Economie - Grafieken Hoofdstuk 7 - VRG Gent · gevormd. Indien de hoeveelheid op korte termijn niet...
Transcript of Economie - Grafieken Hoofdstuk 7 - VRG Gent · gevormd. Indien de hoeveelheid op korte termijn niet...
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 1
Grafieken Economie Hoofdstuk 7 door Pieter Nobels
Inhoud
ONDERNEMERSGEDRAG BIJ VOLKOMEN CONCURRENTIE.............................................................. 3
GLOBAAL MARKTEVENWICHT............................................................................................................................. 3 VERSCHUIVINGEN VAN VRAAG- EN AANBODCURVE (GLOBALE MARKT) ............................................................. 4 VERSCHUIVING VAN DE AANBODCURVE ............................................................................................................. 4
Inelastische vraag.......................................................................................................................................... 4 Elastische vraag ............................................................................................................................................ 4
VERSCHUIVINGEN VAN DE VRAAGCURVE............................................................................................................ 4 Inelastische vraag.......................................................................................................................................... 4 Elastische vraag ............................................................................................................................................ 5
WET VAN DAVENANT-KING (GLOBALE MARKT) ................................................................................................. 6 Eerste situatie: onelastisch aanbod op Q1 ..................................................................................................... 6 Tweede situatie: verschuiving van het aanbod naar Q2 ................................................................................ 7
SPINNENWEBTHEOREMA (GLOBALE MARKT)....................................................................................................... 8 Gedempte markt............................................................................................................................................. 9 Exploderende markt..................................................................................................................................... 11 Zuiver periodieke beweging......................................................................................................................... 12
INDIVIDUELE PRODUCENT ................................................................................................................................. 13 Oorspronkelijke situatie .............................................................................................................................. 13 Tweede situatie: toename van het globale aanbod ...................................................................................... 14
ONDERNEMERSGEDRAG BIJ MONOPOLIE ............................................................................................ 15
EVENWICHT (KORTE PERIODE) .......................................................................................................................... 15 EVENWICHT (LANGE PERIODE) .......................................................................................................................... 17
Beginsituatie ................................................................................................................................................ 17 Stap 2: nieuwe korte termijncurven voor optimale lange termijn Q............................................................ 17
ONDERNEMERSGEDRAG BIJ MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE ............................................ 18
EVENWICHT (KORTE TERMIJN) .......................................................................................................................... 18 EVENWICHT (LANGE TERMIJN) VOOR DE INDIVIDUELE PRODUCENT .................................................................. 18
Eerste situatie .............................................................................................................................................. 18 Tweede situatie: verschuiving van de vraagcurve V1 � V2......................................................................... 19
ONDERNEMERSGEDRAG BIJ SAMENWERKENDE OLIGOPOLIES: KARTELS ............................. 20
EVENWICHT IN DE GLOBALE MARKT ................................................................................................................. 20 EVENWICHT BIJ DE INDIVIDUELE PRODUCENT ................................................................................................... 20
OVERHEIDSINGRIJPEN IN DE MARKT..................................................................................................... 21
INDIRECTE BELASTINGEN .................................................................................................................................. 21 Situatie zonder indirecte belastingen........................................................................................................... 21 Situatie met directe belastingen................................................................................................................... 21 Invloed van de elasticiteit en extremen........................................................................................................ 22 Invloed op het consumentensurplus............................................................................................................. 24 Invloed op het producentensurplus.............................................................................................................. 24
PLAFOND- EN BODEMPRIJZEN............................................................................................................................ 25 Plafondprijzen ............................................................................................................................................. 25
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 2
Bodemprijzen............................................................................................................................................... 25
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 3
Ondernemersgedrag bij volkomen concurrentie
Globaal marktevenwicht
Deze grafiek van de globale markt geeft de vraag- en aanbodcurve weer van alle
bedrijven die een bepaald goed verkopen.
Q
P
A
V
P2
Q3 Q2
Overschot
P3
Q5 Q4
Tekort
Bij een prijs P2 worden er Q2
goederen aangeboden en Q3
goederen gevraagd. Er is dus
een overschot van de afstand
Q2Q3 goederen. De aanbieders
zullen dus bereid zijn tegen een
lagere prijs te verkopen, zodat
men uiteindelijk terug in het
marktevenwicht P1 (vorige
grafiek) komt.
Indien de prijs P3 zou zijn, zouden er Q5 goederen gevraagd worden en slechts
Q4 goederen aangeboden. Er is dus een tekort van Q4Q5 goederen. De vragers
zullen bereid zijn meer te betalen tot de prijs terug in het marktevenwicht P1
(vorige grafiek) komt.
Q
P
A
V
P1
Q1
Het globaal marktevenwicht ligt
in het punt waar de vraagcurve
de aanbodcurve snijdt. In het
marktevenwicht worden Q1
goederen verhandeld tegen een
prijs P1.
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 4
Verschuivingen van vraag- en aanbodcurve (globale markt)
Verschuivingen leiden tot een nieuwe evenwichtsprijs. De mate van verschuiving
wordt bepaald door de elasticiteit.
Verschuiving van de aanbodcurve
Onelastische vraag
Elastische vraag
Verschuivingen van de vraagcurve
Inelastische vraag
Oorspronkelijk is de evenwichtsprijs
P1. Door de verschuiving van het
aanbod naar rechts daalt de
evenwichtsprijs naar P2. Door een
vlakke (onelastische) aanbodcurve
is de prijswijziging eerder klein.
P
Q
V
A2 A
P1 P2
P
Q
V A1 A2
Oorspronkelijk is de evenwichtsprijs
P1. Door de verschuiving van het
aanbod naar rechts daalt de
evenwichtsprijs naar P2. Door een
steile (elastische) aanbodcurve is de
prijswijziging eerder groot.
P1
P2
P
Q
A V1 V2
Oorspronkelijk is de evenwichtsprijs
P1. Door de verschuiving van de
vraag naar links daalt de
evenwichtsprijs naar P2. Door een
vlakke (onelastische) vraagcurve is
de prijswijziging eerder klein.
P1
P2
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 5
Elastische vraag
Q
A V1 V2 Oorspronkelijk is de evenwichtsprijs
P1. Door de verschuiving van de
vraag naar links daalt de
evenwichtsprijs naar P2. Door een
steile (elastische) vraagcurve is de
prijswijziging eerder groot.
P
P1
P2
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 6
Wet van Davenant-King (globale markt)
Davenant en King constateerden dan voor sommige bederfbare landbouwproducten
een zeer goede oogst voor de producten dikwijls catastrofale gevolgen had voor de
inkomsten van de producenten. De prijsdaling was zodanig sterk dat de totale
opbrengst ineenschrompelde.
Een goede oogst hoeft niet noodzakelijk meer op te brengen: gezien de onelasticiteit
van de vraag gaat de prijs bij een goede oogst enorm zakken waardoor de boeren wel
meer kunnen verkopen maar wel aan een zo lage prijs dat de opbrengst minder is.
Eerste situatie: onelastisch aanbod op Q1
Q Q1
P A1
V
P1
We zien een volslagen
inelastische aanbodcurve en
een inelastische vraagcurve.
De marktprijs is P1 waarbij
Q1 goederen verkocht
worden. De totale omzet
(P1 x Q1) wordt voorgesteld
door de groen gearceerde
oppervlakte.
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 7
Tweede situatie: verschuiving van het aanbod naar Q2
Q Q1
P A1
V
P1
Bij een goede oogst
verschuift het aanbod sterk
naar rechts, we krijgen dus
de nieuwe aanbodcurve A2.
Het nieuwe marktevenwicht
ligt in (P2,Q2). De totale
omzet is P2 x Q2 en wordt
voorgesteld door de paars
gearceerde oppervlakte.
Deze overlapt de groene
oppervlakte. We zien
duidelijk dat de paars
A2
P2
Q2
gearceerde oppervlakte kleiner is dan de groen gearceerde oppervlakte, hoewel
de aangeboden hoeveelheid sterk gestegen is (Q1 � Q2). Dit komt door de
onelastische vraagcurve waardoor de prijs zeer sterk zakte bij een verhoging
van het aanbod.
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 8
Spinnenwebtheorema (globale markt)
Markten waar het aanbod op korte termijn onelastisch is, vertonen op lange termijn
vaak cyclische prijsbewegingen (zoals bvb. de landbouw). De prijzen stabiliseren
zich dan moeilijk op het evenwichtsniveau.
We onderscheiden 3 soorten markten:
• een gedempte markt, waarbij de prijsschommelingen in de tijd afnemen. Deze
situatie zien we wanneer de aanbodcurve steiler is dan de vraagcurve (de
richtingscoëfficiënt van de aanbodcurve in absolute waarde groter is dan de
richtingscoëfficiënt van de vraagcurve)
• een exploderende markt, waarbij de prijsschommelingen in de tijd toenemen.
Deze situatie zien we wanneer de aanbodcurve vlakker is dan de vraagcurve
(absolute waarde rico aanbodcurve < rico vraagcurve)
• de zuiver periodieke beweging: wanneer de absolute waarde van de
richtingscoëfficiënt van vraag- en aanbodcurve aan elkaar gelijk zijn (ze dus even
steil zijn)
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 9
Gedempte markt
Oorspronkelijke situatie
Verschuiving van de vraagcurve
Wanneer de vraagcurve verschuift, wordt in principe een nieuw evenwichtspunt (E2)
gevormd. Indien de hoeveelheid op korte termijn niet wordt opgetrokken naar Q1
(vb.: de volledige oogst is reeds op markt gegooid, men kan de hoeveelheid pas
verhogen bij de volgende oogst een jaar later) zal de prijs echter stijgen naar P2 in
plaats van het nieuw evenwichtspunt.
P
Q
A V1
De vraagcurve verschuift van V1
naar V2. Dit zorgt voor een nieuw
evenwicht in E2. De aangeboden
hoeveelheid blijft echter Q1. Bij deze
hoeveelheid zijn de vragers bereid
meer (P2) te betalen, de prijs stijgt.
P1
Q1
V2
E2 P2
Q2
P
Q
A V1
Op deze grafiek is de aanbodcurve
duidelijk steiler dan de vraagcurve.
Het marktevenwicht ligt in het punt
E1 (prijs P1 bij een hoeveelheid van
Q1).
P1
Q1
E1
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 10
Nieuwe oogst: het aanbod wordt aangepast aan de nieuwe prijs
Gezien de prijs gestegen is naar P2 zullen de aanbieders bereid zijn meer (Q3) aan te
bieden. Voor deze hoeveelheid zijn de vragers echter maar bereid een lagere prijs te
betalen, waardoor de prijs terug daalt.
Op onderstaande grafiek zijn een aantal elementen (V1, E1, E2 en Q2) weggelaten voor
de duidelijkheid.
Op deze manier gaat deze cirkelbeweging door, aangezien de aanbieders telkens een
periode achterlopen op het gedrag van de vragers, tot de prijs uiteindelijk het
evenwicht bereikt.
Algemeen schema
P
Q
P2
P1
P3
F G
A
E1
V1
I
J K
LH
E2 .
Q2Q3Q10
V2
P
Q
A De aanbieders bieden nu Q3
goederen aan. Bij een hoeveelheid Q3
zijn de vragers echter slechts bereid
P3 te betalen. De prijs daalt dus. We
zien dat de prijs echter al meer en
meer naar het evenwicht verplaatst.
V2
P2
Q3 Q1
P3
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 11
Exploderende markt
Bij een exploderende markt is de vraagcurve steiler dan de aanbodcurve. De prijs
gaat telkens verder van het centrum weg.
Oorspronkelijke situatie
Verschuiving van de vraagcurve naar V2
De vraagcurve verschuift van V1 naar V2. Het nieuwe evenwichtspunt ligt in E2. Het
aanbod kan echter niet meteen uitgebreid worden. Ze blijft dus op Q1. Bij een
hoeveelheid Q1 zijn de vragers bereid een prijs P2 te betalen (1). De volgende periode
passen de aanbieders hun aanbod aan aan de prijs P2 en produceren dus Q2 goederen
(2). Voor een hoeveelheid Q2 zijn de vragers echter slechts bereid P3 te betalen,
waardoor de prijs een scherpe daling maakt (3). Het is duidelijk dat de prijs steeds
verder van het evenwichtspunt weg gaat.
E1
V1
A
Q
P
Q1
P1
De vraagcurve is steiler dan de
aanbodcurve. Het evenwicht ligt
in E1.
E1
E2
V1 V2
A
Q
P
Q1 Q2
P1
P2
P3
P4
Q3
(1)
(2)
(3)
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 12
Zuiver periodieke beweging
De vraag- en de aanbodcurve zijn even steil. De vraagcurve verschuift van V1 naar
V2. Het aanbod kan niet meteen volgen en blijft op Q1. Op de nieuwe vraagcurve zijn
de vragers bereid een prijs P2 te betalen voor Q1 goederen. De volgende periode
passen de aanbieders hun vraag aan aan prijs P2 en produceren dus Q2 goederen. De
vragers zijn echter slechts bereid een prijs P1 te betalen voor Q2 goederen. Deze prijs
is terug dezelfde als de oorspronkelijke vraag. De prijs blijft dus telkens de zelfde
bewegingen maken.
E2
Q
Q2 Q1
P
P2
P1
E1
V1
V2
A
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 13
Individuele producent
Analyse gedrag individuele producent: 5.3.1
Onderstaande grafieken geven de werking van de globale markt weer in de lange
periode.
Bij een markt van volkomen concurrentie is de prijs gelijk aan de marginale
opbrengst, aangezien elk extra goed verkocht kan worden aan die marktprijs.
Aangezien elk extra geproduceerd goed verkocht wordt met dezelfde prijs, zal de
gemiddelde opbrengst per goed ook gelijk blijven.
We moeten ook boekhoudkundige winst van economische winst onderscheiden. Als
er economische winst is betekent dat dat er meer boekhoudkundige winst is dan mag
verwacht worden (er is een groter resultaat op het geïnvesteerde kapitaal dan
normaal verwacht mag worden).
Oorspronkelijke situatie
Luik (A) geeft de globale marktsituatie weer, luik (B) die van de individuele
producent. De individuele producent op een markt van volkomen concurrentie is een
pricetaker. Zijn marginale en gemiddelde opbrengsten zijn dus gelijk aan de prijs (elk
goed dat hij extra produceert kan hij verkopen aan de marktprijs)
Bij een aanbodcurve A1 wordt een prijs P1 gevormd (het punt waar de vraag- en
aanbodcurve elkaar snijden).
VD
P1
Q10 Q
P P
qqE0
MK GTK
(A) (B)
2 P1
A1 2
q1
E
C
P = MO = GO
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 14
De individuele producent bepaalt zijn geproduceerde hoeveelheid aan de hand van
het snijpunt van de marginale kostencurve en de marginale opbrengstencurve (= de
zwart gestreepte prijsrechte P1). Zijn geproduceerde hoeveelheid is dus q1. Voor een
geproduceerde hoeveelheid q1 liggen de gemiddelde totale kosten echter lager dan
de gemiddelde opbrengst (die gelijk is aan de prijs P1, de gestreepte zwarte rechte).
De onderneming maakt dus economische (≠ boekhoudkundige) winst. Deze
economische winst is gelijk aan de afstand EC (ofwel GO - GTK).
Tweede situatie: toename van het globale aanbod
Aangezien er economische winst is, zullen er meer bedrijven in de markt stappen om
te profiteren van deze economische winst. Het globale aanbod zal dus stijgen: de
aanbodcurve verschuift naar rechts.
De aanbodcurve zal blijven verschuiven tot er geen economische winst meer is, en de
marginale opbrengst van een goed dus gelijk is aan de marginale kosten ervan.
De aanbodcurve verschuift naar rechts (A2), er wordt een nieuwe prijs P2 gevormd.
De marginale opbrengstencurve snijdt nu de marginale kostencurve. Er is geen
economische winst meer, er zullen geen nieuwe bedrijven meer bijkomen, de prijs zal
dus stabiel op blijven op P2 zolang de globale aanbodcurve dezelfde blijft.
VD
P1
Q10 Q
P P
qqE 0
MK GT
K P2
(A) (B)
P2
P1
A1
A2
q1Q2
E
C
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 15
Ondernemersgedrag bij monopolie
Evenwicht (korte periode)
Optimale output: snijpunt marginale opbrengstencurve en marginale kostencurve.
De vraag wordt bepaald door de prijs en de aangeboden hoeveelheid.
P
Q
V = GO
Daarna tekenen we de GK- en MK-
curve. De MK-curve snijdt altijd de
GK-curve in zijn minimum. MO
GK
MK
P
Q
V = GO
Vervolgens tekenen we de MO-curve.
Deze begin altijd in het snijpunt van
de P-as en de vraag-curve en snijdt het
midden van het lijnstuk gelegen
tussen de oorsprong en het snijpunt
van de x-as en vraagcurve. De MO-
curve daalt dus 2x zo snel als als de
vraagcurve.
MO
P
Q
V = GO
De vraagcurve van de monopolist
is hetzelfde als de GO. Dit is te
verklaren doordat de monopolist
de enige aanbieder is: de prijs die
een vrager wil geven voor een
goed is opbrengst voor de
monopolist.
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 16
Uit deze grafiek kunnen we een aantal dingen afleiden:
• De optimale geproduceerde hoeveelheid vinden we in het snijpunt van de MO-
en de MK-curve (het punt F op de grafiek). Het is duidelijk dat de optimale
hoeveelheid Q1 is.
• De optimale prijs zoeken we gewoon door te kijken naar wat de vragers bereid
zijn te betalen bij een hoeveelheid Q1 op de vraagcurve. Hieruit blijkt dat de
optimale prijs P1 is. De optimale combinatie (Q1,P1) noemen we het punt van
Cournot (C).
• De gemiddelde (over)winst (winst per product dus) vinden we door de
gemiddelde kosten (GK) af te trekken van de gemiddelde opbrengsten (GO),
ofwel grafisch is dit het lijnstuk EC (E is de waarde van GK voor een hoeveelheid
Q1, C is de waarde van GO voor een hoeveelheid Q1 of ook het punt van Cournot)
• De totale (over)winst is de gemiddelde winst vermenigvuldigd (GO-GK of
lijnstuk EC, zie hierboven) met de hoeveelheid (Q1), ofwel de oppervlakte P1CED.
P1
D
F
P
Q
V = GO
MO GK MK
Q1
C
E
Snijpunt MK-MO:
optimale Q
Lijnstuk EC:
gemiddelde winst
Gearceerd gedeelte:
oppervlakte P1CED:
totale overwinst Punt van Cournot:
optimale (P,Q)
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 17
Evenwicht (lange periode)
Beginsituatie
Op onderstaande grafiek zijn op de korte termijn curven (MK1 en GK1) de lange
termijncurven (MKL en GKL) getekend. Aangezien we ervan uitgaan dat de vraag
constant blijft zijn de vraagcurve en de marginale opbrengstencurve hetzelfde voor
de korte en de lange termijn.
Stap 2: nieuwe korte termijncurven voor optimale lange termijn Q
De eerste korte termijncurves (MK1 en GK1) zijn weggelaten voor de duidelijkheid!
MKL L
GKL L
GO=V
MO
P
Q 0
MK1 GK1
Op korte termijn is de optimale
geproduceerde hoeveelheid Q1 en
een prijs P1. Op lange termijn
echter moeten we kijken naar de
lange termijncurven. We zullen
dus onze hoeveelheid moeten
aanpassen en voor die hoeveelheid
nieuwe korte termijncurven
tekenen.
Q1
P1
B
C
D
MKL
GKL
MO
P
Q
P2
B’
GO = V
MK2 GK2
We zoeken het snijpunt van MKL
en MO. In dit punt ligt de optimale
geproduceerde hoeveelheid op de
lange termijn. We tekenen voor
deze hoeveelheid MK2 en GK2 op
korte termijn. MK2 moet door het
snijpunt van MKL en MO gaan,
GK2’s minimum moet op MK2
liggen. Vervolgens bepalen we
a.d.h.v. de korte termijncurven de Q2 prijs (P2) die de vragers willen betalen op de vraagcurve. De totale winst is nu gelijk
aan de oppervlakte P2C’D’B’, duidelijk groter dan P1CDB uit de eerste grafiek.
C’
D’
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 18
Ondernemersgedrag bij Monopolistische concurrentie
Evenwicht (korte termijn)
Het evenwicht op korte termijn van de monopolistische concurrentie is hetzelfde als
dat van de monopolist op korte termijn. Enkel de vraagcurve zal iets elastischer zijn
gezien de concurrentie.
Evenwicht (lange termijn) voor de individuele producent
Gezien men vrij kan toetreden tot een markt van monopolistische concurrentie zal de
overwinst snel verdwijnen.
Eerste situatie
QQ1
MO V
GTK
MK CP1
P
B
GTK
A
0
Deze situatie is dezelfde als bij de
monopolistische markt, of de korte
termijn situatie. Er is een overwinst van
de oppervlakte P1CAB (het gearceerde
deel). Aangezien er overwinst is zullen
er meer bedrijven toetreden om van
deze overwinst te profiteren.
De hoeveelheid wordt bepaald door het
snijpunt MO - MK
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 19
Tweede situatie: verschuiving van de vraagcurve V1 ���� V2
We gaan ervan uit dat de vraag gelijk blijft.
Aangezien er steeds meer bedrijven toetreden zal vraagcurve van de individuele
producent naar links verschuiven en vlakker worden. Dezelfde globale vraag moet
namelijk verdeeld worden onder meer producenten, waardoor de individuele vraag
dus kleiner wordt.
QQ1
MO V1
GTK
MK CP1
P
B
GTK
A
0V2
Q2
P2
Er komen telkens producenten bij tot er
geen overwinst meer is (grafisch:
wanneer de vraagcurve de GTK-curve
raakt). We tekenen opnieuw de MO-
curve op basis van de vraagcurve en
bepalen a.d.h.v. het snijpunt met de
MK-curve de optimale hoeveelheid.
Vervolgens zien we dat de vragers
bereid zijn P2 te betalen voor deze
hoeveelheid, wat gelijk is aan onze GTK,
winst is dus 0.
De opbrengsten
vallen samen met de
kosten, winst is dus 0.
C’
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 20
Ondernemersgedrag bij Samenwerkende Oligopolies: Kartels
Onderstaande grafiek geeft de situatie weer voor een verkoopkartel (productie en
prijs kartel)
Evenwicht in de globale markt
De grafiek is analoog aan die van het monopolie.
Evenwicht bij de individuele producent
QQ1 MO V
GTK
MK CP1
P
B
GTK
A
0
Deze situatie is dezelfde als bij de
monopolistische markt. De marginale
kostencurve wordt gevormd door de
horizontale samentelling van de MK-
curves van de individuele producenten.
De MO-curve snijdt de vraagcurve in
zijn snijpunt met de P-as en is dubbel zo
steil. Bij een prijs P1 heeft het kartel een
maximale winst, gezien de marginale
kostencurve de marginale
opbrengstencurve snijdt in die hoeveelheid. Het kartel maakt dan een maximale
totale winst voorgesteld door de oppervlakte P1CAB.
E
MK
GK
C B F
0
P 1
P MK GK
D
G
MO
Aangezien de individuele producent de
afgesproken kartelprijs moet nakomen is
hij een prijsnemer en is zijn MO-curve een
constante rechte door P1. De producent
maakt een maximale winst (lijnstuk DE) bij
een hoeveelheid q1, maar aangezien het
kartel hem een bepaalde hoeveelheid oplegt
(bijvoorbeeld qc) wordt zijn gemiddelde
winst beperkt tot het lijnstuk CB. De groen qc q1
Punt van Cournot Lagere winst
door kartel
gearceerde oppervlakte P1CBF geeft de totale winst van de producent weer. De
blauw gearceerde oppervlakte P1DEG geeft de maximale totale winst weer.
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 21
Overheidsingrijpen in de markt
Indirecte belastingen
Bij een heffing van indirecte belastingen verschuift de aanbodcurve naar links: voor
dezelfde hoeveelheid goederen wordt de prijs verhoogd met de indirecte
belastingen.
De onderneming is echter BTW-neutraal: deze indirecte belastingen vormen voor
hem geen kosten. De oorspronkelijke aanbodcurve A1 blijft dus geldig voor de
onderneming, terwijl de nieuwe aanbodcurve A2 geldig is voor de consument.
Situatie zonder indirecte belastingen
Situatie met directe belastingen
P
Q
A1 V De totale indirecte belastingen
bedragen P2ABP3 (het gearceerde
gedeelte): de producent krijgt
uiteindelijk P3 voor zijn product,
terwijl de consument P2 betaalt, er is
dus een gemiddelde belasting van
P2P3.
P1
Q1
A2
P2
Q2
A
B P3
P
Q
A1 V Door de indirecte belastingen
verschuift de aanbodcurve naar
links. Om dezelfde hoeveelheid aan
te bieden moet de prijs immers
stijgen met de indirecte belastingen
(de rode gestreepte lijn).
P1
Q1
A2
P2
Q2
P
Q
A1 V Het marktevenwicht wordt gevormd
bij een hoeveelheid Q1 en een prijs P1.
P1
Q1
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 22
Invloed van de elasticiteit en extremen
In de vorige grafieken was de vraag telkens prijselastisch, waardoor de producent
meer van de indirecte belastingen moest dragen dan de consument.
Hoe prijselastischer, hoe minder de indirecte belastingen kunnen doorgeschoven
worden naar de consument. Mutatis mutandis geldt dat hoe prijsonelastischer de
vraag hoe minder de belastingen gedragen worden door de producent. Bij de
elasticiteit van het aanbod geldt het omgekeerde.
P
Q
A1 V De producenten kregen voor de
invoering van de directe belastingen
een prijs P1, nu krijgen ze slechts een
prijs P3, gezien de verlaagde
verkochte hoeveelheid. De
producenten staan dus in voor P1P3
van de gemiddelde indirecte
P1
Q1
A2
P2
Q2
A
B P3
belastingen. Ze dragen de geel gearceerde oppervlakte P1DBP3 van de
totale indirecte belastingen (P2ABP3)
D
P
Q
A1 V De consumenten betaalden voor de
invoering van de indirecte
belastingen P1 per product. Nu
betalen ze P2. Het deel P1P2 van de
indirecte belastingen (P2P3 of AB)
wordt dus gedragen door de
consumenten. De consumenten
P1
Q1
A2
P2
Q2
A
B P3
dragen de rood gearceerde oppervlakte P2ADP1 van de totale indirecte
belastingen (die voorgesteld wordt door de oppervlakte P2ABP3 of de rood
en geel gearceerde oppervlakte samen).
D
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 23
Volslagen onelastische vraag
Volslagen elastische vraag
Volslagen elastisch aanbod
Volslagen onelastisch aanbod
P1
P
Q
A1 = A2 V Aangezien het gaat om een onelastisch
aanbod verandert de aangeboden hoeveelheid
nooit. De prijs verandert dus ook niet,
waardoor de belasting in niet afgewenteld
kan worden op de consument. De producent
draagt de volledige belasting.
P1
Q1
P1
P
Q
A1
V Deze grafiek met een volsagen elastisch
aanbod illustreert dat de belasting volledig
door de consument gedragen wordt: de
producent ontvangt nog steeds zijn
oorspronkelijke P1 terwijl de consument P2
betaalt.
P1
Q1
A2 P2
Q2
P
Q
A1
Q1
A2
P1 V
P2
Deze grafiek met een volslagen elastische
vraag illustreert dat de belasting volledig door
de producent gedragen wordt: de consument
betaalt nog steeds zijn oorspronkelijke P1,
terwijl de producent slechts P2 krijgt.
P
Q
A1
Q1
A2
P1
V P2
Deze grafiek met een volslagen onelastische
vraag illustreert dat de belasting volledig door
de consument gedragen wordt: de producent
krijgt nog steeds zijn oorspronkelijke P1,
terwijl de consument de volledige indirecte
belasting moet betalen.
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 24
Invloed op het consumentensurplus
Invloed op het producentensurplus
P
Q
A1 V De consumenten waren bereid alle
goederen te kopen aan prijs P1,
terwijl de producenten voor alle
vorige hoeveelheden bereid waren
een lagere prijs te aanvaarden (lagere
aanbodcurve): het producenten-
surplus (zie gearceerde blauwe
P1
Q1
A2
P2
Q2
A
B P3
driehoek P1EZ). Aangezien de indirecte belastingen de prijs die de
onderneming effectief ontvangt (P1 � P3) verlagen, daalt het
producentensurplus met de geel gearceerde oppervlakte P1DBP3.
E D
Z
P
Q
A1 V De producenten waren bereid alle
goederen aan te bieden aan prijs P1,
terwijl de consumenten voor alle
vorige hoeveelheden bereid waren
meer te betalen (hogere vraagcurve):
het consumentensurplus (zie
gearceerde blauwe driehoek ZEP1).
P1
Q1
A2
P2
Q2
A
B P3
Aangezien de indirecte belastingen de prijs verhogen, daalt het
consumentensurplus met de rood gearceerde oppervlakte P2ADP1.
D E
Z
Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 25
Plafond- en bodemprijzen
Plafondprijzen
Bodemprijzen
A
V
P1
Q1 Q3
PM
Q2
Het marktevenwicht ligt hier op een
hoeveelheid Q1 en een prijs P1. Als de
overheid deze prijs te laag vindt kan ze een
minimumprijs, bvb. PM, opleggen. Er is dan
een overschot van Q2Q3 goederen.
Overschot
A
V
P1
Q1 Q3
PM
Q2
Het marktevenwicht ligt hier op een
hoeveelheid Q1 en een prijs P1. Als de
overheid deze prijs te hoog vindt kan ze een
maximumprijs, bvb. PM, opleggen. Er is dan
een tekort van Q2Q3 goederen.
Tekort