Duale Gemeente Eindelijk Leven In De Politiek

6
1 Gemeenten nieuwe stijl: dualistisch of bureaucratisch? De duale gemeente: eindelijk leven in de politiek? Nu de evaluatie eerste fase invoering Wet dualisering gemeentebestuur is afgerond, kunnen we cijfertjes lezen. Van alle gemeenten heeft 49.6% op dit moment een raadsgriffier in dienst en in 111 gemeenten werden al 139 wethouders “van buiten de raad” binnengehaald. Prachtig al die statistieken maar wat zegt de realiteit? Want wie is de nieuwe raadsgriffier, toch niet gewoon een verkapte gemeentesecretaris? En hoe fijn zijn de verhoudingen nog tussen wethouders en raadsleden nu de ontvlechting van raad en college een feit is? En de burgervader: is hij als eerste burger nog steeds onze held in bange dagen of een schizofrene scheidsrechter? En hoe doet het raadslid nieuwe stijl het? Houdt hij inderdaad tijd over om gezellig met de burger op straat te discussiëren of komt hij om in nog meer regels en bureaucratie? Het is tijd voor een kritisch kijkje op de werkvloer van lokaal besturend Nederland vindt Helma Besaris. Al lange tijd was het duidelijk dat er in de lokale politiek iets zou moeten veranderen. Er is de laatste jaren duidelijk sprake van een sluipende neergang van met name het functioneren van de gemeenteraad. Het ‘kroonjuweel’ van de gemeentelijke politiek dreigde steeds meer te verworden tot een tandeloos vergaderorgaan. De raad liet nog wel eens een steek vallen en ook de onduidelijkheid in taakverdeling tussen bestuurders en raadsleden, maakte het er niet duidelijker op. De herkenbaarheid van het lokale bestuur had ook duidelijk te lijden onder de “meerdere-petten-cultuurwaardoor niet alleen voor de bestuurders zelf, maar ook voor de burgers de lokale politiek gewoon ‘niet meer te pruimen’ was. Met de verregaande individualisering ontbreekt het de huidige samenleving steeds meer aan sociale samenhang. Het eens zo rijke verenigingsleven in Nederland verdwijnt in toenemende mate en het verloren gaan van sociale verbanden heeft zich de laatste jaren ook geuit in de afname van politieke betrokkenheid. Zo is nog slechts 3% van de Nederlanders lid van een politieke partij. Kandidaten voor parlementaire organen en politieke bestuursfuncties zijn steeds moeilijker te vinden. Bij verkiezingen “van de tweede orde”, dat zijn alle andere verkiezingen die naast de Tweede Kamerverkiezingen worden uitgeschreven, komt nog geen 50% van de kiesgerechtigden opdagen. Als reactie hierop is een wildgroei van lokale partijen, belangenpartijen en protestpartijen ontstaan. Deze discrepantie en nog andere niet meer van deze tijd functionerende elementen hebben er voor gezorgd dat de Commissie Elzinga in het leven werd geroepen. Deze staatscommissie kreeg als taak: “breng een advies uit over de wijze waarop de dualisering van het lokale bestuursmodel vormgegeven kan worden, inclusief de juridische aspecten en overige consequenties”. Vrij vertaald komt het hier op neer: hoe wordt het lokaal besturen interessant genoeg om opnieuw commitment bij de burgers te vinden? Volgens Douwe Jan Elzinga, voorzitter en naamgever van de commissie, is het voor politieke partijen één minuut voor twaalf: “Voor politieke partijen is het er op of er onder. Wanneer het met de vernieuwing van de lokale politiek niet lukt is het met hen gedaan. De spankracht die politieke partijen nog wel hadden bij de oprichting van bijvoorbeeld D66, is op dit moment verdwenen. Lokale partijen en Leefbaar Nederland zijn daarom een levensgrote bedreiging.” De commissie Elzinga ging aan de slag en beval het volgende aan: Versterking en vergroting van de gemeentelijke beleidsvrijheid; Vernieuwingsimpuls lokaal politiek stelsel, gebruik van ICT; Dualisering, ontvlechting van raad en college; Herijking en versterking van de positie van de raad; Gemeentesecretaris en ambtelijk apparaat; Spreiding en combinatie van verkiezingen; Versterking collegiaal bestuur en eigen- standigheid burgermeester; Overige taakstellingen en aanstelling; van de burgemeester. Naast deze aanbevelingen hamert de commissie Elzinga erop dat deze aanbevelingen op zich niet genoeg zijn om het lokale bestuur weer aantrekkelijk en spannend te maken. Een cultuurverandering binnen de gemeentehuizen en bij politieke partijen is ook nodig. En die cultuurverandering is wat het proces interessant maakt. Want nu de structuur is gecreëerd, zijn vernieuwing van de politieke cultuur en andere manieren van werken minstens zo belangrijk.

description

Artikel uit de oude doos, geplaatst om ruimte op het web te claimen.

Transcript of Duale Gemeente Eindelijk Leven In De Politiek

Page 1: Duale Gemeente  Eindelijk Leven In De Politiek

1

Gemeenten nieuwe stijl: dualistisch of bureaucratisch?

De duale gemeente: eindelijk leven in de politiek? Nu de evaluatie eerste fase invoering Wet dualisering gemeentebestuur is afgerond, kunnen we cijfertjes lezen. Van alle gemeenten heeft 49.6% op dit moment een raadsgriffier in dienst en in 111 gemeenten werden al 139 wethouders “van buiten de raad” binnengehaald. Prachtig al die statistieken maar wat zegt de realiteit? Want wie is de nieuwe raadsgriffier, toch niet gewoon een verkapte gemeentesecretaris? En hoe fijn zijn de verhoudingen nog tussen wethouders en raadsleden nu de ontvlechting van raad en college een feit is? En de burgervader: is hij als eerste burger nog steeds onze held in bange dagen of een schizofrene scheidsrechter? En hoe doet het raadslid nieuwe stijl het? Houdt hij inderdaad tijd over om gezellig met de burger op straat te discussiëren of komt hij om in nog meer regels en bureaucratie? Het is tijd voor een kritisch kijkje op de werkvloer van lokaal besturend Nederland vindt Helma Besaris. Al lange tijd was het duidelijk dat er in de lokale politiek iets zou moeten veranderen. Er is de laatste jaren duidelijk sprake van een sluipende neergang van met name het functioneren van de gemeenteraad. Het ‘kroonjuweel’ van de gemeentelijke politiek dreigde steeds meer te verworden tot een tandeloos vergaderorgaan. De raad liet nog wel eens een steek vallen en ook de onduidelijkheid in taakverdeling tussen bestuurders en raadsleden, maakte het er niet duidelijker op. De herkenbaarheid van het lokale bestuur had ook duidelijk te lijden onder de “meerdere-petten-cultuur” waardoor niet alleen voor de bestuurders zelf, maar ook voor de burgers de lokale politiek gewoon ‘niet meer te pruimen’ was. Met de verregaande individualisering ontbreekt het de huidige samenleving steeds meer aan sociale samenhang. Het eens zo rijke verenigingsleven in Nederland verdwijnt in toenemende mate en het verloren gaan van sociale verbanden heeft zich de laatste jaren ook geuit in de afname van politieke betrokkenheid. Zo is nog slechts 3% van de Nederlanders lid van een politieke partij. Kandidaten voor parlementaire organen en politieke bestuursfuncties zijn steeds moeilijker te vinden. Bij verkiezingen “van de tweede orde”, dat zijn alle andere verkiezingen die naast de Tweede Kamerverkiezingen worden uitgeschreven, komt nog geen 50% van de kiesgerechtigden opdagen. Als reactie hierop is een wildgroei van lokale partijen, belangenpartijen en protestpartijen ontstaan. Deze discrepantie en nog andere niet meer van deze tijd functionerende elementen hebben er voor gezorgd dat de Commissie Elzinga in het leven werd geroepen. Deze staatscommissie kreeg als taak: “breng een advies uit over de wijze waarop de dualisering van het lokale bestuursmodel vormgegeven kan worden, inclusief de juridische aspecten en overige consequenties”.

Vrij vertaald komt het hier op neer: hoe wordt het lokaal besturen interessant genoeg om opnieuw commitment bij de burgers te vinden?

Volgens Douwe Jan Elzinga, voorzitter en naamgever van de commissie, is het voor politieke partijen één minuut voor twaalf: “Voor politieke partijen is het er op of er onder. Wanneer het met de vernieuwing van de lokale politiek niet lukt is het met hen gedaan. De spankracht die politieke partijen nog wel hadden bij de oprichting van bijvoorbeeld D66, is op dit moment verdwenen. Lokale partijen en Leefbaar Nederland zijn daarom een levensgrote bedreiging.” De commissie Elzinga ging aan de slag en beval het volgende aan: Versterking en vergroting van de gemeentelijke

beleidsvrijheid; Vernieuwingsimpuls lokaal politiek stelsel,

gebruik van ICT; Dualisering, ontvlechting van raad en college; Herijking en versterking van de positie van de

raad; Gemeentesecretaris en ambtelijk apparaat; Spreiding en combinatie van verkiezingen; Versterking collegiaal bestuur en eigen-

standigheid burgermeester; Overige taakstellingen en aanstelling; van de

burgemeester. Naast deze aanbevelingen hamert de commissie Elzinga erop dat deze aanbevelingen op zich niet genoeg zijn om het lokale bestuur weer aantrekkelijk en spannend te maken. Een cultuurverandering binnen de gemeentehuizen en bij politieke partijen is ook nodig. En die cultuurverandering is wat het proces interessant maakt. Want nu de structuur is gecreëerd, zijn vernieuwing van de politieke cultuur en andere manieren van werken minstens zo belangrijk.

Page 2: Duale Gemeente  Eindelijk Leven In De Politiek

2

Raadsleden en wethouders, burgemeester en ambtenaren moeten zich anders gaan opstellen. Niet alleen ten opzichte van elkaar, maar ook ten opzichte van de burgers die zij vertegenwoordigen. Eigenstandige burgemeester kan het lekker zelf uitzoeken! In het aanbevelingsrapport wordt over de versterking van de positie van de burgemeester het volgende gezegd: “De burgemeester vervult een centrale rol binnen het gemeentelijke bestel. Het ambt bezit een zekere “eigenstandigheid” dat wil zeggen dat het wordt uitgeoefend met een zekere distantie jegens de lokale partijpolitieke verhoudingen in de raad. Die distantie maakt het de burgemeester mogelijk zijn rol van procesbegeleider en spelverdeler binnen en tussen het college, de raad en de burgerij te spelen. Dit eigenstandige karakter van het ambt maakt het ook mogelijk dat de verschillende rollen van voorzitter van het college, voorzitter van de raad en burgemeester als bestuursorgaan in één ambt kunnen worden verenigd.

Er wordt nogal wat verlangd van de burgemeester in deze setting. Maar dat is nog niet alles; deze nieuwe rol wordt ook als nogal gecompliceerd ervaren door Prof. dr. J.Th.J. van den Berg, voorzitter van de directieraad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

“Dat komt deels door de benoemingsprocedure, deels door de nieuwe taken die de burgemeester krijgt binnen de Wet Dualisering Gemeentebestuur.” Van den Berg is somber: “De wijzigingen werken volgens hem op een eigenaardige manier op elkaar in. De burgemeester moet als gevolg daarvan halsbrekende toeren uithalen. Het nieuwe burgemeesterschap lijkt zelfs een uitnodiging om zijn ruggengraat te breken. Ik denk dat hier makkelijk ongelukken van komen”. Eén van zijn bezwaren is het benoemingssysteem. “De vertrouwenscommissie bestaat nu uit fractievoorzitters. Dat kan betekenen dat zij met een kandidaat aankomen, terwijl de wethouders nergens van weten. De wethouders worden dus buiten de benoeming gehouden, terwijl zij dag in dag uit met hem moeten werken, dat kan tot rampen leiden.”

Maar de angel zit volgens Van den Berg toch in het feit dat de commissie Elzinga zijn werk niet heeft afgemaakt. “De commissie heeft wel het dualiseringsverhaal uitgewerkt. Maar de burge-meester heeft in die dualisering zijn plek niet gekregen. De burgemeester wordt nu een beetje benoemd, een beetje door de raad gekozen en mogelijk een beetje door de bevolking gekozen. Het is van alles niets. Als de commissie haar gedachtegang consequent had doorgezet, had die maar tot één conclusie kunnen leiden: de rechtstreeks gekozen burgemeester. Dan hadden we nu een burgemeestersverkiezing kunnen organiseren. De burgemeester wordt politiek leider en hij had zijn eigen wethouders erbij kunnen kiezen.

En daar tegenover had de raad als wetgevende tegenkracht gestaan. Maar dat is allemaal niet gebeurd.” De wens is hier de vader van de gedachte: de politieke kleur van Professor van den Berg moge duidelijk zijn.

D66 ziet zichzelf als de partij van democratische vernieuwing. De partij vindt dan ook dat actieve betrokkenheid van de burgers op alle niveaus centraal moet staan. De partij is voor transparantie en dat betekent dat de democratie voor iedere burger helder en controleerbaar moet zijn. De partij is van mening dat dualisering zal leiden tot een toename van kwaliteit en dat het lokale bestuur daarmee duidelijker en herkenbaarder zal worden, zowel voor de bestuurder als voor de burger. Op fronten had D66 liever nog verdergaande maatregelen gezien. Het compromis van een raadgevend burgemeestersreferendum be-schouwt de partij als een halve maatregel. D66 is voor een rechtstreeks gekozen burgemeester. Dualisme kan eigenlijk niet zonder. Juist het kiezen van de burgemeester geeft de burger meer invloed op het bestuur van zijn gemeente, aldus D66.

De wethouder gaat vreemd Het huwelijk van raad en college is over; zij gaan scheiden. De commissie heeft het over “ontvlechting”. Dit betekent dat de verhoudingen tussen de raad en het college moeten worden verhelderd. In de Gemeentewet wordt vastgelegd dat wethouders niet tevens lid van de gemeenteraad kunnen zijn. Dat wethouders zowel uit de kring van raadsleden als van buiten de raad kunnen worden gerekruteerd. En leden van het college kunnen niet tevens voorzitter van een raadscommissie zijn. Verder zegt het rapport dat het nadrukkelijk onderscheiden van de posities van raad en college een extra accent krijgen doordat wethouders ook van buiten de gemeenteraad mogen worden gerekruteerd. Het bijkomende voordeel daarvan is dat het rekruteringsbereik voor het wethoudersambt kan worden verruimd, doordat gekwalificeerde personen die wel een bestuurlijke functie, maar niet een vertegenwoordigende functie ambiëren, eerder kunnen worden benaderd. Het biedt de raad wezenlijk meer ruimte zijn normerende en controlerende rol in te vullen, terwijl het tevens de bestuurlijke rol van het college benadrukt. Dat is natuurlijk koren op de molen van beroepsbestuurders, eindelijk vrij baan in de politiek. Maar dat valt toch tegen, want wethouders van buiten zijn niet overal welkom.

Page 3: Duale Gemeente  Eindelijk Leven In De Politiek

3

Uit een onderzoek van NRC Handelsblad blijkt dat afgelopen maart, dus na de laatste verkiezingen, slechts een klein deel van de nieuw benoemde wethouders via de nieuwe procedure in het college is gekomen. Vooral de leefbaar-partijen haalden hun kandidaten voor bestuurlijke functies van buiten de eigen kring. De gevestigde partijen zoals CDA, VVD en PvdA hielden liever vast aan de oude, vertrouwde procedure. Ook in de grote steden was de belangstelling voor externe werving gering, ondanks het lokkertje van een goed salaris. Het geringe animo voor de wethouders van buiten de raad was eigenlijk al voor de verkiezingen voorspelbaar. Uit het onderzoek blijkt verder dat 78% van de raadsleden en partijbestuurders weinig voor de nieuwe manier van rekrutering voelt, zeker met kandidaten die niet uit hun gemeente komen. De werving van externe wethouders zou volgens de ondervraagden afbreuk doen aan de binding tussen het college en de lokale samenleving. En dat was nou juist niet de bedoeling! Er moet juist meer transparantie en verbondenheid worden getoond om daarmee de burger weer in de politieke arena te laten terugkeren. Deze zet van de commissie Elzinga lijkt dus niet goed doordacht.

De machtsverhoudingen worden daardoor anders, omdat wethouders van buiten objectiever en onafhankelijker kunnen opereren dan wethouders uit de eigen partij en de raad, die al lang "gevormd” zijn. Het aantrekken van een wethouder van buiten heeft wel enige risico's: kan iemand aarden, past hij of zij bij de plaatselijke cultuur; is het ontbreken van de ervaring met de ‘couleur locale’ een handicap enzovoort. Door velen werd gedacht dat een wethouder van buiten de raad iemand zou zijn, die geen raadslid was of is, maar wel een partijgenoot uit het eigen circuit, die ook in de stad of de regio woont en dus de stad van dichtbij kent.

Wat betreft de benoeming van Schrijvers zelf: “Dit is gegaan via een wervingsadvertentie in Binnenlands Bestuur. ProTiel en Groen Links zochten twee wethouders ik heb daarop geschreven en ben na selectiegesprekken voorgedragen en benoemd. Ik was nog nooit in Tiel geweest en kende de stad amper. Nu, na zes maanden kan ik het volgende zeggen: na een zeer intensieve kennismakingstijd en gedegen inwerkronde heb ik een hoge mate van onafhankelijkheid ontwikkeld; ik kende de plaatselijke elite niet en ook oude dossiers heb ik op afstand gehouden. Aanvankelijk was er een licht wantrouwen: hoe zou zo'n vreemde snuiter het hier bij ons doen? Maar ik bespeur verbetering en ik heb alle vertrouwen in de toekomst”.

En wat vindt de “beroepsbestuurder” van het feit dat vooral de lokale- en leefbaar partijen gebruik maken van de nieuwe regel om wethouders van "buiten" te halen en dat de grote partijen en ook de kleine gemeenten toch liever vasthouden aan de oude vertrouwde procedure. Het argument voor deze twee laatste groepen is een politiek rechtlijnige: kies de wethouders van de kieslijst want op die manier geef je het electoraat inspraak op de vraag wie er na de verkiezing wethouder wordt. Schrijvers zegt: “Dat de locale partijen relatief meer gebruik maken van de wethouder van buiten is een logische en natuurlijke zaak; zij bestaan meestal veel korter en hebben weinig traditie en zijn vaak ontstaan als reactie op de traditionele partijen. Het argument van politieke zuiverheid om wethouders te benoemen via een kieslijst is echt onzin. Raadsleden worden eerst gekozen en daarna wordt uitgemaakt wie wethouder wordt. Soms is dat bekend via een zittende wethouder, die herkozen wil worden. Maar ook bij de traditionele partijen is niet altijd bekend wie wethouder wordt. Dat is dan een traumatische strijd binnen de partij, vele raadsleden willen graag wethouder worden. Het verdient goed en heeft plaatselijk een hoge status”. Voor een evaluatierapport is het volgens Schrijvers nog veel te vroeg. Het rapport “De eerste klap is een daalder waard” zegt volgens hem helemaal niets. ”Het zijn niets meer dan statistieken: “Wat moeten we daar nu mee?”

De SP staat bekend om zijn felle uithalen naar het bestaande politieke systeem dat zij ook wel aanduidt als de ‘sorry-democratie’. De beste voorwaarde voor directe democratie is volgens de SP een gemeenteraad als hoogste orgaan. Dit staat haaks op wat dualisering voorstaat en daarom is de partij fel gekant tegen hete dualisme in de gemeente. Volgens de SP wordt dankzij de dualisering de macht van de gemeenteraad uitgehold en vormt het daarmee een gevaar voor de directe band tussen kiezers en volksvertegenwoordigers. Bovendien zal een wethouder van buiten de raad de afstand tussen kiezer en vertegenwoordigers alleen maar vergroten.

De heer drs A.P.M. Schrijvers, wethouder en tweede locoburgemeester van de gemeente Tiel is zo’n wethouder van “buitenaf”. Wij spraken met hem en vroegen zijn mening voor deze geringe animo:

Schrijvers: “De wethouder van buiten is nieuw. Dit betekent onwennigheid en onzekerheid bij velen omdat de vertrouwde mechanismen kunnen gaan veranderen. De wetgever heeft hiertoe besloten om de kwaliteit van de wet-houders te verhogen; inteelt tegen te gaan en het reservoir waaruit geput kan worden sterk te vergroten. Het betekent wel dat de klassieke doorstroommechanismen om wethouders te rekruteren uit eigen gelederen afneemt. Ook het stellen van kwaliteitseisen aan wethouders van buiten is iets nieuws. Partijen kunnen dus selecteren op kwaliteitscriteria en minder op partijboekje lidmaatschap en krantjes rondbrengen.

Page 4: Duale Gemeente  Eindelijk Leven In De Politiek

4

Raadsleden op zoek naar hun plek Raadsleden hebben nu meer instrumenten en rechten, de zogenaamde structuur, maar daarmee is het “raadslid-nieuwe-stijl” nog geen feit. Structuurveranderingen hebben namelijk niet automatisch cultuurveranderingen tot gevolg, en juist die cultuurveranderingen zijn zo hard nodig. Voor het realiseren van de doelen van de dualisering –de gemeentepolitiek sterker, herkenbaarder en dichterbij de burger brengen – zijn goed functionerende raadsleden onmisbaar! Het raadslid-nieuwe-stijl is nu meer politicus dan bestuurder. Door de ontvlechting van de verantwoordelijkheden en taken, is voor het college het besturen nu echt core business. Het raadslid investeert nu flink in zijn competenties om een stevige rol te spelen bij het neerzetten van de kaders en de controle van het beleid. De raad werkt nu meer pro-actief. Vooruit denken, studeren - en dat studeren gaat verder dan het materiaal dat vanuit het college komt - en vanuit de eigen partijpolitieke beginselen tot standpunten komen. In de nieuwe verhoudingen zijn dit belangrijke zaken. Door vanuit eigen politieke opvattingen hiermee bezig te zijn worden de raadsleden meer herkenbaard voor de burgers. Toch blijft het lastig want het nemen van concrete besluiten, de taak van de wethouders, zal voor de burgers in principe meer herkenbaar zijn dan het stellen van de wat meer abstracte kaders.

Daarom is het voor raadsleden heel belangrijk om “letterlijk” aanwezig te zijn voor de burgers. De functie van het raadslid is een intermediaire: hij ontvangt signalen van de burgers en schept een kader waarbinnen de politieke problematiek moet worden aangepakt. Het college maakt vervolgens op basis van die gegevens beleid. Daarnaast heeft de gemeenteraad ook een controlerende functie om haar rol als volks-vertegenwoordiger te kunnen garanderen. Maar hoe pakt het uit?

Volgens critici hebben de raadsleden een informatieachterstand. Marjolein Hak, CDA-fractievoorzitter in Werkendam, constateert deze tendens: “Daar waar het de gemeenteraden zijn die initiëren, kaders stellen en controleren, kan worden vastgesteld dat de gemeenteraden in de regel niet beschikken over beleidsadviseurs. Toch is het belangrijk dat de raadsleden over relevante informatie beschikken. Collegeleden hebben inhoudelijke ondersteuning van het ambtelijke apparaat. Maar het zijn in bijna alle gevallen uitsluitend de collegeleden en hun ondersteunende ambtenaren die nog altijd de informatieve mailing en uitnodigingen voor werkconferenties vanuit hogere overheden en andere externe partijen ontvangen.”

De rol van de ambtelijke organisatie is in de commissie onderbelicht gebleven en dat wreekt zich in de praktijk. Want dualisme, burgerparticipatie en transparante besluitvorming kunnen niet gerealiseerd worden zonder een actieve bijdrage van het ambtenarenkorps.

Is hier sprake van een kleine onderbelichting met grote consequenties? Want ook hier geldt het adagium; “Kennis is macht”. En wie hadden en hebben hier de macht? Juist, de bestuurders. Kortom: de verdeling is niet eerlijk want uiteindelijk functioneerde het gemeentebestuur al heel lang dualistisch. De wethouders hebben al jarenlang een informatievoorsprong door hun ambtelijke ondersteuning. En nu wordt door de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur dat nog eens officieel bekrachtigd.

Maar dit is niet het enige probleem waar de raadsleden nieuwe stijl tegenaan lopen. Volgens J.P. Tanis, raadslid te Sliedrecht voor de SGP/Christen Unie klagen raadsleden over de onduidelijkheid van procedures bij commissie- en raadsvergaderingen. Tanis vertelt: “Overleg over de manier waarop een onderwerp besproken moet worden kost veel tijd. Verder is vaak onduidelijk wie waar verantwoordelijk voor is. Wethouders zijn nog zoekende in hun rol van bestuurder, om over de rol van de burgemeester maar te zwijgen. De eerste burger stond voorheen boven de partijen, maar maakt nu deel uit van een gepolariseerd college. In de praktijk blijkt ook dat een college van B&W het dualisme, met daarbij de nieuwe rol van de raad, als een bedreiging ziet. Daardoor ontstaat een stroeve samenwerking tussen raad en college. De vertrouwensbasis gaat ontbreken, men komt tegenover elkaar te staan: er ontstaat een zoeken naar een nieuw machtsevenwicht. Dit wordt nog verstrekt doordat raadsleden moeite hebben met het besturen op hoofdlijnen en zich vaak verliezen in details.”

De Christen Unie moet het als kleine partij veelal hebben van de gemeentelijke politiek en heeft om die reden het functioneren van de gemeenteraad en het college de afgelopen jaren meer dan kritisch gevolgd. De partij heeft zich vanaf het begin weliswaar kritisch opgesteld ten aanzien van de adviezen van de commissie Elzinga, maar heeft uiteindelijk om puur pragmatische redenen toch voor invoering van een gedualiseerd gemeentebestuur gekozen omdat deze ontwikkeling in haar ogen toch niet meer te stuiten was. De partij is de mening toegedaan dat de Haagse praktijk als het om dualisering gaat, nu niet meteen een overdaad aan vertrouwen geeft. Bovendien vindt de partij dat er de afgelopen tijd ook voldoende initiatieven rond bestuurlijke vernieuwing ontwikkeld zijn die passen binnen het monistische systeem en dat de regering te snel en te eenzijdig voor dualisering als oplossingsrichting gekozen heeft.

De van buiten komende wethouders, de zogenaamde beroepsbestuurders staan de juichten, terwijl gemeenteraadsleden nog minder bestuurlijke slagkracht gaan krijgen, wat een feest!

Page 5: Duale Gemeente  Eindelijk Leven In De Politiek

5

De Raadsgriffier als vliegende keep Toch is er nog een lichtpuntje voor de raadsleden: want zij krijgen de steun van een raadsgriffier. Wordt hij de vraagbaak voor de raadsleden?

Om de raadsleden in het nieuwe duale bestel meer ruimte te geven voor het veldwerk bedacht de commissie Elzinga een raadsgriffier, een soort kwartiermaker. “Artikel 100 van de Gemeentewet bepaalt dat in iedere gemeente een raadsgriffier moet worden benoemd.” Deze nieuwe functie is tijdens de behandeling van de het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur in de Tweede Kamer bij amendement (De Cloe, PvdA) verplicht gesteld. De gedachte achter de verplichting van de raadsgriffier is dat de raad over een eigen raadsgriffier moet beschikken om de positie van de raad te versterken. Bovendien zal de beoogde cultuuromslag meer tot zijn recht komen als de raadsleden in hun positie worden versterkt door een eigen raadsgriffier”, aldus de inleiding onder het kopje De raadsgriffier, blz. 20 van het evaluatierapport.

“Dualisering was bedoeld om raadsleden meer tijd te geven om andere dingen te doen dan vergaderen en nota’s lezen. Maar ik zie nu dat zich het omgekeerde voltrekt. Je hoort vanuit verschillende gemeenten dat er zwaar opgetuigde griffies komen, ter ondersteuning van de raad. Nog meer bureaucratie dus. En je ziet gemeenteraden die zelf maatschappelijke verkenningen gaan doen, ze worden een soort Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in het klein. Ze verplaatsen zich dus helemaal naar het terrein van de beleidsvoorbereiding want ze gaan ook nog eens raadsprogramma’s maken. Dat zijn zaken die de bureaucratisering verder aanwakkeren en de afstand tot de samenleving maar vergroten.” Het evaluatierapport zegt: “Een eerste belangrijke conclusie ten aanzien van de griffier is dat de gemeenten veel waarde hechten aan deze functie en dat ze de griffier een serieuze rol toebedelen. In de helft van allegemeenten is inmiddels een griffier of een voorloper daarvan benoemd, en driekwart daarvan binnen twee maanden na de gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002. Er kan dan worden gesteld dat gemeenten het instellen van een griffier als één van de prioriteiten beschouwen. Maar wat lees ik tot mijn grote verbazing in een artikel in het Binnenlands Bestuur van 7 maart 2002:

“Gemeentesecretaris Texel doet raadsgriffier erbij” Je kunt geen twee heren dienen, luidt een oud spreekwoord. Toch gaat de Texelse gemeentesecretaris na de gemeenteraadsverkiezingen ook de functie van raadsgriffier vervullen. Belangrijkste motief: de hoge kosten die gemoeid zijn met het aanstellen van een aparte raadsgriffier. Met die keuze schaart Texel zich in de groeiende schare van kleine gemeenten die problemen hebben met de kosten die verbonden zijn aan de dualisering. Een volledige raadsgriffier kost meer dan 100.000 Euro, kreeg de Texelse raad te horen van een ingehuurd adviesbureau. Desondanks wil de lokale GroenLinks-fractie niet akkoord gaan met de dubbelfunctie van de gemeentesecretaris, aldus de Texelse Courant. Een gemeentesecretaris die het college adviseert, kan niet ook de raad van advies dienen, stelde de partij. De gemeente Sliedrecht heeft er een motie over opgesteld met een verzoek aan de minister van Binnenlandse Zaken. Hij zou gemeenten extra geld ter beschikking moeten stellen. Texel overweegt de motie te onderschrijven, aldus het bericht.

Het evaluatierapport kan dan wel zeggen dat de gemeenten de zaak van de raadsgriffier zeer serieus benaderen, in de praktijk blijken de zaken om puur financieel-economische overwegingen, vooral binnen kleine gemeenten, toch anders te liggen.

Wederom: heel leuk bedacht maar weer niet gelukt, Elzinga.

De PvdA schaart zich in belangrijke mate achter de adviezen van de commissie Elzinga die moeten leiden tot een gedualiseerd gemeentebestuur in Nederland. Een belangrijke kanttekening maakte de partij bij het functioneren van de gemeenteraad. Als volksvertegenwoordigend orgaan is juist de raad de schakel in een geslaagde burgerparticipatie en moet zij voldoende uitgerust worden om die taak naar behoren te kunnen vervullen. Het is om die reden de PvdA geweest die bij wijze van amendement De Cloe, zich hard heeft gemaakt voor de verplichte griffiersfunctie en dit ook heeft weten te bereiken. Het behoeft geen betoog dat de PvdA hierin hét middel bij uitstek ziet om de raadsleden te ontlasten waardoor zij meer aandacht aan de volksvertegen-woordigende taken kunnen besteden. Voor de PvdA is dan ook het functioneren van de raadsleden nieuwe stijl een cruciale factor voor het welslagen van deze structuuromslag.

De commissie is dus van mening dat met het inzetten van de raadsgriffier de cultuuromslag meer tot zijn recht zal komen. Het beeld van een verklede Don Quichot galopperend over een raadhuisplein wil maar niet van ons netvlies wijken. En ook de burgemeester van Delft mr H.M.C.M. van Oorschot heeft een ongezouten mening over het aanstellen van een raadsgriffier ten gunste van de gemeenteraadsleden.

Page 6: Duale Gemeente  Eindelijk Leven In De Politiek

6

Terugkomend op de vraag: brengt het invoeren van het dualisme leven in de lokale politiek? Dan zeg ik volmondig: ja! De volgende vraag is alleen: is dit leven dragelijk? Anders dan het evaluatierapport “De eerste klap is een daalder waard” doet vermoeden is dualisering niet “de” oplossing voor een tal van problemen in de lokale politiek. Er zijn andere maatschappelijke problemen die het besturen van een gemeente moeilijk maken en zolang het teruglopen van de ledenaantallen bij de politieke partijen, als gevolg van de individualisering nog steeds in zwang is, kan geen goede dualiseringsaanbeveling daar tegenop. Hoezo politiek geëngageerd, er is toch voldoende ideaal te stoppen in een job op de betaalde arbeidsmarkt. Zo hebben we dus niet alleen geen leden meer voor politieke partijen meer maar straks ook een politici meer.

KUB-hoogleraar Paul Frissen heeft over dit fenomeen ook bijzondere interessante mening: “Politici maken zich zorgen over het gebrek aan belangstelling voor de politiek bij de burgers. Ik moet hier om lachten. Misschien heeft de politiek wel te weinig belangstelling voor de burgers. De werkelijkheid is veel anarchistischer dan de politiek wil onderkennen en dat maakt haar positie weerloos en tragisch. Gezag kan niet meer worden verworven met grote verhalen en pretenties. Ook moet de politiek niet zo benauwd doen over de normen en waarden. Laten we nou onder ogen zien dat er geen overkoepelende waarden en normen meer zijn die politiek gezaghebbend moeten zijn. Ik haak aan bij Frissen: “politiek bestuurders, ga eerst eens je imago oppoetsen, stop de bureaucratie en verplaats je in je kiezer, een fenomeen ook wel bekend onder de naam marketing. Houd je niet alleen bezig met “wie” het wordt maar ook met de inhoud van de politieke boodschap.” Wellicht dat er dan heel voorzichtig ook weer eens “leven” in de politiek komt voor het electoraat.

Helma Besaris is studente HBO-Communicatie aan de Christelijke hogeschool Windesheim. Dit artikel schreef zij in het kader van een vierdejaars opdracht voor het vak Politicologie.