Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen ... · PDF fileCardol, G. Eerst...

3
Cardol, G. Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen kracht van gezinnnen en het versterken vanhet sociale netwerk. rede lectoraat, Sittard: Zuyd Hogeschool, 2012. Samenvatting De dood van Savanna kan wel worden gezien als een markering in het denken over zorg voor kinderen. De ideeën en ontwikkelingen over wat goede zorg is volgden elkaar na 2004 snel op in de politiek, in de samenleving en binnen de jeugdzorg. De samenleving werd kritischer op het functioneren van organisaties en werkers. Er was een roep om eerder en meer effectief ingrijpen. In de zeer nabije toekomst krijgt diezelfde samenleving middels de stelselherziening een belangrijke taak toebedeeld van de overheid, namelijk bijdragen aan het versterken van de krachten van het gezin, onder meer door het beter benutten van het sociale netwerk. Het lectoraat ‘Opvoeden in het publieke domein’ richt zich op een belangrijk deel van de zojuist genoemde ontwikkelingen: het versterken van de eigen kracht van gezinnen en het beter benutten van het sociale netwerk rondom het gezin. Zo is het in de optiek van Cardol belangrijk te weten wat wordt verstaan onder de gehanteerde begrippen als versterken eigen kracht en inzetten van sociaal netwerk en op welke wijze maatschappelijke vraagstukken als veiligheid hierin een plaats krijgen. De betekenis van het gezin Alhoewel onderzoek uitwijst dat het percentage gezinnen in ons land in de afgelopen decennia wel is gedaald van 44% in 1981 naar 28% in 2010, bestaat nog steeds tweederde van de huishoudens in de leeftijdsfase van 35 tot 50 uit een gezin met kinderen. De vorm van het gezin is als het ware elastisch geworden; de nadruk ligt op de functie van het gezin (Green en Parker 2006; Hoek 2008). Maar wat is dan de functie van het gezin? 1. In de eerste plaats is het de plek waar kinderen grootgebracht en opgevoed worden. Het gezin is de plek waar overtuigingen, beelden, waarden en normen worden geleerd aan jeugdigen. 2. Het gezin is volgens Hoek (2008) de bakermat voor goed burgerschap. In de literatuur vinden we terug dat zelfontplooiing en autonomie, en afhankelijk van het opleidingsniveau van ouders, ook adaptatie als belangrijke waarden worden gezien (Furedi 2008; Cleaver, Cawson en Gorin 2009; Vansieleghem 2010). 3. Jongeren leren in het gezin sociale relaties aan te gaan; de eerste affectieve band wordt binnen het gezin ontwikkeld en deze dient als basis voor de wijze waarop jongeren in de toekomst relaties zullen aangaan. 4. Het gezin biedt emotionele en affectieve geborgenheid, weliswaar in een veeleisende sociale omgeving (Komter, Burgers & Engbersen 2000). Green en Parker (2006) bundelen de bovengenoemde aspecten in hun visie hoe zij de functies van het gezin zien. Zij benoemen vier aspecten: 1. Het leren van emotionele veerkracht (vertrouwen en controle, veiligheid en zelfontplooiing) 2. Het bieden van basisbehoeften (hygiëne, gezondheid, onderdak, voeding) 3. Het aanleren van sociale relaties binnen en buiten het gezin (liefde, vertrouwen, ouderschap en burgerschap) 4. Het leren zich aan te passen (educatie, gedrag, werk, levensvaardigheden).

Transcript of Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen ... · PDF fileCardol, G. Eerst...

Page 1: Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen ... · PDF fileCardol, G. Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen kracht van gezinnnen en het versterken

Cardol, G. Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen kracht van gezinnnen en het

versterken vanhet sociale netwerk. rede lectoraat, Sittard: Zuyd Hogeschool, 2012.

Samenvatting

De dood van Savanna kan wel worden gezien als een markering in het denken over zorg voor

kinderen. De ideeën en ontwikkelingen over wat goede zorg is volgden elkaar na 2004 snel op in de

politiek, in de samenleving en binnen de jeugdzorg. De samenleving werd kritischer op het

functioneren van organisaties en werkers. Er was een roep om eerder en meer effectief ingrijpen. In

de zeer nabije toekomst krijgt diezelfde samenleving middels de stelselherziening een belangrijke

taak toebedeeld van de overheid, namelijk bijdragen aan het versterken van de krachten van het

gezin, onder meer door het beter benutten van het sociale netwerk. Het lectoraat ‘Opvoeden in het

publieke domein’ richt zich op een belangrijk deel van de zojuist genoemde ontwikkelingen: het

versterken van de eigen kracht van gezinnen en het beter benutten van het sociale netwerk rondom

het gezin. Zo is het in de optiek van Cardol belangrijk te weten wat wordt verstaan onder de

gehanteerde begrippen als versterken eigen kracht en inzetten van sociaal netwerk en op welke

wijze maatschappelijke vraagstukken als veiligheid hierin een plaats krijgen.

De betekenis van het gezin

Alhoewel onderzoek uitwijst dat het percentage gezinnen in ons land in de afgelopen decennia wel is

gedaald van 44% in 1981 naar 28% in 2010, bestaat nog steeds tweederde van de huishoudens in de

leeftijdsfase van 35 tot 50 uit een gezin met kinderen. De vorm van het gezin is als het ware

elastisch geworden; de nadruk ligt op de functie van het gezin (Green en Parker 2006; Hoek 2008).

Maar wat is dan de functie van het gezin?

1. In de eerste plaats is het de plek waar kinderen grootgebracht en opgevoed worden. Het

gezin is de plek waar overtuigingen, beelden, waarden en normen worden geleerd aan

jeugdigen.

2. Het gezin is volgens Hoek (2008) de bakermat voor goed burgerschap. In de literatuur vinden

we terug dat zelfontplooiing en autonomie, en afhankelijk van het opleidingsniveau van

ouders, ook adaptatie als belangrijke waarden worden gezien (Furedi 2008; Cleaver, Cawson

en Gorin 2009; Vansieleghem 2010).

3. Jongeren leren in het gezin sociale relaties aan te gaan; de eerste affectieve band wordt

binnen het gezin ontwikkeld en deze dient als basis voor de wijze waarop jongeren in de

toekomst relaties zullen aangaan.

4. Het gezin biedt emotionele en affectieve geborgenheid, weliswaar in een veeleisende sociale

omgeving (Komter, Burgers & Engbersen 2000).

Green en Parker (2006) bundelen de bovengenoemde aspecten in hun visie hoe zij de functies van

het gezin zien. Zij benoemen vier aspecten:

1. Het leren van emotionele veerkracht (vertrouwen en controle, veiligheid en zelfontplooiing)

2. Het bieden van basisbehoeften (hygiëne, gezondheid, onderdak, voeding)

3. Het aanleren van sociale relaties binnen en buiten het gezin (liefde, vertrouwen, ouderschap

en burgerschap)

4. Het leren zich aan te passen (educatie, gedrag, werk, levensvaardigheden).

Page 2: Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen ... · PDF fileCardol, G. Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen kracht van gezinnnen en het versterken

In de optiek van Cardol zijn deze functies niet exclusief belegd bij het gezin en dragen vele andere

professionele en niet-professionele individuen en organisaties hier aan bij. Binnen de ruimte die de

opvoeder heeft, dienen de juiste condities aanwezig te zijn om alle genoemde functies goed te

kunnen uitoefenen. Voor deze condities verwijst Cardol graag naar Kalverboer en Zijlstra (2006); zij

benoemen onder meer een veilige fysieke directe omgeving als belangrijke opvoedingsconditie,

evenals een affectief klimaat, een ondersteunende opvoedingsstructuur, adequaat voorbeeldgedrag

en interesse in het kind. Als deze opvoedingscondities niet of onvoldoende aanwezig zijn, kan er

schade ontstaan in de ontwikkeling van het kind, met soms verstrekkende gevolgen (Perry & Szalavitz

2006). De ouder is namelijk de cruciale factor waar het om draait in de opvoeding. Het welbevinden

van de ouder bepaalt in substantiële mate de kwaliteit van de opvoeding. Vooruitlopend op het

analyseren van de betekenis van de sociale omgeving, past het om hier al te benadrukken dat de

sociale omgeving als een belangrijke buffer kan fungeren als opvoedingsvragen de druk op de

persoon van de ouder te zwaar maken (van der Pas 2006).

Algemene opvoedingsnormen zijn niet altijd meer de normen die voor hun kind het meest optimaal

zijn. Veel normen worden niet breed gedragen en zijn minder eenduidig in hun betekenis.

Vansieleghem (2010) formuleert het als volgt: dat ene unieke kind is de norm en daarmee is het

bijzondere de norm geworden. Met als gevolg dat de ander, de omgeving, een vreemde kan worden

met betrekking tot de opvoeding. Opvoeden wordt dan steeds meer een eenzame exercitie, omdat

de relatie met de omgeving aan betekenis dreigt te verliezen en zo ook de relatie tussen generaties.

Dat is niet de weg die we moeten bewandelen. Want, ‘the healthy development of any community

depends on the quality of the bond that links different generations’ (Furedi 2008, p. 37). Niet alleen

ouderschap en opvoeding zijn professioneler geworden en meer technologisch, ook de positie van

het kind is veranderd, hetgeen consequenties heeft voor de opvoeding. Het kind is subject van

rechten geworden en wordt niet geacht automatisch te vinden wat zijn ouders vinden.

De sociale omgeving van het kind

Individuen en gezinnen vormen die samenleving en deze heeft grote betekenis voor de opvoeding en

het welzijn van jeugdigen. Immers, als er voldoende binding, solidariteit en wederkerigheid in een

samenleving aanwezig is, vormt dit tezamen het sociaal kapitaal dat bijdraagt aan een ongestoorde

ontwikkeling van jeugdigen. Putnam formuleert het als volgt: ‘Child development is powerfully

shaped by social capital’ en ‘social capital keeps bad things from happening to good kids’

(Putnam 2000). Sociaal kapitaal verwijst naar de capaciteit van een samenleving om zinvolle

interacties en netwerken tussen haar leden te ontwikkelen, waarbij wederzijds vertrouwen een

centrale rol speelt (Reverda 2004). Voorts wordt sociaal kapitaal niet alleen gevormd door mensen,

maar tevens door onder meer de kwaliteit van huisvesting en het opleidingsniveau van burgers. De

relatie tussen sociaaleconomische factoren en het welzijn van kinderen was al eerder benoemd door

Belsky in zijn ecologische risicomodel (Belsky 1984).

Onderzoek wijst ook uit dat verbindingen in gezinnen zijn afgenomen en dat de sociale context

minder expliciet aanwezig is waardoor het informele pedagogische netwerk van ouders is uitgedund

(Sociaal en Cultureel Planbureau 2011). Voor de jeugdzorg heeft dit geleid tot een professionalisering

van de caritas, waardoor onder meer de vrijwillige inzet van burgers verdwenen is. De Raad voor

Maatschappelijke Ontwikkeling spreekt in dit verband over het verdwijnen van burgerkracht (RMO

2011a). Anderen, waartoe Cardol zichzelf rekent, zijn van mening dat individualisering en solidariteit

Page 3: Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen ... · PDF fileCardol, G. Eerst denken en dan doen. Over het versterken van de eigen kracht van gezinnnen en het versterken

elkaar niet per definitie uitsluiten en dat er in de loop van de tijd andere vormen van solidariteit zijn

ontstaan, niet per definitie bepaald door geografische of fysieke grenzen. Komter meent eveneens

dat individualisering en solidariteit elkaar niet uitsluiten. Individualisering moet veeleer beschouwd

worden als een nieuwe sociaal-culturele context, waarbinnen nieuwe typen afhankelijkheidsrelaties

tussen mensen ontstaan en nieuwe vormen van solidariteit tot ontwikkeling komen’ (Komter,

Burgers & Engbersen 2004).

De veranderingen in de sociale context van het gezin hebben beleidsmakers en wetenschappers

doen pleiten voor het versterken van de eigen kracht en het beter benutten van de mogelijkheden

van de omgeving van het gezin. Hermanns (2009) stelde in zijn inaugurele rede dat de bal

terugleggen bij de burger de enige manier is om problemen op te lossen. Ter Horst (2006) pleitte

eerder al voor herstel van het gewone leven. Graas en Janssen (2011) benoemen de noodzaak om

dagelijkse opvoedsituaties te ontzorgen, waardoor deze weer worden genormaliseerd.

Gezinnen maken dus wel degelijk deel uit van een sociale omgeving. Er passen echter wel twee

kanttekeningen: beide bevindingen zijn gebaseerd op onderzoek naar alle gezinnen in Nederland. De

resultaten zouden anders kunnen luiden als alleen de gezinnen met opvoedvragen naar hun sociale

netwerk gevraagd zouden worden. En een tweede kanttekening: wellicht is het ‘the eye of the

beholder’, is het de professional die zich teveel heeft gericht op het kind en het opvoedprobleem.

Waarbij de ouder en de bredere context van het gezin in de loop van de jaren uit het oog zijn

verloren. Wat wordt verwacht van de sociale omgeving? In ieder geval lijken daar de mogelijkheid

om praktische adviezen te kunnen ontvangen deel van uit te maken, evenals hulp in tijden van crisis

en een basale vorm van solidariteit met andere ouders. Cardol pleit daarbij voor een ecologische

benadering: naast de omgeving van het gezin, zouden eveneens sociaal economische aspecten

(waaronder huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid) ‘meegenomen’ dienen te

worden (Cleaver, Cawson, Gorin et.al 2009). Gemeenten zijn hier bij uitstek de geëigende speler

voor, omdat deze voorzieningen tot hun verantwoordelijkheid behoren.

Sociale interacties laten zich moeilijk standaardiseren en misbruik en drama’s kunnen niet vermeden

kunnen worden, stelt Munro, omdat onzekerheid inherent is aan werken met kinderen (Munro 2009,

p.1019). Met de huidige focus op het versterken van de eigen kracht van gezinnen en het

benutten van het sociaal netwerk, wordt dit niet anders. Met andere woorden: sociale interactie is

een wezenlijk en belangrijk onderdeel van het werk van de professional. Het is een combinatie van,

zoals Munro dat kernachtig beschreef, knowledge based behavior en rule based behavior

(Munro 2009). Wat maakt sociale interactie effectieve sociale interactie? Om tot samenwerking te

komen zijn respect en erkenning essentiële voorwaarden.

Op sommige plaatsen in het buitenland is al de nodige ervaring opgedaan met het beter inzetten van

het sociale netwerk ten behoeve van gezinnen. Onder meer in het Verenigd Koninkrijk, Scandinavië

en in de Verenigde Staten. Daar wordt onder meer samengewerkt met jeugdzorginstellingen,

huisvesting, schuldsanering en buurtverenigingen en clubs om gezinnen te ondersteunen. Mogelijk

bieden deze ervaringen kansen voor de Nederlandse situatie.