Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer,...

16
Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en van functieleer als basisdomein in de psychologie Rorschach inktvlekkentest: Persoonlijkheid testen a.d.h.v. inktvlekken De betekenins in een betekenisloze prikkel moet van de persoon zelf komen en is dus een projectie van diens persoonlijkheid. ! De vlekken zijn niet volledig vormeloos Hawthorne onderzoek (1927-1933): In Hawthorne (V.S.) fabriek van General Electric o Werkomstandigheden verbeteren productie stijgt o Werkverbetering ongedaan maken productie stijgt nog steeds lichtjes o PRODUCTIEDTIJGING IS HET GEVOLG VAN DE AANDACHT DIE DE WERKNEMERS KRIJGEN Bertula studie: Zweedse studie om de factoren te bepalen die ervoor zorgen of mensen al dan niet succesvol ouder worden F. C. Bartelett vervromingen in de richt van een betere Gestalt

Transcript of Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer,...

Page 1: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses

1 Situering van psychologie als wetenschap en van functieleer als

basisdomein in de psychologie

Rorschach inktvlekkentest:

Persoonlijkheid testen a.d.h.v. inktvlekken

De betekenins in een betekenisloze prikkel moet van de persoon zelf komen en is dus een

projectie van diens persoonlijkheid.

! De vlekken zijn niet volledig vormeloos

Hawthorne onderzoek (1927-1933):

In Hawthorne (V.S.) fabriek van General Electric

o Werkomstandigheden verbeteren

productie stijgt

o Werkverbetering ongedaan maken

productie stijgt nog steeds lichtjes

o PRODUCTIEDTIJGING IS HET GEVOLG VAN DE AANDACHT DIE DE WERKNEMERS

KRIJGEN

Bertula studie:

Zweedse studie om de factoren te bepalen die ervoor zorgen of mensen al dan niet succesvol

ouder worden

F. C. Bartelett

vervromingen in de richt van een betere Gestalt

Page 2: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

Watson: Case study van Little Albert

Pavloviaanse conditionering: witte laborat + hels lawaai angst voor de rat

2 Waarneming

Kubovy &Wagemans (1998)

Onderzoek over groepering op basis van nabijheid

o Uitwerking v/e goeie stimulusset: basisparallelogram

FIGUUR

Polat & Sagi (1993)

Laterale maskering en colineaire facilitatie ~ alineëring

Field et al (1993)

Snake detection

o wir war van Gabor patches

o detechtie en zoektijd afhankelijk van association field (=proximiteit, simulariteit,

alineëring, het aantal elementen, complexiteit van de kromme, …)

Claessens & Wagemans (2005)

Gabor lattices

o Facilitatie van groepering indien nabijheid versterkt door similariteit en alineëring

o Inhibitie van groepering indien nabijheid tegengewerkt door similariteit en alineëring

Machilsen et al (2009)

Studie over de rol die symmetrie bovenop factoren als proximiteit, simulariteit, continuïteit

en geslotenheid, kan spelen bij figuur-achtergrond organisatie

o Gabor displays waarvan er enkele elementen een gesloten figuur vormen ingebed in

in achtergrondelementen

o Al dan niet smmetrische figuren

o Oriëntatieruis

Zhou et al (2000)

Onderzoek in de groep van Rüdiger von der Heyt

o Toonde aan dat V2 cellen in de cortex van een aap ook in staat zijn om te bepalen tot

welk deel van de configuratie de grens behoort door naar het totaalbeeld te kijken

von der Heyt et al (1984)

o Toonde aan dat V2 cellen in de cortex van een aap ook in reageren op illusoire

contouren

Bakin et al (2000)

o Toonde aan dat V2 cellen in de cortex van een aap ook in reageren op perceptuele

invulling van collineaire lijnfragmenten, vooral in het geval van occlusie

Kogo et al (2010)

Surface filling-in o.b.v. locale occlusion cues

Pomerantz en collega’s (1977)

Studie i.v.m. configural superiority effect

o Odd man out zoeken

Page 3: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

o Redundante context toevoegen aan het geheel met een mogelijk voordeel tot

gevolg

o ↔ configural inferiority

Kubilius et al (2011)

Onderzoek van de neurale basis in het licht van de corticalie hiërarchie

o Conditie ‘parts’ bleek steeds moeilijker dan de conditie ‘wholes’ voor de hogere

visuele gebieden

o Conditie ‘parts’ bleek steeds makkelijker dan de conditie ‘wholes’ voor de lagere

visuele gebieden

Fang et al (2008)

bistable diamond

o Lokale percepten ~ hoge activatie in V1 en V2 en lage activitie in LOC

o Globale percepten ~ hoge activatie in LOC en lage activatie in V1 en V2

o In tussenliggende gebieden (V3 en TOA) zag men de trend gelijdelijk aan omkeren

De Witt et al (2012)

o Het zien van de ruit bleek gepaard te gaan met een reductie van de activiteit in V1

die niet retinotropisch specifiek was, maar in heel V1 in gelijke mate voorkwam wat

tegen de verwachting ingaat.

M.a.w. men begrgijpt dit fenomeen nog niet helemaal

Demonstratie van Adelson

o Contexteffecten bij de disambiguering van helderheid: schaakbord

Demonstratie van Gregory

o Effect van oriëntatie bij de disambiguering van helderheidsgradiënten: De interactie

tussen lichtinterval en vormperceptie: waarneming van een hol masker

o Assumptie dat licht van boven komt

Demonstratie van Ramachandran

o Effect van oriëntatie bij de disambiguering van helderheidsgradiënten: rondjes met

helderheidsgradiënt in de verticale richting

o Assumptie dat licht van boven komt

Molyneux’ probleem

Wat zou er gebeuren als een aangebore blinde dooréén of andere miraculeuze ingreep plots

kon beschikken over zijn visueel zintuig?

o Meteen alles zien?

o Visuele prikkels koppelen aan ideëen over voorwerpen o.b.v. andere zintuigen

o Associatie

Zeigler & Leibowitch (1957)

Klassiek experiment over de rol van ervaring

o De grootte van voorwerpen schatten door volwassenen en kinderen

o Volwassenen schatten vrij goed de ware grootte

Kinderen schatten vrij goed voor voorwerpen op korte afstand, maar vanaf een

grotere kijkafstand volgden de schattingen meer de retinale grootte

o Kinderen hebben minder ervaring met grotere kijkafstanden

o Volwassenen zijn minder goed in het inschatten van verticale afstanden

Page 4: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

Bruner & Goodman (1947)

Ook de rol van ervaring uitde eigen levenssfeer

o Bepalend voor de waarde die men aan een voorwerp hecht en dus ook de

waargenomen grootte

o Kartonnen schijfjes worden vrij juist ingeschat

o Geldstukken werden overschat door jongeren, meer door jongeren uit armere

gezinnen, dan uit rijkere gezinnen

Palmer (1975)

Onderzoek i.v.m. de invloed van scènecontext op objectherkenning

o 3sec. contextscene (keuken), 20 tot 120 msec één object

o 3 condities consistent met de scène (brood)

inconsisten met de scène (brievenbus)

neutraal (trommel)

o Betere herkenning bij consistente voorwerpen, soms foutieve herkenning van

inconsistente voorwerpen die gelijken op voorwerpen die eventueel in de scène

thius zouden horen, deze laatsten werden geïnterpreteerd i.f.v. de context

Loftus & Mackworth (1978)

o 4sec. afbeeldingen van scènes (free viewing) en registreerden hierbij de

oogbewegingen van de proefpersonen

o Fixaties op inconsistente voorwerpen kwamen eerst voor, werden voorafgegaan

door langere saccades, duurden langer en werden gevolgd door meer fixaties

Biederman (1981) en Biederman et al (1982)

Experimenten met ‘speed object verification’

o Semantisch label van een object

o Fixatiepunt

o 100 tot 250 msec Afbeelding van een scène (schending van normale spatiale

relaties)

o Mask met probe

o Ja – nee vraag (in scène aanwezig of niet?)

o Geheugenschema topdown

Thorpe et al (1996)

o Kleurfoto’s 20 msec

o Go/ no-go taak (dier in de foto of niet?)

o RT(go-trials) : 445 msec, percentage correct: 94

o ERPs na 150msec divergeren de potentialen (door de no-go trials)

o Snelle, visuele feedforwarding processing

Schyns & Oliva (1994)

De rol van hoge en lage spatiale frequenties in de snelle categorisatie van scènes

o Hybride afbeeldingen: hoge spatiale frequenties van één scène en lage spatiale

frequenties van een andere scène

o Ja-nee matching taak: semantisc label + hyride scènes (30 of 150 msec)

30msec: 63% hits indien de targets in de LSF-scène zaten en 28% indien de targets

in de HSF-scène zaten

150msec: 18% hits indien de targets in de LSF-scène zaten en 86% indien de

targets in de HSF-scène zaten

Page 5: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

o Zeer korte aanbiedingen: LSF ‘zoekt’ de targets

Korte aanbiedingen: HSF ‘zoekt’ de targets

Oliva & Schyns (1997)

De rol van hoge en lage spatiale frequenties in de snelle categorisatie van scènes

o Hybride afbeeldingen: HSF van een scène en LSF van een ruisbeeld of vice versa

o 2 afbeeldingen kort na elkaar 45msec zonder interval

LSF target + HSF noise gevolgd door HSF target + LSF noise(= ‘coarse to fine’-

verwerkingsvolgorde) of omgekeerd

o Benoemen wat ze zagen

o 67% correcte antwoorden in de ‘coarse to fine’-verwerkingsvolgorde, slechts 29% bij

de omgekeerde volgorde

o Snelle scèneperceptie hoofdzakelijk gebasseerd op LSF

het visueel systeem is een enorm flexibel; kan de meest diagnostische schaal

kiezen

Oliva & Torralba (2006)

Onderzoek om te achterhalen welke scène eigenschappen men kan extraheren uit vrij

eenvoudige beeldkenmerken

o Vertrekpunt: analyse v/h beeld als een geheel

o Scène is een entiteit op zich: spatial envelopement properties

Greene & Oliva (2009)

Mensen zijn in staat globale beeldeigenschappen snel te extraheren

o Proefpersonen eerst trainen de 7 kenmerken te analyseren en te benoemen

o Beelden kort aanbieden (10 tot 200 msec) + dynamisch maskeren

o Ja-nee taak (globale beeldeigenschappen en scènecategorisaties)

o 75% correct tussen de 20 en 70 msec

Hochstein & Ahissar (2002)

Reverse Hierarchy Theory

o Feedforward sweep: snelle doorstroom naar de hoge visuele gebieden

LOW LEVEL

o Vervolgens trage, iteratieven incrementele wisselwerking top-down en bottom-up

verwerkingsprocessen

HIGH LEVEL

Bar en zijn collega’s (2006)

Concreet model over de verwerking van HSF en LSF i.f.v. de tijd

o LSF zeer snel doorgestuurd naar de prefrontale cortex

hypothesen over de scènecontext en de globale vorm van cruciale voorwerpen

o LSF templates teruggekoppeld aan een trage feedforward stroom gecombineerd met

HSF van een verdere beeldanalyse (re-entrant processing)

alle stadia van V1 tot inferotemporale cortex

Gosselin & Schyns (2003)

Onderzoek naar de enorme kracht van top-down templates

o De letter S of een glimlachende mond detecteren in een ruispatronen

Smith et al (2012)

Onderzoek naar de enorme kracht van top-down templates

o Een gezicht detecteren in een ruispatronen

Page 6: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

o Gemiddeld classificatiebeeld (=ideale template): gemiddelde van alle beelden waarin

een target gerapporteerd is min de beelden waarin ze geen target herkende

Poljac et al (2012)

Studie over motion silencing

o Wanneer een cirkelvormige configuratie van gekleurde stippen roteert, dan is het

moeilijker te zien dat de gekleurde stippen allemaal van kleur veranderen dan

wanneer ze stilstaan

Heider & Simmel (1994)

animacy (zie demo’s Brian Scholl)

3 Geheugen

Quiroga et al (2005)

o Elektroden inplanten bij onbehandelbare epilepsie-patiënten in de regio rond de

epileptische focus om zo de activiteit van neuronen bij mensen te testen

o Cellen met een zeer grote specificiteit

o These results suggest an invariant, sparse and explicit code, which might be

important in the transformation of complex visual percepts into long-term and more

abstract memories

Jenkins & Dallebach (1924)

Verval is niet altijd even sterk

o Tijdens het slapen is het verval minder groot dan overdag inferentie

Carmichael et al (1932)

Het effect van verbale labels op het visueel geheugen voor ambigue lijntekeningen

o Hetzelfde figuurtje aan 2 groepen geven met verschillende verbale labels erbij

o Vertekening in het geheugen richting de labels

Allport & Postman (1947)

Herinnering voor een scène is vertekend in de richting van wat je op basis van cognitieve

schema’s zou verwachten

o Discussie tussen een zwarte man en blanke man met een mes

o Wordt: discussie tussen blanke man en zwarte man met een mes

o ! belangrijk voor getuigenverhoringen bij de politie en rechtbanken

Brewer & Treyens (1981)

o Proefpersonen in de echte scène gebracht + 35sec rondkijken

o Scènes met zowel scèneconsistente als scène-inconsistente voorwerpen

o Onverwachte geheugentest

o Free recall: meer scèneconsistente voorwerpen genoemd (zowel correct als fout)

o Recognition: meer zekerheid bij scèneconsistente voorwerpen (ook als ze fout

waren)

Atkinson & Shiffrin (1968)

Modaal model

Sperling (1960)

De capaciteit van het iconisch geheugen

o Rijen van 3, 4, 5 of 6 letters / Matrices van 2 of 3 rijen met 3 of 4 letters voor 50msec

Page 7: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

o Whole report vs Partial report

o Telkens konden 9 letters gerapporteerd worden

Baddeley (1966)

Meten van de mate van verwarbaarheid meet in verschillende condities

o Aanbieden woordenlijsten van 5 of 10 woorden

o 5 woorden: KTG; 10 woorden: LTG

o Testlijst: targetwoorden en distractor woorden

o Distractorwoorden kwamen overeen met de targetwoorden

K: klank

B: betekenis

O: ongerelateerd

o Foutenpercentage grotere voor de korte lijsten voor conditie K dan B en O

Foutenpercentage grotere voor de langelijsten voor conditite B dan K en O

o KTG fonologische, auditieve code

o LTG betekenis

Sternberg (1966)

Proces van retrieval uit het KTG

o Varied set procedure delay period

o Fixed set procedure set size

Baddeley & Hitch (1974)

Model van het werkgeheugen

Logie & Baddeley (1987)

Dual task paradigma

o Primaire taak: Aantal vierkantjes tellen op een computerscherm gedurende een

bepaalde periode

zonder secundaire taak: minder dan 10% fouten

o Secundaire taak: Luidop ‘the’ zeggen

foutenpercentage neemt toe met het aantal vierkantjes

Craik & Lockhart (1972)

Levels of processing

o Geheugen is een nevenproduct van informatieverwerking

o Deep processing leidt tot shallow processing

Craik & Tulving (1975)

Elaboratie-hypothese

Winograd (1981)

Geheugen voor gezichten

o Condititie1: elaborative encoding

op zoveel mogelijk verschillende kenmerken letten

o Condititie2: distinctive coding

per gezicht op 1 specifiek kenmerk focussen

o Eén kenmerk is even informatief als meerdere kenmerken op voorwaarde dat het

ene distinctief is

Glisky & Raboniwitz (1985)

Generatie-effect/-proces

Page 8: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

STUDIEFASE TESTFASE

A. Lezen bv.: olifant 1. Lezen en herkennen bv.: olifant

2. Aanvullen en herkennen bv.: _lif_nt

B. Aanvullen bv.: _lif_nt 1. Lezen en herkennen bv.: olifant

2a. Andere aanvullen en herkennen bv.: _lif_nt

2b. Dezelfde aanvullen en herkennen bv.: ol_fa_t

o 3 belangrijke resultaten

A < B generatie-effect

B1 < B2 aanvulproces speelt een rol bovenop het product

B2a > B2b het proces zelf is zeer specifiek

Tulving (1962)

Organisatie van het encoderingsproces

o Niet gecategoriseerde lijsten herhaaldelijk aanbieden

o Vaststelling: per proefpersoon een consistentie in de volgorde waarin ze

gereproduceerd worden

Quillian (1968)

Teachable Language Comprehender TLC (model vanhet semantisch geheugen)

Collins & Loftus (1975)

Spreading Activation Model SAM (aangepast associatief netwerkmodel)

Smith, Shoben & Rips (1974)

Feature-Set Theory FST

Tulving & Thomson (1971)

encoding specificity

o Groep1: zwak-geassocieerde, specifiek-samenvoorkomende woorden

o Groep2: sterk-geassocieerde, specifiek-samenvoorkomende woorden

o Target-items werden door groep 1 beter opgeroepen

o Encoding specificity is niet altijd beter dan associative strenght

Graf & Schachter (1985)

Dissociatie van impliciet en expliciet geheugen bij proefpersonen met geheugenverlies

o Proefpersonen dienden zinnen van ongerelateerde woordparen te maken

o In de testfase moesten ze om te beginnen onvolledige woorden aanvullen (zogezegd

ander experiment)

o Cued recall experiment: één woord van een paar als cue voor de herinnering van het

tweede woord

o In de expliciete taak deden de amnesie patiënten, zoals verwacht, het beduidend

slechter

o Op de fragment-completion test deden ze het echter niet significant slechter dan de

‘normale proefpersonen’

GEEN GEHEUGENVERLIES WAT BETREFT HET IMPLICIET GEHEUGEN

Mitchell & Brown (1988)

Dissociatie van impliciet en expliciet geheugen

o Fase 1: 100tal tekeningen

o Fase 2: opnieuw 100tal tekeningen: ½ nieuwe en ½ uit de vorige reeks

Page 9: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

o Eerder gezien of niet?

expliciete geheugentest

o Afbeeldingen benoemen

impliciete geheugentest

o Tests op verschillende tijdstippen herhalen

expliciet geheugen vermindert na verloop van tijd, impliciet geheugen blijft stabiel

Loftus & Palmer (1974)

De invloed van de manier van vraagstelling op het geheugen

o Fase1: filmpje van botsende auto’s

o Beschrijving + vragen bv.: hoe snel reden te auto’s toen ze elkaar raakten/ toen ze

botsten/ toen ze op elkaar invlogen…

de antwoorden varieerde i.f.v. de vraagstelling

o 1 week later: Gebroken glas te zien?

afhankelijk van de vragen die de proefpersoon de week ervoor had gekregen

o INVLOED VAN SUGGESTIE OP GEHEUGEN

Loftus, Miller & Burns (1978)

o Fase 1: kleurdia’s aanrijding voetganger-rode sportauto, verkeersbord a/h kruispunt

o Fase 2: vragen waarvan 1 cruciaal voor de experimentele manipulatie

verkeersbord wel al dan niet vermeld (consistent of inconsistent)

o Fase3: herkenningstaak (kiezen tussen 2 dia’s

Geen melding: foutenpercentage: 37%

Consistente melding: foutenpercentage 30%

Inconsistente melding: foutenpercentage 57%

o insertion (gecreëerde ideëen)

Hyman & Billings (1998)

Individuele verschilfactoren: meer vaatbaar

o Jonge kinderen

o Oudere volwassenen

o Vrouwen i.v.m. mannen

o Personen met veel empathie en verbeelding

o Mensen met dissociatieve tendensen

o ! belangrijk bij getuigeverhoringen

Garry, Manning, Loftus & Sherman (1996)

Hoe ver kan men gaan bij het inplanten van een herinnering die nooit plaats vond?

o Vraag aan de proefpersonen: “hoe zeker ben je dat je ooit een traumatische

gebeurtenis hebt meegemaakt als kind?”

o 2 weken later: de gebeurtenis levindig voor de geest halen + vraag naar zekerheid

zekerheidsbeoordelingen nemen toe

Loftus & Pickrell (1995)

Hoe ver kan men gaan bij het inplanten van een herinnering die nooit plaats vond?

o Vraag aan de proefpersonen: roep 4 gebeurtenissen uit je kindertijd op

de onderzoekers hadden over deze gebeurtenissen details gekregen van familieleden

o 3 van de gebeurtenissen waren gebasseerd op feiten, de andere was verzonnen

o Na de verhalen te lezen moesten de proefpersonen zo veel mogelijk details erover

opschrijven

Page 10: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

o Na 1 week en een 2de maal na 2 weken werden de proefpersonen opnieuw

opgeroepen

o Na de 2de week bleek 25% van de proefpersonen zich het verzonnen verhaal te

herinneren

o De onderzoekers zijn dus bij ¼ van de proefpersonen gelukt een herinnering van een

gebeurtenis in te planten die nooit gebeurd is

Braun, Ellis & Loftus (2002)

Hoe ver kan men gaan bij het inplanten van een herinnering die nooit plaats vond?

! kritiek op voorgaand experiment: je kan nooit zeker weten dat de ingeplantte gebeurtenis

nooit heeft plaatsgevonden

o Reclameboodschappen evalueren: 1 ervan affiche van Disney met afbeelding van

Bugs Bunny

o Bevraging

16% van de proefpersonen bleek zich te herinneren dat ze in Disneyland de hand van

Bugs Bunny geschud hadden

o Met herhaalde prestaties steeg het percentage foutieve herinneringen tot 25 à 35%

o Wanneer met deze proefpersonen verder doorvroeg over de details bleek 62% zich

de handdruk te herinneren en 46% zelfs een knuffel

Roediger & McDermot (1959)

DRM paradigma: associatie illusies foutieve herinnering

o Lijsten van 15 woorden semantisch gelinkt aan kritisch woord dat niet in de lijst staat

o Herkenningstaak of afleidingstaak + nadien herkenningstaak

o In beide herkenningstaken hoge percentages melding kritisch woord (80%)

o False memories

Nickerson & Adams (1979)

Onze herinneringen zijn minder accuraat en precies dan we denken

o Details van muntstukken

Bruce et al (1999)

o Proefpersonen kregen een CCTV opname van een target gezicht getoond en dienden

het gezicht uit een reeks van 10 andere foto’s te halen

o 65% kon het target gezicht herkennen indien het in de reeks zat, indien niet gaf 35%

‘false alarm’

o Bij een filmfragment van 5 sec of bij een duidelijke foto van het target verbeterden

de scores niet

Brown & Kulik (1977)

Flashbulb memories

Hirst et al (2009)

9/11 Memory Consortium

o 3000 proefpersonen van 7 Amerikaanse steden, ondervraagd op 3 tijdstippen

(1week, 11 maanden, 35 maanden) over de manier waarop ze het nieuws vernomen

o Na 11 maanden: gerapporteerde details in 63% in overeenstemming met 1 week na

de aanslag, emotionele details (eerste reacties e.d.) werden minder goed onthouden

dan de niet-emotionele details

o Het gevoel dat deze herinneringen speciaal zijn

Page 11: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

Standing (1973)

De capaciteit van LTG voor de opslag van visuele details

o 10000 beelden tonen, elk voor een paar seconden

o 83% correct herkennen (m.b.v. forced choice)

Brady et al (2008)

De capaciteit van LTG voor de opslag van visuele details

o 2500 beelden van bestaande voorwerpen voor 3 seconden te zien, tijdspanne van

5.5 uur

o 3 condities om geheugen te onderzoek met forced choice

A: Oude afbeelding + volledig nieuwe afbeelding

B: Oude afbeelding + nieuwe afbeelding zelfde voorwerp

C: Oude afbeelding + nieuwe afbeelding zelfde voorwerp in een andere

toestand

o Resultaten correct

A: 92.5%, B: 87.6%, C: 87.2%

Deze resultaten zijn merkwaardig goed aangezien er toch wel veel details

onthouden moeten worden

Konkle et al (2010)

Welke factoren bepalen deze goede herkenning?

o 2800 beelden van 3 sec, aantal exemplaren per categorie tussen de 1 en de 16

o Novel foil of exemplar foil

o Novel foil 93% correct

o Exemplar foil 89% indien 1 exemplaar per categorie, 82% indien 16 exemplaren

o Ook deze resultaten zijn verrassend goed aangezien de explaren van eenzelfde

categorie toch zeer sterk op elkaar gelijken

Vervolgonderzoek

Welke factor beïnvloedt de accuraatheid binnen 1 categorie het meest?

o Hoe sterk distinctief vindt men de exemplaren binnen 1 categorie qua identiteit,

vorm of kleur?

o Vergelijking: inferentie in het LTG – ratings

correlatie sterk voor identiteit, zwak voor vorm en kleur

conceptuele distinctiviteit is een betere voorspeller voor LTG dan de

perceptuele distincitviteit

Vervolgstudie

Afbeeldingen van scènes ipv geïsoleerde voorwerpen

o Novel foil 96% correct

o Exemplar foil 84% indien 1 exemplaar per categorie, 80% indien 16 exemplaren en

76 indien 64

o Scene memory is more detailed then you think

Page 12: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

4 Aandacht

Cherry (1953)

proeven over dichotisch luisteren

Broadbent (1954)

split-span techniek

o 3_6_4 aanbieden in linkeroor, _5_2_9 aanbieden en rechteroor

o Reeksen reproduceren: per oor apart (364-529) i.p.v. serieel over de oren heen (35-

62-49)

Moray (1959)

shadowing

o Boodschap in één oor na te zeggen, boodschap uit het andere oor kon niet meer

gereproduceerd worden

o Suppresie van het andere kanaal is niet volledig, wanneer er een verandering in de

input optreedt wordt dit wel opgemerkt

o Cocktailparty fenomeen

Treisman (1960)

attunationmodel

Deutsch & Deutsch (1963)

late-selectie model van aandacht

Ulric Neisser (1963)

o Letters (1 of 2) zoeken in reeksen van 6 letters

o Evensnel

o 2 verwerkingsstadia

Treisman (1980)

o Visual search taak: odd one out, variabel aantal items (set size), features of

conjunctive

o Zoektaak 1: gemakkelijk, tijd onafhankelijk van de set size

parallel

o Zoektaak 2: moeilijker, tijd neemt lineair toe met de set size

serieel

Treisman & Gelade (1980)

Feature Integration Theory (FIT)

Treisman & Schmith (1982)

illusoire conjuncties

o Aanbieden 5 gekleurde letters

o Letters en kleuren juist rapporteren, maar verkeerde combinaties

free floating featings

Treisman & Gormican (1988)

zoek-assymetrieën

o Target en distractor omkeren, detectie aanwezigheid van een feature is

gemakkelijker dan de detectie afwezigheid van ee feature

Wolfe et al (1989)

Guided search

Page 13: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

Duncan & Humphreys (1989)

de helling van de zoekfunctie neemt drastisch toe indien de target weinig verschilt van de

distractor

Michael Posner (1980)

cueing paradigma

Laberge (1983)

zoomlens: de breede van de aandachtsfocus kan variëren i.f.v. de taak

Eriksen et al (1987)

facilitatie- en interferentie-effecten door flankers

Lavie (1995)

zoomlens kan variëren i.f.v. perceptual load

Theeuwes (1994)

beperking van endogene aandachtscontrole

o Regelmatige configuratie van 5, 7 of 9 cirkeltjes met een streepje in, allemaal op

gelijke afstand van een fixatiekruis, steeds 1 ruitje met een streepje

o Taak: richting streepje in het ruitje aangeven

o Andere conditie met irrelevant singleton: cirkeltje in een andere kleur

Posner en Rothbart (2007)

3 aandachtsnetwerken: alerting, orienting & executieve aandachtscontrole

Manly et al (1999)

TEA-Ch: Test of Everyday Attention for Children

Bonneh et al (2001)

motion induced blindness

Troxler (1804)

Troxler fading: verdwijnen van details uit de achtergrond en het invullen van een zelfde

homogene achtergrond wanneer men fixeert op 1 punt

Ramachandran & Gregory (1991)

‘filling in’ of ‘surface completion’

Grimes (1996)

onderzoek change blindness met transsaccadische veranderingen

Rensink et al (1997)

onderzoek change blindness met mud splashes

Simons & Levin (1998)

door study

o Jonge persoon vraagt de weg aan een wat oudere man op de campus van een

Amerikaanse universiteit

o Kijken samen naar een plattegrond

o Ondertussen passeren er 3 mannen die een deur dragen, 1 ervan neemt de plaats

van de jonge persoon in, terwijl de jonge persoon zijn plaats inneemt en de deur

wegdraagd

o 50% van de deelnemers merkt deze verandering niet op

Simons & Chabris (1999)

the gorilla movie

Page 14: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

Neisser & Becklen (1975)

handje klap handjes schudden

5 Samenhang

Shepard & Metzler (1971)

Mentale rotatie

o Blokkenpatronen gelijk of niet?

Paivio (1975)

analoge representaties van de vorm en de grootte van voorwerpen in ons geheugen

o Grootste voorwerp (in werkelijheid) kiezen uit een paar

o Voorwerpen waren afgebeeld of met een woord aangeduid

o Taak was gemakkelijker met beelden dan met woorden

o Sneller antwoorden indien de voorwerpen in ware grootte meer verschilden

symbolische afstandseffect

o De taak werd soms bemoeilijkt door het verschil in afgebeelde grootte te doen

afwijken van het verschil in ware grootte

interferentie tussen de afgebeelde grootte en de grootte zoals het inn de

verbeelding voorgesteld wordt

Kosslyn (1975)

o Voorwerpen van verschillende grootte inbeelden

o Vragen over bepaalde onderdelen ervan

o Mentale beelden delen een aantal eigenschappen met echte beelden

Kosslyn et al (1978)

scannen

o Lijnen met 3 letters op, variabele afstand, verschillende volgorde

o Vraag: concentreer op uiteinde van de lijn om te bepalen of een bepaalde letter in

hoofdletters of in kleine letters stond

o RT neemt toe naarmate er meer tussenliggende letters voorkwamen en naarmate de

tussenliggende afstand groter werd

o De letters werden niet als een auditieve code gestockeerd, maar als een beeld dat

visueel afgetast kan worden

Biederman & Cooper (1991)

perceptuele priming om de RBC theorie te toesten

o Lijntekeningen van alledaagse voorwerpen die ze voor de helft toonden

o 3 soorten gefragmenteerde lijntekening

2 die perfect complementair waren

1 tekenig van een ander exemplaar van het zelfde voorwerp

o Verschillende opeenvolgende blokken

Blok 1: 500msec

Blok 2 (+/- 7 minuten later): 200 msec

bevatte sommige varianten die afgeleid worden van het eerste blok

priming

o Proefpersonen werden beter en sneller in de tweede blok

Page 15: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

Marcel (1983)

onbewuste semantische priming

o Per proefpersoon bepalen hoe kort je een woord kan aanbieden opdat het nog

gedetecteerd wordt

o Vraag: lijkt het woord semantisch of grafisch sterk of zwak op een vooraf gegeven

standaardwoord?

o ‘prime’ woorden aanbieden onder de drempel voor bewuste detectie

o Facilitatie bij congruente paren en interferentie bij incongruente paren

Tipper (1985)

negative priming

o 2 overlappende lijntekeningen van alledaagse voorwerpen, 1 groen die men moest

benoemen en 1 rood die men moest negeren

o Rode lijntekening inhiberen, geheugenspoor blijft hangen dat ongedaan gemaakt

moet worden wanneer distractor target wordt

De Schepper & Treisman (1996)

negatieve priming ook bij ongeziene voorwerpen?

o Random vormen van gemiddelde complexiteit

o Beoordelen of de groene vorm van het linkse paar van de twee overlappende figuren

(groen en rood) overeen kwam met de witte vorm rechts van het scherm

o Groene vorm kon in een volgende proefbeurt rood worden

o Significant priming verschil van 30msec

o Geen enkele bewuste herinnering aan de vormen die negatieve priming gaven

o Negatieve effecten vann de onbewuste 1ste verwerkening van een nieuwe vorm,

waaraan geen aandacht besteed is, waarvoor geen bewuste herkenning bestaat, op

de bewuste 2de verwerking ervan

Vicary (1957)

subliminale priming (Coca cola studie)

o VERZONNEN

Bargh et al (1996)

priming heeft een onbewuste invloed op stereotypes, affectieve en/of sociale beoordelingen

en gedrag

o Priming met woorden die verwezen naar stereotypes i.v.m. ouderen in Amerika

proefpersonen verlaten testlokaal trager dan de proefpersonen die neutrale

woorden aangeboden kregen

o Gelijkaardig effect met onbeleefde en vriendelijke woorden

eerste groep meer geneigd de proefpersoon te onderbreken

Ijzerman & Semin (2009)

o Koud of warm drankje vasthouden voor een interview kan een effect hebben op hoe

positief (warme gevoelens) of negatief (koude gevoelens) men een interviewer

beoordeelt

Anderson & Bower (1973)

eenvoudig associatief model over het geheugen (vergelijkbaar met TLC en SAM)

Anderson & Lebiere (1998)

connectionistische versie

Page 16: Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van … · 2016. 3. 22. · Funtieleer, deel 1: Experimenten en hypotheses 1 Situering van psychologie als wetenschap en

Anderson et al (2004)

ACT-R: Adaptive Character of Thought – Rational

Eliasmith et al (2012)

Spaun: Semantic Pointer Architecture Unified Network

Frith (2012)

autisme & vier dimensies van perceptueel-cognitief functioneren

o Deficit in joint attention

o Mind blindness of mentalisatieprobleem

o Problemen met executieve functies Sally-Anne experiment

o Zwakke centrale coherentie = moeite met integreren van prikkels in een bredere

context Embedded figures test