sint-Michiels 17910. Brugge 17911. Een eerste aanzet om verder uit te werken 181

Bijlage X. Verslag van de hoorzittingen 1831. Situering 1832. Hoorzitting 18 november ’98 1833. Hoorzitting 21 november ‘98 1844. Hoorzitting 18 december ’98 1855. Hoorzitting 21 december ’98 186

Bijlage XI. Europese culturele hoofdsteden 1985-1994 1891. Kwantitatieve gegevens 1892. Krijtlijnen en inhouden 191

Bijlage XII. Verslag van de werkzaamheden – betrokkenen 1951. Reflectiegroep 1952. Omtrent Brugge, indrukken en gedachten 1953. Thematische vergaderingen 1954. Culturele verenigingen 1965. Jongeren Open Monumentendag 1976. Jeugdhuis Den Dwarskop 1977. Openbare jongerenvergaderingen 1978. Delphi-panel 1989. Werkgroep rand 19910. Werkgroep Salamanca 199

ERROR! STYLE NOT DEFINED. 135

11. Financiële werkgroep 20012. Inhoudelijke reacties op het rapport vanaf 15 oktober ‘98 200