Een oranje zandoogje, een van de vele vlindersoorten die ... · bepalen de eigenschappen van de...

32
96 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit Biodiversiteit heeft een wereldwijde én een lokale dimensie. Een oranje zandoogje, een van de vele vlindersoorten die de aarde rijk is.

Transcript of Een oranje zandoogje, een van de vele vlindersoorten die ... · bepalen de eigenschappen van de...

96 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

Biodiversiteit heeft een wereldwijde én een lokale dimensie.

Een oranje zandoogje, een van de vele vlindersoorten die de aarde rijk is.

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 97

5. Biodiversiteit

Doelstelling: We bekijken de verscheidenheid van het leven op aarde. We proberen te begrijpen waar deze verscheidenheid vandaan komt en waarom het bewaren ervan zo belangrijk is voor ons. We richten ons vooral op de situatie in Vlaanderen en geven enkele simpele tips die we zelf kunnen doen om de biodiversiteit die ons nog rest te bewaren en misschien wel vooruit te helpen.

5.1 Biodiversiteit, wat is dat? Bekijken we een ‘klassiek’ voortuintje bij ons in de buurt. We zien een mooi afgelijnd grasperkje, enkele rozenstruiken, wat viooltjes,… Op de grens van deze voortuin staat een perfect symmetrisch geschoren haag. Vergelijken we dit beeld met een ‘wilde’ tuin, met verschillende gras- soorten door elkaar die in bloei staan, met ertussen planten zoals IJzerhard, Gewone berenklauw, Wilde peen, klaver, paardenbloem, ooievaarsbek,… Waar vlinders en bijen ongehinderd bloem na bloem bezoeken, krekels hun muziek spelen, een kikker doortrekt op weg naar zijn favoriete poel,… Hoewel het eerste tuintje best heel fraai kan ogen, bevat het tweede tuintje duidelijk meer natuur. Dit brengt ons meteen bij het begrip biodiversiteit. Wat betekent dit, biodiversiteit? Het woord biodiversiteit kunnen we opsplitsen in twee woorden: ‘bio’ –wat ‘leven’ betekent– en ‘diversiteit’ –wat ‘verscheidenheid’ betekent. Met biodiversiteit bedoelen we de verscheidenheid van het leven op aarde. Als we ons wagen aan een definitie van biodiversiteit kunnen we deze als volgt formuleren: Biodiversiteit is de verscheidenheid in erfelijk materiaal, soorten en ecosystemen in een regio. Denk hierbij aan de miljoenen soorten dieren, planten en micro- organismen die er bestaan. Ook binnen een soort zijn er verschillen –kijk eens naar andere mensen. Denk vooral ook aan de plaats van die soorten in het ecologische netwerk. Er is een voortdurende interactie tussen de soorten. Ze kunnen bovendien wederzijds afhankelijk zijn van elkaar. Dat betekent dat ook weinig ‘aaibare’, economisch oninteressante of zelfs volkomen onbekende soorten er toe doen. Als ze verdwijnen, kan dat tot kettingreacties leiden, waarvan we de gevolgen moeilijk kunnen overzien. Biodiversiteit is niet alleen de som van alle ecosystemen, soorten en erfelijk of genetisch materiaal. Het is eerder de uitzonderlijk rijke verscheidenheid ervan. We kunnen biodiversiteit dus bekijken op drie niveaus: de verscheidenheid aan soorten die voorkomen, de verscheidenheid aan genen binnen een soort en de unieke leefgemeenschappen die deze soorten onderling en met hun omgeving vormen (ecosystemen). Genen zijn de dragers van erfelijk materiaal.

tuin: p. 75

gras: p. 23

bestuiving: p. 139 veedrinkpoel: p. 73

dieren: p. 25 planten: p. 3

ecosysteem: p. 87

98 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

EEN WATERPARTIJ MET WEINIG BIODIVERSITEIT EN EEN MET VEEL BIODIVERSITEIT

Structuurkwaliteit? Waterkwaliteit?

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 99

Diversiteit van ecosystemen Biodiversiteit van ecosystemen slaat op het voorkomen van bossen, moerassen, graslanden, heiden, duinen, slik en schor, rivieren, meren, koraalriffen, hooggebergten, woestijnen maar ook steden en het platteland. In elk van deze ecosystemen bestaan unieke complexe interacties tussen de organismen zoals planten en dieren, en de niet-levende componenten zoals zonlicht, lucht, water, mineralen en voedingsstoffen. Zonder de grote ecosystemen is geen leven op aarde mogelijk. Ecosystemen leveren onschatbare diensten waar het gaat om het onderhoud van de planeet: lucht- en waterzuivering, klimaatregeling, zorg voor vruchtbare grond, het ‘rondpompen’ van voedingsstoffen door de voedselketen en de bestuiving van planten. Ecosystemen leveren de mensheid ook onmisbare producten: water, voedsel, onderdak, brandstof, geneesmiddelen, bouwmaterialen, transportmiddelen en zo veel meer. Het spreekt voor zich dat dit alles niet mogelijk is zonder een voldoende verscheidenheid aan ecosystemen. Diversiteit van soorten Diversiteit van soorten betekent de verscheidenheid van alle verschillende soorten planten, dieren, zwammen en micro-organismen. Soortenrijkdom is zeer belangrijk: het wereldwijde ecosysteem is gebaseerd op de interactie tussen ontelbare soorten planten, dieren en micro-organismen. De relaties tussen soorten hebben dikwijls het kenmerk van wederzijdse afhankelijkheid. Elke soort speelt zijn eigen rol binnen het ecosysteem waarin hij leeft (bestuiving, recycleren van voedingsstoffen, bevorderen van ecologisch evenwicht, enz.). Ook de mens heeft baat bij een grote soortenrijkdom, denk maar aan voedsel en medicijnen. Genetische diversiteit Het is het pakketje erfelijk materiaal (genen) dat ervoor zorgt dat elk individu verschillend is. Zowel de vader als de moeder leveren elk hun bijdrage met de helft van hun erfelijk materiaal. Deze genen bepalen de eigenschappen van de nakomelingen (uiterlijk, sterkte, aanleg voor ziekten,…). Voor elke nakomeling is de mengeling van vaders en moeders genen die op deze manier ontstaat anders. Zo is elke nakomeling uniek (behalve eeneiige meerlingen). De variatie aan genen binnen een soort noemen we de genetische diversiteit. Alle soorten hebben –verspreid over de populatie– een verscheidenheid aan genen nodig. Op die manier behouden ze hun vermogen tot aanpassing aan een veranderend milieu. Een gen dat in het ene milieu zeldzaam aanwezig is, is misschien precies het gen dat nodig is om een bepaalde eigenschap te leveren die van levensbelang is als een populatie gedwongen moet uitwijken naar een ander milieu. Hetzelfde geldt wanneer de milieuomstandigheden veranderen in de tijd. Stel, een gen zorgt ervoor dat een boom op een bepaald moment in blad komt. Als dit te vroeg op het jaar gebeurt, lopen de jonge blaadjes kans te bevriezen. De boom moet dan heel wat energie investeren in het aanmaken van nieuwe

ecosysteem: p. 87

niet-levende elementen: p. 87

voedselketen: p. 91 bestuiving: p. 139

planten: p. 3 dieren: p. 25

zwammen: p. 11 en 161

100 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

BIODIVERSITEIT IN SOORTEN Enkele van de naar schatting 15 miljoen soorten op aarde. (Foto’s: Marcel Bex).

rups van een kuifvlinder

tijgerspin

rapunzelklokje

zonnedauw

bijenorchis

vliegenzwam

Amerikaanse eik

koninginnepage

muurhagedis

klapekster

fuut

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 101

bladeren. Maar als het uitlopen erg laat is geprogrammeerd, verliest de boom tijd om aan bladgroenverrichting te doen en nieuwe energie aan te leggen. Als het klimaat gekenmerkt wordt door lange, koude winters, is de erfelijke eigenschap om laat uit te lopen gunstig. Maar als het klimaat opwarmt, wordt de tegenovergestelde eigenschap gunstiger. Maar een gen kan niet op zich bestaan. Het heeft een organisme nodig waarbinnen het kan functioneren. Dit organisme heeft op zijn beurt andere individuen nodig van dezelfde soort waarmee het zijn genen kan uitwisselen en doorgeven. Daarom worden soorten vaak beschouwd als basiseenheid van biodiversiteit. Zoals eerder in de cursus gezegd, kan een soort uit meerdere populaties bestaan die elk enigszins verschillen in uiterlijk en gedrag. In een veranderende wereld kan één populatie de sleuteleigenschappen bezitten waardoor een soort kan blijven voortbestaan of kan evolueren tot een nieuwe, beter aangepaste soort.

5.2 Ontstaan van biodiversiteit De evolutie van nieuwe soorten vormt de bron van de biodiversiteit op aarde. Die evolutie gebeurt hoofdzakelijk door toeval. Elk onderdeel dat we nu in de natuur waarnemen, is te beschouwen als een korte momentopname van een lange evolutiegeschiedenis. Het is het resultaat van allerlei evolutieprocessen die sinds het ontstaan van het leven op aarde zijn opgetreden. De strijd op leven en dood tussen individuen van dezelfde of verschillende soort(en) vormt de evolutionaire ‘motor’ achter de verspreiding van nieuwe erfelijke eigenschappen. Die leiden mogelijk tot het ontstaan van nieuwe soorten en dus tot meer biodiversiteit. De laatste 100 miljoen jaar nam de biodiversiteit sneller toe dan ooit. Eén van de belangrijkste oorzaken was het uiteenvallen van de grote continenten Gondwana en Laurazië. Dit was het begin van de vorming van de afzonderlijke werelddelen zoals wij ze nu kennen. Op elk continent evolueerden populaties in hun eigen richting en groeiden ze uit tot verschillende soorten. Er ontstonden op de verschillende continenten zelfs aparte diergroepen, denk maar aan de vinken op de Galapagoseilanden. Het verdwijnen van soorten is een natuurlijk onderdeel van evolutie: bepaalde minder aangepaste en dus minder succesvolle soorten verdwijnen, en andere nieuwe soorten verschijnen doorheen de geologische tijd. Wanneer veel soorten in eenzelfde periode verdwijnen spreekt men van een massaal uitsterven of massa-extinctie. In de geschiedenis van het leven op aarde zijn er vijf massa-extinctieperioden geweest. Soorten stierven toen massaal uit, maar elke keer wisten de overlevenden zich zo aan te passen dat de soortenrijkdom daarna opnieuw kon toenemen. De meest gekende uitstervingperiode is deze van het Krijt, 65 miljoen jaar geleden. Toen stierven de dinosauriërs uit. Het beperkte aantal soorten dat deze periode overleefde kreeg de kans om zijn terrein sterk uit te breiden en zo, door aanpassingen aan de omgeving, te evolueren naar nieuwe soorten. Dit verliep over periodes van honderden generaties.

klimaat: p. 87

102 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

DE BELANGRIJKSTE ECOSYSTEMEN IN BELGIË De belangrijkste ecosystemen in België zijn : loof- en naald-bossen, gras-, wei- en akkerlanden, heiden, duinen, vennen en moerassen, meren en rivieren, de Noordzee en niet te vergeten de stedelijke omgeving. (Foto’s: Paul Stryckers, Marc De Vos en Marcel Bex)

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 103

De afgelopen 200 jaar is de biodiversiteit sterk aan het afnemen. Soorten sterven uit. Wetenschappers noemen de periode waarin we nu leven dan ook de zesde massa-extinctie. Voor het eerst in de geschiedenis van het leven op aarde is deze uitstervingperiode veroorzaakt door één enkel organisme, de mens. Dit is ook de eerste extinctieperiode dat planten massaal uitsterven. Terwijl vorige extinctiegolven gespreid waren over miljoenen jaren, verliezen we nu massaal biodiversiteit over een periode van tientallen jaren…

5.3 Waarvoor is biodiversiteit belangrijk? Natuur en biodiversiteit verschaffen ons alle noodzakelijke middelen om te kunnen overleven. De natuur laat ons ademen, eten en drinken en voorziet in de materialen waarmee wij onszelf een onderdak bouwen. Een verregaande vernieling van die natuur en van de biodiversiteit brengt dat allemaal in gevaar. Een eerste product, en misschien wel het belangrijkste dat biodiversiteit ons biedt, is voedsel. We vinden voedsel in de natuur of we kweken het in de landbouw. Interessant om te weten is dat van de 80.000 eetbare planten- soorten er slechts een dertigtal instaan voor 90% van de voedselbehoeften van de mens. Slechts drie gewassen: tarwe, maïs en rijst zorgen voor twee derden van de globale voedselvoorziening. Een toekomstige vernietigende ziekte kan deze teelten aantasten. Daarom is het belangrijk biodiversiteit te behouden en te zorgen dat die 80.000 plantensoorten niet verloren gaan. Ook energie halen we uit de natuur; kolen en hout bijvoorbeeld. De natuur produceert bouwmaterialen of vezels om kledij te maken (katoen en wol). De natuur levert daarnaast geneesmiddelen: penicilline uit schimmels en codeïne uit papaver en ga zomaar verder. Daarenboven bekomen we nog heel wat grondstoffen uit de natuur om producten te maken, zoals papier. Naast deze producten die de natuur ons rechtstreeks door haar grote biologische diversiteit levert, zijn er ook nog de belangrijke rollen die ze vervult in het behoud van leven op aarde. Over de hele wereld filteren bossen en wouden het bruikbare water steeds weer opnieuw. Op deze manier beschikken we voortdurend over water om te drinken, te baden, om onze gewassen te besproeien, enz. Talrijke organismen zoals aardwormen, insecten, bacteriën recycleren organisch materiaal en verzekeren de vruchtbaarheid van bodems. Wereldwijd halen groene planten koolstofdioxide (CO2) uit de lucht of uit het water en geven ze zuurstof af. Dit zuurstofgas hebben bijna alle organismen en uiteraard ook de mens nodig om te ademen. Door het opnemen van CO2 uit de lucht zijn bossen belangrijke reservoirs hiervan en spelen ze een sleutelrol bij het verminderen van wereldwijde klimaatveranderingen. Natte gebieden zoals moerassen werken als een spons zodat de kans op overstromingen kleiner wordt. Ze hebben tevens een waterzuiverende werking. Vele insecten en sommige vogel- en vleermuissoorten dragen stuifmeel van bloem naar bloem waardoor bestuiving bij fruitbomen en andere bloemplanten gebeurt. Parasieten en predators controleren populaties op natuurlijke wijze. Zo blijft het evenwicht bewaard en ontstaan er geen

planten: p. 3

bos: p. 61

bodem: p. 87

klimaat: p. 87

insecten: p. 45 vleermuizen: p. 39

vogels: p. 35 bestuiving: p. 139

bloemplanten: p. 13

104 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

HET BELANG VAN BIODIVERSITEIT

De natuur levert ons vele geneeskrachtige kruiden, zoals het vingerhoedskruid. Van heel wat zeldzame planten in de tropische wouden is de geneeskrachtige waarde nog ongekend.

Bossen spelen een belangrijke rol in de regulering van zuurstof en water op aarde. Ze leveren energie, hout, papier,… Ze vormen een geschikt biotoop voor veel soorten planten en dieren. Bovendien bieden ze de mens een mooie omgeving om tot rust te komen.

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 105

grote plagen van insecten of andere organismen. Bomen verschaffen dan weer voedsel en plaats voor vogels, insecten, andere dieren, zwammen, planten en micro-organismen. De lijst met voorbeelden is oneindig. Ze toont aan dat de interacties van al de natuurlijke processen een zeer complex levensweb vormen. Indien één deel van dit web niet goed functioneert of stilvalt, dan worden de andere delen aangetast. Hoe groter de verscheidenheid van het leven is, hoe groter de kans op medisch belangrijke ontdekkingen en hoe meer kans er is om antwoorden te vinden op globale problemen zoals klimaatveranderingen. Ook economisch gezien is het behoud van biodiversiteit van groot belang. De wereldtop over duurzame ontwikkeling (Johannesburg 2002) gaf aan dat ongeveer 40 % van de globale economie gebaseerd is op biologische producten en processen. Daarenboven wordt biodiversiteit gekenmerkt door een belangrijke non-profit dimensie van onschatbare waarde. Biodiversiteit is mooi, ontspannend, inspirerend,… Het is een genot om een diversiteit van bloemen te zien en te ruiken, om naar de zang van verschillende vogels te luisteren, om de vele kleuren van bomen en planten doorheen de seizoenen te zien veranderen. Heel wat mensen geven dan ook aan dat zij de natuur als ‘onthaaster’ nodig hebben om een evenwicht te vinden in hun jachtig bestaan. Over het belang van biodiversiteit kunnen we besluiten dat het een te vaak vergeten of weggemoffelde hoofdrolspeler is in ecologie en economie, met belangrijke sociale en culturele gevolgen. Het thema biodiversiteit is inderdaad nauw verbonden met dat van duurzame ontwikkeling, dat vertrekt van ecologische, economische en sociale doelstellingen. Op de wereldtop over duurzame ontwikkeling in 1992 (Rio de Janeiro) werd een wereldwijd biodiversiteitsverdrag gesloten (zie verder). Dat verdrag heeft drie doelen: • behoud en beheer van biodiversiteit (ecologische dimensie) • duurzaam gebruik van biodiversiteit (economische dimensie) • billijke opbrengstdeling van genetische bronnen (sociale

dimensie).

5.4 Situatie in Vlaanderen Tot op heden zijn er ongeveer 1,7 miljoen levende soorten beschreven. Maar er zijn er veel meer die we (nog) niet kennen. Schattingen van het aantal levende soorten op aarde variëren van 3 tot 100 miljoen. Over het algemeen neemt men aan dat het zo’n 13 tot 15 miljoen soorten zullen zijn. Elke dag worden door biologen talrijke nieuwe soorten ontdekt, de meeste ervan ongewervelden. De biodiversiteit is niet gelijk verspreid over de aarde. Aan de poolgebieden is het minste aantal soorten, rond de evenaar het meeste. Maar ook binnen deze tendens zijn er verschillen. Op diverse plaatsen op aarde vinden we gebieden met uitzonderlijk hoge aantallen bijzondere soorten per hectare. Het bekendste voorbeeld hiervan is het tropisch regenwoud, maar ook de Alpen herbergen een groot aantal unieke organismen. Deze plaatsen met hoge biodiversiteit die tevens ernstig bedreigd zijn, noemt men

insecten: p. 45 vogels: p. 35

zwammen: p. 11 en 161 planten: p. 3

klimaat: p. 87

ongewervelden: p. 45

106 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

De zogenaamde ‘Rode Lijsten’ tonen hoe het gesteld is met de biodiversiteit in Vlaanderen. Ze worden opgesteld door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (www.inbo.be). • Groen: percentage niet

bedreigde soorten in Vlaanderen.

• Rood: percentage

bedreigde soorten in Vlaanderen.

• Zwart: percentage

uitgestorven soorten in Vlaanderen.

Verdeling van het aantal soorten in Vlaanderen

ongewervelden (74,9%)

zwammen (17,1%)

hogere planten (4,4%)

mossen (1,7%)

vogels (1,4%)

vissen (0,2%)

zoogdieren (0,2%)

amfibieën en reptielen(0,1%)

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 107

‘hotspots’. Wereldwijd selecteerden wetenschappers 25 van deze ‘hotspots’. De meest beschadigde gebieden zijn het Middellandse-Zeegebied, de Filippijnen en de regenwouden van Brazilië. De intacte delen van alle 25 hotspots samen maken nog geen anderhalf procent uit van het totale aardoppervlak. Toch herbergen ze maar liefst veertig procent van de endemische soorten en ruim zestig procent van alle landsoorten op aarde. Endemische soorten komen slechts op een beperkt grondgebied voor. Geschat wordt dat er 40.000 tot 50.000 soorten zijn in België (virussen, bacteriën en algen niet meegerekend). Dit is 2,8% van het wereldtotaal. 80% van die soorten komt (ook) voor in Vlaanderen. Hiervan zijn 75% ongewervelden (spinnen, insecten e.d.). 24% zijn hogere planten (varenplanten, naaktzadigen en bloemplanten) en zwammen. 1% zijn gewervelden (vogels, zoogdieren, amfibieën, reptielen en vissen). Rode lijsten Voor 15 soortengroepen (amfibieën, vleermuizen, broedvogels, zoogdieren, spinnen, libellen, mossen, hogere planten,…) zijn Rode Lijsten opgesteld. Ze duiden aan welke soorten in de voorbije decennia zijn uitgestorven of worden bedreigd en daarom extra bescherming vragen. Daaruit blijkt dat ongeveer 7% van de onderzochte soorten in Vlaanderen is uitgestorven (319 soorten), terwijl 20% (met uitsterven) bedreigd is. Voor veel organismen lijkt deze status te wijten aan de achteruitgang van geschikte biotopen. Een positieve noot is dat voor sommige groepen de snelheid van de achteruitgang gedaald is. Vleermuizen bijvoorbeeld kenden een sterke terugval na de Tweede Wereldoorlog. Recentelijk hebben sommige soorten een min of meer stabiele situatie bereikt. De aantallen zijn echter dermate gedaald dat de populaties nog steeds zeer kwetsbaar zijn. 5.5 Bedreigingen van biodiversiteit Het is vaak het verdwijnen van grote zoogdiersoorten dat onze aandacht trekt. We zijn erg getroffen door het risico van verdwijnen van ‘charismatische’ dieren als panda's, tijgers en neushoorns. Maar we zijn er ons veel minder van bewust dat zeer vele, minder opvallende soorten snel aan het uitsterven zijn. Het afnemen van de biodiversiteit is in de meeste gevallen terug te brengen op de grote bevolkingsaangroei. Er zijn reeds meer dan zes miljard mensen op onze planeet. Ieder van ons heeft voedsel, water, medicijnen, kleren, beschutting en ruimte nodig. Daardoor blijft er minder over voor de andere soorten waarmee we de aarde moeten delen. Resultaat: soorten sterven uit, en dit is onomkeerbaar! Hieronder volgen de belangrijkste oorzaken van het verlies van biodiversiteit. Opmerkelijk hierbij is dat al deze oorzaken te wijten zijn aan één wezen: de mens.

algen: p. 11

ongewervelden: p. 45 hogere planten: p. 13

zwammen: p. 11 en 161 gewervelden: p. 29

amfibieën: p. 31 vleermuizen: p. 39 en 139

vogels: p. 35 zoogdieren: p. 39

spinnen: p. 45 en 153 mossen: p. 171

108 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

Verdwijning en versnippering zijn de belangrijkste oorzaken van het verminderen en verdwijnen van de biodiversiteit.

Ook exoten vormen een belangrijke bedreiging voor de inlandse biodiversiteit. De roodwangschildpad, oorspronkelijk afkomstig uit Zuid- en Midden-Amerika en Zuidoost-Azië, richt een ware slachting aan onder onze inlandse, bedreigde amfibieën en andere waterdieren. Koop zelf nooit exoten in dierenwinkels of op de kermis. Als je er toch hebt, zet ze dan zeker nooit uit in de vrije natuur!

BEDREIGINGEN VAN BIODIVERSITEIT

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 109

Verdwijning en versnippering van natuurlijke gebieden Het proces dat het meest verantwoordelijk is voor het razendsnelle tempo waarmee de biodiversiteit achteruitgaat, is de vernietiging van de natuurlijke leefomgeving van planten en dieren. Het is de hoofdoorzaak van het verlies aan soorten, populaties en ecosystemen. Het is meestal een direct gevolg van menselijke activiteiten en uiteraard van de explosieve bevolkingsaanwas in de twintigste eeuw. Daardoor is het tempo waarmee natuurgebieden veranderen in biologisch lege gebieden waarin we leven, werken of voedsel verbouwen, sterk versneld. Overal ter wereld worden belangrijke natuurlijke milieus omgezet in bouwland, stedelijke agglomeraties of levenloze woestijnen. Wanneer bossen worden gekapt, mijnen en groeven worden gegraven, steden en wegen worden gebouwd en moerassen worden drooggelegd, dan vernielen deze activiteiten de oorspronkelijke leefgebieden. En zelfs wanneer deze niet helemaal worden vernield, maar alleen kleiner worden, dan zal er minder voedsel, nestmogelijkheid en beschutting voorhanden zijn. Als gevolg hiervan zullen soorten die deze kleinere leefgebieden bewonen met elkaar (en met mensen) in competitie komen voor de beperkte hulpbronnen die nog overblijven. Wanneer de populaties kleiner worden, zijn er bovendien minder paringen en minder nakomelingen. Dat leidt tot een vermindering van de genetische diversiteit binnen deze populaties. Kleinere leefgebieden kunnen beschouwd worden als van elkaar geïsoleerde eilanden. Het gevolg is dat soorten grotere moeilijkheden ondervinden om van het ene leefgebied naar het andere te migreren. Er zijn immers minder geschikte verbindingen. Aantasting van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen heeft niet alleen ecologische gevolgen, maar ook sociale en economische. Ze bedreigt het levensonderhoud van grote groepen arme mensen die daar voor hun levensonderhoud van afhankelijk zijn. Ontbossing is een van de grootste bedreigingen voor arme bevolkingsgroepen. Bossen zijn een belangrijke bron van inkomen, energie en voedsel. Ontbossing heeft een onmiddellijk effect op het levensonderhoud en de bestaansmiddelen van vele mensen in de directe omgeving van het bos. Maar ook stadsbewoners hebben van ontbossing te lijden, door overstromingen bijvoorbeeld. Bossen zijn in staat veel water op te slaan en langzaam af te geven. Ook de degradatie van droge ecosystemen –zoals savannes en woestijnen– en van wetlands –kraamkamers van onder andere vis, schaal-, en schelpdieren– heeft potentieel grote gevolgen voor arme bevolkingsgroepen in vooral ontwikkelingslanden. De relatie tussen armoede en verlies van biodiversiteit is ingewikkeld maar onmiskenbaar. Vandaar dat het biodiversiteitsverdrag (zie verder) grote aandacht besteedt aan het combineren van de noodzaak tot armoedebestrijding met de even noodzakelijke zorg voor de natuur. Invoer van exoten Het invoeren van vreemde (exotische of uitheemse) soorten is de tweede grootste oorzaak van het verlies aan biodiversiteit. Exoten kunnen volledige ecosystemen verstoren en een belangrijke

ecosysteem: p. 87

bos: p. 61

110 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

Een eerste product, en misschien wel het belangrijkste dat biodiversiteit ons biedt, is voedsel. We vinden voedsel in de natuur of we kweken het in de landbouw. Interessant om te weten is dat van de 80.000 eetbare plantensoorten er slechts een dertigtal instaan voor 90% van de voedselbehoeften van de mens. Slechts drie gewassen: tarwe, maïs en rijst zorgen voor twee derden van de globale voedselvoorziening. Een toekomstige vernietigende ziekte kan deze teelten aantasten. Daarom is het belangrijk biodiversiteit te behouden en te zorgen dat die 80.000 plantensoorten niet verloren gaan. Maïs is een gewas dat veel stikstof (mest) nodig heeft. Daarom is het een geliefde teeltsoort in de Vlaamse landbouw. Wie maïs teelt kan immers veel bijmesten op het veld. Dit gaat ten koste van andere teelten zoals graan, vlas,… Door het toevoegen van mest aan het natuurlijke milieu verdwijnen heel wat soorten die niet tegen een teveel aan mest kunnen. Bovendien zorgt een teveel aan bemesting dat er op termijn teveel schadelijke nitraten in ons drinkwater terecht komen.

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 111

impact hebben op de populaties van inheemse planten en dieren. De indringers kunnen inheemse soorten aantasten door ze op te eten (of hun eieren of jongen), door ze te infecteren, te verdringen, te verjagen of door ermee te kruisen. Invasies en verspreiding kunnen op veel verschillende manieren gebeuren: zaden die vasthaken op de kleding van toeristen, ratten aan boord van schepen, insecten via de internationale handel in voedsel en hout, ontelbare aantallen zee- organismen via ballastwater van grote schepen. (Ballastwater dient om een goede gewichtsverdeling te bevorderen in schepen.) De aantallen ingevoerde soorten zullen zeer waarschijnlijk blijven toenemen omdat internationale handel, transport en toerisme verder uitbreiden. Voorbeelden van ingevoerde soorten die hier zeer goed gedijen en inheemse soorten verdringen zijn: Aziatische grondeekhoorn, Brulkikker (Stierkikker), Nijlgans, Regenboogforel, Amerikaanse kreeft, Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik. Verdroging, verzuring, vermesting en verontreiniging Verdroging uit zich in een vermindering van de waterinhoud van de bodem, meer bepaald in de waterhoudende lagen. Hierdoor is minder water beschikbaar voor de natuur. Verdroging wordt veroorzaakt door een verkeerd beheer van oppervlaktewater, door grondwaterwinning en door het veranderd landgebruik (de toename van verharde oppervlakten en de aanplant van naaldbossen). De algemene waterconsumptie is sinds het begin van de twintigste eeuw verzevenvoudigd. Zowel huishoudens, de industrie als de landbouw zijn grote verbruikers. Hierdoor worden onze grondwaterreserves enorm belast. Het is dus niet verwonderlijk dat soorten van natte en voedselarme milieus duidelijk achteruit gaan. Verzuring is het gevolg van verontreinigende stoffen in de lucht, meer bepaald van stoffen die zuren kunnen vormen. (Denk bij zuur aan citroen of azijn.) Verzuring kan via neerslag naar beneden vallen (regen, sneeuw en hagel), maar ook in droge vorm (in gasvorm of door het neervallen van de deeltjes). De verzurende bestanddelen kunnen zich afzetten op vegetatie, bodem, gebouwen en oppervlaktewater. Dit noemt men depositie. De chemische en fysische reacties van de meeste verzurende deeltjes gebeuren langzaam. Met de wind kunnen ze zich al gauw over afstanden tot 1000 kilometer verplaatsen, tot in verafgelegen streken en natuurgebieden. Verzuring is dan ook een grensoverschrijdend probleem. Bijna de helft van de verzurende depositie in Vlaanderen is afkomstig van vervuilende bronnen buiten ons gewest. Omgekeerd slaan vanuit Vlaanderen heel wat verzurende stoffen neer in de ons omringende gewesten en landen. Uit studies blijkt dat de milieu-impact van verzuring in België tot de grootste van Europa behoort. Brongerichte maatregelen en beleidsinstrumenten (vb. strengere emissienormen of uitstootnormen) resulteerden in een verminderde zuurdepositie, maar dit is nog ruim onvoldoende voor de natuur. (Een brongerichte aanpak gebeurt waar het probleem ontstaat. Beleidsinstrumenten zijn alles wat de overheid doet om de uitgestippelde doelstellingen te bereiken.)

planten: p. 3 dieren: p. 25

112 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

EEN KLASSIEKE TUIN MET WEINIG BIODIVERSITEIT

Aquarellen: André Mulders.

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 113

De oorzaak van verzuring is de verontreiniging van de lucht door de uitstoot van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NO en NO2) en ammoniak (NH3). (SO2 is een eenvoudige verbinding van één zwavelatoom met twee zuurstofatomen. Het cijfer één wordt niet geschreven. NO en NO2 en NH3 zijn ook eenvoudige producten. Met NOx wordt de som van gehaltes aan NO en NO2 bedoeld. Dit zijn stikstofoxiden, bepaalde verbindingen met zuurstof.) Waar komen de verzurende stoffen vandaan? Uitstoot van zwaveldioxide (SO2) is hoofdzakelijk afkomstig van verbrandingsprocessen: industrie, elektriciteit, raffinaderijen, gebouwenverwarming en dieselmotoren. Uitstoot van stikstofoxiden (NO en NO2, samen NOx) wordt veroorzaakt door het wegverkeer en andere verbrandingsprocessen, zoals gebouwenverwarming. De stikstofoxidenuitstoot van een motorvoertuig dat op benzine rijdt, is grotendeels afhankelijk van het rijgedrag: ‘sportief’ rijgedrag zorgt voor een hogere stikstofoxidenproductie. De uitstoot van stikstofoxide ligt bij een dieselmotor lager dan bij het gebruik van LPG of benzine. Bij een dieselmotor ontbreekt immers de vonkontlading; men heeft alleen een hoge temperatuur. Let wel: dieselmotoren geven dan weer een veel hogere uitstoot van kleine roet- en stofdeeltjes. Die kunnen tot diep in de menselijke longen doordringen en er ernstige schade veroorzaken. Voor de uitstoot van ammoniak (NH3) is vooral de land- en tuinbouw verantwoordelijk (voor meer dan 90%). Ammoniak ontsnapt uit de stallen en vervluchtigt van pas bemest land. Het wordt in de lucht omgezet in een andere stof die, nadat ze op de bodem neerslaat, een verzurende werking heeft. Wat zijn de gevolgen van verzuring? Vooral op arme bodems, zoals de zandgronden van de Kempen en een deel van West-Vlaanderen, speelt de verzuring een negatieve rol. Zandgronden hebben immers een lage natuurlijke buffer. Ook elders is de natuurlijke buffercapaciteit van de bodem niet onuitputtelijk. Verzuring speelt een belangrijke rol in de verstoring van ecosystemen. Bossen, heiden, vennen en weilanden verliezen aan biodiversiteit. Door het teveel aan stikstof treedt verruiging op van de natuur: ruigtekruiden –zoals Kleefkruid– tieren welig en concurreren met minder competitieve soorten. De hoge stikstofvoorziening zorgt er voor dat bomen harder groeien, wat echter niet altijd een goed teken is. Ze worden brozer en gevoeliger voor vorst, schimmel- en insectenaantasting. In de bodem zelf gaan de verzurende stoffen aluminium vrijstellen. Dat is giftig voor de wortelharen van bepaalde boomsoorten. Nitraten die niet door het bosbestand worden opgenomen, sijpelen van het bodemwater door tot het ondiepe grondwater. Voorlopig blijft het diepe grondwater (ons drinkwater) nog buiten schot. Maar als de verzuring blijft toenemen, komt ook dit in gevaar. Paddenstoelen en korstmossen zijn gevoelig voor verzuring. Talrijke ecologisch kieskeurige soorten verdwijnen, tolerante soorten nemen de bovenhand. Ook dieren hebben te leiden van de verzuring. Dagvlinders verliezen hun waardplanten (om eitjes op te leggen). Vissen kunnen minder zuurstof uit het water halen en minder kuit produceren. De eiklompen en eisnoeren van amfibieën ontwikkelen zich niet. Huisjesslakken en vogels nemen te weinig kalk op uit hun omgeving om hun huisjes respectievelijk eierschalen te maken.

zandgronden: p. 55

bos: p. 61 heide: p. 63

paddenstoelen: p. 11 korstmossen: p. 11

vissen: p. 29

amfibieën: p. 31 slakken: p. 43 vogels: p. 35

114 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

EEN NATUURVRIENDELIJKE TUIN MET VEEL BIODIVERSITEIT

Aquarellen: André Mulders.

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 115

Trouwens, niet alleen de natuur heeft te lijden onder de verzuring. De verzurende emissies (een ander woord voor uitstoot) beschadigen ook gebouwen en monumenten. Ze beïnvloeden de luchtkwaliteit en via het drinkwater kan nitraat grote gevolgen hebben voor onze gezondheid. In het menselijk lichaam wordt nitraat immers omgevormd tot het schadelijke nitriet. Daarnaast worden metalen zoals aluminium, cadmium, lood, zink, arseen en kwik sneller uitgespoeld in een verzuurde bodem. Als ze via de voedselketen in het menselijk lichaam terechtkomen, kunnen ze gezondheidsproblemen veroorzaken, vooral bij jonge kinderen. Maar er is ook positief nieuws: de zwaveldioxideconcentraties dalen. Dit is te danken aan doorgedreven inspanningen van de industrie en de acties van de overheid om zwavelarme brandstof en het gebruik van aardgas te promoten. Ook de emissie van ammoniak lijkt sterk af te nemen door maatregelen van het Mestactieplan zoals de mestinjectie en de inkrimping van de veestapel. Minder positief zijn de resultaten over de uitstoot van stikstofoxiden. Onze auto’s zijn, vooral door de katalysator, stukken milieuvriendelijker, maar het aantal auto’s deint steeds verder uit. De auto blijft grote druk uitoefenen op onze luchtkwaliteit. Verzuring hangt nauw samen met andere milieuproblemen. Het mestoverschot zorgt voor de uitstoot van ammoniak, een belangrijke verzurende component. Stikstofoxiden werken niet alleen verzuring in de hand. Ze liggen ook aan de oorsprong van de vorming van ‘fotochemische zomersmog’, beter bekend als ‘ozon’. De ozon die we hier bedoelen is schadelijk omdat ze dicht bij de aarde voorkomt, op leefniveau (in de troposfeer). Voor mensen is een teveel aan ozon op dit niveau ongezond. Het kan leiden tot luchtwegklachten. Ozon in een hogere atmosferische laag, de stratosfeer, is noodzakelijk. Ze beschermt de aarde tegen schadelijk ultraviolette straling van de zon. De aanwezigheid van zwaveldioxide speelt dan weer een rol bij de vorming van wintersmog. Daarnaast zijn de aërosolen (kleine deeltjes) –ze ontstaan uit de reactie van verzurende componenten– van belang in de concentraties aan fijn stof in de omgevingslucht. Tenslotte beïnvloedt de aantasting van de ecosystemen door verzurende neerslag de soortenrijkdom: de biodiversiteit vermindert aanzienlijk. Vermesting betekent dat te veel voedingsstoffen of nutriënten in het milieu terechtkomen: vooral stikstof en fosfor, in mindere mate ook kalium. Één van de belangrijkste bronnen van deze stoffen is mest. Maar ook afvalwater, slib en andere reststoffen spelen een rol. Stikstof is een belangrijk onderdeel van eiwitten. Planten nemen stikstof hoofdzakelijk op onder de vorm van nitraat, maar in deze vorm wordt het stikstof niet vastgehouden door de bodem. De totale productie van stikstof in Vlaanderen bedraagt 205 miljoen kg. Er is slechts ruimte voor 139 miljoen kg. De overschotten spoelen uit en komen terecht in het oppervlaktewater en het grondwater. Fosfor is, zoals stikstof, een chemisch element dat onmisbaar is voor plant, dier en mens. Het is onmisbaar voor de aanmaak van eiwitten en komt voor in DNA. In tegenstelling tot stikstof wordt

ecosysteem: p. 87

planten: p. 3

bodem: p. 87

116 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

WAT KAN JE ZELF DOEN OM DE BIODIVERSITEIT IN JE TUIN TE VERHOGEN?

• Gebruik geen gifstoffen! Natuurlijke insectenjagers zoals zangvogels, egels, spitsmuizen en vleermuizen zullen je dankbaar zijn. Bovendien komt het gif via de voedselkringloop uiteindelijk toch op je eigen bord terecht.

• Streekeigen planten trekken veel meer dieren aan dan uitheemse planten.

• Creëer veel variatie: werk met hoogtes en laagtes, perkjes met kort gemaaide gazon, perkjes met hogere kruiden, perkjes met struiken, een haag,… Zo creëer je een hoop kleine biotoopjes waarin veel verschillende soorten planten en dieren zich thuis voelen.

• Een vijvertje verhoogt de biodiversiteit in je tuin aanzienlijk. Water brengt leven in de tuin.

• Laat dode takken en bladeren achteraan in de tuin liggen, heel wat dieren vinden er een (winter)schuilplaats in. Vogels zoeken er ’s winters voedsel.

• Leg een composthoop aan, zo verklein je de afvalberg en zorg je voor je eigen natuurlijke kringloop.

• Maak indien mogelijk verbinding met andere tuinen, bijvoorbeeld door een klein gat te laten in de afsluiting. Zo kunnen dieren migreren van de ene tuin naar de andere. Eén tuin is zelden groot genoeg voor bijvoorbeeld een egel, hij heeft een groter leefgebied nodig.

• Kies niet voor beton, maar voor afzonderlijke tegels of kiezel, die verstoren de natuurlijke waterhuishouding van je tuin veel minder.

• …

EN VOORAL: WERK MÉT DE NATUUR, EN NIET ERTEGEN!

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 117

fosfor wel vastgehouden door de bodem, in de vorm van fosfaat. Hiervan kan 49 miljoen kg op het land afgezet worden in Vlaanderen. Wanneer de grond verzadigd is, komt ook het fosfaat in het water terecht. In ruim twee derden van Vlaanderen is het fosfaatgehalte van de bodem hoog. In ons gewest wordt jaarlijks 85 miljoen kg fosfor geproduceerd. Een belangrijk gevolg van vermesting is eutrofiëring van oppervlaktewateren. Eutrofiëring ontstaat door een teveel aan voeding (fosfor en stikstof) in het water. De algen ‘eten’ deze voeding op, waardoor ze te sterk groeien en het licht weghouden van planten op de waterbodem. De planten sterven af. Zo bevat het water geen zuurstof meer. Gevolg: vissen gaan dood en ook de algen gaan rotten. Uiteindelijk verandert het water in een groene massa. Dit is een vaak onderschatte bedreiging. Met 61% van de netto stikstof- en fosforbelasting in het milieu –zowel in bodem, water als lucht– is de landbouw de belangrijkste oorzaak van de vermesting. Vooral de intensieve veehouderij zorgt voor een stevige aanvoer van nutriënten. De huishoudens dragen 18% bij, de industrie 13% en het verkeer 6%. Verontreiniging door mensen veroorzaakt kan alle niveaus van biodiversiteit aantasten (vb. zure regen, olierampen, nucleaire en andere afval, pesticiden, zware metalen, dioxines). Het leefpatroon in (vooral) de geïndustrialiseerde wereld bedreigt de biodiversiteit via water-, lucht- en bodemvervuiling. Denk aan industriële afvalstoffen, uitlaatgassen, meststoffen en bestrijdingsmiddelen. De grondwaterkwaliteit –waaruit 65 % van alle drinkwater in Europa wordt geput– wordt bedreigd door hoge concentraties nitraten, pesticiden, zware metalen, koolwaterstoffen en gechloreerde koolwaterstoffen. Die stoffen vormen een ernstige bedreiging voor de biodiversiteit en de volksgezondheid. En gezien de tijd die verontreinigende stoffen nodig hebben om tot de watervoerende lagen door te dringen, zal het nog vele jaren duren eer de grondwaterkwaliteit weer verbetert. Verontreinigingen, in het bijzonder van zware metalen, zijn sterk verspreid in Vlaanderen. Zware metalen zijn metalen met een relatief grote dichtheid, zoals lood, kwik, zink, arseen en cadmium. Ze komen in de natuur voor en zijn vaak nodig voor bepaalde natuurlijke processen. In hogere concentraties zijn ze meestal giftig. Zware metalen komen vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen en bij industriële processen (raffinaderijen en metaalindustrie). Ook zitten zware metalen bijvoorbeeld in vuurwerk, verfpigment (cadmium), batterijen, of dakbedekking (zink). De metalen zijn meestal gebonden aan kleine stofdeeltjes, waardoor ze makkelijk in de longen doordringen. Als ze op de bodem terecht komen, kunnen ze doorsijpelen naar het grondwater of afspoelen naar het oppervlaktewater. De gevolgen van blootstelling aan zware metalen kunnen ernstig zijn. Ze tasten het immuunsysteem, de stofwisseling, het zenuwstelsel en de hormoonhuishouding aan. Ook kunnen ze leiden tot aangeboren afwijkingen en gedragsstoornissen. Dioxines is een verzamelnaam voor zo’n 210 verschillende scheikundige stoffen. 17 van die 210 zijn uiterst giftig. Dioxines

bodem: p. 87

algen: p. 11

vissen: p. 29

118 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

• Koop geen amfibieën in dierenzaken, daarmee importeer je exoten die niet in onze natuurlijke biotopen thuishoren. Vang ook geen dieren uit andere poelen. Als je een geschikte vijver en een beetje geduld hebt, vinden padden en kikkers zelf hun weg.

• Zet geen vissen in je vijvertje, die eten de eieren en de larven van de amfibieën op. In een natuurlijk biotoop hoort dat erbij, maar in je kleine tuinvijvertje dien je een keuze te maken.

• Zorg voor minstens 1 vlakke oever zodat dieren in en uit je vijvertje kunnen kruipen.

• Maar je vijver, zeker aan de oevers, niet te diep. Ondiep water warmt sneller op, daar houden de koudbloedige amfibieën van. Maak je vijver in het midden 1 à 1,5 meter diep.

• Zorg voor waterplanten in en rond je vijver, zo is er voldoende voedsel en schuilplaats voor alle waterdieren.

• Zorg ook voor planten rond je vijver, hierin kunnen kikkers en andere dieren zich verschuilen en de schaduw opzoeken. Zo zorg je niet alleen voor een geschikt vijverbiotoop, maar ook voor een geschikt land- en jachtbiotoop met kleine landschapselementen.

• Leg eventueel enkele platte stenen aan de oevers, deze warmen snel op en daarom kruipen amfibieën er graag op of onder.

• Zorg dat er permanent water in je vijvertje staat.

• Een fonteintje zorgt ervoor dat er meer zuurstof in het water komt.

TIPS VOOR EEN AMFIBIEVRIENDELIJKE VIJVER

De bruine kikker herken je aan de donkerbruine vlekken achter zijn ogen. Hij gebruikt het water enkel om te paren, de rest van het jaar leeft hij op het land. Daar gaat hij op zoek naar insecten en andere ongewervelden. Bruine kikkers zijn graag geziene gasten in de natuurvriendelijke tuin.

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 119

ontstaan als bijproduct bij de verbranding van chloorhoudende materialen. PVC bijvoorbeeld zit vol chloor, dus bij verbranding komen veel dioxines vrij. Maar zelfs wie hout verbrandt, blaast dioxines de lucht in. Dioxines komen op de bodem terecht en via de voedselketen in ons lichaam. Ze stapelen zich op in onze lichaamsvetten en de dosis stijgt naarmate we ouder worden. Recente meetresultaten (voorjaar 2003) toonden dat de dioxinedepositie in Vlaanderen afneemt. Niet alleen de industrie heeft schuld aan de dioxine-uitstoot. Particulieren dragen flink wat bij tot de dioxine-uitstoot, door illegale vuurtjes (25 % van de dioxine-uitstoot in Vlaanderen!) of verkeerd gebruik van houtkachel en open haard (15 %). Overexploitatie Overexploitatie (overbejaging, -bevissing, -verzamelen) van een soort of een populatie kan leiden tot het verdwijnen ervan. Vele van 's werelds natuurlijke rijkdommen worden door de mens sneller verbruikt dan ze zich op natuurlijke wijze kunnen herstellen. Commerciële vissoorten zoals Kabeljauw worden overbevist. Andere soorten zoals dolfijnen en zeeschildpadden sterven vaak ongewild in kilometerslange drijfnetten. Mensen kopen wilde dieren en planten of derivaten ervan om ze te gebruiken als huisdier, als rariteit, als extravagant voedsel of als decoratief voorwerp. De mens doet een te groot beroep op natuurlijke hulpbronnen. Alle planten- en diersoorten hebben tijd nodig om zich te vermenigvuldigen. Als we sneller kappen dan het bos zich kan herstellen, zal er op de duur niets van de flora en fauna in dat bos overblijven. Klimaatverandering Het klimaat is de sleutelfactor in het bestaan van alle organismen, natuurlijke ecosystemen, landbouwsystemen, waterhuishouding én zeestromingen. Wereldwijde klimaat-veranderingen zullen het leefmilieu op vele plaatsen veranderen. Voor zijn energiebehoeften verbruikt de mens meer en meer fossiele brandstoffen, zoals olie en kolen. Op die manier wordt meer en meer koolstofdioxide in de atmosfeer gejaagd. Koolstofdioxide (of CO2) in de atmosfeer werkt als een broeikas. Het laat zonlicht en warmte binnen, maar laat 's nachts de warmte niet meer buiten. Andere gassen, zoals methaan en stikstofoxide, die ook door de mens in de atmosfeer worden gejaagd, dragen bij tot de globale opwarming. Als gevolg hiervan stijgt de gemiddelde jaarlijkse temperatuur op aarde. Veranderingen in het klimaat zullen de ecosystemen waarin de mens en vele andere soorten leven, wijzigen. Soorten en populaties zullen zich moeten aanpassen aan de veranderende omstandigheden of andere, geschiktere gebieden moeten veroveren. Zoniet zullen ze onvermijdelijk uitsterven. Andere soorten, zoals ziekteverwekkers, onkruiden en ongedierte zullen bloeien en hun actieterrein uitbreiden. Veel soorten zullen zich naar het noorden verspreiden; ze volgen de opschuivende klimaatgordels. Dit is in de eerste plaats te merken bij insecten. Die zijn niet alleen heel gevoelig voor de veranderende temperatuur, ze zijn ook heel mobiel. Ze volgen dus sneller de

bodem: p. 87 voedselketen: p. 91

planten: p. 3 dieren: p. 25

bos: p. 61

klimaat: p. 87

insecten: p. 45

120 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

MAAR… NIET ALLEEN DE LEVENDE NATUUR MOET BESCHERMD WORDEN. OOK HET LEEFGEBIED (MILIEU) VAN PLANTEN EN DIEREN IS BELANGRIJK. DAAROM DRAAGT EEN ÉCHTE NATUURVRIEND OOK ZORG VOOR HET MILIEU !!!

Meewerken aan een rationeel watergebruik:

• Wees zuinig met water: spaardouchekop; spaarzaam toilet; koop een wasmachine met A-label,…

• Gebruik hemelwater waar het kan (vb. toilet, wasmachine, tuin,…).

• Vervuil het water minder: gebruik ecologische poetsproducten; ecologische verf; verfafval niet in riool gieten…

Vervuil zo min mogelijk:

• Zorg ervoor zo weinig mogelijk afval in huis te halen door onverpakte goederen en retourflessen te kiezen.

• Breng herbruikbare goederen zoals oude meubels, ijskast,… terug naar de kringwinkel.

• Composteer je afval.

• Sorteer afval dat je niet kunt vermijden. Laat het door de gemeente ophalen of ga ermee naar het containerpark.

• Voor voertuigwrakken, autobanden en electro-apparaten geldt een aanvaardingsplicht; die kun je zo weer naar het verkooppunt terugbrengen.

• Neem wat vaker de fiets of ga te voet.

Zorgen voor een duurzaam energieverbruik:

• Gebruik zo vaak mogelijk alternatieve transport-middelen (fiets, trein, carpooling,…).

• Spring zuinig om met verwarming: zet ze laag wanneer je er niet bent; schakel ze uit wanneer je het huis verlucht; verwarm niet voortdurend het hele huis.

• Vervang oude mazoutketels door milieuvriendelijkere verwarmingstoestellen.

• Wees zuinig met elektriciteit: gebruik vaatwas-, droog-en wasmachines slechts wanneer ze goed vol zitten; schakel lichten, tv en computer uit wanneer je de kamer verlaat; beperk het aantal toestellen in ‘stand-by’ modus.

• Koop toestellen met A-label (er bestaat ook een A+ en een A++ label).

• Verlicht met spaarlampen.

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 121

opschuivende klimaatgordels dan andere organismen. Door onderzoekers van het Instituut voor Natuurbehoud werd vastgesteld dat acht zuidelijke libellensoorten steeds frequenter voorkomen in ons land (op een totaal van 68 libellensoorten). Andere libellensoorten gaan erop achteruit. Zo wordt de Speerwaterjuffer in de Kempen en de Hoge Venen buitenspel gezet. Niet alle organismen zijn even mobiel als libellen. Bomen bijvoorbeeld hebben een zekere tijd nodig om mee te verhuizen met de opschuivende klimaatgordels. Op het einde van de laatste ijstijd hadden de bomen duizenden jaren tijd om die verhuis te ondergaan. Vandaag lijkt de opwarming van de aarde sneller te gaan dan ooit. Nu zouden ze in 100 jaar tijd even ver moeten opschuiven als destijds in duizend jaar. Zullen ze daarbij tegengehouden worden door menselijke barrières, of zal de mens ze –bewust of onbewust– een handje helpen? Momenteel begint de impact op het klimaat langzaam zichtbaar te worden. De voorbije eeuw was de warmste eeuw van het millennium, 1998 het warmste jaar. Volgens ramingen zal de temperatuur op aarde in het jaar 2100 met 1 tot 4,5 °C zijn gestegen ten opzichte van 1990, als de huidige trends zich voortzetten. Dat betekent dat de gemiddelde temperatuur dan veel sneller gestegen zal zijn dan de afgelopen tienduizend jaar. De gevolgen van deze veranderingen zijn ingrijpend. Een kleine stijging kan immers leiden tot een verschuiving van de klimaatgordels. Maar ze kan ook een zeer belangrijke invloed hebben op de frequentie en de ernst van extreme fenomenen, zoals hittegolven, langdurige droogtes, overstromingen, stormen en verhoogde neerslag. Door de hogere temperaturen zullen ziekten zoals malaria en gele koorts zich over een groter deel van de wereld verspreiden. Buien zullen vaak én in veel kortere tijd én in een veel kleiner gebied vallen. Op andere momenten blijft het juist lang droog. De klimaatsverandering zal ook gevolgen hebben op de natuurlijke processen: planten komen eerder in bloei, boomsoorten zullen meer of net minder zaden kunnen maken door de warmte, vogels kunnen niet volgen op veranderingen van ecologische processen (zie verder). Er zijn al verschillende voorbeelden van verandering van natuurlijke patronen als gevolg van veranderingen in temperatuur en neerslag. Noord-Spaanse vlinders vliegen elf dagen eerder dan in 1952. New-Yorkse kikkers beginnen tien dagen eerder te roepen dan aan het begin van de 20e eeuw. Bosplanten komen een maand vroeger in bloei dan op het einde van de Tweede Wereldoorlog. Veel planten hebben hun groeiseizoen met drie weken verlengd. De invloed van klimaatveranderingen zal sterk verschillen van streek tot streek. Het gebied rond de Middellandse Zee krijgt te kampen met verregaande verwoestijning, waterschaarste en bosbranden. Noord-Europa krijgt volgens voorspellingen te maken met meer warme en vooral natte winters. De wetenschappers voorspellen dat 50 tot 90 % van de gletsjers in de Alpen gesmolten zal zijn tegen het eind van deze eeuw. Onze noorderburen zullen zich moeten voorbereiden op regelmatig terugkerende overstromingen. Ecosystemen die zich niet aan de snelheid van de klimaat-verandering kunnen aanpassen, kunnen verdwijnen of veranderen.

klimaat: p. 87

planten: p. 3 vogels: p. 35

ecosysteem: p. 87

122 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

WAT KUN JE ZELF DOEN OM HET BROEIKASEFFECT TEGEN TE GAAN?

Ook wij kunnen een steentje bijdragen om het versterkte broeikaseffect terug te dringen. De huishoudens verbruiken immers ongeveer 30 % van de totale energie in België. En we grijpen maar al te vaak naar de wagen, wat de uitstoot van CO2 -letterlijk- de hoogte in drijft. Hier volgen enkele tips: • Denk aan een goede isolatie van je woning. • Als je nieuwe huishoudtoestellen koopt, schaf dan een toestel met een A-label of beter nog

A+ of nog zuiniger A++ aan. • Gebruik zoveel mogelijk spaarlampen. • Doe onnodig brandende lampen uit. • Zet de verwarming flink lager (16°C) als je de deur uitgaat. • Laat toestellen zoals tv, video of computer niet in stand-by staan. • Laat de vaatwas- en wasmachine slechts draaien wanneer ze vol zijn. • Maak vaker gebruik van fiets, openbaar vervoer of ga te voet. Als je de auto toch nodig hebt,

bedenk dan eerst of carpoolen mogelijk is. • Zorg voor een zuinige rijstijl (rustig rijden, niet te hard optrekken en weinig remmen) en een

goed onderhoud van motor en banden. • Neem het woord ‘allesbrander’ niet letterlijk: wanneer je plastic of rubber verbrandt in je

kachel, stuur je niet alleen CO2 maar ook heel wat giftige gassen, waaronder dioxines, de lucht in.

• Koop geen producten waarvoor een groot stuk kostbare natuur verwoest is, bijvoorbeeld hout afkomstig uit tropische regenwouden. Gebruik in plaats hiervan FSC-gelabeld hout. Dit is hout afkomstig uit bossen die op een duurzame manier beheerd worden.

• Je kunt van je tuin een mininatuurgebiedje maken waar planten en dieren een tijdelijk onderkomen vinden bij hun verplaatsing van het ene leefgebied naar het andere. Je tuin kan ook een laatste toevluchtsoord vormen als er in de verre omgeving geen natuurgebieden meer zijn (vb. stadstuin), Daar kunnen deze organismen overleven tot de natuur in de buurt weer ruimte krijgt om zich te herstellen.

• Werk niet mee aan de invoer van exoten, zet zelf inheemse planten in je tuin. • Koop geen dieren die hier niet thuishoren, en als je er toch hebt, laat ze zeker niet los in

de vrije natuur. Breng ze naar een opvangcentrum. • Breng geen souvenirs van plantaardige of dierlijke oorsprong mee van vakantie.

WAT KUN JE ZELF DOEN OM DE BIODIVERSITEIT ELDERS EN IN JE EIGEN BUURT TE BESCHERMEN?

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 123

De uitstoot van broeikasgassen per hoofd van de bevolking behoort in Vlaanderen tot de hoogste ter wereld. De belangrijkste vervuilers (van broeikasgassen) onder ons zijn de industrie, de energiesector, de huishoudens, het verkeer en de landbouw. Het blijft een uitdaging om aan de Kyotonormen te voldoen. Tussen 2008 en 2012 moet België de uitstoot van CO2 met 7,5 % verminderen ten opzichte van 1990. Onderzoek heeft uitgewezen dat de huidige Europese maatregelen in het beste geval een reductie van 1,4 % in de hand kunnen werken. De 10 belangrijkste oorzaken van het broeikaseffect in Vlaanderen:

• industrie: 22 % • elektriciteitscentrales: 22 % • gebouwenverwarming: 19 % • wegverkeer: 15 % • veeteelt: 7 % • raffinaderijen: 5 % • salpeterzuurproductie: 4 % • natuur & landbouw: 3 % • storten van afval: 2 % • gasdistributie: 1 %

Zoals eerder gezegd zullen natuurlijke processen hinder ondervinden van de opwarming van de aarde. Een van deze natuurlijke processen zijn ecologische relaties. Weersomstandigheden, met name temperatuur en neerslag, beïnvloeden de jaarlijks terugkerende verschijnselen zoals het uitkomen van bladeren en bloemen en het geboren worden van dieren. Een structureel veranderend klimaat kan het natuurlijke patroon van groei en bloei veranderen. Het meest opmerkelijke voorbeeld is terug te vinden in de mistiming van de Koolmees. Doorheen de evolutie is een goed op elkaar afgestemd voedselweb ontstaan. Daarbij eten jonge koolmezen de grote rupsen van de Wintervlinder, die op hun beurt de jonge bladeren van de Zomereik als voedsel hebben. Het tijdstip van uitlopen van de bladeren van Zomereik, het uitkomen van de rupsen van Wintervlinder en het uitkomen van de eieren van Koolmees, wordt geregeld op drie verschillende manieren. Deze drie manieren hadden dertig jaar geleden als resultaat dat zowel de rupsen als de jongen van de Koolmees uitkwamen op het moment dat het meeste voedsel voorhanden was. Het tijdstip van uitlopen van de bladeren van Zomereik is afhankelijk van de temperatuur. Om te weten wanneer ze uit het ei moeten komen, dus wanneer er jonge zomereikenbladeren aanwezig zijn, hebben de rupsen van de Wintervlinder een rekenregel ‘ingeprogrammeerd’. Deze ‘rekenregel’ is gebaseerd op de temperatuur en het aantal vorstdagen. Om te bepalen wanneer de Koolmees haar eieren legt, vertrouwt ze op signalen uit haar omgeving (zoals daglengte en temperatuur). Bij Wintervlinder en Koolmees blijken hun ‘rekenregels’ nu niet meer te kloppen. Daarom hebben de dieren last van ‘mistiming’. Hun ontwikkeling loopt niet meer synchroon met die van de rest van de voedselketen. En het belangrijkste: niet meer synchroon met hun voedsel. De laatste jaren komen de bladeren van Zomereik tien dagen eerder uit dan dertig jaar geleden.

klimaat: p. 87

voedselweb: p. 91

voedselketen: p. 91

124 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

WAT KAN JE ZELF DOEN?

Je kunt je aansluiten bij een natuurvereniging en meehelpen bij het beheer van natuurgebieden.

Wie meer wil leren over de natuur kan bij het CVN de cursus Natuurgids volgen. Deze cursus omvat 30 lessen en 2 stage-opdrachten. Je leert er veel bij over de natuur en je leert bovendien je liefde voor de natuur aan anderen over te brengen.

CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 125

De rupsen komen door hun ‘rekenregel’ nu wel veertien dagen eerder uit dan de bladeren van Zomereik. Dit heeft als gevolg dat veel rupsen sterven door voedseltekort. De periode dat er veel rupsen aanwezig zijn (rupsenpiek) is hierdoor ook met negen dagen vervroegd. De eieren van Koolmees daarentegen komen nog steeds op hetzelfde moment uit als dertig jaar geleden. Dit komt omdat er een periode van vijfendertig dagen is tussen het leggen van het eerste ei en het moment dat de vogel negen tot twaalf hongerige jongen moet voeden. De temperatuur in het vroege voorjaar (en dus de signalen voor het leggen van de eieren) is niet veranderd, maar de temperaturen later in het seizoen wel. Met als gevolg dat de jongen uit het ei komen als de rupsenpiek bijna voorbij is. Er zijn nog andere voorbeelden van ‘mistiming’: Bonte vliegenvanger overwintert ten zuiden van de Sahara en heeft geen weet van de vervroegde voorjaar hier bij ons. Als de vrouwtjes op het gebruikelijke moment aankomen, moeten ze hals over kop broeden. Daardoor heeft het vrouwtje haast geen tijd om goed aan te sterken na de lange vlucht. Deze voorbeelden geven aan wat er ons te wachten staat als het klimaat zal veranderen. Wat er precies zal gebeuren weten we niet zeker, maar willen we het wel afwachten? 5.6 SAMENGEVAT Samengevat kunnen we stellen dat er verschillende manieren zijn waarop de mens de biodiversiteit verstoort:

• we oogsten teveel • we vernietigen leefomgeving • we zorgen voor eilandvorming • we voeren vreemde soorten in • we vervuilen het milieu.

Deze vijf factoren zorgen ervoor dat de natuur verandert. Verandering op zich is niet erg. Precies door die continue verandering, door wat we in de biologie ‘evolutie’ noemen, is de biodiversiteit van vandaag ontstaan. Maar tot nu toe gebeurde verandering altijd heel geleidelijk. Nu gaan de veranderingen sneller dan ooit! Op wereldvlak worden grote inspanningen gedaan om de biodiversiteit op aarde te beschermen. Zo was er in 1992 de milieutop in Rio de Janeiro, ook wel bekend als ‘The Earth Summit’ en officieel als the United Nations Conference on Environment and Development (UNCED). Het was de grootste milieuconferentie ooit gehouden. Tijdens deze conferentie werd een groot werkprogramma voor duurzame ontwikkeling, Agenda 21, aangenomen en werden drie grote verdragen opgesteld: het biodiversiteitsverdrag, het klimaatverdrag en het verdrag tegen verwoestijning. De Conventie over de Biologische Diversiteit is een internationale overeenkomst op vrijwillige basis. Ze zet de ondertekenende partners ertoe aan maatregelen te nemen die enerzijds de biodiversiteit bewaren en duurzaam gebruiken, en anderzijds verzekeren dat de voordelen van het gebruik van genetische rijkdommen rechtvaardig en evenredig verdeeld worden.

vogeltrek: p. 157

klimaat: p. 87

natuur: p. 81

126 - CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit

TOT SLOT Er zijn nog veel meer dingen die we kunnen doen om de biodiversiteit te beschermen. De kleine keuzen die ieder van ons elke dag maakt, hebben opgeteld een grote impact. Door deze keuzen te laten inspireren door duurzaamheid, namelijk het voorzien in onze huidige behoeften zonder die van de volgende generaties in het gedrang te brengen, kunnen we het voortbestaan van de biodiversiteit voor onze kinderen, kleinkinderen en voor onszelf verzekeren. Het leuke aan deze kleine keuzes is daarenboven dat ze niet alleen een ecologische meerwaarde bieden, maar vaak ook heel wat euro’s besparen. Beter sorteren, een verminderd water- en energieverbruik, biologisch tuinieren zonder pesticiden, een gezonde wandeling in de plaats van een autorit,… Dit zijn maar enkele voorbeelden waarbij ecologie, gezinseconomie en welzijn hand-in-hand gaan. Andere belangrijke keuzes situeren zich binnen ons consumptiegedrag, reispatroon, bouw- of verbouwgedrag, natuurbeleving, … Elk van ons kan het verlies van de biodiversiteit tegengaan door oorspronkelijke variëteiten en inheemse soorten in de tuin aan te planten met de bedoeling de soortenvariëteit te bewaren, door het gebruik van insecten- en onkruidverdelgers te beperken, door gevarieerde voeding te kopen om de landbouwers aan te zetten hun producten te variëren, door natuurparken en reservaten te bezoeken om beter te kunnen begrijpen wat biodiversiteit is, door je omgeving voor de problematiek van biodiversiteit te sensibiliseren,… Wens je meer informatie over dingen die je thuis kunt doen om de biodiversiteit te beschermen, richt je dan tot onderstaande organisaties en overheden. Ze geven handige brochures uit die je kunt aanvragen of rechtstreeks downloaden van het internet. De onderwerpen gaan van composteren in vaten en bakken, de ecologische siertuin, ideeën voor energiebewust en veilig rijden, ideeën voor energiezuinig bouwen en verbouwen, extensieve groendaken, kleinschalige waterzuivering door plantensystemen tot warmtepompen en zonneboilers. Je kunt ook informatie krijgen en folders bestellen bij de Vlaamse infolijn: 0800/3.02.01. Websites en telefoonnummers: http://www.cedubo.be : Centrum Duurzaam Bouwen vzw, 011/51.70.51. http://www.dialoog.be : Vormingscentrum Dialoog vzw, 016/23.26.49. http://www.energiesparen.be : 025/53.46.00. http://www.ode.be : Organisatie voor Duurzame Energie vzw, 016/23.52.51. http://www.ovam.be : Openbare Afvalstoffen Maatschappij voor het Vlaamse Gewest, 015/28.42.84. http://www.velt.be : Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze, 03/281.74.75 http://www.vibe.be : Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch Bouwen en Wonen, 03/239.74.23. http://www.vlaco.be : Vlaamse compostorganisatie vzw, 015/45.13.74.

CVN - Centrum Voor Natuur- en Milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 127

188 landen waaronder de 25 Europese landen hebben deze Conventie ondertekend (slechts weinig landen, waaronder de Verenigde Staten hebben de Conventie nog niet bekrachtigd). Tussen de beslissingen die in het kader van de Conventie genomen werden, valt onder andere het strategisch plan op (in 2002 in Den Haag opgenomen) dat een ‘gevoelige vermindering van het verlies aan biodiversiteit tegen 2010’ voorziet. Dit doel werd aanvaard door de wereldleiders tijdens de Wereldtop Duurzame Ontwikkeling die in 2002 georganiseerd werd in Johannesburg, Zuid-Afrika. De Europese Unie gaat nog verder. Ze heeft zich ertoe verbonden ‘tegen 2010 de afname van de biodiversiteit in Europa een halt toe te roepen’ (zesde communautaire actieprogramma voor het milieu). Ook ons land heeft het belang van de biodiversiteit voor de duurzame ontwikkeling erkend. Het regeringsakkoord beschouwt de biodiversiteit als één van de huidige politieke prioriteiten. Voor de komende jaren heeft België er zich onder andere toe verbonden de illegale import van hout te verminderen en invasieve exotische soorten te bestrijden.