Een onbezorgde oude dag?

188
O O O O O O n n n n n n n d d d e e e r r r z z o e k k n n n n a a r r d d e e g g e e v o l gen van d e d ecentra l isatie van d d d d e e e e e e e e e e z z z o o o o o o o o r r r r r r r r r g g g g g g g v o o r h h h h h h h e e e e e e e e t t t t t t l l l a a n g g e r r zel f standig wonen van ouderen. ONBEZORGDE OUDE DAG? EEN Ad van Zijl

Transcript of Een onbezorgde oude dag?

Page 1: Een onbezorgde oude dag?

OOOOOOnnnnnnndddeeerrrzzoekk nnnnaarr ddee ggeevolgen van de decentralisatie vanddddeeeeeeeeee zzzoooooooorrrrrrrrrggggggg voor hhhhhhheeeeeeeetttttt lllaanggerr zelfstandig wonen van ouderen.

ONBEZORGDE OUDE DAG?E

EN

2016 Ad van Zijl © Ad van Zijl

EEN O

NBEZO

RGD

E OU

DE D

AG? Onderzoek naar de gevolgen van de decentralisatie van de zorg voor het langer zelfstandig w

onen van ouderen.

Page 2: Een onbezorgde oude dag?

2..................

Page 3: Een onbezorgde oude dag?

EEN ONBEZORGDE OUDE DAG?Onderzoek naar de gevolgen van de decentralisatie van de zorg voor het langer zelfstandig wonen van ouderen.

Opdrachtgever:Raad van Commissarissen Woonstichting SSW

Auteur:Ad van Zijl

Uitgave: Bilthoven, 28 januari 2016

Drukwerk:Repro Utrecht

Fotografi e:Kees Bennema Photo

Opmaak en Vormgeving:Sander Wuis

Woonstichting SSWWaterman 45

3721 WE [email protected]

©Ad van Zijl3

..................

Page 4: Een onbezorgde oude dag?

INHOUDSOPGAVE

1 ONDERZOEK RELEVANTIE EN LEESWIJZER 9

2 100 JAAR: EEN OVERPEINZING 15

3 VOORBESCHOUWING 17

4 PLAN VAN AANPAK ONDERZOEKSOPDRACHT 21

4.1 Opdrachtgever4.2 Omschrijving onderzoeksvraag4.3 Toelichting op de onderzoeksvraag4.4 Doel4.5 Relatie met overige beleidsmatige kaders4.6 Methoden / Werkwijze en Fasering van het onderzoek

5 LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN IN BEELD 25

5.1 Demografi e, Vergrijzing en Prognose5.2 Dubbele vergrijzing5.3 Oorzaken en maatschappelijke gevolgen van de vergrijzing 5.4 Financiële (on)houdbaarheid van het zorgsysteem5.5 Achtergronden Hervormingsagenda en Decentralisatie5.5.1 Betere kwaliteit van ondersteuning en zorg5.5.2 Meer voor elkaar zorgen5.5.3 Financiële houdbaarheid van de (langdurige) zorg

6 DE SPELERS IN DECENTRALISATIELAND: 31 KENMERKEN, ROLLEN EN TAKEN

6.1 Rijksoverheid6.2 Gemeenten6.3 Zorginstellingen / Zorgaanbieders6.4 Woningcorporaties6.5 Zorgverzekeraars6.6 Zorgkantoor6.7 Wie wat Waar?Schematisch overzicht Zorg Diensten en Voorzieningen

7 BEGRIPPEN EN TAAL IN DECENTRALISATIELAND 39

7.1 Inleiding7.2 Scheiden van Wonen en Zorg7.3 Langer Zelfstandig Wonen7.4 De Participatie Samenleving7.5 Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)

4..................

Page 5: Een onbezorgde oude dag?

7.6 Het Keukentafelgesprek / Breedte gesprek7.7 Thuiszorg of Thuishulp7.8.1 Thuiszorg: Persoonlijke verzorging of verpleegkundige zorg7.8.2 Thuishulp: Hulp in het huishouden

8 KNELPUNTEN NA INVOERING DECENTRALISATIE 47 VAN DE ZORG

8.1 Inleiding8.2 Zenden en ontvangen8.3 Decentralisatie of Recentralisatie?8.4 Lage zorgindicatie geeft geen toegang meer tot intramuraal verblijf8.5 WMO uitvoering in iedere gemeente anders: Rechtsongelijkheid?8.6 Penny wise and pound foolish8.7 Afwentelgedrag gemeenten?8.8 Persoon gebonden Budget (PGB)8.9 Communicatie te rooskleurig8.10 Overbelasting Mantelzorgers8.11 Werkgelegenheid: Ontslagen Thuishulp8.12 Tot Slot

9 DE REGIONALE- EN LOKALE WONINGMARKT IN BEELD 59

9.1 Kenmerken en knelpunten van de regionale woningmarkt9.2 Kenmerken en knelpunten van de lokale woningmarkt9.3 Demografi sche ontwikkelingen in regionaal perspectief9.4 Demografi sche ontwikkelingen in lokaal perspectief9.5 Eff ecten decentralisatie en demografi e op intramurale- en extramurale capaciteit

10 WONEN, ZORG EN WELZIJN IN DE GEMEENTE DE BILT 67

10.1 Inleiding en Achtergronden

11 WOONSTICHTING SSW 69 MAATSCHAPPELIJK ONDERNEMER EN MAATSCHAPPELIJK ONDERNEMEND

11.1 Mission statement11.2 De organisatie11.3 Kwantiteit en kwaliteit van de woningvoorraad11.4 Inkomenspositie huurders SSW11.5 Woningtekort en opgave nieuwbouw voor de toekomst11.6 Wat heeft SSW gedaan om langer zelfstandig wonen van ouderen mogelijk te maken?:11.6.1 Nieuwbouw, Renovatie en Individuele Woningaanpassingen 11.6.2 Klantenpanel woonwensen ouderen11.6.3 Programma Bevordering Doorstroming Senioren11.7 Relatie met Wetten en andere Beleidsvelden:

5..................

Page 6: Een onbezorgde oude dag?

11.7.1 De nieuwe Woningwet11.7.2 Toekomstvisie SSW11.7.3 Woonvisie en Prestatieafspraken11.7.4 Regionale Huisvestingsverordening11.7.5 Uitkomsten Visitatie onderzoek

12 GEMEENTE DE BILT 83 EINDVERANTWOORDELIJKE VOOR HET DECENTRALISATIEBELEID

12.1 Inleiding12.2 Het Collegeprogramma 2014 – 201812.3 Woonvisie en Prestatieafspraken12.4 De Regionale Huisvestingsverordening12.5 Stichting MENS:12.5.1 Inleiding12.5.2 Voorgeschiedenis12.5.3 Beperkte uitrol als experiment12.5.4 Evaluatie12.5.5 Transitie maatschappelijke ondersteuning: MENS op Maat12.6 Vrijwilligersraad12.7 WMO-Adviesraad12.8 Ouderenraad De Bilt12.9 Politieke discussies, Knelpunten en Ander Ongemak:12.9.1 Beperking van de huishoudelijke hulp 12.9.2 Regie en Toegang tot de WMO12.9.3 De Kwaliteit van het keukentafelgesprek12.9.4 Kwetsbare klant ook zichtbaar?12.9.5 Vrijwilligerswerk en Mantelzorg: Risico van overbelasting?12.9.6 Terugkeer en Inzet van de Wijkverpleegkundige12.9.7 Gemeentelijke bezuiniging van 7%12.9.8 Dichterbij de burger?

13 DE ZORGINSTELLINGEN 101

13.1 Inleiding13.2 Voorsorteren op andere bestemmingen: Initiatieven om leegstand creatief aan te pakken13.3 De lokale zorginstellingen:13.3.1 Stichting De Bilthuysen13.3.2 Cordaan Thuiszorg13.3.3 Waranda Wooncentrum Schutsmantel13.3.4 D’ Amandelboom13.3.5 Vitras13.3.6 Onderlinge samenwerking

6..................

Page 7: Een onbezorgde oude dag?

14 PRESENTATIE RESULTATEN ONDERZOEK ONDER OUDERE 107 HUURDERS VAN WOONSTICHTING SSW

OVER HET ONDERZOEK

14.1 Aanleiding onderzoek14.2 Onderzoeksmethode14.3 Respons en betrouwbaarheid14.4 Samenvatting, Analyse en Duiding van de meest opvallende Onderzoeksresultaten

15 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 115

Aanbevelingen voor Beleid15.1 Venster 1: Informatie, Communicatie, Centrale Portal en Inzet Sociale Media15.2 Venster 2: Intensiveren en Optimaliseren bestaand beleid en programma’s15.3 Venster 3: Duurzame ketensamenwerking en actieve rol in het sociale domein15.4 Venster 4: Veranderopgaven bestaande woningvoorraad15.5 Venster 5: Nieuwe woonvormen voor ouderen15.6 Venster 6: Investeren in Organisatiekracht

16 NABESCHOUWING 141

17 DANKWOORD 145

18 GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR 149

BIJLAGE 1 BEGELEIDENDE BRIEF ENQUETE ONDER HUURDERS VAN SSW

BIJLAGE 2: INTEGRALE RESULTATEN ENQUETE ONDER HUURDERS VAN SSW

7..................

Page 8: Een onbezorgde oude dag?

8..................

Page 9: Een onbezorgde oude dag?

1 ONDERZOEK RELEVANTIE EN LEESWIJZER

Beste Lezer, Lezeres,

Voor u liggen de resultaten van het onderzoek naar de gevol-gen van de decentralisatie van de zorg voor het langer zelf-standig wonen van ouderen. Het onderzoek heeft als hoofdti-tel “Een onbezorgde oude dag?”.

Een onderzoek waar ik met veel plezier aan heb gewerkt. Juist de combinatie van wonen, zorg en welzijn en de dynamiek hiertussen maakt dit tot een interessant onderzoeksterrein. Belangrijke thema’s die daarbij spelen zijn de demografi sche ontwikkelingen, het beheersen van de zorguitgaven, de her-vormingsagenda van het kabinet, de uitrol van de participatie samenleving, de grotere eigen verantwoordelijkheid van de burger en de decentralisatie van taken vanuit het rijk naar de gemeenten. Veel organisaties, instellingen en burgers hebben te maken met deze veranderingen en de invloed op de wereld van het wonen, zorg en welzijn is groot. Daarmee is het onderwerp ac-tueel en maatschappelijk uiterst relevant.

De onderzoeksresultaten zijn daarom bestemd voor een breed publiek. Natuurlijk de professionals die werkzaam zijn bij gemeenten, woningcorporaties, zorginstellingen, welzijns-organisaties, provincies, adviesorganen, ouderenbonden, huurdersorganisaties, mantelzorgers, etc. En natuurlijk voor al die burgers die al te maken hebben of te maken krijgen met de gevolgen van de decentralisatie van de zorg en de hervor-mingen.

Decentralisatie en hervormingen betekenen zowel voor de professional als voor de burger een cultuuromslag. Binnen het systeem van de verzorgingsstaat hebben beiden altijd geleerd om een beroep te doen op de overheid of hulpverlenende instanties.In de participatie samenleving ligt de focus daarentegen meer op zelfredzaamheid, eigen kracht en eigen regie over het le-ven. Collectieve fi nanciering via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) heeft plaats gemaakt voor een meer in-dividueel profi jtbeginsel. Mensen worden geacht (afhankelijk van inkomen en vermogen) zelf een deel van de afgenomen voorziening of dienst te betalen.

En er wordt meer eigen verantwoordelijkheid verwacht. Men-sen zullen daarbij nog moeten wennen aan het idee dat als je ouder wordt je op tijd moet gaan nadenken over bijvoorbeeld woningaanpassingen of verhuizen naar een geschikte woning. Dat wennen geldt ook voor het verdwijnen van het automatis-me dat voor iedereen en altijd,alle voorzieningen beschikbaar zijn. De ‘verantwoordelijkheidsladder’ is wat dat betreft nu anders geworden (nadruk op zelfregie, in kaart brengen welke behoefte er is en wat echt nodig is, in plaats van te pamperen).1

Wonen en zorg zijn (met name fi nancieel) gescheiden en de toegang tot het verzorgingshuis is voor mensen met een lichte zorgzwaarte (voorlopig ZZP 1 t/m 3) afgesloten. Die mensen zullen thuis moeten blijven wonen. Het langer zelfstandig thuis wonen in de eigen vertrouwde omgeving bestond weliswaar al langer als autonome maat-schappelijke ontwikkeling, maar is sinds begin 2015 tot offi ci-eel beleid verheven.Om langer zelfstandig thuis wonen mogelijk te maken is orga-nisatiekracht nodig.2 Die organisatiekracht tussen de verschil-lende domeinen is noodzakelijk om levensloopgeschikte woningen en wijken te realiseren met een geïntegreerd en sa-menhangend pakket aan zorg, ondersteuning en welzijn.

Het is mij tijdens het onderzoek opgevallen, dat de kennis over het (brede) terrein van wonen, zorg en welzijn in zijn al-gemeenheid en in het bijzonder over ouderenhuisvesting en ouderenzorg (waar dit onderzoek over gaat) nogal gefragmen-teerd is. Natuurlijk, het speelveld is complex, er zijn veel partijen bij betrokken, en er bestaat veel regelgeving. Bovendien zijn de hervormingen onderwerp van een stevig maatschappelijk en politiek debat (bijvoorbeeld over de invloed van bezuinigin-gen op de kwaliteit van de zorg)Kennis is zeker aanwezig in de eigen woon-, zorg- en welzijns-organisaties, maar de kennis over elkaars dagelijkse beroeps-praktijk en over elkaars werkterrein is helaas beperkt en ver-snipperd. Dit terwijl die gezamenlijke kennis van en over elkaar hard nodig is om te kunnen samenwerken aan het uitgangs-punt van de ‘ongedeelde klant’.

1: De Wet Maatschappelijke Ondersteuning legt een sterke nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van mensen bij het oplossen van problemen, eventueel met behulp van hun sociale netwerk. Pas wanneer zij daar niet toe in staat zijn kan een beroep worden gedaan op publieke voorzieningen: van algemeen via collectief naar individueel; de zgn. verantwoordelijkheidslad-der.2: Voor een verdere beschrijving van het begrip organisatiekracht wordt ver-wezen naar hoofdstuk 15 / venster 3.

9..................

Page 10: Een onbezorgde oude dag?

Samenwerking tussen betrokken partijen en het versterken van elkaars ambities is een deel van ieders kerntaak, maar is daarmee ook gelijktijdig een gezamenlijke opgave. Dat kan na-tuurlijk alleen gestalte krijgen als die bereidheid tot samenwer-king ook daadwerkelijk aanwezig is.Voorkom dan in een dergelijke situatie zoveel mogelijk sec-torale prestaties; woon-, hulp- en zorgvragen beperken zich veelal niet tot één domein. Om die doelstelling te bereiken heb je elkaar nodig én er is enorm veel kennis aanwezig als je elkaar opzoekt.

De toegevoegde waarde van dit onderzoek is, dat het juist de werelden van wonen, zorg en welzijn in hun onderlinge sa-menhang behandelt. Zowel op landelijk-, regionaal- en lokaal niveau.

Ook voor mij is het onderzoek een ontdekkingsreis geworden naar bekende en minder bekende gebieden en werkterreinen. Bij die ontdekkingstocht heb ik door verschillende brillen geke-ken: sociologisch, politicologisch, historisch, en demografi sch. Vanuit de optiek van SSW heb ik daarbij de vraag gesteld wat dit allemaal betekent. Met welke veranderopgaven ten aan-zien van vastgoed, samenwerking en rol in het sociale domein wordt SSW geconfronteerd?

Ik heb er voor gekozen om het onderzoek globaal in twee delen te splitsen. Wat verder weg van huis een algemeen lan-delijke context over de achtergronden van de hervormingsa-genda, de decentralisatie, de participatie samenleving en de demografi sche vooruitzichten. Daarna dichter bij huis met uitgebreid aandacht voor de lokale situatie. De enquête onder 2800 huurders van SSW van 50 jaar en ouder maakt hier on-derdeel van uit.

De belangstelling onder huurders van SSW om aan de en-quête deel te nemen bleek boven verwachting groot te zijn. 963 huurders (34.4%) hebben uiteindelijk deelgenomen aan de enquête. De conclusie kan dan ook niet anders zijn dan dat het onderwerp onder de huurders leeft. Het onderwerp is bo-vendien maatschappelijk relevant, omdat het centraal staat in de publieke discussie

Met dit onderzoek wil ik het volgende bereiken:1. Meer onderlinge samenhang en duiding aanbrengen tus-

sen de wereld van het wonen, de zorg en het welzijn. De focus ligt daarbij primair op ouderenhuisvesting en oude-renzorg. Die kennis van elkaar en over elkaars organisaties en werkveld is versnipperd. Door de decentralisaties, en het scheiden van wonen en zorg ontstaat een nieuw krach-tenveld. In het bijzonder in het sociale domein. Dat vraagt om andere kennis en vaardigheden van alle betrokkenen.3

2. Het stimuleren van een betere- en eff ectievere samenwer-king tussen de lokale partners op het terrein van wonen, zorg en welzijn. De mate waarin gezamenlijke organisa-tiekracht kan worden gemobiliseerd is afhankelijk van het vergroten en het delen van kennis over elkaars werkterrein, organisatie en bedrijfscultuur. Het succes hiervan hangt af van de wijze waarop afzonderlijke organisaties gemeen-schappelijke oplossingen bieden. Duurzame samenwer-king waarbij gewerkt wordt aan het verbinden en verkno-pen van de dienstverlening tussen de diverse partners heeft voor iedereen voordelen: het geeft energie, het geeft vertrouwen in het nakomen van wederzijdse afspraken en het leidt daardoor tot betere oplossingen en resultaten.

3. Proactief reageren op demografi sche ontwikkelingen (forse vergrijzing) en hervormingen (decentralisatie) door tijdig de juiste maatregelen te nemen ten aanzien van “stenen en mensen”. Daar hoort zeker ook bij het aandra-gen van bouwstenen voor een goede lokale structuur van samenwerking en dienstverlening.

4. Het uiteindelijk doel is om door middel van kennis, organisatiekracht en samenwerking organisaties te willen verbinden rond het ideaal van de ‘ongedeelde klant’.

De inhoudsopgave toont de rode draad van het onderzoek. Daarbij heb ik uit de grote hoeveelheid literatuur een ‘capita selecta’ (voorzien van een uitgebreide bronvermelding) ge-maakt van de meest interessante (en samenhangende) on-derwerpen binnen het grote geheel: ontwikkelingen, trends, analyses.

Het onderzoek is uitgebreid maar zodanig opgesteld, dat alle hoofdstukken ook afzonderlijk zijn te lezen. Vooral handig als u op zoek bent naar de achtergrond van een bepaald thema.De (snelle) lezer die uitsluitend geïnteresseerd is in de uitkom-sten van het onderzoek kan volstaan met het lezen van de be-leidsaanbevelingen.

3: Zie verder hoofdstuk 15 / venster 6.

10..................

Page 11: Een onbezorgde oude dag?

Als u echter geïnteresseerd bent in de samenhang van het totale verhaal dan zit er echter niets anders op dan het gehele onderzoek te lezen.Voor verdere diepgang verwijs ik graag nog naar de uitgebrei-de lijst van bronnen en literatuur die ik voor het onderzoek heb geraadpleegd.

Om de lezer te faciliteren in het maken van een keuze heb ik een lees-routekaart opgenomen.

Ik wens u veel leesplezier en ik hoop dat de resultaten u van dienst zullen zijn.Ad van Zijl

11..................

Page 12: Een onbezorgde oude dag?

OVERZICHT HOOFDSTUKKEN BEHANDELDE THEMA’S / ONDERWERPENHoofdstukken 1 t/m 4 Onderzoek relevantie en leeswijzer, een overpeinzing, een voorbeschouwing en een

plan van aanpak met betrekking tot de onderzoeksopdracht.Hoofdstuk 5:Landelijke Ontwikkelingen In Beeld

Voor een goed begrip van het complexe veld van wonen, zorg en welzijn is het nood-zakelijk om allereerst de landelijke ontwikkelingen in beeld te brengen en in een con-text te plaatsen.Aan de orde komen onder meer: demografi e, (dubbele) vergrijzing, prognose, de fi nanciële onhoudbaarheid van het zorgsysteem, de daaruit voortvloeiende hervor-mingsagenda van het kabinet, de drie decentralisaties, het langer zelfstandig wonen en het scheiden van wonen en zorg.

Hoofdstuk 6:De Spelers In Decentralisatieland: Ken-merken, Rollen en Taken

Iedere partij binnen het speelveld van wonen, zorg en welzijn heeft zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. Er is een heel scala aan wetgevende bevoegdheden en uitvoe-rende bevoegdheden.Om de verschillende werelden aan elkaar te verbinden is samenspel, samenhang en afstemming nodig. In dit hoofdstuk gaan we nader in op de rollen van de rijksover-heid, gemeenten, zorginstellingen / zorgaanbieders, woningcorporaties, zorgverze-keraars en zorgkantoren.

Hoofdstuk 7:Begrippen En Taal In Decentralisatieland

Ieder domein kent zijn eigen begrippen en taal. Die taal moeten we kunnen lezen om het betreff ende domein te begrijpen. In dit hoofdstuk is daarom aandacht besteed aan begrippen zoals het scheiden van wonen en zorg, de participatie samenleving, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, het keukentafelgesprek, de thuishulp en de thuiszorg.

Hoofdstuk 8:Knelpunten Na Invoering Decentralisa-tie Van De Zorg

Met ingang van 1 januari 2015 is de decentralisatie van de zorg en alles wat daar mee samenhangt overgedragen aan de gemeenten. Vooraf waren er veel verontruste sig-nalen waarbij gewezen werd op het risico van overhaaste invoering en té snelle en té grote cultuuromslagen. In dit hoofdstuk worden diverse knelpunten rond de snelle invoering van de verschillende wetten op een rijtje gezet zoals: decentralisatie of recentralisatie, geen toegang meer van lage zorgindicaties tot intramuraal verblijf, on-duidelijkheden over het keukentafelgesprek, het drama rond de persoonsgebonden budgetten, te rooskleurige communicatie, de werkdruk op mantelzorgers en vrijwil-ligers en gevolgen voor de werkgelegenheid in de thuishulp en thuiszorg.

Hoofdstuk 9:De Regionale En Lokale Woningmarkt In Beeld

Na de landelijke verkenning komen we in dit hoofdstuk dichter bij huis. Gestart wordt met het in beeld brengen van de regionale- en lokale woningmarkt. Er is onder meer aandacht voor de kenmerken en knelpunten van de lokale- en regionale woning-markt, de demografi sche ontwikkelingen in regionaal- en lokaal perspectief en de eff ecten van de decentralisatie en demografi e op intramurale- en extramurale capa-citeit.

Hoofdstuk 10:Wonen, Zorg en Welzijn In De Gemeen-te De Bilt

Dit hoofdstuk vormt de algemene inleiding op de rollen en taken van de verschillen-de partijen die acteren in het lokale speelveld van wonen, zorg en welzijn.Er is ook aandacht voor de onderlinge samenwerking tussen partijen. Hoe is dat nu geregeld en hoe zou dat beter kunnen in het belang van de klant?

12..................

Page 13: Een onbezorgde oude dag?

Hoofdstuk 11:Woonstichting SSWMaatschappelijk Ondernemer en Maat-schappelijk Ondernemend

Het onderzoeksrapport krijgt een brede verspreiding (belangenhouders en overige geïnteresseerden). Mede daarom komt in dit hoofdstuk SSW aan de orde. Ingegaan wordt op het mission statement, de kwantiteit en kwaliteit van de woningvoorraad, de inkomenspositie van de huurders, en de opgaven voor de toekomst. Maar ook: wat heeft SSW al gedaan om de woningvoorraad geschikt te maken voor ouderen, wat is er gedaan met de uitkomsten van het Klantenpanel Woonwensen Ouderen, en wat zijn de resultaten van het programma bevordering doorstroming? Tevens wordt aandacht besteed aan de beleidsmatige kaders en wetgeving waar SSW rekening mee moet houden met het invullen van haar statutaire opdracht zoals de gemeente-lijke woonvisie, prestatieafspraken, regionale huisvestingsverordening, de uitkomsten van de Visitatiecommissie en de nieuwe Woningwet.

Hoofdstuk 12:Gemeente De Bilt Eindverantwoorde-lijke Voor Het Decentralisatiebeleid

De gemeente heeft de eindregie voor wat betreft de decentralisatie. Daarom in dit hoofdstuk veel aandacht voor specifi eke wonen, zorg en welzijnsthema’s zoals die beschreven zijn in onder meer het Collegeprogramma en de Woonvisie. Stichting MENS speelt een belangrijke rol. Deze Stichting is namens de gemeente het uitvoe-ringsorgaan van de Wet Maatschappelijke Ondersteunging (WMO). Aangezien zorg-behoevenden /cliënten / burgers te maken hebben met MENS wordt veel aandacht besteed aan deze organisatie. Aandacht is er ook voor de verschillende adviesorga-nen zoals WMO-Adviesraad en de Ouderenraad De Bilt. Niet alles in de majeure tran-sitie van rijk naar gemeenten verloopt even soepel. Die vraagstukken worden behan-deld in een paragraaf over politieke discussies, knelpunten en ander ongemak.

Hoofdstuk 13:De Zorginstellingen

Het beleid om mensen langer zelfstandig te laten wonen betekent dat de toegang tot het verzorgingshuis voor mensen met een lichte zorg indicatie is afgesloten. Leeg-stand dreigt en het dwingt verzorgingshuizen op zoek te gaan naar alternatieve doel-groepen. In dit hoofdstuk komen een aantal landelijke oplossingen voor het voetlicht. Aansluitend worden de belangrijkste lokale zorginstellingen beschreven en hun op-lossing voor de ontstane (leegstand)problematiek.

Hoofdstuk 14:Presentatie Resultaten Onderzoek On-der Oudere Huurders Van Woonstich-ting SSW

Naast de literatuurstudie (deskresearch) is er ook onder de oudere huurders van SSW een enquête gehouden om inzicht te krijgen in onder meer de wensen / behoeften op het gebied van diensten en aanpassingen en voorzieningen in en om de hui-dige woning. Maar ook een inventarisatie van wensen / behoeften ten aanzien van nieuwbouw. De belangrijkste conclusies uit deze enquête worden in dit hoofdstuk gepresenteerd. Conclusies worden (mede naast bevindingen uit de literatuurstudie) gebruikt voor een nadere onderbouwing van de beleidsaanbevelingen.

Hoofdstuk 15:Conclusies / Aanbevelingen Voor Beleid

Ten aanzien van de conclusies en aanbevelingen is gewerkt met Vensters. Vensters als zodanig liggen op een wat hoger (overkoepelend) abstractieniveau. De uitwer-king / vertaling per Venster (thema) gebeurt in de vorm van concrete en praktische aanbevelingen. De aanbevelingen voor beleid bewegen zich tussen hogere ambities / intensivering van reeds ingezet beleid en maatregelen enerzijds en vernieuwing, in-novatie, diversiteit in nieuwe woonvormen en thuistechnologie anderzijds. Uitgangs-punt bij alle aanbevelingen is steeds organisatie kracht: het bereiken van een integra-le samenhang tussen de domeinen Wonen, Zorg en Welzijn. Alle aanbevelingen zijn voorzien van een nadere onderbouwing en motivatie.

Hoofdstuk 16 t/m 18: Het onderzoek wordt afgerond met een nabeschouwing, dankwoord en overzicht geraadpleegde bronnen en literatuur. In de bijlage zijn de integrale uitkomsten van de enquête onder de SSW huurders opgenomen.

13..................

Page 14: Een onbezorgde oude dag?

14..................

Page 15: Een onbezorgde oude dag?

2 EEN OVERPEINZING

De wereld van wonen, zorg en welzijn is complex. Juist daarom is het goed om ook op een wat luchtige wijze naar het onderwerp te kijken. Ik begin daarom het onderzoek met een wat relativerende / humoristische overpeinzing.Ik heb gekozen voor de column “Honderd Jaar” van Bert Wa-gendorp, Volkskrantjournalist.4

HONDERD JAAR

Aangezien ik honderd worden een aantrekkelijke optie vind, zat ik donderdagavond oplettend voor de televisie, want bij Humberto Tans Late Night-show was William Cortvriendt aan-geschoven. Cortvriendt is de auteur van het boek Hoe word je 100?- dat overigens in Amerika een bestseller werd onder de titel Living a century or more: een zo mogelijk nóg mooier vooruitzicht.

Gisteren was Cortvriendt te gast op de radio bij Tijs van den Brink in Dit is De Dag (DIDD) en binnenkort zult u hem ook tegenkomen in De Volkskrant: de vraag die hij opwerpt, en natuurlijk vooral het antwoord daarop, heeft onze grote inte-resse.

Een tijd geleden was Oud worden zonder het te zijn van Rudi Westendorp een hit – ook al zo’n opwekkend idee.De dood begint steeds minder populair te worden en elke belofte van uitstel klinkt ons als muziek in de oren. Uiteindelijk, beloven de medisch futuristen, zullen we hem verslaan. Dat de aarde dan wegens overbevolking en uitputting snel zal ver-gaan, is natuurlijk jammer, want dan is al het onderzoek voor niets geweest. Maar misschien is met de zege op de dood het leven ook wel zinloos geworden.

Overigens moet iedereen beseff en dat verhoging van de kans honderd te worden erg fi jn is, maar tevens onvermijdelijk zal leiden tot het oplopen van de pensioengerechtigde leeftijd. Wat overigens weer een nóg hogere gemiddelde leeftijd tot gevolg zal hebben, want volgens CortVriendt is wetenschap-pelijk bewezen dat pensioen en geraniums de dood in de pot zijn.

Boeken over honderd worden zijn vermoedelijk mede zo populair doordat de grote groep babyboomers inmiddels de

4: Bert Wagendorp, De Volkskrant, 21 februari 2015

zeventig nadert en met de haar kenmerkende gedrevenheid bezig is de grenzen van de ouderdom op te schuiven. Er zijn zeventigers die met een universitaire studie beginnen –en niet voor de lol, maar om er later iets mee te gaan doen.

De 100-jarige was ooit een zeldzaam fenomeen. Kwieke 100-jarigen kwamen zelfs helemaal niet voor. De 100-jarige vegeteerde in een hoekje van de kamer. Een vriendje van mij op de basisschool had een opoe van 103. Als we bij hem speel-den, mochten we haar even aanraken –zodoende heb ik toch het jaar 1862 getoucheerd. Overigens reageerde opoe nooit, dus wellicht was ze al overleden.

Nu zijn er heel veel 100-jarigen en ze zijn fi tter dan ooit. Als je ze ongewenst aanraakt, krijg je een hoek. Cortvriendt had het in DIDD over een 100-jarige die nog als een bezetene rond jak-kerde op zijn racefi ets.

Een halve eeuw geleden was Godfried Bomans’ verhaal De honderdjarige nog bijzonder grappig, mede doordat het vol-strekt ongeloofwaardig was. ‘Daar hing de honderdjarige aan de touwen: hij was bezig een vogelnestje te maken.’ ‘Ik kom iets vragen’, zei ik, ‘vooreerst, hoe bent u zo oud geworden?’‘Het ging vanzelf’, antwoordde de jubilaris, ‘elk jaar word je een jaar ouder, dat ligt in de natuur der dingen’.Zo gemakkelijk denken we er nu niet meer over. De honderd is haalbaar, maar dat gaat niet vanzelf. Veel groenten zijn nood-zakelijk, evenals afzien van topsport en chiazaad.Maar dan zal het ook niet lang meer duren voor in rouwadver-tenties voor 90-plussers zal worden vastgesteld dat de betreur-de dode veel te vroeg is heen gegaan.En dàt is dan ook zo.

Nederland telt momenteel ruim 2.200 100-plussers, een aantal dat binnen tien jaar zal zijn verdubbeld.

Een eindeloze levensavond lacht ons toe.

15..................

Page 16: Een onbezorgde oude dag?

16..................

Page 17: Een onbezorgde oude dag?

3 VOORBESCHOUWING

In deze voorbeschouwing wordt in grote lijnen een doorkijkje gegeven van wat komen gaat en maken we alvast kennis met de verschillende onderwerpen en thema’s die in dit onderzoek aan de orde komen.Het geeft tevens een tijdsbeeld: De transitie van institutionele zorg (o.a. verzorgingshuis) naar meer eigen verantwoordelijk-heid voor wonen, zorg en welzijn.

Vanaf de jaren zestig kom je deze gebouwen overal tegen. In ieder dorp en iedere stad. Vooral vroeger sterk verbonden aan een (geestelijke) stroming: algemeen, katholiek of protestant.Vroeger heetten ze bejaardentehuizen, en daarna verzorgings-huizen vaak in combinatie met zelfstandige aanleunwonin-gen. Daar gingen opa en oma heen terwijl ze nog kerngezond waren.

Na een leven van hard werken hadden ouderen recht om te gaan wonen in een dergelijk complex. Scheiden van wonen en zorg bestond toen nog niet. Velen gingen er qua woonkwa-liteit op vooruit. Vaak beter en moderner dan wat ze gewend waren. Een mooi arrangement en de verzorgingsstaat op zijn best. Bovendien werd hierdoor schaarse woonruimte vrijge-maakt voor startende huishoudens. Woningnood werd in die periode namelijk gezien als “Volksvijand nummer een”.

Natuurlijk moeten we oppassen met het teveel romantiseren van dergelijke institutionele woonvormen. Eigen verantwoor-delijkheid van kinderen voor hun ouders werd overgedragen aan het instituut. Het risico van eenzaamheid, hospitalisering en zelfs infantilisering van ouderen lag dan soms snel op de loer. Maar voor velen was er toch sprake van een onbezorgde oude dag.

Dan een grote sprong in de tijd.Het Centraal Bureau voor de Statistiek rekende uit, dat de jaar-lijkse zorgkosten (ziekenhuizen, verzorgingshuizen etc.) rond de eeuwwisseling rond de € 50 miljard bedroegen. In 2012 was dit al gestegen tot € 100 miljard. Een verdubbeling in 12 jaar tijd.Zoals zo vaak keert de wal het schip. Financieel ontstond er een onhoudbare situatie en ingrijpen was een onvermijdbare stap.

Een van de grootste projecten van het Kabinet Rutte ll was het maken van wetsvoorstellen waarmee de langdurige zorg grootscheeps kon worden hervormd. De Wet Maatschappe-lijke Ondersteuning (WMO) maakte onderdeel uit van dat wet-gevingstraject.De kern van beide wetten: alleen wie 24 uur per dag zorg of toezicht nodig heeft kan in een zorg- / verpleeginstelling wo-nen. Deze mensen kunnen een beroep doen op de Wet Lang-durige Zorg.Alle anderen die zorg, hulp of ondersteuning nodig hebben blijven thuis wonen. Zij kunnen een beroep doen op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze Wet is met ingang van 1 januari 2015 gedecentraliseerd naar de gemeenten. Die zijn dan ook verantwoordelijk voor de uitvoering.

Invoering van beide wetten betekende een trendbreuk met het verleden. De belangrijkste wijzigingen:-Langer zelfstandig blijven wonen met behulp van mantelzor-gers / een groter beroep doen op het eigen netwerk.• Van verzorgingsstaat naar participatie samenleving met

meer nadruk op zelfredzaamheid.• Scheiden van wonen en zorg. Voor beide onderdelen moet

nu afzonderlijk worden betaald.

Het hele traject om tot nieuwe wetgeving te komen kenmerk-te zich door veel en scherpe maatschappelijke discussies, reu-ring en bezorgdheid. Was het allemaal wel goud wat er blonk zoals het kabinet beweerde of was er sprake van een overhaas-te invoering? Critici verwachtten zelfs binnen twee jaar een parlementaire enquête over dit onderwerp.

Daarbij kwam aan de orde of gemeenten wel goed waren toegerust om de nieuwe wetten naar behoren uit te kunnen voeren. Maar ook hoe gemeenten die uitvoering dachten te realiseren als de overheveling van taken gepaard ging met forse bezuinigingen.De Algemene Rekenkamer was zelf ook niet gerust op de im-pact en snelheid. De Rekenkamer heeft toen nadrukkelijk ge-wezen op de grote risico’s van een té snelle invoering.

Naast wetgeving en politiek is er het verhaal van de mensen. De hervormingen hebben diep ingegrepen in het persoonlijk en alledaagse leven van veel mensen. Velen koesteren de wens om langer zelfstandig te blijven wonen in de eigen woonom-geving, maar niet iedereen is door persoonlijke omstandighe-den hiertoe in staat. 17

..................

Page 18: Een onbezorgde oude dag?

Er bestaat daarom ongerustheid en onzekerheid. Wat gaat de toekomst mij brengen? Waar kan ik nog op rekenen? Wat ge-beurt er als ik geen netwerk heb? Wie gaat een woningaanpas-sing betalen? Wat gebeurt er met mensen die tussen wal en schip invallen door verwaarlozing, eenzaamheid, verwarring etc.?De vanzelfsprekende onbezorgde oude dag zou wel eens kun-nen leiden tot een bezorgde oude dag.

Voor een eindoordeel over de decentralisatie en de hervormin-gen is het nog te vroeg. Geconstateerd wordt, dat gemeen-ten hard en met grote inzet hebben gewerkt om de invoering van de nieuwe wetgeving op tijd klaar te hebben. Daar is veel werk verzet.

Dat neemt niet weg dat (kort) ná de invoering zich grote knel-punten manifesteerden. Denk bijvoorbeeld aan het drama rond de persoons gebonden budgetten, de hevige commotie rond het reduceren en zelfs afschaff en van de huishoudelijke hulp, en de algemene verwarring en onzekerheid ten gevolge van de cultuuromslag (geen garanties dat alles er altijd en voor iedereen is).Niettemin geeft de voorzitter van de Transitiecommissie Zorg de gemeenten een voldoende voor het eerste jaar. “De tran-sitie is geslaagd in de zin dat de zorg is gecontinueerd. Er zijn geen grote ongelukken gebeurd”.5

De nieuwe fi nanciering en het langer zelfstandig thuis wonen maakt het noodzakelijk dat alle betrokken partijen op het vlak van wonen, zorg en welzijn intensiever dan voorheen met elkaar gaan samenwerken. Verbindingen leggen om ook in de nieuwe transitieperiode mensen (ondanks hun sociale- of mobiele beperkingen) uitzicht te geven op een onbezorgde oude dag.

Dat betekent op de eerste plaats duidelijke rollen. Voor SSW zou dat betekenen: doen waar je als organisatie goed in bent en de focus richten op de kerntaak. Dé kerntaak is het bieden van sociale huisvesting voor de doelgroepen van beleid. SSW komt bij veel huurders regelmatig achter de voordeur en weet wat er speelt. Een huisbezoek naar aanleiding van een re-paratie- of serviceverzoek is gelijk een mooie gelegenheid om vroegtijdig eventuele problemen te kunnen signaleren.

5: De Volkskrant, Het pamperen van mensen betekent dat je ze uitsluit, 2 ja-nuari 2016.

In de Toekomstvisie van SSW6 wordt niet voor niets de nadruk gelegd op vroeg signalering. Vroegtijdige signalen worden ge-deeld in het netwerk, zodat deskundige hulp wordt geboden.SSW gaat niet zelf verwaarlozing en eenzaamheid op lossen. Dat kunnen andere partijen veel beter. Dat is een van de vele vormen van samenwerking.

Mijn boodschap is dan ook: Voorkom ‘branchevervaging’, en maak gebruik van elkaars kennis en kunde. Immers, het delen van kennis en kunde maakt een gezamenlijke- en betere aanpak van probleemsitu-aties mogelijk. Dan is er echt sprake van stevige schakels in de keten wonen, zorg en welzijn.Daar is de klant uiteindelijk het beste mee gediend. Niet van het kastje naar de muur, maar eigenlijk werken volgens het concept van de ‘ongedeelde’ klant.7 Een van de centrale the-ma’s in dit onderzoek.

Onze bevolking veroudert. Langer zelfstandig wonen bestond al langer. De politieke keu-ze om ouderen langer thuis te laten wonen is niet geheel iets nieuws wat dwars zou ingaan tegen een al bestaande trend.Wat wel nieuw is, is de beperking van keuzevrijheid vanaf 1 januari 2015 om van zelfstandig wonen te verhuizen naar een verzorgingshuis. Deze ouderen blijven op de reguliere woningmarkt en kunnen zorg op maat afnemen. Wonen en zorg zijn fi nancieel geschei-den.

Om ouderen met plezier langer zelfstandig te laten wonen in hun eigen vertrouwde omgeving moet goed worden nage-dacht over nieuwe woon / zorg concepten in de buurt en de wijk. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan: het introduceren van nieuwe woonvormen, slimme zorgconcepten, inzet van thuistechnologie, betaalbare samenwerkingsvormen, maar ook het simpel opplussen van bestaande woningen. Hier ligt een echte uitdaging!

En hoe wordt rekening gehouden met de wensen van de ou-dere huurders en belangenhouders? Welke mogelijkheden zijn kansrijk?

6: Toekomstvisie Woonstichting SSW 2014 – 2019.7: Voor een verdere omschrijving van dit begrip wordt verwezen naar hoofd-stuk 15 / venster 3.

18..................

Page 19: Een onbezorgde oude dag?

Waar hebben huurders wat aan om met vertrouwen hun toekomst tegemoet te zien? Juist als ze ouder zijn en / of zorg nodig hebben.

Instanties staan soms (veelal onbewust) alleen in de zendmo-dus naar de burger: decentralisatie is goed voor U en de parti-cipatie samenleving biedt volop kansen en mogelijkheden.

Bij zenden hoort echter ook ontvangen. Dat betekent in ge-sprek gaan met de burger / huurder / cliënt. Wat zijn nu de eigenlijke en wezenlijke behoeften van die burger? Sluiten de doelstellingen van de organisatie aan bij de verwachtingen die de mensen zelf hebben?

Mijn pleidooi aan alle organisaties werkzaam op het terrein van wonen, zorg en welzijn: Laat de mensen terug praten en haal uit de dialoog die informatie om de juiste dingen te doen.Naar mijn mening ligt hier de grootste opgave: luisteren en aansluiten bij de behoeften. Uiteindelijk heb je elkaar nodig en zal je het met elkaar moeten doen.

19..................

Page 20: Een onbezorgde oude dag?

20..................

Page 21: Een onbezorgde oude dag?

4 PLAN VAN AANPAK ONDERZOEKSOPDRACHT

4.1 Opdrachtgever

Opdrachtgever voor het onderzoek is de Raad van Commissa-rissen van Woonstichting SSW.

De resultaten en beleidsaanbevelingen die voortvloeien uit dit onderzoek vallen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van SSW.

4.2 Omschrijving Onderzoeksvraag

De titel van het onderzoek luidt “Een (on) bezorgde oude dag?”.

De onderzoeksvraag is tweeledig:1. Wat zijn de gevolgen van de decentralisatie van de zorg

voor het langer zelfstandig wonen van ouderen?2. Welke maatregelen moeten worden getroff en om het

langer zelfstandig wonen van ouderen mogelijk te maken?

Het onderzoek wordt afgerond met aanbevelingen ten be-hoeve van het (portefeuille) beleid van SSW alsmede aanbeve-lingen voor een meer intensievere samenwerking in de keten wonen, zorg en welzijn. Door beide invalshoeken te combine-ren is het mogelijk het langer zelfstandig thuis wonen beter te faciliteren.

4.3 Toelichting op de Onderzoeksvraag

Demografi sch onderzoek toont aan dat Nederland vergrijst. Er is zelfs sprake van een dubbele vergrijzing. Vanwege onder meer goede medische voorzieningen worden mensen niet alleen oud, maar ook nog ouder. Zo is er een sterke toename waar te nemen van het aantal 80 plussers. (zie verder de tabel-len in paragraaf 5.1 en 5.2).Ook de huurderspopulatie van SSW vergrijst. Bijna 1/3 deel van de woningen van SSW wordt bewoond door 65 plussers en bijna 57% van de hoofdhuurders is ouder van 50 jaar.

Het is niet iedereen gegeven tot in lengte van jaren lichame-lijk- en geestelijk gezond te blijven; een ‘Senior Vitalis’ zoals dat wel eens wordt genoemd. Ouderdom komt met gebre-ken. De mobiliteit vermindert, het energieniveau wordt lager, boodschappen doen, trappenlopen, de tuin onderhouden; het wordt allemaal moeilijker. Verhuizen of woningaanpassing

vanwege gezondheidsredenen is dan geen vrije keuze meer, maar noodzaak.

In het recente verleden konden ouderen met een lage zorgin-dicatie vanuit hun zelfstandige woning nog gemakkelijk door-stromen naar een verzorgingshuis. Met ingang van 1 januari 2015 is hieraan een einde gekomen.Veel ouderen zijn onzeker over de toekomst. Is er sprake van een onbezorgde oude dag of moeten mensen door al die sys-teemwijzigingen zich echt zorgen gaan maken?

In de beantwoording van die vraag speelt SSW als woning-corporatie een belangrijke rol. De hervormingen en decentra-lisatie van de zorg betekenen, dat mensen langer zelfstandig moeten blijven wonen.

Voor de woningvoorraad en nieuwbouw (de ‘stenen’) heeft dit grote gevolgen. De doorstroming neemt af en wachttijden worden langer. Die nieuwe ontwikkelingen roepen ook direct de vraag op of de huidige woningvoorraad wel toegankelijk en geschikt genoeg is om dat langer zelfstandig wonen mogelijk te maken. Voor SSW ligt er een opgave om te onderzoeken in hoeverre het portefeuillebeleid (woningvoorraad, nieuwbouw, door-stroombeleid, nieuwe woonconcepten) hierop moet worden aangepast.

De transitie van de zorg raakt de mensen direct. Natuurlijk, veel ouderen willen langer zelfstandig blijven wonen, willen de regie over hun eigen leven en willen volop en volwaardig meedoen aan de samenleving. Dat is een belangrijke kwaliteit van het bestaan.

Maar niet iedereen is hier echter toe in staat. Bij mensen in een kwetsbare positie is die regie soms gewoon weg. Dan gaat het schuren als deze mensen een boodschap meekrijgen dat ze een groter beroep moeten doen op de eigen sociale omge-ving, terwijl er eigenlijk nauwelijks een netwerk aanwezig is.

Als hier onvoldoende oog voor is (bijvoorbeeld een niet goed werkend signaleringssysteem), dan liggen verwaarlozing, soci-ale uitsluiting, overlast, gevaarlijk gedrag voor zichzelf en ande-ren op de loer. Dit is niet acceptabel. Om volwaardige participatie en ondersteuning bij het langer zelfstandig wonen mogelijk te maken is het van groot belang om de samenwerking in de keten wonen, zorg en welzijn te verstevigen.

21..................

Page 22: Een onbezorgde oude dag?

Ook in het sociale domein vervult SSW daarom een belangrijke rol. Niet door zorgvragen zelf op te lossen, maar door de signa-leringsfunctie goed in te zetten. Bijvoorbeeld door deel te ne-men aan de sociale wijkteams. (Zie Venster 3 / Aanbeveling 2).Stenen en Mensen komen hier dus nadrukkelijk bij elkaar. Daar ligt voor SSW een belangrijke verantwoordelijkheid en uitda-ging.

4.4 Doel

De doelstellingen van het onderzoek staan beschreven in hoofdstuk 1. Nogmaals kort samengevat: Enerzijds het onderzoeken en beschrijven van het eff ect van de transitie van de zorg op het langer zelfstandig wonen van ouderen. Anderzijds refl ecteren op de rol van SSW en de sa-menwerkingspartners hierin.

Met de uitkomsten van het onderzoek wil ik een concrete bij-drage leveren aan het verbinden van organisaties rond het ide-aal van de ‘ongedeelde’ klant. Dit door middel van:• Het proactief reageren op demografi e en hervormingen.• Het aanbrengen van meer onderlinge samenhang.• Een betere kennisdeling.• Het verknopen van onderlinge dienstverlening.• Het ontwikkelen van organisatiekracht tot duurzame sa-

menwerking.

4.5 Relatie met overige beleidsmatige kaders

Naast wetgeving die specifi ek gericht is op hervorming en decentralisatie van de zorg wordt in het onderzoek rekening gehouden met, en aandacht besteed aan, een aantal overige beleidsmatige kaders. Deze kaders bepalen immers in sterke mate de mogelijkheden van samenwerking en (praktische) oplossingen.

Achtereenvolgens komen aan de orde: de nieuwe Woningwet, de relevante wonen, zorg en welzijnsonderdelen uit de Toe-komstvisie van SSW en het hierop aansluitende ‘Transitieplan’. Kaders zijn ook de gemeentelijke Woonvisie en de gemeen-schappelijke prestatieafspraken tussen gemeente De Bilt en SSW en de nieuwe Regionale Huisvestingsverordening.

In het onderzoek is eveneens gebruik gemaakt van de uitkom-sten en aanbevelingen die zijn opgenomen in het laatste Visi-tatierapport (december 2014).8 Daarbij gaat het met name om de wens van belangenhouders om eerder betrokken te wor-

8: Raefl ex: Visitatierapport Woonstichting SSW 2010 - 2013

FASERING ACTIVITEIT

Fase 1 Oriëntatie op de onderzoeksopdrachtFase 2 Voeren van individuele vraaggesprekken met

de belangenhouders / sleutelpersonen van SSW. Doel: ophalen van input uit de verschillende do-meinen.

Fase 3 Uitwerken van de rode draad van het onder-zoek, opstellen van een concept hoofdstukinde-ling en een beschrijving van de te behandelen thema’s en onderwerpen.

Fase 4 Uitvoeren van een literatuurstudie / literatuur-analyse (deskresearch).

Fase 5 Uitvoeren van een representatieve enquête on-der 2800 hoofdhuurders van SSW van 50 jaar en ouder.Doel: inventariseren van wensen en behoeften ten aanzien van woningaanpassingen, nieuw-bouw en diensten.

Fase 6 Uitschrijven van de bevindingen uit de litera-tuurstudie en op basis hiervan het opstellen van beleidsaanbevelingen. De uitkomsten van de enquête onder de huurders van SSW worden gebruikt voor een nadere onderbouwing van de op te stellen beleidsaanbevelingen.

Fase 7 Aanbieden van het onderzoeksrapport aan de opdrachtgever.

Fase 8 Offi ciële externe aanbieding onderzoeksrap-port.

den bij het beleid van SSW. Bijvoorbeeld in de rol van coprodu-cent om invloed op het beleid te kunnen uitoefenen.

4.6 Methoden / Werkwijze en Fasering van-

het onderzoek

22..................

Page 23: Een onbezorgde oude dag?

23..................

Page 24: Een onbezorgde oude dag?

24..................

Page 25: Een onbezorgde oude dag?

5 LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN IN BEELD

5.1 Demografi e, Vergrijzing en Prognose

De komende jaren zal de vergrijzing van Nederland versneld doorzetten. Niet alleen komen er meer ouderen9 bij, maar die ouderen worden ook steeds ouder.

Wikipedia10 omschrijft vergrijzing als een aspect van een veran-dering in de bevolkingssamenstelling. De term wordt gebruikt om aan te geven dat het aandeel van ouderen van 65 jaar en ouder in de bevolking stijgt. Daardoor wordt ook een stijging van de gemiddelde leeftijd veroorzaakt. Vergrijzing is zichtbaar in een vorm van een bevolkingspiramide. Historisch gezien gaat een periode van vergrijzing gepaard met bevolkingsda-ling.11

Grafi ek: Bevolkingspiramide 2014 / Leeftijdsopbouw bevol-king12

Het Nationaal Kompas Volksgezondheid heeft uitgerekend, dat vanaf 2013 het aantal ouderen in Nederland versneld is toegenomen. In 2009 woonden in Nederland 2.5 miljoen 65 plussers (15% van de bevolking). In 2012 lag dit aantal rond de 2.7 miljoen en in 2040 is het op de top en zijn er naar verwach-ting 4.7 miljoen 65 plussers in Nederland (26% van de bevol-

9: Een algemeen gangbare defi nitie voor ouderen is: mensen in de leeftijdsca-tegorie van 65 jaar en ouder.10: Wikipedia, Vergrijzing, februari 201511: Wikipedia, Vergrijzing, februari 201512: CBS, Bevolkingspiramide / Extra / Statline tabel bevolking, website

king, tegen 16% in 2012). Het merendeel van de vergrijsde be-volking zal bestaan uit vrouwen. Zo was in 2012 65% van de 80 plus vrouw, aldus het Nationaal Kompas Volksgezondheid.13

De vergrijzing is een structureel gegeven en bereikt zoals aan-gegeven zijn hoogtepunt rond 2040. Daarna neemt de druk af omdat de naoorlogse babyboomgeneratie (generatie gebo-ren rond 1950) dan overleden zal zijn.

Tabel: Prognoseverdeling leeftijdsgroepen in % van de bevol-king14

Ook hier kan worden geconstateerd, dat het aandeel 65 plus in de prognoseperiode sterk toeneemt. De ontgroening15 zet ook door, maar dan in mindere mate. Het cohort 20 tot 65 jaar neemt daarentegen sterk af.

5.2 Dubbele vergrijzing

Het Bureau voor Toegepaste Sociale Gerontologie16 verstaat onder dubbele vergrijzing dat het aandeel 80 plussers onder de ouderen (65 plussers) sterk gaat groeien. Op 1 januari 2012 waren er 686.000 mensen van 80 jaar en ouder, wat neerkomt op 4% van de bevolking.

Genoemd Bureau heeft dit ook cijfermatig in beeld gebracht.In de navolgende tabel en grafi ek is te zien dat door de vergrij-zing het aantal 65 plussers naar verwachting groeit van 2,7 mil-joen in 2012 naar een hoogtepunt van 4,6 miljoen in 2041. Dat

13: Nationaal Kompas Volksgezondheid, Vergrijzing, februari 2015.14: CBS, Bevolkingsprognose 2010 – 2060: Sterkere vergrijzing, langere levens-duur, Den Haag 2010.15: Ontgroening is de afname van het aandeel jongeren in de bevolking als gevolg van een afname van het geboortecijfer.16: Bureau voor Toegepaste Sociale Gerontologie, Vergrijzing, website januari 2015

25..................

Page 26: Een onbezorgde oude dag?

is een toename van 31%.

Het aantal 80 - 90 jarigen groeit naar verwachting in dezelfde periode echter met 104% en het aantal 90 plussers zelfs met 170%. In 2050 zijn vier op de tien 65-plussers ouder dan 80 jaar.

Tabel: Groeiontwikkeling diverse ouderencategorieënBron CBS

Het feit dat ouderen zo oud worden is niet uniek voor onze tijd. Al in 1950 waren er ongeveer 30 honderdplussers in Neder-land. Dit aantal is sinds de jaren 70 sterk aan het stijgen. In 2001 waren er in Nederland bijna 1.100 honderd-plussers, en op 1 januari 2013 ongeveer 1.940. 87% daarvan is vrouw. De totale groep ouderen zal volgens de huishoudensprognoses van het CBS in de toekomst vaker alleen wonen dan momenteel het geval is. Statistieken zijn natuurlijk slechts prognoses en geen defi nitieve toekomst of exacte waarheid. De trend die wordt aangegeven is wel duidelijk: Nederland krijgt in de toekomst te maken met een groeiend aantal ouderen.

Grafi ek:

Aantal 65 plus en 80 plus 1950 – 2012Prognose aantal 65 plus en 80 plus 2013 - 206017

Bron: CBS

17: CBS, Bevolkingsstatistiek, website

5.3 Oorzaken en maatschappelijke gevolgen

van de vergrijzing

Voor het fenomeen van de vergrijzing zijn volgens Wikipedia18 de volgende factoren aan te wijzen:

1. De geboortegolf van vlak na de Tweede Wereldoorlog. De babyboomgeneratie van 1946 - 1970 begint sinds 2011 de leeftijd van 65 jaar te passeren.

2. Daling van het geboortecijfer in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw hetgeen tot andere verhoudingen leidt tussen jongeren en ouderen (ontgroening).

3. Stijging van de levensverwachting door verbetering in de volksgezondheid, geneeskunde en voeding. De gemiddel-de levensduur van zowel mannen als vrouwen is daardoor toegenomen.

Door de vergrijzing (in combinatie met krimp van de werkende generatie) manifesteren zich drie grote beleidsvraagstukken:

1. De manier waarop de lasten van de vergrijzing verdeeld worden tussen generaties en binnen generaties onderling. (o.a. pensioenen, belastingen en premies).

2. De uitbouw van een betaalbare en hoogstaande zorgvoor-ziening die voor iedereen toegankelijk is.

3. Het optimaliseren van de deelname van ouderen aan het economische, sociale, politieke en culturele leven zodat kennis, ervaring en vaardigheden van ouderen nuttig ingezet kunnen worden.

5.4 De fi nanciële (on)houdbaarheid van het

zorgsysteem

In de paragraaf over de vergrijzing en demografi sche ontwik-kelingen is geconstateerd dat vergrijzing een structureel feno-meen is. In 2040 telt Nederland (volgens de voorspellingen) 4.6 miljoen inwoners van 65 jaar en ouder.Daarnaast is er sprake van een dubbele vergrijzing.De komende jaren neemt deze groep in omvang toe en dat heeft gevolgen voor de zorgvraag, de fi nanciering hiervan en de behoefte aan voorzieningen voor ouderen.

Tot 1 januari 2015 was iedere Nederlander op grond van de Al-gemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) verzekerd tegen de kosten van onverzekerbare medische risico’s en langdurige zorg.

18: Wikipedia, Vergrijzing, februari 2015

65 plussers 70-80 jaar 80-90 jaar 90 +2020 3 400 411 1 573 687 693 276 140 3682030 4 197 049 1 819 676 1 044 851 191 4642040 4 625 271 2 040 716 1 227 265 311 7572050 4 457 429 1 750 871 1 418 217 379 195

26..................

Page 27: Een onbezorgde oude dag?

De AWBZ gaf bijvoorbeeld recht op verpleging en verzorging in een verpleeghuis, verzorgingshuis, of instellingen voor ver-standelijk / lichamelijk gehandicapten. Maar ook algemene thuiszorg zoals verpleging, persoonlijke verzorging, begelei-ding in verband met ziekte, herstel, invaliditeit en ouderdom.Om voor genoemde voorzieningen in aanmerking te was het noodzakelijk om geïndiceerd te zijn. De indicatie werd vervol-gens vertaald in zorgzwaartepakket. Dat zorgzwaartepakket was afgestemd op de zorgbehoefte van de cliënt.

Onderstaande grafi ek en tabel geven aan, dat de uitgaven aan langdurige zorg in het kader van de AWBZ de afgelopen jaren steeds toenamen, terwijl de inkomsten (o.a. premies, eigen bij-dragen) achter bleven. In 2011 kwam het tekort uit op 3.3 mil-jard euro. Dat was inmiddels het derde jaar op een rij dat het tekort meer dan 3 miljard euro bedroeg.

De afgelopen tien jaar zijn de uitgaven aan langdurige zorg in het kader van de AWBZ met 38% gestegen van 18 miljard euro in 2002 tot 25 miljard euro in 2011. Alleen in 2008 was er sprake van een lichte daling van de uitgaven. Dit kwam onder meer doordat in 2007 de huishoudelijke verzorging uit de AWBZ werd gehaald. Deze werd ondergebracht in de Wet Maat-schappelijke Ondersteuning (WMO) waarvan de uitvoering bij de gemeenten terecht kwam.

Grafi ek: Inkomsten en uitgaven AWBZ 2002 - 201119

19: Afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek, Tekorten AWBZ, Webmagazine september 2012.

Tabel: Uitgaven AWBZ naar soort zorg20

De afgelopen decennia is de kwaliteit van de (langdurige) zorg en ondersteuning in Nederland op een hoog niveau gekomen.Ruim 800.000 ouderen en mensen met een lichamelijke, ver-standelijke, zintuigelijke of psychiatrische beperken maken ge-bruik van langdurige zorg op grond van de AWBZ.Het is niet verwonderlijk, dat het hoge kwaliteitsniveau van de zorg door velen wordt gekoesterd. Extrapolatie laat echter zien dat de kosten van de AWBZ vanwege de structurele vergrijzing bij ongewijzigd beleid explosief zouden stijgen.

Zoals zo vaak het geval is keert de wal uiteindelijk het schip en werd de noodzaak tot hervorming van het zorgstelsel breed maatschappelijk gedeeld. Niet alleen door de politiek, maar ook door het maatschappelijk middenveld zoals cliënten- en patiëntenorganisaties. Nagenoeg iedereen was ervan overtuigd dat de toekomstige inrichting van het stelsel naast kwaliteit óók fi nancieel houd-baar zou moeten zijn. Beheersing kon alleen door een rem te zetten op de zorguitgaven.

Een grote omslag volgde per 1 januari 2015. Op die datum werd de AWBZ in zijn huidige vorm afgeschaft. Hiervoor in de plaats kwamen de Wet Langdurige Zorg en de Wet Maat-schappelijke Ondersteuning. Grote delen uit de AWBZ (ondersteuning en zorg) werden met een bezuinigingstaakstelling overgeheveld naar de gemeen-ten.

20: Afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek, Tekorten AWBZ, Webmagazine september 2012.

27..................

Page 28: Een onbezorgde oude dag?

5.5 Achtergronden Hervormingsagenda en

Decentralisatie

Vanaf 1 januari 2015 werden de gemeenten geconfronteerd met veel veranderingen. Zij kregen de algemene verantwoor-delijkheid voor de Jeugdzorg, de Arbeidsparticipatiewet en uitvoering van een groot deel van de AWBZ te weten de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Al deze beleidsvelden zijn vanaf dat moment gedecentraliseerd naar de gemeenten.In het kader van dit onderzoek beperken we ons tot de decen-tralisatie van de zorg.

De beleidsnotitie “Hervormingen van de langdurige onder-steuning en zorg” van de Rijksoverheid geeft een helder overzicht van de noodzaak tot hervorming van het stelsel van langdurige zorg.21 Het document geeft ook een duidelijk inzicht in motieven van het kabinet om het stelsel van (langdurige) zorg te herzien.Het ‘denkraam’ van het kabinet bestaat uit drie onderdelen en wordt in onderstaande paragrafen kort samen gevat.

5.5.1 Betere kwaliteit van ondersteuning en

zorg

Het de-institutionaliseren van de zorg staat hierbij voorop. Mensen worden in staat gesteld om met ondersteuning en zorg zo lang mogelijk in de eigen omgeving te wonen. Alleen cliënten met een indicatie voor een hoog zorgzwaartepakket kunnen nog terecht in een verpleeghuis. De intentie is om de kwaliteit voor de meest kwetsbare mensen in de toekomst te kunnen blijven garanderen.

Het kabinet denkt dat er nog veel winst is te behalen in de verbetering van de kwaliteit van de langdurige zorg. Relatief lichte zorgvragen worden nu nog te vaak behandeld vanuit een medisch perspectief met minder aandacht voor proble-men achter of naast de zorgvraag (bijvoorbeeld eenzaamheid of schuldenproblematiek).

Het blijkt dat ondersteuning en zorg en daarmee het dagelijks leven té vaak onnodig worden overgenomen door professio-nals.22 Natuurlijk met goede bedoelingen. Maar door de toene-mende medicalisering worden mensen te afhankelijk van de zorg gemaakt.

21: Rijksoverheid, Hervormingen van de langdurige ondersteuning en zorg, Gezamenlijke website ministeries, april 2013.22: Idem.

Het welbevinden van mensen moet meer centraal komen te staan, zowel thuis als in de instellingen.

5.5.2 Meer voor elkaar zorgen

In Nederland wordt door 2.6 miljoen mantelzorgers langdurig en intensief hulp verleend aan naasten. Deze hulp en betrok-kenheid bij kwetsbare mensen is een groot goed.Uit onderzoek blijkt, dat ongeveer 30% van de 65 plussers zich eenzaam voelt. Bij degenen ouder dan 85 jaar bedraagt dit 50%.23 Personen met een hogere leeftijd en alleenstaanden voelen zich vaker eenzaam. De trends van (dubbele) vergrij-zing en de toename van het aantal alleenstaanden ouderen voorspellen dat het absolute aantal eenzame ouderen zal toe-nemen.

Ook daarom zijn mantelzorgers en vrijwilligers in een meer be-trokken samenleving onmisbaar. Op die manier kan het vraag-stuk van eenzaamheid eerst in eigen kring worden opgelost. Mocht dat niet toereikend zijn dan kan een beroep worden gedaan op de ondersteuning die gemeenten kunnen bieden.

De nadruk komt dus te liggen op meer informele ondersteu-ning en zorg (mantelzorg, vrijwilligers) en minder op formele- dure professionele ondersteuning en zorg. Eigen regie en het terugvallen op het eigen sociale netwerk worden sterk gesti-muleerd.

Het kabinet gaat ervan uit dat de rol van de overheid slechts groter wordt naarmate mensen meer zorg nodig hebben, min-der inkomen hebben en hun sociale netwerk minder op kan vangen. Aan deze visie zitten (zoals we later zullen zien) ook de nodige haken en ogen (bijvoorbeeld overbelasting van mantelzorgers en vrijwilligers).

5.5.3 Financiële houdbaarheid van de (lang-

duwrige) zorg

Al een aantal jaren wordt geconstateerd dat bij de huidige uit-gavengroei het stelsel van langdurige zorg fi nancieel onhoud-baar is. Hervormingen zijn dan ook onvermijdelijk gebleken.De AWBZ heeft de afgelopen decennia een sterke groei van de uitgaven gekend. Van € 275 miljoen bij aanvang naar € 25.1 miljard in 2011; een jaarlijkse groei van maar liefst 8.6%.

De hervormingen zijn bedoeld om te komen tot een structure-le verlaging van de uitgaven; het stopzetten van het groeipad.

23: Idem.

28..................

Page 29: Een onbezorgde oude dag?

Het kabinet heeft een ‘oplossing’24 gevonden in het decentrali-seren van de zorg naar gemeenten. Dit is gepaard gegaan met een gelijktijdige korting op de budgetten.

Naast hervormingen in de (langdurige) zorg zijn er ook nog an-dere manieren om de kosten te drukken. Zo zijn er nog aanzienlijke besparingen mogelijk als het gaat om effi ciënter medicijngebruik en verbandmiddelen (veel wordt weggegooid), de tarievenstructuur van medisch speci-alisten, het fenomeen van over diagnostisering en overbehan-deling en het misbruik van voorzieningen, gebrek aan controle (persoons gebonden budgetten). Helaas blijven die zaken vaak onderbelicht.

24: Een oplossing die overigens in een aantal situaties heeft geleid tot een verschuiving van het probleem van het rijk naar gemeenten. Bijvoorbeeld een korting van 40% op het budget voor huishoudelijk hulp heeft voor veel problemen op lokaal niveau gezorgd.

29..................

Page 30: Een onbezorgde oude dag?

30..................

Page 31: Een onbezorgde oude dag?

6 DE SPELERS IN DECENTRALISATIELAND: KENMERKEN, ROLLEN EN TAKEN

6.1 Rijksoverheid

De overheid heeft een publieke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit, betaalbaarheid en continuïteit van de zorg. Dit krijgt vorm in allerlei wetgeving zoals de toenmalige AWBZ, en in nieuwe wetgeving zoals de Wet Langdurige Zorg, de Zorgver-zekeringswet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

Een explosieve groei van de AWBZ uitgaven maakte het nood-zakelijk om het zorgstelsel te hervormen. Tegelijkertijd was de opgave om het stelsel beter aan te laten sluiten bij de ontwik-kelingen en eisen van de moderne tijd.

In de eerder aangehaalde beleidsnotitie van de Rijksoverheid “Hervormingen van de langdurige ondersteuning en zorg”25 zijn de uitgangspunten van de kabinetsvisie als volgt verwoord en onderbouwd:1. Uitgegaan wordt van wat mensen (nog) wel kunnen

in plaats van wat zijn niet kunnen. Kwaliteit van leven (welbevinden) staat voorop. Meer eigen verantwoordelijk-heid, meer gelijke deelname en meer eigen regie van de burgers.

2. Als ondersteuning nodig is, wordt allereerst gekeken naar het eigen, sociale netwerk en de fi nanciële mogelijkheden van betrokkenen en wordt de hulp dichtbij georganiseerd. Ondersteuning en zorg zijn gericht op zelfredzaamheid van mensen en het versterken van hun zelfstandigheid.

3. Voor wie (ook met steun van de omgeving) niet (meer) zelfredzaam kan zijn, is er altijd (op participatie gerichte) ondersteuning en / of passende zorg.

4. De meest kwetsbare mensen (die niet meer in een thuisomgeving kunnen blijven wonen) krijgen recht op passende zorg in een beschermende, intramurale omge-ving.

Zelfredzaamheid is het sleutelbegrip. Iemand is zelfredzaam als die persoon de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zelf kan doen en een gestructu-reerd huishouden kan voeren (o.a. eten / drinken, in en uit bed komen, bewegen, lopen, medicijnen innemen, ontspanning, hygiëne, sociaal contact).

25: Rijksoverheid, gezamenlijke website ministeries, april 2013

De drie decentralisaties in het sociale domein (jeugdzorg, participatiewet, en zorg) zijn de grootste ontwikkeling in het binnenlands bestuur in de laatste decennia. Gerelateerd aan de zorg heeft de overheid daarom een grote verantwoordelijk-heid voor het waarborgen van de continuïteit en kwaliteit van die zorg. De verantwoordelijkheid komt tot uitdrukking in een meerjarig transitieprogramma. De overheid voert met alle be-trokken partijen overleg om de mogelijkheden van het langer zelfstandig thuis blijven wonen te vergroten.

De hele transitiefase wordt intensief gemonitord. Er wordt on-derzoek gedaan naar de eff ecten binnen de langdurige zorg voor ouderen en mensen met beperkingen op de woning-markt, het maatschappelijk middenveld en de marktpartijen.26 Ook de eff ecten van het langer zelfstandig thuis wonen voor mensen met een licht zorgzwaartepakket worden onderzocht.In het kader van de Transitieagenda Langer Zelfstandig Wonen heeft de Minister in juli 2014 een Aanjaagteam in het leven geroepen. Doel hiervan is het stimuleren van de samenwer-king tussen partijen en het maken van afspraken over bijvoor-beeld woningaanpassingen, herstructurering van (leegstand) zorgvastgoed, nieuwe woonvormen, en voorzieningen in de woonomgeving.27

In een gezamenlijke brief van de Minister van Wonen en de Staatssecretaris van Volksgezondheid aan de Tweede Kamer (juli 2015) wordt gesteld dat wonen met zorg en ouderen-huisvesting al tot één van de vier belangrijkste thema’s in de volkshuisvesting voor de komende jaren behoort. De Regering is positief over de vele initiatieven waaronder die van woning-corporaties.28

6.2 Gemeenten

Het huis van de AWBZ is fundamenteel verbouwd. Voorzieningen uit de ‘maatschappelijke cirkel’ en voorzienin-gen uit de ‘medische cirkel’ zijn daarbij uit elkaar gehaald.Onderdelen uit de AWBZ die overwegend gericht waren op ondersteuning en participatie van (kwetsbare) burgers zijn daarom per 1 januari 2015 ondergebracht in de WMO nieuwe stijl. In de visie van het kabinet op de (langdurige) zorg leidt dit tot een grotere verantwoordelijkheid van gemeenten binnen het sociale domein.

26: Brief Minister aan Tweede Kamer inzake Beeld ontwikkeling, ondersteu-ning en monitoring decentralisaties, oktober 201327: Brief Minister aan Tweede Kamer inzake Transitieagenda Langer zelfstan-dig wonen, juni 2014.28: Brief Minister en Staatssecretaris aan Tweede Kamer inzake Integrale visie op de woningmarkt, juli 2015.

31..................

Page 32: Een onbezorgde oude dag?

Dit was overigens niet geheel nieuw. Gemeenten waren hier al wel verantwoordelijk voor. In de eerdere WMO uit 2007 was al een ontwikkeling in gang gezet om eerst de eigen mogelijk-heden en die van de sociale omgeving na te gaan voordat een beroep gedaan kon worden op publiek gefi nancierde onder-steuning. Dit uitgangspunt is in de vernieuwde WMO explicie-ter vastgelegd.

Andere onderdelen uit de AWBZ die gericht waren op behan-deling en verpleging (meest kwetsbare groepen) zijn onderge-bracht in de nieuwe Wet Langdurige Zorg.

Voor de gemeenten vormen de decentralisatieopgaven een zeer grote uitdaging. Naast de herinrichting van allerlei primai-re processen binnen de gemeentelijke organisatie hebben de decentralisaties ook grote budgettaire gevolgen.Met de decentralisatie heeft het rijk namelijk een forse bezuini-gingsopgave bij de gemeenten neergelegd. Sommige bezui-nigingen kunnen wel tot 40% oplopen (zoals bij de huishoude-lijke hulp).Het is dan ook niet verwonderlijk dat voorafgaand aan de in-voering grote zorgen werden uitgesproken of de overheveling van taken wel uitvoerbaar zou zijn. Maar ook wat de fi nanciële gevolgen zouden zijn voor de cliënten die (langdurig) afhanke-lijk zijn van zorg en ondersteuning.

Vanaf 1 januari 2015 is er dus voor gemeenten door de invoe-ring van de WMO een grotere rol op het gebied van wonen, zorg en welzijn. En met de inwerkingtreding van de nieuwe Woningwet per 1 juli 2015 is via prestatieafspraken met wo-ningcorporaties de rol van de gemeente op het volkshuisves-tingsbeleid versterkt.

Gemeenten hebben daarmee een steviger rol gekregen op het terrein van het langer zelfstandig wonen zoals het zorg dragen voor voldoende geschikte woningen, het realiseren van voldoende woningaanpassingen en het stimuleren van eigenaar-bewoners.Veel ontwikkelingen moeten zich nog uitkristalliseren en zijn onzeker. De enige zekerheid is, dat de opgaven met minder fi nanciële middelen moet worden uitgevoerd.

6.3 Zorginstellingen / Zorgaanbieders

Decentralisatie en gelijktijdige hervorming van de zorg bete-kenen voor intramurale zorgaanbieders (zoals verzorgingshui-zen) dat geleidelijk minder cliënten een beroep kunnen doen op de bestaande intramurale zorg. Er komen minder nieuwe

bewoners meer bij, simpelweg omdat de indicatie voor veel bewoners met een lichte zorgbehoefte is komen te vervallen.

Volgens opgave van Zorgkaart Nederland29 zijn er 2199 ver-pleeghuizen en verzorgingshuizen in Nederland.Uit onderzoek van Bureau Berenschot (een management ad-viesbureau actief op het gebied van besturing, beleid, strate-gie, mens en organisatie) blijkt, dat tussen nu en 2020 800 van de bijna 2200 verpleeg- en verzorgingshuislocaties in Neder-land moeten sluiten.

De capaciteit van met name verzorgingshuizen neemt fors af doordat ouderen die de lichtste vormen van zorg nodig heb-ben (voorlopig de zorgzwaartepakketten 1 t/m 3) niet meer terecht kunnen in een dergelijke voorziening.Dat is het rechtstreekse gevolg van het kabinetsbeleid om ouderen steeds langer thuis te laten wonen. Daarbij gaat het wel om nieuwe gevallen. Wie nu al in een verzorgingshuis of verpleeghuis woont, kan daar gewoon blijven.

In diverse onderzoeken spreken deskundigen de verwachting uit, dat een té snelle afbouw van de overcapaciteit over 15 tot 20 jaar zal resulteren in een ondercapaciteit.30

Het aantal tachtig-plussers dat zeer intensieve zorg nodig zal hebben zal tegen die tijd zo zijn gestegen dat er te weinig plaatsen zijn in verpleeghuizen. De dubbele vergrijzing van de bevolking vormt namelijk een belangrijke factor waardoor de vraag naar verpleeghuis- en verzorgingshuisplaatsen op termijn weer wordt opgestuwd.31

Voor de korte termijn is er echter wel degelijk sprake van over-capaciteit. Het langer zelfstandig thuis blijven wonen van men-sen betekent dat instellingen te maken krijgen met leegstand en huurderving.

De invoering van een nieuw bekostigingssysteem heeft grote gevolgen voor de exploitatie van intramuraal vastgoed. Dit nieuwe systeem staat bekend onder de naam Normatieve Huisvestingscomponent (NHC).De NHC is opgebouwd uit de kosten (kapitaallasten) die instel-lingen kwijt zijn aan bouwen, grond, onderhoud, investeringen in gemeenschappelijke ruimtes, brandveiligheid, toegankelijk-

29: Zorgkaart Nederland / Patiënten Federatie, Overzicht verpleeg- en verzor-gingshuizen, website 2015.30: Onderzoek U-10 gemeenten en Bestuur Regio Utrecht, Voorraad en vraag zorgplaatsen en opvangplaatsen in de U-10 regio, september 2013.31: In hoofdstuk 9 wordt nader aandacht besteed aan vraag, aanbod / capaci-teit in de Regio Utrecht.

32..................

Page 33: Een onbezorgde oude dag?

heid en zorginfrastructuur. Maar ook leegstand van woonruim-te maakt hier onderdeel van uit.Al deze kapitaallasten (en dus ook de leegstand) werden voor-heen volledig door de overheid vergoed op basis van nacalcu-latie. Dat gaf weinig risico. Met de invoering van het nieuwe systeem is dat echter niet meer het geval. De NHC is nu namelijk gekoppeld aan het aantal cliënten dat een zorginstelling daadwerkelijk heeft. Een zorginstelling heeft dus lagere inkomsten bij leegstand omdat leegstand niet langer wordt vergoed. Er is een overgangsregime, maar vanaf 2018 dragen zorginstel-lingen zelf het volledige risico voor leegstand.32

Het scheiden van wonen en zorg en de beperkte toegang tot het verzorgingshuis hebben tot gevolg dat instellingen een heroriëntatie moeten maken op hun bedrijfs- en verdienmo-del. Dat betekent nogal wat voor de inzet van hun vastgoed, de dienstverlening maar ook over de inzet van hun personeel.

In diverse onderzoeksrapporten worden zorginstellingen drin-gend geadviseerd om op zoek te gaan naar creatieve oplossin-gen en andere verdienmodellen.33 Dat gebeurt in toenemende mate.Een beknopt overzicht van creatieve oplossingen:

Zo zijn zorginstellingen zich bijvoorbeeld gaan richten op het leveren van zorg aan de zwaardere doelgroepen. Hiervoor worden nog wel indicaties (en geld) afgegeven.

Ter voorkoming van verdere leegstand worden ook initiatieven ondernomen om de zorgappartementen regulier te verhuren. Wonen en zorg zijn dan gescheiden. Sommige bewoners (zonder indicatie) vinden het prettig en veilig om in een verzorgingshuis te wonen in plaats van in de eigen woning en woonomgeving. Voor zorg en veiligheid kan een beroep op de instelling worden gedaan. Alles bij de hand geeft zekerheid.Deze oplossing is eigenlijk een bijzondere vorm van ‘zorg thuis’: extramurale zorg binnen een intramurale setting.

32: In hoofdstuk 13 wordt hier nader op terug gekomen.33: Verwezen wordt onder meer naar:

• Brief van de Minister en Staatssecretaris aan de Tweede Kamer inzake Integrale visie op de woningmarkt, juli 2015

• Rijksoverheid, Hervormingen van de langdurige ondersteuning en zorg, gezamenlijke website 11 ministeries, april 2013.

‘Gespikkelde’ verbouw kan eveneens een oplossing zijn om leegstaande verzorgingshuiscapaciteit op te heff en. Een ge-deelte van het zorgvastgoed is bestemd voor intramurale zorg en een gedeelte voor zelfstandige verhuur. Hiermee ontstaat fl exibiliteit: eenheden kunnen zowel gefi nancierd worden vanuit de Wet Langdurige Zorg, maar kunnen ook zelfstandig worden verhuurd.Andere voorbeelden van creatieve oplossingen en verdienmo-dellen zijn te vinden in hoofdstuk 13.

Bij het regulier verhuren bestaat het risico, dat zorginstellingen zich uit de markt prijzen als ze een huurprijs willen berekenen die even hoog is als de kapitaallastenvergoeding (waarin ook de kosten van de gemeenschappelijke voorzieningen zijn in-begrepen).Een van de maatregelen om tot een lagere huurprijs te komen is het afboeken van de boekwaarde van de gebouwen. Maar dat kost in de regel veel geld. Maar dat geldt voor leegstand ook.Herbestemming van het vastgoed is een andere mogelijkheid om in te spelen op de afname van intramurale zorg.

Er zijn ook woningcorporaties met zorgvastgoed.In de nieuwe Woningwet bestaat voor hen de mogelijkheid tot herbestemming. 25% van het vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor niet-daeb-activiteiten.34 Ruimtes mogen dan commercieel worden verhuurd om investeringen en exploi-tatie binnen de perken te houden (o.a. restaurant, winkels, kapsalon).

Het onderscheid tussen verpleeg- en verzorgingshuizen ver-vaagt steeds meer. In verzorgingshuizen worden steeds zwaar-dere cliënten geholpen. De verwachting is dat het aandeel mensen met een hoog ZZP de komende jaren gaat groeien met een tempo dat gelijke tred houdt met demografi sche factoren. Stijging van het aantal cliënten binnen een instelling met een hoger ZZP compenseert het eff ect van de daling van het aantal cliënten met een licht ZZP.

6.4 Woningcorporaties

Volgens het Centraal Fonds Volkshuisvesting zijn er in 2014 in Nederland 371 corporaties. Het gezamenlijk corporatiebezit bedraagt 2.364.210 woningen.35

34: De nieuwe Woningwet maakt een strikt onderscheid tussen sociale ex-ploitatie van woonruimte (DAEB) en commerciële exploitatie (Niet-DAEB).35: Centraal Fonds Volkshuisvesting / Inspectie Leefomgeving en Transport, De corporatiesector in cijfers, website 2015

33..................

Page 34: Een onbezorgde oude dag?

Aedes Vereniging van Woningcorporaties constateert, dat corporaties een essentiële functie vervullen in de Nederlandse samenleving.36 Corporaties voorzien in goede en betaalbare woningen, be-stemd voor mensen met een laag inkomen. Daarnaast werken corporaties ook voor bijzondere doelgroepen als ouderen, studenten, statushouders, mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking, mensen met psychische stoornissen, ar-beidsmigranten en zwerfj ongeren. En voor mensen die tijdelijk in de knel komen en snel een (andere) woning nodig hebben (bijvoorbeeld door een echtscheiding of een crisis in het gezin).

Goed wonen is een eerste levensbehoefte. Een woning is ook een voorwaarde om deel te kunnen nemen aan de samenleving. Een huis is meer dan alleen een dak bo-ven je hoofd: het is een thuis, een plek waar mensen zich pret-tig en veilig voelen.Als samenleving hebben we er een groot belang bij dat de wo-ningen er goed bijstaan en dat er voldoende sociale woningen zijn.Naast bouwen, verhuren en beheren van betaalbare wonin-gen hebben corporaties ook oog voor de leefbaarheid en on-dersteunen ze de initiatieven van bewoners om hun wijken en buurten prettig en leefbaar te houden.In die zin zijn corporaties te beschouwen als een stabiele factor op wijk- en buurtniveau en in de Nederlandse samenleving.

Corporaties hebben gedurende vele decennia hun verant-woordelijkheid genomen voor het goed huisvesten van ou-deren. Dit heeft geresulteerd in bijvoorbeeld de bouw van seniorenwoningen, het aanpassen van woningen via de Wet Voorzieningen Gehandicapten, het invoeren van nul treden woningen en het renoveren in de gestapelde bouw (wonen zonder drempels).

Tot 1 juli 2015 waren deze activiteiten zelfs opgenomen in de prestatievelden van de corporaties zoals verwoord in het Be-sluit Beheer Sociale Huurwoningen.Het BBSH was een algemene maatregel van bestuur aange-stuurd door de Woningwet en bevatte regels waaraan corpo-raties zich moesten houden.

Het BBSH vormde de leidraad voor het werk van de corpora-ties. Die werkzaamheden lagen op het terrein van de volks-huisvesting en waren onderverdeeld in zes prestatievelden:

36: Aedes Vereniging van Woningcorporaties, Dossiers en thema’s wonen, zorg en welzijn, website 2015

1. Kwaliteit van de woningen.2. Verhuur van woningen.3. Betrekken van bewoners bij beleid en beheer.4. Financiële continuïteit.5. Leefbaarheid.6. Wonen en Zorg.

Met ingang van 1 juli 2015 is de nieuwe Woningwet en de daarbij behorende algemene maatregelen van bestuur van toepassing. Het BBSH bestaat vanaf die datum niet meer.

De nieuwe Woningwet beperkt het werkdomein van de cor-poraties tot de kerntaken: bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen. Verder wordt een strikte scheiding aangebracht tussen sociaal bezit (Daeb) en commercieel bezit (niet-Daeb). Woningcorporaties blijven veel ruimte houden om langer zelf-standig wonen mogelijk te maken. Voor specifi ek omschreven zorg gerelateerd maatschappelijk vastgoed en bepaalde dien-sten voor leefbaarheid gelden weinig beperkingen.

De nieuwe Woningwet geeft een overzicht welke activiteiten corporaties wel, niet of gedeeltelijk mogen uitvoeren met be-trekking tot wonen, zorg en welzijn. Achtereenvolgens:1. Stimuleren woon maatschappelijk werk, en achter-de-

voordeuraanpak.2. Ondersteunen van initiatieven van huurders (b.v. woon of

zorg coöperatie).3. Het bouwen van maatschappelijk vastgoed wordt beperkt.

Er is een limitatieve lijst van toegestane activiteiten zoals: opvangcentra, zorgsteunpunten die inpandig in een woonzorggebouw zijn gevestigd, ruimte voor dagbe-steding van gehandicapten en ouderen inclusief enige zorginfrastructuur die inpandig in een woonzorggebouw zijn gelegen, ruimten voor op de buurt of wijk gericht maatschappelijk werk of welzijnswerk.

4. Maatschappelijk vastgoed mag alleen wanneer de omvang van de investering maatschappelijk en bedrijfseconomisch verantwoord is.

5. Corporaties mogen ten behoeve van de zorg alleen maat-schappelijk vastgoed bouwen als dit is gekoppeld aan een woonzorggebouw.

6. Corporaties worden geacht naar redelijkheid bij te dragen aan de uitvoering van het gemeentelijk volkshuisvestings-beleid (maken van prestatieafspraken).34

..................

Page 35: Een onbezorgde oude dag?

De (beperkte) mogelijkheden die de nieuwe Woningwet biedt zijn hard nodig. Door onder meer de sterke vergrijzing, en het verdwijnen van de makkelijke toegang tot het verzorgingshuis worden mensen geacht langer zelfstandig thuis te blijven wo-nen. Nadenken over de toekomst is daarom van vitaal belang om tijdig vraagstukken te herkennen en om tijdig maatregelen te kunnen treff en.

Het blijven huisvesten van mensen met beperkingen ligt ge-heel in lijn met de sociale doelstelling van corporaties. Corporaties worden (vanwege de toenemende vergrijzing) steeds vaker huisvester van mensen die naast een huis ook zorg nodig hebben. Dat vraagt om beschikbaarheid van nieuwe woonvoorzieningen en aanpassing van de bestaande woningvoorraad. Woningcorporaties moeten daarom struc-tureel kijken naar de geschiktheid (kwantiteit en kwaliteit) van hun bezit.Naast aandacht voor de stenen is het eveneens een uitdaging om (in het belang van de ouderen) goed samen te werken met vooral de gemeente, zorg- en welzijnspartners.

Het realiseren van wonen met zorg en ouderenhuisvesting door woningcorporaties is één van de prioriteiten. Gemeen-ten, corporaties en huurders dienen met inachtneming van de lokale situatie afspraken te maken over deze prioriteiten en de uitvoering hiervan, aldus de Minister van Wonen in zijn brief van 1 juli 2015 aan de Tweede Kamer.37

De ambities op dit vlak zijn overigens wel afhankelijk van de lengte van de fi nanciële polsstok van de corporaties. Zo wordt de investeringscapaciteit van corporaties onder meer beperkt door de verhuurdersheffi ng.

6.5 Zorgverzekeraars

Tien jaar geleden maakte Nederland kennis met de nieuwe Zorgverzekeringswet. Vanaf dat moment was het onderscheid tussen ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden op-geheven.Sinds begin 2006 moeten burgers voor hun wettelijk ver-plichte basisverzekering een zorgverzekeraar kiezen. De ver-zekeraars hebben de opdracht gekregen om met elkaar te concurreren. Het doel hiervan is tweeledig: betere zorg en het beheersbaar houden van de zorgkosten.

37: Brief van de Minister aan de Tweede Kamer inzake Integrale Visie op de woningmarkt, juli 2015.

Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht jegens hun verze-kerden. Op basis van die zorgplicht contracteren zij zorg en maken verzekeraars ook afspraken met de zorgaanbieder over tijdige signalering van mogelijke problemen die de continuï-teit van zorg bedreigen. Zo nodig (bijvoorbeeld bij een faillisse-ment van een zorgaanbieder), zal de zorgverzekeraar moeten zorgen voor vervangend zorgaanbod voor zijn verzekerden. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zorgt voor de handha-ving.

Nederland geeft jaarlijks zo’n 90 miljard euro aan zorgkosten uit.De vier grootste verzekeraars (CZ, Menzis, Achmea, en VGZ) hebben 90% van de markt in handen.38

Zij sluiten met allerhande zorgaanbieders (artsen, verzorgings- en verpleeghuizen etc.) contracten af waarin eisen en verwach-tingen staan voor de levering van de zorg.

Dat klinkt als een helder en overzichtelijk speelveld. De werke-lijkheid is echter weerbarstiger. Volgens diverse publicaties zijn de machtsverhoudingen tus-sen verzekeraars en zorgaanbieders op dit moment belangrij-ker dan samenwerking en een evenwichtiger speelveld.39

Zorgaanbieders geven zelf aan dat ze zorgverzekeraars vaak beschouwen als hinderlijke controleurs. Volgens de beroeps-groepen zijn de zorgverzekeraars zo langzamerhand opge-schoven naar de behandelkamer met bijbehorende bureau-cratie. Artsen klagen dat ze soms voor sommige patiënten (bijvoorbeeld suikerziekte) lijsten moeten invullen met wel 100 indicatoren.40

Uit genoemde publicaties komt een beeld naar voren dat het schuurt tussen de beroepsgroepen en de verzekeraars.Spanning tussen autonomie en bemoeizucht waarbij het feite-lijk draait om de vraag: wie is de baas in de spreekkamer?

De Zorgverzekeringswet geeft zorgverzekeraars overigens wel instrumenten om de prijs en kwaliteit van de zorg te bewaken. In deze Wet zijn ze naar voren geschoven als bondgenoten van patiënten en burgers. Ze moeten de burger behoeden voor excessieve kosten groei en de kwaliteit handhaven.

38: NRC Weekend, De huisarts vlucht, 1 maart 2015.39: NRC Handelsblad, Huisarts is de poortwachter in de zorg. Geef hem dus de ruimte, 28 februari 2015.40: NRC Handelsblad:

• Huisarts is de poortwachter in de zorg. Geef hem dus de ruimte, 28 fe-bruari 2015

• Beste Marc, ik geef juist veel om huisartsen, 28 februari 2015• De Volkskrant, Hoe druk is de huisarts, 17 januari 2015

35..................

Page 36: Een onbezorgde oude dag?

Verpleging en verzorging aan huis lopen vanaf 1 januari 2015 via de zorgverzekeraar. De vergoeding hiervan gebeurt vanuit de zorgverzekering.

Lange tijd bestond er onduidelijkheid over de rol en positie van de wijkverpleegkundige. Eind vorige eeuw verloor de wijk-verpleegkundige namelijk haar centrale positie in de zorg voor mensen die thuis wonen. De overheid wil de wijkverpleegkun-digen nu weer terug in die centrale rol: als spil van de zorg in de buurt. Daarmee is de onduidelijkheid (deels) opgelost.De wijkverpleegkundige is in dienst van een thuiszorgorgani-satie. Die krijgt op zijn beurt weer een budget van de zorgver-zekeraar.Wijkverpleegkundige zorg valt onder het basispakket.

Wijkverpleegkundigen vervullen een belangrijke rol.Zij zorgen in de wijk voor ondersteuning op het gebied van wonen, zorg en welzijn.Voor buurtbewoners betekent dit:1. Een lagere drempel om hulp te vragen.2. Een duidelijk aanspreekpunt.3. Betere afstemming in de zorgverlening.4. Directe doorverwijzing naar andere zorgverleners.

Als iemands recht op thuiszorg vervalt, bepaalt deze verpleeg-kundige voortaan welke zorg nodig is, na een gesprek met be-trokkenen en eventuele andere zorgverleners.Wijkverpleging kan ouderen helpen langer thuis te blijven wonen. In eerste instantie is een wijkverpleegkundige een zorgverlener. Bij die zorgverlening horen ook taken als afstem-ming met de gemeente en coördinatie van de zorgvraag van de cliënt.

6.6 Zorgkantoor

Het zorgkantoor is een uitvoeringsorgaan van de Wet Lang-durige Zorg. Het zijn zelfstandig werkende kantoren die nauw gelieerd zijn aan de grootste zorgverzekeraar ter plekke.Het zorgkantoor levert zelf geen zorg. Ze zijn ervoor verant-woordelijk dat alle cliënten in hun regio de betreff ende lang-durige zorg krijgen waar ze recht op hebben.Dat doen ze door de zorg te regelen voor een verzekerde met een indicatiebesluit met zorg-in-natura. Ook voeren ze de re-geling persoonsgebonden budget (PGB) uit.41

41: Na de ontstane chaos is de procedure rond de PGB’s anders georgani-seerd. In paragraaf 8.8 wordt hier verder aandacht aan besteed.

Zorgkantoren sluiten eveneens contracten af met zorgaanbie-ders voor mensen die een indicatie van het Centrum Indicatie-stelling Zorg (CIZ) hebben. Langdurige zorg die onder gemeenten of de zorgverzekeraars vallen, bijvoorbeeld jeugdzorg en respectievelijk wijkverple-ging, voert het zorgkantoor niet uit. Er zijn 32 zorgkantoren in Nederland.

Gemeenten en zorgkantoren hebben allebei een regierol op het gebied van wonen en zorg. Beiden dragen zij verantwoor-delijkheid dat de hoeveelheid zorgvastgoed in overeenstem-ming kan worden gebracht met de voorziene behoefte aan zorg en ondersteuning (bijvoorbeeld het invoeren van een bouwstop bij dreigende overcapaciteit).

Om regionaal en lokaal tot de juiste afwegingen te komen, is het volgens het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen cruciaal dat zorgkantoren informatie delen. Voornamelijk met gemeenten als mede-inkoper, over het aantal gecontracteerde intramurale plaatsen en de te (verwachte) toekomstige ontwik-kelingen wat dit betreft. Maar ook afstemming met betrok-ken partijen bij investeringsbeslissingen over vastgoed die een meerjarig karakter hebben.

Het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen constateert ver-der in haar voortgangsrapportage van juni 2015, dat zorg-kantoren de breed geformuleerde regierol nog onvoldoende oppakken. Het algemene beeld is dat zorgkantoren te afwach-tend zijn.42 Zo wordt er bijvoorbeeld nog weinig gebruik ge-maakt van de mogelijkheid om meerjarig zorg in te kopen.

42: Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen, Voortgangsrapportage, juni 2015.

36..................

Page 37: Een onbezorgde oude dag?

Wat heeft u nodig? Persoonlijke zorg of (wijk)verpleging

Medische zorg Hulp om thuis te blijven wonen

Blijvend 24-uurszorg of toezicht nodig

▼ ▼ ▼ ▼ 24/7 24/7 ▼

Melden bij WijkverpleegkundigeofThuiszorginstelling

Huisarts of specialist Gemeente(wijkteam of WMO-loket)

Centrum Indicatiestel-ling Zorg (CIZ)

Advies en Ondersteu-ning

Huisarts of transferver-pleegkundige in het ziekenhuis

Recht op onafhankelijk cliëntondersteuner

Recht op onafhankelijk cliëntondersteuner

Procedure Wijkverpleegkundige geeft indicatie

Arts geeft verwijzing Gesprek met gemeente. Onderzoek naar eigen mogelijkheden en per-soonlijke omstandig-heden Zorgplicht (voorziening en geen recht)compensatiebeginsel

CIZ toetst of blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig is

Soort zorg of onder-steuning

Bijvoorbeeld:Hulp bij opstaan, dou-chen, wondverzorging, steunkousen aantrek-ken

Bijvoorbeeld:Diagnostiek, medicatie, een medische ingreep

Bijvoorbeeld:Mantelzorg onder-steuning, algemene voorzieningen en/of maatwerk voorzie-ningen zoals rolstoel, woningaanpassing, dagbesteding, dagop-vang of individuele begeleiding, vervoer, participatie

Bijvoorbeeld:Verblijf in een instelling of persoonlijke zorg en begeleiding thuis.

Zware hulpbehoevend-heid complexe / inten-sieve zorg

PGB mogelijk Ja Nee Ja JaWetgeving Zorgverzekeringswet Zorgverze-

keringswetWMO 2015 Wet Langdurige Zorg

6.7 Wie Wat Waar? Schematisch overzicht

Zorg Diensten en Voorzieningen

Tabel:Zorg of ondersteuning bij chronische ziekte, lichamelijke be-perking of ouderdom en dementie

Bron: Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport

37..................

Page 38: Een onbezorgde oude dag?

38..................

Page 39: Een onbezorgde oude dag?

7 BEGRIPPEN EN TAAL IN DECENTRALISATIELAND

7.1 Inleiding

De decentralisatie van de zorg is op vele fronten complex. In het vorige hoofdstuk hebben we gezien, dat veel partijen een rol spelen bij de uitvoering. Samenwerking tussen al die par-tijen is noodzakelijk om het belang van de cliënt zo goed mo-gelijk te kunnen dienen.

Er zijn dus op tal van niveaus interacties: gemeenten, zorgver-zekeraars, thuiszorgorganisaties, welzijnsorganisaties, ver-pleeghuizen, corporaties etc. Ieder domein kent zijn eigen begrippen en taal en er worden steeds nieuwe woorden aan toegevoegd. Om te kunnen sa-menwerken is het ook van belang dat we elkaars taal (en de wereld die daar achter schuil gaat) kunnen lezen en begrijpen. De belangrijkste begrippen worden hieronder nader toege-licht.

7.2 Scheiden van Wonen en Zorg

In hoofdstuk 5 is geconstateerd, dat het zorgsysteem in zijn oude vorm langzamerhand fi nancieel onhoudbaar werd. De structurele groei van de uitgaven werd voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat zowel de kosten van het wonen als de kosten van de zorg ten laste kwamen van de collectieve middelen (AWBZ).

In de hervormingsplannen van het kabinet is het fi nancieel scheiden van wonen en zorg nadrukkelijk opgenomen als middel om het budgettaire beslag van de kosten van wonen op de (collectieve) zorgbegroting te verminderen. De scheiding zorgt voor transparantie in de verhouding tus-sen woonkosten en zorgkosten. Mensen betalen nu zelf hun woonkosten. De zorg wordt apart gefi nancierd.De fi nanciële scheiding is per 1 januari 2015 ingevoerd voor personen met lichtere zorgindicaties. Deze groep mensen had vanaf dat moment geen toegang meer tot intramurale zorg (verzorgingshuis).

Het scheiden van wonen en zorg is dus voor een belangrijk deel een fi nanciële operatie. De maatregel is vanuit dat oog-punt een succes en heeft daadwerkelijk positieve budgettaire eff ecten.

Nog voordat er überhaupt sprake was van scheiden van wo-nen en zorg ontvingen in 2012 nog 263.000 mensen een indi-catie voor intramurale zorg in het kader van de AWBZ.43

Aan het begin van de hervormingen in de zorg heeft het Mi-nisterie van VWS de verwachting uitgesproken, dat ongeveer 78.000 mensen met een lichtere zorgindicatie geen toegang meer zouden krijgen tot een intramuraal verblijf.44

Een reductie van ongeveer 30% minder cliënten voor intramu-rale verzorgingstehuizen.Deze 30% blijft nu immers langer zelfstandig thuis wonen en betalen zelf de huur of hypotheek in plaats van een beroep te doen op dure intramurale zorg. Vanuit de optiek van het Mi-nisterie betekent dit een forse verlichting van de budgettaire druk.

De andere kant van de medaille is een overcapaciteit aan plaat-sen in verzorgingshuizen die door de reductie is veroorzaakt. Zoals in paragraaf 6.3 omschreven vormen leegstand en ver-antwoorde doorexploitatie een groot vraagstuk.

Het is niet ondenkbaar dat overcapaciteit aan verzorgings-huisplaatsen op den duur leidt tot sluiting en sloop van het gebouw. Dat heeft weer een negatieve invloed op een vitale leef- en woonomgeving. De zorg- en welzijnsfuncties van het verzorgingshuis aan omwonenden vallen daardoor weg.Het sluiten van een verzorgingshuis raakt dus niet alleen de bewoners, maar ook de buurt.

7.3 Langer zelfstandig wonen

Onder ouderen is de afgelopen decennia een autonome maat-schappelijke beweging waarneembaar om langer zelfstandig te blijven wonen. Vanaf de jaren tachtig daalt het aantal oude-ren in een verpleeg- of verzorgingshuis, terwijl sindsdien het aantal ouderen is verdubbeld.45 Leefde in 1980 nog 63% van degenen ouder dan tachtig in een verzorgings- of verpleeghuis, in 2010 was dat 24%.46

Woningaanpassingen, mantelzorg, een meer fl exibele inzet van thuiszorg en nieuwe vormen van domotica (huishoudelij-ke elektronica) hebben de mogelijkheden vergroot om langer zelfstandig thuis te blijven wonen.

43: Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, Langer zelfstandig een ge-deelde opgave van wonen, zorg en welzijn, juni 2014.44: Idem.45: Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, Langer zelfstandig een ge-deelde opgave van wonen, zorg en welzijn, juni 2014.46: Brief van de Minister aan de Tweede Kamer inzake Integrale visie op de woningmarkt, juli 2015

39..................

Page 40: Een onbezorgde oude dag?

Met ingang van 1 januari 2015 is het langer zelfstandig wonen echter offi cieel overheidsbeleid. De toestroom van ouderen naar de instellingen (intramurale omgeving) is toen sterk be-grensd. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) speelt in de beoorde-ling van de zorgzwaarte en hieraan verbonden indicaties een belangrijke rol. Het CIZ bepaalt of een recht op zorg bestaat en welke zorgzwaarte een cliënt heeft. Cliënten met een licht zorgzwaartepakket krijgen geen indica-tie meer. Deze groep ouderen heeft dus geen toegang meer tot het verzorgingshuis.

Alleen langdurige zorg met een hoge zorgzwaarte kan nog intramuraal worden onder gebracht. Alle overige categorieën dienen een extramurale oplossing te zoeken. In de praktijk komt dit neer op het langer zelfstandig thuis blijven wonen

Via de decentralisatie maakt het kabinet gemeenten en zorg-verzekeraars meer verantwoordelijk voor hulp thuis. Gemeen-ten doen dit via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en zorgverzekeraars via de Zorgverzekeringswet.

7.4 De Participatie Samenleving

Het begrip participatie samenleving werd voor het eerst ge-bruikt in de troonrede van 2013.47

Volgens het staatshoofd is het onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenleving mondi-ger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatie samenleving.

De overheid trekt zich terug. Minder verzorgingsstaat en meer actief burgerschap.Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijk-heid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving. Dat geldt ook voor meer onderlinge steun en zorg voor elkaar. Dit vormt de hoeksteen van betrokken burgerschap.

De vraag is of het kabinet inspeelt op een trend die al langere tijd waarneembaar is of dat de oproep is ingegeven door een bewuste verschraling van publieke voorzieningen. Dat laatste betekent, dat de overheid blut zou zijn en niet in staat is om de sociale arrangementen langer in stand houden. Een overheid die eigenlijk tegen de burger zegt: “zoek het zelf maar uit”.

47: Binnenlands Bestuur, Troonrede 2013 / Omslag naar participatie samenle-ving, website 17 september 2013.

De burger komt dan terecht in een soort ‘Doe Het Zelf Samen-leving’. Daarbij trekt de overheid zich terug onder een gelijktij-dig beroep op actief burgerschap.De oproep tot actief burgerschap is overigens niet aan dove-mans oren gericht. Je ziet tal van nieuwe initiatieven ontstaan. Burgers die niet langer afhankelijk willen zijn van het vangnet van de overheid, maar elkaar opzoeken en kleinschalige oplos-singen bedenken. Mensen nemen zelf het heft in eigen han-den (bijvoorbeeld activiteiten op het gebied van duurzaam-heid). Soms juist extra gemotiveerd omdat traditionele verzorgings-staat instituties niet bij machte waren om iets op te lossen of verantwoordelijk waren voor het verdwijnen van essentiële gemeenschapsvoorzieningen.

Er wordt geconstateerd, dat burgers wel degelijk ook binnen de instituties eigen initiatieven ontwikkelen. Je praat dan over een ‘doe-democratie’.48 Ze vervullen bijvoorbeeld een actieve rol vervullen in de gemeentelijke WMO-raden om tot betere oplossingen te komen (meedoen, meedenken, meebeslissen).

Dergelijke burgerinitiatieven kunnen dus over van alles gaan: van leefbaarheid (onderhoud van groen in de buurt) naar duurzaamheid (gezamenlijke inkoop zonnepanelen) of de zorg voor elkaar (onderlinge hulp en zorg, boodschappen doen, mantelzorg, kleinschalige woonvormen voor ouderen of voor kinderen met een beperking).

Aan de andere kant is er ook veel kritiek op de participatie sa-menleving. Een overheid die terug treedt, moet juist faciliteren en vertrouwen schenken aan haar burgers.Burgers ervaren nogal eens tegenwerking en voelen zich niet serieus genomen.

Sommige beschouwen de participatie samenleving als een verhullende term: een samenleving waarin je voor een fat-soenlijke oude dag afhankelijk bent van centen of familie, die dan ‘participanten’ moeten gaan heten.49

Vaak gaat de participatie samenleving hand in hand met be-zuinigingen. In Engeland heette dat in de volksmond al gauw “Big society, empty pockets”. In gewoon Nederlands: een grote ‘platzak-samenleving’.

48: Movisie, De veranderende verhouding tussen overheid en burgers, sep-tember 2014.49: Wikipedia, Participatie samenleving, 2015.

40..................

Page 41: Een onbezorgde oude dag?

Ook het Sociaal Cultureel Plan Bureau heeft zo zijn twijfels over het realiteitsgehalte van de participatie samenleving. In een studie over de sociale cohesie op het platteland wordt gecon-stateerd, dat “het dorp waar iedereen voor elkaar klaarstaat” een mythe is. Dorpsbewoners reiken elkaar niet meer de hand dan stedelingen. Zo maar aankloppen voor hulp wordt lasti-ger. Burenhulp wordt vooral verleend door oudere vrouwen, zonder hoge opleiding. Deze (uitstervende) generatie lijkt de hoeksteen onder de hedendaagse participatiemaatschappij, aldus het SCP.50

De taal in de participatie samenleving komt vaak stoer over. Populair is de uitdrukking: “Iemand in zijn kracht zetten”. Niet kijken naar wat iemand niet kan, maar wat hij juist wel kan. Voor een deel van de burgers klinkt dat mooi, maar kwetsbare mensen met ‘multi problemen’ hebben hier weinig aan. Met name mensen die vanwege leeftijd, handicap en / of sociaal isolement minder goed ‘uit de voeten’ kunnen, dreigen ach-terop te raken of vallen buiten de boot. Hun kracht is al goed-deels verbruikt en zij hebben anderen nodig. In Nederland zie je al een tweedeling tussen de zelfredzame mensen en de groep die vraagt om structuur en sturing. Soms verwachten zelfredzamen van anderen dat ze net zo zelfred-zaam zijn als zijzelf. (en als je het niet redt is dat je eigen schuld).De vraag is dan altijd in hoeverre ze zich in anderen kunnen verplaatsen. Als jij behoort tot de zelfredzamen en je consta-teert dat jij het al niet goed geregeld krijgt voor je ouders bij die zorginstelling, hoe moeilijk moet het dan wel niet zijn voor anderen die er minder goed voorstaan dan jezelf?51

Wel of niet zelfredzaam hoeft niet leeftijdgebonden te zijn. Maar wanneer bij ouderen de vitaliteit afneemt en het sociaal isolement toeneemt dan kan ouderdom worden gevoeld als een last voor de familie of de samenleving.Vanuit die perceptie heeft ouder worden alleen nog maar een verlieskant: fysieke achteruitgang, verlies van creativiteit en productiviteit en de teloorgang van autonomie en vitali-teit. Mensen voelen zich afhankelijk van anderen, en ervaren zichzelf voor de (directe) omgeving als last en als nutteloos individu.

Het ‘nieuwe’ ouder worden is voor de meesten echter een per-soonlijke zoektocht en het brengt voordelen met zich mee. Er ontstaat een andere verhouding in vooruit- en achteruit kijken, er is winst en verlies, maar er ontstaan ook andere vaardighe-

50: De Volkskrant, Sociale cohesie op het platteland, 24 januari 2015.51: NRC Weekend, Verplicht Zelfredzaamheid, 4 januari 2015.

den en kwaliteiten dan roem en succes (bijvoorbeeld relative-ringsvermogen, intuïtief aanvoelen wat wel en niet belangrijk is, kennis en expertise inzetten voor anderen). Een dergelijke mentale houding wordt gezien als een funda-mentele bouwsteen voor de participatie samenleving.52

De participatie samenleving wordt al snel op een positieve wijze geassocieerd met het begrip zelfredzaamheid. Dat is te beperkt. Het risico is aanwezig dat ‘krachtige’ burgers geen of minder oog hebben voor de belangen en de participatie van kwetsbare burgers.

In de publicatie “Misverstanden over de participatie samenle-ving” geeft Evelien Tonkens (hoogleraar burgerschap en hu-manisering van de publieke sector) een positief beeld van de participatie samenleving.53

Volgens de hoogleraar is de participatie samenleving een prachtig ideaal, mits we het niet tegenover de verzorgingsstaat plaatsen, maar in het verlengde ervan, als verbeterde versie van de verzorgingsstaat. Betrouwbare, responsieve instituties en sociaal werkers hebben er een centrale plaats in, ter voor-koming van grotere ongelijkheid. Democratische en politieke vernieuwing heeft er een plaats in, opdat boze buitenstaan-ders gedreven binnenstaanders kunnen worden, die op voet van gelijkheid participeren in en mee vormgeven aan de sa-menleving.

7.5 Wet Maatschappelijke Ondersteuning

(WMO)

De oorspronkelijke Wet Maatschappelijke Ondersteuning da-teert van 2007 en is per 1 januari 2015 uitgebreid met maat-schappelijke onderdelen uit de AWBZ. Daarmee hebben gemeenten een nóg bredere verantwoordelijkheid gekregen voor ondersteuning van burgers die beperkt kunnen partici-peren.

De nieuwe wet biedt gerichte ondersteuning bij het voeren van regie over het eigen leven. Burgers met een beperking kunnen hierdoor langer thuis blijven wonen en participeren in de maatschappij. Dat draagt bij aan hun welbevinden en voor-komt onnodige medicalisering.In tegenstelling tot de ABWZ kan de burger geen rechten ont-lenen aan de WMO.

52: NRC Weekend, Heb de moed om oud te worden, 28 december 2015.53: Evelien Tonkens, Misverstanden over de participatie samenleving, 24 juli 2014.

41..................

Page 42: Een onbezorgde oude dag?

Het begrip ‘De Kanteling’ is een essentieel onderdeel in de WMO. Burgers en gemeenten gaan samen in gesprek. De indi-viduele behoeften en mogelijkheden staan centraal in plaats van de beperking of de zorgvraag. In goed overleg wordt gekeken naar de mogelijkheden van de burger zelf en die van zijn sociale omgeving. Daarbij is de volg-orde: eerst het eigen netwerk aanboren en dan pas als terug-valoptie een beroep op ondersteuning vanuit de gemeente. De verantwoordelijkheidsladder zoals omschreven in hoofd-stuk 1 is daarmee dus omgedraaid. Een beroep op publiek ge-fi nancierde ondersteuning komt niet in eerste instantie aan de orde, maar pas in laatste instantie. Voorwaarde voor een gelijkwaardig gesprek tussen burger en gemeente is dat beiden over dezelfde kennis en informatie beschikken. Dat komt vanwege de complexiteit van de wet en regelgeving niet vaak voor. In paragraaf 8.5 wordt hier verder op in gegaan.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning en voor het toezicht daarop. Er kan daarbij sprake zijn van een lastige spagaat tussen cen-trale normstelling en lokaal maatwerk. (zie verder ook para-graaf 7.7).

De betrokkenheid van burgers bij het WMO-beleid van de ge-meente is wettelijk geregeld via het instellen van een WMO-raad. Cliënten hebben via dit orgaan medezeggenschap over de gemeentelijke invulling van het WMO-beleid (bijvoorbeeld inkoop van zorgarrangementen, en het benoemen van draag-krachtcriteria).

De WMO-raad kan een goed instrument zijn om de burgerini-tiatieven genoemd in paragraaf 7.4 te stimuleren. Participeren, zeggenschap en invloed uitoefenen op de kwantiteit en kwali-teit van de zorg en de ondersteuning. Een WMO-raad kan zodoende bijdragen aan initiatieven die de participatie en zelfredzaamheid van (kwetsbare) burgers in de gemeente bevorderen. Van belang daarbij is dat alle groepen (alle belangen) een podium krijgen.

Over wet en regelgeving en de verplichtingen en verantwoor-delijkheden van gemeenten blijken de nodige onduidelijk-heden te bestaan. Bijvoorbeeld: gemeenten zouden hulp en ondersteuning kunnen weigeren. Of de gemeente zou kinde-ren, buren en vrienden kunnen verplichten tot het bieden van ondersteuning. De communicatie hierover naar de burger is lang niet altijd duidelijk.

Zoals aangegeven legt de WMO een stevige druk op het vin-den van oplossingen binnen het eigen sociale netwerk. De verwachting is, dat de komende jaren een nóg groter beroep zal worden gedaan op onbetaalde zorg door vrijwilligers / mantelzorgers. Meestal bekenden en familieleden van degene die zorg nodig heeft.Niet altijd is dat mogelijk en wenselijk. Bijvoorbeeld omdat ze te ver weg wonen, omdat ze werken of dat ze zelf een gezin draaiende moeten houden.

Er is al grote druk op de mantelzorgers en het risico is niet denkbeeldig dat die druk toeneemt. Overbelasting dreigt. In paragraaf 8.10 kom ik hier nader op terug.

7.6 Het Keukentafelgesprek (Breedtege-

sprek)

In de vorige paragraaf kwam al even het begrip ‘De Kanteling’ aan de orde. De achterliggende fi losofi e: Niet vragen wat de gemeente voor mij kan doen, maar nagaan wat ik zelf kan, wat mijn omgeving kan doen en waarbij ik ondersteuning nodig zou kunnen hebben.

Hierover gaat het gesprek tussen de zorg vragende burger en de gemeente. Dit gesprek wordt het keukentafelgesprek (of breedtegesprek) genoemd.In dit gesprek staat het volgende centraal: wat is nu eigenlijk de vraag achter de vraag, welke oplossing is er voor die vraag en wat is de eventuele tegenprestatie. Die oplossing wordt gevonden via de verantwoordelijkheids-ladder. Die begint bij preventie en eigen kracht. Vervolgens het sociale netwerk en algemene voorzieningen en tenslotte een mogelijk beroep op een individuele voorziening.

Gemeenten moeten volgens de nieuwe wet bij iedere inwoner die zorg nodig heeft langs gaan voor het keukentafelgesprek. Een één op één gesprek waarin de gemeente vaststelt welke zorg iemand zelf voor zijn rekening kan nemen, wat familie of buren kunnen doen en of de gemeente moet bijspringen.

Tijdens het keukentafelgesprek komt de specifi eke situatie van de zorg vragende burger uitgebreid aan bod: hoe ziet zijn leven eruit, wat is precies zijn vraag, wat wil hij ermee bereiken, hoe ziet zijn dag eruit, hoe is zijn inkomenspositie, hoe ziet zijn netwerk eruit, hoe zijn de contacten in de buurt, welke voor-zieningen zijn er in de buurt (bijvoorbeeld een wijkcentrum of andere mogelijkheden voor contact).42

..................

Page 43: Een onbezorgde oude dag?

Het gesprek heeft dus als doel om de belemmeringen uit het dagelijks leven te inventariseren en vervolgens te bepalen hoe die gecompenseerd moeten worden.

Het startpunt van het gesprek met de burger is dan ook niet meer de aanvraag voor een specifi eke (individuele) voorzie-ning, maar een ‘melding’ van een (probleem)situatie. Deze andere insteek voorkomt dat een burger zijn behoefte teveel vertaalt in een oplossing en dat hij teveel wordt beperkt door het beschikbare aanbod.De volgende stap in het traject wordt dan het zoeken naar pas-sende oplossingen.Dit bijspringen kan op twee manieren: met een algemene voorziening die voor iedereen gelijk is en, als dat niet genoeg is, met individueel maatwerk.

Al eerder is aangegeven, dat de invoering van de WMO ook fi nancieel gedreven was. De burger moet minder afhankelijk worden gemaakt van dure collectieve oplossingen. Hij moet zelf oplossingen bedenken en liefst zijn zelfredzaamheid zo lang mogelijk behouden.

Voor veel burgers is dit een forse opgave en niet iedereen zal dat even makkelijk afgaan. Het hoge tempo van veranderin-gen (cultuuromslag, gebrek aan kennis van de WMO) is niet voor iedereen bij te benen.De grote veranderingen in de zorg leiden bij velen tot onzeker-heid en sombere verwachtingen over de toekomst. Ze zien er als een berg tegenop om bijvoorbeeld familie en vrienden te moeten inschakelen.

Het keukentafelgesprek werd op 1 januari 2015 ingevoerd. Een nieuw fenomeen waar nog geen ervaring mee was opgedaan.Het was de bedoeling dat alle cliënten vóór genoemde invoe-ringsdatum dit gesprek hadden gevoerd zodat ze wisten waar ze aan toe waren. Uit een enquête van Ouderenorganisatie ANBO onder 1400 senioren bleek dat in januari 2015 bij driekwart van de onder-vraagden het keukentafelgesprek nog moest plaatsvinden.54

In sommige gemeenten die al wel gesprekken hadden ge-voerd, leek het gesprek meer een formaliteit en stond de uit-komst bij voorbaat vast.Er waren zelfs gemeenten die het hele keukentafelgesprek oversloegen en enkel een brief stuurden aan betrokkenen.In paragraaf 8.5 wordt hier verder op terug gekomen.

54: De Volkskrant, Keukentafelgesprekken, 3 januari 2015.

7.7 Thuiszorg of Thuishulp

De AWBZ is ontmanteld en hiervoor in de plaats kwamen twee andere wetten: De Wet Langdurige Zorg en de Wet Maat-schappelijke Ondersteuning.

Toen de AWBZ nog bestond lag alles voor iedere zorg vragen-de Nederlander vast. Bij een nieuwe heup had je bijvoorbeeld recht op zoveel uur in de week douchen en wassen. Vanaf 1 januari 2015 zijn er geen regels meer die voor iedereen gelden, want elke situatie is anders. Kan iemand nog door zijn partner worden gewassen dan is daar geen hulp meer voor beschik-baar. Is er wel ondersteuning nodig dat wordt dat op maat gemaakt.

In tegenstelling tot de AWBZ kent de WMO geen recht meer op hulp. Het gaat om het compenseren van een belemmering. Bijvoorbeeld problemen die ontstaan vanwege een gebrek-kige mobiliteit.AWBZ rechten golden voor iedereen, maar de WMO is een voorziening met een niet verplichtend karakter. Vragen en krij-gen zijn twee heel verschillende dingen geworden.

Tussen gemeenten onderling kunnen daardoor (vanuit bud-getoverwegingen) verschillen in uitvoering en toekenning van voorzieningen ontstaan. Zo ontstond bijvoorbeeld grote com-motie rond het afschaff en of beperken van de poetshulp door de gemeenten. In Den Haag bleef de poetshulp grotendeels in stand, terwijl de poetshulp voor cliënten uit Utrecht fors werd beperkt.

Door de abrupte wijziging in beleid was het dan ook niet ver-wonderlijk, dat veel burgers (met een zorgvraag) door de vele termen en defi nities door de bomen het bos niet meer zagen.Neem alleen al het onderscheid tussen de begrippen thuis-zorg en thuishulp. Deze begrippen worden vaak door elkaar gehaald. Kort gezegd: het schoonhouden van de woning (poetshulp) valt onder de thuishulp, terwijl het bij thuiszorg om medische- / verpleegkundige handelingen gaat (bijvoor-beeld toedienen medicijnen, wondverzorging).

Werkers in de thuiszorg en thuishulp spelen een belangrijke rol in het kader van vroeg signalering. Zij fungeren als het ware als de oren en ogen van de met de WMO-uitvoering belaste orga-nisaties. Soms zijn zij de enigen die bij de mensen over de vloer komen. Zij zien als eerste de verschijnselen van verwaarlozing of dementie.

43..................

Page 44: Een onbezorgde oude dag?

7.8.1 Thuiszorg: Persoonlijke verzorging of ver-

pleegkundige zorg

De thuiszorg valt in de nieuwe wetgeving onder de Zorgverze-keringswet (Zvw). Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor persoonlijke ver-zorging (zoals hulp bij het wassen, aankleden of naar de wc gaan, aantrekken steunkousen, oog druppelen). Zij maken daarbij landelijke afspraken over het ‘inkopen’ van thuiszorg.

Zorgverzekeraars zijn tevens verantwoordelijk voor verpleeg-kundige zorg aan huis (thuisverpleging zoals bijvoorbeeld wondverzorging en het geven van injecties).De thuiszorg wordt op lokaal niveau uitgevoerd via de wijkver-pleegkundige. Deze zorg is ondergebracht in het basispakket van de zorgverzekering. De kosten hiervoor gaan niet af van het eigen risico van de cliënt.

De 18.000 wijkverpleegkundigen in Nederland hebben in de nieuwe wet een belangrijke rol gekregen. Zij moeten beoor-delen wat de patiënt nodig heeft (o.a. medicijnen, wondver-zorging). Ze moeten de zorg geven, of organiseren via de gemeente. Ze moeten familie, vrienden, vrijwilligers, mantel-zorgers en buren bij de patiënt betrekken.

Wijkverpleegkundigen hebben weliswaar een belangrijker rol gekregen, maar die rol is tegelijkertijd aangescherpt. Ook hier moeten bezuinigingsdoelstellingen worden gehaald en dat kan alleen door minder zorg te verlenen.

Mensen die al een AWBZ-indicatie hadden voor thuiszorg, mochten die in 2015 behouden. De gemeente bekijkt en be-oordeelt de hulpvraag daarna opnieuw en zal de zorg daarop afstemmen. Dat wordt herindicatie genoemd.De bedoeling was om vóór 1 mei 2015 alle lopende afspraken tegen het licht te houden. Na die datum zou duidelijk zijn of ie-mand dezelfde verpleegzorg en persoonlijke verzorging (zoals wassen en aankleden) zou kunnen behouden.

Dit systeem van herindicatie gaf deze groep cliënten een on-rustig gevoel. De Staatssecretaris heeft om die reden het tijd-stip van herindicatie opgeschoven.

7.8.2 Thuishulp: Hulp in het huishouden

Gemeenten zijn op grond van de WMO verantwoordelijk voor de thuishulp. Daarnaast zijn gemeenten vanaf 1 januari 2015 eveneens verantwoordelijk voor extra taken zoals begeleiding, kortdurend verblijf en beschermd wonen. Al die maatregelen zijn erop gericht om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen met behulp van hun eigen partner, familie en vrienden.

Al eerder is aangegeven, dat de decentralisatie vanuit het rijk naar gemeenten gepaard ging met fi kse kortingen op het budget.Dit gold met name voor de korting op het budget huishoude-lijke hulp.In ongeveer driekwart van de gemeenten is het recht op schoonmaakhulp (de populaire poetshulp) per 2015 beperkt of zelfs afgeschaft.

Gemeenten hadden de opdracht om cliënten hierover vroeg-tijdig te informeren of via een keukentafelgesprek te kijken naar de persoonlijke omstandigheden.In veel gevallen is dit niet gebeurd.55 Gebrekkige communi-catie in combinatie met het beperken of afschaff en van de schoonmaakhulp hebben bij de betreff ende cliënten geleid tot veel heftige reacties en emoties.

55: De Volkskrant, Senioren in ongewisse over hulp, 2 januari 2015.

44..................

Page 45: Een onbezorgde oude dag?

45..................

Page 46: Een onbezorgde oude dag?

46..................

Page 47: Een onbezorgde oude dag?

8 KNELPUNTEN NA INVOERING DECENTRALISATIE VAN DE ZORG

8.1 Inleiding

De decentralisatie en de hervorming van de zorg hebben een grote impact op mensen en organisaties. Van alle kanten werd destijds gewaarschuwd om de maatregelen niet overhaast in te voeren. Het beoogde hoge tempo van invoering zou tot on-gelukken en chaos leiden. Gemeentelijke organisaties zouden vastlopen vanwege het ontbreken van voldoende voorbe-reidingstijd en burgers zouden worden overvallen; te snel en teveel maatregelen in één keer.Anderen vonden het wél verantwoord om de maatregelen per 1 januari 2015 in te voeren. Zij vreesden, dat uitstel weleens af-stel kon betekenen.

Terugkijkend kan voorzichtig worden geconstateerd, dat nóch het sombere scenario van de critici is uitgekomen nóch het lichtvaardig optimisme van de voorstanders.De meeste gemeenten hebben binnen een zeer korte tijds-spanne alles op alles gezet om voor de burgers alles op tijd klaar te krijgen. Maar dat neemt echter niet weg, dat er in de samenleving een diep ongenoegen bestaat over de genomen maatregelen.

Zo hield de FNV onder de slogan “Red de Zorg” in september 2014 een grote demonstratie tegen het zorgbeleid van de Re-gering.56 De miljarden bezuinigingen op de zorg zijn voor veel mensen voelbaar. Ouderen die zorg nodig hebben, jongeren die in de knel zitten, gehandicapten, of mensen die psychiatri-sche hulp nodig hebben krijgen dat niet meer of onvoldoende.

Uit een opiniepeiling van Binnenlands Bestuur blijkt, dat ambtenaren en inwoners verdere bezuinigingen op vooral de WMO niet zien zitten.57 Bezuinigingen op jeugdzorg en op huishoudelijke hulp liggen ambtenaren zwaar op de maag. Datzelfde geldt ook voor inwoners. Verdere bezuinigingen op de ouderenzorg en zorg aan langdurig zieken is voor een ruime meerderheid van de inwoners onbespreekbaar.

Naar aanleiding van het (bijna) onafwendbare faillissement van een van de grootste thuishulporganisaties in Nederland TSN verschijnt op 2 december 2015 een paginagrote open brief in

56: FNV, Demonstratie Red de Zorg 12 september 2014, Website FNV Zorg en Welzijn.57: Binnenlands Bestuur, Meer snijden in de zorg taboe / Grens gemeentelijke bezuinigingen bereikt, september 2015.

de dagbladen die gericht is aan de Nederlandse gemeenten.58 Een groot aantal (zorg) organisaties roept gemeenten op hun verantwoordelijkheid te nemen bij de aanbesteding van de thuishulp door te onderhandelen over faire- en realistische tarieven. Begint december 2015 verschijnt ook een zeer kritisch rapport van de belangenorganisatie van senioren ANBO.59 In het onderzoek heeft ANBO de balans opgemaakt bij 80 ge-meenten van verschillende grootte uit alle WMO-regio’s.Veel gemeenten krijgen voor de uitvoering van de WMO een dikke onvoldoende. Als kernpunten van kritiek worden onder meer genoemd:• Vage en soms misleidende communicatie van gemeenten.• Zelfs standaardbrieven zijn in onbegrijpelijke taal geformu-

leerd.• Onduidelijke informatie over woningaanpassingen.• Financiële- en andere regelingen staan verbrokkeld op de

website van gemeenten en zijn daardoor slecht vindbaar. • Gebrek aan relevante informatie.

In een persbericht onderschrijft de voorzitter van het Aanjaag-team Langer Zelfstandig Wonen de conclusies uit het onder-zoek. Ondanks alle kritiek sluit het rapport van de ANBO af met een positieve noot: “Gelukkig zijn er ook gemeenten die het wél goed doen”.60

1 januari 2015 was pas het begin van het transitieproces in de zorg. Nu de stofwolken van de invoering wat zijn opgetrokken is het nuttig om de ontstane knelpunten in beeld te brengen en daarbij gebruik te maken van de kritische geluiden uit het ‘veld’.61

Hieruit kunnen lessen worden getrokken bij een verdere uitrol van de transitie met verbetering van het systeem als doel.

8.2 Zenden en ontvangen

In april 2015 stuurt staatssecretaris Van Rijn een aantal rappor-ten naar de Tweede Kamer waarin hij een analyse geeft van hoe tot dusver de decentralisaties zijn verlopen.

58: De Volkskrant, Open brief (zorg)organisaties aan Nederlandse gemeen-ten, 2 december 2015.59: ANBO, Vinger aan de Pols, Rapport over de WMO uitvoering in 80 ge-meenten, december 2015.60: Idem.61: Vanaf de invoering van de WMO nieuwe stijl heeft De Volkskrant een uit-gebreid dossier bijgehouden van alle ontwikkelingen en gebeurtenissen op dit terrein. Bij de beschrijving van de knelpunten in dit hoofdstuk is dankbaar gebruik gemaakt van onder meer deze publicaties.Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de lijst geraadpleegde bronnen en literatuur.

47..................

Page 48: Een onbezorgde oude dag?

“De verhuisdozen zijn goed overgekomen”, aldus de staatsse-cretaris. Met andere woorden: de decentralisatieopgaven zijn bij de gemeenten goed aangekomen. Gemeenten pakken jeugdzorg en langdurige zorg “beheerst” op. De overdracht is “redelijk soepel” verlopen.De staatssecretaris ziet wel een paar punten voor verbetering (wijkverpleging, druk op mantelzorgers, hulpbehoevenden die naar de rechter stappen), maar is over het algemeen tevreden over de operatie.

Dit is de boodschap die wordt uitgezonden door de regering. Vanuit de samenleving en de beroepspraktijk echter komen andere, meer kritische geluiden. Die zien dat goede zorg wordt afgebroken. Een aantal voor-beelden waaruit bezorgdheid blijkt:62

• Indicatiegesprekken (de zgn. keukentafelgesprekken) wor-den veelal uitgevoerd door mensen die niet medisch zijn opgeleid, dan wel opgeleid in de zorg.

• Thuishulporganisaties zijn vaker afkomstig uit de kantoor-schoonmaakbranche. Hun thuishulptaak schiet vaak te kort omdat ze het profi el van kantoorschoonmaakwerk toepassen op werk in de zorg. Dat is een geheel andere tak van sport.

• Een sterke toename van het aantal fl exwerkers met als gevolg dat cliënten steeds nieuwe mensen over de vloer krijgen.

• Mantelzorgers die steeds zwaarder worden belast doordat een groter beroep wordt gedaan op het eigen sociale net-werk. Zij gaan hierdoor meer zorgtaken overnemen.

• Huisartsen zien nu al een eff ect van het gegeven dat men-sen niet meer in een verzorgingshuis terecht kunnen. Ver-waarlozing, verwardheid en eenzaamheid onder ouderen nemen toe.

Maar ook wordt geconstateerd, dat niet iedereen zelfredzaam is en kan zijn. Een behoorlijke groep mensen (ook ouderen) dreigt zodoende buiten de boot te vallen.Het betreft mensen met complexe en gecombineerde proble-men als verslaving, psychiatrische aandoeningen, hoge schul-den, armoede, verzamelwoede, vervuiling, vereenzaming, agressie en dreigende huisuitzetting vanwege buurtoverlast. Zij hebben geen sociaal netwerk meer om een beroep op te doen. Ze kunnen nauwelijks nog zelfstandig functioneren. De participatiesamenleving is aan hen niet besteed.

62: Publicaties in o.a. De Volkskrant:• Hoe druk is de huisarts?, 17 januari 2015.• Participatie samenleving eist tol op de werkvloer, 24 maart 2015.• Baan 12.000 thuishulpen op de tocht, 28 november 2015.

Door bezuinigingen wordt deze groep niet meer geholpen door de reguliere (geestelijke gezondheids) zorg. Er vindt een verschuiving plaats van instelleningenzorg naar zorg aan huis. Deze intensieve thuisbegeleiding wordt in toenemende mate uitgevoerd door medewerkers van het Leger des Heils. Zij vul-len de gaten in de zorg op.63

Voor het creëren van draagvlak is een zekere mate van congru-entie noodzakelijk tussen de uitgezonden boodschap en de boodschap zoals die wordt ontvangen en beluisterd. Zoals ook uit de volgende paragrafen blijkt, lukt dat helaas niet altijd. De uitzendmodus domineert nogal eens.

8.3 Decentralisatie of Recentralisatie?

Gemeenten zeggen dat zij de meest geschikte overheidsin-stantie zijn om de zorgtaken uit te voeren. Zij staan immers het dichts bij de burger. Door de hulp aan ouderen op lokaal niveau te regelen is namelijk een betere individuele afstem-ming mogelijk.

De decentralisatie ging gepaard met een stevige bezuiniging zodat gemeenten gedwongen werden duidelijke politieke keuzes te maken. Kiest een gemeente voor handhaving van de zorg en bespaart zij op andere uitgaven? Of krijgt alleen de kwetsbaarste groep zorg op maat?

Als winstpunten van de decentralisatie worden gezien, dat lokale politieke partijen mogen beslissen over de hier boven genoemde keuzevraagstukken. Tegelijkertijd zou decentra-lisatie een belangrijke stimulans vormen om het innovatieve vermogen van gemeenten en zorgaanbieders te vergroten (bijvoorbeeld tegen gaan van verspilling).

Maar decentralisatie kent ook nadelen.Dat betreft vooral het zogenoemde ‘democratische gat’.64 Je kunt beleid wel decentraliseren, maar daar hoort ook een be-stuurlijk model bij.Bekend is de uitspraak, dat veel gemeenteraadsleden de weg kwijt raken in de ‘beleids- en uitvoeringsspaghetti’ die zo langzamerhand in Nederland is ontstaan. Door de drie decen-tralisaties is dit vanaf 1 januari 2015 allemaal nog complexer geworden.

Het ideale plaatje zou er zo uit kunnen zien:

63: De Volkskrant, Leger des Heils vult gaten in de zorg, 27 juli 2015.64: De Volkskrant, Democratisch gat, 16 januari 2015.

48..................

Page 49: Een onbezorgde oude dag?

de gemeenteraad bepaalt hoe de zorg binnen de gemeente-grenzen eruit moet zien. Dat is het resultaat van een publiek debat. Wethouders sluiten vervolgens contracten met zorgver-leners, en ambtenaren zorgen dat de hulp bij de juiste mensen terecht komt. En als er dingen mis gaan, kunnen de kiezers de verantwoordelijken wegstemmen.

De praktijk is echter weerbarstiger. Veel gemeenten zijn te klein om deze bestuurslast te kunnen dragen. Zij zoeken logi-scherwijs samenwerking met andere gemeenten. Zoals zij dat ook doen met het veiligheidsbeleid, de infrastructuur en delen van de sociale zekerheid. Die verbanden verschillen per thema van samenstelling, wat de overzichtelijkheid niet bevordert.Gemeenten sluiten met gemiddeld tien tot zestien buurge-meenten contracten over jeugdzorg, de thuiszorg en de lang-durige zorg.

Maar belangrijker is het ‘democratisch gat’ dat steeds groter wordt: gemeentebesturen maken afspraken en sluiten (in-koop)contracten waar hun eigen gemeenteraad vervolgens niets meer aan kan veranderen.65 En zelfs als welwillende wethouders er alles aan doen om hun raad wel die kans te geven, komen samenwerkende gemeen-teraden tegenover elkaar te staan. De een wil bezuinigen, de ander niet.

Met de decentralisatie wordt juist beoogd de zorg lokaal te regelen. Dichtbij de burger; de burger invloed geven op de or-ganisatie van de zorg en maatwerk op lokaal niveau. De bezuinigingen komen inderdaad wel lokaal terecht, maar de trend is toch dat decentralisatie makkelijk kan leiden tot een vorm van recentralisatie.66 Lokale gemeenteraden lijken daar-mee op achterstand te komen. Wat is dan nog de waarde van het publieke / politieke debat als contracten al zijn gesloten op bovengemeentelijk niveau?

Op landelijk niveau geven veel raadsleden aan nauwelijks tot geen invloed te hebben op de afspraken die hun wethouders in de regio maken. Zij beschouwen de samenwerkingsverban-den als nieuwe overheidslagen waarop nauwelijks tot geen democratische controle mogelijk is. Raadsleden voelen zich

65: De Volkskrant, Raad buiten spel bij inkoop zorg, 15 januari 2015.66: Het lijkt haast een paradox, maar decentralisatie kan leiden tot recen-tralisatie. Het gebeurt nogal eens dat juist het omgekeerde plaatsvindt van hetgeen oorspronkelijk werd beoogd. Decentralisatie betekent terugschalen naar het laagste bestuursniveau. Vanwege de uitvoeringscomplexiteit wordt er echter opgeschaald naar een hoger bestuursniveau. Daarmee verdwijnen het lokale niveau en de lokale controle makkelijk uit beeld.

met de rug tegen de muur staan als de wethouder het resul-taat van het regionaal samenwerkingspakket ter goedkeuring voorlegt.67

Wethouders geven aan dat de gemeenteraad wel degelijk be-langrijke lokale accenten kan aanbrengen in de wijze waarop de zorg wordt geregeld. De gemeente (en daarmee de raad) houdt de regie over de praktische invulling, zoals bijvoorbeeld de wijze waarop de keukentafelgesprekken worden gevoerd.

Het Ministerie geeft over deze kwestie aan, dat wethouders geen regionale samenwerking mogen aangaan zonder in-stemming van de raad.Het gevoel dat echter bij de raadsleden de boventoon voert is dat de regels die de macht van raadsleden moeten waarbor-gen bij regionale samenwerking worden gezien als een ‘papie-ren tijger’: de tijger staat er wel, maar hij bijt niet.

In een aantal gevallen wordt er wel wat gedaan met de kritiek zoals bijvoorbeeld de onduidelijkheden over de zorg inkoop-procedures.Op basis van signalen vanuit het Aanjaagteam Langer Zelf-standig Wonen heeft hierover overleg plaatsgevonden tussen het Ministerie van VWS en de Autoriteit Consument en Markt. Het resultaat hiervan is de totstandkoming van een leidraad rondom zorginkoop en afspraken.

Decentralisatie zou moeten leiden tot schaalverkleining, maar door het gezamenlijk inkopen ontstaat er juist schaalvergro-ting. Verder kan er binnen en tussen gemeenten willekeur ontstaan bij de verdeling van zorg. De kwestie rond de schoonmaak-hulp en de bezwaarschriften van cliënten hierover zijn een goed voorbeeld.Ook kan de kwaliteit van de zorg onder druk komen te staan als uniforme en goedkope oplossingen worden gekozen.68 En door gebrekkige informatie kunnen ouderen, gehandi-capten en andere hulpbehoevenden te lang in onzekerheid verkeren.Bij elke inkoop door gemeenten (jeugdzorg, langdurige zorg, voorheen AWBZ, thuishulp/WMO, sociale werkvoorzieningen) ontstaan nieuwe samenwerkingsverbanden met andere ge-meenten. Het aantal nieuwe overheidslagen groeit daardoor snel.

67: De Volkskrant, Buiten de raadszaal gebeurt het, 15 januari 2015.68: Zie het (bijna) faillissement van de grootste thuishulporganisatie in Neder-land TSN: werkzaam in 300 gemeenten met 12.000 personeelsleden.

49..................

Page 50: Een onbezorgde oude dag?

Een paar voorbeelden:69

Samenwerking op het gebied van langdurige zorg:

-57 samenwerkingsverbanden met maximaal 24 samenwer-kende gemeenten.Samenwerking op het gebied van de (voormalige) AWBZ:

-32 samenwerkingsverbanden met maximaal 26 samenwer-kende gemeenten.Samenwerking op het gebied van de WMO:

-43 samenwerkingsverbanden met maximaal 24 gemeenten.

Er zijn in totaal 393 gemeenten in Nederland.

Het moest allemaal heel snel gaan die decentralisatie. Het lokale maatwerk klinkt mooi, maar als de zorginkoop bo-venlokaal wordt geregeld dan is het lokaal implementeren van de regionaal ingekochte zorg een behoorlijk vraagstuk.

Zorgtaken zijn gedecentraliseerd naar gemeenten, en raadsle-den worden geacht bij falend beleid in te grijpen. Raadsleden moeten dan wel in staat zijn en bij machte zijn om het beleid bij te sturen.Klachten van ontevreden burgers kunnen al gauw terecht komen bij de regionale samenwerkingsverbanden. Ze zijn daarmee uit het zicht van de lokale raadsleden, terwijl juist de eigen gemeenteraad hét adres is voor klachten. In paragraaf 12.9.8 wordt hier verder op terug gekomen.

8.4 Lage zorgindicatie geeft geen toegang

meer tot intramuraal verblijf

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur kan zich in grote lijnen vinden in de hoofddoelstelling van de hervorming van de langdurige zorg.70 Die doelstelling sluit aan op de auto-nome maatschappelijke ontwikkeling dat mensen zelfstandig willen wonen met regie over hun eigen leven.

De Raad constateert, dat duizenden mensen met een lagere zorgindicatie geen toegang meer krijgen tot intramuraal ver-blijf.Zelfstandig wonen betekent niet vanzelfsprekend dat iemands huidige woning en leefomgeving geschikt zijn om dat (met beperkingen) te doen. Juist kwetsbare mensen kunnen de komende jaren in de knel komen, omdat betaalbare alternatie-ven voor thuis wonen met zorg nog slechts beperkt beschik-baar zijn.

69: De Volkskrant, Zorg naar gemeenten, 15 januari 2015.70: Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, Langer zelfstandig, een ge-deelde opgave van wonen, zorg en welzijn, januari 2014.

Verder constateert de Raad, dat de korte termijn waarop de beperking van toegang tot intramurale verblijfsvormen wordt geregeld niet past bij de omvang van de benodigde aanpas-singen voor het zorgvastgoed.Herbestemming van dit specifi eke vastgoed kost tijd.

Vandaar dat de Raad het niet verstandig acht gebouwen te sluiten terwijl over een aantal jaar de vraag naar geclusterd wo-nen met (verpleeg)zorg weer toeneemt door de toenemende (dubbele) vergrijzing. Ook moeten er alternatieven zijn voor mensen met een lage zorgindicatie waarvan de woning ongeschikt is om zelfstandig te blijven wonen.Meer tijd geeft meer mogelijkheden voor oplossingen dan directe sluiting van gebouwen. Daarmee wordt ook kapitaal-vernietiging voorkomen. (zie hiervoor ook de paragrafen 6.3 en 13.2).

Het langer zelfstandig thuis blijven wonen van ouderen heeft ook een schaduwkant. Huisartsen (de poortwachters in de zorg) krijgen steeds meer patiënten die voorheen in het ver-pleeghuis zouden hebben gewoond. De verschillen tussen patiënten kunnen groot zijn: van psychiatrische stoornissen tot ouderdomskwalen. Huisartsen zijn in de regel generalistisch ingesteld. Het niet of onvoldoende beschikken over kennis van ouderengeneeskun-de over bijvoorbeeld gedragsproblemen bij dementerenden kan leiden tot een (te) late diagnose.71

8.5 WMO uitvoering in iedere gemeente an-

ders: Rechtsongelijkheid?

In beginsel staat de Wet Maatschappelijke Ondersteuning open voor alle burgers met een beperking bij hun zelfred-zaamheid en maatschappelijke participatie. De wet kent geen recht op zorg, maar wel een compensatiebe-ginsel waarbij eigen kracht en eigen netwerk van burgers cen-traal staan. De gemeente heeft de plicht mensen die beper-kingen ondervinden in het meedoen aan de maatschappij te compenseren. De wijze waarop zij dat doet is aan de gemeen-te. Per gemeente ontstaan verschillen. In de ene gemeente kun je als cliënt wel aanspraak maken op een bepaalde voor-ziening en in een andere gemeente weer niet.Dat kan worden ervaren als rechtsongelijkheid.

71: De Volkskrant, Hoe druk is de huisarts?, 17 januari 2015.

50..................

Page 51: Een onbezorgde oude dag?

Een van de meest in het oog springende voorbeelden van ongelijke behandeling was het echtpaar uit het Friese Dantu-madiel.72

Deze gemeente schafte het eerdere recht op schoonmaakhulp af. Het betreff ende echtpaar tekende bezwaar aan tegen het besluit van de gemeente en de zaak kwam uiteindelijk terecht bij de kantonrechter.De kantonrechter bepaalde dat de gemeente de huishoude-lijke hulp niet mocht afschaff en zonder naar de leefsituatie te hebben gekeken. Er was namelijk geen keukentafelgesprek gevoerd.

De uitspraak van de kantonrechter leidde in het hele land tot een sneeuwbaleff ect. Veel burgers maakten bezwaar tegen gemeentelijke beschikkingen waarbij de huishoudelijke hulp verdween of werd gereduceerd.Zo kwamen in de weken na de uitspraak alleen al bij de ge-meente Utrecht meer dan 600 klachten binnen over het korten op de thuishulp zonder keukentafelgesprek vooraf.Daarmee was Utrecht koploper bezwaarschriften op dit vlak.73

Utrecht bracht de huishoudelijke hulp van een groot deel van de vijfduizend ontvangers terug tot anderhalf uur.De gemeente was van mening dat zij in haar recht stond met deze korting. Immers de nieuwe WMO bepaalt dat schoonma-ken geen taak meer is van de gemeenten. De verantwoorde-lijkheid ligt nu meer bij de mensen zelf. En volgens thuishulp organisaties kan een huis makkelijk in anderhalf uur worden schoongemaakt.Het standpunt van de gemeente Utrecht is bevestigd door een uitspraak van de rechtbank waarbij de toegepaste kortings-norm werd goedgekeurd.

Rechters in andere steden zien dit weer anders.74 In Arnhem oordeelde de bestuursrechter dat twee hulpbehoevenden recht houden op drie uur hulp per week. Een vervuild huis zou de gezondheid aantasten.

De gemeente Oosterhout maakte weer een andere keuze bij een gehandicapte mevrouw. Als gevolg van diabetes waren haar onderbenen geamputeerd. Op haar protheses (elk 2.5 kilo zwaar) kan ze een paar meter lopen achter haar rollator in haar drempelloze seniorenwoning. Ooit ontving zij zes uur huishou-

72: De Volkskrant, Senioren in ongewisse over hulp, 2 januari 2015.73: De Volkskrant, Utrecht krijgt al 600 klachten over korten thuiszorg, 23 ja-nuari 2015.74: De Volkskrant, Rechter oordeelt over korten op huishoudelijke hulp, 17 maart 2015.

delijke hulp in de week, maar sinds de invoering van de nieuwe WMO is dit terug gebracht naar nul uren. Nu probeert ze zelf de vloer te dweilen vanuit haar rolstoel. In de ene hand een mop en in de andere hand een emmertje.75

De verschillende rechterlijke uitspraken in verschillende ge-meenten scheppen voor degenen die van deze hulp afhan-kelijk zijn verwarring. Nu elke gemeente zijn eigen zorgbeleid gaat invullen voelen mensen dit als rechtsongelijkheid. In de ene gemeente krijg je wel huishoudelijke hulp en in de andere gemeente niet.Gemeenten zeggen hiertoe gedwongen te worden omdat het Rijk 30% minder geld geeft voor huishoudelijke hulp.

Het lijkt erop dat rechters nu gaan bepalen hoe gemeenten de rijks bezuinigingen van ruim 30% op de huishoudelijke hulp moeten uitvoeren. In totaal zijn er zo’n 350.000 ontvangers van deze hulp in Nederland. Tot oktober 2015 hebben inmiddels ruim 1500 cliënten een gang naar de rechter gemaakt.

Andere gemeenten kiezen voor ander beleid. De gemeente Heerlen heeft besloten € 2.6 miljoen jaarlijks beschikbaar te stellen voor thuishulp en de schoonmaak van het huis bij de kwetsbare groepen. In Heerlen zit 80% van degenen die thuis-hulp ontvangen op het sociaal minimum.76

De gemeente Heerlen wil de indruk vermijden, dat de begrip-pen zelfredzaamheid en eigen kracht worden gebruikt als alibi om zorgvoorzieningen af te pakken.Het extra geld is er gekomen door de WOZ met 4.3% te verho-gen en er zijn vijf extra verlofdagen van ambtenaren afge-schaft.Of het op lange termijn mogelijk is om deze voorziening fi nan-cieel in stand te houden is de grote vraag.

Heerlen is overigens een van de weinige gemeenten die dit doet. Groningen heeft bijvoorbeeld een duidelijk andere po-litieke keuze gemaakt.77 Het gemeentebestuur rekent op de zelfredzaamheid van zijn inwoners. Mensen zullen meer een beroep moeten doen op hun naasten en de vrijwilligers (man-telzorgers, stervensbegeleiding, migrantenspreekuur etc.). Er is weliswaar voor 2015 een overgangsregeling, maar in 2016 geldt het principe: zelf regelen, zelf betalen. Pas als het echt niet gaat is er gemeentelijke ondersteuning.

75: De Volkskrant, Poetsen in de rolstoel: knap lastig, 15 juli 2015.76: De Volkskrant, Wordt Heerlen een scootmobielstad?, 2 januari 2015.77: De Volkskrant, In Groningen moet vrijwilliger het doen, 2 januari 2015.

51..................

Page 52: Een onbezorgde oude dag?

Niet alleen het verminderen of afschaff en van de huishoude-lijke hulp door gemeenten ligt onder vuur.Ook gemeenten die geen woonvoorzieningen meer toeken-nen krijgen de wind van voren van onder meer de ouderen-bonden. Zo was de gemeente Alphen aan de Rijn het middel-punt van een ‘relletje’, vanwege een 90-jarige die geen traplift kreeg van de gemeente. De sociale media stonden bol van verontwaardiging.78

De gemeente schreef dat de man al lange tijd bekend was met verminderde spierkracht in zijn benen en dat hij zelf actie had moeten ondernemen door te verhuizen.

Het gehanteerde argument bij de afwijzing draaide om de term “voorzienbaarheid”. Dat artikel uit de Verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten houdt in dat ieder mens weet dat hij ouder wordt en daarvoor maatregelen (ver-huizen) moet treff en. De man in kwestie woonde al 20 jaar in de huidige woning met trap. Hij had aldus de gemeente kunnen voorzien dat traplopen steeds moeilijker zou gaan worden. Hij had hiermee rekening moeten houden door bijvoorbeeld te verhuizen naar een gelijkvloerse woning. Daarom ontving hij een afwijzings-brief op zijn verzoek tot plaatsing van een traplift.Inmiddels heeft de man wel een traplift cadeau gekregen van een bedrijf uit Bergambacht.

Juristen hebben zich al gebogen over de interpretatie van de term “voorzienbaarheid”. Daarover is nog geen jurispruden-tie. Juristen zijn van mening dat de 90-jarige onmogelijk had kunnen weten dat de spelregels ingrijpend zouden verande-ren. Van mensen die nu zo oud zijn, kun je toch moeilijk ver-wachten dat ze al bij voorbaat hebben ingespeeld op de net ingevoerde nieuwe wetten. Terwijl er bovendien in veel regio’s onvoldoende seniorenwoningen zijn en verhuizen vaak veel geld kost.

Geconstateerd wordt, dat er een groot verschil is ontstaan tus-sen het absolute recht uit de vroegere AWBZ en de ontbreken van dit recht in de WMO. Absoluut recht is veranderd in een voorziening. Iedere gemeente kan hier anders mee omgaan.

8.6 Penny wise pound foolish

Gemeenten krijgen minder geld voor het uitvoeren van WMO activiteiten. Het uitgangspunt is daarom ‘Eigen Kracht’: bur-gers moeten meer zelf doen (en meer zelf betalen). Dat is goedkoper en er hoeft daardoor geen beroep te worden ge-

78: De Volkskrant, Ophef over afwijzen traplift voor 90-jarige, 2 mei 2015.

daan op het (collectieve) zorgbudget. Er wordt kortom meer eigen verantwoordelijkheid verwacht.

Elke gemeente doet dat op zijn eigen manier en ze hebben hierin een zekere beleidsvrijheid. Er zijn gemeenten die een hulpvraag zoals een verzoek om huishoudelijke hulp, een scootmobiel of een woningaanpassing (zoals een traplift) af-wijzen, terwijl andere gemeenten dergelijke verzoeken hono-reren.

Hierdoor is het mogelijk dat in té zuinige gemeenten meer ou-deren noodgedwongen naar een (veel duurder) verpleeghuis zullen moeten. Zij kunnen niet langer zelfstandig thuis blijven wonen omdat hun woning niet, voor een paar duizend euro, drempelvrij kan worden gemaakt, of wordt voorzien van een traplift en een aangepast toilet.

Het eff ect van een dergelijke handelswijze: goedkoop wordt duurkoop. We zagen dit ook al in paragraaf 8.5. Té grote bezui-nigingen op de huishoudelijke hulp leveren in fi nancieel enge zin profi jt op. Daar staan maatschappelijke kosten tegenover (te late signalering van bijvoorbeeld verwaarlozing waardoor ouderen alsnog naar een dure voorziening moeten verhuizen).

8.7 Afwentelgedrag Gemeenten?

Naast té zuinige gemeenten zijn er ook gemeenten die de re-kening bij een andere partij proberen neer te leggen.

Als verzekerden in aanmerking kunnen komen voor de Wet Langdurige Zorg dan biedt de WMO gemeenten de moge-lijkheid individuele maatwerkvoorzieningen uit de WMO te weigeren. (Een maatwerkvoorziening is namelijk rekening ge-meente).

Dat kan ertoe leiden dat burgers die willen en kunnen volstaan met mantelzorg, aangevuld met enkele WMO voorzieningen en eventueel nog onderdelen uit de Zorgverzekeringswet, zich door deze weigering gedwongen zien om gebruik te maken van de duurdere (integrale) zorg vanuit de Wet langdurige Zorg.Burgers die dus zouden kunnen volstaan met ‘’slechts’ WMO-zorg worden zodoende door gemeenten geplaatst in de Wet Langdurige Zorg.

Het Zorginstituut Nederland waarschuwt voor deze ontwikke-ling die zij omschrijft als afwentelgedrag van gemeenten.79

79: Zorgvisie, Zorginstituut vreest afwentelgedrag gemeenten, juli 2015.

52..................

Page 53: Een onbezorgde oude dag?

Dit is zeer actueel omdat gemeenten aan de vooravond staan van een grootscheepse herindicatieslag. Ongeveer 300.000 mensen moeten voor het eind van het jaar 2015 een herindica-tie krijgen. Een grote groep burgers heeft met de overheveling van de AWBZ-zorg naar de WMO in 2015 een ‘overgangsindica-tie’ gekregen. Dat wil zeggen dat hun AWBZ-indicatie nog doorloopt tot 2016.

Gemeenten moeten nu aan de slag om al deze mensen vol-gend jaar een WMO-indicatie te geven of door te verwijzen naar de Wet langdurige Zorg. Dat doen ze in het licht van een forse bezuinigingsopdracht van twintig procent en met minder tijd en minder ambtenaren dan gewenst.Hierdoor bestaat een reële mogelijkheid aldus het Zorginsti-tuut Nederland, dat burgers die met WMO-zorg toe zouden kunnen, door gemeenteambtenaren in de Wet Langdurige Zorg worden gezet.

8.8 Persoonsgebonden Budget (PGB)

De invoering van de drie decentralisaties vormde een complex vraagstuk.Gemeenten hadden hiervoor een korte voorbereidingstijd. In de laatste maanden van 2014 moesten ze al zorg inkopen, ter-wijl ze nog geen zicht hadden op het budget en de productie. De wijkteams die gegevens moesten leveren waren in veel van de 393 gemeenten nog niet operationeel.

Net als onder de ‘oude’ wetgeving konden mensen onder voorwaarden kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb) in plaats van zorg in natura. Aanvragen hiervoor liepen via het WMO loket van de gemeente of bij de zorgverzeke-raar.80

Het instrument van de pgb’s werd ingevoerd onder het eerste Kabinet Kok. Het was de logische consequentie van het cen-trale uitgangspunt van dit kabinet. Nederlanders, mondig en assertief als ze zijn, willen de belangrijkste keuzes in hun leven niet meer voorgekauwd krijgen door de overheid. Mensen willen het liefst onder het motto van keuzevrijheid eigen per-soonlijke arrangementen maken.

80: De Volkskrant heeft ook een uitgebreid dossier bijgehouden van ontwik-kelingen en gebeurtenissen rond de persoons gebonden budgetten. In deze paragraaf is onder meer gebruik gemaakt van deze publicaties.Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de lijst geraadpleegde bronnen en literatuur.

Een sympathiek gedachte. Met een persoonsgebonden budget konden langdurig zieken en gehandicapten nu zelf hun zorgverleners inhuren. Toen het systeem werd ingevoerd kregen cliënten vooraf geld om zorg in te kopen. Voor velen een uitkomst. Het aantal deelnemers steeg van 13.000 in 1998 tot 200.000 nu.De hulp die zij inkochten kon door professionals (private be-drijven) worden geleverd, maar ook door familieleden of be-kenden.Maar het systeem bleek erg gevoelig voor misbruik (o.a. het declareren van zelf verzonnen diagnoses).Naast individuele oplichters gingen louche bureautjes met de pgb’s aan de haal.

In verband met de hoge fraudegevoeligheid van de pgb’s werd de wetgeving in 2014 / begin 2015 aangepast. Evenals de wijze van uitbetaling en de voorwaarden voor toekenning. Zo werden de pgb’s niet langer rechtstreeks overgemaakt op de rekening van de cliënt. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) kreeg opdracht om namens de gemeenten de betalingen rechtstreeks te voldoen aan de zorgaanbieder die door de cli-ent was ingehuurd.

Door deze (systeem) wijziging ontstond er bij de SVB een forse achterstand in betalingen aan zorgverleners. Uiteindelijk leid-de dat tot een grote en complete chaos.81

Vanwege de vele vragen van direct betrokkenen was de web-site van de SVB voor langere tijd niet bereikbaar. Wanneer er wel contact ontstond dan werden betrokkenen van het kastje naar de muur gestuurd.Een grote klachtenstroom van cliënten en zorgverleners over de ‘dienstverlening’ van de SVB kwam terecht bij de politiek.Daarmee was het drama rond de pgb’s geboren. De gebrekki-ge uitvoering leidde tot een grote maatschappelijke discussie en verontwaardiging.

Eén twitterbericht (en vele volgers) bleek voldoende te zijn om de parlementaire machine in gang te zetten.Verschillende politieke partijen maakten van die gelegenheid gebruik om gelijk maar de hele zorgtransitie openlijk aan de kaak te stellen.Staatssecretaris Van Rijn moest de Tweede Kamer herhaaldelijk schriftelijk informeren over de knelpunten en de maatregelen om hieraan een einde te maken. Ook volgden er meerdere Ka-merdebatten over deze kwestie.82

81: De Volkskrant, PGB-crisis ziekt door, 2 mei 2015.82: De Volkskrant, Van Rijn: Lek in PGB-chaos boven, 19 mei 2015.

53..................

Page 54: Een onbezorgde oude dag?

De politieke druk op de Staatssecretaris was groot om een ein-de te maken aan de fraudegevoeligheid van de pgb’s. Tegelij-kertijd zaten cliënten en zorgverleners te wachten op uitbeta-ling van hun declaraties.Om te voorkomen dat tienduizenden mensen niet uitbetaald kregen werd een noodscenario in werking gezet. Het middel bleek uiteindelijk erger te zijn dan de kwaal. De verbouwing van het systeem leverde een bureaucratisch wangedrocht op.83

Het nieuwe systeem is erg klantvijandig gebleken. Door de vele loketten en schijven staat het systeem niet meer dicht bij de mensen.

In het nieuwe systeem moeten de volgende stappen worden gezet:1. De gemeente bepaalt of de cliënt zorg krijgt en hoeveel. 2. Het Centraal Administratiekantoor (CAK) beslist of de cliënt

over het toegekende bedrag nog een eigen bijdrage moet betalen.

3. Daarvoor heeft het CAK gegevens nodig van de Belasting-dienst over het inkomen van de cliënt.

4. De cliënt moet vervolgens zelf een overeenkomst opstel-len met de hulpverlener en die opsturen naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

5. Om de vergoeding uitbetaald te krijgen moet ook de hulp-verlener allerlei administratieve handelingen verrichten en de formulieren op tijd naar de SVB sturen.

Deze processtappen betekenen voor de gemiddelde cliënt: een onnavolgbaar systeem met een hoge irritatiefactor.

Het kostte veel moeite en geld (bijna 19 miljoen euro) om het nieuwe systeem aan de praat te krijgen.84 Op 19 mei 2015 weet de staatssecretaris te vertellen, dat met een uiterste krachtsinspanning het kabinet er toch in is ge-slaagd de ergste chaos te bestrijden bij het uitbetalen van de persoonsgebonden budgetten. Bijna 95% van de zorgverle-ners krijgt de correct gedeclareerde uren binnen vijf tot tien dagen uitbetaald.

Vanwege de grote politieke- en maatschappelijke druk was het nodig om noodmaatregelen te treff en. De SVB ging over tot ‘blinde’ overboekingen: ruim 60.000 keer werd er geld overge-

83: Idem.84: De Volkskrant, Iedereen geeft elkaar de schuld van het PGB-debacle, 2 juni 2015.

boekt zonder de rechtmatigheid van de uitkering te toetsen. Fraude bleef hiermee dus op de loer liggen.

In de loop van 2015 werden zeven debatten gevoerd tussen de staatssecretaris en de Tweede Kamer over de pgb-problema-tiek. De staatssecretaris kwam zwaar onder vuur te liggen met een continue dreiging van een motie van wantrouwen.

Iedereen wijst naar elkaar en zondebokken zijn makkelijk te vinden in dit complexe web.85 De VNG wijst naar SVB en omge-keerd, zorgverleners wijzen naar het SVB, gemeenten en SVB wijzen weer naar de zorgkantoren die weer onderdeel zijn van de grote zorgverzekeraars, de belangenclub voor PGB-hou-ders geeft de gemeente weer de schuld etc.

Een nieuw element in dit toch al moeizame dossier vormde de claim (najaar 2015) van gedupeerde pgb-houders en zorgver-leners. Zij hebben vanwege de zeer late uitbetalingen bij de staatssecretaris een schadeclaim ingediend.86

Verder kwam de Algemene Rekenkamer met een hard rapport over de slechte en bureaucratische uitvoering van de wet en de pgb-regeling. Eigenlijk was het onverantwoordelijk de uitbetaling en de nieuwe manier van pgb-betalingen in te voeren, aldus de Al-gemene Rekenkamer.

Ook het in augustus 2015 verschenen rapport van de Nationa-le Ombudsman wond er geen doekjes om.87 Van de doelstel-ling om een gebruiksvriendelijk betalingssysteem te maken en de burger eigen regie te geven is niets terecht gekomen. De belangen van kwetsbare burgers en hun zorgverleners heeft de overheid volstrekt uit het oog verloren.De Nationale Ombudsman constateert, dat de invoering een chaos is geworden

Het pgb-dossier is volkomen uit controle geraakt. Er bestaat inmiddels een groot draagvlak voor een meer sta-biel en eenvoudiger systeem. In de Tweede Kamer gaan stem-men op om het systeem dan toch maar weer te gaan aanpas-sen. Alle betrokkenen (zeker ook de leden van de Tweede Kamer) lijken zich verkeken te hebben op de (uitvoerings)com-plexiteit van deze voorziening.

85: Idem.86: De Volkskrant, Druk op Van Rijn over vergoeding schade aan PGB-gedu-peerden, 1 juli 2015.87: De Volkskrant, Munitie Ombudsman voor PGB-debat, 26 augustus 2015.

54..................

Page 55: Een onbezorgde oude dag?

8.9 Communicatie Te Rooskleurig

De publieksvoorlichting rond de veranderingen in de zorg zijn te ongenuanceerd geweest en hebben en te rooskleurig beeld gegeven van de nieuwe regels. Dat heeft althans de Reclame Code Commissie geoordeeld na een klacht van de vakbond FNV.88

Eind vorig jaar lanceerde het Ministerie van Volksgezondheid een radio- en televisiecampagne om uit te leggen wat er per 1 januari 2015 zou gaan veranderen door de decentralisatie van de zorg.

Een van de spotjes verhaalt over mevrouw Pietermaai, slecht ter been, die bovenop de hulp van haar neef aanvullende on-dersteuning nodig heeft. “Gelukkig krijgt ze die straks van pro-fessionals en haar gemeente”, zegt neef Tyron Pietermaai. “Zo kan mijn tante lekker thuis blijven wonen”.De FNV vond dit spotje misleidend, omdat de gemeente de belofte niet in alle gevallen waar kan maken.

De Reclame Code Commissie oordeelde, dat de spotjes inder-daad de verwachting wekken dat de nieuwe regels een posi-tief eff ect hebben, terwijl dit niet zeker is. Zo krijgt de fi ctieve mevrouw Pietermaai pas hulp als de zelfredzaamheid is uitge-put. In dat spotje wordt dat onvoldoende duidelijk gemaakt.Deze commercials schenden het vertrouwen van de burger in de overheid. De burger moet erop kunnen rekenen, dat de denkbeelden van de overheid juist en volledig zijn.

Het Ministerie wilde echter alleen maar de nieuwe regels schetsen en burgers aansporen zelf meer informatie op te zoe-ken. Dit is nu precies een illustratie van wat in paragraaf 8.1 van dit hoofdstuk is geschreven over de betekenis en van het zenden en ontvangen.

De complexe wetgeving en de grote veranderingen zijn voor veel burgers een doolhof. Een aantal voorbeelden hebben we reeds in voorafgaande paragrafen genoemd zoals het keu-kentafelgesprek en de uitbetaling van persoons gebonden budgetten.

Voor klachten kunnen burgers terecht bij de Nationale Ombudsman of bij de regionale ombudsman. Volgens de

88: Rendero Actueel Overheid, Overheidsspotjes over decentralisatie zorg zijn te rooskleurig, website februari 2015

Nationale Ombudsman kan de klachtenbehandeling door de gemeenten beter. Gemeenten zouden zelf een goede klachtenprocedure moeten regelen. Ook de Stichting Kwa-liteitsverbetering Gezondheidszorg (die zich verdiept in de rechten van de klanten van de gemeentelijke WMO loketten) is van mening, dat mensen ook met inhoudelijke klachten bij gemeenten terecht moeten kunnen, bijvoorbeeld als zij zich afgescheept voelen.

Als decentralisatie betekent dichter bij de burger staan dan is het natuurlijk vanzelfsprekend dat de gemeenteraad hét aan-spreekpunt zou moeten zijn voor burgers met klachten.

8.10 Overbelasting Mantelzorgers

De kerngedachte van de hervorming van de langdurige zorg is dat de samenleving c.q. sociale netwerken meer zorg op zich gaan nemen. Essentiele vraag daarbij is hoeveel er van man-telzorgers (nog) gevraagd kan worden. Vaak hebben ze naast de zorg voor anderen ook nog een baan; een combinatie die spanningen kan opleveren.

Mantelzorgers zouden daarom voldoende ondersteuning moeten krijgen om de zorg ook daadwerkelijk te kunnen blijven leveren. Zij moeten daarbij kunnen rekenen op de ge-meenten. Het behouden van bijvoorbeeld dagbesteding in een ge-meente is een belangrijke voorziening. Dagbesteding maakt het voor mantelzorgers namelijk mogelijk een momentje voor jezelf te hebben. Het geeft even wat rust en stelt mantelzor-gers hierdoor in staat om ouders of partners van hulpbehoe-venden zorg te blijven bieden. Naast tijd zijn mantelzorgers jaarlijks zo’n kleine € 1.100,-- kwijt aan extra kosten (vervoer, parkeren, telefoneren).

Mantelzorgers zijn niet opgeleid om professionele zorg te ver-lenen. Een grotere eigen verantwoordelijkheid van burgers om een deel van de zorg weer over te nemen mag niet worden gezien als een vervanging van die professionele zorg.

De druk op mantelzorgers groeit. Het is belangrijk om de sig-nalen vanuit deze groep serieus te nemen en hen in hun werk zo goed mogelijk te ondersteunen. Als de belasting van man-telzorgers te groot wordt dan valt die zorg weg. Hulpbehoe-venden zullen dan alsnog moeten worden opgenomen in een intramurale instelling. Niemand wil dat.In het rapport “Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk” van het Sociaal Cultureel Planbureau wordt geconclu-

55..................

Page 56: Een onbezorgde oude dag?

deerd, dat werknemers die langdurig zorgen voor een hulpbe-hoevend familielid, een buur of een vriend aanmerkelijk vaker een langere periode op hun werk verzuimen.89

De overheid wil dat burgers meer voor elkaar gaan zorgen om de zorgkosten terug te brengen. Diezelfde overheid wil ook dat mensen langer en meer gaan werken. Daar wringt de schoen en mensen komen in de knel tussen de verschillende verwachtingen.

De meeste mantelzorgers kunnen de zorg en het werk echter goed combineren, vooral als het gaat om minder intensieve hulp. Extra belasting treedt op als er intensievere zorg wordt verleend. Dit kost meer uren, gaat ten koste van de eigen vrije tijd en werkt daarom stress verhogend. Gemeenten wordt geadviseerd om bij het keukentafelgesprek er alert op te zijn dat de werkende mantelzorger niet wordt overvraagd.

8.11 Werkgelegenheid: Ontslagen Thuishulp

Macro-beslissingen zoals het decentralisatie van de zorg heb-ben op microniveau een groot eff ect.Deze macro-beslissingen zijn:• De overgang van intramuraal naar extramuraal.• De omslag van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’.• Van formele zorg naar meer informele zorg.• Grotere nadruk op buurt- en wijkzorg.• Toename van zorgzwaarte door het langer zelfstandig

thuis wonen.

Al deze ontwikkelingen hebben een grote impact op veel werknemers in de thuishulp. De zorgtransitie veroorzaakt veel onzekerheid en onrust. Werknemers worden ontslagen, of worden geconfronteerd met salarisverlagingen, baanverande-ringen en functiewisselingen.Maar ook een te hoge werkdruk komt vaak voor met uitval als risicofactor.

De hoeveelheid huishoudelijke hulp staat onder druk. Het ‘vo-lume’ neemt af doordat relatief veel gemeenten de schoon-maakhulp hebben gereduceerd of zelfs hebben afgeschaft.Bovendien is er een grote druk op de prijsvorming. Gemeen-ten willen zo goedkoop mogelijk inkopen en gaan er scherp in tijdens het aanbestedingstraject. Willen thuishulp organisaties

89: Sociaal en Cultureel Planbureau, Concurrentie tussen mantelzorg en be-taald werk, 24 maart 2015.

de aanbesteding winnen dan zullen ze nog scherper moeten zijn dan de concurrent.90

Inschrijven onder kostprijs c.q. te laag inschrijven om het werk te krijgen komt voor. De markt voor huishoudelijke hulp wordt zodoende verwikkeld in een ‘race to the bottom’.Vanwege niet goed verlopen aanbestedingstrajecten zijn di-verse thuishulp organisaties al in de problemen gekomen. Om het hoofd boven water te houden wordt bijvoorbeeld hoger gekwalifi ceerd personeel via allerlei constructies vervangen door goedkopere medewerkers.

In een aantal gevallen zijn de problemen zo groot, dat de con-tinuïteit in gevaar is gekomen. Het meest bekende voorbeeld is het (vermoedelijke) faillissement van de grootste thuishulp organisatie van Nederland TSN.91 Werkzaam in 300 gemeenten en met 12.000 medewerkers in dienst.

Het (vermoedelijke) faillissement van TSN heeft de kwestie van de thuishulp weer op de politieke kaart gezet. Na intensief overleg met de FNV, CNV en de VNG heeft staatse-cretaris Van Rijn in het rapport “Perspectief langdurige Zorg en Ondersteuning” een gezamenlijke aanpak afgesproken voor langdurige zorg en ondersteuning.92 Daarin zijn ook afspraken gemaakt over verantwoord marktgedrag.93

Zo komen er nieuwe functies voor ondersteuning van mensen thuis waarbij huishoudelijke hulp bijvoorbeeld wordt gecom-bineerd met vormen van begeleiding en persoonlijke verzor-ging. Daarvoor worden structureel extra fi nanciële middelen vrijgemaakt. In de wet worden extra waarborgen vastgelegd voor goede arbeidsvoorwaarden voor medewerkers en de verantwoorde-lijkheid van werkgevers. In 2016 is meer dan 200 miljoen beschikbaar voor de Huis-houdelijke Hulp Toelage. De voorwaarden daarvan worden veranderd zodat gemeenten extra ruimte en mogelijkheden hebben om dit geld specifi ek in te zetten voor de ondersteu-ning thuis.

90: De Volkskrant, Open brief aan de Nederlandse gemeenten van diverse (belangen) organisaties, 2 december 2015.91: De problemen van TSN zijn grotendeels te wijten aan een combinatie van factoren: het winnen van aanbestedingen waarvan de bedragen onder de kostprijs liggen, een te ambitieuze groei expansie en onrealistische tarieven van de gemeenten. Bedrijven met veel vaste medewerkers (zoals TSN) leggen het af tegen bedrijven met goedkope en fl exibele arbeidskrachten.92: Rijksoverheid, Perspectief langdurige zorg en ondersteuning, website 4 december 2015.93: De Volkskrant, Thuiszorg kan weer vooruit kijken, 5 december 2015.

56..................

Page 57: Een onbezorgde oude dag?

8.12 Tot Slot

De decentralisatie en de hervormingen van de zorg kunnen worden beschouwd als een majeure operatie. De uitrol heeft grote gevolgen voor zowel organisaties als mensen. In dit hoofdstuk zijn een aantal belangrijke knelpunten beschreven.

Draagvlak voor de transitie kan alleen worden verkregen door met elkaar in dialoog te blijven. De bereidheid om zonder vooringenomenheid naar elkaar te luisteren. Dat zou in belangrijke mate moeten gelden voor de beleid-smakers. Luisteren naar de problemen in het ‘veld’ en luisteren naar de mensen die met al die maatregelen te maken hebben.

In dit licht gezien is het een hoopvolle gebeurtenis, dat de kwestie rond de thuishulp serieus is opgepakt. Er is weer per-spectief. Dit is alvast een goed voorbeeld.

57..................

Page 58: Een onbezorgde oude dag?

58..................

Page 59: Een onbezorgde oude dag?

9 DE REGIONALE EN LOKALE WONINGMARKT IN BEELD

9.1 Kenmerken en Knelpunten van de Regio-

nale Woningmarkt

In de regio Utrecht bestaat formeel één woningmarkt sinds de invoering van het regionale aanbodsysteem (Woningnet) in 1995. Ondanks de verruiming van de woningmarkt blijkt ver-huizen binnen de eigen woongemeente nog steeds populair te zijn. Het merendeel van de woningzoekenden verhuist nog steeds lokaal, maar ook een beduidend aantal verhuist naar buiten de lokale gemeentegrenzen.

Jarenlang was het Bestuur Regio Utrecht (een vorm van ver-lengd lokaal bestuur) belast met de onderlinge afstemming van gemeentegrens overschrijdende activiteiten zoals wo-ningmarkt, verkeer, vervoer, economie, recreatie en milieu.Sinds 2015 is het BRU-bestuur opgeheven.

De samenwerkende gemeenten vonden de regionale afstem-ming echter zodanig belangrijk en noodzakelijk dat ze zijn opgegaan in een nieuw verband: de U-10. De U-10 bestaat uit de gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen, Woerden en Zeist.Bij gelegenheid wordt de U-10 uitgebreid naar de U-16 ge-meenten. Bijvoorbeeld bij de voorbereiding en implementatie van een nieuwe Regionale Huisvestingsverordening per 1 juli 2015.

Tussen de regionale- en lokale woningmarkten bestaat een wisselwerking. Aan de hand van regionale onderzoeksrappor-ten worden in deze en de volgende paragraaf de belangrijkste kenmerken en knelpunten van beide markten samengevat.94

Kenmerken en knelpunten van de regionale woningmarkt:• De totale woningvoorraad in de U-10 regio bestaat in 2012

uit een kleine 300.000 woningen. Het aantal koopwonin-

94: Geraadpleegde bronnen:• RWU, Voorraadrapportage Woningcorporaties Regio Utrecht, Utrecht

juni 2015.• RWU, Regionale Corporatie Monitor 2015, Utrecht juli 2015.• BRU-bestuur, Regionale Woningmarktmonitor 2013, Utrecht 2014.• Bestuur U-16, Regionale Huisvestingsverordening, Utrecht 2015.• U-10 Regio en Bestuur Regio Utrecht, Voorraad en vraag zorgplaatsen en

opvangplaatsen in de U-10 regio, september 2013.Sommige kwantitatieve gegevens die in de tabellen worden gebruikt, zijn enigszins verouderd. Recentere gegevens waren helaas niet beschikbaar. De reden om deze tabellen tóch op te nemen is gelegen in het feit, dat hiermee wel een trend zichtbaar wordt gemaakt.

gen bedraagt 173.000 (58%), het aantal sociale huurwonin-gen bedraagt 94.000 (31%) en het aantal particuliere huur-woningen bedraagt 30.000 (10%).

• De regio vormt een overspannen woningmarkt met grote woningtekorten en lange wachttijden.

• Het regionale woningtekort bedraagt in 2012 ruim 12.000 woningen. Dat komt overeen met 4.1% van de woning-voorraad.

• Om een stijging van het woningtekort te voorkomen is voor de periode 2012 – 2030 een groei van 61.000 wonin-gen nodig. Dat komt neer op een jaarlijkse toename met 3.400 woningen.

• Geconstateerd wordt echter een terugvallende nieuw-bouwproductie en daarmee een afname van de groei van de woningvoorraad.

• Vanwege onder meer de verhuurdersheffi ng is de inves-teringscapaciteit van de corporaties (als belangrijkste op-drachtgever) terug gelopen.

• Het aantal huishoudens in de regio is in de periode 2000 tot 2012 met ruim 17% gegroeid; gemiddeld met ruim 1.4% per jaar. De groei van de woningvoorraad kan de groei van het aantal huishoudens niet bijhouden. Binnen de huishoudenspopulatie is er een toename van het aandeel eenpersoons.

• Het woningaanbod daalt terwijl de vraag stijgt o.a. door de forse taakstelling voor de huisvesting van statushouders.95 De onderzoekers hebben geen rekening kunnen houden met de onverwacht snelle stijging van het aantal status-houders.

• Ook is geen rekening gehouden met het langer zelfstandig wonen van ouderen. Woningen die normaliter vrij kwamen voor de doorstroming blijven nu bezet vanwege de de-centralisatie van de zorg. (geen intramurale toegang meer: langer zelfstandig thuis blijven wonen).

• Het directe gevolg is een toename van de gemiddelde wachttijd voor doorstromers en starters en een afname van de slaagkans voor deze groepen.

• Voor de gehele U-10 regio krijgt 73% van de woningzoe-kenden een woning toegewezen in de eigen woonge-meente. Daarnaast is 23% van de woningzoekenden in een andere regiogemeente dan de herkomstgemeente gaan wonen en is 5% buiten de U-10 regio gaan wonen.

• Betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen voor de doelgroep staan onder druk. De doorstroming stagneert

95: Ten tijde van het BRU-onderzoek was nog geen sprake van een massale vluchtelingenstroom en een daarvan afgeleide sterke stijging van het aantal statushouders (vluchtelingen in het bezit van een verblijfstatus).

59..................

Page 60: Een onbezorgde oude dag?

waardoor er minder sociale huurwoningen vrij komen. In 2012 was het aantal verhuurde woningen nog maar 62% van dat in 2005.

9.2 Kenmerken en Knelpunten van de Lokale

Woningmarkt

Veel regionale kenmerken en knelpunten werken lokaal door (zoals bijvoorbeeld lange wachttijden) en worden hier niet her-haald. Wel licht ik een aantal opvallende zaken extra toe:• Volgens de BRU monitor 2013 verhuist in de gemeente De

Bilt 68% van de woningzoekenden binnen de eigen ge-meente, 25% accepteert een woning in een andere regio-gemeente en 7% vindt huisvesting buiten de regio. Regio breed wijken deze cijfers enigszins af.

• De woonvoorkeur en de feitelijke verhuislocatie verschil-len aanzienlijk van elkaar. 53% van de woningzoekenden is afkomstig uit de eigen gemeente, terwijl 70% van de wo-ningzoekenden zich op de eigen woongemeente oriënte-ren.96 Wellicht ligt dit percentage voor ouderen nog hoger (vanwege een sterkere binding aan de buurt).

• Het proces van vergrijzing zet in De Bilt sterker door dan in de rest van de regio.

• De bestaande voorraad sociale huurwoningen in De Bilt is onvoldoende om alle huishoudens met een inkomen tot € 34.000 te huisvesten (primaire doelgroep).97 In de Toe-komstvisie van SSW is per saldo een tekort berekend van 1.650 woningen.98

• Tot 2030 verwacht SSW een groei van de primaire doel-groep met 450 huishoudens. De inzet is om in deze toe-name van de vraag te voorzien door 450 nieuwe sociale woningen toe te voegen aan de voorraad. Het tekort als zodanig wordt hiermee niet ingelopen; het vangt alleen de groei op van de primaire doelgroep.

9.3 Demografi sche Ontwikkelingen in Regio-

naal Perspectief

De decentralisatie van de zorg verplicht mensen langer zelf-standig te blijven wonen. Dit heeft grote gevolgen. Zowel voor de dynamiek op de woningmarkt (doorstroming) als voor de nieuwbouw- en verbouwopgaven (aanpassing bestaand bezit, levensloopbestendige wijken).

Gegevensverzameling is belangrijk. We willen graag weten wat ons te wachten staat om hierop tijdig te kunnen inspelen.

96: Woningnet, Verkenning van woonwensen in De Bilt, december 201397: Voor 2015 is de inkomensgrens € 34.911,--98: SSW, Toekomstvisie 2014 -2019, 2014.

Demografi sche gegevens schetsen een beeld van de bevol-kings- en huishoudensontwikkeling.

In deze paragraaf ga ik daarom nader in op de demografi sche ontwikkelingen zowel op regionaal- als lokaal niveau. De focus ligt vooral op de groep ouderen in de leeftijdscategorie 65 plus.

In de Regionale Woningmarktmonitor 2013 van het BRU-be-stuur worden ten aanzien van de ontwikkeling van bevolking, huishoudens en woningbehoefte voor de U-10 regio de vol-gende conclusies getrokken:99

• De bevolking van de U-10 regio is in de periode 2005 t/m 2012 met 8.5% gegroeid, dus met ruim een procent per jaar. Van 661.012 inwoners naar 717.016 inwoners. In 2030 wordt een inwoneraantal verwacht van 818.084.

• Naast regiogemeenten met een sterke groei (Utrecht en Houten) zijn er ook regiogemeenten met een licht krim-pende bevolking (Vianen).

• De regiobevolking is gemiddeld jonger dan de Nederland-se bevolking.

• De Primosprognose 2012 geeft een verdere vergrijzing aan van de regiobevolking. Het aantal 65-plussers stijgt van 13.6% in 2013 naar 18.7% in 2030. Voor de regio exclu-sief Utrecht gaat het om een groei van 16.5% naar 24.8%. Utrecht is een uitzondering vanwege de hoge studenten-populatie.

• Het aantal huishoudens in de U-10 regio is in de periode 2005 – 2013 met 9.5% gegroeid. Binnen de huishoudens-populatie is er een toename van het aandeel eenpersoons.

99: BRU-bestuur, Regionale Woningmarktmonitor 2013, Utrecht 2014.

60..................

Page 61: Een onbezorgde oude dag?

Tabel: Leeftijdsopbouw Bevolking U-10 per 1 januari 2013 in procenten

Bron CBS. Uit: Regionale Woningmarktmonitor 2013 van het BRU-bestuur.

Conclusies:

• In heel Nederland is er een hoger aandeel 65-plussers dan in de regio Utrecht en Provincie Utrecht.

• Een hoog aandeel ouderen woont in de gemeenten De Bilt, Bunnik en Zeist respectieve: 22.3%, 20.2% en 19.2%

• In De Bilt ligt het aandeel 65-plussers (22.3%) royaal boven het aandeel 65-plussers in de U-10 regio (13.6%), Provincie Utrecht (14.8%) en Nederland (16.8%).

0 - 14 15 - 29 30 - 44 45 - 64 65+

De Bilt 17.4% 14.5% 16.0% 29.8% 22.3%Bunnik 18.3% 14.3% 17.0% 30.2% 20.2%Houten 21.4% 16.9% 20.3% 30.5% 10.8%IJsselstein 20.3% 16.7% 21.8% 27.8% 13.4%Nieuwegein 16.5% 17.2% 20.4% 30.4% 15.5%Stichtse Vecht 17.8% 15.9% 18.9% 30.6% 16.8%Utrecht 17.4% 27.1% 25.6% 19.8% 10.0%Viane 18.0% 16.8% 19.7% 28.4% 17.0%Woerden 19.8% 16.8% 20.1% 27.9% 15.5%Zeist 17.9% 17.3% 18.2% 27.4% 19.2%

U-10 regio 18.0% 21.2% 22.1% 25.0% 13.6%Provincie Utrecht

18.5% 19.4% 21.0% 26.4% 14.8%

Nederland 17.2% 18.3% 19.7% 28.0% 16.8%

61..................

Page 62: Een onbezorgde oude dag?

Tabel: Leeftijdsopbouw Regiobevolking 2005 en 2013 in aantallen

Bron: CBS

Conclusies:

• De ontwikkeling van regiobevolking onder de 30 jaar blijft redelijk constant (21.2%).• Het aandeel van de leeftijdsgroep 30 - 44 neemt af van 24.8% naar 22.1%.• Groei is er voor de leeftijdsgroep 45-65, (de potentiele ouderen) en voor de 65-plussers respectieve: van 23.7% naar 25.0% en

van 12.1% naar 13.6%.

Tabel: Prognose Leeftijdsopbouw U-10 in procenten 2013 - 2030

Bron: CBS; Primosprognose 2012 (ABF Research)

Conclusies:

• Het aandeel 65 plus neemt snel toe van 13.6% in 2013 naar 18.7% in 2030.• Het aandeel 45 - 65 blijft tot 2020 constant (25.2%) om daarna af te nemen tot 22.9% in 2030.

0 -14 15 – 29 30 – 44 45 – 64 65+ Totaal2005 absoluut 120.064 140.383 163.857 156.828 79.880 661.0122013 absoluut 129.141 152.309 158.590 179.435 97.541 717.016Ontwikkeling 9.077 11.926 -5.267 22.607 17.661 56.004

% verdeling 2005 18.2% 21.2% 24.8% 23.7% 12.1% 100%% verdeling 2013 18.0% 21.2% 22.1% 25.0% 13.6% 100%

0 – 14 15 – 29 30 – 44 45 – 64 65+ Totaal% verdeling 2013 18.0% 21.2% 22.1% 25.0% 13.6% 100%Prognose 2020 17.3% 21.9% 19.9% 25.2% 15.7% 100%Prognose 2030 17.0% 21.1% 20.3% 22.9% 18.7% 100%

62..................

Page 63: Een onbezorgde oude dag?

9.4 Demografi sche Ontwikkelingen in Lokaal

Perspectief

Uit de Primos prognose 2012 blijkt, dat binnen de woning-markt van de U-10 de gemeente De Bilt het hoogste percenta-ge 65 plus heeft. In 2013 bedraagt het aantal 65 plus 22.3%. De prognose 65 plus voor 2020 is 25.1% en in 2030 is dat percen-tage opgelopen tot 30.6.100

In onderstaande tabellen wordt nader ingezoomd op de de-mografi sche ontwikkelingen (huishoudens en leeftijdsklassen) binnen de gemeente De Bilt.

Tabel: Ontwikkeling Huishoudens Gemeente De Bilt 2012 – 2030

Bron: Monitor BRU 2013

Tabel: Ontwikkeling Huishoudens Gemeente De Bilt 2011 - 2040

Bron: Companen 2012, Monitor BRU 2013

100: U-10 regio en BRU-bestuur, voorraad en vraag zorgplaatsen en opvang-plaatsen, 2013.

Tabel: Ontwikkeling aantal Bewoners Gemeente De Bilt naar leeftijdscategorie 2012 - 2030

Tabel: Ontwikkeling categorie 65+ en 75+ in de Gemeente De Bilt periode 2011 – 2030

Bron: Woonvisie gemeente De Bilt 2013 - 2018

Tabel: Aandeel nieuwe Nederlanders (niet-westerse allochto-nen) op totale bevolking gemeente De Bilt 2013

Bron: Wijkanalyse MENS-Plus 2013

KERN ↓ CIJFERS 2011- 2030 → 65+ 75+Bilthoven +26% +30%De Bilt +38% +42%Groenekan +71% +114%Hollandsche Rading +85% +127%Maartensdijk +50% +89%Westbroek +147% +183%

WIJKINDELING AANTAL PERCENTAGE

Bilthoven Zuidwest 840 11%De Leijen 333 7%De Bilt Oost 315 7%De Bilt West 405 7%Bilthoven Zuidoost 170 4%Hollandsche Rading 55 4%Bilthoven Noord 150 3%Westbroek 35 3%Maartensdijk 130 3%Groenekan 30 2%Totaal De Bilt 2462 6%

Nederland 12%

63..................

Page 64: Een onbezorgde oude dag?

Conclusies:• De groei van het aantal huishoudens in de gemeente De

Bilt zet door. In verschillende scenario’s zien we een stij-ging variërend van 6% tot 8% in 2030. De Monitor BRU 2013 voorspelt voor 2030 een groei van 1.300 huishou-dens (7%).

• De Bilt is ook een sterk ‘vergrijsde’ gemeente. Nu al heeft ruim 22% van de inwoners de ‘pensioengerechtigde’ leef-tijd van 65 jaar bereikt. Landelijk ligt dit op ongeveer 15%. Tot 2030 groeit het aandeel ouderen tot ruim 30%.

• De vergrijzing zien we nog veel sterker terug bij de huur-ders van SSW. Ruim 1/3 van de SSW huurders is ouder dan 65 jaar en 2800 hoofdhuurders (57%) zijn ouder dan 50 jaar.

• Ook per gemeentelijke kern zien we de komende jaren een sterke stijging van het aandeel 65 plus en 75 plus. Het langer willen blijven wonen in de eigen vertrouwde om-geving kan hiervoor een verklaring vormen. Tegenover deze eigen keuze kan ook een gedwongen keuze staan; er is geen toegang meer tot intramurale voorzieningen. Blijven zitten waar je zit.

• Verhuizingen naar een kleinere, meer passende woning, blijven uit. Geen uitstroom betekent stagnatie in de door-stroming. Woningen komen niet meer vrij voor (jonge) gezinnen en starters.

• De gemeente heeft een laag percentage nieuwe Neder-landers (niet-westerse allochtonen).101 De herkomst van deze groep is divers. De meeste nieuwe Nederlanders bevinden zich in Bilthoven Zuidwest (wijk Brandenburg-west) en De Leijen. Ook De Bilt West en Oost hebben voor de gemeente als geheel een substantieel aandeel in het percentage van alle nieuwe Nederlanders. Gebieden met een hoog aandeel ouderen komen meestal niet overeen met gebieden die een hoog aandeel nieuwe Nederlan-ders kennen. Die gebieden staan dus los van elkaar.

De demografi sche informatie leert dat de klantgroep van SSW vergrijst. Bovendien moeten door de extramuralisering meer mensen met een zorgvraag zelfstandig wonen. Voor het te voeren portefeuillebeleid van SSW is dit een essentieel vraag-stuk.Vragen die daarbij een rol spelen zijn bijvoorbeeld:• Sluit de toekomstige vraagontwikkeling aan bij het be-

staande aanbod?

101: Volgens het CBS is het aandeel 65 plussers onder de niet-westerse alloch-tone bevolking in Nederland nu nog laag, maar zal de komende decennia toenemen: van 4% in 2012 tot 23% in 2060. Of er specifi eke woonbehoeftes aanwezig zijn onder deze groep is niet nader onderzocht.

• Is het bestaande aanbod (mutaties, of nieuwbouw of re-novaties) wel in voldoende mate beschikbaar. Maar ook de vraag of dit aanbod betaalbaar is voor de doelgroepen van nu en straks?

Als alles bij elkaar wordt opgeteld dan kan de conclusie niet anders zijn dan dat er de komende jaren sprake is van een be-hoorlijke- en bijzondere volkshuisvestelijke opgave.SSW wordt geconfronteerd met kwantitatieve- en kwalitatieve tekorten in een overspannen woningmarkt en de klantgroep is beperkt kapitaalkrachtig.Verder zal SSW oog moeten hebben voor ontwikkelingen in het sociale domein, en de informele hulp en ondersteuning vanuit de sociale netwerken. Het is een grote uitdaging om hier verantwoord en passend op te reageren.

9.5 Eff ecten Decentralisatie en Demografi e

op Intramurale- en Extramurale Capaciteit

Het kabinet heeft bij wet geregeld, dat gemeenten en zorg-verzekeraars meer verantwoordelijk worden voor hulp en zorg thuis. Ondersteuning en zorg die eerder door AWBZ-instellin-gen zoals verzorgings- en verpleeghuizen werd geleverd.

De nieuwe afbakeningscriteria qua zorgzwaarte, en het strikt toepassen van scheiden van wonen en zorg hebben tot ge-volg, dat de toegang tot intramurale zorg sterk is beperkt. Zoals reeds beschreven in paragraaf 6.3 heeft dat directe ge-volgen voor de intramurale capaciteit verzorgingshuisplaatsen. Ook heeft het gevolgen voor de extramurale capaciteit (o.a. zelfstandig verzorgd wonen).

In U-10 verband is onderzoek gedaan naar de gevolgen van de decentralisatie, het langer zelfstandig wonen, en de demogra-fi sche ontwikkelingen.102

Minder intramurale huisvesting (zo wordt geconstateerd) be-tekent simpelweg dat het aandeel zelfstandig verzorgd wonen belangrijker wordt voor de huisvesting van ouderen.

Onder zelfstandig verzorgd wonen wordt in dit verband ver-staan woningen waarbij zorg op afroep beschikbaar is. Wonin-gen die zijn uitgerust met een alarmeringssysteem, en gelegen in de nabijheid van een zorgpost. (Voorbeelden zijn woningen in een servicefl at, een woon-zorgcomplex, aanleunwoningen bij een verzorgingshuis, of een cluster seniorenwoningen).

102: U-10 Regio en Bestuur Regio Utrecht, Voorraad en vraag zorgplaatsen en opvangplaatsen in de U-10 regio, september 2013.

64..................

Page 65: Een onbezorgde oude dag?

In alle gevallen zijn het zelfstandige woningen, waar na een oproep in de regel binnen een kwartier een zorgverlener aan-wezig kan zijn.

In de navolgende tabel is een doorkijk gemaakt naar 2040. De huidige voorraad zelfstandig verzorgd wonen wordt afgezet tegen de verwachte groei voor dit type woning in 2040.

Tabel: Voorraad 2013 en Ontwikkeling Vraag Zelfstandig Ver-zorgd Wonen in de U-10 2030 -2040

Bron: Onderzoek Utrecht;Estea / ABF Research

Conclusies:

• Op de korte termijn (2015 – 2020) wordt er een daling in de vraag naar intramurale huisvesting verwacht. Dit wordt mede veroorzaakt door de decentralisatie van de zorg.

• In 2015 wordt een overschot van 1.145 zorgplaatsen van verblijf en verzorging (V & V) verwacht. In 2020 wordt op regioniveau een overschot verwacht van 2.124 zorgplaat-sen. Vooral in de gemeenten De Bilt, Utrecht en Zeist wordt een groot overschot aan zorgplaatsen verwacht.

• Op de lange termijn slaat de dalende trend in de vraag naar intramurale zorg weer om in een stijgende. In 2040 bedraagt de vraag weer 98% van de huidige voorraad in 2015. Die toekomstige vraag komt globaal weer overeen met de huidige voorraad.

• De groeiende vraag in de periode 2020 – 2040 wordt veroorzaakt doordat de extramuralisering van de lichtere

zorgzwaartes rond 2025 is afgerond. De regiobevolking is ondertussen verouderd en heeft meer zwaardere zorg nodig. De groei van het aantal 75 plussers, en met name van het aantal 85 plussers is bepalend voor de vraag naar intramurale huisvesting. Sterke veroudering in combinatie met een hogere zorgbehoefte stuwen dus op termijn de vraag weer op.

• Een deel van de ouderen die door het beleid van extra-muralisering zelfstandig blijft wonen, heeft niet voldoen-de aan reguliere thuiszorg. Minder intramurale capaciteit gaat samen met een groeiende vraag naar zelfstandig verzorgd wonen. Naast reguliere thuiszorg wordt hier zorg op afroep geboden door middel van een perso-nenalarm (onplanbare zorg). Het aandeel zelfstandig verzorgd wonen wordt belangrijk voor de huisvesting van ouderen.

• De groei van het aantal ouderen werkt dus ook door in de vraag naar zelfstandig verzorgd wonen. In alle gemeen-ten ontstaat op termijn een substantieel tekort in de vraag naar zelfstandig verzorgd wonen.• In 2020 bedraagt het tekort 4.776 woningen: meer

dan twee keer de huidige voorraad (peildatum 2013).• In de periode 2020 – 2040 groeit de regionale vraag

met 3.700 woningen. Het tekort komt dan uit op 8.456 woningen: meer dan drie keer de huidige voorraad (peildatum 2013).

• Naast een behoefte aan zelfstandig verzorgd wonen (vooral geclusterd rond verzorgingshuizen) is er ook be-hoefte aan een snelle toename van het aantal ‘gewone’ woningen. Deze kunnen door middel van bijvoorbeeld opplus maatregelen op korte termijn geschikt worden gemaakt zodat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. (Verwezen wordt naar Venster 4 / Aanbeveling 2).

• Dit geldt des te meer voor de woningportefeuille van SSW. De gepresenteerde demografi sche informatie heeft betrekking op alle inwoners van de gemeente De Bilt en de regio Utrecht. De SSW huurderspopulatie maakt hier onderdeel van uit. Nu al is 1/3 deel van de huurders 65 jaar en ouder en 57% van de hoofdhuurders is 50 jaar en ou-der.103 Een deel van deze groep zal wellicht gebruik maken van zelfstandig verzorgd wonen, maar het overgrote deel zal thuis willen blijven wonen in een woning die geschikt en aangepast is aan de zorgbehoefte. (Zie hoofdstuk 14 waarin de resultaten van de enquête onder de huurders van SSW worden gepresenteerd).

103: Jaarverslag SSW 2014, Toekomstvisie SSW 2014 -2019 en selectie huur-ders SSW vanaf 50 jaar ten behoeve van enquête onder SSW huurders.

Voor-raad medio 2013

Vraag 2030

Vraag 2040

Voor-raad 2013Minus vraag 2030

Voor-raad 2013Minus vraag 2040

De Bilt 284 975 1.087 -691 -803Bunnik 24 234 254 -210 -230Houten 90 596 791 -506 -701IJsselstein 329 524 628 -195 -299Nieuwegein 140 997 1,226 -857 -1.086Stichtse Vecht 354 1.006 1,161 -652 -807Utrecht 2.049 3.445 3.991 -1.396 -1.942Vianen 31 316 347 -285 -316Woerden 125 712 851 -587 -726Zeist 103 1.401 1.649 -1.298 1.546U10-regio 3.529 10.206 11.985 -6.677 -8.456

65..................

Page 66: Een onbezorgde oude dag?

66..................

Page 67: Een onbezorgde oude dag?

10 WONEN ZORG EN WELZIJN IN DE GEMEENTE DE BILT

10.1 Inleiding en Achtergronden

Dit onderzoek ben ik begonnen met een landelijke verkenning van de vraagstukken op het terrein van ouderenhuisvesting. Aandacht is besteed aan de achtergronden van de grote sys-teemaanpassing van de decentralisatie van de zorg naar de ge-meenten, de demografi sche ontwikkelingen, de verschuiving van intramuraal- naar extramuraal wonen, en de knelpunten die daarbij zijn ontstaan.

In het vorige hoofdstuk ben ik een niveau lager gegaan en is de samenhang tussen de regionale- en lokale woningmarkt in beeld gebracht. En op beide niveaus zijn ook de demogra-fi sche ontwikkelingen beschreven. De belangrijkste bevindin-gen ten aanzien van de demografi e, de woningmarkten en de woningbehoefte zijn aan het einde van dat betreff ende hoofd-stuk verwerkt.

En zo langzamerhand kom ik nu op het niveau van de ge-meente. De gemeenten die vanuit het Rijk de opdracht heb-ben gekregen om het decentralisatietraject van de zorg uit te voeren in samenwerking met de aldaar werkzame organisa-ties.

Dat heeft gevolgen voor iedereen. Op individueel niveau (zo-wel voor de afzonderlijke cliënten als de afzonderlijke organi-saties), maar zeker ook op gezamenlijk niveau. Wat kunnen de partners in de keten van wonen, zorg en welzijn samen doen om de decentralisatie te laten slagen?

Hoe zorg je er bijvoorbeeld als woningcorporatie voor dat het woningaanbod (nieuwbouw, voorraad, en productinnovatie) aansluit bij de vraagontwikkeling naar langer zelfstandig wo-nen? Wat mag nog wel en wat mag niet meer door de corpo-ratie worden gedaan? De nieuwe Woningwet is heel duidelijk over de bouw van maatschappelijk vastgoed. Maar ook hoe we de regels uit de nieuwe Regionale Huisvestingsverordening slim kunnen inzetten?

Decentralisatie betekent dicht bij de burger staan. Maar hoe geef je als gemeente hieraan handen en voeten terwijl bud-getten onder druk staan en waar gelijktijdig sprake is van een gecompliceerde transitieperiode?

Hoe blijf je voldoende zichtbaar en wat voor rol kunnen de WMO-raden hierin spelen? Veel cliënten zijn ontevreden en zelfs boos vanwege het afschaff en of beperken van de huis-houdelijke hulp. Sommigen zijn van mening dat de keukenta-felgesprekken meer in dienst staan van de bezuiniging dan dat ze gericht zijn op hulp en ondersteuning.

Verzorgingstehuizen worden geconfronteerd met leegstand. Welke creatieve oplossingen zijn denkbaar om grote kapitaal-vernietiging (sloop) te voorkomen?Hoe kun je als uitvoeringsorganisatie van de WMO je rol en taken goed blijven vervullen als je (zoals in de gemeente De Bilt) een bezuinigingsopgave van 7% hebt mee gekregen? De Stichting MENS wordt hiermee geconfronteerd.

We zetten daarom de verkenning voort, maar nu met de focus op lokaal niveau. Hoe ziet het ‘samenwerkingslandschap’ eruit? Wat speelt er, welke partijen zijn erbij betrokken, welke rol en invloed hebben de adviesorganen op het gemeentelijk beleid, welke knelpunten manifesteren zich, wat zijn de beleidskaders waarmee partijen te maken hebben en hoe staat het met de samenwerking in de keten? Weten partijen en organisaties elkaar te vinden en leidt dit tot een maatschappelijke meerwaarde in het belang van samen-leving en cliënt?

Eveneens relevant is natuurlijk de vraag of de burger / cliënt tevreden is over de gevolgen van de decentralisatie en de her-vorming. Wat voor betekenis hebben de maatregelen voor het persoonlijk leven van de mensen zelf? Hoe kijken zij daar tegen aan en wat zijn de knelpunten?

In de navolgende hoofdstukken ga ik op zoek naar de ant-woorden.

67..................

Page 68: Een onbezorgde oude dag?

68..................

Page 69: Een onbezorgde oude dag?

11 WOONSTICHTING SSW MAATSCHAPPELIJK ONDERNEMER EN MAATSCHAPPELIJK ONDERNEMEND

11.1 Mission Statement

Iedere organisatie (commercieel of non-profi t) heeft een eigen bedrijfsidentiteit. Woonstichting SSW heeft een maatschap-pelijke identiteit en profi el. Aan de hand van brondocumenten van SSW zelf wordt een beeld geschetst van deze maatschap-pelijk ondernemer.104

In de statuten is vastgelegd, dat het de taak van SSW is om mensen met een smalle beurs te helpen aan betaalbare woon-ruimte in een leefbare omgeving. SSW voelt zich sterk verbonden met wijken en buurten en wil een actieve maatschappelijke rol spelen in lokale samenleving. De hieraan verbonden ambities heeft SSW vastgelegd in een nieuwe Toekomstvisie. SSW beoogt hierin: tevreden klanten, toekomstbestendig be-zit, een fi nancieel gezonde positie en deskundig, op resultaat gerichte medewerkers.

In de missie en visie omschrijft SSW zich als een maatschap-pelijke onderneming met een publieke taak gericht op het wonen in de zes kernen van de gemeente De Bilt. Wonen in de breedste zin van het woord. Een leefbare en duurzame woon-omgeving hoort hier ook bij.

SSW wil niet alleen een maatschappelijk ondernemer zijn, maar ook maatschappelijk ondernemend. SSW heeft geko-zen voor een brede maatschappelijke oriëntatie: Investeren in stenen én investeren in mensen. Dit komt tot uitdrukking in de diversiteit van projecten en een goede lokale verankering in de verschillende netwerken.

SSW beschouwt huurders en toekomstige huurders als de be-langrijkste belangenhouders. De klant wordt centraal gesteld en SSW geeft aan hierop aanspreekbaar te zijn.

Voor SSW is de gemeente De Bilt eveneens een zeer belangrij-ke belangenhouder en partner in volkshuisvesting. Gemeente en SSW werken (vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid) zo

104: Geraadpleegde documenten van SSW:• Toekomstvisie 2014 – 2019, 2014.• Position paper Visitatie, Stip op de horizon, 2014.• Jaarverslag 2014, 2015.

goed mogelijk samen in het verwezenlijken van doelstellingen op het terrein van de volkshuisvesting.

11.2 De Organisatie

SSW is een middelgrote woningcorporatie met ruim 5300 ver-huureenheden, en actief in de zes kernen van de gemeente De Bilt. SSW biedt woningen aan, in leefbare wijken en buurten te-gen een betaalbare prijs voor huurders met een smalle beurs. De core business onderscheidt zich van een belegger doordat (vanuit een maatschappelijke doelstelling) woningen onder de kostprijs worden verhuurd aan de doelgroepen van beleid.

SSW is de enige sociale verhuurder in De Bilt en de aangewe-zen gesprekspartner voor de gemeente op het gebied van huisvesting van de lagere inkomens en bijzondere doelgroe-pen. Ook in het realiseren van maatschappelijk vastgoed en het zorgen voor een goede leefbaarheid trekken SSW en de gemeente samen op.

De gemeente heeft een nieuwe Woonvisie opgesteld. Op ba-sis hiervan zijn tussen gemeente en SSW voor de periode 2014 – 2018 wederzijdse prestatieafspraken gemaakt.SSW is stevig verankerd in de lokale samenleving en heeft een breed sociaal en zakelijk netwerk.105 Verder is SSW KWH gecer-tifi ceerd.106

Op de lokale- en regionale woningmarkt heeft SSW een ste-vige positie. Naar de huurwoningen bestaat veel vraag. SSW acteert in een sterke, maar overspannen woningmarkt. Er zijn 7.600 ingeschreven woningzoekenden in De Bilt en 220.000 ingeschrevenen in de regio. Van de ingeschreven wo-ningzoekenden in De Bilt zijn er 1.200 actief woningzoekend. De wachttijden voor een woning liggen rond de 7 jaar voor een appartement en 9 jaar voor een eengezinswoning.

De woningvoorraad bestaat uit 60% gestapelde woningen (met en zonder lift) en 40% eengezinswoningen. SSW geeft aan dat de kwaliteit van de woningvoorraad voor de meeste complexen goed is. En dat de woningen relatief veel kwaliteits-punten hebben tegen een redelijke prijs.

Ook verhuurt SSW bedrijfspanden, garages, maatschappelijk vastgoed en diverse complexen voor bijzondere doelgroepen.

105: Raefl ex, Visitatierapport SSW 2010 – 2013, 2014106: KWH staat voor Kwaliteitscentrum Woningcorporaties Huursector. Het doel van KWH is het verbeteren van de kwaliteit van corporaties bezien van-uit het oogpunt van de huurder.

69..................

Page 70: Een onbezorgde oude dag?

SSW omschrijft zichzelf als een kleine, slagvaardige organisatie (40 fte) en is fi nancieel gezond. De bedrijfslasten per woning zijn relatief laag. Er is een toegenomen druk op de fi nancie-rings- en kasstromen door onder meer de verhuurdersheffi ng en saneringsbijdrage. Alleen al in 2015 moest SSW een kleine € 5 miljoen aan heffi ngen afdragen aan de Rijksoverheid. Deze heffi ng is structureel en zet de investeringen onder druk. Sturing op fi nanciële ratio’s binnen de bedrijfsvoering (zoals loan to value, solvabiliteit, bedrijfswaardeontwikkeling, ICR en DSCR) is daarom tot een belangrijk speerpunt benoemd.

SSW voert regelmatig structureel overleg over haar beleid met Bewonersvereniging Woonspraak en de gemeente. Er wordt nagedacht over nieuwe vormen van samenwerking en beïn-vloeding. De voorschriften uit de nieuwe Woningwet spelen daarbij een belangrijke rol.

Hiernaast consulteert SSW haar belangenhouders bij belang-rijke thema’s zoals onder andere het ondernemingsplan, de toekomstvisie, duurzaamheid, maar ook over het langer zelf-standig wonen van ouderen. Ook zet SSW klantenpanels in om een betere dienstverlening te realiseren. De ‘opgehaalde’ informatie aan de voorkant maakt onderdeel uit van de uitein-delijke afweging van belangen. Op deze manier laat SSW zich beïnvloeden.

11.3 Kwantiteit en Kwaliteit van de Woning-

voorraad

In deze paragraaf ga ik kort in op de totale woningvoorraad in de gemeente De Bilt, en het aandeel van de sociale woning-voorraad in eigendom van SSW. Daarbij maak ik een uitsplit-sing naar woningtypen, bouwjaar, woninggrootte naar aantal kamers en oppervlakte, en de kwaliteit. Tevens beknopt aan-dacht voor het onderhoudsbeleid waarmee het bezit in goede conditie wordt gehouden.

Tabel: Woningbezit gemeente De Bilt

Bron: Jaarverslag SSW 2014

De totale woningvoorraad in de gemeente De Bilt bestaat uit:• 64% koopwoningen.• 27% sociale huurwoningen in eigendom van SSW.• 9% particuliere huurwoningen.

Tabel: Overzicht Woningbezit SSW uitgesplitst naar woning-type

Bron: jaarverslag SSW 2014

Het woningbezit van SSW gediff erentieerd naar woningtype:• 40% eengezinswoningen.• 16% etagewoningen begane grond.• 21% etagewoningen zonder lift.• 23% etagewoningen met lift.

Tabel: Woningen naar aantal kamers

70..................

Page 71: Een onbezorgde oude dag?

Tabel: Woningen naar bouwjaar

SSW verhuurt ruim 4.950 woningen:• De woningen variëren van 1-kamer tot 7-kamers. • Zo’n 40% hiervan (ca. 2.000) zijn eengezinswoningen. • Van de ruim 2.900 meergezinswoningen (appartementen)

zijn er bijna 1.900 goed toegankelijk door de aanwezig-heid van een lift of de situering op de begane grond. (Het-geen overigens niet wil zeggen dat ze ook daadwerkelijk geschikt zijn voor langer zelfstandig wonen van ouderen).

• De gemiddelde leeftijd van de woningvoorraad is 44 jaar (bouwjaar 1970).

• Meergezinswoningen zonder lift zijn met gemiddeld 48 jaar het oudst.

• De resterende (boekhoudkundige) levensduur van het to-tale woningbezit bedraagt nog 22 jaar.

De kwaliteit van de woningvoorraad wordt in stand gehou-den door zowel periodiek planmatig als dagelijks onderhoud uit te voeren. Elke drie jaar wordt door een extern bureau de conditie van het woningbezit gemeten. Op basis van de feite-lijke kwaliteitsachteruitgang wordt vervolgens een meerjaren onderhoudsplanning en begroting opgesteld. De begroting wordt jaarlijks geactualiseerd.

Aan het einde van de exploitatieperiode c.q. levensduur van een complex wordt aan de hand van een portefeuillestrate-gie en huurbeleid bepaald welke (grote) ingreep moet wor-den toegepast: door exploiteren tegen minimale kosten, een levensduur verlengende renovatie of sloop en vervangende nieuwbouw.

Tabel: Regiobeeld zelfstandige woningvoorraad naar netto huur, maximaal redelijke huur en percentage van maximaal redelijke huur107

Bron: Voorraadrapportage 2015 RWU

107: De maximaal redelijke huur is vastgesteld op basis van het woning-waarderingssysteem. Daarbij worden kwaliteitspunten toegekend voor wo-ningonderdelen (o.a. m2, voorzieningen) en woonomgeving. In 2015 is het woningwaarderingssysteem grondig aangepast. Zo is de WOZ waarde een grotere rol gaan spelen. Toetsing van de redelijkheid van huurprijzen gebeurt door de Huurcommissie.

corporatie netto huur

maxima-le huur

percen-tage van max.

Bo-Ex 529 758 70%De Seyster Veste 551 789 70%GroenWest 525 826 65%Heuvelrug Wonen 531 809 66%Jutphaas Wonen 586 847 78%LEKSTEDEwonen 505 828 61%Mitros 518 767 68%Portaal 519 785 66%Provides 538 833 65%R. K. Wbv Zeist 522 777 68%SSH Utrecht 447 530 85%Viveste 576 860 67%Volksbelang 562 878 64%Wbs Kamerik 515 842 61%Wbv de Kombinatie 492 778 64%Wbv Goed Wonen 523 841 63%Wbv Lopik 520 843 62%Wbv Oudewater 513 809 63%Wbv Vecht en Omstreken 510 847 60%Ws SSW 544 843 65%

Wst Kockengen 479 791 61%Wst Wuta 527 928 57%totaal 524 790 67%

71..................

Page 72: Een onbezorgde oude dag?

Tabel: Kwaliteit en Huurprijzen Woningbezit SSW

Bron: Corporatie Benchmark 2014

Tabel: Oppervlakte naar Woningtype

Tabel: Overzicht Kwaliteitspunten

Legenda:EGW: eengezinswoningMGW+: appartement met lift of op de begane grondMGW-: appartement op etage zonder lift

Ten aanzien van woningwaardering, puntprijs, huurprijs en op-pervlakte wordt het volgende geconstateerd:• Eengezinswoningen hebben het grootste woonopper-

vlak en daarmee ook de hoogste woningwaardering.• De huurprijzen liggen bij SSW op ongeveer 65% van de

maximaal redelijke huur. In regionaal verband gezien is dit relatief laag.

• Tegelijkertijd is het aantal woningwaarderingspunten (ze-ker voor eengezinswoningen) hoger dan gemiddeld in de regio.

• Vanuit de optiek van de huurder betekent dit dat men voor relatief weinig euro’s relatief veel woonkwaliteit krijgt.108

• Tevens is 65% van het maximaal redelijke een indicatie dat huurpotentie aanwezig is.109

• Het vraagstuk van betaalbaarheid (en beschikbaarheid) speelt een belangrijke rol in het jaarlijks huurbeleid en het overleg met Bewonersvereniging Woonspraak.

• Dat vraagstuk neemt vanwege politieke urgentie snel in belangrijkheid toe. Zeker nu met ingang van 1 januari 2016 corporaties moeten voldoen aan de 95% norm voor het passend toewijzen van huurwoningen aan mensen met recht op huurtoeslag. De Rijksoverheid wil hiermee het ‘scheef wonen’ terug dringen.

11.4 Inkomenspositie huurders SSW

Wonen en zeker betaalbaar wonen is in belangrijke mate een kwestie van koopkracht. Zeker voor een sociale verhuurder is het belangrijk om te weten wat de fi nanciële sterkte is van de doelgroep. Markthuren vragen voor deze doelgroep is daarom niet aan de orde en valt buiten de maatschappelijke opdracht. De focus moet gericht zijn op de driehoek kwaliteit, prijs en betaalbaarheid.

Allereerst presenteren we de inkomenspositie van alle huis-houdens in de gemeente De Bilt voor de jaren 2012 en 2020. Vervolgens een overzicht van de inkomens van huurders van SSW per 2013.

108: Jaarverslag SSW, 2013.109: SSW werkt met verschillende streefhuurpercentages. Afhankelijk van po-pulariteit, kwaliteit en betaalbaarheid ligt de streefhuur per complex hoger of lager dan het gemiddelde percentage. Het huurprijzenbeleid is daarmee gediff erentieerd.

SSW 2013 Referentie LandelijkGemiddelde woningwaardering

164 150 141

Gemiddelde puntprijs (€) 2,96 3,15 3,26Gemiddelde huurprijs (€) 488 479 469Percentage van maximaal redelijke huur

62 65 68,2

72..................

Page 73: Een onbezorgde oude dag?

Tabel: Inkomens huishoudens De Bilt 2012

Inkomens huishoudens De Bilt 2020

Conclusies inkomens alle huishoudens De Bilt 2012:• Het grootste deel van de Biltse huishoudens heeft een

inkomen van meer dan € 43.000,--Dat is 54% van de huis-houdens.

• Een derde (33%) van de huishoudens behoort met een inkomen onder de € 34.678,-- tot de primaire doelgroep van SSW.

Conclusies inkomensontwikkeling huishoudens De Bilt 2020:• Het aantal huishoudens met een inkomen tot € 34.678

neemt tot 2020 in beperkte mate toe (270 huishoudens).Dit geldt bij een stabiel economisch scenario.

• Bij een negatief economisch scenario is de groei 900 huis-houdens.

• Bij een positief economisch scenario zien we een kleine afname met 330 huishoudens.

De behoefte aan sociale huisvesting fl uctueert hiermee tussen de 30% en 36% van het aantal Biltse huishoudens.

Tabel: Inkomensverdeling huurders SSW

Conclusies inkomensverdeling huurders SSW:• Van de SSW huurders heeft 65% een inkomen onder de

€ 34.678. • 590 huishoudens (15%) hebben een inkomen tussen de

€ 34.085 en € 43.602.• Ruim 20% van de SSW huurders heeft een inkomen van

meer dan € 43.602 en woont daarmee volgens de (rijks)normen scheef.

Tabel: Betaalbaarheid 2014

Bron: Jaarverslag SSW 2014

Conclusies Betaalbaarheid:110

• Eind 2014 is 69% van de woningvoorraad van SSW be-taalbaar te noemen.

• SSW geeft aan dit percentage aan de lage kant te vin-den en wil dit verhogen om voldoende woningen beschikbaar te houden voor mensen met een smalle beurs.

110: Met betaalbaarheid wordt het vraagstuk bedoeld dat steeds meer huurders fi nancieel in de knel komen doordat de woonuitgaven (o.a. huur) stijgen. Volgens brancheorganisatie Aedes komt 30% van de huurders nu al geld tekort voor noodzakelijke uitgaven. De sector ziet het als haar ver-antwoordelijkheid om te zorgen voor voldoende goede betaalbare wonin-gen voor de doelgroep.

73..................

Page 74: Een onbezorgde oude dag?

• 29% van de woningen bevindt zich in een duurder sociaal segment.

• 98% van de SSW woningvoorraad valt in de categorie sociaal (Daeb). Slechts 2% van het bezit is geliberaliseerd (niet-Daeb).

11.5 Woningtekort en Opgave Nieuwbouw

voor de Toekomst

De groei van de primaire doelgroep, de inkomenspositie, het reeds bestaande woningtekort en de groeiende wachttijden voor een betaalbare huurwoning vormen de belangrijkste in-grediënten voor de toekomstige opgaven van SSW.

De bestaande voorraad sociale huurwoningen in De Bilt is on-voldoende om alle huishoudens met een inkomen tot € 34.000 te huisvesten. De navolgende tabel leert dat er per saldo een tekort is van 1.650 woningen. Door het aantal ‘scheefwoners’ is het werkelijke tekort groter.Ook Zeist en Utrecht hebben een grotere primaire doelgroep dan aanwezige sociale huurwoningen.111 De gemeente Zeist verwacht een tekort in 2030 van 2.500 woningen en de ge-meente Utrecht 43.000 woningen. De druk op de sociale huur-markt blijft de komende decennia daarom hoog.

Tabel: Huishoudens en sociale woningvoorraad 2012

Tot 2030 verwacht SSW een lokale groei van de primaire doel-groep met 450 huishoudens. Betaalbare nieuwbouw van so-ciale huurwoningen blijft de komende jaren daarom noodza-kelijk.In de Toekomstvisie geeft SSW aan in deze toename van de vraag te willen voorzien door 450 sociale nieuwbouwwonin-gen toe te voegen aan de voorraad.

111: Uit onderzoek van Woningnet blijkt, dat veel verhuisbewegingen plaats-vinden tussen De Bilt, Utrecht en Zeist.

Naast het direct oplossen van tekorten kan nieuwbouw van woningen ook zodanig strategisch worden ingezet dat hier-door meer doorstroming wordt gerealiseerd. Een van de maatregelen om de gewenste doorstroming op gang te krijgen is het ‘verleiden’ van oudere huishoudens om te verhuizen naar een aangepaste- en voor hen geschikte nieuwbouwwoning. (Dat kan overigens natuurlijk ook door opgepluste- en geschikt gemaakte bestaande woningen aan te bieden).Desgewenst kan bij verhuizing (op vrijwillige basis) gebruik worden gemaakt van een zorgarrangement.

Deze kleine huishoudens zijn vaak woonachtig in schaarse- en grote eengezinswoningen. Lukt deze doorstroming dan snijdt het mes aan twee kanten. Het gezin met kinderen woont qua grootte van de woning nu in een passende woning en het oudere huishouden woont in de nieuwbouw nu of op termijn zorgpassend.

11.6 Wat heeft SSW gedaan om langer zelf-

standig wonen van ouderen mogelijk te maken?

11.6.1 Nieuwbouw, Renovatie, Individuele

Woningaanpassingen

SSW was al vroeg betrokken bij de driehoek Wonen, Zorg en Welzijn. Zo heeft SSW intensief geparticipeerd in de totstand-koming van de Stichting MENS: de gemeentelijke uitvoerings-organisatie van de WMO. (verwezen wordt verder naar para-graaf 12.5).

Naast nieuwbouw zijn de afgelopen decennia ook veel wonin-gen (door middel van renovatie en individuele woningaanpas-singen) geschikt gemaakt voor ouderen zodat zij in staat zijn om langer in hun eigen huis en omgeving te blijven wonen. Bij complexen van enige omvang heeft SSW in goed overleg met de samenwerkingspartners op het terrein van zorg en welzijn ook gezorgd voor de aanbouw van ontmoetingsruim-ten. Hierdoor kon worden voorzien in een zorg- en welzijns-component.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal spe-cifi eke woningen voor ouderen in bezit van SSW. Daarin zijn tevens activiteiten op het vlak van nieuwbouw, renovatie en samenwerkingsactiviteiten met de partners opgenomen.

74..................

Page 75: Een onbezorgde oude dag?

COMPLEX AANTAL WO-NINGEN

WONINGTYPE AARD VAN DE MAATREGEL

BIJZONDERHEDEN

Planetenbaan / Bilthoven

240 -hoogbouw -hoog niveau re-novatie 2002- Levensloop be-stendige reno-vatie

-Wonen zonder drempels-ophogen galerijen en aanbrengen vliesgevel-aanbrengen scoot mobiel ruimten-Verbetering woningplattegrond

Planetenbaan / Bilthoven

1 -benedenwoning -transformatie 2002

-Kleinschalig Project De Zonne-borgh-Verlenen van zorg aan bewoners Planetenbaan en directe omgeving door De Bilthuysen en Vitras. -Stichting Welzijn ouderen verzorgde voor de fusie met MENS welzijn acti-viteiten.

Centrum 2 / Bilthoven(o.a. Fitislaan)

18-Totaal project 216 woningen

-senioren woningen laag-bouw

-renovatie 2009 -opheff en bouw en woon techni-sche problemen

Prunuslaan/Bilthoven

19 -seniorenwoningenlaagbouw-lift ontsloten

-bouwjaar 1982

Iepenlaan/Bilthoven

24 -seniorenwoningen-lift ontsloten

-bouwjaar 1979

Burg. Fabiuspark/Bilthoven

6 -seniorenwoningen laagbouw

-bouwjaar 1990

Grote en Kleine Beer/Bilthoven

115 -seniorenwoningengestapeld en lift ontsloten

-renovatie 1991

Oostelijk Oor 25 -seniorenwoningen

-bouwjaar 1999

Groepswonen van Ouderen LugtensteynBilthoven

28 -bijzondere woonvorm voor senioren-lift ontsloten

-bouwjaar 2001 -gemeenschappelijke ontmoetings ruimte-autonomie in toewijzingsbeleid

Melkweg / Bilthoven 20 -bovenste twee woonla-gen op multifunctioneel centrum Het Lichtruim

-bouwjaar 2013 -Strategische nieuwbouw bestemd voor doorstroming senioren

Weltevreden /De Bilt

-19 hoekwoningen-Totaal project van 146 wo-ningen

-eengezins woningen -hoog niveau re-novatie 2006-veel energetische maatregelen

-Verbetering woningplattegronden-Uitbreiding woningen facultatief-19 hoekwoningen levensloop be-stendig gerenoveerd.-Nieuwe uitbouwen geformeerd met volledig woonprogramma op de begane grond

Tabel: Specifi eke Woningen voor Ouderen / Nul tredenwoningen

75..................

Page 76: Een onbezorgde oude dag?

Multifunctioneel zorg- en gezondheidscen-trum RinnebeekDe Bilt

28 woon-een-heden

-kleinschalige verpleeg-huiszorg voor demente-rende ouderen(psycho-geriatrisch)-lift ontsloten

-huiskamers ge-meenschappelijk-wonen en slapen individueel-bouwjaar 2006

-ook ruimte voor dagopvang.-In samenwerking met De Bilthuysen

Vijverhof Albert Nobel-laan/De Bilt

30 -seniorenwoningengestapeld-lift ontsloten

-bouwjaar 1997 -gemeenschappelijke ontmoetings-ruimte

Einthovenwegen LorentzwegDe Bilt

18 9

-seniorenwoningengestapeld-lift ontsloten

-bouwjaar 1973-bouwjaar 1984

Sav. Lohmanweg e.o. / De Bilt

18 seniorenwoningenlaagbouw

-bouwjaar 1991

Herenweg /De Bilt

18 -Bovenste twee woon-lagen op commerciële winkelplint-lift ontsloten

-bouwjaar 2013 -Strategische nieuwbouw bestemd voor doorstroming senioren

Toutenburg / Maartens-dijk

33 -senioren woningen-beneden en bovenwo-ningen-lift ontsloten

-hoog niveau re-novatie 2006-Levensloop be-stendig gereno-veerd

-Verbetering woningplattegrond-verbetering entree (videofoon) en verkeersruimten-Uitbreiding recreatieruimte (be-stemd voor welzijnsactiviteiten)-Zorgverlening door Cordaan.

Kievitlaan / Maartensdijk 14 seniorenwoningenlaagbouw

-bouwjaar 1973 -Thuiszorg wordt geleverd door Cordaan

Dijckstate / Maartensdijk

61 -zelfstandige seniorenwo-ningenin twee bouwlagen -lift ontsloten

-bouwjaar 1998 -Scheiden van wonen en zorg-Cordaan verleent thuiszorg met mo-gelijkheid 24-uurs zorgverlening-Voorstuk in 2015 gemoderniseerd met ruimte voor apotheek, huisart-sen en ontmoeting

Pr. Alexialaan Opgeto-gen/Maartensdijk

20 -Totaal project van 32 wonin-gen

-Beneden en bovenwo-ningen-lift ontsloten

-bouwjaar 2010 -Appartementen bestemd voor star-ters en senioren (doorstroming)

Voormalig gemeente-huis Maartensdijk

18-Totaalproject 42 woningen

-Beneden- en bovenwo-ningen-lift ontsloten

-bouwjaar 2013 -Appartementen bestemd voor doorstroming senioren

76..................

Page 77: Een onbezorgde oude dag?

Totaal specifi eke oude-renwoningen /Nultredenwoningen

782 (aantal is onder-deel grondgebon-den en gestapelde woningen).

Specifi catie Gestapelde Bouw (60%):-16% etage begane grond

802woningen

-23% etage met lift 1153woningen

-21% etage geen lift 1052woningen

Bron: eigen bewerking. Gebaseerd op woning cartotheek SSW.

Het huurdersbestand van SSW vergrijst.Het kan goed zijn dat de huidige woning momenteel voldoet aan de wensen en behoeften. Maar lang niet alle woningen waarin ouderen nu wonen zijn geschikt om een leven lang in te blijven wonen. Soms is de woning gewoon te groot om in te wonen. Soms is de woning niet geschikt om er (indien nodig) zorg te ontvangen.

Immers, met de jaren neemt de zorgbehoevendheid toe en de mobiliteit af. Ook de partner kan eerder zorgbehoevend wor-den waardoor de huidige woning niet langer voldoet.In de nabije toekomst komt er dus een groeiende groep zorg-behoevende ouderen die zelfstandig blijft wonen. Dat leidt tot twee vragen:-Is er bij deze ouderen dan sprake van geschikt wonen?-Kan de woning passend worden gemaakt voor geschikt wo-nen? (nul treden woningen, kleine aanpassingen).

Begane grondwoningen en etagewoningen met lift zouden in beginsel geschikt kunnen zijn voor ouderen. Het zijn in ieder geval gelijkvloerse woningen en vanwege een liftvoorziening zijn ze ook toegankelijk.Of de woningplattegrond zelf (bijvoorbeeld badkamer) ade-quaat genoeg is en gebruiksvriendelijk om langer zelfstandig te wonen is de volgende vraag. Meestal is de woning door middel van opplussen of een woningaanpassing wel geschikt te maken. (Zie verder Venster 4 / Aanbeveling 2).

11.6.2 Klantenpanel Woonwensen Ouderen

Veel van de oudere huurders van SSW bewonen een eenge-zinswoning. SSW wil deze eengezinswoningen graag verhuren aan de doelgroep waarvoor ze eigenlijk zijn bedoeld, namelijk gezinnen met kinderen.Om een gericht simuleringsbeleid te voeren is het noodzake-lijk om inzicht te hebben in de wensen en behoeften van deze doelgroep.

In 2013 is hiervoor een speciaal klantenpanel onder oudere huurders gehouden. De deelnemers aan het klantenpanel ga-ven de volgende argumenten om niet te verhuizen:1. De overgang van een redelijk lage huur naar een ‘pittige’

huur.2. Terugval in inkomen (korting pensioenen, wegvallen inko-

men na overlijden partner).3. De huidige woning is al aangepast (traplift, verhoogd toilet,

beugels, gehandicapten parkeerplaats).4. Verlaten van de huidige woning die helemaal is aangepast

aan je eigen wensen en waarin veel is geïnvesteerd.5. Verlies van ruimte.6. Onvermogen of onwil om spullen weg te doen.7. De onbekendheid met de wijze waarop je een alternatieve

woonvorm kunt realiseren.

SSW heeft ook aan de deelnemers van het klantpanel ge-vraagd op welke manier SSW verhuizen aantrekkelijker zou kunnen maken. Daarbij werden de volgende antwoorden ge-geven:1. Hulp bij verhuizen.2. Verhuiskostenvergoeding.3. Hulp bij opruimen.4. Aanbieden of faciliteren van een container / box waarin je

spullen kunt stallen en van waaruit je de nieuwe woning inricht.

5. Een beter aanbod, niet alleen kleine huisjes aanbieden.6. Beter luisteren naar huurders.7. Meer persoonlijke benadering.

77..................

Page 78: Een onbezorgde oude dag?

11.6.3 Programma Bevordering Doorstroming

Senioren

De resultaten uit het klantenpanel waren aanleiding om het pi-lotproject “Bevordering Doorstroming Senioren” te starten.

De onderzoeksvraag van dit pilotproject luidde: welke ver-leidingsstrategieën kan SSW inzetten die het voor ouderen interessant maken om vanuit hun grote (eengezins)woning de volgende stap te maken naar een kleinere beter passende woning?Deze schaarse woningen kunnen na vrijkomen weer worden toegewezen aan gezinnen met kinderen. De combinatie kleine huishoudens in een grote woning wordt vooral aangetroff en in de wijken Centrum 2, Weltevreden en De Leijen.

Willen ouderen verhuizen (zo bleek uit het klantenpanel) dan moet het aantrekkelijk worden gemaakt. Een verhuizing voelt vaak alsof men veel moet inleveren en er weinig voor terug-krijgt. Zo is de nieuwe woning vaak kleiner, maar ligt de huur een stuk hoger dan in de oude woning. Of het inkomen is vol-gens de Europese toewijzingsregels (90 – 10) net te hoog.

De adviezen c.q. opgehaalde informatie uit het klantenpanel zijn uiteindelijk verwerkt in een concreet programma. Dit pro-gramma bevat de volgende onderdelen:1. Inzetten op een meer persoonlijke benadering en begelei-

ding (afl eggen huisbezoeken, inventariseren van wensen).2. Geen dubbele huur in rekening brengen (voor de oude- en

de nieuwe woning).3. Het aanbieden van een keuzemenu van Mijn Student

(direct doel is ontzorgen: hulp en ondersteuning bij het verhuizen, uitvoeren van klusjes, verzorgen aansluitingen etc.).

4. Deelnemers aan de pilot kunnen een keuze maken uit on-dersteunende activiteiten tot een waarde van € 1.500,-- die door SSW wordt vergoed.

Er zijn in de pilotfase 35 huishoudens bezocht en hun woon-wensen zijn daarbij in kaart gebracht. Zeven huishoudens zijn daadwerkelijk verhuisd. De belangstelling is zodanig dat ook in 2016 met de regeling wordt door gegaan.Zeker nu ook in de nieuwe Regionale Huisvestingsverordening voorrang kan worden gegeven aan ouderen die verhuizen van een grote woning naar een kleinere woning.

11.7 Relatie met Wetten en andere Beleidsvel-

den:

Corporaties (maar ook andere organisaties) acteren in een complex speelveld. Enerzijds nieuwe regelgeving die gerespecteerd moet wor-den. Anderzijds gaat het ook om ambities die je als maatschap-pelijke organisatie (samen met anderen) wil bereiken.

Dat betekent laveren tussen wet- en regelgeving en ambities. Het kunnen realiseren van maatschappelijke doelstellingen (ook op het terrein van wonen, zorg en welzijn) is afhankelijk van diverse beleidsmatige kaders. Niet alles kan meer; die tijd is voorbij.De meest relevante beleidsmatige kaders waarmee rekening moet worden gehouden zijn:

11.7.1 De Nieuwe Woningwet

Met ingang van 1 juli 2015 is de nieuwe Woningwet van kracht geworden. Vanaf dat moment is er een geheel nieuwe set aan spelregels in werking getreden voor de corporaties. De regel-geving beïnvloedt in sterke mate de organisatie en werkwijze van de corporaties. Genoemd worden onder meer: veran-deringen in de administratieve en juridische organisatie, het fysieke werkgebied, de inhoud en omvang van het werkter-rein, de woningtoewijzing, de verhouding met de huurders, de governance en het toezicht.

De nieuwe Woningwet legt tevens een sterke beperking op aan het werkdomein van corporaties. Corporaties moeten méér dienstbaar worden aan de samenleving. Dat kan door de focus te richten op:1. Het huisvesten van de primaire doelgroep.2. Het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwonin-

gen.3. Leefbaarheidsactiviteiten meer richten op de eigen huur-

ders (o.a. woonmaatschappelijk werk, achter de voordeur aanpak).

Voor andere activiteiten (zoals het bouwen van huurwoningen boven de liberalisatiegrens) gelden strenge eisen.

Ook gelden strenge eisen ten aanzien van de bouw van maat-schappelijk vastgoed. Er is een korte lijst van maatschappelijk vastgoed dat behoort tot de sociale kernactiviteiten (DAEB) van de corporatie. 78

..................

Page 79: Een onbezorgde oude dag?

Bestaand maatschappelijk vastgoed valt onder een overgangs-regel. Nieuw te ontwikkelen maatschappelijk vastgoed wordt gezien als een niet-kernactiviteit (niet-Daeb).Ten behoeve van de zorg mogen corporaties alleen maat-schappelijk vastgoed bouwen als dit gekoppeld is aan een woonzorggebouw.

Hoewel de nieuwe Woningwet een sterk centralistische inslag heeft komt het zwaartepunt ten aanzien van volkshuisvesting te liggen in de lokale driehoek gemeente, corporatie en huur-dersorganisatie.

Corporaties worden geacht naar redelijkheid bij te dragen aan de uitvoering van het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid. Dit is vastgelegd in een Woonvisie. Corporaties zijn verplicht om op basis van deze Woonvisie prestatieafspraken te maken. Bijvoorbeeld het maken van afspraken over maatregelen om het langer zelfstandig wonen van ouderen te bevorderen. In het overleg daarover is de huurdersorganisatie een volwaar-dige partij.Gemeente en huurdersorganisaties ontvangen van het Rijk ook informatie over de fi nanciële positie van de corporatie die werkzaam is in de gemeente. Gemeente en huurdersorgani-satie kunnen zich daardoor een beeld vormen van de inves-teringscapaciteit en de investeringsbereidheid van de betref-fende corporatie.

11.7.2 Toekomstvisie SSW

In het najaar van 2014 verscheen de Toekomstvisie van SSW 2014 – 2019 met als titel “Met bewoners naar vitale wijken”.Deze Toekomstvisie is ingegeven door grote veranderingen zoals onder meer de nieuwe Woningwet, de beperking van het werkgebied, de verhuurdersheffi ng, en de politieke- en maatschappelijke druk om als organisatie effi ciënter te werken. Zeker zo belangrijk is ook dat de moderne huurder vandaag de dag een andere vorm van service verwacht (digitaal 24/7) en dat belangenhouders meer de samenwerking zoeken.

Voor de komende jaren worden er vier hoofddoelen be-noemd:1. Samenwerken in De Bilt.2. Schaarste eerlijk verdelen.3. Kwaliteit woningen koesteren en verbeteren.4. Klantgericht en effi ciënt organiseren.

In de Toekomstvisie wordt geconstateerd, dat De Bilt snel ver-grijst. Het aantal 65+ groeit van 22% naar 30%. Van de SSW

huurders is meer dan 1/3 ouder dan 65. Dat aantal neemt de komende decennia toe.

Oudere huurders worden geacht langer zelfstandig te blijven wonen. Nieuwbouwwoningen dienen daarom bij te dragen aan ‘levensloopbestendige’ wijken.112 Langer thuis blijven wo-nen betekent aanpassen en geschikt maken van de woning-voorraad. Vergrijzing en langer zelfstandig wonen betekenen ook dat deze bewoners in toenemende mate zorg thuis be-hoeven.

Het vraagstuk van de vergrijzing vormt een grote maatschap-pelijke uitdaging. SSW voelt zich medeverantwoordelijk voor het signaleren en het oplossen van zorgsituaties. Samen met partners onderzoeken welke voorzieningen en zorg nodig zijn om het zo lang mogelijk zelfstandig wonen te bevorderen.

Niet voor niets is het zoeken naar nieuwe verhoudingen met de huurders, de gemeente en de maatschappelijke partners uit zorg en welzijn een van de speerpunten de komende jaren, aldus de Toekomstvisie.

11.7.3 Woonvisie en Prestatieafspraken

SSW heeft als partner in de sociale volkshuisvesting veel te ma-ken met de gemeente De Bilt. Het gemeentelijk woonbeleid is uitgewerkt in een Woonvisie. Aan de hand hiervan worden gezamenlijke prestatieafspraken gemaakt.Bij het opstellen van beleid heeft SSW te maken met deze ge-meentelijke kaders. De Woonvisie wordt vastgesteld door de gemeente. Een ver-dere inhoudelijke beschrijving is opgenomen in het hoofdstuk over de gemeente De Bilt.

11.7.4 Regionale Huisvestingsverordening

Tevens is de Regionale Huisvestingsverordening voor SSW een belangrijk beleidskader. De afzonderlijke gemeenten in de regio stellen de Verordening vast. Een verdere beschrijving is daarom eveneens opgenomen in het hoofdstuk over de ge-meente.

112: Een levensloopbestendige woning is het overkoepelende begrip voor een woning die geschikt is of eenvoudig geschikt is te maken voor bewoning tot op hoge leeftijd, ook in geval van fysieke handicaps of chronische ziekte van bewoners. Een levensloopbestendige wijk is een wijk zonder fysieke be-lemmeringen waar zorg en aandacht is voor kwetsbare- en zorgbehoevende bewoners zowel jong als oud.

79..................

Page 80: Een onbezorgde oude dag?

11.7.5 Uitkomsten Visitatie onderzoek

In december 2014 verscheen de uitkomst van de tweede visi-tatie bij Woonstichting SSW. Door Visitatiebureau Raefl ex werd terug gekeken naar de periode 2010 – 2013. Ook werden aan-bevelingen voor toekomstig beleid gegeven.

De Visitatiecommissie geeft als eindoordeel een ruim voldoen-de op de vier prestatievelden. Ook naar het oordeel van de belangenhouders heeft SSW ruim voldoende gepresteerd.113 Op grond hiervan wordt SSW omschreven als “betrouwbaar, degelijk en zorgvuldig. SSW draagt volop bij aan de lokale opgave en wordt gezien als een betrouwbare partner. SSW past bij de lokale cultuur en wordt getypeerd als een klassieke volkshuisvester met een sterke lokale verankering”.

De Visitatiecommissie geeft ten aanzien van wonen en zorg aan dat SSW sterk betrokken is bij de huisvesting van senioren en andere bijzondere doelgroepen. De Commissie benoemd onder meer het pilotprogramma Bevordering Doorstroming Senioren.SSW is ook sterk in het ontwikkelen van zeer divers vastgoed voor wonen en zorg.

Verder geeft de Visitatiecommissie op basis van gesprekken met belangenhouders een aantal verbetersuggesties mee:1. Blijf aandacht geven aan de afstemming tussen wonen,

zorg en welzijn.2. Wees duidelijker in met wie SSW wil samenwerken en tot

welke concrete resultaten die samenwerking moet leiden. 3. Blijf investeren in de wijken.4. Communiceer transparanter en duidelijker naar belang-

hebbenden.5. Betrek belanghebbenden als coproducent in een vroeg

stadium van de beleidsvorming. De relatie met de belang-hebbenden kan hierdoor verder verdiept worden.

113: Raefl ex, Visitatierapport Woonstichting SSW 2010 – 2013, december 2014.Het Visitatierapport bevat een overzicht van de geïnterviewde belangenhou-ders.

80..................

Page 81: Een onbezorgde oude dag?

81..................

Page 82: Een onbezorgde oude dag?

82..................

Page 83: Een onbezorgde oude dag?

12 GEMEENTE DE BILT EINDVERANTWOORDELIJKE VOOR HET DECENTRALISATIEBELEID

12.1 Inleiding

Net als alle andere gemeenten in Nederland werd ook de ge-meente De Bilt geconfronteerd met de drie grote decentralisa-ties: de Wet Jeugdzorg, de Wet Arbeidsparticipatie en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).In het kader van dit onderzoek beperk ik mij tot de decentrali-satie en de transitie in de zorg.

De kern van deze hervormingen nog even kort samen gevat:1. De op participatie gerichte onderdelen uit de oude Wet Al-

gemene Wet Bijzondere Ziektekosten (de begeleiding, de ondersteuning, het kortverblijf en het beschermd wonen) zijn overgeheveld naar de WMO 2015.

2. De op zorg gerichte onderdelen (verpleging thuis en per-soonlijke verzorging) zijn overgeheveld naar de Zorgverze-keringswet.

3. De overgehevelde onderdelen naar zowel WMO als naar de Zorgverzekeringswet zijn gericht op zorg thuis.

4. De intramurale onderdelen blijven in de AWBZ, maar deze is omgevormd tot de Wet langdurige Zorg en biedt alleen nog toegang voor wie aangewezen is op complexe, inten-sieve 24-uurszorg waar permanent toezicht nodig is.

De gemeente is eindregisseur en is belast met het uitvoeren van de aan haar opgedragen wettelijke taken. Dat doet de gemeente niet alleen, maar in samenwerking met veel andere organisaties. Er wordt daarom in dit hoofdstuk onder meer stil gestaan bij uitvoeringsorganisatie MENS en belangrijke gemeentelijke adviesorganen zoals de WMO-raad en De Ou-derenraad.

Verder in dit hoofdstuk aandacht voor het beleidsproces en de beleidsuitvoering. Wat staat het bestuur van de gemeente voor ogen met de zorgtransitie en hoe wordt daar uitvoering aan gegeven?

In het verlengde daarvan is het van belang om de samenhang tussen de verschillende beleidskaders inzichtelijk te maken. Dat inzicht is nodig om tot samenwerking te komen. Samen-werking met andere organisatie betekent immers ook onder-linge afstemming van de verschillende beleidskaders. In de

relatie tussen de gemeente en SSW zijn de twee belangrijkste beleidskaders de Woonvisie en de Prestatieafspraken.

Dit hoofdstuk wordt afgerond met overzicht van de belang-rijkste knelpunten, vraagstukken en discussiepunten die zich op lokaal niveau voordeden. Er zijn overeenkomsten, maar ook verschillen met de in hoofdstuk 8 beschreven knelpunten op landelijk niveau.

Maar ik begin met het gemeentelijk beleid, de verschillende beleidskaders en de samenhang hiertussen.

12.2 Het Collegeprogramma 2014 – 2018

De visie en ambities van het bestuur van de gemeente zijn vastgelegd in het Collegeprogramma 2014 – 2018.114 In dit programma zijn visie, ambities, en concrete doelstellingen per beleidsonderdeel omschreven en uitgewerkt. Deze onderde-len zijn: 1. Sociaal (De Bilt sterk en zorgzaam).2. Economisch (De Bilt slim en bij de tijd).3. Fysiek (De Bilt groen en bereikbaar).4. Bestuurlijk (De Bilt veilig en dienstbaar). 5. Financieel (De Bilt fi nancieel sterk).

Het beleid ten aanzien van de WMO en de zorgtransitie is op-genomen bij de onderdelen Sociaal en Financieel.Het College geeft aan voor een grote uitdaging te staan. AWBZ begeleiding en persoonlijke verzorging zijn immers per 1 janu-ari 2015 een gemeentetaak geworden. De transitie gaat gepaard met forse bezuinigingen. Uitgangs-punt is, dat kwetsbare mensen de zorg en aandacht blijven krijgen die zij nodig hebben.De gemeente wil de transitie budgettair neutraal uitvoeren; het moet de gemeente niet meer geld kosten dan ze ervoor krijgen vanuit het Rijk.

Voor de uitvoering van de nieuwe taken wil de gemeente sa-men werken met allerlei organisaties die werken in de vakge-bieden waar het om gaat.Ten aanzien van de samenwerking geldt het principe: “lokaal waar het kan, regionaal waar het moet”. De toegang tot de WMO blijft daarom plaatselijk georganiseerd. Stichting MENS De Bilt (zie paragraaf 12.5) speelt daarbij als uitvoeringsorgani-satie een cruciale rol.

114: Gemeente De Bilt, Collegeprogramma De Bilt, de toekomst voor elkaar 2014 -2018, september 2014

83..................

Page 84: Een onbezorgde oude dag?

In de visie van het College komt er een laagdrempelige voor-ziening in de wijken met hulp of ondersteuning vanuit de ge-dachte: “één cliënt, één plan, één regisseur”.Het gaat er om mensen de regie over hun situatie te laten voe-ren. Vanuit hun eigen kracht en die van de mensen om hen heen. Het gaat zowel om het krijgen als het geven van onder-steuning. Vrijwilligerswerk en burgerinitiatieven krijgen een belangrijke plaats toebedeeld.Het kerndoel is dat iedereen meedoet en dat het niet alleen gaat om inwoners die zorg of ondersteuning nodig hebben. Het College geeft hiermee eigenlijk al een invulling van het be-grip participatie samenleving. (zie ook paragraaf 7.4).

In het Coalitieakkoord115 formuleert het College de volgende concrete doelstellingen die in 2018 moeten zijn bereikt:1. Opstellen van een visienota waarin de transformatie van

het sociale domein is uitgewerkt.2. Realisatie van laagdrempelige toegang tot WMO-voorzie-

ningen. Stevige uitbouw van het vrijwilligerswerk. Dit geldt ook voor de mantelzorgers.

3. Er zijn goede samenwerkingsrelaties met maatschap-pelijke partners en initiatieven van inwoners tot het zelf organiseren van maatschappelijke ondersteuning tot stand gekomen.

4. Het wijkservicecentrum is voorzien van een gemeentelijk contactpunt voor Maartensdijk, De Bilt en Bilthoven.

5. Voor iedere kern in de gemeente wordt een gebiedsplan gemaakt in samenwerking met de bewoners. De thema’s zorg en welzijn krijgen een plaats in dat gebiedsplan zodat er een verbinding is tussen het sociale- en fysieke domein.

6. Betere doorstroming op de woningmarkt, het faciliteren van de bouw van levensloopbestendige woningen, en duidelijkheid over het gebruik van verzorgingshuizen als gevolg van de veranderende behoefte door het scheiden van wonen en zorg.

7. Eenvoudiger procedures om mantelzorgwoningen te realiseren.

8. Gerealiseerde nieuwbouw bestaat gemiddeld uit 30% sociale huur- en/of koopwoningen.

9. De fi nanciële structuur van de transities is geëvalueerd en toekomst bestendig gemaakt.

Om het werk van de gemeente goed te kunnen uitvoeren is het nodig om fi nancieel gezond te zijn, aldus het College.De decentralisaties in het sociale domein vormen door hun omvang, complexiteit en de kortingen op de budgetten een

115: Het Coalitieakkoord is tussen partijen ondertekend op 7 mei 2014.

fi nancieel risico. Het College zet in op de uitvoering van deze nieuwe taken binnen de door het Rijk beschikbaar gestelde budgetten.

12.3 Woonvisie en Prestatieafspraken

Economische, demografi sche en maatschappelijke ontwikke-lingen hebben een fl inke invloed op de Biltse woningmarkt. Deze ontwikkelingen vragen om beleid, om ambities en om het maken van keuzes die hierop inspelen.

Mede tegen de achtergrond van de ‘vergrijzing’ gaat het onder meer over de volgende vragen: • Welke nieuwbouw moet worden toegevoegd?• Voor welke doelgroepen moet worden gebouwd?• Hoe bevorderen we de doorstroming?• Hoe gaan we om met de bestaande voorraad?• Hoe moet de kwaliteit van het woonmilieu eruit zien?

Voor het beantwoorden van die vragen is het allereerst nood-zakelijk om een samenhangende- en overkoepelende visie op het wonen en de woningmarkt op te stellen. Dat is een taak van de gemeente omdat de gemeente namelijk verantwoor-delijk is voor het wonen in de breedste zin van het woord in-clusief de relatie met aangrenzende beleidsterreinen. SSW werkt uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting voor mensen die moeite hebben om zelf in woonruimte te voorzien.De gemeentelijke Woonvisie is voor SSW een belangrijkrijk uit-gangspunt om rekening mee te houden in het opstellen van eigen beleid.

De gemeentelijke Woonvisie is verder een belangrijk kader voor het maken van onderlinge prestatieafspraken. Door het maken van afspraken en het formuleren van gewenste doel-stellingen brengen gemeente en SSW hun gezamenlijke ver-antwoordelijkheid voor het wonen in de gemeente De Bilt tot uitdrukking.

Periodiek wordt de voortgang van de afspraken en de mate waarin de doelstellingen zijn bereikt in beeld gebracht. Jaar-lijks vindt een evaluatie plaats en worden de afspraken en doelstellingen desgewenst aangepast aan de nieuwe omstan-digheden. Bewonersverenging Woonspraak is bij deze evalu-atie betrokken. De tabel op pagina 85 laat zien welke ambities, doelstellingen en concrete acties er zijn afgesproken in de

84..................

Page 85: Een onbezorgde oude dag?

Woonvisie en de Prestatieafspraken op het terrein van wonen, zorg en welzijn:116

116: Gemeente de Bilt: • Woonvisie 2013 – 2020, 2013.

In verband met de invoering van de nieuwe Woningwet per 1 juli 2015 heeft de gemeente besloten om een aanvulling te maken op de be-staande Woonvisie. Een van de zeven thema’s uit de nieuwe Woningwet die aandacht krijgt in de aangepaste Woonvisie luidt: Wonen met zorg en ouderenhuisvesting.

• Gemeente De Bilt en SSW, Prestatieafspraken 2014 – 2018, 2014.

AMBITIES WOONVISIE GEMEENTE OPERATIONELE PRESTATIEAFSPRAKEN GEMEENTE EN SSW

-Aandacht voor passende huisvesting voor de sterk groeiende doelgroep ouderen.

-Inwoners met een zorgbehoefte de mogelijkheid bieden zo lang en zelfstandig mogelijk in de eigen omgeving te blijven wonen

-Inventariseren van de behoefte aan voorzieningen in de wij-ken.

-Vergroten levensloopbestendigheid van de wijk De Leijen (toevoegen van woonruimte en omvorming).

-Vergroten fl exibiliteit en toekomstbestendigheid van wijken door levensloopbestendig / levenslooptoegankelijk te bou-wen en te renoveren.

-Levensloopbestendig maken van openbare ruimte (in overleg met WMO-adviesraad).

-Bouwen voor ouderen.Gericht op het langer zelfstandig kunnen blijven wonen én het bevorderen van de doorstroming

-Inzetten lokaal maatwerk om senioren te verleiden hun grote eengezinswoning te verruilen voor een meer passende klei-nere woning (vitaal houden kleine kernen).

-Streven om 30% van alle nieuwbouwwoningen in de sociale huur te realiseren.

-Inspelen op de ontwikkelingen rond wonen welzijn en zorg -Gezamenlijk bespreken van knelpunten en dit oplossen van-uit ieders verantwoordelijkheid

-Bevorderen doorstroming binnen de eigen wijk door het gericht benaderen en toewijzen van woningen voor de doel-groep ouderen.(Zoveel mogelijk huishoudens in een voor hen passende wo-ning).

-De zwaarte van de zorg die aan huis moet worden geboden zal toenemen doordat mensen langer zelfstandig blijven wo-nen.

-Met name voor kwetsbare mensen (die voorheen met een indicatie naar een zorginstelling verhuisden) zal in samenwer-king met Stichting MENS en de zorginstellingen maatregelen moeten worden getroff en om zorg in de buurt en aan huis te faciliteren.

-SSW heeft een belangrijke signaleringsfunctie om kwetsbare huurders zo snel mogelijk in beeld te krijgen.

-Signalen inbrengen bij de zorg- en welzijnsinstelling.

85..................

Page 86: Een onbezorgde oude dag?

In de toelichting op de Rijksbegroting 2016 geeft het kabinet aan, dat er minder wordt bespaard op de zorgkosten dan in eerdere jaren begroot. Dit komt doordat mensen (minder dan verwacht) zelfstandig blijven wonen met zorg aan huis. Alle gemeenten moeten daarom in 2016 afspraken maken met wo-ningcorporaties en zorgaanbieders over het aantal geschikte woningen en de benodigde zorg en ondersteuning om men-sen langer zelfstandig te kunnen laten wonen.

12.4 De Regionale Huisvestingsverordening

Zestien gemeenten in de regio Utrecht hebben per 1 juli 2015 een nieuwe Huisvestingsverordening vastgesteld. De algeme-ne regels uit de Verordening (zoals inschrijving, urgentiecrite-ria, voorrangscriteria, en fi nanciële passendheid) zijn groten-deels uniform voor de aangesloten gemeenten. De Regionale Huisvestingsverordening biedt gemeenten een instrumentarium om in te grijpen in de woonruimteverdeling en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Dit is alleen toegestaan voor zover noodzakelijk en geschikt om oneven-wichtige- en onrechtvaardige eff ecten van schaarste aan goedkope woonruimte te bestrijden.

Daarnaast zijn gemeenten door middel van beleidsregels be-voegd om lokaal maatwerk door te voeren. Er kan worden ge-kozen uit instrumenten die standaard onderdeel uitmaken van de ‘gereedschapskist’.

Het opstellen van deze lokale beleidsregels is gebeurd in sa-menspraak tussen gemeente en SSW. Ook Bewonersvereni-ging Woonspraak is hierbij betrokken geweest. De focus van de beleidsregels ligt op passend toewijzen, doorstroming en met voorrang lokaal toewijzen. Gemeente en SSW hebben uit de lokale ‘gereedschapskist’ de volgende instrumenten geko-zen:1. Met voorrang toewijzen van vrijkomende huurwoningen

in de kleine kern aan inwoners uit die kleine kern.2. Voorrang voor senioren die in het kader van het door-

stroomproject van SSW doorstromen van een eengezins-woning naar een kleinere, passender woning.

3. De Woongroep Lugtensteyn (Groepswonen van Ouderen) kan via het aanbodsysteem zelf leegkomende woningen in het complex toewijzen.

4. Woningen uit de complexen Maertensplein (Dijckstate) en Toutenburg te Maartensdijk, Planetenplein te Bilthoven en Herenweg De Bilt worden met voorrang aangeboden aan lokaal woningzoekenden van 65 plus.

5. Verlenen van een mantelzorgindicatie.

Voor het eerste instrument geldt dat het verlenen van voor-rang bij lokale toewijzing niet onbeperkt kan plaatsvinden. Wettelijk is bepaald dat maximaal 25% van het woningaanbod met voorrang lokaal mag worden toegewezen. De ruimte voor lokale toewijzing wordt benut, totdat het maximum is bereikt. Dat kan betekenen dat de voorrangsregels en verdeelsystema-tiek niet altijd kunnen worden toegepast omdat de 25% norm al is bereikt.

Het is zaak om die 25% zo strategisch mogelijk in te zetten. Goed kijken dus naar welke maatregel het hoogste door-stroomrendement oplevert. (bijvoorbeeld de langste verhuis-keten).

Bij instrument vijf wordt opgemerkt, dat het verlenen van een mantelzorgindicatie eveneens een bijdrage kan leveren aan het langer zelfstandig laten wonen van ouderen. De mantelzorgindicatie is overigens nu voor het eerst aan de Verordening toegevoegd. Het gaat zowel om de mantelzorg-verlener als de ontvanger. Het geven en krijgen van hulp in het kader van zelfredzaamheid en participatie.

Het College van B en W is bevoegd om in het geval van lang-durige zorg (mantelzorg voor minimaal acht uur per week) om per mantelzorgindicatie één urgentie af te geven. Mantelzorg-verlener en ontvanger dienen beiden ingeschreven te staan als woningzoekende.In het bezit van een urgentie zijn betekent, dat men met voor-rang wordt geholpen aan woonruimte (in de buurt van de ontvanger).Deze nieuwe regeling is gepubliceerd op de website van SSW. (zie verder ook Venster 2 / Aanbeveling 2).

12.5 Stichting MENS

12.5.1 Inleiding

Het doel van het Stichting MENS is om te zorgen voor een vol-ledig pakket van diensten op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Wijkbewoners wordt ondersteuning geboden waar-door zij (desgewenst) zo lang mogelijk zelfstandig in hun ver-trouwde omgeving kunnen blijven wonen.

Organisaties voor mantelzorgers en vrijwilligerswerk zijn ook ondergebracht bij Stichting MENS. Deze inbedding in de struc-tuur van Stichting MENS wordt door de betrokkenen als een goede zaak gezien. Immers, zowel mantelzorgers als vrijwilli-gers vormen twee essentiële pijlers onder de nieuwe WMO.

86..................

Page 87: Een onbezorgde oude dag?

Het klinkt nu allemaal zo voor de hand liggend, maar de uitein-delijke totstandkoming van de Stichting MENS kent een lange, maar ook unieke voorgeschiedenis.117

MENS De Bilt is destijds in 2007 (vooruitlopende op de aange-kondigde zorgtransitie door de overheid) gestart als een expe-riment met als doel om nieuwe wegen te onderzoeken op het terrein van wonen, zorg en welzijn. Gelijktijdig ook een zoek-tocht om tot een betere samenwerking tussen de verschillen-de partijen te komen.

Vooral in de eerste fase is veel pionierswerk verricht. Het expe-riment was in menig opzicht innovatief en trok op een gege-ven moment ook landelijke belangstelling.

Het ontstaan van MENS De Bilt laat zich omschrijven als een ‘evolutieproces’. Het oorspronkelijk experiment groeide (met vallen en opstaan) binnen de gemeente langzaam uit tot Stichting MENS De Bilt: het offi ciële uitvoeringsorgaan van de WMO.

Veel mensen zijn niet of niet (meer) volledig op de hoogte van de turbulente ontstaansgeschiedenis van MENS. Aangezien Stichting MENS is uitgegroeid tot een belangrijk orgaan lijkt het mij passend om aandacht te besteden aan het ‘totale ver-haal’ en achtergronden van MENS.

12.5.2 Voorgeschiedenis

In 2007 werd de WMO eerste fase ingevoerd. De tweede fase volgde op 1 januari 2015 door overheveling van (participatie)taken uit de ‘oude’ AWBZ. In de periode tussen 2007 en 2015 heeft de gemeente De Bilt niet stil gezeten. Er is niet passief afgewacht, maar juist voorgesorteerd op de voorgenomen decentralisatie van de zorg. De toenmalige portefeuillehouder welzijn en zorg (de heer Herman Mittendorff ) heeft daarin een voortrekkersfunctie vervuld. Hij heeft het initiatief genomen voor de start van het Innovatieproject MENS waarbij een nieu-we lading werd gegeven aan wonen, zorg en welzijn.

117: Voor het samenstellen van deze paragraaf is gebruik gemaakt van de vol-gende documenten:

• Gemeente De Bilt, Convenant innovatieproject wonen, welzijn, zorg, 2007

• Gemeente De Bilt, Eerste meting monitoring en evaluatie innovatiepro-ject MENS, 2008

• Gemeente De Bilt, MENS WMO innovatieproject, 2009• Quattro, Evaluatie project Mens De Bilt, 2010• Gemeente De Bilt, Mens Plus samenwerking op wijkniveau, 2013• Verder wordt verwezen naar de lijst geraadpleegde literatuur.

Landelijk gezien komt de gemeente De Bilt door dit initiatief in de kopgroep van actieve gemeenten terecht. Het innova-tieproject is zelfs een van de proeftuinen geweest voor een pilotproject van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisves-ting. Ook is het Innovatieproject MENS als voorbeeldproject opgenomen in het Programma “Wel Thuis” van de Provincie Utrecht.

Centraal in dit Innovatieproject stond de door de wethouder opgevoerde fi ctieve casus van mevrouw Willemse: 83 jaar, woont zelfstandig, maar vraag niet hoe. Het gaf een duidelijke inkijk in de verkokerde- en niet vraag gestuurde zorg van de betrokken instanties in die tijd. Bij iedere organisatie stond het eigen institutionele belang voorop. Ze deden een diensten aanbod aan de klant zonder met elkaar te overleggen en zon-der echt rekening te houden met wat de klanten het liefst zou-den willen. De casus rond mevrouw Willemse stond symbool voor de werkwijze die in die periode werd gehanteerd.

Volgens de wethouder kon dat allemaal een stuk beter en hij heeft vanuit die motivatie kernpartijen gemobiliseerd om tot betere samenwerking te komen. Uitgangspunt daarbij was het centraal stellen van de klant.

De casus van mevrouw Willemse maakte indruk en het belang van afstemming en samenwerking werd door de betrokken partijen gezien. Een andere belangrijke succesfactor voor een vlotte start van het Innovatieproject MENS was het feit dat verschillende orga-nisaties op het gebied van Wonen (SSW), Zorg (De Bilthuysen, Cordaan), en Welzijn (Vitras) al ruim voor die tijd met elkaar in gesprek waren. De bestuurders kenden elkaar persoonlijk en er waren reeds gezamenlijke initiatieven ondernomen (o.a. kleinschalig project De Zonneborg aan de Planetenbaan waar De Bilthuysen en Vitras hun diensten aanboden aan ouderen).

Op 1 mei 2007 was het dan zover. Als sluitstuk van het Innova-tieproject MENS kon tussen de gemeente De Bilt en de actieve kernpartijen op het terrein van wonen, zorg en welzijn een convenant worden getekend. De convenantpartijen van het eerste uur waren de gemeente De Bilt, Stichting Buurtwerk De Bilt, Cordaan / Dijckstate, Kwintes, Stichting De Bilthuysen, Stichting Welzijn Ouderen De Zes Kernen De Bilt, Reinaerde, Stichting Vitras en Woonstichting SSW.In het convenant werd uitgesproken, dat deze partijen elkaar als partners zien die elkaar nodig hebben om de ambities in de keten van wonen, zorg en welzijn waar te maken. Er werd

87..................

Page 88: Een onbezorgde oude dag?

zoveel mogelijk aangesloten bij de toen bekende decentrali-satie voornemens zoals het centraal stellen van het dagelijks leven van de cliënt, het streven naar een gebiedsgerichte- en integrale aanpak en ontkokering.118

De ambities waren om in De Bilt een woon- en leefomgeving vorm te geven, waarin het voor iedereen prettig wonen is, on-geacht leeftijd, gezondheidsproblemen of handicaps en dat voorwaarden zou bieden voor maatschappelijke participatie, acceptatie en integratie.

In latere fases zijn nog convenanten gesloten met de Provin-cie Utrecht en het Gezondheidscentrum De Bilt. Ook met alle vrijwilligersorganisaties zijn contacten gelegd over de levering van diensten.

Vallen en opstaan hoort bij experimenteren. In de loop der jaren zijn er de nodige experimenten (en discussies) geweest om tot een adequate infrastructuur van het dienstenaanbod te komen. Allereerst fysiek: waar moesten de wijkservicepunten komen, en waar het centrale WMO-loket? En hoe was dan de onder-linge afstemming tussen de decentrale punten en het centrale punt?

Maar ook inhoudelijk en organisatorisch.Een groot praktisch knelpunt werd gevormd door het ontbre-ken van een samenhangend dienstenpakket. Gelijksoortige organisaties boden gelijksoortige diensten aan. Dit gebrek aan samenhang en samenwerking kwam de geza-menlijke eff ectiviteit niet ten goede. Zo waren er in het welzijnsdomein drie organisaties actief: Stichting Welzijn Ouderen (SWO), de combinatie Stichting Buurtwerk De Bilt en Animo en de Vereniging voor Samenle-vingsopbouw WVT.

In het kader van vernieuwend welzijnsbeleid is op een gege-ven moment onderzoek gedaan of genoemde instellingen voldoende waren toegerust voor de toekomst. De conclusies uit dit onderzoek leidden uiteindelijk tot een sa-mengaan van SWO en Animo onder de paraplu van Stichting MENS. De Vereniging voor Samenlevingsopbouw (WVT) bleef zelfstandig, maar is wel verbonden met de doelstellingen van Stichting MENS.

118: Ontkokering wil zeggen: het niet langer langs elkaar heen werken van organisaties die op hetzelfde beleidsterrein bezig zijn.

12.5.3 Beperkte uitrol als experiment

Het convenant 2007 betekende een krachtige impuls voor ver-dere samenwerking omdat de uitvoerende organisaties zich gecommitteerd hadden aan de uitgangspunten en doelstellin-gen van het plan van aanpak. Het leverde daardoor een sterk draagvlak op voor een verdere uitrol van het Innovatieproject MENS.

Een eerste pilot werd uitgerold in Maartensdijk en De Bilt West en was bedoeld voor mensen met een (tijdelijke) beperking. De pilot gaf deze mensen mogelijkheden om:1. Deel te blijven nemen aan het maatschappelijk verkeer. 2. Zelfstandig te blijven wonen in hun eigen huis, op een plek

die ze zelf hebben gekozen.3. Behoud van de regie over het eigen leven, met de diensten

die ze wensen en nodig hebben en met voorzieningen onder handbereik.

Om dat allemaal haalbaar te maken zouden woningen zoveel mogelijk levensloopbestendig moeten zijn. Maar ook dat ser-vicediensten aan huis kunnen leveren en dat cruciale voorzie-ningen in de wijk aanwezig zijn. Ouderen en mensen met beperkingen zouden niet tegen hun zin uit de eigen wijk hoeven te verhuizen. Hun situatie onder-scheidt zich zo weinig mogelijk van die van mensen zonder beperkingen. Uitgangspunt bij de pilot was dan ook: “Gewoon wonen is de norm”.

Mocht echter gewoon wonen vanwege complexe- en inten-sieve zorg niet langer verantwoord zijn dan zouden specifi eke woonzorgvormen in de wijk moeten worden aangeboden. Bijvoorbeeld in de vorm van beschermd wonen.

12.5.4 Evaluatie

In 2010 is een breed opgezette evaluatie gehouden over doel-stellingen en resultaten van het project MENS. Mens had tot dan toe alleen nog een innovatiestatus.

De algemene conclusie uit de evaluatie luidde, dat “de doel-stellingen ruimschoots zijn behaald. Professionals zijn bij elkaar gebracht, er is een goed onderling betrokken netwerk ont-staan, er is maatschappelijk draagvlak, en voor cliënten is er één organisatie waardoor men niet meer hoeft terug te vallen op afzonderlijke situaties (kastje muur situaties).”MENS is een levensvatbaar concept gebleken. Uiteindelijk is het Innovatieproject MENS uitgegroeid tot de zelfstandige

88..................

Page 89: Een onbezorgde oude dag?

Stichting MENS: dé gemeentelijke uitvoeringsorganisatie van de WMO.De gemeente treedt daarbij op als systeemverantwoordelijke, is daarbij kader stellend en is fi nancieel verantwoordelijk (sub-sidieverstrekking).

Begonnen als pilot in de kernen Maartensdijk en De Bilt West, maar vanwege het succes bij besluit van de gemeenteraad van 3 maart 2011 uitgebreid naar alle kernen binnen de gemeente.

Binnen de gemeente zijn inmiddels vier Servicecentra aanwe-zig:1. Servicecentrum De Bilt (Huize Weltevreden).2. Servicecentrum Maartensdijk (Dijckstate / Dorpscentrum

Zorg en Welzijn Maertensplein).3. Servicecentrum Bilthoven Noord (De Schutsmantel).4. Servicecentrum WVT (Talinglaan).

12.5.5 Transitie Maatschappelijke Ondersteu-

ning: MENS op Maat

Op 1 januari 2015 zijn er veel nieuwe taken voor de gemeente bijgekomen. Uitgangspunt van de nieuwe WMO is dat wordt uitgegaan van wat mensen zelf nog kunnen dan wel wat hun netwerk (familie, vrienden, buren, vrijwilligers) voor hen kan betekenen. De inzet van het sociale netwerk en datgene wat burgers zelf nog kunnen staat centraal.

Een cultuuromslag: Van zorgen voor inwoners naar zorgen dat inwoners in staat worden gesteld zo zelfstandig mogelijk te functioneren in de samenleving. En leveren van maatwerk: “één inwoner, één plan”.Dat is een groot verschil met het welzijnsmodel oude stijl waar-bij alle zorg en zelfredzaamheid uit handen werd genomen. De ervaring leert dat de kans dan groot is dat bewoners in een dergelijke situatie geestelijk en lichamelijk achteruit gaan.

In de transitienota WMO 2015 geeft de gemeente aan blij te zijn met de nieuwe taken en ontwikkelingen.119 Ze zijn er van overtuigd deze taken als gemeente beter te kunnen organise-ren dan de landelijke overheid. De gemeente staat dichter bij de burger en kent de lokale situ-atie beter. De gemeente heeft ook oog voor de verschillen tus-sen de Zes Kernen. (De kern Maartensdijk is bijvoorbeeld weer anders dan De Bilt Zuid).

119: Gemeente De Bilt, Transitienota WMO 2015 behorende bij raadsbesluit d.d. 27 november 2014, 2014.

In de eerder aangehaalde Transitienota ziet de gemeente De Bilt veel mogelijkheden voor vernieuwing. Zo is de fysieke toegang tot de WMO anders geregeld. Per 1 januari 2015 is het (centrale) gemeentelijk WMO-loket over gegaan naar Stichting MENS. De ambtenaren van dit loket zijn toegevoegd aan het Mens op Maat team.De Stichting MENS is daarmee verantwoordelijk geworden voor de wijkgerichte aanpak van de WMO. Voor de burger vormt het de front offi ce. Burgers hoeven dan nog maar één gesprek op één locatie te voeren.

Het Mens op Maat team vervult in het contact met de burger dan ook een belangrijke rol. Burgers met een zorgvraag die aanmerking willen komen voor maatschappelijke ondersteu-ning kunnen zich melden bij het team MENS op Maat. Vervol-gens vindt een keukentafelgesprek plaats.

Uitgangspunt is dat op basis van dit gesprek de ondersteu-ningsbehoefte in kaart wordt gebracht. Vervolgens wordt bezien op welke wijze de zelfredzaamheid en participatie van betrokkene kan worden versterkt.Als uit het onderzoek blijkt dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is (bijvoorbeeld door de afwezigheid van een so-ciaal netwerk) of als de inwoner tóch een maatwerk voorzie-ning wil aanvragen dan volgt een indicatieprocedure.

De toegang tot de maatschappelijke ondersteuning omvat zowel het keukentafelgesprek als de eventuele indicatie. Stich-ting MENS is verantwoordelijk voor het keukentafelgesprek, maar het al dan niet toekennen van een indicatie blijft (van-wege budgettaire gevolgen) een verantwoordelijkheid van de gemeente.120

Het voornemen is de huidige wijkservicepunten om te bou-wen tot sociale wijkteams. Medewerkers kunnen daar informa-tie en advies geven, het keukentafelgesprek voeren en kortdu-rende hulp bieden.Dat voornemen is per 1 januari 2016 omgezet een concrete daad.121 Vanaf die datum gaat het nieuwe sociaal team van start.In het sociaal team werken professionals vanuit hun eigen spe-cifi eke kennis en achtergrond met elkaar samen.

120: Naast de uitvoeringstaak met betrekking tot de keukentafelgesprekken is het de komende jaren de bedoeling dat MENS De Bilt ook een rol als aan-bieder van ondersteuning gaat vervullen. MENS De Bilt zou zich moeten door ontwikkelen tot een wijkgerichte organisatie die op basis van de gesprekken met de inwoners algemene voorzieningen (hier is geen beschikking voor no-dig) gaat uitvoeren die de zelfredzaamheid en participatie bevorderen.121: Biltsche Courant, Sociaal team De Bilt van start, 9 december 2015

89..................

Page 90: Een onbezorgde oude dag?

Mens op Maat is over gegaan naar het sociaal team. Het nieu-we sociaal team gaat nauw samenwerken met wijkverpleeg-kundigen, welzijn, huisartsenpraktijken en andere maatschap-pelijke organisaties binnen de gemeente De Bilt.

12.6 Vrijwilligersraad

Vrijwilligers vormen een belangrijk menselijk kapitaal: hun in-zet draagt bij aan het creëren van sociale netwerken, ontmoe-ting en ondersteuning.

In De Bilt zijn ruim 250 vrijwilligers actief die zich (samen met Stichting MENS De Bilt) belangeloos inzetten voor de maat-schappelijke ondersteuning. Een van de essentiële pijlers on-der de WMO.

Tussen Stichting MENS De Bilt en de verschillende organisaties van vrijwilligers is een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst is het instel-len van een nieuwe vrijwilligersraad binnen de Stichting MENS De Bilt.

De vrijwilligersraad is daarmee een schakel tussen de vrijwil-ligers en de organisatie. Door zich te verenigen in een vereni-gingsraad kunnen ze binnen Stichting MENS De Bilt meeden-ken en meepraten over zaken die voor vrijwilligers van belang zijn.

12.7 WMO Adviesraad

De betrokkenheid van de burgers bij het WMO-beleid van de gemeente is geregeld via het instellen van een WMO-Advies-raad. Het instellen van een dergelijk adviesorgaan is wettelijk verplicht.

Burgers hebben via dit orgaan adviesrecht over de gemeente-lijke invulling van het WMO-beleid. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de inkoop van zorgarrangementen, het benoemen van draagkrachtcriteria, en de invulling van de keukentafelgesprek-ken.De WMO-Adviesraad is daarom belangrijk. Verder kan zij bijdragen aan initiatieven die de participatie en zelfredzaamheid van (kwetsbare) burgers in de gemeente be-vorderen. Van belang is dat alle groepen (d.w.z. alle belangen binnen de gemeente) een podium krijgen.

In de gemeente De Bilt is vanaf 2007 een WMO-Adviesraad actief. De primaire taak van deze raad is het gevraagd en on-gevraagd adviseren van het College van burgemeester en

wethouders over de negen prestatievelden waaruit de WMO bestaat.

In het jaarverslag 2014 schrijft de raad dat zij een onafhanke-lijke adviesraad wil zijn voor inspraak, advies, en gezamenlijke belangenbehartiging voor alle inwoners van de gemeente De Bilt die met de WMO te maken hebben of krijgen.122

Uit genoemd jaarverslag blijkt voorts, dat de raad pluriform is samengesteld. De leden zijn afkomstig uit ouderenorganisa-ties, vanuit groeperingen van mensen met een lichamelijke be-perking en mensen met een verstandelijke beperking, vanuit de kerken, vanuit de allochtone gemeenschap en vanuit de groepering van mantelzorgers.Onafhankelijk wil zeggen dat de raad werkt zonder last en rug-gespraak.

De raad constateert verder, dat gemeenten een grote taak en opgave hebben gekregen ten aanzien van de uitvoering van de WMO. Dit in combinatie met sterke bezuinigingen. De raad wil daarom de belangen behartigen van burgers die worden geconfronteerd met de eff ecten van het transitie- en transformatieproces. De raad wil zich inzetten voor een goed verloop van dit transitieproces met als doel een bijdrage te le-veren aan de tevredenheid van de burgers in de gemeente.

Om dat doel te bereiken is een breed draagvlak vanuit de sa-menleving belangrijk. De kracht van adviezen wordt hierdoor gelegitimeerd. De raad onderhoudt daarvoor op verschillende manieren contacten met de achterban. Leden van de raad zijn (zoals aan-gegeven) veelal betrokken bij maatschappelijke organisaties. Vanuit die contacten en betrokkenheid wordt actief gezocht naar signalen vanuit de samenleving zodat knelpunten in een zo vroeg mogelijk stadium met de gemeente kunnen worden besproken.

Volgens opgave uit het jaarverslag zijn in het verslagjaar 2014 18 adviezen uitgebracht waaronder “Bezuinigingen WMO 2015” en “WMO nota 2015”.

Veel aandacht is verder besteed aan de communicatie met de burgers, de invulling van de front offi ce van de servicecentra (MENS), de uitvoering van de keukentafelgesprekken en de on-afhankelijke cliëntondersteuning.

122: WMO-Adviesraad De Bilt, Jaarverslag 2014, 2015.

90..................

Page 91: Een onbezorgde oude dag?

De raad ziet de volgende speerpunten:1. Positionering van de Adviesraad in het Sociale Domein.2. Samenwerking met de Ouderenraad en Cliëntenraad

Sociale Zaken De Bilt.3. Regionale afstemming binnen de regio Zuidoost Utrecht.4. Eff ectiviteit van de Adviesraad.5. Contact met de samenleving / maatschappelijk draagvlak

en vorm geven aan de maatschappelijke legitimatie.

Ten aanzien van het laatste punt denkt de raad aan het organi-seren van stakeholdersbijeenkomsten en frequentere contac-ten met de Cliënten- en Ouderenraad.

Twee onderwerpen hebben in 2015 de gemoederen fl ink be-zig gehouden. Allereerst de discussies die zijn gevoerd rond het beperken van de huishoudelijke hulp. Dat heeft geleid tot gevoelens van onvrede binnen de lokale samenleving.123 Verder heeft het College een bezuinigingsopgave van 7% op-gelegd aan de maatschappelijke organisaties waaronder de Stichting MENS (meer taken met minder geld).

Vanuit het perspectief van maatschappelijke legitimatie twee concrete onderwerpen.

12.8 Ouderenraad De Bilt

In het jaarverslag 2013 omschrijft de Ouderenraad De Bilt haar doelstelling als volgt: “Hetgemeentebestuur gevraagd en ongevraagd adviseren over en voorstellen doen betreff ende alle voor ouderen relevante beleidsterreinen”.124

Vanuit het gezichtspunt van de ouderen volgt de raad daartoe het gehele gemeentelijke beleid. Zij bepaalt zelf welke onder-werpen voor hen relevant zijn. De raad voert in dat kader overleg met daarvoor in aanmer-king komende instanties zoals de WMO-Adviesraad, het Ge-handicaptenplatform en de gemeenteraadsfracties.

De Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lokale ouderenbonden ANBO, KBO en PCOB en uit leden die op per-soonlijke titel zitting hebben vanwege specifi eke deskundig-heid.

123: Inmiddels hebben in 2015 meer inwoners een tegemoetkoming huis-houdelijke hulp van de gemeente ontvangen.124: Ouderenraad De Bilt, Jaarverslag 2013, 2014.

Het werk van de Ouderenraad vindt plaats in werkgroepen en kent onder meer de beleidsterreinen Zorg, Welzijn, Wonen en Leefomgeving. De Werkgroep Zorg en Welzijn houdt zich o.a. bezig met een ondersteuningsstructuur voor vrijwilligers en het uitbrengen van adviezen over de bezuinigingsvoornemens van de ge-meente op de zorg- en welzijnsdossiers.

De Werkgroep Wonen en Leefomgeving houdt zich o.a. bezig met de vraag of er voldoende levensloopbestendige- en be-taalbare woningen zijn voor de steeds groeiende groep oude-ren in de gemeente. Zij ziet bijvoorbeeld een verruiming in het aanbod ontstaan wanneer woningen (met name in de kleine kernen) worden gesplitst.

De Ouderenraad geeft aan, dat haar adviezen veelal bijval genieten en dat de gemeente bij de besluitvorming terdege rekening houdt met de gedane aanbevelingen. Zo is een uit-gebreid schriftelijk advies uitgebracht over het concept “Maat-schappelijke Ondersteuning 2014”. Ten aanzien van de transities in zorg en welzijn spreekt de raad zijn zorgen uit over de zwaardere inzet van vrijwilligers.

De gemeente heeft zich door middel van een convenant ver-plicht om over alle onderdelen van het gemeentelijk ouderen-beleid aan de Ouderenraad advies te vragen. De Ouderenraad geeft aan steeds alert te moeten blijven op ontwikkelingen binnen het gemeentelijk beleid om op tijd en adequaat te kun-nen reageren. Het is daarom van groot belang vroegtijdig bij beleidsvoorne-mens van de gemeente te worden betrokken, aldus de Oude-renraad.

Voor de toekomst ziet de Ouderenraad de volgende aan-dachtspunten:1. Leden dienen er zorg voor te dragen dat zij op de hoogte

blijven van nieuwe ontwikkelingen op lokaal niveau, maar ook op landelijk niveau omdat wet en regelgeving de lokale situatie beïnvloeden. Dit veronderstelt een actieve betrokkenheid en meer eigen initiatief waardoor de raad minder afhankelijk wordt van de agenda van de gemeente.

2. Goed op de hoogte blijven van de noden en wensen van de achterban en het vergroten van de herkenbaarheid van de raad door meer communicatie en PR.

In een gesprek met een delegatie van de Ouderenraad wordt aangegeven, dat het versterken van de eigen interne organisa-tie in 2016 de hoogste prioriteit heeft.

Page 92: Een onbezorgde oude dag?

12.9 Politieke discussies, Knelpunten en Ander

Ongemak

Gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk dat mensen zo lang mogelijk zelfredzaam zijn en kunnen deelnemen in de maat-schappij. Iemand wordt als zelfredzaam gezien als die persoon de algemene dagelijkse levensverrichtingen (bewegen, lopen, in en uit bed komen, eten/drinken etc.) zelf kan doen en een gestructureerd huishouden kan voeren.De gemeente kijkt dus wat ouderen of mensen met een be-perking zelf nog kunnen. En waarbij familie, vrienden of buren kunnen helpen. Zo nodig kan de gemeente ondersteuning thuis bieden vanuit de WMO.

Het goed uitvoeren van de decentralisatie is een majeure op-gave. Het is een complex proces met veel interactiemomenten tussen organisaties en individuen waarbij rekening moet wor-den gehouden met veel visies, andere culturen en verhoudin-gen, en (fi nanciële) belangen.

De eerder opgedane ervaringen uit het Innovatieproject MENS kwam de gemeente De Bilt goed van pas bij de voorbereiding en implementatie van de transitie. De invoering van de WMO is door de gemeente zeer serieus aangepakt. Zowel ambtelijk als bestuurlijk is alles op alles gezet om die veranderingen zo goed mogelijk voor de klant te laten verlopen. Uit gesprekken met de gemeente kwam naar voren, dat de focus daarbij vooral gericht was op de voorkant. Dat wil zeggen: de klant had prioriteit en voor hen moesten de zaken op tijd klaar zijn.

Dat is voor een belangrijk deel ook gelukt: De loketten van Mens op Maat waren op tijd in bedrijf, de contracten waren gesloten, de zorg was ingekocht, en beleid en verordeningen waren vastgesteld. Ten aanzien van de administratieve orga-nisatie (back offi ce) lag er een stevige uitdaging om systemen e.d. goed op orde te krijgen.

De invoering van de WMO 2015 is vanuit het Rijk naar de ge-meenten gepaard gegaan met een forse bezuinigingsopgave. Een systeemwijziging én een stevige bezuiniging in zo’n korte tijd betekent nogal wat.

In de mindset kan dat al snel leiden tot budget gestuurd den-ken waarin alleen het fi nanciële belang centraal staat. Maar het vraagstuk is breder dan alleen de fi nanciële dimensie. De eigenlijke opgave zou moeten zijn hoe met minder geld toch

een redelijk resultaat kan worden behaald met tevreden klan-ten.

De gemeente stelt de kaders vast en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de nieuwe taken zoals vastgelegd in de wet. Ook de fi nanciële eindverantwoordelijkheid berust bij de ge-meente. In de politieke arena moeten dan de keuzes worden gemaakt. Wat kan wel en wat kan niet, waar liggen de priori-teiten, wat is een goede verhouding tussen minder geld en toch een redelijk resultaat, en hoe worden alle belangen tegen elkaar afgewogen?

De Ouderenraad De Bilt, de WMO-Adviesraad en tal van ande-re organisaties volgen de transitie op de voet en voorzien het College en de politiek van relevante adviezen met als doel om het beleid te beïnvloeden. Uiteindelijk gaat het om de kwaliteit van de maatregelen: bur-gers in staat stellen om zo zelfstandig mogelijk hun leven vorm te geven en zo zelfstandig mogelijk deel te nemen aan het maatschappelijk leven. En dat allemaal graag binnen fi nancieel verantwoorde kaders.

Sommige adviezen werken echter naar twee kanten. Zo geeft bijvoorbeeld de Ouderenraad De Bilt in een reactie op de ge-meentelijke transitienota van de WMO 2015 het advies: “Ge-meente ken uw ouderen”.125 Dit is geen eenrichting verkeer, maar twee richting verkeer. Ik zou dat advies dan ook willen omkeren: “Ouderen ken uw gemeente”. Succesvol kunnen deelnemen aan de samenle-ving betekent dat je als oudere (burger) ook zelf goed geïnfor-meerd moet zijn over wat we maar gemakshalve het sociale domein noemen.

Verder is het goed om te bedenken, dat lang niet iedereen in dezelfde mate zelfredzaam is. In het tweezijdige traject van halen en brengen vormen communicatie en ondersteuning onmisbare schakels. De invoering van de WMO is nog tamelijk vers. In zijn alge-meenheid zijn veel zaken (technisch) goed verlopen en betrok-kenen hebben grote inspanningen gepleegd om tot een soe-pele overgang te komen.Maar niet alles is even gemakkelijk en tot tevredenheid van de burgers verlopen.

Het is daarom verstandig om uit de knelpunten en discussie-punten lering te trekken. Het bewust zijn van mogelijke valkui-

125: Ouderenraad De Bilt, Reactie op Transitienota 2015, 16 september 2014.

92..................

Page 93: Een onbezorgde oude dag?

len hoort daar ook bij. Dit met als doel om het in de toekomst beter te kunnen doen zodat meer burgers tevreden zijn.

Ik richt nu de aandacht op een aantal specifi eke lokale vraag-stukken en knelpunten die voortvloeien uit de zorgtransitie. Er zijn verschillen met landelijke knelpunten, maar ook (hoe kan het ook anders) overeenkomsten.

12.9.1 Beperking van de huishoudelijke hulp

Een storm van protest ontstond toen in de eerste maanden na de invoering van de WMO bleek, dat veel gemeenten de huishoudelijke hulp gingen verminderen of zelfs afschaften. Vóór invoering van de WMO bestond er namelijk een recht op schoonmaakhulp.

Veel burgers hebben hiertegen bezwaar aangetekend en hun klachten bij de kantonrechter gedeponeerd. (zie hiervoor ook hoofdstuk 8).

Landelijk gezien zijn er zo’n drieduizend bezwaarschriften ingediend over kortingen op de huishoudelijke hulp of het afschaff en hiervan. Het grote aantal bezwaren is vermoedelijk voor een belangrijk deel verklaarbaar uit de plotselinge cul-tuuromslag. De nieuwe wet doorbrak een bestaand verwach-tingspatroon en jarenlange gewenning. Het recht op schoon-maakhulp was niet langer vanzelfsprekend en dat kan reden zijn geweest voor boosheid en onbegrip.

De grote commotie hierover was voor Staatsecretaris Van Rijn aanleiding een brief te schrijven aan de Tweede Kamer.126 Daarin gaf hij aan, dat niet alle gemeenten de hulpbehoeven-den volgens de regels bejegenden. De wet is helder en dui-delijk volgens de Staatssecretaris. Gemeenten mogen hulp bij huishouden niet zomaar schrappen zonder zorgvuldig onder-zoek te doen naar de situatie van cliënten. Als het echt nodig is moeten gemeenten hulp bieden ongeacht het inkomen of vermogen. Gemeenten lijken soms feller op de thuiszorg te zijn dan het Rijk voor ogen staat. Volgens de gemeenten echter was deze kortingsmaatregel onvermijdelijk, omdat het Rijk 30% minder budget verstrekte voor de huishoudelijke hulp. Gemeenten konden niet anders.

In de oude regeling werden de begrippen huishoudelijke hulp 1 (schoonmaak thuis) en huishoudelijke hulp 2 (schoonmaak thuis met regievoering) gebruikt. Beide regelingen bestaan

126: De Volkskrant, Gemeente is soms feller op thuiszorg dan Rijk wil, 15 juli 2015

niet meer. Onder de nieuwe wet bestaat alleen nog specifi ek maatwerk: Hulp bij het Huishouden (HH). Per 1 april 2015 heeft ook de gemeente De Bilt het beleid rond het verstrekken van de huishoudelijke hulp sterk gewijzigd.127

Het schoonmaken thuis (het oude hh1) is in zijn geheel afge-schaft. Huishoudelijke hulp waarbij de regievoering van de cliënt beperkt is (dementerend, lichamelijke beperking etc.) wordt nog wel verstrekt, maar uitsluitend aan een vrij beperkte groep. De gemeente heeft er voor gekozen om de oude rege-ling hh2 in stand te houden, maar door de verscherping van de criteria is de doelgroep kleiner van omvang geworden.

Cliënten die van deze regelingen gebruik maakten zijn in november 2014 door de gemeente geïnformeerd over de veranderingen. Hen werd medegedeeld dat hierover nog een keukentafelgesprek zou plaatsvinden. In De Bilt kregen 650 gebruikers te maken met deze bezuini-ging.128 Zij moeten in het vervolg de huishoudelijke hulp zelf gaan organiseren en betalen.

Zoals te verwachten viel heeft het bezuinigen (afschaff en dan wel beperken) op de huishoudelijk hulp ook in de gemeente De Bilt geleid tot veel reacties.129

Er zijn in totaal 250 zienswijzen130 ingediend. Om deze grote stroom tijdig af te kunnen wikkelen heeft de gemeente de ambtelijke capaciteit uitgebreid door een extern bureau in te huren.Van de 250 zienswijzen hebben 36 hiervan geleid tot een for-meel bezwaar waarvan medio september 2015 nog 19 bezwa-ren in behandeling waren.

Een onafhankelijke bezwaarcommissie is tot het oordeel ge-komen, dat de keukentafelgesprekken in de gemeente niet naar behoren hebben plaatsgevonden. Volgens deze Commis-sie hebben cliënten hun hulp op verkeerde gronden verloren.

127: Gebeurtenissen en ontwikkelingen zoals beschreven in deze paragraaf zijn onder meer gebaseerd op publicaties in De Vierklank en de Biltsche Cou-rant. Verwezen wordt verder naar het overzicht geraadpleegde literatuur 128: De Vierklank, Veel bezwaarschriften in De Bilt, 1 juli 2015.129; Idem.130: In het bestuursrecht wordt onder een zienswijze verstaan een reactie van een belanghebbende aan het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) als reactie op een ontwerpbesluit. Het bevoegd gezag houdt eventueel re-kening met ingediende zienswijzen. Vervolgens neemt het bevoegd gezag een besluit. De belanghebbende kan vervolgens tegen dit besluit bezwaar maken of in beroep gaan.

93..................

Page 94: Een onbezorgde oude dag?

Over de gang van zaken zijn door de oppositie kritische vragen gesteld aan het College van de gemeente De Bilt.131

Voor de groep die niet langer in aanmerking kwam voor huis-houdelijke hulp heeft de gemeente een alternatief ontwikkeld. Zo heeft de gemeente samen met Stichting De Bilthuysen en Cordaan afspraken gemaakt waarbij alle inwoners bij deze instellingen huishoudelijke hulp / schoonmaakhulp kunnen inhuren (€ 23,50 per uur). Hiervoor is géén indicatie nodig en men bepaalt zelf het aantal uren.Mensen met een laag inkomen die in het bezit zijn van een U-pas kunnen een deel van de kosten vergoed krijgen. Zij kun-nen dan een abonnement aanvragen. Het verschil in uurtarief en abonnementskosten komt voor rekening van de gemeente.

Door de wijzigingen in de huishoudelijke hulp ontstaan echter ook nieuwe initiatieven. Er komen allerlei bedrijfj es (was- en strijkservice, schoonmaken etc.) die een gat in de markt zien. Zo is er bijvoorbeeld de site Helping.nl: een bemiddelingsplat-form voor schoonmaakhulpen en particulieren. Op het online platform bieden mensen zich aan die willen schoonmaken bij anderen. Aan de andere kant kunnen klanten die een schoon-maker willen inhuren op deze site precies zien wie zich in hun buurt aanbieden.

Begin september 2015 heeft het College besloten om de re-geling te verruimen zodat meer inwoners een tegemoetko-ming in de kosten van huishoudelijke hulp kunnen krijgen. De inkomensgrens is aangepast zodat meer huishoudens voor de tegemoetkoming in aanmerking komen. Ook het aantal uren hulp is verruimd (van 2.5 naar 3 uur per twee weken). De aan-gepaste regeling is per 1 oktober 2015 in werking getreden.Voor de thuiszorginstellingen zijn de bezuinigingen op de huishoudelijke hulp een onzeker element. Het (gedeeltelijk) wegvallen van de vraag heeft namelijk direct gevolgen voor de personele bezetting.Een ander belangrijk nadeel van het afschaff en van het pakket huishoudelijke hulp is dat ook de observatie van ouderen in de thuissituatie sterk afneemt. Medewerkers kwamen vaker over de vloer en hadden een belangrijke signalerende functie in het waarnemen van geestelijke- en lichamelijke achteruitgang. (zie ook paragraaf 7.7).

131: Biltsche Courant, Oppositie in de aanval / College moet zich verantwoor-den, 23 september 2015.

11.9.2 Regie en de Toegang tot de WMO

Stichting MENS De Bilt (en dan met name het team van Mens op Maat) vormt het eerste aanspreekpunt voor inwoners van de gemeente die een vraag hebben op het gebied van de WMO. Die vragen kunnen liggen op het vlak van zorg, onder-steuning, begeleiding, ontmoeting, fi nanciën, mobiliteit en wonen.

Iedereen met een zorg- of ondersteuningsvraag kan een be-roep doen op de WMO. Dan volgt een keukentafelgesprek (ook wel breedtegesprek genoemd). Het accent ligt hierbij sterk op de persoonlijke situatie van de betrokkene. Het ge-sprek resulteert in een plan van aanpak.

Het is niet altijd nodig om professionele hulp in te schakelen. Soms zijn eenvoudige problemen praktisch op te lossen met een lichte vorm van ondersteuning. (bijvoorbeeld door een beroep te doen op het sociaal netwerk, of een vrijwilliger).Complexere vragen en situaties vereisen vaak specialistische hulp. Daarvoor is een indicatie nodig, een aanvraag bij de ge-meente en een beschikking van de gemeente.

De WMO 2015 vraagt om een omslag in denken. Die omslag is voor veel betrokkenen niet altijd even makkelijk. Die moeten wennen aan het idee, dat het automatisme (alle voorzieningen zijn er altijd en voor iedereen) niet meer bestaat. Het laat mensen soms in verwarring achter omdat ze niet goed zijn geïnformeerd. Communicatie vervult dan ook een sleutel-rol in het slagen van de transitie.

Ook is er nog een ander fenomeen, dat vanwege het zwart-wit onderscheid voor onbegrip zorgt. Zoals we zagen spelen zelfredzaamheid en het vermogen om regie te voeren over het eigen leven een belangrijke rol in de afweging om wel of niet een indicatie toe te kennen.De vraag is van belang in hoeverre iemand nog in staat is om regie over zijn eigen leven te voeren en hoe dit begrip geïnter-preteerd kan worden: fl exibel of rigide?

Een voorbeeld uit de praktijk van een rigide toepassing.132

Iemand is verlamd, maar kan nog wel opdrachten geven. Er is volgens de normen van beoordelaars nog steeds sprake van eigen regie. Op grond hiervan wordt een indicatie (dus toe-gang tot een publiek gefi nancierde WMO voorzieningen) ont-

132: Genoemd tijdens een themabijeenkomst van Bewonersvereniging Woonspraak voor oudere huurders d.d. 22 april 2015.

94..................

Page 95: Een onbezorgde oude dag?

zegd. Klaarblijkelijk is regievoering belangrijker dan de beper-king. Het lijkt dan meer te gaan over een taalkundig vraagstuk dan over een mens met een zorgbehoefte.

Vanuit de Biltse samenleving hebben mij overigens geen sig-nalen bereikt, dat in de gemeente rigide zou worden beoor-deeld. Het voorbeeld laat wel zien dat beoordelen mensen-werk blijft.

12.9.3 De kwaliteit van Het Keukentafelgesprek

In hoofdstuk 7 werd geconstateerd, dat er bij de cliënten grote onduidelijkheid bestond over het keukentafelgesprek (breed-tegesprek).Uit landelijke enquêtes bleek dat bij driekwart van de onder-vraagden in januari 2015 het keukentafelgesprek nog moest plaatsvinden. Dit leidde tot veel kritiek, onbegrip en irritatie van de kant van de cliënten: wel de brief van de gemeente in huis met de mededeling dat de huishoudelijke hulp was afge-schaft, maar nog geen gesprek gevoerd.

Over het keukentafelgesprek maak ik drie kritische kantteke-ningen.1. In hoeverre is het volledige belang van de cliënt leidend

als tegelijkertijd duidelijk is dat er bezuinigd moet worden? Het risico van budget gedreven denken is niet denkbeeldig en kan al snel leiden tot het ‘dubbele petten’ probleem. Waar ligt de loyaliteit en waar liggen de belangen: klant-belang versus fi nancieel belang? Degene die het gesprek met de cliënt voert zal het belang van die cliënt in de gaten moeten houden, maar tegelijkertijd ook het fi nancieel belang. Iedere toegang tot de WMO en iedere indicatie kost geld. De mogelijkheid van ‘dubbele petten’ en strij-dige belangen zijn zowel voor de beoordelaar als de cliënt ongemakkelijk. Het introduceren van de functie van een onafhankelijke cliënt ondersteuner is in dit verband zeker een stap in de goede richting.

2. Tijdens het keukentafelgesprek komt veel informatie van persoonlijke aard op tafel. Is het voor cliënten altijd even duidelijk hoe deze persoonsgegevens worden beschermd en wie gecontroleerd toegang heeft tot deze informatie? Het opstellen van privacy protocollen is daarom noodza-kelijk.

3. Oorspronkelijk werd door Mens op Maat 45 minuten uitge-trokken voor een keukentafelgesprek. Dit is onvoldoende voor een goed en diepgaand gesprek, het verkrijgen van inzicht in de persoonlijke achtergronden, en het al of niet kunnen inzetten van een sociaal netwerk. Allemaal

noodzakelijke ingrediënten om te komen tot een oplossing die aansluit bij de wensen en behoeften van de cliënt. Dit vraagstuk is inmiddels onderkend en er wordt nu meer tijd uitgetrokken voor deze keukentafelgesprekken.

Een cruciaal moment volgt begin 2016. Een nieuwe ronde keukentafelgesprekken voor landelijk 300.000 cliënten. Via het overgangsrecht hebben ze nog een AWBZ-indicatie voor dag-besteding en begeleiding. Al die cliënten (ook in de gemeente De Bilt) krijgen dan een herindicatie.133

12.9.4 Kwetsbare klant ook zichtbaar?

De samenleving bestaat niet alleen uit mondige, zelfbewus-te, assertieve, zelfstandige en zelfredzame mensen die eigen regie over hun leven voeren en in het bezit zijn van een goed sociaal netwerk.

Er bestaat ook een categorie mensen die kwetsbaar is, geen regie kan voeren en in een sociaal isolement zit. Mensen die eigenlijk geen eigen kracht meer over hebben (door schulden, armoede, verzamelwoede, vervuiling, vereenzaming, agressie, dreigende huisuitzetting vanwege buurtoverlast, of dementie). Het is goed voorstelbaar dat deze mensen tussen wal en schip in kunnen vallen.Ze worden niet bereikt of willen niet bereikt worden (bijvoor-beeld zorgmijders).

Er is ook nog een categorie mensen die nog wel de regie heeft, maar waarvan de mobiliteit sterk is beperkt. Of waarbij de partner is weg gevallen. Met zijn tweeën konden ze zich nog aardig redden. Maar als alleenstaande met die (grote) tuin en zonder sociaal netwerk lukt dat niet meer.

Vroeg signalering en goede samenwerking in de keten wonen, zorg en welzijn zijn belangrijke instrumenten om ook deze groepen in beeld te houden zodat ook aan hen zorg en onder-steuning kan worden geboden.Uit de gesprekken met de gemeente en Stichting MENS komt naar voren dat men juist voor deze categorieën maatwerk-voorzieningen wil leveren.

133: Wanneer inwoners een AWBZ-indicatie (begeleiding) hebben die voor 1 januari 2015 is afgegeven, dan valt deze groep onder het overgangsrecht. Op 31 december 2015 lopen deze indicaties af. Aangezien de gemeente De Bilt nog geen herindicatie heeft uitgevoerd is door het College besloten om voor deze groep de indicaties te verlenen tot uiterlijk 31 december 2016.

95..................

Page 96: Een onbezorgde oude dag?

12.9.5 Vrijwilligerswerk en Mantelzorg: Risico

van Overbelasting?

Maatschappelijke participatie kan niet bestaan zonder de inzet van de vele mantelzorgers en vrijwilligers. Het is daarom be-langrijk om de toestroom van nieuwe vrijwilligers te garande-ren en daarbij ook zorg te dragen voor scholing en ondersteu-ning.

Mantelzorgers zijn mensen die zorgen voor hun zieke of ge-handicapte kinderen, ouders, familieleden, vrienden of buren. Mensen geven deze zorg uit liefde of persoonlijke betrokken-heid. Bij ernstig zieken kan de behoefte aan zorg oplopen tot 24 uur per dag.

Een serieus vraagstuk wordt gevormd door de mate waarin mantelzorgers (nog) verder belast kunnen worden. Er wordt heel veel van deze mensen gevraagd. De indruk bestaat, dat mantelzorgers het door de WMO zwaar-der krijgen doordat meer beroep wordt gedaan op het sociale netwerk (als onderdeel van de ‘verantwoordelijkheidslad-der’).134

Het zou helpen in de verwachtingen over en weer wanneer de mantelzorger direct zou worden betrokken bij het keukentafel-gesprek van zijn naaste, en bij het opstellen van diens onder-steuningsplan. Maar ook dat de mantelzorger zelf beroep kan doen op ondersteuning.

Om hun werk als mantelzorger goed uit te voeren kunnen de volgende aspecten van belang zijn: het vinden van een juiste balans (zorgen voor een ander en zorgen voor jezelf), scholing, informatie en advies, lotgenotencontact, mantelzorgsteun-punt, mantelzorgmakelaar en tenslotte respijtzorg om overbe-laste mantelzorgers te ontlasten.De recent opgerichte Vrijwilligersraad binnen de Stichting MENS is een belangrijke stap om de belangen van de vrijwilli-gers snel en goed in beeld te krijgen.135

Soms voert de overheid tegenstrijdig en frustrerend beleid. Langer zelfstandig wonen met ondersteuning van mantelzor-

134: In het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau “Informele hulp: Wie doet er wat?” (15 december 2015) wordt geconstateerd, dat er in Neder-land ongeveer 4 miljoen mensen zijn die zorgen voor een hulpbehoevende partner, een gehandicapt kind, een ouder, een buur of een vriend.Een op de tien van hen voelt zich hierdoor overbelast. Een derde verliest soms zijn geduld als de zorg hen te veel wordt.135: De Vierklank, Steunpunt mantelzorg De Bilt zorgt voor balans, 9 septem-ber 2015.

gers en professionals is de boodschap. Maar wanneer kinderen besluiten om met hun zorgbehoeftige ouders te gaan samen-wonen dan kan dat fi nanciële gevolgen hebben. Belasting-technisch is er sprake van een gemeenschappelijke huishou-ding waardoor bijvoorbeeld gekort wordt op de huursubsidie.De betrokkenen ervaren dit als een soort mantelzorgboete. Na veel verontwaardiging is deze voorgenomen maatregel uitge-steld.136

12.9.6 Terugkeer en Inzet van de Wijkverpleeg-

kundige

De afgelopen jaren hebben velen gepleit voor de terugkeer van de wijkverpleegkundige. Het kabinet heeft besloten dat de functie van wijkverpleegkundige weer terug komt. Niet on-der de werking van de WMO, maar toegevoegd aan de Zorg-verzekeringswet.

Wijkverpleging kan ouderen helpen langer thuis te blijven wo-nen. Een wijkverpleegkundige indiceert welke zorg nodig is en stelt samen met de cliënt een zorgplan op. De behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop geeft recht op wijkverpleging.De gemeente De Bilt heeft besloten dat de wijkverpleegkun-dige deel gaat uitmaken van het team Mens op Maat. Korte schakels: persoonlijke verzorging en begeleiding worden zo-doende op elkaar afgestemd.137

Gemeente breed gaat het om een formatie van 1 tot 1.5 fte. Voor de WMO-Adviesraad is dit een punt van grote zorg. Als uitgegaan wordt van het toevoegen van wijkverpleegkundi-gen aan de vier wijkservicepunten, dan wel aan de Mens op Maatteams, dan betekent dit volgens de Adviesraad dat ieder wijkservicepunt kan rekenen op circa 0.3 wijkverpleegkundige, oftewel 12 uur per week.Als dan ook nog in ieder servicepunt moet worden deelgeno-men in de Mens op Maatteams en daar dus ook tijd voor moet worden gereserveerd, dan blijft er wel bedroevend weinig tijd over voor het uitvoerende werk. “Arme cliënten”, zo consta-teert de WMO-Adviesraad.138

Ook de Ouderenraad De Bilt heeft hierover een aantal kritische vragen gesteld aan het College van B en W.139

136: NOS, Dijsselbloem: Mantelzorgboete van de baan, website 19 september 2015.137: Zoals al aangegeven start per 1 januari 2016 het nieuwe sociaal team waarvan Mens op Maat deel uitmaakt evenals de wijkverpleegkundige.138: WMO-Adviesraad, Advies WMO-nota 2015, 16 september 2015.139: Ouderenraad De Bilt, Reactie Transitienota WMO 2015, 2014

96..................

Page 97: Een onbezorgde oude dag?

Eind 2015 zijn er een paar nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van gezamenlijke samenwerking in gang gezet. Genoemd worden de oprichting van het sociale team en de thuiszorg teams. De primaire rol van de wijkverpleegkundige daarbij is zorg coördinatie en nagaan of er zorg wordt verleend waar be-hoefte aan is.

12.9.7 Gemeentelijke bezuiniging van 7%

In 2015 zijn de decentralisaties landelijk gepaard gegaan met een toevoeging van € 10.4 miljard aan het gemeentefonds. Via een bepaalde verdeelsleutel is dit terecht gekomen bij alle Nederlandse gemeenten. De middelen voor de decentralisa-ties worden de komende drie jaar als een herkenbare uitkering overgemaakt aan de gemeenten. De overheveling van taken vanuit het Rijk naar gemeenten werd gelijktijdig gecombineerd met een stevige bezuiniging.

De gemeente De Bilt ontvangt voor de nieuwe taken WMO 2015 een uitkering Gemeentefonds ter grootte van € 4.322.176,-.140

Het is niet duidelijk of dit toereikend is voor de uitvoering van de nieuwe WMO-taken.

De gemeente geeft wel aan dat voor de begroting 2015 en volgende jaren uitgegaan wordt van een budgettair neutrale uitvoering van de WMO. Desalniettemin wordt er gekort.

Een eerste bezuiniging van de gemeente op de WMO was het bezuinigen op de huishoudelijke hulp (hh1) voor veel inwo-ners.Een tweede bezuiniging vloeit voort uit de Kadernota 2016 – 2019.141 Organisaties in de informele- en formele zorg142 krijgen een korting op de subsidie. Vanaf 2017 krijgen zij 7% subsidie minder. (het vrijwilligerswerk is uitgezonderd).

Juist in een periode dat de WMO-ambities hoog liggen en er van de Stichting MENS veel wordt verwacht komt zo’n korting hard aan. Stichting MENS De Bilt is verantwoordelijk voor de uitvoering van de WMO. De gemeente maakt hierover presta-tieafspraken met de Stichting MENS.

140: Gemeente De Bilt, Transitie Maatschappelijke Ondersteuning behorende bij raadsvergadering 27 november 2014, 2014 141: Biltsche Courant, Bezuinigingen, 24 juni 2015.

Biltsche Courant, Een ijzeren gordijn in De Bilt, 24 juni 2015.142: Informele zorg wordt verleend door mantelzorgers en vrijwilligers en for-mele zorg door professionals en instellingen.

Het is geen geringe opgave om de uitvoering van de WMO en alles wat daarmee samenhangt in goede banen te leiden. Daarvoor is capaciteit / formatie nodig. Door de Inzet van pro-fessionals, vrijwilligers, en mantelzorgers is Stichting MENS er op gericht om cliënten langer zelfstandig te laten wonen en functioneren in de samenleving. Dat is op termijn goedkoper dan eerdere dure, specialistische en professionele zorg. Vanuit een langere termijn perspectief zou daar juist meer geld in plaats van minder geld naar toe moeten.

Kortom: er moet een zware taak worden uitgevoerd met be-perkte middelen. De korting van 7% gaat ongetwijfeld leiden tot een aanpassing van de prestatieafspraken. De vraag is dan wat er voor minder budget kan worden uitgevoerd zonder dat de zorg- en ondersteuningskwaliteit in het gedrang komen.

12.9.8 Dichterbij De Burger?

Alle partijen en organisaties die betrokken zijn bij de decentra-lisatie van de zorg / WMO 2015 zeggen te streven naar tevre-den cliënten, inwoners / burgers.De gemeente is ervan overtuigd, dat zij de nieuwe taken beter kan organiseren dan de landelijke overheid.143 De WMO-Adviesraad en de Ouderenraad De Bilt zijn op zoek naar maatschappelijke legitimatie voor het werk wat zij doen.144 De medewerkers, vrijwilligers en mantelzorgers van Stichting MENS en Mens op Maat voelen zich sterk betrokken bij het uitvoeren van wijkgerichte activiteiten. Ze zetten zich in om zelfstandigheid en participatie te stimuleren.

Maar de individuele klant en burger van de gemeente De Bilt: hoe zit het daarmee? Hoe is zijn of haar beleving? Zijn zij tevre-den met de zorg en ondersteuning? Hoe vullen zij begrippen in als eigen regie en zelfredzaamheid? Hebben ze invloed op het gemeentelijk beleid?

Dingen die voor mensen belangrijk zijn (zoals wonen, zorg, contact, ondersteuning), daar moeten de mensen ook echt bij kunnen komen. De grote vraag is hoe?

Leidt decentralisatie echt tot grotere herkenbaarheid, zicht-baarheid en transparantie? Of is het allemaal té (vak) technisch, en té veel jargon. En zou het soms té weinig gaan over herken-

143: Gemeente De Bilt, Transitie Maatschappelijke ondersteuning behorende bij raadsvergadering 27 november 2014, 2014144: Jaarverslagen 2014 van de WMO-Adviesraad en de Ouderenraad De Bilt.

97..................

Page 98: Een onbezorgde oude dag?

bare mensen van vlees en bloed met hun dagelijkse zorgen en problemen? Feit is wel dat veel voorzieningen en organisaties laagdrempe-lig zijn georganiseerd. Iedereen zou er dus in principe bij kun-nen. Er is één loket, en hulp is dicht bij huis. De professionals werken hard en zijn aanspreekbaar.Maar toch. Decentralisatie van taken betekent ook een behoorlijke beper-king van de budgetten. Dat plaatst gemeenten voor moeilijke keuzes. Kan de kwaliteit van zorg, welzijn en ondersteuning echt wor-den verbeterd als er bezuinigd wordt en niet alles meer moge-lijk is?

In het kader van effi ciency wordt veel bovenlokaal geregeld. Zou decentralisatie (dicht bij de burger staan) sluipenderwijs kunnen overgaan in een vorm van recentralisatie zoals be-schreven in hoofdstuk 8?

Zijn er tussen burgers / cliënten dezelfde verwachtingen en beelden over zelfstandigheid, participatie, zorg en ondersteu-ning als bij al die organisaties die zich met diezelfde burger bezig houden?Hebben ze hier invloed op, kunnen ze erbij?

Heel veel vragen met nog maar weinig antwoorden. Misschien is het voor die antwoorden nog te vroeg.Daarvoor functioneert de WMO (en alle organisaties die hier-mee te maken hebben) nog niet lang genoeg en zijn er aan-loopproblemen en kinderziektes.

De gestelde vragen blijven niettemin interessant en relevant. Daarom is het verstandig om de vinger aan de pols te houden.Het zou daarom goed zijn om in 2016 onderzoek te doen naar de ervaringen en belevenissen onder de ‘gewone’ burgers / inwoners en cliënten.

De enquête onder de huurders van Woonstichting SSW over langer zelfstandig wonen, verhuizen, zorg en welzijn is mis-schien alvast een klein stapje in de goede richting.

98..................

Page 99: Een onbezorgde oude dag?

99..................

Page 100: Een onbezorgde oude dag?

100..................

Page 101: Een onbezorgde oude dag?

13 DE ZORGINSTELLINGEN

13.1 Inleiding

In de gemeente De Bilt zijn diverse zorginstellingen actief. Een aantal heeft een landelijke functie (o.a. Huize Het Oosten) en weer anderen zijn lokaal dan wel regionaal georiënteerd (o.a. Stichting De Bilthuysen, Cordaan).

De eerder beschreven transities hebben stevige gevolgen voor de zorgmarkt, het zorgaanbod en de zorgondernemers. Door het wegvallen van nieuwe klanten ontstaat leegstand. Het eerdere verdienmodel slaat daarmee om in een verliesmodel. Tenzij op tijd een vernieuwende aanpak kan worden bedacht die op realistische basis kan worden uitgevoerd.

Leegstand en dreigende leegstand in verzorgingshuizen ma-nifesteert zich in heel Nederland. In de gemeente De Bilt is dit nog niet het geval, maar dat kan snel veranderen als er geen passende maatregelen worden bedacht en uitgevoerd.

Het is daarom nuttig om eerst maar eens even te kijken naar de landelijke context, en de zoektocht naar een vernieuwende aanpak. Welke creatieve oplossingen zijn er bedacht en kun-nen die eventueel ook worden overgenomen door de Biltse verzorgingshuizen?

13.2 Voorsorteren Op Andere Bestemmingen:

Initiatieven Om Leegstand Creatief Aan Te pak-

ken

Door het uitvoeren van de hervormingsagenda is de toegang tot de verzorgingstehuizen sterk beperkt. Mensen worden geacht langer zelfstandig thuis te blijven wonen. Intramuraal is duurder dan extramuraal met zorg. Zittende bewoners mogen in het verzorgingstehuis blijven, maar er is een rem gezet op de aanwas van nieuwe klanten.

De combinatie van wonen en zorg wordt door de overheid niet langer meer vergoed en dat levert problemen op. De af-bouw van de verzorgingscapaciteit is daarom een groot vraag-stuk voor de exploitatie van het zorgvastgoed.

De kern van de problematiek: de waardering van het zorgvastgoed en de contractrisico’s bij corporaties die zorgvastgoed verhuren aan zorginstellingen. Als gevolg van huurcontracten die tot stand kwamen onder de fi nanciering vanuit de ‘oude’ AWBZ is de bedrijfswaarde van

dit zorgvastgoed relatief hoog. De eff ecten van de gewijzigde regelgeving zijn bij veel verhurende corporaties nog maar beperkt verdisconteerd in de bedrijfswaarde. Hierdoor moe-ten eerdere prognoses van de toekomstige verdiencapaciteit neerwaarts worden bijgesteld. Het levert allemaal minder op dan eerder bedacht. (verwezen wordt ook naar paragraaf 6.3).

Het ene na het andere verzorgingshuis dreigt met sluiting. Daardoor moeten veel ouderen gedwongen verhuizen naar een ander verzorgingshuis of weer zelfstandig gaan wonen. Voor de verzorgingstehuizen ligt er dus een grote uitdaging om een nieuw business model op te zetten.

Zo kunnen bijvoorbeeld leegkomende kamers worden ver-huurd aan andere doelgroepen (studenten, starters, status-houders). Ook kunnen er ouderen terecht maar dan via het beginsel van scheiden van wonen en zorg. Dienstverlening en hulp (24/7) zijn dan vlakbij evenals mogelijkheden voor sociale contacten.Het leveren van persoonlijke verzorging en verpleging, thuis-zorg, hulp bij het huishouden, dagbehandeling, begeleiding, revalidatie, alarmservice extra servicediensten en ontmoeting (restaurantfunctie) etc. zijn de mogelijke antwoorden van de verzorgingshuizen op de nieuwe realiteit.Ook van twee woningen één woning maken en dan verkopen is een toegepaste strategie.

Een creatieve oplossing voor het dreigende leegstandsvraag-stuk is bedacht door Habion.145 Volgens Habion is sluiten en zelfs slopen niét de oplossing. Als ouderenhuisvesting ook in de toekomst betaalbaar moet blijven, dan verdient het huidige verzorgingshuis een tweede jeugd. Habion is hiervoor zelfs een experimentenprogramma gestart in samenwerking met de zorginstelling, de gemeente, maar vooral de bewoners uit het dorp Voorst (1.200 inwoners).

Een van de vernieuwingen in dit dorp is dat de voormalige aanleunwoningen nu worden bewoond door jongeren. In ruil voor huurkorting knappen ze de woningen zelf op en leveren ze ook vier uur per maand vrijwilligerswerk aan het verzorgingshuis. En ouderen kunnen straks zelfstandig een opgeknapte kamer huren en samen koken in de gezamenlijke woonkeukens. Alles wordt er aan gedaan om de vitaliteit van bewoners te ver-groten door ze juist zelf algemene dagelijkse dingen te laten

145: Aedes Magazine, Iedereen moet hier oud kunnen worden, verslag expe-riment Habion 2e jeugd verzorgingstehuis in Voorst, 2015.

101..................

Page 102: Een onbezorgde oude dag?

doen. (bijvoorbeeld: ontbijt en lunch worden niet meer op kar-ren langs gebracht, maar mensen moeten zelf naar de winkel beneden. Maar ook zelf koken, de was doen, en koffi e zetten).Om er voor te zorgen dat het hele dorp ging meedenken over dit nieuwe concept is er zelfs een woonzorgcoöperatie opge-richt zoals te lezen valt in het verslag over dit experiment.

Weer anderen hebben een creatieve oplossing bedacht door leegstaande capaciteit commercieel te verhuren als hotelka-mer. Hotelgasten logeren naast de bewoners uit het verzor-gingshuis. ’s-Ochtens maken de tijdelijke gasten gezamenlijk met die bewoners gebruik van het ontbijt in de recreatiezaal.

Op landelijk niveau heeft het Kennis- en Experimenteerpro-gramma Langer Thuis (Platform 31, Aedes en Actiz) de haal-baarheid van alternatieven onderzocht voor het voormalige verzorgingshuis.146 Alternatieven bewegen zich tussen het ‘all inclusive pension’ (gescheiden aanbieden van wonen en zorg) tot initiatieven op het vlak van vitale woongemeenschappen.

De algemene conclusie uit dit onderzoek is, dat de exploita-tie onder grote druk staat en uitsluitend haalbaar is als wordt voldaan aan diverse voorwaarden zoals o.a. een minimale af-zet van klanten, aanwezigheid van veel ouderen, aantrekkelijk gelegen, en een afgeschreven c.q. goedkoop gebouw. Een té hoge boekwaarde staat transformatie naar (zorg) woningen in de weg.

Soms kan er wel aan deze voorwaarden worden voldaan en is er sprake van een nieuw en sluitend verdienmodel. Zoals bijvoorbeeld het initiatief Zorgeloos Wonen in vier voormalige verzorgingshuizen in het Gooi: Wooncomplex Godelinde van Vivium.147

Daar wonen 110 ouderen met beneden een restaurantruimte en op de vier verdiepingen lange gangen met kamers voor be-woners. De voormalige verzorgingshuiskamers zijn omgezet in zelfstandige huurappartementen. Bewoners met een krappe beurs kunnen huurtoeslag aanvra-gen. En als ze zorg nodig hebben dan kopen ze die apart in. Het zorgeloos wonen pakket kost € 350,-- per maand. (vier warme maaltijden per week, een half uur schoonmaak per week, gratis koffi e en thee in het restaurant, de aanwezigheid

146: Aedes-Actiz Kenniscentrum, Voortgangsrapportage Kennis en experi-mentenprogramma langer thuis, 2015.147: De Volkskrant, Reportage zorgeloos wonen voor ouderen, 18 augustus 2015.

van personeel en het gebruik kunnen maken van het alarm bij noodgevallen).

Het concept is op een goede manier ‘in de markt gezet’: dezelf-de oude kamers van 27m2 heten nu appartementen en de lan-ge gangen heten nu straten. Een meer marktgerichte insteek is belangrijk om nieuwe bewoners te werven, omdat deze niet meer automatisch binnen komen met een zorgindicatie.

Maar dergelijke vernieuwende initiatieven zijn helaas uitzon-dering. Het eerder aangehaalde Aedes-Actiz Kenniscentrum consta-teert, dat 20% van de ouderen toch het liefst wil wonen in het verzorgingshuis oude stijl.148 Voor veel bewoners is deze beschutte woonvorm plezierig en het voelt vertrouwd (24-uurs alarmknop, maar ook vanwege de gezelligheid en de contacten).149

“De fi nanciering van de verzorgingshuizen is afgeschaft, maar dat wil niet zeggen dat ook de behoefte van de ouderen eraan is verdwenen”, aldus de onderzoekers van het Kenniscentrum.

Het niet rond kunnen krijgen van een sluitende business case is dan ook de reden dat transformatie van zorgvastgoed (ka-mers) naar zelfstandige woonruimte (al dan niet ouderenhuis-vesting) niet op grote schaal plaatsvindt. Het lukt veel zorgaanbieders nagenoeg niet deze nieuwe com-binaties van wonen en zorg aan te bieden tegen een prijs die betaalbaar is voor de meeste ouderen. De kostprijs van een individuele kamer / appartement valt vaak hoger uit dan toen het collectief werd gefi nancierd.Daar komen de (nu buiten beschouwing gelaten) kosten rond regelgeving van brandweereisen en een bestemmingsplan nog bovenop.

Wanneer géén van die alternatieven haalbaar is en verzor-gingshuizen daadwerkelijk moeten gaan sluiten dan heeft dat zowel gevolgen voor de zittende bewoners als voor de oudere wijkbewoners. Voor bewoners uit het verzorgingshuis, voor de bewoners van de direct nabij gelegen aanleunwoningen en voor oudere wijkbewoners vallen belangrijke voorzieningen en sociale functies weg, zoals maaltijdvoorziening, dagactiviteiten, ont-moeting, sociale veiligheid en 24-uurszorg.

148: De Volkskrant, Menig oudere prefereert het vertrouwde verzorgingshuis, 18 augustus 2015149: De resultaten uit de enquête onder SSW huurders bevestigen deze trend ook voor De Bilt

102..................

Page 103: Een onbezorgde oude dag?

Sluiting kan ook gevolgen hebben voor de plaatselijke mid-denstand (bijvoorbeeld groenteboer, bakker, supermarkt) die mede kunnen bestaan dankzij de aanwezigheid van een ver-zorgingshuis.

Transformatie van het verzorgingshuis naar een verpleeghuis is ook een serieuze optie omdat alle cliënten in het bezit zijn van een indicatie.

13.3 De Lokale Zorginstellingen

Weer terug naar het lokale niveau.De belangrijkste lokale spelers op een rij met daarbij een kort overzicht van hun zorg- en activiteitenprogramma

13.3.1 Stichting De Bilthuysen

Deze zorginstelling biedt een breed pakket aan diensten in het verzorgingshuis zelf of bij de mensen thuis. Er wordt veel gedaan aan ontmoeting en ontspanning (o.a. Uitbureau voor Ouderen, Diner on Tour, Wijkrestaurant Bij de Tijd).150 Tijdelijke verzorging bijvoorbeeld na een operatie of ziekte wordt geboden door middel van een zorghotel. Ook kan wor-den voorzien in de huisvesting van dementerende ouderen.

Een nieuwe activiteit wordt gevormd door de verhuur van 2- en 3 kamerwoningen die gesitueerd zijn rondom het woon-zorgcentrum De Bremhorst. Het zijn aanleunwoningen speci-aal bestemd voor senioren, drempelvrij en rolstoeltoegankelijk. Bovendien kan gebruik worden gemaakt van de voorzienin-gen van het verzorgingshuis zoals warme maaltijden, activi-teiten, kapsalon, pedicure en het huiswinkeltje. Zelfstandig wo-nen, maar met de zorg dichtbij kan mensen een veilig gevoel geven. Een indicatie is niet nodig.De woningen zijn 84m2 groot, hebben een kale huur van rond de € 600,-- en een voorschot servicekosten vanaf € 75,-- per maand.

Naast deze aanleunwoningen heeft Stichting De Bilthuysen ook het concept van de inleunwoningen uitgewerkt. Dit zijn appartementen in het verzorgingshuis zelf die door gebrek aan klandizie leeg staan. Deze appartementen zijn bestemd voor ouderen die niet meer zelfstandig thuis willen wonen, maar geen verpleeghuiszorg nodig hebben. Deze mensen wonen zelfstandig. Wonen en zorg zijn gescheiden. Ze huren het appartement, en kunnen tegen betaling desge-wenst ook gebruik maken van de thuiszorg, huishoudelijke hulp, maaltijd en andere diensten.

150: Gemeente De Bilt, Sociaal Domein Krant, december 2014.

Voor deze mensen is een dergelijk individueel arrangement in de collectieve setting van het verzorgingshuis een hele gerust-stelling. Er is meer sociale veiligheid en ontmoeting en het is een goed medicijn tegen vereenzaming.

De huurprijzen van beide initiatieven liggen in het sociale seg-ment. Aangezien er sprake is van sociale huurwoningen speelt er de vraag of deze woningen ook moeten vallen onder de spelregels van de woonruimteverdeling (Regionale Huisves-tingsverordening).Stichting De Bilthuysen maakt nu gebruik van eigen wachtlijs-ten.

De klassieke klant van het verzorgingshuis verdwijnt geleidelijk en het zorgkantoor heeft opdracht gegeven de capaciteit (ver-zorgingsplaats) te verminderen. Door alternatieve doelgroepen aan te boren (o.a. huisvesting Stichting MENS, wijkrestaurant, zorghotel, cliënten met een zwaardere zorgvraag zoals dementerende ouderen, verhuur ruimten aan eerstelijnszorgverleners) wil Stichting De Bilthuy-sen leegstand voorkomen en wil men ook de sociale wijkfunc-tie blijven uitoefenen. Aldus is een transformatie in gang gezet van monofunctioneel vastgoed naar multifunctioneel maat-schappelijk vastgoed.

Stichting De Bilthuysen is voornamelijk actief in De Bilt en Bilt-hoven.

Soortgelijke initiatieven doen zich overigens ook voor bij de andere lokale zorginstellingen en worden daarom bij de navol-gende zorginstellingen niet meer afzonderlijk beschreven.

13.3.2 Cordaan Thuiszorg

Cordaan biedt een breed scala aan faciliteiten aan en wil op gestelde zorgvragen zoveel mogelijk een passend antwoord geven.Dat aanbod omvat onder meer: persoonlijke verzorging (o.a. wassen en aankleden, hulp bij medicatie), wijkverpleging (o.a. toedienen injecties, specifi eke wondverzorging), huishoudelij-ke hulp (o.a. stoff en, stofzuigen, ramen lappen) en dag verzor-ging (begeleiding, activiteiten en structuur om opname in een verpleegtehuis langer te kunnen uitstellen).Er is een wijkverpleegkundige aanwezig die helpt bij allerlei vragen zoals het aanvragen van zorgindicaties of advies over zorgmogelijkheden.

103..................

Page 104: Een onbezorgde oude dag?

Cordaan biedt zorg in Maartensdijk, Westbroek en Holland-sche Rading en is gevestigd in woonzorgcentrum Dijckstate. Na jarenlange zorgverlening heeft Cordaan echter besloten om hun werkzaamheden voor thuiszorg en dagbesteding voor ouderen in Dijckstate te beëindigen.151 Onderzocht wordt of andere partijen een andere vorm van dagopvang kunnen realiseren.Woonzorgcentrum Dijckstate biedt eveneens onderdak aan het Servicecentrum van MENS op Maat.

13.3.3 Waranda Wooncentrum Schutsmantel

Waranda Wooncentrum Schutsmantel levert eveneens een gevarieerd pakket aan diensten. Wonen, logeren in gastenka-mers, en dagbesteding. Tevens is hier voor Bilthoven Noord het Servicecentrum MENS op Maat gevestigd.Waranda Wooncentrum Schutsmantel is lokaal / regionaal ge-oriënteerd

13.3.4 D’Amandelboom

Ook deze instelling biedt een breed scala aan diensten zoals huisvesting, verpleging, verzorging, thuiszorg, maaltijdservice, klussen, activiteiten en huishoudelijke hulp.D’Amandelboom is lokaal / regionaal georiënteerd.

13.3.5 Vitras

Vitras biedt verzorging en verpleging, maatschappelijk werk, thuisbegeleiding, jeugd gezondheidszorg en gerelateerde diensten op het gebied van zorg, hulpverlening, advies, ser-vice, ondersteuning en hulpmiddelen.Vitras is lokaal / regionaal georiënteerd.

13.3.6 Onderlinge samenwerking

De onderlinge samenwerking tussen verschillende zorg verle-nende instanties hebben een krachtige impuls gekregen door het instellen van thuiszorg teams.152

Op 8 december 2015 is een samenwerkingsovereenkomst ge-tekend. De partijen nemen samen de regie met betrekking tot een samenhangend aanbod voor kwetsbare ouderen in De Bilt. Het voordeel voor de oudere is: één aanspreekpunt.De thuiszorgteams werken ook samen met het sociale team (voorheen MENS op Maat).

151: De Vierklank, Uit de gemeenteraad van 26 november 2015, 2 december 2015.152: Biltsche Courant, Betere regie thuiszorg, 9 december 2015.

104..................

Page 105: Een onbezorgde oude dag?

105..................

Page 106: Een onbezorgde oude dag?

106..................

Page 107: Een onbezorgde oude dag?

14 PRESENTATIE RESULTATEN ONDER ZOEK ONDER OUDERE HUURDERS VAN WOONSTICHTING SSW

OVER HET ONDERZOEK

14.1 Aanleiding onderzoek

De bevolking is aan het vergrijzen. Dat geldt ook voor de huur-ders van Woonstichting SSW. Zoals ook blijkt uit de enquête, willen ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wo-nen in hun vertrouwde omgeving. De combinatie vergrijzing en gewijzigd rijksbeleid (decentra-lisatie) is een belangrijk en actueel thema en heeft een grote impact op organisaties en mensen.Veel is inmiddels al veranderd en die veranderingen gaan de komende jaren gewoon door.

SSW geeft aan het belangrijk te vinden, dat haar huurders kun-nen wonen in een woning die bij hen past. Of dat nu zelfstan-dig of met ondersteuning is.Om als Woonstichting daarin een proactieve rol te kunnen spelen is informatie en inzicht nodig. Zowel in de landelijke- en regionale ontwikkelingen en trends, als in de wensen en be-hoeften van de klanten van SSW zelf.

Het onderzoek onder oudere huurders van SSW staat in sterk verband met de bredere literatuurstudie. Het directe doel van de enquête is het in beeld brengen van wensen en behoeften van de huurders op het gebied van aanpassingen en voorzie-ningen in en om de woning.Maar niet alle onderwerpen op het terrein van wonen, zorg en welzijn lenen zich voor een huurders enquête. Zo is bijvoor-beeld de samenwerking tussen wonen, zorg en welzijnsorga-nisaties een belangrijk onderdeel van de literatuurstudie, maar is dit buiten de enquête gebleven omdat dit voor de meeste huurders onbekend terrein is.

De literatuurstudie omvat dus een breder spectrum dan uitsluitend de vragen uit de huurders enquête. Dat is geen probleem; het werken vanuit verschillende schaalniveaus is aanvullend. Juist de combinatie van landelijke- en regionale onderzoeksre-sultaten met lokale bevindingen vanuit de huurders zelf levert een belangrijke meerwaarde en versterking op voor de uitein-delijke conclusies en aanbevelingen.

In de presentatie van de huurders enquête zijn daarom de uit-komsten van lokaal onderzoek zoveel mogelijk gecombineerd met de uitkomsten van landelijk- en regionaal onderzoek en omgekeerd.

14.2 Onderzoeksmethode

Om de woonwensen van de oudere huurders te onderzoeken is er gekozen voor een enquête als onderzoek vorm. Hiermee kan veel informatie met weinig arbeidsuren ingewonnen wor-den, en kan deze kwantitatieve data vergeleken worden met landelijke- en regionale onderzoeksresultaten om tot een inte-graal beeld te komen.

Alle hoofdhuurders van SSW vanaf 50 jaar zijn uitgenodigd om aan de enquête deel te nemen. Er is voor deze leeftijdscatego-rie gekozen om ook de ‘toekomstige ouderen’ en hun woon-wensen te betrekken in dit onderzoek.Omdat niet iedereen digitaal bereikbaar is, is de enquête per post gestuurd naar alle huurders waarvan geen emailadres bekend was.

De enquête ging vergezeld van een begeleidende brief waarin het doel van het onderzoek werd uitgelegd.De input van de gesprekken met de belangenhouders van SSW is zoveel mogelijk in de enquêtevragen verwerkt.

De enquête bestaat uit 24 vragen en is opgebouwd uit vier onderdelen:153

1. Blijven wonen in de huidige woning.2. Wonen en verhuizen.3. Zorg, Welzijn en Diensten.4. Algemene vragen.

In totaal zijn 2666 enquêteformulieren verzonden: 1.228 (46%) digitaal en 1.438 (54%) per reguliere post.Voor de digitale enquête en voor het verwerken van alle pa-pieren antwoorden is gebruik gemaakt van het programma Survey Monkey.

Het onderzoek is uitgevoerd in de periode september 2015. De brieven zijn verstuurd op 4 september en daarna hebben de respondenten 10 dagen de tijd gehad om te reageren.

153: Voor het samenstellen van de enquêtevragen is voor een aantal vragen gebruik gemaakt van enquêtes die ontwikkeld zijn door:

• Bureau Vijftig, Woonmonitor 2015, maart 2015.• Woonz.nl / ANBO, Wonen en Verhuizen, maart 2015.

107..................

Page 108: Een onbezorgde oude dag?

Enquêtes die later per post zijn binnen gekomen zijn nog mee-genomen in het onderzoek, maar de digitale enquête is na 14 september gesloten. Gelet op de hoge respons was een rappelprocedure niet meer nodig.

Om het deelnemen aan de enquête te stimuleren zijn 10 ca-deaubonnen van € 25,-- beschikbaar gesteld.

14.3 Respons en Betrouwbaarheid

Van de 2666 verzonden enquêteformulieren zijn er 963 retour gekomen. Het onderzoek heeft daarmee een respons van 34.4%.Het aantal digitale reacties bedroeg 382 respondenten (40% van het totaal aantal respondenten). Per post reageerden 580 respondenten (60%).

Met een totaal populatie van 2666, een margin of error van 5% en een confi dence level van 99% zou de samplesize tenminste 532 moeten zijn om betrouwbaarheid van dit onderzoek te garanderen.Met een response van 963 zitten we hier ruim boven en kan er-van uit gegaan worden, dat deze dataset representatief is voor de gehele populatie 50 plus huurders van Woonstichting SSW.De betrouwbaarheid is 99%, wat betekent dat slechts 1% van de respondenten meer dan 5% afwijkt van het correcte ant-woord.

14.4 Samenvatting, Analyse en Duiding van

de meest opvallende Onderzoeksresultaten

In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de huurders enquête. De conclusies op hoofdlijnen worden op een aantal plaatsen aangevuld met landelijke onderzoeksresultaten. Als de uitkomst van een bepaalde enquêtevraag daar aanlei-ding toe geeft, dan zal deze uitkomst worden voorzien van een beleidsaanbeveling. Ook worden verwijzingen gemaakt naar de 6 Vensters uit hoofdstuk 15.

De nummering van de conclusies uit deze huurders enquête volgt zoveel mogelijk de volgorde van de enquêtevragen.

Voor uitgebreidere resultaten en cijfers uit de enquête kunt u terecht in bijlage 2. Daar is een gedetailleerd overzicht opge-nomen van de reacties en uitkomsten op de 24 enquêtevra-gen.

Iedere vraag is daarbij voorzien van een kort commentaar en een visualisering van de resultaten in de vorm van een grafi ek of diagram.

DE ONDERZOEKSRESULTATEN

1. De respons op de enquête is met 34.4% bovengemiddeld hoog. Hieruit mag worden afgeleid, dat het onderwerp onder de huurders leeft.

2. 58% van de respondenten is vrouw en 42% is man.

Dat komt overeen met het landelijk gemiddelde waarin oude-re vrouwen zijn oververtegenwoordigd. Hoe hoger de leeftijd, hoe kleiner het aandeel mannen in de bevolking.

3. Ruim 55% van de respondenten behoort tot de categorie alleenstaanden. Meer dan de helft van de ouderen woont dus alleen. 32% is (on)gehuwd samenwonend.

Het relatieve grote aandeel alleenstaanden sluit aan op lande-lijke CBS-cijfers.

4. De meeste respondenten (38%) zijn afkomstig uit de leef-tijdscategorie 75 plus. Daarna volgt de leeftijdscategorie 50 -64 met 32%. Op de voet gevolgd door de leeftijdscategorie 65 -74 met afgerond 30%.

Als een verder onderscheid wordt gemaakt tussen ‘jongere’ en ‘oudere’ respondenten dan valt 32% in de categorie ‘jongere’ respondenten (50 – 64 jaar) en 68% in de categorie ‘oudere’ respondenten (65 – 75 plus). Met andere woorden: bijna 70% van de respondenten is ouder dan 65 jaar.

5. Het combineren van de uitkomsten van déze enquête met andere cijfers van SSW laat duidelijk zien, dat het huurdersbe-stand van SSW vergrijst:- Ruim 1/3 deel (33%) van de SSW huurders is ouder dan 65 jaar. - 57% van de hoofdhuurders van SSW (2800 huurders) is ouder dan 50 jaar.- Bijna 70% van de respondenten is ouder dan 65 jaar.

Deze samenstelling komt in grote mate overeen met het lan-delijk beeld zoals onderzocht door Aedes: Ouderen zijn over-vertegenwoordigd in woningen van de corporaties. Dus ook bij Woonstichting SSW.108

..................

Page 109: Een onbezorgde oude dag?

Deze constatering heeft belangrijke consequenties voor het beleid.

Langer zelfstandig wonen in combinatie met een sterk groei-ende populatie ouderen is alleen daarom al een dominant be-leidsthema niet alleen voor SSW, maar ook voor de samenwer-kingspartners van SSW.

Binnen afzienbare termijn ontstaat er een groeiende groep zorgbehoevende ouderen die zelfstandig moet blijven wonen.

De kern van de toekomstige veranderopgave is daarmee al zichtbaar: het creëren van een dynamische woningvoorraad (bestaand en nieuw) die aansluit en kan mee bewegen met vraag en aanbod van een pluriforme groep ouderen.154

6. Bijna de helft van de respondenten (49%) woont niet gelijk-vloers maar in een eengezinswoning (43%) of fl at zonder lift (6%).

21% woont in een fl at met lift, bijna 18% in een benedenwo-ning en 5% in een bovenwoning.

In zowel ongelijkvloerse woningen als gelijkvloerse wonin-gen zonder lift zullen oudere huurders trappen moeten lopen. Hieruit wordt geconcludeerd, dat relatief veel van de huidige woningen van 50 plussers niet of in beperkte mate geschikt zijn voor minder mobiel wordende ouderen. Oplossingen kun-nen worden gevonden in: doorstroming naar meer geschik-te woningen, opplussen van deze woningen of aangepaste nieuwbouw.

7. Een groot aantal ouderen (ruim 43% van de respondenten) geeft aan in een eengezinswoning te wonen. Deze constatering is beleidsmatig interessant.

In potentie ligt hier een grote kans om doorstroming van ou-deren naar andere, meer geschikte / gelijkvloerse woningen te stimuleren.

Het mes snijdt aldus aan twee kanten: tijdig geschikte huisves-ting voor (klein samengestelde) oudere huishoudens en het

154: Verschillende suggesties zijn uitgewerkt in met name de Vensters 4 en 5 uit hoofdstuk 15.

beschikbaar komen van grote eengezinswoningen voor gezin-nen met kinderen.155

8. De tevredenheid over de huidige woonsituatie is zeer hoog. Maar liefst 81% van de respondenten is hierover tevreden tot zeer tevreden. Respondenten zijn vooral tevreden over de grootte van de woning (70%).

Ze zijn echter beduidend minder tevreden over het geen trap-pen hoeven te lopen om bij de woning te komen (40%) en de gelijkvloerse woning (43%). Deze fors lagere score geldt ook voor het onderdeel “voldoende sociale contacten” (36%).

Een wat hogere tevredenheid geldt voor voldoende voorzie-ningen in de buurt (52%) en de routes openbare weg naar de woning en de toegankelijkheid van voorzieningen (49%).

De tevredenheid van ouderen over hun huidige woonsituatie ligt bij de SSW respondenten lager dan landelijk. Landelijk on-derzoek (Woonmonitor 2015) laat zien dat maar liefst 90% van de ouderen (zeer) tevreden is over hun huidige woonsituatie. Een verklaring voor dit verschil is niet direct te geven.

9. Iets minder dan de helft van de respondenten (49%) geeft aan geen verhuiswens te hebben. Ruim 40% wil misschien in de toekomst verhuizen en 10% oriënteert zich op een andere woning of gaat binnenkort verhuizen.

Van degenen met een verhuiswens geeft slechts 11% aan dit te doen vanuit voorzorg. De reden: men denkt in de toekomst zorg nodig te hebben. Ook geeft slechts 11% aan een gelijk-vloerse woning nodig te hebben vanwege afnemende mobili-teit en een grotere zorgbehoefte.

Aan de respondenten is ook gevraagd hoe de woonsituatie er over tien jaar mogelijk uit zou kunnen zien. 42% verwacht nog steeds in de huidige woning te wonen. 22% wil dit ook, maar geeft aan te willen verhuizen als er aanpassingen en zorg no-dig zijn. Eveneens 22% woont volgens eigen zeggen al in een woning waarin ze oud kunnen worden. 12% denkt over tien jaar te zijn verhuisd: 6% naar een aangepaste woning en 6% naar een nieuwbouwwoning met een zorgarrangement.

155: Verwezen wordt verder naar met name Venster 2 en 5 uit hoofdstuk 15.

109..................

Page 110: Een onbezorgde oude dag?

Geconstateerd wordt, dat er wel wordt nagedacht over verhui-zen, maar dat het grootste deel van de ouderen nog niet in be-weging komt. Ze zijn tamelijk honkvast. Het zo lang mogelijk blijven wonen in de eigen woning wordt als waardevol erva-ren. Een grote groep wil in de huidige woning oud worden.

Een verklaring hiervoor kan zijn, dat de huidige woning mo-menteel nog voldoet aan de wensen en behoeften van de oudere bewoner(s). Maar met de jaren kan de zorgbehoevend-heid toenemen en de mobiliteit af. Ook de partner kan eerder zorgbehoevend worden waardoor de huidige woning niet langer voldoet.

Hoewel niet onderzocht is het de verwachting, dat vanwege de ongelijkvloersheid van de woning (o.a. trappen lopen) een verhuiswens zich het eerste zal manifesteren bij eengezinswo-ningen156

Beleidsmatig interessant is de rol van een eventuele senioren-makelaar / verhuiscoach. Deze functionaris kan door middel van een sterke persoonlijke benadering (o.a. via huisbezoeken) een grotere verhuisbereid onder ouderen op gang brengen door hen stapje voor stapje mee te nemen in het verhuispro-ces. Kennis van zaken, empathisch vermogen, en psycholo-gisch inzicht zijn noodzakelijke eigenschappen voor de senio-renmakelaar om verhuisdrempels weg te nemen. Om ouderen te kunnen ‘verleiden’ dient verder sprake te zijn van een aan-trekkelijk aanbod.157

10. 44% van de respondenten geeft aan, dat de huidige wo-ning geschikt is om ouder in te worden. 40% weet dat nog niet zo en ruim 15% vindt de huidige woning ongeschikt.

Op de vraag of men behoefte heeft aan aanpassingen of voorzieningen in de woning om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen geeft ruim 52% van de respondenten aan géén behoefte te hebben aan aanpassingen of voorzieningen.

156: In een interview met De Volkskrant (18 december 2015) schetst hoofdde-mograaf Jan Latten van het CBS het volgende beeld van de woningmarkt en ouderenhuisvesting: “Op de iets langere termijn zijn er gewoon honderddui-zenden extra huizen nodig. De komende 25 jaar komen er namelijk nog bijna 900 duizend huishoudens bij. De groei komt eigenlijk vooral door alleen-staande 65 plussers. Partners overlijden en degene die achterblijft leeft dan vaak nog decennia. Daarnaast zijn er in die groep ouderen steeds meer men-sen gescheiden. Deze mensen wonen nu nog voor een groot deel in eenge-zinswoningen. De komende jaren zal voor hen behoefte zijn aan huizen waar ze lang zelfstandig kunnen wonen. Gelijkvloers, geen drempels en het liefst op een manier dat ze niet vereenzamen en ook voor elkaar kunnen zorgen”.157: Verwezen wordt verder naar Venster 2 uit hoofdstuk 15.

Hoewel deze uitkomst aansluit bij landelijk onderzoek (ou-deren zijn moeilijk te verleiden tot het doen van preventieve aanpassingen in de woning) is het niettemin een opvallende uitkomst.158 Respondenten is namelijk ook gevraagd aan welke concrete aanpassingen wél behoefte is. Het bovengenoem-de percentage van 52 neemt bij de beantwoording van deze vragen dan af naar 30% als het gaat om “Mobiliteit” en 43% als het “Veiligheid” betreft. Bij doorvragen blijkt er toch meer behoefte te zijn aan aanpassingen (o.a. verwijderen drempels, aanbrengen videofoon).

De verschillende uitkomsten hebben wellicht te maken met het feit, dat ouderen pas serieus gaan nadenken over de ge-schiktheid van hun woning als het echt noodzakelijk wordt. Het gegeven antwoord kan een momentopname zijn.

Dat zou kunnen wijzen op een leeftijdsafhankelijke factor. Daarbij wordt verondersteld, dat naarmate de leeftijd toe-neemt ook de behoefte aan aanpassingen en voorzieningen zal toenemen. Pas op dat moment zou een echt keuzemo-ment kunnen ontstaan: blijven wonen in de huidige woning met woningaanpassingen of kiezen voor een verhuizing naar een andere (meer geschikte) woning.

Zowel uit landelijk onderzoek als uit gesprekken met de lokale belangenhouders blijkt, dat veel ouderen zich onvoldoende of te laat voorbereiden op de toekomst. Uitstelgedrag: Pas als het moet, dan moet het.

Een slimme oudere is op zijn of haar toekomst voorbereid. Voorsorteren op later is noodzakelijk. Hoe ziet mijn toekom-stige woning en woonomgeving eruit? Hoe staat het met mijn sociale netwerk? Onvoldoende nadenken over de toekomst leidt onvermijdelijk op termijn tot problemen. Dan is het vaak te laat en moeten gedwongen ‘keuzes’ worden gemaakt.

Beleidsmatig kan hieruit de conclusie worden getrokken, dat gerichte communicatie noodzakelijk is voor tijdige bewust-wording.159

11. Het merendeel van de respondenten (43%) zou tussen de € 500,-- en € 750,-- huur per maand betalen voor de ideale wo-ning.

158: Verwezen wordt naar Venster 4 uit hoofdstuk 15.159: Verwezen wordt verder naar Venster 1 uit hoofdstuk 15.

110..................

Page 111: Een onbezorgde oude dag?

Bijna 43% zegt tussen de € 400,-- en € 500,-- huur per maand te willen betalen.

Slechts een zeer beperkt gedeelte van de respondenten zou meer dan € 750,-- huur per maand te betalen.

Of men als het erop aan komt ook daadwerkelijk bereid is om de opgegeven huurprijs te betalen is altijd de vraag. Prijs, kwa-liteit, locatie en persoonlijke omstandigheden zijn hierin sterk bepalend.

Uit eerdere themabijeenkomsten met oudere huurders van SSW en vanuit signalen van Huurdersvereniging Woonspraak blijkt, dat de hoogte van de nieuwe huurprijs in de praktijk toch vaak een beletsel vormt om een verhuizing door te zet-ten.160

12. Respondenten is ook gevraagd naar de belangrijkste as-pecten van de ideale (toekomstige) woning.

50% vindt de aanwezigheid van twee slaapkamers het belang-rijkst.Een grote woonkamer en een groot balkon / buitenruim-te volgen op de voet met respectieve 47% en 46%.

Ook uit landelijk onderzoek (o.a. Aedes) blijkt, dat ouderen een extra kamer belangrijk vinden. Deze ruimte wordt vaak be-stemd als werkkamer of logeerkamer.161

13. Uit de enquête blijkt dat veel ouderen nog relatief on-bekend zijn met de verschillende woonvormen. De meeste respondenten weten wel wat een aanleunwoning bij een ver-zorgingshuis is of een seniorenwoning, maar weinig respon-denten zijn bekend met andere mogelijke woonvormen. Groepswonen van Ouderen is nog bij 241 van de 726 respon-denten bekend, maar de mogelijkheden van thuistechnologie (woning met domotica) zijn bij veel respondenten nagenoeg onbekend (79 van de 726 respondenten).

237 respondenten (24.6%) hebben de vraag naar bekendheid met verschillende woonvormen overgeslagen. Gelet op dat hoge percentage wordt aangenomen dat een groot gedeelte van hen onbekend is met al de verschillende woonvormen

160: Een suggestie om hieraan tegemoet te komen wordt behandeld in hoofdstuk 15 Venster 2.161: Aedes Vereniging van Woningcorporaties, Dossiers en thema’s wonen, zorg en welzijn, website 2015.

zoals de kangoeroewoning, moderne hofj eswoning of het Thuishuis.

Vanwege die onbekendheid is het niet verwonderlijk, dat res-pondenten een voorkeur uitspreken voor hen bekende woon-vormen zoals seniorenwoning en aanleunwoning.

Onbekend maakt onbemind en dat is beleidsmatig een inte-ressant punt.

Nieuwe (kleinschalige) woonvormen zijn nodig om daarmee aan te sluiten op de wensen en behoeften van de toekomstige oudere. Communicatie is een belangrijk middel om de be-kendheid voor andere woonvormen te vergroten.162

Dé oudere (als homogene groep met homogene wensen) bestaat niet (langer). Een woningproduct gebaseerd op het principe van ‘one size fi ts all’ sluit steeds minder aan op een kri-tischer wordende groep oudere woonconsumenten.

Zo blijkt uit de literatuurstudie van dit onderzoek, dat diver-siteit in de vraagkant hand in hand zal moeten gaan met diversiteit in het (woning) aanbod. De voorkeur voor verschil-lende woonconcepten hangt samen met de verschillen tussen ouderen.163

14. De interesse onder de respondenten voor wat betreft on-dersteunende- of aanvullende diensten aan huis is beperkt. Ruim 40% geeft aan hiervoor geen belangstelling te hebben.

Mogelijk spelen de kosten voor het afnemen van dergelijke diensten een rol, maar daar is niet naar gevraagd.

De meeste belangstelling gaat uit naar de klusjesman / klus-sendienst (31%), de huishoudelijke hulp (24%) en de glazen-wasser (18%).

15. Respondenten is ook gevraagd of SSW mogelijkheden kan bieden voor extra dienstverlening (o.a. woningaanpassingen, informatie over verschillende woonvormen en mogelijkheden) met als doel langer zelfstandig te kunnen blijven wonen.

De score is zeer opvallend, omdat vooraf een grotere be-kendheid met extra dienstverlening werd verondersteld. Dat blijkt niet het geval. 65% geeft namelijk aan het niet te weten,

162: Verwezen wordt naar Venster 1 uit hoofdstuk 15.163: Verwezen wordt naar Venster 5 uit hoofdstuk 15.

111..................

Page 112: Een onbezorgde oude dag?

16% zegt dat er voor SSW geen mogelijkheden zijn om extra dienstverlening aan te bieden. 18% is wel van mening dat SSW extra dienstverlening kan aanbieden.

Ook opvallend is het antwoord op de vraag of respondenten op de hoogte zijn van het feit, dat SSW ouderen wil helpen aan meer passende woonruimte en dat SSW daarbij persoonlijke begeleiding aanbiedt. Ruim 66% is hiervan niet op de hoogte en 34% wel.

Dat geeft te denken. De reacties van de respondenten zijn daarom beleidsmatig interessant. Het betekent voor SSW een duidelijke opgave op het vlak van communicatie. Zo zal bij-voorbeeld het intensiveren van het programma bevordering doorstroming senioren gecombineerd moeten worden met een intensievere- en gerichtere communicatiestrategie.164

Verder zal in samenwerking met de partners meer gerichte in-formatie moeten worden verstrekt over tal van onderwerpen die voor oudere huurders interessant zijn.165 Om er een paar te noemen: • Hoe krijg ik een goed inzicht in mijn specifi eke woonmoge-

lijkheden?• Hoe moet ik een woningaanpassing aanvragen?• Hoe ziet het programma bevordering doorstroming seni-

oren eruit?• Hoe moet ik de oude woning achterlaten?• Wat gaat de nieuwe huurprijs worden?• Welke voorzieningen zijn er in de buurt? • Is de (nieuwe) woning die ik op het oog heb echt wel lan-

gere tijd geschikt voor mij?• Waar kan ik heen voor maatschappelijke ondersteuning?• Hoe kom ik in aanmerking voor een inleunwoning in het

verzorgingshuis?

16. De noodzaak tot meer en gerichtere communicatie blijkt overduidelijk uit de antwoorden op de vraag in hoeverre men bekend is met begrippen en organisaties op het terrein van wonen, zorg en welzijn.

Goede informatie voorkomt onwetendheid en onduidelijkheid en stelt mensen in staat om verantwoorde keuzes te maken.

164: Verwezen wordt naar Venster 2 uit hoofdstuk 15.165: Verwezen wordt naar Venster 1 uit hoofdstuk 15.

Onder de rubriek Begrippen zijn Thuiszorg (58%), de Wet Maat-schappelijke Ondersteuning (46%) en het Keukentafelgesprek (33%) nog het meest bekend alhoewel dit al een lage score is.

Respondenten zijn in geringe mate op de hoogte van de be-grippen zoals Participatiesamenleving (19%), Zelfredzaamheid / Eigen Kracht (16%), en Beleid achter de Voordeur (2%).

Onder de rubriek Organisaties zijn Vitras Thuiszorg (66%), Stich-ting De Bilthuysen (52%) en de uitvoeringsorganisatie van de WMO Stichting MENS De Bilt (47%) het meest bekend.

Relatief onbekend onder de respondenten zijn de overige ver-zorgingshuizen en thuiszorgorganisaties zoals Cordaan en Wa-rande Wooncentrum Schutsmantel.

De relatieve onbekendheid geldt ook voor de WMO-Advies-raad (15%), De Ouderenraad De Bilt (16%) en het Steunpunt Mantelzorg (17%).

17. Een kleine 15% van de respondenten (131 personen) heeft weleens een Keukentafelgesprek gevoerd met een adviseur van Mens op Maat.

Deze 131 personen is gevraagd naar hun ervaringen met het Keukentafelgesprek.

Hoewel de absolute aantallen te klein zijn om daar een harde conclusie aan te verbinden geeft het wel een impressie. 39% (43 personen) voelden zich serieus genomen, 22% (25 perso-nen) zegt dat een passende oplossing werd geboden, 29% (32 personen) vonden dat er een heel groot beroep werd gedaan op het sociale netwerk en 38% (42 personen) voelden zich van-wege de bezuinigingen toch wel wat afgescheept.

112..................

Page 113: Een onbezorgde oude dag?

113..................

Page 114: Een onbezorgde oude dag?

114..................

Page 115: Een onbezorgde oude dag?

15 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

15.1 VENSTER 1

INFORMATIE, COMMUNICATIE, CENTRALE PORTAL EN IN-

ZET SOCIALE MEDIA

Aanbeveling 1

Neem het initiatief om in samenwerking met de directe

partners één centrale portal / website te ontwikkelen

waarin op een samenhangende wijze alle relevante infor-

matie is opgenomen met betrekking tot wonen, zorg en

welzijn.166

De huidige situatie laat een versnippert en van elkaar

gescheiden ‘communicatielandschap’ zien. De gemeente

levert informatie over de WMO-regeling, SSW over wonin-

gen, Stichting MENS over maatschappelijke ondersteu-

ning, en de zorginstellingen over de zorgfaciliteiten.

Deze gescheiden benadering versterkt juist het beeld van

de ‘gedeelde’ klant in plaats van het ideaal van de ‘onge-

deelde’ klant.

Voor de burgers is het belangrijk om één centraal infor-

matiepunt te hebben waar men terecht kan voor alle vra-

gen en antwoorden. Goede, volledige en centraal ontslo-

ten informatie is essentieel voor het kunnen maken van

de juiste keuzes voor nu of de (nabije) toekomst.

Toelichting / OnderbouwingDe hervormingsagenda van het kabinet en de hieruit voort-vloeiende decentralisatie hebben nieuwe verhoudingen ver-oorzaakt tussen de verschillende beleidsvelden van wonen, zorg en welzijn. Veel betrokkenen zijn (nog) niet goed op de hoogte van het volledige beeld van de nieuwe verhoudingen en spelregels.

Dat geldt voor professionals, maar zeker ook voor burgers. De nieuwe fi losofi e van zelfredzaamheid, zelfregie en eigen kracht vraagt om een cultuuromslag. Zo’n cultuuromslag is lastig. Veel mensen beschikken over on-volledige- en soms gedateerde kennis en zijn daardoor niet in staat om de voor hen juiste keuzes te maken.

166: Directe partners zijn onder meer: de gemeente, Stichting MENS, Zorgin-stellingen, Bewonersvereniging Woonspraak.

Uit gesprekken met de belangenhouders is gebleken, dat mensen het lastig vinden om te anticiperen op hun eigen woon- (en zorgbehoefte) in de toekomst. “We voelen ons nu nog prima”, wordt dan gezegd “ en als het niet meer gaat dan schrijven we ons toch gewoon in bij een verzorgingstehuis”. Niet wetende dat de toegang tot die voorziening is afgeschaft.Gebrek aan goede informatie, onwetendheid, onduidelijkheid, naïviteit en soms zelfs de kop in het zand steken leidt op lange-re of korte termijn onvermijdelijk tot een probleem ‘stroomop-waarts’. Dat wil zeggen dat in de loop der tijd de zorgbehoefte groter zal worden. Eerder nadenken over later en dus anticiperen op beperkingen als gevolg van het ouder worden geeft vaak ruimte voor het maken van bewuste eigen keuzes; het voorkomt dat je straks tot een keuze wordt gedwongen.

Ook uit de enquête gehouden onder oudere SSW huurders blijkt, dat velen onbekend zijn met de nieuwe WMO-begrip-pen en de organisaties die hier mee te maken hebben. (verwe-zen wordt naar hoofdstuk 14).

Dat is een zorgelijke constatering.De overheid verwacht namelijk wel dat burgers zelf (en samen met hun eventuele sociale netwerk / mantelzorger) regie voe-ren over hun situatie en tijdig gaan nadenken hoe ze willen wonen als ze ouder zijn. Dan is goede informatie essentieel om je op die situatie voor te bereiden en om weloverwogen keu-zes te kunnen maken.

Om die keuzes te kunnen maken moeten mensen weten waar ze aan toe zijn. Helaas is veel informatie verbrokkeld, moeilijk vindbaar, té technisch of tegenstrijdig. Iedere organisatie levert (met goe-de bedoelingen overigens) vaak alleen eigen informatie Men-sen zien door de bomen het bos niet meer en vinden daardoor niet de juiste en voor hen passende informatie.

Het is in het belang van alle partijen om te voorkomen, dat mensen onnodig lang moeten zoeken of van het kastje naar de muur worden gestuurd doordat informatie niet centraal beschikbaar is.Dat vormt een stevige blokkade voor de gewenste cultuurom-slag. Als mensen worden gestimuleerd om meer proactief te gaan nadenken over wonen, zorg en ondersteuning dan heeft dat tijd en aandacht nodig. Maar zeker ook beschikbaarheid van volledige kennis en informatie die snel, en overzichtelijk toegankelijk is.

115..................

Page 116: Een onbezorgde oude dag?

Een portal waarbij álle relevante informatie van álle betrokken partijen in wonen, zorg en welzijnsland centraal wordt ontslo-ten komt sterk aan deze wens tegemoet. De voordelen van een centrale portal zijn:1. Integrale beschikbaarheid van informatie geeft betere

mogelijkheden tot regie over de eigen woon- en zorgbe-hoeften.

2. Het past in een moderne klantbenadering. Niet vanuit een houding van de onwetende- en hulpbehoevende cliënt die om zorg of ondersteuning vraagt, maar meer vanuit de zelfsturende- en zelf agenderende cliënt. Die is goed geïn-formeerd en stelt zijn eigen zorg- of ondersteuningsvraag.

3. Betere en meer samenhangende informatie leidt tot een grotere zichtbaarheid van de deelnemende organisaties. Ten aanzien van de content van een centrale website een paar suggesties:• Gemeente informeert over de WMO spelregels, fi nanci-

ele tegemoetkomingen en procedures.• Stichting MENS informeert over zorg- en ondersteu-

ningsaanvragen.• Verzorgingshuizen geven inzicht in de mogelijke zorg-

en servicediensten.• SSW en andere verhuurders leveren een volledig over-

zicht van het woningaanbod: van toegankelijke en geschikte nul treden woningen tot aan servicefl ats, en van aanleunwoningen tot aan verpleeghuisplekken.

• Ook is informatie beschikbaar over nieuwe woonvor-men (zoals het Thuishuis, de woonzorg coöperatie, hof-jeswoning etc.).

• Bij het onderdeel woningaanpassing hoort ook infor-matie over het soort voorzieningen om de woning voor de toekomst geschikt te maken. Concrete antwoorden op vragen zoals: wat heb ik hiervoor nodig, hoe zit het met wet en regelgeving, is het noodzakelijk om een WMO-budget bij de gemeente aan te vragen, wat kan de corporatie doen en hoe is straks zorg en ondersteu-ning geregeld?

• Uitleg over de rol en inzet van de (eventuele) senioren-makelaar c.q. verhuiscoach en doorstroomprogram-ma’s (zie venster 2).

• Opnemen van andere (digitale) producten die een bij-drage leveren om fi jn en zelfstandig te kunnen blijven wonen.

Naast directe partners kunnen ook andere belanghebbenden worden betrokken bij het opzetten van de centrale portal / website wonen, zorg en welzijn.

Winkels bijvoorbeeld spelen wel in op gezinsuitbreiding, maar eigenlijk nog heel weinig op de ouder wordende hulp vragen-de mens. Bij wie kan ik een goede en betaalbare woningaan-passing laten doen en welke winkel hanteert scherpe prijzen voor hulpmiddelen (rollator, domotica)? De centrale portal kan ook ingezet worden om allerlei activitei-ten te promoten zoals: buurtbijeenkomsten, inrichten van een modelwoning, een informatiebeurs etc.

Aanbeveling 2

Neem eveneens initiatief om in samenwerking met di-

recte partners mogelijkheden te onderzoeken en (desge-

wenst) te ontwikkelen voor digitale ontmoetingen: plat-

forms, communities, ondersteuning en dienstverlening

op afstand.

Toelichting / OnderbouwingModerne technologische ontwikkelingen zijn een veelbelo-vende aanvulling op de face-to-face contacten.In de samenleving bestaat soms de gedachte dat er een on-gemakkelijke relatie is tussen ouderen en moderne (digitale) technologie. Telefoons, iPads en dergelijke worden steeds slim-mer en eenvoudiger te bedienen door de touch screen scher-men. Steeds meer ouderen zijn daarom van deze hulpmidde-len gebruik gaan maken.

De digitale revolutie heeft het mogelijk gemaakt om de fysieke afstand tussen burgers onderling en burgers en professionals te overbruggen. Door middel van digitale sociale netwerken is het mogelijk eenzaamheid te bestrijden en mantelzorgers en vrijwilligers gemakkelijker in te zetten.

Een digitaal sociaal netwerk kan de vorm aannemen van een discussieplatform of community waarbij informatie kan wor-den uitgewisseld, maar ook initiatieven kunnen worden onder-nomen. (Via programma’s als Face-time kun je elkaar horen, maar ook zien, en via WhatsApp kun je allerlei groepen samen stellen en wissel je foto’s, video’s en informatie uit).Een community in de vorm van een digitale ontmoetings-plaats kan bijvoorbeeld bestaan uit mantelzorgers die ervarin-gen met elkaar delen.

Slechts een paar voorbeelden van nuttige apps die ook op de centrale website geplaatst kunnen worden:

116..................

Page 117: Een onbezorgde oude dag?

• Speciale apps waarbij burgers (ouderen) om vrijwilligers-hulp kunnen vragen. De App “We Helpen” bijvoorbeeld is een online marktplaats voor het vinden en verbinden, organiseren en delen van hulp. Via de website en App kunnen mensen hulp vragen en aanbieden. Het is dichtbij georganiseerd: de App toont alle hulpvragen in de buurt waarop je kunt inschrijven (regelen van vervoer, bood-schappen doen voor mensen met een beperking etc.).

• Een andere handige App is “Peerby”. Een site waar je spul-len kan lenen van mensen in de buurt op een snelle en veilige manier. Waarom nog spullen kopen als je het ook kunt lenen? Peerby is daarom goed voor de portemonnee, bevordert de sociale contacten in de buurt en is ook nog eens duurzaam.

• Eerder noemde ik al de website “Helping.nl”; een bemidde-lingsplatform voor schoonmaakhulp aan particulieren.

Via de centrale portal (zie aanbeveling 1) of gewoon via de iPad kan een wijkverpleegkundige op afstand ondersteuning bie-den aan zelfstandig wonende ouderen (bijvoorbeeld beant-woorden van praktische vragen zoals het gebruik van medica-tie).

Geriaters hebben in de ouderenzorg veel kennis en ervaring opgedaan over valongelukken bij ouderen. Een valpartij bete-kent nogal eens het einde van zelfstandig wonen en het begin van verpleeghuiszorg.De centrale portal is ook uitermate geschikt om geriaters hun verhaal te laten vertellen over het treff en van valpreventieve maatregelen bij ouderen.

De centrale portal kan nog aan waarde winnen door een ge-zamenlijk webcareteam op te richten. Allerhande vragen op het vlak van wonen, zorg en welzijn die gesteld worden op de website, of op de sociale media (zoals Facebook of Twitter) of via nieuwe communities kunnen door dit team realtime wor-den behandeld.

Ook voor ouderen wordt het toepassen van moderne (digitale) technologie steeds makkelijker. Zowel voor ouderen als voor zorg- en hulpverleners kan dat een waardevolle aanvulling betekenen.

15.2 VENSTER 2

INTENSIVEREN EN OPTIMALISEREN BESTAAND BELEID EN

PROGRAMMA’S

Aanbeveling 1

Zet in op een hogere ambitie van het lopende programma

“bevordering doorstroming senioren” om het doorstro-

men en verhuizen gemakkelijker en aantrekkelijker te

maken, én om meer grote (eengezins) woningen beschik-

baar te krijgen.

Het bereiken van die hogere ambitie wordt versneld door:1. Het aanstellen van een verhuisspecialist voor senioren: de

seniorenmakelaar c.q. verhuiscoach.2. Het gelijktijdig uitbreiden van het instrumentarium om

verhuisdrempels zoveel mogelijk weg te nemen.

Toelichting / OnderbouwingEen aantal jaren geleden is SSW gestart met een pilotpro-gramma “Bevorderen doorstroming senioren” met als doel om meer dynamiek aan te brengen in de woningmarkt. De inhoud van dit programma heb ik in hoofdstuk 11 beschreven.

Er is inmiddels de nodige ervaring opgedaan met het pilotpro-ject en er bestaat belangstelling voor. Op grond van die be-langstelling, de volkshuisvestelijke meerwaarde, en de bijdrage aan het langer zelfstandig wonen van ouderen is het gerecht-vaardigd om aan te koersen op een hogere ambitie van het programma.Die hogere ambitie kan worden bereikt door het programma te intensiveren en uit te breiden.

Dat kan op twee manieren:1 Aanstellen van een speciale seniorenmakelaar c.q. verhuis-coach binnen SSW167

Ruim 1/3 deel van de huurders van SSW is ouder dan 65 jaar. 2800 huurders zijn inmiddels ouder dan 50 jaar (57%). Er ko-men dus steeds meer ‘nieuwe’ ouderen bij. Het gevolg is een nóg grotere vergrijzing van het huurdersbestand. En al die huurders worden geacht langer zelfstandig te blijven wonen.

167: Dit hoeft geen nieuwe formatieplaats te zijn. Het specifi eke takenpakket zoals wordt uitgewerkt in deze aanbeveling kan ook worden ondergebracht binnen een al bestaande functie.

117..................

Page 118: Een onbezorgde oude dag?

In de nabije toekomst komt er dus een groeiende groep zorg-behoevende ouderen die zelfstandig willen en moeten blijven wonen. Wonen en zorg worden daarom steeds belangrijker.Het kan goed zijn dat de huidige (grote) woning momen-teel voldoet aan de wensen en behoeften van de oudere bewoner(s). Maar met de jaren neemt de zorgbehoevendheid toe en de mobiliteit af. Ook de partner kan eerder zorgbe-hoevend worden waardoor de huidige woning niet langer voldoet. Het traplopen gaat moeilijker, de tuin die langzaam verwaarloost.

De vraag is of er in die situatie sprake kan zijn van geschikt wonen, of dat woningen geschikt gemaakt kunnen worden (nul treden woningen, kleine aanpassingen, opplussen) of dat verhuizen naar een kleinere aangepaste woning toch wel de beste optie is.

Het vinden van een geschikte woning waarin je comfortabel oud kunt worden is geen simpele opgave. En als je zo’n wo-ning vindt, dan moet er vaak nog een hoop worden geregeld. Drempels kunnen ouderen ervan weerhouden om de stap te zetten naar een meer passende woning. Verhuizen is voor ve-len een grote stap: gehechtheid aan de buurt, opzien tegen de rompslomp van een verhuizing, een hogere huurprijs voor de nieuwe woningen zijn zomaar een paar van die drempels.

Wil een verhuizing kans van slagen maken dan zijn persoon-lijke aandacht en contact, informatie en het opruimen van ver-huisdrempels essentiële elementen, aldus een van de conclu-sies uit het rapport “Senioren in Beweging” van Platform 31.168

Volgens de opstellers van het rapport speelt een senioren-makelaar c.q. een verhuiscoach in dit (ook psychologische) matchingsproces een cruciale rol. Naast kennis van zaken is het beschikken over empathisch vermogen een kernkwaliteit voor een dergelijke functionaris.

De seniorenmakelaar is voor de huurders een vast aanspreek-punt.Deze functionaris gaat eveneens bij ouderen op huisbezoek, luistert goed naar hun wensen, neemt ze stapje voor stapje mee in de afweging van een mogelijke verhuizing en levert daarbij zoveel mogelijk maatwerk. Bij de een beperkt zich dat tot het helpen bij het reageren op het woningaanbod. Bij anderen is een totaalpakket aan maat-

168: Platform 31, Senioren in beweging / handreiking voor de doorstroming van senioren, december 2014

regelen nodig zoals bijvoorbeeld hulp en ondersteuning bij de verhuizing. Steeds staat de persoonlijke klantbenadering, het op weg hel-pen en het ‘ontzorgen’ voorop.De seniorenmakelaar c.q. verhuiscoach werkt nauw samen met maatschappelijke partners (adviseurs zorg en welzijn van Mens Op Maat, wijkverpleegkundige, huisarts) om tot een zo’n goed mogelijk advies te komen.169 Inzichtelijk maken van wat wel en niet mogelijk is en waar rekening mee moet worden gehouden bij een verhuizing. Maar altijd samen op zoek naar de beste oplossing.

In het eerder aangehaalde rapport van Platform 31 is het func-tioneren van een seniorenmakelaar bij woningcorporatie Vido-mes geëvalueerd. Uit deze evaluatie blijkt, dat de eff ectiviteit van een eigen seniorenmakelaar hoog is. Er zijn bij Vidomes meer eengezinswoningen vrij gekomen, er zijn relatief langere verhuisketens ontstaan en verhuisde senioren zijn zeer te spreken over de ondersteuning door de seniorenmakelaar.Voorwaarde is wel dat de seniorenmakelaar moet kunnen be-schikken over een gereedschapskist met goede instrumenten. (Een aantal van deze instrumenten komt bij het volgende punt aan de orde).

Bovendien is de seniorenmakelaar bij uitstek de functiona-ris die vanuit SSW deel zou kunnen nemen aan het sociale wijkteam van de Stichting MENS. Immers alle kennis over de klantvraag (achtergronden wensen en behoeften) is bij deze persoon aanwezig. Adviezen van het sociale team kunnen aan kracht winnen door de ervaring van de seniorenmakelaar hierin te betrekken. (zie verder Venster 3).

2 Uitbreiden keuzemenu bij verhuizingEr zijn allerlei drempels en blokkades die mensen ervan weer-houden om te verhuizen. Wil de seniorenmakelaar c.q. verhuiscoach eff ectief kunnen optreden dan moeten er instrumenten beschikbaar zijn om huurders te ‘ontzorgen’ en te ‘verleiden’. Een belangrijke con-statering in het eerder genoemde rapport van Platform 31.De ‘gereedschapskist’ moet goed gevuld zijn. Het huidige instrumentarium van SSW bestaat uit een keuzemenu van € 1.500,-- voor activiteiten en € 500,-- ter voorkoming van dub-bele huurlasten.

169: De seniorenmakelaar c.q. verhuiscoach is thans geen offi ciële functie bin-nen SSW.

118..................

Page 119: Een onbezorgde oude dag?

Vanuit het SSW klantenpanel maar ook in een speciale thema-bijeenkomst van Bewonersvereniging Woonspraak kwamen nog een aantal belangrijke verhuisblokkades aan de orde te weten: de huursprong bij verhuizing naar een andere woning en de regeling rond de zelf aangebrachte voorziening in de oude woning.170

Ook ander onderzoek (van onder meer Platform 31) geeft aan, dat ouderen meer bereid zijn om te verhuizen van een een-gezinswoning naar een kleinere woning indien het verschil in huurprijs niet te groot is en dat de corporatie hen begeleidt bij de verhuizing.

SSW zou er daarom goed aan doen om nieuwe instrumenten aan de ‘gereedschapskist’ ‘ toe te voegen.De volgende instrumenten worden aanbevolen:• Een veel soepeler beleid van SSW rond de regeling rond

de zelf aangebrachte voorzieningen.(Nu kunnen bewoners die € 1.500,-- hiervoor inzetten).

• Starten van een experiment om korting te geven op de huurprijs van de nieuwe woning. In de uitwerking kan wor-den gedacht aan het meenemen van de oude huurprijs, het meenemen van het percentage van de maximaal rede-lijke huur van de oude woning, een tijdelijke- of een stan-daard korting op de nieuwe huurprijs. Het tekort aan huur-ontvangsten zou kunnen worden gecompenseerd door de achter te laten woning in huurprijs te verhogen.

Het project Bevordering Doorstroming Senioren mag een tandje scherper. Het inschakelen van een speciaal aangestelde seniorenmakelaar c.q. verhuiscoach in combinatie met het inzetten van extra instrumenten levert daarom een stevige im-puls op om versneld de hogere ambitie te kunnen halen.

Het verdient verder aanbeveling om het intensiveren van het doorstroomprogramma te combineren met een gerichte com-municatiecampagne. Uit de enquête onder oudere huurders blijkt, dat slechts 33% weet dat SSW ouderen wil helpen aan meer passende woonruimte.

Aanbeveling 2

Faciliteer (bij gebleken behoefte) actief mogelijkheden

om mantelzorgers direct in de buurt te laten wonen van

degenen die afhankelijk zijn van mantelzorg. Dit is vooral

een oplossing voor iemand (vader, moeder, familielid of

vriend) die veel toezicht nodig heeft.

170: Deze themabijeenkomst van Bewonersvereniging Woonspraak vond plaats in april 2015 en was bestemd voor oudere huurders van SSW.

Concreet kan dit uitgevoerd worden door het toewijzen

van een woning in de directe omgeving van de zorgvra-

ger, door het plaatsen van mantelzorgwoning in de tuin

van de zorgvrager of door het creëren van een kangoe-

roewoning, duo-woning of schakelwoning.

Toelichting / OnderbouwingIn het verleden werd nogal terughoudend gereageerd op ver-zoeken van mensen die dichter in de buurt wilden wonen bij iemand die zorg en ondersteuning nodig had. Mantelzorgers kregen daardoor te maken met een (lange) reistijd dat voor een extra belasting en kosten zorgde.

De mogelijkheden zijn vanaf 1 juli 2015 echter verruimd.171 In de nieuw vastgestelde Regionale Huisvestingsverordening is voor het eerst een mantelzorgindicatie toegevoegd. Het Col-lege van B en W is bevoegd om in het geval van langdurige zorg (mantelzorg voor minimaal acht uur per week) om per mantelzorgindicatie één urgentie af te geven. Mantelzorgver-lener en ontvanger dienen beiden ingeschreven te staan als woningzoekende.In het bezit van een urgentie zijn betekent, dat men met voor-rang wordt geholpen aan woonruimte (in de buurt van de ont-vanger).(zie verder ook paragraaf 12.4).

Ondernemers zagen een gat in de markt en hebben inmiddels een heel assortiment kant-en-klare mantelzorgwoningen ont-wikkeld die in de achtertuin geplaatst kan worden. De woning is snel te plaatsen en snel te verwijderen als de mantelzorg niet meer nodig is. De woningen zijn verder leverbaar met allerlei aanpassingen.

Sinds 1 november 2014 is er geen vergunning van de gemeen-te meer nodig voor een mantelzorgwoning. Er wordt een vrijstelling van beperkende regels uit het bestaande bestem-mingsplan verleend, meestal voor de duur van de mantelzorg.Aparte huisnummers aanbrengen is gewenst, anders is er al snel sprake van een gemeenschappelijke huishouding en dat kan fi nanciële consequenties hebben voor eventuele uitkerin-gen, aldus Mezzo de Landelijke Vereniging van Mantelzorgers en Vrijwilligerszorg.172

171: Het is niet duidelijk of de verruimde mogelijkheden al bij betrokkenen bekend zijn. Het verdient in ieder geval aanbeveling de mogelijkheden te communiceren.172: Mezzo Landelijke Vereniging van Mantelzorgers en Vrijwilligerszorg, Mantelzorg en Wonen, Mezzo 2014.

119..................

Page 120: Een onbezorgde oude dag?

De aanschaf van zo’n klant-en-klare mantelzorgwoning is niet goedkoop. SSW zou via een huurconstructie een dergelijk ini-tiatief haalbaar kunnen maken. Een dergelijke woning is in de tijd gezien meerdere keren te gebruiken en vanwege de ver-plaatsbaarheid is het een fl exibel product.

Een andere mogelijkheid is het creëren van een kangoeroewo-ning, duo-woning of schakelwoning. Dit zijn twee zelfstandige woningen die geschakeld zijn, zodat de mantelzorger gemak-kelijk in de woning kan komen van degene die hij verzorgt. De mantelzorger bewoont meestal de grotere hoofdwoning.(zie ook Venster 4).Ook andere creatieve oplossingen worden uitgeprobeerd.173

Zijn al die mogelijkheden er niet, dan kan mogelijke overbe-lasting van mantelzorgers worden beperkt door de inzet van thuistechnologie (bewegingsmelder, rookmelder met alar-mopvolging etc.). (Zie ook Venster 5).

15.3 VENSTER 3

DUURZAME KETENSAMENWERKING EN ACTIEVE ROL IN

HET SOCIALE DOMEIN

Aanbeveling 1:

Organiseer in samenspraak met de partners een werkcon-

ferentie bestemd voor besturen, directie, en beleidsme-

dewerkers van organisaties die betrokken zijn in de keten

wonen, zorg en welzijn.

Doel van deze werkconferentie is het inzichtelijk maken

van de vraag wat nodig is om het ideaal van de ‘ongedeel-

de klant’ haalbaar te maken.

Het antwoord op die vraag bepaalt in hoge mate de mo-

gelijkheid om 24 / 7 integrale zorg- en dienstverlening in

levensloopbestendige wijken te realiseren.

De werkconferentie kan tevens een opstap vormen voor

het oprichten van een permanent overlegplatform tussen

de verschillende organisaties.

173: Woningcorporaties krijgen steeds meer huurders met behoefte aan zorg en gezelschap, doordat mensen vaker zelfstandig blijven wonen. Hoe kun je daar op een simpele manier aan tegemoet komen?Wooncorporatie Woonwaard bedacht de “Buurwoning”: twee huurders of huishoudens kunnen een aanvraag indienen bij de corporatie om tegelijker-tijd een woning naast of bij elkaar toegewezen te krijgen. Bijvoorbeeld twee tienermoeders of ouderen die elkaar helpen en daardoor een stuk zelfredza-mer zijn.Op die manier hebben ze de voordelen van bij elkaar wonen, en heeft ieder toch zijn of haar eigen plekje en eventueel recht op huurtoeslag.Wooncorporatie Woonwaard, E-Nieuwsbrief over de Buurwoning, website 23 juni 2015.

Toelichting OnderbouwingIedere organisatie doet zijn best om voor cliënten het beste re-sultaat te behalen. SSW doet dit door woonruimte (al dan niet aangepast) aan te bieden, de verzorgingshuizen doen dit door zorg en ondersteuning te verlenen, Stichting Mens De Bilt door maatschappelijke ondersteuning te regelen, de gemeente als regievoerder van de WMO etc.

Alleen al door deze deelbenaderingen wordt een cliënt al snel ‘opgeknipt’ in vier dimensies: een cliënt met een woonvraag, een cliënt met een zorgvraag, een cliënt met een ondersteu-ningsvraag en een cliënt met WMO-indicatievraag.

Kan dat allemaal niet effi ciënter en klantgerichter? Meer vanuit het principe van één ongedeelde vraag en één ongedeelde klant?Ja dat kan! Het middel heet organisatiekracht.Dat betekent wel, dat alle betrokken organisaties beter en meer zouden moeten samenwerken en kwaliteit laten preva-leren boven eigen ‘cliëntelisme’ en onderlinge concurrentie. Maar ook met meer begrip voor elkaars belangen. Met andere woorden: meer samenspel dan steekspel.

Inzetten op organisatiekracht betekent dan: meer gezamenlijk kennis delen, meer samenwerken, betere onderlinge afstem-ming, algemeen klantbelang boven eigen klantbelang, en zor-gen voor een goede lokale structuur en dienstverlening.Dat zijn de noodzakelijke ingrediënten om invulling te geven aan het concept van 24 / 7 zorg en ondersteuning in levens-loopbestendig gemaakte wijken.

Een wijk met goede basisvoorzieningen heeft voor de langer zelfstandig wonende oudere een grote meerwaarde. Een der-gelijke wijk is levensloopbestendig ingericht met een goede zorginfrastructuur (ook bijvoorbeeld met een regeling rond mobiliteit zoals een boodschappen bus).In zo’n wijk heeft iedere partner zijn verantwoordelijkheid genomen. Eigenlijk heel simpel: SSW zorgt voor geschikte wo-ningen en de partners voor zorg, welzijn en ondersteuning om het langer zelfstandig wonen in de eigen vertrouwde omge-ving mogelijk te maken.

Wonen, zorg en welzijn moeten daarom niet kunstmatig wor-den gescheiden. Die deelterreinen zijn zowel inhoudelijk als or-ganisatorisch met elkaar verweven. Een integrale benadering betekent dat in het belang van de klant wordt samengewerkt

120..................

Page 121: Een onbezorgde oude dag?

met andere organisaties en aanbieders. De samenwerkende partners pakken de vraag van de klant op en voorkomen daar-mee het klassieke ‘van het kastje naar de muur’ verhaal.

De wijkservicepunten zullen hierdoor aan kracht winnen en worden meer zichtbaar.Tegen deze achtergrond verdient het sterke aanbeveling wan-neer besturen en directies van wonen, zorg en welzijnsinstel-lingen samen met de gemeente komen tot het oprichten van een permanent overlegplatform. Zaken die in het werkveld spelen en waarvoor een gezamenlijke oplossing gewenst is komen in het Platform aan de orde. En verder natuurlijk op hoofdlijnen een integrale afstemming van beleid waarbij de vraag en de behoefte van de cliënt centraal staat. Het Platform is daarom ook een prima middel om gezamenlijk te werken aan cultuurverandering.

Kennisdeling en -uitwisseling zijn niet alleen bestemd voor besturen en directies van al die verschillende organisaties. Dat zou ook moeten gelden voor de uitvoerende medewerkers die binnen die organisaties werkzaam zijn.Het is daarom eveneens sterk aan te bevelen om in eerste in-stantie medewerkers met klantcontacten (recepties, bewo-nerszaken / cliëntenzaken) te trainen en te scholen. Het doel hiervan: op de hoogte zijn van wat bij andere orga-nisatie speelt, elkaars taal spreken en begrijpen en weten hoe wonen, zorg en welzijn in deze gemeente is georganiseerd.

Op die manier ontstaat een vruchtbare kruisbestuiving en ko-men ook medewerkers meer te weten over elkaars werkterrein en vraagstukken.Dat maakt de dienstverlening een stuk professioneler. Klant-vragen worden beter beantwoord en er wordt beter door verwezen.Zo zouden medewerkers van SSW (wijkbeheerders, opzichters etc.) een training kunnen krijgen in het beter herkennen en sig-naleren van bijvoorbeeld eenzaamheid, en verwaarlozing.

Aanbeveling 2:

Neem actief deel aan het sociaal team binnen de gemeen-

te De Bilt.

Medewerkers van SSW (o.a. opzichters, wijkbeheerders,

wijkconsulent en servicemedewerker) komen regelmatig

bij veel huurders thuis over de vloer. Dat biedt de mede-

werkers gelijk een goede gelegenheid om tijdig eventuele

problematische woon- en leefomstandigheden te signa-

leren.

Maar SSW is geen zorg- of hulpverlener.

SSW wil die specifi eke kennis rond vroeg signalering nut-

tig inzetten en wil daarom actief deelnemen aan een soci-

aal team binnen de gemeente De Bilt.

Een sociaal team is namelijk een belangrijk steunsysteem

in de wijk. Het staat dichtbij de burger, is zichtbaar aan-

wezig, werkt met verschillende disciplines samen en deelt

onderlinge kennis en ervaringen.

Vanuit die gezamenlijkheid is het sociaal team in staat

vraagstukken eff ectief aan te pakken.

Het formaliseren van samenwerking in een team geeft bo-

vendien continuïteit en de zekerheid dat kennis, aanpak

en uitvoering zijn geborgd. Voor de burger (cliënt) wordt

de kans dat een signaal tussen wal en schip valt vele ma-

len kleiner.

Toelichting / OnderbouwingMet de decentralisaties komt de regie over het sociale domein grotendeels bij gemeenten te liggen. Op veel plaatsen willen gemeenten de eerste lijn versterken door de inzet van sociale wijkteams. De gemeente draagt vanuit die verantwoordelijk-heid ook zorg voor de fi nanciering hiervan.

Movisie (een landelijk kennisinstituut en adviesbureau voor sociale vraagstukken) hanteert de volgende omschrijving van een sociaal wijkteam:een sociaal wijkteam heeft over het algemeen zowel een zorg-component, een ondersteuningscomponent als een samenle-vingsopbouwcomponent.174 Het doel is wijkbewoners te acti-veren, te helpen participeren, en hen te ondersteunen in hun sociaal en maatschappelijk functioneren.Sociale wijkteams werken het beste wanneer ze op een zo breed mogelijk draagvlak steunen bij alle betrokkenen.

Interdisciplinaire wijkteams zijn vooral actief in de eerste lijn; ze zijn het eerste aanspreekpunt. De professionals werken voor bewoners, vrijwilligers, en cliënten als generalisten en beschik-ken binnen het team over specifi eke expertise op verschillen-de terreinen. Daarbij kunnen ze het merendeel van de vraag in een wijk oppakken. Bij meer complexe of specialistische vra-

174: Movisie, Naar een succesvol sociaal wijkteam: de blauwdruk bestaat niet, mei 2014.

121..................

Page 122: Een onbezorgde oude dag?

gen kunnen zij snel schakelen met specialisten in de tweede lijn.

Burgers en groepen in kwetsbare omstandigheden kunnen door de integrale aanpak veel profi jt hebben van zo’n sociaal wijkteam. Bijvoorbeeld over kwesties als sociaal-economische tekorten, armoede, goedkope- en betaalbare huisvesting, ver-waarlozing, verwardheid, vereenzaming, gebrek aan sociale netwerken en toegang tot voorzieningen.

Het is denkbaar, dat (o.a.) kwetsbare ouderen onder de radar van de WMO blijven en daardoor niet de noodzakelijke hulp krijgen waar ze recht op hebben. Medewerkers van SSW kun-nen bij hun huisbezoeken eventuele problemen signaleren rond woon- en leefomstandigheden. Het doorgeven van deze signalen aan een sociaal team voorkomt dat bewoners die zorg of begeleiding nodig hebben tussen wal en schip vallen.In de nieuwe Woningwet zijn woonmaatschappelijk werk en initiatieven om beleid achter de voordeur te ontwikkelen toe-gestane activiteiten voor woningcorporaties.Een gezellig vast eetadres in de buurt.

Wanneer in het kader van vroeg signalering eenzaamheid wordt waargenomen dan kan het sociaal wijkteam bijvoor-beeld contact leggen met de Stichting Eet Mee. Een initiatief waarbij je als oudere bij iemand in de buurt kan komen eten, je verhaal kwijt kunt maar ook om verhalen van anderen te horen. Informele zorg (maatjesproject, vrijwilligerscentrale) is een an-dere mogelijkheid om eenzaamheid en isolement te voorko-men. Net zo goed als het nieuwe burenproject van SSW waar-bij nieuwe huurders een vlaaien bon krijgen met de bedoeling dat ze hun buren uitnodigen voor een kop koffi e.Dergelijke vormen van sociale ontmoeting zijn daarom erg waardevol. 1 euro welzijn bespaart misschien op den duur 5 euro zorg.

In paragraaf 12.5 heb ik aangegeven, dat de Stichting MENS veel mogelijkheden ziet tot vernieuwing. Zo zouden de huidi-ge wijkservicepunten kunnen worden omgebouwd tot sociale wijkteams, waar medewerkers informatie en advies geven, het keukentafelgesprek voeren en waar kortdurende hulp wordt geboden.Stichting MENS De Bilt denkt daarbij aan een kernteam be-staande uit maatschappelijk werk, adviseurs zorg en welzijn (Mens op Maat), cliëntondersteuners, sociale dienst én een

professionele schil rond het kernteam zoals de wijkverpleeg-kundige. Aanbevolen wordt om SSW op te nemen in deze schil. Daar-bij kan een belangrijke rol zijn weggelegd voor een mogelijk nieuw aan te stellen functionaris: de seniorenmakelaar c.q. ver-huiscoach. (zie verder Venster 2 / Aanbeveling 1).

Per 1 januari 2016 is het sociale team van start gegaan

15.4 VENSTER 4

VERANDEROPGAVEN BESTAANDE WONINGVOORRAAD

Scan Woningvoorraad , Opplussen, Experimenteren met

Transformatie en Levensloopbestendig Renoveren

Aanbeveling 1:

Voer een bouwkundige scan uit om een beter en gedetail-

leerder inzicht te krijgen in het kwantitatieve- en kwali-

tatieve ‘profi el’ van de bestaande woningvoorraad van

SSW. Deze scan biedt ook inzicht in de potentiele toegan-

kelijkheid, geschiktheid, aanpasbaarheid, duurzaamheid

en comfortniveau van de woningvoorraad. Dit inzicht is

noodzakelijk om ouderen de mogelijkheid te geven lan-

ger zelfstandig thuis te blijven wonen.

Begin met het opstellen van een gezamenlijk gedragen

projectplan en voer die scan niet alleen als SSW uit.

Neem het initiatief om de lokale partners op het terrein

van wonen, zorg en welzijn inclusief vertegenwoordigers

uit de doelgroep uit te dagen tot het voorbereiden en uit-

voeren van een gezamenlijke scan.

Toelichting / OnderbouwingOuderen moeten en willen langer zelfstandig blijven wonen. Maar is de bestaande woningvoorraad wel voldoende toege-rust op langer zelfstandig wonen, langdurige zorgbehoeftes en zorgvragen?Volgens het CBS wonen in 2020 1 miljoen 65 plussers alleen. Van de 75 plussers is dat meer dan de helft.175

Het kan goed zijn dat de huidige woning momenteel voldoet aan de wensen en behoeften van de bewoner(s) in kwestie. Dat is echter een momentopname. Met de jaren neemt de zorgbehoevendheid toe en de mobiliteit af. Ook de partner

175: CBS, demografi e van de vergrijzing, geraadpleegde website CBS.

122..................

Page 123: Een onbezorgde oude dag?

kan eerder zorgbehoevend worden waardoor de huidige wo-ning niet langer voldoet.

Verwacht mag daarom worden dat in de nabije toekomst er een groeiende groep zorgbehoevende ouderen komt die zelf-standig blijft wonen. Dit geldt ook voor SSW De Bilt: ruim 1/3 deel van de huurders is boven de 65 jaar en ruim 57% is 50 jaar of ouder: bijna al 6 op de 10 huurders.

Kortom: de demografi sche druk is groot. Om hierop voor te sorteren en tijdig maatregelen te treff en is het van wezenlijk belang inzicht te hebben in het ‘profi el’ van de bestaande wo-ningvoorraad.Het draait allemaal om de vraag of woningen uit de voorraad al geschikt zijn of geschikt gemaakt kunnen worden voor het langer zelfstandig laten wonen van ouderen (nultreden wonin-gen176, kleine aanpassingen).

SSW heeft een overzicht van nultreden woningen, maar niet iedere nultreden woning heeft daarmee ook direct het predi-caat geschiktheid. Enkel de aanwezigheid van een lift in een complex lost niet alles op. Zo kan de hoogte tussen galerijvloer en de entree van de woning te hoog zijn, kunnen er hinderlijke drempels in de woning aanwezig zijn, zijn er te smalle deuren of is de badkamer misschien ongeschikt.

Een bouwkundige scan levert belangrijke informatie op. Enerzijds is bekend welke woningen direct geschikt zijn voor zelfstandige bewoning door ouderen. Anderzijds laat het zien welke woningen potentieel geschikt zijn om in aanmerking te komen voor aanpassingen. Het maakt tevens inzichtelijk waar ouderen (55-plussers) wonen.

Bij het uitvoeren van de scan zal de nadruk vooral liggen op etagewoningen en benedenwoningen en (behoudens een ex-periment) niet zo zeer op het geschikt maken van eengezins-woningen. Dit houdt verband met het beleid om de doorstro-ming uit deze (schaarse) woningtypen te bevorderen.

Aldus geven de uitkomsten van de scan een nauwkeurig beeld van de technische mogelijkheden en behoeften om woningen geschikt te maken door middel van opplussen, transformatie

176: Nultreden woningen zijn woongelegenheden waarbij de ingang van de woning en de primaire woonruimten, vertrekken (zoals keuken, badkamer, woon-en slaapvertrekken) toegankelijk zijn zonder trap te hoeven lopen.

en renovatie. Het levert basisinformatie voor het Strategisch Voorraad Beleid.

Aantallen aan te passen woningen, de fasering en de fi nan-ciële gevolgen worden vervolgens inzichtelijk gemaakt in de meerjarenbegroting. Over de ambitie en mogelijkheden (maar ook onmogelijkheden) wordt transparant gecommuniceerd met de samenwerkingspartners en vertegenwoordigers uit de doelgroep zodat de wederzijdse verwachtingen realistisch zijn. (Een verdere uitwerking hiervan volgt onder aanbeveling 2 van dit Venster).

In de dagelijkse praktijk van de woonruimteverdeling wordt geconstateerd, dat veel oudere woningzoekenden niet goed weten welke keuzes ze bij een verhuizing moeten maken omdat de informatie met betrekking tot het woningaanbod beperkt is.De uitkomsten van een zorgvuldig uitgevoerde scan kunnen ook worden ingezet om ouderen met een potentiele verhuis-bereidheid goed te informeren.

In dit verband is het initiatief van de Stichting Woonruimte-verdeling Utrecht (augustus 2015) een goede stap op weg om deze groep ouderen op basis van heldere informatie goede keuzes te laten maken. Het is namelijk de bedoeling dat voor eind 2015 de oudere woningzoekende met een zorgbehoefte (fysieke beperking) in één oogopslag kan zien of de aangeboden woning voor hem of haar geschikt en toegankelijk is. Elke woning op de website van Woningnet is dan geïndiceerd op toegankelijkheid.Toegankelijke woningen zijn inmiddels op Woningnet voor-zien van een pictogram waarbij een onderscheid is gemaakt tussen gelijkvloerse woningen, rollatorwoningen of rolstoel-woningen.Deze woningzoekenden kunnen dan simpelweg ‘toegankelijk-heid’ als woonwens opnemen en krijgen dan het beschikbare aanbod in beeld.

De bouwkundige scan kan op diverse manieren worden uitge-voerd, waarbij ook de mogelijkheid bestaat om de doelgroep hier direct bij te betrekken. Zo’n gezamenlijke aanpak heeft meerwaarde: het creëert draagvlak en betrokkenheid bij het onderwerp ouder worden en langer zelfstandig wonen in een geschikte woning.

123..................

Page 124: Een onbezorgde oude dag?

Er zijn methoden beschikbaar waarbij oudere huurders digitaal testvragen over hun eigen woning kunnen beantwoorden.177 Vragen over onder andere toegankelijkheid, veiligheid, preven-tieve- en toekomstige aanpassingen. Belangrijk is dat tegelij-kertijd een bewustwordingsproces start doordat inzichtelijk wordt gemaakt welke (toekomstige) aanpassingen nodig zijn om de zelfstandigheid te behouden.Een dergelijke test is laagdrempelig, voorzien van veel foto’s en is ook zonder veel computerervaring te maken.

SSW beschikt inmiddels over een overzicht van toegankelijke woningen.

Aanbeveling 2:

Stel op basis van de uitkomsten van de bouwkundig scan

voor de komende 10 jaar een opplus programma vast

voor met name de etage- en benedenwoningen.

Het (transformatie) programma maakt onderdeel uit van

het reeds aanwezige Strategische Voorraad Beleid en be-

vat naast aantallen, fasering en fi nanciële mogelijkheden

ook een uitgewerkt communicatieplan.

Het opplus programma is een vraag gestuurd instrument.

Dat wil zeggen dat de klantwens centraal staat.

Treedt in overleg met de gemeente over het subsidieren

van woningaanpassingen via de Wet Maatschappelijke

Ondersteuning.

Toelichting / OnderbouwingDe behoeften van mensen en de eisen die zij stellen aan hun woning veranderen. Zolang het kan, willen mensen thuis blij-ven wonen. Nieuwbouw was de afgelopen decennia het ant-woord op elke woningvraag, maar is in de toekomst minder mogelijk vanwege beperkte investeringsruimte, gebrek aan locaties en de betaalbaarheid van nieuwe woningen. Ook daarom is het logisch om naar de bestaande woningen te kijken. Daar zijn er immers het meeste van.Hoe kunnen deze woningen geschikter gemaakt worden voor ouderen zodat daarmee zelfredzaamheid wordt vergroot en er gelijktijdig aandacht is voor preventie en veiligheid?

Door de woning comfortabeler te maken, is heel veel mogelijk. Ook in de sociale huursector. Hoe eerder daarover wordt nage-

177: In het rapport “Iedereen wil oud worden, niemand wil het zijn” van de Provincie Gelderland (november 2014) worden voorbeelden van dergelijke huistesten genoemd. De online instrumenten Huistest en Blijvend Thuis wor-den ook beschreven in “Opplussen nieuwe stijl”, van Aedes-Actiz Kenniscen-trum Wonen-Zorg, 30 juli 2015

dacht, hoe kansrijker. Té lang wachten kan makkelijk leiden tot een gedwongen (verhuis)keuze. Dat betekent dat het onder-werp in het bewustzijn zou moeten komen van elke 55-plus-ser.

Veelal is de fase van het empty-nest (wanneer de kinderen zijn uitgevlogen) er één van bezinning op de woonruimte. Ook al voelen ze zich nog jong, toch is het handig om op dat moment te overwegen een tweede toilet op de slaapverdieping te ma-ken, of een afl opende douchevloer in plaats van een douche-bak. Anticiperen op de toekomst betekent eerder gaan nadenken over later. De hervormingen in de langdurige zorg maakt dat de Nederlander meer besef moet krijgen op welke wijze en waar hij zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Het ‘voorsorteren op later’ is voor de senior huurder van een cor-poratiewoning een heel relevante en ook nieuwe vraag, aldus de onderzoekers van Platform 31.178

Een van de maatregelen die kan worden getroff en is het op-plussen van bestaande woningen zowel in de koopsector als de sociale huursector. Maar wat is opplussen eigenlijk?Niet elke bestaande woning is geschikt om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijvenwonen. Maar in veel woningen valt wel winst te behalen met kleine aanpassingen die deveiligheid, het gemak en comfort van de woning vergroten, oftewel opplussen.

Opplussen gebeurt veelal preventief; om erger te voorkomen. Ná een valpartij is er immers vaak lichamelijke schade en ach-teruitgang. Dan kan het te laat zijn of zijn veel grotere aanpas-singen in de woning nodig. Het opplussen van de woning zou dergelijke valpartijen kunnen voorkomen.

Woningen worden comfortabeler gemaakt met hele prakti-sche aanpassingen.Een aantal voorbeelden van een opplus programma:Seniorenslot op de voor- en achterdeur, elektrische bediening van bovenraampjes, overbrugging van drempels / hoogtever-schillen, extra trapleuning (eengezinswoningen), opklapbaar douchezitje, douchekop met glijstang, antislipvloer douche, wandbeugels douche en toilet, verhoogde toiletpot, diepe onderkasten in de keuken vervangen door lades, het plaatsen van buitenlampen bij de voor- en achterdeur.

178: Platform 31, Senioren in beweging / Handreiking voor de doorstroming van senioren, december 2014

124..................

Page 125: Een onbezorgde oude dag?

Niet onvermeld mag blijven het aanbrengen van rookmelders in ieder vertrek, bij voorkeur ook aangesloten op een alarme-ringssysteem (zie ook Venster 5 onderdeel thuistechnologie).Als ouderen langer zelfstandig blijven wonen dan brengt dat veiligheidsrisico’s met zich mee. Het gebeurt met een zekere regelmaat dat brand uitbreekt en dat ouderen en kwetsbare personen hierdoor worden overvallen en soms niet meer op tijd de woning kunnen verlaten.179

Aedes en Actiz / Kenniscentrum Wonen-Zorg hebben een handreiking gemaakt waarin de eisen zijn opgenomen voor een brandveilige corporatiewoning.180

Naast voorzieningen in de individuele woningen zijn ook com-plexvoorzieningen zoals het aanbrengen van liften bij etage-woningen onderdeel van een opplus programma.

Opplussen vergroot de veiligheid en het comfort. De maatre-gelen kunnen zowel worden uitgevoerd met of zonder een medische noodzaak. Indien sprake is van medische omstan-digheden dan beoordeelt de gemeente als uitvoerder van de WMO de aanvraag. Gemeenten en corporaties werken vaak sa-men wanneer huurders om medische redenen moeten verhui-zen naar een passende woning of de bestaande huurwoning technisch moet worden aangepast.

Een aantal corporaties werkt ook via het principe van vraag gestuurd opplussen. Het aanbrengen van voorzieningen op verzoek van de huurder.181 Er is geen directe medische nood-zaak aanwezig, maar de oudere huurder wil wel meer comfort en veiligheid vanuit preventieve overwegingen. Deze corporaties hebben vaak een keuzepakket waaruit kan worden gekozen.

Ten aanzien van de fi nanciering van dergelijke voorzieningen zijn er diverse mogelijkheden. De huurder betaalt alles zelf, de corporatie betaalt (verhoogt de toekomstwaarde van de wo-ning), een 50 / 50 verdeling of er worden (prestatie) afspraken met de gemeente gemaakt. Immers, de kosten die de corpora-tie maakt voor het treff en van preventieve maatregelen leiden op termijn tot minder aanspraak op de WMO. En dat bespaart de gemeente weer kosten. Met andere woorden: Voor het sub-

179: De Volkskrant, Tientallen bejaarden tijdelijk zonder huis, 21 februari 2015180: Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg, Handreiking corporaties en brandveiligheid, 18 mei 2015.181: Bijvoorbeeld Woningbouwvereniging Bergopwaarts in Deurne. Verder worden in de web special “Opplussen nieuwe stijl” van Aedes – Actiz Kennis-centrum Wonen en Zorg meer voorbeelden gegeven. Verwezen wordt naar het overzicht geraadpleegde literatuur.

sidiëren van woningaanpassingen wordt WMO-geld preven-tief ingezet.

In deze gedachtegang gaan de kosten voor de baat uit. Maar de relatie tussen opplussen en WMO is (fi nancieel) ingewik-keld.Het heeft alles te maken met wie de rekening van de maatre-gelen betaalt. Daarom is het goed om nog even nader in te gaan hoe het opplussen zich verhoudt tot de WMO. Bij het opplussen gaat het om het treff en van preventieve maatregelen in de woning nóg voordat de bewoner in het bezit is van een WMO-indicatie. Het preventief aanpassen kan worden gezien als een vorm van directe comfortverbetering.De WMO regelgeving gaat daarentegen uit van een situatie waar er al iets aan de hand is (niet comfortabel). Pas dan kan in aanmerking worden gekomen voor een indicatie en kosten-vergoeding.

Opplussen is een belangrijke component in het Strategische Voorraad Beleid van een corporatie. Echter, opplussen is niet alleen een exclusieve activiteit van de betreff ende corporatie, maar heeft door zijn uitstraling en eff ect duidelijke raakvlakken met andere organisaties.

Al meerdere malen is het belang van samenwerking bena-drukt. Dat geldt voor het opzetten van een gezamenlijke bouwkundige scan, een projectplan, het betrekken van de doelgroep, maar dat geldt dus ook in sterke mate voor het op-plus programma. Het gaat om het verbinden van de samen-werkingspartners rondom het opplussen en het inzichtelijk maken van de gezamenlijke belangen. Ook hier is weer het principe van organisatiekracht van toepassing.

Opplussen doe je dus niet alleen, maar juist samen. Tegen die achtergrond zal iedere organisatie weloverwogen met het opplussen aan de slag moeten gaan. Daar hoort ook het defi niëren van het individuele- en gezamenlijke belang bij. Een paar voorbeelden van vragen die daarbij aan de orde komen:• Hoe ziet de ontwikkeling van de doelgroep er de komende

jaren uit? • Hoe snel gaat de vergrijzing in de eigen gemeente? • Wat is de behoefte (en eventueel tekort) aan geschikte nul-

treden woningen? • Welke aantallen en woonvormen heb je in de toekomst no-

dig om aan de behoefte te voldoen? • Hoe bevorderen we de doorstroming?

125..................

Page 126: Een onbezorgde oude dag?

• Hoe kun je het beste het grotere beroep op de WMO rege-len in tijden van bezuinigingen?

• Wat is het belang dan van opplussen voor mijn organisatie?• En is het bijvoorbeeld een maatschappelijk belang of een

fi nancieel belang (wie betaalt de rekening)?

Volgens de Provincie Gelderland is het goed om deze vragen en belangen bij aanvang van een opplus initiatief te defi nië-ren. En vervolgens het belang te koppelen aan het beoogde resultaat.Het gezamenlijke belang van het opplussen voor de samen-werkingspartners is door de Provincie Gelderland in de volgen-de belangenkaart tot uitdrukking gebracht.182

1 De gemeente:Een maatschappelijk belang zoals het faciliteren van het zo lang mogelijk zelfstandig wonen van ouderen en het uitvoe-ring geven aan de WMO.Een fi nancieel belang zoals een besparing op verstrekkingen voor woningaanpassingen vanuit de WMO.

2 De corporatie:Een maatschappelijk belang zoals het passend huisvesten van de doelgroep ouderen.Een fi nancieel belang zoals het waarborgen van de verhuur-baarheid op langere termijn. Minder mutatiekosten doordat de woning (vraag gestuurd) passend gemaakt wordt voor de zittende huurder.Maar ook een direct organisatiebelang zoals:• imago als sociale verhuurder met een grote maatschappe-

lijke betrokkenheid.• meer dan 50% van de huurders is (in de nabije toekomst)

senior.• tevreden (en trouwe) huurders.• opplussen is een kwaliteitsimpuls in de woning.• realiseren van doorstroming (naar opgepluste woningen).• opplussen is onderdeel van de prestatieafspraken met de

gemeente.• een schaalgrootte waardoor sneller resultaat kan worden

behaald.

3 Oudere huurders:

182: Provincie Gelderland, Leidraad opplussen van woningen / Handreiking voor gemeenten en corporaties, oktober 2012

Worden door het opplussen gefaciliteerd en kunnen daardoor langer zelfstandig blijven wonen in hun vertrouwde omge-ving.

4 Overige partners:Het leveren van thuiszorg en ondersteunde welzijnsactivitei-ten.

Wat kan er worden gedaan om preventieve maatregelen (woningaanpassingen, opplussen) bij ouderen op een posi-tieve manier onder de aandacht te brengen? Om de boodschap van het opplussen goed over te brengen is communicatie essentieel. Het ‘verkopen’ van maatregelen is een kunst op zich. Vaak worden die maatregelen (slimme han-digheidjes) geassocieerd met zorg en afhankelijkheid. Want je probeert iets onder de aandacht te brengen waarmee men liever nog niet geconfronteerd wil worden.183

Een woningaanpassing, een opplus maatregel appelleert in eerste instantie aan een gebrek, ouderdom en het onvermijde-lijke einde. En in tweede instantie, als men eenmaal bekend is met de aanpassing, aan gemak en comfortverbetering. Ouderen zijn moeilijk te verleiden tot het doen van preventie-ve aanpassingen. ‘Ik ben er nog niet aan toe’ of ‘het zal mijn tijd wel duren’. Jammer, want daarmee doen zij zichzelf te kort.Deze landelijke bevinding wordt bevestigd in het onderzoek onder oudere huurders van SSW. 52% van de respondenten geeft aan geen behoefte te hebben aan aanpassingen of voor-zieningen.

Belangrijk is in ieder geval om goed duidelijk te maken dat het gaat over het gemak en comfort waarvan men nu kan genie-ten en niet alleen over het ‘goed voor later’. En dat ouderen aan de hand van kleine, slimme (en vaak minder kostbare) woningaanpassingen zelf kunnen ervaren wat dit gemak in-houdt.

Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aanbrengen van een lamp bij de voordeur of de thermostatische mengkraan bij de dou-che. Veel mensen zijn wel bekend met deze aanpassingen, maar realiseren zich niet (meer) dat de oorsprong van deze

183: Marketing en communicatie zijn belangrijke instrumenten om ouderen te verleiden aan de slag te gaan met woningaanpassingen. Voorbeelden hier-van zijn te vinden in:

• Provincie Gelderland, Leidraad opplussen van woningen / Handrei-king voor gemeenten en corporaties, oktober 2012.

• Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg, Opplussen nieuwe stijl,30 juli 2015.

126..................

Page 127: Een onbezorgde oude dag?

aanpassingen ligt in de preventie. Door minder bekende aan-passingen of grotere aanpassingen te koppelen aan het gevoel van gemak en comfort waarmee senioren wel bekend zijn, worden ze sneller verleid tot het uitgebreider aanpassen van de woning. Denk dan bijvoorbeeld aan het veranderen van een badkamer, het weghalen van drempels of het realiseren van een slaapkamer en badkamer op de begane grond.

Gericht opplussen kan complexmatig én individueel, maar met het accent op maatwerk voor de bewoners. Het startpunt ligt bij communicatie met de doelgroep en het verleiden. Daarna volgt de techniek, producten en aanpassingen.

Aanbeveling 3

Onderzoek de mogelijkheden van transformatie van

bestaand vastgoed en voer een aantal experimenten uit

(pilotproject).

Toelichting / OnderbouwingKunnen blijven wonen in de eigen vertrouwde omgeving is voor veel ouderen een ideaal. Soms wordt de eengezinswo-ning toch te groot, gaat het trappenlopen moeilijker, kost het onderhoud aan de tuin teveel werk en is er geen geschikte al-ternatieve woning op korte termijn in de aanbieding.Je voelt je dan min of meer een ‘gevangene’ van je eigen wo-ning.

In de vorige aanbeveling hebben we gezien dat het aanbren-gen van aanpassingen vanuit een opplus programma een op-lossing kan vormen. Maar met de bestaande woningvoorraad is meer te doen.Die woningvoorraad is veranderbaar en het kan slim zijn om te kijken naar transformatie van het bestaande vastgoed.

Er worden twee creatieve transformaties (nieuwe wooncon-cepten) beschreven: een transformatie voor eengezinswonin-gen en een transformatie die kan worden ingezet ten behoeve van etagewoningen.

1 Eengezinswoningen transformeren naar meergeneratiewo-ningenDe samenstelling van de Nederlandse huishoudens verandert. Gezinnen met kinderen nemen af en het aantal mensen dat al-leen woont neemt toe. In 2012 woonde in bijna de helft van de corporatiewoningen één persoon.184

184|: Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg, Meer doen met de be-staande woningvoorraad, website 24 maart 2015 en Aedes, Dossiers en

Deze huishoudensontwikkeling kan er toe leiden dat op ter-mijn een corporatie grote woningen over heeft en juist een tekort aan kleine woningen.

Hierop kan worden ingespeeld.Zo kun je bijvoorbeeld drie (grotere) rijtjeswoningen transfor-meren naar zes meergeneratiewoningen. De woningen wor-den dan zowel gesplitst als ook uitgebreid.

Bij een meergeneratiewoning wonen senioren op de begane grond en starters, kleine huishoudens op de verdieping. Bei-den hebben hun eigen entree en behouden daarmee hun pri-vacy. Die uitbreiding maakt het mogelijk om van drie wonin-gen zes woningen te maken.

De bouwkundige indeling kan er als volgt uitzien. Op de bega-ne grond wordt een uitbouw gemaakt met twee slaapkamers. De badkamer ligt op de plek waar voorheen de keuken was. De woonkamer krijgt een open keuken. Alle woonprogram-ma’s zijn gelijkvloers gemaakt. Trappen lopen is dus voorbij.De bovenwoning wordt voorzien van een nieuwe keuken en badkamer. Verder is er een woonkamer met een open keuken en een slaapkamer. Deze transformatie is bijvoorbeeld succes-vol uitgevoerd bij Woningbouwvereniging Bergopwaarts in Deurne.185

Op beperkte schaal zou je op deze manier ook diversiteit in het woningbezit kunnen stimuleren en daarbij tevens aanslui-ten op de woon- en zorgbehoeften. Mantelzorgers (kennissen, familie, kinderen) worden hierdoor in staat gesteld dicht bij de zorgvrager te gaan wonen.

In Venster 5 (aanbeveling 4) is deze specifi eke woonvorm uit-gewerkt voor de nieuwbouw.

Dit nieuwe woonconcept kan overigens goed bestaan naast het reguliere doorstroombeleid van SSW om oudere (kleine) huishoudens uit eengezinswoningen te verleiden om te ver-huizen naar een andere, meer passende gelijkvloerse woon-ruimte.

Dit woonconcept moet dan worden gezien als een aanvulling, een extra keuzemogelijkheid. In het concept van de meergeneratiewoning kan de oudere toch in zijn eigen vertrouwde woning (begane grond) blijven

thema’s Wonen, Zorg en Welzijn, website 2015.185: Woningbouwvereniging Bergopwaarts in Deurne, website 2014.

127..................

Page 128: Een onbezorgde oude dag?

wonen. Ook wordt meer ruimte gemaakt (op de verdieping) voor startende een- en tweepersoonshuishoudens. Tevens worden de mogelijkheden voor mantelzorgers hiermee ver-ruimd.Er ontstaat een meer gemêleerde woonwijk met een mix van starters, senioren en kleine huishoudens.

2 Etagewoningen / bestaand fl atgebouw transformeren naar gestippeld bezitRelatief veel mensen zijn (misschien als reactie op onze geïn-dividualiseerde samenleving) op zoek naar gemeenschappe-lijke woonvormen die aansluiten bij hun leven en leefstijl. Het aantal woonvariaties is het afgelopen decennium dan ook fl ink gegroeid.

Een van die woonvariaties staat bekend onder de naam “ge-stippeld wonen’’ en is door de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting destijds nader onderzocht.186 Het blijkt een populair woonconcept bij ouderen te zijn. Het lijkt veel op Groepswonen van ouderen. Het grote verschil is echter, dat groepswonen van ouderen meestal ruimtelijk is ge-clusterd in één nieuwbouwcomplex, terwijl gestippeld wonen plaatsvindt in bestaande complexen. Bewoners van groeps-wonen hebben verder vooral met elkaar te maken en bewo-ners in gestippelde complexen treff en ook anderen.

Gestippeld wonen is een woonvorm waarbij leden van de woongroep verspreid wonen over een bestaand complex. De ouderen wonen in zelfstandige woonruimten, delen gemeen-schappelijke ruimten (gezamenlijke maaltijd, creatief en edu-catief bezig zijn) en ondernemen bepaalde activiteiten samen, helpen elkaar en regelen samen hun zorg (bijvoorbeeld geza-menlijke inkoop van thuiszorg).

Net als bij groepswonen van ouderen speelt het principe van wederkerigheid een grote rol. De tijd tussen initiatief en realisatie kan bij deze woonvorm heel kort zijn. Snelheid is een groot voordeel. Bij gestippeld wonen hoef je (in tegenstelling tot groepswonen van ouderen) niet eerst door een jarenlang bouwproces heen waarbij er een groot risico bestaat dat kandidaten tijdens de rit afhaken.Met de oprichting van een vereniging met enige contributie, de inrichting van een bescheiden gemeenschappelijke ruimte, en een afspraak met de corporatie of de gemeente over de toewijzing van woningen kan het gestippeld wonen van start gaan.

186: SEV, Gemeenschappelijke woonvormen, 2008.

Vrijwel altijd starten gestippelde woongemeenschappen in bestaande complexen. Het zijn groepen die vanwege een geleidelijke instroom langzaam groeien. Groei is afhankelijk van het leegkomen van woningen. Vanwege die geleidelijke instroom is het ook een fl exibel woonconcept.

Met de corporatie en de gemeenten zijn over de toewijzing vooraf afspraken gemaakt.Dit betekent dat zodra een fl at leegkomt in een complex, de woongroep als eerste mag aangeven of dit appartement aan een gegadigde op de wachtlijst van gemeenschappelijk wo-nen wordt aangeboden of niet. Bij gestippeld wonen maakt het niet uit waar in het complex een woning vrijkomt. In die zin is er sprake van gespreide huisvesting; voor het uitgangspunt van wederkerigheid maakt dat niets uit.Zoals uit het eerder aangehaald rapport van de SEV blijkt, moesten bewoners soms wel even slikken omdat ze zich bij gemeenschappelijk wonen iets anders hadden voorgesteld. Eenmaal onder dak blijkt de spreiding minder bezwaarlijk. Soms vinden de bewoners het zelfs prettig om minder sociale controle te hebben dan in een aaneengesloten groep. Ieder-een (jong en oud, autochtoon en allochtoon, mensen met kinderen) woont immers door elkaar heen en dat biedt een goede gelegenheid om ook anderen te ontmoeten.

Bij gestippeld wonen kunnen groepen moeiteloos krimpen en groeien. Voor de corporatie is er daardoor weinig risico op leegstand. Het bevordert bovendien de sociale cohesie. De le-den van de woongroep zijn in de regel gemotiveerder om hun woonomgeving (gemeenschappelijke ruimten zoals o.a. hal en gangen) schoon te houden. Het complex krijgt daardoor ook een betere uitstraling.Bewonerszelfbeheer is een belangrijk element. Het zou inte-ressant zijn om bij dit woonconcept de verdere mogelijkheden van een woon(zorg) coöperatie te onderzoeken zoals om-schreven in Venster 5 (aanbeveling 2).

De hoogbouwcomplexen aan de Planetenbaan zouden zich goed lenen voor een dergelijk pilotproject.

Aanbeveling 4

Formuleer met het oog op de demografi sche ontwikke-

ling (sterke vergrijzing) een wensportefeuille met daarin

opgenomen het concept van de levensloopgeschikte wo-

128..................

Page 129: Een onbezorgde oude dag?

ning op het niveau van doelgroepen, geschiktheid, kwali-

teit, duurzaamheid en betaalbaarheid.

Toelichting / OnderbouwingBij woningen wordt in de regel uit gegaan van een econo-mische levensduur van 50 jaar. Dat betekent geenszins de instandhouding van een statische woningvoorraad tot einde exploitatie. Door zowel ontwikkelingen op de lokale woning-markt, als demografi sche, politieke, maatschappelijke, cultu-rele en economische factoren is er juist sprake van een dyna-mische woningvoorraad. Een voorraad die kan meebewegen met vraag en aanbod.

Het Strategisch Voorraad Beleid (SVB) vervult hierin een spil-functie. Bij het SVB gaat het in de kern om alle activiteiten die een corporatie ontplooit om de woningvoorraad (het aanbod) te laten aansluiten op de markt (de vraag).

Het SVB maakt een kader voor de lange termijn. Daarin wor-den strategieën ontwikkeld voor het beheer en transformatie van de woningvoorraad.De vastgoedportefeuille wordt daarbij gekwantifi ceerd in de vorm van een wens- of ideaalportefeuille. Uit een vergelijking tussen de wensportefeuille en de bestaande portefeuille volgt een transformatieopgave; eigenlijk het verschil tussen de feite-lijke- en wenselijke situatie.

De decentralisatie van de zorg leidt ertoe dat mensen langer zelfstandig thuis moeten blijven wonen. Het is evident dat deze decentralisatie in combinatie met een forse toename van het aantal ouderen (dubbele vergrijzing) een grote invloed heeft op de veranderopgave van het woningbezit. Product en de zich wijzigende vraagkant zullen op elkaar aan moeten sluiten.

Met de vergrijzing voor de deur is het daarom belangrijk om meer en betere levensloopgeschikte woningen te realiseren. De cruciale vraag hierbij is of de bestaande voorraad voldoen-de is toegerust op het zelfstandig wonen van (langdurige) zorgvragers.Bedenk (zoals al eerder is gemeld), dat ruim 1/3 van de SSW huurders ouder is dan 65 jaar en dat 57% van alle huurders in-middels 50 jaar of ouder is. De mobiliteit zal de komende jaren afnemen en de zorg-behoefte zal toenemen. Er komt dus een groeiende groep zorgbehoevende ouderen die zelfstandig moet of wil blijven wonen. In de productmarktcombinatie (klantgroep en pro-

ductgroep) nemen ouderen nu en in de nabije toekomst een dominante positie in. Voor het Strategisch Voorraad Beleid (SVB) betekent dat een grote uitdaging.

Uiteraard is het belangrijk én noodzakelijk om de eff ecten van de veranderopgave op de ontwikkeling van de kasstroom in beeld te brengen. Deze kasstroom bepaalt immers de lengte van de ‘fi nanciële polsstok’ en het haalbare ambitieniveau.

Naast een intern communicatiemiddel geeft een eenmaal vastgesteld SVB tevens duidelijkheid voor samenwerkingspart-ners, huurders en andere betrokkenen.Met de invoering van de nieuwe Woningwet krijgen ook ge-meenten en huurdersorganisaties meer informatie over de volkshuisvestelijke prestaties en de investeringscapaciteit van de aldaar werkzame corporatie.De jaarlijkse cyclus van prestatieafspraken is hierin van belang. Ieder eerste half jaar geven de gemeente en huurders een oordeel over de prestaties van de corporatie. Het is dan ook belangrijk dat de gemaakte keuzes van de corporatie goed worden onderbouwd.

De veranderopgave kan worden uitgevoerd door middel van nieuwbouw (aanpasbaar bouwen), maar natuurlijk ook door woningen levensloopgeschikt te renoveren (woning aanpas-sen aan de behoefte van de huurder).

Levensloopgeschikte woningen zouden moeten leiden tot levensloopgeschikte wijken. Daarbij kan iedereen (van starter tot oudere) wooncarrière maken in de eigen wijk of buurt. De wens van velen om daarmee te kunnen blijven wonen in de ei-gen en vertrouwde omgeving ligt dan binnen handbereik.

Een levensloopgeschikte wijk biedt grote kansen voor het invullen van de begrippen organisatiekracht en 24/7 zorg en ondersteuning. Slim samenwerken in de lokale driehoek. De klant centraal: hij kan in zijn eigen wijk blijven wonen ook als de behoefte aan zorg toeneemt, omdat er een integraal aan-bod is gecreëerd van wonen, zorg en welzijn (zie ook Venster 3 / aanbeveling 1).

Maar wat is dan die levensloopgeschikte woning?Aedes - Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg defi nieert dit be-grip als volgt: Levensloopgeschikte woningen (ook wel levens-loopbestendige woningen genoemd) is het overkoepelende

129..................

Page 130: Een onbezorgde oude dag?

begrip voor zelfstandige woningen die geschikt zijn voor be-woning in alle levensfases en voor alle doelgroepen.187 Woningen dus die geschikt zijn voor bewoning tot op hoge leeftijd, ook in geval van fysieke handicaps of chronische ziek-ten van bewoners. Ondanks lichamelijke beperkingen kunnen deze mensen toch prettig en comfortabel wonen.Bovendien zorgt een comfortabele- en veilige woning voor minder ongelukken en minder beslag op de WMO-middelen. Een jaar langer thuis wonen bespaart de samenleving kosten aan ouderenzorg.

Bij het realiseren van levensloopgeschikte woningen kan ook hier weer worden gekozen voor een vraag gestuurde indivi-duele benadering zoals bij het opplussen. Een andere mo-gelijkheid is een collectieve aanpak: het levensloop geschikt renoveren van een geheel complex. Overigens kan dat natuur-lijk ook vraaggericht (in overleg met de betrokken huurders) plaatsvinden.

Woningcorporaties hebben zowel een sociaal als zakelijk be-lang bij het realiseren van levensloopgeschikte woningen, complexen of wijken. Vanuit hun maatschappelijke opgave streven ze naar voldoende passende woningen voor alle doel-groepen. Daarnaast ligt er een grote nadruk op marktgericht werken: levensloopgeschikte woningen kennen een langere verhuur-baarheid en verhogen de fl exibiliteit en waarde van het vast-goed.Een levensloop geschikte woningvoorraad is goed voor men-sen die nu of straks een functiebeperking en zorgbehoefte hebben.

Het beschikken over een goed eisenpakket is noodzakelijk om een woning levensloopgeschikt te maken, aldus het eerder aangehaalde Aedes-Actiz Kenniscentrum.. Het betreft dan een combinatie van eisen op het gebied van toegankelijkheid, so-ciale veiligheid (mensen kennen elkaar), ‘harde’ veiligheid (alar-mering, brandveiligheid), bereikbaarheid en privacy. In dialoog met de huurders kunnen eveneens andere wensen worden geïnventariseerd.En daarnaast natuurlijk praktisch denken: een opstelplaats voor scootmobiels, voldoende oplaadpunten, en bredere toe-gangsdeuren. Maar ook in het kader van de privacy een apart gastentoilet in het geval er sprake is van een rolstoelaangepas-te woning.

187: Aedes-Actiz kenniscentrum Wonen en Zorg, Levensloopbestendige wo-ningen, website 2015.

15.5 VENSTER 5

NIEUWE WOONVORMEN VOOR OUDEREN

VERNIEUWEN, INNOVEREN, DIVERSITEIT EN THUISTECH-

NOLOGIE

Volgens de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur moeten de komende vijf jaar 100 duizend seniorenwoningen worden gebouwd of aangepast om in de behoefte te voor-zien.188

De komende jaren verdubbelt het aantal ouderen in Neder-land. Nu woont al meer dan de helft van de 75-plussers alleen. Dat zal de komende tijd een nog grotere groep worden. Die mensen gaan op een gegeven moment op zoek naar een alternatieve woning. Een plek waar ze veilig kunnen wonen, anderen kunnen ontmoeten en iets voor anderen kunnen be-tekenen.

Veel ouderen zijn echter nog onbekend met andere, nieuwe woonvormen. De meeste weten wel wat een seniorenwoning of aanleunwoning is, maar dan houdt de kennis over nieuwe woonvormen snel op. Dat blijkt ook uit de enquête gehouden onder SSW huurders van 50 jaar en ouder. Zo geeft een drastisch minder aantal res-pondenten aan bekend te zijn met nieuwe woonvormen.Onbekend maakt onbemind. Op het vlak van voorlichting en communicatie valt dus nog veel te doen. (zie verder ook de aanbevelingen in Venster 1).

Nieuwe woonvormen voor ouderen zijn dus nog relatief onbe-kend, terwijl die hard nodig zijn nu veel verzorgingshuizen slui-ten en het overgrote deel van de senioren tot op hoge leeftijd zelfstandig blijft wonen.

Als er zoveel woningen bijgebouwd moeten worden dan moet niet automatisch aan de (klassieke) seniorenwoningen worden gedacht.De toekomstige ouderen worden steeds kritischer en zij zullen alleen worden verleid door een kwalitatief aanbod dat aansluit op hun wensen en behoeften.

Dé oudere bestaat namelijk niet en hét woningproduct dus ook niet. Er is in toenemende mate sprake van een heterogene doelgroep met een gediff erentieerde vraag. Ouderen verschil-len niet alleen op het gebied van inkomen, opleiding, vitaliteit,

188: Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, Langer zelfstandig, een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn, 15 januari 2014.

130..................

Page 131: Een onbezorgde oude dag?

leefstijl, maar ook op het gebied van normen en waarden die men aanhangt.Langer thuis wonen van ouderen vraagt om meer variatie in woonvormen. Het woningaanbod zal daarom aan moeten sluiten op deze pluriformiteit. Het is logisch dat diversiteit in vraag moet leiden tot diversiteit in woningaanbod. “One size fi ts all” is daarom verleden tijd.

Door segmentatie in groepen te onderkennen is het mogelijk meer inzicht te krijgen in de specifi eke woonvoorkeuren van verschillende groepen ouderen.Hier horen verschillende woonconcepten bij: van de klassieke seniorenwoning tot kleinschalige woonvormen voor specifi e-ke groepen.Een aantal kansrijke concepten worden in de navolgende aan-bevelingen uitgewerkt.

Aanbeveling 1:

Stimuleer de bouw van geclusterde woonvariaties voor

bijzondere doelgroepen.

Voer daarbij in samenwerking met de gemeente en de

Stichting MENS onderzoek uit naar de concrete behoefte

en mogelijkheden om het concept van het Thuishuis te

realiseren.

Kleinschalig extramuraal wonen als oplossing voor de

doelgroep kwetsbare ouderen waarbij het accent niet ligt

op individuele zelf redzaamheid, maar op collectief sa-

men redzaamheid.

Toelichting / OnderbouwingHet kabinetsbeleid is er op gericht om ouderen langer zelf-standig te laten wonen. Daarbij is zelfredzaamheid (met be-hulp van sociale netwerken) een leidend principe.Velen koesteren de wens om zelfredzaam te zijn, maar niet iedereen is hiertoe in staat. Ouderen die fysiek én sociaal kwetsbaar zijn (alleenstaanden of mensen met psychische problemen) dreigen sneller de regie over hun leven en zelfred-zaamheid te verliezen.

Het nieuwe concept Thuishuis is een woonvorm voor men-sen die sociaal kwetsbaar en / of psychisch kwetsbaar zijn. Het biedt namelijk een sociaal netwerk in een huiselijke situatie om eenzaamheid te voorkomen. Plus Magazine geeft een goede impressie van de dagelijkse gang van zaken in een Thuishuis.189

189: Plus magazine, Het Thuishuis geeft een gevoel van veiligheid, oktober 2015.

Het RIGO heeft een eff ectenanalyse opgesteld rond het con-cept van het Thuishuis.190 Het Thuishuis wordt daarin beschre-ven als een innovatief kleinschalig woonconcept (5 tot 7 bewo-ners) voor alleenstaande ouderen die dreigen te vereenzamen of niet alleen willen wonen en er daarom voor kiezen om sa-men achter één voordeur te gaan wonen. Kwetsbare ouderen zijn dan ook de doelgroep voor het Thuis-huis. Vrijwilligers assisteren de bewoners bij verschillende acti-viteiten, zodat zelfredzaamheid en maatschappelijke participa-tie worden gestimuleerd.

Alle bewoners (mannen en vrouwen) hebben elk hun eigen woonruimte (ongeveer 40m2) die bestaat uit een woonka-mer met pantry, een slaapkamer en een badkamer met toilet. Zij delen nog een gemeenschappelijke woonkamer alsmede keuken, hobbyruimte, logeerkamer en bij voorkeur een tuin. De totaal ervaren leefruimte komt daarmee uit op ongeveer 80m2.

Het wordt ook wel ‘het studentenhuis voor ouderen’ ge-noemd. Het zijn huurwoningen met een huur van ongeveer € 550 per maand. De ligging is bij voorkeur in de nabijheid van winkels, openbaar vervoer, parkeren en een gezondheidscen-trum.Vrijwilligers bezoeken de kwetsbare ouderen met als doel om hun netwerk te revitaliseren.

In plaats van zelf redzaam is men ‘samen redzaam’ en dat is een goed medicijn tegen eenzaamheid. Eenzaamheid (geen verbinding met een sociaal netwerk) zorgt voor ontheemding, en een gevoel van buiten gesloten te zijn en heeft een groot eff ect op de kwaliteit van de persoonlijke gezondheid.

Mensen die zijn ingebed in een goed netwerk maken minder gebruik van formele zorg en als ze gezondheidsproblemen hebben dan gaat het herstel vaak sneller. Deze welzijnswinst bespaart kosten. Het onderzoek van het RIGO toont aan, dat door de aanwe-zigheid van het Thuishuis bijna 70% van de zorgvraag kan worden vermeden. Dat zijn met andere woorden uitgespaarde kosten van ouderenzorg (bijvoorbeeld minder WMO-kosten, minder druk op mantelzorgers).

Wel wordt door het RIGO een kritische kanttekening geplaatst bij de onderbouwing van de maatschappelijke kosten en ba-

190: RIGO, Eff ectanalyse Thuishuis, Inzicht in de maatschappelijke meerwaar-de, juni 2015

131..................

Page 132: Een onbezorgde oude dag?

ten zoals de veronderstelde gezondheidseff ecten. Die zijn met de nodige onzekerheid omgeven. Veronderstelde gezond-heidseff ecten kunnen niet worden gebaseerd op empirische resultaten.

Het RIGO concludeert verder, dat de stichtingskosten van een Thuishuis niet verschillen van een regulier seniorencomplex en het dus op het gebied van kosten voor een woningcorporatie niet uitmaakt of zij investeren in een Thuishuis of een regulier seniorencomplex. Ook voor de bewoners maakt het geen ver-schil in woonlasten.

Ondanks de kritische kanttekening beoordeelt het RIGO het Thuishuis als een waardevol alternatief voor ouderen die zich in een kwetsbare positie bevinden. Het toepassen van thuistechnologie (zie Venster 5 / aanbeve-ling 5) in een Thuishuis zou een mooie aanvulling betekenen. Er zijn ook andere initiatieven om (zeer) kwetsbare mensen te ondersteunen door middel van beschermde woonplekken in de wijk met een 7 x 24 uur woonvoorziening voor een kleine groep mensen.191

Aanbeveling 2:

Stimuleer de oprichting van een woonzorg coöperatie, sti-

muleer burgerinitiatieven op dit vlak en geef lading aan

het begrip zelforganisatie.

Inventariseer in samenwerking met de samenwerkings-

partners de concrete behoefte onder (jongere) senioren

om gemeenschappelijk wonen mogelijk te maken. De

woonzorg coöperatie kan een geschikt voertuig zijn tot

meer zelforganisatie en de wens om meer het heft in ei-

gen hand te nemen.

Groepswonen van Ouderen versie 2.0 zou goed passen in

dit concept.

Toelichting / OnderbouwingIedereen wil oud worden, maar niemand wil het zijn. Uit gesprekken met belangenhouders blijkt, dat veel ouderen zich onvoldoende voorbereiden op de toekomst.192 Hoe ziet

191: Binnenlands Bestuur, Advies Commissie Dannenberg: Beschermd wonen in alle gemeenten, december 2015.192: De gesprekken met de belangenhouders van SSW hebben plaatsgevon-den in de periode augustus, september en november 2015. Voor een over-zicht van de betrokken organisaties en gesproken personen verwijs ik naar het dankwoord.

mijn huisvesting en mijn ondersteuning (sociaal netwerk) eruit in de toekomst en hoe kan ik hier het beste op anticiperen? Vragen die eigenlijk te lang blijven liggen.

Ontkenning van het vraagstuk enerzijds en onwetendheid anderzijds over de mogelijkheden komen relatief vaak voor. Er is nog een grote groep ouderen die denkt dat het verzorgings-huis in zijn oude vorm nog bestaat en dat dit voor hen straks nog wel een oplossing is.

Ook uitstelgedrag is een belangrijke factor voor mensen om niet over de toekomst te hoeven nadenken. Het gaat toch im-mers nog prima met z’n tweeën en samen redden we het wel.Dat leidt onvermijdelijk tot teleurstelling en problemen. Later in de tijd als mobiliteit is afgenomen en de zorgbehoefte is toegenomen. In dat stadium valt er weinig meer te kiezen en is er sprake van gedwongen keuzes.

Een slimme oudere is daarom op zijn toekomst voorbereid en neemt meer het heft in eigen handen.Misschien dat er onder (jongere) senioren behoefte is om met het oog op later gemeenschappelijk wonen (binnen de eigen vriendenkring of met gelijkgestemden) mogelijk te maken. Natuurlijk zelfstandig wonen, maar ook op basis van wederke-righeid een beroep op elkaar kunnen doen bij ziekte, vermin-derde mobiliteit etc. Misschien zelfs wel initiatieven om geza-menlijk zorg in te kopen.De spankracht en de grootte van de groep zijn belangrijk om de balans tussen lusten en lasten in evenwicht te houden. Je hebt immers voor elkaar gekozen toen iedereen nog in relatief goede gezondheid verkeerde. Zeker wanneer op termijn de zorgbehoefte van de leden stijgt is de kans op onbalans groot.

De nieuwe Woningwet introduceert vanaf 1 juli 2015 de mo-gelijkheid van de Wooncoöperatie. Huurders van woningcor-poraties krijgen de mogelijkheid om hun woning tegen een aantrekkelijke (kortings) regeling over te nemen als deze wordt ondergebracht in een coöperatie.

Dit is een vorm van zelforganisatie van huurders en / of kopers gericht op gezamenlijke doelen. Bewoners dus die collectief vorm geven aan het wonen en daartoe een coöperatieve ver-eniging vormen. Met andere woorden: de wooncoöperatie is een modern alternatief voor zelfredzame huurders (en kopers).

132..................

Page 133: Een onbezorgde oude dag?

Geïnteresseerden dienen voor een dergelijk initiatief een be-drijfsplan te maken. De corporatie stelt hiervoor € 5000,- be-schikbaar. Als de wooncoöperatie wordt gerealiseerd dan moet de cor-poratie haar een ‘bruidsschat’ meegeven ter waarde van 5 jaar onderhoudsuitgaven voor de betreff ende woningen. Mini-maal de helft van de initiatiefnemers van de wooncoöpera-tie moet tot de doelgroep van de corporatiesector behoren (maximaal inkomen € 38.950,-).

Platform 31 heeft onderzoek verricht naar het verschijnsel van de wooncoöperatie.193 Uit dit onderzoek komt naar voren, dat het vrijwel altijd een vorm van huur in collectief verband be-treft. Het gaat overwegend om bestaande woningen uit het bezit van de woningcorporatie. Maar het kan ook om nieuw-bouw gaan of ingrijpende verbouwingen. Via de collectiviteit van bewoners is het ook mogelijk om gezamenlijk een pro-fessionele verpleegster in te huren als dat nodig mocht zijn. Daarmee zijn de contouren van een woonzorg coöperatie al zichtbaar.

Verder constateert Platform 31, dat het gemeenschappe-lijk karakter van het corporatiemodel mensen aanspreekt. In de praktijk valt het echter nog niet mee om een woon(zorg) coöperatie van de grond te krijgen. Onder de deelnemers is wel vaak voldoende enthousiasme, maar onvoldoende ken-nis en deskundigheid om een solide businessplan te maken. Daarnaast zijn corporaties wettelijk verplicht marktconform te verkopen en dat maakt dergelijke initiatieven tamelijk duur. Moeilijk, maar niet onmogelijk.

Groepswonen van Ouderen zou prima in dit concept kunnen passen. Uit gesprekken met belangenhouders is gebleken, dat er wel behoefte bestaat aan een modernisering van het Groepswonen; een soort Groepswonen 2.0.In Groepswonen van Ouderen versie 2.0 blijft dan het sterke concept (gelijkgestemden, zelfstandig, zelfredzaam, elkaar bij de les houden, maar ook onderlinge hulp en ondersteuning) overeind. Het wordt echter aangevuld met een huismeester / conciërge die in het bezit is van pedagogische kwaliteiten.

Deze huismeester is een paar uur per dag aanwezig en is voor-al bedoeld om het gevoel van veiligheid te bevorderen, het onderhouden van sociale contacten (voorkomen eenzaam-heid / isolement), te signaleren, en het uitvoeren van (kleine) klusjes (tevens belangrijk contactmoment).

193: Platform 31, De Wooncoöperatie, dat zijn wij!, 26 november 2015.

Deze functionaris kan een intermediaire rol vervullen naar de (eventuele) verhuiscoach van SSW zodat relevante informatie ook in het sociale wijkteam terecht komt. (Verwezen wordt naar Venster 2 / Aanbeveling 1).

De vraagkant is divers en ook de aanbodkant zou divers moe-ten zijn om tot een goede match te komen. SSW zou hierbij een actieve rol kunnen spelen door onderzoek te starten naar de concrete behoefte aan dergelijke burgeri-nitiatieven. En als die behoefte is aangetoond, dit als SSW ook daadwerkelijk te ondersteunen.

Aanbeveling 3

Ontwikkel een strategische visie voor een innovatieve- en

duurzame invulling van de huidige woonlocatie aan de

Hessenweg in De Bilt met een specifi eke focus op wonen,

zorg en welzijn.

Dit gebied vormt een ideale locatie om door middel van

sloop en vervangende energiezuinige nieuwbouw ver-

schillende conceptuele woonvormen (Thuishuis, hofj es-

woning, groepswonen van Ouderen 2.0, ontmoetings-

ruimte, etc.) te realiseren.

Het resultaat: kleinschalige (geclusterde) diversiteit met

een samenhang tussen stedenbouw en infrastructuur

rond zorg en welzijn. Geschikte woningen in een geschik-

te woonomgeving geven tevens een krachtige stimulans

aan het doorstroomprogramma van SSW.

Toelichting / OnderbouwingDe 28 woningen aan de Hessenweg zijn in 1919 gebouwd, en verbeterd in 1977. De economische levensduur / datum einde exploitatie is in 2025.De locatie biedt een unieke gelegenheid om een match te ma-ken tussen de diversiteit van nieuwe vraag en nieuw aanbod op het vlak van ouderenhuisvesting. En dat binnen een duur-zame context (energie neutrale woningen zoals bijvoorbeeld nul op de meter woningen).

Wonen aan de Hessenweg is destijds opgezet vanuit de fi lo-sofi e van de tuinstadgedachte; veel licht, groen en ruimte. De kavels zijn om die reden zeer ruim (grote achtertuinen). De locatie biedt daardoor veel mogelijkheden tot compactere verkaveling en bebouwing.

133..................

Page 134: Een onbezorgde oude dag?

De Hessenweg is een ideale woonlocatie voor ouderen. Een uitstekend voorzieningenniveau, gevarieerd winkelaanbod, frequent openbaar vervoer, en de nodige levendigheid zijn de echte winstpakkers in dit gebied. De woningen aan de Hes-senweg maken onderdeel uit van een gediff erentieerde wijk (grenst bijvoorbeeld aan het Burg. van Heemstrakwartier).

De toewijzing in 2014 van 16 sociale nieuwbouwappartemen-ten aan de nabij gelegen Herenweg leverde veel belangstel-ling op. SSW kon haar strategische doorstroomdoelstelling (ouderen vanuit eengezinswoningen huisvesten in meer pas-sender / gelijkvloerse woonruimte) goed realiseren. Ook de verkoop van de woningen binnen dat gemengde complex door een projectontwikkelaar verliep zeer soepel. Voor velen was dit een ideale woonlocatie omdat alle voorzieningen on-der handbereik waren.

Nieuwbouw Hessenweg is goed te combineren met het aan-bieden van een individueel zorgarrangement (niet verplich-tend) aan ouderen die daar zelfstandig willen gaan wonen. Een dergelijk arrangement levert meerwaarde op. Als voorbeeld kan de Participatieovereenkomst dienen die SSW in samen-werking met zorg- en welzijnspartijen is gemaakt heeft ge-maakt voor de nieuwbouw van ongeveer 90 tot 100 extramu-rale woningen in De Leijen Zuid (verwezen wordt naar Venster 5 /aanbeveling 4).

In een dergelijk nieuwbouwproject kan de (eventuele) verhuis-coach van SSW in samenwerking met de maatschappelijke partners (o.a. sociaal wijkteam) veel betekenen voor oudere bewoners met een verhuiswens. Op basis van de huisbezoe-ken wordt maatwerk geleverd door hen stap voor stap voor te bereiden op een verhuizing en hen te ontzorgen. (Verwezen wordt naar Venster 2 / Aanbeveling 1). Financiële- planologische- en maatschappelijke risico’s spelen bij de planvorming een belangrijke rol.Bij risicobeheersing door SSW kan worden gedacht aan sa-menwerking met private partijen, turn key194 oplossingen of prestatiegericht bouwen waarbij het op te leveren eindpro-duct volgens de wensen van de opdrachtgever centraal staat.

Bij de stedenbouwkundige voorbereiding van deze mogelijke ambitie is het van belang om vroegtijdig goede afstemming

194: Turnkey betekent letterlijk sleutel klaar. Een concept waarbij een bouw-bedrijf het hele bouwproces voor zijn rekening neemt en er voor zorgt dat een project geheel gebruiksklaar aan de opdrachtgever wordt opgeleverd.

te creëren tussen de afdeling Stedenbouw van de gemeente en de afdeling die belast is met alles rondom de Wet Maat-schappelijke Ondersteuning. Voor de snelheid van werken en de kwaliteit van het eindproduct is het van belang dat beide werelden ook oog hebben voor elkaars belangen en op basis daarvan vroegtijdig de samenwerking en afstemming opzoe-ken.

En last but not least, is het maatschappelijk draagvlak voor de eventuele plannen van groot belang. Een dergelijk initia-tief dient met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te worden voorbereid met de zittende bewoners.

Het is allemaal wel de moeite waard om een dergelijke ambi-tie te onderzoeken. De Hessenweg biedt door zijn ligging en voorzieningenniveau grote kansen voor zowel het realiseren van nieuwe conceptuele woonvormen voor ouderen als voor vernieuwing en verjonging van het woningbezit.

Aanbeveling 4

Draag in combinatie met een gediff erentieerd dienstenar-

rangement ook zorg voor voldoende woondiversiteit in

het nieuw te realiseren appartementengebouw Locatie

De Leijen Zuid.195

Toelichting / OnderbouwingWeliswaar betreft dit een project in voorbereiding, maar van-wege het unieke zorg- welzijns- en ondersteuningsconcept dat hier is toegepast is het naar mijn mening te rechtvaardigen om dit project toch op te nemen onder de noemer van vernieu-wing, innovatie en woonvariatie.

De nieuwbouw van het appartementengebouw is in eerste instantie bedoeld om uitwerking te geven aan de doorstroom-doelstelling om ouderen uit eengezinswoningen te verleiden om te verhuizen naar een kleinere, meer passende (gelijkvloer-se) woning. (zie ook Venster 2 / aanbeveling 1).De nieuwbouw biedt tevens bouwkundige mogelijkheden voor variaties in woonvormen ten behoeve van bijzondere doelgroepen.Binnen dit project komen de verschillende lijnen samen: zorg- en welzijn op maat, bevordering doorstroming senioren en de mogelijkheid om bijzondere woonvormen mogelijk te maken. Deze optelsom maakt het project uniek.

195: Het feitelijk uitvoeren van een dienstenarrangement is geen kerntaak van SSW. Het arrangement is door zorg- en welzijnspartijen (“de participan-ten”) in samenspraak met SSW ontwikkeld.

134..................

Page 135: Een onbezorgde oude dag?

Door het scheiden van wonen en zorg bleek de oorspronkelij-ke invulling van deze locatie met een (intramuraal) woon-zorg-complex niet meer mogelijk en wenselijk.Er is gezocht naar een extramurale oplossing binnen de voor-schriften van het bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een voorlopig ontwerp dat bestaat uit on-geveer 90 tot 100 zelfstandige woningen in de vorm van een appartementengebouw. Het ontwerp bevat de nodige variatie in 2, 3 en 4 kamerwoningen zodat toch bijzondere wooncom-binaties mogelijk zijn. Voor SSW betekent dit plan dat hiermee ongeveer 25% van de nieuwbouwambitie uit de Toekomstvisie wordt gerealiseerd.196

Vanuit het bestemmingsplan was er een dwingende eis om de locatie maatschappelijk in te vullen. Het begrip “maatschappe-lijk” is concreet gemaakt door het opstellen en ondertekenen van een Participatieovereenkomst in 2015 tussen SSW, de ge-meente, De Bilthuysen, Vitras De Bilt, Stichting Mens De Bilt en de huisartsenpraktijk Provostlaan Bilthoven.

Deze participatieovereenkomst laat zien dat er sprake is van een bijzonder samenwerkingsverband. De participanten heb-ben zich daarbij verplicht om een samenhangend en een ge-diff erentieerd zorg-, welzijn- en ondersteuningsarrangement op maat aan te bieden aan de toekomstige bewoners van het appartementengebouw. Door bewust de samenwerking te zoeken zijn bewoners beter in staat langer zelfstandig thuis te blijven wonen.Het arrangement wordt vrijblijvend aangeboden aan nieuwe bewoners via de huurovereenkomst. Het arrangement is daar-om geen gedwongen winkelnering, maar bewoners zijn vrij in hun keuze om het wel of niet af te nemen.

De participanten hebben voorts afgesproken om toekomstige bewoners in een zo’n vroeg mogelijk stadium actief te betrek-ken bij de ontwikkeling van de zorg, welzijn en ondersteuning op maat. Hierdoor wordt een optimale afstemming tussen vraag en behoefte van de bewoners enerzijds en het aanbod anderzijds tot stand gebracht. Door steeds vroegtijdig te over-leggen met de bewoners wordt de nagestreefde kwaliteit en inhoud van het wooncomplex op een toekomstbestendige wijze geborgd.

196: In september 2015 is de aangepaste grondovereenkomst tussen ge-meente en SSW ondertekend. Na afronding van de planologische procedures is het de verwachting dat in 2016 gestart kan worden met het realiseren van het bouwplan.

De continuïteit en eventuele bijsturing van dit eigentijdse con-cept is eveneens geborgd doordat op bestuurlijk niveau een stuurgroep is geformeerd waarin alle participanten zijn verte-genwoordigd.

Daarbij is alle ruimte voor nieuwe initiatieven. Als het nieuw-bouwcomplex eenmaal is opgeleverd dan kan bijvoorbeeld worden gestart met een ‘maatjesproject’ zoals het opzetten van een bezoekservice. Mensen melden zich aan als vrijwilliger en komen op een vaste afgesproken tijd bij iemand aan huis. Zij ondernemen dan een kleine activiteit met de verzorgde. Een stukje wandelen, een spelletje doen, de krant of boek voorlezen. Naast gezelschap wordt er ook een luisterend oor geboden. Aandacht in combi-natie met activiteit voorkomt eenzaamheidsvraagstukken.

Ook het aanbrengen van een mix tussen jong en oud in dit ap-partementengebouw kan bijdragen aan vitaliteit, contact en ondersteuning zoals boodschappen doen. (Voorbeelden van soortgelijke initiatieven zijn beschreven in Venster 3: duurzame keten samenwerking en actieve rol in het sociale domein).

SSW heeft samen met de participanten afspraken gemaakt over het ruimtegebruik (zoals een gemeenschappelijke ont-moetingsruimte). SSW stelt de eerste 50m2 van die ontmoe-tingsruimte om niet ter beschikking aan de participanten.

Over de doorstroomdoelstelling is al het nodige naar voren ge-bracht. Door de diff erentiatie van 2, 3 en 4 kamerwoningen is het bouwkundig mogelijk ook nieuwe woonvormen in de nieuw-bouw te introduceren. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het creëren van kangoeroewoningen, duo-wo-ningen, twee generatiewoningen of schakelwoningen voor mantelzorgers en degenen die zorg en toezicht nodig hebben.

Door bijvoorbeeld een 2- kamerwoning en een 4-kamerwo-ning te combineren is het dichtbij leveren van zorg en toezicht voor een zorgbehoevend persoon (vader, moeder, kind met handicap, familielid etc.) een reële mogelijkheid geworden. Technisch gezien blijft er sprake van twee zelfstandige wonin-gen die zijn voorzien van een afsluitbare tussendeur of aparte voordeuren.De vernieuwde Regionale Huisvestingsverordening (Venster 2 / aanbeveling 2) faciliteert deze nieuwe woonvormen voor mantelzorgers. 135

..................

Page 136: Een onbezorgde oude dag?

Ook de mogelijkheden voor het inzetten van bepaalde vor-men van thuistechnologie (Venster 5 / aanbeveling 5) zouden (met het oog op de toekomst) in deze nieuwbouw serieus on-derzocht moeten worden.

Aanbeveling 5

Ontwikkel in samenspraak met de lokale partners een

strategische visie op het benutten van thuistechnologie

ten behoeve van wonen, zorg en welzijn waardoor oudere

huurders langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen.

Toelichting / OnderbouwingNaast het bouwkundig geschikt maken van bestaande wonin-gen (opplussen en levensloopgeschikt renoveren) of aange-paste nieuwbouw komen geleidelijk aan ook nieuwe thema’s in beeld zoals de inzet van thuistechnologie.Wonen, zorg en welzijn krijgen een nieuwe dimensie wanneer technische hulpmiddelen daaraan worden toegevoegd. Het kan leiden tot betere afstemming en samenwerking tussen de partners, tot nieuwe interacties tussen zorgverlener en cliënt, tot directe verhoging van het wooncomfort en tot het vermin-deren van eenzaamheid.

Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg defi nieert thuistechnologie als het deel van domotica dat de bewoner en zijn omgeving ondersteunt in het streven naar gemakkelijk le-ven en behoud van onafhankelijkheid en zelfstandigheid in de thuissituatie, ook als men iets mankeert.197

Bij het begrip thuistechnologie denkt men echter nog vaak aan de klassieke mogelijkheden zoals automatische verlichting bij de voor- en achterdeur, een programmeerbare thermos-staat, een videofoon, of personen alarmering met opvolging.

Maar de ontwikkelingen gaan de laatste jaren snel. Vooral bin-nen ICT (informatie- en communicatietechnologie) zijn er veel belovende technologische ontwikkelingen. Breedband inter-net, cloud technologie, tablets en smartphones zijn nagenoeg overal beschikbaar. Techniek neemt werk uit handen en geeft ruimte om er te zijn, met echte aandacht voor welzijn. Techniek vervangt evenwel geen zorg of welzijn, maar werkt ondersteunend. Zeker bij li-chamelijke beperkingen en afnemende mobiliteit.Zo kan het inzetten van beeldbellen de afstand tussen thuis-wonende patiënt en professional overbruggen.

197: Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg, Thuistechnologie voor Cor-poraties, 26 mei 2014.

Door middel van digitale sociale netwerken is het mogelijk eenzaamheid te bestrijden en mantelzorgers en vrijwilligers makkelijker in te zetten. (zie ook Venster 1 / aanbevelingen 1 en 2).

Het succesvol aanbieden van zorg en ondersteuning op af-stand bestaat al. Via TV of iPad kunnen verpleegkundigen op afstand face-tot-face ondersteuning bieden aan zelfstandig wonende ouderen bijvoorbeeld hulp bij praktische vragen of bij het gebruik van medicatie.

De belangrijkste behoeften op het vlak van thuistechnologie liggen enerzijds op het gebied van veiligheid, comfort en ener-giebesparing en anderzijds wordt het gezien als middel voor sociaal contact en zorg op afstand.

Zoals gezegd maakt vooral de laatste ontwikkeling een snelle groei door. Zo is de gezamenlijke ambitie van de Minister van Wonen en de Staatsecretaris van Zorg dat binnen vijf jaar ie-dereen die zorg en ondersteuning thuis ontvangt de moge-lijkheid heeft om desgewenst via een beeldscherm 24 uur per dag met een zorgverlener te communiceren.198

Een vergrijzende bevolking in combinatie met een krappe arbeidsmarkt wordt door het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wo-nen en Zorg als een uitdaging gezien.199 Zijn er genoeg men-sen die in de zorg willen werken als het aandeel ouderen rond 2030 demografi sch gezien dan het hoogst is? Als dat niet zo is, dan gaat dat wringen.

Kunnen technologische ontwikkelingen hiervoor een oplos-sing bieden? Ja dat kan door het huis van de toekomst ook in technologisch opzicht geschikt te maken om langer zelfstan-dig te kunnen blijven wonen. Sommige adviseurs komen met een andere suggestie. Ga vast sparen voor een zorgrobot. In Japan wordt hierin al stevig geïnvesteerd en zorgrobots (robotica) worden steeds vaker in-gezet. Misschien klinkt dat nog als toekomstmuziek, maar het gaat soms sneller dan je denkt.

De snelle digitale ontwikkelingen bieden tal van mogelijkhe-den.200

198: Minister van Wonen en Staatssecretaris Volksgezondheid, Integrale visie op de woningmarkt, Brief aan de Tweede Kamer 1 juli 2015.199: Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg, Zorg en Technologie, 22 september 2013.200: Een schets van de technologische ontwikkelingen wordt o.a. gegeven in:

• -NRC Weekend, Vechten om miljarden in de digitale zorg, 24 januari 2015.

136..................

Page 137: Een onbezorgde oude dag?

Zo gaat Philips zich richten op ‘Health Tech’: de combinatie van gezondheids- en consumententechnologie. Philips doet grote investeringen in technologieën voor zorg op afstand. De ver-wachting is dat zorg meer thuis zal plaats vinden en minder in het ziekenhuis. Zo zijn er bijvoorbeeld de zogenoemde weara-bles, draagbare gadgets voor zorgtoepassingen. Bijvoorbeeld smartphones die zijn uitgerust met medische sensoren (hart-slag, ademhaling, bloeddruk, bloedmetingen, meten glucose-waarden bij diabetici, etc.) die op afstand uit leesbaar zijn.

Hoe dan ook, de invloed van thuistechnologie valt niet te negeren. Het zijn extra hulpmiddelen om ouderen langer zelf-standig te laten wonen. Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wo-nen en Zorg noemt een aantal voorbeelden zoals: vergroten van veiligheid, voorkomen van isolement, meer zelfredzaam-heid, 24 uurs toezicht, mogelijkheid van geïntegreerde wijk-zorg.201 Het toepassen van thuis technologie in preventieve zin betekent een bijdrage aan het uitstellen van duurdere zorg.

Ook SSW zal van te voren goed moeten nadenken over de in-zet van thuistechnologie in bestaande- en nieuwe woningen.Overigens zal dat altijd dienen te gebeuren in samenwerking met zorgaanbieders, gemeente en welzijnspartijen. Alleen dan kan een gezamenlijk gedragen doel en draagvlak worden bereikt.

Aanschaf en implementatie van thuistechnologie (domotica) start daarom met een goede voorbereiding. Het begint met een visie van de corporatie en de samenwerkingspartners op het gebruik van technologie in wonen, zorg en welzijn.Om een helder beeld te krijgen van de doelen, risico’s en kos-ten adviseert het Aedes- Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg om daarbij gebruik te maken van het Stappenplan Thuistech-nologie.202 In het stappenplan worden verschillende stappen doorlopen alvorens organisaties overgaan tot de aanschaf en implemen-tatie van thuistechnologie.

Thuistechnologie kent de volgende verschijningsvormen:203

1 Domotica:

• -Pulse Media Group, Zorg op afstand, 2015.• -Pulse Media Group, Telemedicine is here tot stay, 2015.

201: Aedes- Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg, Visie op inzet ICT voor wo-nen en zorg, 12 maart 2013.202: Aedes- Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg, Stappenplan Thuistechno-logie voor Corporaties, 14 maart 2013.203: Aedes- Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg, Domotica en zorg op af-stand, 23 november 2010.

O.a. personenalarmering, inbraakalarmering, branddetectie en brandalarm, nachtpadverlichting, vormen van dienstverlening zoals boodschappen bestellen, automatische deurontgrende-ling, videofoon en bedienen van licht en verwarming.

2 Zorg op afstand:Deze zorg wordt gegeven met moderne technologische hulp-middelen.

3 Telethuiszorg:Cliënten / bewoners kunnen zelf bepalen wanneer zij zorgver-leners consulteren via een beeld- en geluidsverbinding: ‘screen tot screen’.

4 Telemedicine:Betreft een andere toepassing binnen telethuiszorg. De zorg-verlener analyseert op afstand digitale metingen van het ge-wicht, bloeddruk en hartslag.

5 Alarmering met camera:Dit is ook weer een variant van telethuiszorg. Er wordt gebruik gemaakt van een camera in de woning van de betrokkene. Zorgverleners kunnen in geval van nood via een camera de woning inkijken en vervolgens adequate actie ondernemen.

6 Uitluistersystemen:Een combinatie van cameratoezicht met akoestische bewa-king maakt het mogelijk om in kleinschalige projecten meer bewoners te begeleiden met minder personeel.

Thuistechnologie betekent geenszins woningen voorzien van alle mogelijke technische snufj es. Naast een hoog prijskaartje is het nog maar de vraag of huurders behoefte hebben aan al die verschillende producten in hun woning.Daarom is het beter om in overleg met de huurders (en zorg- en welzijnsorganisaties) na te gaan welke voorzieningen en diensten realistisch zijn. Het is belangrijk dat de technologie aansluit op de wensen en behoeften van de bewoner(s), zodat zij er daadwerkelijk gebruik van maken.

Hoewel thuistechnologie wordt beschouwd als een cruciale sleutel om ouderen langer zelfstandig thuis te laten wonen is er vanwege het ontbreken van een goedkope consumenten-markt en technische standaarden van grootschalige toepas-sing nog geen sprake.204

204: Digitale Zorggids, Thuistechnologie: Welk kastje en welke muur?, 23 ja-nuari 2014.

137..................

Page 138: Een onbezorgde oude dag?

Maar de druk op betaalbare oplossingen en standaardisatie neemt wel snel urgente vormen aan omdat:-Zes op de zeven 80-plussers nu al zelfstandig thuis wonen, al dan niet met ondersteuning.-De capaciteit in verzorgingshuizen is afgebouwd en daarmee is een beschermd huisvestingsalternatief komen te vervallen. De eigen woning (huur of koop) met goedwerkende thuistech-nologie neemt daarmee in belangrijkheid toe. Inzet van tech-nologische hulpmiddelen maakt het langer zelfstandig wonen makkelijker en het verhoogt daarmee ook de toekomstbesten-digheid van het woningbezit.

In de praktijk zijn er al voorbeelden die succesvol zijn.Bijvoorbeeld thuiszorgorganisaties zoals Buurtzorg Nederland maken al volop gebruik van de mogelijkheden van beeldbel-len.205 Beeldbellen wordt door hulpverleners als een fantastisch hulp-middel gezien om snel controles uit te voeren (even checken of iemand zijn steunkous uitkrijgt). Je hoeft dan geen bezoek meer af te leggen.206

Zo is er ook de digitale medicijndoos Medido. Die herinnert mensen eraan hun pillen in te nemen, en stuurt als zij dat niet doen een signaal naar de cliënt, de mantelzorger of een zorg-verlener. Hiermee voorkom je dat mensen soms vijf keer per dag een verpleegkundige langs krijgen voor de medicijnen.

Maar ook de iPad kent vele mogelijkheden bijvoorbeeld foto’s nemen van een wond om te laten zien dat iemand vooruitgaat of om de arts te informeren.Ook Uber (bekend van de nieuwe taxidiensten) heeft voor de zorg een nieuwe dienst ontwikkeld: Uber Health.

Om succes te hebben zal thuistechnologie geen techniek moeten aanbieden die de doelgroep stigmatiseert als oud en hulpbehoevend. Dat willen mensen niet en dan gaan ze die technieken ook niet gebruiken. Wil je mensen verleiden dan moet die technologie leuk zijn en ze moeten er een positief verhaal over kunnen vertellen.207 Ten aanzien van het toepassen van thuistechnologie door SSW zou ik willen opmerken: regeren is vooruitzien.

Aanbeveling 6

Laat duizend bloemen bloeien.

205: Buurtzorg Nederland en Nieuw Organiseren.Nu, Buurtzorg professionals en E-care Services, website 2015.206: Zorgvisie, Sociale wijkteams zijn niet zaligmakend, december 2014.207: Zorgvisie, Zorgtechnologie is maatwerk, april 2015.

Stimuleer als SSW in samenspraak met de partners geza-

menlijk creatieve, goedkope, kleinschalige, werkbare en

simpele oplossingen.

Toelichting / OnderbouwingRelatief goedkope oplossingen kunnen een zeer doeltreff ende werking hebben. Eén euro welzijn kan bij wijze van spreken 5 euro zorg voorkomen of uitstellen.Mensen uit het isolement halen door contacten te leggen of door ondersteuning te bieden is een probaat medicijn tegen eenzaamheid. Het gevoel bij een sociaal netwerk te horen, en iets zinvols doen voor een ander verhoogt het gevoel van ei-gen waarde.

Vrijwilligers zijn over het algemeen mensen die graag met mensen omgaan. Vaak hebben zij ervaring met mensen uit de doelgroep in de familie, de naaste omgeving of de ouderen-zorg.Zo maar wat voorbeelden:het maatjesproject, de bezoekservice, menging van jong en oud in een complex, vrijwilligerswerk, voorleesopa’s en oma’s in het kinderdagverblijf, uitruil van diensten (ik ga koken en doe jij dan de tuin), boodschappen doen, begeleiding, signale-ren en zorg voor elkaar etc.

De zoektocht naar dit soort kleinschalige initiatieven is de moeite waard. Het kost niet veel en de betekenis ervan is groot.

15.6 VENSTER 6

INVESTEREN IN ORGANISATIEKRACHT

Duurzaam Betrokken in het Sociale Domein

Aanbeveling 1

Werk samen met alle organisaties op het vlak van wonen,

zorg en welzijn om de veranderende inrichting van het so-

ciale domein het hoofd te bieden.

De inrichting van het sociale domein verandert de komen-

de jaren namelijk sterk onder invloed van demografi sche

ontwikkelingen, de decentralisatie van onder meer de

zorg en de wens van veel ouderen om langer zelfstandig

te wonen in de eigen vertrouwde omgeving.

138..................

Page 139: Een onbezorgde oude dag?

De opgaven die uit deze transitie voortvloeien zijn alleen

succesvol uit te voeren als organisaties daadwerkelijk en

concreet samen werken.

Het onderzoek “Een Onbezorgde Oude Dag” geeft 6 glo-

bale Vensters en 17 concrete aanbevelingen om die op-

gaven aan te pakken. Voor het duurzaam implementeren

van de aanbevelingen is samenwerking en vooral organi-

satiekracht nodig.

Teneinde duurzame samenwerking en continuïteit moge-

lijk te maken geef ik SSW in overweging om een speciale

portefeuillehouder wonen, zorg en welzijn (desgewenst

binnen de bestaande formatie) aan te stellen. Deze porte-

feuillehouder is verantwoordelijk voor de verdere opera-

tionalisering van de aanbevelingen, heeft een proactieve

en prominente rol in de sociale netwerken, en is in staat

om verbindingen te leggen tussen organisaties en men-

sen.

Toelichting / Onderbouwing De drie decentralisaties (Jeugdzorg, Arbeidsparticipatiewet, Zorg) spelen een grote rol en leiden tot nieuwe verhoudingen. Naar verwachting ontstaat een nieuw krachtenveld. In het bij-zonder in het sociale domein.Het scheiden van wonen en zorg, de uitvoering van de WMO, de afbouw van intramurale voorzieningen, het langer zelfstan-dig wonen van ouderen en de daarmee samenhangende ge-schiktheid van de woningvoorraad, het principe van de klant centraal, de grotere eigen verantwoordelijkheid van het indivi-du en de andere rolverhoudingen tussen organisaties (bijvoor-beeld een grotere invloed van de gemeente) zijn slechts een paar ontwikkelingen die concreet vorm moeten krijgen in dat nieuwe sociale domein.Deze veranderingen vragen om andere kennis en vaardighe-den van alle betrokkenen.

Partijen hebben elkaar hard nodig om de transitieopgave met succes (en in het belang van de klant) te kunnen uitvoeren. Om lokale samenwerking op het vlak van wonen, zorg en welzijn om te zetten in concreet beleid en uitvoeringsplannen is geza-menlijke verantwoordelijkheid én organisatiekracht nodig.

Veel aanbevelingen (van ambities op het vlak van samenwer-king tot opplussen en levensloop geschikt renoveren) lenen zich bijvoorbeeld goed voor het vastleggen in de prestatieaf-

spraken inclusief fi nanciële randvoorwaarden tussen SSW en de gemeente De Bilt.

Uit een landelijk onderzoek van Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg blijkt, dat de lokale partners (gemeenten, corporaties, zorgaanbieders en welzijnsorganisaties) elkaar ta-melijk lage cijfers geven als het gaat om onderlinge samenwer-king. De rapportcijfers liggen tussen 6.1 en 6.5.208

Dat kan en dat moet beter. Ook in de gemeente De Bilt.Voor SSW is de transitieopgave op het vlak van wonen, zorg en welzijn een kerntaak en is daarmee volgens de Toekomstvisie een speerpunt van beleid. SSW geeft aan een duidelijke rol te willen spelen in het nieuwe sociale domein. Niet alleen in woord, maar ook door concreet te investeren in organisatiekracht. Met het ideaal van de ‘onge-deelde vraag’ en de ‘ongedeelde klant’ voor ogen.

208: Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg, Tussenbalans lokale samen-werking wonen, zorg en welzijn, december 2014

139..................

Page 140: Een onbezorgde oude dag?

140..................

Page 141: Een onbezorgde oude dag?

16 NABESCHOUWING

De hoofdtitel van mijn onderzoek luidt: “Een Onbezorgde Oude Dag?”. Bij de beantwoording van deze vraag zou je bijna op het ver-keerde been worden gezet door onderstaand persbericht:209

“Uit een onderzoek onder miljonairs blijkt, dat zij zich net als ‘gewone’ Nederlanders nogal druk maken over de zorg. De helft van de miljonairs vindt de kwaliteit daarvan ontoerei-kend en verwacht een verslechtering. Twee derde wil de regie daarom in eigen hand nemen door zorg op maat te regelen in de vorm van zorgvilla’s of persoonlijke verpleging.”

Als deze groep zich al zorgen maakt hoe zit het dan wel niet met het gevoel van de ‘gewone’ man of vrouw in Nederland?Ik zeg dit met enige vorm van ironie: iedere groep heeft zo zijn eigen zorgen.

In hoofdstuk vier heb ik twee onderzoeksvragen geformu-leerd. De eerste vraag luidde: Wat zijn de gevolgen van de decentralisatie van de zorg voor het langer zelfstandig wonen van ouderen?In de hoofdstukken die volgden heb ik die vraag zo goed mo-gelijk proberen te beantwoorden.

In ieder geval staat vast, dat de combinatie van demografi sche druk (vergrijzing) en de hervormingsagenda van het kabinet hebben geleid tot een stevige cultuuromslag. Dat geldt zowel voor de professional als voor de gewone burger. De ‘verantwoordelijkheidsladder’ is nu omgekeerd. Het auto-matisme dat er voor iedereen en altijd voorzieningen beschik-baar zijn heeft plaats gemaakt voor een grotere nadruk op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid.

Al die veranderingen brengen zorgen en onzekerheden met zich mee.Bijvoorbeeld het beperken van de keuzevrijheid om van zelf-standig wonen te verhuizen naar een verzorgingshuis. Welis-waar werd de toegang tot een verzorgingshuis de laatste jaren al moeilijker gemaakt door een indicatiesysteem, maar vanaf 1 januari 2015 is het wettelijk onmogelijk dat ouderen met een relatief lichte zorgvraag (ZZP 1 t/3) nog kunnen verhuizen naar een verzorgingshuis. Alleen wie 24 uurs zorg nodig heeft en in het bezit is van een zware zorgindicatie heeft toegang tot een verzorgingshuis of verpleeghuis.

209: De Volkskrant, Miljonair is weer boven Jan, 21 mei 2015.

Onzekerheid wordt ook gevoed doordat veel betrokkenen nog niet goed op de hoogte zijn van de nieuwe verhoudingen en spelregels. Bovendien is er een grote druk op het sociale netwerk (gezin, familie, vrienden of buren) om ondersteuning te verlenen bij ouderen met een zorgbehoefte. Blijven die netwerken beschikbaar óók als de zorgvraag groter wordt? Is iedereen wel zo zelfredzaam en hoe gaan we om met de men-sen die dat niet zijn: de kwetsbare groepen?

Zelfs Albert Heijn lijkt een gat in de markt te zien door caissi-ères te trainen in het herkennen van vereenzaamde- en ver-warde ouderen. De caissières geven hun bevindingen door aan een thuiszorginstelling die vervolgens actie onderneemt. Deze ‘Supermarktzorg’ wordt door De Volkskrant gezien als een schrijnend lapmiddel voor een zorgtekort.210

Die ontwikkeling voelt wat ongemakkelijk. Dit kan toch niet de invulling van de participatie samenleving zijn? Je kan het ener-zijds zien als een uiting van publieke armoede.Anderzijds kan het ook goede kanten hebben als het ‘in de gaten houden’ van oudere klanten respectvol gebeurt. Snelle signalering kan erger voorkomen.

Langer zelfstandig wonen van ouderen in hun eigen ver-trouwde omgeving bestond natuurlijk al langer als autonome maatschappelijke ontwikkeling. Door het invoeren van nieuwe wetgeving is het langer zelfstandig thuis wonen per 1 januari 2015 offi cieel kabinetsbeleid geworden.Ouderen met een lichte zorgvraag blijven op de reguliere wo-ningmarkt en kunnen zorg op maat afnemen. Ouderen kun-nen ervoor kiezen (na eventuele woningaanpassingen) om in hun eigen woning te blijven wonen of te verhuizen naar een andere, meer passende woning.

Dat klinkt makkelijk, maar voor veel ouderen is verhuizen ech-ter een grote- en onzekere stap. Er zijn veel drempels die zo’n verhuizing belemmeren: gehechtheid aan de buurt, sociale contacten, herinneringen aan het huis, hogere huurprijs van de nieuwe woning, de rompslomp van het verhuizen.211

Waar het nog in belangrijke mate aan ontbreekt (aldus de on-derzoekers van Platform 31) is dat ouderen veel meer besef moeten krijgen op welke wijze en waar zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Het kan goed zijn dat de huidige woning momenteel voldoet aan de wensen en be-

210: De Volkskrant, Zorg caissières, 17 december 2015211: Platform 31, Senioren in Beweging / Handreiking voor doorstroming van senioren, december 2014

141..................

Page 142: Een onbezorgde oude dag?

hoeften. Maar met de jaren neemt de zorgbehoevendheid toe en de mobiliteit af. Ook de partner kan eerder zorgbehoevend worden waardoor de huidige woning niet langer voldoet.Volgens Platform 31 zouden ouderen daarom eerder moeten leren nadenken over later. Ontbreekt dat anticiperen op een latere levensfase, dan leidt dat onherroepelijk tot problemen ‘stroomopwaarts’: problemen later in de tijd. Een vrije keuze wordt dan al snel een gedwongen keuze.

Het (fi nancieel) scheiden van wonen en zorg, het uitvoeren van de hervormingsagenda van het kabinet, en het beleid om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen hebben grote gevolgen voor het domein wonen, zorg en wel-zijn.Er ontstaan tussen de verschillende spelers in het sociale do-mein (gemeenten, corporaties, zorg- en welzijnsinstellingen, en burgers) nieuwe verhoudingen.

Alle organisaties staan voor de maatschappelijke opgave om het langer zelfstandig wonen mogelijk te maken. Dat is voor iedere organisatie een kerntaak.Voor corporaties ligt er bijvoorbeeld een grote opgave om die doelstelling waar te maken.In het Strategisch Voorraad Beleid dient dan ook nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de demografi sche eff ec-ten.

Het huurdersbestand van SSW vergrijst. In de Toekomstvisie geeft SSW aan het belangrijk te vinden, dat haar huurders kun-nen wonen in een woning die bij hen past. Of dat nu zelfstan-dig is of met (zorg- of welzijns)ondersteuning.Een terechte vraag is dan ook of de bestaande woningvoor-raad dan wel in voldoende mate is toegerust op het zelfstan-dig wonen van ouderen met een huidige- of toekomstige zorgbehoefte.Dat betekent goed nadenken over het aanpassen van de be-staande voorraad, maar ook nieuwbouw, het ontwikkelen van nieuwe woonconcepten en arrangementen, en de inzet van thuistechnologie. Dat betekent gelijktijdig ook rekening hou-den met de diversiteit van de doelgroep (dé oudere bestaat namelijk niet). Maar als corporatie ook acteren in maatschappelijke verban-den en actief zijn ten aanzien van informatieverstrekking en communicatie.

De maatschappelijke opgave die samenhangt met de vergrij-zing en de decentralisatie van de zorg is een té belangrijk en

een té urgent vraagstuk om dat als organisaties los van elkaar aan te pakken. Een gefragmenteerde aanpak waarbij de klant als het ware wordt ‘opgeknipt’ in verschillende domeinen is niet wenselijk en niet in zijn of haar belang. Het is ook in tegenspraak met het ideaal van de ‘ongedeelde’ klant zoals in dit onderzoek wordt beschreven.Daarentegen zijn gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, samenwerking, onderlinge afstemming, en kennisdeling de sleutelbegrippen in de nieuwe verhoudingen. Samenwerken betekent in dit verband ook het kunnen lezen en begrijpen van elkaars taal en de wereld die daar achter schuil gaat.

Het laten zien van de onderlinge samenhang tussen de wereld van het wonen, de zorg en het welzijn vormt om die reden een belangrijke toegevoegde waarde van dit onderzoek.

Het nieuwe samenspel tussen gemeenten, corporaties, zorg- en welzijnsinstellingen en burgerinitiatieven zal gericht moe-ten zijn op het bereiken van een veelzijdig woningaanbod en veelzijdige zorg- en welzijnsdiensten.Kortom, het draait allemaal om het gezamenlijk lading geven aan het begrip organisatiekracht. Samenspel is daarbij veel be-langrijker dan een onderling steekspel.212

Demografi sche druk is synoniem aan vergrijzing. Ouderen zijn oververtegenwoordigd in de woningen van SSW.Nu al wordt 1/3 deel van de woningen van SSW bewoond door 65 plussers. En 57% van de hoofdhuurders is ouder dan 50 jaar.Binnen afzienbare termijn ontstaat er een groeiende groep zorgbehoevende ouderen die zelfstandig moet blijven wonen. Met de jaren neemt de zorgbehoevendheid toe en de mobili-teit af waarbij het de vraag is of de huidige woning nog langer voldoet.Daarmee is de ‘bedding van de toekomstige rivier’ al zichtbaar. Met recht kan dan ook worden gesproken van een dominant beleidsthema. Met het oog op de toenemende vergrijzing, het langer zelf-standig blijven wonen, en een toenemende zorgbehoefte ligt er voor SSW de komende jaren een grote uitdaging om de vastgoedportefeuille aan te laten sluiten op deze ontwikkelin-gen.In mijn onderzoek geef ik op basis van landelijk literatuuron-derzoek en lokaal onderzoek onder de huurders van SSW 6

212: M.J. Verweij en P.J. Idenburg, Zorgvastgoed nieuwe stijl: van steek- naar samenspel, Servicemagazine december 2015.

142..................

Page 143: Een onbezorgde oude dag?

globale Vensters en 17 concrete aanbevelingen hoe SSW zich (in samenwerking met de partners) het beste kan voorberei-den op de woonbehoefte en woonwensen van de groeiende groep ouderen.Daarmee geef ik antwoord op het tweede deel van mijn on-derzoeksvraag zoals omschreven in hoofdstuk vier: Welke maatregelen moeten worden getroff en om het langer zelf-standig wonen van ouderen mogelijk te maken?

Niet dat al die maatregelen nieuw zouden zijn. Zeker niet. Paragraaf 11.6.1 laat juist zien welke activiteiten (nieuwbouw, renovatie, individuele woningaanpassingen, specifi eke pro-gramma’s zoals doorstroming) SSW in de loop der jaren al heeft ondernomen om ouderen op een voor hen passende- en geschikte manier te laten wonen.Nieuw is echter wel, dat al die voorgestelde maatregelen (van intensivering van bestaand beleid tot en met nieuw beleid) in hun totale samenhang zijn gepresenteerd.

Verder hebben veel van de aanbevelingen / maatregelen uit dit onderzoek een relatie met de Toekomstvisie van SSW en de verbetersuggesties vanuit de Visitatiecommissie. Zo is het thema samenwerking tussen woon, zorg- en welzijns-organisaties prominent aanwezig in dit onderzoek. SSW ziet dit als een van de speerpunten de komende jaren en wil “een verbindende rol in de samenleving spelen”.De Toekomstvisie zegt hier het volgende over: “We moeten antwoorden vinden op grote maatschappelijke uitdagingen als vergrijzing, decentralisatie van zorg en welzijn en groei van het aantal huishoudens met lage inkomens. We gaan daartoe in gesprek met belangenhouders als onze huurders, de ge-meente, onze collega corporaties en maatschappelijk onder-nemers uit zorg en welzijn”.

En vervolgens: “We zoeken dus op basis van onze signalerings-functie nieuwe samenwerkingsvormen en verhoudingen met onze huurders, de gemeente en onze maatschappelijke part-ners uit welzijn en zorg. Samen onderzoeken we welke zorg en voorzieningen nodig zijn om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen. Zo werken we samen aan levensloopbesten-dige en vitale wijken”.213

213: SSW, Toekomstvisie 2014 – 2019. Verwezen wordt ook naar paragraaf 11.7.2.

Ook wordt recht gedaan aan de verbetersuggestie van de Visi-tatiecommissie: “Blijf aandacht geven aan de afstemming tus-sen wonen, zorg en welzijn”.214

Gelukkig gebeurt er dus al veel, maar er is en blijft de komen-de jaren veel werk aan de winkel. Met nieuwe initiatieven, de nek durven uit te steken, een goede dialoog, samenwerking en organisatiekracht en uiteraard verantwoorde fi nanciële kaders moet het lukken om binnen de nieuwe spelregels en verhoudingen een relatief onbezorgde oude dag voor velen mogelijk te maken.De gereedschapskist staat klaar.

214: Visitatiecommissie, Visitatierapport Woonstichting SSW 2010 – 2013. Ver-wezen wordt ook naar paragraaf 11.7.5.

143..................

Page 144: Een onbezorgde oude dag?

144..................

Page 145: Een onbezorgde oude dag?

17 DANKWOORD

Ik wil iedereen die aan dit onderzoek heeft meegewerkt zeer hartelijk danken voor hun tijd, de spontane bereidheid om mee te doen, de suggesties, en de hulp en ondersteuning. Ik heb die bijdragen in welke vorm dan ook als bijzonder waarde-vol ervaren.

Mijn dank gaat met name uit naar:

De Raad van Commissarissen van Woonstichting SSW die het als opdrachtgever mogelijk hebben gemaakt om dit onder-zoek uit te voeren. Een bijzonder woord van dank voor de Be-geleidingscommissie vanuit de Raad de heren Ron de Haas en Egbert Dijkstra. Met hen heb ik regelmatig en op een plezie-rige manier de voortgang en het proces besproken.

De directeur-bestuurder van Woonstichting SSW in de per-soon van mevrouw Jessie Bekkers - van Rooij. Ik ben haar dankbaar voor de goede- en hartelijke feedback, de inspiratie en de kritisch-constructie-ve gesprekken die we hebben gevoerd tijdens de onderzoeks-periode. Jessie, ik hoop dat het onderzoek je genoeg handvatten en in-spiratie biedt voor nieuw beleid.

De interne Projectgroep van Woonstichting SSW die mij gedu-rende het hele onderzoek met raad en daad heeft bijgestaan. Een bijzonder woord van dank voor de collega’s mevrouw Margriet Reijnders (Adviseur Beleid en Communicatie), me-vrouw Anneke Dijk (Medewerkster Strategie en Beleid), me-vrouw Grietje Middelkoop (Wijkconsulent) en de heer Sander Wuis (Medewerker Communicatie en PR).Sander Wuis wil ik bovendien extra danken. Hij is verantwoor-delijk voor de fraaie vormgeving van dit onderzoek.

In de persoon van mevrouw Jorien Posthouwer trof ik een uit-stekende onderzoeksassistente. Ik ben haar dankbaar voor alle werkzaamheden rond de enquête onder de oudere huurders van SSW. Vanaf het meedenken over de vragenlijst tot en met de verwerking van de enquêtegegevens (en dat waren nogal wat formulieren!) en het maken van tabellen en grafi eken. Maar ook voor het kritisch- en constructief meelezen van het eerdere concept van het onderzoek.Mevrouw Posthouwer maakte eveneens deel uit van de in-terne Projectgroep.

Eveneens dank aan de directiesecretaresse mevrouw Mirjam Wolff ers. Als altijd steun en toeverlaat bij het maken van afspra-ken, het agendabeheer en haar immer aanwezige aanstekelijk enthousiasme, positivisme en humor.

Vóór de feitelijke start van het onderzoek heb ik met de be-langrijkste belangenhouders van SSW gesprekken gevoerd. Het doel van deze gesprekken was tweeledig. Op de eerste plaats het inventariseren van wensen en behoeften van oude-ren op het terrein van wonen, zorg en welzijn vanuit de optiek van de belangenhouders. En op de tweede plaats informatie ophalen over belangrijke vraagstukken en knelpunten zoals die door deze sleutelper-sonen worden ervaren. De geleverde informatie is zowel ge-bruikt in het onderzoek, maar heeft ook als input gediend voor de enquête die is afgenomen onder de oudere huurders van SSW.

Deze gesprekken (vaak samen met collega Margriet Reijnders) waren altijd erg hartelijk, open en informatief. Ik heb hier veel aan gehad bij de verdere uitwerking van het onderzoek.

Mijn dank gaat uit naar de volgende organisaties en personen:

De wethouders van de gemeente De Bilt, mevrouw Anne Brommersma (o.a. portefeuille WMO) en mevrouw Jolanda van Hulst (o.a. portefeuille wonen / volkshuisvesting).

Vanuit de ambtelijke organisatie van de gemeente De Bilt me-vrouw Ina van de Berg (Programmamanager Transities Sociaal Domein) en mevrouw Tolinda de Vries (Kwartiermaker WMO).

Leden van de WMO-Adviesraad gemeente De Bilt de heer Hans Voogt en mevrouw Loes Klok.

Leden van de Ouderenraad De Bilt de heer Rens Dankelman, de heer Harco Pama en mevrouw Meta van Houten.

Leden van de Biltse Huurdersvereniging Woonspraak de heer Ruud van Zwol, de heer Otto Oussoren, en mevrouw Evita Wardenga (Helaas kon mevrouw Nanny Westerhof niet bij het gesprek aanwezig zijn).

De bestuurder van Stichting De Bilthuysen de heer Harm Hoekstra.

145..................

Page 146: Een onbezorgde oude dag?

De directeur van de Stichting MENS De Bilt mevrouw Evelien Ribbens.

Ook natuurlijk grote dank aan al die 963 huurders die hebben meegedaan aan de enquête. Ik ben u zeer erkentelijk voor uw medewerking. De respons was bovengemiddeld hoog en dat toont betrokkenheid bij het onderwerp. De uitkomsten vor-men goede bouwstenen voor het beleid en de daaruit voort-vloeiende maatregelen.

Een woord van dank is ook op zijn plaats voor de huurders die hebben meegewerkt aan de fotosessie ten behoeve van de vormgeving van dit onderzoek.

En tenslotte U, de lezer.Bedankt voor het lezen van dit onderzoek. Als U er net zoveel plezier aan heeft beleefd als ik, kunnen we beiden tevreden zijn.

Ad van ZijlBilthoven, januari 2016

146..................

Page 147: Een onbezorgde oude dag?

147..................

Page 148: Een onbezorgde oude dag?

148..................

Page 149: Een onbezorgde oude dag?

18 GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR

A

Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen:

• Voortgangsrapportage, Den Haag Juni 2015

Aedes Vereniging van Woningcorporaties:

• Gespreksnotitie Discussie Betaalbaarheid, 2013• Woningcorporaties partners in wonen, maart 2014• Langer zelfstandig wonen / Inbreng ronde tafelgesprek, 10

september 2014• Slimme oplossingen voor langer thuis wonen, 20 oktober

2014• Wat is het eff ect van vergrijzing op de woningbehoefte /

feiten en cijfers, 26 januari 2015• Week tegen Eenzaamheid, 14 september 2015• Rijksbegroting 2016, Maatregelen wonen en zorg, 16 sep-

tember 2015• Dossiers en thema’s wonen, zorg en welzijn, website 2015

Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg:

• Domotica en zorg op afstand, 23 november 2010• Menukaart thuistechnologie laat senioren langer thuis wo-

nen, 13 december 2012• Visie op inzet ICT voor wonen en zorg, 12 maart 2013• Zorgdienst ontwerpen en maatschappelijke business case

opstellen, 14 maart 2013• Zorg en Technologie, 22 september 2013• Corporaties beschikken over meer nultreden woningen, 3

december 2013• Stappenplan Thuis(zorg)technologie voor corporaties, 26

mei 2014• Tussenbalans lokale samenwerking wonen, zorg en welzijn,

2 december 2014• Woonmonitor 2015, 2015 (Bureau 50)• Ouderen nog onbekend met nieuwe woonvormen, 24

maart 2015• Meer doen met bestaande woningvoorraad, 24 maart 2015• Handreiking corporaties en brandveiligheid, wonen met

een zorgvraag, 18 mei 2015• Expeditie Begonia: woonvariaties, 27 juli 2015• Opplussen nieuwe stijl, 30 juli 2015

Aedes Magazine:

• Creatief met zorgvastgoed, oktober 2013• Iedereen moet hier oud kunnen worden, verslag experi-

ment Habion 2e jeugd verzorgingstehuis in Voorst, 2015• Wie zijn de bewoners van corporatiewoningen?, juli / au-

gustus 2015

Alleato / Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling

Utrecht:

• Eerste meting monitoring en evaluatieproject MENS De Bilt, De Bilt 2008

Anbo en WoonZ:

• Onderzoek naar Wonen en verhuizen, maart 2015• Vinger aan de pols, Rapport over de WMO-uitvoering in 80

gemeenten, december 2015

Arcon Adviesbureau:

• Langer zelfstandig wonen / een onderzoek naar woon-zorgconcepten voor ouderen, oktober 2013

B

Baker Tilly Berk:

• Branchebulletin woningcorporaties, december 2013

Bank Nederlandse Gemeenten:

• Zorgopdekaart.nl brengt langer thuis wonen in beeld, ja-nuari 2015

• Decentralisatie: na inhoud ook aandacht voor administra-tieve aspecten noodzakelijk, januari 2015

Bert Wagendorp:

• Column 100 jaar, De Volkskrant, 21 februari 2015

Bestuur Regio Utrecht / U-10 Regio / U-16 Regio:

• Voorraad en vraag zorgplaatsen en opvangplaatsen in de U-10 regio, september 2013

• Wonen Zorg en MO in de U-10, Utrecht september 2013• Regionale Woningmarktmonitor 2013, Utrecht 2014• Regionale Huisvestingsverordening 2015, Utrecht 2015

Biltsche Courant:

• Overgangsregeling lopende AWBZ-indicaties, 24 december 2014

• Tegemoetkoming huishoudelijke hulp, 19 maart 2015• Bezuinigingen, 24 april 2015• Een ijzeren gordijn in De Bilt, 24 juni 2015

149..................

Page 150: Een onbezorgde oude dag?

• Overbelasting mantelzorgers voorkomen, 9 september 2015

• Oppositie in de aanval / College moet zich verantwoorden, 23 september 2015

• Kom erbij en verbind tijdens de week van eenzaamheid, 23 september 2015

• Herbeoordeling cliënten WMO, 18 november 2015 • Sociaal team De Bilt van start, 9 december 2015• Betere regie thuiszorg, 9 december 2015

Binnenlands Bestuur:

• Grote problemen rondom uitbetalen PGB, 13 maart 2015• Meer snijden in zorg taboe / Grens gemeentelijke bezuini-

gingen bereikt, 11 september 2015• Beschermd wonen in alle gemeenten, december 2015

Bernd de Vries:

• Eigen haard is goud waard? Hoe woningcorporaties kun-nen bijdragen aan Aging in Place, Amsterdam augustus 2015

Bureau voor Toegepaste Sociale Gerontologie:

• Dubbele vergrijzing, BTSG Bibliotheek, website 23 januari 2015

C

Centraal Fonds Volkshuisvesting / Inspectie Leefomge-

ving en transport:

• Resultaat themaonderzoek zorgvastgoed, 19 mei 2015• De corporatiesector in cijfers, website 2015

Centraal Bureau voor de Statistiek:

• Diverse statistische gegevens, geraadpleegde website CBS• Overzicht Inkomsten en uitgaven AWBZ, geraadpleegde

website CBS• Tekort AWBZ opnieuw meer dan 3 miljard, Webmagazine,

september 2012• Demografi e van de vergrijzing, geraadpleegde website

CBS

Companen Adviesbureau:

• Woningbehoefteonderzoek gemeente De Bilt, juli 2012

Corporatie Bouw:

• Bouwen en renoveren voor oudere huurders, augustus 2014

Corporatie Gids Magazine:

• Wat beweegt senioren, of beter: wat niet?, maart 2014

D

Dagblad Trouw:

• Vier van elke tien tehuizen moeten dicht, 21 februari 2013

De Vierklank:

• Gevolgen omvorming huishoudelijke hulp, 25 maart 2015• Bezuiniging op subsidie (in)formele zorg teleurstellend, 25

juni 2015• Veel bezwaarschriften in De Bilt, 1 juli 2015• Meer inwoners tegemoetkoming huishoudelijke hulp, 2

september 2015• Steunpunt Mantelzorg De Bilt zorgt voor balans, 9 septem-

ber 2015• Uit de gemeenteraad van 26 november 2015, 2 december

2015

De Volkskrant:

• Ouderen: het bejaardenhuis voorbij / Gemeenten moeten als regievoerders van de zorg duidelijker antwoord geven, 30 december 2014

• Samen oud, maar wel in eigen huis, 30 december 2014• Het kabinet is klaar, nu het land nog, 31 december 2014• Senioren in ongewisse over hulp, 2 januari 2015• Wordt Heerlen een scootmobiel stad?, 2 januari 2015• In Groningen moet vrijwilliger het doen, 2 januari 2015• Keukentafelgesprek, 3 januari 2015• Raad buitenspel bij inkoop zorg, 15 januari 2015• Buiten de raadszaal gebeurt het, 15 januari 2015• Democratisch gat, 16 januari 2015• Hoe druk is de huisarts?, 17 januari 2015• Utrecht krijgt al 600 klachten over korten thuiszorg, 23 ja-

nuari 2015• De Douche moet je zelf betalen, 23 januari 2015• Sociale cohesie op het platteland / Hier helpen ze elkaar

nog, maar vanzelfsprekend is het niet meer, 24 januari 2015• Reclame Code Commissie vindt zorgspotjes te rooskleurig,

11 februari 2015• Tientallen bejaarden tijdelijk zonder huis, 21 februari 2015• Rechter oordeelt over korten op huishoudelijke hulp, 17

maart 2015• Participatiesamenleving eist tol op de werkvloer, 24 maart

2015• Samson roept vooral zichzelf tot de orde , 10 april 2015• Overhevelen zorg redelijk soepel, 15 april 2015

150..................

Page 151: Een onbezorgde oude dag?

• Ophef over afwijzen traplift voor 90-jarige, 2 mei 2015• PGB crisis ziekt door, 2 mei 2015• Wie krijgt wel een traplift in Alphen?, 9 mei 2015• Van Rijn: lek in PGB-chaos boven, 19 mei 2015• Meevaller in de zorg van 2 miljard euro, 20 mei 2015• Miljonair is weer boven Jan, 21 mei 2015• Iedereen geeft elkaar de schuld van het PGB-debacle, 2

juni 2015• Rechter verbiedt verlagen loon van thuishulpen, 26 juni

2015• Druk op Van Rijn over vergoeding schade aan PGB-gedu-

peerden, 1 juli 2015• Gemeente is soms feller op thuiszorg dan Rijk wil, 15 juli

2015• Poetsen in de rolstoel: knap lastig, 15 juli 2015• Leger des Heils vult gaten in de zorg, 27 juli 2015• Menig oudere prefereert het vertrouwde verzorgingshuis,

18 augustus 2015• Reportage Zorgeloos Wonen voor ouderen, 18 augustus

2015• Verzorgingshuis, 19 augustus 2015• Munitie Ombudsman voor PGB-debat, 26 augustus 2015• Huurder droomt van coöperatie, 26 november 2015• Baan 12.000 thuishulpen op de tocht, 28 november 2015• Zonder poetshulp is langer thuis wonen niet haalbaar, 28

ovember 2015• Hoe moet het met de klanten zonder onze hulp?, 30 no-

vember 2015• Thuishulp kind van de zorgrekening, 2 december 2015• Open brief aan de Nederlandse gemeenten van diverse

(belangen)organisaties, 2 december 2015• Thuiszorg kan weer vooruit kijken, 5 december 2015• Extra geld geen garantie voor rust, 10 december 2015• Overbelasting van mantelzorgers: een derde verliest soms

zijn geduld, 15 december 2015• Zorg caissières, 17 december 2015• Interview Jan Latten hoofddemograaf CBS, 18 december

2015• Het pamperen van mensen betekent dat je ze uitsluit, 2

januari 2016

Digitale Zorggids:

• Thuistechnologie: welk kastje en welke muur?, 23 januari 2014

E

Evelien Tonkens:

• Misverstanden over de participatie samenleving, 24 juli 2014

F

Financieel Dagblad / Rob de Lange:

• Participatie samenleving loopt stuk op wetten, niet op praktische bezwaren, 20 september 2013

FNV Zorg en Welzijn:

• Demonstratie Red de Zorg september 2014, website

G

Gemeente De Bilt:

• Convenant innovatieproject wonen, welzijn, zorg Maar-tensdijk en De Bilt West, De Bilt 2007

• MENS WMO-innovatieproject / Over de ontwikkeling van infrastructuur wonen, welzijn, zorg voor woonservicewij-ken, De Bilt 2009

• Startnotitie Vernieuwend welzijnsbeleid, De Bilt april 2011• Woonvisie 2013 – 2020, De Bilt 2013• Raadsvoorstel Transitie Maatschappelijke Ondersteuning,

De Bilt 2014• Collegeprogramma De Bilt 2014 – 2018 / De Bilt: De toe-

komst voor elkaar, 2014• Getekende prestatieafspraken gemeente en SSW 2014 –

2018, De Bilt 2014• Transitie Maatschappelijke Ondersteuning, De Bilt 27 no-

vember 2014• De Bilt Sterk en Zorgzaam / Sociaal Domein krant , De Bilt

2015

Gemeentezorg:

• Beweegredenen voor de decentralisatie van de AWBZ, 2014

Gezondheid Expertise & Educatiecentrum Friesland:

• Zelfregie en langer zelfstandig wonen / een overzicht van bestaande onderzoeken, 2013

M

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties:

• Beeld ontwikkeling, ondersteuning en monitoring decen-tralisaties, Den Haag oktober 2013

• Transitieagenda langer zelfstandig wonen, Den Haag 4 juni 2014

151..................

Page 152: Een onbezorgde oude dag?

• Beeld ontwikkeling, ondersteuning en monitoring decen-tralisaties, Den Haag oktober 2014

• Brief aan de Tweede Kamer inzake Prioriteiten volkshuis-vesting, Den Haag juni 2015

• Brief aan de Tweede Kamer inzake Integrale visie op de wo-ningmarkt / Voortgang Transitieagenda, Den Haag juli 2015

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport:

• Hervormingen langdurige zorg en de arbeidsmarkt , Den Haag 29 oktober 2014

Movisie:

• Naar een succesvol sociaal wijkteam: de blauwdruk bestaat niet, mei 2014

• De veranderende verhouding tussen overheid en burgers, 29 september 2014

Mezzo / Landelijke Vereniging van Mantelzorgers en Vrij-

willigerszorg:

• Mantelzorg en Wonen, Mezzo 2014

N

Nationaal Ouderenfonds:

• Feiten en cijfers, 2015

Nederlandse Woonbond:

• Woonlasten probleem voor chronisch zieken, Maart 2014• Senioren geen interesse in duurdere woonvormen, april

2015• Huurders aan zet bij lokale prestatieafspraken, Mei 2015• Woon coöperaties in de lift, Juli/augustus 2015

NRC Handelsblad:

• De thema’s van 2015: Verplicht zelfredzaam, 3 januari 2015• Het jaar van de gemeente: hoe het verder ging met de

zorg, 3 januari 2015• Wijkverpleger in een nieuwe rol, 17 januari 2015

NRC Weekend:

• Gebrekkig ouder worden is geen neergang / Heb de moed om oud te worden, 27 december 2014

• Vechten om miljarden in de digitale zorg, 24 januari 2015• De huisarts vlucht / ruzie in de zorg, 1 maart 2015

O

Ouderenraad De Bilt:

• Jaarverslag 2013, De Bilt mei 2014• Reactie transitienota gemeente De Bilt WMO 2015, De Bilt

2014

P

Platform 31:

• Voortgangsrapportage kennis en experimenteerprogram-ma langer thuis (In samenwerking met Movisie en Aedes-Actiz), Den Haag mei 2015

• Transformatie Zorgvastgoed / Tien praktijkvoorbeelden, juli 2015

• Koplopers groep programma wooncoöperatie van start, 25 september 2015

• Senioren in beweging / handboek voor de doorstroming van senioren, Den Haag december 2014

• De wooncoöperatie, dat zijn wij!, 26 november 2015

Plus Magazine:

• Hulp en Zorg aan huis, januari 2015• Het verzorgingshuis gaat dicht. Wat nu?, oktober 2015• Het Thuishuis geeft een gevoel van veiligheid, oktober

2015

Portaal / Yvonne Brugmans:

• Onderzoek langer zelfstandig blijven wonen, Baarn augus-tus 2010

Projectgroep MENS Plus:

• Wijkanalyse, De Bilt 2013

Provincie Gelderland:

• Leidraad opplussen van woningen / Handreiking voor ge-meenten en corporaties, oktober 2012

• Iedereen wil oud worden, niemand wil het zijn / voorbeeld-projecten in Gelderland, Arnhem 2014

Provincie Utrecht:

• Een wijk voor iedereen / Handleiding levensloopbestendi-ge wijken, Utrecht 2011

• Monitor Wel Thuis, Utrecht november 2011• Woningmarktmonitor Provincie Utrecht / Staat van de wo-

ningmarkt begin 2014, Utrecht 2014

Public Care Consult:

• Wonen in woonservice gebieden, Den Bosch 2010152

..................

Page 153: Een onbezorgde oude dag?

Pulse Media Group:

• Medische technologie / Zorg op afstand, 2015• Telemedicine is here to stay, 2015

Q

Quattro:

• Eindrapport Evaluatie Project MENS De Bilt, De Bilt 2010

R

Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur:

• Langer zelfstandig / een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn, januari 2014

Raefl ex:

• Visitatierapport Woonstichting SSW 2010 – 2013, december 2014

Renda / Kennisnetwerk bestaande bouw:

• Zorgvastgoed renoveren is te duur, augustus 2014• Hoe scheiden we wonen en zorg?, augustus 2014• Inspelen op de toekomstige wooneisen, augustus 2014

Rendero Actueel Overheid:

• Overheidsspotjes over decentralisatie van zorg zijn te roos-kleurig, website 13 februari 2015

RIGO:

• Eff ectanalyse Thuishuis / inzicht in maatschappelijke meer-waarde, Amsterdam 11 juni 2015

RWU (Regionaal Beraad Woningcorporaties Utrecht):

• Regionale Corporatie Monitor 2015, Utrecht juli 2015• Voorraadrapportage 2015 Woningcorporaties Regio

Utrecht, Utrecht juni 2015

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu / Nationaal

Kompas Volksgezondheid:

• Infobulletin, 2014• Vergrijzing: wat zijn de belangrijkste verwachtingen voor

de toekomst?, website februari 2015

Rijksoverheid:

• Ouderenzorg / langer zelfstandig wonen, Den Haag 2015• Perspectief langdurige zorg en ondersteuning, website 4

december 2015

Rijksoverheid.nl (gezamenlijke website 11 ministeries:)

• Hervormingen van de langdurige ondersteuning en zorg, Den Haag april 2013

S

Scoop:

• Zorgtransitie met gezond verstand, nummer 3, 2015

Sociaal en Cultureel Planbureau:

• Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk, Den Haag 2015

• Informele hulp: wie doet er wat?, Den Haag 15 december 2015

Stichting MENS Plus:

• Samenwerking op wijkniveau in vogelvlucht, 2013

Stichting MENS De Bilt:

• Jaarverslag 2014, De Bilt 2015• Stadspers:• Bij elkaar wonende ouders en kinderen hebben heel wat te

regelen, 19 maart 2015

Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting:

• Gemeenschappelijke woonvormen / Gestippeld wonen en Harmonica wonen, Rotterdam 2008

• Verslag uitkomsten Eff ectenarena Proeftuinen Woonser-vicegebieden De Bilt, De Bilt 2010

SVn / Stimuleringsfonds Volkshuisvesting:

• Uitgave Nieuws, april 2014

SWRU (Stichting Woonruimteverdeling Utrecht):

• Nieuwsbrief indiceren toegankelijkheid woningaanbod, augustus 2015

Servicemagazine:

• M.J. Verweij en P.J. Idenburg, Zorgvastgoed nieuwe stijl: van steek- naar samenspel!, december 2015

T

Thúswonen Dokkum:

• Volkshuisvestelijk Jaarverslag 2012, Dokkum 2013

153..................

Page 154: Een onbezorgde oude dag?

V

Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland:

• Het keukentafelgesprek, geraadpleegde website• Vidomes:• Introductie van de seniorenmakelaar, 2011

Vitras:

• Bij u thuis, januari 2015

W

Wikipedia:

• Wet Langdurige Zorg, geraadpleegde website februari 2015

• Vergrijzing, geraadpleegde website februari 2015• Participatiesamenleving, website 2015

Woonstichting SSW:

• Onderzoeksresultaten klantenpanel woonwensen oude-ren, De Bilt 2013

• Beleidsnotitie Bevordering doorstroming senioren, De Bilt 2013

• Relatiemagazine Scheiden Wonen en Zorg / kansen, moge-lijkheden en risico’s, De Bilt oktober 2013

• Deelstudie regionale verkenningen en inventarisatie van het krachtenveld, De Bilt december 2013

• Position paper Visitatie / Stip op de horizon, De Bilt augus-tus 2014

• Toekomstvisie 2014 – 2019 / Met bewoners naar vitale wij-ken,, De Bilt 2014

• Jaarverslag SSW 2014, De Bilt juni 2015

Woningbouwvereniging Bergopwaarts:

• Eerste transformatie eengezinswoningen is een feit, Deur-ne 2014

• Speciale voorzieningen opplussen, Deurne 2015

Wooncorporatie Woonwaard:

• E-nieuwsbrief over de “Buurwoning”, website 23 juni 2015

Woningnet:

• Woonwensen van senioren, augustus 2013• Verkenning van Woonwensen in De Bilt, 4 december 2013

WMO-Adviesraad De Bilt:

• Advies WMO nota 2015, De Bilt 2014• Jaarverslag 2014, De Bilt 2015

Z

Zorgvisie:

• Bewoner betaalt en bepaalt, December 2014• Sociale wijkteams zijn niet zaligmakend, December 2014• Verzorging gaat naar gemeenten / Race to the bottom,

April 2015• Matching voor hulp bij huishouden, April 2015• Zorgtechnologie is maatwerk, April 2015• Zorginstituut vreest afwentelgedrag gemeenten, 30 juli

2015• Uiteindelijk gaat persoonlijke verzorging naar gemeenten,

Augustus 2015

Zorgkaart Nederland / Patiënten federatie NPCF:

• Lijst verpleeg- en verzorgingshuizen, website 2015

154..................

Page 155: Een onbezorgde oude dag?

155..................

Page 156: Een onbezorgde oude dag?

BIJLAGE 1: BEGELEIDENDE BRIEF ENQUETE ONDER HUURDERS VAN SSW

Datum: 4 september 2015Betreft: Enquête

Geachte heer/mevrouw,

Als oud bestuurder van SSW ben ik momenteel bezig met een onderzoek naar de wijze waarop ouderen zo lang mogelijk zelf-standig thuis kunnen blijven wonen in hun eigen vertrouwde omgeving. In verband met een vergrijzende bevolking en een ver-anderend rijksbeleid is dit een belangrijk en actueel thema.

Door dit onderzoek willen wij de wensen van onze huurders op het gebied van aanpassingen en voorzieningen in de woning beter in beeld krijgen. Wij vragen hiervoor uw medewerking om de bijgevoegde enquête in te vullen.

U ontvangt deze enquête omdat u een huurder bent van SSW en ouder dan 50 jaar. Het kan zijn dat dit onderwerp (nog) niet voor u of uw partner van toepassing is. Toch vragen wij u alvast na te denken over uw mogelijke toekomstige behoefte om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.

De antwoorden worden vertrouwelijk verwerkt en zijn uitsluitend bestemd voor onderzoeksdoeleinden. Voor verdere vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met mijn onderzoeksassistente Jorien Posthouwer, bereikbaar op [email protected] en 030-274 73 56.

De ingevulde enquête formulieren kunnen teruggestuurd worden in de bijgevoegde antwoordenvelop, wilt u dit voor 14 sep-tember doen? Een postzegel is niet nodig. Invullen kost slechts 10 minuten tijd en onder de deelnemers worden 10 waardebon-nen van €25 verloot.

Alvast dank voor uw medewerking.

Met vriendelijke groet,

Ad van Zijl

156..................

Page 157: Een onbezorgde oude dag?

BIJLAGE 2: INTEGRALE RESULTATEN ENQUETE ONDER HUURDERS SSW

DEEL A: BLIJVEN WONEN IN DE HUIDIGE WONING

Vraag 1: Tevredenheid

De tevredenheid over de huidige woonsituatie is erg hoog, 81% van de huurders is tevreden tot zeer tevreden. Slechts 4% van de respondenten geeft aan ontevreden tot zeer ontevreden met de woning te zijn.

157..................

Page 158: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 2: Tevredenheid

De respondenten zijn het meest tevreden over de grote van de woning, 70.4% geeft aan hier tevreden over te zijn. De hoeveel-heid voorzieningen (52.9%) en de toegankelijkheid (49.7%) komen als tweede en derde. Slechts 36.2% geeft aan voldoende so-ciale contacten in de buurt te hebben. Bij de optie ‘anders, namelijk’ werd veelal de groene omgeving, rustige locatie en de tuin genoemd.

158..................

Page 159: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 3: Geschiktheid woning

Slechts 15.6% van de respondenten geeft aan dat de huidige woning niet geschikt is om ouder in te worden. Dit kan duiden op een hoog aantal geschikte woningen, of een vertekende perceptie van wat nodig is in een woning om erin oud te kunnen wor-den. 40.3% van de respondenten geeft aan dat de woning misschien geschikt is om ouder in te wonen, voor hen kan dit afhangen van de ontwikkelingen die het ouderdomsproces met zich meebrengen.

159..................

Page 160: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 4: Behoefte aan aanpassingen en voorzieningen

Meer dan de helft van de respondenten geeft aan nu geen behoefte te hebben aan aanpassingen of voorzieningen in de wo-ning. Wanneer deze gegevens worden vergeleken met de uitkomsten van vraag 5 en 6, blijkt dat wanneer er aanpassingen wor-den genoemd, men deze toch noodzakelijk acht om langer in de woning te kunnen blijven wonen. Dit betekent dat velen nu geen aanpassingen nodig hebben, maar dat bepaalde aanpassingen door hen wel noodzakelijk ge-acht worden om langere tijd in de woning te blijven wonen. Dit kan ook betekenen dat men het idee ‘aanpassingen in de wo-ning’ niet aantrekkelijk vind, maar dat wanneer de specifi eke aanpassingen worden genoemd dit hen toch aantrekkelijk lijkt.

160..................

Page 161: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 5: Aanpassingen en voorzieningen in de categorie mobiliteit.

161..................

Page 162: Een onbezorgde oude dag?

Ongeveer een derde van de deelnemers geeft aan geen behoefte te hebben aan aanpassingen in de categorie mobiliteit. Van de genoemde aanpassingen heeft met het meeste behoefte aan aanpassingen in de badkamer (26.6%) , het weghalen van drempels en verhogingen (19.9%) en het aanbrengen van een traplift (19.1%). Onder ‘anders, namelijk’ worden voornamelijk een extra toilet op de bovenverdieping genoemd, daarnaast wordt ook het aan-brengen van een lift om bij de woning te komen en het (beter) isoleren van de woning. 74 respondenten hebben deze vraag overgeslagen, dat betekent dat zij of geen aanpassingen nodig achten, of de vraag niet wilde beantwoorden.

162..................

Page 163: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 6: Aanpassingen en voorzieningen in de categorie veiligheid.

43.2% van de respondenten geeft aan geen behoefte te hebben aan aanpassingen in de categorie veiligheid, dit is ruim tien pro-cent meer dan de mensen die geen behoefte hebben aan aanpassingen in de categorie mobiliteit. Hieruit kan men concluderen dat mobiliteit een belangrijker issue is dan veiligheid. 124 mensen hebben deze vraag niet beantwoord, dit kan betekenen dat zij ook geen behoefte hebben aan aanpassingen in de categorie veiligheid, of dat zij de vraag niet wilden beantwoorden. Een kwart van de deelnemers geeft aan behoefte te hebben aan een videofoon/intercom. Dit is ongeveer hetzelfde aantal men-sen als dat behoefte heeft aan aanpassingen in de badkamer, zoals gebleken uit vraag 5. Ongeveer een vijfde van de deelnemers geeft aan behoefte te hebben aan de andere drie genoemde aanpassingen. Bij ‘anders namelijk’ worden zeer diverse aanpas-singen genoemd, de meest voorkomende zijn verbeterde verlichting van brandgangen, repareren/verbeteren van videofoon en het verbeteren van de toegankelijkheid van ambulance en brancards.

163..................

Page 164: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 7: Al aanwezige aanpassingen en voorzieningen

M eer dan een kwart van de deelnemers geeft aan al over een verhoogd toilet, douchezitje of beugels te beschikken. Verder geeft 56.6% aan geen gebruik te maken van aanpassing en/of voorzieningen. Dat deze voorzieningen en aanpassingen al aanwezig zijn betekent dat de totale behoefte groter is dan gemeten in vraag 5 en 6, maar dat deze behoefte bij sommige men-sen al is ingelost. Bij ‘anders, namelijk’ wordt voornamelijk mantelzorg aangegeven.

164..................

Page 165: Een onbezorgde oude dag?

DEEL B: WONEN EN VERHUIZEN

Vraag 8: Verhuiswens

De helft van de respondenten geeft aan geen verhuiswens te hebben. Ruim veertig procent denk misschien in de toekomst te verhuizen. En nog geen tien procent is zich aan het oriënteren op een an-dere woning of gaat binnenkort verhuizen.

165..................

Page 166: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 9:Verhuisredenen

166..................

Page 167: Een onbezorgde oude dag?

Ruim de helft van de respondenten geeft ook in deze enquêtevraag aan geen reden te hebben om te verhuizen.

Verder zijn de twee belangrijkste redenen om uit voorzorg te verhuizen, of om een gelijkvloerse woning te betrekken.

Bij deze vraag zijn twee grafi eken opgenomen, een met de respondenten die ‘geen reden om te verhuizen’ hebben, en een gra-fi ek zonder deze mensen. Hier is voor gekozen om de verschillen tussen de antwoorden duidelijker zichtbaar te maken, zonder de hoeveelheid mensen die niet willen verhuizen onzichtbaar te maken.

Bij ‘anders’ worden de volgende redenen vaak genoemd: overlast buurt, onderhoud tuin, en de multiculturaliteit van de buurt.

167..................

Page 168: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 10: Woonlasten

De woonlasten van de ideale woning ligt voor 43% van de respondenten tussen de €400 en de €500, voor 45.7% ligt dit tussen de €500 en de €750.

168..................

Page 169: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 11: Ideale woning

Twee slaapkamers, een grote woonkamer en een groot balkon of buitenruimte worden het belangrijkste geacht in een woning. Minder belangrijk zijn een balkon aan de zonkant en buren van rond dezelfde leeftijd. Bij de optie ‘anders namelijk’ werd vaak een tuin genoemd, rolstoel toegankelijk of gelijkvloers en drie slaapkamers.

169..................

Page 170: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 12: Bekendheid en voorkeur voor woonvormen

170..................

Page 171: Een onbezorgde oude dag?

171..................

Page 172: Een onbezorgde oude dag?

V eel respondenten zijn onbekend met de verschillende woonvormen. Van de verschillende woonvormen zijn de aanleunwo-ning en de seniorenwoning het meest bekend, en geniet de seniorenwoning verreweg het meeste voorkeur. 237 respondenten (24.6%) hebben de vraag overgeslagen. Dit betekent dat zij of onbekend zijn met alle verschillende woon-vormen, of dat zij de vraag niet wilde beantwoorden. Aangezien het, in vergelijking met de rest van de enquêtevragen, een vrij hoog percentage respondenten is dat de vraag heeft ‘overgeslagen’, kunnen wij aannemen dat een groot gedeelte van hen on-bekend is met al de verschillende woonvormen.

172..................

Page 173: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 13:Bekendheid hulp SSW

S lechts een derde van de respondenten is op de hoogte van de persoonlijke begeleiding aangeboden door SSW. Enkele respon-denten waren zo pienter om op de papieren enquête te schrijven “nu wel”.

173..................

Page 174: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 14: Woonsituatie over 10 jaar

Het grootste gedeelte van de respondenten verwacht ook over tien jaar nog zo lang mogelijk in de huidige woning te willen blij-ven wonen en wil indien nodig de woning hiervoor aanpassen (42.1%). 22.7% wil verhuizen wanneer aanpassingen en zorg nodig zijn. Een beperkt aantal mensen wil verhuizen naar een aangepaste woning of naar een nieuwbouwwoning met zorg arrangement.174

..................

Page 175: Een onbezorgde oude dag?

DEEL C: ZORG, WELZIJN EN DIENSTEN

Vraag 15: Aanvullende diensten

175..................

Page 176: Een onbezorgde oude dag?

40.3% geeft aan niet geïnteresseerd te zijn in diensten. Van de 166 mensen die de vraag overgeslagen heeft is waarschijnlijk ook een groot deel niet geïnteresseerd in diensten aan huis. De Klusjesman/klussendienst, huishoudelijke hulp en glazenwasser zijn het populairst. Ook in een dienst voor het onderhoud van de tuin is 15.1% van de mensen geïnteresseerd. Bij ‘anders, namelijk’ wordt regelmatig onderhoud aan de woning genoemd als een belangrijke dienst, en wordt aangegeven dat men nog niet geïnteresseerd is maar dat dit in de toekomst kan veranderen.

176..................

Page 177: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 16: Bekendheid begrippen

177..................

Page 178: Een onbezorgde oude dag?

265 van de 963 respondenten hebben bij deze vraag niets ingevuld. Veelal omdat zij geen enkel begrip of organisatie uit de lijst kenden, maar enkele ook omdat zij de vraag hebben overgeslagen. Er kan dus niet geconcludeerd worden bijvoorbeeld dat 52 van de 963 mensen weet wat een cliënt ondersteuner is, maar we kunnen wel zeggen dat de begrippen en organisaties allemaal vrij slecht bekend zijn bij de oudere huurders. Ook kunnen we uit de resultaten weergegeven in de grafi ek en tabel de verschillende begrippen en organisaties met elkaar ver-gelijken, en valt er een tendens op te maken in wat bekend is bij de huurders, en wat minder/onbekend is. Vitras, WMO en thuiszorg zijn het bekendste bij de respondenten. Beleid achter de voordeur, algemene voorziening en maat-werkvoorziening en cliënt ondersteuner zijn het minst bekend. 178

..................

Page 179: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 17: keukentafelgesprek

Slechts 14.9% van de respondenten zegt een keukentafelgesprek met mensen van Mens op Maat gehad te hebben.

179..................

Page 180: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 18: Ervaring keukentafelgesprek

V an de 131 respondenten die zeggen een keukentafelgesprek gehad te hebben, hebben 109 mensen de vervolgvraag ingevuld. Hiervan voelde ongeveer 40% zich serieus genomen in zijn of haar zorgvraag. Iets minder dan 40% voelde zich wel wat afgescheept vanwege de bezuinigingen. 67 stemmen gaan op voor positief (serieus genomen, oplossing geboden) en 74 voor negatief (sociale netwerk, afgescheept). Ingevuld bij ‘ander, namelijk’ had ruim de helft een negatieve reactie. De rest was positief of neutraal. Het aantal mensen dat deze vraag heeft ingevuld is dusdanig weinig om hier harde conclusies uit te trekken, wel kunnen we aannemen dat de keukentafel-gesprekken niet zo positief zijn ontvangen als dat men beoogd had.

180..................

Page 181: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 19:Extra dienstverlening SSW

Slechts 16.6% van de respondenten is van mening dat er voor de SSW geen mogelijkheden zijn om extra dienstverlening aan te bieden om langer, zelfstandig te kunnen blijven wonen. 65.3% weet het niet en 18.1% vind van wel. Hierbij geven velen de aanpassingen aan die zij bij vraag vijf (en soms ook zes) hebben genoemd. Verder noemen enkele het niet verhogen, of verlagen, van de huur. Het verstrekken van meer informatie over verschillende woonvormen en mogelijkheden, nieuwe projecten in de buurt. Ook het verminderen van overlast wordt genoemd. Enkele respondenten geven aan geen tot weinig vertrouwen te hebben in de dienstverlening van de SSW.

181..................

Page 182: Een onbezorgde oude dag?

DEEL D: ALGEMENE VRAGEN

Vraag 20: Leeftijd

182..................

Page 183: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 21: Geslacht

Onder de respondenten 57.6 % vrouw, 42.4% is man. Dit komt overeen met het landelijk gemiddelde dat er meer vrouwelijke ou-deren zijn

183..................

Page 184: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 22: Samenstelling huishouden

Het grootste gedeelte (55.3%) van de ouderen is alleenstaande. Dit komt overeen met de landelijke trend van meer alleenstaan-de ouderen.

184..................

Page 185: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 23: Gezondheid

55.8% van de respondenten voelt zich gezond of heel erg gezond, slechts 13.7% voelt zich niet gezond of helemaal niet gezond.

185..................

Page 186: Een onbezorgde oude dag?

Vraag 24: Type Woning

4 3.3% van de bewoners woont in een eengezinswoning. Bij ‘anders, namelijk’ geeft bijna iedereen aan in een 55+woning te wonen of in een seniorenwoning. Enkele respondenten geven aan in een andere woonvorm te wonen, zoals bijvoorbeeld de kangoeroewoning, een woongroep of een maisonnette.

186..................

Page 187: Een onbezorgde oude dag?

187..................

Page 188: Een onbezorgde oude dag?

OOOOOOnnnnnnndddeeerrrzzoekk nnnnaarr ddee ggeevolgen van de decentralisatie vanddddeeeeeeeeee zzzoooooooorrrrrrrrrggggggg voor hhhhhhheeeeeeeetttttt lllaanggerr zelfstandig wonen van ouderen.

ONBEZORGDE OUDE DAG?E

EN

2016 Ad van Zijl © Ad van Zijl

EEN O

NBEZO

RGD

E OU

DE D

AG? Onderzoek naar de gevolgen van de decentralisatie van de zorg voor het langer zelfstandig w

onen van ouderen.