Eigentijdse Filosofie - lap-top · Web view2014/08/01  · de filosofie in de vorm van denken en...

24
1] 19 e eeuw: moderniteit, positivisme & cultuur-pessimisme ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ ~~~~~~~~ de filosofie kent vele vakgebieden / sub-disciplines 1 , maar ook verschillende benaderingen de 2 belangrijkste benaderingen vinden we terug binnen onze academische wereld: alfa (letteren / humaniora) & bèta (natuur-wetenschappen / sciences), met de gamma (sociale) wetenschappen als splijtzwam het verschil tussen deze benaderingen speelt ook een grote rol in de moderne samenleving sinds de 19 e eeuw wetenschap & technologie spelen (sinds de industriële revolutie) in toenemende mate een rol in onze maatschappij dit wordt deels ervaren als een zegen, maar tevens als een bedreiging (technocratie, geloof in getallen) kenmerkend voor de continentale (Europese) filosofie is haar cultuur- filosofische inslag de angel-saksische landen (U.K., V.S., Canada, Australië) zijn analytischer aangelegd deze cursus zal de filosofie van de 20e eeuw belichten, vooral vanuit continentaal perspectief de continentale filosofie en de angel-saksische (analytische) filosofie zijn in de 20 e eeuw uit elkaar gegroeid weliswaar hebben er vanaf het ontstaan van de filosofie verschillende stromingen en scholen bestaan, maar deze waren altijd met elkaar in discussie; hadden gedeelde interesses en vooronderstellingen 1 ? ontologie / metafysica, epistemologie, logica / retorica, taalfilosofie, ethiek, esthetica, antropologie, wetenschaps-filosofie, politieke & sociale filosofie 1

Transcript of Eigentijdse Filosofie - lap-top · Web view2014/08/01  · de filosofie in de vorm van denken en...

lap-top

1] 19e eeuw: moderniteit, positivisme & cultuur-pessimisme

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

de filosofie kent vele vakgebieden / sub-disciplines , maar ook verschillende benaderingen

de 2 belangrijkste benaderingen vinden we terug binnen onze academische wereld:

alfa (letteren / humaniora) & bèta (natuur-wetenschappen / sciences),

met de gamma (sociale) wetenschappen als splijtzwam

het verschil tussen deze benaderingen speelt ook een grote rol in de moderne samenleving sinds de 19e eeuw

wetenschap & technologie spelen (sinds de industriële revolutie) in toenemende mate een rol in onze maatschappij

dit wordt deels ervaren als een zegen, maar tevens als een bedreiging (technocratie, geloof in getallen)

kenmerkend voor de continentale (Europese) filosofie is haar cultuur-filosofische inslag

de angel-saksische landen (U.K., V.S., Canada, Australië) zijn analytischer aangelegd

deze cursus zal de filosofie van de 20e eeuw belichten, vooral vanuit continentaal perspectief

de continentale filosofie en de angel-saksische (analytische) filosofie zijn in de 20e eeuw uit elkaar gegroeid

weliswaar hebben er vanaf het ontstaan van de filosofie verschillende stromingen en scholen bestaan,

maar deze waren altijd met elkaar in discussie; hadden gedeelde interesses en vooronderstellingen

de continentale en analytische filosofie echter zijn geen rivaliserende teams, maar verschillende ball-games

oftewel: twee verschillende academische culturen, met een eigen taal en wereldbeeld

de analytische filosofie heeft zich gecompromitteerd aan een resultaat-gerichte aanpak van logische problemen

in het verlengde van de Verlichtings-filosofie wordt er gestreeft naar rationele kennis door logisch redeneren

de continentale filosofie bestaat daarentegen uit bespiegelingen op de moderniteit en de condition humaine

deze laatste benadering is meer antropologisch, psychologisch, sociologisch en cultuur-filosofisch van aard

de rode lijn die we gaan volgen is de reflectie op de moderniteit (de periode vanaf eind 18e eeuw tot nu),

en de invloed van wetenschap, technologie, welvaart en democratisering op mens en maatschappij

het 1e college gaat over de periode na de Franse Revolutie en de industriële revolutie tot begin 20e eeuw

in de 19e eeuw is de westerse samenleving ingrijpend veranderd, vooral door de voortschrijdende wetenschap

dit was de motor achter vele innovaties op gebied van technologie, massa-productie en bureaucratie

dit vond op zijn beurt zijn neerslag in het wereldbeeld van de burger, en het denken over mens & samenleving

naast het optimisme van het modernisme, groeide er tevens een kritisch wantrouwen (cultuur-pessimisme)

de periodes / bewegingen die aan bod komen:

1] de Verlichting als reactie op religieus en autoritair dogmatisme (Descartes, Kant)

2] de Romantiek en het idealisme als reactie op de Verlichting (Schopenhauer)

3] het positivisme en naturalisme als reactie op het idealisme (Comte)

4] de levens-filosofie als reactie op het positivisme (Nietzsche)

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

de Verlichting: centrering van het subject als rationeel vermogen (de Rede)

Descartes' stelling "ik denk dus ik ben" is waarschijnlijk de bekendste one-liner uit de filosofie

het is ook de one-liner die de moderne filosofie inluidt, en die een markering is t.o.v. de middeleeuwen

in de middeleeuwen nam de mens een vaste plaats in op de ladder van God's schepping (scala naturæ)

de moderne filosofie wordt gekenmerkt door de zgn. centrering van het subject; het centraal stellen van de mens

de moderne filosofie (vanaf de 16e eeuw) is vooral anti-dogmatisch en kritisch

deze revolutie in denken en cultuur zal in de eeuwen die komen gaan grote gevolgen hebben:

individualisering, secularisering, emancipatie, vooruitgangsgeloof, etc.

( scepticisme, rationalisme en empirie als grondslagen voor wetenschap (afwijzing van dogma's)

16e t/m 18e eeuw: moderne filosofie was synoniem met rationaliteit, empirie en de wetenschappelijke revolutie

de natuur (werkelijkheid) werd onderworpen aan empirisch onderzoek door een subject dat vragen stelt

( emancipatie van het individu & kritiek op ongelegitimeerde macht als pijlers van sociale filosofie

het subject speelt ook een hoofdrol in ideeën over ethiek, burgerschap en politiek

de term subject heeft dus op verschillende niveau's betekenis:

1] sociaal-maatschappelijk:als individu te midden van anderen, dus als sociaal wezen / burger

2] moreel-ethisch:

als autonoom persoon: een bewust handelend wezen met verantwoordelijkheid

3] psychologisch:

als bewustzijn dat eigen subjectieve ervaringen heeft, een 'innerlijk'

4] wetenschappelijk:

als onderzoeker die de natuurlijke werkelijkheid (object) wil kennen / beheersen

door de centrering van het subject krijgt het (platoons) dualisme een emancipatorische wending:

tijdens de Verlichting (17e tot 19e eeuw) ontstond het idee van emancipatie door kennis ("kennis is macht")

( kennis stelt de mensheid in staat om het lot / de natuur naar zijn hand te zetten (maakbare samenleving)

( kennis stelt de burger in staat om voor zichzelf te denken, en zelf tot (bijv. politieke) keuzes te komen

"Verlichting betekent bevrijding van de mens uit zijn door hemzelf veroorzaakte onmondigheid. Onmondigheid is het onvermogen je verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander. Aan jezelf te wijten is deze onmondigheid wanneer de oorzaak ervan niet een gebrek aan verstand is, maar een gebrek aan vastberadenheid en moed. 'Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!' is dan ook het motto van de Verlichting."

(Immanuel Kant: Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? - 1784)

de Verlichting kwam dus voort uit positivisme en optimisme t.a.v. het menselijk kunnen en de vooruitgang

de mens kon (en moest) de slaafse relatie tot de natuur, zijn eigen instincten, en irrationele tradities overwinnen

bevrijding van vooroordelen en bijgeloof: intellectuele vermogens van de mens tot hun recht te laten komen

wanneer we onze rede niet actief inzetten, maar haar in een staat van lijdzaamheid en passiviteit houden,

dus wanneer we de rede niet als autonoom vermogen gebruiken, dan zullen we nooit vrij zijn

kenmerken van de Verlichting: kritisch, emancipatorisch, en geloof in maatschappelijke vooruitgang

en kritiek op: onredelijkheid, irrationaliteit, bijgeloof, autoritaire maatschappijvormen

1] alles wat niet rationeel te verklaren of redelijk te legitimeren is wordt in twijfel getrokken

frontale aanval op: bijgeloof, vooroordelen, dogmatiek, traditie, en niet-gelegitimeerde macht

2] vrijheid van denken en autonomie zijn heilig: geluk, vrijheid en zelfontplooiing zijn het doel

3] optimisme: inzicht in redelijkheid van de natuur door kennis zal leiden tot een redelijke maatschappij

de emancipatie van het ik staat centraal, dus verlichting was ook voorlichting: gericht op praktische kennis:

( uit de empirie verkregen feitelijke kennis over natuur en wetenschap

( en kennis die de mens inzicht geeft in de geschiedenis en samenleving

zo moest de mens een autonoom en geëmancipeerd burger worden

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

de Romantiek: de mens als sensitief en historisch wezen, verbonden met natuur en cultuur

de (eenzijdige) nadruk op het individu als rationeel subject had echter 3 tekortkomingen:

1] het subject wordt afgeschilderd als alleen op de wereld, zonder sociaal-maatschappelijke dimensie

2] het subject wordt afgeschilderd als tijdloos, en dus zonder historisch-culturele dimensie

3] het subject wordt afgeschilderd als rationeel, en dus in volledige controle over zijn driften en emoties

als reactie op het verlichtingsdenken ontstaat als tegenbeweging (counter-enlightenment) de Romantiek

de Romantiek kan gezien worden als een stroming binnen de Verlichting, alsook een reactie erop

Verlichting = "age of reason" (1650-1800): emipirie, analytisch, rationaliteit, beheersing, vorming, statisch

Romantiek = "age of reflection" (1750 -1850): introspectie, intuïtie, passie, natuurlijkheid, historiciteit

de Romantiek en counter-enlightenment zijn zowel product van de Verlichting, alsook haar grootste critici

deze kritiek betreft:

( het geloof in de (moderne opvatting van) mens en (universele) vrijheid (humanisme),

( en het geloof in vooruitgang, wetenschap en technologie (modernisme)

kenmerken van het romantische wereldbeeld t.a.v. natuur en cultuur:

1] anti-analytisch en anti-reductionistisch (holistisch) t.a.v. mens & natuur (subject/object):

combinaties en structuren leiden tot nieuwe gehelen met eigen eigenschappen, niet afleidbaar uit de onderdelen

dus: verwerping van het mechanistische wereldbeeld van de natuur-filosofen (Descartes, Hobbes, Newton)

het mechanistisch denken reduceert de natuur (universum / het leven) tot een betekenisloos en koud systeem

de natuurwetenschappelijke methode is teveel gebaseerd op controle / beheersing (Bacon: "kennis is macht")

het rationele subject plaatst zichzelf tegenover & boven het object, en wil begrijpen om te beheersen

maar de mens maakt deel uit van de natuur, en kan deze niet beheersen, zonder van zichzelf vervreemd te raken

de natuur heeft een eigen dynamiek, en is niet onderworpen aan deterministische wetten en wiskundige formules

om de natuur te begrijpen moeten we onszelf begrijpen, onze eigen natuur doorgronden ("age of reflection")

dus naast rationaliteit moet er aandacht zijn voor gevoel, en de ervaring dat er meer is dan we kunnen bevatten

wetenschap moet de mens dus niet tegenover de natuur plaatsen (als subject en object), maar beide verenigen

i.p.v. mechanische metaforen gebruikt de Romantiek daarom organische metaforen

de Naturphilosophie van het Duits idealisme (begin 19e eeuw) komen hier deels uit voort

2] dit anti-reductionisme en holisme gold ook t.a.v. de samenleving / de cultuur

dit impliceert kritiek op het individualisme & liberale vrijheidsbegrip van de vroeg-modernen (Locke, Smith)

de mens mag niet gereduceerd worden tot een rationeel calculerend individu, vrij van sociale context

de mens is deel van de natuur, maar ook van de cultuur, de traditie en de geschiedenis (historicisme)

met de Romantiek ontstaan zo ook minder individualistische, meer "holistische" contract-theorieën

de mens (het subject) wordt minder gezien als van nature egoïstisch, en meer als sociaal / cultureel wezen

de mens is verbonden met de natuur, zijn Kultur en geschiedenis; zij vormen een organisch geheel

parallel hieraan loopt in 18e & 19e eeuw de opkomst van de natie-staat (en bijgevolg het nationalisme)

(natie = volk, staat = territorium onder soevereine heerschappij)

(Duits) idealisme

het idealisme is een radicale uitwerking van Kant's transcendentaal idealisme

Duitse idealisten als Fichte, Schelling, Hegel en Schleiermacher namen afstand van Kant's Ding an sich

zij meenden dat het objectieve en het ideële niet te scheiden zijn, en er dus geen werkelijkheid an sich bestaat

er is veeleer sprake van een dialectische wisselwerking tussen het subjectieve en objectieve

de natuurlijke werkelijkheid dringt zich niet op; de menselijke geest en cultuur zijn bepalend voor ons wereldbeeld

zo heeft elk volk, elke cultuur, een (ge)eigen(d) wereldbeeld, en leeft daarmee in een eigen werkelijkheid

Arthur Schopenhauer (1788-1860): Die Welt als Wille und Vorstellung (1818)

Schopenhauer geeft een existentialistische draai aan Kant's transcendentaal idealisme

de manier waarop wij de wereld kennen (ons voorstellen) komt voort uit de blinde wil tot bestaan / overleven

(wetenschappelijke) objectiviteit bestaat niet; alles wordt gedreven door blinde motieven (bijv. macht)

dus ook onze wil tot kennis; deze wordt gemotiveerd door de wil tot beheersen ("kennis is macht")

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

de wetenschappelijke methode: naturalisme & positivisme

sinds de Verlichting (18e / 19e eeuw) wordt wetenschap geassocieerd met vooruitgang en emancipatie

in de 19e eeuw was wetenschap geen intellectuele hobby meer, maar maakte inherent deel uit van de moderniteit

door de industriële revolutie was technologie steeds prominenter aanwezig in het dagelijks leven

Bacon's idee 'kennis = macht' gold meer dan ooit tevoren, o.a. in de vorm van technologie (industrialisatie)

experimentele wetenschap werd gedurende de 19e eeuw meer en meer gezien als enige ware vorm van kennis

tegen 1840 was natural philosophy geprofessionaliseerd tot een aparte beroepsgroep die erkenning eiste

er was behoefte aan een onderscheid t.a.v. de filosofie, die in die tijd gedomineerd werd door het idealisme

dit onderscheid moest bovenal een verschil in methode betekenen: wetenschap = positivistisch

wetenschap boekt vooruitgang (empirie & kwantitatieve methode), filosofie niet (door metafysisch idealisme)

waar de filosofie (sinds de Romantiek en het Idealisme) geassocieerd werd met speculatie,

baseren de sciences zich uitsluitend op waarneming (empirie) en mathematische (rationele) principes

filosofie werd geassocieerd met metafysica; experimentele wetenschap was gebaseerd op positief bewijs

kern-begrippen: positivisme (empirisme) / naturalisme / materialisme / fysicalisme / objectivisme

als reactie op de Romantiek, het historicisme & het idealisme (vooral de invloed van Hegel),

zien we de opkomst van het materialisme (Marx), positivisme (Comte) en naturalisme (Mill, Darwin)

deze beroepen zich op de empirie als basis voor kennis (Grieks: ἐμπειρία / empeiria = ervaring, waarneming),

en gaan uit van een objectief gegeven (waarnemer-onafhankelijke) natuurlijke en kenbare werkelijkheid

aan de ervaring / waarneming ligt dus een cognitieve / theoretische vooronderstelling ten grondslag:

een correcte voorstelling van de wereld correspondeert met de feiten; representeert de werkelijkheid

(derhalve betekent empirisch in deze zin niet zozeer zintuiglijk, maar eerder: proef-ondervindelijk)

Auguste Comte (1798-1857): grondlegger van de sociologie & wetenschapsfilosofie

introduceert de term positivisme: alleen het positief waarneembare is relevant voor de wetenschap

het naturalisme vormt het ontologische uitgangspunt: de natuurlijke werkelijkheid is objectief gegeven

het positivisme eist: operationaliseerbare theorieën, empirisch bewijs, en de kwantitatieve methode

de rest is metafysische speculatie, en behoort tot de filosofie / metafysica, niet tot de wetenschap

als kind van de Verlichting gelooft Comte in vooruitgang en emancipatie door rationele kennis

hij zag de ontwikkeling van een maatschappij in 3 stadia:

( theologisch (religieus), waarin men gelooft in een absolute ordening der dingen

( metafysisch (abstract/filosofisch), waarin men kritische vragen stelt aangaande deze ordening

( positivistisch (wetenschappelijk), basis voor een nieuwe ordening, gebaseerd op empirisch bewijs

zijn hiërarchie van de wetenschappen: natuurkunde - scheikunde - biologie - sociologie (geen psychologie!)

psychologie handelt immers over de (niet observeerbare) psyche (behaviorisme en neurologie bestonden nog niet)

sinds de industriële revolutie drukken wetenschap & technologie een steeds goter stempel op het leven

in 19e eeuw transformeerde de industriële revolutie de samenleving ingrijpend, ook sociaal-economisch

de ontwikkeling van de stoom-machine, electriciteit, electro-motor, verbrandings-motor, lopende band, etc.

de wetenschap stond aan de wieg van vele technologische innovaties, alsook conceptuele verandering

het succes van de wetenschap is te danken aan haar demonstratieve kracht en technologische toepassing

daardoor heeft de wetenschap ook invloed op ons wereldbeeld, zelfbeeld, en de sociale werkelijkheid

het verlichtings-denken werd ideologie (modernisme / sciëntisme): rationalisme maakt wetenschap mogelijk,

wat leidt tot technologische innovatie, wat weer leidt tot maatschappelijke vooruitgang en emancipatie

de wetenschappelijke methode werd meer en meer toegepast op mens en maatschappij

economische efficiëntie, doel-rationaliteit, resultaat-gerichtheid, kosten-baten-afwegingen worden belangrijker

sindsdien heeft de moderne westerse cultuur een ambivalente houding jegens wetenschap & technologie

science fiction is een uitdrukking van deze houding: belofte / utopie versus gevaar / dystopie (Frankenstein, 1984)

wetenschap & technologie hebben vooruitgang gebracht, maar evenzeer vernietiging en verval (bijv. WO I & II)

contra-verlichting: hoeders van de beschaving en de moderne maatschappij

twee reacties op de moderniteit (wetenschap, industrie, urbanisatie, secularisatie) die nauw samenhangen:

( angst voor teloorgang van beschaving & cultuur door emancipatie, welvaart en democratisering

(opstand der horden, uniformiteit, populisme, massa-productie, massa-media, vervlakking, vluchtigheid)

( angst voor negatieve invloed van wetenschap & technologie op ons mens- en wereldbeeld

(zingeving, onttovering, instrumentalisme, beheersingsdrang, scientisme, bureaucratie)

met het succes van de (natuur)-wetenschappen groeide ook de weerstand ertegen; ook in academische kringen

de angst bestond dat de natuur-wetenschappen ons hele wereldbeeld zouden gaan bepalen;

dat de mens, zijn geestesleven, kunst en cultuur gekoloniseerd zouden worden door wetenschap & technologie

stokpaardjes van de Verlichting (vooruitgang, welvaart, emancipatie, wetenschap) werden gezien als bedreiging

ze zouden de mens beroven van identiteit, inspiratie, ambitie, passie, ontzag en respect voor tradities

mensen zouden oppervlakkig, gemakzuchtig, genotzuchtig, egocentrisch, zelfgenoegzaam en decadent worden

en moraal zou gereduceerd worden tot respect voor andermans belangen (vrijheid, gelijkheid en broederschap)

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

aanval op het burgerlijk ideaal, en kritiek op de moderne maatschappij

levens-filosofie / vitalisme is verzameling neo- of laat-romantische reactionaire stromingen

belangrijk kenmerk is cultuur-pessimisme en kritiek op de moderne maatschappij,

maar ook kritiek op het rationalisme en positivisme van de natuurwetenschappen

namen: Nietzsche, Bergson, Simmel, Dilthey; en ook het existentialisme (Kierkegaard) is eraan verwant

i.p.v. rationaliteit en beheersing wordt de aandacht gevestigd op de irrationele wil en onbewuste driften

en i.p.v. een algemeen ideaalbeeld van de mens, komt de concrete individuele mens centraal te staan

in de 19e eeuw ondergraaft het ideaal van kritisch en autonoom denken het geloof in verlichtings-idealen

hiervoor in de plaats komen perspectivisme & subjectivisme, terwijl de hang naar vrijheid blijft bestaan

net als na de wederopbouw wordt er een kloof ervaren tussen het eigen gebildete innerlijk, en de maatschappij

de welopgeleide, gevormde mens met een ontwikkeld gevoelsleven en oog voor kunst,

heeft de existentiële ervaring niet in de hypocriete, banale massa-maatschappij te passen

als compensatie wordt gestreefd naar een verheven (al dan niet heroïsche) authentieke persoonlijkheid

het subject keert zich dus naar binnen, kijkt diep in zijn eigen ziel, en streeft naar authenticiteit

het Bildungs-ideaal radicaliseert, en wordt een strikt persoonlijke missie, een individueel project

geen aanpassing aan een burgerlijk ideaal, maar de roeping om te worden wie je in je diepste zijn bent

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Friedrich Nietzsche (1844-1900)

1844

geboren zoon van een Lutherse dominee

1858

eerste geschriften (over muziek, geschiedenis, wil & noodlot)

1859-1868elite gymnasium / internaat - studie theologie - studie filologie

1869

benoemd tot hoogleraar klassieke filologie

1869-1876Schopenhauer / Wagner / kunst / tragedie / romantiek

1872-1874Die Geburt der Tragödie / Über Wahrheit und Lüge / Vom Nutzen und Nachtheil der Historie

1877

met pensioen wegens ziekte (na val van paard)

1877-1882breuk met Wagner / verwerping van Schopenhauer's Weltschmerz (tranendal)

i.p.v. de tragedie & kunst -> positivisme / wetenschap / Voltaire (Verlichting vs. geloof)

1881-1889Morgenröte / Die fröhliche Wissenschaft / Also sprach Zarathustra / Jenseits von Gut und Böse /

Zur Genealogie der Moral / Der Antichrist / Ecce Homo / Nietzsche contra Wagner / Wille zur Macht

1885

bekendste werk: Also sprach Zarathustra; Ein Buch für Alle und Keinen

volgens hemzelf het belangrijkste boek van de 19e eeuw (minder dan 10% werd verkocht)

1887

brief: "Als ik je eens een idee kon geven van mijn eenzaamheid! Onder de

levenden en onder de doden heb ik niemand met wie ik mij verwant voel..."

1888

correspondentie met de Deense professor Georg Brandes, die 1e colleges over Nietzsche geeft

1889

volledige mentale instorting; tot zijn dood verzorgd door zijn moeder en zus Elisabeth

de brieven die hij nog schreef ondertekende hij met: "de gekruizigde"

1900

dood... zijn zus Elisabeth (anti-semitisch & nationalistisch) beheert (en 'corrigeert') zijn werk

Nietzsche = Maarten Luther van de filosofie: aanklacht in stellingen, beeldenstorm

"Afgodenbeelden omverwerpen, dat is mijn beroep"

nihilisme & de dood van God

Nietzsche maakt een analyse/diagnose van de tijdsgeest

belofte van de Verlichting was vooruitgang door natuurbeheersing, rationaliteit, ontmythologisering, emancipatie

in de 2e helft van de 19e eeuw raakt de liberalisering en industrialisering in een stroomversnelling

de traditionele gemeenschap (Gemeinschaft) maakt plaats voor de liberale maatschappij (Gesellschaft;Tönnies)

Nietzsche ziet echter geen Verlichting en vooruitgang, maar vooral desintegratie (der Tolle Mensch)

de moraal blijft namelijk christelijk en slaafs: plicht (Kant), medelijden (Schopenhauer), utilisme (Bentham, Mill)

kenmerken: verplichte naastenliefde, zelfverloochening, afkeer van zinnelijkheid, etc

maar het geloof waar deze waarden uit voortkomen is uitgehold, mensen "geloven alleen nog op zondag"

“Waar God heen is?” [...] “Dat zal ik jullie zeggen! Wij hebben hem gedood, jullie en ik! Wij allen zijn zijn moordenaars! Maar hoe hebben wij dit gedaan? [...] Wie gaf ons de spons om de hele horizon uit te wissen? Wat hebben wij gedaan, toen wij deze aarde van haar zon loskoppelden? In welke richting beweegt zij zich nu? In welke richting bewegen wij ons? Weg van alle zonnen? Vallen wij niet aan één stuk door? [...] Dolen wij niet als door een oneindig niets? Ademt ons niet de ledige ruimte in het gezicht? [...] God is dood! God blijft dood! En wij hebben hem gedood! Hoe zullen wij ons troosten, wij moordenaars aller moordenaars? Het heiligste en machtigste, dat de wereld tot dusver bezeten heeft, is onder onze messen verbloed - wie wist dit bloed van ons af? [...] Is niet de grootte van deze daad te groot voor ons? Moeten wij niet zelf goden worden, om haar ook maar waardig te schijnen? Nooit was er een grotere daad - en wie er ook na ons geboren wordt, omwille van deze daad behoort hij tot een hogere geschiedenis dan alle geschiedenis tot dusver geweest is!” Hier zweeg de dolle mens [...] "Ik kom te vroeg," zei hij toen, "het is mijn tijd nog niet" “Wat zijn deze kerken eigenlijk nog, als ze niet de graven en gedenktekenen Gods zijn?” (Die Fröhliche Wissenschaft, 1882 & Also sprach Zarathustra, 1885)

m.a.w: de christelijke God voldoet niet meer, de mensen hebben hem verwaarloost, dood laten bloeden

heeft de moderniteit / Verlichting de mens dan dus niet bevrijd en geëmancipeerd?

bevrijd, ja, van hun meester, en daarmee van hun horizon, hun richtsnoer... maar geëmancipeerd, nee!

"Vrij noem jij je? Je heersende gedachte wil ik horen! Niet dat je aan een juk bent ontsnapt! Vrij waarvan... wat kan Zarathustra dat nou schelen? Helder echter moet mij je blik zeggen: vrij waartoe! Kun je je eigen goed en kwaad stellen en je wil boven je hangen als een wet? Kun je de rechter en wreker zijn van deze wet?" (Zarathustra)

nee, meent Nietzsche, de moderne mens kan dat niet (zichzelf de wet stellen, autonoom zijn, zelfbepalend en vrij)

mensen willen hun existentiële twijfel, de fundamentele bestaansonzekerheid toedekken

mensen zoeken veiligheid, zekerheid en garanties; iets wat ze vroeger in het geloof vonden

de schijn ervan wordt ze in toenemende mate gegeven door het vooruitgangsgeloof en de moderne maatschappij

wetenschap, technologie en welvaart vergemakkelijken en veraangenamen het leven (gemak dient de mens)

een relativistische houding compenseert zo het verlies van God, zin en Waarheid ("waar is de VOC-mentaliteit?")

het wordt toegedekt door een decadent en nihilistisch optimisme, omdat "het ons immers zo slecht niet gaat"

waarom nog streven naar de eeuwige rust (hiernamaals), als we die eigenlijk al hebben bereikt?

het geloof heeft plaats moeten maken voor de massa-cultuur en het kleine leven als opium voor het volk

"Er heerst cosmopolitisme van spijzen, literatuur, kranten, vormen, smaken, landschappen..."

de moderne mens verliest zichzelf in deze stroom, resulterend in:

opportunisme, oppervlakkigheid, halfslachtigheid, impulsiviteit, onwaarachtigheid, onverschilligheid, zelfgenoegzaamheid, wilszwakte, gebrek aan motivatie en zelfvertrouwen, zelf-verloochening, en zelfverachting

de liberale maatschappij is daarom geen beschaving, het heeft een moraal gericht op ontbinding (emancipatie)

het stelt geen nieuwe waarden in plaats van de oude, wat betekent dat men zelf zijn waarden moet scheppen

maar de moderne mens is als een ontsnapte slaaf: hij heeft zijn ketens afgegooid, maar is nog steeds slaaf

hij is weggevlucht van zijn heer, van God los; niet verdwaald, maar dolende, hij is zichzelf kwijt

hij is niet opgewassen tegen de eisen van het moderne leven zonder het leven zelf te verloochenen

dus verloochent hij het leven, en daarmee zich zelf, resulterend in nihilisme, decadentie, devaluatie en verval

het nihilisme ziet hij als het grootste gevaar van zijn tijd: ontwaarding en verwaarlozing van de hoogste waarden

"Ik zeg jullie: een mens moet chaos in zich hebben om een dansende ster te baren! Er komt een tijd dat de mens geen enkele ster meer baren zal. De tijd van de verachtelijkste mens komt, de mens die zichzelf niet meer verachten kan. Dat is de Laatste Mens. "Wat is liefde? Wat is scheppen? Wat is verlangen?" zo zal hij vragen. De aarde is dan klein geworden, en op die aarde huppelt de Laatste Mens, de mens die alles klein maakt. Zijn geslacht is onuitroeibaar, als de aardvlo. De Laatste Mens leeft het allerlangst. 'Wij hebben het geluk uitgevonden', zeggen de laatste mensen, en gaan weer zitten op de bank. Ze hebben alle oorden verlaten waar het leven hard was, want ze willen knusheid en warmte. [...] Men wordt niet meer arm en niet meer rijk: beide zijn te vermoeiend. Wie heeft er nog zin in regeren? Wie heeft er nog zin in gehoorzamen? Beide te vermoeiend. Iedereen wil gewoon hetzelfde, iedereen is gelijk. En wie er anders over denkt moet maar naar het gekkenhuis. 'Vroeger was de hele wereld gek' - zegt de laatste mens met een brave glimlach. Men weet nu wel beter, men heeft van alles geleerd over wat er ooit gebeurd is: dus kan men eindeloos spotten over het verleden. [...] 'Wij hebben het geluk uitgevonden' zegt de Laatste Mens." (Also sprach Zarathustra)

slavenmoraal & herenmoraal

Nietzsche's levensfilosofie is een psychologie van het lijden:

het leven is onzeker, met kansen en risico's, toeval en noodlot, pijn en lust, en eindigend in de dood

de manier waarop mensen hier mee omgaan condenseert in een moraal, een levenshouding

wat zegt de moraal die de moderne mens erop nahoudt over deze moderne mens?

door de geschiedenis heen ziet Nietzsche steeds 2 soorten moraal werkzaam:

een herenmoraal en een slavenmoraal

( de slavenmoraal = levensontkennend

rancuneus in het leven staan, zwelgen in ressentiment, slachtoffer zijn, niet handelen maar reageren, jezelf verloochenen en verwaarlozen door verlossing te zoeken in religie, ideologie, de groep, de massa-cultuur,

amusement, verstrooiing, etc.

( de herenmoraal = levensbevestigend

onbevangen en vitaal in het leven staan, de bestaans-onzekerheid niet toedekkend, de wil hebben om jezelf de wet voor te schrijven, je te trainen in waarachtig leven, waarden als zelf-respect, voornaamheid en moed hoog in het vaandel hebben

Dionysos & Apollo

rede, religie en kunst openbaren niet de waarheid, maar verhullen haar

verhullen de oneindigheid en zinloosheid van het heelal en de geschiedenis, de eindigheid van het leven

de mens probeert de wereld te vereenvoudigen en te stileren met de troost van apollinische

Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik is een analyse van de Griekse tragedie

de Griekse tragedie is een balans tussen enerzijds de rouw om de eindigheid en zinloosheid van het leven,

anderzijds de zin & de moed om het te leven

de Griekse mythologie spiegelt ons geen beter leven in het hiernamaals voor: zwaartepunt van het leven = nu

de pre-socratische zin van het leven is tevens de tragiek (zinloosheid) ervan: zie de mythe van Sysifus

2 tegengestelde krachten (gesymboliseerd door Dionysos en Apollo) werken in de tragedie samen

( Dionysos is uitbundig, leeft in extase en toont scheppingskracht; zijn uitingsvorm is de muziek

( Apollo is een toonbeeld van evenwicht, maat, en uiterlijke schoonheid

Apollo versluiert de harde werkelijkheid achter de maskers van de tragische helden,

door Dionysos komen we in aanraking met onze instincten, en met onze angst voor de dood

dit duistere en emotionele in de cultuur werd geleidelijk aan verdrongen; door de filosofie, de Hinterweltler

de Hinterweltler

door Plato (later christendom) wordt de mens een 2e wereld voorgespiegeld: Waarheid = perfectie & permanentie

de enige weg om tot die Waarheid te komen is de rede: filosofie en wetenschap werden serieus, te serieus

in het christendom (= "platonisme voor het volk") werd onvoorwaardelijke overgave aan deze 2e wereld geëist

de geschiedenis van geloof en de rede zijn een geschiedenis van een tragische verwarring van middel en doel

religie en rede zijn middelen met als eigenlijk doel het leven te dienen, niet om "de Waarheid" te dienen

maar steeds meer zijn religie en rede, God en Waarheid, opgevat als doel op zich,

en het leven is steeds meer een middel geworden om het morele en het Ware te dienen

deze karaktertrek maakte het mogelijk dat christendom en platonisme zo goed verzoenbaar waren

beide doen ze "dit leven" in "deze werkelijkheid" af als schijn (eindig, contingent, imperfect)

en stellen daar een "Ware Wereld" van perfectie en permanentie tegenover (of achter)

"[...] blijf de aarde trouw en gelooft niet degenen die u van bovenaardse verwachtingen spreken!

Gifmengers zijn zij [...] Levensverachters [...]" (Also sprach Zarathustra)

Nietzsche hekelt de Hinterweltler, de profeet van de "Ware wereld" (Plato, het christendom)

er is geen "Waarheid", er zijn slechts perspectieven op "de werkelijkheid" (perspectivisme)

en deze perspectieven (relatieve waarheden) zijn voortdurend met elkaar in strijd om hun gelijk

maar i.p.v. strijd propageert het christendom eenheid & vrede, met nederigheid, medelijden, vergeving als deugd

strijd & spanning zijn taboe: vergeving & harmonie de norm (de andere wang toekeren)

Nietzsche stelt daar tegenover: zonder strijd geen werkelijkheid, alle werkelijkheid is "wil tot macht"

wanneer er niet meer wordt gestreden, is er alleen nog maar de verstarring en ontbinding van de dood

een samenleving leeft slechts zolang ze een strijd van opvattingen en visies laat zien:

( God bestaat slechts zolang er over Hem gestreden wordt

( een mens is slechts een levende werkelijkheid als hij ook in zichzelf de strijd van mogelijkheden laat bestaan

( strijd en spanning zijn fundamenteler dan vrede, verzoening en rust (dus Herakleitos i.p.v. Hegel)

om strijd te beschouwen als slechts een verstoring van rust en orde is slavenmoraal

het christendom heeft de zwakke mens verleid met de voorstelling van een leven na de dood als eeuwige rust

( de strijd moet blijven voortduren, dus kan niet gericht zijn op de vernietiging van de (tegenst)ander

( de moderne samenleving is geneigd de verscheidenheid onverschillig naast elkaar te laten bestaan:

deze onverschillige tolerantie is decadent

daarom hekelt hij het geloof in de mens, de rede, de vooruitgang als fundamenten van de moderne cultuur

de moderne mens kan zichzelf de wet niet stellen, omdat hij niet gelooft in zijn eigen waar(he)den

men conformeert zich uit opportunisme aan de geldende waarden, de heersende moraal, de Verlichting

maar is tegelijkertijd "verlicht" genoeg om er niet echt in te geloven; resulterend in nihilisme en wils-zwakte

omkering van het platonisme

de Europese cultuur is apollinisch, terwijl het dyonisische essentieel is voor een vitale balans

met de Verlichting werd het niet beter, pas de Romantiek bracht de natuur weer in beeld

het dionysische (roes, instinct, passie, drift, wil) staat tot het apollinische (bezinning, rede,

soberheid, verhouding, verfijning, nuance) als de Romantiek (Sturm und Drang) tot de Verlichting

Nietzsche wilde de spanning tussen het apollinische en het dionysische terugbrengen in de cultuur

jaren '80: Nietzsche's toon wordt harder en hij karakteriseert zijn werk als omgekeerd platonisme

omkering van het platoons/christelijke denken betekent een her-ijking van waarden (Umwertung aller Werte)

d.w.z. het humanisme van het christendom, de Verlichting en de liberale samenleving te boven komen

tegenover het passief nihilisme van de moderne mens, stelt Nietzsche een actief nihilisme

"God is dood!", en daarmee ook "de Waarheid" en "de mens" van het christendom, humanisme en moderniteit

wie de dood van God uitspreekt, erkent de leegte, en neemt afstand van het laffe leven van de laatste mens

de Übermensch & Wille zur Macht

"Ik leer jullie over de Übermensch [...] de mens is iets dat overwonnen moet worden [...]

de mens is geen doel maar een brug" (Zarathustra)

de behoefte aan een betere wereld vloeit uitsluitend voort uit het onvermogen om te leven in het hier en nu

christelijk en platoons dualisme zijn slaven-moraal voor bange mensen: slaven, kudde-dieren

"angst schept goden", en hun "Gij zult!" creëert schuld & slecht geweten (Freud: über-ich): slavenmoraal

de mens moet zichzelf overtreffen en vrijkomen van de slaaf: niet zijn zwakheden cultiveren maar zijn kracht

niet begaan zijn met anderen uit plicht (door voorschriften) maar zijn eigen waarden scheppen

de mens moet zich bevrijden van de slavenmoraal en een (aristocratische) Herrenmoral nastreven:

d.w.z. een moraal van levensaffirmatie en van overwinning van tegenslagen: van het leven als wil tot macht

Wille zur Macht = de dionysische bevestiging van de levenswil, het streven "voorbij goed & kwaad"

de Übermensch heeft afgerekend met dogmatisme: 'de Waarheid', religie, metafysica, hoop, etc

maar men heeft een horizon (focus) nodig om te kunnen scheppen, dus moet men zijn eigen horizon scheppen

dat betekent in de 1e plaats: in het reine komen met jezelf: wie ben je? wat wil je? waar sta je?

dus i.p.v. de vraag "wat is de zin van het leven?" moet de vraag luiden "wat is de zin van mijn leven?"

dus: ontdekken en omarmen van je levenslot, maar zonder fatalisme: amor fati ('heb je lot lief')

onschuld van het worden = leef alsof je leven zich eindeloos zal herhalen - en betreur niets

als een spelend kind: spontaan, creatief, onschuldig, argeloos, vrij, in staat om te schenken, om te vergeten,

en steeds opnieuw te beginnen, zonder rancune (Don Quichotte), maar met een lach... gevaar lopen,

risico nemen, onvoorwaardelijk "ja!" zeggen tegen het leven zoals het is, zonder uitvluchten, zonder excuus

Nietzsche is een filosoof van de argwaan / achterdocht, maar ook van de vrolijke wetenschap

hij wil enerzijds ontmaskeren, anderzijds inspireren en aanmoedigen om zelf waardescheppend te leven,

om jezelf uit te vinden, om te ontdekken en te 'worden wie je eigenlijk zelf bent' (levenskunst)

een bevrijding, maar tevens een opdracht...

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

massa-cultuur, culturele vorming & het beschavings-offensief

19e eeuwse filosofen als Schopenhauer, Kierkegaard en Nietzsche vonden de moderne maatschappij decadent

in de 20e eeuw zorgde het begrip massa-cultuur voor een voortzetting van het cultuur-pessimisme

men ging ervan uit dat een kleine bovenlaag de cultuur / beschaving (re)produceert

("The history of the world is but the biography of great men" - Thomas Carlyle, 1795-1881)

de overtuiging was dat de elite beschaving / cultuur voortbrengt, en daarmee een opvoedkundige taak hebben

welvaart, emancipatie, democratisering, media en technologie nivelleerden het verschil tussen elite en volk

dit impliceerde een gevaar voor de elite als rolmodel, als (uit)dragers van beschaving en cultuur

het volk diende dus opgevoed / gevormd te worden, opdat ook zij dragers van beschaving en cultuur zouden zijn

2 belangrijke thema's daarom waren: cultuur-participatie, en media & technologie

hoge cultuur

lage cultuur

elite

massa

beschaafd

primitief

verfijnd

ruw / lomp

zelf-ontplooiing

behoefte-bevrediging

echt / authentiek

oppervlakkig / vluchtig

kunst / literatuur

entertainment / lectuur

beheersing

instinctief / impulsief

discipline

gemakzucht / spilzucht

redelijkheid

emotionaliteit

geestelijkheid

lichamelijkheid / uiterlijk vertoon

toenemende welvaart en democratisering maakten volgens velen een beschavings-offensief noodzakelijk:

er ontstond belangstelling voor 'de gewone mens', die in de 19e eeuw alleen te vinden was bij socialisten

'de massa' moest opgevoed en opgeleid worden d.m.v. educatie, en ook 'volksgezondheid' werd een begrip

nieuwe wetenschappen als sociologie en antropologie bestudeerden de cultuur van de 'gewone mens'

zo werd volks-cultuur gaandeweg ook erkend als zelfstandige cultuur; zij het als inferieure 'lage cultuur'

welvaart en het beschavings-offensief zorgden voor meer sociale & politieke participatie van de massa

democratisering leidde zo tot optimisme, maar anderzijds ook tot angst voor decadentie en 'verplebsing'

de ambigue houding t.a.v. de moderniteit zien we in diverse gedaantes terug in de 1e helft van de 20e eeuw

een centraal thema is de zorg over de teloorgang van beschaving door emancipatie van het volk

voorbeelden:Oswald Spengler (1880-1936): "Der Untergangdes Abendlandes" (1918 & 1922)

Adolf Loos (1870-1933): "Ornament und Verbrechen" (1908)

Paul Valéry (1871-1945): "La crise de l’esprit" (1919)

Karl Jaspers (1883-1969): " Die geistige Situation der Zeit" (1931)

Johan Huizinga (1872-1945): "Homo ludens" (1938)

puerilisme = "de gemakkelijk bevredigde maar nooit verzadigde behoefte aan banale verstrooiing, de zucht tot grove sensatie, de lust aan massavertoon [...] het ontbreken van gevoel voor humor, [...] onverdraagzaamheid tegenover niet-groepsgenooten, de matelooze overdrijving [...], de toegankelijkheid voor elke illusie die de eigenliefde of het beroepsbesef vleit. Veel van deze pueriele trekken vindt men ook in vroegere beschavingstijdperken ruimschoots vertegenwoordigd, doch nooit in de massaliteit en met de brutaliteit, waarmee zij in het openbare leven van heden zich breed maken. [...] Onder de factoren die er deel aan hebben behooren in ieder geval de intrede der halfontwikkelde massa's in het geestelijk verkeer, de verslapping der moreele standaarden en de al te groote geleidendheid, die techniek en organisatie aan de maatschappij verleend hebben. De adolescente geesteshouding, ongebreideld door opvoeding, vormen en traditie, tracht in elk domein de overhand te krijgen, en slaagt daarin maar al te zeer. Gansche gebieden van de openbare meeningsvorming worden beheerscht door het temperament van opgroeiende knapen en de wijsheid van de jongensclub."

José Ortega y Gasset (1883-1955): "De opstand der horden" (1933)

definieert de massamens als iemand die zichzelf ziet als "net als ieder ander",

en hij betwijfelt of deze moderne (gewone) mens in staat is om autonoom te zijn

de massa-mens zou niet de intellectuele en culturele bagage hebben om de beschaving te reproduceren

hij zou ten prooi vallen aan populisme en massa-ideologie: fascisme, nationaal-socialisme, communisme

wat hem zorgen baart, is de groeiende afstand tussen de technologie en het geestelijke peil van het volk

"de 'massa-mens' heeft een gebrek aan historisch bewustzijn

hij verruilt het plichtsbesef voor een op rechten gebaseerd individualisme"

wat volgens hem de decadentie van de moderne 'massa-mens' kenmerkt is o.a:

"de gerichtheid op het lichamelijke / uiterlijke"

"het zich vermaken met de intellectueel, maar hem in de grond van de zaak niet achten"

de massa is niet een klasse of stand, maar de gemiddelde mens, in de greep van vervlakking / smakeloosheid

"ontwortelden, die zich door de lichtste stroomingen laten meevoeren"

omdat men alle welvaart en ordening als vanzelfsprekend ervaart, wordt de wereld kluchtig:

"zij sollen met de tragedie omdat zij niet gelooven dat in de beschaafde wereld de tragedie nog kan voorkomen"

Ortega's werk is een testament van een onzekere culturele elite, die alle hiërarchie ziet vervagen

de mens hoort dankbaar te zijn, zijn plaats te kennen en het hogere te achten

maar de massa's komen in opstand tegen hun lotsbestemming: "De opstand der horden"

ten onrechte: de gemiddelde mens heeft geen eigen ideeën en moet niet zo hoog van de toren willen blazen

de welvaart en rechten waarin de moderne mens wordt geboren zijn even corrumperend als de erfelijke adel

na WO2 wordt kritiek op de moderniteit als die van Nietzsche, Heidegger en Ortega y Gasset breder ervaren

maar i.p.v. bij de massa-mens, wordt de oorzaak gezocht bij 'het systeem' of 'het kapitalisme'

de moderniteit heeft traditionele samenlevings-verbanden doorgesneden en de mens geïndividualiseerd

door anonimiteit en gebrek aan culturele identiteit is er tevens homogenisering opgetreden: massa-cultuur

de moderne mens is als geïsoleerd privé-persoon vatbaar voor de almacht van de opkomende massa-media

populisten spelen daarmee in op een nostalgisch verlangen naar zin, betekenis, idealen en collectieve identiteit

het naar vrijheid strevende liberalisme van de burgerij slaat zo om in het totalitarisme van de 'doorsnee-mens'

binnen totalitaire samenlevingen is geen plaats voor 'de ander', het vreemde en afwijkende (Gleichschaltung)

dissidenten, intellectuelen, kunstenaars, vreemdelingen, homosexuelen, minderheden worden gemarginaliseerd

politiek verwordt tot mechanica van de macht, 'neutrale' toepassing van techniek: technocratie

� ontologie / metafysica, epistemologie, logica / retorica, taalfilosofie, ethiek, esthetica, antropologie, wetenschaps-filosofie, politieke & sociale filosofie

� René Descartes (1596-1650)

methodische (cartesiaanse) twijfel (Meditationes de prima philosophia; 1641)

het enige dat zeker is, is dat ik twijfel aan alle kennis, aan alles dat ik meen te weten

maar twijfelen veronderstelt een denkend / bewust iets (ratio, geest of ziel)

de enige zekerheid is dat ik denk: "ik denk, dus ik ben" ("cogito ergo sum")

cartesiaans dualisme:

er bestaan 2 substanties: geest (denkende zijn = res cogitans) en materie (uitgebreidheid zijn = res extensa)

substanties zijn vormen van zijn, niet zozeer zijnden (dingen); bijv:

- geest is een substantie: maar mijn geest is niet dezelfde als de jouwe, maar wel dezelfde substantie

- stof / uitgebreidheid is een substantie: al het materiële maakt er deel van uit, maar dingen zijn onderscheiden

dat wat we mens noemen bestaat dus eigenlijk uit 2 substanties: lichaam & geest,

en zodoende leeft hij feitelijk in 2 werelden: in de fysische (uitgebreidheid) en de metafysische

het lichaam = stoffelijk, beperkt en tijdelijk; de geest = onstoffelijk, vrij en eeuwig

zodoende is de mens een geestelijk / rationeel wezen, in staat tot kennis, maar onderworpen aan natuurwetten

� Bacon, Descartes, Spinoza, Newton, Leibniz, Locke, Hume, Bayle, Voltaire, Diderot, Montesquieu

� Denise Diderot (1713-1784) & Jean Le Rond d'Alembert: (in navolging van Bacon) "kennis is macht"

samenwerking van geleerden resulteert in een overzicht van menselijke kennis, toegankelijk voor iedereen

1751: Encyclopédie: 72.000 artikelen, 35 delen (21 delen text, 12 delen illustraties, 2 delen index), 25.000 (x35) verkocht �

1759: Encyclopédie werd verboden (censuur van kennis is ook macht; speelt steeds grotere rol in de evolutie van media)

andere Franse verlichtingdenkers (die ook bijdroegen aan de encyclopedie):

Rousseau, Voltaire (1694-1778): "Candide", Montesquieu (1689-1755): trias politica (scheiding der machten)

verlichting is maatschappij-kritisch, wordt als gevaarlijk & subversief beschouwd

Voltaire en Diderot worden gevangen gezet en Rousseau verbannen

maar de geest was uit de fles: "vrijheid, gelijkheid & broederschap" werd de leus van de Franse Revolutie (1789)

� de Romantiek stelt: voelen boven denken, het subjectieve boven het objectieve, ervaring als beleving boven empirische ervaring, synthese en holisme boven analyse, ambiguiteit en ironie boven zekerheid en helderheid, kunst boven wetenschap, artistieke creativiteit boven nabootsing, idealisme boven materialisme, zin boven nut / functie, kwalitatief boven kwantitatief, begrijpen boven verklaren, organische natuurbeschouwing boven mechanicisme en natuurbeheersing, etc.

� positief = aanwezig, direct aantoonbaar, verifieerbaar, bewijsbaar, niet absoluut, maar maximale zekerheid

negatief = afwezig, indirect aantoonbaar, aannemelijk, circumstantial evidence = dus speculatief

� positief = aanwezig, direct aantoonbaar, verifieerbaar, bewijsbaar, niet absoluut, maar maximale zekerheid

negatief = afwezig, indirect aantoonbaar, aannemelijk, circumstantial evidence = dus speculatief

� met name in Duitsland (vóór 1871 nog geen natie-staat) vreesde men voor de teloorgang van Duitse 'Kultur'

en een proces van oppervlakkige en formele 'civilization' naar Frans / Brits model, waarin beschaving gereduceerd was tot etiquette

Friedrich Wilhelm Christian Karl Ferdinand von Humboldt (1767-1835)

stelde Bildung tegenover het Franse civilisation, wat stond voor oppervlakkige mores en etiquette

Bildung en Kultur drukten diepgang, identiteit en authenticiteit uit

� Arthur Schopenhauer (1788-1860): hekelt Hegel (de absolute geest & teleologie)

1819: Die Welt als Wille und Vorstellung (de wereld als wil en voorstelling)

Hegel ziet geest (de rede / rationaliteit/ bewustzijn) in de natuur werkzaam, Schopenhauer ziet de blinde wil als beginsel

het is de drang om te bestaan die in alles werkzaam is, maar geen verlangen wordt echt bevredigd

de wil is de bron van het oneindige lijden van de wereld, en dat allemaal zonder enige reden of doel (Weltschmerz)

de wil is niet alleen blind en dom, maar ook onvrij: de noodzaak die we in de natuur kennen als causaliteit & streven

de menselijke wil lijkt gestuurd door motieven maar is zelf ook blind en dom

het denken onttrekt zich niet aan de wet waaraan de gehele natuur onderworpen is

uitweg uit dit determinisme veronderstelt een hogere ethiek: de negatie van de wil

onzelfzuchtigheid, medelijden, en ascese (vgl. Diogenes van Sinop, Epicuris, stoicijnen, christendom, boeddhisme, hinduïsme)

religie biedt het volk deze ethiek in de vorm van begrijpelijke sprookjes (vgl. Spinoza)

de filosofie in de vorm van denken en het inzicht:

"Het leven is een hachelijke onderneming; ik heb besloten het door te brengen met erover na te denken"

� Nietzsche = anti-humanistisch, anti-moralistisch, anti-democratisch, anti-egalitair, anti-socialistisch, anti-collectivistisch,

anti-feministisch, anti-intellectualistisch, anti-pessimistisch, anti-christelijk / anti-religieus, anti-nationalistisch, maar niet anti-semitisch !

� lhoewel hij in Der Anti-Christ stevig uithaalt naar Luther en de protestanten...

Nietzsche is als een profeet: hij bewijst niets, maar proclameert in aforismen, fragmenten, spreuken, spot, satire.

zijn schrijven is bewust niet systematisch: geen bewijsvoering, geen eenheid in tekst(en):

onderwerping aan een systeem (Kant, Hegel) vond hij een zwakte / ziekte

geen onderscheid tussen filosofie en poëzie; hij laat zich niet in een hokje duwen / inpakken

vandaar: filosoof met de hamer & filosoof van de argwaan (met Marx & Freud)

� het gaat hierbij niet over een onderscheid tussen mensen op basis van afkomst (aristocratie versus het volk)

maar over de keuzes die mensen maken: de slaaf zit in iedereen

de moderne mens wordt (nog) gekenmerkt door een slavenmoraal: weglopen voor de eigen verantwoordelijkheid

maar de moderne tijd vraagt om een herenmoraal: men moet zijn eigen leven richting geven, zijn eigen waarden scheppen

� "Er is herenmoraal en slavenmoraal [...] De voorname mens zondert de wezens van zich af waarin het tegendeel van die verheven, trotse inhouden tot uiting komt: hij veracht hen. [...] Veracht wordt de laffe, angstige, kleinmoedige, geborneerd om nuttigheid bezorgde mens; en ook de wantrouwige met zijn bevangen blik, de zich vernederende, het hondse type mens dat zich laat mishandelen, de bedelende flikflooier en vooral de leugenaar; in hun hart geloven alle aristocraten dat het gewone volk leugenachtig is. 'Wij waarachtigen', zo noemden zich de edelen in het oude Griekenland. [...] De mens van het voorname type is voor zijn gevoel zelf waardebepalend, hij heeft geen goedkeuring nodig, [...] hij is waardenscheppend. [...] Op de voorgrond staat het gevoel van overvloed, van macht die wil overstromen, het geluk van de hoogspanning, het bewustzijn van een rijkdom die zou willen schenken en afstaan; ook de voorname mens helpt de ongelukkige, niet of bijna niet uit medelijden, maar meer uit een drang die door de overstromende macht wordt veroorzaakt. De voorname mens eert in zichzelf de machtige én degene die macht over zichzelf heeft, die weet te spreken en te zwijgen, die met genoegen strengheid en hardheid jegens zichzelf betracht [...] Voorname, dappere mensen die zo denken staan het verst af van de moraal die juist in medelijden [...] of onbaatzuchtigheid een blijk van moraliteit ziet [...] Het zijn de machtigen die kunnen bewonderen, het is hun kunst, hun terrein waar ze hun uitvindingen doen. Diepe eerbied voor ouderdom en traditie [...]; en als omgekeerd de mensen met 'moderne ideeën' bijna instinctief aan ‘vooruitgang' en 'de toekomst' geloven en steeds meer tekortschieten in achting voor de ouderdom, verraadt zich daarin al voldoende de weinig voorname oorsprong van deze 'ideeën'. [...] Anders is het gesteld met het tweede type moraal, de slavenmoraal. Indien de overweldigde, verdrukte, lijdende, onvrije, onzelfverzekerde en vermoeide mensen gaan moraliseren: wat zal dan de gemeenschappelijke noemer van hun morele waardeschattingen zijn? Waarschijnlijk zal er een pessimistische argwaan tegen de gehele situatie van de mens in tot uitdrukking komen, misschien een veroordeling van de mens met inbegrip van zijn situatie. Het oog van de slaaf beziet de deugden van de machtigen met afgunst: hij heeft scepsis en wantrouwen [...]. Omgekeerd worden die eigenschappen te voorschijn gehaald en met licht overgoten, die ertoe dienen de lijdenden het bestaan te verlichten: hier komen het medelijden, de gedienstige, hulpvaardige hand, het warme hart, het geduld, de vlijt, de deemoed, de vriendelijkheid tot eer en aanzien - , want dat zijn hier de nuttigste eigenschappen en bijna de enige middelen om de druk van het bestaan te verdragen. De slavenmoraal is in essentie een nuttigheidsmoraal. Dit is de ontstaansbron van die vermaarde tegenstelling tussen 'goed' en 'kwaad' [...] binnen de denktrant der slaven [is de goede] de ongevaarlijke mens: hij is goedig, gemakkelijk te bedriegen, een beetje dom wellicht, een brave burger. Overal waar de slavenmoraal terrein wint, vertoont de taal de neiging de woorden 'goed' en 'dom' tot elkaar te laten naderen." (Jenseits von Gut und Böse / Voorbij goed en kwaad, boek IX , 260)

� slavenmoraal is rancune en ressentiment jegens (de macht en het leven van) de heersende klasse

"Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten,

tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden." [Efeziërs 6:12]

� Sisyphos daagde de goden uit, die Thanatos (de Dood) op hem afstuurden. Sisyphos wist Thanatos vast te binden. Ares bevrijdde hem pas dagen later, zodat er al die tijd niemand op Aarde stierf: (onsterflijkheid). Sisyphos werd door de goden gesommeerd te sterven, maar gaf zijn vrouw opdracht hem niet te begraven, en geen muntje onder de tong te leggen, zodat hij niet veerman Charon kon betalen om de Styx over te varen. Aangekomen in de onderwereld klaagde hij bij Hades over nalatigheid van zijn vrouw, die hem terug stuurde om de rituelen af te handelen. Sisyphos wilde niet terugkeren en besloot nog een tijd door te leven. Tenslotte werd hij veroordeeld een zwaar rotsblok tegen een steile berg op te duwen, dat echter telkens van de top weer in de diepte rolde waardoor hij gedoemd was.

� Nietzsche prijst de Griekse institutie van het ostracisme: iemand die zo machtig was dat hij een bedreiging voor de machts-verhoudingen in de volksvergadering vormde,kon d.m.v. anonieme stemming (schervengericht) uit de polis verbannen worden

� zijn hoop was aanvankelijk gevestigd op de componist Richard Wagner (1813-1883)

na 1877 keerde Nietzsche zich van Wagner af en maakte hem in zijn latere geschriften zelfs belachelijk

� ondanks Nietzsche's persoonlijke oordeel dat het boeddhisme en filosofie van levens-verzaking is, heeft zijn filosofie wel degelijk

raakvlakken met het boeddhisme, zoals zijn imperatief om de leegte te erkennen, en het leven te leven in het hier & nu; zonder wrok of spijt

� "The evolution of culture marches with the elimination of ornament from useful objects" (Ornament und Verbrechen, 1908)

� HYPERLINK "http://www.wirtschaftsfacts.de/wp-content/uploads/2013/01/Tattoos.jpg" ��http://www.wirtschaftsfacts.de/wp-content/uploads/2013/01/Tattoos.jpg�

PAGE

12