Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van...

26
De focus op ongelijkheid arbeidsmarkt op de Nederlandse Dynamiek

Transcript of Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van...

Page 1: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

De focus op ongelijkheid

arbeidsmarktop de Nederlandse

Dynamiek

Page 2: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang
Page 3: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

De focus op ongelijkheid

Nederlandse arbeidsmarkt

Dynamiek op de

Inhoudelijke redactieKatja Chkalova (CBS)

Joost van Genabeek (TNO)Jos Sanders (TNO)

Wendy Smits (CBS)

Tekstuele redactieRonald van der Bie (CBS)

Page 4: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

Colofon

UitgeverCentraal Bureau voor de StatistiekHenri Faasdreef 312, 2492 JP Den Haagwww.cbs.nl

TNOPrevention, Work & HealthTel. 088 866 61 00www.tno.nl

Prepress: Textcetera, Den Haag en CCN Creatie, Den HaagOntwerp: Edenspiekermann

InlichtingenTel. 088 570 70 70Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice

ISBN 978-90-357-2207-1ISSN 2214-4552

© Centraal Bureau voor de Statistiek/TNO, Den Haag/Heerlen/Bonaire/Leiden, 2017.Verveelvoudigen is toegestaan, mits CBS/TNO als bron wordt vermeld.

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken

* Voorlopig cijfer

** Nader voorlopig cijfer

x Geheim

– Nihil

– (Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met

0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid

Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen

2016–2017 2016 tot en met 2017

2016/2017 Het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017

2016/’17 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2016

en eindigend in 2017

2014/’15–2016/’17 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2014/’15 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven

totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Page 5: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

1) Didier Fouarge dankt NRO voor de financiële bijdrage in het kader van het onderzoek ‘De toekomst van vakmanschap’ (dossier 405-15-400).

Ongelijkheid en veranderingen in de

beroepenstructuur1)

3.

AuteursDidier FouargeWendy SmitsJannes de VriesRobert de Vries

Page 6: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

De werkgelegenheid in de hoogst betaalde beroepen is de laatste jaren flink toegenomen. Ook in de laagst betaalde beroepen groeide de werk-gelegenheid, terwijl in de middengroep sprake is van een afnemend werkgelegenheidsaandeel. In deze bijdrage brengen wij in kaart in welke sectoren en beroepen deze ontwikkelingen zich hebben voorgedaan en welke werkenden hierdoor zijn geraakt. De groei van de laagbetaalde beroepen hangt deels samen met de groei van de commerciële dienstverlening, maar de achtergebleven werkgelegenheidsontwikkeling in het middensegment en de toename in de hoogst betaalde beroepen hangt niet samen met veranderingen in de bedrijfssectorstructuur. Laagopgeleide jongeren en middelbaaropgeleiden werken nu vaker dan voorheen in de laagst betaalde beroepen. Onder middelbaaropgeleiden is echter ook een (kleinere) verschuiving richting de hoogst betaalde beroepen zichtbaar. Verder blijkt dat de relatieve groei van de werkgelegenheid het laagst is in beroepen met veel routinematige taken en beroepen waarin veel handvaardige taken worden verricht. De werkgelegenheidsgroei was het sterkst in beroepen waarin een hoog niveau van probleemoplossend vermogen vereist is.

3.1 Inleiding

De laatste decennia is de arbeidsmarkt in de geïndustrialiseerde landen in toe-

nemende mate gepolariseerd. In de Verenigde Staten was tot in de jaren tachtig

van de vorige eeuw vooral sprake van een toenemende werkgelegenheid in

hoogbetaalde, hooggeschoolde beroepen. Vanaf de jaren negentig begon echter

ook de werkgelegenheid in de laagbetaalde, laaggeschoolde beroepen toe te

nemen, terwijl de werkgelegenheid in het middensegment afnam (Autor, 2011).

Vanaf 1999 was de groei in het laagste segment zelfs groter dan in het hogere

segment. Deze ontwikkeling was terug te zien in de loonontwikkeling. De lonen in

beroepen aan zowel de onderkant als de bovenkant van de arbeidsmarkt namen

toe ten opzichte van de lonen in het middensegment. Ook in een groot aantal

Europese landen, waaronder Nederland, is een afname van de werkgelegenheid

in het middensegment te zien, maar in minder sterke mate (Goos, Manning en

Salomons, 2009; Smits en de Vries, 2015; Van den Berge en ter Weel, 2015).

In de economische literatuur worden de oorzaken van de toegenomen arbeids-

marktpolarisatie vooral gezocht in ontwikkelingen die van invloed zijn op de

vraagzijde van de arbeidsmarkt, met name globalisering en automatisering

Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 47

Page 7: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

(Autor et al., 2003; Autor, 2011; Goos et al., 2009). Veel beroepen in het

middensegment omvatten een takenpakket dat grotendeels routinematig is.

Deze taken kunnen daarom worden uitgevoerd in lagelonenlanden (offshoring)

of overgenomen door machines (OECD, 2013). De hogere beroepen omvatten

daarentegen veel niet-routinematige cognitieve taken, de lagere beroepen veel

niet-routinematige handmatige taken. Het gaat dan vaak om dienstverlenende

beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook

beroepen waar interactieve taken van belang zijn, zoals onderhandelen en leiding

geven, lenen zich minder gemakkelijk voor offshoring of automatisering. Den

Butter en Mihaylov (2013) laten zien dat in Nederland inderdaad steeds minder

routinematig werk wordt verricht en dat niet-routinematige en interactieve

vaardigheden steeds belangrijker worden. Er zijn ook aanwijzingen dat de vraag

naar arbeid vooral stijgt in complexe banen. Zo laat Weinberger (2014) voor

de Verenigde Staten zien dat zowel de werkgelegenheid als de lonen sterker

zijn gestegen in beroepen met een hoog niveau van cognitieve én sociale

vaardigheden. In een recente publicatie benadrukt Autor (2015) dat de mate

waarin polarisering door zal zetten, afhangt van de bundeling van taken binnen

beroepen. Deze takenbundeling is niet altijd gemakkelijk te scheiden. Hierdoor

hoeft het niet zo te zijn dat bijvoorbeeld routinematige aspecten van banen op

middelbaar niveau geautomatiseerd worden en de resterende niet-routinematige

aspecten uitgevoerd worden door lager opgeleiden. Dit benadrukt het belang

van een zorgvuldige monitoring van de ontwikkeling in de werkgelegenheid

in beroepen in relatie tot de gebruikte vaardigheden en het soort taken in die

beroepen.

In deze bijdrage beschrijven we de ontwikkeling van de Nederlandse beroepen-

structuur voor de periode 1996–2015. Ten eerste brengen wij de groei en krimp

van de werkgelegenheid in beroepen in kaart over de afgelopen twintig jaar,

waarbij de beroepen gerangschikt zijn naar de hoogte van het loon. Wij staan

daarbij stil bij de stromen in en uit beroepen. Ten tweede brengen we in kaart

in welke sectoren de werkgelegenheidsverschuivingen zich hebben voorgedaan.

Ten derde beschrijven wij de relatie tussen het loonniveau en de werkinhoud

van beroepen. Daarbij wordt gekeken naar de routinematigheid van een beroep,

het belang van functionele vaardigheden (taalvaardigheid, rekenvaardigheid

en probleemoplossend vermogen), het gebruik van computers en de fysieke

arbeidsbelasting. Ten slotte onderzoeken we de relatie tussen de werkinhoud van

een beroep en de werkgelegenheids- en loonontwikkeling.

48 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 8: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

3.2 Data en methode

Om de verandering in de beroepenstructuur in kaart te brengen, bekijken we

verschillende kenmerken van beroepen: het uurloon dat werknemers in een

beroep verdienen, de aard van de taken die worden uitgevoerd (routinematige

taken, cognitieve vaardigheden, interactieve taken), het niveau van algemene

vaardigheden (taalvaardigheid, rekenvaardigheid en probleemoplossend

vermogen), computergebruik en fysieke arbeidsbelasting.

We maken gebruik van verschillende databronnen. Voor de omvang van beroepen

en achtergrondkenmerken wordt de Enquête Beroepsbevolking (EBB) van 1996

tot en met 2015 gebruikt. De EBB is een representatief onderzoek onder ongeveer

50 duizend huishoudens in Nederland (CBS, 2015). Wij selecteren werkenden (in

loondienst of werkzaam als zelfstandige) van 15 tot 75 jaar die minimaal één uur

per week werken. Het beroep is gemeten volgens de door ROA en CBS ontwikkelde

beroepenclassificatie BRC 2014 (ROA/CBS, 2015). Deze omvat 114 beroepsgroepen.

Als gevolg van het herontwerp van de EBB is tussen 2012 en 2013 een trendbreuk

ontstaan in het aantal werkenden per beroepsgroep. Met een tijdreeksmodel is per

beroepsgroep de omvang van de breuk geschat en de aantallen per beroepsgroep

in de periode 1996–2012 vergelijkbaar gemaakt met de aantallen vanaf 2013

(Willems en Krieg, 2015).1)

De EBB is verrijkt met het fiscale loon uit het Stelsel van Sociaal-Statistische

Bestanden (SSB). Het fiscale loon is het bruto loon plus de vergoeding Zorg-

verzekeringswet minus het werknemersdeel pensioenpremie.2) Per beroepsgroep

is het mediane fiscale uurloon van werknemers berekend voor de jaren 1999–

2014 door het loon te delen door het aantal gewerkte uren.3) Op basis van

percentielscores voor het uurloon in 2012 en rekening houdend met het aantal

werkenden per beroepsgroep zijn de beroepen ingedeeld van laagst betaalde

beroepen (eerste kwintielgroep), middenbetaalde beroepen (tweede tot en met

de vierde kwintielgroep) en hoogst betaalde beroepen (vijfde kwintielgroep).

1) Voor de analyses die op personen zijn uitgevoerd – Figuur 3.3.2, Figuur 3.4.1, Figuur 3.6.2 en Tabel 3.4.2 – is het niet goed mogelijk om voor de breuk te corrigeren. Uit de correctie in de analyses die op beroepen zijn uitgevoerd bleek bovendien dat de correctie weinig invloed had op de uitkomsten. Daarom is in de analyses op persoonsniveau niet gecorrigeerd voor de breuk.

2) Daarnaast verschilt het fiscale loon van het brutoloon op een aantal minder vaak voorkomende looncomponenten.3) Als er minder dan 100 personen in een beroepsgroep zaten, dan is het mediane uurloon van het beroepssegment (een hoger

aggregatieniveau in de indeling van BRC 2014) genomen. De deeltijdfactor (uit registers) is beschikbaar vanaf 2001, voor de jaren waar zowel gewerkte uren uit de EBB als de deeltijdfactor beschikbaar is, is gecheckt of de loonrangorde van beroepen afhankelijk is van de gebruikte bron. Dat bleek nauwelijks het geval te zijn. Voor zelfstandigen kan geen uurloon worden berekend.

Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 49

Page 9: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

Op basis van deze indeling wordt de werkgelegenheidsontwikkeling voor de

periode 1996–2015 in kaart gebracht. Daarbij wordt dus impliciet verondersteld

dat de rangorde van de beroepen naar loonniveau door de jaren heen constant

is gebleven. Een nadere analyse van de rangorde per jaar laat zien dat deze

veronderstelling plausibel is, de correlaties tussen de percentielscores van

verschillende jaren is gemiddeld ongeveer 0,98. Door gebruik te maken van

het panelkarakter van de EBB kunnen wij voor de jaren vanaf 2003 ook een

beschrijving geven van de stromen in en uit de beroepen. Tevens beschrijven wij

de loonontwikkeling in de verschillende kwintielgroepen. Omdat de samenstelling

van het fiscale loon vanaf 2013 is gewijzigd4), bekijken we de loonontwikkeling

voor de periode 1999–2012.

Voor de routinematigheid van de beroepen maken we gebruik van de indices

die zijn ontwikkeld door Den Butter en Mihaylov (2013). In navolging van de

internationale literatuur (Spitz-Oener, 2006) onderscheiden zij de volgende

taken: routinematige handvaardige taken, niet-routinematige handvaardige

taken, routinematige cognitieve taken, niet-routinematige analytische taken en

niet-routinematige interactieve taken. Een voorbeeld van een routinematige

handvaardige taak is het besturen van machines. Het repareren van machines is

een niet-routinematige handvaardige taak. Onderzoek, evaluatie en planning

zijn voorbeelden van niet-routinematige analytische taken, het maken van

berekeningen en boekhouden zijn voorbeelden zijn van routinematige cognitieve

taken. Taken als leidinggeven, onderhandelen en onderwijzen zijn niet-

routinematige interactieve taken. Den Butter en Mihaylov (2013) hebben hun

indices ontwikkeld op basis van de Standaard Beroepenclassificatie ’92 (SBC’92).

Omdat er geen één-op-één correspondentie is tussen de SBC’92 en de BRC 2014 is

per BRC-2014-beroepsgroep het gewogen gemiddelde van de corresponderende

SBC ’92-beroepsgroepen berekend.

Voor de indicatoren van functionele vaardigheden (taalvaardigheid, reken-

vaardigheid en probleemoplossend vermogen in een digitale omgeving)

per beroep wordt gebruik gemaakt van het Programme for the International

Assessment of Adult Competencies. PIAAC is een internationaal onderzoek van de

OESO naar het niveau en het gebruik van vaardigheden onder mensen tussen 16

en 65 jaar (OECD, 2013). Het betreft functionele vaardigheden die nodig zijn om

informatie uit het dagelijks leven te begrijpen en te gebruiken (Buisman et al.,

2013). Taalvaardigheid heeft betrekking op het lezen en begrijpen van geschreven

teksten en het adequaat omgaan met die informatie. Bij rekenvaardigheid gaat

4) De vergoeding zorgverzekeringswet is vanaf 2013 geen onderdeel meer van het fiscale loon.

50 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 10: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

het om het vermogen om cijfermatige informatie te herkennen, te gebruiken en te

interpreteren. Het probleemoplossend vermogen in digitale omgevingen (kortweg:

probleemoplossend vermogen) meet het vermogen om digitale technologie te

gebruiken om problemen uit het dagelijks leven op te lossen. In Nederland is het

onderzoek in 2012 uitgevoerd onder ruim 5 duizend personen. De vaardigheden

zijn gemeten door middel van uitvoerige, objectieve testen (OECD, 2013). De

testscores voor de verschillende vaardigheden worden weergegeven op een

schaal van 0 tot 500 punten.5) PIAAC bevat ook een aantal vragen over ict-gebruik

op het werk. Het gaat dan om de frequentie van computergebruik en het soort

computergebruik (gebruik van internet, email, tekstverwerking, programmeren)

en het niveau van het computergebruik. Op basis van deze vragen zijn twee

indices samengesteld over het gebruik van computers per beroep, te weten het

percentage werkenden dat een computer gebruikt op het werk, en het niveau van

computergebruik.6)

Voor het bepalen van de fysieke arbeidsbelasting maken we gebruik van de

Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van 2013 en 2014. De NEA

is een onderzoek onder ongeveer 42 duizend werknemers en heeft als doel

om informatie op het gebied van arbeidsomstandigheden, arbeidsongevallen,

arbeidsinhoud, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden van werknemers in

kaart te brengen. In de NEA zijn vragen opgenomen over fysieke arbeidsbelasting.

Het gaat dan om vragen over de werkhouding, het gebruik van gevaarlijke stoffen,

harde geluiden en trillingen en het zetten van kracht (Hooftman et al., 2015).

Op basis van een somscore op deze vragen is een indicator voor de gemiddelde

fysieke arbeidsbelasting per beroep bepaald.

3.3 Ontwikkeling van de werk-gelegenheid in laag, midden en hoog betaalde beroepen

Figuur 3.3.1 laat de ontwikkeling zien van de werkgelegenheid in beroepen per

kwintielgroep van de uurlonen in die beroepen tussen 1996 en 2015. De figuur

5) In PIAAC kregen personen zonder computervaardigheden de test voor probleemoplossend vermogen niet voorgelegd (10 procent van de respondenten in Nederland). Voor hen is de score op een lage waarde (90) gezet.

6) Het niveau van computergebruik op het werk is als volgt gemeten: 0 = geen gebruik, 1 = eenvoudig gebruik, 2 = matig gebruik, 3 = complex gebruik. Per beroep is het percentage werkenden met matig en complex gebruik van computers berekend.

Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 51

Page 11: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

laat zien dat de laatste twintig jaar het aantal werkenden in de hoogst betaalde

beroepen het sterkst is gegroeid. Tussen 1996 en 2015 bedroeg de groei in de

hoogst betaalde beroepen gemiddeld 2,6 procent per jaar. Voorbeelden van sterk

groeiende hoogbetaalde beroepen zijn bedrijfskundige en organisatieadviseur,

financieel-specialist, econoom en jurist. De werkgelegenheid in deze beroepen

groeide met meer dan 5 procent per jaar. Andere, sterk groeiende hoogbetaalde

beroepen zijn accountant, manager zorginstellingen en ingenieur (geen elektro-

techniek). Werkenden tussen 25 en 45 jaar en hoger opgeleiden zijn het vaakst

werkzaam in de hoogbetaalde beroepen. Het aandeel van 25- tot 45-jarigen dat

werkzaam is in een hoogbetaald beroep is bovendien sterk toegenomen tussen

1996 en 2015, van 17 procent naar 26 procent. Ook 45-plussers zijn relatief vaak

werkzaam in de hoogst betaalde beroepen. De toename is bij 45-plussers echter

veel minder groot dan bij werkenden tussen 25 en 45 jaar.

De werkgelegenheid in de laagst betaalde beroepen is de laatste decennia

eveneens flink gegroeid, met zo’n 1,6 procent per jaar. Sterke groeiers waren de

beroepen van kelner, barpersoneel, lader, losser en vakkenvuller. Deze beroepen

groeiden met gemiddeld meer dan 3 procent per jaar. Met name laagopgeleiden

en jongeren zijn oververtegenwoordigd in de laagbetaalde beroepen. In 2015

was 43 procent van de laagopgeleiden en 54 procent van de jongeren (15 tot

25 jaar) werkzaam in een laagbetaald beroep. Vaak gaat het om scholieren en

studenten met een bijbaan (CBS, 2015). Het aandeel lager opleiden en jongeren

in de laagst betaalde beroepen is bovendien sterk toegenomen. In 1996 ging het

om respectievelijk 34 procent en 45 procent van de werkende lager opgeleiden

en jongeren.

De groei van de beroepen in het middensegment was veel geringer, gemiddeld

minder dan 0,5 procent per jaar. Vooral de werkgelegenheid van beroepen in

de tweede loonkwintielgroep blijft duidelijk achter met een groei van slechts

0,2 procent per jaar. Beroepen in het middensegment omvatten relatief vaak

routinematige handvaardige taken (zie Figuur 3.5.1) en het belang van deze taken

is afgenomen. Hiermee lijkt het belang in de werkgelegenheid van ‘praktisch

vakmanschap’ (Petit, 2016), dat gekenmerkt wordt door de routinematigheid

van handvaardige taken, af te nemen. De werkgelegenheid van veel beroepen

in het middensegment is zelfs gekrompen. Voorbeelden van beroepen in het

middensegment die een sterke daling lieten zien, zijn technische beroepen zoals

medewerker drukkerij en kunstnijverheid, assemblagemedewerker, lasser en

plaatwerker, land- en bosbouwer en administratieve beroepen zoals secretaresse,

bibliothecaris, conservator en boekhouder. Beroepen in het middensegment

die wel een aanzienlijke werkgelegenheidsgroei laten zien, zijn bijvoorbeeld

lagere pedagogische beroepen als leidster kinderopvang, onderwijsassistent,

52 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 12: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

sportinstructeur, en zorg en welzijnsberoepen als sociaal werker, en medisch

praktijkassistent.

De achterblijvende groei van het middensegment raakt vooral de laag- en

middelbaaropgeleiden. Onder laagopgeleiden is een duidelijke verschuiving te

zien van beroepen in het middensegment naar de laagst betaalde beroepen.

Een dergelijke verschuiving, maar minder groot, zien we ook bij middelbaar-

opgeleiden. In 1996 was 17 procent van de middelbaaropgeleiden werkzaam in

een laagbetaald beroep. In 2015 was dit opgelopen tot 21 procent. Verder valt op

dat middelbaaropgeleiden terrein verliezen in beroepen aan de bovenkant van

het middensegment. In 1996 was 23 procent werkzaam in beroepen in de vierde

kwintielgroep, in 1996 nog maar 17 procent. Wel zijn middelbaaropgeleiden in

2015 iets vaker dan in 1996 werkzaam in de hoogst betaalde beroepen. Onder

middelbaaropgeleiden zien we dus een verschuiving van het middensegment naar

de laagst betaalde beroepen, maar ook een (kleinere) verschuiving naar de hoogst

betaalde beroepen.

90

0

100

110

120

130

140

150

160

170

‘96 ‘97 ‘98 ‘99 ‘00 ‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 ‘15

Kwintielgroep 1 (laagst betaalde beroepen)

Kwintielgroep 2

Kwintielgroep 3

Kwintielgroep 4

Kwintielgroep 5 (hoogst betaalde beroepen)

3.3.1 Werkgelegenheidsontwikkeling naar loonkwintielgroep beroep (1996=100) 

Bron: EBB en SSB.

52 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017 Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 53

Page 13: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

De geschetste ontwikkelingen in de werkgelegenheidsstructuur – afname in het

middensegment en een toename in het laagste en hoogste segment – zien we

ook terug in de jaarlijkse (netto) stromen van werkenden in en uit de beroepen

(Figuur 3.3.2). Tussen 2003 en 2015 stroomden jaarlijks iets meer werkenden in

dan uit de laagst betaalde beroepen. Het saldo bedroeg nog geen half procent van

de werkgelegenheid in de laagst betaalde beroepen. Er is een netto instroom van

werkenden die voorheen inactief of werkloos waren, en een netto uitstroom naar

beter betaalde beroepen. Dit suggereert dat werk in een laag betaald beroep voor

veel werkenden een tijdelijke fase in de loopbaan is. Het gaat dan bijvoorbeeld

om scholieren en studenten die na het voltooien van de opleiding of studie hun

bijbaan verwisselen voor een beter betaalde baan die aansluit bij hun opleiding.

In het middensegment is veel minder dynamiek. We zien daar een kleine netto

uitstroom naar inactiviteit. Het gaat dan meestal om ouderen die de arbeidsmarkt

verlaten. Opvallend is dat de netto uitstroom vanuit beroepen in het tweede

kwintielgroep naar andere beroepen maar heel beperkt is. Vanuit de derde en

vierde kwintielgroep is er een positieve netto instroom vanuit andere beroepen

en een netto uitstroom naar werkloosheid en inactiviteit. De grote netto instroom

in de hoogst betaalde beroepen komt voor rekening van een hoge instroom van

werkenden uit de lager betaalde beroepen en het middensegment.

3.3.2 Saldo van de netto jaarlijkse stromen in en uit de beroepen, 2003/’04–2014/’15 (% van werkenden per loonkwintielgroep)

-5

-4

-3

-2

-1

0

1

2

3

4

Kwintielgroep 1(laagst betaalde

beroepen)

Kwintielgroep 2 Kwintielgroep 3 Kwintielgroep 4 Kwintielgroep 5(hoogst betaalde

beroepen)

Ander beroep Werkloos Inactief Totaal

Bron: EBB en SSB.

54 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 14: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

3.4 De sectorale verdeling van laag-, midden- en hoogbetaalde beroepen

De verdeling van de werkgelegenheid over laag-, midden- en hoogbetaalde

beroepen verschilt sterk tussen bedrijfssectoren. Dit laat Figuur 3.4.1 goed zien.

In 2015 is een kwart van de werkenden in de landbouw werkzaam in de laagst

betaalde beroepen, bijvoorbeeld als hovenier, tuinder en kweker. Dit aandeel is

overigens de laatste twee decennia aanzienlijk afgenomen. In 1996 ging het nog

om één derde van de werkenden in de landbouw. Slechts 5 procent is in 2015

werkzaam in de hoogst betaalde beroepen. In 1996 was dit aandeel nog lager,

namelijk 1 procent. Een meerderheid van de werkenden werkte in beroepen in het

middensegment, en dan met name in de tweede kwintielgroep (58 procent), zoals

veeteler en land- en bosbouwer. Het aandeel werkenden in de laagst betaalde

beroepen bedraagt in de nijverheid slechts 11 procent in 2015. Dit percentage is

wel hoger dan in 1996 (9 procent). Beroepen in het middensegment zijn in de

nijverheid oververtegenwoordigd. Ten slotte valt op dat de werkgelegenheid in

de hoogst betaalde beroepen is gestegen van nog geen 13 procent in 1996 tot

20 procent in 2015. Het aantal ingenieurs (geen elektrotechniek) is bijvoorbeeld

gestegen.

In de commerciële dienstverlening wordt zowel relatief vaak in de laagst betaalde

als de hoogst betaalde beroepen gewerkt. Bijna drie op de tien werkenden in de

commerciële dienstverlening werken in de laagst betaalde beroepen, bijvoorbeeld

als verkoopmedewerker detailhandel. Bijna een kwart werkt in de hoogst betaalde

beroepen, bijvoorbeeld als software- en applicatie ontwikkelaar. Het aandeel

werkenden in de hoogst betaalde beroepen is toegenomen van 16 procent van

de werkenden in de commerciële dienstverlening in 1996 tot 23 procent in 2015.

Bijvoorbeeld het aantal software- en applicatieontwikkelaars is gestegen.

In de niet-commerciële dienstverlening is het aandeel werkenden in een

laagbetaald beroep relatief laag: in 2015 was dit 9 procent. In deze sector valt

vooral de toename van het aandeel werkenden in een hoogbetaald beroep op.

Dit nam toe van 20 procent in 1996 naar 23 procent in 2015. Voorbeelden zijn

artsen, bedrijfskundigen, organisatieadviseurs en specialisten personeels- en

loopbaanontwikkeling. Van de werkenden in de niet-commerciële dienstverlening

werkt bijna een op de drie in de vierde kwintielgroep. Zij werken in beroepen als

leerkracht basisonderwijs en gespecialiseerd verpleegkundige.

54 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017 Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 55

Page 15: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

%

0102030405060708090

100

Landbouw,bosbouwen visserij

Nijverheid Commerciëledienstverlening

Niet-commerciëledienstverlening

Bedrijfssector

Kwintielgroep 5 (hoogst betaaldeberoepen)

Kwintielgroep 4

Kwintielgroep 3

Kwintielgroep 2

Kwintielgroep 1 (laagst betaalde beroepen)

3.4.1 Aandeel werkenden in laag, midden en hoogbetaalde beroepen per bedrijfssector, 2015 

Bron: EBB en SSB.

In de periode 1996–2015 is het aandeel werkenden in de landbouw en de

nijverheid afgenomen, terwijl de omvang van de dienstverlenende sectoren is

toegenomen. Omdat de verdeling van de werkgelegenheid over laag-, midden-

en hoogbetaalde beroepen verschilt tussen de bedrijfssectoren, zou de eerder

genoemde afname van het aandeel werkenden in het middensegment en de

groei van de werkgelegenheid in de hoogst betaalde beroepen het gevolg

kunnen zijn van de groei en de krimp van de verschillende sectoren. Door middel

van een decompositieanalyse is onderzocht wat de groei van laag-, midden- en

hoogbetaalde beroepen zou zijn geweest als de werkgelegenheidsaandelen van

de vier sectoren in 2015 even groot zouden zijn geweest als in 1996. Dit wordt ook

wel het beroepseffect genoemd. Tabel 3.4.2 laat zien dat het aandeel werkenden

in de hoogst betaalde beroepen in dat geval ongeveer even sterk zou zijn gestegen

als in werkelijkheid. Het aandeel van de laagst betaalde beroepen zou niet zijn

gestegen, maar licht zijn gedaald. De afname van het aandeel werkenden in de

tweede kwintielgroep zou iets minder groot zijn geweest. Verder is onderzocht wat

de werkgelegenheidsaandelen van de laag-, midden- en hoogbetaalde beroepen

zouden zijn geweest als de werkgelegenheidsaandelen van de sectoren wel

zouden zijn veranderd, maar binnen elke sector de aandelen van laag-, midden-

en hoogbetaalde beroepen dezelfde zouden zijn als in 1996. Dit wordt ook wel

het sectoreffect genoemd. In dat geval zou de werkgelegenheid in de hoogst

betaalde beroepen niet zo sterk zijn gegroeid, het werkgelegenheidsaandeel

56 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 16: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

van het middensegment zou minder zijn afgenomen. Geconcludeerd kan

worden dat de groei in de hoogst betaalde beroepen vrijwel geheel kan worden

toegeschreven aan een beroepseffect, en nauwelijks is gerelateerd aan sectorale

verschuivingen van de werkgelegenheid. Dat geldt eveneens voor de krimp in het

middensegment. De groei van de laagst betaalde beroepen kan wel gedeeltelijk

worden toegeschreven aan sectorale verschuivingen.

3.4.2 Decompositie van het aandeel werkenden in laag-, midden- en hoogbetaalde beroepen in beroepseffect en sectoreffect, 1996 en 2015

1996 Beroeps effect Sectoreffect 2015

%

Kwintielgroep 1 (laagst betaalde beroepen) 18,8 18,3 19,2 19,4

Kwintielgroep 2 23,3 20,7 21,5 19,4

Kwintielgroep 3 21,2 20,3 20,9 19,6

Kwintielgroep 4 20,9 19,0 22,0 19,6

Kwintielgroep 5 (hoogst betaalde beroepen) 15,8 21,8 16,5 22,0

Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0

Bron: EBB en SSB.

3.5 Taken en vaardigheden in laag-, midden- en hoogbetaalde beroepen

Routine en cognitieve taken

Er is een duidelijke samenhang tussen de mate van routinematigheid van een

beroep en het loonniveau. Werkenden in de hoogste betaalde beroepen scoren

het hoogst op niet-routinematige analytische taken, terwijl werkenden in de

laagst betaalde beroepen het hoogst scoren op niet-routinematige handvaardige

taken (Figuur 3.5.1). De hoogste score op niet-routinematige analytische taken

vinden we bij de ICT-beroepen zoals software- en applicatieontwikkelaar. Andere

beroepen die hoog scoren op niet-routinematige analytische taken zijn bioloog,

en natuurwetenschapper en beleidsadviseur. Voorbeelden van laagbetaalde

beroepen die hoog scoren op niet-routinematige handvaardige taken zijn

schoonmaker, keukenhulp, hulpkracht in de landbouw, bouw en industrie,

kelner en barpersoneel, lader, losser, vakkenvuller, hovenier, tuinder en kweker.

Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 57

Page 17: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

In het middensegment scoren bijvoorbeeld de transportberoepen hoog op niet-

routinematige handvaardige taken.

Met name beroepen in de tweede kwintielgroep en in iets mindere mate de

derde kwintielgroep scoren hoog op routinematige handvaardige taken. Het

gaat dan om bakker, slager, productiemachinebediener, medewerker drukkerij,

lasser en plaatwerker. Voor routinematige cognitieve taken zijn de verschillen

tussen de kwintielgroepen minder geprononceerd. De hoogst betaalde beroepen

scoren, zoals verwacht, het laagst op routinematige cognitieve taken, maar de

verschillen tussen de laagst betaalde beroepen en het middensegment zijn

klein. Alleen de beroepen in de derde kwintielgroep scoren wat lager. Beroepen

die hoog scoren op routinematige cognitieve taken zijn kassamedewerker

(laagbetaalde beroepen), administratief medewerker, receptionist en telefonist

(middensegment). De mate waarin een beroep interactieve taken heeft, loopt

op met het loonniveau van het beroep. Het verschil tussen de hoogst betaalde

beroepen en beroepen in de vierde kwintielgroep zijn echter klein. Bijvoorbeeld

managers en pedagogen scoren hoog op interactieve taken.

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Loonkwintielgroep Loonkwintielgroep

Niet-routinematige taken Routinematige taken

Bron: EBB, SSB en Den Butter/Mihaylov (2013)

Niet-routinematig Handvaardig

Niet-routinematig Analytisch

Niet-routinematig Interactief

Routinematig Handvaardig

Routinematig Cognitief

3.5.1 Gemiddelde score op routinematigheid per loonkwintielgroep beroep, 2015

58 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 18: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

Computergebruik en fysieke belasting

De mate waarin voor het werk gebruik wordt gemaakt van een computer en

de complexiteit van het computergebruik lopen op met het loonniveau van het

beroep (Figuur 3.5.2). Het computergebruik is het laagst onder werkenden in

de eerste kwintielgroep: nog geen 50 procent gebruikt een computer tijdens

het werk. Het gaat hierbij om relatief eenvoudig computergebruik. In de twee

hoogste kwintielgroepen gebruikt nagenoeg iedereen een computer op het werk.

Het gaat hierbij veelal om complex computergebruik. In de derde kwintielgroep

gebruikt drie kwart van de werkenden een computer op het werk, in de tweede

kwintielgroep is dit ongeveer 70 procent.

Fysiek zwaar werk komt het meest voor onder de laagst betaalde werkenden, maar

de verschillen met de tweede en derde kwintielgroepen zijn klein (Figuur 3.5.2).

Echter, ook onder werkenden in de hoogst betaalde beroepen is het percentage

werkenden dat fysiek zwaar werk doet aanzienlijk, ruim 40 procent. Fysiek zwaar

werk is vooral te vinden in technische en landbouwberoepen.

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

1 2 3 4 5

Loonkwintielgroep

Mate van computergebruik Niveau computergebruik Fysiek zwaar werk

3.5.2 Percentage werkenden dat computer gebruikt op het werk, niveau computergebruik en fysieke belastendheid per loon- kwintielgroep, 2015

Bron: EBB, SSB, PIAAC en NEA.

58 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017 Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 59

Page 19: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

Functionele vaardigheden

De scores voor functionele vaardigheden, zoals taalvaardigheid, rekenvaardigheid

en probleemoplossend vermogen lopen op met het loonniveau van het beroep

(Figuur 3.5.3). Opvallend is dat de verschillen tussen de laagst betaalde beroepen

en de beroepen in de tweede of derde kwintielgroep niet groot zijn. De grootste

verschillen zien we tussen beroepen in de derde en vierde kwintielgroepen.

De laagste score op probleemoplossend vermogen vinden we bij de laagbetaalde

beroepen schoonmaker, en hulpkracht bouw en industrie. Biologen en natuur-

wetenschappers, elektrotechnisch ingenieurs en managers ICT scoren het hoogst

op probleemoplossend vermogen.

0

50

100

150

200

250

300

350

1 2 3 4 5

Loonkwintielgroep

Probleemoplossend vermogen Rekenvaardigheid Schrijfvaardigheid

3.5.3 Gemiddelde score skills van werkenden per loonkwintielgroep beroep, 2015

Bron: EBB, SSB en PIAAC.

Het soort taken dat in een beroep van belang is, zoals gerapporteerd in

Figuur 3.5.1, is gecorreleerd met de functionele vaardigheden van werkenden

in dat beroep en de mate van computergebruik en fysieke belasting. Werkenden

in beroepen met veel routinematige en niet-routinematige handvaardige taken

hebben een lager niveau van functionele vaardigheden en hebben vaker te maken

met fysieke arbeidsbelasting. Werkenden in beroepen met niet-routinematige

60 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 20: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

analytische en niet-routinematige interactieve taken hebben een hoger niveau van

algemene vaardigheden en een hoger niveau van computergebruik. Routinematige

cognitieve taken correleren ook positief met het niveau van functionele vaardig-

heden en met computergebruik, maar de correlaties zijn zwakker dan bij beroepen

die hoog scoren op niet-routinematige analytische en interactieve taken.

3.6 Werkgelegenheids- en loongroei in relatie tot taken en vaardigheden

In Tabel 3.6.1 relateren wij de relatieve groei van de werkgelegenheid in beroepen

in de periode 1996–2015 aan de kenmerken van die beroepen. Model 1 toont

de groei per kwintielgroep, waarbij beroepen die tot de tweede kwintielgroep

worden gerekend als referentiegroep zijn genomen. Vervolgens wordt gecontro-

leerd voor taken (model 2), werkaspecten (model 3), functionele vaardigheden

(model 4) en alle beroepskenmerken (model 5).

De resultaten laten zien dat de relatieve groei van een beroep de afgelopen

twee decennia inderdaad verband houdt met de aard van de taken die moeten

worden uitgevoerd. Omdat de vijf verschillende soorten taken voor elk beroep

optellen tot 100, is het doen van niet-routinematig analytisch taken niet als

variabele in het model opgenomen. Dit is de referentiecategorie. Vergeleken met

beroepen die een groot beroep doen op niet-routinematig analytisch taken zijn

de beroepen die hoog scoren op andere taken significant minder hard gegroeid

in de periode 1996–2015. Dit geldt het sterkst voor beroepen die hoog scoren op

routinematige handmatige taken.

Wat betreft de functionele vaardigheden blijkt de groei van de werkgelegenheid

positief samen te hangen met het niveau van probleemoplossend vermogen. Als

rekening gehouden wordt met alle beroepskenmerken worden de coëfficiënten

voor de taken kleiner.

Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 61

Page 21: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

3.6.1 Relatie tussen relatieve groei van beroep tussen 1996 en 2015 en kenmerken van beroepen

(1) (2) (3) (4) (5)

Constante 0,022 0,971** 0,444 0,193* 1,296**

(0,102)  (0,381) (0,486) (0,109) (0,587)

Loonkwintielgroep

kwintielgroep 1 (laagst betaalde beroepen) 0,260 0,210 0,297 0,236 0,088

(0,177) (0,181) (0,189) (0,177) (0,207)

kwintielgroep 2 ref. ref. ref. ref. ref.

kwintielgroep 3 0,053 -0,038 -0,002 -0,046 -0,041

(0,146) (0,141) (0,149) (0,141) (0,140)

kwintielgroep 4 0,274* 0,005 0,099 0,021 0,027

(0,143) (0,166) (0,171) (0,156) (0,169)

kwintielgroep 5 (hoogst betaalde beroepen) 0,395*** -0,012 0,174 0,019 -0,089

(0,141) (0,183) (0,176) (0,179) (0,191)

Taken

routinematige handvaardige taken -1,738*** -1,129*

(0,520) (0,632)

routinematige cognitieve taken -1,322*** -1,243***

(0,459) (0,473)

niet-routinematige handvaardige taken -0,819* -0,288

(0,427) (0,488)

niet-routinematige analytische taken ref. ref.

niet-routinematige interactieve taken -0,521 -0,297

(0,387) (0,405)

Werkaspecten

niveau computergebruik 0,185 -0,325

(0,258) (0,307)

fysieke belasting -0,875 -0,690

(0,668) (0,760)

Vaardigheden

probleemoplossend vermogen 0,245** 0,246**

(0,098) (0,107)

rekenvaardigheid -0,026 -0,045

(0,109) (0,111)

F 2,653*** 3,628*** 2,571** 4,266*** 3,261***

R2 (aangepast) 0,057 0,160 0,079 0,151 0,198

Bron: EBB, SSB, PIAAC en NEA.

OLS coëfficiënten. Standaardfouten tussen haakjes. De scores op de vaardigheden zijn gestandaardiseerd.

*** significant op 1%, ** significant op 5%, * significant op 10%.

62 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 22: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

Figuur 3.6.2 laat zien dat de verschillen in de werkgelegenheidsontwikkeling

tussen de laagst betaalde beroepen, de hoogst betaalde beroepen en beroepen

in het middensegment zich slechts in beperkte mate weerspiegelen in de

loonontwikkeling. In de periode 1999–2005 was er nauwelijks verschil in de

loonontwikkeling van beroepen in de verschillende loonkwintielen. Ondanks de

groei van de werkgelegenheid in de laagst betaalde beroepen zijn de mediane

lonen in die beroepen vanaf 2006 minder sterk gestegen dan in de andere

beroepen. Dit zou erop kunnen duiden dat er een overaanbod is aan de onderkant

van de arbeidsmarkt, met name van scholieren en studenten. De loongroei in de

drie hoogste kwintielgroepen is min of meer gelijk. Wel is de loonontwikkeling

in beroepen in de tweede kwintielgroep in de periode 2006–2012 iets

achter gebleven bij die van beter betaalde beroepen. Dit duidt op mogelijke

arbeidsmarktbarrières, waardoor de achterblijvende vraag naar werkenden in het

middensegment zich niet reflecteert in een achterblijvende loonontwikkeling.

100

110

120

130

140

150

160

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

Kwintielgroep 1 (laagst betaalde beroepen)

Kwintielgroep 2

Kwintielgroep 3

Kwintielgroep 4

Kwintielgroep 5 (hoogst betaalde beroepen)

3.6.2 Relatieve ontwikkeling nominaal uurloon naar loonkwintiel 1999–2012 (1999=100)

Bron: EBB en SSB.

Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 63

Page 23: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

3.6.3 Relatie tussen loongroei in beroep tussen 1999 en 2012 en kenmerken van beroepen

(1) (2) (3) (4) (5)

Constante 0,340*** 0,449*** 0,397*** 0,338*** 0,509***

(0,016) (0,064) (0,079) (0,018) (0,101)

Loonkwintielgroep

kwintielgroep 1 (laagst betaalde beroepen) -0,086*** -0,083*** -0,087*** -0,098*** -0,097***

(0,028) (0,031) (0,031) (0,030) (0,036)

kwintielgroep 2 ref. ref. ref. ref. ref.

kwintielgroep 3 0,032 0,027 0,029 0,030 0,028

(0,023) (0,024) (0,024) (0,024) (0,024)

kwintielgroep 4 0,022 -0,002 0,010 0,022 0,003

(0,023) (0,028) (0,028) (0,026) (0,029)

kwintielgroep 5 (hoogst betaalde beroepen) 0,061*** 0,029 0,044 0,063** 0,042

(0,022) (0,031) (0,028) (0,030) (0,033)

Taken

routinematige handvaardige taken -0,113 -0,143

(0,088) (0,110)

routinematige cognitieve taken -0,069 -0,112

(0,078) (0,082)

niet-routinematige handvaardige taken -0,131* -0,156*

(0,072) (0,085)

niet-routinematige analytische taken ref. ref.

niet-routinematige interactieve taken -0,108* -0,150**

(0,065) (0,070)

Werkaspecten

niveau computergebruik 0,001 0,022

(0,042) (0,053)

fysieke belasting -0,103 -0,089

(0,108) (0,131)

Vaardigheden

probleemoplossend vermogen 0,022 0,013

(0,016) (0,018)

rekenvaardigheid -0,023 -0,035*

(0,018) (0,019)

F 7,559*** 4,257*** 5,227*** 5,346*** 3,163***

R2 (aangepast) 0,191 0,190 0,186 0,190 0,190

Bron: EBB, SSB, PIAAC en NEA.

OLS coëfficiënten. Standaardfouten tussen haakjes. De scores op de vaardigheden zijn gestandaardiseerd.

*** significant op 1%, ** significant op 5%, * significant op 10%.

64 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 24: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

De loongroei van een beroep hangt samen met de taken en vaardigheden die

in het beroep van belang zijn. Naarmate andere taken dan niet-routinematige

analytische taken van belang zijn, is het loon minder sterk gegroeid. Dat geldt met

name voor niet-routinematige handvaardige en niet-routinematige interactieve

taken. Opvallend is verder dat indien gecontroleerd wordt voor het belang van

taken, beroepen die hoog scoren op rekenvaardigheid een wat lagere loongroei

vertonen. Computergebruik en de mate van fysieke belasting hangen niet

significant samen met de loongroei in een beroep.

3.7 Conclusie

De afgelopen twee decennia is de werkgelegenheid in zowel de hoogst betaalde

als de laagst betaalde beroepen toegenomen. De werkgelegenheidsgroei in

het middensegment was veel geringer. De ontwikkeling bij de laagst betaalde

beroepen is deels terug te voeren op sectorale verschuivingen, met name de groei

van de commerciële dienstverlening. Dat geldt niet voor de groei van de hoogst

betaalde beroepen en de achtergebleven werkgelegenheidsontwikkeling in het

middensegment.

De toegenomen werkgelegenheid in de laagst betaalde beroepen wordt vooral

ingevuld door laagopgeleiden en jongeren. Vooral jongeren onder de 20 jaar

hebben tegenwoordig vaker betaald werk dan twintig jaar geleden (CBS StatLine),

vaak naast hun opleiding of studie en dat is vaak laagbetaald werk. Dit leidt niet

per se tot meer arbeidsmarktongelijkheid tussen jongeren en ouderen, omdat

jongeren na het voltooien van hun opleiding vaak alsnog doorstromen naar

beter betaalde beroepen. In de laagst betaalde beroepen zien we dan ook veel

dynamiek. Er is een grote netto instroom vanuit inactiviteit en werkloosheid en een

grote netto uitstroom van werkenden naar midden- en hoogbetaalde beroepen.

Naast laagopgeleiden zijn ook middelbaaropgeleiden vaker dan voorheen

werkzaam in de laagst betaalde beroepen. Bij de middelbaaropgeleiden zien we

echter ook een verschuiving van het middensegment naar de hoogst betaalde

beroepen. Deze verschuiving is echter kleiner dan de verschuiving naar de laagst

betaalde beroepen.

Er is een duidelijke relatie tussen het takenpakket van een beroep en de werk-

gelegenheidsontwikkeling. Beroepen in het middensegment omvatten relatief

vaak routinematige taken, met name routinematige handvaardige taken, en het

belang van deze taken is afgenomen. Dit duidt erop dat vooral de beroepen die

64 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017 Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 65

Page 25: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

gekenmerkt worden door ‘praktisch vakmanschap’ (Petit, 2016) onder druk komen

te staan. De hoogst betaalde beroepen scoren juist hoog op niet-routinematige

analytische en interactieve taken, en beroepen waar deze taken van belang zijn,

zijn gegroeid. Ook de loongroei in beroepen hangt samen met het takenpakket.

Het uurloon is vooral gestegen in beroepen waar niet-routinematige analytische

taken belangrijk zijn. De werkgelegenheid is sterker gestegen in beroepen met een

hoog niveau van probleemoplossend vermogen. Wij vinden echter geen verband

tussen het niveau van probleemoplossend vermogen in beroepen en de loongroei

in die beroepen. Het niveau van geletterdheid en rekenvaardigheden hangen

negatief respectievelijk positief samen met de loonontwikkeling in beroepen.

3.8 Literatuur

Autor, D.H. (2011). The polarization of job opportunities in the U.S. labor market:

Implications for employment and earnings. Community Investments, 23(2), 11–41.

Autor, D.H. (2015). Why are there still so many jobs? The history and future of

workplace automation. Journal of Economic Perspectives, 29(3), 3–30.

Autor, D.H. en D. Dorn (2009). This job is “Getting Old”: Measuring changes in job

opportunities using occupational age structure. American Economic Review: Papers &

Proceedings, 99 (2), 45–51.

Autor, D.H. en D. Dorn (2013). The growth of low-skill service jobs and the

polarization of the US labor market. American Economic Review, 103(5), 1553–1597.

Autor, D.H., F. Levy en R.J. Murnane (2003). The skill content of recent technological

change: An empirical exploration. The Quarterly Journal of Economics, November

2003, 1279–1333.

Berge, W. van den & B. ter Weel (2015). Middensegment onder druk: Nieuwe

kansen door technologie. CPB Policy Brief, 2015/13.

Butter, F. den en E. Mihaylov (2013). Veranderende vaardigheden op de

Nederlandse arbeidsmarkt. Economisch Statistische Berichten 98 (4670), 618–621.

CBS (2015). Methoden en definities Enquête Beroepsbevolking 2014.

66 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017

Page 26: Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt - De focus op ......beroepen waarin persoonlijk contact van belang is (Autor en Dorn, 2013). Ook beroepen waar interactieve taken van belang

CBS (2015). Verkopen, vakkenvullen en serveren populair onder scholieren en

studenten. Nieuwsbericht, 12 augustus 2015.

CBS (2016). StatLine, Arbeid; Kerncijfers geboortegeneratie vanaf 1910 tot 1915.

Goos, M., A. Manning en A. Salomons (2009). Job polarization in Europe.

American Economic Review: Papers & Proceedings, 99(2), 58–63.

Hooftman, W.A, G.M.J. Mars, B. Janssen, E.M.M. de Vroome, S.N.J. van den Bossche

(2015). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2014: Methodologie en globale

resultaten. TNO/CBS.

OECD (2013). OECD skills outlook 2013: First results from the Survey of Adult Skills,

OECD Publishing.

Petit, R. (2016). De betekenis van vakmanschap voor onderwijs en arbeidsmarkt.

Mimeo.

ROA/CBS (2015). Beroepenindeling ROA-CBS 2014 (BRC 2014). Maastricht:

ROA-TR-2015/5.

Smits, W. & J. de Vries (2015). Toenemende polarisatie op de Nederlandse

arbeidsmarkt. Economisch Statistische Berichten, 100(4701), 24–25.

Spitz-Oener, A. (2006). Technical change, job tasks and rising educational demands:

Looking outside the wage structure. Journal of Labor Economics, 24(2), 235–270.

Weinberger, C. (2014). The increasing complementarity between cognitive and

social skills. Review of Economics and Statistics, 96(4), 849–861.

Willems, R. en S. Krieg (2015). Vooronderzoek beroepenbreuk EBB. CBS.

66 Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt 2017 Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur 67