Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de...

38
Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel Hoog- en laagwater bij Kanovereniging Skonenvaarder na het amoveren van de Roggebotsluis Provincie Overijssel

Transcript of Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de...

Page 1: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

Effecten

watersysteem

IJsseldelta fase 2

onderdeel

recreatieterreinen

Hoog- en laagwater bij Kanovereniging

Skonenvaarder na het amoveren van de

Roggebotsluis

Provincie Overijssel

Page 2: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt
Page 3: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

Provincie Overijssel

Effecten

watersysteem

IJsseldelta fase 2

onderdeel

recreatieterreinen

Hoog- en laagwater bij Kanovereniging

Skonenvaarder na het amoveren van de

Roggebotsluis Eindrapport

Auteurs

Guus Rongen (HKV)

Jan Stijnen (HKV)

David Knops (HKV)

Roy Daggenvoorde (HKV)

Peter van de Kreeke (RHDHV)

PR4010.10

december 2019

Page 4: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt
Page 5: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

Inhoud

1 Inleiding 3

1.1 Aanleiding 3

1.2 Doelstelling 4

1.3 Leeswijzer 4

2 Methoden 7

2.1 Inleiding 7

2.2 Hoogwaterstanden 7

2.3 Laagwaterbepaling met Hydra-NL 8

2.4 Bepalen golfbelastingen met Hydra-NL 8

2.5 Interpretatie van de resultaten 9

3 Resultaten 11

3.1 Inleiding 11

3.2 Situatie Drontermeer 12

3.3 Kanovereniging Skonenvaarder 16

4 Conclusies 21

5 Referenties 23

Bijlagen 25

A Laagwaterbepaling 26

Page 6: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt
Page 7: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

1

Samenvatting Door het amoveren van de Roggebotsluis verandert het Drontermeer in een

deel van het IJsselmeer, waar het nu een deel van de Veluwerandmeren is.

Dit heeft effect op de kans op wateroverlast voor de omliggende

recreatieterreinen. Deze studie kwantificeert deze effecten voor een aantal

recreatieterreinen rond het Drontermeer. Dit rapport presenteert de

resultaten specifiek voor Kanovereniging Skonenvaarder.

Het deel van het Drontermeer dat ten noorden van de Reevedam en –sluis

ligt, krijgt na het amoveren als deel van het IJsselmeer ook het peilbeheer

van het IJsselmeer. Naast het lagere zomer- en winterpeil zal een grotere

variatie in waterstanden optreden, doordat het effect van windopzet

toeneemt en het systeem mede beïnvloed wordt door de IJsselafvoer via het

Reevediep. Om de gevolgen hiervan voor de recreatieterreinen te bepalen,

zijn hoogwater- en golfoverslagberekeningen gemaakt en is een inschatting

van het effect van laagwater gemaakt. Op basis van deze gegevens kan de

effectiviteit van mitigerende maatregelen worden bepaald.

Hoogwaters worden na het amoveren enkele decimeters tot ruim een meter

hoger, afhankelijk van de periode (zomer of winter) en terugkeertijd. Golven

geven over het algemeen geen probleem. Aan de oostoever liggen de

terreinen redelijk beschut en wat hoger waardoor golven niet veel impact

hebben. Aan de westoever kunnen bij een noordwesten wind golven vanuit

de vaargeul richting de ondiepere oever draaien. Dit kan weliswaar wat

golfslag geven, maar dit gebeurt voornamelijk in situaties waarbij hoge

waterstanden zelf al overlast geeft. De duur van de hoogwaters is kort,

enkele uren tot een dag, al moet rekening gehouden worden met opruim- en

schoonmaakwerkzaamheden na een hoogwater.

Laagwaters dalen door het amoveren van de Roggebotsluis met 20 tot 40

cm. Onzekerheden in toegepaste statistiek en aannames in de gebruikte

modellen maken de voorspelling van laagwater enigszins onzeker. Daarom

gebruiken we metingen bij de Roggebotsluis om de verschillen te

onderbouwen. Op basis van deze metingen komen we voor dit verschil uit op

een bovengrensschatting van 40 cm waterstandsdaling. Wanneer de ondiepe

delen van het Drontermeer met 40 cm worden uitgediept, zal een situatie

waarin het water te ondiep is om te varen naar verwachting niet vaker

voorkomen dan dat dit nu het geval is.

Voor kanovereniging Skonenvaarder lijkt het ophogen van het terrein rondom

het clubgebouw en het verhoogd plaatsen van de kano-opslag een goede

oplossing om de kans op wateroverlast te verkleinen. De waterstanden zullen

in de situatie na het amoveren meer variëren dan dat ze nu doen, wat naast

meer hoogwaters ook meer laagwaters geeft. Dit heeft ook effect op de

bruikbaarheid van de oefenvijver. Wanneer deze echter wordt uitgediept, zou

Page 8: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

2

de bruikbaarheid van de oefenvijver gelijk moeten blijven aan de situatie

voor het amoveren van de Roggebotsluis.

Page 9: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

3

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het project Ruimte voor Rivier IJsseldelta is sinds 2004 door diverse

overheidspartijen samengewerkt aan de aanleg van de hoogwatergeul

Reevediep. De waterbouwkundige werkzaamheden aan de dijken en het

Reevesluiscomplex zijn nagenoeg voltooid.

Het project Ruimte voor de Rivier IJsseldelta, met als opdrachtgevers RWS

en de provincie Overijssel, bevat twee maatregelen om de waterveiligheid in

de regio Kampen-Zwolle voor de middellange termijn te borgen: de

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5

kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt verdiept én de aanleg

van het Reevediep, een nieuwe zijtak van de IJssel, ten zuiden van Kampen,

richting het Drontermeer (Figuur 1).

Naast het verbeteren van de waterveiligheid wordt een bijdrage geleverd aan

de ruimtelijke kwaliteit. In vijf uiterwaarden worden de natuurwaarden

versterkt. De gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid, waarvan het Reevediep

onderdeel is, combineert het realiseren van de waterveiligheid onder andere

met de aanleg van zo'n driehonderdvijftig hectare nieuwe deltanatuur,

nieuwe wandel-, struin- en fietspaden en een vaargeul voor de recreatievaart

(Figuur 1).

Binnen het project "IJsseldelta fase 2, onderdeel recreatieterreinen” zijn

mitigerende maatregelen geformuleerd voor het amoveren van de

Roggebotsluis voor een uitgaanslocatie en een aantal watersportlocaties,

waaronder de Kanovereniging Skonenvaarder. Figuur 2 geeft een overzicht

van de in deze studie beschouwde recreatieterreinen.

Figuur 1

Interessegebied.

Bron: Ruimte voor

de Rivier IJsseldelta

infographic

Page 10: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

4

1.2 Doelstelling

Door het amoveren van de Roggebotsluis verandert het watersysteem ter

plaatse van het Drontermeer. Dit heeft een effect op de hoog- en laagwaters,

omdat het Drontermeer in open verbinding komt te staan met het

IJsselmeer. Voor de Kanovereniging Skonenvaarder kunnen deze hogere én

lagere waterstanden een probleem vormen. De doelstelling van deze studie is

om een goed beeld te krijgen van deze waterstanden en bijbehorende

golfcondities. Deze gegevens duiden het verschil in waterstanden en golven

tussen de situatie voor en na het amoveren van de Roggebotsluis. Daarnaast

kan met deze gegevens de effectiviteit van mitigerende maatregelen worden

bepaald.

1.3 Leeswijzer

Na deze inleiding geeft hoofdstuk 2 een beknopt overzicht van de gebruikte

methoden om de hoog- en laagwaters uit te rekenen. De laagwaterbepaling,

die voor deze studie is gehanteerd, is in bijlage A verder uitgewerkt.

Hoofdstuk 3 geeft voor zowel het Drontermeer als geheel én per locatie

specifiek een beeld van mogelijke overlast door hoog- en laagwater na het

amoveren van de Roggebotsluis. Deze worden vergeleken met de huidige

situatie waarin de Roggebotsluis nog aanwezig is. De inleiding (hoofdstuk 1)

en de conclusies (hoofdstuk 4) geven samen een globaal totaalbeeld van het

Figuur 2

Geografische ligging

van recreatielocaties

waarvoor

mitigerende

maatregelen

geformuleerd

worden

Page 11: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

5

effect van het amoveren van de Roggebotsluis op de waterstanden en

golfcondities voor de Kanovereniging Skonenvaarder.

Page 12: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt
Page 13: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

7

2 Methoden

2.1 Inleiding

Om een inschatting te kunnen geven van de mogelijke wateroverlast in de

huidige situatie en de toekomstige situatie na het amoveren van de

Roggebotsluis, leiden we een aantal gegevens af:

1. Hoogwaterstanden

In eerste instantie is het van belang om te weten hoe vaak een

hoogwater voorkomt na het amoveren van de Roggebotsluis.

2. Golfbelasting tijden hoogwater

Hoogwater leidt tot water dat over de kades loopt, maar ook wanneer het

water nog onder de kades staat, kan wateroverlast optreden door golven.

Bij niet voor wind afgeschermde locaties langs een breed stuk van het

Drontermeer kan dit problemen geven.

3. Laagwaterstanden

Voornamelijk voor gebruiksdoeleinden is het van belang om een beeld te

krijgen van laagwaters in de situatie na amoveren. Omdat het om de

bruikbaarheid/toegankelijkheid van de terreinen gaat, kijken we naar het

verschil tussen de situatie voor en na het amoveren van de

Roggebotsluis.

4. Omstandigheden tijdens hoog- en laagwater

De hoog- en laagwatersituaties die worden beschreven, zijn tamelijk

zeldzaam, waardoor het niet gemakkelijk is om hierbij een beeld te

vormen. Voor de beeldvorming omschrijven we daarom de

weersomstandigheden (veelal de storm) waaronder deze plaatsvinden.

Elk van de vier genoemde punten werken we in een aparte paragraaf verder

uit. Hierbij geven we telkens een korte uitleg, met verwijzingen naar

bijlagen, of literatuur waarin dit verder uitgewerkt staat.

2.2 Hoogwaterstanden

De waterstand die voorkomt met een bepaalde frequentie kan worden

berekend met Hydra-NL. Dit programma combineert statistiek van de

belastingen met de invloed daarvan op de waterstand. Voor de Vecht-

IJsseldelta bestaan de belastingen uit afvoer, wind (richting en snelheid), het

meerpeil en de toestand van de Ramspolkering. Deze belastingen worden in

stappen opgedeeld (windsnelheid 0, 10, 20, … m/s; windrichting N, NNO, NO,

enz.), waarna voor elke belastingcombinatie de waterstand wordt berekend

met het hydrodynamisch model WAQUA voor de waterstanden en SWAN voor

de golven. Hydra-NL koppelt aan deze belastingcombinaties een kans en

beschouwt de resulterende waterstanden. Door alle kansen en waterstanden

te combineren kan afgeleid worden welke overschrijdingskans bij een bepaald

Page 14: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

8

waterstandsniveau hoort, en zo dus ook wat de waterstand is bij een

terugkeertijd van bijvoorbeeld 100 jaar. Maatgevende hoogwaterstanden

worden gewoonlijk berekend voor het winterhalfjaar. Het uitgangspunt is dat

extreme hoogwaters alleen voorkomen van oktober tot maart, omdat in deze

periode de zwaarste stormen en hoogste rivierafvoeren voorkomen. Met het

oog op recreatie in voornamelijk de zomermaanden, is in deze studie ook de

kans op hoogwater tijdens de zomerperiode berekend. Dit zomerhalfjaar

loopt van april tot september.

2.3 Laagwaterbepaling met Hydra-NL

Net als de kans op een hoogwater kan ook de kans op een laagwater worden

bepaald met Hydra-NL. In essentie is de werkwijze hetzelfde. Eerst worden

de relevante belastingen gekozen, waarna deze met een waterbewegings-

model als WAQUA worden gesimuleerd. Voor laagwater zijn de wind en het

meerpeil van belang. Hoge IJsselafvoeren nemen we niet mee, omdat deze

tot hoogwater leiden. Omdat de waterstanden bij aflandige wind het laagst

zijn, is de toestand van de Ramspolkering niet relevant. Hydra-NL is officieel

niet ontworpen om kansen op laagwater te berekenen. Om dit toch te kunnen

doen, passen we de werkwijze voor het bepalen van hoogwaterstanden met

Hydra-NL op een aantal punten aan. In bijlage A staat uitgebreid beschreven

welke keuzes en aanpassingen zijn gedaan om de kansen op laagwater te

bepalen.

2.4 Bepalen golfbelastingen met Hydra-NL

Naast een waterstand boven de kades kan ook een lagere waterstand met

golven voor overlast zorgen. Figuur 3 illustreert dit. De gestippelde lijn geeft

de waterstand zonder golven aan (MHW staat voor Maatgevend HoogWater).

Golven kunnen vervolgens zorgen dat water over de dijk stroomt, of voor de

recreatieterreinen niet over de dijk maar op het terrein.

Om verschillende redenen kan er gekozen worden om een maximum

hoeveelheid overslaand water te hanteren. Dit stelt eisen aan de hoogte van

het terrein (hoe hoger, hoe minder overslag). Deze hoogte wordt uitgedrukt

als het hydraulisch belastingniveau (HBN). Dit is de benodigde kruinhoogte

(of terreinhoogte, damhoogte, afhankelijk van de situatie) zodat de overslag

niet hoger is dan een bepaald volume water per tijdseenheid. Wanneer er

geen golven zijn, zal het HBN ongeveer even hoog zijn als de maatgevende

Figuur 3

Falen van een

waterkering door het

mechanisme

golfoverslag

Page 15: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

9

hoogwaterstand. Pas dan zal water over de dijk of op het terrein stromen.

Wanneer er veel golven zijn, kan het HBN een stuk hoger zijn dan de

maatgevende waterstand. In deze situatie moet de kade namelijk een stuk

hoger zijn dan de waterstand, om te zorgen dat de golven weinig water over

de dijk laten slaan.

2.5 Interpretatie van de resultaten

Voor de interpretatie van de resultaten lichten we een aantal punten toe,

namelijk de hoge terugkeertijden, het gebruik van illustratiepunten en de

duur van de belasting.

Kleine kansen, hoge terugkeertijden

De met Hydra-NL berekende hoogwaters, laagwaters zijn een schatting van

de waterstanden die tijdens de piek van een storm of hoogwater voorkomen

bij een bepaalde terugkeertijd. Vooral voor gebeurtenissen met hoge

terugkeertijden van meer dan 1.000 jaar is het lastig om een voorstelling te

maken van deze gebeurtenissen. We kunnen de resultaten namelijk niet

vergelijken met situaties die we wel eens meegemaakt hebben. De resultaten

moeten dus gezien worden als een (goed onderbouwde) verwachting van de

extreme omstandigheden die op kunnen treden, niet als een absolute

waarheid.

Verder is het goed om te vermelden dat de kans van voorkomen niets zegt

over wanneer de gebeurtenis voorkomt. Voor een 1/100 jaar gebeurtenis kan

dit nog 300 jaar duren, maar het kan ook volgende maand zijn. Net zoals je

bij het werpen van een dobbelsteen een 1/6de kans hebt op een 6, maar je

niet weet welke van de volgende worpen een 6 gaat worden. We kunnen

echter wel uitrekenen wat de kans is dat een gebeurtenis van extreme

omvang minimaal één keer in een periode van bijvoorbeeld 80 jaar

voorkomt. Voor een gebeurtenis met een herhalingstijd van 10, 100 of 1000

jaar is dit respectievelijk 99,97%, 55% of 8%.

Illustratiepunten

Bij een hoge of lage waterstand met een bepaalde terugkeertijd horen ook

condities die hiertoe leiden. Dit kunnen verschillende condities zijn. Zo kan

een hoogwater tot stand komen door een hoge rivierafvoer of een grote

windopzet, en wordt de totale kans bepaald door een combinatie van de

twee. Het illustratiepunt beschrijft de meest waarschijnlijke situatie die tot

een bepaalde belasting (waterstand of HBN) leidt. Met deze gegevens kunnen

we een voorstelling maken van de omstandigheden die tot de belasting

leiden, voor de context en ter validatie. Op het Drontermeer zal eerder de

wind dan de afvoer een maatgevende situatie veroorzaken. Aan de hand van

het onderstaande voorbeeld lichten we dit toe.

Stel dat hoge waterstanden worden veroorzaakt door wind en afvoer. Tabel 1

geeft een hypothetisch voorbeeld van waterstanden bij verschillende

windsnelheden en afvoeren. Aan de hand van de tabel zoeken we het T100

Page 16: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

10

illustratiepunt: de hoogste waterstand, door een combinatie van wind en

afvoer veroorzaakt, met een overschrijdingskans van eens per 100 jaar

(T100). In onderstaande tabel is dit een lage afvoer (500 m3/s) en hoge

windsnelheid (30 m/s), omdat de wind meer invloed heeft. Maar waarom dan

geen hogere afvoer? Een IJsselafvoer van 1250 m3/s komt namelijk geregeld

voor. Zou de afvoer echter hoger zijn (bijv. T10 i.p.v. T1), dan hebben we bij

dezelfde windsnelheid een T1000 situatie. De 2,8 m+NAP die ontstaat door

een hoge windsnelheid in combinatie met een lage afvoer is dus de

combinatie met de hoogste waterstand die eens per 100 jaar voorkomt: dit is

het illustratiepunt.

Van alle combinaties van afvoer en windsnelheid die tot 2,8 m+NAP kunnen

leiden, is het illustratiepunt dan ook de combinatie met de grootste kans van

voorkomen. Die andere combinaties betreffen vooral hogere afvoeren en

lagere windsnelheden, waarbij de afvoeren substantieel hoger zullen zijn en

de windsnelheden ietsje lager. Daardoor is de kans op die andere

combinaties een stuk kleiner.

Windsnelheid

10 m/s (T1) 20 m/s (T10) 30 m/s (T100)

IJssela

fvoer

500 m3/s (T1)

0,8 m+NAP (T1 x T1 = T1)

1,8 m+NAP (T1 x T10 = T10)

2,8 m+NAP (T1 x T100 = T100)

1250 m3/s (T10)

1,0 m+NAP (T10 x T10 = T10)

2,0 m+NAP (T10 x T10 = T100)

3,0 m+NAP (T10 x T100 = T1000)

2000 m3/s

(T100)

1,2 m+NAP (T100 x T1 = T100)

2,2 m+NAP (T100 x T10 = T1000)

3,2 m+NAP (T100 x T100 = T10000)

Belastingduren

Hoog- en laagwaters kunnen verschillende duren hebben, afhankelijk van de

oorzaak van de situatie. Zo zal een hoogwater veroorzaakt door een hoge

IJsselafvoer veel langer duren dan hoogwater door een stormopzet, omdat

een afvoergolf langer aanhoudt dan een storm. Na het amoveren van de

Roggebotsluis wordt het Drontermeer gevoelig voor windopzet, omdat het

een uiteinde van het IJsselmeer wordt. Scheefstand van het gehele

IJsselmeer is in de uiteinden het duidelijkst aanwezig. De hoogte van de

hoogwaters nemen toe door het amoveren van de Roggebotsluis, maar dit

worden over het algemeen wel hoogwaters door storm en dus van korte

duur. Eventuele overlast zal dus van korte duur zijn, maar wel gepaard gaan

met hoge windsnelheden. Afhankelijk van de locatie kan golfoverslag ook

voor overlast zorgen, waarbij rekening gehouden moet worden met de

benodigde tijd voor het opruimen en schoonmaken van het terrein.

1 Het vermenigvuldigen van overschrijdingsfrequenties zoals gedaan in Tabel 1, is eigenlijk

niet correct. Eén van de twee moet vervangen worden door een kans van voorkomen.

Daarnaast is een gebeurtenis met een overschrijdingsfrequentie van 1 jaar niet hetzelfde als

een gebeurtenis met kans 1 in een willekeurig jaar. Voor het voorbeeld voldoet de aanpak

echter, omdat het inzichtelijk maakt waarom een bepaalde zeldzame gebeurtenis

waarschijnlijker is dan andere.

Tabel 1

Hypothetisch

voorbeeld van

waterstanden bij

verschillende

combinaties van

wind en afvoer.1

Page 17: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

11

3 Resultaten

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft voor het Drontermeer als geheel en voor de

Kanovereniging Skonenvaarder specifiek een beeld van overstroming en de

kans op overlast door hoog- en laagwater. Voor de context wordt dit eerst

voor het Drontermeer in zijn geheel besproken, daarna wordt er in detail op

de Kanovereniging Skonenvaarder ingegaan. Dit hoofdstuk biedt dus getallen

voor hoog- en laagwater na het amoveren met een technische onderbouwing.

Het kan daarom gebruikt worden om de effectiviteit van mogelijke

maatregelen te beoordelen.

Nadat het Drontermeer als geheel besproken is, worden voor de

Kanovereniging Skonenvaarder de volgende onderwerpen besproken:

1. Beschrijving en schematisering van de omgeving

In eerste instantie bekijken we per locatie de omgeving en leiden we

hiervoor een schematisering af. Hierin kunnen we overzichtelijk maken

hoe de omgeving rond de locatie eruit ziet, wat de hoogteliggingen zijn,

en wat gevoelige windrichtingen zijn. De schematisering is nodig om de

hoeveelheid golfoverslag te bepalen.

2. Hoogwaters en golfoverslag

Met Hydra-NL en de schematisering bepalen we de optredende

hoogwaters en de golfoverslag. We nemen als maatgevende

overslagdebieten 1 en 10 liter per seconde per strekkende meter. Dit

staat gelijk aan 0,36 en 3,6 kubieke meter per uur.

3. Laagwaters

Net als de zeldzame hoogwaters kunnen ook de laagwaters worden

bepaald.

4. Discussie: beschrijving van de situatie

Als laatste punt gaan we in op de omstandigheden waaronder de

maatgevende hoog- en laagwaters optreden. Hiermee krijgen de

gebruikers een beeld in hoeverre deze situaties voor hen relevant zijn.

Page 18: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

12

3.2 Situatie Drontermeer

Door het amoveren van de Roggebotsluis wordt het Drontermeer een

zuidoostelijke uiteinde van het IJsselmeer, waar het nu een noordelijk

uiteinde van de Veluwerandmeren is. Dit betekent dat de windrichtingen die

hoog- en laagwater geven omdraaien. In de volgende twee paragrafen

worden beide situaties voor het Drontermeer als geheel toegelicht. Tabel 2

geeft een samenvattend overzicht.

Huidige situatie

(voor amoveren)

Toekomstige situatie

(na amoveren)

Ho

og

wate

r

Het Drontermeer vormt het meest

noordelijke deel van de

Veluwemeren. Hoogwater zal

voornamelijk veroorzaakt zuidwesten

wind die scheefstand van zuid naar

noord veroorzaakt. Ook in de huidige

situatie zal een hoogwater vooral

veroorzaakt worden door wind, en

minder door een hoog meerpeil.

Na het amoveren zal het Drontermeer

een zuidoostelijk uiteinde van het

IJsselmeer zijn, maar door het

Reevediep ook een zijtak van de IJssel.

Hoogwater kan dus veroorzaakt worden

door een hoge IJsselafvoer, een hoog

IJsselmeerpeil en een sterke windopzet.

De windopzet is hiervan de meest

aannemelijke oorzaak van een

hoogwater.

Laag

wate

r

Laagwater is in de huidige situatie

het gevolg van een noord tot

noordoostelijke windrichting.

Voor laagwater is in de toekomst een

zuidwestelijke windrichting dominant,

omdat deze de meeste afwaaiing zal

geven. IJsselafvoer of een verhoogd

meerpeil zullen niet meespelen, omdat

deze juist een verhogend effect hebben

op de waterstand.

Voor het berekenen van de extreme situaties is gebruik gemaakt van

WAQUA-simulaties en Hydra-NL, zoals in bijlage A beschreven staat. Bij het

modelleren van deze situaties moeten we veel aannames doen. Daarom doen

we er goed aan een eerste beeld te creëren op basis van beschikbare

metingen. Bij de Roggebotsluis is aan de noord- en zuidkant een

waterstandsmeetpunt aanwezig, waar de afgelopen decennia

waterstandsmetingen zijn gedaan. Deze twee punten gebruiken we om een

eerste beeld te krijgen van het effect van het amoveren op hoog- en

laagwater. Het meetpunt aan de zuidkant geeft een beeld van de huidige

frequentie van hoog en laagwater op het Drontermeer. Het meetpunt aan de

noordkant is een aardige benadering van de nieuwe situatie na het amoveren

van de Roggebotsluis, wanneer het Drontermeer in directe verbinding staat

met het IJsselmeer.

3.2.1 Effect amoveren op hoogwater

Door het amoveren van de Roggebotsluis verandert het Drontermeer van een

noordelijke uiteinde van de Veluwemeren tot een zuidelijke uiteinde van het

IJsselmeer. Waar nu dus de zuidwestelijke windrichtingen de hoogste

Tabel 2

Beschrijving van

hoog- en laagwater-

situaties in de

huidige situatie

(voor amoveren) en

de toekomstige

situatie (na

amoveren).

Page 19: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

13

waterstanden geven, worden dat in de toekomst de noordelijke

windrichtingen. Door de aanleg van het Reevediep wordt ook een hoge

IJsselafvoer een mogelijke oorzaak van hoogwater, waarmee een hoogwater

dus het gevolg kan zijn van een storm, een afvoergolf en een hoog meerpeil.

Scheefstand door storm blijft de meest aannemelijke oorzaak van een hoge

waterstand, zowel nu als in de toekomst. De windrichting draait echter om.

De metingen bij de Roggebotsluis geven een beeld van hoogwaters nu

(meetpunt zuid) en in de toekomst (meetpunt noord). Figuur 4 geeft de

frequentielijnen. De doorgetrokken lijn is de huidige situatie

(Veluwerandmeren), de gestippelde lijn de toekomstige (IJsselmeer), blauw

is winter, rood is zomer. De lijnen met punten geven de metingen weer. Door

elke van deze reeks punten is een rechte lijn2 getrokken, waarmee de

metingen makkelijker kunnen worden vergeleken. Op basis van de metingen

schatten we dat een hoogwater met een terugkeertijd van 10 jaar door het

amoveren in de winter ongeveer 0,9 m stijgt en in de zomer grofweg 0,7 m.

Bij een terugkeertijd van 10 jaar zien we aanzienlijke verschillen in

hoogwater, waar dat eens per jaar nog redelijk meevalt. Dit is dus tijdens

een gebeurtenis die tamelijk zeldzaam is, maar tijdens de ontwerpduur van

een gebouw of terrein toch een aantal keer voorkomen.

Hoewel het meetpunt noord een aardige indicatie geeft voor de toekomstige

situatie, zijn hier nog wel enkele kanttekeningen bij te plaatsen. Zo is het

effect van de afvoer (aanleg van Reevediep) niet aanwezig in de metingen,

ligt het meetpunt helemaal in het noorden van het Drontermeer en hebben

lokale hydrodynamische effecten rondom de Roggebotsluis nog een effect op

de waterstand. De metingen komen grotendeels uit de tijdsperiode waarin

het ‘oude’ peilbesluit gold. Onder het nieuwe peilbesluit wordt in de zomer

een fluctuerend peil aangehouden. Het gemiddelde zomerpeil en winterpeil

blijft gelijk. (Rijkswaterstaat, 2018) bevat meer informatie over het nieuwe

2 De rechte lijnen door de reeks metingen zijn een fit van een exponentiële functie op de

metingen, op basis van kleinste kwadranten.

Figuur 4

Overschrijdings-

frequentielijn van

hoogwaters aan

beide kanten van de

Roggebotsluis op

basis van metingen

van de afgelopen

decennia

Page 20: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

14

peilbesluit. Tenslotte kan nog als kanttekening worden genoemd dat de

metingen niet bruikbaar zijn voor het inschatting van extremere

gebeurtenissen, zoals eens per 100 of 1000 jaar. Ondanks de kanttekeningen

zijn de metingen een waardevolle gegevensbron die een beeld geven van de

frequentie van optreden van minder zeldzame gebeurtenissen. Daarnaast

vormen ze een validatie voor de resultaten uit Hydra-NL.

3.2.2 Effect amoveren op laagwater

Een laagwater op het Drontermeer wordt momenteel veroorzaakt door

noordelijke wind die het water richting het Nuldernauw opzet, en dus voor

afwaaiing bij het Drontermeer zorgt. In de toekomstige situatie worden de

zuidoostelijke windrichtingen belangrijk, die opzet richting de Afsluitdijk

veroorzaakt. Laagwaterstanden door aanhoudende droogte (lage afvoer, veel

verdamping) zijn niet relevant; uit de metingen blijkt dat de grootste

laagwaters gepaard gaan met hogere windsnelheden.

De metingen bij de Roggebotsluis geven een eerste beeld van laagwaters nu

(meetpunt zuid) en in de toekomst (meetpunt noord). Figuur 5 geeft de

bijbehorende frequentielijnen. De doorgetrokken lijn komt overeen met de

huidige situatie (Veluwerandmeren), de gestippelde lijn met de toekomstige

(IJsselmeer), blauw is winter, rood is zomer. De frequentielijnen geven aan

dat de laagwaters zowel in de zomer als in de winter 0,25 tot 0,35 m zakken.

Dit komt deels door een ander meerpeil (van Veluwerandmeren naar

IJsselmeer), een verschil van 25 cm in de zomer en 20 cm in de winter, en

deels door een groter effect van de wind op het IJsselmeer dan op de

Veluwerandmeren.

Ook voor de laagwatersituaties is het meetpunt aan de noordkant van de

Roggebotsluis niet zonder meer representatief voor de situatie na het

amoveren. Omdat voor laagwaters de IJsselafvoer niet relevant is, maakt het

niet uit dat de situatie met het Reevediep niet in de metingen zit. Het

meetpunt blijft echter te noordelijk liggen en wordt beïnvloed door de

Figuur 5

Onderschrijdings-

frequentielijn van

laagwaters aan

beide kanten van de

Roggebotsluis op

basis van metingen

van de afgelopen

decennia

Page 21: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

15

hydrodynamische effecten van de Roggebotsluis. Het effect hiervan op de

frequentielijn is onbekend. Daarom nemen we als bovengrensschatting een

daling van het laagwater van 0,4 m, het grootste verschil uit Figuur 5.

Page 22: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

16

3.3 Kanovereniging Skonenvaarder

Samengevat: Kanovereniging Skonenvaarder

Kanovereniging Skonenvaarder ligt in de noordoostelijke hoek van het

Drontermeer. Het clubhuis van de kanovereniging ligt op 2,3 m+NAP, het

terrein rond de oefenvijver op 0,8 m+NAP.

Na het amoveren van de Roggebotsluis zullen noordwestelijke stormen

zorgen voor hoge waterstanden. Het clubhuis zal dan grofweg eens per 200

jaar onder water komen te staan. In deze situatie is er weinig golfoverslag

door de golfremmende werking van de omgeving en het voorliggende eiland.

Dit betekent dat verdere golfremming geen zin heeft. Mogelijke oplossingen

moeten gezocht worden in het ophogen van het terrein rondom het clubhuis

en het verplaatsen of verhogen van de kano-opslag.

Laagwaters bij de kanovereniging worden momenteel veroorzaakt door

afwaaiing bij noordelijke wind. Na het amoveren komt de Kanovereniging in

directe verbinding met het IJsselmeer te staan en komen laagwaters voor bij

afwaaiing door zuidoostelijke wind. Een combinatie van deze nieuwe situatie

waarin afwaaiing optreedt en het lagere meerpeil van het IJsselmeer geeft

enkele decimeters lager laagwater, met 0,4 m als maximale daling.

3.3.1 Situatie

Kanovereniging Skonenvaarder is gelegen direct achter de Roggebotsluis. De

kanovereniging bestaat uit een perceel op het ‘vaste land’ en een door een

eiland beschutte oefenvijver, zoals Figuur 6 laat zien.

Hieronder geven we een opsomming van de punten die van belang kunnen

zijn voor het bepalen van mogelijk wateroverlast. De hoogtes zijn afgeleid uit

het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3, 2019):

De bodem van de oefenvijver ligt op een hoogte van circa -0,5 m+NAP;

Het terrein rondom de oefenvijver ligt op 0,8 m+NAP;

De botenopslag ligt op 1,60 – 1,80 m+NAP en op 1,20 m+NAP liggen een

aantal oude zeecontainers met kano’s op stellages;

Figuur 6

Overzicht

Kanovereniging

Skonenvaarder

Page 23: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

17

Het clubhuis is aangelegd op 2,3 m+NAP. Deze hoogte is gebaseerd op

het toetspeil uit de Hydraulische Randvoorwaarden voor C-keringen (Van

Veen N.J. & N. Slootjes, 2008), afgeleid bij een normfrequentie van

1/2000. Deze frequentie is de oude norm voor het gebied binnen dijkring

11. Het terrein van de kanovereniging ligt buiten deze dijkring.

Op basis van deze gegevens en het recentelijk bijgewerkte AHN3 maken we

een schematisering van het terrein. Hiervoor kiezen we een dwarsprofiel van

het terrein ter hoogte van het clubhuis. Figuur 7 geeft de locatie waar het

profiel getrokken is weer. In de rechterfiguur is ook de bodemhoogte van het

terrein rond de vijver (bij de witte punt) weergeven. Hierin kunnen we

terugzien dat de bodemhoogte op het terrein rond de 1 à 2 meter boven NAP

ligt, afhankelijk van de locatie.

Figuur 8 geeft het dwarsprofiel in rood weer. Dit profiel gebruiken we voor

het bepalen van de golfoverslag. Hoogtegegevens vanuit het AHN3 zijn alleen

beschikbaar boven de waterlijn. Onder water is de hoogte bepaald op basis

van het stromingsmodel (WAQUA). Dit bodemmodel is minder nauwkeurig,

waardoor de oefenvijver dieper is geschematiseerd dan deze in werkelijkheid

is. Dit heeft echter geen invloed op de resultaten.

Figuur 7

AHN3 profiel en

schematisering,

kanovereniging

Skonenvaarder

Figuur 8

Geschematiseerd

profiel (rood) boven

op het AHN3 (grijs).

Eiland Oefenvijver

Oplopend terrein

Page 24: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

18

3.3.2 Hoogwater en golfoploop

Op basis van de stromingsberekeningen en schematisering van het

dwarsprofiel zijn frequentielijnen van de waterstand en het HBN berekend.

Het HBN is de terreinhoogte die nodig is zodat niet meer dan 1 of 10 l/s/m

het terrein op loopt, zoals in paragraaf 2.4 is toegelicht. Voor de

kanovereniging zijn de frequentielijnen weergeven in Figuur 9. Met

stippellijnen zijn hierin de hoogtes in de huidige situatie aangegeven.

Eventuele ontwerpvarianten zouden hiervan kunnen afwijken. De

frequentielijnen van de waterstand en het HBN zullen echter niet of

nauwelijks veranderen door een ander ontwerp van het terrein. Een aantal

belangrijke bevindingen:

In de situatie na het amoveren van de Roggebotsluis ligt de

overstromingsfrequentie van het clubhuis tussen 1/100 en 1/200 per

jaar.

Het terrein rond de oefenvijver zal jaarlijks onder water komen te staan.

Voor de zeecontainers moet gedacht worden aan eens iedere paar jaar en

voor de botenopslag aan eens per 20 jaar. Dit is echter vooral in de

winterperiode. In de wat betreft stormen rustigere zomerperiode zal het

terrein rondom de oefenvijver maar eens per paar jaar onderlopen.

Het verschil tussen het HBN en de waterstand is zeer klein. De locatie

heeft vanwege het voorliggende eiland, de hoek van golfinval en de

flauwe helling weinig last van golven. Overloop wordt dus veroorzaakt

door hoge waterstanden en niet zozeer door golven. Het feit dat water op

het terrein door hoge waterstanden veroorzaakt wordt, heeft echter ook

een keerzijde, namelijk dat golfremmende maatregelen niet relevant zijn.

Om wateroverlast of overstroming te voorkomen of zoveel mogelijk te

beperken moet het terrein rondom het clubhuis dus opgehoogd worden.

Figuur 9

Frequentielijn van

waterstand en HBN

voor de locatie bij

Kanovereniging

Skonenvaarder na

het amoveren van

de Roggebotsluis

Page 25: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

19

3.3.3 Laagwater

Figuur 10 geeft de frequentielijnen voor laagwater weer, waaruit kan worden

afgelezen hoe vaak deze voorkomen. In de figuur zien we blauwe en rode

lijnen. De blauwe lijnen geven de laagwaters in de winterperiode weer.

Omdat in de winter de grootste stormen optreden, is dit voor wateroverlast

de belangrijkste periode. Recreatie vindt echter vooral in de zomer plaats,

waarvoor ook de laagwaters tijdens het zomerhalfjaar zijn afgeleid. De rode

lijnen geven de laagwaters in de zomerperiode. De doorgetrokken lijn staat

voor de huidige situatie waarin het Drontermeer nog deel uitmaakt van de

Veluwerandmeren. De gestippelde lijn geeft de situatie na het amoveren

weer, waarin het Drontermeer onderdeel is van het IJsselmeer.

Tijdens het winterhalfjaar zal bij de kanovereniging eens per 2 jaar een

laagwater van -0,9 m+NAP optreden. In de huidige situatie treedt dit eens

per 10 jaar op. Zowel bij vaker voorkomende laagwatersituaties als zeldzame

situaties, is de verwachting dat de verlaging door het amoveren van de

Roggebotsluis ongeveer 0,2 m is. Vanwege onzekerheden en een verschil in

uitgangspunten in deze berekening3 gaan we echter uit van een verlaging

van 0,4 m. Deze wat conservatieve inschatting volgt uit de metingen bij de

Roggebotsluis, zie paragraaf 3.2.2. We kunnen niet garanderen dat de

berekeningen een betere inschatting dan de metingen zijn. Daarom kiezen

we de meest conservatieve van de twee.

Tijdens het zomerhalfjaar, de periode waarin voornamelijk wordt

gerecreëerd, komt een laagwater van -0,9 m+NAP eens per 100 jaar voor (-

0,9 m+NAP zou de diepte van de vijver zijn na 40 cm uitdiepen). Het volledig

droogvallen is dus zeldzaam tijdens zomerstormen.

Het lijkt misschien niet logisch dat laagwater minder vaak voorkomt in de

(soms droge) zomers dan in de winters. Dit komt omdat laagwaters op het

Drontermeer na het amoveren van de Roggebotsluis veroorzaakt zullen

3 De huidige en toekomstige situatie zijn op basis van verschillende uitgangspunten bepaald,

zie voor een toelichting de bijlage over laagwaterbepaling. Hierdoor moeten vooral de

verschillen beschouwd worden als een schatting van de verandering.

Figuur 10

Frequentielijnen

voor laagwater

tijdens het

zomerhalfjaar en

winterhalfjaar.

De verlaging van

doorgetrokken zode

en blauwe naar de

gestippelde rode en

blauwe lijn, is het

effect van het

amoveren van de

Roggebotsluis.

Page 26: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

20

worden door afwaaien. Dat wil zeggen, een zuiden- of oostenwind zal het

water in het gehele IJsselmeer richting de Afsluitdijk blazen. Hierdoor daalt

de waterstand bij de kanovereniging enkele decimeters of meer, afhankelijk

van de sterkte van de storm. In de winterperiode komen de zwaarste

stormen voor en is het streefpeil lager, vandaar dat laagwater het vaakst in

de winterperiode voor komt. Het uitzakken van het IJsselmeerpeil tijdens

lange periodes van droogte zoals in 2018, is een stuk minder dan het effect

dat wind kan hebben op de waterstand.

3.3.4 Mogelijke mitigerende maatregelen

Op basis van de kenmerken van hoog- en laagwater bij kanovereniging

Skonenvaarder kunnen we de mogelijke mitigerende maatregelen

beschouwen. Een belangrijk punt om hierbij in het achterhoofd te houden, is

dat deze hoog- en laagwaters bijna allemaal het gevolg zijn van stormen. De

piek van een storm duurt gewoonlijk niet veel langer dan 12 uur, dus het

laag- of hoogwater zal ook niet langer duren. Voor de meeste kanovaarders

zal de periode rond de zware storm geen aantrekkelijke (misschien zelfs een

onveilige) periode zijn om te gaan kanoën, dus dit is wellicht geen probleem.

Het vaker optreden van hoog- en laagwaters zal echter ook vaker lichte

wateroverlast geven. Hierbij moet rekening worden gehouden dat delen van

het terrein tijdelijk buiten gebruik zijn en wellicht opgeruimd moeten worden.

Wat betreft mogelijke mitigerende maatregelen, is het belangrijk om te

beseffen dat het terrein van de kanovereniging weinig overlast heeft van

golven. Dit betekent dat golfremmende maatregelen niet nodig zijn. Bij

mogelijke maatregelen moet dus wel worden gedacht aan het ophogen van

het terrein rondom het gebouw. Wanneer tijdens hoogwatersituaties het

waterniveau hoger is dan het eiland, kunnen de golven voor overlast zorgen

in de oefenvijver. Het gaat hierbij echter om redelijk uitzonderlijke situaties.

Over het algemeen zal golfslag in de oefenvijver niet significant meer

overlast veroorzaken door het amoveren. De golven op het Drontermeer

worden vooral lokaal opgewekt, waarbij het eiland beschutting biedt. Het

amoveren van de Roggebotsluis heeft dus op de golfcondities niet zoveel

effect.

In het winterhalfjaar kan het relatief vaak voorkomen dat de waterstanden in

de oefenvijver door sterke wind te ondiep zijn om te kanoën (-0,9 m+NAP

komt ongeveer eens per jaar voor). In het zomerhalfjaar is dit minder vaak

door de mildere stormen (dezelfde -0,9 m+NAP komt dan ongeveer eens per

100 jaar voor), al is dit wel de periode waarin de vijver intensiever gebruikt

wordt. Dit zijn punten om rekening mee te houden bij het bepalen hoe ver de

oefenvijver uitgediept moet worden. Laagwaters kunnen echter in de huidige

situatie ook voorkomen. Wanneer de oefenvijver met 40 cm wordt uitgediept,

zal het na het amoveren niet vaker voorkomen dat de vijver onbruikbaak is

door laagwater. De 40 cm is wat dat betreft dus ruim, en zou de huidige

bruikbaarheid zeker moeten waarborgen.

Page 27: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

21

4 Conclusies

In deze rapportage is onderzocht wat de consequenties zijn van het

amoveren van de Roggebotsluis op de hoog- en laagwater situaties voor de

recreatieterreinen langs het Drontermeer. De belangrijkste conclusies zijn:

Door het amoveren van de Roggebotsluis wordt het Drontermeer deel van

het IJsselmeer, waar het nu een deel van de Veluwemeren is. Naast het

lagere zomer- en winterpeil zal een grotere variatie in waterstanden

optreden, doordat het effect van windopzet toeneemt en het systeem

mede beïnvloed wordt door de IJsselafvoer via het Reevediep.

De situaties waarin hoge hoogwaters of lage laagwaters optreden, zijn in

zowel de huidige als de toekomstige situatie het gevolg van stormen.

Omdat er in de winter meer en hevigere stormen optreden dan in de

zomer, zijn in de winterperiode ook de hoog- en laagwaters groter dan in

de zomerperiode.

Hoogwaters worden na het amoveren enkele decimeters tot ruim een

meter hoger, afhankelijk van de periode (zomer of winter) en de

terugkeertijd. Door korte strijklengtes op de voor golfgroei dominante

windrichtingen geven golven over het algemeen geen probleem. De

oostoever ligt redelijk beschut en wat hoger, waardoor golven niet veel

impact hebben. Aan de westoever kunnen bij een noordwesten wind

golven vanuit de vaargeul richting de ondiepere oever draaien. Dit kan

wat golven geven, maar dit gebeurt voornamelijk in situaties dat het

hoge water zelf al overlast geeft. De duur van de hoogwaters is kort,

enkele uren tot een dag, al moet rekening gehouden worden met opruim-

en schoonmaakwerkzaamheden na een hoogwater.

Laagwaters dalen door het amoveren van de Roggebotsluis 0,2–0,4 m.

Vanwege de verschillen tussen metingen en de uitkomsten uit Hydra-NL,

kiezen we een conservatieve 0,4 meter daling van het laagwater als

bovengrensschatting. Dit is onderbouwd met metingen bij de

Roggebotsluis.

Bij kanovereniging Skonenvaarder zal door het amoveren van de

Roggebotsluis een grotere variatie in de waterstanden optreden. Dit leidt

zowel tot hogere hoogwaters als lagere laagwaters, vooral gedurende het

winterseizoen. Golven zullen door de afgeschermde ligging en korte

strijklengtes ook na het amoveren weinig overlast veroorzaken.

Mitigerende maatregelen voor hoogwater kunnen gezocht worden in het

ophogen van het terrein rondom het clubhuis, het hoger plaatsen van de

kano-opslag en het uitdiepen van de oefenvijver. Bij het verlagen van de

oefenvijver met 40 cm is de verwachting dat de bruikbaarheid van de

vijver bij laagwater gelijk blijft of zelfs toeneemt.

Page 28: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt
Page 29: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

23

5 Referenties

AHN3, 2019.

AHN3 – http://www.ahn.nl.

Benard & Bos-Levenbach, 1953.

The plotting of observations on probability paper. Statistica Neederlandica,

7: 163-173. doi:10.1111/j.1467-9574.1953.tb00821.x.

Duits, 2018.

Systeemdocumentatie Hydra-NL, versie 2.4. Januari 2018. PR3598.

Rijkswaterstaat, 2018.

Peilbesluit IJsselmeergebied. Rijkwaterstaat, RWS-2018/16279, 14 juni

2018.

Stijnen J.W. & R.J. Daggenvoorde, 2018.

Proef productieberekeningen IJVD – met het Nationaal Water Model.

HKV lijn in water, eindrapport. Juni 2018.

Van Veen N.J., N. Slootjes, 2008.

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen -

Achtergrondrapport keringen langs de Veluwe Randmeren (dijkring 8, 11

en 45); HKV lijn in water, eindrapport. November 2008.

Wijbenga J.H.A, W.E.W van den Braak, C.A.H. Wouters, 2004.

Veluwerandmeren, hydraulische omstandigheden; HKV lijn in water,

concept. Maart 2004.

Page 30: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt
Page 31: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

25

Bijlagen

Page 32: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt
Page 33: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

27

A Laagwaterbepaling

A.1 Introductie

Deze bijlage geeft een technisch inhoudelijke beschrijving van de

voorgestelde methode om de kans op extreme laagwaters uit te rekenen. De

aanpak lijkt erg op de aanpak die gewoonlijk wordt gebruikt voor het bepalen

van hoogwaters.

A.2 Stappenplan

Het proces om tot de laagwaters te komen bestaat uit de volgende stappen:

1. Bepalen laagwaters bij Roggebotsluis Noord;

2. Selecteren van representatieve set belastingcombinaties;

3. Berekenen laagwaterstanden met WAQUA;

4. Belastingmodel Hydra-NL.

In de volgende paragraven worden de vier stappen toegelicht.

Laagwaters bij Roggebotsluis Noord

Om te bepalen hoe een extreem laagwater op het Drontermeer tot stand kan

komen in de nieuwe situatie, is een logische eerste stap om te kijken hoe

gemeten minima tot stand zijn gekomen. Het probleem is echter dat er geen

metingen zijn voor de nieuwe situatie waarin het Drontermeer in open

verbinding staat met het IJsselmeer. Ten noorden van de Roggebotsluis is

echter wel een meetpunt beschikbaar waar waterstanden worden gemeten.

Uit meetlocaties in de omgeving zijn ook metingen van wind en meerpeil

beschikbaar. Aangezien een laagwater in deze hoek van het IJsselmeer in

zowel de huidige als nieuwe situatie veroorzaakt wordt door scheefstand van

het gehele systeem, kunnen de gevonden laagwaters als indicatief worden

beschouwd voor de nieuwe situatie op het Drontermeer.

De gemeten laagwaters bij Roggebotsluis Noord zijn als frequentielijn

weergeven in Figuur 11. Dit is een grafiek waarbij voor elke laagwaterstand

de frequentie per jaar is gegeven. Elk punt op de grafiek geeft dus een

gemeten situatie weer, waarvan de frequentie is berekend met de Peak over

Threshold methode4 (PoT). Omdat de meetreeks relatief kort is, orde 20 jaar,

kan geen goede inschatting worden gegeven voor gebeurtenissen zeldzamer

dan deze 20 jaar.

4 In deze methode zijn alle pieken boven een bepaalde vaste drempelwaarde genomen,

zodat een grotere steekproef overblijft dan bij de selectie van jaarmaxima. De gekozen

plotposities zijn a=0,3 en b=0,4 (Benard & Bos-Levenbach, 1953), en een zichtduur van 180

dagen is gebruikt voor beide het zomer- en winterhalfjaar, wat overeenkomt met de 6 x 30

dagen zoals gebruikt in Hydra-NL.

Page 34: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

28

Op basis van de beschikbare wind- en meerpeilmetingen kunnen de

‘randvoorwaarden’ die leidden tot deze laagwaters bepaald worden. De

metingen van windsnelheid en windrichting (Schiphol) en meerpeil

(IJsselmeer verspreid) zijn weergeven in Figuur 12.

Uit de figuur volgt dat de relevante windrichtingen zich bevinden tussen

ongeveer ONO (90 t.o.v. N) en ZW (225 t.o.v. N).

Representatieve set belastingcombinaties

Om de rekentijden binnen perken te houden, kiezen we op basis van de

metingen een representatieve set belastingcombinaties. Deze set bestaat uit

de meest voor de hand liggende omstandigheden die tot laagwater leiden.

We verwachten dat de illustratiepunten (zie paragraaf 2.5) in het bereik van

deze set liggen. Merk op dat we in de metingen de IJsselafvoer niet

beschouwd hebben. Waar voor een hoge waterstand de IJsselafvoer, het

IJsselmeerpeil, de windrichting en -snelheid en de sluiting van Ramspolkering

relevent zijn, is dit bij laagwater dus een beperktere set. Een hoge

IJsselafvoer zal niet relevant zijn, een hoog meerpeil ook niet. Daarnaast zal

de Ramspolkering ook niet sluiten bij aflandige wind.

Op basis van de metingen kiezen we de set belastingcombinaties in Tabel 3.

Figuur 11

Onderschrijdings-

frequentielijn van

waterstanden bij

meetpunt

Roggebotsluis

Noord.

Figuur 12

Wind en

meerpeilgegevens in

de periode rondom

het gemeten

waterstands-

minimum

Page 35: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

29

Windrichtingen Windsnelheden Meerpeil IJsselafvoer Ramspol

ONO 0 m/s (voor één

richting)

-0,1 m +NAP 500 m3/s Open

O 10 m/s -0,4 m +NAP

OZO 15 m/s

ZO 20 m/s

ZZO 25 m/s

Z 30 m/s

ZZW 35 m/s

ZW

8 6+1 2 1 1

In totaal geeft dit (8 x 6 + 1) x 2 = 98 belastingcombinaties.

Voor de laagwaters doen we alleen WAQUA-simulaties. Vanwege de lage

waterstanden is golfgroei zeer beperkt bij de oeverlocaties. Ook extreme

windsnelheden zullen tijdens een laagwater niet tot maatgevende

golfcondities leiden. SWAN- of Bretschneiderberekeningen om golfcondities te

bepalen, zijn daarom niet nodig.

Berekenen laagwaterstanden met WAQUA

De laagwatersituaties zijn gesimuleerd met WAQUA. De gebruikte

modelschematisering is op twee verschillen na gelijk aan de WBI2017-

schematisering. Deze twee verschillen zijn:

1. Het Reevediep is als rivierarm geschematiseerd in plaats van als

onttrekking ter hoogte van de inlaat;

2. Winddragafkapping is meegenomen in het WAQUA-model.

Meer informatie over het WAQUA-model kan gevonden worden in (Stijnen en

Daggevoorde, 2018).

Met het WAQUA-model zijn belastingcombinatie die leiden tot lage

waterstanden in de het Drontermeer doorgerekend. Dit zijn de combinaties in

Tabel 3: wind uit zuidelijke en oostelijke richting in combinatie met een lage

afvoer en een laag meerpeil. Onder deze omstandigheden blaast de wind het

water uit het Drontermeer. Om tot een HR-database te komen met resultaten

voor alle windrichtingen zijn de niet doorgerekende windrichtingen gevuld

met de resultaten behorend bij windsnelheid 0 m/s. Hierbij wordt de

waterstand bepaald door alleen de IJsselafvoer en het meerpeil.

Belastingmodel en Hydra-NL

Omdat de IJsselafvoer constant wordt genomen en de Ramspolkering altijd

open is, volstaat het belastingmodel van het IJsselmeer voor de statistische

berekeningen (Hydra-NL). De berekeningen worden gemaakt voor de IJssel-

Vechtdelta, maar in Hydra-NL wordt vervolgens geen statistiek gekoppeld

aan de afvoer of de keringtoestand. We verwijzen de geïnteresseerde lezer

naar de systeemdocumentatie van Hydra-NL (Duits, 2018).

Tabel 3

Representatieve set

belastingcombinaties

voor laagwater

Page 36: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

30

Een ander punt in relatie tot het gebruik van Hydra-NL zijn "reparaties".

Hydra-NL "repareert" namelijk de waterstanden. Voor betrouwbare

uitkomsten van het probabilistische model, wordt gezorgd dat de

waterstanden monotoon oplopend zijn in relatie tot oplopende windsnelheid,

afvoer, meerpeil of zeewaterstand. Figuur 13 verduidelijkt dit visueel. In de

meeste situaties is een monotoon stijgend verloop te verwachten, een hoger

meerpeil of afvoer zal over het algemeen leiden tot een hogere lokale

waterstand. Voor afvoer, meerpeil of zeewaterstand heeft de gebruiker de

mogelijkheid om de reparaties uit te zetten. Voor de windsnelheid echter

niet, een monotoon verloop in relatie tot de windsnelheid is namelijk een

voorwaarde voor de gebruikte rekentechniek.

Omdat we op zoek zijn naar extreme laagwaters, zal een hogere

windsnelheid leiden tot lagere waterstanden. De reparaties zullen bij normaal

gebruik van Hydra-NL allemaal wegwerken tot alleen de waterstanden bij een

windsnelheid van 0 m/s overblijven. Om dit te voorkomen, gebruik we een

list en keren we het teken van de waterstanden om in de database. Hydra-NL

zal ‘denken’ dat het hoogwaterstanden aan het berekenen is. De

waterstanden in de resultaten kunnen vervolgens weer van een omgekeerd

teken voorzien worden, zodat de onderschrijdingsfrequenties bekend zijn. Op

die manier wordt het "repareren" omzeild en kan zonder verdere

aanpassingen aan de programmatuur gewoon gebruik gemaakt worden van

Hydra-NL.

Een laatste punt met betrekking tot Hydra-NL is de meerpeilstatistiek. Voor

laagwaters beschouwen we de zuid tot oostelijke windrichtingen. Hiervoor is

het eenvoudig om het streefpeil (-0,4 m+NAP in winter) te handhaven. Om

te zorgen dat deze lage gemiddelde meerpeilen terugkomen in de

meerpeilstatistiek, passen we deze aan zodat het gemiddelde meerpeil

(verwachtingswaarde) overeenkomt met het gemiddelde in Figuur 12

(gestippelde lijn). Dit komt overeen met het gedachtengoed van Hydra-NL.

Stappenplan samengevat

Tabel 4 geeft een overzicht van de te nemen stappen voor het bepalen van

laag- of hoogwaterstatistiek. De werkzaamheden voor hoogwater zijn in een

eerder project al uitgevoerd. Ze zijn toegevoegd om de verschillen ten

opzichte van de laagwateraanpak te verduidelijken.

Figuur 13

Voorbeeld van

monotoon verloop

(links) en niet-

monotoon met

gerepareerd verloop

(rechts).

Page 37: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

PR4010.10 • december 2019

31

Stap Laagwater Hoogwater

1. Belasting-

combinaties

Bepalen representatieve set

belastingcombinaties

(meerpeil, windsnelheid,

windrichting)

Gebruik volledige set

belastingcombinaties (afvoer,

meerpeil, windsnelheid,

windrichting, kering)

2. Productie-

berekeningen

Waterstandsminima bepalen

met WAQUA

Waterstandsmaxima bepalen

met WAQUA, golfcondities

bepalen met SWAN

3. Voorbereiding

Hydra-NL

Tekens waterstanden

omdraaien, aangepaste

meerpeilstatistiek afleiden

Uitvoergegevens in databases

plaatsen.

Uitvoergegevens in databases

plaatsen.

4. Hydra-NL Berekeningen voor

IJsselmeersysteem, tekens bij

resultaat omdraaien

Berekeningen voor systeem

Vecht-IJsseldelta

A.3 Vergelijking oude en nieuwe situatie

De vorige paragraven beschreven het proces om tot laagwater te komen in

de situatie na het amoveren van de Roggebotsluis. Deze laagwaters gaan

omlaag ten opzichte van de huidige situatie. Om de toegankelijkheid en

bruikbaarheid van de havens en oefenvijver te behouden, zijn er plannen om

deze uit te baggeren. Hiervoor is het nodig om ook de laagwaters in de

huidige situatie te bepalen, zodat deze met elkaar vergeleken kunnen

worden. Voor een goede vergelijking moet een nieuwe set WAQUA-

berekeningen voor de huidige situatie worden gemaakt. Omdat dit buiten de

scope van dit project viel, is er op basis van oudere WAQUA-berekeningen

een inschatting gemaakt van de laagwaterstanden (Wijbenga er al., 2004).

De uitgangspunten waarvoor deze berekeningen zijn gemaakt verschillen van

de huidige uitgangspunten, bijvoorbeeld:

12 windrichtingsectoren van 30° zijn doorgerekend, in plaats van 16

sectoren van 22,5°.

Er is geen winddragafkapping toegepast voor hoge windsnelheden. Dit is

met de gebruikte windstatistiek zo goed mogelijk gecorrigeerd.

Door voortschrijdende inzichten kunnen er verschillen zitten in de

modelschematisaties en opgelegde belastingen. Het is niet duidelijk wat

deze verschillen precies zijn, maar ze zouden tot verschillen in de

resulterende waterstanden kunnen leiden.

Voor de oude situatie zijn alle windrichtingen doorgerekend, waar in deze

studie een representatieve belastingcombinaties gekozen is.

Door deze verschillen adviseren we het verschil in laagwaterstanden met enig

conservatisme te beschouwen. We houden daarom een bovengrens uit de

metingen aan wanneer de berekende verschillen kleiner zijn.

Tabel 4

Overzicht stappen

voor bepalen laag-

en hoogwaters

Page 38: Effecten watersysteem IJsseldelta fase 2 onderdeel · Zomerbedverlaging Beneden-IJssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Eilandbrug wordt

Hoofdkantoor

HKV lijn in water BV

Botter 11-29

8232 JN Lelystad

Nevenvestiging

Informaticalaan 8

2628 ZD Delft

0320 294242

[email protected]

www.hkv.nl