Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files ›...

48
november - december 2007 welzijns- en gezondheidsmagazine voor Vlaanderen nr 78 Bestel uw gratis abonnement op www.weliswaar.be Adreswijziging? Vermeld uw abonnementnummer UV Afgiftekantoor 2300 Turnhout 1 - Standaard Uitgeverij nv - Mechelsesteenweg 203 - 2018 Antwerpen - Verschijnt vijfmaal per jaar in januari, maart, mei, augustus en oktober.Machtigingsnummer 2386570. Erkenningsnummer P3A8091. Dossier P Dossier P articipatie p. 14-16 articipatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het woord p. 27 Nieuwe reeks: Kindermishandeling p. 37

Transcript of Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files ›...

Page 1: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

november - december 2007

welzijns- en gezondheidsmagazine voor Vlaanderen

nr 78

Bestel uw gratisabonnement op

www.weliswaar.be

Adreswijziging?Vermeld uw

abonnementnummer

UV

Afgiftekantoor 2300 Turnhout 1 - Standaard Uitgeverij nv - Mechelsesteenweg 203 - 2018 Antwerpen - Verschijnt vijfmaal per jaar in januari, maart, mei, augustus en oktober. Machtigingsnummer 2386570. Erkenningsnummer P3A8091.

Dossier PDossier Participatie p. 14-16articipatie p. 14-16Jonge mantelzorgers aan het woord p. 27Nieuwe reeks: Kindermishandeling p. 37

Page 2: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

| Redactie

Voor tips, informatie, reacties:

Vlaamse overheid – Departement WVGWeliswaarKoning Albert II-laan 35 bus 301030 BrusselTel.: 02-553 07 32 of 02-553 33 76Fax: 02-553 31 [email protected]

NIEUW REDACTIEADRES!| Secretariaat

Voor abonneringen, adreswijzigingen, annuleringen:

Surf naar www.weliswaar.beof contacteerSecretariaat WeliswaarTerlindenlaan 143090 OverijseTel.: 02-686 01 83Fax: 02-686 01 [email protected]

Wat u vandaag niet leest in Weliswaar,leest u morgen op

www.weliswaar.beNU ONLINE MET

| NIEUWS | CAFE SOCIALactualiteiten tussen welzijn en cultuur

| WELNU | CONFERENTIEELuw activiteitenkalender Weliswaar was daar

| GEHOORD OF GELEZEN | BELEID welzijnswetenswaardigheden goed voor uitvoering

| KORTE BERICHTEN | FORUMkondig zelf uw initiatief aan u schrijft, wij blijven

| WAARVAN AKTE juridisch nieuws

Elke week up-to-date welzijns- en gezondheidsnieuws en nog meer korte berichten.

2 weliswaar

Page 3: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

Deelnemen aan het samenlevenParticipatie kan je vergelijken met interactief theater. Niet alle toe-schouwers zijn bereid om meer te doen dan passief op hun stoel tezitten. Op een slechte avond hebben de acteurs het knap lastig omhet publiek tot interactie te verleiden.Met participatie in de maatschappij speelt eenzelfde onwennig-heid. Niet elk individu zal zich op spontane wijze in het vereni-gingsleven engageren. Niet elke maatschappelijke groep lukt hetom op doortastende wijze inspraak in het beleid op te eisen. In datopzicht is het uiteraard geen goede zaak als burgers te veel wor-den gepamperd. In plaats van passief op zorg en dienstverleningte wachten, kunnen burgers ook zelf initiatieven nemen.Het gebeurt dat mensen in armoede met moeite aanspraak kunnenmaken op inspraak, omdat ze er de kans niet toe krijgen. Dit is eenoud en heikel punt. Platformen, verenigingen en organisaties doenwat ze kunnen om hun leden een stem te geven, maar het blijftvechten tegen de bierkaai. De uitzondering op de regel? De vere-nigingen waar armen het woord nemen. Uit hun verhaal blijkt ech-ter dat het afdwingen van inspraak niet volstaat. Je moet ook nogde gepaste methodiek en communicatievorm ontdekken om men-sen te mobiliseren, om te wegen op het publieke debat, om deci-sion makers warm te maken voor de goede zaak.De overheid kan wensen dat haar bevolking actief aan de samen-leving bouwt, maar kan zelf weinig eisen opleggen. Geslaagde par-ticipatie veronderstelt spontaneïteit en oprecht engagement vanvele verschillende burgers in al hun verscheidenheid, geen clubjesbijziende gelijkgestemden, of een ongenaakbare elite.Uiteraard kan de overheid wel een gunstige context voor partici-patie scheppen. Het moet altijd mogelijk zijn je te engageren, zelfsal doe je er wat langer over om de noodzaak van dat engagementte begrijpen. Uit een onderzoek dat we publiceren in dit nummervan Weliswaar blijkt dat participatie aanzet tot participatie. Hetzogenaamde middenveld is nog steeds de kweekvijver bij uitstek.Dat de roep om participatie zo luid klinkt, heeft te maken met eenovervraagde overheid. Die kan niet alle zorgen van de wereld opzich nemen. In participatie ziet de overheid dan ook een beleid datmeer aan de verzuchtingen van de bevolking beantwoordt en eenmiddel tegen onverdraagzaamheid.Het positieve is dat mensen wel degelijk ingaan op de vraag om teparticiperen. In het eerste artikel van ons dossier staat te lezen datde participatie van jongeren in de lift zit en dat ook ouderen – hoelanger hoe mondiger – meer van zich laten horen. Het project‘Buurtschatten’ in Noord-Antwerpen kent succes. In Oost-Vlaanderen gaan mensen enthousiast in op de vragen van het pro-ject rond de ‘Grondrechtenboom’. In Nederland, net over de grens,vinden de mensen ‘Droomtrajecten’ uit om hun buurt te verbete-ren. Vooral het Lokaal Sociaal Beleid maakt het mogelijk om devinger aan de pols te houden en te weten te komen wat de burgerwil en kan, zoals we in Boom hebben opgetekend. Hierbij speelt deoverheid vooral een pragmatische rol. Die overheid moet aan-spreekbaar zijn en inspraak toelaten als ze verwacht dat burgersverantwoordelijkheid nemen voor hun samenleving.

Nico Krols

Inhoudillustraties omslag en dossier |Ief Claessen

weliswaar 3

Dossier: Participatie| Participatie stimuleert participatie . . . . . . . . . . . . . . . . 4Participatie bloeit bij Vlaamse jongeren

| De grijze massa laat van zich horen . . . . . . . . . . . . . . . 6Ook ouderen participeren in beleid en maatschappij

| “Vertrouwen komt met de jaren” . . . . . . . . . . . . . . . . . 9Lokaal Sociaal Beleid in Boom

| Vechten voor kansen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11Ides Nicaise over de participatie van armen

| De schatkamer van de wijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13Samenlevingsopbouw steunt privé-initiatief

| Bewoners aan de macht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15Nederlandse droomtrajecten verbeteren leefbaarheid

conferentieel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17Weliswaar was daar

welnu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19uw activiteitenkalender

personeelsbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20werken in de zorg

waarvan akte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21uw vragen over uw rechten

gehoord of gelezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21welzijnswetenswaardigheden

café social . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22tussen welzijn en cultuur

beleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24goed voor uitvoering

uitgelezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26een selectie nieuwe publicaties

reportageDoen wat je moet doen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27Het verhaal van jonge mantelzorgers

reeks“Het zou ideaal zijn mochten we niet bestaan.” . . . . . . . 30Deel 2: Zorg in Wallonië

reportageHet ministerie van armoede . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35Een terugblik op een kwart eeuw armoedebeleid

Nieuwe reeks!reeks“Mij krijgen ze niet kapot!” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37Kindermishandeling deel 1: getuigenis van een overlever

reportageGroene jongens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41Op de zorgboerderij telt iedereen mee

interviewMinder regels voor meer samenleving . . . . . . . . . . . . . . 43De regulering stimuleert vrijwilligerswerk in Nederland

reeksDe droom van de antipsychiatrie . . . . . . . . . . . . . . . . . 45Tien vragen aan Riet Lochy, Vlaamse in de NederlandseGeestelijke Gezondheidszorg

Weliswaar – welzijns- en gezondheidsmagazine voor Vlaanderen– richt zich tot iedereen die bij het welzijns- en gezond-heidswerk betrokken is. Weliswaar is een sociaal vakblad datbericht over de wetenschap, het beleid en het vele harde werkin de zachte sector. Weliswaar is een uitgave van de Vlaamseoverheid.

www.weliswaar.be

Page 4: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

kleiner. BSO-jongeren komen vaker uitlagere sociale milieus en hebben binnenhet gezin vaak niet zo’n participatiecul-tuur. Dat zijn twee factoren die deel uit-maken van de verklaring. Ouders zijn eenrolmodel voor participatie. Maar ouderskunnen ook een rechtstreekse invloedhebben, door participatie te stimuleren,

informatie te geven of hun kinderen naaractiviteiten te vervoeren.”

| Participatie is dus erfelijk?“Je zou kunnen stellen dat het sociaal erfe-lijk is. Niet alleen het deelnemen aan hetverenigingsleven, maar ook de vorm vanparticipatie wordt ‘overgeërfd’. Zo zijn kin-deren van ouders die lid zijn van sportver-enigingen zelf vaker lid van sportvereni-gingen. Participatie tijdens de jeugd heeftbovendien gevolgen voor het latere leven.We zien dat jongeren die participeren ookals volwassene in verenigingen participe-ren. Jongeren die participeren aan hetjeugdwerk stappen later in socio-cultureleverenigingen, wie als jongere sport blijftvaak sporten als volwassene.”

Patronen in participatie| Zijn er patronen terug te vinden in hoejongeren activiteiten combineren?“We kunnen vier patronen onderscheidendie sterk verschillen naar leeftijd, geslachten onderwijsvorm. Ten eerste is er hetcommerciële circuit: vooral oudere jonge-ren die op café of naar de bioscoop gaan.

| Is er een causaal verband aangetoondtussen de participatie van jongeren enhun attitudes als volwassene?“Voor een stuk wel. Het is altijd een moei-lijke kwestie: zijn mensen democratischingesteld omdat ze vroeger aan verenigin-gen participeerden? Of participeerden zein verenigingen omdat ze al democratisch

ingesteld waren? De waarheid ligt in hetmidden. Het is moeilijk te controleren,daarvoor moet je langdurig onderzoekdoen: vóór ze toetreden tot een vereni-ging, tijdens de periode dat ze lid zijn ennadien. Er is bestaand onderzoek datinderdaad aantoont dat het een combina-tie van beide factoren is, maar ook ditonderzoek werd bekritiseerd. We kunnendus geen sluitend antwoord geven.”

| Welke factoren bepalen wat jongerendoen in hun vrije tijd?“Het geslacht is een belangrijke factor. Eris een groot verschil tussen jongens enmeisjes. Meisjes zijn meer lid van culture-le verenigingen, jongens van sportvereni-gingen. In het jeugdwerk is er geen ver-schil tussen jongens en meisjes. Leeftijdmaakt ook een verschil: in het jeugdwerkneemt participatie af met de leeftijd, bui-ten het jeugdwerk blijft de participatieongeveer hetzelfde. Ook de onderwijsvormis belangrijk, vooral voor de formele parti-cipatie. BSO-jongeren participeren in bijnaalle verenigingen minder. TSO-jongerenook, maar het verschil met ASO-jongeren is

In de periode 2001-2004

onderzocht de onderzoeksgroep TOR

van de Vrije Universiteit Brussel de

maatschappelijke participatie van

jongeren. Een face-to-face-

onderzoek werd gehouden bij een

representatief staal van 1.769

jongeren uit 75 Vlaamse gemeenten.

Wendy Smits verzamelde de

resultaten in een rapport.

| Hoe zijn jullie gestart met het onder-zoek?Wendy Smits: “In 2002 hebben we jongerenopgeleid om enquêtes af te nemen. Wekozen voor jongeren als enquêteurs omdatleeftijdsgenoten meer vertrouwen geven.Dat was nodig omdat we jongeren tussenveertien en achttien wilden bevragen overonderwerpen als hun eerste lief, vriend-schappen en jeugdcultuur. Sommige dingenvertellen ze niet zo makkelijk aan volwasse-nen. Om de invloed van de ouders te meten,hebben we hen schriftelijk ondervraagd.”

| Het onderzoek beschrijft de maatschap-pelijke participatie van jongeren in devrijetijdsruimte, de sociale ruimte en deculturele ruimte. Wat is het verschil tus-sen die drie ruimtes?“De ruimtes overlappen elkaar sterk. Desociale ruimte omvat de participatie inverenigingen, maar ook in minder formelesociale netwerken, zoals het omgaan metvrienden. De vrijetijdsruimte is algemeneren beschrijft allerlei vrijetijdsactiviteiten,bioscoopbezoek, buiten spelen, naarmusea gaan, technische hobby’s, sport. Deculturele ruimte omvat de muziek- enmediavoorkeuren van de jongeren. In dezeruimtes nemen jongeren een bepaaldepositie in die hun houdingen en opvattin-gen sturen. Naast het gezin en de schooldoen deze drie ruimtes dienst als plekkenwaar je wordt wie je bent en waar je je bur-gerschapshoudingen en democratischeideeën vormt.”

| Wat was de reden voor het onderzoek?“Er worden allerlei dingen verwacht vanhet verenigingsleven, vriendennetwerken,de media. Men verwacht effecten van par-ticipatie. Maar zijn die er ook? Het wasvooral interessant de participatie van jon-geren (veertien tot achttien) te onderzoe-ken, omdat de houding tegenover dedemocratie en maatschappij tijdens deadolescentie gevormd wordt.”

Participatie bloeit bijVlaamse jongeren

Participatie stimuleert

participatie

4 weliswaar

Page 5: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

| Is het nuttig om te werken aan de par-ticipatie van ouders, met de sociale erfe-lijkheidsgedachte in het achterhoofd?“Ouders zouden er bewust van gemaaktmoeten worden dat het belangrijk is dat zehun kinderen stimuleren en steunen inhun participatie. Als de ouders het vereni-gingsleven niet zelf hebben meegemaakt,dan is het moeilijk om de kinderen zoverte krijgen. Het is belangrijk ouders bewustte maken van hun invloed.”

| Komt er een vervolgonderzoek?“Een echt vervolgonderzoek is nietgepland, maar voor het Steunpunt Jeugd,Cultuur en Sport werken we mee aan eengrote participatiesurvey. Het is de tweedekeer dat die gehouden wordt, de eerstekeer was in 2004. Ook in deze surveywordt gevraagd naar de rol van het vereni-gingsleven. Daarnaast is er het JOP: hetjongerenonderzoeksplatform. Zij hebbeneen jeugdmonitor en houden regelmatigenquêtes bij jongeren van veertien totvijfentwintig, over verschillende thema’s,ook over participatie.

tekst | Liesbeth Van Braeckelillustraties dossier | Ief Claessen

Daarnaast heb je de jonge jongeren dieveel activiteiten in familieverband doen.Jongens combineren vaak sportieve entechnische activiteiten. Meisjes participe-ren vaker in culturele en zelfontplooiings-activiteiten. Een belangrijke vaststellingvoor beleidsmensen en jeugdwerkers is datBSO-jongeren aan losse initiatieven zoalsfestivals of jeugdhuisactiviteiten makkelij-ker deelnemen dan aan activiteiten die opgeregelde tijdstippen plaatsvinden. Naastdeze drempels zijn er ook culturele drem-pels. Jongeren die lid zijn van jeugdvere-nigingen houden van muziek die anderejongeren kan afstoten. Jeugdwerkersonderschatten het belang daarvan. Imagospeelt bij jongeren een belangrijke rol.”

| Detraditionalisering zou tot individua-lisering leiden. Jongeren maken hunkeuzes steeds individueler, maar blijk-baar gaan ze toch vaak in dezelfde rich-ting?“Jongeren denken dat ze uniek zijn enhelemaal individueel kiezen voor bepaaldemuzieksoorten of tv-programma’s, maarals men kijkt naar de patronen, dan wor-den die sterk bepaald door het geslacht ofde onderwijsvorm.“

Grote kwantiteit, hoge kwaliteit| Hoe staat het met het beleid? Zijn daarnog punten voor verbetering vatbaar?“De maatschappelijke participatie van dejongeren is al hoog. Het zijn vooral bepaal-de groepen die minder participeren. Devraag is: moet iedereen participeren? Alswe ervan uitgaan dat participatie een posi-tief effect heeft op het latere leven is hetaan te raden. Misschien moet eerder deheterogeniteit in verenigingen aangepaktworden. Bepaalde verenigingen bereikenbijna alleen kinderen uit de middenklasse.Is het niet belangrijk dat daar meer varia-tie in komt? We zien dat jongeren die deel-nemen aan activiteiten die de school bui-ten de lesuren organiseert ook meer parti-ciperen in verenigingen. Participatie stimu-leert participatie. Dat kan een aankno-pingspunt zijn voor wie BSO-jongeren wilbereiken. Het gevaar van het mechanismevan cumulatie van participatie is dat altijddezelfde jongeren bereikt worden. Het isdus niet omdat de kwantiteit van de parti-cipatie verhoogt, dat er ook meer mensenbereikt worden. Moeten we dan aan dekwaliteit werken in plaats van aan dekwantiteit? Ook de kwaliteit van het jeugd-werk in Vlaanderen is volgens mij al hoog.”

weliswaar 5

participatie

De voorzieningen van de IntegraleJeugdhulp hebben altijd aandacht gehadvoor de rechtspositie van minderjarigen.Het decreet betreffende de rechtspositievan minderjarigen werd op 7 mei 2004goedgekeurd en is sinds 1 juli 2006 vankracht. Daarmee werd de aandacht voor derechtspositie van minderjarigen geformali-seerd. Dit decreet hangt nauw samen met

participatie: als minderjarigen hun rechtenkennen en inspraak krijgen, bevordert ditautomatisch hun participatie. Een werk-map rond het decreet werd verspreid bij debetrokken voorzieningen van de IntegraleJeugdhulp. Er zijn ook brochures over derechten van minderjarigen. Meer info opwww.rechtspositie.be.

Decreet rechtspositie minderjarigeIntegrale Jeugdhulp

Participatie is een recht. Bij de rechtenvan jongeren vinden we onder andere hetrecht op vrije tijd en het recht op contactmet vrienden. Het Internationaal Verdraginzake de Rechten van het Kind is waar-schijnlijk de enige tekst ter wereld die eenrecht op spel bevat. Spel en vrije tijd zijninderdaad belangrijk voor jongeren: tijdom rond te hangen met vrienden, om tesporten, om actief te zijn in een vereni-ging of club. Ook vrienden zijn belangrijkvoor jongeren. Jongeren hebben recht opde ruimte en de mogelijkheden om vrien-

den te maken en te ontmoeten, om metvrienden rond te hangen, relaties aan tegaan, en om gewoon plezier te maken metelkaar. Wanneer ouders vermoeden datbepaalde vriendschappen hun kind scha-den, kunnen zij die beperken (zie ookwww.kinderrechten.be). De Kinderrechtswinkel verdeelt een vor-mingsmap van Unicef met de titel ‘Mondhouden of meepraten’. Naast algemene tek-sten over de rechten van kinderen om deelte nemen aan de samenleving, worden indeze map over kinderparticipatie talloze

Participatie is een recht

praktische voorbeelden van initiatievenbelicht. Er worden ook methodieken aan-gereikt om de meningsuiting en de partici-patie van minderjarigen te stimuleren. Demap kost tien euro en is te bestellen bij deKinderrechtswinkel, Hoogstraat 81, 9000Gent | 070-21 00 71 | [email protected]. Ook op de site van deOndersteuningsstructuur BijzondereJeugdzorg (www.osbj.be) en bij deKinderrechtencoalitie (www.kinderrech-tencoalitie.be) zijn interessante links rondparticipatie te vinden.

Meer info: www.vub.ac.be/tor

Page 6: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

schepen die bevoegd was voor ouderenbe-leid. Nu is dat 93%.” Mogen we dan aan-nemen dat het percentage gestegen isdankzij het decreet? Volgens Sels heeft dateerder te maken met het decreet LokaalSociaal Beleid, dat al iets ouder is. Alsgevolg van dit laatste decreet moeten degemeenten een Lokaal Sociaal Beleidsplanopmaken. Sels: “In driekwart van die plan-nen bleek ouderenbeleid het belangrijkstethema. Sommige regels uit het decreetLokaal Sociaal Beleid vinden wij zelfs gun-stiger om tot een ouderenbeleid te komen.Volgens ons is een schepen van ouderenbe-leid geen must. De voorzitter van het OCMW

kan evengoed de politieke verantwoorde-lijkheid dragen. Het is aan het lokale

decreet vermeldt ook dat de Vlaamse over-heid subsidies kan geven aan lokale bestu-ren. Maar die zijn voorlopig nog niet vast-gelegd in de begroting. Men heeft gekozenom in eerste instantie tweedelijnsonder-steuning te geven, via de VVSG. Wij onder-steunen dus de ontwikkeling van hetbeleid.” De vraag is natuurlijk in hoeverregemeenten gemotiveerd zullen zijn om tevoldoen aan de – soms toch wel zware –voorwaarden van het decreet als er noggeen subsidies voorzien zijn. Volgens ElkeVastiau, stafmedewerker ouderenbeleid enouderenvoorzieningen van de VVSG, zijn degemeenten alvast goed bezig: “In 2004,toen er nog maar net sprake was van hetdecreet, had 55% van de gemeenten een

Sinds een paar jaar heeft

Vlaanderen een decreet dat een

inclusief Vlaams ouderenbeleid en

de participatie van ouderen aan het

beleid stimuleert. Er worden

beleidscoördinatoren opgeleid en

ouderenadviesraden opgericht.

En universiteiten onderzoeken de

behoeften van ouderen. Ouderen

laten de jongere generaties ook

niet langer in hun plaats beslissen:

via ouderenraden willen zij

inspraak op elk beleidsniveau.

Het mag duidelijk zijn: de steeds

groter wordende groep

zestigplussers roert zich in onze

samenleving.

Peter Sels is stafmedewerker Lokaal SociaalBeleid bij de VVSG (Vereniging van VlaamseSteden en Gemeenten) en geeft meer uit-leg over het luik ‘lokaal ouderenbeleid’ vanhet decreet. “Het decreet geeft aan hoe jehet best een lokaal ouderenbeleid voert.Dat kan onder andere door een schepenaan te stellen, door een beleid te voerendat vorm krijgt via participatie. Het

De grijze massalaat van

zich horen

6 weliswaar

Page 7: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

zou houden, maar dat deprovincies de coördina-tie zouden opnemen en dat gepensioneer-den uit de gemeenten zouden wordenopgeleid tot onderzoeksbegeleiders. Debevraging gebeurde door de senioren zelf.“Brugge was de eerste stad die het onder-zoek afrondde”, herinnert Verté zich. “Dedag na de persconferentie stonden deresultaten in alle kranten. Onze telefoonstond meteen roodgloeiend. Gemeentenvroegen of ze ook konden instappen.Kabinetten wilden meer weten. Aanvan-kelijk zaten we met een capaciteitspro-bleem, maar nadat we processen automati-seerden en standaardiseerden, konden wenog een aantal gemeenten laten instappenin de eerste ronde van het onderzoek.” Dieeerste ronde is ondertussen afgesloten.Over die eerste onderzoeksronde verschijntop 6 november een boek met de kerncijfersvoor de 75 gemeenten die aan het onder-zoek deelnamen.

Maar het blijft niet bij die eerste onder-zoeksronde. Een tweede ronde is gestart entegen eind 2008 zullen de senioren vanongeveer de helft van de Vlaamse gemeen-ten ondervraagd zijn over hun behoeften.“Opvallend is dat er van gemeente totgemeente gigantische verschillen zijn,maar dat die wegvallen wanneer we de pro-vincies met elkaar vergelijken”, merktVerté op. In de ene gemeente doet 8% vande zestigplussers aan vrijwilligerswerk, ineen andere gemeente loopt dat percentageop tot 27%. Hoe zijn deze verschillen dante verklaren? “Hoe meer inspanningen jelevert om vrijwilligers in te schakelen inlokale initiatieven, hoe groter het rekrute-ringspotentieel wordt. Het is een soortsneeuwbaleffect. Hetzelfde geldt voor par-ticipatie in het verenigingsleven. Ook watbetreft huisvesting en onveiligheidsgevoe-lens zijn er grote verschillen. Voor die ver-schillen gaan we in de toekomst nog ver-klaringen zoeken.”

bestuur om deze keuze te maken. Veelgemeenten kiezen er op dit moment nogvoor om geen apart ouderenbeleidsplan opte maken, maar om het thema te behande-len in het Lokaal Sociaal Beleidsplan. Hetis perfect mogelijk om op die manier degeest van het decreet op de ouderenparti-cipatie te bewaken. Wil dat zeggen dat degemeenten slecht bezig zijn? Ik denk hetniet. Integendeel.”Het aanstellen van een ouderenadviesraad iseen andere voorwaarde van het decreet.Vóór het decreet hadden 80% van de

gemeenten een ouderenadviesraad. Nu heb-ben 90% van de gemeenten er één of plan-nen ze die tijdens deze legislatuur. In eenaantal gemeenten zijn ouderen al vertegen-woordigd in de welzijnsraad, de cultuurraad,de sportraad. Sommige besturen vinden hetoprichten van een ouderenadviesraad eenstap terug, omdat ze er al jaren overgewaakt hebben dat de ouderen in elke raadvertegenwoordigd zijn. Sels: “De geest vanhet decreet wordt ook op die manier geres-pecteerd: participatie is het fundament endaar wordt op die manier ook aan voldaan.”

De VVSG helpt lokale besturen met info entips om een ouderenbeleid te voeren.Gemeenten moeten ook een ouderenbe-leidscoördinator aanstellen en opleiden.Voor die opleiding stond de VVSG in, samenmet het HIG (Hoger Instituut voorGezinswetenschappen). De opleiding totouderenbeleidscoördinator omvatte een

brede waaier aan kennis over het domein.De VVSG belichtte vanuit een methodolo-gisch standpunt inspraakprocessen, hetschrijven van plannen en de politieke con-text. Het HIG lichtte de sociologische enpsychologische kant van de zaak toe.Volgens Sels is het niet noodzakelijk dateen ouderenbeleidscoördinator op voor-hand al beslagen is in dat beleidsdomein.Gemeenten moeten die aangeduide persoonwel de ruimte en de kans geven kennis tebundelen en zich te specialiseren. Nietalleen een zekere expertise, maar ook het

talent om mensen bij elkaar te brengen isvan belang voor die functie. “Een ouderen-beleidscoördinator moet niet alles wetenover mobiliteit, maar moet wel weten wie inzijn gemeente met mobiliteit bezig is enmoet die persoon sensibiliseren om reke-ning te houden met ouderen. Hij moet dusniet alle details kennen, maar is – zoals hetwoord zegt – een coördinator”, aldus Sels.

OuderenbehoeftenonderzoekWie ouderen wil laten deelnemen aan demaatschappij, moet natuurlijk weten waarzij mee bezig zijn, wat ze denken, wat hunbehoeften zijn. Dominique Verté van devakgroep Agogische Wetenschappen aan deVUB startte op vraag van een aantalgemeentes een ouderenbehoeftenonder-zoek naar aanleiding van het decreet op deouderenbeleidsparticipatie. De verschillen-de betrokken partijen besloten dat de VUB

het wetenschappelijke gedeelte in handen

weliswaar 7

Ook ouderenparticiperen in beleid

en maatschappij

Participatie, ontplooiing en ontwikkelingvan alle ouderen, zowel individueel als col-lectief, staan centraal in het Vlaamseouderenbeleid. Volgens die missie moetparticipatie hier zowel begrepen wordenals “gebruiken maken van, genieten van”als in de scheppende, creatieve betekenis:“mee vorm geven aan”. Participatie vanouderen is niet alleen een beleidsmiddel,maar een permanent beleidsdoel. Het

beleid wil zoveel mogelijk voorwaardencreëren om talenten, behoeften en nodenvan ouderen een plaats te geven. Dezemissie wordt gekoppeld aan een visie.Hierin wordt benadrukt dat de missie vormmoet krijgen in alle structuren en niveausvan het beleid, én in dialoog met de doel-groep. Het ouderenbeleid wil bijdragen totgemeenschapsvorming en intergeneratio-nele solidariteit. Het beleid steunt op de

De missie en visie van een Vlaams ouderenbeleidovertuiging dat de oudere in staat is zowelop persoonlijk vlak als in zijn socialeomgeving zijn verantwoordelijkheid tenemen. En ook dat hij recht heeft opmaatschappelijke ondersteuning wanneerhet opnemen van deze verantwoordelijk-heden moeilijker wordt. Meer info: www.wvg.vlaanderen.be/juri-wel/ouderenzorg

participatie

t

Page 8: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

participatie

De onderzoekers hebben nu voldoendemateriaal uit het toegepast onderzoek omaan fundamenteel onderzoek te doen. In2008 willen ze op basis van de resultatenvan de eerste onderzoeksronde elke tweemaanden een publicatie rond een anderthema uitbrengen: onveiligheid, huis-vesting, mobiliteit, zingeving, sport, vrijetijd. Dit zal gebeuren in samenwerking metandere onderwijsinstellingen en specia-listen. We geven alvast een greep uit deeerste resultaten. Wat beschouwen ouderenals de grootste problemen in hun buurt? Tedruk verkeer, een tekort aan vrienden enfamilie, te weinig voorzieningen en lawaai-hinder. Opvallend genoeg vinden ze dat ervaak te veel ouderen in hun buurt wonen.Van te veel jongeren of allochtonen hebbenze echter helemaal geen last. Cafés, doktersen kappers zijn er voldoende in de buurt.De ouderen zouden dan wel weer graagmeer openbare toiletten, rustbanken, krui-deniers, postkantoren en banken dichtbijhun huis hebben. Verté: “Ouderen liggendus vaak wakker van dingen die helemaalniet zo duur of moeilijk te verwezenlijkenzijn. Een rustbank plaatsen of een voetpadherstellen, dat kost niet veel tijd en geld.Dit zijn zaken waar lokale beleidsmakersmeteen concreet mee aan de slag kunnen.”Tot slot geeft Verté nog een tip mee om departicipatie van ouderen te verhogen.“Tijdens ons onderzoek voelden we aan datmensen die met pensioen gaan graag ietszinvols willen doen. Het probleem is datniemand hen vraagt en dat ze zelf nietaltijd weten waar ze hun vraag moetenstellen. Er zou een participatiecultuur eneen lokaal rekruteringsbeleid moeten ont-wikkeld worden, zodat die mensen makke-lijker aanspreekbaar worden. Spreek demensen aan op hun competenties. Veelouderen willen nog iets betekenen voor demaatschappij, het is alleen een kwestie zete vinden en aan te spreken.”

Ouderen praten mee over allebeleidsdomeinenNaar aanleiding van het decreet op debeleidsparticipatie van ouderen werd hetVlaams OOK (Vlaams Ouderen OverlegKomitee vzw) aangesteld als VlaamseOuderenraad. De hoofdopdracht is adviesuitbrengen aan de Vlaamse Regering overouderenaangelegenheden, zowel op eigeninitiatief als op vraag van de overheid. Deraad moet ook de bevolking, en vooral deouderen, informeren en sensibiliseren overouderenthematieken en het ouderenbe-leid. Sensibiliseren gebeurt vooral via dejaarlijkse Ouderenweek (zie rubriekConferentieel p. 17) en het tweejaarlijkseOuderenparlement.

Mie Moerenhout, directeur van de VlaamseOuderenraad, benadrukt dat de raad grootbelang hecht aan inspraak en participatie:“Ouderen willen niet dat de jongere gene-raties over hen beslissen zonder hen teraadplegen. Ouderen hebben ook deel uit-gemaakt van alle vorige generaties, zehebben levenservaring en kennen degeschiedenis. Die ervaring kan je toch nietzomaar aan de kant schuiven? Jongerenmogen dan misschien wel kennis hebbenover wat het is om ouder te worden, oude-ren zijn de enigen die het ook ervarenhebben.” Ouderen hebben steeds meermogelijkheden en kansen om hun zeg tedoen. Bij de huidige generatie ouderen zit-ten al heel wat mensen die hogere studiesgedaan hebben en een vergadercultuurhebben. Volgens Moerenhout houdt eengebrek aan vergadercultuur ouderen niettegen om hun gedacht te zeggen: “Als zehet niet in vergaderingen komen zeggen,dan hoor je het wel tussen pot en pint.” Deleden van de Vlaamse Ouderenraad zijn heter over eens dat elke gemeente haar oude-renadviesraad moet hebben. Die moetrepresentatief samengesteld zijn, zodat

adviezen gedragen worden door de oude-ren van de gemeente. Vanuit de oudere-nadviesraad worden dan best leden afge-vaardigd naar alle andere adviesraden. DeVlaamse Ouderenraad vreest dat als hetouderenbeleid alleen in het Lokaal SociaalBeleidsplan wordt opgenomen, het risicobestaat dat het zich zal beperken tot eenouderenzorgbeleid. Ouderen willen echterniet alleen verzorgd worden, maar ook deel-nemen aan het culturele en maatschappe-lijke leven en ze willen aan sport doen.

Het is niet altijd even eenvoudig maatre-gelen voor ouderen in te passen in hetbeleid. Er zijn immers nog nooit zoveelouderen geweest als nu en mensen zijnnog nooit zo oud geworden. Ook wordenouderen ouder in een betere gezondheid.Ook dat heeft onze maatschappij nognooit zo massaal meegemaakt. Met het feitdat ouderen nu inspraak krijgen via oude-renadviesraden moet het beleid nog lerenomgaan. Mie Moerenhout vindt zo’n oude-renadviesraad niet meer dan vanzelfspre-kend: “Er bestaan al zo lang jeugdadvies-raden, waarom dan geen ouderenadvies-raad?” Inspraak in het beleid kan gezienworden als indirecte participatie. De recht-streekse participatie van ouderen in depolitiek is niet zo uitgebreid en situeertzich vooral op gemeentelijk niveau.Moerenhout verklaart dit als volgt:“Politiek is de laatste jaren sterk geprofes-sionaliseerd. Een politiek mandaat is eenfulltime job geworden die vaak te zwaar isvoor ouderen. Daarom is indirecte inspraakdes te belangrijker. Wij willen een beleidvóór alle generaties, mét alle generaties.De Vlaamse Ouderenraad pleit niet vooreen ouderenpartij, want die zou te eenzij-dig met ouderenthema’s bezig zijn.Ouderen willen wel meepraten over allebeleidsdomeinen, vooral over wat hen aan-belangt bij het ouder worden.”

tekst | Liesbeth Van Braeckel

8 weliswaar

In elk rusthuis moet een bewonersraadworden opgericht die ten minste éénmaalper trimester vergadert. De raad wordtsamengesteld uit bewoners van het rust-huis. De lijst met de namen van de ledenmoet op een goed zichtbare plaats wordenuitgehangen. Van de vergaderingen wordttelkens een verslag gemaakt dat alle bewo-ners kunnen inkijken. Wanneer de bewo-ners zo zorgbehoevend zijn dat zij nietkunnen meepraten in een bewonersraad,

kan eventueel een vervangende of aanvul-lende familieraad georganiseerd worden.Daarnaast moet in elk rusthuis eenregister voor suggesties, bemerkingen ofklachten aanwezig zijn. De persoon dieeen klacht formuleert moet steeds op dehoogte worden gebracht van het gevolgdat eraan wordt gegeven. Op die manierkan inspraak in rusthuizen gegarandeerdworden.

Bewonersraden in rusthuizen

Vlaamse Ouderenraad, Koningsstraat 136, 1000 Brussel | www.vlaamse-ouderenraad.be |[email protected]

VVSG, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel |www.vvsg.be | [email protected]

Dominique Verté,www.vub.ac.be/agog

Page 9: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

niet vooruitlopen. Er is nog geen uitgewerktconcept. Tegen 2009 zal het wel lukken.”

Doelgroepen en gemeente delen verantwoordelijkheidBoom heeft jarenlang een beleid gevoerdwaarbij de allochtone gemeenschap nauwe-lijks betrokken kon worden. Vijf jaar gele-den werd Saïda Isbai aangesteld, nadatenkele leden van de allochtone gemeen-schap de burgemeester overtuigden van denoodzaak en de meerwaarde van een inter-cultureel bemiddelaar van allochtone origi-ne. Het was budgettair niet haalbaar omeen integratiedienst op te richten. Inplaats daarvan is er een diversiteitsambte-naar aangesteld. Saïda Isbai is gematigdoptimistisch: “Er is veel veranderd. Wehebben al enkele jaren een schepen vandiversiteit, die tegelijkertijd burgemeesteris. Vanaf volgend jaar wordt het Beleidsplangeconcretiseerd. De eerste jaren zag ik

overigens één van de belangrijke peilers isvan het Lokaal Sociaal Beleid. Met watgoede wil kan de loketfunctie die SaïdaIsbai vervult, worden beschouwd als eenverre voorloper van het Sociaal Huis, datten laatste in 2009 door elke gemeentemoet worden gerealiseerd. Elke burger zalin het Sociaal Huis informatie krijgen overwelzijn, de mogelijke hulp- en opvangmo-gelijkheden, en de bestaande voorzienin-gen. Saïda Isbai: “We moeten eerst werkmaken van het Beleidsplan. Het SociaalHuis is een volgende stap, maar we mogen

In Boom hebben het

gemeentebestuur en het OCMW een

Lokaal Sociaal Beleidsplan

opgesteld. De ondertitel van het

beleidsplan luidt: ‘Wat kunnen we

doen voor ú?’ Maar minstens even

belangrijk is de vraag: ‘Wat kunt u

voor óns doen?’ Waarbij ‘ons’

verwijst naar alle zestienduizend

inwoners van Boom.

De rode draad in het Boomse LokaalSociaal Beleidsplan is participatie. Zo luidtéén van de doelstellingen: “het bevorderenvan de deelname aan het maatschappelijkleven en beleid” en “het verlagen van detoegankelijkheidsdrempel van de gemeen-telijke adviesraden”. De uitwerking vanhet plan volgt tussen 2008 en 2013.Voortaan zal het beleid rekening moetenhouden met de noden en behoeften van dedoelgroepen, waarvan kansarmen enetnisch-culturele minderheden de hoofd-moot vormen. Dat is een werk van jaren,want het is niet zo dat leden van de doel-groep, ambtenaren, schepenen en burge-meester plotsklaps rond de tafel gaan zit-ten om een constructief gesprek te voeren.Hoe overwint het lokale bestuur het wan-trouwen, de culturele verschillen en detegengestelde belangen? Voorwaarden zijneen goede organisatie, een sfeer van open-heid, de bereidheid om informele gesprek-ken aan te gaan én een grote dosis vrij-willig engagement. In Boom werken ze de

laatste jaren aan een mentaliteitswijzi-ging, zowel bij de doelgroepen als bij hetbestuur. Het Lokaal Sociaal Beleid moet erwel bij varen.Saïda Isbai bemant op haar eentje dedienst Diversiteit van Boom. Ze heeft veeltaken: onthaal-, opvang- en emancipatie-beleid, beeldvorming, tewerkstelling enonderwijs. De Bomenaar van allochtoneorigine wordt door haar op weg geholpenin de administratieve doolhof. Isbai dele-geert veel naar andere diensten, omdatBoom kiest voor een inclusief beleid – wat

Lokaal Sociaal Beleidin Boom

“Vertrouwenkomt

met de jaren”

weliswaar 9

Page 10: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

participatie

wekelijks een drietal mensen aan hetloket. Nu zijn dat er makkelijk honderd.Het vertrouwen van de mensen groeit.”Participatie betekent dat de stem van deburgers gehoord wordt. BurgemeesterPatrick Marnef wil er voor iedereen zijn.Saïda Isbai helpt hem daarbij: “Jaarlijksmaak ik voor het college een inventaris vande knelpunten. Daar worden dan actieplan-nen van gemaakt. We hebben in Boom alenkele jaren een Diversiteitsraad met al-lochtone verenigingen en burgers. De raadmoet het beleid mee inhoud en kleurgeven, en plaatst thema’s op de agenda.Daar wordt in het college ook echt naargeluisterd.” In Boom zijn zes allochtone verenigingen.Saïda Isbai: “Het moeilijkste is een ver-trouwensrelatie uitbouwen met de vereni-gingen. We moeten de klemtoon leggen opgedeelde verantwoordelijkheid. Tewerk-stelling is een heikel punt. Om echt doel-treffend rond deze problematiek te werken,moet ook de allochtone gemeenschap zichopenstellen en ons informatie geven.Vroeger was het integratiecentrum Prismavzw hier actief. Zij konden zich neutraalopstellen. Nu heeft de gemeente die rolovergenomen. Maar we zijn als gespreks-partner ook betrokken partij. Dat maakthet niet eenvoudig. De verenigingenschrikken terug voor onze dubbele rol. Deinformatie die ze ons verstrekken, zou ookwel eens tegen hen kunnen wordengebruikt. Een typisch voorbeeld is hetofferfeest. Dat werd jarenlang in de illega-liteit georganiseerd. We hebben dat vooralle partijen op een bevredigende maniergeregeld. Aanvankelijk redeneerde de mos-keevereniging echter defensief: ‘Als wij henvertellen hoe en waar we de schapen slach-ten, dan gaan ze ons beboeten en daaromspelen we geen open kaart.’ We hebben eenschapenhandelaar als externe expert aan-gesteld. De dialoog met de moskeevereni-ging verloopt nu prima. Vertrouwen komtmet de jaren.”“Het Lokaal Sociaal Beleid is een noodzaakvoor een gemeente als Boom. De bevolkingtelt ruim 3% allochtonen, vooralMarokkanen. De laatste jaren is er eengrote toestroom van mensen uitMacedonië, ex-Joegoslavië en Kosovo. Erzijn samenlevingsproblemen, zoals hang-jongeren op de markt. De jeugddienstzoekt manieren om hen een zinvolle vrije-tijdsbesteding te bieden. Maar dat volstaatuiteraard niet. De uitdaging van hetBeleidsplan is dan ook om alle diensten telaten samenwerken. Onderwijs, jeugd,sport, cultuur en welzijn zouden in één

overkoepelende en gecoördineerde dienstmoeten samenwerken. Ze zouden ook opbasis van de diversiteitsgedachte moetenopereren. Dat moet een automatischereflex worden. Volgens het Beleidsplan zul-len we trouwens niet langer doelgroepge-richt werken. We hebben het Beleidsplanonderverdeeld in thema’s: jeugd, tewerk-stelling, huisvesting, gezondheidszorg,kansarmoede en psychosociale hulp. Alledoelgroepen worden samengenomen.Allochtonen worden niet langer apartbenaderd. Dat vind ik een goede evolutie.Diversiteit vraagt niet om een diversebenadering, maar net om een integraleaanpak. Iedereen moet er baat bij hebben.”

Engagement Nourdine El Kaouakibi is voorzitter van éénvan de twee allochtone jongerenverenigin-gen in Boom, waar uiteraard elke jongerewelkom is. Nour vzw begon als een vrien-dengroepje dat samen wilde voetballen engroeide uit tot een vereniging die werktrond zinvolle vrijetijdsbesteding en de leer-achterstand van Marokkaanse jongeren.Nourdine El Kaouakibi: “We werken metenthousiaste vrijwilligers en organisereneducatieve en recreatieve activiteiten. Inde nabije toekomst hopen we aan huistaak-begeleiding te doen. Na de start namen wecontact met de Boomse jeugdraad. De voor-zitter heeft ons goed bijgestaan en vondonze vzw een meerwaarde voor de jeugd-werking. De lokale politiek was blij dat ereindelijk iets bewoog in de allochtone jon-gerengemeenschap.”Nourdine zetelt ook in de Diversiteitsraad.“Participatie is uiteraard een goede zaak,maar ook een moeilijk proces. De allochto-ne verenigingen staan nog in de kinder-schoenen en krijgen zich maar moeilijkgeorganiseerd. Dat maakt het lastig omzich voluit te engageren in het Boomsebeleid. Het gemeentebestuur beseft datniet altijd. Het is opvallend dat we in deDiversiteitsraad altijd terugvallen op drie àvier mensen die zich inzetten en het woordnemen. Ik hoop dat de middelen die voort-vloeien uit het Lokaal Sociaal Beleidsplandaar verbetering in kunnen brengen.”Volgens Nourdine El Kaouakibi wordt ersteeds beter naar de doelgroep geluisterd.“Ik voer al jaren een dialoog met burge-meester, schepenen en ambtenaren.Uiteindelijk heeft dat respect afgedwongenen vertrouwen gecreëerd. Ze zien in dat wevooruit willen en dat het beter is om diedialoog aan te gaan, zodat mensen nietopbranden of gefrustreerd raken. De laatstetwee jaar is er veel veranderd. Allochtone

verenigingen werden vroeger niet door degemeente gesubsidieerd, nu wel. Ook delaatste beleidsverklaring stelt expliciet datwe betrokken moeten worden bij hetbeleid. Of nog beter: álle Bomenaren moe-ten erbij worden betrokken.”Participatie heeft alles te maken met mon-digheid, vindt El Kaouakibi. “Dat vergt”,zegt hij, “een degelijke opvoeding, oplei-ding én de beheersing van de Nederlandsetaal. Dat is een langzaam proces. In Boomis er stilaan de bewustwording datNederlandse taalvaardigheid een must is.We moeten daar de nadruk op blijven leg-gen. Ik hoop vooral dat de allochtonen,die zich sterk en weerbaar hebbengetoond, zich inzetten en het lokale beleidadviseren. Maar daar knelt het schoentje.Succesvolle allochtonen, die sowieso al inde minderheid zijn, zetten zich maar zel-den in voor het algemeen belang. Ik vinddat zij in hun hart moeten kijken, eengewetensonderzoek doen en zich moetenengageren. Zij hebben blijk gegeven vankarakter en doorzettingsvermogen, maarbeperken zich tot hun gezin en hun kleineleefwereld. Nochtans hebben we net henhet hardst nodig. Trouwens, wie als alloch-toon de allochtone gemeenschap helpt eneen stem geeft, helpt uiteindelijk heelVlaanderen. Helaas kan je niemand force-ren om te participeren. Kijk, heel watBoomse allochtonen zijn ongerust over deleerachterstand van hun kinderen. Het zoual heel wat zijn als meer mensen bereidzouden zijn om bijvoorbeeld twee uur perweek aan huiswerk- of tewerkstellingsbe-geleiding te doen.”

Nourdine El Kaouakibi was één van demensen die pleitte voor de aanstelling vaneen diversiteitsambtenaar. Die kwam ermet Saïda Isbai. Onlangs vroeg hij het col-lege om te investeren in huiswerkbegelei-ding. Het college heeft beloofd om naareen oplossing te zoeken. De jonge voorzit-ter heeft nog een tip voor iedereen in hetmiddenveld die wil wegen op het beleid:“Het bestuur ziet graag dat je er als groepstaat en spreekt, en met concrete voor-stellen komt. Wat de huiswerkbegeleidingbetreft, hebben we alles reeds uitgedok-terd: wie de doelgroep is, waar de begelei-ding kan doorgaan en hoeveel vrijwilligerswe hebben. Dan wordt er naar je geluisterden wordt er naar middelen gezocht om hetproject mogelijk te maken.”

tekst | David Nolens

10 weliswaar

Page 11: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

getuigt van een zekere rijpheid in de rela-tie tussen de verenigingen en de overheid.Ook een pluspunt in Vlaanderen is dat ereen decreet bestaat, het fameuze Decreetvan 21 maart 2003 inzake Armoedebe-strijding. Er is ook een kader waarin dezeverenigingen subsidie krijgen. Wettelijk isook vastgelegd dat de verenigingen hunkritiek kwijt kunnen, zonder dat ze finan-

cieel gemuilkorfd worden. Bovendien heb-ben ze de criteria vastgelegd waarmee zeelkaar en zichzelf erkennen. De methodiekvolgt de fameuze zes criteria: ze moetentelkens opnieuw de armste mensen blijvenzoeken, structureel werken, armen vereni-gen, hen het woord geven, emanciperendwerken en in dialoog treden met de restvan de samenleving. Met andere woorden,Vlaanderen en België hebben een kader datparticipatie mogelijk maakt.”

Strategische armoedebestrijdingParticipatie is een veeleisende en vooraldure kwestie. Niet iedereen is ervan over-tuigd dat de verenigingen in staat zijn omde middelen die ze krijgen zelf goed tebeheren. Krijgen de verenigingen te veelsubsidies? “Neen, ze zijn absoluut ontoe-reikend”, vindt Ides Nicaise. “Daarover isbijna iedereen het eens. De subsidie iszeker ontoereikend voor mensen die inextreme bestaansonzekerheid leven. Eenaantal verenigingen dat hard en goed

logger en ze zijn nooit zeker dat ze echtrepresentatief zijn.” Niet dat Vlaanderenqua participatie van mensen in armoedeachteroploopt in vergelijking met andereEU-lidstaten, vindt Nicaise. “We moetenniet blozen. Zeker in vergelijking met delanden uit Centraal- en Oost-Europa waarde civiele maatschappij onder het commu-nisme gedeeltelijk is vernietigd en waar

nog steeds een groot wantrouwen heerst.Niet ten onrechte, want vaak zijn armoe-deverenigingen daar eenmansinitiatievenzonder enige vorm van representativiteit.”

Hoe zit het met landen en regio’s die dich-ter bij ons liggen? Ides Nicaise: “In tegen-stelling tot onze Franstalige landgenotenhebben wij Vlamingen het voordeel datonze verenigingen overkoepeld zijn. Viahet Vlaams Netwerk zijn de verenigingenhaast gedwongen om zich te federeren. Viahet Belgische Steunpunt Armoede-bestrijding wordt een permanent overlegmet diverse overheden en met het midden-veld gevoerd. Een prima zaak. Het gaat deversnippering tegen en geeft de verenigin-gen meer slagkracht. Niet dat ze altijdgelijk halen. Er zijn duidelijke voorbeeldenvan dossiers die niet vlotten. Zoals hetleefloondossier, een federale kwestie waarde meningen van beleid en verenigingenfors uiteenlopen. De verenigingen hebbende leefloonwet nooit geaccepteerd. Dat

Een rist verenigingen probeert de

mens in armoede anno 2007

dichter bij bestuur, sport, onderwijs

en cultuur te brengen. Net als de

uitroeiing van armoede blijkt de

participatie van armen nog steeds

problematisch. “Het is al twintig

jaar lang hard knokken”, zegt Ides

Nicaise. “Maar ik ben niet

pessimistisch.”

Een pijnlijke paradox, zo noemde MarkElchardus (VUB) de nuchtere vaststellingdat een sterk toegenomen welvaart inVlaanderen ook geleid heeft tot meerarmoede en ongelijkheid. Bijna 11% vande Vlaamse bevolking leeft onder deEuropese armoedegrens. Hun stem, hoezwak ook, moet gehoord worden. Geenbeleid met het opgeheven vingertje, maareen participatief beleid. Dat is de betrach-ting van de vele Vlaamse verenigingenwaar armen het woord nemen. Op enkeleuitzonderingen na gaat het meestal omkleinschalige initiatieven. Zij worden over-koepeld door het Vlaams Netwerk van ver-enigingen waar armen het woord nemen.“De verenigingen zijn verschillend in aarden opzet”, weet voormalig senator JacintaDe Roeck, die zich ook de komende jarenop armoedebestrijding concentreert.“Sommige organisaties beperken zich totgezellig samenzijn, anderen organisereneenmaal per jaar op 17 oktober de wereld-dag tegen armoede. Er zijn echter ook heelwat verenigingen met een professioneleaanpak. Ze werken jarenlang rond thema’szoals onderwijs, energie of gezondheids-zorg. Zo bouwen ze samen met experts enprofessionele begeleiders aan expertise dieter zake doet. De Limburgse vzw Dynamobijvoorbeeld zit al verschillende jarensamen aan tafel met de Limburgse OCMW’s.Samen hebben ze de brochure ‘SocialeVoordelen’ ontwikkeld. We moeten ervoorzorgen dat die expertise niet verlorenraakt en in het beleid gebracht wordt. Hetzijn waardevolle bronnen, zowel op fede-raal, gewestelijk, provinciaal als gemeente-lijk niveau.”

“Hoewel die lokale verenigingen flexibelkunnen inspelen op vragen en noden, ont-breekt het hen aan slagkracht; vooral opbeleidsniveau”, vindt Ides Nicaise, voorzit-ter van het Steunpunt Armoedebestrij-ding. “Ze spreken immers minder met éénstem, de organisatie van de inspraak is

Ides Nicaise over de participatie van

armen

Vechten voor kansen

weliswaar 11

Page 12: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

participatie

werkt, geraakt daardoor niet erkend. Eenandere, veel gehoorde opmerking is dat degrote verenigingen bijna symbolischbetoelaagd worden in vergelijking met hetwerk dat ze presteren. Toch moeten weniet naïef zijn. Ook een volledige subsi-diëring is niet goed, omdat het de vereni-gingen te afhankelijk zou maken van deoverheid. ATD Vierde Wereld bijvoorbeeld,een internationale niet-gouvernementeleorganisatie voor armoedebestrijding,draait daarom voor driekwart op giften.”

Praten is één zaak, gehoord worden eenandere. De Koning Boudewijnstichtingorganiseerde op 24 september in Gent hetcolloquium ‘Europa nabij? Dialoogdag overarmoede en sociale insluiting.’ Tijdens hetcolloquium werden de methodes onder-zocht die de EU hanteert om haar lidstatenertoe aan te zetten armoede en sociale uit-sluiting op een strategischemanier te bestrijden: deLissabon-doelstellingen, deOpen Coördinatiemethode enhet Nationaal Actieplan SocialeInclusie. Ides Nicaise: “In hetdaaropvolgende debat over par-ticipatie van armen heb ik departicipatieparadox aangestipt.Enerzijds hebben de verenigin-gen en vooral hun leden hetgevoel dat ze steeds vaker omhun mening gevraagd worden endat ze enorm veel energie ste-ken in participatie. Anderzijdstwijfelen ze aan de luister- eninvesteringsbereidheid van hetbeleid om hun kennis en know-how te valoriseren.”

Naar een concreet voorbeeld moet IdesNicaise niet lang zoeken. “Ik denk aan detweejaarlijkse verslagen van hetSteunpunt Armoedebestrijding. In decem-ber van dit jaar verschijnt nummer vier.Dat verslag moet via de voorzitter van deinterministeriële conferentie verspreidworden bij de verschillende deelregerin-gen. Zij moeten er hun advies over uit-brengen, net als de sociale partners en hetbedrijfsleven. De eerste jaren liep databsoluut niet van een leien dakje. Ondanksherhaaldelijk aandringen van hetSteunpunt, ‘vergaten’ sommige instantiesde verslagen te bespreken. Dat was frustre-rend. Een andere strategie van hetSteunpunt Armoedebestrijding heeft daarde afgelopen twee jaar verandering ingebracht. Niet alleen de coördinerendeministers worden aangepord. Het

Steunpunt doet nu actief de follow-up vandie verslagen, blijft systematisch alle kabi-netten contacteren en geeft toelichting inparlementaire werkgroepen. HetSteunpunt publiceert de schriftelijke reac-ties ook op de website. We merken eenduidelijke vooruitgang.”

Vraaggestuurd beleidHet beleid lijkt de laatste jaren iets meervraaggestuurd door de verenigingen vanmensen in armoede. Er zijn positieve resul-taten geboekt: de maximumfactuur in degezondheidszorg, de fiscale ontlasting vande laagste lonen, de uitbouw van de socia-le economie of de kosteloosheid van hetbasisonderwijs. Toch mogen we het gaspe-daal niet lossen, zegt Nicaise. “Het beleidevolueert traag. Een aantal eisen van deverenigingen wordt nog niet ingewilligd.Bijvoorbeeld in de huisvesting, waar een

schrijnende crisis heerst in de sociale énprivate huursector. De verenigingen vra-gen een sterkere regulering van de huur-prijzen, met richtprijzen die rekening hou-den met de kwaliteit van woningen. Ze vra-gen de invoering van een stelsel van huur-toelagen en van een federaal huurwaar-borgfonds. Geen enkele van deze eisen isingewilligd. Ook bij andere thema’s kan jevoorbeelden vinden. In de bijzonderejeugdzorg hameren de verenigingen er opdat het aantal plaatsingen van kinderenmoet dalen. De trend gaat echter nogsteeds in omgekeerde richting. Intussenvaart de maatschappij in haar geheel eenkoers die niet bepaald solidair te noemenis. Ik denk aan de liberalisering van dediensten van openbaar nut. De verenigin-gen leveren een continu gevecht voor eenminimaal gewaarborgde dienstverlening enom te beletten dat sociale tarieven afge-schaft worden. De afgelopen jaren hebben

we genoeg voorbeelden gehoord van denefaste werking van de liberalisering op dearmsten. De verenigingen moeten in zo’nklimaat steeds een achterhoedegevechtvoeren om dat beleid bij te sturen. Ook inandere beleidsaspecten, bijvoorbeeld deactivering van werkzoekenden, is de drukvoelbaar om over te schakelen op eenbeleid dat met sociale uitsluiting flirt. Ikheb het onder andere over de verstrengingvan sancties en de beperking van uitkerin-gen in duur.” Conclusie: terwijl de grotemolen van het beleid draait, denkt men afen toe denkt aan de armen? Nicaise: “Hetbeleid wordt gevoed door een publiekeopinie die verrechtst.” Dat heeft volgensNicaise niet alleen met racisme te maken.Vreemdelingen maken de helft van hetVlaamse armenbestand uit. “De attitudestegen kansarmen verharden ook. Terwijl deVlaming alsmaar rijker wordt, verschrom-

pelt zijn solidariteit.”

Werkzoekenden en zeker men-sen in armoede worden tegen-woordig gegeseld met het nieu-we modewoord flexibiliteit. IsIdes Nicaise op dat vlak pessi-mistisch gestemd voor de toe-komst? “Flexibiliteit hoeft nietslecht te zijn. Denk maar aan‘flexicurity’: het versterken vande sociale zekerheid moet werk-nemers in staat stellen om zichflexibeler op te stellen op dearbeidsmarkt. In de praktijkstijgt wel de flexibiliteit op dewerkvloer, maar de socialezekerheid erodeert verder. Dat is

geen flexicurity.” Wat met de kleine rest-groep van armen die ver van participatieblijft omdat zij niet meer in te zetten zijnop de werkvloer? “Die mensen kunnen zichop andere manieren nuttig maken voor desamenleving. Bijvoorbeeld via vrijwilligers-werk. Buurteconomie volgt dat principe.Maar ook door aan zichzelf te werken,zodat ze actiever kunnen participeren.Heel belangrijk is dat men al deze inspan-ningen ook honoreert. Je moet mensen inarmoede niet per se in de eerste de bestejob duwen. Het kan soms beter zijn voorhun integratie als je hen een tijdlang ver-goedt om voor een gehandicapte buur tezorgen, of om het onthaal te doen bij eenvereniging.”

tekst | Peter Dupont

12 weliswaar

www.vlaanderen.be/armoede

Page 13: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

één week samenleven op de boot met hetresultaat van drie maanden werken in deinstelling. Ondertussen hebben we eenboot aangekocht en hebben we er de vzwHoger Wal voor opgericht. Een vrijwilligerzoekt samen met de jongens die geïnteres-seerd raken naar een job in de scheep-vaart.”

Ga ergens anders sjottenSjottende en ravottende jongeren opstraat. Het plaatsgebrek en de krappewoningen in Antwerpen-Noord zorgt ervoor dat kinderen op straat spelen. Maarde stedelijke infrastructuur biedt al evenweinig gelegenheid op spel of samen-komst. “De bewoners klaagden over over-

last van de sjottende jongens”, zegt EllenVan Doren, “maar ze zagen zelf ook wel indat er in de wijk weinig plaats voor henis.” Bob, een geëngageerde buurtbewoner,wist braakliggende grond liggen in deomgeving van het slachthuis. Bob wildemee voor voetbalterreinen proberen te zor-gen. De jongeren waren aangenaam verrastdat een volwassene zich in hun problemeninleefde. “Bob onderhandelde met de sche-pen van Sociale Zaken voor een trapveld-je”, zegt Van Doren. “En dat is gelukt. Deorganisatie Kids zorgt voor monitoren ende C&A heeft voor goalen gezorgd.Iedereen doet wat hij kan. Zo werken we.De idee moet van minstens één bewoner

daarmee terug naar de oorspronkelijkevisie op het buurt- en opbouwwerk. Wevragen niet langer: wat is uw probleem?Maar wel: wat doe je graag en wat kan je?We willen burgerschap en zelfwerkzaam-heid engageren. Dat kan op een persoon-lijke manier, door je als vrijwilliger in tezetten of door te helpen bij de renovatievan een sociaal huizenblok.”

Schip ahoiEllen Van Doren is opbouwwerker bijSamenlevingsopbouw Antwerpen-Noord.Eén van de buurtschatten die ze mee hielpontwikkelen was ‘den boot’. “Een schipperop rust stelde voor om jonge gasten diewat op de dool zijn met zijn wereld te

laten kennismaken. En warm te makenvoor een maritiem beroep. Hij wist dat erin de nautische sector een grote vraag wasnaar arbeidskrachten. Hij wilde ze van hetleven op het water laten proeven, maar hijhad geen boot. Ook aan de pedagogischeinvulling ontbrak het nog. We hebben zijnruwe idee voorgelegd aan De Overstap,instelling voor jongens, aan Arktos, eenvormingscentrum voor jongeren en aanhet CDO, het Centrum Deeltijds Onderwijs.We hebben dan een proefvaart gehoudenop een gehuurd schip, samen met deschipper, enkele jongeren van De Overstapen een jeugdbegeleider. Het is een succes-verhaal geworden. De begeleider vergeleek

Elke buurt heeft positieve

verrassingen in petto, zelfs als alles

op het tegendeel wijst. Bij

Samenlevingsopbouw Antwerpen-

Noord vindt men de initiatieven

niet langer zelf uit. De

medewerkers gaan op zoek naar

talent in de wijk en sporen de

buurtbewoners aan om er iets mee

te doen.

Antwerpen-Noord telt zo’n 35.000 inwo-ners, het aantal van een middelgrotegemeente. Met haar honderdvijftig natio-naliteiten is het stadsdeel ook de wereld inhet klein. De argwaan en afwachtendehouding, maar ook de afhankelijkheid vande overheid en de sociale dienstverleningis er historisch gegroeid. “De inwonerswachten soms op een oplossing in plaatsvan zelf aan de slag te gaan of actief eenvoorstel te doen”, zegt Walter Busschots,teamcoördinator van SamenlevingsopbouwAntwerpen-Noord. “Ze voelen zich cliënt,zeker geen participant. Dat willen weombuigen, maar de inwoners zitten niet tewachten op participatie.”Hoe kan een organisatie als Samen-levingsopbouw die cultuur ombuigen?Busschots: “Je moet mensen niet alleenhet gevoel geven dat er iets verandert, zemoeten werkelijk greep op de eigen situa-tie krijgen. We wakkeren hun zelfwerk-zaamheid aan door de eigen competentiesdie in elke buurt aanwezig zijn aan tespreken. Asset-Based Community Develop-ment heet dat.” De buurten van Antwerpen-Noord staanniet bekend om hun nieuwbouw of hunrijke inwoners. De bevolking wordt er totop heden bestempeld als ‘kansarm’ of‘achtergesteld’. Sinds een vijftal jaar is weleen dynamiek merkbaar. Jonge gezinnenen professionelen dienen de noordelijkewijken zuurstof toe. Allicht lagSamenlevingsopbouw, samen met de stads-vernieuwingsprojecten, mee aan de basisvan dit renouveau. Busschots: “We sprekenhet heersende vermogen van de bevolkingaan om de wijk te ontwikkelen. Problemenmoeten door het aanwezige talent wordenaangepakt. Belangrijk is dat we niet op deproblemen focussen. Die zijn door iedereenallang en bij herhaling gedefinieerd. Nudoen we er ook echt iets aan, maar danalleen met behulp van een positieve aan-pak. Er moet samengewerkt worden en weldoor de mensen zelf. In feite keren we

Samenlevingsopbouwsteunt

privé-initiatief

De schatkamervan

de wijk

weliswaar 13

Page 14: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

participatie

komen en dan betrekken we er organisatiesen de overheid bij.” De rol van de opbouwwerker is, ietwat para-doxaal, passiever geworden om meer acti-viteit te laten ontwikkelen. Busschots: “Jezet je meer achter de rug van de bewoner.Vroeger namen we hem meer bij het hand-je of initieerden we projecten gezeten aanons bureau. Dan zochten we mensen ommee te doen met wat wij bedacht hadden,terwijl we nu de bewoners en hun omge-ving zelf laten handelen. We merken datbewoners heel veel willen doen. Op allesingaan is onmogelijk. Ook is de buurt nietaltijd geschikt voor elk idee. Dus willen weeen buurtatelier oprichten. We zijn er nogniet uit waar we dat zullen doen. Alle pro-jecten en voorstellen zijn welkom, zolanghet in het belang van de buurt is.”‘De Mon’ wil met een kar een mobiele‘Speaker’s Corner’ opzetten. Een kiosk opwielen met een micro en een luidspreker,daarmee wil hij op buurtfeesten of mani-festaties staan. De aanwezigen die zichgeroepen voelen kunnen dan het woordnemen. “We gaan het koppelen aan eenvoorleesproject”, zegt Busschots, “waarbijvrijwilligers voorlezen aan kinderen, bij-voorbeeld op een plein op woensdagna-middag. De kar van de Mon is in de maakbij een technische school. De hout- en de

lasafdeling werken er samen. De projectenmogen beperkt van omvang zijn – eenbabysitproject kan ook – als de resultatener maar zijn.”Buurtschatten heeft sinds de start tweejaar geleden al ruim vijfenveertig projec-ten gerealiseerd, waarvan sommige noglopen. Momenteel is er ook een campagneom het initiatief meer bekendheid tegeven bij bewoners en overheid.Busschots: “We willen het activeren van demensen versnellen en veralgemenen.”

Geld moet rollenAlles kost geld. SamenlevingsopbouwAntwerpen-Noord heeft geld voor de eigenwerking, maar voor elk project moet apar-te financiering gezocht worden. De EvensStichting opperde het idee om een fondsop te richten dat de buurtbewoners zelfkunnen beheren. Een beetje zoals destreekfondsen of de Community Foun-dations in Engeland. Met de opbrengstenvan het fonds kunnen dan projecten in hetleven geroepen worden. Voorlopig wordthet idee in bestuurskringen nog afgedaanals naïef, maar de Evens Stichting is al welbereid geld te doneren. Busschots heeft erhoop op dat het voorbeeld wordt gevolgd,want er is natuurlijk een startkapitaalnodig. “Uiteraard moeten we nagaan hoehaalbaar de beheersbaarheid van het fondsdoor de buurt wel is. Maar we laten debuurtbewoners het fonds ook niet alleenberedderen. Net zoals in de streekfondsenis elke belanghebbende groep, dienst oforganisatie vertegenwoordigd. Op één jaar

tijd zouden we zo dertig projecten kunnenrealiseren. Naast bedrijven kunnen ook demiddenstand en de burger het fonds spij-zen. Zo kunnen we dan een heuse founda-tion oprichten. Onze huidige campagnemoet eindigen met een groot toonmomentvoor alle andere projecten, de stad, dedienst en de bedrijven.”“Eens het draait”, oppert Van Doren,“moet je er als opbouwwerker kunnen uit-stappen. Je kan niet in elk project evenactief blijven. Want er komen altijd maarvoorstellen bij die je in gang moet steken.We gaan onze actieradius vergroten entrekken rond met een caravan. We willenniet blijven vastzitten in ons gebouw.Vandaag kunnen we echt op talentenjachten bereiken we een meer verscheidenpubliek.”

tekst | Nico Krols

14 weliswaar

| Samenlevingsopbouw Antwerpen-NoordWilly Vandersteenplein 12060 Antwerpen | Tel.: 03-235 17 24| [email protected]| www.buurtschatten.be| www.samenlevingsopbouw.be| www.tcfn.efc.be| www.bertelsmann-stiftung.de| evensfoundation.be

Ook in Oost-Vlaanderen wordt hardgewerkt om burgers bij het beleid tebetrekken. De gemeenten rond Gent, destad zelf en de provincie, verenigingen enorganisaties allerhande haakten zich ineen netwerk, op aangeven vanSamenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen.Samen maakten ze een Grondrechten-boom. Inwoners van allerhande doelgroe-pen uit de diverse Oost-Vlaamse gemeen-ten konden in losse gespreksgroepen hungrieven kwijt over facetten van bepaaldegrondrechten. Chronisch ziek en nietmogen werken? Het is maar één van deklachten uit de vele soms schrijnende ver-halen waarmee het recht op gezond-heid(szorg), op werk en op sociale bijstandwerd aangekaart. Positief is alvast dat devele deelnemers zich aangesproken voel-den en opgelucht reageerden, ‘omdat zehun gedacht eens kwijt konden’. Bedoelingis dat die inbreng ook een plek krijgt ophet beleidsniveau. www.samenlevings-opbouw-oost-vlaanderen.be | Tel.: 09-265 84 70 | [email protected].

Grondrechtenboom

Page 15: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

net het dromen toegelaten is. De mensenmochten voorstellen wat ze wilden, hetkon niet te gek zijn. Verstraten: “We wil-den niet hebben dat iemand zei: ik wil weleen overdekt zwembad, maar ik stel hetniet voor want dat gaat toch niet. Dus doordie grenzen los te laten, kan je je fantasiemeer gebruiken.”

Ingel Baaijens: “Wat opvalt, is dat mensenzelden iets onrealistisch voorstellen en dater onder de mensen veel expertise zit. Ofze vinden bijvoorbeeld altijd wel iemanddie een professionele maquette kanmaken. Het competitie-element van de

markt en het stemmen op de projectenwerkte aanstekelijk. De mensen wildenecht wínnen. (lacht) Op weg naar eengrote creatie kan je kleinere dingen heelsnel realiseren. In Lamswaarde wilden zeeen groot recreatiebos creëren. Ze zijnbegonnen met de picknickplaatsen te bou-wen. Die stonden er binnen de drie maan-den. De gemeente communiceerde ook datze echt wilde dat het bos er kwam, maardat er al een eerste tussendoel bereikt was.Het concrete realiseren daarvan spreektmensen blijkbaar aan en elk bereikt tus-sendoel motiveert om verder te doen.”

Enthousiaste bewoners“Het succes van de Droomtrajecten staat ofvalt met het enthousiasme van de inwo-ners”, vertelt Baaijens. “Op de Droommarkt

beeld betere seniorenhuisvesting of extrajeugdvoorzieningen. Zo worden droom-teams samengesteld, met droomcoachesdie bereid zijn een sleutelrol te vervullenin het team en het te begeleiden. Dat kande voetbalcoach zijn of de leider van eenfeestcomité. Eigenlijk iedereen die actiefwil zijn voor zijn dorp en wat ervaringheeft met coachen. Zij krijgen een avondvorming over hoe ze hun team best bege-leiden. De teams ontwikkelden in een seriebijeenkomsten ideeën. Na een aantalmaanden werd een ‘Droommarkt’ ingerichtwaar al de ideeën van de droomteams wer-den gepresenteerd aan de dorpsbevolking.

De bewoners mochten kiezen wat zij hetbeste en meest toekomstgerichte idee von-den.“De gekozen projecten”, zegt EllenVerstraten, voorzitter van de dorpsraad inClinge, “leveren een flexibele agenda opvoor de toekomst van het dorp. Met dieagenda kan de dorpsraad de komende tienjaar aan de slag, samen met de gemeenteen andere partners, zoals een woning-bouwvereniging of een zorginstelling.Intussen zijn in de WMO-pilot twee droom-trajecten uitgevoerd in Vogelwaarde enClinge. In Vogelwaarde is er al een flexibe-le agenda opgesteld en aan de bevolkinggepresenteerd.”

Het Droomtraject onderscheidt zich vanandere ideeënvormende projecten omdat

Net over de grens met België slaan

de dertien dorpen van Hulst

(Zeeuws-Vlaanderen) de handen in

elkaar. Hulst is door de overheid

uitverkoren om in één van de zestig

Nederlandse ‘ontwikkelpilots’ rond

de Wet Maatschappelijke

Ondersteuning (WMO) zijn inwoners

zélf aan de slag te laten gaan om

de leefbaarheid van hun dorp te

vergroten. In beleidstaal heet dit:

‘het betrekken van burgers bij de

eigen leefomgeving en

inclusief beleid’.

Het idee is ontstaan in het dorpLamswaarde, een dorp van amper zeshon-derd inwoners. Hun methode is vervolgensin het kader van de pilot uitgevoerd enverder ontwikkeld in het dorp Vogelwaarde(2.500 inwoners). Met een groep burgerswerd een toekomstvisie gemaakt. Typischaan de dorpen is dat nogal wat eenvoudi-ge voorzieningen, zoals de bakker, stilaanverdwijnen. Vroeger had elk dorp zijnbankfiliaal, maar vandaag centraliseert dedienstverlening en de commercie zich inhet grotere Hulst (10.700 inwoners). IngelBaaijens (ViaZorg) is in opdracht van degemeente Hulst projectleider van de WMO-pilot: “Er is enerzijds de veroudering vande bevolking en anderzijds de schaalver-groting die ervoor zorgt dat de dorpendreigen leeg te lopen. De mensen zijnmobieler dan vroeger en rijden gewoonnaar het aanbod of ze bestellen via inter-net. Voor jonge gezinnen en jongeren ishet dan niet meer levendig genoeg om erte blijven of te gaan wonen. Het is duszaak om hier nu iets aan te doen.”De inwoners van de dorpen willen niet dathun gemeenschap afkalft en kwamen mas-saal opzetten toen ze de kans kregen omde aantrekkelijkheid van hun dorp te ver-nieuwen. “De mensen hebben door dat degemeente niet bij machte is alles voor hente regelen”, zegt Ellen van Troost vanMoveo – Training en advies.

Dromen toegelatenDe methode om de leefbaarheid in de plat-telandsdorpen te verbeteren heet‘Droomtraject’. De dorpsbewoners brain-stormen en bepalen de algemene thema’sdie moeten worden aangepakt, zoals‘wonen’ of ‘jeugd’. Daar worden dan projec-ten of ‘dromen’ aan gekoppeld, bijvoor-

Nederlandse droom-trajecten verbeteren

leefbaarheid

Bewoners aan

de macht

weliswaar 15

Page 16: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

participatie

van Lamswaarde kwamen 250 mensenopdagen op een bevolking van 560. Eenkwartier voor aanvang van de markt inVogelwaarde tobden we nog over deopkomst. Veertig man of zouden we twee-honderd halen? Het werden er 450, op eentotaal van tweeduizend. In Clinge kennenze wat van feesten, dus de dorpsraad waszelfzeker: de zeshonderd die ze beweerdenbij elkaar te krijgen, waren er ook.” “Dat blijft sowieso een fantastischeopkomst”, beaamt Verstraten. “Op eenjaarvergadering daagt hooguit veertig manop. Het heeft dus te maken met de vorm

waarin je participatie organiseert. Mensenworden graag aangesproken op wat zegoed kunnen. En je staat er van te kijkenhoeveel mensen iets kunnen waar je geenweet van hebt. Het Droomtraject maaktzichtbaar wat er aan potentieel in eendorp leeft. Zo maakte Blanche uitVogelwaarde van de verkozen ideeën film-pjes en heeft een technisch tekenaar aller-lei projecten in een plan gezet. Alles vrij-willig. We hoeven de mensen niet hetgevoel te geven dat ze optreden op vraagvan de gemeente. Op enkele aanzetten vande gemeente na komt het allemaal spon-taan los en beginnen personen op anderepersonen beroep te doen. De kunst is dateen droomtraject zoveel mogelijk van demensen zelf uitgaat. Het aantal bijeen-komsten voor de droomteams hebben weook kort en intensief gehouden, tot aanhet uiteindelijke organiseren van deDroommarkt. Je kan van vrijwilligers geen

langdurige inzet meer vragen voor één enhetzelfde goede doel. Ze shoppen nu meer.Daar hebben we op ingespeeld.”

Een verkeersveiliger VogelwaardeFons Duerinck, droomcoach van het win-nende droomteam Verkeer in Vogelwaarde:“We hebben een videoreportage gemaaktom het gevaar van het verkeer aan de kaakte stellen. Dus hebben we een ongevalgesimuleerd. Met ketchup erbij. (lacht) Eénvan de resultaten van ons project is dat wehet vrachtverkeer rond het dorp leiden.Daar hadden we echt verschrikkelijk last

van. Het thema ‘Jeugd’ heeft op deDroommarkt van Vogelwaarde gewonnen,maar dat wil niet zeggen dat we met ons‘Verkeer-team’ geen aandacht krijgen. Alswe iets concreet en snel uitwerkbaarbedenken, zouden we zelfs best voorrangkunnen krijgen.”

Verstraten: “Je mag de projectteams diezogezegd verloren niet demotiveren. Maarals het thema ‘Jeugd’ door de bevolking alsbelangrijkste thema naar voren wordtgeschoven, is dat uiteraard een sterk sig-naal. De keuze moet gemaakt worden of dedroomteams ook betrokken worden bij deuitvoering van hun ideeën. In Vogelwaardekiest men ervoor om de droomteams op teheffen. De enthousiaste mensen uit datcircuit worden wel in nieuwe werkgroepjesondergebracht die bij de uitvoeringbetrokken zijn. Leuk is ook dat in hetdroomtraject de leerlingen van de basis-

school in Vogelwaarde en Clinge een leef-baarheidsonderzoek hebben uitgevoerd.Dat blijkt een prima methode te zijn om deschool bij een droomtraject te betrekkenen het enthousiasme van de bewoners testimuleren. De scholen hebben overigensook meegewerkt aan de verschillendedroomteams door tekeningen en maquet-tes te leveren. Opmerkelijk was het voor-stel van één van de jongeren om eindelijkeens iets te doen aan die rondhangouderendie soms lelijke dingen naar je roepen!”(lacht)

tekst | Nico Krols

16 weliswaar

| www.gemeentehulst.nl| dichterbijdekern.nl| www.dorpsraadvogelwaarde.nl| www.viazorg.nl

Page 17: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

smult van het stukje taart. Met een smakelijke scha-terlach stapt Anthony snel weer van de bus en zetz’n werk verder.Kirsten werkt in het weekend in Bits N Bites om de werknemersvan de bistro te begeleiden. Zij is leidster bij de scoutsgroep waarRoxane lid van is. Het klikte wel tussen Roxane en Kirsten endaarom vroeg Anne of Kirsten niet wilde komen helpen in Bits NBites. Kirsten twijfelde geen moment: “Voor mij zijn alle mede-werkers van Bits N Bites rolmodellen. Niets is hen te veel. Ze wer-ken graag en hard, en altijd met de glimlach. Ze lijken nooit zor-gen te hebben. Daar kunnen we nog iets van leren.” In het kadervan de campagne bereidde het team van Bits N Bites samen metchefkok Felix Alen een modelmenu. De campagne Iedereen Model is onderdeel van het Europees Jaarvan Gelijke Kansen voor Iedereen. Tijdens de affichecampagne kaniedereen zijn eigen model in de kijker zetten met een spitsvondi-ge spreuk (www.iedereenmodel.be). De campagne is een initiatiefvan verenigingen van mensen met een handicap of een chronischeziekte.

Voor meer info of een campagnepakket met affiches, buttons enstickers, surf naar www.iedereenmodel.be of bel 02-214 27 60 | BitsN Bites, Sint Martinusstraat 14, 2550 Kontich | 03-449 27 97 |[email protected] | www.bitsnbites.be

weliswaar 17

weliswaarwas daar

conferentieel

Vier jaar geleden zei Anne haar job als beursmakelaar vaarwelom meer thuis te zijn bij haar dochtertje Roxane, dat geborenwerd met het syndroom van Down. Wanneer ze uit eten gin-gen, zag Anne dat Roxane altijd graag wilde helpen bij hetafruimen. Dat zette Anne aan het denken: Roxane zou latermoeilijk in een taverne aan de slag kunnen. Maar als Annezelf een eethuisje zou openen, zou dat wel mogelijkhedenbieden voor haar dochter. Zo begon ze samen met haar zus envriendinnen het hippe eethuis Bits N Bites in Kontich.

Vrijwel meteen werd Anthony, die een mentale achterstand opliepbij de geboorte, aangenomen bij Bits N Bites. Aanvankelijk voorde afwas, maar al snel groeide zijn takenlijstje: tafels dekken enafruimen, de voorraad van de koeltoog bijhouden… Nu het eet-huis een viertal jaar open is, tellen ze al heel wat vaste klantenen is het personeelsbestand uitgebreid. Liliana liep tijdens haareerste levensjaren in een Roemeens weeshuis een lichte mentaleachterstand op. Voor Bits N Bites geen probleem: Liliana leert erin haar eigen tempo nieuwe taken uit te voeren. Wanneer hetrustig is, durft ze zelfs de kassa te bedienen.Een chauffeur van de Lijn vertraagt even wanneer hij merkt datAnthony op het terras van het eethuis aan de slag is. Hij steektzijn hand op. Dat is voor Anthony het teken om met een stukjechocoladetaart op de bus te stappen. De chauffeur is verrast, maar

Iedereen Model: een ‘warme’ hap

Vorig jaar werd tijdens de Vlaamse Ouderenweek het themadiversiteit geïntroduceerd. Dit jaar vindt de Ouderenweekplaats van 19 tot 25 november en komt het thema diversiteitopnieuw aan bod, maar dan vooral de verschillen en gelijke-nissen tussen generaties en hun culturen. Dit jaar is de slag-zin: “Generaties verschillen? Ontmoeting verrijkt!”

Mie Moerenhout, directeur van het Vlaams OOK vzw, de VlaamseOuderenraad: “Het is de bedoeling om mensen waar je afstand vangehouden hebt, te leren kennen. Als je weet waar mensen voorstaan en wat ze doen, vallen mogelijke vooroordelen vaak weg. Jekan bijleren van andere generaties en hun culturen.Verscheidenheid is een rijkdom.” Tijdens de activiteiten die in deOuderenweek georganiseerd worden in de ouderenverenigingen, inde lokale dienstencentra, in de ouderenadviesraden en in de rust-huizen zal er niet alleen gewerkt worden rond verschillen engelijkenissen tussen generaties. Ook de generatieverschillen tus-sen allochtonen en autochtonen komen aan bod. Allochtone fami-lies zijn vaak al met drie generaties in België. “We kunnen de ver-schillen leren waarderen”, vindt Moerenhout. “En verschillen weeigenlijk wel zoveel? Iedereen moet naar school en aan het werk,en iedereen – jong, oud, autochtoon of allochtoon – heeft weleens ‘bellekentrek’ gedaan. Het leven van nu verschilt niet altijdzoveel met dat van vroeger, het steekt wel in een ander kleedje.” De Vlaamse Ouderenraad lanceert het thema tijdens deOuderenweek. Er werd een brochure samengesteld met inspireren-de artikels, verhalen en ideeën voor activiteiten. Daarmee kunnenorganisaties op lokaal niveau aan de slag om feesten, uitstappenof ontmoetingsmomenten te organiseren. Moerenhout: “Hetthema wordt dan wel tijdens de Ouderenweek gelanceerd, maarhet is de bedoeling dat men er een gans jaar of langer mee verder

De Ouderenweek: Generaties verschillen? Ontmoeting verrijkt!werkt. We willen attitudes veranderen. Dat doe je natuurlijk nietop één week. We willen duurzame relaties tussen de generaties,geen relaties voor één dag.” Het eerste deeltje van de brochure geeft een theoretisch overzichtvan verschillende generaties en een definitie van generatiecultu-ren. Daarna volgen een paar artikels met concrete voorstellen omandere generaties te ontmoeten: Ga op stap en maak nieuwevrienden. Het artikel “Kraak de code” daagt de ouderen uit eenpaar zinnetjes uit de jongerentaal te ontcijferen. LokaleOuderenadviesraden krijgen tips voor initiatieven: organiseer eenontmoeting tussen de voorzitter van de jeugdraad en de voorzit-ter van de ouderenraad, organiseer een ludieke betoging waarzowel jongeren en ouderen aan deelnemen, een ontmoetingsdagwaar ouderen aan jongeren wijze levensraad kunnen geven en jon-geren ouderen op hun beurt een gsm helpen gebruiken. Ook opstraat kunnen ouderen en jongeren elkaar ontmoeten. Een straat-zoektocht, een tijdelijk verkeersvrije straat of een nieuwe naamvoor de straat of een fototentoonstelling met oude en nieuwefoto’s van een wijk behoren tot de mogelijkheden. Verder wordener ook nog tips gegeven om met alle generaties samen te feestenen te rouwen. Want ook dat zijn dingen die alle generaties samenkunnen beleven. Op 13 mei 2008 is er een apotheose voorzien in hetOuderenparlement waarbij beleidsaanbevelingen rond het themadiversiteit worden voorgesteld.

Meer info: Vlaamse Ouderenraad, Koningsstraat 136, 1000 Brussel| 02-209 34 51 | [email protected] | www.vlaamse-ouderenraad.be

Page 18: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

Op 29 september werd op de GO! conferentie ‘Gezond-heidsbevordering op school’ het startschot gegeven voor het GO!Gezondheidsactieplan. Daarmee lanceert het gemeenschaps-onderwijs een ‘daadkrachtig’ gezondheidsbeleid in de klas.

GO! is de nieuwe naam voor het voormalige Gemeenschaps-onderwijs. GO! - spreek uit ‘gee oo’ – omvat de kinderdagverblij-ven en minicrèches, de kleuter- en lagere scholen van het basis-onderwijs, het secundair onderwijs met de studierichtingen ASO

(algemeen secundair), TSO (technisch secundair), BSO (beroepsse-cundair), KSO (kunstsecundair), DBSO (deeltijds beroepssecundair)en met nog een aantal bijzondere studierichtingen. Verder bestaathet GO! ook nog uit het buitengewoon onderwijs, de centra voorvolwassenenonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs, de inter-naten en de centra voor leerlingenbegeleiding.Op de gezondheidsconferentie werden alle maatregelen op eenrijtje gezet waarmee het GO! via zijn centrale diensten, centra voorleerlingenbegeleiding én externe partners alle scholen van het GO!zal ondersteunen. Het GO! onderwijs heeft daarvoor een samen-werkingsakkoord op zak met het Vlaams Instituut voorGezondheidspromotie (VIG) en het Rode Kruis-Vlaanderen. Op deconferentie ondertekende het GO! een samenwerkingsakkoord metvijf nieuwe externe partners: de Vlaamse Stichting Verkeerskunde(VSV), de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen(VAD), Sensoa, Kinder- en jongerentelefoon Vlaanderen vzw (KJT)en het Centrum ter Preventie van Zelfmoord (CPZ). Het GO! rusthiermee niet op zijn lauweren, maar blijft alert uitkijken naar

nieuwe kansen tot samenwerking met nog andereexterne partners. Suggesties zijn altijd welkom [email protected] het congres ondertekenen de algemeen directeurs van de 28GO! scholengroepen een convenant waarin ze zich engageren omhet gezondheidsbeleid verder uit te voeren als een inherentonderdeel van het pedagogisch project. In zijn toespraak steldeVlaams minister van Onderwijs en Vorming, Frank Vandenbroucke,dat de scholen “meer dan klaar” lijken om goed ondersteund ver-der te timmeren aan hun gezondheidsbeleid. Vandenbroucke: “Bijkinderen die thuis weinig stimulansen krijgen om gezond te etenen gezond te leven, speelt de school een cruciale rol. Dat is op entop een verhaal van gelijke kansen. De school reikt aan wat thuisontbreekt of versterkt wat daar al gebeurt. Dat is een verhaalwaaraan ik, erg veel belang hecht. Het kan immers niet datgezondheid ongelijk verdeeld is.”De minister verwacht dat alle scholen de gezondheidsbevorderingdit schooljaar in de schijnwerpers plaatsen, omdat de eindtermenen ontwikkelingsdoelen bepalen dat leerlingen in staat moetenzijn een ‘gezondheidbevorderende leefstijl’ aan te nemen.

| www. gezondopschool.be | www.vlor.be

18 weliswaar

weliswaarwas daar

conferentieel

Gezondheidsbevordering op school

Einde september hield het Zuid-Nederlands–VlaamsSamenwerkingsverband Onderwijs, Onderzoek en Welzijn eeneerste studiedag in het Provinciehuis in Leuven.Onderzoekers en bestuurslui legden er uit hoe in de eigenregio welzijnsthema’s, zoals intercultureel werken, vergrij-zing, cliëntparticipatie en communicatie naar specifiekedoelgroepen, aangepakt worden.

Bedoeling van het samenwerkingsverband, dat dit voorjaar vooreen periode van twee jaar van start ging, is een forum creëren omvan elkaars praktijk en ervaringen te leren, aldus congresvoorzit-ster Wivina Demeester en Dick van den Bout, voorzitter van hetSamenwerkingsverband. De sociale sector is aan verandering onderhevig. Om die verande-ringen het hoofd te kunnen bieden, is samenwerking binnen dedriehoek onderwijs, onderzoek en welzijn van belang. Zich hier-van bewust, groepeerden hogescholen, universiteiten, onder-zoeksinstituten en welzijnsinstellingen uit Zuid-Vlaanderen enNederland zich in juni 2006 in het Zuid-Nederlands-VlaamsSamenwerkingsverband Onderwijs, Onderzoek, Welzijn. Het belangvan de samenwerking is gelegen in een goede aansluiting tussenonderwijs, onderzoek en de beroepspraktijk, een hoogwaardigekennisinfrastructuur en onderlinge kwaliteitsimpulsen. Een van de projecten van het Samenwerkingsverband, zo bleek ophet congres, is het uitwisselen van contacten tussen welzijns-diensten van twee vergelijkbare gemeenten en steden uitVlaanderen en Zuid-Nederland. Zo werden al contacten gelegd tus-

sen diensten uit Sint-Truiden en Weert, Ronse en Leerdam,Antwerpen en Den Haag, Vilvoorde en Waalwijk. Bedoeling is tekomen tot zeven duoprojecten die in 2008 tijdens een studiedagworden geëvalueerd. De initiatiefnemers willen met name een model ontwikkelen van‘speeddating’ tussen gemeenten en steden uit beide gebieden. Hetis de bedoeling dat Vlaamse of Zuid-Nederlandse gemeenten devraag kunnen stellen waar men in het andere gebied een verge-lijkbare gemeente kan vinden om rond een welzijnsthema erva-ringen uit te wisselen. Om de communicatie te vergemakkelijken,brengt de organisatie in 2008 een boekje uit met uitleg over dewelzijnsbegrippen die in beide regio’s gehanteerd worden. Voor het congres werd het Samenwerkingsverband ondersteunddoor de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland (CVN),in het kader van haar tweejarig welzijnsproject, gefinancierd doorde Vlaamse en Nederlandse overheid. Met het project wil CVN deVlaams-Nederlandse samenwerking in de sociale sector bevorde-ren. De conferentie vond plaats onder aanbeveling van deVereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), deVereniging van Vlaamse Provincies (VVP), het Steunpunt AlgemeenWelzijnswerk (SAW), het LCGW District Zuid en de MO-groep Welzijn& Maatschappelijke Dienstverlening. De conferentie richtte zichtot sleutelfiguren en belanghebbenden van welzijnsondernemin-gen, onderwijsinstellingen en onderzoeksinstituten in Zuid-Nederland en Vlaanderen.(PD)

Noord en Zuid samen voor welzijn

Page 19: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

| Symposium: 25 jaar thuisbegeleiding autisme in Vlaanderen |Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan vanthuisbegeleiding voor de doelgroep autisme inVlaanderen organiseren de drie erkende thuisbegeleidingsdiensten(Tanderuis vzw, Het Raster vzw en LSA) een infodag voor ouders,professionelen en geïnteresseerden. Deze dag vindt plaats op 23november 2007 in Campus Drie Eiken (Universiteit Antwerpen)te Wilrijk. Sprekers zijn minister van Welzijn Steven Vanackere,Peter Vermeulen en Hilde de Clercq. Een persoon met autisme zalgetuigen. De kostprijs bedraagt 18 euro voor ouders, 38 euro voorprofessionelen. Meer informatie: www.hetraster.be, www.thuisbe-geleidingautisme.be, www.stijn.be.

| Permanente vorming, bij- en nascholingen |Het Departement Sociale School van de Katholieke Hogeschool

weliswaar 19

weliswaarwas daar

conferentieel

Als het met een kind of jongere thuis en op school niet goedgaat zijn er maatschappelijk drie systemen beschikbaar:Welzijnszorg, Gezondheidszorg en Justitie. Zij hebben onder-scheiden maatschappelijke opdrachten en daaraan verbondenmiddelen. Er is aparte wet- en regelgeving. Zo treedt Justitieop als er sprake is van delinquent gedrag. Welzijnszorg wordtingeschakeld voor de opvang en begeleiding als er bijvoor-beeld sprake is van een problematische opvoedingssituatie.Op de Gezondheidszorg wordt beroep gedaan bij ziekten, psy-chiatrische problemen, handicap.

In het systeem van de Welzijnszorg is de Bijzondere Jeugdbijstandhet specifieke hulpaanbod voor kinderen en jongeren. In hetsysteem van de Gezondheidszorg is dat de kinder- en jeugdpsychi-atrie. De perceptie is dat er grote verschillen zijn in visie en wer-king. Al jaren bestaat de indruk dat de verschillen tussen de kinderen enjongeren die door de Bijzondere Jeugdbijstand geholpen worden ofin de kinder- en jeugdpsychiatrie minder groot zijn dan meestalwordt gedacht. Bovendien zijn er kinderen en jongeren met diver-se en soms complexe problemen die tussen wal en schip belanden. De vraag is of samenwerking tussen beide een substantiële bijdra-ge kan betekenen voor de uitbouw van een doelmatige zorg voorkinderen en jongeren die in hun ontwikkeling geconfronteerdworden met ernstige problemen en die maatschappelijk gemargi-naliseerd zijn. De onderzoekseenheid Jeugd van het Collaborative AntwerpPsychiatric Research Institute van de Universiteit Antwerpenheeft getracht op deze vraag een antwoord te formuleren doormiddel van het BIJPASS project. Er werd gebruik gemaakt van eenbehoeftegestuurde onderzoeksmethodologie. Dit gebeurde insamenwerking met de Vlaamse Jeugdwelzijnskoepels en hetOverlegplatform Vlaamse Kinder- en Jeugdpsychiatrie en werdondersteund door Cera.

ResultatenHet spreekt voor zich dat alle kinderen en jongeren die hulp ont-vangen vanwege kinder- en jeugdpsychiatrie te kampen hebbenmet psychiatrische aandoeningen. Zowel de kinder- en jeugdpsy-chiaters als de andere hulpverleners in de kinder- en jeugdpsychi-atrie geven aan dat voor vele van deze kinderen en jongeren meerhulp nodig is dan zij kunnen of mogen bieden.Uit het onderzoek blijkt dat minstens een op twee kinderen enjongeren in de Bijzondere Jeugdbijstand te kampen heeft met psy-chiatrische aandoeningen. Dit is vijfmaal hoger dan in de algeme-ne bevolking. Voor een (grote) meerderheid van deze kinderengeven ouders en begeleiders aan dat er meer hulp nodig is. In het onderzoek werd ook de zorgverstrekkers uit beide sectorengevraagd hoe de hulp verbeterd kan worden. Zij pleiten voor eendirecte samenwerking tussen de hulpverleners en kinder- enjeugdpsychiaters, ongeacht de sector waarin ze werken. Hoewelblijkt dat ze elkaar onvoldoende kennen en onvoldoende weethebben over elkaars aanbod hebben de zorgverstrekkers van beidesectoren duidelijke verwachtingen ten aanzien van elkaar en dezesamenwerking. Deze samenwerking moet gebaseerd zijn op erken-ning van ieders competentie en rol, en vooral gericht op debehoeften in het dagelijks functioneren van kinderen, jongerenen hun ouders.De zorgverstrekkers vinden dat een degelijke samenwerking vaakgehinderd wordt door wet- en regelgeving, door een gebrek aanaangepaste financiering en door de belangen van overheid, secto-ren, ziekenhuizen of instellingen.In het BIJPASS project werden enkele vormen van directe samen-werking tussen hulpverleners uit beide sectoren uitgewerkt engeëvalueerd.

Het BIJPASS project: samenwerking Bijzondere Jeugdbijstand en Kinder- en Jeugdpsychiatrie

Het rapport kan gedownload worden: www.ua.ac.be/capri

welnu uwactiviteitenkalender

| Een kleinkind met een handicap? |De betrokkenheid van grootouders bij hun kleinkinderen is groot.Wanneer het kleinkind een handicap heeft, is die bezorgdheid noggroter. Bovendien maken grootouders zich ook nog zorgen overhun eigen kind, de ouder van het kleinkind met een handicap.Want hoe gaan zij het kind een plaats geven in hun leven? Gezinen Handicap en KVG Oost-Vlaanderen willen grootouders van eenkind met een handicap en andere geïnteresseerden samenbrengenop een gezellige namiddag, met een getuigenis van een grootou-der. Er is de kans om ervaringen uit te wisselen. En er is koffie engebak als afsluiter. Praktisch: 7 november 2007 van 14.00 tot17.00 uur in CC De Werf, Molenstraat 51, Aalst. Prijs: 3 euro voorleden en 7 euro voor niet-leden, drank en gebak inbegrepen. Infoen inschrijvingen: Gezin en Handicap, A. Goemarelei 66, 2018Antwerpen | 03-216 29 90 | [email protected]. Inschrijvenis verplicht.

Page 20: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

Leuven organiseert eind 2007 en begin 2008 heel wat bij- ennascholingen. De verschillende cursussen zijn onder te brengen bijde volgende thema’s: personeel en organisatie, informatisering,communicatie en methodisch werken, ontwikkelingen in de hulp-verlening en bemiddeling (en bemiddeling in familiezaken). Voormeer info: www.khleuven.be of bel naar 016-20 58 95. Ook hetDepartement Sociaal-Agogisch werk van de Plantijn Hogeschool inAntwerpen biedt een uitgebreide waaier aan permanente vormingaan rond onderwijs, vorming, vrije tijd, creatief agogisch werken,begeleiden en ondersteunen. Meer info bij Wim Stinkens:[email protected] | www.plantijn.be | 03-221 07 60. De catalogus van VOCA Training en Consult (geldig tot december2008) is ook beschikbaar. VOCA biedt een uitgebreid programma,gaande van coaching voor leidinggevenden, over communicatie ensamenwerking, personeelsbeleid, organisatiebeleid tot zorg voorwoon- en leefklimaat. www.voca.be | [email protected] | 016-40 41 01. Kern vzw is sinds 1972 gespecialiseerd in vorming voor hulpverle-ners in de richtingen relatie- en gezinstherapie, systeemdenken,lichaamsgerichte therapie. Gedetailleerde informatie is te vindenop users.skynet.be/kern of via 03-777 45 96.

| De geestelijke gezondheid, een zorg voor de JulieRenson Stichting |Zo heet op 16 november het slotevenement in het kader van deviering van het vijftigjarige bestaan van de Julie Renson Stichtingdie een impressie geeft van de kennis in de schoot van deStichting. Onder meer volgende onderwerpen komen aan bod:Empowerment in de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen enjongeren, Autonomie van dementerenden, Mensenrechten engeestelijke gezondheidszorg. Toegang gratis. Plaats: Fortis Bank -groot auditorium - Kanselarijstraat 1, 1000 Brussel. Programma eninfo: www.julierenson.be/files/50fjrs1n.html | Verplicht inschrij-ven voor 5 november. Tel.: 02 538 94 76 | [email protected].

Gezonde voeding voor sociaal zwakke groepenDe Koning Boudewijnstichting gaat projecten ondersteunen diegezonde voeding voor sociaal zwakke groepen bevorderen. Hetaccent ligt op de noodzakelijke samenwerking tussen de gezond-

heids- en de sociale sector. Alle geselecteerde pro-jecten krijgen een financiële steun van minimum5.000 en maximum 20.000 euro. Kandidaturenindienen kan tot 19 november 2007. Voor meer informatie:[email protected] | Tel.: 070-23 37 28.

| Grenzenloze solidariteit? |Op 14 november 2007 vindt in het Provinciehuis van Antwerpeneen congres plaats ‘over (illegale) migratie en mensen zonder wet-tig verblijf’. De migratie van mensen zonder papieren, ook wel(illegale) migratie genoemd, is een actueel thema met een groteimpact op de samenleving. Hierin heeft de situatie van mensenzonder wettig verblijf een bijzondere plaats. Ondanks (of netomwille van) de veelheid aan opinies en betrokkenen ontbreekthet aan een coherente langetermijnvisie. Bovendien blijkt er vaakeen gebrek te zijn aan (kennis over) wetenschappelijk onderzoek. In samenwerking met belangrijke maatschappelijke partners bena-dert CEMIS, het Centrum voor Migratie en Multiculturele Studies,dit thema multidisciplinair vanuit een internationaal vergelijkendperspectief. De organisatoren willen met dit congres mensen van-uit verschillende maatschappelijke velden (academici, beleid,werkveld) samenbrengen om vanuit verscheidene invalshoekenhet thema te belichten. In thematische reflectiegroepen wordtnagedacht en gedebatteerd over de actuele topics met betrekkingtot (illegale) migratie. Zo willen de organisatoren in samenspraakmet de cruciale maatschappelijke actoren het noodzakelijke debatover (illegale) migratie ondersteunen en verder ontwikkelen enwil men een positieve bijdrage aan het beleid en de publieke opi-nie leveren. Het congres ‘Grenzenloze Solidariteit’ staat open voor een breedpubliek: academici, mensen uit het beleid, de politiek, de midden-veldorganisaties, socio-culturele organisaties en voor iedereen dieinteresse heeft in dit thema.Tijdens de pauze kunnen een foto- en een filmvoorstellingbezocht worden.Info en inschrijven: CEMIS – [email protected] | Tel.: 03-275 59 65 | www.ua.ac.be/cemis

20 weliswaar

| Criteria diversiteitsplannen opnieuw vastgesteld | Net als de vorige jaren zijn opnieuw de voorwaarden voor hetopstellen van het diversiteitsplan vastgesteld in een Vlaamsbesluit. De Vlaamse overheid wil de integratie van kansengroepen(personen met een handicap, allochtonen, oudere werknemers) opde arbeidsmarkt stimuleren. Om dat te bereiken stelt ze subsidiester beschikking van ondernemingen die een diversiteitsplanopstellen en uitvoeren. Een diversiteitsplan bevat een geheel vanmaatregelen en acties die gericht zijn op het wegwerken van dis-criminaties en drempels waarmee kansengroepen geconfronteerdworden. Wie kan de subsidie aanvragen? Zowel ondernemingen,instellingen, arbeidsorganisaties uit de profit- en social non-pro-fitsector, als lokale besturen. De subsidie kan aangevraagd wordenbij de bevoegde Sociaal-Economische Raad van de Regio (SERR), bijhet Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en

Opleiding (BNCTO) of bij het Departement Werken Sociale Economie. Als er een subsidie wordt toegekend,bedraagt deze tweederde van de uitgaven voor het diversiteits-plan, met een maximum van 10.000 euro. De voorwaarden en cri-teria voor het opstellen van het diversiteitsplan en het verkrijgenvan de subsidies werden vastgesteld in een Vlaams besluit van 19juli 2007.

Voor meer info en de tekst van het besluit, zie www.vlaanderen.be/werk.

welnu uwactiviteitenkalender

personeelsbeleid werkenin de zorg

Page 21: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

is een initiatief van Kerkwerk MulticultureelSamenleven en kost 8 euro.Voor meer info: www.kms.be | [email protected] of 02-502 11 28.

| België scoort goed op kinderwelzijn en volksgezondheid |België staat twaalfde op de ranglijst van landen wat betreft kwa-liteit van leven. Dit blijkt uit een onderzoek dat de situatie in 183landen bestudeerde. België scoort goed wat kinderwelzijn betreft.Dat omvat gezondheid en veiligheid, materieel welzijn, onderwijsen familie en vriendenkring. Ons onderwijs is volgens het onder-zoek zelfs het beste van de wereld. Ook in de categorie volksge-zondheid scoort ons land goed. Met één dokter per 227 inwoners

de schuld dient te betalen, dan kan er inderdaadsprake zijn van een schenking.Toch bestaat de mogelijkheid dat een borgtocht bezoldigd is. HetHof van Cassatie heeft in het verleden al beslist dat de kosteloos-heid van de borgtocht geen wezenlijk bestanddeel is van de borg.

De borg betaalt de schuld: wat nu?Als de borg daadwerkelijk de schuld van de schuldenaar moetbetalen, dan heeft hij dus eigenlijk de schuld van iemand andersbetaald. De borg kan deze schuld terugvorderen van de oorspron-kelijke schuldenaar. Hij kan zich hiervoor baseren op de schrifte-lijke overeenkomst die hij met de schuldenaar opstelde. Is er geenschriftelijke overeenkomst voorhanden, dan moet men teruggrij-pen naar de wetsregels ter zake. Zo zegt onze wetgeving dat de borg die de schuld betaald heeft,van rechtswege in alle rechten treedt die de oorspronkelijkeschuldeiser tegen de schuldenaar had.Concreet betekent dit dat de borg in de plaats komt te staan vande schuldeiser. Dit niet alleen voor de hoofdsom, maar ook vooralle bijkomende rechten (bijvoorbeeld intresten).

Opgelet!Als de ouders (of één van hen) overlijden dan zullen hun schul-den wel deel uitmaken van hun nalatenschap. Het totaal van deschulden maken namelijk het ‘passief’ gedeelte uit van de nala-tenschap. Op dat ogenblik zullen de erfgenamen dus niet alleenhet actieve gedeelte van de nalatenschap erven, maar ook deschulden. Is de schuldenberg te groot dan kunnen de erfgenamennog steeds de nalatenschap verwerpen.Langs de andere kant bestaat er ook een ‘onderhoudsplicht’ vande kinderen tegenover hun ouders voor zover de ouder(s) behoef-tig zijn en deze kinderen ook een vermogen hebben.

tekst | Solange Tastenoye

weliswaar 21

Enkele jaren geleden hebben je ouders een lening genomenvoor de aankoop van een nieuwe woning. Na verloop van tijdkomen ze in geldnood en uiteindelijk kunnen ze hun schul-den niet meer afbetalen. Bestaat het risico dat je als meer-derjarig kind opdraait voor die schuldenberg?

Dat risico bestaat in principe niet, voor zover er geen enkele over-eenkomst tot stand is gekomen tussen je ouders en jezelf. Hetgebeurt namelijk dat iemand (bijvoorbeeld ook het meerderjarigekind) ‘borg’ staat voor zijn ouders. Wat betekent dit nu precies?

De ‘borgtocht’Deze borgtocht betekent dat iemand (de borg, hier het kind) zichtegenover de schuldeiser van een verbintenis, verplicht om dezeverbintenis af te lossen indien de oorspronkelijke debiteur (hierde ouders) dit niet meer kan. Dit betekent dus dat er tussen jezelfen de schuldeiser een overeenkomst tot stand komt. Je gaat depersoonlijke verplichting aan om zelf de schuld aan de schuldei-ser af te betalen. De borg betaalt hier dus geen eigen schuld af,maar wel de schuld van iemand anders (de ouders).Opdat deze borg geldig zou zijn is het bovendien ook niet nodigdat er tussen jou en je ouders hieromtrent een overeenkomstwordt afgesloten. Je kunt je borg stellen zonder enige opdrachtvan je ouders en zelfs buiten hun medeweten.

Het bewijs van de borgtochtOok al heeft de oorspronkelijke schuldenaar geen weet van hetfeit dat iemand voor hem borg staat, toch mag deze borg nietgewoon ‘vermoed’ of ‘verondersteld’ worden. Volgens de wet is hetnoodzakelijk dat de borgtocht uitdrukkelijk werd aangegaan endit ter bescherming van wie de borg staat. De borg moet dus zon-der twijfel de effectieve bedoeling hebben om borg te staan.

Is borgtocht kosteloos?Vroeger was een borgtocht eigenlijk een vriendendienst van deborg tegenover de schuldenaar. Ook vandaag vindt men deze vormvan borgtocht nog terug (bijvoorbeeld het kind dat borg staatvoor zijn ouders of omgekeerd). Dit is een kosteloze borgtocht. Devraag rijst hier of er dan geen sprake kan zijn van een schenkingtussen de borg (het kind) en de ouders. Indien de borg effectief

uw vragenover uw rechten

waarvan akte

Schulden van ouders

Waarvan akte is een nieuwe rubriek. Hebt u vragen overburgerlijk recht? Mail naar [email protected]. Frequentgestelde vragen krijgen hier een antwoord.

gehoord of gelezen welzijnswetenswaardigheden

| Jaarkalender: Feesten met de buren |Feesten met de buren is de naam van de kalender voor het jaar2008 met de feestdagen van de verschillende godsdiensten en cul-turen in ons land. Elke maand kunt u nieuwe of vergeten feesten(her)ontdekken. Dit jaar gaat het al om de tiende editie. In dezejubileumeditie staat niet alleen de educatieve bijlage, maar ookeen kleurrijke bladwijzer met een overzicht van de belangrijksteinterreligieuze feestdagen. De educatieve bijlage staat net als dedertien grote kleurenfoto’s in het teken van het thema ‘religieuzegebouwen die ruimte geven’. In een multiculturele samenleving isdeze jaarkalender een nuttig instrument voor onderwijs, welzijns-en verzorgingsinstellingen en voor het bedrijfsleven. De kalender

Page 22: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

ben een atheïst, maar heb ervaren dat men voordat soort engagement wel gelovig moet zijn.Deze mannen hebben al op jonge leeftijd eenlevensbepalende en in bijna alle gevallen moei-lijke keuze gemaakt.” De auteur wil ook het spanningsveld tus-sen missie en mystiek aftasten. “Kies je ervoor om in de wereldte staan en je handen vuil te maken of trek je je terug? Ik zieeen gelijkenis met de hedendaagse kunstenaar: ben je betrokkenmet de actualiteit of kies je voor een abstracte, ascetische posi-tie? Zelf kies ik hoe langer hoe meer voor dat eerste.” Op descène mag acteur Bruno Vanden Broecke de klus in zijn eentjeklaren. Missionarisproject, première op 14 december in KVS BOL, Brussel.Alle info op www.kvs.be. Tickets: 02-210 11 12.

| Ontembare danser | MAYDAY!, het dansfestival voor jonge en ontembare hedendaagsedansers, neemt van 6 tot en met 10 november de Antwerpse Montyin beslag. Verantwoordelijk hiervoor is het organiserendeDanswerkhuys, dat de bezoekers een representatieve mix van watnu roert bij jonge, beloftevolle choreografen wil tonen. Dit bete-kent dat er naast dans ook plaats is voor danstheater, fysiek the-ater, performance, installatie en dansfilm. Centraal echter in hetfestival staan de dark rooms: tien geselecteerde dansmakers heb-

komen we op de vierde plaats in de ranglijst terecht. 5,3 zieken-huisbedden per 1000 inwoners zijn maar goed voor een vijfender-tigste plaats. 75% van de Belgische vrouwen gebruikt moderneanticonceptiemiddelen en ook dat is een hoge score. Met eengemiddelde levensverwachting van net geen tachtig jaar, valt onsland net buiten de top twintig.

| Laaggeschoolden maken minder gebruik van kinderopvang |Laaggeschoolden maken minder gebruik van kinderopvang omdatze denken dat die te duur is. Ze hebben ook meer moeite om werken gezin te combineren dan hooggeschoolden. Dat blijkt uit eenonderzoek van de Universiteit Antwerpen. Laaggeschoolde oudersdoen liefst een beroep op familie voor kinderopvang. Is er geenopvangmogelijkheid binnen de familie, dan kiezen ze er vakervoor niet te gaan werken dan om hun kinderen naar de kinderop-vang te brengen. Ze denken dat kinderopvang erg duur is, terwijlde kost van de opvang van Kind en Gezin afhankelijk is van hetgezinsinkomen. Minister van Welzijn Steven Vanackere wil werkmaken van communicatie op maat, zodat ook laaggeschooldeouders de juiste informatie krijgen.

| Al dertig organisaties erkend voor kinderopvang met dienstencheques |Er zijn al dertig organisaties erkend waar men met dienstenchequeskan betalen voor kinderopvang. Daarnaast loopt er nog een aantalaanvragen. Dat blijkt uit cijfers van Kind & Gezin. Het is de bedoe-ling dat het systeem vanaf 1 september van start gaat. De dien-stencheques voor kinderopvang maken deel uit van het Vlaamseactieplan voor flexibele en occasionele kinderopvang. Dat plan

| Loslopende auteur | Was het dubbeltje anders gerold, hij had nu misschien in de gevan-genis of in een afkickcentrum gezeten, maar Dimitri Verhulstbewijst dat er een ontsnappingsmogelijkheid is uit de margina-liteit: erover schrijven. Opgevoed door een stelletje dronkaards,geniet Verhulst nu succes als schrijver. Ironisch genoeg vooraldankzij De helaasheid der dingen, het boek waarin hij zijn jeugdbeschrijft. Maar, ook in zijn ander werk etaleert Verhulst eenwoeste, hilarische, vlijmscherpe en gevoelige schrijfstijl. En op hetpodium is de man zo mogelijk nog dwingender. Gevaarlijk boven-dien, want authentiek en doorleefd als hij leest, kruipt hij de toe-hoorder alarmerend dicht op de huid. Geletterde Mensen: Dimitri Verhulst. Première op 17 november in deStadsschouwburg te Mechelen, daarna tot 8 december op tournee.Alle info op www.begeerte.be | 03-272 40 41.

| Heroïsche missionaris | Auteur David Van Reybrouck heeft wat met oude, blanke mannenin Afrika. In zijn eerste theatermonoloog, Die Siel van die Mier,gaf hij het woord aan een wetenschapper. In N was het de beurtaan een encyclopedist. Nu laat hij een oude in Congo actieve mis-sionaris zijn verhaal doen. Ter voorbereiding trok Van Reybroucknaar Congo om er met missionarissen te praten. Hij is onder deindruk. “Het beste van het katholicisme zit in Kongo. Let wel, ik

voorziet kinderopvang voor en na de normaleopeningsuren van de crèches en in bepaalde‘noodgevallen’. De dienstencheques zijn uitsluitend voor eenouder-gezinnen met kinderen jonger dan vier jaar. Alleen kinderopvangaan huis komt in aanmerking. Gezinnen kunnen tussen vijf enveertig cheques per jaar aankopen. De prijs van de dienstenchequesschommelt tussen 1,67 en 6,70 euro. www.kindengezin.be.

| 60-plusgids |De 60-plusgids is een praktische handleiding voor personen die hunpensioenleeftijd naderen of bereikt hebben. Deze publicatie is in deeerste plaats een doorverwijsgids, die u op weg helpt bij het zoe-ken naar inlichtingen over thema’s die bij uw leeftijdsfase horen.Aan het einde van elk hoofdstuk staat een overzicht van specifie-ke diensten, instellingen, verenigingen, centra en groeperingenwaar de lezer voor uitgebreidere informatie terecht. Gedetailleerdecontactgegevens werden achteraan in de gids gebundeld.In het hoofdstuk over inkomen worden de verschillende pensi-oenstelsels, de ziekteverzekering en de zorgverzekering belicht,net als de sociale voordelen en mogelijke tegemoetkomingen.Andere hoofdstukken zijn: het familiale netwerk, ouderenemanci-patie en –participatie, vrije tijd, wonen, mobiliteit, gezondheid,zorgverlening, diensten (zoals de sociale diensten van het OCMW,het gemeentebestuur en het ziekenfonds. Het laatste en tiendehoofdstuk gaat over het levenseinde en belicht onderwerpen alserfenis, testament, schenkingen en maatregelen die bij het over-lijden moeten worden genomen.Zie ook: www.60plusgids.be | www.vlaanderen.be/publicatiesBestellen kan ook via tel.: 1700.

22 weliswaar

gehoord of gelezen welzijnswetenswaardigheden

tussen welzijnen cultuur

café social

Page 23: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

weliswaar 23

ben deze nazomer gebruik mogen maken van Danswerkhuys-ruim-tes om er site-specifiek werk te creëren. Het resultaat hiervan zietu in de Monty. Alle info op www.danswerkhuys.be en www.monty.be. Tickets: 03-238 91 81.

| Voorlichtingsles nieuwe stijl |Larf!, een kunsteducatieve vereniging die voorstellingen maaktmet en voor kinderen, presenteert dit seizoen De WervelendeVoorlichtingsshow. Neem de titel gerust letterlijk, want met dezevoorstelling willen de makers de seksuele voorlichtingsles oudestijl – een donkere diavoorstelling over eitjes en spermatozoïden– vervangen. Geen paniek, Larf! mag dan al het grote mysterie‘seks’ volledig willen onthullen, de vereniging heeft niet de bedoe-ling seks tot wiskunde te herleiden. “Er moet wat mysterie in deonderbroek blijven”, klinkt het daar. Om dat voor elkaar te krij-gen, kiest regisseur Han Coucke voor een cabareteske show boor-devol humor, dans en live muziek. Educatief dus, maar ook geestigmet rubrieken als versiertips van de week, de allereerste keer ende ero-clowns.Alle info op www.larf.be of 09-365 09 43.

| Opera voor moslims en christenen |Begin november viert jeugdtheater Bronks in de Kriekelaar teSchaarbeek haar jaarlijkse festival, met zoals steeds zowel (nieu-we) eigen producties als gastvoorstellingen. Van het huis is er ditjaar onder meer Opera voor moslims en christenen, een voorstel-ling die door christelijke en islamitische jongeren wordt gespeelden ook inhoudelijk door hen mee werd bepaald. Regisseur TonHeijligers werkt graag met niet-geschoolde acteurs omdat zij, zozegt hij “hun zenuwen niet helemaal kunnen verbergen.Bovendien staan zij onbevangen tegenover wat je hen vraagt engaat er ook wel eens iets mis. Ontroerend vind ik dat.” VoorHeijligers zijn humor en religie twee belangrijke thema’s. Religie

vooral omdat hij zich op zoek weet naar een soort waarheid. “Alsde waarheid van het christendom bestaat en die van de islam ook,dan is dat dezelfde waarheid. Maar, misschien bestaat de waarheidniet.” En misschien is iets wat opera heet, ook niet echt eenopera? “Neen, de titel verwijst vooral naar het grote gebaar, zoeigen aan opera, alsook naar de grote thema’s.” Maar, muziek is erwel, want “muziek is altijd manipulatief. Het maakt reclame vooriets, voor de kwetsbaarheid van een speler of wat dan ook. Ook inreligie is dat zo.”Opera voor moslims en christenen, te zien tijdens Bronks-festivalvan 3 tot en met 11 november. Alle info op www.bronks.be.

| Herneming Spiegelschrift |In november 2007 en januari 2008 loopt eennieuwe reeks voorstellingen van ‘Spiegelschrift’,de toneelversie van de gelijknamige brievenro-man. Bart Demyttenaere en Wim Geysen brengen hun intieme ver-telling zelf op de planken.Jonge mensen leren praten over sombere gevoelens om ze op diemanier in hun leven een plaats te geven. Dat is de bedoeling vanhet CM-project ‘ff down’. Spiegelschrift maakt daar deel van uit.Het boek en de toneelvoorstelling zijn voor scholen en jeugdorga-nisaties een goede aanleiding om een gesprek over somberegevoelens en depressie op gang te brengen. Voor jongeren is hetverhaal van Dennis en Babbe herkenbaar en aangrijpend.Spiegelschrift werpt een licht op hun twijfels, gevoelens en ver-langens: wat is geluk?, heeft het leven zin?, is de dood een ant-woord? Leerkrachten en jongerenbegeleiders kunnen een beroepdoen op een didactische map van het project ‘ff down’, metachtergrondinformatie en werkvormen. Het pakket omvat ook eenminikrant en de folder ‘Jongeren en depressie’. | ‘Spiegelschrift’ speelt van 5 tot 17 november 2007 en van 14 tot26 januari 2008. Boeken kan via Podiumkunsten Bis-produktiesvzw. Tel.: 03-454 27 37 | [email protected]. Info: www.spie-gelschrift.be.

| Een warm boek om voor te lezen |Ief Claessen, de illustrator vanWeliswaar, heeft zich voor het eerstgestort op tekenwerk voor een kinder-boek. Daarvoor heeft hij zijn inspiratiegehaald bij Amerikaanse circusaffichesvan de vorige eeuw. Die stijl sluit won-derwel aan bij de magische voorleesver-halen in Alle dagen feest! Kinderen (van4 tot 10 jaar oud) kunnen met de veledetails van de illustraties telkensopnieuw de originele verhalen samen-

stellen. Die komen uit de pen van Leo Bormans, hoofdredacteurvan het onderwijsblad Klasse. Na een onderbreking van twintigjaar vond hij weer de tijd om een kinderboek te schrijven. Hetboek is meteen genomineerd door de Kinderboekenjury 2008. Hetbevat tien tips om van voorlezen voor iedereen een succes temaken. Vaak stoppen ouders en opvoeders immers met voorlezenals de kinderen zelf kunnen lezen. Dat is spijtig. Voorlezen blijftvoor elke leeftijd een stimulans voor ontwikkeling van taal, fan-tasie en wereldbeeld. Alle dagen feest! biedt in elk geval tien maaltien minuten feestelijk voorleesplezier. | Leo Bormans (illustraties Ief Claessen) | Alle dagen feest! | uit-geverij Clavis Je vindt het boek in de boekhandel én op de boekenbeurs. Op 31oktober om 16.30 uur wordt het daar ook voorgesteld in een brede-re sessie rond ‘voorlezen’.

tussen welzijnen cultuur

café social

Weliswaar schenkt drieexemplaren van Alle dagen feest!.

Mail naar:[email protected]

foto | Raymond Mallentjer

Page 24: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

| Fiscale discriminatie kinderen met eenhandicap weggewerkt |Ouders met een kind met een handicap dat in eenaangepast internaat verblijft, mogen vanaf nu de tweederde van dekinderbijslag die rechtstreeks aan de voorziening werd uitbetaaldals een uitgave voor kinderoppas beschouwen en fiscaal inbrengen.Tot nu toe werd tweederde van de kinderbijslag rechtstreeks aan devoorziening uitbetaald wanneer een kind ten laste van het VlaamsAgentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) in een inter-naat werd opgenomen. Die kosten werden door de FederaleOverheidsdienst Financiën niet voor fiscale aftrek in aanmerkinggenomen. Voor de ouders van deze kinderen was dit een moeilijk tebegrijpen situatie. In vergelijkbare situaties, zoals bij de opnamevan gehandicapte kinderen in een internaat van het gemeen-schapsonderwijs, konden de ouders de bijdrage van de kinderbijslaghiervoor wel volledig inbrengen bij hun fiscale aangifte.Instellingen die omwille van de vroegere interpretatie van deAdministratie van de ondernemings- en de inkomensfiscaliteit(AOIF) geen attest voor het jaar 2006 (aanslagjaar 2007) uitreiktenaan de betrokken ouders kunnen dit alsnog doen. De belasting-diensten zullen worden ingelicht over het gewijzigde standpunt.

| Extra impulsen voor de zorgsector |In de opvang van gehandicapte personen zijn er 7.500 plaatsen tekort. Vorig jaar al meldde de Vlaamse Ombudsdienst dat er eentekort was. Op korte termijn hebben de maatregelen van de Vlaamseoverheid geen effect gehad. “De trend van 2006 zet zich voort,”zegt Vlaams ombudsman Bernard Hubeau. “Men beseft dat er eenprobleem is. Maar dat besef kwam te traag.” Het probleem van dewachtlijsten is al langer bekend, vaak met schrijnende verhalenover hoogdringende gevallen tot gevolg. De Vlaamse overheid keur-de in 2006 een budget goed voor 640 ambulante zorgplaatsen envoor 331 extra plaatsen in residentiële en niet-residentiële voorzie-ningen. Voor 2007 doet ze eenzelfde inspanning. Minister van

| Belgicum |Belgicum is het nieuwste boek vanWeliswaar-medewerker StephanVanfleteren. Belgicum is een foto-project over België. Geen objectie-ve weerspiegeling van een land,maar een subjectief zwart-wit foto-

document door de ogen van één fotograaf. Een ontdekkingstochtvan een klein landje in het centrum van Europa tijdens de eeuw-wisseling. Niet de kleurige prentjes van toeristische plaatsen offolklore in Vlaanderen of Wallonië, maar een eigenzinnig ennostalgisch beeld.Belgicum is niet een visie op het hedendaagse België van shop-pingmalls, verkeersrotondes of verkavelingswijken, maar wel vangetroebleerde landschappen en gehavende gebouwen. Meer dan vijftien jaar heeft de fotograaf doorheen het territoriumBelgicum geslenterd, is hij er verdwaald en werd hij voortgejaagddoor ontroering en vaderlandsliefde. Een tocht door een land metlittekens op zoek naar een onvindbare identiteit, maar met demelancholische ziel van een 177 jaar oude natie.

| Belgicum werd uitgegeven bij Lannoo (ISBN 90 209 71217). | De bijhorende tentoon-stelling loopt nog tot 6 januari 2008 in hetFotoMuseum Provincie Antwerpen - Waalse Kaai47, 2000 Antwerpen. Tel.: 03-242 93 00. Di tot en met zondag 10.00-18.00 uur | Gesloten op 1 januari en 25 december. Entree 6 euro.

24 weliswaar

tussen welzijnen cultuur

café social

goed vooruitvoering

beleid

| Budget voor suïcidepreventie verdrievoudigd |Elke dag doden drie Vlamingen zichzelf. Vlaanderen scoort wat zelf-doding betreft 50% hoger dan het Europese gemiddelde. Op West-Europees niveau staan we voorlaatste (na Finland). In 2002 bedroegde suïcidegraad bij mannen 27 per 100.000 en bij vrouwen 10 per100.000. Voor twintigers, dertigers en bij mannen rond de veertig iszelfdoding de belangrijkste doodsoorzaak. Minister van WelzijnSteven Vanackere werkt verder aan het actieplan (van 19 juli 2007)van voorganger Inge Vervotte dat de verwezenlijking van degezondheidsdoelstelling rond suïcidepreventie moet waarmaken. Desterfte door zelfdoding bij mannen en vrouwen moet tegen 2010verminderd zijn met 8% ten opzichte van 2000. Voor de realisatie van dit Vlaams actieplan 2006-2010 is in debegroting 2007 ongeveer 1.548.000 euro uitgetrokken, het drievou-dige van de 473.000 euro in 2006. Het actieplan beoogt het bevorderen van de geestelijke gezondheidop individueel en maatschappelijk vlak. De onlinehulpverleningvan de zelfmoordlijn werd uitgebreid van één avond naar tweeavonden per week. De deskundigheid van professionelen wordtbevorderd en de netwerking wordt geoptimaliseerd. . Om het uit-lokken van zelfdoding te vermijden, worden de aanbevelingen voorde mediaberichtgeving over zelfdoding opnieuw gelanceerd. Tenslotte zijn er acties specifiek gericht op de risicogroepen. Eind 2006startte een pilootproject voor het tijdig detecteren van personenmet schizofrenie. De werking van gespreksgroepen voor nabestaan-den (familieleden en vrienden) na zelfdoding, zoals opgezet door deWerkgroep Verder, wordt blijvend ondersteund. De eerder uitgetestemethodiek voor een betere opvang en vervolgzorg van suïcidepo-gers die zich aanmelden in spoedgevallendiensten wordt toegepast.Ook wil minister Vanackere een kinderboek voor jonge nabestaan-den na zelfdoding laten verspreiden in de basisscholen. In 2008 zal het Vlaamse actieplan de gezondheidsdoelstelling 'pre-ventie van zelfdoding' proberen te realiseren. Hiervoor is hetzelfdebudget uitgetrokken als in 2007.

Page 25: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

Als tweede stap wil Steven Vanackere de wacht-lijsten aanpakken door de zorggradatie, waardoorhij aan de zorgvrager de zekerheid kan aanbiedenvan een gepast zorgaanbod. De derde stap betreft de uitbouw en het op de sporen zetten van dezorgregie en het perfectioneren van de centrale zorgregistratie. Erzal sneller geregistreerd kunnen worden, zodat na bemiddeling metde zorgvrager vlugger met de zorgafstemming en de zorgverleninggestart kan worden.

| Minder administratieve lasten voor voorzieningenWelzijn, Volksgezondheid en Gezin |De Vlaamse Regering wil werk maken van het meten en vereenvou-digen van de administratieve lasten. Beleidsdomein WVG is één vande voortrekkers in een project dat zijn administratieve lasten meeten tegen januari 2008 een reductiedoelstelling formuleert. Demeting van de administratieve lasten zal plaatsvinden bij de voor-zieningen die het beleidsdomein aanstuurt. In een latere fase kun-nen ook de administratieve lasten voor bepaalde profielen opgesteldworden zoals voor jonge moeders, ouders op zoek naar opvang, per-sonen met een handicap.Om de lasten van het domein Welzijn, Volksgezondheid en Gezincorrect te schatten wordt beroep gedaan op de actoren uit hetbeleidsveld. Verschillende voorzieningen krijgen een digitale vra-genlijst toegestuurd waarin relevante informatieverplichtingen wor-den opgenomen. De voorzieningen maken voor iedere informatie-verplichting een zo goed mogelijke tijdsinschatting. Op basis van deze resultaten wordt voor het beleidsdomein eenreductiedoelstelling opgesteld. De informatie wordt in kaartgebracht en er worden vereenvoudigingen voorgesteld die moetenleiden tot een concrete en voelbare vermindering van administra-tieve lasten.| Voor meer informatie over de administratieve lastenmeting kan usteeds terecht op de website van de dienst wetsmatiging: www.wetsmatiging.be | www.wvg.vlaanderen.be/wetsmatiging

VCSPO wordt VersoDe Vlaamse Confederatie van Social Profit Ondernemin-gen (VCSPO) verandert van naam. VCSPO heeft sindshaar start in 1997 als intersectorale werkgevers-groep op verschillende vlakken getimmerd aan deweg voor de werkgevers in de socialprofitsector: alsplatform waarbinnen de socialprofitwerkgevers van de verschillendedeelsectoren afstemming zoeken rond visie en beleidsstandpuntenen als socialprofitpartner in het Vlaams sociaal-economisch overleg(SERV en VESOC). Bovendien werd sterk ingezet op onderzoek om deeconomische en maatschappelijke betekenis van de socialprofitsec-tor in beeld te brengen.Naar aanleiding van de viering van haar tienjarig bestaan verandertVCSPO haar naam in Verso: Vereniging voor Social ProfitOndernemingen. Verso vertegenwoordigt achttien werkgeversfederaties uit de priva-te en publieke socialprofitsector, actief in zowel de gezondheids-zorg, de welzijnssector, de socioculturele sector, de podiumkunsten,de sector van de aangepaste tewerkstelling, het onderwijs en demutualiteiten. Verso bracht op haar viering de resultaten van een onderzoek overde socialprofit naar buiten. Daaruit blijkt de Vlaamse socialprofit-

sector nog steeds een groeipool voor tewerkstelling. In het Vlaamse Gewest realiseren nu meer dan12.000 private en publieke vestigingen 320.000arbeidsplaatsen in de belangrijkste activiteitstak-ken van de social profit. Dit stemt overeen metbijna 16 % van de totale loontrekkende werkgele-

genheid in 8% van het totaal aantal vestigingen in Vlaanderen.Daarnaast zijn nog de vele duizenden vrijwilligers en zelfstandigenactief in deze sectoren.In de periode 1995-2005 is de loontrekkende werkgelegenheid in devoornaamste activiteitstakken van de socialprofitondernemingenmet 50% gegroeid in het Vlaamse Gewest. De totale groei van hetaantal arbeidsplaatsen in dezelfde periode voor de hele economie(alle sectoren) bedroeg 14 %. Voor de toekomst wordt verwacht datdeze groeitendensen nog zullen toenemen (het Federaal Planbureauvoorspelt bijvoorbeeld voor de zorgsector een toename in werkgele-genheid van 36% tegen 2020 en 44% tegen 2030). Bovendien wordtde socialprofitsector in verhouding tot de andere sectoren geken-merkt door een hoog percentage deeltijdse tewerkstelling, zodathet aantal arbeidsplaatsen nog hoger ligt. Het is dus duidelijk datde socialprofitsector in belangrijke mate bijdraagt tot de groei vantewerkstelling in Vlaanderen.

weliswaar 25

Welzijn Steven Vanackere gaf al te kennen dat dit niet volstaat.Vanackere meldt dat hij nu, bovenop de 22,5 miljoen euro die devoorbije jaren jaarlijks werden geïnvesteerd om de wachtlijsten inde gehandicaptenzorg weg te werken, over 10 miljoen euro extravoor de wachtlijsten in de zorgsector kan beschikken. Dit maakt dater 32,5 miljoen extra in de wachtlijsten kan worden geïnvesteerd. Na indexering en aanpassing van de lonen betekent dit een toena-me van het budget voor het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personenmet een Handicap) met 54,5 miljoen euro.Voor Kind en Gezin stijgt het bruto-budget met 19,2 miljoen euro.Naast index, de evolutie van de lonen en de verdere uitvoering vanhet Globaal Plan Jeugdzorg betekent dit een effectieve nieuwe toe-name van 3,7 miljoen euro vanaf 2008. De extra middelen gaanonder meer naar de uitbouw van de kinderopvang en de preventie-ve zorg voor kinderen, de wachtlijsten in de adoptie en de Kind enGezin-telefoonlijn.Ook het budget van de Bijzondere Jeugdbijstand neemt toe met17,9 miljoen euro. Dit betekent een nieuwe opstap van 4 miljoeneuro voor de residentiële opvang die kadert in het Globaal Plan.Voor pleegplaatsingen, internaten en preventieve sociale acties is 1miljoen extra voorzien. Voor de verdere capaciteitsuitbreiding vande gemeenschapsinstellingen is 3,7 miljoen extra begroot.Naar aanleiding van de begrotingsopmaak besliste de minister omeen extra impuls van 0,5 miljoen euro aan de geestelijke gezond-heid te geven, evenals 150.000 euro extra voor het beleid inzakegezondheidspreventie.Minister Vanackere maakt van de verhoging van het budget voorhet VAPH gebruik om een aantal nieuwe accenten te leggen en deafbouw van de wachtlijsten definitief in te zetten.Als eerste stap in de aanpak wil hij de extra middelen creatiefgebruiken zodat aan de dringende zorgvragen snelle antwoordenkunnen gegeven worden. Er zal nagegaan worden hoeveel mensentevreden zijn met een proportionele oplossing zoals bijvoorbeeld demogelijkheid voor gezinnen om op variabele tijdstippen zelf voor dezorg in te staan of door de thuisopvang van gehandicapte kinderente combineren met een permanente mogelijke terugvalbasis naar deinstellingen.

goed vooruitvoering

beleid

Page 26: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

ren van de gezondheid. Er is ook steeds meerwetenschappelijk bewijs dat evenwichtige voe-ding en voldoende beweging samen horen in eenactieve, gezonde en fitte levensstijl. Dit handboek vormt een basis-werk voor studenten, voorlichters, diëtisten, preventiewerkers eniedereen die rond voeding, gezond leven en voorlichting werkt.

Marieke Nijmanting | Handboek kindercounceling |SWP/EPO, 2007, 180 p. 22,50 euro. ISBN 978 90 666 5804 5Dit boek biedt een breed en diep overzicht van kindertherapie. Deauteur legt uit wat de onderliggende principes en de onderdelenvan de verschillende therapeutische stromingen zijn. De nadrukligt op de mogelijkheden van de jonge cliënt. Handboek kinder-counceling is geschreven voor professionals die met kinderen vanvier tot achttien werken.

Ulco Schuurmans | Wat kunnen we hieraan doen? De meestgestelde vragen aan de Jeugdgezondheidszorg | SWP/EPO, 2007,172 p. 17,50 euro. ISBN 978 90 666 8526 4Wat kunnen we hieraan doen? Bevat een selectie uit de 150 meestgestelde vragen die online zijn gesteld aan de Nederlandse jeugd-gezondheidszorg. De vragen over gezondheid, levensstijl en opvoe-ding worden beantwoord door medische en zorgprofessionals.

Kris de Groof en Tina de Gendt | Kans op slagen. Een integralekijk op geweld in gezinnen | LannooCampus, 2007, 220 p. 24,95 euro. ISBN 978-90-209-7419-5Zelfs voor mensen die jarenlang ervaring hebben, blijft omgaan metgeweld in gezinnen een zoektocht. Naar woorden. Naar signalen.Naar oorzaken. Vanuit hun praktijkervaring geven de auteurs van ditboek inzicht en houvast aan iedereen die met familiaal geweldgeconfronteerd wordt. Kans op slagen is uniek omdat het boek aan-dacht heeft voor de dynamiek die er tussen de verschillende geweld-vormen in het gezin aanwezig is, en dit voor alle gezinsleden.

Peter Adriaenssens | Getekend. Kindermishandeling | LannooCampus, 128 p. 19,95 euro. ISBN 978-90-209-6558-2Kindermishandeling laat een handtekening na. Kinderen zijnerdoor getekend in hun ontwikkeling. Dit boek behandelt dediverse vormen van kindermishandeling. En de impact van kin-dermishandeling op de ontwikkeling van het kind komt uitgebreidaan bod. Ook de daders worden onder de loep genomen. Er wor-den aanwijzingen gegeven hoe je hun gedrag kan herkennen. Eenheldere handleiding, in klare taal, voor studenten, artsen, hulp-verleners, leerkrachten en ouders.

M. Moens, J. Roodhooft en W. Smets |Echtelijke moeilijkheden … en dan? |Standaard Uitgeverij, 2007, 176 p., 18 euro. ISBN 978 90 341 9229 5Als echtgenoten echtelijke moeilijkhedenkrijgen, is dat een emotioneel gebeuren,maar daar blijft het niet bij. Ook op juridischvlak doen huwelijksproblemen vragen rijzen.Echtelijke moeilijkheden … en dan? kan uhelpen om u de weg te wijzen in het juridi-

sche doolhof waarin u bij echtelijke moeilijkheden terechtkomt.Het boek is daarenboven zo geschreven dat ook wie niet ver-trouwd is met ‘juristentaal’ alles kan begrijpen.Meer weten? Surf naar www.standaarduitgeverij.be/informatief.

Steven Degrieck | En dan... en dan...? Tijd verhelderen voormensen met autisme | LannooCampus, 2007, 184 p. 16,95 euro.ISBN 978 90 209 7175 0En dan... en dan...? is het eerste boek dat alle kennis rond hetgebruik van dagschema’s voor mensen met autisme op een syste-matische manier bijeenbrengt. De auteur vertrekt vanuit de doel-stellingen van dagschema’s. Zo worden misverstanden meteen uit-geklaard. Een onmisbaar praktijkboek voor iedereen die leeft ofwerkt met mensen met autisme.

Karlijn Demasure | Troost het kind in mij. Over incest en sek-sueel geweld | Averbode, 2007, 168 p. 15,99 euro. ISBN 978 90 317 2564 9In januari 1987 werd de zelfhulpgroep ISG (Incest en SeksueelGeweld) opgericht. Dit jaar viert de zelfhulpgroep zijn twintigsteverjaardag. Naar aanleiding daarvan schreef Karlijn Demasure eenaangrijpend boek over incest en seksueel geweld.

Ria Goris | Haal jij de kinderen op? |Houtekiet, 2007, 204 p. 18,50 euro. ISBN 978 90 524 0992 4Weliswaar-medewerkster Ria Goris heeft eenboek geschreven voor wie wil weten hoe anderegezinnen werk en gezin combineren. Hoe ver-deel je je tijd, waar vind je opvang en hulp? Watverandert er als de samenstelling van het gezinwijzigt? Ouders gaan er vaak van uit dat er voor

hun situatie slechts één oplossing is, maar er bestaan tal vanmogelijkheden om gezin en arbeid beter op elkaar af te stemmen.De combinatiemodellen groeien mee met het gezin en met de car-rière. Onderzoek toont aan dat, ondanks allerlei praktische uitda-gingen, de meeste Vlaamse ouders creatieve manieren vinden omhun privéleven en hun werk te combineren. Ria Goris toetste dezeconclusie aan de werkelijkheid.

Ann Van Hooste, e.a. | Kinderen met Down. Een kind opvoedenmet het syndroom van Down. Wegwijzer voor de hulpverle-ning thuis | LannooCampus, 2007, 224 p. 19,95 euro. ISBN 978-90-209-6983-2Ouders van een kind met het syndroom van Down worden gecon-fronteerd met vragen en praktische problemen. Dit begrijpelijkgeschreven basisboek geeft ouders duidelijke informatie over demanier waarop ze samen met hulpverleners antwoorden kunnenvinden op de specifieke vragen en behoeftes van hun hele gezin.

Colette Van den Bossche | Een nest als (g)een ander. Mijn levenmet twee gehandicapte kinderen | Lannoo, 2007, 196 p. 16,95 euro. ISBN 978-90-209-7392-1Colette Van den Bossche is de moeder van twee prachtige kinde-ren, geboren met een mentale handicap. Haar hele leven langvecht Colette voor het welzijn van haar kinderen. Ze wil volledigrecht doen aan die kinderen, en ze evenveel aandacht en kansengeven als andere kinderen. Een herkenbaar verhaal over het over-winnen van hindernissen en tegenkanting, over het aanvaardenvan het leven zoals je het krijgt.

Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie | Handboek gezond-heidspromotie. Evenwichtig eten en gezond bewegen |Lannoo, 2007, 200 p. 22,50 euro. ISBN 978-90-209-7329-7Iedereen die op een professionele manier met voeding bezig is,kent het belang van een evenwichtige voeding voor het bevorde-

26 weliswaar

een selectienieuwe publicaties

uitgelezen

H O U T E K I E T

Haal jij de kinderen op?

Ria GorisJ

Page 27: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

In Nederland zijn er tussen de twee en driemiljoen mantelzorgers actief. Ongeveer10% daarvan zijn minderjarige kinderen.Omdat mantelzorg zich altijd thuisafspeelt, kan hun aantal nog hoger liggen.De jonge kinderen nemen een bijzondereverantwoordelijkheid op zich. Daarom ishet belangrijk dat ze gemotiveerd blijvenom mantelzorg te bieden én dat ze vol-doende afleiding hebben om ook huneigen wensen, verlangens en dromen waarte maken. “Het is soms moeilijk om mantelzorger tezijn. Niet het werk zelf, maar er steeds zijnvoor iemand kan veel energie opslorpen.Vaak ben ik uitgeput als ik ‘s avonds op debank neerval”, zegt Jolein (16). Zij zorgt alenkele jaren voor haar jongere zusje dieeen hersentumor heeft. “Mijn ouders kun-nen niet veel meer doen thuis. Mijn moe-der doet wel nog wat, maar als zij nietkan, maak ik schoon, zorg ik voor deboodschappen en maak ik samen met mijnzus haar huiswerk”, zegt ze. “We wetenniet hoe lang ze nog heeft. Het kan eenjaar zijn, drie jaar, een week of zelfs nogmaar een dag. Ze houdt het nu al drie jaarvol, tot grote verbazing van de dokters.Niemand in ons gezin weet wat ons tewachten staat. Het zorgt soms voor eendeprimerende sfeer in huis, omdat we alle-maal in onzekerheid leven. Als ik naar deactiviteiten van de Stichting kom, ben iker even uit, even weg van thuis. Dan doeik ook eens iets leuks.”

Elke maand organiseert het StichtingInformele Zorg (SIZT) op een andere plek in

Twente activiteiten voor jongeren tussentwaalf en achttien jaar oud. Twee keer perjaar is er iets te doen voor jongeren tussenvijftien en eenentwintig. Het project‘Jongeren Zorgen’ bereikt ruim 325 jonge-ren. “We hebben al een mountainbiketochtgedaan en binnenkort gaan we paintballenmet de hele groep. Voor de kleintjes vanvier tot twaalf organiseren we ook tweekeer per jaar activiteiten, ook al is dat nietde doelstelling van ons project”, zegt con-sulente Tirza Boxman. “Het SIZ zet elkemaand een persbericht in de krant, om

jonge mantelzorgers te bereiken. Maarvaak gebeurt het ook dat collega’s diezieke volwassenen bezoeken, zien dat erkinderen in huis zijn. Zij bieden ons pro-ject aan hun ouders aan, die het aan dekinderen kunnen voorstellen.” Ook organi-saties voor welzijn, zorg en onderwijs ver-wijzen dikwijls jongeren door naar de SIZT.

Opeens een mantelzorger“Wij kregen op een dag een brief in de busvan de Stichting. Mijn moeder heeft metoen aangezet om me in te schrijven enmee te gaan naar één van hun activitei-ten”, zegt Manon (12). “Mijn broer heeftPDD-NOS en ADHD. Soms slaat hij en roepthij heel hard. Eigenlijk gedraagt hij zichmeer als een twaalfjarige dan als een acht-tienjarige. En dat is soms heel erg moei-lijk. Ik moet vooral opletten wat ik tegenhem zeg, want als hij het niet leuk vindt,kan hij fors uithalen.” Manon doet nietmeer huishoudelijke taken dan een anderkind en zorgt ook niet voor haar broer.“Toch is ook zij een mantelzorger”, zegt

Tirza Boxman. “Mantelzorg zit ook in jehoofd. Het is even moeilijk om niet over jezorgen te kunnen praten. Om je alleen tevoelen met je vragen en onzekerheden,omdat je denkt dat je ouders al genoeg aanhun hoofd hebben en je ze er niet mee wilstoren.” Bij de Stichting begrijpen deandere kinderen haar: “Er is zelfs eenmeisje bij dat exact hetzelfde meemaaktals ik”, zegt Manon.

“Ik vond het wel vreemd opeens een man-telzorger te zijn,” zegt Jolein. “Je denkt

daar niet bij na, je doet gewoon. Het gaatautomatisch. Je zorgt voor wie ziek is,punt. En je denkt er niet bij na dat er nogzoveel andere kinderen zijn die hetzelfdemeemaken. Door naar de activiteiten vanJongeren Zorgen te komen, heb ik daar nueen totaal ander beeld van.” Toch is trotshier misplaatst, vinden ze allevier. “Trots?Nee, dat ben ik niet”, zegt Duncan (13).Hij zorgt voor zijn mama, die permanentpijn heeft in de heupen en de onderrug.“Ik doe dit al zo lang, voor mij is het van-zelfsprekend geworden, een deel van mijnleven.” Dat betekent echter niet dat hetaltijd even makkelijk is, of dat deze kinde-ren nooit opstandig worden omwille van desituatie waarin ze zitten. Jolein: “Ik kanzo ongelooflijk opgelucht zijn wanneermijn zusje een week weggaat. Ik mis haardan verschrikkelijk, want we zijn tweehanden op één buik. Maar het doet deugdom eens aandacht aan mezelf te besteden:uitgaan, met vrienden afspreken, werken.Ik kan me daar best schuldig over voelen.Dan word ik soms een beetje boos en denk

Er zijn ook jongeren die voor hunfamilie zorgen. In de Nederlandse

provincie Overijssel loopt hetproject ‘Jongeren Zorgen’ van de

Stichting Informele Zorg. Hetproject biedt jonge mantelzorgers

de kans om even te ontsnappenaan de zorgsituatie. Vier jongeren

uit Twente getuigen. “Trots offierheid zouden misplaatst zijn indeze situatie. Als iemand ziek is,

dan zorg je gewoon voor hem.”

Doen wat je

moet doen

Het verhaal van jonge mantelzorgers

weliswaar 27

Page 28: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

bang is om zijn of haar ouders met nogmeer zorgen op te zadelen. “Mijn broerhelpt me niet vaak”, zegt Jolein. “Hij isouder dan ik, achttien. Hij snapt wat eraan de hand is, maar hij weet niet hoe

ermee om te gaan. Dus doet hij niets. Hijwil aan mijn zusje vragen hoe het met haaris, maar dat vindt hij dan lullig, omdat hijwéét dat het niet goed met haar gaat. Duspraten ze niet. Als mijn broer er met vrien-den over wil praten, kan hij alleen maarhuilen. We hebben ook samen besloten erniet met onze ouders over te praten. Zehebben zo al genoeg aan hun hoofd.” Metbuitenstaanders erover praten, blijkt ookal niet zo makkelijk. “Op school hebben wewel een vertrouwenspersoon”, zegtManon, “waar we altijd mee kunnen pratenals we dat willen. Maar ik heb het nognooit gedaan. Het hoeft voor mij ook nietzo.” Volgens Jolein haalt het niet zo veeluit: “Ik heb misschien wel die behoefte,maar vaak blijkt dat ze het toch niet snap-pen als je er over begint. Mijn zusje zíet erheel gezond uit, veel mensen zien niet dater iets ernstigs aan de hand is en denkendat ze een gewoon kind is. En dus snappenze je verdriet niet. De enige die me échtbegrijpt is Marc, een vriend van me, dieook jonge mantelzorger is.” Manon: “Demeeste mensen op school vinden mijnbroer gewoon leuk. Maar ze weten niet wathij echt heeft. Ik heb het wel al een paarkeer uitgelegd, maar dat begrijpen ze danniet.” Ook Jaap (13) heeft het gevoel datde meeste mensen hem niet begrijpen: “Zesnappen het totaal niet. Ze denken: wat iser met haar? Als ze een goede dag heeft,kan ze thuis misschien toch nog een paarpassen lopen of leuke dingen doen? Datirriteert me nog het meeste: dat mensenhet niet inzien dat mijn moeder ernstigziek is.”

Aandacht thuis Als de communicatie zoek is, wordt hetook moeilijker om thuis aandacht te krij-gen. De mantelzorgers bevinden zich in deverzorgende positie en moeten altijd desterksten zijn. “Soms mis je gewoon die

reportage

ik: was het maar allemaal niet zo gegaan.Ik weet wel dat het voor haar nog minderleuk is dan voor ons, maar dat betekentniet dat wij geen moeilijke momentenkunnen hebben.” Volgens consulente Tirzais er niets mis met zulke uitspraken: “Jemag best boos zijn omdat iemand ziek is.Ook al kan die daar niets aan doen. En eris ook niets mis mee om dat even te uiten,dat betekent niet dat je iets tegen je zorg-vrager hebt. Dit project probeert dan ookde frustraties van de mantelzorgers op tevangen. Ze kunnen die emoties nergensanders kwijt.”

Vaak staat de communicatie met de oudersop een laag pitje. Omdat zij al hun aan-dacht aan het zieke kind of de zieke part-ner geven en geen energie over hebben.Maar ook omdat de jonge mantelzorger

28 weliswaar

“Met mijn zieke zusje maken mijnouders het extra gezellig.

Met ons in de buurt zijn ze vaak moe en geïrriteerd.”

Manon (12): "Mijn broer gedraagt zich meer als een twaalf- dan als een achttienjarige,en dat is soms heel moeilijk."

Page 29: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

ene knuffel of kus die je zo hard nodighebt,” zegt Jolein. “Met mijn zusje makenmijn ouders het extra gezellig, extra leuk.Met ons in de buurt zijn ze vaak moe engeïrriteerd. Ik heb uiteindelijk de stapgezet om daar met mijn ouders over te pra-ten. Ik heb hen gevraagd waarom ze zovreemd doen als wij erbij komen zitten. Ensindsdien houdt mijn moeder er meer reke-ning mee.” Manon: “Ik heb vaak het gevoeldat mijn broer meer mag. Als ik een avondniet naar buiten mag om met mijn vrien-dinnen te gaan spelen, mag hij net wél. Ensoms krijgt hij gewoon meer aandacht.Maar nu beginnen ze er ook op te letten.Dat doen ze uit zichzelf, niet omdat ik ermet hen over gepraat heb.” Duncan heeftdaar minder last van: “Ik heb nog eenzusje met het syndroom van Down, maarzij woont maar een keer in de twee wekenbij ons omdat mijn ouders gescheiden zijn.Als ze er dan is, doen we zelfs veel dingensamen.”

Zo moe“Er zijn avonden dat ik niets anders meerkan doen dan gaan slapen, omdat de zorgvoor mijn zusje me zo geeft afgemat”, zegtJolein. Tirza wil weten of het niet moeilijkis om te zeggen dat je moe bent. “Ik denkdat ze het wel begrijpt”, zegt Jolein,“maar ik probeer het zo weinig mogelijk telaten zien. Anders voelt ze zich schuldig.”Ook Jaap is vaak doodop: “Mijn moederheeft posttraumatische dystrofie, ze kannog net door het huis lopen, maar ze kan

niet naar boven. Na twee uur ‘s middagsgaat de hulp weg. Om kwart over drie benik vrij en dan kan ik haar helpen. Als zemijn hulp nodig heeft, dan help ik haargewoon. Maar er is nooit een moment datik er geen zin meer in heb. Niet dat ik hetdaarom altijd even leuk vind, maar ik wiler gewoon altijd voor haar zijn.”

Mantelzorg is eigenlijk bijna een fulltimejob. Deze jonge kinderen combineren dieverantwoordelijkheid met een schoolloop-baan én een sociaal leven. “Eigenlijk valt

het allemaal nog best mee hoor”, zegtManon. “Mijn broer gaat ‘s ochtends ander-half uur later weg dan ik en na het etenkomt hij ‘s avonds naar huis. Meestal kanik me goed concentreren op school, maarsoms wordt er iets gezegd dat me aan hemdoet denken en dan krijg ik het moeilijk.”Ook Jaap ziet er geen problemen in omalles te combineren: “Er is maar één uurtjewaarin mijn moeder geen hulp krijgt. Dangaat ze gewoon even rusten en dan weet ikdat ze veilig is. Daarna kom ik rechtstreeksvan school om voor haar te zorgen.” Joleinheeft het moeilijk als het slecht gaat met

haar zusje: “Dan zit ik de hele dag aanhaar te denken. In april ging het evenslecht met haar en dan was ik echt bangdat ik mijn examens niet zou halen.”

Ze lijken wel minivolwassenen, maar zelfhebben ze niet het gevoel dat ze snellervolwassen zijn geworden dan hun leef-tijdsgenootjes. “Je voelt je niet volwassen,je voelt je gewoon ánders. Over de helelijn”, zegt Jolein. “Toch vind ik de manier waar op zij over aldeze dingen praten bijzonder knap voor

kinderen van hun leeftijd”, zegt Tirza,“omdat het voor veel jongeren sowiesomoeilijk is om over persoonlijke en emoti-onele dingen te praten.” Tot slot willen de kinderen nog benadruk-ken dat ze niet naar medelijden hengelen.“Niemand hoeft ons zielig te vinden, wantdat zijn we ook niet”, zegt Jolein. “Wedoen wat we moeten doen. Niets meer enniets minder.”

tekst | Marjorie Blomme foto’s | Nele Van Canneyt

weliswaar 29

reportage

Vaak staat de communicatie met deouders op een laag pitje, omdat die al

hun aandacht aan het zieke kind geven.

Jaap (13):"Dat irriteert me nog het meeste: dat mensen niet inzien dat mijn moeder ernstig ziek is."

Page 30: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

handicap niet noodzakelijk een belemme-ring is voor tewerkstelling. Het is debedoeling dat er een mentaliteitsverande-ring komt tegenover mensen met een han-dicap. En dat gebeurt natuurlijk niet vande ene dag op de andere.”

Niet meteen naar het AWIPH

In de zoektocht naar werk wil het AWIPH

een onontbeerlijke schakel zijn, maar eenpersoon met een handicap moet niet nood-zakelijk eerst bij hen aankloppen. “Heteerste wat ze moeten doen is contactopnemen met het FOREM. Pas wanneer daar

30 weliswaar

“Mentaliteitsverandering is noodzakelijk” Het AWIPH (Agence Wallonne pourl’Intégration des Personnes Handi-capées) coördineert, adviseert en finan-ciert alle Waalse instellingen voor deopvang van personen met een handicap.Van bij de oprichting in 1995 was hetde bedoeling zowel de sociale als deprofessionele integratie van mensenmet een handicap te verbeteren, metautonomie als sleutelwoord.

“De professionele integratie van gehandi-capten zit in de lift”, zegt NathalieVanderniepen, hoofd van de communicatievan het AWIPH. Volgens haar werden nognooit zoveel inspanningen gedaan omgehandicapten een plaats op de arbeids-markt te geven. Quota, sensibilisatiecam-pagnes, premies: het houdt niet op. Maarhet AWIPH beseft ook dat een totale inte-gratie, zonder discriminatie en vooroorde-len, nog lang op zich kan laten wachtenen dat die er misschien ook nooit zalkomen. “Het blijft vooral moeilijk om hetgrote publiek mee te krijgen. Die premieszijn een prima initiatief, maar zonder sen-sibilisatie van het merendeel van de bevol-king zal er niet veel veranderen”, zegt ze.“Daarom proberen we met verschillendeinitiatieven mensen bewust te maken vande problematiek. We maken hen duidelijkdat ook zij kunnen meewerken aan hetbestrijden van discriminatie op de werk-vloer.” De Walen leerden het AWIPH vooralkennen door filmpjes op de RTBF en lokalezenders. Voor het tienjarige bestaan van

de organisatie werd in 2005 een filmgemaakt die op de commerciële zender RTL

te zien was. Ondertussen werd ook in bijnaalle Waalse gemeentes campagne gevoerd.“Daar spreken we met mensen van hetOCMW, met gemeenteambtenaren of metdirecteurs van instellingen voor mensenmet een handicap”, zegt Vanderniepen.“Een zeer arbeidsintensieve bezigheid dieniet altijd vruchten afwerkt.” De initiatie-ven van het AWIPH worden gesteund doorhet FOREM (de Waalse dienst voor arbeids-bemiddeling) en door verschillende inte-rimbureaus. “Zo laten we zien dat een

In het tweede deel over welzijn inWallonië richten we ons specifiekop de zorgsector. Hoe zit het met

het gehandicaptenbeleid van onzezuiderburen? Ondervindt de

ouderenzorg dezelfde problemenals in Vlaanderen? En hoe is de

kinderopvang georganiseerd?

“Het zou ideaalzijn mochten we

niet bestaan.”

Hoe is het gesteld met de Waalse welzijnssector? Kampt men er met dezelfdeproblemen als in Vlaanderen? En zo ja, kiest men voor dezelfde oplossingen ofnet voor heel andere? Zijn er wachtlijsten in de gehandicaptenzorg? Kreunt deWaalse kinderopvang ook onder een te grote vraag? Hoe wil men de vergrij-zing opvangen in de ouderenzorg? Weliswaar trok door het Waalse land enkwam terug met een opmerkelijke vierdelige reportage. In dit nummer vanWeliswaar: deel 2.

Page 31: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

werkers zijn op die manier verantwoorde-lijk voor één of twee personen en stellensamen met hen persoonlijke projecten op.“Dat is belangrijk omdat de gehandicaptetegen de meter of peter dingen vertelt diehij tegen ons misschien niet zou vertellen.Zo kunnen we beter inschatten hoe ze zichvoelen en kunnen we bepaalde houdingenof uitlatingen beter begrijpen”, zegtWasmes. Dat was ook één van de redenenom koppels toe te laten. “De seksualiteitvan mentaal gehandicapten is een contro-versieel onderwerp. Lange tijd waren hetofwel mensen die hun lichamelijke driftenniet onder controle konden houden, ofwelwaren ze zogezegd niet in staat om hunseksualiteit beleven. Men leerde mentaalgehandicapten nooit omgaan met hun sek-sualiteit, terwijl seksualiteit en affecti-viteit cruciaal zijn in een relatie.”

Kunst als integratie“Kunst is het perfecte integratiemiddel”,zegt artistiek medewerker Sonja De Roeck.Omdat La Maisonnée een klein huis is, kanhet volgens haar ook meer openstaan voorverandering en kan er sneller initiatiefgenomen worden. Wasmes geeft toe dat deintegratie hier vlotter verloopt omdat hettehuis in een dorp ligt. “Als we in de stadgevestigd zouden zijn, dan zou het tochallemaal iets moeilijker gaan. Daar is ermeer onverschilligheid. Iedereen van degemeenschap moet bij de integratiebetrokken worden. Toen we hier net toe-kwamen, hebben we bijvoorbeeld eerstgepraat met de mensen van het culturelecentrum. Zij hebben meteen ingezien datzij ook een rol hadden in de integratie.Veel van onze bewoners gaan er regelmatighelpen om activiteiten voor te bereiden ofom workshops te volgen. We hebben gelukdat het sociaal weefsel hier zo sterk is.”

geen oplossing gevonden wordt, zullen wijhelpen. Wij komen in actie als de handicapte zwaar is, de vooroordelen te sterk of alsde persoon te veel moeilijkheden onder-vindt en begeleiding nodig heeft”, zegtVanderniepen. “Op die manier kunnen we

ons concentreren op de mensen die onsecht nodig hebben.” Dat betekent niet dathet AWIPH voor de andere gehandicaptenniets doet. De organisatie ondertekendeonlangs een beheersovereenkomst met deWaalse overheid, waarin beide partijen hetzogenaamde principe van de ‘transversali-té’ toepassen. “De verschillende beleid-stakken moeten samenwerken. Er moeteen huisvestingsbeleid en een tewerkstel-lingsbeleid komen dat een gehandicapten-beleid opneemt in haar takenpakket.Daarmee willen we duidelijk maken dateen handicap een kenmerk is dat in élkbeleid een plaats moet krijgen.” Begin van de jaren zestig werd de wet opde sociale reclassering van mindervaliden

van kracht. Als gevolg van die wet legde deBelgische overheid tewerkstellingsquotaop aan de openbare instellingen. “Diequota zijn met hun 2,5% te laag. Ze wor-den nauwelijks gerespecteerd en van eensanctionering is zelden sprake. Een instel-

ling die geen perso-nen met een handi-cap in dienst neemt,of te weinig, zal daar geen nadelige gevol-gen van ondervinden.” Het AWIPH publi-ceerde onlangs een rapport waarin stonddat van alle Waalse ministeries en openba-re instellingen er slechts twee zijn die dequota respecteren of soms zelfs overstij-gen: het AWIPH en het psychiatrisch zie-kenhuis ‘Les Maronniers’ in Doornik. Alleandere instellingen scoorden zwak tot zeerzwak. “Het is hier zeker niet zoals inFrankrijk, waar de quota ook voor privé-

weliswaar 31

reeks

deel 2: Zorg in Wallonië

Pierre Craenhals, Frédéric Hendboeg,Dimitri Pietquin en Thierry De Geyterzijn geen onbekenden in Europeseartistieke kringen. Ze exposeerden al inStockholm, Londen, Parijs en New York.Dat op zich is al niet alledaags, maarhet wordt pas uitzonderlijk als je weetdat Jean en kompanen samenwonen inLa Maisonnée, een instelling voor men-taal gehandicapten in Haut-Ittre, eendorpje in de buurt van Nijvel. “We vertrekken altijd vanuit de vraag: watkán je?” zegt directeur Jean-Luc Wasmes.Zelf begon hij ook als kunstenaar. Na eenomweg in de fotografie begon hij artistie-ke ateliers voor mensen met een geestelij-ke handicap te organiseren. Dat ging nietzonder vooroordelen: “De eerste keer datik het werk van een gehandicapte liet zienwas tijdens mijn eigen tentoonstelling. Deartiest was op dat ogenblik in het buiten-land en kon dus niet aanwezig zijn bij debesprekingen vooraf. Maar de organisato-ren van de tentoonstelling vonden zijnwerk prachtig. Het was pas op de vernissa-ge dat ik de ontstemde gezichten zag. Zehadden gezien dat mijn vriend een handi-cap had en dat paste niet in het plaatje.Daarna was ik er nog meer dan ooit vanovertuigd dat ik mentaal gehandicaptenop hun artistieke levensweg wilde begelei-den.”

Eigen wilVoor Wasmes is het belangrijk dat degehandicapte zélf naar La Maisonnée wilkomen. “Als we merken dat het eigenlijkde ouders zijn die er op aandringen, zon-der rekening te houden met de wil van hunkind, dan weigeren we. De gehandicaptemoet zélf een aanvraag indienen om er tekomen wonen.” Daarna krijgen ze eenmeter of een peter toegewezen. Alle mede-

“Kunst is een perfect integratiemiddel”

Page 32: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

reeks

bedrijven gelden”, zegt Vanderniepen.“Dat zie ik hier in België nog niet meteengebeuren.”

Sociale isolatieSociale integratie is nochtans de eerste stapnaar professionele integratie. VolgensFrancis Pitz, coördinator van de Broedersvan Liefde in Wallonië, blijft dit één van degrootste problemen van de instellingen.“Alleen al het feit dat de gebouwen vaakaan de rand van de stad liggen, is nefastvoor de integratie in de samenleving”, zegthij. Vanderniepen is optimistischer: “Er is alveel verbeterd. Vijftig jaar geleden waren ervaak alleen grote instellingen, met eenlogge structuur, administratie en menta-liteit. Ze lagen inderdaad aan de rand vande stad, de bewoners werden er verstoptzodat niemand ze te zien zou krijgen. Maarvandaag zijn de instellingen kleiner: vandriehonderd tot zelfs vijfhonderd bewonersis men overgestapt naar een dertigtal bewo-ners.” Veel instellingen beseffen dat er eencruciale band is tussen de stad, de ruraleomgeving en de instelling. “Er zijn nuopendeurdagen, de bewoners maken pro-ducten die ze verkopen op de plaatselijkemarkt, en er zijn contacten tussen rusthui-zen en instellingen voor gehandicapten.” “Tot een tiental jaar geleden werd iedereenmet een handicap in een instelling

geplaatst en kreeg die de klok rond verzor-ging en begeleiding. Dat is nu ook veran-derd: we pleiten voor steeds meer autono-mie. We merken dat als we slechts opbepaalde ogenblikken in hun leven ingrij-pen, ze het niet meer nodig hebben om per-manent in een instelling te wonen”, zegtVanderniepen. “Zo subsidieert het AWIPH deappartements supervisés, waarin mensendie, als ze daar fysiek en mentaal toe instaat zijn, met drie of vier samenwonen. Deopvoeder komt regelmatig langs om hen teevalueren. Vaak gaat het om mensen dieecht nood hebben aan autonomie en zelf-standigheid. Er zijn nu ook instellingenwaar koppels samenwonen. Zoiets was vijf-tig jaar geleden ondenkbaar.”

Zoeken naar betere oplossingen De praktijk heeft soms andere verhalen inpetto. Het orthopedagogische centrumSaint-Lambert in Bonneville, bij Andenne,is een voorbeeld van die sociale isolatie.Het is moeilijk er weg te geraken, ook al isde juiste zorgmentaliteit aanwezig. “Demanier van werken in Saint-Lambert wasduidelijk voorbijgestreefd”, zegt FrancisPitz, coördinator van de Broeders vanLiefde in Wallonië. “We proberen nu allesom er een moderne instelling van temaken, maar dat gaat niet zonder proble-men. De ligging zit bijvoorbeeld al niet

mee: de bus in Andenne rijdt niet tot inBonneville. De laatste bushalte ligt op driekilometer van het centrum. Om bood-schappen te doen in het centrum van destad zijn de bewoners dus verplicht hetbusje van de instelling zelf te nemen. Zoleren ze niet om zelfstandig boodschappente doen of om sociale vaardigheden te ont-wikkelen.” Het probleem is de grote kloof tussen effi-ciëntie en effectiviteit. De instellingenzijn niet meer aangepast aan de huidigebehoeften. Pitz: “Om ze te evalueren moetje ze in hun context plaatsen. Daarnaastmoet je blijven zoeken naar betere oplos-singen.” Een van de oplossingen is eennieuwe methodologie, het zogenaamdeSupport Intensity System (SIS), eenCanadees systeem dat volgens Pitz zowelin België als in Nederland dé referentiewordt in de moderne gehandicaptenzorg.SIS analyseert nauwkeurig de persoonlijkebehoeften van de patiënten, waardooriedereen een op maat gemaakte zorg krijgten er dus een kwaliteitsvoller en efficiën-ter beleid gevoerd kan worden. “We zijnenthousiast en geloven in de resultaten oplange termijn.”

32 weliswaar

Page 33: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

een basiskwaliteitwerd opgelegd. Dat is goed gelukt. Watécht moeilijk zal worden, is die basiskwa-liteit verbeteren. Daarom stellen wij voorom alles wat boven de basiskwaliteit uit-steekt te commercialiseren. Groterekamers bijvoorbeeld, een voorgerecht bijhet eten of dagelijkse pedicure. Als dekwaliteit van het basispakket bewaaktwordt, moet commercialisering toch moge-lijk zijn?” Volgens Stabel zijn de kamersnog steeds te klein, is het aanbod tebeperkt en de wachtlijsten te lang. “Erwordt beknibbeld op de kwaliteit door eengebrek aan keuze.” En toch staatVlaanderen volgens Damoiseaux, met haarkwaliteitsdecreet verder dan Wallonië.

weliswaar 33

reeks

In de Belgische rusthuizen wonen onge-veer 120.000 bejaarden. De vergrijzingzorgt voor een moeilijk houdbare situa-tie. “Vanaf 2020 zal dit voor grote pro-blemen zorgen”, zegt Kurt Stabel, direc-teur van de Federatie voor Onaf-hankelijke Seniorenzorg (FOS), “Maarmisschien zal er dan eindelijk iets ver-anderen.”

“Twintig jaar geleden waren er nog tweeactieven die instonden voor één niet-actieve. Nu is er slechts één actieve vooréén niet-actieve. In 2020 zal dat één actie-ve voor twee niet-actieven zijn”, zegt KurtStabel. Dat er de laatste jaren veel veran-derd is in de ouderenzorg bevestigt ookMichel Damoiseaux, voorzitter vanFemarbel/Ferubel, de organisatie die voor-al in Wallonië private rusthuizen vertegen-woordigt. Damoiseaux weet waarover hijspreekt. Al 22 jaar runt hij het middel-groot commercieel rusthuis ‘Châteaud’Awans’ in Luik: “We proberen zoveelmogelijk bij te blijven. Zo is hier nu bij-voorbeeld overal internetverbinding, ookal is er voorlopig maar één bewoner die hetgebruikt.” Ook Kurt Stabel merkt verande-ringen: “Traditioneel vind je in Walloniëkleinere en commerciële rusthuizen. Maarhet probleem is dat de huidige wetgevinggeschreven is op maat van de grote rust-huizen, zowel in Vlaanderen als inWallonië, daarom zien we de laatste tijdweer een trend naar grotere rusthuizen.”

CommercialiseringDe helft van de Waalse rusthuizen is com-mercieel, in Vlaanderen is dat slechts 10%.“We moeten echter voorzichtig zijn als wede twee landsdelen vergelijken”, zegtStabel. “De rusthuizen in Wallonië zijnniet kleiner omdat ze commercieel zijn. Wezitten met verschillende demografischesituaties. In Wallonië zijn meer kleinedorpjes dan in Vlaanderen. In een dorp vanachthonderd inwoners is een rusthuis mettwintig bedden groot genoeg. Een kleinrusthuis is trouwens niet altijd even voor-delig: er kan bijvoorbeeld minder multidis-ciplinair gewerkt worden. Anderzijds biedthet meer huiselijkheid. En dat is wel eenvoordeel, omdat de meeste bejaarden hui-selijkheid hoog op hun verlanglijstje heb-ben gezet. In die zin heeft Wallonië mis-schien een streepje voor op Vlaanderen.Ook de kwaliteit van de zorg wordt doorverschillende factoren bepaald en niet uit-sluitend door het commerciële of openbare

karakter ervan. Het hangt er van af wat jebedoelt met kwaliteit. Er wordt snelgezegd dat de rusthuizen in Vlaanderenbeter zouden zijn, maar dat is omdat menzich maar al te vaak baseert op het aantalpersoneelsleden dat er werkt. Vlaanderentelt meer grote rusthuizen dan Wallonië,maar daarom bieden Vlaamse rusthuizenniet noodzakelijk een betere kwaliteit.” “De dagprijs in Château d’Awans is 41,65euro”, zegt Damoiseaux. “Dat is niet over-dreven”, zegt Stabel. “In Antwerpen zijner rusthuizen waar de dagprijs oploopt tot50 euro.” Hij zou graag meer commerciëlerusthuizen zien in Vlaanderen. “De laatstejaren is men bezig geweest met het ont-wikkelen van een kwaliteitsdecreet waarin

Vergrijzing moet de rusthuissector redden

Page 34: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

Kinderopvang is geen louter Vlaamsprobleem. Ook Wallonië kampt met eentekort aan opvangplaatsen. Het Officede la Naissance et de l’Enfant (ONE) pro-beert een oplossing te bieden voor dittekort.

In Wallonië controleert en subsidieert hetOffice de la Naissance et de l’Enfant de kin-deropvang. De Waalse kinderopvang is gro-tendeels op dezelfde manier georganiseerdals de Vlaamse. Dat wil ook zeggen dat deproblemen nagenoeg dezelfde zijn. Vooralhet gebrek aan opvangplaatsen is schrij-nend. Een van de inspanningen van hetONE en de Waalse overheid is het PlanCigogne II (het plan ooievaar), in navol-ging van het Plan Cigogne I dat in 2003 inwerking trad, maar nooit de gewilde resul-taten haalde. Plan Cigogne II is een ambi-tieus plan om tegen 2009 achtduizendnieuwe opvangadressen te openen. Hetdoel is 33% van de totale kinderopvang inWallonië te bereiken.

“Kinderopvang is er om ouders de kans tegeven hun professionele activiteiten tenvolle te ontplooien”, zegt Bernard Geerts.“Maar ook werkzoekende ouders of ouders

reeks

34 weliswaar

die een opleiding volgen om een job tevinden, kunnen redenen hebben om hunkinderen in de dagopvang onder te bren-gen. Kinderen die thuis blijven kunnen hetvinden van een job bemoeilijken.” VolgensGeerts kan zelfs het vervullen van socialeverplichtingen een reden voor kinderop-vang zijn. “Opvang heeft ook een socialefunctie. Wanneer een kind een hele dagthuisblijft met zijn werkloze ouders, wordtzijn sociaal netwerk zeer klein. In zo’ngevallen is het aangewezen om andere kin-deren te leren kennen. Daarom hebben we‘Open Huizen’ geopend, waar werklozeouders elkaar ontmoeten. Daarnaast zijner allerlei animatieprojecten voor de kin-deren, met theater en poppenkast. De con-sultatie voor de ouders gaat ook verderdan een medische controle. Er is een lec-tuurhoekje voorzien, er wordt gepraat overde situatie thuis, over hoe jonge moederszich voelen… ONE is meer dan enkelopvang of controle. Voor jonge ouders zijnwij vaak de enige organisatie tot wie zijzich kunnen richten met hun vragen.”(MB)

Kinderopvang naast het spoorVanaf 2008 zal het personeel van de NMBS

zijn kroost veilig kunnen achterlaten ineen crèche die verbonden zal zijn aan hetvernieuwde station Luik – Guillemins. HetACOD–Spoor (Algemene Centrale der Open-bare Diensten – Afdeling Spoorwegen) enCheminots de Liège ondersteunen al sinds2001 het idee van een crèche verbondenaan het Luikse station. Het project wordtgrotendeels door het ONE gefinancierd ener wordt onderhandeld met het WaalsGewest en de Franse Gemeenschap voorextra financiering. De crèche zou plaatskunnen bieden aan 1.500 kinderen en isdaarmee een primeur in België.(MB)

teksten | Marjorie Blommefoto’s | Stephan Vanfleteren

Opvang gezocht

naast het werk, ook nog een gezinslevenwillen. Daarom werven we alleen nog maarhalftijdse krachten aan.” Stabel ziet nogmeer problemen: “Wachtlijsten, kleinekamers, oude OCMW-gebouwen die dringendeen facelift nodig hebben, bouwprojectenvan vzw’s die tien jaar duren voor ze kun-nen beginnen… Het is het topje van deijsberg.” Toch zijn ze beide niet pessimistisch overde toekomst: “De vergrijzing zal zo nij-pend worden, dat de overheid uiteindelijkfors actie zal moeten ondernemen, waarbijze wel zullen moeten luisteren naar ons enoverleg zullen moeten plegen.” (MB)

“Hier staat de kwaliteitszorg nog in haarkinderschoenen.”

Absurde regelgevingDamoiseaux betrekt met zijn vrouw eenvleugel in het rusthuis. Het inwonen isvermoeiend, maar het voortbestaan vaneen middelgroot rusthuis is afhankelijkvan de inspanningen van de eigenaar.Terwijl een groot rusthuis staat of valt methet respecteren van regelgeving. “Als ineen klein rusthuis de directeur wegvalt, isdat een groot probleem. Want het is hij ofzijn echtgenote die ‘s nachts opstaan voorde bewoners. Daarom is het niet realistischom zich te baseren op het aantal perso-neelsleden”, vindt Stabel. “Een directeurvan een klein rusthuis die dag en nachtwerkt, telt voor het RIZIV maar als één full-time job. Terwijl hij soms twee of drie keerzo veel werkt als anderen. Het lijkt danalsof er te weinig personeel is, terwijl eréén persoon het werk van drie mensen

doet. Daardoor kent het RIZIV minder sub-sidies toe en moet het rusthuis nog meerploeteren om overeind te blijven, vaaktevergeefs.” Damoiseaux en Stabel staankritisch tegenover de regelgeving van hetRIZIV. Stabel: “Er zijn de laatste jarenalleen maar regeltjes bijgekomen,waardoor de voeling met de realiteit volle-dig verdwenen is. De inspecteurs hebbengeen contact meer met de bejaarden entrekken zich niets aan van de beheerder.Het enige wat telt zijn de boekhouding ende regels. Een voorbeeld van die absurderegelgeving? We nemen iemand in dienstmet vier jaar anciënniteit, maar achterafblijkt dat we alleen gesubsidieerd wordenvoor iemand met vijf jaar anciënniteit. Dusgaat de subsidiëring niet door.” Damoiseaux: “Ook blijft het moeilijkgekwalificeerd en gemotiveerd personeelte vinden. Verpleegkundigen worden veel-eisender en dat maakt het er zeker nietmakkelijker op. Natuurlijk snap ik dat ze

Page 35: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

Woorden of daden?Als onderzoekster is Danielle Dierckx ver-bonden aan OASeS (Universiteit Antwerpen).De Onderzoeksgroep Armoede, SocialeUitsluiting en de Stad is in Vlaanderen hetkenniscentrum bij uitstek wat armoede-beleid betreft en geeft ook het jaarboekArmoede en sociale uitsluiting uit. Zelf pro-beert Dierckx theorie en praktijk samen tebrengen. Ze is nauw betrokken bij eenaantal welzijns- en armoedeverenigingen.Die terreinkennis kwam goed van pas bijhet schrijven van haar zopas in boekvormverschenen doctoraat: Tussen armoede-beleid en beleidsarmoede. Een retrospectieveen interventiegerichte analyse van deVlaamse beleidspraktijk.

De persoonlijke motivatie om dit omvang-rijke onderzoek uit te voeren is concreet.Geconfronteerd met de alomtegenwoordig-heid van containerbegrippen zoals ‘inte-graal beleid’, wilde Dierckx in kaart bren-gen hoe beleid tot stand komt en wat hetbetekent. Dit integraal beleid wordt voor-gesteld als een oplossing omdat armoedeeen complex maatschappelijk probleem is.Het onderzoek van Dierckx bevat eennuchtere analyse van doelstellingen enmiddelen: hoe komt een beleidsthema opde agenda en worden er resultatengeboekt? Danielle Dierckx: “Ik stelde vastdat het armoedebeleid vaak vastliep. Erwerden veel nieuwe woorden verzonnen.Maar de vereiste dat armoedebeleid inte-graal of inclusief moest zijn, veranderdeniet veel aan de situatie. Iedereen vult diebegrippen anders in. Bovendien hebben de

verenigingen waar armen het woordnemen kritiek op de discrepantie tussenwoorden en daden.”

Armoedebeleid is ook politiek. En dusbestaat er een verschil tussen gelijk heb-ben en gelijk krijgen. Een belangrijk deelvan de aanbevelingen van Dierckx gaatdaarover: het armoedebeleid kan beter‘gepromoot’ worden. “Als het echt kloptdat het befaamde integrale armoedebeleidniet werkt, moet je er misschien meeophouden,” zegt Dierckx. Uiteraard geeft

ze in haar onderzoek aan hoe die integra-liteit wel kan werken, onder meer door hetarmoedebeleid in handen te geven van eenproactieve flexibele beleidsorganisatie. Deklassieke categoriale, sectorale en territo-riale strategieën moeten elkaar meer inspi-reren en versterken. Eigenlijk pleit Dierckxvoor een armoedebeleid dat de werkelijk-heid nauw volgt. En om dat te bereikenmoet een hedendaagse beleidsorganisatiezich bekwamen in wendbaarheid.

KantelmomentDierckx stelde zich ook vragen rond departicipatie van armen. “Zonder de armengeen goed armoedebeleid”. Die eis wordtaltijd gesteld, van lokaal tot Europeesniveau. Maar wat betekent ze eigenlijk? Enwaarom lukt het niet om er altijd aan tevoldoen?” Naast een diepgravende analysevan het armoedebeleid en de organisatieervan, organiseerde Dierckx een enquête

bij sterkhouders en betrokkenen. Op basisvan die schat aan informatie slaagtDierckx erin negen heldere beleidsaanbe-velingen te formuleren, haar “negen state-ments voor de toekomst”. Zo wijst Dierckxop het grote belang van het leefwereldper-spectief in het armoedebeleid en houdt zeeen pleidooi voor “vakkundige pleitbezor-gers”. Of het nu gaat om het aandacht vra-gen voor het thema armoede, om hetwegen op de beleidsorganisatie of om demanier waarop er wordt bestuurd, je hebtmensen nodig die kansen creëren en daar-

van gebruikmaken om het armoedebeleidte versterken. “Armoedebestrijding bereiktde beleidsagenda niet als niemand het‘entrepreneurship’ op zich neemt,” schrijftDierckx. Daarbij hoort ook het kiezen vanhet juiste moment, gunstige maatschappe-lijke gebeurtenissen en een voorspoedigpolitiek klimaat.

In de historische beschrijving die Dierckxgeeft van het armoedebeleid is ‘zwartezondag’ zo’n kantelmoment geweest. Anno1991 ging dit succes van extreemrechts bijde federale verkiezingen gepaard metmoeilijke economische omstandigheden.Analyses verwijzen vooral naar de situatievan inwoners van verpauperde wijken inde negentiende-eeuwse gordels van grotesteden. Politici trachten die ontevreden-heid op tal van manieren te bestrijden. Zowordt er opdracht gegeven aan de doel-groepen van het armoedebeleid en aan de

De afgelopen jaren heeft hetarmoedebeleid aan belang

gewonnen. Als je wat meer afstandneemt, vallen de verschillen

tussen vroeger en nu op. Omdathet nooit kwaad kan het verleden

beter te begrijpen, maakteDanielle Dierckx een doctoraat

over het historischearmoedebeleid. Haar onderzoek

bevat ook opmerkelijkebeleidsaanbevelingen.

Het ministerievan armoede

Een terugblik op een kwart eeuwarmoedebeleid

weliswaar 35

Page 36: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

probleem. Die interpretatie is ook vandaagnog populair, terwijl ze volstrekt tekort-schiet om de vele dimensies van armoedete vatten. Mede daarom hebben we te wei-nig wetenschappelijke gegevens over bij-voorbeeld de manier waarop armoedewordt ervaren: het verband met huis-vesting, vereenzaming, sociale relaties. Ennet die veelzijdige kennis zal nodig zijnom nieuwe armoederisico’s bij ouderencorrect in te schatten.”

Ook de afgelopen maanden waren er weertal van indicatoren die een toename vande inkomensarmoede meldden, wat specta-culaire berichten opleverde in de media.“Maar als je je blindstaart op die metingenmis je essentiële informatie”, zegt DanielleDierckx. Ze schreef over dit fenomeen eenartikel samen met Jan Vranken dat inArmoede en sociale uitsluiting. Jaarboek2006 is gepubliceerd. Als je op basis van deEuropese maatstaf de inkomensongelijk-heid in België meet, krijg je de afgelopenvijftien jaar geen spectaculaire schomme-lingen. Er is niet meteen sprake van eentoename van het aantal armen. En ook eenvergelijking van het aantal steuntrekkerslaat geen ‘schokkende conclusies’ toe. Welstijgt de inkomensongelijkheid en is denadruk op inkomen als bepalende armoe-defactor verschoven naar arbeid. Al wieniet bijdraagt aan de samenleving wordt‘geactiveerd’. Ook in die activeringsdrang iser redelijkheid te bespeuren. Dierckx: “Ineen integratiecontract dat je afsluit meteen OCMW gelden taallessen bijvoorbeeldals activering. Het gaat niet meer uitslui-tend om het aantal sollicitaties. Zo’nbeslissing getuigt van realiteitszin.”

tekst | Harold Polis

reportage

zorgsector om het Algemeen Verslag overde Armoede (1994) op te stellen. Op hetVlaamse regeerniveau worden bijvoorbeeldmeer inspanningen geleverd voor socialewoningbouw, wordt er in 1995 eenminister voor Stedelijk Beleid aangestelden wordt het Sociaal Impulsfonds (SIF)opgericht. De levenskwaliteit in de achter-gestelde buurten moet worden hersteld. Dearmoede en sociale uitsluiting moeten erworden bestreden. In het post-SIF-tijdperkstaat het armoedebeleid echter niet meercentraal. Andere maatschappelijke thema’s,zoals veiligheid, integratie en de economi-sche leefbaarheid van de steden, eisen ookaandacht en budgetten op.

SOS ArmoedeDierckx besluit dat armoede niet noodza-kelijk hoog op de politieke agenda komtomdat er meer armen rondlopen. Het zijneerder de maatschappelijke gebeurtenissendie de doorslag geven. De hoofdrol is vol-gens Dierckx weggelegd voor de ‘entrepre-neurs’. Zij dragen een adequate mentaliteituit waardoor het wordt voorkomen dat‘inspraak’ en ‘participatie’ als excuus wor-den gebruikt voor een gebrek aan resulta-ten. Naarmate de oorzaken van armoedeminder eenduidig worden, ontstaan ernieuwe kansen voor het armoedebeleid.“De komende jaren”, zo schrijft Dierckx,“vormt de verduidelijking van de armoede-dimensie in het etnisch-culturele debateen opportuniteit.” Eind vorig jaar nogbracht een tussentijds rapport van eenOASeS-onderzoek aan het licht dat de helftvan de Belgische allochtonen van Turkseen Marokkaanse afkomst onder de armoe-derisicogrens leeft. Toch richten de hulp-verlening en het welzijnswerk zich noghoofdzakelijk op autochtone Belgen.OASeS-onderzoekster Bea Van Robaeyspleitte toen in het weekblad MO* voor eenommezwaai in de hulpverlening: “In deeerste plaats moeten het armoedebeleid enhet middenveld interculturaliseren. Laatallochtone armen mee bepalen wat armoe-de is en welke maatregelen er nodig zijn.”De voorspelling van Dierckx zou wel eenssneller dan verwacht kunnen uitkomen.Op dat moment moet de overheid er welstaan.

In haar algemene beoordeling van hetarmoedebeleid blijkt dat sommige beleids-instrumenten, zoals coördinatiestructu-ren, onderbenut worden. Dierckx wijst erdan ook op dat het beleid omkaderd enopgevolgd moet worden. Hetzelfde geldtvoor de beleidsplanning. Vooruitdenken is

onontbeerlijk. Het verschil tussen eenbeleid dat conform de planning loopt ende doorwerking van de planning in hetbeleid zit in het langetermijnperspectief.Dierckx: “De nood blijkt hoog om dit meerna te streven.”

Meten is geld waard“In mijn onderzoek volg ik twee sporen”,vertelt Dierckx. “Enerzijds is er de toene-mende complexiteit van de armoede. Wemoeten die nauwkeurig beschrijven, zodatwe er rekening mee kunnen houden.Anderzijds pleit ik voor een overheid diezich blijft engageren in de strijd tegen dearmoede. Maar om die strijd goed te voe-ren, moet de overheid zich wapenen tegende complexiteit van armoede en socialeuitsluiting. Met dooddoeners red je hetniet.” Er zit nog een duidelijke groeimargein het armoedebeleid. Uiteraard kunnenDiercks’ negen statements voor beterschapzorgen, door het beleid sneller en meerefficiënt te voeren. Kennis kan ook eenpraktisch geïnspireerde noodzaak zijn. “Inde dagelijkse hulpverleningscontacten ofaan de balie van een stadsdienst kanempathie geen kwaad. Je moet goed kun-nen schatten in welke situatie mensen inarmoede leven. Uit mijn onderzoek is dui-delijk geworden dat er een behoeftebestaat om het leefwereldperspectiefnadrukkelijker aan bod te laten komen inhet beleid. Ervaringsdeskundigen volstaanniet. Het belang van de verenigingen waararmen het woord nemen is niet te onder-schatten. Maar ook zij hebben niet dedraagkracht om alle informatie overarmoede te verschaffen. We hebben meer-dere methodes nodig om kennis te verga-ren over de leefwereld van de armen.”

In de historische beschrijving van hetarmoedebeleid die Dierckx maakt, valt hetop hoezeer beleidsmakers verplicht zijnom trends te volgen en dus vaak beleid temaken dat (lang) na de feiten komt. Staatons hetzelfde te wachten met de vergrij-zing? Weten we vandaag al of het toege-nomen armoederisico in de steeds groterwordende groep ouderen problemen zalopleveren? Danielle Dierckx bevestigt hetbestaan van dit risico. Er speelt echter nogeen ander tekort in ons nadeel. “Ik hebmijn onderzoek laten beginnen eind jarenzestig. In die gouden jaren was er behoor-lijk wat aandacht voor de burgers aan wiede vooruitgang en de koopkrachtstijgingvoorbijging. Ze werden heel toepasselijk‘de vergetenen’ genoemd. Armoede werdtoen vooral geïnterpreteerd als inkomens-

36 weliswaar

Danielle Dierckx | Tussen armoede-beleid en beleidsarmoede. Een retrospectieve en interventie-gerichte analyse van de Vlaamse beleidspraktijk | Acco, 2007, 512 p.ISBN 9789033465833

| Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2006 | Acco, 2006, 492 p. ISBN 9789033463129

Page 37: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

Een schraal zomerzonnetje, ergens ver wegvan het stadsgewoel. Twee veulens strui-kelen een dravende merrie achterna. Af entoe wacht ze op haar kroost. Dan geeft zehen zachte tikjes met haar snuit. “Zo laatze zien hoe trots ze is”, vertelt Tessa.Vanop haar terras heeft ze uitzicht op depaardenfamilie in de velden. “Ik kan ersoms niet naar kijken. Het is allemaal zoperfect.” Tessa trilt na van het gesprek datwe net hadden. “Ik praat hier heel, heelweinig over. Ik heb zoveel rottige herinne-ringen. Er zijn dagen dat ik zot word.Compleet zot.”

Een paar weken eerder. Svea Van Goeyheeft haar klasje op de beroepsschool knusingericht. “We doen ons best”, glimlachtze. Dit is niet meteen de school van dezondagskinderen. Ik herinner me een leer-linge van mij, Tessa heette ze. Meestal zatze in de klas te slapen. Geregeld verwond-de ze zichzelf. Ze kon ook erg agressiefworden. Veel leerkrachten hadden schrikvan haar. Maar ik kon me daar niet bijneerleggen. Tessa was één en al harnas. Dehardheid verborg een kwetsbaar kind. Ikverdedigde haar tijdens de klassenraden,wat niet vanzelf ging. Een rotte appel alsTessa waren ze liever kwijt dan rijk. Ikwerd door de directrice berispt omdat ikme op glad ijs begaf.”“Ik was in het begin voorzichtig met Tessa.Toen ontdekte ik dingen die elke verbeel-ding tartten. Tessa werd zowel emotioneelals fysiek als seksueel zwaar mishandeld.Ze is op een bepaald moment ‘s middagsnaar huis gegaan. Ze heeft een hoop pillen

geslikt. Terug in de school is ze in elkaargezakt. Dat was haar noodkreet. Ze is inkritieke toestand naar het ziekenhuisovergebracht. Blijkbaar was haar familie algekend bij de politie. Toen ze ontslagenwerd, wachtten twee leden van de jeugd-brigade haar op. Tessa was woest op mij.Ze dacht dat ik haar er had ingeluisd. Dejeugdrechter besliste haar naar een geslo-ten instelling te sturen, ver weg van alles.Ze toonde geen greintje verdriet, ook niettoen we haar achterlieten. Alleen vijandig-heid. Na een tijdje mocht ze in het week-

end naar huis, maar naar haar moedermocht ze niet. Dus dan was er maar éénoplossing: Ze bleef bij mij thuis slapen.” “Je komt dan natuurlijk in een wespen-nest terecht. Als je niet uitkijkt, krijg jeiedereen tegen: de ouders, de school enTessa zelf. Een kind kan jou als een bedrei-ging beginnen zien. Maar gelukkig ont-stond tussen ons een sterke band. Op haarachttiende is ze naar Nederland vertrok-ken. Eigenlijk is ze gevlucht, weg van demiserie. Het contact is verwaterd. Tessamoet nu in de twintig zijn. Ze is een door-zetter, dus ik denk wel dat ze op haarpootjes is terechtgekomen.”

Ons moeder wist er van“Schoontje he!” Tessa wijst naar het litte-ken op haar voorhoofd. “Cadeautje vanmijn stiefvader. Hij heeft me met mijnhoofd tegen de vensterbank gemept entoen zat er een barst in mijn schedel. Ik

was een jaar of acht.” Tessa is een intelligente, mooie vrouwgeworden. Haar blik is verbeten en angstigtegelijk. “Sorry dat ik bibber!” herhaalt zeeen paar keer. “‘Ik ben nu getrouwd, metJessica. Ik wil verder. Ik wil niet terug. Ikheb iets met tijd. Ik kan niet bij hetmoment blijven stilstaan. Ik moet gaan.Als ik stil sta, zie ik de beelden. Ik heballes wat lelijk is in deze maatschappijgezien. Alles.” “Mijn echte vader is vertrokken toen iktwee was. Vanaf dan heb ik altijd een stief-

vader gehad. Tot mijn twaalf, dertien jaar.Hij was een zware jongen, gekend bij depolitie. Zijn eerste vrouw heeft hij neerge-schoten. Ons sloeg hij bont en blauw envoor straf moesten we vlak voor de gloei-ende kolenstoof op onze blote knieën metonze armen omhoog zitten. En intussenmoesten we de tafels van vermenigvuldi-ging opzeggen. Één maal één is één, tweemaal twee is vier.”“Mijn vroegste herinneringen stammen uitmijn zesde levensjaar. Elk weekend gingenwe naar een badhuis. Gezellige uitstapjeszogezegd. Mijn zus mocht altijd met mijnmoeder in bad. Ik moest met mijn stiefva-der in de douche. Ik was klein, wat wilzeggen dat ik met mijn gezicht ter hoogtevan zijn kruis kwam. Daar moet geentekeningetje bij zeker? Ons moeder wist ervan, maar ze wilde het niet zien. Gewooneven volhouden en het is al voorbij, dachtik. God, wat is een uurtje? Daarna doen we

Eén op tien kinderen inVlaanderen wordt mishandeld.

Kindermishandeling is de tweedeoorzaak van kleutersterfte. De

uitbouw van vertrouwenscentra,CLB’s en andere platformen maken

het probleem bespreekbaar. Tochblijft het taboe bestaan. Weliswaar

kijkt in de volgende drie editiesachter de schermen van een

samenleving waar het gezin buitenverdenking staat.

“Mij krijgen ze

niet kapot”

Kindermishandelingdeel 1: getuigenisvan een overlever

weliswaar 37

Page 38: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

één voor één. Ik heb gezien hoe hij mijnmoeder verkrachtte. Voor haar moest ik alszesjarige coke kopen. Ik reed op mijn fietsnaar een Marokkaanse dealer. Samen sno-ven we dikwijls een lijntje. Als ik een rede-lijk rapport had, kreeg ik een stukje hasjuit de kast.”“Mijn moeder was gokverslaafd. Ze zaturen aan de bingokas. Op café draaide zein één dag al haar OCMW-geld erdoor. Dan

zei ze met veel theater: ‘Tessa, gij moetdat bij de politie regelen. Zeg dat mijnportemonnee gepikt is.’ Ik moest naar DeGoede Woning om uit te leggen waarom dehuur niet werd betaald. Mama is uiteinde-lijk toch alleen gaan wonen. Weg van mijnstiefvader. Het café was mijn speelterreingeworden. Daar ontmoette ik Ralf. Ik wastwaalf, hij achtentwintig. Hij vond mij wel

gewoon weer stoer verder. Ik liet op schoolen op de straat wel zien wie de baas was.Ik was een rotmeid van wie iedereen schrikhad. Ik was een verneukt kind. Echt ver-neukt.”“Ik heb mezelf opgevoed. Ik deed al snelalles alleen. Ik nam op mijn zesde de tramnaar school, zonder boterhammen, niks.Mama kon niet voor zichzelf zorgen, laatstaan voor haar kinderen. Ze lag altijd te

slapen, suf van de pillen. Ik was een moe-der voor mijn moeder. Mama is manischdepressief. Ik weet dat ze zelf een zwarejeugd heeft gehad. Die man, mijn stiefva-der, zette haar ellendige jeugd gewoonverder. Hij zei altijd tegen mijn moeder dathij haar benen zou verbrijzelen als ze hemzou verlaten. Ik heb hem letterlijk denagels van mijn moeder zien uittrekken,

een stuk. Mijn moeder heeft ons gekop-peld. Dat was sluw. Door haar gokprobleemhad ze zoveel schulden opgestapeld dat zeuit haar appartement werd gezet. Ze heefthet kunnen regelen met die man dat hijeen lening aanging om haar schulden af tebetalen in ruil voor mij. Ik bedoel, ik wastwaalf en had seks met een bezopen ventvan achtentwintig. Ik heb jaren met dieman samengeleefd.”

“Mensen geloven zoiets niet.”“Ik wou er nooit over praten. Met nie-mand. Ik heb wel eens iets laten vallen,maar mensen geloven zoiets simpelwegniet. Daardoor zit je met een dubbeleangst. Enerzijds heb je schrik dat je nietwordt geloofd. Anderzijds heb je schrik datze je wel geloven. Dan kwamen ze me mis-schien weghalen en sloten ze me op in eeninstelling. Svea was de eerste aan wie ikalles heb verteld. Zij was iemand die voormijn verhaal echt tijd nam. Ik was dat nietgewoon. Ze knuffelde me. Ze was zo lief.Zij heeft mij de hemel laten zien. Hetbracht mijn gevoelens helemaal in de war.Ik besefte plots dat mijn leven geen levenwas. Dat het zo niet hoort te zijn. Ik hebdan een hele pot pillen genomen. Ik bennog naar school gelopen en dan werd alleszwart. Ik werd wakker in het ziekenhuismet Svea aan mijn bed. Ik heb alles ver-teld. Svea heeft zich om me bekommerd.Heel dapper van haar. Zij vormde een scha-kelmoment in mijn leven. Jammer dat nietmeer leerkrachten zo betrokken zijn.”“Ik ben nooit kind geweest. Geen idee watdat inhoudt. Ik heb geen enkele mooieherinnering. De eerste fijne momenten dieik koester dateren uit de tijd dat ik eengesloten instelling zat. Geen zatte venten,geen hysterische moeders, geen drugs,geen meppen meer. Alleen nog psychiatersen rust. Ik heb er soms heimwee naar.Echt.”

“Op mijn achttiende ben ik naar Nederlandvertrokken. Alles liep fout. Ik zat aan dedrugs. Jaren ben ik daar gebleven. Toen ikterugkwam heb ik mijn stiefvader opge-zocht. Hij hing nog altijd aan de toog. Metzijn dikke jeneverneus. Samen zijn we eenpint gaan pakken. Ik weet niet waarom. Ikwilde tonen dat hij me niet kapot gekre-gen had. Spijt heeft mijn stiefvader nooitgehad. Hij kent dat niet. Ik wens hemgeen vreselijke dingen toe. Behalve danmisschien dat hij zichzelf en zijn zieke iktegenkomt. Dat lijkt me voldoende omnooit meer wakker te willen worden.” Tessa werpt een kus naar Jennifer. “We

reeks

38 weliswaar

Tessa: “De eerste momenten die ik koester, dateren uit de tijd dat ik in eeninstelling zat. Geen zatte venten, geen hysterische moeders, geen drugs, geen meppen. Alleen psychiaters en rust. Ik heb er soms heimwee naar.”

Page 39: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

weliswaar 39

Prinses Mathilde was prominent aanwe-zig bij de opening van het tweede inter-nationale congres van het vertrouwens-centrum Kindermishandeling inLeuven: “Als ik ‘s avonds mijn kinderenin bed stop en zie hoe onbezorgd ze sla-pen, dan denk ik vaak aan de miljoenenkinderen op deze aarde die mindergelukkig zijn dan zij.”

Gusta, een slachtoffer van verwaarlozingen mishandeling, getuigde over haar erva-ringen. De luisterbereidheid waartoe deprinses opriep, kwam voor Gusta te laat. InGusta’s kindertijd werd er niet geluisterdnaar haar. Van vertrouwenscentra was noggeen sprake. Die bestaan pas twintig jaar.Niet in eerste instantie voor slachtoffersvan een losgeslagen gek als Dutroux,maar vooral voor de vele wantoestandendie zich in de thuissituatie afspelen. “Hetaantal meldingen van kindermishandelingneemt helaas toe”, zei de prinses.Voormalig Vlaams minister van WelzijnInge Vervotte, vanzelfsprekend ook op hetappèl, had het over 7.000 meldingen in2006. Een verdubbeling op tien jaar tijd.In de Verenigde Staten zou het aantal mel-dingen van kindermishandeling en seksu-eel misbruik op ongeveer dertien jaar tijdmet zowat de helft zijn afgenomen. Datvertelde David Finkelhor, professor socio-logie aan de Universiteit van NewHampshire tijdens zijn lezing. Tussen 1986en 1997 verdrievoudigde het aantal seksu-ele delinquenten dat in een Amerikaansegevangenis werd opgesloten. Campagnesmaken het Amerikaanse publiek al jarenduidelijk dat wie aan kinderen raakt,wordt gestraft. Die campagne heeft blijk-baar succes. Allerlei overheidsinstantiesscreenen potentiële werknemers strengerop hun achtergrond vooraleer ze met kin-deren aan de slag mogen. Het zijn tweeverklaringen van Finkelhor voor de frap-pante daling van het aantal meldingen inminstens 90% van de staten van deAmerikaanse federatie. Erika Frans, verantwoordelijk voor voor-lichting aan jongeren bij Sensoa, weet nietwat ze ervan moet denken. “Finkelhorgelooft dat afschrikking een positief effectheeft, maar werkt het niet evengoedandersom? Meer mensen aarzelen om zulkekwesties te melden omdat de consequen-ties erg groot kunnen zijn.” Finkelhor zelfis niet verbaasd dat hij enkele sceptischevragen krijgt. “Negatieve afschrikking isinderdaad een mogelijke uitleg, maar dit

wordt niet ondersteund door onze gege-vens,” legt hij uit. “Uitgebreide enquêtesover slachtofferervaringen bevestigen dater wel degelijk een afname is. We baserenons dus niet uitsluitend op rapporteringvan allerlei instanties.” In Amerika moet je melden als je denkt dateen kind in gevaar is. Anders sta je zelfaan vervolging bloot. Geen enkele instan-tie is er bereid de meldingen confidentieelte behandelen, al wil dat ook niet zeggendat alle gegevens zomaar worden vrijgege-ven. Finkelhor: “De aard van de meldingen enkele gegevens, zoals leeftijd enwoonplaats, worden doorgegeven aan eencentrale registratie. Precies daarom kun-nen we trends vaststellen. Waarom doen

jullie dat niet in Europa? Ik weet dat jul-lie in Vlaanderen een uniek systeem heb-ben met de vertrouwenscentra, maar werkthet ook echt?Onderzoek wijst uit dat dadertherapie eenbeperkt effect heeft, maar dat afschrik-king in de vorm van gevangenisstraf niette onderschatten valt. En zelfs als de daderniet de gevangenis in vliegt, waarom vin-den jullie het zo waardevol dat zijn omge-ving niet weet wat er gaande was? Ik weetdat jullie trots zijn op jullie systeem, maarbeschermen jullie de kinderen wel afdoen-de door de privacy van de dader en van hetgezin te bewaken?”

Het luistert nauw. Devertrouwelijkheid maakt dat mensen spon-taan over de brug komen met een meldingwaarmee ze bij negatieve afschrikkingzouden aarzelen, maar vraagt tegelijker-tijd vertrouwen van het gerecht.Magistraten moeten er van uitgaan dat devertrouwenscentra niet aarzelen de zaakdoor te spelen aan justitie als een vertrou-welijke behandeling niet volstaat. De ver-trouwenscentra slagen in hun opzet. Bijnade helft van de meldingen komt nu vanrechtstreeks betrokkenen, zegt PeterAdriaenssens. Maar van spectaculaire dalin-gen is bij ons geen sprake. De conferentie richtte zich verder op eenaspect waarover de bevindingen in de

In 2006 waren er ruim 7.000 meldingen van kindermishandeling. Een verdubbeling op tien jaar tijd.

reeks

De strijd tegen kindermishandeling

Verenigde Staten en bij ons alvast gelijk-lopen: het aantal situaties van verwaarlo-zing stijgt onrustbarend. Dit is misschiennog wel de lastigste vorm van ‘mishande-ling’. Met gekneusde ribben of met seksue-le handelingen weet je dat er iets te mel-den valt, maar met een gebrek aan aan-dacht en liefde is de stap naar de hulpver-lening moeilijker. Voor slachtoffers vraagthet soms jaren om zich te realiseren dat zeverwaarloosd werden.

tekst | Ria Gorisillustratie | Nora Theys

Page 40: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

de vertrouwenscentra was de redeneringvan hogerhand: moeten we wel centengeven aan een organisatie die zich bezig-houdt met zo’n pijnlijke dossiers?Struisvogelpolitiek dus: zolang we nietszien, kunnen we die vervelende dingenblauwblauw laten. Na Dutroux is de aan-pak veranderd. De druk op mijn medewer-kers is enorm vergroot. Mensen willen snelantwoorden. Geen getreuzel. Onlangssprak ik met een man die zowel vroeger alsnu kinderen misbruikte. Hij maakte zelf devergelijking. Kindermisbruik werd vroegernauwelijks aangepakt. Als er geen logischeverklaring werd gevonden voor de lichame-lijke mishandeling, kwam het slachtofferin het ziekenhuis terecht. Daarmee was dekous af. Daarom zijn de vertrouwenscentraprecies opgericht. Elke dag nog leren webij. Er is niet alleen lichamelijke mishan-deling, maar ook lichamelijke verwaarlo-zing, emotionele mishandeling, seksueelmisbruik. Die vergen elk een specifiekeaanpak. Al die ellende heeft één gemeen-schappelijk kenmerk. Als je een kind wilhelpen, moet je met de hele context bezigzijn. 85% van de meldingen betreft intra-familiaal geweld. Je helpt een kind niet alsje zijn omgeving niet bij de hulpverleningbetrekt.”

Niet met TessaTessa houdt lange pauzes tussen haar zin-nen. “Ik word soms helemaal koud.IJskoud. Dan bekruipt het verleden me.Dan lijkt het alsof ik binnenstebuitenwordt gekeerd. Het besef van mijn ziekeverleden ligt altijd als een beest op de loer.Daarom mag ik nooit stilstaan. Het beesthoudt van dode momenten. Dan krijg ikzelfmoordgedachten. Ik sleur een helehoop psychische miserie mee, maar ik vindniet dat ik dat als excuus mag gebruikenom er zelf een rotzooi van te maken. Datdeed mijn moeder. Maar ik niet. No fuckingway!”

tekst | Jeroen Franssensfoto | Jan Locus

reeks

zijn getrouwd”, zegt ze verliefd. “Ik voelme goed bij haar. Ik heb niks tegen man-nen. Ik zou er alleen niet meer mee kun-nen samenleven. We hebben samen ietsmoois opgebouwd. Het frituur hier om dehoek is van ons. Alles loopt ongeveer zoalsik het wil. Dat is de verdienste van Svea,maar ook van mezelf. Ik ben er trots op. Ikhad mijn hoofd ook kunnen laten hangen.Maar dan kennen ze Tessa nog niet.”

Betrapt en opgelucht“Niets dan bewondering voor iemand alsTessa”, knikt Stef Anthoni, algemeen direc-teur en psycholoog in het Vertrouwens-centrum Kindermishandeling Antwerpen.“Niet vanzelfsprekend om je zo te herpak-ken. Al zal het altijd moeilijk blijven. Zo’nverleden wis je niet uit.” Het bureau vanAnthoni kreunt onder de dikke dossiers.“Wij hebben het druk. In 2006 werden2.122 kinderen aangemeld, alleen voorAntwerpen. Dat zijn negen kinderen perdag. Dat betekent niet dat er meer kinder-enmishandeling is, maar dat er meer mel-dingen zijn. We werken laagdrempelig. Datwil zeggen dat er altijd iemand is die jekan bellen, de klok rond. De meeste mel-dingen komen van professionelen, maarook van familie, vrienden, buren, artsen,leerkrachten, CLB’ers. Allemaal mensen dieeen reden zien om zich zorgen te maken.Wij kijken dan of die ongerustheid terechtis. Geen simpele opdracht natuurlijk. Wijkunnen moeilijk ergens binnenstappenvoor een controle. Dat is onmogelijk, zelfs

al twijfel je soms niet. Wij hebben niet devolmacht om een kind bij de ouders weg tehalen. In sommige, ernstige situatiesmogen we wel het gerecht inschakelen.”“Dikwijls worden we naar het ziekenhuisgeroepen, als er sprake van mishandelingkan zijn. Dan spreken we de ouders aan.Dat zorgt natuurlijk voor argwaan. Daaromleggen we altijd goed uit wie we zijn enhoe we werken. Er is vaak angst, maar,vreemd genoeg, ook opluchting. Zeker bijseksuele mishandeling denkt de plegervaak al jaren: ‘Ik kan dit niet stoppen.’ Depleger is dan blij dat er een professioneleinstantie is die de grens voor hem trekt.Eindelijk! De angst voor de gevolgen blijftnatuurlijk wel. Ga ik alles kwijtspelen?Heel wat partners weten nergens van.Soms hebben ze een vermoeden. Even vaakwillen ze niet zien wat er gebeurt.”“Mensen lopen met een vooroordeel rond.Alsof kindermishandeling alleen voorkomtin moeilijke wijken en in sociale woon-blokken. Er bestaat inderdaad een socialerealiteit. Als je slecht behuisd bent, geeninkomen hebt of andere problemen, danwordt de kans dat mensen hun kinderenslaan groter. Maar als we kijken naar sek-suele of emotionele mishandeling, dankomt dat zeker even vaak voor inBrasschaat. De sociale controle is daarimmers minder groot.”“We gaan er te makkelijk van uit dat kin-dermishandeling niet in de eigen kringvoorkomt. En als het dan wel gebeurt,wordt het verdrongen. In de beginfase van

40 weliswaar

De definitie van kindermishandeling enverwaarlozing door de VlaamseVertrouwencentra luidt als volgt: “Iederesituatie waarin het kind slachtoffer is vangeweld van fysieke, psychische of seksueleaard, en dit passief of actief.”In elke Vlaamse provincie en het BrusselsHoofdstedelijk gewest bestaat eenVertrouwenscentrum Kindermishandeling.Ze voorzien gratis in medische, psychologi-sche, sociale en pedagogische hulp.Iedereen die een vermoeden heeft van ver-waarlozing of mishandeling kan contactopnemen. De focus ligt op volledige hulp-verlening, niet op bestraffing. Het aantal meldingen van kindermishan-deling of verwaarlozing bij deVertrouwenscentra steeg van 3.597 in 2000tot 4.669 in 2006. Het aantal kinderenwaarvan geweten is dat ze slachtoffer zijn,

steeg in diezelfde periode van 4.950 tot6.316. De reële cijfers liggen waarschijnlijkhoger. Veel gevallen van kindermishande-ling worden niet gemeld of blijvenonzichtbaar. Bij de situaties die door devertrouwenscentra worden onderzocht,gaat zowat een derde om seksueel mis-bruik en een kwart om lichamelijke ver-waarlozing of mishandeling. Maar eenvorm van mishandeling of verwaarlozingkomt zelden alleen. Bij emotionele mis-handeling gaat het veelal om schelden,snauwen, achterstellen, opsluiten, bangmaken of eisen stellen die het kind nogniet aankan. Veel voorkomende vormenvan emotionele verwaarlozing zijn: hetkind verlaten, het geen adequaat toezichtgeven of het afwijzen.

Kindermishandeling: de feiten

Contact: www.kindermishandeling.org

Page 41: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

2004. Landbouw was op zoek naar verbre-ding en differentiëring, de welzijnssectornaar vrijwilligers om mensen op te vangen.Moet te combineren vallen, vonden deBoerenbond, Groep KVLV en Cera. Zij richt-ten in 2004 samen Steunpunt Groene Zorgop. De taak van het steunpunt is de bandtussen land- en tuinbouw en de betrokkenwelzijnstakken aanhalen. Een recent eva-luatierapport leert dat sinds 2004 veellandbouwers en welzijnswerkers werdenovertuigd om groen en zorg te combine-ren. En waren de eerste zorgboeren voor-namelijk idealisten die jongeren of volwas-senen met een handicap uit instellingenopvingen, dan staat Groene Zorg intussenvoor elk samenspel tussen een groeneomgeving en de zorg voor kwetsbare groe-pen uit de samenleving. Toch is Groene Zorg niet louter een suc-cesstory. In hetzelfde evaluatierapportlezen we dat onder meer de communicatietussen welzijn en landbouw niet altijdgoed is, het ministerie van welzijn nietaltijd even sterk geïnteresseerd blijkt,voorzieningen onvoldoende geïnformeerdzijn over hun rol, de vergoeding voor dezorgboer te laag is en het huidige wettelijkkader te beperkt. Er is dus nog vooruit-gang mogelijk, maar er valt in de evaluatieook veel goeds te lezen. Dat het aantalzorgboerderijen gigantisch is toegenomen,bijvoorbeeld, van 46 in 2003 naar 258 ditjaar. Gezien echter ook de zorgvragen forsgroeien, van 146 in 2005 naar 256 in deeerste helft van 2007, wordt een geschik-te zorgboerderij vinden alsmaar moeilijker,zeker omdat de boerderijen meestal afgele-gen liggen.

Schoolmoeë jongen plukt blauwbessenVoor de dertienjarige Jason was GroeneZorg een redding. De jongen was school-moe en leerkrachten hadden het helemaalmet hem gehad. Begin juni van vorigschooljaar stelde het CLB hem voor om zicheen tweetal weken over zijn toekomst tebezinnen op Blueberry Fields, een blauw-bessenbedrijf in het Limburgse Koersel.Even rust was voor iedereen welkom. “Wezochten een oplossing, geen straf”, bena-

drukt Greta Das van het CLB. “De vicieuzecirkel moest worden doorbroken en omdatde ervaring leert dat een zoveelste nieuweschool zelden uitweg biedt, kozen we vooreen adempauze op een boerderij. In dehoop dat Jason daar wel tot rust zoukomen.” Wat heet rust. Op Blueberry Fields kreegJason meteen tal van taken toebedeeld: de

planten water geven, met de honden spe-len, blauwbessen sorteren op de band, hetmes van de grasmaaier schoonmaken, meetenten opzetten. Op een boerderij van vijf-tien hectare behoort lanterfanten nu een-maal niet tot de mogelijkheden.“Natuurlijk had Jason variatie nodig, maarhet was ook belangrijk dat hij zaken kondoen die anders door anderen moestenworden gedaan. Om het werk van de zorg-boer te verlichten, maar ook om Jason

zich nuttig te laten voelen. Hij had eenlaag zelfbeeld en zijn vertrouwen in vol-wassenen was gering. Hij moest dusopnieuw relaties leren op te bouwen”, zegtGreta Das.Jason kreeg meer tijd dan eerst gepland,want zijn verblijf op Blueberry Fields werdmet enkele weken verlengd, tot aan devakantie. Meer nog, ook nu nog is

Landbouw en zorgverlening gaanhand in hand bij Groene Zorg. Ook

voorzieningen met een eigeninstellingsboerderij of sociale

werkplaatsen met eigen land- entuinbouwactiviteiten horen erbij.Het steunpunt Groene Zorg werd

opgericht in 2004. De meestbekende vorm van Groene Zorg is

de zorgboerderij.

Groene jongens

Op de zorgboerderijtelt iedereen mee

weliswaar 41

Bedrijfsleider Tan Tze Ying van zorgboerderij Blueberry Fields. Op een boerderij van vijftienhectare hoort lanterfanten niet tot de mogelijkheden.

Page 42: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

ne dingen. Neem nu de jongeren die hiervia het project ervaringsleren komen.Veelal zijn dat gasten uit een gemeen-schapsinstelling. Ze hebben allerleigedragsstoornissen, terwijl 15 inn toch eengastenverblijf is. Welnu, de ommekeerbestaat erin dat zij de ontvangstkamer nietlanger met groot geweld binnenstormen,maar rustig komen binnenwandelen, nadatze kort hebben gecheckt of hun hemd welin hun broek zit en hun haar netjes ligt.”En zelf heeft Caerts natuurlijk ook wat aanzijn Groene Zorg-gasten. “Als je weet dathet hek hier zo’n dertig à veertig keer perdag open en dicht moet, dan is het gewel-dig als iemand dat voor je doet.”

Zo ziet een schaap er dus uitHet project ervaringsleren geeft jongerenmet een lange hulpverleningsgeschiedenisde kans om twaalf à veertien weken in eenlandbouwbedrijf door te brengen. Sinds2004 zijn vierenvijftig jongeren hier vrij-willig op ingegaan. “Voor deze toch welzwaar beschadigde jongeren brengt deklassieke hulpverlening nog weinig zodenaan de dijk”, zegt projectbegeleidsterKristel Nuyts. “Een nieuwe situatie, nieuweervaringen en activiteiten – velen van henhebben nog nooit een schaap van dichtbijgezien – kunnen nieuwe kansen bieden.Zo merken ze bijvoorbeeld dat ze wel dege-lijk iets kunnen en krijgen ze wat meervertrouwen. Vergeet niet dat zij vooralproblemen en mislukkingen hebben mee-gemaakt en zich niet bewust zijn van hetfeit dat ze vaardigheden bezitten.”Uit de verslagen die deze jongeren achter-af maken, blijkt ook dat velen van hen hetervaringsleren wel degelijk als een nieuwestart hebben ervaren. Ze hebben het overde intense relatie met de zorgboer(in) enhet gezin, maar ook over het feit dat hundossier hen eens niet werd aangerekend.Ze waren dus voor een keertje niet ‘de pro-bleemjongere’. “Gek genoeg vertonen ze opde boerderij ook nauwelijks het gedrag dathen normaal in de problemen brengt”,zegt Nuyts nog. “Blijkbaar brengt denatuur hen tot rust.” Boer Caerts gaat metdeze stelling akkoord. “Meer nog, na hetweekend, wanneer de jongere even naarhuis of naar de instelling is geweest, is hetaltijd weer lastig starten.” Tot het groenhen weer minder kwetsbaar maakt.

tekst | Jelle Van Rietfoto | Jan Locus

reportage

Blueberry Fields voor Jason een tweedethuis. Hij brengt er zijn weekends envakanties door. Das: “Natuurlijk hebbenwij als CLB oog voor de leerplicht en is hetde bedoeling dat zo’n jongen snel weernaar school kan, maar voor Jason was hetzinvol langer op de boerderij te blijven. Hijwas duidelijk aan het bijdraaien en had delandbouwmicrobe zelfs zo te pakken dathij intussen had beslist om tuinbouw tegaan studeren. Dan kon hij toch betermeteen in het nieuwe schooljaar fris aande start verschijnen, niet?”

Doe ik het goed?Het boerenleven dwong Jason dus totreflectie. Hij zag in dat conflicten somsmet zijn eigen gedrag te maken hadden.Want, hoewel op Blueberry Fiels iedereenaardig voor hem was, kreeg hij tochterechtwijzingen die hem heel bekend inde oren klonken. Misschien moest hij tochmaar eens wat meer op zijn manieren let-ten. Zorgboer Luc Vandebroek, medewerkerop Blueberry Fields en de individuelebegeleider van Jason, wijst hierbij op dekracht van een niet-schoolse omgeving.“Ik ben geen leraar”, zegt hij. “De enigestraf die ik hem kon geven, was dat hijniet meer mocht komen. Maar dan had ikook mezelf gestraft. Jason is hier kind aanhuis geworden.” Vandebroek praat ook graag over de voor-delen die Groene Zorg biedt aan het blauw-bessenbedrijf zelf. “Wij komen daar ookzelf zachter uit”, zegt hij. “Bij een bedrijfals het onze, waar gezondheid, ambachte-lijk werk en educatie hoog in het vaandelworden gedragen, past Groene Zorg in debedrijfsfilosofie. Waarom zouden wij onsniet openstellen voor de kwetsbaren inonze maatschappij, voor mensen met eenfysieke of psychische handicap? Dat waseerst het plan, maar omdat het voorgehandicapten moeilijk is om hier te gera-ken, zijn we ingegaan op de vraag omschoolmoeë jongeren tijdelijk op te van-gen. Jason was de tweede jongen diekwam. Van hem weet ik wel zeker dat dekorte periode hier zijn leven zal hebbenbepaald.”

Groetjes uit de zorgboerderijOok Chris Caerts is een overtuigde zorg-boer. Hij is schaapherder en eigenaar van15 inn, een fraai gerestaureerde langgevel-hoeve die als bed & breakfast is ingericht.De voorbije jaren zijn in het kader vanGroene Zorg een dertigtal jongeren en vol-wassenen op zijn erf terechtgekomen. Dejongeren hadden een verleden bij de bij-

zondere jeugdzorg, de volwassenen eenpsychiatrische voorgeschiedenis. Demeesten zijn een week à drie maandengebleven, eentje is zeven maanden blijvenhangen. “Geen van hen was een onbe-schreven blad”, zegt Caerts. “Allemaal had-den ze hun verleden, hun dossier, hunonzekerheden over de toekomst, maargeen van hen heb ik daar ooit op aange-sproken. Alleen dat is voor hen al een ver-ademing.”Een meer romantische setting dan Caerts’hoeve, gelegen in het landelijke gebied tus-sen Olmen en Meerhout, kan je je ampervoorstellen. Alleen al de ruime ontvangst-kamer, even naturel met eik, linnen enkalkverf aangekleed als de rest van dehoeve, spreekt tot de verbeelding. En danzijn er nog de vier prachtige gastenkamers,de immense tuin waar Border Collies scha-pen bijeendrijven en de omringende weid-se velden. Een mens moet echt hard zijnbest doen om hier niet tot rust te komen.Boer Caerts beklemtoont dat hij zich alsboer opstelt. “Ik ben geen hulpverlener enga met de gasten dus ook niet in discussieover hun situatie. Kijk, hun verblijf hierlost natuurlijk niet plots al hun problemenop, maar ze ervaren wel dat er nog watanders bestaat dan ‘toestanden’. We pratenover het vinden van een perspectief, overeen duwtje in de juiste richting.” Het over-kwam de drieëntwintigjarige Vanessa, eencliënte uit de psychiatrie. “De negen dagendie zij in 15 inn, bij het gezin van Caerts,doorbracht, waren voor haar van grotebetekenis”, zegt Bart Vermeulen vanbeschut wonen De Hulster in Kortenberg.“In een leven dat als een aaneenschakelingvan problemen moet hebben gevoeld, werdde pauzeknop even ingedrukt.”In de nieuwsbrief van De Hulster schrijftVanessa inderdaad met enthousiasme over“die goede tijd op de zorgboerderij”. Zepraat over de wekker die al om zeven uur ‘smorgens rinkelt, over de vijfhonderd scha-pen, de tien honden, de zeven koeien entwee paarden, over het harde en zwarewerk dat er op de boerderij moet gebeuren,over de kinderen van Caerts, over een scha-penrace en hoe vreselijk ze het vond omdode lammeren op te rapen. Kan een men-senleven kantelen in negen dagen? “Feit isdat Vanessa uit die ervaring vertrouwenheeft geput, want nadien is ze op zoekgegaan naar vrijwilligerswerk bij een die-renorganisatie. Dat werk heeft ze nietgevonden, maar ze is nu wel aan de slag ineen kleuterschool”, zegt Vermeulen.“We doen hier niet aan wonderen”, zegtChris Caerts. “Eigenlijk zit het net in klei-

42 weliswaar

Info: www.groenezorg.be

Page 43: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

“Het start allemaal met de idee van de civilsociety, het deel van de samenleving datbuiten de sfeer van de overheid valt”, zegtons contactpunt in Nederland en begena-digd verteller Arthur Jansen. Hij zatnamens het Expertisecentrum Maat-schappelijke Ondersteuning Limburg(EMOL) in de stuurgroep die het project‘deregulering en vrijwilligerswerk’ in goedebanen leidde. “In Nederland zijn nog ont-zettend veel burgers tot vrijwilligerswerk

te bewegen. Vaak gaat het om heel gerichtvrijwilligerswerk of is het beperkt in detijd, maar maatschappelijke betrokkenheidbestaat nog steeds. Mensen vinden hetleuk. Probeer ze vooral hun vrijwilligers-werk niet af te nemen. Wat ze haten is deadministratieve rompslomp die er bij komt

kijken. Door al die regelgeving steken zesoms de helft van de tijd in administratiein plaats van in de vrijwilligersactiviteitzelf. Je lacht je soms een breuk als je dereglementitis van sommige gemeentenziet. Zo vonden we bijvoorbeeld een bepa-ling over bordelen. Die waren volgens de

tekst uitsluitend toegankelijk ‘voor ieder-een die daarvoor een dringende redenheeft’. Dat verzin je niet. Het is een maat-schappelijke plicht om het overschot aanreglementen weg te werken en dus hebbenwe met EMOL een expertmeeting gehoudenover de civil society. We hebben haar pro-beren te scannen. Wat kan ze aan en watkan de overheid redelijkerwijs aan haarvragen?”

Best practice als inktvlekUit de scan bleek dat de belangrijksteklacht bij de vrijwilligers wel degelijk debureaucratie is. EMOL zette een pilootpro-ject op in Meerssen en in Venlo waar werdgetracht de administratieve druk van degemeente te verkleinen. “Vrijwilligers kla-gen niet alleen over een teveel aan regels”,weet Arthur Jansen, “maar ook over over-bodige en onnozele procedures. In vele

Doe het zelf. Zo luidt hoe langerhoe vaker het devies van een

terugtredende overheid. Die overheid wil de burger

responsabiliseren het leven meerin eigen handen te nemen en zich

actiever in de samenleving teengageren. Ongetwijfeld heeft dit

ook met het afbouwen vansubsidies te maken. Maar in

Nederland hebben ze door dat zehet de burger daarbij een stuk

makkelijker kunnen maken.

Minder regelsvoor meer

samenleving

Deregulering stimuleert

vrijwilligerswerk in Nederland

weliswaar 43

Page 44: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

terecht kan voor informatie over alleaspecten van het vrijwilligerswerk. Noemhet een soort backoffice waar je naartoekan als je hulp nodig hebt. Deze servicewordt door de gemeente ingekocht, wantin Nederland bestaat er niet zoiets als hetOCMW.”Meerssen gaf ook aan de communicatiemet vrijwilligers en het verenigingslevente willen verbeteren. “Het is niet bij hetpilootproject gebleven”, zegt Jansen. “Derelatie met de burger is nog verbeterd. Hetwas geen duur project, maar wel een effi-ciënt. En de ambtenaren voelen ook geenleegte, want er is genoeg werk. Waar zevroeger woekerden met hun tijd, kan hunaandacht nu meer uitgaan naar de recenteWet Maatschappelijke Ondersteuning(WMO). Je kan helaas niet alles op lokaalniveau oplossen. Er is nog aardig wat lan-delijke regelgeving die wel nog blijft.Hopelijk wordt het Meerssen-project eeninktvlek. We hebben provinciaal eenoproep gedaan aan gemeenten om hetgoede voorbeeld te volgen.”

tekst | Nico Krolsillustratie | Ief Claessen

interview

dorpen en gemeenten moet je voor het-zelfde evenement, bijvoorbeeld een feest-markt, elk jaar opnieuw dezelfde dossiersindienen en vergunningen aanvragen.Regels zijn vaak nog interpreteerbaar,maar laat ze in handen van een kleine dic-tator die niet meedenkt en er beweegtniks meer. Erger nog vinden vrijwilligersdat ze bij de gemeente van het kastje naar

de muur worden gestuurd. Vaak moet eengoedmenende burger zelf uitzoeken welkeambtenaar bevoegd is en hoe het precieszit met termijnen die gerespecteerd moe-ten worden.”

En dan bestaat in Nederland nog zoiets als‘legeskosten’. “Vaak komt de gemeente welmet geld over de brug voor een initiatiefvan vrijwilligers”, zegt Jansen, “maar voordie administratieve erkenning vraagt zedan weer geld! Zo’n broekzak-vestzakope-ratie vinden vrijwilligers natuurlijk onzin.In Meerssen vonden we een goede voe-dingsbodem voor een experiment. De rela-tie tussen de gemeente en het vereni-gingsleven was er goed en beide partijenwaren ervan overtuigd dat het met deadministratie eenvoudiger kon.” De gemeente Meerssen en enkele van haargeëngageerde inwoners zaten samen. Zebekeken de regelgeving voor het vereni-gingsleven. Het verenigingsleven – of hetnu actief was in de sport, jeugd, welzijn ofreligie – is vervolgens om zijn meninggevraagd in een enquête. Dat leverde eenvoorstel op dat aan het college van burge-meester en wethouders werd voorgelegd.“Sommige ambtenaren”, zegt ArthurJansen, “hebben ongetwijfeld een gewen-ningsproces ondergaan. Als je besluitregels af te schaffen, dan neem je henwerk af waarvan hen ooit is duidelijkgemaakt dat het belangrijk is. Het afschaf-fen van dat werk lijkt hen dus tegenna-tuurlijk. Je kunt je altijd wel een cala-miteit voorstellen waarvoor je regels ver-zint. Maar zijn die écht nodig?Ambtenaren zijn geoefend in het verzin-nen van ongewone voorvallen en bijhoren-de regels. Alsof je zonder regels naakt

rondloopt. In dit geval gaat het om hetsubsidiëren van clubs. Als iemand in datverband iets illegaals doet, bestaat daar derechtspraak voor. We wilden hoe dan ookuitkijken dat we de ambtenaren niet overde rand duwden en dat we met ze kondenblijven praten. De ambtenaren vanMeerssen stelden zich open op en wildenvolop mee aan de verandering werken.”

Concreet komt het erop neer dat de subsi-dieverordening werd aangepast. Clubs krij-gen nu zonder meer een subsidie voor vierjaar, gebaseerd op wat ze vroegergemiddeld kregen en met een jaarlijkseindexering. Voor die subsidie hoeven zegeen verantwoording afleggen. Degemeente gaat ervan uit dat als het zinvolvrijwilligerswerk is, het ook voor degemeenschap oké is. Na vier jaar wordt weleen balans opgemaakt. “Het geeft eenenorme vrijheid”, zegt Arthur Jansen.“Eindelijk kan je plannen op meerderejaren.”

Ook op vergunningen werd een andere kijkontwikkeld. Op een uitzondering na vol-staat nu een eenvoudige meldingsplicht.“Het volstaat”, zegt Jansen, “om te latenweten dat je iets gaat ondernemen. Danwordt je activiteit opgenomen in de agen-da. Het is namelijk wel handig om teweten wie wat waar organiseert. En erblijft voor sommige activiteiten een ver-gunning nodig die je moet aanvragen,maar het gaat nog maar om één vergun-ning voor één activiteit, en je kan ze krij-gen voor achtereenvolgende jaren. Ook delegeskosten worden aangepast, zodat ergeen onnodige betalingen zijn. Bovendienzijn er nu ook nog maar twee telefoon-nummers die je nodig hebt als je iets inMeerssen wil organiseren. Eén voor degemeente: de ambtenaar bij wie je terecht-komt, zorgt dan voor heel het traject datje vroeger zelf in de gemeentelijke admi-nistratie moest afleggen. Het shoppen inde gemeente wordt dus uit je handengenomen door iemand die met de ambte-narij vertrouwd is. Een tweede nummer isvan Trajekt, de welzijnsorganisatie waar je

44 weliswaar

| Het Expertisecentrum Maatschappelijke Ondersteuning Limburg (EMOL) is een samenwer-kingsverband van de HogeschoolZuyd, Odyssee, de welzijnsorganisa-ties Trajekt en Wel.kom en ArthurJansen Advies. EMOL bouwt in deNederlandse provincie Limburg aaneen kennisinfrastructuur op het vlakvan sociale ontwikkeling. EMOL werktdaarbij samen met diverse landelijkekenniscentra.

ContacteerArthur Jansen Advies| Tel.: 0031-43-409 48 88| [email protected]| www.expertisecentrum-emol.nl

“Regels zijn vaak interpreteerbaar, maargeef ze in handen van iemand die nietmeedenkt en er beweegt niks meer.”

Page 45: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

Aanvankelijk was ik bezig met de oplei-ding van psychiatrische verpleegkundigen,maar de laatste acht jaar ben ik actief alsalgemeen opleidingsfunctionaris binneneen grote GGZ-instelling in Castricum. Ikben verantwoordelijk voor het opleidings-beleid en adviseer omtrent bijscholing endeskundigheidsbevordering van het perso-neel. Maar het echte leren gebeurt vooralin de praktijksituatie.”“Ik zoek ook uit hoe men het beste vansituatie A naar situatie B kan komen. Watis er nodig om veranderingen te doenplaatsvinden in hoofd, hart en handen?Dat is niet zo eenvoudig. Mensen verande-

ren niet graag. Soms wil men wel, maarzijn de instrumenten nog niet aangepastaan de nieuwe methodiek. Het is dus nietalleen een kwestie van psychologischeweerstand, ook externe factoren kunnende weg versperren. Ik vind het boeiend omte onderzoeken wat er nodig is om eenmethodiek die zijn nut bewezen heeft teimplementeren. Ik maak die oefening ookop gebied van bedrijfsvoering.”“Het landelijke kenniscentrum, waar iktwee dagen per week werk, richt zich opherstel en rehabilitatie in de geestelijkegezondheidszorg. De basisgedachte is datcliënten, ondanks hun ziekte, mensen met

weliswaar 45

1 | Wie is Riet Lochy?Riet Lochy: “Ik woon al bijna dertig jaar inNederland en heb nagenoeg onafgebrokenin de geestelijke gezondheidszorg gewerkt.Ik kreeg mijn vorming aan het HogerTechnisch Instituut voor Verpleegkunde inLeuven. Psychiatrische verpleegkunde waser, na twee basisjaren, een aparte afdeling.Op dat moment, in de jaren zeventig,stond het gedachtegoed van de antipsychi-atrie in de belangstelling. De fundamente-le kritiek van de antipsychiatrie op debenadering van mensen met een afwijkingheeft me gevormd.”“Tijdens mijn latere studies orthopedago-gie in Amsterdam maakte de sociologischestudie van professor Hoffman indruk opme. Hoffman heeft beschreven hoe mensendie worden afgezonderd en opgesloten,vervallen in lethargie omdat ze beroofdworden van hun autonomie. De term ‘hos-pitalisatie’ betekent bij Hoffman dat decliënt zijn rol als burger wordt ontnomen.Deze visie sloot aan bij het gedachtegoeduit De Geschiedenis van de waanzin van deFranse filosoof Michel Foucault. BijFoucault worden mensen opgeslotenomdat ze de gevestigde orde bedreigen. En

de arts is een drager van morele macht dieer in de eerste plaats op uit is de gevestig-de orde te herstellen.”

2 | Hoe bent u in de Nederlandse geeste-lijke gezondheidszorg verzeild?“Precies omwille van die ideeën. Op eenstudiereis naar therapeutische gemeen-schappen in Nederland zag ik hoe de cliën-ten elkaar steunden in de erkenning vanhun problematiek. Ze spraken elkaar ookaan op ongewenst gedrag. Jongeren envolwassenen probeerden dankzij elkaar,met de hulp van therapeuten, beter teworden. In plaats van een autoritair

systeem op te dringen, maakte mengebruik van de groep als therapeutischmilieu. Dat vond ik mooi en interessant.Dus besloot ik, nadat ik een jaar in eendagcentrum in Leuven had gewerkt, om inNederland te solliciteren. Op 15 januari1978 ging ik aan de slag in de jeugdpsy-chiatrische kliniek Amstelland inSantpoort nabij Haarlem.”

3 | Met welke problematiek hebt u nuvooral te maken?“Ik werk als opleidingsfunctionaris en hebnu een tweede baan bij het LandelijkKenniscentrum Rehabilitatie in Utrecht.

Behoorlijk wat Belgen maken inNederland het mooie weer.

Behalve topmanagers, kunstenaarsen voetballers, zitten daar ook

mensen uit de zorgsector bij. In devierde aflevering van de reeks

‘Belgen in Nederland’: Riet Lochy.

De droom van de

antipsychiatrie

Reeks: Belgen in Nederland (deel 4)

Tien vragen aan Riet Lochy, Vlaamsein de Nederlandse

GeestelijkeGezondheidszorg

Riet Lochy: “De stelling ‘regels zijn regels’werkt niet als de zaken wat complexerzijn.”

Page 46: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

moeten een helder concept krijgen, zodathet voor iedere zorgverstrekker duidelijk iswaarover we het precies hebben. Ik hoopin elk geval dat het veranderingen totgevolg zal hebben in de organisatie van dezorg. Voor mij sluit de herstelgedachtenamelijk mooi aan bij de kritische erfenisvan de antipsychiatrie.”

8 | Nederland lijkt niet langer meer eengidsland te zijn. Ervaart u dat ook zo?“De tolerantie is helaas een stuk afgeno-men. We mogen onze ogen niet sluitenvoor de complexe problemen in de samen-leving, maar het beleid van ex-ministerRita Verdonk was doorgeslagen naar deandere kant. Haar stelling ‘regels zijnregels’ werkt niet als de zaken wat com-plexer zijn”.“De opstelling van België tegenover deoorlog in Irak bevalt me ook meer dan hetNederlandse beleid. Nederland heeft zichgedragen als het schoothondje van Bushen Blair en kan nu moeilijk terug. Ook bijde promotie van het openbaar vervoer hebik de indruk dat België en Vlaanderen eenduidelijker beleid voeren dan Nederland.”

9 | Aan welke kleine dingen ergert u zichin Nederland?“Ik voel me hier thuis. Iets volstrekt trivi-aals waar ik niet aan wen, is datNederlanders nooit kloppen aan een toilet-deur (lacht). Zelfs als de rode knop op‘bezet’ staat, grijpen ze de klink. Ik ervaarook een gebrek aan afspraakgetrouwheid,al weet ik niet of dat door een gebrek aantoewijding komt of doordat men overstelptwordt door de waan van de dag? En na der-tig jaar kan ik nog altijd overdonderd zijndoor de verbaliteit van Nederlanders en deheftigheid waarmee ze dingen verkondi-gen. Het is wellicht een kwestie van lefhebben. Als ik het niet weet, zal ik meterughoudend opstellen. Soms mis ik ookbeschouwing. Waarom kunnen we nietrustig van gedachten wisselen en moet hetaltijd zo gehaast gaan?”

10 | Als u opnieuw zou kunnen kiezen,wordt het dan Vlaanderen of Nederland?“Ik heb bewust voor Nederland gekozen.Maar de twee jaren die ik in gedachtenhad, zijn er nu bijna dertig geworden.Soms vraag ik me af hoe het zou zijn omin Vlaanderen te werken. Maar het blijftbij mijmeren. Ik heb hier mijn gezin en ikvoel me thuis in Nederland.”

tekst | Eric Brackeillustratie | Ief Claessen

reeks

mogelijkheden zijn. De hulpverlener steltzich niet op als alwetend, maar probeert teachterhalen wat iemand wil en hoe zijnwensen op het gebied van wonen, werken,vrije tijd en relaties best gerealiseerd kun-nen worden.”“Dit gedachtegoed heeft een plaats gekre-gen in de missie van de meeste organisa-ties, maar of het voldoende is doorgedron-gen tot de zorgverleners is een anderezaak. Ik ontwikkel nu bijvoorbeeld, samenmet een hogeschool, een opleiding in ver-band met arbeidsrehabilitatie. Ik wil eenmethodiek aanreiken die zijn waardebewezen heeft en in Amerika wetenschap-pelijk getoetst is.”

4 | ‘Welzijn is in Vlaanderen een innova-tieve sector’, zei gewezen minister MiekeVogels een tijd geleden in Weliswaar. Iser in de Nederlandse geestelijke gezond-heid veel innovatie geweest?“Ik kan moeilijk vergelijken metVlaanderen omdat ik er al zo lang weg ben.Het is in de Nederlandse geestelijk gezond-heidszorg in elk geval niet zo plots veran-derd als in Italië waar de deuren van deinrichtingen ineens dicht gingen. Tochzijn er grote ontwikkelingen geweest. Inde eerste plaats is er de vermaatschappe-lijking van de geestelijke gezondheids-zorg, een tendens die je ongetwijfeld ookin Vlaanderen hebt gehad.”“De grote, provinciale psychiatrische zie-kenhuizen zijn in de jaren tachtig privatestichtingen geworden. Ze kregen deopdracht om, letterlijk, terug te kerennaar de maatschappij en de zorg dichterbij de cliënt te brengen. Ik heb het mee-gemaakt in Santpoort waar het ziekenhuisin de duinen is ontmanteld. In de plaatskwamen twee stichtingen voor twee regio’sin Amsterdam. Daarnaast bestonden alregionale ambulante initiatieven voorgeestelijke gezondheidszorg die de cliëntde mogelijkheid boden in zijn eigen omge-ving te blijven. Uiteraard hield deze ver-maatschappelijking van de zorg eenbelangrijke bedden- en dus ook kostenre-ductie in. Sinds een tiental jaar zijn de grote stichtin-gen die voortgekomen zijn uit de vroegerepsychiatrische ziekenhuizen aan het fuse-ren met de ambulante zorg. Ze proberen allevormen van geestelijke gezondheidszorgonder één dak te krijgen om de cliënt con-tinuïteit van de zorg te garanderen.”

5 | In Vlaanderen is continuïteit van dezorg één van de pijnpunten. Kunnen weop dat gebied van Nederland leren?

“We zijn er nog volop mee bezig. Eennaadloze doorstroming veronderstelt dat jeop elkaar bent afgestemd. Daarom heeftmen functies in het leven geroepen, zoalsde ‘case managers’. Maar de ene instellingbedoelt met die functie net iets anders dande andere, zodat de samenwerking nietrimpelloos verloopt. Momenteel proberenwe dat te optimaliseren.”“De overkoepeling loopt niet in alle regio’svan een leien dakje. Waar ik werk, leidende diensten voor beschermd wonen eenapart bestuurlijk bestaan, maar er is weleen samenwerking. Ten slotte gaat er delaatste tijd ook overheidsgeld naar degemeenten voor opvang van mensen meteen psychiatrische problematiek. Datwordt door de sector met argusogengevolgd omdat men wil dat de bestaandeexpertise en kennis wordt gebruikt.”

6 | Welke actuele ontwikkelingen vindt upositief?“Behalve de vermaatschappelijking is er deambulantisering van de zorg. We hebbensinds kort in Nederland de zogenaamde(F)ACT, Functie Assertive CommunityTeams. Dat zijn multidisciplinaire teamsvoor cliënten die langdurige verzorgingnodig hebben maar niet in een instellingwonen. Het team uit de kliniek is als hetware in de samenleving gezet om mensenthuis te behandelen en te ondersteunen.”“Belangrijk en actueel is ook de rehabili-tatie- en de herstelgedachte. Het uitgangs-punt is dat mensen weer controle moetenkrijgen over hun leven. Herstel betekentniet noodzakelijk een volledige genezing.Herstellen betekent leren leven met beper-kingen en geloven in eigen mogelijkheden.De cliënt zelf moet leren wat goed en watminder goed is voor hem.”“In het Nederlandse HEE-programma wordtaan Herstel en Empowerment het begripErvaringsdeskundigheid gekoppeld.Groepen cliënten komen bij elkaar in her-stelwerkgroepen om ervaringen te delen.Daaruit probeert men ervaringskennis tehalen die ook nuttig is voor hulpverleners.Het is een mooie droom om in alle lagenvan de organisatie ervaringsdeskundigente hebben, zodat iedereen in de hulpverle-ning zich bewust wordt van de consequen-ties van zijn handelen.”

7 | Het Vlaamse welzijnsbeleid kent ookervaringsdeskundigen, al lijkt de geeste-lijke gezondheidszorg wat achterop tehinken. Staat het herstelbeleid inNederland op punt?“De herstelbeweging moet nog groeien. We

46 weliswaar

Page 47: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

weliswaarWelzijnsmagazine voor Vlaanderenuitgegeven door de Vlaamse overheid - Departement Welzijn,Volksgezondheid en Gezin

jaargang 13 | nummer 5 november - december 2007

redactie || Nico Krols ||Liesbeth Van Braeckel

eindredactie || Harold Polis

medewerkers || Eric Bracke || Peter Dupont ||Jeroen Franssens || Ria Goris || David Nolens ||Marleen Teugels || Maarten Van Craen || Jelle Van Riet

tekeningen en cartoons || Ief Claessen |||| Mieke Lamiroy || Nora Theys

fotografie || Jan Locus || Stephan Vanfleteren|| Lies Willaert

directie ||Liesbeth Van Huffelen

verantwoordelijke uitgever ||Marc Morris - Secretaris-generaal ||Koning Albert II-laan 35, bus 30 || 1030 Brussel

contactpunt Nederland || Arthur Jansen Advies

productie || Standaard Uitgeverij ||Mechelsesteenweg 203 ||2018 Antwerpen

oplage || 39.500 ||

abonnementensecretariaat: abonnementenabonneringen, adreswijzigingen, annuleringen:www.weliswaar.beTel: 02-686 01 83 || Fax: 02-686 01 88 ||Terlindenlaan 14 || 3090 Overijse

Bij adreswijzigingen oud en nieuw adres en abonneenummer vermelden.Ontvang je te weinig of te veel exemplaren?Laat het ons weten. Geef het nummer op van jeabonnement dat bij je adres vermeld staat.

redactietips, info en reacties:[email protected].: 02-553 33 76 || 02-553 07 32 ||Fax: 02-553 31 40 Vlaamse overheid - Departement WVG

WeliswaarKoning Albert II-laan 35 bus 30 || 1030 Brussel

Wil je een kort bericht plaatsen?www.weliswaar.be

Weliswaar wordt gedrukt op milieuvriendelijk papier.De inhoud van de artikelsweerspiegelt niet noodzakelijkde visie van het ministerie.

WWeliswaar kan helaas geen lezersbrieven opnemen. Je reactie is altijd welkom op het redactieadres of op www.weliswaar.be

WIW 78.07 - JG. 13/nr. 5

Lid van de Unie vande Periodieke Pers

weliswaar 47

| Redactie

Voor tips, informatie, reacties:

Vlaamse overheid – Departement WVGWeliswaarKoning Albert II-laan 35 bus 301030 BrusselTel.: 02-553 07 32 of 02-553 33 76Fax: 02-553 31 [email protected]

NIEUW REDACTIEADRES!

| Secretariaat

Voor abonnementen, adreswijzigingen, annuleringen:

Surf naar www.weliswaar.beof contacteerSecretariaat WeliswaarTerlindenlaan 143090 OverijseTel.: 02-686 01 83Fax: 02-686 01 [email protected]

Page 48: Dossier Participatie p. 14-16 Jonge mantelzorgers aan het ... › sites › default › files › media › wiw78.pdf · alle verenigingen minder. TSO-jongeren ook, maar het verschil

www.weliswaar.be