Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

44
DYNASTIEK ZELFBEWUSTZIJN IN STEEN Herdatering en situering van het N assau- grafreliëf in de Grote Kerk te Breda door VALENTIJN PAQUAY In de noordelijke kooromgang van de O.L.V. of Grote Kerk staat een grafmonument van de eerste Bredase Nassau's. De blik van de toeschouwer wordt onmiddellijk getrokken door een centrale beelden- groep; links het echtpaar Engelbrecht I van Nassau (t 1442) met Johanna van Polanen (t 1445), en rechts Jan IV van Nassau (t 1475) met Maria van Loon-Heinsberg (t 1502). Achter de beide echtparen, die geknield tot Maria bidden, staan hun persoonlijke beschermheiligen. Engelbrecht wordt gesecondeerd door St. Joris en Jan door de kerkvader Hiëro- nymus. Achter Johanna staat Wendelinus, een vanuit het Middenrijnse gebied geïntroduceerde heilige. Bij Maria van Loon hoort Johannes de Doper. Het rijk versierde grafmonument van Franse kalksteen kent een drieledige opbouw. Een rechthoekig verhoog (3,95 m breed, 1,85 m hoog) heeft vier vakken waarin zwierige engelen ieder vier wapenschildjes dragen. De centrale beeldengroep op het verhoog is geplaatst in een nis, waarin twee engelen een baldakijn dragen boven Maria met het Kind. De nis is opgesierd met een boog in drie geledingen, bestaande uit twee rijen van zeven gehelmde wapenschildjes in hoogreliëf, een band met wijnranken en een reeks rozetten. De boog eindigt in een kruisbloem, waaronder een groter wapenschild hangt. Aan de hoekpijlers steken ter weerszijden twee hangende torentjes met beeldjes uit. Boven de nis hangen in vijf open vakken weer vier grote schilden. Het 8, 14 m hoge monument, dat tegen de muur van het hoogkoor staat, wordt bekroond door acht pinakels en een maaswerk met een forse kruisbloem op de top. Ook de achterzijde is, voor zover deze uitsteekt boven 1 Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Transcript of Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

Page 1: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

DYNASTIEK ZELFBEWUSTZIJN INSTEEN

Herdatering en situering van het N assau­grafreliëf in de Grote Kerk te Breda

door

VALENTIJN PAQUAY

In de noordelijke kooromgang van de O.L.V. of Grote Kerk staateen grafmonument van de eerste Bredase Nassau's. De blik van detoeschouwer wordt onmiddellijk getrokken door een centrale beelden­groep; links het echtpaar Engelbrecht I van Nassau (t 1442) met Johannavan Polanen (t 1445), en rechts Jan IV van Nassau (t 1475) met Mariavan Loon-Heinsberg (t 1502). Achter de beide echtparen, die geknieldtot Maria bidden, staan hun persoonlijke beschermheiligen. Engelbrechtwordt gesecondeerd door St. Joris en Jan door de kerkvader Hiëro­nymus. Achter Johanna staat Wendelinus, een vanuit het Middenrijnsegebied geïntroduceerde heilige. Bij Maria van Loon hoort Johannes deDoper. Het rijk versierde grafmonument van Franse kalksteen kenteen drieledige opbouw. Een rechthoekig verhoog (3,95 m breed, 1,85 mhoog) heeft vier vakken waarin zwierige engelen ieder vier wapenschildjesdragen. De centrale beeldengroep op het verhoog is geplaatst in eennis, waarin twee engelen een baldakijn dragen boven Maria met hetKind. De nis is opgesierd met een boog in drie geledingen, bestaandeuit twee rijen van zeven gehelmde wapenschildjes in hoogreliëf, eenband met wijnranken en een reeks rozetten. De boog eindigt in eenkruisbloem, waaronder een groter wapenschild hangt. Aan de hoekpijlerssteken ter weerszijden twee hangende torentjes met beeldjes uit. Bovende nis hangen in vijf open vakken weer vier grote schilden. Het 8,14 m hoge monument, dat tegen de muur van het hoogkoor staat, wordtbekroond door acht pinakels en een maaswerk met een forse kruisbloemop de top. Ook de achterzijde is, voor zover deze uitsteekt boven

1

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 2: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

2. Het middenstuk van het grafreliëf van Engelbrecht I en Jan IV van Nassauna de restauratie omstreeks 1870.

Foto C. Kannemans en zoon Gemeentearchief Breda.

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 3: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

de muur van het koor, rijk bewerkt. Vier wapenschilden en een beeldvan St. Gertrudis vormen hier de versiering.!

Het monument dient al te vaak als een obligaat plaatje in toeristischegidsen en Oranje-literatuur.2 Tot nu toe blijken echter (kunst-)historicinauwelijks serieuze aandacht aan het grafmonument besteed te hebben.Met deze studie wil ik op een lacune in het onderzoek wijzen. Hierkan ik slechts enkele aspecten belichten. Allereerst dient nagegaan teworden hoe ingrijpend de restauratie van dit middeleeuwse kunstwerkin de vorige eeuw is geweest; voorts stel ik een herdatering van hetmonument voor en bijgevolg zal ik een andere visie schetsen op degeschiedenis van het voor de heren van Breda gereserveerde gedeeltevan de kerk, het zogenaamde Herenkoor, waar het grafmonument eendynastiek zelfbewustzijn uitdrukt dat in schriftelijke bronnen niet zopregnant naar voren komt.

De affaire Bréda

Bij de Hoge Raad van Adel kwam in 1846 een verzoek om erkenningvan adelstand binnen van een Fransman, Félix de Bréda (geboren op22 juli 1811 te Compiègne). Hij was op dat moment ritmeester bijeen regiment huzaren te Nevers en pretendeerde afstammeling te zijnvan de graven van Bergh (= 's-Heerenberg). Zijn persoonlijkeaanwezigheid in Den Haag en een omvangrijke stapel familiedocumentenmoesten het verzoek ondersteunen. Op 20 oktober erkende de Raaddat Félix de Bréda een adellijke afstammeling was in regten lijn vanhet geslacht Bergh, dat geparenteerd was aan families zoals Wassenaaren Polanen.3 Meteen stond de ongebruikelijke uitspraak ter discusie.De president van de Raad, R. van Höevell tot Nijenhuis, voelde zichzelfs gedwongen in een brochure de uitspraak te verdedigen.4 Funda­mentele kritiek kwam namelijk van één van de deskundigste Geldersehistorici van die tijd, R. Tadama. Deze had als rentmeester van hetkasteel Bergh toegang tot het rijke huisarchief - toen in handen vande Hohenzollern -, waarin hij tal van stukken aantrof die de uitspraakvan de Raad ondergroeven.5

Félix, comte de Bréda was er kennelijk veel aan gelegen om zijngraventitel glans te geven. Hij schakelde gerenommeerde Belgischehistorici in. L. Gachard (1800-1885), algemeen rijksarchivaris te Brussel,moest met zijn autoriteit de geloofwaardigheid van de familiepapieren

2

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 4: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

opvijzelen,6 en C. P. Serrure (1805-1872), professor in de geschiedeniste Gent, zou een glansrijke familiegeschiedenis schrijven, die onder deredactie van zijn zoon, de numismaat C. A. Serrure (1835-1898) in 1860verscheen. In deel II werd de tocht van de familie vanuit Bergh viaBreda naar Parijs geschetst. De belangstelling van de graaf was hierdoorgewekt voor overblijfselen van zijn roemrijke voorvaderen: de burchtvan Leiden, het kasteel te 's-Heerenberg en de graftombes in de GroteKerk te BredaF

Vanuit Nevers schreef de enthousiaste graaf op 4 december 1847een brief, waarin hij kenbaar maakte de graftombes van de Polanensop eigen kosten te· willen herstellen. Via baron de Bussières belanddehet aanbod bij de minister van Binnenlandse Zaken op oudejaarsdag1847. Deze stuurde de brief door naar de gouverneur van Noord-Brabant,die bij B en W van Breda alsmede bij de hervormde kerkvoogdij aldaarinformatie inwon en daarvan aan de minister verslag uitbracht. Al meteenvallen in de correspondentie twee zaken op. In de eerste plaats wildede graaf ter meerdere eer en glorie van zichzelf de twee Polanengravenrestaureren; het hoge Nassaumonument was niet in de oorspronkelijkeopzet inbegrepen. In navolging van de kerkvoogden, die in principepositief tegenover het voorstel stonden, werd gevraagd dat degeschiedkundige waarde dier gedenkstukken niet warde verkort. Overigenswas voor een dergelijk plan toestemming van de koning vereist, en welop grond van eerdere besluiten en niet in het minst wegens deverwantschap met de Polanens die het koninklijk huis hooghield.8 Inde tweede plaats nam de minister contact op met zijn collega vanEredienst en stelde een intern rapport op, waarin hij de koning weesop de netele "kwestie Bréda" die met het restauratieplan samenhing.Met name de laatstgenoemde minister had de graftombe der graven vanNassau voor ogen en drong erop aan dat in plaats van een buitenlandertoestemming te geven de koning beter de zaak in eigen hand kon nemen.Deze nationalistisch geïnspireerde suggestie sloeg niet zozeer op de tweePolanengraven als wel op een Nassau-grafmonument.9 Een voorstel vaneen dergelijke strekking was niet aan dovemans oren gericht; koningWillem II was immers een liefhebber van pracht en praal. Hij wastrouwens een van de eerste bouwheren die de Engels neogotische modein Nederland introduceerde. JO

Doordat de koning zich op 25 februari 1848 in beginsel bereid

3

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 5: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

3. Het hoofd van Sint Joris met de helm na de restauratie. Detail vanafbeelding 2.

Gemeentearchief Breda.

4. Een oorspronkelijke hoofd van St. Joris met Bourgondische hoed.Foto: V. Paquay.

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 6: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

verklaarde de restauratie op zich te nemen, was de politieke angelweggenomen; de Franse graaf verdween van het toneel. Op uitdrukkelijkverzoek van de koning moest er eerst een nader onderzoek ingesteldworden naar de toestand van het grafmonument. ll Omdat men aannamdat er geen deskundige in Breda te vinden was, stelde in maart de ministervan Binnenlandse Zaken, die in deze zaak het voortouw genomen had,voor Louis Royer (1793-1868) aan te trekken. l2 Royer was destijdsdirecteur van de afdeling beeldhouwkunst aan de Koninklijke Academievoor Beeldende Kunst te Amsterdam, maar tevens sinds 1835 hofheeld­houwer. Nu zou men hem nog kunnen kennen vanwege zijn standbeeldenin parken en op pleinen van nationale helden, zoals Vondel, Rembrandten De Ruyter. 13 De liberale "revolutie" had geen noemenswaardigeinvloed op het koninklijk project; de nieuwe minister nam de suggestievan zijn voorganger over en gaf op 17 april officiëel de opdracht aande koninklijke protégé. Hij kreeg de instructie het monument ter plaatsete inspecteren en een restauratieplan in te dienen. Hem werd allemedewerking toegezegd. 14

Toen Royer echter op 25 april in Breda arriveerde, kwam hij voorverrassingen te staan. Voordat de ministeriële brief het kerkbestuurbereikt had, stond Royer al voor de deur van de van niets wetendekerkvoogden. 15 Desondanks was men hem welwillend. Met de heer Paulbracht hij een bezoek aan de kerk, waar hij moest constateren dat ervier grafmonumenten stonden, terwijl hij er op de grond van zijn op­dracht één verwacht had. Toch was het hem al gauw duidelijk dat ermaar één in aanmerking kwam voor herstel; want de Polanentombeswaren te zeer beschadigd en het lage Nassau-praalgraf verkeerde dankzijeen niet al te lang geleden reparatie in vrij goede staat. Er bleef dushet hoge Nassaumonument in de kooromgang over: Ik heb dat rijken voortreflijk werkstuk van de gothische kunst der vijftiende eeuw ineen deels zeer verminkten, deels al te trouw met de witkwast onderhoudenstaat gevonden. De vele kalklagen waaronder het bedolven ging maakteneen exacte waarneming onmogelijk. Zij moesten eerst verwijderd worden,alvorens een herstelplan uitgewerkt en een kostenberekening opgemaaktkonden worden. 16

Met een antwoord van deze strekking ging de minister niet accoorden verlangde van Royer precieze informatie over een schoonmaak. 17

Deze schakelde toen zijn vriend Constant Huysmans (1810-1886),

5

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 7: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

directeur van het Stads Teeken Instituut te Breda, in. Zij kwamen voorhet probleem te staan hoe de kalklaag te verwijderen zonder denatuursteen zelf aan te tasten, daar afkloppen praktisch onmogelijk was.Huysmans adviseerde een deskundige op chemisch gebied te raadplegen,hetgeen hij overliet aan Royer, want daarvoor is in Amsterdam betergelegenheid om dat te weten als in dit ongelukkig Nazareth. Deze konmelden dat zacht zuur of geest van zout (= zoutzuur), water en zeep­loog mits in de juiste verhouding en volgorde gebruikt de beste oplossingwas. IS In juli lag de beslissing over een verdere afhandeling bij de koning,met wie Royer hierover al persoonlijk gesproken had. De koning wildehet monument zelf in ogenschouw komen nemen, eer hij de benodigde500 gulden zou toezeggen. 19 Het is er nooit van gekomen. Willem IIraakte ernstig ziek en overleed op 17 maart 1849 te Tilburg.

De restauratie

Pas tien jaar later werd het restauratieplan door de mll1lster vanBinnenlandse Zaken weer uit de lade gehaald. De aanleiding vormdeeen inlichting naar het eerder gerepareerde praalgraf van Engelbrecht lI;tegelijkertijd wenste hij geïnformeerd te worden over de grafmonumen­ten van de voorgangers. Men nam aan dat het er twee waren.20 Deingenieur van Waterstaat in het arrondissement Breda, L. Mazel, brachtin februari 1859 verslag van zijn bevindingen uit aan zijn superieur,waarbij hij zich concentreerde op het hoge Nassaumonument. Op eengravure uit Van Goor's geschiedenis van Breda kleurde hij in rood deontbrekende delen in en beklaagde zich over de dikke kalklaag. Hijhad proeven genomen met sterkwater en met zoutzuur. Voorzichtigheidwas geboden om de steen niet aan te tasten; het gebruik van scherpevoorwerpen was uit den boze. Hij voorzag een tijdrovende klus diehij begrootte op fI 400.21

Begin maart werd koning Willem III gev~aagd of hij het voornemenvan zijn vader wilde voortzetten. De koning reageerde positief.22 Vanafmei 1859 tot in februari 1860 is de grote schoonmaak uitgevoerd. Bijna190 mandagen - er was vorstverlet tussen november en januari - warennodig om met warm water, 34 pond groene en 33 pond sodazeep, met57 borstels en kwasten, en met 44 kruiken zoutzuur de kalklaag teverwijderen. Algemeen was men van mening: Mazel had prima werkgeleverd; en dat slechts voor fI 240.23 Op 25 mei benaderde men de

6

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 8: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

5. De centrale beeldengroep van het Nassaugrafreliëf op het titelblad van deBredase Almanac en Chronijc uit 1664.

Gravure door A. Santvoort Gemeentearchief Breda.

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 9: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

inmiddels bejaarde Royer opnieuw voor het uitvoeren van de restauratie.Hij accepteerde de opdracht, maar tekende hierbij aan dat hij er eendeskundige restauratiearchitect bij wilde betrekken. 24 Pierre J. H.Cuypers (1827-1921) uit Roermond, wiens ster op het terrein van deFranse neogotiek snel stijgende was. 25 Samen stelden zij na een bezoekaan Breda op woensdagmiddag 4 juli een rapport en een begroting Op.26Bij koninklijk besluit van 25 september 1860 kwam de herstelling vanNassau-monument in zijn oude luister geheel voor rekening vanWillem lIL Voor fl7000 moest het karwei in drie jaar geklaard zijn.27

Feitelijk werd de restauratie door de jonge Cuypers uitgevoerd. Hetkostte hem veel tijd om een naauwkeurige teekening te maken, die meerde ideale toestand weergaf dan de werkelijkheid; de tekening fungeerdetevens als blauwdruk voor het herstePS Veel opmerkelijker voor dewerkwijze van Cuypers is het feit dat toen al een fotograaf uit Brussel,Edmund Fierlants (1819-1869), de opdracht kreeg de originele toestandvast te leggen; dergelijke opnamen had hij niet lang daarvoor bijgelegenheid van de restauratie van het Brusselse stadhuis gemaakt. Deenge locatie en de enorme hoogte van het Bredase monument dwongenhem tot het maken van twee clichy's of opnamen die tot één afdrukvan 70 cm hoog samengesteld werden.29 Helaas zijn deze oudste foto'stot op heden niet teruggevonden. Tot slot liet Cuypers een twintigtalafgietsels van te herstellen onderdelen maken die hij in zeven kistenmeenam. 30 Dit alles vond plaats voor het einde van november 1860.Daarna liet de architect zich nauwelijks meer zien.3l

In de werkplaats te Roermond was men in het eerste jaar voornamelijkbezig met het modelleren in klei en gips om de modellen vervolgensin steen uit te beitelen. In augustus 1861 arriveerden in Breda vijftienkisten, waarop tot eind september vier beeldhouwers de fragmentenplaatsten en andere onderdelen ter plaatse herstelden.32 Het is niet duide­lijk in hoeverre de planning aangehouden werd;33 toen werden in iedergeval zes levensgrote beelden neergezet. De plaatsing van het Mariabeeldschijnt de afsluiting gevormd te hebben. Op 23 januari 1864 lieten Royeren Cuypers aan de koning weten dat de restauratie, waarover men inambtelijke kringen in jubelende termen sprak, voltooid was. Zij nodigdende koning uit het luisterrijk herstelde Nassaumonument te komenbewonderen; daarop is de weinig kunstminnende Willem III nooit inge­gaan.34 Meer aandacht kwam van de kant van fotograven34b (zie afb. 2).

8

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 10: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

De zaak kreeg een staartje. Terwijl de kerkvoogdij in oktober 1863zich erover beklaagde dat de steigers er al sinds 1859 op hun kostenstonden, maar de laatste tijd niets meer van werkzaamheden te bespeurenwas,35 wenste Cuypers boven de toegezegde subsidie 200 gulden extrawegens reiskosten, maar scheepte de koster van de Grote Kerk af. Dezeverlangde namelijk van hem een onkostenvergoeding van fl30 voor hetschoonmaken van de kerk gedurende de werkzaamheden. Uiteindelijkheeft de koning beide declaraties betaald.36

Dankzij bewaardgebleven privé-correspondentie (zie bijlage) krijgtmen een ongewone blik achter de schermen, die de gevolgde werkwijze,de opgedoken (kunst-)historische problemen en de achterliggende op­vattingen belichten. Op de achtergrond speelde nog een figuur eenbeslissende rol, te weten een neef van Royer en een zwager van Cuypers:de Amsterdammer ]oseph Alberdingk Thijm (1820-1889), eenvoorvechter van de katholieke emancipatie en een groot kenner vande middeleeuwse kunst. 37 Hij was vrijwel vanaf het begin bij de restauratiebetrokken, want hij ging met Cuypers mee naar Breda, stelde het rapportvoor de koning op, fungeerde als intermediair tussen Royer en Cuypers,en diende de laatste van wetenschappelijke adviezen.38 Door de samen­werking van dit trio kreeg de restauratie van het Nassaumonument,waarover Thijm onmiddellijk de publiciteit zocht, behalve een elementvan nationalisme (tegen het nieuwe België) en orangisme (tegen de liberaledemocratie) ook een stempel mee van neogotische romantiek die nietlos stond van het katholiek réveil.39

In hun ogen betrof het een uniek historisch monument dat voorhet nageslacht in volle glorie behouden diende te worden. Het gaf immersde eeuwenoude band aan tussen het vorstenhuis en Nederland! Vooropstond de verering van de nagedachtenis van de beroemde voorvaderenvan het koningshuis met hun riddermoed en erfelijke deugden. Zij grepentegelijk de kans om deze in katholieke zin om te buigen. Volgens VanGoor was in 1624 een Mariabeeld uit de nis verwijderd, die het gegevenontleende aan Hermannus Hugo. Deze wist te vertellen dat na zesmaanden beleg van de stad door Spinola Sibylla Stijls, de echtgenotevan dominee Boxhorn, voorspeld zou hebben dat de stad zou vallenals het beeld niet vernietigd werd.40 Er diende dus een nieuw beeldte komen. De zelfverzekerde katholieke voorhoede, die een groteverering voor Maria had, zag niets liever dan het plaatsen van madonna's,

9

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 11: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

J('#I;+:urLi~j4-.·.:- .,;;.,,,,:-:;J- .),.)

,"BIe:. ~·&.ui1"'Ulm is ~uTf ..1:' D04R û&:]i,.NQ,&l.o\l~i{.;;T'!'iA""~'S(JI'tl: l.tt'l" I'QU.W tO~l\IIllA SY" .U.t~:'Vl"CtU''''i.&,;

h~,~'~~'~;~~~n1~nrlt~~~~i;i~"'l:~~,~;~~'f,~;'~l;~"t~d~;f;:~~i~~;~~i~~~~l~'C,',F 1tlû.,.riI~a1t.u ftt,«-p:Qt.rtaQAI: f,tl~':'a:.t; •.tI'"' e,-.aiCl l,fl lut,j(J;./A.1' thlt va,.'~ JpiNCI(r). cn-n,iH""Çnutn-Md~b«~tr-f WQ$~fWU·H.,P( HU,'ywr(t-«wl ViUJ ètn. pNA.tf-An.(. 8('tIC/llH"'tl. .'lt)-tid~ "f! Wó;"oV1H'r'Ar·~r._1f..8,.,n lttU J«t(Jwo{';t,~~d<'l<'lJ!Wf.t'ri.fWf,U. ádAH' !:'ruA. !UK"f'(IC«'t'r(.<r~ta..o?t,6~<d..~ww.rd:

6. Dezelfde centrale beeldengroep in 1715.Tekening door A. van Broeckhuysen Rijksarchief 's-Hertogenbosch.

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 12: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

beelden van de Moeder Gods. Later zou men zelfs naar het Bredasevoorbeeld verwijzen om protestants verzet de mond te snoeren.41 Deouderwets geschoolde Royer mocht het centrale beeld ontwerpen, maarCuypers die hierover vanaf het begin al weinig enthousiast was, pastehet ontwerp naar zijn eigen believen in neogotische zin aan. Bij hetherstel werden ook twee engelen en een baldakijn boven in de nis aannog aanwezige doken opgehangen.42

De interpretatie van de sculptuur werd eveneens in de katholiek­nationalistische context getrokken. Argumenten ontleende men aanallerlei oude geschiedkundige boeken, hoewel Thijm bijvoorbeeld deafbeelding in Van Goor afkraakte; beroemde Franse, Duitse en Vlaamsekunstwerken dienden als voorbeeld.43 De identificatie van dehoofdpersonen en hun heiligen leverde geen noemenswaardige problemenop, ook al werden Wendelinus en Hiëronymus niet altijd herkend.44

De lege beeldnisjes aan de hoekpijlers gaven de restaurateur meer vrijheid.Het was een idee van Thijm uit december 1860 om in het zijtorentjerechts de romanheld Willem van Aquitanië, de eerste prins van Oranje,en links Roomskoning Adolf van Nassau, de Duitse keizer, te zetten.45

Op het laatste moment rees nog oppositie tegen de keuze van hetGertrudisbeeld, dat op de achterzijde geprojecteerd was. Toen Cuypersin november 1863 in Breda was, trof hij de eerste stadsarchivaris G.Kleijn die hem met de vraag confronteerde waarom hij juist deze heiligegekozen had en bijvoorbeeld niet St. Barbara als oorspronkelijke patroon­heilige van de kerk. Cuypers twijfelde, maar Thijm zette de plaatsingdoor; men zag immers in Gertrudis, een telg uit het Karolingischegeslacht, de patrones van de baronie van Breda.46 • Een lastig obstakelvormden de vele wapenschildjes. Zelfs te hulp geroepen deskundigen,zoals de Amsterdammer J. ter Gouwen de eerder genoemde Kleijn,slaagden er niet in een definitieve interpretatie aan Thijm te geven.Om deze reden zag Cuypers midden 1861 ervan af kleuren op de schildjesaan te brengen en liet de vier op de achterzijde voorlopig blanco.47

Ook in de technische uitvoering nam Cuypers de nodige vrijheid.Een groot aantal onderdelen van de beeldengroep en vele ornamentenwerden door nieuwe vervangen. Een nog steeds in de kerk aanwezigorigineel fragment van het hoofd van St. Joris met hoed maakt zichtbaarwelke vrijheden hij zich veroorloofde. De Bourgondische hoed is inde uitvoering van Cuypers een "tropenhelm" geworden (zie afb. 3 en

11

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 13: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

4). De stijl van het huidige monument is meer neogotisch danmiddeleeuws. Eén van de argumenten van Cuypers om bij de restauratiebetrokken te worden was dat hij stelde dezelfde natuursteen juist invoorraad te hebben. Naast Baumberger zandsteen blijkt hij ook veleonderdelen in gips uitgevoerd te hebben, dat in steenkleur gepatineerdwerd.48 Zoals recente inspectie aan het licht bracht, zijn er ijzeren stavenin het gips verwerkt. Door jarenlange vochtinwerking verkeert hetmonument nu in een deplorabele toestand; maatregelen tot behoud zijnhoognodig.49

Het Nassau-grafreliëf

Een paar tekeningen, maar vooral gravures geven een indruk vanhet grafmonument in zijn oorspronkelijke staat. De oudste weergavevan de beeldengroep op het titelblad van de Bredase Almanac en Chronijc(1664), van de hand van de Brabander A. Santvoort, is primitief enonvolledig; hetzelfde geldt voor A. van Broeckhuysen (1715)50 (zie afb.5 en 6). Veel meer dan de overbekende gravure van de HagenaarB. Immink uit 1743 verdient een oudere en meer verfijnde afbeeldingde aandacht.51 Met Kramm heb ik de indruk dat de weinig origineleImmink een gravure van Frans Ertinger (1640-1710) als voorbeeldgebruikt heeft. De prent dateert uit zijn Antwerpse periode: ca. 1677­ca. 1689 (zie afb. 7).52 In ieder geval laten de beide laatste de conclusietoe dat in zijn algemene opzet het monument door de negentiende­eeuwse restauratie niet wezenlijk veranderd is. Wel is de verhoudingtussen de onderdelen sindsdien zoek, waardoor beelden en ornamentenelkaar verdringen. Bovendien geven de afbeeldingen aan dat hetmonument vrij ongeschonden door de Beeldenstorm heen gekomen is,dat Ertinger het nog zonder een zware kalklaag tot in de kleinste detailswaarnemen kon, en dat het het meest te lijden gekregen heeft in deachttiende en negentiende eeuw, toen de belangstelling voor middel­eeuwse oudheden op een dieptepunt verkeerde.

Vanaf de zeventiende eeuw heeft het grafmonument de aandachtvan geschiedschrijvers getrokken. De mening van Van Goor omtrentde datering vindt men tot op de dag van vandaag terug: Engelbrecht Izou het nog tijdens zijn leven hebben laten oprichten, m.a.w. vlak vóór1442.53 Kalf preciseert dit op de jaren 1440-1442, omdat het huwelijkvan Jan met Maria van Loon op 7 februari 1440 gesloten is.54 Alberdingk

12

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 14: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

7. Het totale Nassaugafreliëf, waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig uitJ. Ie Roy, Notitia Marchionatus ... (Amsterdam 1678), tussen de

bladzijden 456 en 457.Gravure F. Ertinger Collectie Bodel Nijenhuis, UB Leiden.

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 15: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

Thijm en Cuypers houden evenwel een andere datering aan: de tweedehelft van de vijftiende eeuw. SS Zowel Kalf als Thijm verzekeren datde kleding van de beeldengroep in overeenstemming is met hun date­ringen. Hoewel Kalf wel vaker te vroeg zit met zijn dateringen, heeftde opvatting van de restaurateurs geen ingang gevonden.

Toch roept de geaccepteerde datering vraagtekens op. Van Gooris lang niet altijd een betrouwbare informatiebron gebleken. Kritischetoetsing is bij hem zeker op zijn plaats. Hoe verklaart men de oprichtingvan een grafmonument, voordat alle afgebeelde betrokkene personenoverleden zijn? Van Goor heeft zich gebaseerd op het testament vanEngelbrecht d.d. 24 april 1442.56 In de bewaard gebleven notariëleoorkonde met het geïnsereerde codicil geeft Engelbrecht als zijn uit­drukkelijke wens te kennen begraven te willen worden bij de deur naarhet hoogkoor waar hij de mis placht te volgen. Met geen woord repthij over een door hem opgericht of op te richten grafmonument. Welgeeft de betreffende passage een andere samenhang. Engelbrecht stichtnamelijk een kapelanie, waarvan het altaar geplaatst dient te wordenin het Herenkoor aen die pil/aren achter dair wij misse plaghen te hoerenaen die doere die nu es inden canonickenkoere. Voor dit altaar wensthij zijn laatste rustplaats. Overigens was het toen niet ongebruikelijkinstructies hieromtrent te geven; zo beschikte Willem van Dongen in1438 bij testament waar hij voorlopig begraven wenste te worden enstelde zelf fondsen ter beschikking voor een definitief grafmonumentYWat bekend is dat van Jan IV en Maria van Loon, geeft evenmin concreteaanwijzingen voor het bestaan van het monument. Zo komen we uitbij de langstlevende van het viertal: Maria van Loon die op 20 april1502 heenging. Wijst dit niet in de richting van het begin van de zestiendeeeuw?

Daarbij komt dat het monument geen graf is; daaronder of daarinbevinden zich geen stoffelijke overschotten. In de late middeleeuwenzijn grafmonument en laatste rustplaats niet zonder meer identiek.Midden in de noordelijke kooromgang bevindt zich een grafkelder. Toendeze ten gevolge van verzakkingen in 1873 geopend werd, kon architectCh. Kamerlingh een schets maken van wat hij aantrof. Hij vond slechtsdrie begravingen. Omdat vaststaat wie in de latere grafkelder onderhet praalgraf van Engelbrecht II begraven liggen, kan men terug­redenerend aannemen dat in de eerste grafkelder tot 1521 bijzettingen

14

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 16: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

plaats gevonden hebben. Hoogstwaarschijnlijk liggen hier Engelbrecht IIvan Nassau (t 1504) en de eerste twee vrouwen van graaf Hendrik III,Françoise van Savoie (t 1511) en Claude van Chalon (t 1521).58 Hetgrafmonument langs de muur heeft veel weg van een enorm - woordloos ­epitaaf en doet sterk denken aan een altaarretabel, toch verdient hetde voorkeur te spreken van een grafreliëf. De samenhang tussen hetgrafreliëf en de grafkelder in de kooromgang kan tevens wijzen op eendatering in de eerste kwart van de zestiende eeuw.

Naast historische argumenten vindt men op kunsthistorisch vlakaanwijzingen die in dezelfde richting wijzen. De houding die St. Jorisaanneemt achter de knielende Engelbrecht is hoogstopmerkelijk. Zowordt de ridderheilige in de regel niet afgebeeld; Joris met de draakis immers in de plastiek het vaste repertoire.59 De Bourgondische hertogKarel de Stoute schonk in 1467 een in Dijon gemaakte reliekhouderaan de kerk van Luik, waarop de hertog geknield afgebeeld is; achterhem staat St. Joris met afgenomen hoofdbedekking (zie afb. 8). DeBredase variant zal gezien de culturele verhoudingen binnen de adelwel jonger zijn. Op de andere zijde van het reliëf staat op de voorgrondJohannes de Doper die het Lam Gods op zijn arm draagt. Van dezeplastiekcompositie zijn mij geen oudere beelden dan begin 16de eeuwbekend.61

Deze aanwijzingen voor een jongere datering van het hoge Nassau­grafmonument worden ondersteund door het architectonisch conceptvan het geheel. Regelmatig verwijst men in de Bredase bouwgeschiedenisnaar Zuidnederlandse invloeden. Herhaaldelijk komen we namen tegenvan leden van het bekende geslacht Keldermans, zoals nog bij bouw­werkzaamheden op het kasteelterrein in het begin van de zestiende eeuw.Duidelijk onder Italiaanse invloed staat de uiteindelijke verbouwing vande middeleeuwse burcht tot een renaissance paleis in het tweede kwartvan die eeuw.62 Het Nassau-grafreliëf kent echter géén tegenhangersin de Zuidelijke Nederlanden of Italië.63

Het bleef tot nu toe onopgemerkt dat in Noord Spanje grafrefliëfsvoorkomen die opvallende gelijkenis vertonen met het Bredase monu­ment. In Burgos schijnt dit soort reliëfs - gekenmerkt door een ver­hoog, een nis met beeld en kielboog, een hoog oprijzende hoekpijlers- vanaf de vroege vijftiende eeuw voor te komen. Vooral die omstreeks1500 opgericht zijn in de kathedraal en in de kerk van het

15

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 17: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

8. Reliekhouder voorstellende St. Joris als patroonheilige van Karel de Stoute,geschonken aan de St. Lambertuskerk te Luik in 1471.

Foto: Rijksmuseum Amsterdam St. Pauluskathedraal te Luik.

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 18: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

kartuizerklooster, waar leden van het Castiliaanse vorstenhuis begravenliggen, lijken er het meest Op.64 De verfijnde en rijke versieringen ophet Bredase reliëf vormen een indicatie om dit met de latere typente associëren. Voorts treedt in de vijftiende eeuw een verschuiving opom in plaats van een rustende gisant een levende, vooral biddendeafbeelding (priant) van de betreffende persoon weer te geven. Het graf­reliëf met de geknield biddende infante Alonso in de kartuize Mirafloreste Burgos laat een opmerkelijke parallel zien met Breda. Dit door Gilde Siloé ontworpen en uitgevoerd kunstwerk werd op zijn laatst in1493 voltooid (zie afb. 9).65

Dit type grafreliëf heeft een duidelijk iconologisch concept dat indrie scenes de overwinning van de christen op de dood weergeeft: nahet leven hier op aarde (epitaaf) leeft de overledene (gisantlpriant) inhet hiernamaals voort (religieus tafereel).66 Op het Nassaureliëf ver­vangen de wapenschildjes het epitaaf en worden de biddende Nassauseechtparen als regeerders van Breda en niet als ouders afgebeeld, omdathun kinderen ontbreken. Niet zelden staat voor de priant een bidstoeltje,maar bij het Bredase monument lijkt het toch eerder om een sokkelte gaan waarop een religieuze scene thuishoort.67 Reeds Holleman heefterop gewezen dat hier oorspronkelijk geen Mariabeeld stond, maar eencrucifix, waarvoor niet alleen een reisbericht van een Poolse jezuïetuit 1654 grond geeft, maar vooral de Westeuropese graftradities.68 Hettelkenmale herhaalde en kritiekloos aanvaarde verhaal van een iconoclas­tische actie ten gevolge van een voorspelling door een Bredase dominees­vrouw mag gezien de context waarin het opgedist wordt, gevoegelijknaar het rijk der fabelen verwezen worden. Het verhaal is ontsprotenaan de fantasie van Hermannus Hugo (1558-1629). Deze schreef alshoofdaalmoezenier van bevelhebber Spinola een propagandaboekje overde Spaanse herovering van Breda in 1625. Het was een politiek-militairegebeurtenis van de eerste orde die door de overwinnaar volledig uitgebuitwerd; het boekje werd afgaande op de vele edities en vertalingen een"bestseller". In dit kader paste een diffamatie van de tegenstander maaral te goed en met een verhaal over een aanval op Maria hebben contrare­formatoren katholieke sentimenten bespeeld.69 Het oorspronkelijkiconologisch programma op het Bredase reliëf beschrijft drie concen­trische cirkels waarvan het effect door het perspectief verhoogd wordtJo

Een ander spoor dat naar het Iberisch schiereiland leidt wordt

17

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 19: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

gevormd door de vele wapenschildjes op het Bredase reliëf. De kwartier­wapens, de persoonlijke heraldische identiteit van de vier hoofdpersonen,plus de vier op de achterzijde impliceren 39 wapenschildjes in totaal.Voor Nederlandse begrippen is in de late middeleeuwen een dergelijkheraldisch exhibitionisme uitzonderlijk. Zo heeft het grafmonumentvan Jan I van Polanen er slechts één, terwijl de tombe van Jan Il ermogelijk acht, maar tenminste vier kent. Meer gebruikelijk is eendergelijke weelde aan wapenschildjes in ieder geval in Spanje.?l

Deze twee sporen geven aan dat in het begin van de zestiende eeuwwel degelijk invloeden vanuit Spanje Breda bereikt kunnen hebben,hoewel Van Luttervelt zich in 1963 nog sceptisch hierover uitliet. 72

De west-mediterrane oriëntatie in de sculptuur heeft overigens relatiefkort geduurd en liet weinig sporen na, want vanaf omstreeks 1525overheersen duidelijk Italiaanse renaissance invloeden bij de bouw- enkunstwerken die in opdracht van de maecenas, graaf Hendrik III vanNassau (1504-1538) gemaakt werden. Het gaaf bewaarde praalgraf terere van Engelbrecht Il en Cimburga van Baden dat tussen 1526 en 1538geplaatst is, vormt een tastbaar hoogtepunt van één van de vroegsterenaissance centra in de Nederlanden.73

Vanaf 1499 was graaf Hendrik aan het Brusselse hof opgevoed omte zijnertijd zijn kinderloze oom Engelbrecht op te volgen. Toen hijmet het overlijden van de laatste op 31 mei 1504 heer van Breda werd,begon hij als drossaard van Brabant een snelle carrière in de Habsburgsetop, waar deze internationaal georiënteerde figuur een vooraanstaanderol speelde. Al in het gevolg van Filips de Schone maakte hij tussen1501 en 1503 voor het eerst kennis met Spanje.?4 Eenmaal heer vanBreda kon hij daar nieuwe vormen van nagedachtenis die hij elders inEuropa had leren kennen introduceren. Hij moet hierbij niet zozeereen Spaans als wel een Zuid-Frans voorbeeld voor ogen gehad hebben.

Na de dood van Filips de Schone werden de Habsburgse Nederlandenbestuurd door een landvoogdes. Margareta van Oostenrijk resideerdein de "Hof van Savoie" te Mechelen. Haar hof was een trefpunt vooreen groot aantal kunstenaars.75 Zij was toen weduwe van Philibert vanSavoie en had weduwegoed in Bresse (département Ain) gekregen. InBrou-en-Bresse stichtte zij in 1506 een klooster, waar familieleden vanhaar manszijde begraven zouden worden. Architecten en kunstenaarsuit de Zuidelijke Nederlanden hebben hier gewerkt aan de kerk en het

18

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 20: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

interieur. Nu staan er drie heel verschillende grafmonumenten in hetkoor. Aan de zuidelijke wand vindt men het oudste graf (1516/31),dat van haar schoonmoeder Margareta van Bourbon (t 1483), dat inbasislijnen herinnert aan het eerder beschreven Spaanse grafreliëfs. 76 Ditproject moet graaf Hendrik, die tot de kring van de landvoogdes be­hoorde, van nabij meegemaakt hebben. Ook op het persoonlijk vlakzal hij zich hiermee ten nauwste verbonden gevoeld hebben, omdathij sinds 1503 gehuwd was met Françoise van Savoie. Toen zijn vrouwop 17 september 1511 overleed, was dat wellicht voor hem de directeaanleiding om een dergelijk project voor zijn eigen familie op te zetten.In graaf Hendrik zou ik dan ook vooralsnog de opdrachtgever willenzien voor het hoge Nassau-grafreliëf, dat als een Mechels kunstwerkgedateerd kan worden op kort na 1511. Alleen een grondige studievan de funeraire cultuur in de Bourgondische-Habsburgse toplaag kanuitsluitsel geven.

Het Herenkoor

De Nassau's die als heren van Breda in 1404 de Polanens opvolgden,hebben hun stempel op de stad gezet door de Grote Kerk in gotischestijl te herbouwen. Deze is grotendeels bewaard gebleven; uitbreidingenin de latere eeuwen hebben het bouwwerk als het ware ingepakt. In1410 legde Engelbrecht I de eerste steen voor een nieuw koor: hetparochiaens- en het canonieken-koor werden gecompleteerd met eenheren-koor, dat tenminste drie traveeën groot was. 77 De oorsprong vanhet Herenkoor gaat terug op een grafkapel die Jan I van Polanen injuli 1372 opgericht heeft. Voor het zieleheil van zijn ouders én zijnbeide overleden vrouwen riep hij toen een kanonikale prebende in hetleven, waarmee het Bredase kapittel op het ideale aantal van twaalfkwam. De nieuwe priester-kanunnik van de prebenda minor moestdagelijks een mis lezen op het Maria-altaar in de kapel. Daar werd ooktegen de westmuur een tombe geplaatst met de beeltenissen van zijntwee echtgenotes. Hij wilde later bij hen begraven worden.78 De stichtinggaf aan de Bredase kerk een laatste nieuwe functie, namelijk die vangrafkerk, want de eerdere heren van Breda lieten zich niet hier in eengewone parochiekerk begraven. In de grafkapel, waarvan vorm en liggingniet bekend zijn, werden nog de stichter en zijn derde vrouw begraven,maar de opvolger, Jan II van Polanen, verkoos in 1394 een plaats in

19

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 21: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

9. Grafmonument van de infante Alonso door Gil de Siloé in de kartuize teBurgos omstreeks 1493.

Naar J. Hogg, 1979.

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 22: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

het hoogkoor temidden van de kapittelheren.Het nieuw gebouwde Herenkoor (zie afb. 10) was toegankelijk vanuit

het noord-transept. Achterin bij de toegang werden aan weerszijdende graftombes van Jan I en Jan II in ondiepe nissen herplaatst, afkomstiguit de grafkapel resp. het afgebroken hoogkoor. Het Maria-altaar werdnaar de nieuwe absis overgebracht.79 Er moet lange tijd niets andersgestaan hebben, want de eerste Nassau's hebben de Polanense traditiein het oprichten van grafmonumenten niet voortgezet. Zij werden welbegraven vooraan in het Herenkoor onder grafzerken, evenals andereleden uit de familie die te Breda verbleven, zoals Genoveva van Virneburg(t 1437).80

De Bredase Nassaufamilie sloeg een heel eigen weg in om haarnagedachtenis te garanderen. Engelbrecht I stichtte bij testament in hetHerenkoor een tweede altaar, dat gewijd was aan het H. Kruis enopgericht werd tussen de eerder vermelde deur naar het hoogkoor ende tombe van Jan 1.81 Bovendien steunde hij zijn vrouw bij het oprichtenvan een kapel in de stad gewijd aan St. Wendelinus. Die werd uiteindelijkpas door hun zoon Jan in 1446 gerealiseerd. Hij maakte van de Wende­linuskapel een privébidkapel waar hij ook de nagedachtenis aan zijnouders levend hield.82 Ongeveer dertig jaar later kwam Jan zelf teoverlijden. Met zijn dood hangt weer een stichting van een religieuzeinstelling samen. Op 25 juni 1476 riepen Maria en haar zoon Engel­brecht II het augustinessenklooster Vredenberg in het leven. Nog inmaart 1478 staat Maria een deel van haar wooncomplex in de stad afvoor de stichting van een convent van Grauwe Zusters. 83 Is dit bedoeldals haar aandeel in de Nassau-traditie? Na het overlijden van het volgendeechtpaar, Engelbrecht en Cimburga, schijnt - althans in Breda - metdeze traditie gebroken te zijn. Het ongeveer twintig jaar later voorhen opgerichte praalgraf geeft onmiskenbaar een andere tijd met nieuweopvattingen in de funeraire kunst aan.

In de tussentijd had graaf Hendrik zijn aandacht op het Herenkoorin de kerk gericht, dat hij na het overlijden van zijn eerste vrouw herschiepin een Nassau-mausoleum met een grafkelder bestemd voor leden vanhet regerend geslacht en een enorm grafmonument ter ere van zijnvoorgangers. Voor het grafreliëf moesten de overbodig geworden graf­zerken verdwijnen en het H. Kruis-altaar wijken; dat kreeg vóór 1526een eigen kape1. 84 De plaatsing van het Nassaureliëf in het Herenkoor

21

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 23: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

illustreert niet alleen nieuwe vormen ten aanzien van dodencultus, maarook van familiecultus. Door op het reliëf niet zozeer de eerste tweegeneraties Nassau's te Breda levensgroot af te beelden als wel eenuitgebreid voorgeslacht via wapenschildjes ten tonele te voeren, heefthij uitdrukking gegeven aan zijn gevoel voor familiegeschiedenis.

Het heraldisch tableau levert sinds Thijm tot op de dag van vandaagproblemen op. Het begint er al mee dat niet bekend is wat Cuyperswerkelijk aangetroffen heeft en in hoeverre hij eigenlijk Van Goor volgt.Momenteel zijn detailleringen op de wapenschildjes in hoogreliëfuitgevoerd, waarbij diverse blanco bleven die Immink wel invulde.s5

Menigeen heeft zich gestort in pogingen tot identificatie en het aangevenvan fouten, maar bevredigende oplossingen zijn niet geboden. Tegenhet licht van bovenstaande resultaten kan opgemerkt worden dat iedereverdere heraldische studie voortaan de duidelijke gravure van Ertingerals uitgangspunt behoort te nemen. De wapentjes dienen objectiefgeïdentificeerd te worden, d.w.z. met inachtneming van veranderingennaar plaats en tijd bepaalt de heraldiek de identiteit; een zuivergenealogische benadering is in dit geval niet vruchtbaar. 86 Het is namelijkessentieel zich te realiseren dat de wapens op het Nassau-grafreliëf nietde historisch verifieerbare voorouders weergeven, maar dat de(oorspronkelijk wel gekleurde?) schildjes de voorstelling weerspiegelendie men aan het Bredase hof in het begin van de zestiende eeuw hadvan de eigen dynastieke geschiedenis.

In 1503 had Engelbrecht II aan de O.L.V.-kerk te Antwerpen eenglasraam cadeau gedaan.87 In oorspronkelijke staat stelde het gebrand­schilderde raam het Laatste Avondmaal voor; de schenker is ter zijdevan het tafereel in geknielde houding afgebeeld. Het geheel wordtgeflankeerd door zestien kwartierwapens van zijn ouders en bekroondmet zijn persoonlijk wapen. De voorouders uit het midden van deveertiende eeuw komen paarsgewijs à la mode hollandaise voor, m.a.w.eerst twee mannen dan twee vrouwen. Zo is uit de bronnen slechtsbekend dat een voorouder van Maria van Loon, en wel B~rnhard vanSolms-Braunfels, gehuwd was met een zekere Jutta; haar familienaamis onbekend. Op het Antwerpse raam vult men - daaraan is geen twijfelmogelijk - het geslacht Lippe in. Hun tijdgenoot Willem van Gulikwas getrouwd met Johanna van Holland, maar Engelbrecht II meendewel degelijk een dochter van de Engelse koning tot zijn voorouders

22

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 24: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

Bouwfase lIl: 1410 - ca. 1470

Bouwfase IIIb: 1468 - ca. 1525

l=s-·....:~ :J=<:L1...~...~....FÖ3.,~~I' r- .-

V-.,............ .+ ....__~-~- ~~---4- ..-

•••--------.---

~J..........+~~...~fFi

begravingEl graftomlie~ altaarC:: grafkeldera grafreliëf

10. De situering van het Herenkoor in de bouwfasen van de Grote Kerk.

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 25: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

te mogen rekenen.Heeft met deze schenking Engelbrecht zijn kort tevoren overleden

moeder herdacht, wellicht naar aanleiding van de dood van Claude vanChalon heeft de Sulpitiuskerk te Diest een nu niet meer bestaandglasraam gekregen, waarop eveneens een Nassause presentatie van hetvoorgeslacht geboden werd.88 Vergeleken met het Antwerpse raam doenzich twee belangrijke verschillen voor. De reeksen kwartierschildjes,rechts Nassau - links Loon, werd opgesierd met heerlijkheidslfamilie­wapens. Onder de twee reeksen van tien wapenschildjes representerener zeven enkel en alleen kwartieren, de andere zijn ambigu. Bij dekwartieren van de twee families doen zich geen grote afwijkingen voor;alleen in de Loonse rij is de paarsgewijze ordening anders uitgevallen,waardoor sommige mannelijke takken tot vrouwelijke geworden zijnen omgekeerd.

Wat het Nassau-grafreliëf betreft gaat men nog een stapje verder.Graaf Hendrik III is niet alleen een generatie jonger maar gaat bovendienop het reliëf een generatie verder terug. Een dermate hoog opgevoerdeascendente genealogie, die een tijdspanne van ruim twee eeuwen moestoverbruggen, bood gelegenheid om met meer veren te pronken, maarmaakte de kans op fouten ook groter, omdat 32 kwartieren de toenmaligekennis van de familiegeschiedenis bij tot dan toe weinig historischbewuste adelsfamilies zwaar op de proef stelden.

Onder de wapens van de heren en vrouwen van Breda vanaf Engel­brecht 189 vormt het grote alliantiewapenschild van Polanen en Nassau,dat op de spits van de nisboog aangebracht is het middelpunt. Hetsymboliseert de vereniging van het rijke erfgoed in de Nederlandenvan de heren van Polanen met het grafelijke geslacht Nassau-Dillenburg.De wapenschildjes die op de overgrootouders van Engelbrecht enJohanna betrekking hebben zijn dan ook het belangrijkst; zij omringende beeldengroep. Veertien familienamen klimmen tot het begin van deveertiende eeuw op en moeten zonder woorden een glorieus verledenafschilderen. Een groot aantal grafelijke huizen (Viand~n, Namen,Marck, Kleef, Salm) passeert de revue. Merkwaardig is het getal vanveertien, want aan de voet van de boog ontbreekt er aan weerszijdenéén: Gelre links en rechts Saarbrücken. Het achtste wapenschildje lijktmet opzet weggelaten te zijn; wellicht lag Gelre, waarmee de HabsburgseNederlanden in oorlog waren, te gevoelig.

24

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 26: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

De zestien kwartieren op de voorzijde van het verhoog houdenverband met de betovergrootouders van Maria van Loon; de vooroudersvan Jan zijn immers reeds boven gegeven. Per vak wordt een kwartierstaatvan vaders en van moeders weergegeven, waar de bovenste rij parenvormt met de onderste. Het eerste (meest linkse) en het derde bevattende heraldiek van de mannen, die ook op het Antwerpse en Diestseraam te vinden zijn. Het tweede en het vierde vak moeten dan de daarbijhorende echtgenotes zijn; met name hier constateert men de grootstediscrepantie tussen subjectieve voorstelling en historische werkelijkheid.Het ontbrekende wapenschildje in het eerste vak op het verhoog moetEngeland geweest zijn. Is hier sprake van een damnatio memoriae inde zeventiende eeuw?

Het gigantisch heraldisch tableau kon slechts door een selecte groepbegrepen zijn, want een grondige kennis van dit soort pictogrammenuit drie verschillende landstreken (Holland, Rijn-Maas en Westerwald)werd min of meer verondersteld. De kleine kring ingewijden moet men,afgezien van de heraut, vooral onder de edelen zelf zoeken. Overigensverbond de toeschouwer omstreeks 1500 hieraan de status die men opdat moment aan deze families toekende. Zo kon de relatief lage afkomstvan de Polanens, die slechts heren waren, door de geëtaleerde rijkdomen macht, evenals door het hoge internationale gezelschap van aanver­wante grafelijke en hertogelijke huizen gecamoufleerd worden. DeBourgondisch-Habsburgse adel met zijn ridderromantiek zal onder deindruk geweest zijn van de vele leeuwenfamilies,90 die graaf Hendrikaan zijn hoge gasten in zijn voor het gewone volk gesloten Herenkoorkon voorschotelen.

Omstreeks 1525 werd het Herenkoor incluis de H. Kruiskapeluitgebreid met een nieuwe kapel die de aanzet zou vormen voor eenlaatste uitbreiding van de kerk in oostelijke richting. Deze later geheten"Prinsenkapel", waarnaar het Maria-altaar overgebracht werd en waarwat later het praalgraf boven een tweede grafkelder neergezet zouworden, degradeerde het oudste gedeelte. Vanaf omstreeks 1535 zouhet onderdeel gaan uitmaken van de nieuw opgetrokken kooromgangen verloor het zijn besloten karakter. Vanaf dat moment lietenprominenten uit de Bredase hofhouding zich hier begraven. Het isduidelijk dat hiermee een nieuwe en laatste fase ingezet is in degeschiedenis van het Herenkoor, die een aparte bestudering verdient.

25

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 27: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

11. De noordelijke kooromgang met links het grafreliëf in 1840.Schilderij van Antonie Waldorp Particulier bezit.

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 28: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

Meer dan vier eeuwen al trekt het hoge Nassau-grafreliëf de aandacht.De doelbewust beoogde etalering van het dynastiek verleden van deBredase Nassau's ging met de politieke verwikkelingen van de Tachtig­jarige Oorlog verloren. Bij deze oorspronkelijk elitaire traditie haaktein de negentiende eeuw het nationalisme met zijn orangistische gevoelensaan. Pogingen in de zeventiende eeuw om het monument voor dekatholieke zaak te gebruiken faalden, maar juist deze pogingen zoudendoor negentiende-eeuwse katholieken met succes aangegrepen wordenom hun emancipatie kracht bij te zetten. De meeste bezoekers vande kerk zullen zich deze ideologische boodschappen niet gerealiseerdhebben. Zij keken er gewoon naar, maar met de ogen van hun tijd.Artistieke impressies, zoals door Haanen, Schenkel, Waldorp enBosboom, leggen deze veranderende tijdsbeelden vast (zie afb. 11 ).91 Hetgrafreliëf hielden zij argeloos voor middeleeuws; niet wetende voor eenin Noord-West Europa hoogst opmerkelijk monument te staan.

27

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 29: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

AANTEKENINGEN

". De basisgedachten werden reeds naar voren gebracht in: Nijmeegs Oponthoud. Een bundelaangeboden aan Piet Leupen, Nijmegen 1984, 119 - 129.

Afkortingen

BZO

ERED

KABCUYPERS

HIW

PROV

KERK

THES

THIJM

Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenha<>e, Tweede Afdeling:- Archief van het ministerie van Binnenlandse Zaken, 5de Afdeling, Onderwijs1815-1848 (toegang 2.04.01).- idem 1848-1876 (toegang 2.04.08)- Archief van het mimsterie voor de Zaken der Hervormde en andere Ere-diensten 1843-1849 (toegang 2.07.01).- Archief van het Kabinet des Konings 1841-1897 (toegang 2.02.04).Nederlands Documentatiecentrum voor Bouwkunst te Amsterdam, CollectieP. J. H. Cuypers, correspondentiemap 596.Directie Rijkswaterstaat te 's Hertogenbosch, Afdeling Semi-statische archie­ven.Rijksarchief in Noord-Brabant, Archief van het Provinciaal Bestuur vanNoord-Brabant 1814-1920.Gemeentearchief Breda, Archief van de Kerkvoogdij der Hervormde Kerkte Breda.Koninklijk Huisarchief te 's-Gravenhage, archief van de thesaurier van dekoning.Katholiek Documentatiecentrum te Nijmegen, Archief van J. AlberdingkThijm.

IJ. Kalf, De monumenten in de voormalige Baronie van Breda (De Nederlandschemonumenten van geschiedenis en kunst I -1), Utrecht 1912 (herdruk Arnhem 1973)(hierna Kalf, Mom<menten), 102-104.

2 "Het monument van graaf Engelbert van Nassau te Breda", in: Katholieke IllustratieIX (1875/6), 393-394, afb. 396 = Ach Lieve Tijd. Acht eeuwen Breda, de Bredanaarsen hun Nassaus 7, Zwolle 1986, 161 (onderaan) naar een exemplaar in Stedelijk enBisschoppelijk Museum te Breda, Prentenverzameling, inv. nr. 183 = ProvinciaalGenootschap Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch, Prentenverzameling B 83-51, 22/22.2a(6); Herdenkingsalbum 1404-1905. De geschiedenis van Breda's mom,ment, Breda z.j.,25; Gids bij het bezoeken der Grote- of LIeve Vrouwenkerk te Breda, verschillende edities;Geschiedenis van Breda J: De middeleeuwen, Tilburg 1952 (herdruk Schiedam 1976)(hierna Geschiedenis Breda), afb. 21; Tentoonstellingscatalogus "je Maintiendrai", Delft1960: R. van Roosbroeck, Willem de Zwijger. Graaf van Nassau, prins van Oranje.Een kroniek en een epiloog, Antwerpen 1974,42; C. A. Tamse (ed.), Nassau en Oranjein de Nederlandse geschiedenis, Alphen aan de Rijn 1979, 19.

3 Archief van de Hoge Raad van Adel te 's-Gravenhage, verbalen 1846, nr. 152, 175,181; brievenboek 1846, 80-85; brievenboek van de secretarie 1846, 22. Zie voor de familie(de Berg) de Bréda: F. A. Aubert de la Chesnaye des Bois et Badier, Dictionnaire dela noblesse, deel IV, Parijs 18643, 39; H. Jougla de Morenas, Grand armorial de France.Catalogue général des armoires de familles nobles de France, deel Il, z.p. 1938, 249.

4 R. A. van Höevell-Nyenhuis, Antwoord aan den heer mr. R. W Tadama op zijn werkjegetiteld: De waarheid aangaande Ludolf van den Berg enz., z.p. 1847.

5 R. W. Tadama, De waarheid aangaande Ludolf van den Berg. Eene bijdrage tot degeschiedenis van zijn geslacht en van zijnen tijd, Arnhem 1847. Vergelijk zijn reactieop Höevell ll1: BIjdragen voor Vaderlandsche GeschIedems en OudheIdkunde VI (1848),118-125.

6 De familiepapieren berusten nu te Parijs, Archives Nationales, Série AP: Archivespersonelles et familiales nr. 18; zij bevatten geen correspondentie over deze aangelegenheid.

28

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 30: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

Ver9elijk Ch. de Tourtier-Bonazzi et E. d'Huart, Archives privées. Etat des fonds dela serie Ap, deel I (1 à 315 AP), Parijs 1973, 43. Zie voor Gachard: Biographie nationaleXXIX, Brussel 1957, 584-608; R. Wellens, Inventaire des papiers, notes et manuscriptsde L.-P. Gachard, Brussel 1983.

7 Biographie nationale XXII, Brussel 1914-1920, kol. 242-251 (c. A. Serrure) en kol. 251­265 (c. P. Serrure). C. A. Serrure, Histoire de la souverainite de 's-Heerenberg - Secondepartie contenant la généalogie de la maison de Bréda des comtes souverains de 's-Heerenberg,'s- Gravenhage 1859-1860, waarin ook familiedocumenten afgedrukt zijn.

8 BZO 4845 (31 december 1847/55bis), 4846 (24 jan 1848/101); PROV 1204 (A 11 jan1848/24), 1205 (A 21 jan 1848/18); GABreda, Nieuw Archief, inv. nr. B 35 (15 jan1848/45), inv. nr. A 100 (nr. 61 relata 20 jan 1848/8); KERK inv. nr. 734 (ingekomenstukken: 15 jan 1848/223), inv. nr. 728 (notulenboek) pag. 26v-27 (vergadering 26 jan1848).

9 BZO 4847 (4 febr 1848/134), 4848 (28 febr 1848/83); ERED 763 (15 febr 1848/19);KAB 471 (25 febr 1848/63).

10 H. van der Wijek, "KoninS Willem II als bouwheer", in: Opus Musivum. Een blmdelstudies aangeboden aan professor doctor M. D. Ozinga, Assen 1964,415-438.

11 KAB 471 (25 febr 1848/63); BZO 4848 (28 febr 1848/83). Het is niet bekend of Félixde Bréda antwoord gekregen heeft.

12 BZO 4849 (2 mrt 1848/144), 4849 (10 mrt 1848/60) en (25 mrt 1848/129), 4850 (3 apr1848/121), (6 apr 1848/165) en (11 apr 1848/89); KAB 481 (9 apr 1848/50).; PROV1211 (A 30 mrt 1848/5).

13 P. A. Scheen, Lexikon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1880, 's-Gravenhage 19812,442 (vergelijk ibidem, deel II 's-Gravenhage 19701, 267). Vergelijk: "Monumentalebeeldhouwkunst in Nederland", in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek XXXIV (1983),vooral 39-194.

14 BZO 4850 (17 apr 1848/219); THIJM 4997, brief 1.15 KERK, inv. nr. 734 (21 apr 1848/225), (28 apr 1848/227); GA Breda, ieuw Archief,

inv.nr A 100 (nr 459 relata 27 april 1848/8); KERK, inv. nr. 728, pag. 28r (vergadering18 mei 1848); PROV 1214 (A 21 apr 1848/3)

16 THIJM 4997, brieven 2 (klad), 3 en 4 (concepten) en 5 (definitieve versie) 29 apr 1848);ontbreekt in BZO 4851 (1 mei 1848/97).

17 BZO 4852 (18 mei 1848/123); THIJM 4997, brief 6.18 GA Breda, Collectie Huysmans, inv. nr. 6 (Amsterdam 21 mei 1848, 28 juni en 29

juni 1848); THIJM, 4997, brief 7 (Breda 23 mei 1848 met een schetsje van hetgrafmonument in de marge) en brief 8 (concept van 29 juni 1848); THIJM 4893, brief1 (- juni 1848), brief 2 (27 juni 1848), brief 3 (concept van 28 juni 1848), brief (4 jul1848).

19 THIJM 4997, brief 9 (8 juli 1848) = KAB 500 (16 juli 1848/78 en 79); BZO 4854(10 juli 1848/127) ontbreekt en (13 juli 1848/112); THIJM 4997, brief 10 (19 juli 1848)en brief 11 = BZO 4854 (22 juli 1848/135); GABreda, Collectie Huysmans, inv. nr.6 (Amsterdam 24 juli 1848).

20 BZO 300 (18 okt 1858/195); HIW 19 okt 1858/1935.21 HIW 4 febr 1859/108 K = THIJM 4997, brief 12; HIW 2 mrt 1859/395 = THIJM

4997, brief 13.22 BZO 313 (10 mrt 1859/161), 316 (18 apr 1859/91), 317 (20 apr 1859/153); HIW 22

apr 1859/871, 27 apr 1859/348 = KERK 734 (27 apr 1859/315); vergelijk KERK 728,pag. 106 (vergadering 4 mei 1859).

23 THES Bijzondere rekeningen 1860 mei/29 bevattende zes declaraties en een kwitantievan Mazel; BZO 351 (25 mei 1860/151); BZO 347 (12 apr 1860/119) = HIW 14 apr1860/900; BZO 350 (19 mei 1860/52); HIW 10 mei 1860/356K, 16 mei 1860/1174 =THIJM 4997, brief 14.

24 BZO 351 (25 mei 1860/25) = THIJM 4997, brief 15; BZO 352 (2 jun 1860/61) =THIJM 4997, brief 16 (concept Amsterdam 31 mei 1860); BZO 352 (5 jun 1860/205),354 (23 jun 1860/84), en (26 jun 1860/95) = THIJM 4997, brief 17; THE5 Correspondentie10 jun 1860/34, 13 jun 1860/129 en 20 jun 1860/135 = BZO 354.

29

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 31: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

25 Tentoonstellingscatalogi "Naar gothischen kunstzin. Kerkelijke kunst en cultuur inNoord-Brabant in de negentiende eeuw", 's-Hertogenbosch 1979; "Het vaderlandschegevoel", Amsterdam 1978.

26 CUYPERS, brief 6 (ongedateerd concept); BZO 358 (6 aug 1860/82, (8 aug 1860/191)= THIJM 4997, bnef 18; BZO 361 (1 sept 1860/79), (5 sept 1860/164) = THESCorrespondentie 7 sept 1860/41, 7 sept 1860/189 = THIJM 4997, brief 19.

27 THES Correspondentie 25 sept 1860/203 = BZO 363 (26 sept 1860/76); BZO 363(28 sept 1860/159) = THIJM 4997, brief 20; BZO 366 (24 okt 1860/62) =THIJM4997, brief 21; BZO 366 (27 okt 1860/178); HIW 30 okt 1860/2696, 2 nov 1860/595K;KERK inv. nr 734 (3 nov 1860/322). Vergelijk KERK inv. nr. 728, pag. 115v-116(vergadering 27 nov 1860).

28 Zie CUYPERS voor een grote ingekleurde bouwtekening; vergelijk THIJM 2425, brief63 (9 jul 1860) en 64 (14 jul 1860). De teekeningen van het Bredase monument zijnop 13 april 1861 aan de koning te Amsterdam getoond THIJM 2425, brief 72 (31maart 1861). Cuypers overwoog aeze op een tentoonstelling in Antwerpen te exposeren(THIJM 2425, brief 76 (19 jun 1861).

29 Biografie nationale XXXII, Brussel 1964, kol. 205-206; vergelijk G. AbeeIs, Les pionniersde la photographie à BruxeLLes, Zaltbommel 1977; tentoonstellingscatalogus "Laphotographie des origines à nos jours", Brussel 1982; en "Fotografie, vroeger en nu",Vught 1985, nr 270 en 271; M. Auer, EncycLopédie internationale des photographes de1839 à nos jours, deel I (A-K), Genève 1985.THIJM 2425, brief 69 (30 nov 1860); GA Roermond, Familiearchief Cuypers, inv. nr.4 (brief 54: 12 apr 1861): Fierlants kan niets aftrekken daar hij om zoo te zeggen erzelf niets op heeft verdiend, schrijft toch zeer beleefd. ...

30 Beknopte catalogus der pleisterafgietsels en andere reproductiën van kunstvoorwerpen inhet Rijksmuseum te Amsterdam, Amsterdam 1915, 20: Breda, nr 208. De collectie,overgedragen aan het inmiddels opgeheven Museum voor Reproductiën van Kunst te's-Gravenhage, kan voor zover bewaard gebleven momenteell1let geraadpleegd worden.

31 GA Roermond, Familiearchief Cuypers, inv. nr. 3 (brieven 46: 3 nov-50: 10 nov 1860);THIJM 4997, brief 82 (19 nov 1863).

32 THIJM 4997, brieven 23 en 24 (concept declaraties), en 27 (27 sept 1861); BZO 404(31 okt 1861/159) = HIW 1 nov 1861/2952; BZO 405 (11 nov 1861/70) = HIW 9nov 1861/3016; BZO 406 (16 nov 1861/182) = THIJM 4997, brief 25; BZO 406 (25nov 1861/94) en (29 nov 1861/199). BZO 434 (13 nov 1862/66); BZO 435 (17 nov 1862/218) = HIW 19 nov 1862/5272; BZO 436 (1 dec 1862/143), (3 dec 1862/143), 6 dec1862/25); THIJM 4997, brief 28 (5 dec 1862). THES Correspondentie 21 dec 1863/401; BZO 467 (24 dec 1863/81), (29 dec 1863/167); BZO 469 (13 jan 1864/65); THIJM4997, brief 29 (18 jan 1864).

33 CUYPERS, brief 4 = THIJM 4997, brief 22; THIJM 4997, brieven 22 en 26.34 THES inv. nr A 45-VIIc-47 (26 jan 1864/64); THIJM 4997, brief 30 (concept).wc. C. Kannemans (1812-1884) en zijn zoon W. J. Kannemans (1841-1915) noemden

zich fotographist tussen 1870 en 1895 blijkens Bredase adresboeken, gevestigd op deGrote Markt 41 (zie GABreda, Afd. II-36 inv. nr. N 22); foto's bevinden ZIch in GABreda,Topografisch-historische atlas nr 1945-168 (orig), = 1974-196 (repro); 1945-234, 1953­193,1953-201 (orig), 1974-198 (repro); 1945-174 (orig.); 1945-172 (orig); 1974-195 (repro);1945-170 (orig.) = 1974-197, 1974-199 (repro); vergelijk Stedelijk Museum te BredaPrentenverzameling nr 371. C. W. Bauer te Middelburg: foto daterend uit 1882 StedelijkMuseum, nr 255. J. Maes te Antwerpen afgedrukt in J. J. van Ysendijck, DocumentscLassés plan. 3 = GA Breda, Top-hist. atlas 1968-403, 1977-244. Omstreeks deeeuwwisseling: GABreda, Hist-top atlas, 1965-169; Rijksmuseum te Amsterdam,Topografische collectie, Breda NH. Kerk (geen signatuur).

35 KERK inv. nr. 728, pag. 129 (vergadering 9 oktober 1863): Wordt besloten zich te wendentot den heer Kuypers architekt te Roermond om te informeren welke de oorzaak is datde werkzaamheden aan de graftombe ter restauratie gestaakt blijven daar het voortdurendbestaan der steLLingen voor en achter van die tombe hinderlijk is en hen wenschelijk wordtgeacht ze weder zouden kunnen opgeruimd worden.

30

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 32: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

36 THES Correspondentie 2 sep 1864/113.37 G. Brom, Alberdingk Thijm, Utrecht 1956; L. Rogier, Katholieke herleving. Geschiedenis

van katholiek Nederland sinds 1853, 's-Gravenhage 1956, 223-228; J. A. Bornewasser,"De Nederlandse katholieken en hun negentiende-eeuwse vaderland", in: Tijdschrift voorGeschiedenis 95 (1982), 577-604.

38 THIJM 2425, brief 62 (30 jun 1860), brief 63 (9 jul 1860), brief 64 (14 jul 1860).39 [J.I A[lberdingkJ Th[ijm], "Herstelling van het monument der graven Engelbrecht I

en Jan van Nassau", m: Zondagsblad. Maandelijkse uitgave, ed. A. C. Kruseman, nr8, Haarlem 1860 (hierna Thijm, Herstelling), 173-177; "Herstelling van het grafmonumentder graven Engelbrecht I en Jan van Nassau te Breda", in: Algemeene konst- en letter­bode jrg 72, nr 7 (1860), 361.

40 Th. E. van Goor, Beschrijving der Stadt en Lande van Breda, 's-Gravenhage 1744 (herdrukDen Haag 1963) (hierna Van Goor, Beschrijving), 81.

41 J. Brinkhoff, "De vergissing van Alberdingk Thijm", in: idem, Nijmegen in vertellingen,'Zaltbommel 1974, 57-62 onder verwijzing naar Provinciale Geldersche en NijmeegscheCourant d.d. 16 dec 1881 (nr 294), waar een reactie van Thijm uit het AlgemeenHandelsblad d.d. 13 dec 1881 aangehaald wordt.

42 THIJM 2425, brief 61 (8 jun 1860), brief 67 (2 aug 1860), brief 69 (30 nov 1860),brief 70 (29 dec 1860).

43 De namen van auteurs vallen: J. Orlers (jaar van uitgifte: 1616), Th van Goor (1743),J. Le Roy (1678), ch. Butkens (1641), J. Siebmacher (1605), Furstenau (?), C. vanAlkemade (1729), J. Hübner (1708), J. Christijn (1668), P. Hemer (1584) en [M. D'Antine](1750); verwezen wordt naar Memling en Van Eyck alsmede naar Chartres, Parijs, Rheims,Frankfurt en Keulen. Kritische opmerkingen: Thijm Herstelling, 174 en THIJM 3439(19 febr 1861).

44 Aanduidingen als heremiet, kardinaal, St. Bernardus (?).45 THIJM 2425, brief 70 (29 dec 1860); CUYPERS, brief 5 (23 jan 1861).46 THIJM 2425, brief 82 (19 nov 1863); antwoord van Thijm: CUYPERS, brief 3 (21

nov 1863); CUYPERS, brief 5 (23 jan 1861).47 THIJM 2425, brief 72 (31 mrt 1861); antwoord van Thijm: CUYPERS, brief 2 (s.d.).

Een brief van Thijm d.d. 5 juni 1861 is niet bewaard gebleven. Informatie van J. terGouw (1814-1894) te Amsterdam: CUYPERS, brief 7 (6 juni 1861); vergelijk NieuwNederlandsch Biografisch Woordenboek deel IV, Leiden 1918, 667-668. G. A. Kleijn teBreda (1831-1867) antwoordde in een brief d.d. 28 mei 1861 (THIJM inv. nr 2751);vergelijk GA Breda, Collectie Kleijn, inv. nr. 38, waar notities over de familiestamboomvan Maria van Loon, maar niet de brief van Thijm d.d. 5 april 1861 te vinden zijn.Zie F. Brekelmans, "Mr G. A. Kleijn, eerste stadsarchivaris van Breda, 1862-1867",in: jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Krinr, van Stad en Land van Breda"De Oranjeboom" (hierna JOB) 16 (1963), 5-32. Wemig of geen resultaat leverdeinformatie bij C. R. Hermans (1805-1869) te 's-Hertogenbosch (vergelijk NNBW VII,568-569) blijkens THIJM 2657 (19 jan. 1861) en bij P. Génard te Antwerpen blijkensTHIJM 3439 (19 febr. 1861). Voor zover na te gaan is Thijm niet ingegaan op desuggestie van Hermans om te informeren bij Rietstap te Rotterdam, Hoge Raad vanAdel of via het tijdschrift De Navorscher, evenmin heeft Cuypers zich gericht tot Guillon.

48 THIJM 2425, brief 61 (8 jun 1861) snijdt Cuypers het probleem aan. Een maand later(ibidem, brief 64 (14 jul 1860)) staat vast welke steensoort gebruikt zal worden.

49 Reeds bij de restauratieplannen in 1848 werd gedacht aan pleister; vergelijk THIJM2069, brief 5 (29 apr 1848).Vriendelijke mededeling van dhr Th. Kemperman te \'(fouw die een intern rapport overde bestandsopname opgesteld heeft.

50 J. van Vliet, Bredase Almanac en Chronijc, Breda 1664. Zie voor A. Santvoort (ca.1624-1669): U. Thieme en F. Becker (eds.), Allgemeines Lexikon der bildenden Kûnstlervon der Antike bis zur Gegenwart (hierna Thieme-Becker, Lexikon), deel XXIX, Leipzig1935, 453. Een onvoltoOIde tekening door Adam van Broeckhuysen (1682-1748) uit1715, weergegeven in: Enge/brecht van Nassau 1986, afl. 1, 12, bevindt zich in RA Noord­Brabant te 's-Hertogenbosch, Kaartverzameling, Breda - varia, stam nr 1504; vergelijk

31

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 33: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

aldaar Collectie Cuypers van Velthoven, inv. nr 508-509: ongepubliceerde autograaf vanVan Broeckhuysen's Geschiedenis van Breda.

51 Van Goor, Beschrijving, tegenover 78 (pag. 81a). Ook te vinden in N. Japikse, Degeschiedenis van het huis van Oranje-Nassau deel I, 's-Gravenhage, 1948, na 32; Th.Roest van Limburg, Het kasteel van Breda, Schiedam 1904, 19; Geschiedenis Breda deelI, na 144 (afb. 22); F. A. Brekelmans (ed.), Prenten van Breda, Z.p., z.j., prent 27. Vergelijktitelblad / kaft van D. C. Mijnssen, Kroniek der stad Breda, 's-Gravenhage 1938. Zievoor Immink: F. G. Waller, Biografisch woordenboek van Noord-Nederlandsche graveurs,'s-Gravenhage 1938, 159.

52 Universiteitsbibliotheek te Leiden, Collectie Bodel-Nijenhuis, portefeuille 322 N 338;Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant te's-Hertogenbosch, Prentenverzameling B.83-412.22; GA Breda, TOl?ografisch-historischeatlas nr 1950-90. Het Bossche en Bredase exemplaar hebben latijnse opschriften vanlatere datum die verwijzen naar van Goor c.q. Hugo. De gravure (47 x 25 cm) schijntin J. Le Roy, Notitia Marchionatus sacri Romani Jmperit (Amsterdam 1678), tussen456-457 verschenen te zijn, waarna een herdruk in 1697 gevolgd is. R. A. Weigert,Jnventaire des fonds français. Graveurs du XVJIe siècle, Parijs 1961, 84-133 geeft eenoeuvre van niet minder dan 857 gravures die zich in de Bibliothèque Nationale te Parijsbevl1lden. In het bijzonder nr 145 (= herdruk nr 664) met de afmetl1lgen 48,3 x 23,6cm lijkt de hier bedoelde titelloze gravure te zijn.Vergelijk voor Ertinger voorts: A. von Wurzbach, Niederländisches Künstler LexikonH, Wien-Leipzig 1906, 494-495; Thieme -Beeker, Lexikon XI, Leipzig 1915, 15; E. Benezit,Dictionnaire critique et documentaire des peintres, sculpteurs, dessinateurs et graveurs Hl,Parijs 19602, 603; Ch. Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamschekunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters I, Amsterdam 1857 (herdrukAmsterdam 1974), 441-442.Ach Lieve Tijd. Acht eeuwen Breda, de Bredanaars en hun kunst en cultuur 10, Zwolle1986, 226 drukt een sterk gelijkende gravure uit particulier bezit af met inkleuring eneen neutraal Frans opschrift.

53 Van Goor, Beschrijving, 29-30 en 80-81; C. F. X. Smits, "De Grote of Lieve-Vrouwekerkvan Breda en haar Nassauersmonumenten", in: De Katholiek 163 (1923), 94-107 en 145­164, vooral 156-159 (hierna Smits, Nassauersmonumenten); J. Naaijkens, "Grafplaatsvan de oudste Nassau's. De Grote of Lieve Vrouwekerk van Breda", in: Edele Brabantjrg. 2 (1947) nr 1, 8-9; Kunstreisboek voor Nederland. Amsterdam 19777, 594; M. vanBoven, Begraven in en rond de Grote Kerk van Breda, Aalsmeer 1987 (hierna Van Boven,Begraven), vooral 23-24.

54 Kalf, Monumenten, 103 gaat nog uit van het foutieve sterfjaar 1443 ontleend aan VanGoor, Beschrijving, 29.

55 Derde gothische stijl als datering door Royer (THIJM 4997, brief 16 (31 mei 1860).Thijm, Herstelling, 175: de Nederlandsche beeldhouwschool van 1450-1550; ibidem, 174:de tweede helft der XVe eeuw. De Bredase stadsarchivaris Kleijn ging er ten onrechtevanuit dat Engelbrecht IJ (1475-1504) de opdrachtgever was; vergelijk THIJM 2751(20 mei 1861).

56 Koninklijk Huisarchief (hierna KHA), Oud-Dillenburgse Linie, inv. nr. 169.57 S. W. A. Drossaers, Het Archief van den Nassauschen Domeinraad, Eerste Deel: Het

archief van den Raad en Rekenkamer te Breda tot 1581, 's-Gravenhage 1948-1949 (hiernaDrossaers, Domeinraad2' inv. nr. 499, regest 1375 (1438 juni 26).

58 F. A. Holleman, Neer ands Vorstenhuis en de Groote Kerk te Breda, Zutphen 1966',15 en noot 43 baseert zich op een officiëel rapport uit 1938 dat onder andere te vindenis in GA Breda, Archief van de Secretarie te Breaa, Z 1595; Smits, Nassauersmonumenten,159 met onjuiste gissing; Van Boven, Bei;raven, 26-28.

59 A. Marguiller, Saint Georges, Parijs Z.J.; S. Braunfels-Esche, Sankt Georg. Legende,Verehrung, Symbol, München 1976.

60 Algemene Geschiedenis der Nederlanden 4, Haarlem 1980, 268 (boven);tentoonstellingscatalogus "Schatkamers uit het Zuiden", Utrecht 1985, 23 (afb. 23);W. Prevenier en W. Blockmans, De Bourgondische Nederlanden, Antwerpen 1983, 311

32

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 34: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

afb. 278. In de schilderkunst gaf Jan van Eyck in 1436 de heilige deze karakteristiekehouding: Madonna tussen St. Donatus en St. Joris, beter bekend als Madonna metkanunlllk Joris van der Paele (Brugge, Groeningemuseum).

61 R. Plus, Saint Jean-Baptiste dans L'art, Parijs [1937]; A. Masseron, Saint Jean Baptistedans L'art, Panjs 1957; tentoonstellingscatalogus "Sint Jan de Doper, patroonheiligevan de premonstratenzerabdij Averbode", Averbode 1967.

62 M. D. Ozinga, "De strenge renaissançe-stijl in de Nederlanden naar de stand van onzetegenwoordige kennis", in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse OudheidkundigeBond, VI sene, 15 (1962), 9-34; tentoonstellingscatalogus "Kunst voor de Beeldenstorm.Noord-Nederlandse kunst 1525-1580", 's-Gravenhage 1986; J. H. Mosselveld (ed.),Keldermans. Een architectonisch netwerk in de Nederlanden, 's-Gravenhage 1987.

63 Algemene Geschiedenis der Nederlanden 3, Haarlem 1982, 274-276; R. Lemaire, e.a.,Gias voor de kunst in België, Utrecht 1963; H. Oursel, "Monuments funéraires duXIIIème, XIVème, XVème et XVlème siècles à Lille et dans ses environs immediats",in: Revue du Nord LXII (1980), 354-370; V. Vermeesch, Grafmonumenten te Bruggevoor 1578, Brugge 1976; A. P. van Schilfgaarde, Zegels en genealogische gegevens vande graven en hertogen van Gelre, graven van Zutphen, Arnhem 1967; 112-114(grafmonumenten). H. P. Hilger, "Grabdenkmäler der Häuser Jülich, Kleve, Berg, Markund Ravensberg", in: l.and im Mittelpunt der Mächte. Die Herzogtümer Jülich, Kleve,Berg, Kleef 1984, 181-208. Standaardwerken, zoals E. Panofsky, Tomb Sculpure. ltschanging aspects from ancient Egypt to Bernini, Londen 1964 en K. Bauch, Dasmittelalterliche Grabbild. Figurliche Grabmäler des 11. bis 15. J ahrhundert in Europa,Berlijn 1976 (vergelijk aldaar 341 noot 404 voor het Bredase monument) evenals hierniet nader vermelde literatuur over grafmonumenten aanwezig op de KunsthistorischeInstituten te Nijmegen en Utrecht geven geen vergelijkbare grafreliëfs. Gewezen zijnog op J. Adhémar, "Les tombeaux de la collection Gaignières. Dessins d'archéologiedu XVIIe siècle", in: Gazette des beaux arts 116 (1974),1-192; 118 (1976), 1-128; 119(1977), 1-76 met meer dan 3500 tekeningen van merendeels verdwenen grafmonumentenin heel Frankrijk.

64 Ph. Ariès, Images de l'homme devant la mort, Parijs 1983, 70, 73, 76, 81 daterend vanafomstreeks 1400 tot 1536. Een van de weinige parallellen buiten Spanje betreft het in1506 opgerichte en in 1707 afgebroken grafmonument van Karel de Stoute (t 1477)te Nancy; vergelijk Adhémar (ZIC noot 63), 28 (nr 1240).

65 Thieme Becker, l.exikon XXXI, Leipzig 1937, 27-28; J. Hogg, l.a cartuja de Mirajlores(Analecta Cartusiana 79:2), Salzburg 1979, afb. 40.

66 Ariès, Images, 37-99; F. Philipp, "EI Greco's Entombment of the Count of Orgaz andSpanish medieval tomb art", in: Journalof the Warburg and Courtauld Institutes 44(1981), 76-89.

67 A. Reinie, Das stellvertredende Bildnis. Plastiken und Gemälde von der Antike bis im19. Jahrhundert, Zürich 1984, 237-241 (vergelijk aldaar 50 voor het Bredase reliëf).

68 "B. Wasowski S. l, De foederatione Ordinum Batavorum. Discriptio", ed. B. Z.Daszynska, in: Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap 74 (1960), 35:Est et aliud e rudiori saxo et antiquius eiusdem familiae mausoleum sed maiori parteiam truncatum, et illud artificio veteri et summo elaboratum, 4 sunt effigies coniugumbinorum ante Cruxifixi imaginem genujlexo, quibus duo divini patroni adstant, sanctusHieronymus et alter divus aliquis miles; quod veteres Germani in more habuerunt quise ad divorum patronorum affringere solebant. Vergelijk noten 63 en 64. F. A. Holleman,Dirk van Assendelft, schout van Breda, en de zijnen, Zutphen 1953, 157-158, 165 en56 (noot 44).

69 Kern van het verhaal slaat wellicht op een raadsbesluit om religieuze afbeeldingen open om het praalgraf van Renesse in de kooromgang te verwijderen. H. Hugo, ObsidioBredana, Antwerpen 1626, 120-121; vergelijk S. A. Vosters, Het beleg van Breda inhet wereldnieuws, Delft 1987 en Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek V, Leiden1921,250-251 staat via Van Goor aan het begin van een lokale overlevering; zie secundaireopschriften vermeld in noot 52. Opvallenderwijs kende Wasowski dit verhaal blijkbaarmet.

33

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 35: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

70 Vergelijk Th. Müller, Swlpture in the Netl,erlands, Germany, France and Spain 1400to 1500 (The Pelican History of Art) Harmondsworth 1966, 62 (afb. 71 B) vestigtde aandacht op het perspectief.

7I Ariès, Images, 54. R. Ligtenberg, "De grafmonumenten in de Groote Kerk te Breda",in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandsche Oudheidkundige Bond VII (1914), 134en 141.

72 R. van Luttervelt, "Renaissance kunst in Breda. Vijf studies", in: NederlandsKunsthistorisch jaarboek XIV (1963), 37 noot 24; vergelijk de import van Spaansaardewerk: J. G. Hurst en D. S. Neal, "Late medieval Iberian pottery imported intothe Low Countries", in: Rotterdam Papers IV. A Contribution to medleval archaeology(1982),83-110 en J. G. Hurst e.a., Pottery Produced and Traded in North-West Europe1350-1650 (= Rotterdam Papers VI), Rotterdam 1986, 38-67.

73 R. van Luttervelt, "De graftombe van Engelbrecht Ir van Nassau en Cimburga vanBaden", in: Nederlands Kunsthistorisch jaarboek XIII (1962), 82-104.

74 H. P. H'lansen, "De Bredase Nassau's", in: C. A. Tamse (ed.), Nassau en Oranjein de Ne erlandse geschiedenis, Alphen aan de Rijn, 37-40; Nationaal BiografischWoordenboek 9, Brussel 1981, 334-339.

75 Gh. de Boom, Marguerite d'Autriche-Savoie et la pré-renaissance, Brussel 1935; E. WinkIer,M argareta von Oesterreich. Grande Dame der Renaissance, München 1966; tentoon­stellingscatalogus "Marguerite d' Autriche", Bourg-en-Bresse 1981.

76 J. Duverger, "Vlaamsche beeldhouwers te Brou", in: Oud-Holland XLVII (1930), 1­27, idem, "De grafmonumenten te Brou en de Fransche meesters", in: Revue beige dephilologie et d'histoire VIII (1929), 1169-1191; F. Mathey, L'église de Brou, Parijs z.j.

77 Kalf, Monumenten, plaat IX; J. M. F. IJsseling, "De Grote of Onze Lieve Vrouwekerkte Breda, aantekeningen over de bouwgeschiedenis", in: JOB XXI (1968), 3-9.

78 F. Gooskens, "De kanunniken verbonden aan de collegiale kerk te Breda (1303-1504)",in: JOB XXXIV (1981), 73 noot 115. Vergelijk Ph. Hofmeister, "Das Gotteshaus alsBegräbnisstätte", in: Archiv fitr katholisches Kirchenrecht 111 (1931), 450-487.

79 Drossaers, Domeinraad, inv. nr. 1367, req. 1439 (ca. 1426; zie voor herdatering Gooskens(noot 78) afb. 2): presentatie door de heer van Breda van Johan Sonck die in 1453overleed; ibidem, inv. nr 1368, reg. 1683 (1453): presentatie van Wytold Scoutijn dietot 1470 deze functie vervulde.

80 Van Goor, Beschrijving, 81 situeert voor het nog aanwezige epitaaf van Joris vanFroenhusen haar grafzerk, die in 1743 wel, maar nu niet meer leesbaar is; eventueleafbeelding is onbekend. Vergelijk Holleman, Vorstenhuis, 36-37. Haar man Hendrikvan assau (1414-1451), broer van Jan IV, ligt in Toskane eveneens onder een zerk;zie H. Heck, "Das Grabmal eines Naussauer Grafen in der Stiftskirche zu San Quiricoaid Orcia", in: Nassauische Annalen 70 (1959), 224-227.

81 KHA Oud-Dillenburgse Linie, inv. nr 169 (1442 april 24): presentatie van de eerstepriester mr Jan Scobbeland Willemsz. Drossaers, Domeinraad, inv.nr 1533, reg. 1820(1460): presentatie van Rumaid Blerinck. Vergelijk G. C. A. Juten, "De collegiale kerkvan O.-L.-Vrouw te Breda", in: Analectes pour servir à l'histoire écc!ésiastique de la BelgiqueIIIe série 8 (1912), 137 nr 51.

82 Mijn artikel: "De stichting van de Wendelinuskapel te Breda", in: JOB XXXVI (1983),1-34.

83 G. C. A. Juten, Het klooster Vredenberg te Boeymeer, Bergen op Zoom 1910, iii; Idem,"Het klooster der Grauwzusters te Breda", in: Taxandria XVIII (1911), 77.

84 Kalf, Monumenten, 86 op basis van Van Goor een verwarrende voorstelling van zaken;vergelijk aldaar, 93 voor het drieluik "het vinden van het ware kruis" gedateerd opca. 1540. Te onderscheiden van het H. Kruis-vierings-altaar (Kalf, Monumenten, 83­84) en het altaar van de H. Kruisbroederschap in een van de zijbeuken (aldaar, 77).

85 Zie noot 40. Merkwaardig is dat Cuypers een paar wapenschildjes anders invult danhij bij Van Goor kon vinden.

86 P. C. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in enuit de kerken der provincie Noord-Brabant, Utrecht 1924, 96-98 (nr 33), met voor bettitelblad een foto van het grafreliëf; G. F. de Roo van Alderwerelt, Kwartieren van

34

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 36: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

Hendrik III en Witlem de Rijke van Nassau, Geldrop 1965; 19682. Vergelijk noot 47.Methodisch is aan dit aspect nauwelijks aandacht besteed: vergelijk S. Kekule vonStradonitz, "Ahnenproben auf Kunstwerken", in: idem, Ausgewählte Aufsätze aus demGebiet des Staatsrechts und der Genealogie, Gotha 1905, 253-260.

87 J. Helbig, Les vitreaux de la première moitié du XVle siècle conservés en Belgique (Corpusvitrearum medii aevi. Belgique lIl, Brussel 1968, 36-51.

88 THITM 2751 (20 mei 1861): Kleijn wees Thijm op dit glas-in-lood-raam, dat Ch. Butkens,Trophées tant sacrés que profanes du duché de Brabant, Antwerpen 1641,607 beschreef.Vergelijk J. Helbig en Y vanden Bemden, Les vitreaux de la première moitié du XVlesiècle conservés en Belgique (Corpus vitrearum medii aevi. Belgique lIl), Gent 1974, 185­219 vermeldt deze niet onder de in de 19de en 20ste eeuw verlorengegane ramen.

89 Doorredenerend in het heralidisch idioom lijkt het waarschijnlijk de wapenschilden vanEngelbrecht Il, Cimburga van Baden, Hendrik II en Françoise van Savoie op de achterzijdevan het grafreliëf te veronderstellen.

90 Op niet minder dan 16 wapenschildjes komen leeuwen voor; slechts eenmaal een adelaar.Nergens duikt een bastaardteken (een barensteel) op, hoewel het wapen van Brederodedit strikt genomen wel had!

91 G. G. Haanen (1807-ca. 1880) waterverf op papier 31,5 x 25 cm, particulier bezit;J. J. Schenkel (1829-1900) schilderij 75 x 52 cm, particulier bezit; A. Waldorp (1803­1866) sepia, museum Fodor te Amsterdam cat. nr 1863 nr 773; reproductie achterzijdevan Ach Lieve Tijd. Acht eeuwen Breda, de Bredanaars en hun ziel en zaligheid 3, Zwolle1985; J. Bosboom (1817-1891) gebruikte het grafreliëf herhaaldelijk om fantastische kerk­interieuren op te vullen; vergelIjk Ach Lieve Tijd, Breda 3, 60 en 62 alsmede J. Lauwerijs,Hoogstraten. Aloude Vrijheitl, Brecht 1950, atb. 45; idem, De kerk van Hoogstraten lI:symboliek en ikonografie, Hoogstraten 1971, afb. 16.

35

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 37: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

BIJLAGE

PRIVÉCORRESPONDENTIE MET BETREKKING TOT DE RESTAURATIE 1860­1863.

P. Cuypers aan J. ThijmTHIJM 2425, brieven 61-82.

Brief 61 Roermond, 8 juni 1860

Gaarne neem ik uw voorstel aan, indien de zaak tot verwezentlijkking moght komen.Dank uw oom voorloo!,ig van aan mij gedacht te hebben. Ik begrijp dat ik voor mijnkunst smaak eenige opofferingen mij zal moeten getroosten door de Deelden van de heerRoyer te moeten gebruiken, maar ter wille der goede zaak wil ik dit offer gaarne brengen,edoch wanneer de koning het dan maar aan ons beide overlaat dan zullen wij het welmet elkaar vinden wat de stijl der beelden betreft.Wat het tijdstip ener zamenkomst aanbelangt. Het zal mij ook het aangenaamst zijnhoe eer hoe liever. Om over de keuze van het aan te wenden materiaal te oordeelenzal men eerst den steen en den aard der te herstellen deelen moeten kennen.

Brief 62 Roermond, 30 juni 1860

De tijding dat er geene oppositie is gekomen om aan de restauratie van het Breda's monumentmede te kunnen werken was tiendubbel aangenaam, omdat zij mij te gelijk melde datik u ook zoude ontmoeten. Hé, hé, dat is er ééns een kunst- en zielspretje. Ik geloofdat ik zoo wat omstreeks half drie in Breda zal kunnen aankomen. Ik zal in dat gevalu aan de spoor wachten. Mocht uw trein voor diegene die mij zal aanbrengen aankomendan zal ik in de Hotel de la Couronne te Breda afstappen. Met Gods hulp en bijstandomhelzen wij ons dus woensdag namiddag 4 juli.

Brief 63 postscriptum Roermond, 9 juli 1860

Binnen een paar dagen krijgt ge de op"ave van mij voor 't rapport over het Bredaas'monument. Ik stuur u dit omdat ik den~ dat het goed ware de teekeningen zoo spoedigmogelijk te kunnen expediëren.

Brief 64 Roermond, 14 juli 1860

Ik kom je alweer met een pak belasten. Bijgaande de lijst van de ontbrekende deelenvan het monument te Breda. Ik heb eene naauwkeurige berekening gemaakt van elk stukin 't bizonder reparatie, steene vracht plaatsen enzo [ ...?] bij uitzondering echter derte maken modellen van de beelden ten getale van 28 (de L. Vrouw met Jesukindeken)voor een beeld gerekend. Ik veronderstel dat heer Royer de modellen voor de beeldenzal maken en dat wij dezelve in steen hier zullen uitvoeren. Dit is mijn dunkens de besteen voordeligste weg.Alles te zamen zouden de kosten van het maken der modellen wil ik op mij nemen adfl 5000; hierin heb ik begrepen vracht plaatsen en 200 fl voor onvoorziene kosten. In hetrapport dient echter aangehaald te worden dat men het raadzaam oordeelt om eenenaauwkeurige teekening door den ondergetekende te laten maken, welke teekening ikgaarne tegen vergoeding van reis en verblijf kosten wil vervaardigen. Deze teekening zoudetevens eene bijdrage zijn tot bevordering der geschiedenis van de bouwkunde enzo.In het rapport gelieve aan te halen dat het volstrek noodzakelijk is dat dezelfde steenzoortgebruikt wordt voor de restauratie als het monument en dat de ondergetekende juistdie steen voorhandig heeft.Gelieft ook aan heer Royer te zeggen dat de modelletjes voor al die engeltjes maar als

36

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 38: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

schets moeten behandeld zijn. Gij weet dat ik beeldhouwers tot mijn dispositie heb dienaar eene krachtige schets zoo als heer Royer die maakt gemakkelijk een goed beeldjemaken.Wat de reis en verblijf kosten van mij betreft hiervoor moet ge maar vijf dagen opstellenen 2 dagen voor de reis naar Breda, 2 dagen terug, dan nog het opmaken van de berekeningen rapport (?); dit zult ge wel met heer Royer overleggen. Jongen, jongen, wat moetik je toch een boel laten verkoopen. Gij die zoo overladen zDt met werkzaamheden vanallerlei aard, moet nu nog met zoo'n lastige en vreemde (?) zaken je bezig houden.. . . P.S. Het zal noodzakelijk zijn om de geheeIe lijst van werkzaamheden in het rapport

aan te halen.

Brief 66 Roermond, 29 juli 1860

Aangaande het rapport had ik nog dit te zeggen. De som fl 2000 voor de modellen komtmij nog al hoog voor. Zou het misschien den heer Royer niet aangenaam zijn, indienik onder zijn naam mij belaste met het maken der 26 engel-modelletjes. T'is toch zoo'nfrutselwerk voor uw oom. Die 26 stuks zou ik voor een b0voegsel van fl. 500 gaarneop mij nemen? Wat dunkt gij daarvan. Indien gij meent dat dit voorstel aan heer Royeraangenaam kan wezen dan kunt gij zulks doen, maar als gij dunkt dat het beste is ditniet te doen, dan Jaat de zaak maar zoo voortgaan. NN sprak dat ik en niet C. & S.de zaak met de heer Royer doen.

Brief 67 bijlage Roermond, 2 augustus 1860

Gaarne zoude ik spoedig weten of en welke veranderingen heer Royer aan de Madonnazoude maken (dit voor de teekening). De hand met de scepter moet los van het ligchaamstaan zonder schaduw is dit moeijehjk uit te drukken. Zoudt gij het kindje een wereldbolof een vrucht (appel, druif) in de hand geven? Ik geef het Jesukindeke een mantel enkroon. Gelief mij eens spoedig te laten weten hoe 'et er mee gaat.De ijzeren doken waarmede de baldaquin en alle engelen boven de Madonna bevestigdwaren zijn nog in 't monument aanwezig.

Brief 69 Roermond, 30 november 1860

Ik heb de doortrek van de Bredasche Madonna vandaag nog niet kunnen laten maken,omdat ik nop bezig ben met het teekenen van dit beeld. Morgen zal ze klaar zijn endan gaat de doortrek met dit schrijven naar U af.Het monument heb ik laten fotografeeren door Fierlants. Dit was mijn dunkensnoodzakelijk om de restauratie naar wensch en goed te kunnen afmaken. De c1ichy isgoed gelukt. Ik heb nog de afdruk niet gekregen. Gaarne had ik een paar afdrukken latenmaken, maar het kost te veel. Voor c1ichy en enen plaat heb ik met hem akkoort gemaaktad frank 250,- elk exemplaar; daarna wil hij niet onder de 50 franken gaan. Wij hebbende c1ichy in 2 stukken moeten nemen, omdat de afstand te kort was en dan nog opene hooge stelling. De gehelen plaat zal ongeveer 70 cm hoog zijn.Zeven kisten afgIetsels heb ik meegevoerd: een vrouwen beeld van 't hoofd tot aan deknieën, 2 ridders de armen en het voorlijf, St. Joris hals, schouders en armen. Wil heerRoyer het vrouwenbeeld als model, dan zal ik het in eene kist overzenden. Maar mijdunkt dat dit minder noodig is voor de Madonna, omdat deze nog strenger moet gehoudenworden aangezien zij van vroeger datum is. De teekening toont zulks ook aan.

Brief 70 Roermond, 29 december 1860

Vandaag ben ik klaar gekomen met mijn architektonisch gedeelte der restauratie van hetBredaas monument wat de teekening betreft aan de noordzijde. Morgen zal ik aanvangen

37

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 39: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

de beelden te teekenen. Ik keur uw voorstel om Willem van Aquitanië, Ie prins vanOranje a dextre en keizer Adolf van Nassau a sinistre te plaatsen goed. Zoude de engelendie tegen deze freiter staan (maar hoogen) dan ook niet de wapenschilden van dezenpersoonaadjes moeten dragen of zal ik deze eene banderolen laten dragen? Het Madonnabeeld mag geen plint hebben, een schuin grontje zoo heer Royer dat prefereert; gestyliseerdwolken [tekening] zoo als vele beelden hebben dat mag zijn. De beelden van Chartres,Rheims en Parijs nevens de St.Chapelle hebben geene plint, alleen het voetstuk. Indienhet kindje geen kroon krijgt dan dient het ook gedeeltelijk naakt voorgesteld te worden(zoo meen ik) zoo als een Madonna beeld te Keulen in de Dom; zrie1Organ frür] Christl[iche](?!) Kunst. Mij dunk dat het weglaten van de kroon ook de koninklijke mantel moetontnomen worden. Eene nimbe IS moeijelijk aan het kindje te geven dunkt mij. Watde engelen betreft dit laat ik aan heer Royer over of hij of ik die zal maken. Het waremij liefst dat wij die hier maar maakte.Ik zal de teekening opgeplakt en eingefast mee brengen, indien gij mij dus voor dientijd de ontbrekende wapens kon bezorgen. Dit zoude mij van veel waarde zijn. Er isontzaggelijk veel werk aan die restauratie; nu ik alles heb opgeteekend, nu kan men eerstmeer beter oordeelen.

Brief 72 Roermond, 31 maart 1861

Twee reden hebben mij doen besluiten om voor den 13 te Amsterdam te komen en deteekeningen van het Bredraas] monument met heer Royer aan Z. Majes. aan te bieden.(...) Bij die gelegenheid hebben wij over veel zaken gesproken en ook over het monumenten de teekening. Z. Excel. meende dat ik geen betere gelegenheid kon hebben om deteekening aan te bieden dan nu te Amsterdam en wel met heer Royer. Hij gaf verscheidenenreden hiertoe aan, zoo dat ik dan ook besloten heb om vrijdag morgen 12 april van hierte vertrekken om 's avonds te Amsterdam te komen. De teekeningen zend ik een paardagen vroeger. Waar zal ik deze adresseeren? Ik vrees om bij mama te hinderen. De kistis 1 elsü d. hoog en 1 el breed en wenschte toch wel dat mama en Dora ze (de teekeningen)zagen. Zeg mij met een enkel woordje wat gij er van dunkt.Weet ge ook iets naders van de wapens. Wat zal ik op de 4 schilden aan de koorzijdezetten? Zend mij sivpl. nog in deze week wat gij ervan weet.

Brief 82 Breda, 19 november 1863

Ik zit een beetje in den brand met het St. Gertrudisbeeld dat tegen het monument zougeplaatst worden aan de choorzijde. Mijnheer Klein maakte mij vandaag de aanmerking/vraag waarom ik juist Gertrudis gekozen had. Wii.hebben in oude rekening[en] nagezochten met één Gertrudis altaar in de kerk aangetrotlen. St. Barbara was de patroonesse derkerk, later wierd het O. L. Vrouwe. Ik meen dat wij de H. Gertrudis gekozen hebbenals zijnde de patroonesse van de stad of van de kerk van Breda. Gelieft mij eenige ophelderingte geven. Mochten wij gedwaalt hebben in onze keuze, dan is het beter het beeld niette plaatsen.Eenige dagen voordat het werk geheel voltooid is zal ik u schrijven, mocht den ministerof de koning wenschen dat wij of ik het werk komen afleveren, dan zal ik nogmaalsnaar Breda komen.

J. Thijm aan P. Cuypers

CUYPERS

Brief s: Amsterdam, 23 januari 1861

Ik hoop dat gij nog tijdig mijn telegrammetje ontvangen hebt. De zaak is deze. OomRoyer heeft nogal met veel liefde en goeden uitslag uw Lieve Vrouw geïmiteerd. 'T Kindtjen

38

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 40: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

is echter van boven naakt, dat trouwens in de eeuw van Memlinc niets vreemd is. Dewellicht te groote breedte van Maria zult ge bij uitvoering naar het model zelf kunnenwijzigen. Nu heeft hij nogal liefhebberij in de zwevende engelen en schijnt die ook trouwnaar de uwen te willen volgen. Hij heeft geen ander werk op 't oogenblik en zal zichook denk ik daar gaarne mee bezighouden. Zijne intentie om uwe opgave te volgen zalnog wel versterkt worden als hij uw teekening van het gantsche monument zal zien. Vooral oe andere beeldtjens die ge met den gewrieken naam van engelen (!) zoudt kunnenaanduiden kost gij hem dan altijd de besproken aanbieding doen. (...)HIerbIj A den nJksarend van XVIe eeuw met het wapen van Nassau erin voor Adolfvan Nassau. Let wel dat de kroon leunend op de beide nimben te klein is en ook wathooger moet staan: mijn papier was te kort. Later heb ik nog den rijksarend der XVeeeuw gevonden letter B. Ik denk dat men wel de vrijheid mag nemen daar de kroonboven te plaatsen, aangezien het idee om het monument aan onzen koning en om zijnentwil aan Willem van Oranje en Adolf van Nassau te verbinden een idee is van 1861. Daaromhoud ik ook letter A niet achter. Misschien is er iets bruikbaars in den vorm.Letter C geeft u een mooijen XVe eeuwschen leeuw. Hij staat echter a senestre en behoortdus bij gewone wapens omgekeerd te worden. D is een veel voorkomende keizerskroon.De koningskroonen waren tot in de 2e helft der XVe eeuw zonder opgaande spangen ofboaen. Het plan van D is [tekening]. E nadert meer de moderne keizerskroon; zij isoo~ van de XVe eeuw. Gij vindt er insulae aan. Als gij Adolf geen helm opzet, zoudtgij hem misschien in onderscheiding van het rijkswapen een der beide kroonen kunnengeven. Bezit gij de plaat der Duitschen keizers, gelijk ze te Frankfort voorgesteld zijn?Daar is Adolf wel wat oJ? zijn XVIe eeuwsch voorgesteld, maar als een krijgshaftig man,gelijk hij was. Hij was met groot van persoon. Gij weet dat hij in de XIVe eeuw leefde,maar ik geef u in bedenking of het wel zaak is dat in de kleding uit te drukken. Dittypisch aan te nemen zou meen ik het monument wat bont maken, want dan vervaltge daarvoor ook in Willem van Oranje en dat zou nog meer bezwaar in hebben.Ik meen dat het best zal zijn St. Geenruide aan de choorzijde op de konsole te plaatsen.Ik vind de wierookvaten der engelen zeer gepast; het zijn de zinnebeelden des gebedsen volstrekt niet in 't algemeen van eene bizondere wijding. Aan de choorziJde devoorbiddende heilige, de patrones van het land der stichters dezer later kerk en van ditgraf, boven hunne zitplaatsen aan de hoofdzijde des monuments, de flanken bekleed enbeschut door den keizer en den h. prins die Oranje-Nassau illustreeren, WilJem van Oranje(met den nimbus) a dextre, Adolf asenestre.Ik geef u ook een enkelen arend voor later als de quartierwapens komen. Ik heb eenbrief van dr Hermans uit den Bosch. Hij heeft 8 dagen aewerkt, maar ziet geen kansde zaak klaar te spelen. Als gij geen bezwaar ziet verplichting aan GuilIon te maken,ware 't niet kwaad als gij hem eens vroegt of hij ook misschien de quartieren der beideBredasche echtparen zou kunnen opgeven. Hij zal allicht zeggen ja, en eenmaal aan 'twerk de zaak niet laten steken. Ik bedoel met quanieren de wapens en namen derovergrootouders. Hij schijnt wel dat men te Breda enkele overgrootmoeders heeft latenglippen om in plaats daarvan het wapen der moeders van deze te nemen. De bevindingvan GuilIon zou altijd mee kunnen werken om de waarheid te vinden. Wellicht dat wijtoch genoodzaakt zullen zijn ons tot den Hoogen Raad van Adel te wenden. Nous ven·ons.Wat dunkt u als onderschrift voor de teekenmg: "Grafgesticht van Engelben den Ie enJan den lIe, graven van Nassau, heeren van Breda, in den stijl van het oorspronkelijkXVe-eeuwsche ontwerp te herstellen/hersteld ter Bredasche hoofdkerk, op last van Z. M.Willem den Derde, koning der ederlanden, prins van Oranje, Nassau, groothertog vanLuxemburg, enz., enz. enz. door den beeldhouwer Louis Royer en den architekt Petr.Jos Hub. Cuypers - in teekening gebracht en Zijner Majesteit met den diepsten eerbiedopgedragen, door Z.M.'s dienst. dienaar en getrouwe onderdaan P. J. H. Cuypers". (...)Het wapen van Oranje is [tekening]. Ik geef de kleuren aan, wijl het mij voorkomt dathet kiesch en goed zou zijn die ook in de frijning of greining van de monumentschildtjesuit te drukken, al deed men het in de XVe eeuw met; in geen geval kan het schaden.(...)De Nassausche leeuw is gouden, zoo ook de blokken (zonder bepaald getal) op het blauwe

39

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 41: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

veld =; de tong is rood 111, de kroon ook goud. (...)Wat de twee wapens boven het monument aangaat bestond die treurige verhouding niet,hoe mooi en goed zou a dextre staan Nederland-Nassau, asenestre Württemberg. Ikgeloofdat de koning behalven het wapen van zijn rijk, ook nog. wel zijn ge~lachtswal?enmet bIJvoegmg van dat zIJner 4 staten of pretenslën voegt. Vmd Ik het dadeltJk dan knJgtge 't hier nog bij. Zoudt ge niet meenen dat dit koninklijk a dexter geplaatst asenestretegenover zich zou kunnen hebben Breda met de baronnische kroon omdat de oudeNassauwer baronnen van Breda waren? [volgen in potlood de wapens van Nassau en Breda]

z.p., z.d.Brief 2 [Amsterdam, midden 1861]

Hiernevens zoo naauwkeurig en volledig mogelijk de opgave der wapens voor de nis.Ik begrijp nu volkomen het systema der keuze in plaatsing; er zijn er echter twee willekeurigwechgelaten. Deze 14 schilden hebben ten doel de quartieren voor te stellen van Engelbert Ivan Nassau en zijne vrouw Johanna van Polanen: het echtpaar a dextre van het monument.De quartieren van Jan van Nassau en Maria zijn de volgende:

Nassau DaelenbroekMarck Valckenberg-GulickenVianden VoornCleve EngelandPolanen SolmsSalm MünzenbergHoorn LippeValkenberg Falckenstein

Ik kan al deze wapens opgeven, maar ze komen in geene mij begrijplijke orde voor bijde blazoenen in het antipendium of voetstuk. Ik meen dus dat gij op uw teekening maargeen kleuren van deze schilden zult moeten aanduiden en volgen zoo veel mogelijk deprent. De schilden aan de choorzij zou ik in uw plaats provlzioneel blank laten. Dieezelsooren maken uw gissing of nieuwe bepaling onmogelijk. Ik heb de doortrek naarAntwerpen gestuurd om Génard te raadplegen, van daar dat ik een weinig au dépourvuben. Ik hoor niets van hem. Hij behoort tot de luijen in den lande.

Brief 3 [Amsterdam], 21 november 1863

Ik haast mij de ontthroning der lieve St. Geertruide te voorkomen. Ik zou nooit zooprettig meer reizen, als ik haar aanspraak op de eereplaats in de Bredaschen kerk onverdadigdhad gelaten. Gij ziet (uit het vorenstaanoe) dat er ook politiscbe redenen zijn. Dit moetden protestanten aangenaam wezen. Zoo verbindt zich de gesch[iedenis] van Breda aande oudste tradities van onzen staat. Niets natuurlijker dan dat net huis van Polanen inhet huis van Nassau eene hulde aan het eerste gravenhuis brengen dat over die strekengeregeerd heeft. Zoo zijn drie dynastieën eraan gereprezenteerd. Van Goor noemt zelfde H. Gertruid die hij zeer prijst "de eerste vrouwe dezer lande". Van Goor was protestant.Kon ons Barbertje ook een nisjen aan het monument krijgen - des te mooijer, maar deNederlandsche jonkvrouw mag voor de Romeinschen hoe lief ook deze mij zij niet wijken.Ik zal oom Royer spreken.De H. Gertrude, dochter van den vromen Pepijn van Landen en de H. Ina (die desouvereiniteit van koning Dagobert in een groot gedeelte onzer Nederlanden zoo waardigvertegenwoordigden) staat bIj de oudste geschiedschrijvers aangeteekend en leeft in devolkstraditie als eerste vrouwe van het graatschap Strijen waar het land van Breda oudtijdstoebehoorde. De H. Geertruide heeft menigen voetstap liggen in die streken, welke mengelooft dat eene schenking van den koning aan haar geweest zijn. Geertruidenberg voertnaar haar zijn naam. Vroeger las men daar in gulden letteren: Sancta Gertrudis, buiusterrae quondam domina interveni pro populo tuo.Hagiografische en politiesche patrocineert Gertruidis dus de baronnij. Hare zusterAmelberga, waarnaar de Amelenberg even buiten Breda genoemd is, had een zoon \'Vitger

40

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 42: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

genaamd, aan wien Gertrudis die landen vermaakte. De kleinzoon van dezen in den 7dengraad, graaf Witgel' de IVde, bouwde de eerste houten wallen van Breda in 't jaar 888.Eerst in 1039 werd het land van Breda van het graafschap Strijen afgezonderd. Herenvan beiden zegelden met de 3 St. Andrieskruizen.Zie Van Goor, Beschr[ijving] v[an] Breda, IIIe hst. enz.

J. Thijm aan P. Génard

THIJM 3439 Amsterdam, 19 februari 1861

Ongetwijfeld hebt gij te Antwerpen de Geschriedenis] vran] Breda door Van Goor; evenzeker is u de (slechte) afbeelding bekend van het heerlijk gothiesch choormonument dergraven Engelb[ert] I en Jan v(an1Nassau in de Groote Kerk dier stad van ons gemeenschaplijkBrabant. Dat monument IS het slachtoffer geweest van velerlei ellende: Ie die dergereformeerde bigotterie in 1625; 2e die der domme en dommelende rokokoteekenkunstbij Van Goor; 3e die der revolutionaire woede, die het bizonder op de wapenschildengeladen had in het wandaalsche tijdperk vant laatst der XVIIIe eeuw. Intusschen onzekoning die een betere levensperiode schijnt ingegaan te zijn - terwijl hij aan de eenekant helpt in de nood der menschen - erbarmt zich aan den anderen over dat heerlijkgedenkteeken zijns voorgeslachts. Het wordt hersteld; en goed hersteld. Ik dien denkunstenaars van de inlichting, die onder mijn bereik ligt, maar ik stuit op zwarighedendie gij vriend mij mogelijk kunt helpen oplossen.Met de blasonneering der wapens in den boog ben ik nagenoeg klaar, ofschoon a dextreArensberg en Valkenberg (of burg!) mij elkanders plaats schijnen ingenomen te hebben,en tusschen Kleef en Geldet, Arensberg ten tweden male ontbreekt. A senestre staat tusschenBrederode en Salm, Kleef in plaats van Putten en Strijen (verwarring van bedden) entusschen Valkenburg en Herpen ontbreekt een schild, dat ik niet weet aan te vulIen.Wie was namelijk de grootmoeder van Odilia van Salm, welke laatste de moeder vanJoanne van Polanen was?Maar uit de quartieren in de voeting weet ik gants niet uit te komen: namelijk ik kanhet verband niet vinden tusschen die meerendeels bekende blazoenen (ofschoon ik vraagwat is een leeuw, wat is een kruis zonder opgave van email?) en de voorzaten der beideechtparen van Nassau in de nis voorgesteld.Ik bid u help mij en help spoedig, dan zult gij ten hoogste verplichten.NB. Ik zend u hierbij een calque. Wil daar gemakshalve voor u uw resultaten bij schrijven,maar zend ze mij s.v.p. enigszins spoedig terug. Vergeef mijn onbescheiden drang.

C. Hermans aan J. Thijm

THIJM 2657 's-Hertogenbosch, 19 januari 1861

Zoodra ik uwen eersten brief ontving, kweet ik mij opgewekt, zoo om de zaak zelveals om u genoegen te geven, een onderzoek te doen naar de genealogie der heeren envrouwen van Breda. Ik heb met ijver geraadpleegd Butkens, Trophées du Brabant; Le Roi,Theatre du Brabant; Christijn, Jurisprudentia Heroica; P. Heuter Res Burgundicae; V[an]Alkemade, Het Land van Voorn en Van Goor, als ook L'art de vérijier les dates. Naeen arbeid van 8 dagen ben ik bijna zoo ver als toen ik begon.Vooreerst kan ik zeg~en dat de platen bij Le Roi beter en vollediger zijn dan bij VanGoor. Vervolgens is llet vreemd dat in den rand slechts zeven wapens voorkomen uweerste lijn zoodat er twee mankeren. Van de 16 schilden van Loon-Heinsberg is denkelijkéén weggeraakt. Uwe resultaten komen volstrekt niet met de mijne overeen.Er zit dus niets op dan de tafelen van Hubner te raadplegen die ik niet heb. Zou Rietstapte Rotterdam u niet kunnen helpen of de Hooge Raaa van Adel. De resultaten doormij verkregen zijn in bijgaand papier opgegeven. Omtrent de quartieren der Heinsbergenkon ik tot geen goede resultaten komen; vergelijk Butkens I, 622.

41

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 43: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

Dank voor een Almanak en Warande. Ik lees die weldra zeer met genoegen. Zodra geeens die genealogien in den Navorscher opriept zou dit geene goede gevolgen hebben.Zie daar, vriend, wat ik UEd meen te moeten schrijven. Het spijt mij dat het niet meerbevredigend is. Geheel mij leed.

G. Kleijn aan J. Thijm

THIJM 2751 Breda, 20 mei 1861

Met beschaming zie ik dat uwe vereerende letteren van 5 april dagteekenen en wel magik mij' verontschuldigen voor dit al te lange verwijl. Die verschooning zal UEd hoopik wil en vinden in de noodzakelijkheid 011.1. een deugdelijk onderzoek naar de afstammingonzer Mana van Loon m te stellen, daar mIjne studie zich mmder over geneäloglsch gebieduitstrekt maar bepaalt binnen de grenzen van de geschiedenis mijner vaderstad. Echterzie ik thans duidelijk in dat ik mij ook met de afstamming der heeren in de opgaandelinie zal moeten bemoeijen en vind ik de meest gereede aanleiding daartoe in het tenuwen gevalIe begonnen werk.Ik geet u de nevensgaande geslachtslijst voor hetgeen zij is, de vrucht van naauwkeurigenasporingen in de beste werken, maar ik reken mij niet bevoegd tOt het beslissen vanheraldieke vraagstukken, te minder daar Siebmacher en Furstenau, de eenige autOriteitenvoor de heraldiek van Duitsche huizen die mij bekend werden hier en daar grovelijk dwalenen bijna overal onvolledig zijn. Immers de doorgaande fout van Siebmacher is dat hijalle wapens heeft omgekeerd en beide werken vertOonen de wapenschilden in zoo geringegrootte dat het onmogelijk werd de kleinere ornamenten b.v. de kleur van nagels en tOngder leeuwen aan te geven.Intusschen geloof ik dat mijne mededeeling voor uw doel kan voldoen, indien althansmijn vermoeden waar is dat het herstellen der grafstede in onze kerk tOt de vraag aanleidinggat. De wapens zooals die op de plaat bij Van Goor en Le Roy (March.S.I.) voorkomenzijn op verre na niet juist, maar tOch komen de heraldieke figuren in het eerste en derdebak onder de tOmbe vrijwel overeen met de insignia der famllien in mijne geslachtslijst.De beste controle levert mij de tOmbe van Engelbrecht II van Nassau en eene plaatsbij Butkens, Trophées, deel I, p. 607 die aldus luidt:

"Il est à croire qu 'Entelbert comte de Nassau, fils de Jean et de Marie deHeinsberge at prms reJtexion à ceste alliance (de Thierry sire de H. avec J ennede Lovain) en certain grand vitre qu 'il donna avec sa femme Lutgarde, marquisede Baden en l'église de S. Sulpice à Diest, ou {'on voit ses quartiers et alliancesdepeintes en vingt pands ou quarés en ceste sorte: premièrement au costé droictil mets Nassau miparti de Heijnsberge, Ie second Na5SaI~ entier, Ie lIl.Heinsberge, Ie IV Marck, Ie V Vianden, Ie VI Clèves, Ie Vl!. Leek, Ie VIII.Salme, Ie IX. Home, Ie X. Fauquemont; du costé senestre Ie premier estH eynsberge, Ie I I. Brabant, Ie JII. H eijnsberge miparti de Brabant, Ie IVJuliers, Ie V Voeme mal blasonné, Ie VI. Angleterre, Ie Vl!. Solms, Ie VJII.Mintsenberge, Ie IX. Lippe, Ie X. Falkensteijn. "

Ik begrijp alleen niet hoe Butkens aan Engeland komt. Welligt zal hij voor Engelandhebben aangezien wat "Gulik-Cleef" is: een gebaard schild beladen met acht scheptersgeerswijze gesteld en een middenschild van Gulik. De overige schilden komen zeer nabijaan de wapens die Van Goor zag op de tombe van Jan van Nassau, denkelijk door denzelfdenEngelbrecht II gesticht.Wenscht UEd het nu de blazoenen der familien naauwkeurig te kennen dan zal ik zeergaarne de gekleurde schilden die ik bezig ben te vervaardigen aan UEdZGel afstaan, zoodraik uw verlangen zal mogen kennen. Het is mij hoogstaangenaam op deze wijze met uin briefwisselmg te zijn gekomen, daar ik het thans zal durven wagen van Uwe hoogewetenschap eenige inlichtingen te vragen die mij te eeniger tijd zouden kunnen te stadekomen.

42

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)

Page 44: Dynastiek zelfbewustzijn in steen; herdatering en situering van het ...

P.S. Voerne mal blassoné is denkelijk Catzenellenbogen; en Brabant liever het wapen vanJohanna van Holland.

J. ter Gouw aan J. Thijm

CUYPERS, brief 7 Amsterdam, 6 juni 1861

Uit uwe geëerde letteren van gisteren ontwaarde ik dat ik maandag avond [3 juni] tenopzigte van 't door u bedoelde Bredasche grafgesticht in een dwaling heb verkeerd. DEhebt gesproken van dat van Engelbert I; Ik dacht aan dat van Engelbert Il. Dit zouechter van weinig belang zijn, doch tot mijn leedwezen moest ik mijne onkunde belijdenten aanzien de Kwartieren van dezen Engelbert en zijn zoon met beider vrouwen. Hoegaarne ik ze te naauwkeurig zou willen opgeven - 't is mij onmogelijk. Ik weet ze nieten weet ze op 't oogenblik ook niet te vinden. Een enkele blik evenwel op de geslachtlijstder Nassau's is voldoende om twijfel te doen rijzen aangaande de juistheid dier kwartierenop 't hierbij teruggaande blaadje.Het ontbrekende wapen aan 't hoofd regts komt mij voor geen ander te kunnen zijndan Nassau. Zoo hebben we in 't midden het wapen der linie Nassau·Polanen (ook Nassau­Breda genoemd), regts de stamwapens van Engelbert en zijn vrouw, links die van Janen zijn vrouw. Het schijnt verder dat a . g de kwartieren van Engelbert voorstel[en;k - n die van Johanna van Polanen; 1 - 8 die van Maria van Loon en 9 - 16 die vanJan.Indien ik mij niet bedriege zullen de kwartieren van Engelbert I zijn: 1. Nassau, 2. Aremberg,3. Vianden, 5. Marck; en die van Jan Il: 1. Nassau, 2. Vianden, 3. Marck, 5. Polanen,6. Hoorne. Doch 6 is geen Aremberg, c. geen Vianden, wel is e. Marck; doch in deonderste rij zie ik noch minder overeenkomst. Doch ik durf niets daaromtrent beslissen.Wat de wapens zelve betreft die op 't blaadje voorkomen, daaronder zijn er die ligt teherkennen zijn, al ontbreken de émaux.a. is Nassau en 9 zal ook wel Nassau moeten zijn; e. is Marck: goud met een geschakeerdefaas van zilver en keel, f. schijnt Kleef te zijn gelijk ook k.: keel met een schildje vanzilver en 8 schepters van goud, h. Polanen: zilver met 3 manen van sabel, i. HOOl'ne:goud met 3 jagtshoorns van keel met zilver beslagen, I. en 3.: Salm: keel met 2 zalmenvan zilver bezaaid met zilver kruisjes, n. Cuyk: goud met 2 fasen en 8 muilen van keel.1. is Loon-Heinsberg (Loon is 10 maal gefaasd van goud en keel), 2. is mogelijk hetwapen der Wild-Rijngraven: 1 en 4 sabel met een luipaart van zilver, 2 en 3 goud meteen leeuw van keel gekroond met azuur. 6. is stellig Llppe: zilver met een roos van keel.7. zou Aspremont kunnen zijn: keel met een kruiS van goud, 8. Eppstein zoo 't veldzilver, Hanau zoo 't goud is, de 3 kepers in beide gevallen keel, 16. schijnt Castel tezijn: gekwartileerd van keel en zilver.Onder de leeuwen komt zeker Gulik voor; ook Berg, Mahlberg, Känigstein hebben eenleeuwen pfalz een gekroonden.U verschoning vragende voor dit onvolledig en onbeduidend antwoord op eene vraagwaaromtrent Ik gaarne meer voldoende inlichting zou wenschen te kunnen geven hebik de eer met bijzondere hoogachting te zijn.

43

Jaarboek De Oranjeboom 40 (1987)