EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

17
EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN door ‘n âld~Warkumer geschreven in 1935. Wanneer de jongeren van tegenwoordig nog eens in de gelegenheid werden gesteld Workum te zien zoals het zich aan de Oostzijde aan onzen blik vertoonde in de tijd, hierboven genoemd, dan zouden ze ongetwijfeld moeten erkennen, dat hun stad daar niet alleen een grote verandering, maar in de eerste plaats een grote verbetering heeft ondergaan. Voordat Workum door middel van de Stationsweg verbinding kreeg met de spoorlijn Stavoren- Leeuwarden bestond het terrein, waar thans die weg zich bevindt, uit weiland; de eigenlijke bebouwde kom eindigde ongeveer bij het begin van den vóór dien tijd aangelegde "Nieuwen Weg." Het was vanaf de Bagijnebrug tot genoemd punt dat de Nieuweburen zich uitstrekte, een verzameling woningen of liever krotten, strijdig met de eenvoudigste begrippen van hygiëne, en gelegen in de omgeving van een vuilnisbelt. De woning toestanden op het Turfland en in de zoogenaamde "Pilesteeg" waren al even treurig, kortom alles vertoonde daar een beeld van verval en armoede. Na het aanleggen van de Stationsweg, die toen de voornaam- ste toegangsweg naar de stad werd, moest deze toestand noodgedwongen verbeterd worden. De Parallelweg, in aansluiting met ,,de Nieuwen Weg," was toen tevens aangelegd, en wanneer men thans Workum van het Station af nadert heeft men een aardig uitzicht op de stad en mooie vergezichten over de aangrenzende weilanden, afgewisseld door nette huizen, die voor een deel gebouwd zijn op de plaats waar eenmaal de zo-even genoemde "woningen" stonden. Tegenwoordig kan de wandelaar 'n mooi "kuierke" langs het "Vierkant" maken en wanneer hij dan de toestand in die omgeving van nu bij die van vroeg er vergelijkt dan moet hij wel tot de conclusie komen, dat het Gemeentebestuur van die dagen al zeer weinig heeft gedaan voor onderhoud en verfraaiing van wegen. Een post "onderhoud van plantsoenen" zal dan ook wel niet op de begroting gestaan hebben!

Transcript of EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

Page 1: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

door ‘n âld~Warkumer

geschreven in 1935.

Wanneer de jongeren van tegenwoordig nog eens in de gelegenheid werden gesteld Workum te zien zoals het zich aan de Oostzijde aan onzen blik vertoonde in de tijd, hierboven genoemd, dan zouden ze ongetwijfeld moeten erkennen, dat hun stad daar niet alleen een grote verandering, maar in de eerste plaats een grote verbetering heeft ondergaan. Voordat Workum door middel van de Stationsweg verbinding kreeg met de spoorlijn Stavoren- Leeuwarden bestond het terrein, waar thans die weg zich bevindt, uit weiland; de eigenlijke bebouwde kom eindigde ongeveer bij het begin van den vóór dien tijd aangelegde "Nieuwen Weg." Het was vanaf de Bagijnebrug tot genoemd punt dat de Nieuweburen zich uitstrekte, een verzameling woningen of liever krotten, strijdig met de eenvoudigste begrippen

van hygiëne, en gelegen in de omgeving van een vuilnisbelt. De woning toestanden op het Turfland en in de zoogenaamde "Pilesteeg" waren al even treurig, kortom alles vertoonde daar een beeld van verval en armoede. Na het aanleggen van de Stationsweg, die toen de voornaam-ste toegangsweg naar de stad werd, moest deze toestand noodgedwongen verbeterd worden. De Parallelweg, in aansluiting met ,,de Nieuwen Weg," was toen tevens aangelegd, en wanneer men thans Workum van het Station af nadert heeft men een aardig uitzicht op de stad en mooie vergezichten over de aangrenzende weilanden, afgewisseld door nette huizen, die voor een deel gebouwd zijn op de plaats waar eenmaal de zo-even genoemde "woningen" stonden. Tegenwoordig kan de wandelaar 'n mooi "kuierke" langs het "Vierkant" maken en wanneer hij dan de toestand in die omgeving van nu bij die van vroeg er vergelijkt dan moet hij wel tot de conclusie komen, dat het Gemeentebestuur van die dagen al zeer weinig heeft gedaan voor onderhoud en verfraaiing van wegen. Een post "onderhoud van plantsoenen" zal dan ook wel niet op de begroting gestaan hebben!

Page 2: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

Gelukkig bezaten de Workumers in hun mooie "Tillefennepaed" 'n ruime vergoeding. Dit kostte de Gemeente niets wat aanplanting enz. betreft, hoogstens het onderhoud van de bruggetjes. De natuur tooide ieder jaar in lente en zomer de weilanden, waardoor het pad zich slingerde, met een schat van veelkleurige veldbloemen, prachtig vee stoffeerde het landschap en allerlei strand- en weidevogels verlustigden zich in de omgeving, terwijl schilderachtige boerderijen zich in de verte aan het oog vertoonden. "Wanneer men dan vanaf den Makkumer Dijk den blik naar de stad richtte lag Workum daar als in een haag van

groen omsloten. Zó was het 50 à 60 jaar geleden en reeds daarvóór, en zo vertoont het zich nog heden aan hen die niet met gesloten ogen het mooie in Gods schepping voorbijgaan. Moge de strijdbijl om het bezit van dat pad thans voorgoed begraven zijn, opdat nog latere geslachten er van kunnen genieten! We zijn gedurende onze wandeling even van de oostzijde der stad naar de westzijde afgedwaald, maar vervolgen thans onzen weg in eerstgenoemde richting om straks weer bij het punt van uitgang terecht te komen. Er bestond in die dagen nog een publiek pad, dat zich echter lang niet kon meten met het eerstgenoemde, bovendien was het mooiste gedeelte in onzen tijd al afgesloten, maar het was interessant omdat zich daar nog een centrum van nijverheid bevond, dat herinnerde aan de periode van voorspoed omstreeks het midden van de 18e eeuw, welke ten einde liep tegen de stichting der Bataafse Republiek.

Langs het oude Joodse Kerkhof de Herenkunst opgaande, klonk van den overkant bij de Sluis over de Dolte het be-drijvig geklop van de zich daar bevindende scheepstimmerwerf, die geregeld bezet was met vaartuigen voor nieuwbouw of herstellingen. Vervolgens passeerde men enkele kalkbran-derijen met bijbehorende bergplaatsen, die het

eigendom waren van Tjebbe Visser; turven werden daar gebruikt om het vuur te onderhouden, dat diende om de schelpen in kalk om te zetten, met het gevolg dat zich gedurende dit proces veel rook ontwikkelde, wat nu juist niet zoo aangenaam kon genoemd worden wanneer de wind in de richting van de stad woei. Een verhoogde voetbrug leidde over de vaart, welke langs "Thomashof" liep, en in de omtrek van die vaart en de Dolte trof men o.a. aan: twee pannenfabrieken, een houtzaagmolen benevens een stijfselfabriek, terwijl zich in het weiland nog een roggemolen bevond. Vanaf het pad bij de Kettingbrug tot de Nieuweburen was de weg toen al afgesloten, maar enige jaren vóórdien kon de wandeling nog worden voortgezet tot

Page 3: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

laatstgenoemd punt, waarbij een hoge brug, over de Brandeburevaart gelegen, voor de verbinding zorgde. Daarna kon men de tocht vervolgen langs het Turf1and over de "Ouden Weg," na eerst de aan den overkant bij de Bagijnestraat gelegen scheepstimmerwerf te zijn gepasseerd. Iets verderop langs deze weg, die in den zomertijd ook heel aardig was, bevond zich nog een overblijfsel van ’n indertijd afgebroken pannenbakkerij, terwijl men over de Dolte heen het uitzicht had op de zeilmakerij en touwslagerij benevens de grote pannenfabriek die behoorden aan Tjeerd Abbring Hingst.

Vervolgens kwam men, schuins over het weiland gaande, ongeveer op het punt waar thans de brug over de Heidenschapster Vaart ligt .... Als we nu even een ogenblik blijven stilstaan en de blik naar rechts wenden, zien we daar de boerderij van Sijbe Haagsma, en aangezien alles wat we hier hebben gememoreerd uit het geheugen geschiedt, zodat 't gemakkelijk gebeuren kan dat sommige gebeurtenissen vervaagd zijn of met andere samengesmolten, moeten we ons geheugen vaak terdege op de proef stellen, maar betrouwbare inlichtingen helpen ons soms ook weer. Het was op een mooie zomerdag de 24sten Juli 1878 - - dat is 'n hele tijd geleden, nietwaar? -- dat we op een Woensdagmiddag omstreeks 6 uur daar in 't weiland spelende, eensklaps een vlam zagen opslaan uit de nok van het dak van genoemde boerenplaats, die zich in een ogenblik tijd voortplantte over de gehele lengte van het grote gebouw, waarna het weldra, tengevolge van hooibroei, in lichter laaie stond. (Volgens Sjoukje Breemer-Haagsma was de schilder bezig met het afbranden van oude verf) Op dezelfde plaats van de afgebrande is kort daarna de thans daar aanwezige boerderij verrezen .... De rest van de Ouden Weg' werd gevormd door het gedeelte dat thans nog bestaat en dat doorliep achter den houtzaagmolen van de Jong en Fekkes, totdat de wandelaar tenslotte langs de boerderij van Bernardus Fluitman (thans Kuipers) het eindpunt bereikte bij "de Buren", oudtijds "Ingeburen" geheten, welk

gedeelte toen een afzonderlijke tot de stad behorende buurt vormde. De ouderen van toen zullen misschien in het hiervoren aangehaalde veel van de herinneringen uit hun jeugd terugvinden, terwijl het geslacht van tegenwoordig zich nu gemakkelijk zal kunnen oriënteren, en men zal dan tevens bemerken dat van al de bedrijven die we op onze weg ontmoetten en die aan vele handen werk en brood gaven, al heel weinig is overgebleven.

Om nog even op de Buren en boer Fluitman terug te komen: het terrein daar was nogal bij de jongens in trek om er "verlos" te spelen. Nu kon hij gewoonlijk best met hen opschieten, maar aangezien hij tot gewoonte had om 's avonds met de kippen op stok te gaan om 's morgens zeer vroeg weer bij zijn bedrijf te zijn, deed IJde wel eens het vriendelijk verzoek om niet zo’n leven te maken, doch in de hitte van het spel 'werd dit soms vergeten en dan nam de boer zelf de leiding in handen bij de "anti-lawaai-campagne" door de stalbezem in 'n geurig vocht te dopen, waarmee hij de overtreders zachtjes bewerkte .... !

Page 4: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

Langs de Bagijnestraat begeven we ons nu verder de stad in: enkele huizen voorbij de brug bevond zich de school voor kosteloos onderwijs en verderop, waar nu het Postkantoor staat, was de Schutstal, terwijl daarnaast 'n boerderij gelegen was van den toenmalige Burgemeester. Door de eerder genoemde Pilesteeg "het Schil" omgaande troffen we daar, op dezelfde plaats waar ze nu nog staat, de Gasfabriek aan, met dit verschil echter dat ze niet door de

Gemeente geëxploiteerd werd maar aan particulieren behoorde. Wij herinneren ons nog heel goed, dat op 'n avond een gedeelte van het fabrieksgebouw met hevig lawaai instortte, naar we meenden gebeurde dit juist vóórdat de concessie afliep en de Gemeente het in eigen beheer zou overnemen. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor, alleen werd van een ingezetene de door de regen doorweekte overjas, die bij ter droging had afgegeven, onder het puin bedolven! Aan het eind van de Nonnestraat bij de Dolte, lag een zoutziederij, deze behoorde met de reeds vroeger genoemde stijfselfabriek, evenals een pottenbakkerij, benevens veenderij in it Heidenskip, aan Tjerk Visser, een vooraanstaand man in het openbare leven der stad en vele jaren gemeenteraadslid; in de notulen der raadszittingen van destijds zal men zijn naam herhaaldelijk aantreffen. Op het weiland aan de overzijde van de Schilswijk stond de zoogenaamde

"Plaats", welke naam er op wees, dat ze voorheen de bestemming van een boerderij had. In genoemden tijd was daar een groothandel in koloniale waren van de firma B. S. Gaastra gevestigd; de Beurtman die op Amsterdam voer loste er geregeld zijn goederen, en vandaar uit werden met diverse vervoermiddelen de verschillende artikelen aan de afnemers verzonden. Op het Marktplein klonk vandaar de wandelaar het lied van de arbeid tegemoet: in het huis met

een aardige antieken gevel naast de kruidenierswinkel (thans de Vreeze) was een blikslagerij gevestigd, terwijl aan de overkant op de hoek naast de banketbakkerij van de Boer, een koperslagerij was, beide behorende aan Andries de Jong, majoorcommandant van de Rustende Schutterij. Onder de klanken die door het geklap aan 't metaal ontlokt werden, mengde zich dan nog de voortdurende slag van een kwartel, die gezeten was in een aan 'n buitenmuur opgehangen kooi. Eerstgenoemd huis, waarin later 'n tijdlang de

drukkerij van "Friso" met. boekhandel gevestigd was, is naderhand afgebroken, en hiermee verdween weer een van de weinige mooie gevels die de herinnering levendig hielden aan het vele schilderachtige dat Workum in vroegere dagen bezat.

Page 5: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

Sindsdien zijn op het Marktplein vele huizen verbouwd, o.a. dat waarin toen alreeds de koffie- en theehandel van de firma Simon Gaastra gevestigd was. In het Hotel "de Wijnberg" van Epke Teppema trof men op de bovenzaal een kast aan met natuurkundige instrumenten, eigendom van het Natuurkundig Genootschap "Het rijsje wordt allengs een boom", Buiten haar gewone vergaderingen hield deze vereniging ook wel openbare bijeenkomsten voor genodigden, waar ze konden profiteren van leerzame onderwerpen toegelicht door

proeven. Waar we den naam van het Genootschap in jaren niet meer hebben ontmoet, zal deze nuttige vereniging zeer zeker wel ontbonden zijn. In genoemd Hotel was ten tijde van de aanleg der spoorlijn en bijbehorende gebouwen, een deel van den staf van uitvoerders gevestigd, wat met de vele arbeiders, die bij den aanleg werkzaam waren, veel vertier en voordeel aan de plaats verschafte. Toen de aansluiting een feit was geworden heeft Workum door het organiseren van feestelijkheden daarmede zijn ingenomenheid betuigd. Naast ,,de Wijnberg", op den hoek bevond zich een herberg, die de typische naam droeg van ,,Het oog in het zeil", hier werden op Koppermaandag de schippersknechts ingehuurd voor het aankomende seizoen. De Hervormde Kerk (vanouds St. Geertrudekerk) zag er in dien tijd vrijwel uit als nu, alleen is ze thans uiterlijk wat ouder geworden, maar datzelfde kan men ook opmerken bij mensen aan wier leeftijd sindsdien 'n 50 jaar of meer zijn toegevoegd. Niettemin heeft ze een last van eeuwen te torsen, waarom het te betreuren zou zijn dat dit, ook uit een historisch en architectonisch oogpunt zoo belangrijke bouwwerk, in verval zou geraken.

Evenals vele oude kerken en kastelen een onderaardse gang heten te bezitten, zou dit Kerkgebouw

ook een dergelijke gang hebben gehad, die onder het Marktplein doorliep naar het tegenover

gelegen huis met het beeld in den gevel.We hebben er echter nimmer van gehoord dat iemand het

bestaan er van ooit heeft kunnen aantonen. Overigens kan men veel wetenswaardigs aangaande de

historie van de Kerk vinden in Siemelink's Geschiedenis van Workum. (uitgave T. Gaastra Bzn.) Onder het Raadhuis troffen we de Stadsherberg aan, die later heeft moeten plaats maken voor de uitbreiding van de Secretarie. Deze herberg, voorheen genaamd ,,'s Lands Welvaren", is ongeveer een paar eeuwen met het Stadhuis verbonden geweest en heeft ook door de officiële feestelijkheden die daar gehouden werden, een belangrijke plaats in de historie der stad ingenomen.

Het Waaggebouw, in 1650 gesticht onder het bestuur van

Burgemeester van Inthiema, dat na de restauratie een sieraad van

de stad is geworden, zag er destijds vervallen uit, maar wat bij 'n

goed onderhoud mooi had kunnen zijn, werd dan naarstig door

Gooitzen-baas met een verflaag bedekt, waarna het weer in al zijn

glorie schitterde; net. echt!

Evenals nu nog werd de 'Weekmarkt op Vrijdag gehouden.

Page 6: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

Deze mocht zich in een druk bezoek verheugen, vooral van de boeren uit de omtrek, getuige de vele

paarden en rijtuigen welke bij de nabijgelegen logementen werden gestald. Boter en kaas werden in

grote hoeveelheden aangevoerd, welke pro-ducten na verhandeld te zijn, op een lorrie werden geladen, om vervolgens overgebracht te worden naar het Harlinger veerschip van Dorus de Boer, dat aan het Schil gelegen was. Van genoemde stad uit geschiedde het vervoer dan verder per boot naar Engeland.

Onder de boterhandelaren, die men

jaren aaneen in de Waag kon

aantreffen, was ook Age Buma van Hindeloopen, een oude Stanfries, in zijn tijd een strijder voor de

drooglegging van de Zuiderzee. Hij is een tijdlang lid der Tweede Kamer geweest voor het

hoofdkiesdistrict Sneek, afgevaardigd door de liberale partij, Nu gebeurde het eens bij zijn

kandidaatstelling tegenover Oppedijk, den kandidaat van de rechtse partijen, dat, toen hij zich naar

een kiezersvergadering begaf, hij met rijtuig in den onderwal van een sloot terecht kwam; terwijl

gedienstige handen hem hielpen om op het rechte pad terug te komen, gebruikte hij de typische

woorden: "ik soe wolle dat ik op 'e dyk wier" (ik zou willen dat ik Oppe dijk was).

Een levendig tafereel leverden ook de Waag en omgeving op in den zomer tegen hooitijd, wanneer

de Duitse grasmaaiers (Poepen), hoofdzakelijk afkomstig uit Westfalen, zich danr installeerden om

een afspraak met hun boer te maken of elders hun diensten aan te bieden. Des Zondags kwamen ze

dan weer in de stad, waarvan velen zich legerden in de nabijheid van de kerkgebouwen in afwachting

van den dienst, - , voor het Protestantse deel kwam veelal een "Pastor" uit hun Heimat -- terwijl

anderen de stoepen vóór de barbierswinkels hadden in beslag genomen, geduldig wachtende op het

ogenblik dat hun stoppelbaard van zes dagen kon worden verwijderd. Als men bedenkt, dat het voor

den barbier hier 'n massabewerking' gold á 3 cent per man hoogstens, en hij huiverig was om

hiervoor zijn beste mes te gebruiken, dan moest men bewondering hebben voor de "Gemüt1ichkeit"

waarmee zij de operatie ondergingen op de vrijwillig door hen gekozen, pijnbank. In de namiddag

keerden ze dan weer naar hun diverse boerenplaatsen terug, ruim voorzien van proviand bestaande

in roggebroden, worst en voornamelijk spek. Tegenwoordig zal men dit type in de zomertijd wel niet

meer op het Friese land ontmoeten, waar de invoering van maaimachines en de gewijzigde

economische verhoudingen hun diensten overbodig hebben gemaakt.

In de eersten tijd was op de bovenverdieping van de Waag de zoogenaamde Franse of

Latijnse School gevestigd (of dit de officiële naam was weten we niet), later is ze 'n tijdlang in

gebruik geweest bij de Politie, en het was van hieruit, dat de Nachtwacht, bij het naderen van

de winter, op pad ging om voor de rust en de veiligheid van de stad te zorgen; zijn uitmonstering

bestond o. a. uit een vervaarlijke sabel, waarvan sommigen durfden te beweren (je hebt nu eenmaal

Page 7: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

van die lui welke niets ernstig kunnen nemen) dat hij in de schede vastgeroest zat! Wanneer de ratel,

die de uitrusting completeerde, zijn stereotiep geluid had laten weerklinken, volgde daarop de

zangerige uitroep: ,,Tien heit de klok! De klok heit tien !" :Mocht een grappenmaker dan al eens na

het eerste gedeelte van de roep een gesprek over het weer of 'n ander gewichtig' onderwerp

beginnen, dan werd dit geredelijk beantwoord, waarna dan de tweede helft verder werd afgewerkt.

Het Marktplein was vanouds het terrein voor de jaarlijkse Kermis in het begin van september. Deze

duurde van maandag tot en met zondag, op welke dag de vermakelijkheden pas na 4 uur mochten

beginnen, in latere tijd werd ze ingekort, totdat tenslotte de afschaffing volgde. De opening werd in

de ochtend door klokgelui aangekondigd, waarna de op de Markt gespannen lijnen geleidelijk

werden bezet met paarden welke voor de op die dag te houden jaarlijkse Paardenmarkt in groten

getale werden aangevoerd.

Bij de opbouw van tenten en kramen was het voornamelijk de draaimolen van Jozef Akkerman, die op de hulp van een "vrijwillige arbeidsbrigade" van jongens kon rekenen en volgens afspraak mochten ze na de opening gratis meedraaien, wat bestond uit het in beweging brengen en houden van de draaimolen men ziet: de arbeids”overeenkomst" werd letterlijk nagekomen! Toen de eisen van den nieuwere tijd het aanschaffen van een hit voor beweegkracht noodzakelijk maakte, werd dan ook de

rechtspositie van de onbezoldigde werkers stilzwijgend verstevigd (tot een bepaald maximum natuurlijk). Van de tenten en kramen zullen velen zich nog wel de namen kunnen herinneren, zoals o. a. de schouwburg van de familie Bakker, de acrobatentent van Gulp en die van Hart, benevens de typische oliekoekenkraam van Osinga, de grote galanteriekraam van Rooswinkel, de koekkraam van Snijders en vooral die van G. J. Lauwers, gezichtkundige en brillenslijper". Deze laatste vooral was het naar wie vele Workumers op leeftijd met verlangen uitzagen om zich een nieuwe bril aan te schaffen, want al begonnen hun ten slotte de letters voor de ogen te dwarrelen, ze volhardden, overtuigd als ze waren dat met de Kermis Lauwers hen weer voor een onbepaalde tijd zou helpen. De harddraverij van paarden onder de man werd gewoonlijk gehouden op de Laan in het Workumer-Nieuwland of op het noordelijk gedeelte van de Gedempte Wijmerts. Hier kon men ook veelal genieten van een hardrijderij op velocipèdes, maar aangezien de techniek op dit gebied toen nog niet ver was gevorderd, waren ze van hout gemaakt en van ijzeren banden voorzien; Wanneer de deelnemers dan voorbij stoven vergingen horen en zien je, terwijl de vonken uit de straatstenen spatten.

De drukste dag was wel de woensdag, waarop de jaarlijkse zeilwedstrijd werd gehouden, eerst op de

Workumer Meer en, na de demping, op de Gaast- en Zandmeer. Al vroeg in de voormiddag was het

een gezellige drukte in de stad, terwijl op het Noord bij ,,de Zwaan" de mededingende vaartuigen

gereed lagen om gemeten te worden. In de loop van de dag begaven velen zich met gewone

schepen of stoomboten naar de wedstrijd, en na afloop daarvan werd dan een optocht geformeerd

met aan het hoofd het Bestuur van de Zeilvereniging en de prijswinnaars het geheel opgevrolijkt

door de tonen der muziek, en afgewisseld door schoten die gelost werden uit de geweren welke bij

de wedstrijd gediend hadden om het sein voor de afvaart der mededingende vaartuigen te geven.

Het was een dag, die zich in de vrijwel algemene belangstelling mocht verheugen.

Page 8: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

De Wijmerts is in 1875 gedempt, (die datum noemt Sie-melink's Geschiedenis) wij meenden dat die vroeger moest gesteld worden, althans voor het noordelijk gedeelte. Welke motieven tot demping hebben geleid is ons niet bekend, het zullen wel sanitaire overwegingen en de eisen van het verkeer beide zijn geweest. Met het oog op het eerste zei onze dokter (die we nog eens zullen ontmoeten) wijzende op de gassen die uit den modderige bodem opstegen: ,,dat zijn nu onze melkkoetjes." Als men verder de afstand in aanmerking neemt vanaf den middenweg tot de stoepen, dan bleef er ook in die tijd al heel weinig ruimte over voor rijtuigen en voetgangers.

Bij het droogleggen van grachten ziet men in vele steden,

dat het stadsbeeld er vaak niet door verfraaid wordt, een

doelmatige beplanting met twee rijen bomen zou ook hier

het aspect zeer zeker verhogen.

Vervolgen wij onze wandeling thans langs de Wijmerts.

Ook in bovengenoemde tijd was het Wagenhuis (Anno 1663), eigendom van de familie Potrma, een

mooi soort van architectuur, maar ook toen, en reeds lang vóórdien, was de gevel verknoeid door het inbrengen van de grote staldeuren, waarbij de twee daarop rustende pilasters eenvoudig "werden afgesneden. Hiertussen zal in den tijd toen het gebouw een andere bestemming had, wel een gewone deur gestaan hebben. Gelukkig is het gebouw thans onder de hoede van de vereniging ,,Hendrick de Keyser."

De ,,Bijzondere School met den Bijbel" bestond toen ook alreeds enige huizen vanaf het Marktplein, waar ze in gewijzigde vorm, naar we menen, thans nog is. Het Weeshuis, welk klokje zo gezellig kon luiden, werd destijds door een groot aantal verpleegden bewoond, wat toen in vele steden het geval was, in tegenstelling met tegenwoordig nu de meeste van die inrichtingen schaars bevolkt zijn. Dit zal voornamelijk het

gevolg zijn geweest van de in vroegere tijden herhaaldelijk heersende epidemieën, zoals cholera, tyfus en pokken. Aandoenlijk was het door ouderen te horen vertellen van het grote aantal slachtoffers dat vooral eerst

Page 9: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

genoemde ziekte (wij menen nog in 1866) ook te Workum heeft geëist.

En passant zouden we bij onze wandeling langs de Wijmerts

nog enige pompen ontmoeten, waarvan het water een

afschuwelijke stank verspreidde. Misschien dat het in de loop

der jaren aan welriekendheid heeft ingeboet, anders zullen ze

zeer zeker al lang buiten werking gesteld zijn.

'I'egenover het Weeshuis, voorbij het oude Postkantoor, stond het Kerkgebouw van de

Chr.Gereformeerden (Afgescheidenen). De predikant was toen Ds. Bosch, een grote statige

verschijning, die nog als hoofddeksel een steek droeg Aangezien hij toen al een man van middelbare leeftijd was, zal hij waarschijnlijk wel een van de eerste leraren zijn geweest na de afscheiding.

In onze tijd mocht het goud- en zilversmidbedrijf

zich nog in een zekere bloei verheugen,

hoofdzakelijk door de bewerking van oorijzers. Er

waren toen nog vier of vijf van dergelijke bedrijven,

een er van was gevestigd in het oude huis met den

trapgevel, gelegen tegenover de tegenwoordige Schoolstraat. Het behoorde aan de familie Kuipers,

en velen van die naam hebben genoemd vak sinds een reeks van jaren te Workum beoefend. De

tijden veranderen en tevens de mode. Daarmee is ook dit weelde-handwerk geleidelijk verlopen .... It

earizer en de floddermûtse út Beppe's tiid hawwe lingen oan it plak romje moatten for it

"permanent,"

Het Kerkgebouw (Vermaning) der Doopsgezinden is uitwendig weinig veranderd. In een tekening van

het jaar 1694 (zie Siemelink's Geschiedenis) zal men het gebouw van tegenwoordig nog herkennen.

Page 10: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

Pottenbakkerijen zijn van de vroegste tijden af verbonden geweest aan het bestaan van de stad, zestig jaar geleden waren er nog vier, waarvan twee aan de opslagwijk bij het huis, dat door zijn gevelsteen de herinnering daaraan nog bewaart, een tegenover de Pelikaansweg (boven de ingang waarvan een afbeelding van een pelikaan stond) en een vierde op het Zuideinde ; de naam van ,,de Boer” behoorde ook toen al sinds lang bij dat bedrijf. In het laatst van de 18e eeuw moet er nog een tiental van dergelijke fabrieken te Workum zijn geweest.

De grutterij van Dedde Gaastra is ook sinds lang ver-

dwenen, naast de slagerij van Sijbren en Dirk Veldman

(bij de schooljongens welbekend), welke huizen

gedeeltelijk voor de nieuw aangelegde weg naar

Ferwoude moesten plaats maken.

Sober zag het gebouw van de zogenaamde Burgerschool

er uit (thans nog in gebruik bij de St. Jozefsvereniging), elke luxe was daaraan vreemd. De school was

verdeeld in twee lokalen, gescheiden door een glazen schot, terwijl het benedengedeelte van de

muren keurig van zwarte teer was voorzien, niettemin kon het er toch na de Pinkster vakantie,

wanneer alles weer opnieuw was bijgewerkt, zo heerlijk ruiken naar frisse teer en witkalk.

Eendrachtig zaten we daar bijeen in de dichtbevolkte klassen, en later hebben we wel eens gedacht

hoe het toch mogelijk was dat in die ineenlopende klassen goed onderwijs kon worden gegeven. Zeer

zeker zal dat wel voornamelijk gelegen hebben aan de hoofdonderwijzer, die de kunst verstond de

lust tot leren aan te kweken. Vele oud-leerlingen zullen meester Stüvel misschien nog dankbaar zijn

voor de kennis die hij hun heeft bijgebracht.

Er zijn van die dingen welke zich in iemands geheugen hechten, die weer naar voren treden wanneer

men zich personen en voorvallen uit vroegere dagen voor den geest roept, en dan als 't ware

opnieuw beginnen te leven. Zo bezat Workum in die tijd nog al vele woningen met een onder- en

bovendeur, ook in de nabijheid van de school was een dergelijke; doordat ze aanmerkelijk boven het

niveau van de straat gelegen was keek ze met haar aardige, omlijste dubbele deur zo'n beetje neer

op het verkeer beneden zich. Nu kon de bewoner van dat huis, na gedane arbeid, zo tevreden over

de onderdeur geleund liggen, terwijl hij uit een lange gebogen Gouwenaar genoeglijk de rookwolken

in kringetjes voor zich uitblies. Het geheel kon als model gediend hebben voor de schilderij van

de 17en eeuwse schilder Gerard Dou, die we later in het Rijksmuseum te Amsterdam hebben gezien.

Wij komen ten slotte bij het punt waar de Wijmerts eindigt en wel bij de van ouds genaamde

Priestershoek". Daar hebben we de voormalige Roomsch-Katholieke Kerk nog gekend, ze stond meer

noordwaarts ter hoogte waar zich nu het Gesticht bevindt. Het was een gebouw van zeer bescheiden

omvang, dat omstreeks 1877 werd afgebroken, waarna we het grote Kerkgebouw met zijn hoge

toren hebben zien bouwen dat er voor in de plaats is gekomen.

Page 11: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

Aan de sloot daar tegenover was de tabakskerverij ,,de Oude Roker" van Willem Troste, die later ook afgebroken is.

De Noorderhaven die nog niet zo lang geleden gedempt is,

diende alleen als losplaats voor enkele schepen, éénmaal slechts

hebben we daar een schip in het gezicht van de haven zien zinken en dat was de snikke van Haije.

Thans is de toestand daar aanmerkelijk verbeterd door het aanleggen van het plantsoen en trottoir.

Wanneer we thans de Noorderbrug overgaan,

die de verbinding vormde met het verlengde van de Buren, lopende tot aan de al eerder genoemde

houtzaagmolen, was dan in het tegenover de brug gelegen pakhuis een groothandel in boter en kaas

gevestigd van Tjebbes, tevens was er een handel in wol aan verbonden, welk product aldaar in grote

balen werd aangevoerd.

Een groot gedeelte van genoemd terrein was ingenomen door het bedrijf van baas Ale Bokma, daar

waren o.a. een smederij, timmer winkel, mastmakerij en pompmakerij, naast een molen- en

wagenmakerij, alle getuigende van de nijverheid toentertijd. In laatstgenoemde werkplaats werden

ook de karnmolens vervaardigd welke in die dagen zulk een goede naam hadden in

landbouwkringen, en daarbij denken wij terug aan hem die op zijn bescheiden plaats talrijke van

deze kunstige werkstukken heeft vervaardigd. Wie hoort nog niet in zijn herinnering op een

vroege zomerochtend - als overigens alles nog rustig was - dat oude welbekende geluid van de

,,Tsjernmounle" van dichtbij en van verre weerklinken: "de melodie der weiden”!

Om de hoek van "de Zwaan", bij de "Hynstebrêge", stond het.oude Veerhuis met daarbij behorende

stalling. In de muur bevond zich een aardige gevelsteen vermeldende: ,,Hier is die Worckumer

Peerdestal". Het is te hopen, dat deze steen met de weinige andere, die nog zijn overgebleven uit

vroegere tijd, bewaard moge blijven voor het nageslacht.

Een karakteristiek overblijfsel uit vroegere dagen, dat leven en kleur verleende aan het stadsbeeld,

was de Postwagen, die brieven en andere poststukken uit Bolsward overbracht. Iedere middag op de

vastgestelde kon men dit tweewielige voertuig, bemand met een koetsier en postiljon, in snelle draf

van de Holle-

Page 12: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

meersbrug Workum zien naderen, en wanneer het dan in het gezicht van het Veerhuis kwam, deed de postiljon tot voorbij "Nellemoershoek" bij "De Zwaan" vrolijke tonen uit zijn hoorn over de omgeving weerklinken. Snel ging het dan verder, en wanneer het vervolgens bij den "Priestershoek" de Wijmerts opgaande, weldra zijn plaats van bestemming, het Postkantoor naderde, kondigde de postiljon nogmaals. Door hoorngeschal zijn aankomst aan. Ook dit stukje, zo nauw verbonden aan het leven van alledag, verdween voorgoed toen Workum aangesloten werd bij de spoorlijn naar Sneek.

Een hele drukte was het Zondags bij de stal aan den Trekweg, die behoorde bij het logement "De

Zwaan." Een groot aantal boeren uit de omtrek, die naar de stad gingen voor kerkbezoek, brachten

daar hun paard en rijtuig onder, en ook vele zeilboten kwamen van de Workumer Meer, die kort

daarna gedempt werd, hun ligplaats kiezen aan de Trekweg. Aangezien er toen nog geen fietsen in

gebruik waren, kwamen de boerenzoons veelal te paard. Knappe staaltjes van rijkunst zag men dan,

vooral van de Vallinga's en Tjebbe Westendorp, wanneer ze op hun jonge paarden uit Nijhuizum en it

Heidenskip de stad kwamen binnenstuiven.

Herhaaldelijk wordt nog, zij het vaak spottend, de Trekschuit aangehaald als de verpersoonlijking van

de gemoedelijkheid en kalmte uit vroegere dagen, in tegenstelling met de snelheidsopvoering en het

lawaai van deze tijd. Terwijl ze met de vooruitgang van de techniek in vele streken van ons land haar

bestaansrecht had verloren, bleef ze zich in onze stad nog lang handhaven. De paarden er van

werden gestald in de straks genoemde

"Peerdestal", van welke plaats ook de trekschuiten zelf afvoeren. Typisch was het dat vervoermiddel zich te zien voortbewegen langs de Trekweg, nadat het paard aan de lijn gespannen was en de jager vanaf zijn hoge zitplaats met een luid hoorngeschal het sein tot vertrek gegeven had. Zo ging het in regelmaat door, jaar na jaar, zonder dat men ooit van schokkende gebeurtenissen hoorde zoals aanvaringen of schipbreuk. Alleen tegenover het Vliet moest dan een moeilijke bocht gemaakt worden, maar daar stond onze oude Rolpaal, waarlangs de lijn schuurde om de schuit in de goede richting te brengen:

de vele diepe groeven in de rol getuigden van haar hoge ouderdom.

Eenmaal per jaar werden met de trekschuit, door een van de twee dienders, de lotelingen die een

dienstplichtig nummer hadden getrokken, ter inlijving naar Leeuwarden vervoerd, en daartoe

werden ze ondergebracht in de laadruimte die anders bestemd was voor pakgoederen en vee. Dit

Page 13: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

zou in 'n ander geval misschien niet zo erg geweest zijn en sommigen namen het mogelijk ook van

den vrolijke kant op., maar toch was het de afspiegeling van een stelsel dat in zijn wezen onrecht-

vaardig was, daar beter gesitueerden, door het stellen van een remplaçant, hun plichten jegens het

vaderland konden afkopen. Nu kwam jaren achtereen te Workum, als vertegenwoordiger der militie,

een gepensioneerde Overste, een man die door zijn toon en houding ten opzichte van de lotelingen

allerminst de liefde bij hen opwekte voor hun eventuele toekomstige loopbaan. Het spotduiveltje

kwam echter wel eens om de hoek kijken om hun genoegdoening te verschaffen, waarvan hier een

paar gevallen ... , Een voor een worden door de Overste de namen der jongemannen afgeroepen.

Daar verschijnt plotseling een glimlach op zijn streng gelaat, hij knikt welwillend naar de lijst die hij

vóór zich heeft: ha! daar ziet hij een naam die nu eens anders klinkt dan die van de boerenkinkels,

welke bijna alle uitgaan op ,, stra, ma, ga enz. !" CLIFFORD ziet hij daar voor zijn ogen staan, een oud

adellijk geslacht van Engelse bloede, waarvan een tak zich misschien in de zoveelste Engelse Oorlog

aan deze oever van de Zuiderzee heeft gevestigd. Natuurlijk, hier iemand behorende tot de élite van

de stad ! Hij strijkt zijn martiale knevel op, zet zijn borst vooruit en roept - voor de eerste maal een

aangename klank in zijn stem leggende de naam op van Victor George Anne Cliffo-r-r-r-d, waarbij op

het laatste deel nog in het bijzonder de klemtoon gelegd wordt. ... Daar verschijnt voor het front, in

deemoedige houding, een onooglijk klein ventje, 'n onvolwaardige werkkracht, deels op de

liefdadigheid aangewezen. Eensklaps verstart de zonnige glimlach op het gezicht van de Overste, hij

monstert de misdadiger van het hoofd tot de voeten en snauwt hem toe: ,, ben jij die?" Tableau! …..

Weer was het loting, vele malen was het glas al omgeschud waarin zich de nummers bevonden, het

hele alfabet was afgewerkt op één naam na; de loteling voor wie het overschot bestemd was, een

onverschillige snuiter, die schijnbaar niet erg op de hoogte was van de militaire kentekenen, (maar

die zou hij wel gauw leren) komt naar voren, wendt zich naar den Luitenant-kolonel en vraagt: ,,

Sergeant, zou je nog wel even willen doorschudden '?" Of de muren van de lotingszaal toen niet

gebarsten zijn?

Met het instellen van een stoombootdienst naar Bolsward door Faber, was ook het laatste uur voor de trekschuit geslagen. Al vóór die tijd was door Rentje Sienes Visser de eerste stoomboot in de vaart gebracht naar Sneek ter vervanging van het aan hem behorende veerschip.

Wij hebben zo langzamerhand aan

den Noordkant van de stad het eind van onze wandeling bereikt, om

Page 14: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

die later te vervolgen naar de Zuidzijde, maar alvorens ten slotte bij een zeer belangrijk punt te blijven stilstaan, willen we nog even wijzen op de boerderij vóór de brug, en die daar, althans in gewijzigde vorm nog is, n.l. die van mej. Eelkje Haagsma. Een statig inrijhek verleende toegang langs een mooi aangelegen voortuin, waarin zich verschillende versieringen en allerhande gevogelte bevonden, terwijl aan de plaats een moderne voor-huizinge was gebouwd met een hoog bordes als entree, kortom een voornaam buitenhuis, zoals men er weinige in de omgeving aantrof.

Aan de overzijde op den hoek van het water bevond zich nog een langwerpige schuur, die behoorde

bij den verder op aan de Trekvaart gelegen oliemolen van Potma, welke beide in den latere tijd zijn afgebroken .... Wie kan nog in zijn herinnering terugroepen zo’n stemmingsvolle zomeravond bij de nadering van zonsondergang - as natúr leyt yn 'n slom onder de invloed waarvan zelfs de jonge kalveren in het weiland schenen te komen, die dan in dartele overmoed krijgertje begonnen te spelen daar rondom die schuur, terwijl hun dolle sprongen weerkaatsten in het spiegelgladde watervlak? ...

Richten we het oog naar de thans verlaten

liggende Hollemeer : Daar was sedert een reeks van jaren het middelpunt van de palinghandel van

Rintje Jans Visser, een tijdlang burgemeester der stad. Hier voerden talrijke kleinere vissers-

vaartuigen de paling aan, die dan werd afgewogen en overgeladen in de grote visaken, welke met

hun tuigage zo mooi de omgeving stoffeerden. Deze schepen vervoerden verder de kostbare lading

naar Engeland, waar ze op grond van een oud privilege een vaste ligplaats hadden op de rivier de

Theems.

Soms gebeurde 't wel in een strenge

winter, wanneer de Dolte sterk

dichtgevroren lag, dat een aak

noodgedwongen buitengaats gebracht

moest worden. Een leger van mannen

zaagden dan het ijs stuk om een

vaargeul te verkrijgen, wat de

liefhebbers van schaatsenrijden wel

eens aan 't hart ging, maar de schotsen

werden netjes onder het ijs geschoven,

zodat ze er, na bevriezing, een baan

voor terugkregen die mooier was dan de oude die meestal door grondijs gevormd was, Deze

Page 15: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

levendige handel en scheepvaartverkeer waren voor vele bedrijven en neringen een bron van

inkomsten, ongeacht nog het feit, dat vele mannen met hunne gezinnen daarin een bestaan vonden.

Velen zullen zich nog voor den geest kunnen roepen dat oude hoge nest, daar boven op een schuur,

waarop zich ieder voorjaar opnieuw een ooievaarspaar neerzette om zijn eieren uit te broeden en,

op den rand van het nest staande, zijn jongen te voederen, totdat ze groot genoeg waren om de

vlucht naar buiten te wagen.

Zeer lang, sinds een onheugelijk aantal jaren, is de Toren één

geweest met zijn nis in de westelijke muur. Hele generaties

van jongens hebben die besprongen, hun makkers

uitnodigende dat voorbeeld te volgen met de uitroep: "dêr

kinne mear op!" Vanwege de haast bij het spel is deze uitroep

- want de clou was immers dat zo dadelijk de hele kluwen op

en over elkaar rolde - samengesmolten tot "kemearop", en hij

zal wel blijven klinken zolang de toren met zijn "kemearop" in

leven blijft ! De nis draagt de naam: klameare.

Nieuwe bedrijven zijn ontstaan en misschien al andere

arbeidsmogelijkheden geschapen, maar wanneer men dan

bedenkt hoeveel er verdwenen is, dat zo ten nauwste aan

Workum verbonden was en dat bijdroeg tot zijn welvaart, dan overvalt je - en wie heeft in zijn hart

nog niet een klein hoekje over voor zijn woon- of geboorteplaats - soms één ogenblikje een gevoel

van weemoed ....

. . . . Wij binne nou al 'n hiele tiid op it paed west, en omdat se thús de kofje al brún hawwe sille,

meije we wol ris efkes skoftsje, dernei kin den it kuierke foartset wurde lâns it Südein

Van de luidklokken in de Toren, die ontelbare malen in blijde en droeve uren hun klanken over de

stad en omgeving uitstortten, heeft de door-de-weekse klok meer dan eens in het middelpunt van de

besprekingen gestaan. Zo bereikte ook ongeveer 39 jaar geleden de Gemeenteraad een voorstel om

het klokluiden af te schaffen. Van verschillende kanten kwam daartegen verzet en toen de kwestie in

de Raad behandeld zou worden, zei één der voorstanders van afschaffing, dat hij na het hoor en

wederhoor "van een Saulus een Paulus was geworden." Het voorstel werd verworpen.

Een grote attractie voor de jeugd was het overbrengen van een arrestant, veelal wegens

dronkenschap,

Page 16: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

naar het cachot in de toren. Wanneer de buitendeur geopend werd en de jongens waagden zich naar binnen in de spookachtige torenruimte, waar in het half- of heel duister bij een primitieve verlichting de schaduwen van de handelende personen zich in grillige vormen op den muur aftekenden, dan zagen ze met ontzag op naar deze agent die het dorst bestaan om zoiets, en dan vaak alleen, op te knappen. Nadat dan de delinquent in zijn logies voor die nacht was ondergebracht - het was sober gemeubileerd met een brits, van fris stro voorzien, en nog een ander meubelstuk - werd de zware grendel voor de stevige deur geschoven, en de nieuwsgierigen trokken zich instinctmatig terug naar de neutrale zone aan gene zijde van de buitendeur, immers de diender mocht eens 'n onwillekeurige maar misschien verdachte armbeweging maken in de richting van een vooraan staande toeschouwer, je kon nooit weten ... ! Griezelige geluiden waarden daar rond in die ruimte: het luide getik van de

klok, het ratelen van het uurwerk, en als dan even vóór heel- of halfslag de ketting met hevig lawaai begon af te lopen, weldra gevolgd door de zware slagen van de klok, dan werden deze geluiden meervoudig weerkaatst tussen de gewelven van de ouden toren. De arrestant die, uit zijn roes ontwaakt, in een plotselinge schrik dat hels kabaal zich hoorde ontketenen vlak boven zijn hoofd, moet wel een dure eed gezworen hebben om nooit weer door drankmisbruik in dit oord der verschrikking terug te keren.

Een ander arrestantenlokaal, maar dat niet veel gebruikt werd, was het zogenaamde "Hounegat" op

het Stadhuis; een enkele maal werden daar jongens gedurende enige uren opgesloten die zich aan

baldadigheid hadden schuldig gemaakt, iets wat in vorige eeuwen ook al scheen voor te komen,

althans wij lezen in Siemelink's Geschiedenis van Workum: "Toen Wijbe Joukes den 5en Oct. 1794, 't

was Zondag, onder kerktijd zijn vlieger opliet en de gerechtsassistent hem dit verbood, schold de

kleine vrijdenker de man der wet en de gehele regering uit; wat gaf het, dat de jongen op water en

brood in het "Hondegat" werd

gestopt …..”

Wanneer het "Hounegat" althans niet al verdwenen is, zou het dan geen aanbeveling verdienen het

als een merkwaardigheid uit de ouden tijd te bewaren ?

Op de hoek aan de zuidkant van het Kerkhof woonde Jantje, bekend door de degelijke waren, welke

in haar winkel te koop waren. Zo verkocht ze naast de beroemde "lange Deventer koek" ook nog de

"echte nagemaakte Workumer lange Deventer koek", een vreemde benaming zo op 't eerste gezicht,

maar dat zat zo: een bakker te dezer stede trachtte het eerstgenoemde heerlijke product na te

maken en voegde er ter onderscheiding de plaats van fabricatie vóór. Zo ontstond de "Workumer

enz.", maar toen kwam er een concurrent. Die maakte op zijn beurt het laatstgenoemde baksel na en

liet daaraan voorafgaan het woord "nagemaakte", Zo verkregen we de "nagemaakte enz.", tot ten

slotte eerstgenoemde het noodzakelijk vond om bekend te maken, dat hij alleen de fabrikant was

van de "echte nagemaakte Workumer lange Dêventer koek" Na deze uitlegging zal het geheel wel

zo helder zijn als glas zijn.

Page 17: EEN WANDELING IN EN OM WORKUM 50 à 60 JAAR GELEDEN

Het zal misschien velen niet bekend zijn, dat zich op het dak aan de achterzijde van het huis, thans

Café Veldman, in genoemde tijd een soort rechthoekig torentje bevond, en dat ook thans nog daar,

tenminste een paar jaar geleden, aanwezig is. We hebben ons er toen nog in gewaagd en door de

zich daarin bevindende glasruiten verlustigd in het mooie vergezicht over de weilanden en het

strand. Daar het aan 't oog der voorbijgangers onttrokken is, zullen de meesten wel niet weten, dat

er indertijd om genoemd uitbouwsel een waas van het avontuurlijke, van romantiek werd geweven.

Volgens de overlevering moet in dat huis in vroegere tijd iemand gewoond hebben, die zeeschepen

in de vaart had, waarmee smokkelwaren en verboden koopgoederen vervoerd werden, en die dan

over het strand aan land gebracht werden. Vanuit dat torenkamertje zon hij dan door het plaatsen

van lichten voor de vensters seinen gegeven hebben met het oog op de veiligheid van de expeditie.

Men zal zich Sijbren nog wel herinneren, een oude varensgezel, dien men altijd kon vinden bij het

hekje van de Tillefenne. Die wist nog te vertellen van mannen die in donkere nachten zich in de

omtrek van het "Dykshuske" bevonden, (een plaats van samenkomst dus)

er zich op geheimzinnige wijze langs het binnenpad bewogen om dan te trachten verder langs de

"Wetterliesen" de plaats van bestemming te bereiken ....

Nu beweerden anderen, dat in genoemd huis voorheen een geleerde man gewoond had, die zich

met astronomische studiën bezig hield, en deze zou dat uitbouwsel er hebben laten maken om

vandaar uit met zijn kijkers den loop der hemellichamen te volgen. Was het eerstgenoemde

waarheid of verdichtsel ? Natuurlijk stond het eerste bij ons vast, waar Sijbren door zijn verhalen de

personen in die avonturen als het ware voor ons deed leven!

Schuin tegenover de toren was nog een school voor gewoon lager onderwijs van meester Bartstra,

doch deze is toentertijd wegens het kleine aantal leerlingen verenigd met die op het Noord, tot ten

slotte deze is ondergebracht in een nieuw gebouw ter plaatse van de eerstgenoemde.