Mantelzorgers van patiënten op een...

40
Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en een analyse naar risicofactoren voor overbelasting. Verslag wetenschappelijke stage In het kader van de masteropleiding Geneeskunde, Rijksuniversiteit Groningen Student: Dyane Joyce Woudstra Studentnummer: 1954350 Begeleider: dr. L. Hempenius, klinisch geriater Locatie onderzoek: Klinische Geriatrie, Medisch Centrum Leeuwarden Tijdsperiode: januari 2016 t/m mei 2016

Transcript of Mantelzorgers van patiënten op een...

Page 1: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

Mantelzorgers van patiënten op een

geheugenpolikliniek:

de subjectieve belasting en een analyse naar

risicofactoren voor overbelasting.

Verslag wetenschappelijke stage

In het kader van de masteropleiding Geneeskunde, Rijksuniversiteit Groningen

Student: Dyane Joyce Woudstra

Studentnummer: 1954350

Begeleider: dr. L. Hempenius, klinisch geriater

Locatie onderzoek: Klinische Geriatrie, Medisch Centrum Leeuwarden

Tijdsperiode: januari 2016 t/m mei 2016

Page 2: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

1

Samenvatting

Doel

Het doel van deze studie was om inzicht te krijgen in de mate van de door mantelzorgers

ervaren belasting op het moment van eerste bezoek aan de geheugenpolikliniek door de

patiënt en het identificeren van factoren die invloed hebben op de belasting en dus

geassocieerd zijn met het risico op overbelasting.

Methoden

Het betrof een retrospectieve cross-sectionele studie naar de belasting van mantelzorgers van

patiënten die voor het eerst de geheugenpolikliniek van het Medisch Centrum Leeuwarden

bezochten. Via dossieronderzoek werd een database gegenereerd van de periode mei 2013 t/m

december 2015. De score op de door mantelzorgers ingevulde scorelijst voor subjectieve

belasting, naar Zarit ‘The Burden Interview’ (ZBI) vormde de uitkomstmaat en scores op de

verkorte Nederlandse Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly

(IQCODE-N), alsook enkele kenmerken van de mantelzorger en demografische en klinische

gegevens van de patiënt werden opgenomen in de database. Met deze data werd de

prevalentie van zware- en overbelasting, alsook mogelijke factoren geassocieerd met

zwaardere belasting onderzocht. Analyse naar een verband tussen de risicofactoren en

belasting is uitgevoerd middels univariabele en multivariabele binaire logistische

regressieanalyse, teneinde odds ratio's (OR's) en 95% betrouwbaarheidsintervallen (95% CI)

te verkrijgen.

Resultaten

466 koppels van patiënten en hun mantelzorger werden geïncludeerd. De prevalentie van

hogere subjectieve belasting (score op de ZBI ≥ 46) was in deze populatie mantelzorgers bijna

12%, waarbij 3.9% van alle mantelzorgers ‘zwaar’ belast was. ADL-afhankelijkheid (OR:

2.35; 95% CI: 1.04-5.34), aanwezigheid van neuropsychiatrische symptomen (OR: 2.99; 95%

CI: 1.32-6.78), het niet bemerken van de cognitieve symptomen door de patiënt (OR: 2.72;

95% CI: 1.05-7.08), duur van de klachten in maanden (OR: 1.01; 95% CI: 1.00-1.02),

gehoorproblemen (OR: 2.60; 95% CI: 1.14-5.95) alsook valgevaar bij de patiënt (OR: 7.97;

95% CI: 1.57-40.44) bleken onafhankelijke risicofactoren voor een hogere subjectieve

belasting. Wanneer tijdens een eerste consult de diagnose dementie werd gesteld, bleken een

CDR van 2 of 3 (OR: 4.52; 95% CI: 1.55-13.19) en het aantal maanden dat de klachten reeds

aanwezig waren (OR:1.02; 95% CI: 1.00-1.03) het risico op zwaardere belasting te verhogen.

Conclusie

Reeds bij het eerste bezoek aan de geheugenpolikliniek is een deel van de mantelzorgers

matig of zwaar belast. Een langere aanwezigheid van cognitieve stoornissen en symptomen

voortvloeiend hieruit zijn risicofactoren voor een hogere belasting van de mantelzorger. Ook

een ernstigere dementie zorgt voor een hoger risico. Door kennis te hebben van de

risicofactoren kan reeds in een vroeg stadium een betere inschatting worden gemaakt wie

gebaat is bij meer hulp en begeleiding om potentiële overbelasting te voorkomen.

Page 3: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

2

Abstract

Objective

The aim of this study was to determine the degree of subjective informal caregiver burden at

the patients first visit to a memory clinic and to identify factors correlating with this burden

and therefore increase the risk of overburdening.

Methods

This was a retrospective, cross-sectional study, investigating the subjective burden of informal

carers. Various clinical and demographic data of the patients visiting the memory clinic of

Medical Centre Leeuwarden for the first time were collected from May 2013 to January 2016

trough a search of the patients medical record and included into a database. Among these data

were the scores of the questionnaire on informal burden (based on the Zarit Burden Interview,

ZBI), which was the outcome measure, and the Dutch Informant Questionnaire on Cognitive

Decline in the Elderly (IQ-CODE-N), both completed by the informal caregiver escorting the

patient. Caregiver characteristics and their relationship to the patient were also included in the

database. With these data the prevalence of heavy- and overburdening, and associations

between factors and subjective burden were investigated. To examine an association between

the risk factors and higher burden, univariable and multivariable binary logistic regression

analysis was performed to estimate odds ratios (ORs) and 95% confidence intervals

(95%CIs).

Results

466 dyads of patients and their informal carer were included in the analysis. Prevalence of a

more than average burden (ZBI score ≥ 46) was almost 12% in this population, with 3,9% of

all carers experiencing a ‘high’ burden. ADL-dependence (OR: 2.35; 95% CI: 1.04-5.34),

presence of neuropsychiatric symptoms (OR: 2.99; 95% CI: 1.32-6.78), duration of symptoms

in months (OR: 1.01; 95% CI: 1.00-1.02), anosognosia by the patient (OR: 2.72; 95% CI:

1.05-7.08), hearing problems (OR: 2.60; 95% CI: 1.14-5.95) and risk of falling by the patient

(OR: 7.97; 95% CI: 1.57-40.44) significantly increased the risk of a higher burden. In case of

a dementia diagnosis with CDR classification after first consultation, a CDR of 2 or 3 (OR:

4.52; 95% CI: 1.55-13.19) and longer duration of the symptoms (OR:1.02; 95% CI: 1.00-

1.03) increased the risk of a heavy burden.

Conclusion

Visiting the memory clinic for the first time, some informal caregivers experienced

considerable burden. A prolonged presence of cognitive impairment and resultant symptoms

are associated with higher burden. A more severe dementia is also a risk factor for high

burden. By identifying characteristics that increased subjective burden, a better risk

assessment can be made to identify even in an early stage who will benefit from extra help

and guidance to prevent potential overburdening.

Page 4: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

3

Inhoudsopgave

Samenvatting ............................................................................................................................ 1

Abstract ..................................................................................................................................... 2

Inhoudsopgave .......................................................................................................................... 3

Introductie ................................................................................................................................. 4 Mantelzorg ................................................................................................................................. 4 Wet- en regelgeving rondom de zorg voor geriatrische patiënten ............................................. 5 Overbelasting van mantelzorgers ............................................................................................... 7 Gevolgen van overbelasting ....................................................................................................... 8

Risicofactoren voor overbelasting .............................................................................................. 9 Interventies om overbelasting te voorkomen ........................................................................... 11 Geheugenpolikliniek ................................................................................................................ 13

Onderzoeksdoelen .................................................................................................................... 13

Patiënten en methode ............................................................................................................. 14 Studiedesign ............................................................................................................................. 14

Setting ....................................................................................................................................... 14 Studiepopulatie ......................................................................................................................... 14 Dataverzameling ....................................................................................................................... 14

Meetinstrumenten ..................................................................................................................... 15 Statistische analyse ................................................................................................................... 17

Resultaten ................................................................................................................................ 18 Karakteristieken van patiënten en mantelzorgers & prevalentie van hogere belasting ............ 18 Invloed van verschillende factoren op de belasting van mantelzorgers. .................................. 22

Discussie en Conclusie ............................................................................................................ 26 Patiëntkarakteristieken ............................................................................................................. 26

Prevalentie van hogere subjectieve belasting ........................................................................... 26 Invloed van factoren op de subjectieve belasting ..................................................................... 28

Sterke en zwakke punten van deze studie. ............................................................................... 29 Implicaties voor de praktijk ...................................................................................................... 31 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek.................................................................................... 32

Conclusies ................................................................................................................................ 33

Referenties ............................................................................................................................... 34

Afkortingen ............................................................................................................................. 39

Page 5: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

4

Introductie

Met de vergrijzing groeit het aantal mensen met dementie in Nederland: geschat wordt van

ongeveer 257 duizend in 2013 tot meer dan een half miljoen in 2040.(1,2) Dementie is een

progressief neurodegeneratief ziektebeeld waarbij patiënten in de loop van de tijd steeds meer

afhankelijk worden van zorg. Mantelzorgers spelen hierbij vaak een belangrijke rol.

Mantelzorg

Bij dementie is sprake van cognitieve stoornissen waardoor het functioneren achteruit gaat en

patiënten afhankelijk worden van hulp.(3) Vooral de naasten spelen bij deze hulp een rol: in

Nederland woont 70 procent van de patiënten met dementie thuis, mede dankzij

mantelzorg.(4)

Mantelzorg wordt door het Sociaal Cultureel Planbureau gedefinieerd als: het onbetaald hulp

verlenen aan- of zorgen voor een naaste met gezondheidsproblemen en dit voor een langere

tijd.(5) Deze hulp varieert van sociale steun en hulp in het huishouden tot zwaardere

verzorgende taken. In Nederland verleent 20% van de volwassenen langdurige of intensieve

mantelzorg. Deze zorg wordt in de praktijk vaak verleend door de partner, ouders of kinderen,

maar bijvoorbeeld buren kunnen deze zorg ook op zich nemen.(6) Afhankelijk van de relatie

met de patiënt en de sociale rolverdeling kan het een bewuste keuze zijn om zorg te verlenen.

Echter soms overkomt het de mantelzorger plotseling of groeit de situatie zo en voelt het als

vanzelfsprekend dat er mantelzorg geleverd wordt.(7,8) Omdat het door dit laatste soms

moeilijk te herkennen is wanneer gewone hulp mantelzorg wordt en doordat hulp aan of van

anderen niet altijd als mantelzorg gezien wordt, liggen de echte aantallen mantelzorgers

waarschijnlijk nog wat hoger.(5)

Mantelzorg heeft aanzienlijk invloed op de economie. Dit zou internationaal, vertaald naar

kosten, het grootste deel van de totale uitgaven voor dementie te bedragen.(9-11) Deze kosten

stijgen naarmate de cognitieve functies verslechteren.(12,13) Naast de kostenbesparing voor

de samenleving zijn er ook voordelen voor de patiënt: langer thuis kunnen wonen, contact met

de familie onderhouden en een vertrouwd persoon om je heen die de dagelijkse hulp biedt, op

de momenten dat dit gewenst is. Daarnaast zijn de meer ontastbare voordelen van mantelzorg

van belang. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om versterkte familiebanden door de gezamenlijke

zorg voor een naaste of een gevoel van voldoening en verlichting van schuldgevoelens bij de

mantelzorger. Ook het samen verwerken van een diagnose als dementie en de empathie voor

de ander kan naasten dichterbij elkaar brengen.(7) Zo heeft de zorg voor een ander ook

positieve intrinsieke gevolgen voor de mantelzorger.

Hoewel de term ‘mantelzorg’ vrij recent is bedacht, wordt sinds jaar en dag voor de zieken

gezorgd door familie of naasten. Wel is er verandering opgetreden: veel ziekten zijn chronisch

geworden, men heeft een langere levensverwachting en kan met behulp van hulpmiddelen

steeds langer thuis wonen. Zo krijgt de mantelzorg een ander karakter: het aantal mensen wat

in aanraking komt met mantelzorg is nu groter en de aard van de taken is veranderd.(14)

Hierbij zijn er gebaseerd op cultuur en afkomst verschillen merkbaar. Zo lijkt het verlenen

van mantelzorg regionaal of cultureel bepaald: in Zuid-Europa wordt er bij de ziekte van

Alzheimer minder gebruik gemaakt van professionele zorg en meer van mantelzorg in

vergelijking met Noord- en West-Europa.(15) Spaanse en Italiaanse ouderen met dementie

ontvangen de meeste uren hulp door mantelzorgers, tot gemiddeld 6 uur per dag tegenover

minder dan 3 uren in Nederland.

Page 6: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

5

Door de vergrijzing en hogere levensverwachting lopen de zorgkosten in Nederland alleen

maar op. Hierdoor is de druk om alternatieven te vinden toegenomen.(5) Daarom zijn er sinds

1 januari 2015 wijzigingen in de Nederlandse wetgeving doorgevoerd waardoor er een groter

beroep gedaan wordt op mantelzorgers.

Wet- en regelgeving rondom de zorg voor geriatrische patiënten

Thuiswonende hulpbehoevenden kunnen in Nederland een beroep doen op de Wet

maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor ondersteuning ten aanzien van huishoudelijke

hulp, begeleiding en dagbesteding. De wijzigingen per 1 januari 2015 houden onder andere in

dat gemeenten nu zorgdragen voor het zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen en dus

zijn ze verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht

zelfredzaam zijn.(16) Verpleging en verzorging thuis wordt tegenwoordig betaald vanuit de

zorgverzekering. Bij een aanvraag voor zorg of ondersteuning wordt tijdens een gesprek eerst

geïnventariseerd wat de naasten van de zorgvrager kunnen betekenen in het huishouden of de

persoonlijke verzorging. Vòòr de wetswijziging werd alleen gekeken naar wat de partner van

de zorgvrager kon bijdragen in de dagelijkse zorg en het huishouden. Met een verminderde

gezondheid van de partner werd sterk rekening gehouden en zo werd vrij gemakkelijk hulp

vergoed voor ADL (Algemene dagelijks levensverrichtingen)- en huishoudelijke taken.

Tegenwoordig wordt het hele systeem om de aanvrager heen aangesproken, dus ook de

kinderen, andere familie en mogelijk buren. Wanneer wordt ingeschat dat de (al dan niet

gedeelde) hulp door mantelzorgers geboden kan worden, dan wordt deze hulp niet vergoed.

Het uitgangspunt is dat men langer thuis blijft wonen, in het begin minder thuiszorg nodig

heeft en minder snel zal verhuizen naar een verzorgings- of verpleeghuis. Dit scheelt

aanzienlijk in de zorgkosten, maar hierdoor wordt langer en intensiever een beroep gedaan op

mantelzorg en ook op de thuiszorg.

Bij thuiswonende ouderen, vooral in het geval van cognitieve stoornissen, is soms een kleine

verslechtering of verandering nodig in de gezondheidstoestand van patiënt of mantelzorger

waardoor de situatie uit balans raakt en opname nodig is. Als naar huis terugkeren na zo’n

opname niet meer mogelijk of verantwoord is zal een andere vorm van zorg geregeld moeten

worden. Wanneer een patiënt blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent

toezicht nodig heeft, dan kan dit worden geleverd vanuit de wet langdurige zorg (Wlz).(17)

Hiervoor moet een indicatie aangevraagd worden bij het Centrum Indicatiestelling Zorg

(CIZ). Er wordt dan gekeken om wat voor zorgprofiel het gaat (welke soort zorg) en welke

zorgzwaarte gerechtvaardigd is voor de patiënt. Bij de indicatiestelling voor een

zorgzwaartepakket (ZZP) wordt er ook weer eerst gekeken naar de mogelijkheden van

mantelzorg en dit wordt dan in mindering gebracht op de zorgzwaarte.(18) In tabel 1 is een

overzicht met globale omschrijving van de mogelijke indicaties.(19)

Tabel 1. Omschrijving zorgzwaartepakketten CIZ: Sector Verpleging en verzorging.

ZZP 4: Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging. ZZP 5: Beschermd wonen met intensieve dementiezorg. ZZP 6: Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging. ZZP 7: Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de

nadruk op begeleiding ZZP 8: Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen met de

nadruk op verzorging/verpleging. ZZP 9: Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging. ZZP 10: Beschermd verblijf met intensieve palliatief terminale zorg.

Page 7: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

6

Verhuizing naar een verzorgingshuis waar cliënten in zelfstandige appartementen wonen met

constante aanwezigheid van zorgpersoneel kon tot nog toe met een ZZP van minimaal 4. Dit

is momenteel onderhevig aan verandering: de huidige beleidsplannen vereisen een ZZP van 6

of hoger. Verder is sinds 2015 de mogelijkheid afgeschaft voor partners om mee te verhuizen

op de indicatie van de patiënt. Soms is het vanuit de instelling zelf wel mogelijk om op eigen

kosten woonruimte te huren, maar dit is duur en zonder vergoeding. Waar bijvoorbeeld eerst

een patiënt met een ZZP 4 al dan niet samen met de partner naar een verzorgingshuis kon

verhuizen, zal deze patiënt nu langer thuis moeten blijven en bij het vastlopen van de situatie

zal vaak alleen de patiënt kunnen worden opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis.

Voor de mantelzorger zou dit verlichting van de belasting kunnen betekenen, maar het steeds

op bezoek gaan, zorgen maken om de ander en wellicht een schuldgevoel kunnen ook zwaar

wegen op de schouders van de partner. Kanttekening hierbij is dat het vastlopen van de

situatie gepaard kan gaan met een kostbare opname in het ziekenhuis of een andere spoedplek

waarbij er dan gewacht moet worden op de indicatiestelling en een verblijfsplek in een andere

instelling.(20)

Vanaf een ZZP van 6 kan men terecht in een verpleeghuis. Het verschil tussen verzorgings-

en verpleeghuizen zal de komende jaren afnemen: traditioneel hadden verpleeghuizen

meerpersoonskamers en een gedeelde huiskamer maar verpleeghuizen bieden steeds meer

privacy aan. Wanneer er bij cognitieve stoornissen minder intensieve zorg maar wel

begeleiding nodig is kan kleinschalig wonen een uitkomst zijn. Dit kan in huizen waar geen

gesloten deuren zijn maar wel 24 uur personeel aanwezig is. Specifiek voor patiënten met

cognitieve stoornissen kan een vertrouwde en huiselijke omgeving met genoeg begeleiding en

zonder het gevoel opgesloten te zijn, rust bieden. Dit kan met een ZZP van 5 met als profiel

een psychogeriatrische aandoening. Helaas kunnen dit soort huizen bij neuropsychiatrische

symptomen zoals dwalen en onrust niet genoeg veiligheid en begeleiding bieden. In het geval

van patiënten met een gevorderde cognitieve stoornis kan daarom opname in huizen met

gesloten deuren nodig zijn, die vallen onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische

ziekenhuizen (BOPZ). Hiervoor is tevens een pakket 5 nodig en een rechtelijke machtiging

als de (vaak niet meer geheel wilsbekwame) patiënt niet opgenomen wil worden en dit wel

nodig is volgens de wettelijke gevaarscriteria.(20,21) Indien patiënt niet expliciet bezwaar

maakt tegen opname, gebeurt dit onder artiktel 60 (geen bereidheid, geen bezwaar).

Er is steeds meer maatwerk nodig om de zorg voor geriatrische patiënten goed te regelen: de

casuistiek wordt complexer en de benodigde zorg moet geheel op de patiënt en verschillende

mantelzorgers afgestemd worden. Door de huidige veranderingen worden de mantelzorgers

langduriger en intensiever aangesproken. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van het sociale

netwerk, maar is het wel van belang dat problemen op tijd worden gesignaleerd en de

indicatie meegroeit met de zorgbehoefte van patiënt en mantelzorger. Zonder professionele

zorg kan tijdige signalering hiervan ontbreken. Het kan voor de mantelzorger zelf lastig zijn

goed aan te geven wat de grenzen en behoeftes zijn en in het ingewikkelde zorgstelsel met

verschillende aanbieders is het soms moeilijk optimaal gebruik te maken van de

mogelijkheden. Hierin ligt een risico voor zware belasting van de mantelzorger: de steeds

intensievere zorgtaken komen bovenop de normale begeleiding en ondersteuning van de

naaste met een cognitieve stoornis. Uiteindelijk kan de mantelzorger dan overbelast raken.

Page 8: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

7

Overbelasting van mantelzorgers

Naast de waardevolle ondersteuning geboden door de mantelzorger en de zingeving en

voldoening die de mantelzorger hieruit kan putten, is er een keerzijde aan de soms grote

hoeveelheid zorg die op hen neerkomt. De voortdurende zorg voor een ander kan fysieke,

psychologische, sociale en financiële stress geven.(14) In enquêtes geven mantelzorgers wel

aan een gebrek aan erkenning en tijd voor zichzelf te hebben, ervaren ze uitputting en

algemene verslechtering van de gezondheid.(5,22) Wanneer door een onbalans in de draaglast

en draagkracht de ervaren belasting te groot wordt, spreekt men van overbelasting.

Mantelzorg kan op zich al zwaar zijn, echter brengt het zorgen voor een patiënt met dementie

of een cognitieve stoornis extra belasting met zich mee.(23-25)

Er is veel onderzoek gedaan naar mantelzorgers en in

het bijzonder naar mantelzorg bij patiënten met een

cognitieve stoornis of dementie. Verzorgers van

mensen met dementie onderscheiden zich van anderen

door een aantal kenmerken: ze zijn gemiddeld ouder,

de gezondheid is kwetsbaarder en ze zorgen vaker voor

hun partner. Verder is bekend dat ze een relatief hogere

draaglast hebben: ze geven verschillende soorten hulp,

niet alleen huishoudelijke hulp en emotionele steun

maar ook constante begeleiding en meer hulp bij de

persoonlijke verzorging, vooral wanneer de dementie al

langer duurt.(7,26) Verzorgers bij dementie vertonen

meer depressieve klachten, hebben een minder goede

fysieke conditie, maken hogere kosten door ziekte en

bevinden zich meer in een isolement dan mantelzorgers

die voor een familielid zorgen zonder dementie.(27,28)

In The National Survey, een groot Amerikaans

onderzoek uitgevoerd door de National Association for Caregiving en de American

Association of Retired Persons onder meer dan 1,500 verzorgers van ouderen, blijkt dat

mantelzorgers bij dementie meer assistentie verlenen en de zorg inderdaad meer stressvol is

dan bij lichamelijk beperkte ouderen. Hierdoor moeten de verzorgers vaker de hobby’s of

vakanties opgeven, hebben ze minder tijd voor andere familieleden en rapporteren ze vaker

werk-gerelateerde problemen.(29) Uit ander onderzoek blijken partners van mensen met

dementie minder cognitief te functioneren en zelfs meer kans te hebben op dementie. Dit kan

verklaard worden door meerdere gedeelde omgevings- en persoonsfactoren, maar de context

van mantelzorg kan hieraan bijdragen.(7) Ook hebben patiënten met dementie vaker last van

depressieve symptomen, wat samengaat met minder functionaliteit; dit kan zorgen voor een

neerwaartse spiraal waardoor de belasting voor de mantelzorger vergroot.(14)

Volgens de Nederlandse Dementiemonitor Mantelzorg voelde in 2013 al meer dan de helft

(150.000 van de ruim 300.000) van de mantelzorgers bij dementie zich zwaar belast. Bijna

vier op de tien mantelzorgers die voor een naaste met dementie zorgde, gaf aan zich ‘tamelijk

zwaar belast’ te voelen. Ruim één op de tien voelde zich ‘zeer zwaar belast’ of

‘overbelast’.(30) Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de verzorgers van mensen met

beginnende cognitieve stoornissen tegen veel dezelfde problemen en moeilijkheden aanlopen

als mantelzorgers van mensen met een vastgestelde dementie. Ook in het beginstadium is de

stress en belasting al aanzienlijk.(7,27,31,32)

Figuur 1. Mantelzorg bij dementie

Page 9: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

8

Gevolgen van overbelasting

Voor mantelzorgers en patiënten heeft overbelasting nadelige gevolgen. Uit een grootschalige

enquête onder Nederlandse mantelzorgers blijkt dat overbelasting samengaat met lichamelijke

en geestelijke gezondheidsklachten.(33) Of overbelasting hierbij oorzaak of gevolg is, is nog

niet geheel duidelijk. Wel kan de gezondheid van de mantelzorger de draagkracht beïnvloeden

en heeft de ervaren belasting en stress weer invloed op de ervaren gezondheid. Bekend is dat

overbelasting samengaat met een ongezondere levensstijl: men eet meer, rookt meer en het

gebruik van alcohol neemt toe, waarbij men minder beweegt en slechter slaapt.(27)

Overbelasting kan verder leiden tot overspannenheid en depressiviteit. Hierbij komen

klachten als vermoeidheid, hoofdpijn, concentratiestoornissen, slaapproblemen, paniekgedrag

of rusteloosheid.

Wanneer iemand overbelast is, is ook de zorg voor een ander niet optimaal. Het moment van

institutionalisering van dementiepatiënten hangt meer samen met de ervaren belasting dan met

patiëntfactoren(27) en overbelasting wordt het vaakst genoemd als reden voor crisisopvang,

tijdelijke opvang en opname in verschillende woonvormen.(34,35). Dit gaat gepaard met

hogere kosten dan wanneer de patiënt langer thuis zou wonen met meer thuiszorg en

professionele ondersteuning voor de mantelzorger.

Bij de verzorger kan overbelasting een gevoel van persoonlijk falen en onmacht opleveren en

onbedoeld leiden tot verkeerde behandeling of zelfs verwaarlozing of mishandeling van de

hulpbehoevende.(5) Zware en overbelasting is een risicofactor voor ontsporing van de zorg en

daarmee ouderenmishandeling. Ouderenmishandeling kan meerdere oorzaken hebben:

dementie is een risicofactor op zich, vanwege de gedrags- of persoonlijkheidsveranderingen

die hierbij op kunnen treden. Daarnaast is overbelasting één van de hoofdoorzaken van

ontsporing en ouderenmishandeling.(36,37) Dit komt doordat iemand die overbelast is minder

aan kan, sneller zijn geduld verliest en de patiënt een snauw kan geven of ruw kan

behandelen. Dit is niet direct ontsporing van zorg of mishandeling, maar is hier wel een risico

toe. Door middel van educatie en cursussen voor mantelzorgers proberen gemeenten en

andere instanties dit voor te zijn of vroegtijdig te herkennen bij zichzelf en anderen.(38)

De belasting van de mantelzorger en aanwezigheid van symptomen bij de patiënt beïnvloeden

sterk hoe de verzorger over de cognitie en ADL-functionaliteit van de patiënt denkt; bij meer

belasting wordt dit, onafhankelijk van de werkelijke MMSE, slechter beoordeeld.(39) Dit kan

weer voor een negatieve invloed zorgen op de belasting doordat gemeend wordt dat de patiënt

intensievere hulp en begeleiding nodig heeft en deze afhankelijker is.

Het voorkomen en vooral ondervangen van bovenstaande problemen brengt hoge kosten met

zich mee. Dat crisisopname en dus ondervangen van overbelasting een kostbare zaak is, weet

ook de overheid. De gemeenten hebben in 2014 € 6 miljoen extra gekregen om mantelzorgers

beter te kunnen ondersteunen en overbelasting te voorkomen. In 2015 was dat € 70 miljoen en

in de jaren daarna is hier € 100 miljoen voor begroot. Ook zorgverzekeraars dragen bij door

bijvoorbeeld sponsoring en steun aan lokale initiatieven voor mantelzorgers en/of patiënten of

door trainingen te vergoeden. Zo wordt er dus geïnvesteerd in de ondersteuning, begeleiding

en educatie van mantelzorgers, omdat de kosten zonder deze mantelzorgers veel hoger

zijn.(37) Uitleg hierover volgt in het hoofdstuk ‘Interventies om overbelasting te voorkomen’.

Page 10: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

9

Tabel 2. Factoren samenhangend met een toege-

nomen ervaren belasting bij cognitieve stoornissen.

Risicofactoren voor overbelasting

Bij het ‘meten’ van de belasting wordt er onderscheid gemaakt tussen de subjectieve en

objectieve belasting. Objectieve belasting is de hoeveelheid tijd die aan het verzorgen wordt

gespendeerd en het type en aantal taken die worden uitgevoerd.(40) De subjectieve belasting

wordt wel beschreven als de mate waarin de verzorgers ervaren dat de zorg een negatief effect

heeft op het emotionele, sociale, financiële en spirituele welzijn.(41)

Er is wereldwijd onderzoek gedaan naar de ervaren belasting van mantelzorgers en factoren

die hiermee samenhangen. Hieruit zijn al verschillende factoren geïdentificeerd die van

invloed blijken. In tabel 2 zijn de reeds geïdentificeerde patiëntgebonden en mantelzorger-

/omgevingsgebonden factoren van invloed op de belasting bij cognitieve stoornissen

samengevoegd. In de volgende alinea wordt beschreven hoe deze factoren samenhangen. Er is

enige overlap in factoren die invloed hebben op de belasting van mantelzorgers in het

algemeen en specifiek voor patiënten met een, al dan niet beginnende, cognitieve stoornis.

De volgende factoren zijn in beide

groepen geassocieerd met een verhoogde

belasting en dus een risico op

overbelasting: een mantelzorger van

vrouwelijk geslacht(14,42-51), partner

zijn of samenwonen met de patiënt

(38,42,52,53) en een lagere sociaal-

economische status van de mantelzorger.

(14,42) Verder blijkt een hogere leeftijd

van de mantelzorger in een paar studies

onafhankelijk gecorreleerd met hogere

belasting.(14,54) De hoeveelheid en

zwaarte van de zorg die de mantelzorger

levert hangt ook positief samen met de

belasting.(14,42,50,52) Verder zijn

persoonlijke kenmerken van de verzorger

zoals optimisme, zelfvertrouwen en

zelfbeheersing(7,14,38,42) en de ervaren

steun of juist sociaal isolement(7,14,47)

van invloed, alsook de kwaliteit van de

onderlinge relatie voordat de ziekte

intrad, de onderlinge rolverdeling en hoe

deze veranderen door de ziekte (14,55-

57).

Specifiek bij mantelzorgers van patiënten met cognitieve stoornissen (en dan vooral de

diagnose dementie) zijn de eigen copingstijl, kennis en bekwaamheden in het verzorgen en

het gevoel hierover van invloed en heeft persoonlijke problematiek een negatieve invloed op

de belasting.(14,38,56-59) Een actieve en ‘problem-focused coping’ hangt samen met lagere

belasting. Een ‘emotion-focused’ strategie lijkt minder succesvol en geeft meer stress. Bij een

dementie lijkt een op acceptatie gerichte coping-strategie meer uitkomst te bieden.(27) Hoe

meer kennis en bekwaamheden de mantelzorger over het verzorgen en het ziektebeeld heeft,

hoe lager de belasting. Echter hebben perfectionisme en gevoelens van niet goed genoeg

kunnen zorgen voor de naaste een positieve relatie met de belasting. Dit alles hangt dus samen

met de persoonlijkheid.

Patiëntgebonden Mantelzorger/omgeving

Verminderde ADL-

functionaliteit

Meer en zwaardere zorg*

Urine-incontinentie Vrouwelijk geslacht *

Ernst dementie Hogere leeftijd

Cognitieve

achteruitgang

Partner of samenwonen*

Uitgangsniveau (lagere

opleiding)

Sociaal-economische

status*

Verminderd

ziektebesef/inzicht

Persoonlijkheid, sociale

context en steun*

Kwaliteit relatie* Kwaliteit relatie,

veranderende rollen*

Comorbiditeit Copingstijl, gevoel over

functioneren

Neuropsychiatrische

symptomen

Kennis en bekwaamheden

* = overlap: in algemene populatie en bij dementie

Page 11: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

10

Verschillende kenmerken van het ziekteproces bij een dementie hebben invloed op de ervaren

belasting, zoals de verminderde functie en dus mate van afhankelijkheid voor ADL-

taken(14,43,44,46,47,49,60,61), waarbij volgens één Scandinavische studie ook specifiek

urine-incontinentie samenhangt met hogere belasting van verzorgers.(62). Deze ADL-

afhankelijkheid kan samengaan met zwaardere zorgtaken of het aantal uren zorg, maar bleek

gecorrigeerd hiervoor toch onafhankelijk van invloed. Ook de ernst van de dementie en mate

van cognitieve achteruitgang zijn van invloed(14,49,50,53,54), alsmede het opleidingsniveau

en daarmee cognitief uitgangsniveau van de patiënt: hoe hoger het uitgangsniveau, hoe

minder belasting en hoe ernstiger de dementie en hoe zwaarder de achteruitgang zijn, des te

meer belasting er wordt ervaren.(46,53) Ander onderzoek beschrijft juist dat de ernst van de

dementie geen onafhankelijke invloed heeft, daarentegen de mate van comorbiditeit wel,

waarvan dementie dan de meest invloedrijke is.(63,64)

Bij dementiepatiënten kunnen neuropsychiatrische symptomen bestaan, die de omgang met

en de zorg voor deze patiënten kan bemoeilijken. Voorbeelden hiervan zijn een veranderd

dag/nachtritme, nachtelijk dwalen, depressieve symptomen, agressie, wanen of hallucinaties

en ontremd gedrag. Bewezen is dat aanwezigheid en de ernst hiervan de belasting en stress

van mantelzorgers verzwaart.(14,31,43-45,50,51,60,61,65-71) In een Nederlands onderzoek

bleek dat apathie en terugtrekgedrag de kwaliteit van de relatie in sterkere mate negatief

beïnvloeden dan depressie en agressie. Geen communicatie wordt door mantelzorgers als

meer belastend ervaren dan slechte communicatie.(7) In recent onderzoek door M. Kelleher

et. al., gepubliceerd in 2015, is tevens aangetoond dat een verminderd besef van de cognitieve

problemen bij de patiënt zelf significant geassocieerd is met zwaardere belasting.(72)

De mate van invloed op de ervaren belasting verschilt tussen studies en ook is er een

discrepantie in de resultaten van studies: wellicht zijn de factoren toch meer regionaal bepaald

of is de rapportage van de belasting regionaal verschillend. In ieder geval zijn de meeste van

deze factoren geindentificeerd in populaties met een specifieke diagnose, zoals een Alzheimer

dementie. Hierdoor is de bruikbaarheid in een meer algemene populatie met cognitieve

stoornissen lager. Verder zijn een aantal van bovenstaande kenmerken en factoren niet

makkelijk meetbaar of toetsbaar, waardoor ze niet opvallen bij een regulier bezoek aan de

polikliniek. Het is bijvoorbeeld moeilijk te bepalen hoe de copingstijl of de persoonlijkheid is

en hoe de verhoudingen zijn tussen de patiënt en de mantelzorger. Ook de sociaal-

economische status en de kennis en bekwaamheden zijn niet zonder inzet van extra tijd of

middelen zichtbaar. Daardoor zijn in de praktijk sommige kenmerken minder bruikbaar om in

te schatten of een mantelzorger meer risico heeft op zware belasting en of deze wellicht hulp

nodig heeft. Inzicht in factoren die de belasting verhogen van de mantelzorgers in Nederland

bij mensen die zich net presenteren met cognitieve stoornissen ontbreekt nog geheel.

Page 12: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

11

Interventies om overbelasting te voorkomen

Er zijn verschillende soorten interventies ontwikkeld om mantelzorgers te helpen bij (het

omgaan met) hun taken. Deze zijn onderzocht op eindpunten van de mantelzorger zoals

algemeen of psychologisch welzijn, stemming, stress, ervaren belasting en soms ook op

eindpunten van de zorgvrager. Over het algemeen lijken interventies die verschillende

strategieën combineren een groter effect te hebben dan eenzijdige interventies.(73-75) Bij

eenzijdige interventies is het effect groter bij een hogere intensiteit(14); individuele en

langdurige therapieën hebben een groter effect.(27) In ieder geval is het effect van

interventies op mantelzorgers bij de specifieke patiëntgroep dementie kleiner dan voor andere

verzorgers.(14)

Eén interventietype is educatie: dit kan bijvoorbeeld zijn in hoe je zorg verleent, op welke

manier je de patiënt benadert en ook kan er inzicht en begrip verworven worden over de

ziekte en de specifieke kenmerken en achteruitgang hierbij. Toch wijst onderzoek uit dat

educatie maar een matig effect heeft op de belasting en het voorkomen van een depressie bij

mantelzorgers(76); effecten zijn vooral toe te schrijven aan de kennisvergroting.(28) In

Nederland worden case-managers ingezet voor het aanbieden van psycho-educatie. Zij komen

bij de patiënt thuis en ondersteunen tevens bij het organiseren van passende zorg en helpen bij

het signaleren en voorkomen van problemen. Studies ten aanzien van het effect van

casemanagers op de verschillende eindpunten

instituionalisering, depressie, welzijn, belasting

en vermindering van gedragsproblemen zijn niet

conclusief; het effect op mortaliteit van de

patiënt en kwaliteit van leven van patiënt en

mantelzorger is niet significant. Wel lijken

volgens een studie de kosten voor

gezondheidszorg significant te verminderen

gedurende het eerste jaar dat er een case-

manager wordt ingezet.(77)

Training en ondersteuning van de mantelzorger kan het moment van institutionalisering en

overlijden van de patiënt doen uitstellen, maar onduidelijk is nog in welke vorm dit het best

gegoten kan worden.(27) De beperking bij onderzoek naar interventies is dat er vele

onderzoeken gedaan zijn bij kleine populaties, waarbij de interventies en uitkomstmaten

lokaal verschillen. Zelden is één bepaalde interventie in meerdere populaties herhaald. Wel is

de Resources for Enhancing Alzheimer’s Caregiver Health (REACH)-studie uitgevoerd,

waarin 1222 mantelzorgers in een multicenter opzet getraind of begeleid zijn, waarbij de

manier afhankelijk was van de locatie. Dit was door middel van een telecare interventie,

training in gedragsmagament, educatie, systeemtherapie in familiesetting en teleconferenties

tussen familieleden, psychoeducationele groepsinterventies of een training in vaardigheden

om het thuis beter te redden. De uitkomstmaten waren overal gelijk, waardoor goede

vergelijking mogelijk is. Uit deze studie bleek dat een interventie voor de verzorgers ervoor

zorgt dat ze minder belasting ervaren dan de controlegroep en wanneer de interventies de

nadruk hebben op actieve deelname de depressie bij mantelzorger het sterkst afneemt.

Vrouwen en deelnemers met een lagere opleiding rapporteerden de grootste afname in

belasting.(14,78) Er bleek niet één duidelijk effectievere interventie uit de studie.

Figuur 2. Casemanager bij cognitieve stoornissen

Page 13: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

12

In Nederland zijn er vanuit de gemeenten verschillende soorten ondersteuning voor

mantelzorgers geregeld in de vorm van bijvoorbeeld zorgloketten, steunpunten, spreekuren en

subsidie aan organisaties die vrijwillig mantelzorgers helpen. Specifiek voor mantelzorg bij

dementie is er ook ondersteuning vanuit diverse andere instanties: vanuit Alzheimer

Nederland zijn er initiatieven zoals de 230 Alzheimer Cafés, Trefpunten en enkele Alzheimer

Theehuizen verspreid over het land en ook online-interventies ter training en ondersteuning

van mantelzorgers. Alzheimer cafés zijn ontmoetingsplekken met maandelijkse informele

bijeenkomsten voor mensen met dementie, hun naasten, hulpverleners en belangstellenden;

dit concept is in 1997 bedacht door psychogerontoloog Dr. Bère Miesen. Verder zijn er lokale

initiatieven voor en ook door patiënten met

dementie en hun naasten. Een voorbeeld hiervan

zijn de Odensehuizen in een aantal grote steden:

advies- en contactcentra in de vorm van

inloophuizen voor patiënten met een dementie,

licht van ernst, en hun naasten. Ze worden gerund

voor en door de doelgroep, zijn veelal

gefinancierd door donateurs en noemen zichzelf

‘nulde lijnszorg’.(79) De Odensehuizen zijn

gebaseerd op een Deens concept uit Odense: een

tweede huis voor mensen met dementie waar men

verzorgd, geactiveerd en getraind wordt door

betaalde krachten. Groot verschil met de huizen in

Nederland is dat hier het aantal betaalde krachten

en activiteiten lager is, mede door de geringe

financiering door gemeenten en zorgverzekeraars.

Ook ergotherapeuten hebben specifiek aandacht voor de patiënt èn mantelzorger: zij kunnen

langskomen bij patiënten thuis en de functionaliteit beoordelen om eventueel aanpassingen in

huis te doen. Een voorbeeld is het programma EDOMAH, wat staat voor Ergotherapie bij

Ouderen met Dementie en hun Mantelzorgers Aan Huis, waarbij een ergotherapeut met de

patiënt en de mantelzorger samenwerkt opdat de patiënt zo lang mogelijk zelfstandig

activiteiten kan uitvoeren. Deze therapeut kan ook toegespitste informatie geven over de

ziekte en de veranderingen hierbij.(80) Effectiviteit van deze interventie is in een trial

bewezen.(81)

Bij contacten met de huisarts, klinisch geriater of andere zorgverlener zou een inschatting

gemaakt moeten worden welke extra zorg, hulp of ondersteuning er nodig is. Zo kunnen zij

verwijzen naar of adviseren over de juiste mogelijkheden. Zoals gezegd heeft de casemanager

hier later een groot aandeel in. Ondanks al dit soort initiatieven zijn de cijfers van

overbelasting en zware belasting nog hoog. Probleem lijkt wel de grote spreiding in aanbod

en onduidelijkheid over effectiviteit. Het specifieker identificeren van risicofactoren voor

overbelasting en de prevalentie hiervan kan een goede bijdrage leveren aan het wat, waar en

wanneer van het aanbieden van ondersteuning.

Figuur 3. Inloophuis voor dementiepatiënten

en hun naasten in Odense, Denemarken

Page 14: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

13

Figuur 4 . Toename geheugenpoliklinieken in Nederland

Geheugenpolikliniek

Ter diagnostiek, behandeling en

advisering van patiënten met cognitieve

stoornissen zijn geheugenpoliklinieken

opgericht. Dit zijn ambulante en

multidisciplinaire voorzieningen, vooral

gericht op de vroege stadia van

dementie. In de jaren ‘80 gingen deze

poliklinieken van start, waarna er een

sterke groei is geweest en tegenwoordig

zijn wereldwijd geheugenpoliklinieken gericht op de ambulante populatie met cognitieve

problemen. De patiëntenpopulatie is over het algemeen ouder dan 70 jaar, maar ook jongere

mensen met klachten van het geheugen worden hier gezien. Doorverwijzing geschiedt door de

huisarts; deze kan een vermoeden hebben op cognitieve stoornissen of patiënt en/of familie

kunnen een vraag naar diagnostiek hebben. Verder kunnen andere specialisten of geriaters

zelf een patiënt terug laten zien op de geheugenpolikliniek wanneer er vermoeden is van

cognitieve achteruitgang.(82) Het overgrote deel van de patiënten die een geheugenpolikliniek

bezoeken worden gediagnosticeerd met een dementie of een mild cognitive impariment

(MCI), waarbij er over de jaren een steeds groter deel van de diagnoses (22%) een MCI

betreft en er in toenemende mate lichte in plaats van ernstigere dementieën worden

gediagnosticeerd.(83)

Wanneer een patiënt de geheugenpolikliniek bezoekt ter diagnostiek, wordt deze bij voorkeur

vergezeld door een naaste. Dit is belangrijk voor de heteroanamnese en zo voor de

diagnostiek. Een groot deel van de mantelzorgers van mensen met (beginnende)

geheugenproblemen of een cognitieve stoornis zouden op deze manier in het zicht van de

artsen of de zorg kunnen komen. Dit is dus een waardevolle plaats ter inventarisatie van de

hulpbehoefte van de mantelzorgers. Op de geheugenpolikliniek zijn door de multidisciplinaire

aanpak de kennis en contacten voorhanden om de mantelzorgers verder te helpen. Ook voor

wetenschappelijk onderzoek zijn de poliklinieken van belang, mede omdat dit een goede

setting is ter inclusie van patiënten, al dan niet specifiek met een dementie, maar ook omdat

de patiënten hier vaak vervolgd worden en er zo bijvoorbeeld effecten van nieuwe

implementaties onderzocht kunnen worden.(83)

Onderzoeksdoelen

Het doel van dit onderzoek is het vergroten van inzicht in mate van belasting van

mantelzorgers bij patiënten die voor de eerste keer een geheugenpolikliniek bezoeken.

Daarnaast trachten we te identificeren welke factoren in deze populatie geassocieerd zijn met

een hogere mate van ervaren belasting en hiermee het risico op overbelasting, zodat hier in de

toekomst rekening mee kan worden gehouden bij het inzetten van zorg, ondersteuning en

begeleiding.

Page 15: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

14

Patiënten en methode

Studiedesign

Het betreft een retrospectieve, cross-sectionele studie naar de belasting van mantelzorgers van

patiënten die voor de eerste maal een geheugenpolikliniek bezochten.

Setting

Patiënten werden geïncludeerd wanneer zij in de periode mei 2013 t/m december 2015 voor

het eerst ter diagnostiek de geheugenpolikliniek van het Medisch Centrum Leeuwarden

(MCL) bezochten. Het MCL is een groot opleidingsziekenhuis; de patiënten werden gezien

door een staflid, AIOS of nurse practitioner (de laatste twee onder supervisie van een staflid).

Op de geheugenpolikliniek van de afdeling klinische geriatrie in het MCL wordt sinds 2013

de mate van belasting van de mantelzorger systematisch vastgelegd met de scoringslijst voor

de subjectieve belasting naar Zarit: The burden interview(84). Dit screeningsinstrument geeft

een eenvoudige indicatie of de mantelzorger een matige of zware belasting ervaart. Ook

worden standaard bij de patiënten enkele onderzoeken afgenomen die bij het diagnostisch

proces behoren. Verder wordt bij de mantelzorgers een vragenlijst afgenomen over de mate

van cognitieve achteruitgang van de patiënt. Deze gegevens gecombineerd met de uitgebreide

gegevens uit anamnese en onderzoek, bieden de mogelijkheid om te onderzoeken of de

kenmerken van de patiënt en mantelzorgers enige relatie hebben tot de belasting.

Studiepopulatie

Alle patiënten die voor de eerste maal ter diagnostiek op de geheugenpoli zijn gezien en

waarvan de mantelzorger de scoringslijst voor de subjectieve belasting heeft ingevuld zijn

geïncludeerd. Omdat dit een retrospectief observationeel dossier onderzoek betrof, is het niet

WMO plichtig.

Dataverzameling

Via dossieronderzoek werden gegevens verzameld en zo een database gegenereerd. In de

database werden de volgende gegevens opgenomen: geslacht, leeftijd en gewicht van de

patiënt, comorbiditeit, polyfarmacie, duur van de klachten en wie deze klachten bemerkte,

gehoor en visus, vallen in het afgelopen half jaar, de woonvorm, de opleiding van patiënt,

ADL- en BDL-afhankelijkheid, continentie, betrokkenheid van professionele zorg of

respijtzorg, depressieve of neuropsychiatrische symptomen, cognitief functioneren, mate van

cognitieve achteruitgang zoals beoordeeld door de mantelzorger, gestelde diagnose tijdens het

consult, de ernst van de eventuele dementie, of er medicatie is gestart tijdens dit consult,

geslacht van de mantelzorger en de relatie tot de patiënt en als primaire uitkomstmaat de

ervaren belasting van de mantelzorger.

De paragraaf ‘meetinstrumenten’ geeft een nadere toelichting van de instrumenten gebruikt

om de variabelen te meten of operationaliseren.

Page 16: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

15

Meetinstrumenten

Hieronder volgt een nadere omschrijving van de meetinstrumenten die gebruikt werden om de

variabelen te operationaliseren:

Primaire uitkomstmaat

Belasting mantelzorger

De belasting van de mantelzorger werd gemeten aan de hand van een scorelijst voor de

subjectieve belasting naar Zarit: The burden interview(84). De Zarit Burden Interview (ZBI)

was ontwikkeld om de subjectieve belasting van informele verzorgers van volwassenen met

een (Alzheimer) dementie te meten. Over de tijd zijn er verkorte versies gevalideerd, ook voor

andere patiëntpopulaties, waarvan de 22-items schaal de meest gebruikte en best gevalideerde

vorm is.(85,86) Het betreft een vragenlijst die de mantelzorger zelf in kan vullen en bevat 22

items met een 5-punts Likert schaal met een range van 0 (nooit) tot 4 (bijna altijd); in de

categorieën fysieke gezondheid, psychische gezondheid, financiën en hoe de relatie is met de

patiënt. Afkappunten zijn als volgt gedefinieerd: < 46 niet belast, 46<55 matig belast, > 56

zwaar belast/overbelast. (41)

Cognitief functioneren

De Mini-Mental-State-Examination (MMSE) is een gevalideerde test om een indruk te krijgen

van de cognitieve functies van de patiënt.(87,88) De test, bestaande uit 11 vragen en

opdrachten, wordt tijdens het consult afgenomen bij de patiënt en omvat de volgende

domeinen: oriëntatie, geheugen, aandacht, rekenen, taalfuncties en visuospatieele functies. De

score loopt uiteen van 0 tot 30 waarbij een score ≤24 duidt om een mogelijke onderliggende

dementie.

De Kloktekentest volgens Shulman: hierbij krijgt de patiënt de opdracht om in een

voorgedrukte cirkel de cijfers van de klok te noteren en wijzers op 10 over 11 te zetten. De

beoordeling van het eindproduct krijgt een score van 1 t/m 6, waarbij een score van 1 aangeeft

dat het een perfecte klok is en de wijzers juist staan en een score van 6 betekent dat er geen

redelijke representatie van een klok is. Een score van ≥ 3 wijst op cognitieve stoornissen.(89)

De IQCODE-N is een gevalideerd meetinstrument.(90) Het is een vertaalde en verkorte versie

van de originele Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE),

gevalideerd om de subjectieve cognitieve achteruitgang in het dagelijks functioneren bij

ouderen te meten. (91) Een familielid of andere naaste wordt een oordeel gevraagd over het

functioneren van de patiënt in vergelijking met 10 jaar geleden. Zo wordt er op 16 items een

score van één tot vijf gegeven; hoe hoger de gemiddelde score, hoe slechter het functioneren.

Afkapwaarde voor het onderscheid tussen gezonde patiënten en patiënten met een cognitieve

stoornis is gesteld op 3.6.

Neuropsychiatrische symptomen

De NPI-Q is een in het Nederlands gevalideerd meetinstrument dat als interview, maar ook als

vragenlijst afgenomen kan worden bij de verzorgende van een patiënt om te inventariseren of

er neuropsychiatrische symptomen zijn, wat de ernst hiervan is en of deze emotionele

belasting betekenen voor de verzorger.(92,93) De twaalf domeinen en omschrijvingen van

deze vragenlijst gebruikten we als richtlijn om te noteren of er vanuit de dossiergegevens

sprake was van neuropsychiatrische symptomen of probleemgedrag. Depressieve symptomen

hebben we apart genoteerd van de overige neuropsychiatrische symptomen.

Page 17: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

16

ADL- en BDL functioneren

In de database is genoteerd of de patiënt ADL- en/of BDL-zelfstandig was. ADL staat voor

Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen en hiermee worden de primaire, dagelijkse

levensbehoeften bedoeld zoals wassen, aankleden, eten en de toiletgang. BDL staat voor de

Bijzondere Dagelijkse Levensverrichtingen en hiermee wordt bedoeld of de patiënt

bijvoorbeeld zelf de boodschappen, huishoudelijk werk, administratie en bediening van

apparaten in huis uit kan voeren.

Etiologie

De diagnose werd, zo mogelijk, door de klinisch geriater vastgesteld volgens de CBO richtlijn

dementie. De nosologische diagnose die bovenaan in de differentiaal diagnose stond is telkens

genoteerd.

Ernst van de dementie

Clinical Dementia Rating scale (CDR): dit is een gestandaardiseerde schaal om de stoornissen

in het geheugen en in de domeinen oriëntatie, beoordelen en oplossen van problemen, sociale

activiteiten, huis en hobby’s en de persoonlijke verzorging te scoren en zo een uitspraak te

doen over de ernst van de cognitieve stoornis. Zo mogelijk verkrijgt de arts hier een indruk

van en noteert dit in het dossier. Een totale score op de CDR varieert van 0 tot 3, waarbij een

score van 0 geen dementie is; een score van 0,5 twijfelachtig is en beter past bij pre-klinische

dementie of een MCI; 1 een lichte, 2 een matige en 3 een ernstige dementie betekent.(94)

Polyfarmacie

Polyfarmacie wordt gedefinieerd als het gebruik van 5 of meer geneesmiddelen.(95,96)

Comorbiditeit

De comorbiditeit is gescoord aan de hand van het gevalideerde Charlson Co-morbiditiy Index

(CCI) scoresysteem. Vanuit de voorgeschiedenis zijn punten toegekend aan ziektebeelden en

hier is de totaalscore van berekend. Een ziektebeeld krijgt een toegewezen score van 1, 2, 3,

of 6, afhankelijk van het overlijdensrisico wat hiermee geassocieerd is. Ook voor elk

decennium boven de 40 jaar dat de patiënt leeft, wordt een punt gescoord. De CCI is

ontwikkeld om een uitspraak te kunnen doen over de 10-jaars prognose van patiënten met

comorbiditeiten; wij gebruiken de score tevens als indruk van de gezondheid en invloed van

ziekten op de patiënt. De scores en bijbehorende 10-jaars overlijdensprognoses zijn: bij geen

comorbiditeiten 12%, bij 1-2 punten 26%, bij 3-4 punten 52% en bij een score van >5 is dit

85%. (97)

Professionele zorg

Genoteerd is of de patiënt en/of mantelzorger gebruik maakte van professionele zorg. Indien

professionele zorg aanwezig was werd ook het aantal vormen genoteerd, waarbij bijvoorbeeld

thuiszorg voor de ADL en medicatie, maaltijdvoorziening, hulp in de huishouding en

dagbehandeling verschillende vormen zijn.

Page 18: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

17

Statistische analyse

Statistische analyse vond plaats met Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) versie

19. Bij missende antwoorden in de scorelijst voor subjectieve belasting zijn somscores

opnieuw berekend door de individuele scores te delen door het aantal valide ingevulde items

en vermenigvuldigd met 22 (totaal aantal items).

Bij het beschrijven van de populatiekarakteristieken werd voor continue, normaal verdeelde

variabelen het gemiddelde en de standaarddeviatie (SD) weergegeven. Voor continue, niet

normaal verdeelde variabelen werden de mediaan en het 25e en 75e percentiel weergegeven.

Categoriale variabelen zijn beschreven door middel van aantallen en percentages.

De relatie tussen de gescoorde subjectieve belasting van de mantelzorger en de factoren

leeftijd, geslacht, gewicht, CCI, polyfarmacie, tijdsduur dat er reeds klachten waren, wie de

klachten bemerkte, het gehoor en de visus, vallen of valgevaar het afgelopen half jaar, de

woonvorm, de hoogst genoten opleiding van patiënt, ADL- en BDL-zelfstandigheid,

continentie, betrokkenheid van professionele zorg, aanwezigheid van depressieve of

neuropsychiatrische symptomen, cognitief functioneren (scores op de MMSE en

Kloktekentest), mate van cognitieve achteruitgang (score op de IQ CODE-N), etiologie,

CDR-score, of er medicatie is gestart op de geheugenpolikliniek (middelen bij dementie of

pschychofarmaca), geslacht van de mantelzorger en relatie van de mantelzorger tot de patiënt

werd door middel van regressie analyse onderzocht. Zo nodig werden variabelen

gedichotomiseerd. De groep niet of licht belaste mantelzorgers werd met de groep met matige

en hogere belasting vergeleken aan de hand van de eerder beschreven afkappunten uit de

richtlijn Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) van de NvKG.(98) Univariabele binaire

logistische regressie analyse werd uitgevoerd om een ODDS-ratio te verkrijgen voor

afzonderlijke variabelen. Vervolgens werd met variabelen die significant bleken in de

univariabele analyse (p<0.05) een multivariabele regressie analyse uitgevoerd. Tenslotte, door

het stepwise backwards elimineren van de minst significant voorspellende variabelen, werd

een model verkregen met alleen significante factoren (p<0.05). Deze methode is gekozen

vanwege het exploratieve karakter van deze studie; we zochten niet een best passend model,

maar wilden risicofactoren identificeren. Alle hypothesen werden tweezijdig getoetst.

Page 19: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

18

Figuur 5: Inclusie cases

Resultaten

Karakteristieken van patiënten en mantelzorgers & prevalentie van hogere belasting

In totaal werden 466 koppels van patiënt en mantelzorger geïncludeerd en zijn gegevens

verzameld over bezoeken aan de polikliniek van de periode mei 2013 t/m december 2015. Zie

figuur 5 voor het stroomdiagram van de patiëntinclusie. Patiëntkarakteristieken zijn

weergegeven in tabel 3. De gemiddelde leeftijd van de patiënten in deze populatie was 76.3 ±

9 jaar en deze patiëntenpopulatie bestond uit 236 (51%) vrouwen en 231 (49%) mannen. Het

gemiddelde gewicht is weergegeven per geslacht. De mediane tijdsduur in maanden dat er

reeds klachten bemerkt waren is 24, waarbij de helft van de gevallen tussen de 12 en 36

maanden lag. Volgens de MMSE had 50.3% een aanwijzing voor dementie en 62.6% scoorde

een 3 of hoger op de kloktekentest. Volgens de ingevulde IQCODE-N door de mantelzorgers

was bij 72.1% van de patiënten sprake van zo’n achteruitgang in de cognitie en functionaliteit

dat dit een aanwijzing was voor een cognitieve stoornis. Na dit eerste consult is 10.5% van de

patiënten gediagnosticeerd met een MCI; 60.7% is gediagnosticeerd met een dementie of een

sterke verdenking hierop, met in de meerderheid van de gevallen een verdenking op een

Alzheimerdementie. Van de vastgestelde diagnoses dementie met een CDR-score was het

merendeel geclassificeerd als licht van ernst (72%). De meerderheid van de patiënten (68%)

was volledig ADL-zelfstandig, terwijl 22.8% ook BDL-zelfstandig was. Een kleine

meerderheid was geheel continent, een kwart had gehoorproblemen en 17% had

visusproblemen zonder correctie. Een kwart is recent gevallen en 2.5% van de patiënten was

valgevaarlijk. Bij zo’n 42% van de patiënten was er sprake van neuropsychiatrische

symptomen en bijna 20% had anamnestisch depressieve symptomen. Bij 86.5% van de

patiënten is niet direct gestart met een medicament vanwege dementie of neuropsychiatrische

symptomen. De patiënten zijn grotendeels laag tot middelbaar geschoold.

Page 20: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

19

Tabel 3. Patiëntkarakteristieken n=466

Leeftijd (jaren), gemiddelde (±SD) 76.3 (9.02)

Geslacht, n (%)

- man

- vrouw

230 (49.4)

236 (50.6)

Gewicht (kg), gemiddelde (±SD)

- mannen: n, gemiddelde (±SD)

- vrouwen: n, gemiddelde (±SD)

- ontbrekend

76.3 (15.0)

226, 83.5 (13.4)

231, 69.2 (13.0)

n=9

Reeds klachten (maanden), mediaan (perc: 25-75)

- ontbrekend

24.0 (12.0-36.0)

n=98

MMSEa (score), mediaan (perc: 25-75)

- MMSE ≤ 24, n (%)

- ontbrekend

24 (21-27)

226 (50.3)

n=20

IQ CODE-Nb (score), mediaan (perc: 25-75)

- score >3.6, n (%)

- ontbrekend

4.0 (3.6-4.4)

354 (77.6)

n=10

Kloktekentest (score), mediaan (perc: 25-75)

-kloktekentest ≥ 3, n (%)

- ontbrekend

3.0 (2.0-4.0)

281 (62.6)

n=17

Aantal medicijnen, n (%)

- ≤ 4

- >4 (polyfarmacie)

- ontbrekend

208 (44.7)

257 (55.2)

n=1

Neuropschychiatrische symptomen aanwezig?, n (%)

- ja

- nee

195 (41.8)

271 (58.2)

Depressieve symptomen aanwezig?, n(%)

- ja

- nee

92 (19.7)

374 (80.3)

ADLd- zelfstandig?, n(%)

- ja

- nee

- ontbrekend

316 (68.0)

149 (32.0)

n=1

BDLe-zelfstandig?, n(%)

- ja

- nee

- ontbrekend

106 (22.8)

359 (77.2)

n=1

Etiologie genoemd na eerste bezoek, n(%)

- mogelijk Alzheiner, mogelijk vasculaire dementie

- waarschijnlijk Alzheimer

- waarschijnlijk vasculaire dementie

- lewybody/Parkinson dementie

- frontotemporale dementie

- dd dementie, geen subtype benoemd

- MCI

- anders

- ontbrekend

38 (8.7)

184 (42.1)

14 (3.2)

10 (2.3)

10 (2.3)

32 (7.3)

46 (10.5)

103 (23.6)

n=29

Ernst dementie (CDRf score), n(%)

- twijfelachtig (0.5)

- licht (1)

- matig (2)

- ernstig (3)

- ontbrekend

14 (7.4)

136 (72.0)

37 (19.6)

2 (1.1)

n=277

Page 21: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

20

Vervolg tabel 3. Patiëntkarakteristieken Gehoor en/of visus verminderd, n(%)

- geen problemen/gecorrigeerd

- gehoor verminderd

- visus verminderd

- gehoor en visus verminderd

- ontbrekend

235 (61.5)

83 (21.7)

47 (12.3)

17 (4.5)

n=84

Vallen (afgelopen half jaar), n(%)

- ja, gevallen

- niet gevallen, wel valgevaar

- niet gevallen, geen valgevaar

- niet gevallen, mobiel met hulpmiddel

- ontbrekend

103 (23.3)

11 (2.5)

244 (55.2)

84 (19.0)

n=24

Opleiding patiënt, n(%)

- ongeletterd/geen opleiding

- lagere school

- mavo/vmbo/huishoudschool

- havo

- atheneum/gymnasium

- mbo/beroepsopleiding

- hbo

- universiteit

- ontbrekend

9 (2.0)

136 (30.0)

161 (35.5)

8 (1.8)

5 (1.1)

87 (19.2)

29 (6.4)

18 (4.0)

n=13

Continent, n(%)

- ja

- nee

- ontbrekend

199 (62.2)

121 (37.8)

n=146

Gestart met medicament vanwege dementie/onrust, n(%)

- geen medicament gestart voor deze indicatie

- cholinesteraseremmer

- memantine

- psychofarmaca

403 (86.5)

49 (10.5)

11 (2.5)

3 (0.6) aMMSE: Mini mental state examination,

bIQ CODE-N: verkorte Nederlandse Informant Questionnaire on

Cognitive Decline in the Elderly, cCCI: Charlson co-morbidity index

dADL: Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen,

eBDL: Bijzondere Dagelijkse Levensverrichtingen

fCDR: Clinical Dementia Rating, score van 0 tot 3; respectievelijk geen tot ernstige dementie

Page 22: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

21

Tabel 4: Karakteristieken mantelzorger/omgeving

n= 466

Belasting (score), n (%)

- niet belast, score < 46

- matig belast, score 46 t/m 56

- zwaar belast/indicatie op overbelasting, score >56

Mediaan (perc: 25-75)

412 (88.4)

36 (7.7)

18 (3.9)

23.50 (13.00-35.25)

Geslacht, n (%)

- man

- vrouw

131 (28.1)

331 (71.6)

Relatie tot de patiënt, n (%)

- partner

- (schoon)zoon/dochter

- broer/zus

- ander familielid

- buren/vrienden

- begeleider instelling/aanleunwoning

242 (51.9)

199 (42.7)

8 (1.7)

11 (2.4)

5 (1.1)

1 (0.2)

Klachten bemerkt door, n(%)

- alleen patiënt zelf

- echtgenoot/familie

- echtgenoot/familie en patiënt

- arts/hulpverlener

Ontbrekend

9 (1.9)

240 (51.9)

193 (41.8)

20 (4.3)

n=4

Professionele zorg aanwezig, n(%)

- geen

- 1 vorm

- 2 vormen

- 3 vormen

- 5 vormen

Ontbrekend

252 (56.8)

109 (24.5)

55 (12.4)

27 (6.1)

1 (0.2)

n=22

Woonvorm, n(%)

- alleen, zelfstandig

- zelfstandig samenwonend met partner

- inwonend bij andere mantelzorger

- begeleid/aanleunwoning

- Intramuraal, verzorgingshuis

136 (29.2)

257 (55.2)

14 (3.0)

43 (9.2)

16 (3.4)

Karakteristieken van de mantelzorgers en de omgeving zijn weergegeven in tabel 4.

Geoperationaliseerd met de scorelijst voor subjectieve belasting (ZBI) was de prevalentie van

hoge belasting en daarmee risico op overbelasting onder de mantelzorgers op het moment van

het eerste polikliniekbezoek 3.9%. Daarnaast was 7.7% van de mantelzorgers matig belast en

88,4% had een score onder 46. Van de mantelzorgers waren 331 (71.6%) vrouw en 131

(28.1%) man. Ruim de helft van de mantelzorgers was de partner van de patiënt (51.9%),

daarnaast was dit vaak een (schoon)zoon of -dochter (42.7%). De mediane score op de ZBI

was 23.5. Klachten van de cognitie werden in een minderheid van de gevallen door de patiënt

zelf bemerkt, het ziektebesef was dan afwezig. In het grootste deel van de gevallen was er nog

geen professionele zorg voor de patiënt of het huishouden, wanneer dit wel het geval was dan

ging dit vaak om 1 of 2 vormen. Van de patiënten woonde 55.2% zelfstandig samen met de

partner en 29.2% woonde zelfstandig alleen.

Page 23: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

22

Invloed van verschillende factoren op de belasting van mantelzorgers.

Omdat weinig mantelzorgers in de hoogste categorie van belasting vielen werd de groep met

een lage belasting (ZBI score < 46) vergeleken met de groep matig (ZBI score 46 t/m 56) en

zwaar belaste personen (ZBI score > 56). Op deze manier vielen 54 koppels in de groep matig

en zwaar belast. Resultaten van de univariabele logistische regressie analyse zijn

weergegeven in tabel 5. Deze laten zien dat mannelijk geslacht van de patiënt (OR: 2.72; 95%

CI: 1.47-5.04), ADL-afhankelijkheid (OR: 2.47; 95% CI: 1.39-4.40), aanwezigheid van

neuropsychiatrische symptomen (OR: 3.50; 95% CI: 1.91-6.42), afwezigheid van ziektebesef

bij patiënt (OR: 2.20 95% CI: 1.18-1.42), een CDR-score van 2 of 3 (OR: 3.97; 95% CI:1.57-

10.05), een score op de IQ CODE-N van 3.6 of hoger (OR: 8.61; 95% CI: 2.06-36.00) alsook

valgevaar (OR: 4.67; 95% CI: 1.32-16.55) en gehoorproblemen bij de patiënt (OR: 2.09; 95%

CI: 1.04-4.20) significant van invloed bleken op de belasting van de mantelzorger. Verder

bleek de tijdsduur van de klachten, per maand vermeerdering, zeer licht maar significant van

invloed (OR: 1.01; 95% CI: 1.00-1.01). Bovenstaande risicofactoren zijn meegenomen in de

multivariabele analyse. Vanwege het feit dat slechts een minderheid van de patiënten een

diagnose met een CDR-score hadden na het eerste consult op de polikliniek, is de variabele

‘CDR-score’ eerst weggelaten uit de multivariabele analyse, om deze bij latere analyse weer

toe te voegen. Er werden tussen de groepen met een lage en hogere belasting geen verschillen

gevonden wat betreft de leeftijd, score op de MMSE, kloktekentest, de relatie van de

mantelzorger tot de patiënt, geslacht van de mantelzorger, de woonvorm, polyfarmacie, score

op de CCI, aanwezigheid van depressieve symptomen, incontinentie, visusproblemen, het

starten met een medicament vanwege dementie of symptomen hiervan, de diagnose na dit

eerste consult en het opleidingsniveau van de patiënt.

Page 24: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

23

Tabel 5 : Univariabele analyse van de risicofactoren voor hogere belasting.

Binaire logistische regressieanalyse Onbelast

n=412

Belast

n=54

OR (95%CI)

Leeftijd patiënt in jaren, gemiddelde (±SD) 76.35 (9.06) 75.69 (8.84) 0.99 (0.96-1.02)

Geslacht patiënt, n (%)

- man

- vrouw

192 (46.6)

220 (53.4)

38 (70.4)

19 (29.6)

2.72 (1.47-5.04)*

Gewicht patiënt (kg), gemiddelde (±SD)

Ontbrekende waarden

75.77 (14.53)

7

80.11 (17.85)

2

1.02 (1.00-1.04)

Co-morbiditeit (CCI score), gemiddelde (±SD) 4.39 (1.62) 4.54 (1.47) 1.06 (0.89-1.27)

Polyfarmacie (>4 medicijnen), n (%)

- nee

- ja

188 (45.7)

223 (54.3)

20 (37.0)

34 (63.0)

1.43 (0.80-2.57)

Woonvorm, n(%)

- alleen, begeleid of verpleeghuis

- samenwonend met mantelzorger

175 (42.5)

237 (57.5)

20 (37)

34 (63)

1.25 (0.70-2.25)

Opleiding, n(%)

- ongeletterd of alleen lagere school

- vervolgopleiding

Ontbrekende waarden

268 (67.0)

132 (33.0)

12

40 (75.5)

13 (24.5)

1

1.52 (0.78-2.93)

Duur klachten in maanden, mediaan (perc: 25-75)

Ontbrekende waarden

24 (12-36)

89

27 (12-63)

9 1.01 (1.00-1.01)*

Ziektebesef patiënt, n(%)

- ja

- nee

Ontbrekende waarden

187 (45.8)

221 (54.2)

4

15 (27.8)

39 (72.2)

0

2.20 (1.18-1.42)*

ADL- zelfstandig, n(%)

- ja

- nee

Ontbrekende waarden

290 (70.4)

122 (29.6)

0

26 (49.1)

27 (50.9)

1

2.47 (1.39-4.40)*

BDL-zelfstandig, n(%)

- ja

- nee

Ontbrekende waarden

99 (24.0)

313 (76.0)

0

7 (13.2)

46 (86.8)

1

2.08 (0.91-4.75)

Continent, n(%)

- ja

- nee

Ontbrekende waarden

178 (63.8)

101 (36.2)

133

21 (51.2)

20 (48.8)

13

1.68 (0.87-3.25)

Valgevaar, n(%)

- nee

- ja

Ontbrekende waarden

384 (98.2)

7 (1.8)

21

47 (92.2)

4 (7.8)

3

4.67 (1.32-16.55)*

Visus verminderd, n (%)

- ja

- nee

Ontbrekende waarden

61 (95.3)

284 (89.3)

67

3 (4.7)

34 (10.7)

17

2.44(0.72-8.19)

Gehoorprobleem, n (%)

- nee

- ja

Ontbrekende waarden

260 (75.4)

85 (24.6)

67

15 (40.5)

22 (59.5)

17

2.09 (1.04-4.20)*

Neuropsychiatrische symptomen, n (%)

- nee

- ja

254 (61.7) 158

(38.3)

17 (31.5)

37 (68.5)

3.50 (1.91-6.42)*

Page 25: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

24

Vervolg Tabel 5. Univariabele analyse van de risicofactoren voor hogere belasting.

Binaire logistische regressieanalyse Onbelast

n=412

Belast

n=54

OR (95%CI)

Depressieve symptomen, n(%)

- nee

- ja

331 (80.3)

81 (19.7)

43 (79.6)

11 (20.4)

1.05 (0.52-2.12)

MMSE score >24: n (%)

≤ 24: n (%)

Ontbrekende waarden

25.0 (21-27)

200 (50.5)

196 (49.5)

16

23.0 (19-27)

23 (43.4)

30 (56.6)

1

1.33 (0.75-2.37)

Kloktekentest score, n (%)

<3

≥ 3

Ontbrekende waarden

146 (36.9)

250 (63.1)

16

22 (41.5)

31 (58.5)

1

1.22 (0.68-2.18)

IQ CODE-N, n (%)

< 3,6

≥ 3,6

Ontbrekende waarden

100 (98.0)

302 (85.3)

10

2 (2.0)

52 (14.7)

0

8.61 (2.06-36.00)*

Dementie als (differentiaal)diagnose, n(%)

- nee

- ja

162 (39.3)

250 (60.7)

16 (29.6)

38 (70.4)

1.54 (0.83-2.85)

CDR-score, n(%)

- twijfelachtig tot licht (0.5 - 1)

- matig tot ernstig (2 - 3)

Ontbrekende waarden

138 (82.6)

29 (17.4)

245

12 (54.5)

10 (45.5)

32

3.97 (1.57-10.05)*

Geslacht mantelzorger, n(%)

- man

- vrouw

Ontbrekende waarden

118 (28.9)

290 (71.1)

4

13 (24.1)

41 (75.9)

0

1.28 (0.66-2.48)

Mantelzorger is partner, n(%)

- nee

- ja

201 (48.7)

211 (51.3)

23 (42.6)

31 (57.4)

1.28 (0.72-2.28)

Gestart met medicament vanwege

dementie/onrust, n(%)

- nee

- ja

359 (87.1)

53 (12.9)

44 (81.5)

10 (18.5)

1.54 (0.73-3.24)

Professionele zorg, n(%)

- geen:

- 1 of 2 vormen: n(%)

- 3, 4 of 5 vormen: n(%)

Ontbrekende waarden

227 (57.6)

141 (35.8)

26 (6.6)

18

25 (50.0)

23 (46.0)

2 (4.0)

4

1.43 (0.32-6.39)

2.06 (0.47-9.55)

Percentages: binnen de 2 groepen op basis van belasting.

* = significant met p < 0.05

OR=ODDS Ratio

CI=betrouwbaarheidsinterval

Page 26: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

25

Multivariabele logistische regressie analyse met de factoren die bij univariabele analyse

significant geassocieerd waren met zwaardere belasting gaf de resultaten als weergegeven in

tabel 6. ADL-afhankelijkheid (OR: 2.35; 95% CI: 1.04-5.34), aanwezigheid van

neuropsychiatrische symptomen (OR: 2.99; 95% CI: 1.32-6.78), het niet bemerken van de

cognitieve symptomen door de patiënt (OR: 2.72; 95% CI: 1.05-7.08), iedere maand langere

aanwezigheid van de klachten (OR: 1.01; 95% CI: 1.00-1.02), aanwezigheid van

gehoorproblemen (OR: 2.60; 95% CI: 1.14-5.95) alsook valgevaar bij de patiënt (OR: 7.97;

95% CI: 1.57-40.44) bleken onafhankelijke risicofactoren voor een hogere subjectieve

belasting. De Nagelkerke R2, die van 0 tot 1 loopt waarbij een getal richting 1 een grotere

verklaarde variantie betekent, is van dit model 0.206. Een relatief klein deel van de variantie

wordt dus verklaard door de variabelen in dit model.

Tabel 6: Multivariabele analyse van risicofactoren voor hogere belasting

Multivariabele logistische regressieanalyse. OR 95%CI N= 296

ADL-afhankelijk 2.35 1.04-5.34

Neuropsychiatrische symptomen 2.99 1.32-6.78

Klachten niet door patiënt bemerkt 2.72 1.05-7.08

Gehoorprobleem 2.60 1.14-5.95

Duur klachten (per maand) 1.01 1.00-1.02

Valgevaar aanwezig 7.97 1.57-40.44

ODDS ratio’s zijn significant met α<0.05

Analyse van de subpopulatie met een gediagnosticeerde dementie en CDR-score door middel

van multivariabele regressie analyse en stepwise verwijderen na het toevoegen van de factor

CDR ≥ 2 gaf het regressiemodel weergegeven in tabel 7 waarin een matige of ernstige

dementie (OR: 4.52; 95% CI: 1.55-13.19) en de tijdsduur dat de klachten reeds aanwezig zijn

(OR:1.02; 95% CI: 1.00-1.03) onafhankelijk van invloed blijken.

Tabel 7: Multivariabele analyse van subpopulatie met een CDR-score

Multivariabele logistische regressie analyse

OR 95%CI N=161

Duur klachten (per maand) 1.02 1.00-1.03

CDR ≥ 2 4.52 1.55-13.19

ODDS ratio’s zijn significant met α<0.05

Page 27: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

26

Discussie en Conclusie

Patiëntkarakteristieken

Dit is, voor zover ons bekend is, de eerste Nederlandse studie naar de subjectieve belasting en

de risicofactoren op hoge belasting bij mantelzorgers van patiënten die zich voor het eerst ter

diagnostiek op een geheugenpolikliniek presenteren. Internationaal zijn er weinig gegevens

over de belasting bij specifiek het eerste bezoek aan een geheugenpolikliniek. Binnen onze

studie werden 466 koppels van patiënt en mantelzorger geïncludeerd die voor het eerst een

geheugenpolikliniek bezochten. Hierdoor is een grote real-life studiepopulatie verkregen. De

gemiddelde leeftijd van patiënten was 76 jaar en de man-vrouwverdeling is nagenoeg gelijk.

De studie van Meeuwsen et al. uit 2012 naar de effectiviteit van behandeling van dementie op

een nederlandse geheugenpolikliniek of bij de huisarts geeft als baseline in de arm van de

geheugenpolikliniek (n =87) vergelijkbare patiëntenkarakteristieken, met een gemiddelde

leeftijd van 78 jaar en 54% vrouwelijke patiënten.(99) Het percentage van de mantelzorgers

dat partner is van de patiënt is bijna gelijk (52% in onze studie tegen 53% in de studie van

Van Meeuwsen) alsook het percentage (schoon)zonen of -dochters: respectievelijk 43% en

41%. Het aandeel vrouwelijke mantelzorgers was in onze studie iets hoger: 71.6% tegenover

62%. In een andere Nederlandse studie door Schölzel-Dorenbos et al. uit 2003 bij 350

patiënten van een geheugenpolikliniek in het Slingeland Ziekenhuis bleek ook een gelijke

man-vrouwverhouding.(100) De gemiddelde leeftijd lag met 69 jaar wel lager. In dat

onderzoek is bij 43% van de patiënten een diagnose dementie gesteld tegenover 62% met een

diagnose of verdenking hierop in onze studie. In beide gevallen betrof dit bij een ruime

meerderheid een dementie van het Alzheimertype. De CDR scores, indien verkregen, kwamen

wat betreft verdeling redelijk overeen met vooral scores van 1 en 2. Van de 58 onderzochte

partners bij vastgestelde Alzheimer dementie was 55% man, wat dus hoger lag dan in onze

studie. Een andere vergelijkbare studiepopulatie is verkregen in een studie van Rosness et al.

uit 2009, waarin 413 koppels van thuiswonende patiënten en hun partners zijn geïncludeerd

bij eerste bezoek aan een geheugenpolikliniek in Oslo, waarbij een diagnose van ‘cognitive

impairment, no dementia’ (CIND) of een dementie gesteld is en deze groepen zijn

vergeleken.(44) De gemiddelde leeftijd lag in de groepen CIND en dementie op 71.4 en 74.6

jaar, met ook een bijna gelijke man-vrouwverdeling. De gemiddelde lengte van symptomen

gemeten in jaren lag op 2.8 en 3.9, waar in onze studie de mediaan op 2 jaar lag, met de helft

van de gevallen tussen 12 en 36 maanden. De patiënten en/of mantelzorgers gaven in onze

studie dus een kortere tijdsduur van de klachten aan of presenteren zich daadwerkelijk wat

eerder met de klachten. De gemiddelde MMSE score lag in de CIND en dementie groep

respectievelijk op 25.9 en 16.1, waar onze mediaan van 24 hier tussenin ligt. De kenmerken

van onze studiepopulatie komen dus redelijk overeen met vergelijkbare populaties, waarbij

wij wat oudere patiënten, een kortere tijdsduur van klachten en in wat meer gevallen een

(differentiaal)diagnose dementie gesteld zien.

Prevalentie van hogere subjectieve belasting

Bijna 12% van de mantelzorgers geïncludeerd in dit onderzoek rapporteren reeds bij eerste

presentatie van de patiënt op de geheugenpolikliniek een score van 46 of hoger op de

scorelijst voor subjectieve belasting naar Zarit et al. Slechts 3.9% van de mantelzorgers had

een score boven 56 en dus een directe indicatie voor zware of overbelasting. De prevalentie

van matige en hoge belasting lijkt hiermee relatief laag en hadden we hoger verwacht. Echter

zijn er weinig studies naar de belasting van een populatie die voor de eerste maal de

geheugenpolikliniek bezoekt en dus zijn er geen goede cijfers om deze uitkomst mee te

vergelijken. In de studie van Schölzel-Dorenbos et al. scoren partners van Alzheimer

Page 28: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

27

patiënten gemiddeld 38 op een visueel analoge schaal die van 4 tot 88 loopt.(100) Hierbij is

niet weergegeven welk deel zicht zwaar belast voelde en wat afkapwaarden zijn. Volgens de

dementiemonitor Mantelzorg 2013-2014 gaf meer dan de helft van de nederlandse

mantelzorgers bij dementie aan zich minimaal ‘tamelijk zwaar belast’ te voelen. (30) Ook een

Iraanse studie naar familieleden van dementiepatiënten liet bij meer dan 50% een matige of

hogere belasting zien.(46) Daarentegen gaf een Spaanse studie onder mantelzorgers bij

dementie een meer vergelijkbaar resultaat: 13 % van de verzorgers scoorde hoger dan 44.3

(sample mean) op de ZBI. (58) Deze studies hadden allen een patiëntenpopulatie met een

vastgestelde dementie, waarbij het logisch lijkt dat de belasting wat hoger ligt aangezien uit

de literatuur blijkt dat dit al een risicofactor is. De studie van Rosness et al. liet zien dat

27.6% van de mantelzorgers bij een eerste bezoek boven het afkappunt 23 scoorden op de

Relative Stress Scale.(44) Dit percentage ligt hoger dan in onze studie terwijl het qua

populatie een vergelijkbare studie betreft, zij het dat alleen partners zijn onderzocht (wat uit

andere studies samen blijkt te hangen met hogere belasting) en een andere meetmethode

gebruikt is. Een goede vergelijking is dus lastig te maken aangezien er verschillende

meetmethoden zijn gebruikt, variërend van scorelijsten en schalen voor belasting, stress,

kwaliteit van leven of gevoel van competentie. Zoals genoemd in de introductie (zie ook tabel

2) zijn er veel factoren geassocieerd met de belasting. De verschillen in uitkomst zouden dan

ook verklaard kunnen worden door een combinatie van factoren. Zo kwamen de studies niet

overeen qua inclusiecriteria en waren niet alle factoren die geassocieerd zijn met hogere

belasting bekend of gemeten, wat de verschillen in uitkomst zou kunnen verklaren. Ook is het

voorstelbaar dat men in de ene regio meer geneigd is tot het geven van sociaal wenselijke

antwoorden dan in de andere.

Sommige patiënten blijven voor diagnostiek en behandeling bij de huisarts en dus buiten het

zicht van deze studie. Het zou kunnen zijn dat deze patiënten nog een milder beeld laten zien

waardoor er minder belasting is bij de mantelzorger, of dat men sneller tot bezoek aan de

geheugenpolikliniek overgaat als de belasting al wat hoger is. Over deze mantelzorgers is

weinig bekend, mede omdat een diagnose niet altijd met zekerheid wordt gesteld en zij dan

vaak buiten studiepopulaties vallen. Exclusiecriteria van onze studie waren de afwezigheid

van een begeleider om de scorelijst in te vullen of dat patiënt al (elders) bekend was met een

vastgestelde dementie. Zo is er exclusie geweest van patiënten die bijvoorbeeld te goed of te

jong waren om een begeleider mee te hebben maar ook van mensen die misschien al langer

bekend en wat slechter waren, waarvan de begeleider zwaarder belast kon zijn. Dit kan nog

enig verschil verklaren in de belasting en is iets waar rekening mee gehouden moet worden bij

implementatie van onze uitkomsten.

Page 29: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

28

Invloed van factoren op de subjectieve belasting

Uit onze studie bleken de ADL-afhankelijkheid (OR: 2.35; 95% CI: 1.04-5.34), aanwezigheid

van neuropsychiatrische symptomen (OR: 2.99; 95% CI: 1.32-6.78), het niet bemerken van de

cognitieve symptomen door de patiënt of hier geen hinder aan ondervinden (OR: 2.72; 95%

CI: 1.05-7.08), aanwezigheid van gehoorproblemen (OR: 2.60; 95% CI: 1.14-5.95) alsook

valgevaar bij de patiënt (OR: 7.97; 95% CI: 1.57-40.44) onafhankelijk geassocieerd te zijn

met hogere belasting van de mantelzorger. Verder bleek de tijd dat de klachten reeds

aanwezig waren voor het eerste bezoek onafhankelijk van invloed met een kleine maar

significante odds ratio van 1.01 (95% CI: 1.00-1.02) per maand. Vanwege afronding lijkt de

betrouwbaarheidsinterval bij deze laatste variabele door 1 te gaan, maar dit is niet het geval:

de ODDS ratio bleek significant met p<0.05. Het geslacht van de patiënt en de score op de

IQ-CODE-N waren alleen van invloed op de subjectieve belasting wanneer niet werd

gecorrigeerd voor de invloed van de overige factoren. Een mannelijk geslacht van de patiënt

en een score van 3.6 of hoger op de IQ-CODE-N hingen samen met hogere belasting. De

aanwezigheid van (specifieke symptomen van) cognitieve stoornissen blijkt dus de belasting

te verhogen in deze populatie. Bij een analyse van de subpopulatie patiënten met een

gediagnosticeerde dementie en een CDR-score, bleek een CDR-score van 2 of 3 het risico op

een hogere belasting onafhankelijk te verhogen (OR: 4.52; 95% CI: 1.55-13.19) in

vergelijking met een score van 0.5 tot 1. Ook iedere maand dat de klachten reeds aanwezig

waren bleek hierbij nog onafhankelijk van invloed (OR: 1.02; 95% CI: 1.00-1.03). De

verschillende symptomen vallen dus weg en worden door de hogere CDR-score vervangen;

een ernstigere/verder gevorderde dementie hangt samen met een hogere belasting.

Door ons geïdentificeerde factoren komen deels overeen met eerder beschreven

risicofactoren; daarnaast zien we invloed van andere meer speciefieke factoren en zien we

juist geen significante invloed van sommige variabelen waarvan we dit vanuit de literatuur

wel verwachtten. De verminderde ADL-functionaliteit is reeds geïdentificeerd als risicofactor

voor hogere belasting bij dementie en ook bij een populatie patiënten en verzorgers die voor

de eerste maal een geheugenpolikliniek bezochten.(44,60) Hierbij zijn er studies die vooral de

mate van afhankelijkheid hebben gemeten en deze mate als correlatie met belasting vonden,

waartegen wij dichotoom hebben vastgelegd of de patiënt zelfstandig was. Dit gegeven alleen

is dus al een van de voorspellers voor hogere belasting. Aanwezigheid en ernst van

neuropsychiatrische symptomen is ook een bekende voorspeller van de belasting

(45,47,50,60,69), waar wij ook hier niet de ernst of emotionele gevolgen maar de

aanwezigheid hebben genoteerd van de symptomen of gedragsproblemen. De ernst van de

dementie en een verminderd ziektebesef en -inzicht bij de patiënt zijn eveneens bekend als

risicofactoren bij dementie of cognitieve stoornissen (zie tabel 2).

Variabelen die nog niet eerder als onafhankelijke risicofactoren in de literatuur naar voren

kwamen zijn de tijdsduur dat de klachten reeds aanwezig waren voor het bezoek, valgevaar en

aanwezigheid van gehoorproblemen. Deze eerste twee factoren kunnen samenhangen met een

meer gevorderde dementie. Valgevaar kan goed beredeneerd worden als risicofactor: wanneer

er een hogere waakzaamheid en meer (herinnering aan) gebruik van loophulpmiddelen nodig

is en patiënt minder zelfstandig is qua mobiliteit kan het logisch zijn dat men een zwaardere

belasting ervaart. In de algemene populatie zijn factoren als valrisico dan ook bekend als

risicofactor voor belasting. Wanneer er langer klachten aanwezig zijn betekent dit dat de

mantelzorger al langere tijd zijn rol als verzorger vervult. Helemaal wanneer de patiënt deze

klachten niet bemerkt of hier geen last van ondervindt maar de mantelzorger toch taken op

moet zich moet nemen en zich hier zorgen over maakt kan dit zwaar zijn. De waardering voor

de mantelzorger en inzicht in eventuele gedragsproblemen en besef van andere symptomen is

Page 30: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

29

dan ook niet aanwezig. Tot slot kunnen gehoorproblemen ervoor zorgen dat de mantelzorger

harder moet spreken, zaken herhalen, of in het gezichtsveld moet zijn. Zeker bij cognitieve

stoornissen is het al nodig om duidelijk te spreken en te herhalen, waardoor een opstapeling

hiervan vermoeiend kan zijn. Ook is de zelfstandigheid van de patiënt met gehoorproblemen

misschien lager en heeft deze meer begeleiding nodig: hierbij kun je denken aan de deurbel of

andere alarmsignalen, het verkeer, conversaties etc.

Factoren zoals een vrouwelijke mantelzorger, samenwonen of partner zijn, comorbiditeit van

de patiënt en aanwezigheid van incontinentie en depressieve symptomen waren in onze studie

niet van invloed, terwijl in andere studies deze wel geassocieerd zijn met hogere belasting.

Het verschil in resultaten zou kunnen liggen in de specifieke patiëntpopulatie binnen deze

studie: patiënten die nog niet eerder bij de klinisch geriater bekend waren met een cognitieve

stoornis. Eerdere onderzoeken naar associaties met de belasting zijn vooral gedaan bij

patiënten met een diagnose dementie, vooral van het Alzheimertype, of alleen een MCI. Onze

populatie is een heterogene groep met verschillende etiologie en uiteenlopende ernst van

cognitieve problemen. Volgens een studie van Fisher et al. uit 2011 naar verzorgers van

ouderen met dementie en met cognitieve achteruitgang maar geen dementie, is de emotionele

en fysieke belasting niet verschillend tussen deze groepen, maar zijn de factoren geassocieerd

met de belasting dat wel(45,47,50,60,69). De ADL-afhankelijkheid en gedragsproblemen bij

de groep zonder dementie en alleen gedragsproblemen in de groep met dementie bleken van

invloed op de belasting. In onze studie zijn de subgroepen dus samengevoegd wat bepaalde

factoren kan maskeren, alhoewel deze beide factoren wel significant van invloed bleken op

onze populatie.

Wat verder meespeelt bij het identificeren van risicofactoren is dat de variabelen gebruikt in

deze studie allen uit het patiëntdossier en grotendeels uit één regulier consult verkregen zijn.

Hierdoor zijn slechts enekele kenmerken van de mantelzorger en geen overige vragenlijsten

en meetinstrumenten beschikbaar. De mate van bepaalde factoren en kenmerken van de

mantelzorger zoals besproken in de introductie zijn dus niet meegenomen in de analyse en

kunnen wel van invloed zijn. De verklaarde variantie in het model met onafhankelijk

significante variabelen was relatief klein, wat wil zeggen dat variabelen die niet in deze studie

meegenomen zijn een deel van de variantie nog verder kunnen verklaren. Demografische

factoren kunnen ook een verschil in deze factoren verklaren. Hausner et al. lieten met de

ICTUS studie al zien dat er verschillen zijn in socio-demografische en klinische presentatie

van alzheimerpatiënten binnen Europa.(31) Dit kan dus verschillen verklaren omdat sommige

variabelen in bepaalde populaties meer aanwezig zijn dan andere.

Sterke en zwakke punten van deze studie

Doordat dit een retrospectieve dossierstudie betrof, waren we gelimiteerd in de variabelen die

we konden meenemen in onze studie. We gingen grotendeels uit van de brief geschreven door

de arts naar aanleiding van het eerste consult, waardoor niet alle kenmerken en onderdelen

van het ziektebeloop bekend of geoperationaliseerd met een meetinstrument waren (bijv. de

mate van functionaliteit a.d.h.v. (I)ADL, probleemgedrag a.d.h.v. ingevulde NPI-Q). Ook

waren kenmerken van de mantelzorger, zoals de gezondheid, het opleidingsniveau, aantal

uren zorgverlening per week, hoelang degene al zorg verleent, depressieve symptomen bij de

mantelzorger, financiële situatie, gebruik van respijtzorg of reeds contact met andere

ondersteuning niet bekend in deze studie. Als gevolg kunnen door de specifieke set gemeten

variabelen de resultaten minder goed te vergelijken zijn met resultaten uit andere studies. We

hebben wel bewust voor deze aanpak gekozen: doordat we nu de risicofactoren identificeren

die tijdens een regulier consult naar voren kunnen komen, hoeven er geen aparte scorings- of

Page 31: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

30

vragenlijsten toegevoegd te worden aan het toch al lange CGA om een risico op belasting in

te schatten. Een voordeel van deze studiemethode was ook dat er in relatief korte tijd veel

patiënten konden worden geïncludeerd.

Een ander sterk punt van deze studie is dat we door de inclusie van alle nieuwe patiënten een

ruime en real-life studiepopulatie hebben verkregen, in plaats van een populatie met

bijvoorbeeld slechts één bepaalde etiologie of een bekende CDR score. Zo kan er een

redelijke uitspraak gedaan worden over de populatie van patiënten die worden verwezen naar

de geheugenpolikliniek.

Door het gebruik van de patiëntbrieven is niet te ontkomen aan enige subjectiviteit: enerzijds

door hoe en wat de arts heeft opgeschreven en anderzijds door wat de onderzoekers in de

dataset opnamen vanuit de brief. Zo konden er zaken gemist of net anders gescoord worden

dan ze in werkelijkheid bedoeld waren. Voorbeeld hiervan zijn de neuropsychiatrische

symptomen. In een Nederlands onderzoek bleek dat apathie en terugtrekgedrag de kwaliteit

van de relatie en de belasting in sterkere mate negatief beïnvloeden dan depressie en

agressie.(53) Apathie en terugtrekgedrag werd echter bijna niet omschreven in de brieven

gebruikt in onze studie, terwijl agressief gedrag makkelijker te herkennen was. Vaker werd er

in de heteroanamnese gesproken over ‘minder initiatief’ of ‘stiller’ als het ging om het gedrag

van de patiënt: hierbij was dus niet na te gaan in welke gradatie en of er apathie bedoeld werd.

Verder was er sprake van missende waarden: wanneer een arts bij onderdelen van het CGA

niet expliciet in de brief schreef dat het uitgevraagd was of ‘niet bijdragend’ was, hebben we

de variabele als missing beschouwd. Hierdoor was de totale populatie waarover de

regressieanalyse is uitgevoerd kleiner (n=296) dan onze totale populatie.

Missende antwoorden in de scorelijst voor belasting zijn geïmputeerd door in te vullen met

het individuele gemiddelde. Redenen om de vragen niet in te vullen waren onder andere ‘niet

van toepassing’, ‘te persoonlijk’; soms werden er meerdere antwoorden op één regel gegeven

of is per ongeluk scheef ingevuld waardoor het invullen van de lijst verder fout ging. Hierdoor

was het moeilijk te bepalen of iemand een 0 had bedoeld als antwoord, of eigenlijk een hogere

score wilde geven maar dit te persoonlijk vond, niet durfde of het mis ging. Imputatie met het

individuele gemiddelde leek ons het meest valide. Wat verder niet meegenomen kon worden,

waren geschreven toelichtingen bij de antwoorden, die soms waardevol kunnen zijn in het

beoordelen van de belasting of de situatie waarin de mantelzorger zich bevindt.

Als afkappunten voor de score op belasting hebben we de afkappunten volgens de richtlijn

CGA van de NvKG overgenomen: een score van 46 of hoger is aanwijzing voor matige of

zware belasting. Tijdens ons literatuuronderzoek kwam naar voren dat de aannames van deze

afkappunten niet duidelijk uit onderzoek naar voren komen. Bij de ene versie kan er een

somscore van 110 behaald worden, bij de ander 88. Het is onduidelijk bij welke scoring de

afkappunten behoren. Het kan zijn dat, doordat we een scoring van 0 tot 4 op iedere vraag en

daarmee totale maximumscore van 88 hanteren, de afkappunten eigenlijk te hoog liggen en

we de belasting onderwaarderen. Andere studies naar risicofactoren voor de subjectieve

belasting hebben bijvoorbeeld de mediaan van hun populatie genomen als afkappunt, wat

vaak in de 20 of begin 30 valt. Zo vallen veel meer mantelzorgers in de hogere groep. Nadeel

daarbij is dat deze mensen misschien niet zo zwaar belast zijn en de risicofactoren met echte

invloed op hogere belasting niet goed geïdentificeerd kunnen worden. Vanuit de literatuur is

geen eenduidig advies over de afkappunten maar wordt gesteld dat ‘een hogere score een

hogere belasting betekent’. In onze studie was er enkele malen anamnestisch sprake van een

hoge- of zelfs overbelasting, maar kwam de score onder het afkappunt van 46 uit. De

scorelijst is een screeningsmethode en dit laat het aanvullend belang van een goede klinische

Page 32: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

31

blik en goed luistervermogen zien om de belasting van mantelzorgers te beoordelen. Wij

hebben gekozen voor deze vragenlijst omdat deze op de geheugenpolikliniek in het MCL

standaard is ingevuld de afgelopen jaren en de ZBI wereldwijd de meest gebruikte methode is

om de belasting te meten bij cognitieve stoornissen. Andere instrumenten zijn slechts in

subpopulaties zoals bij een vastgestelde dementie gevalideerd maar werden de afgelopen jaren

wel steeds breder gebruikt. Er is dus geen consensus over welk instrument het beste de

subjectieve belasting meet. Dan is nog de discussie over het meten van de belasting, ervaren

stress of welzijn van de mantelzorger en welke nou het beste de toestand van deze mensen

weergeeft. Zo wordt in de literatuur de distinctie gemaakt tussen enerzijds de belasting en

anderzijds het welzijn, waarbij het welzijn wordt bepaald door sociale steun, belasting,

zelfvertrouwen en aantal uren informele zorg. De belasting wordt daarentegen beïnvloed door

gedragsproblemen, even afstand kunnen nemen, zelfvertrouwen en uren informele zorg, maar

wordt niet beïnvloed door de ervaren sociale steun.(7) Deze twee kunnen dus als losse

entiteiten worden gezien, waarbij het welzijn misschien breder de gemoedstoestand

weergeeft.

In dit onderzoek zijn alleen de data van koppels geanalyseerd waarvan er een ingevulde

scorelijst in het elektronisch patiëntdossier is opgenomen. Er waren 135 uitvallers doordat

geen begeleiding mee was of deze de vragenlijsten niet heeft ingevuld. Hierdoor kan er bias

zijn ontstaan. Bekend is dat een deel van de uitval bestond uit patiënten die zelf wèl klachten

bemerkten, hier zelf een vraag over hadden en zonder mantelzorger naar de polikliniek

kwamen. Dit waren gemiddeld wat jongere personen, met mildere presentatie, waarvan de

klachten minder lang aanwezig waren en er zelden een dementie is gediagnosticeerd.

Daartegenover staan mensen die verwezen zijn door de huisarts, maar een zeer beperkt sociaal

netwerk hebben en daardoor alleen naar de polikliniek komen. Bij hen worden vooral

professionele zorgverleners betrokken bij de zorg. Ook kan het zo zijn dat de mantelzorger de

scorelijst niet (volledig) heeft ingevuld, wellicht uit schaamte of uit angst dat door het eerlijk

beantwoorden van de vragen er ongevraagd hulp zou komen of de patiënt opgenomen zou

kunnen worden. Bij het invullen was in het geval van deze studie geen begeleiding, waardoor

vooral bij oudere personen het invullen wat lastiger kon zijn. Soms was er bijvoorbeeld

anamnestisch sprake van een zware belasting of een overbelaste partner, maar werd de lijst

ingevuld door een zoon of dochter, waarbij er geen hoge score uitkwam. Er is in deze studie

dus niet per se gekeken naar de primaire mantelzorger, maar naar één van de soms meerdere

mantelzorgers/begeleiders van de patiënt.

Implicaties voor de praktijk

Zoals in de introductie beschreven staat, zijn er verschillende manieren waarop de

mantelzorger kan worden geholpen de zorg langer vol te houden. Het aanbod is breed en komt

vanuit verschillende instanties. Ondanks deze interventies is er nog steeds een deel zwaar

belaste mantelzorgers. Zoals uit onze studie blijkt, zijn er mantelzorgers die nog niet in

contact geweest zijn met deze instanties maar wel al matig of zwaar belast zijn of misschien

nog niet doorhebben dat zij onder het begrip ‘mantelzorger’ vallen voordat de diagnostiek

naar geheugenklachten is verricht. Voor deze specifieke groep is nog geen casemanager

ingesteld en nog geen hulp opgezet. Artsen en andere zorgverleners zouden reeds bij de eerste

contacten een inschatting kunnen maken hoe het de mantelzorger afgaat en hier eerder op

kunnen reageren door contact te leggen met instanties die hulp kunnen bieden. Ons advies is

om naast de klassieke tekenen van overbelasting en de anamnestische belasting ook

risicofactoren die we in deze studie geïdentificeerd hebben mee te nemen in de overwegingen

om meer hulp aan te bieden. Wanneer er dus al langer klachten zijn, de patiënt minder

zelfstandig is en meer begeleiding nodig heeft of meer gedragsproblemen of andere

Page 33: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

32

symptomen uit zonder hier inzicht in te hebben kan dit extra zwaar zijn voor de mantelzorger;

wanneer hierop geanticipeerd wordt kan een overbelasting wellicht worden voorkomen. De

vraag die hierbij bij ons opkomt is: wie heeft deze verantwoordelijkheid? Met andere

woorden: wie vraagt de mantelzorger hoe het met hem/haar gaat en of deze het wel redt in dit

stadium. Uiteraard wordt op de geheugenpolikliniek met de mantelzorger gesproken, maar dit

gaat vaak over de patiënt en niet zozeer over de mantelzorger zelf. Wanneer tekenen van

overbelasting duidelijk zijn of wanneer de arts een vermoeden hierop heeft, kan dit zeker

besproken worden in het gesprek. Maar feit is dat de klinisch geriater een gelimiteerde tijd en

mogelijkheid tot begeleiding heeft voor de mantelzorger; de prioriteit ligt bij de problematiek

van de patiënt. Ook doet de klinisch geriater (althans vanuit het MCL) geen huisbezoeken en

is het eerste gesprek soms het enige gesprek in het geval de diagnostiek rond is of de patiënt

geen aanvullend onderzoek wenst. Heeft de huisarts dan de verantwoordelijkheid om de

mantelzorger af en toe te spreken en om hier zorg voor in te zetten? Tot op zekere hoogte zou

dit ideaal zijn, aangezien deze de mogelijkheden in de buurt kent, vaak dichtbij zit,

toegankelijk is en op huisbezoek kan komen. Maar helaas zijn niet alle mantelzorgers bekend

bij de huisarts van de patiënt en ook hier geldt dat de arts er vooral voor de patiënt is en dus

kan de mantelzorger wat aan het oog onttrokken zijn. Een casemanager lijkt hier een goede

rol in te kunnen spelen. De huisarts of klinisch geriater kan de patiënt en mantelzorger

hiervoor aanmelden. In Friesland is dit centraal geregeld via TinZ. Vanuit steunpunten

verspreid over de provincie zetten zij casemanagers in voor de ondersteuning bij (vermoedens

van) dementie. Het doel hiervan is de ondersteuning van een cliënt en diens mantelzorger bij

het maken van keuzes of het oplossen van praktische problemen op diverse levensterreinen.

Uitgangspunt is regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) om zo de zelfredzaamheid

en maatschappelijke participatie te bevorderen. Het inschakelen van een casemanager is

gratis. Wij raden aan dit in een vroeg stadium te doen, al is het alleen al voor het

inventariseren van de belasting en hulpvraag van de mantelzorger en patiënt. Zij kunnen wel

bij de patiënt thuis komen, kunnen in een meer informele setting het gesprek aangaan en

kunnen waardevol zijn in het (h)erkennen van zware belasting.

Met de uitkomsten van deze studie kan worden gepleit om de modificeerbare risicofactoren

laagdrempeliger aan te pakken. De ADL-zelfstandigheid langer waarborgen, valgevaar

minimaliseren en gehoorapparaten aanmeten kan vrij gemakkelijk gedaan worden. Bij de

eerste twee zaken is een ergotherapeut van waarde. Zoals in de introductie is beschreven is het

EDOMAH project erop gericht de patiënt langer zelfstandig en veilig te laten functioneren.

Vroege inschakeling van een ergotherapeut kan dus waardevol zijn om deze zaken aan te

pakken, naast het feit dat de therapie al bewezen effectief is in de hulp aan de mantelzorger

en patiënt. Verder kan psycho-educatie waardevol zijn om de mantelzorgers te leren omgaan

met de gedragsproblemen van de patiënt en het verminderde ziekte-inzicht. Dit kan voor de

verzorgers erg vermoeiend en zwaar zijn, waardoor een verandering in omgang of coping een

grote weerslag kan hebben op de gemoedstoestand van de verzorger zelf, maar ook die van de

patiënt.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Verder onderzoek naar de factoren die van invloed zijn op de ervaren belasting is voor deze

populatie die voor de eerste maal op de geheugenpoli verschijnt nodig. We hebben door de

opzet van deze studie minder factoren aan de kant van de mantelzorger kunnen analyseren en

ook laat de verklaarde variantie van ons model zien dat er waarschijnlijk nog factoren zijn die

wij niet hebben kunnen meenemen maar wel een deel van de belasting kunnen verklaren. Ook

vanuit de literatuur is bekend dat bij cognitieve stoornissen factoren als copingstijl,

persoonskenmerken, kennis en gevoel over de bekwaamheden zeker van invloed zijn. Een

Page 34: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

33

volgende studie met inclusie van dit soort factoren zou meer informatie kunnen geven over

wat nou precies de belasting en daarmee risico op overbelasting veroorzaakt. Daarnaast is nog

onvoldoende bekend over het effect van de verschillende begeleidingstrajecten ter

voorkoming van overbelasting en zou meer inzicht over de best passende methode verkregen

kunnen worden. We verwachten geen grote variatie in patiëntgebonden factoren die invloed

zullen hebben op de belasting, desalniettemin is het van belang dit nog eens te onderzoeken

bij andere geheugenpoliklinieken of in de huisartsensetting bijvoorbeeld.

Conclusies

Met deze studie hebben wij het inzicht in de subjectieve belasting van mantelzorgers bij

patiënten die naar de geheugenpolikliniek zijn verwezen vergroot en hebben we factoren

geïdentificeerd die een risico op een hogere belasting met zich meebrengen.

Ook al is de prevalentie van matige en zware belasting in deze studiepopulatie vrij laag (rond

12%), bekend is dat wanneer er sprake is van een dementie tot ongeveer de helft van de

mantelzorgers zich belast voelen. Ons advies luidt dan ook om aandacht te hebben voor de

mantelzorgers, ook wanneer er bij cognitieve problemen nog geen dementie wordt vastgesteld

en reeds bij de eerste contacten. Vroegtijdig inschakelen van een casemanager kan helpen de

mantelzorger te ondersteunen en deze samen met de patiënt beter te begeleiden.

Langere aanwezigheid van cognitieve klachten, aanwezigheid van neuropsychiatrische

symptomen/gedragsproblemen, afhankelijkheid voor ADL-taken, aanwezigheid van

valgevaar, gehoorproblemen of een afwezig ziektebesef bij de patiënt, kunnen de ervaren

belasting van de mantelzorger verhogen. Deze onafhankelijke voorspellers van een hogere

belasting worden vaak besproken bij een consult, waardoor deze gemakkelijk mee te nemen

zijn in de overwegingen van de zorgprofessional.

Aandacht voor- en onderzoek naar de ervaren belasting en welke factoren hierop van invloed

zijn blijft van belang om overbelasting te minimaliseren. Factoren aan de kant van de

mantelzorger zelf zijn nog onvoldoende onderzocht en door identificatie van risicofactoren

kunnen gerichte interventies ter voorkoming van overbelasting worden ontwikkeld en

aangeboden aan degene die hier het meest baat bij lijken te hebben. Duurzame mantelzorg is

nodig om de zorgsector te ontlasten en crisisopvang te doen afnemen.

Page 35: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

34

Referenties

(1) Factsheet: Hoeveel mensen lijden aan dementie? Internetsite Alzheimer Nederland 2015. Beschikbaar via

www.alzheimer-nederland nl. Geraadpleegd april 2016.

(2) Alzheimer Nederland, VUmc, Alzheimercentrum, NFU en ZonMw. Rapport Deltaplan Dementie 2012-2020.

19 augustus 2012.

(3) American Psychiatric Association. DSM-IV-TR Classification from Diagnostic and Statistical Manual of

Mental Disorders. American Psychiatric Publishing, Washington, DC/London 2000.

(4) Factsheet: Cijfers en feiten over dementie. Internetsite Alzheimer Nederland, 28-01-2016. Beschikbaar via

http://www.alzheimer-nederland.nl/media/840711/factsheet_dementie_algemeen_-_publieksversie_26-01-

2016.pdf. Geraadpleegd 17 maart 2016.

(5) de Boer A, de Klerk M. Informele zorg in Nederland. Een literatuurstudie naar mantelzorg en

vrijwilligerswerk in de zorg. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag 22 juli 2013.

(6) Quinn C, Clare L, Woods RT. The impact of motivations and meanings on the wellbeing of caregivers of

people with dementia: a systematic review. International Psychogeriatrics 2010;22:43-55.

(7) de Vugt ME, Verhey FRJ. The impact of early dementia diagnosis and intervention on informal caregivers.

Prog Neurobiol 2013 11;110:54-62.

(8) Vernooij-Dassen M, Draskovic I, McCleery J, Downs M. Cognitive reframing for carers of people with

dementia. 2011(11).

(9) Costa N, Ferlicoq L, Derumeaux-Burel H, Rapp T, Garnault V, Gillette-Guyonnet S, Andrieu S, Vellas B,

Lamure M, Grand A, Molinier L. Comparison of informal care time and costs in different age-related

dementias: a review. Biomed Research International 2013;852368.

(10) Schneider J, Hallam A, Islam MK, Murray J, Foley B, Atkins L, et al. Formal and informal care for people

with dementia: Variations in costs over time. Ageing & Society 2003 05;23(3):303-326.

(11) Hurd MD, Martorell P, Delavande A, Mullen KJ, Langa KM. Monetary costs of dementia in the United

States. N Engl J Med 2013 04/04;368(14):1326-1334.

(12) Langa KM, Chernew ME, Kabeto MU, Herzog AR, Ofstedal MB, Willis RJ, et al. National Estimates of the

Quantity and Cost of Informal Caregiving for the Elderly with Dementia. J Gen Intern Med 2001

Nov;16(11):770-778.

(13) Jonsson L, Eriksdotter Jonhagen M, Kilander L, Soininen H, Hallikainen M, Waldemar G, et al.

Determinants of costs of care for patients with Alzheimer's disease. Int J Geriatr Psychiatry 2006

May;21(5):449-459.

(14) Schulz R, Martire LM. Family caregiving of persons with dementia: Prevalence, health effects, and support

strategies. Am J Geriatr Psychiatry 2004;12(3):240-249.

(15) Gustavsson A, Jonsson L, Rapp T, Reynish E, Ousset PJ, Andrieu S, et al. Differences in resource use and

costs of dementia care between European countries: baseline data from the ICTUS study. J Nutr Health

Aging 2010 Oct;14(8):648-654.

(16) Website Rijksoverheid Nederland, informatiepagina over de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Beschikbaar via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/inhoud/wmo-2015.

Geraadpleegd 4 mei 2016.

(17) Website Rijskoverheid Nederland, informatiepagina over de Wet langdurige zorg (Wlz). Beschikbaar via

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-in-zorginstelling/inhoud/wet-langdurige-zorg-wlz.

Geraadpleegd 4 mei 2016.

(18) Website CIZ Nederland. informatiepagina over de Wlz. Beschikbaar via https://www.ciz.nl/zorg-uit-

wlz/Paginas/default.aspx. Geraadpleegd april 2016.

(19) Overheid.nl: De wegwijzer naar informatie en diensten van alle overheden. Pagina Wet en regelgeving:

Regeling langdurige zorg. Beschikbaar via http://wetten.overheid.nl/BWBR0036014/2015-01-

01/2#BijlageA. Geraadpleegd 4 mei 2016.

Page 36: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

35

(20) Informatie over indicatiestelling en zorgstelsel in Nederland, ervaringen vanuit het werk als

transferverpleegkundige voor de afdeling klinische geriatrie binnen het MCL. Persoonlijk gesprek met A.

Vonk, transferpunt MCL, 21 april 2016.

(21) Ministerie van VWS en het Ministerie van Justitie. Informatiepunt dwang in de zorg, pagina over de wet

bopz. Beschikbaar via https://www.dwangindezorg.nl/rechten/wetten/bopz. Geraadpleegd mei 2016.

(22) Brunton M, Jordan C, Fouche C. Managing public health care policy: who's being forgotten? Health Policy

2008;88((2-3)):348-58.

(23) Tooth L, Russell A, Lucke J, Byrne G, Lee C, Wilson A, et al. Impact of cognitive and physical impairment

on carer burden and quality of life. Quality of Life Research March 2008;17(2):267-273.

(24) Sequeira C. Difficulties, coping strategies, satisfaction and burden in informal Portuguese caregivers. J Clin

Nurs 2013 02;22(3-4):491-500.

(25) Valerie Shaughnessy. The impact of mild cognitive impairment on spouses: A multi-modal investigation.

US: ProQuest Information & Learning; 2012.

(26) Peeters J, de Boer A, Meerveld J, de Klerk M. Problemen van mantelzorgers bij dementie stapelen zich op

. Tijdschrift voor Verpleegkundigen 2012;122(3):63-67.

(27) CBO Richtlijn: Diagnostiek en medicamenteuze behandeling van dementie. Alphen aan de Rijn: Van

Zuiden Communications B.V.; 2005.

(28) Brodaty H, Green A, Koschera A. Meta-analysis of psychosocial interventions for caregivers of people with

dementia. J Am Geriatr Soc 2003;51:657-64.

(29) Ory MG, Hoffman RR, Yee JL, et al. Prevalence and impact of caregiving: a detailded comparison between

dementia and non-dementia caregivers. Gerontologist 1999(39):177-185.

(30) Peeters J, Werkman W, Francke A. Mantelzorgers over ondersteuning bij dementie door het sociale netwerk

en de gemeente. Deelrapportage Dementiemonitor Mantelzorg. 2013.

(31) Fisher GG, Franks MM, Plassman BL, Brown SL, Potter GG, Llewellyn D, et al. Caring for Individuals

with Dementia and Cognitive Impairment, Not Dementia: Findings from the Aging, Demographics, and

Memory Study. J Am Geriatr Soc 2011;59(3):488-494.

(32) Braekhus A, Oksengard AR, Engedal K, Laake K. Social and depressive stress suffered by spouses of

patients with mild dementia. Scand J Prim Health Care 1998;16:242-6.

(33) Harbers, M.M., Hoeymans, N. (red.). Gezondheid en maatschappelijke participatie. Themarapport

Volksgezondheid Toekomst Verkenning. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,2013, Bilthoven

2014.

(34).Mantelzorg bij dementie. Website Expertisecentrum Mantelzorg Beschikbaar via:

http://www.expertisecentrummantelzorg.nl/em/zorgvraag-bij-dementie-mantelzorgers-ondersteunen.html,

Geraadpleegd april 2016.

(35) Afram B, Stephan A, Verbeek H, Bleijlevens MHC, Suhonen R, Sutcliffe C, et al. Reasons for

Institutionalization of People With Dementia: Informal Caregiver Reports From 8 European Countries.

Journal of the American Medical Directors Association 2014 2;15(2):108-116.

(36) Rsicofactoren voor ouderenmishandeling. Website Fier, beschikbaar via http://www.fier.nl/risicofactoren.

Geraadpleegd april 2016.

(37) de Klerk M, de Boer A, Plaisier I, Schyns P, Kooiker S. Informele hulp: wie doet er wat? Omvang, aard en

kenmerken van mantelzorg en vrijwilligerswerk in de zorg en ondersteuning in 2014. Den Haag: Sociaal en

Cultureel Planbureau; 2015.

(38) Jansen C, Morée M. Als zorgen even te veel wordt; ontsporing in de mantelzorg aan ouderen en

signaalherkenning. : Maarssen Elsevier gezondheidszorg; 2003.

(39) Persson K, Braekhus A, Selbaek G, Kirkevold O, Engedal K. Burden of Care and Patient's Neuropsychiatric

Symptoms Influence Carer's Evaluation of Cognitive Impairment. Dement Geriatr Cogn Disord 2015;40(5-

6):256-267.

(40) Brouwer WB, van Exel NJ, van de Berg B, Dinant HJ, Koopmanschap MA, van den Bos GA. Burden of

caregiving: evidence of objective burden, subjective burden, and quality of life impacts on informal

caregivers of patients with rheumatoid arthritis. Arthritis and Rheumatism 2004(51):570–577.

Page 37: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

36

(41) Zarit SH, Todd P, A., Zarit JM. Subjective Burden of Husbands and Wives as Caregivers: A Longitudinal

Study. The Gerontologist 1986;26:260-266.

(42) Adelman R, Tmanova L, Delgado D, Dion S, Lachs M. Caregiver burden: A clinical review. JAMA 2014

March 12;311(10):1052-1060.

(43) Stewart NJ, Morgan DG, Karunanayake CP, Wickenhauser JP, Cammer A, Minish D, et al. Rural

Caregivers for a Family Member With Dementia: Models of Burden and Distress Differ for Women and

Men. J Appl Gerontol 2016 Feb;35(2):150-178.

(44) Rosness TA, Ulstein I, Engedal K. Stress affects carers before patient's first visit to a memory clinic. Int J

Geriatr Psychiatry 2009;24(10):1143-1150.

(45) Sutcliffe CL, Giebel CM, Jolley D, Challis DJ. Experience of burden in carers of people with dementia on

the margins of long-term care. Int J Geriatr Psychiatry 2015 05/11.

(46) Abdollahpour I, Noroozian M, Nedjat S, Majdzadeh R. Caregiver Burden and its Determinants among the

Family Members of Patients with Dementia in Iran. Int J Prev Med 2012 Aug;3(8):544-551.

(47) Schäufele M, Köhler L, Lode S, Weyerer S. Welche faktoren sind mit subjektiver belastung und

depressivität bei pflegepersonen kognitiv beeinträchtigter älterer menschen assoziiert? Ergebnisse einer

repräsentativen studie in Deutschland. Zeitschrift für Gerontopsychologie und -psychiatrie 2007

12;20(4):197-210.

(48) Nagatomo I, Akasaki Y, Uchida M, Tominaga M, Hashiguchi W, Takigawa M. Gender of demented

patients and specific family relationship of caregiver to patients influence mental fatigue and burdens on

relatives as caregivers. Int J Geriatr Psychiatry 1999;14(8):618-625.

(49) Prescop KL, Dodge HH, Morycz RK, Schulz RM, Ganguli M. Elders with dementia living in the

community with and without caregivers: an epidemiological study. Int Psychogeriatr 1999 Sep;11(3):235-

250.

(50) Andrieu S, Balardy L, Gillette-Guyonnet S, Bocquet H, Cantet C, Albarede JL, et al. Burden experienced by

informal caregivers assisting Alzheimer's patients in the REAL.FR study. Rev Med Interne 2003 Oct;24

Suppl 3:351s-359s.

(51) Torti FMJ, Gwyther LP, Reed SD, Friedman JY, Schulman KA. A Multinational Review of Recent Trends

and Reports in Dementia Caregiver Burden. Alzheimer Dis Assoc Disord 2004;18(2):99-109.

(52) Peeters J, Francke A, van Beek S, Meerveld J. Welke groepen mantelzorgers van mensen met dementie

ervaren de meeste belasting?

Resultaten van de monitor van het Landelijk Dementieprogramma Factsheet Nivel 2007.

(53) Hausner L, Frolich L, Gardette V, Reynish E, Ousset PJ, Andrieu S, et al. Regional variation on the

presentation of Alzheimer's disease patients in memory clinics within Europe: data from the ICTUS study. J

Alzheimers Dis 2010;21(1):155-165.

(54) Miller LA, Mioshi E, Savage S, Lah S, Hodges JR, Piguet O. Identifying cognitive and demographic

variables that contribute to carer burden in dementia. Dement Geriatr Cogn Disord 2013;36(1-2):43-49.

(55) Jansen APD, van Hout, Hein P. J., van Marwijk, Harm W. J., Nijpels G, Gundy C, Vernooij-Dassen M, et

al. Sense of Competence Questionnaire among informal caregivers of older adults with dementia symptoms:

A psychometric evaluation. Clinical Practice and Epidemiology in Mental Health 2007 07;3.

(56) del-Pino-Casado R, Frías-Osuna A, Palomino-Moral P, Pancorbo-Hidalgo P. Coping and subjective burden

in caregivers of older relatives: A quantitative systematic review. J Adv Nurs 2011 11;67(11):2311-2322.

(57) Holley CK, Mast BT. The impact of anticipatory grief on caregiver burden in dementia caregivers.

Gerontologist 2009 06;49(3):388-396.

(58) Contador I, Fernández-Calvo B, Palenzuela DL, Miguéis S, Ramos F. Prediction of burden in family

caregivers of patients with dementia: A perspective of optimism based on generalized expectancies of

control. Aging & Mental Health 2012 08;16(6):675-682.

(59) Bedard M, Koivuranta A, Stuckey A. Health impact on caregivers of providing informal care to a

cognitively impaired older adult: rural versus urban settings. Can J Rural Med 2004 Winter;9(1):15-23.

Page 38: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

37

(60) Bergvall N, Brinck P, Eek D, Gustavsson A, Wimo A, Winblad B, et al. Relative importance of patient

disease indicators on informal care and caregiver burden in Alzheimer's disease. International

Psychogeriatrics 2011;23(01):73-85.

(61) Arai Y, Washio M. Burden felt by family caring for the elderly members needing care in southern Japan.

Aging & Mental Health 1999 05/01;3(2):158-164.

(62) Sørbye LW, Finne-Soveri H, Ljunggren G, Topinkova E, Garms-Homolova V, Jensdóttir AB, et al. Urinary

incontinence and use of pads ? clinical features and need for help in home care at 11 sites in Europe. Scand J

Caring Sci 2009;23(1):33-44.

(63) Hirakawa Y, Kuzuya M, Enoki H, Hasegawa J, Iguch A. Caregiver burden among Japanese informal

caregivers of cognitively impaired elderly in community settings. Arch Gerontol Geriatr 2008 05;46(3):367-

374.

(64) Dauphinot V, Ravier A, Novais T, Delphin-Combe F, Moutet C, Xie J, et al. Relationship Between

Comorbidities in Patients With Cognitive Complaint and Caregiver Burden: A Cross-Sectional Study. J Am

Med Dir Assoc 2015 Nov 24.

(65) Allegri RF, Sarasola D, Serrano CM, Taragano FE, Arizaga R, Butman J. Neuropsychiatric symptoms as a

predictor of caregiver burden in Alzheimer's disease. Neuropsychiatr Dis Treat 2006 Mar;2(1):105-110.

(66) Matsumoto N, Ikeda M, Fukuhara R, Shinagawa S, Ishikawa T, Mori T, Toyota Y, Matsumoto T, Adachi H,

Hirono N, Tanabe H,. Caregiver Burden Associated with Behavioral and Psychological Symptoms of

Dementia in Elderly People in the Local Community. Dement Geriatr Cogn Disord 2007(23):219-224.

(67) Arango Lasprilla JC, Moreno A, Rogers H, Francis K. The effect of dementia patient's physical, cognitive,

and emotional/ behavioral problems on caregiver well-being: findings from a Spanish-speaking sample from

Colombia, South America. Am J Alzheimers Dis Other Demen 2009 Oct-Nov;24(5):384-395.

(68) Morlett Paredes A, Perrin PB, Peralta SV, Stolfi ME, Morelli E, Arango-Lasprilla JC. Structural equation

model linking dementia cognitive functioning, caregiver mental health, burden, and quality of informal care

in Argentina. Dementia (London) 2015 Nov 20.

(69) Coen RF, Swanwick GRJ, O'Boyle CA, Coakley D. Behaviour disturbance and other predictors of carer

burden in Alzheimer's disease. Int J Geriatr Psychiatry 1997;12(3):331-336.

(70) Miyamoto Y, Tachimori H, Ito H. Formal Caregiver Burden in Dementia: Impact of Behavioral and

Psychological Symptoms of Dementia and Activities of Daily Living. Geriatr Nurs 2010 0;31(4):246-253.

(71) Bonney KR, Almeida OP, Flicker L, Cox K, Foster JK, van Bockxmeer FM, et al. Reduced awareness of

executive dysfunction in Alzheimer's disease is associated with increased carer burden. International

Psychogeriatrics 2007;19(06):1173-1175.

(72) Kelleher M, Tolea MI, Galvin JE. Anosognosia increases caregiver burden in mild cognitive impairment.

Int J Geriatr Psychiatry 2015 Dec 7.

(73) Smits CHM, de Lange J, Dröes R, Meiland F, Vernooij-Dassen M, Pot AM. Effects of combined

intervention programmes for people with dementia living at home and their caregivers: A systematic review.

Int J Geriatr Psychiatry 2007 12;22(12):1181-1193.

(74) Parker D, Mills S, Abbey J. Effectiveness of interventions that assist caregivers to support people with

dementia living in the community: a systematic review. International Journal of Evidence-Based Healthcare

2008;6(2):137-172.

(75) Chiu M, Pauley T, Wesson V, Pushpakumar D, Sadavoy J. Evaluation of a problem-solving (PS)

techniques-based intervention for informal carers of patients with dementia receiving in-home care.

International Psychogeriatrics 2015;27(06):937-948.

(76) Jensen M, Agbata IN, Canavan M, McCarthy G. Effectiveness of educational interventions for informal

caregivers of individuals with dementia residing in the community: systematic review and meta-analysis of

randomised controlled trials. Int J Geriatr Psychiatry 2015;30(2):130-143.

(77) Reilly S, Miranda-Castillo C, Malouf R, Hoe J, Toot S, Challis D, et al. Case management approaches to

home support for people with dementia. 2015(1).

(78) Schulz R, Burgio L, Burns R, Eisdorfer C, Gallagher-Thompson D, Gitlin LN, et al. Resources for

Enhancing Alzheimer's Caregiver Health (REACH): Overview, Site-Specific Outcomes, and Future

Directions. The Gerontologist 2003;43(4):514-520.

Page 39: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

38

(79) Website Odensehuis Groningen. Beschikbaar via: http://www.odensehuisgroningen.nl/info. Geraadpleegd

april 2016.

(80) Informatie over ergotherapie bij ouderen met dementie en hun mantelzorgers aan huis. Website EDOMAH.

Beschikbaar via: http://www.edomah.nl/site/index.php/edomah. Geraadpleegd april 2016.

(81) Graff MJL, Vernooij-Dassen MJFJ, Thijssen M, Dekker J, Hoefnagels WHL, Olde Rikkert MGM.

Community occupational therapy for dementia patients and their primary caregivers: a randomized controlled

trial. BMJ 2006;333(1196).

(82) Verhey FRJ, Scheltens P, Olde Rikkert MGM. De ontwikkeling van geheugenpoliklinieken in Nederland.

Ned Tijdschr Geneeskd 2007;151(10):578-580.

(83) Jonker C, Slaets JPJ, Verhey FRJ editors. Handboek dementie: laatste inzichten in diagnostiek en

behandeling. 1st ed. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2009.

(84) Zarit SH, Reever KE, Back-Peterson J. Relatives of the impaired elderly: correlates of feelings of burden.

The Gerontologist 1980(20):649-655.

(85) Bachner YG, O’Rourke NPD, Psych R. Reliability generalization of responses by care providers to the Zarit

Burden Interview. Aging & Mental Health 2007;11(6):678-685.

(86) Zarit SH, Orr NK, Zarit JM. The hidden victims of Alzheimer’s disease: Families under stress. New York

University Press 1985.

(87) Folstein MF, Folstein SE, McHugh PR. “Mini-mental state”: a practical method for grading the cognitive

state of patients for the clinician. J Pyschiatr Res 1975(12):189-198.

(88) Kok R, Verhey F. Dutch translation of the Mini Mental State Examination (Folstein et al.,1975). . 2002.

(89) Shulman KI, Gold DP, Cohen CA, Zucchero CA. Clock-drawing and dementia in the community: a

longitudinal study. Int J Geriatr Psychiatry 1993(8):487-496.

(90) de Jonghe JFM, Schmand B, Ooms ME, Ribbe MW. Verkorte Informantvragenlijst over cognitieve

achteruitgang bij ouderen. Tijdschrift voor gerontologie en geriatrie 1997(28):224-229.

(91) Jorm AF, Jacomb PA. The Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE): socio-

demographic correlates, reliability, validity and some norms. Psychol Med 1989 Nov;19(4):1015-1022.

(92) de Jonghe JF, Kat MG, Kalisvaart CJ, Boelaarts L. Neuropsychiatric inventory questionnaire (NPI-Q): A

validity study of the Dutch form. Tijdschr Gerontol Geriatr 2003 Apr;34(2):74-77.

(93) Cummings JL, Mega M, Gray K, Rosenberg-Thompson S, Carusi DA, Gornbein J. The Neuropsychiatric

Inventory: comprehensive assessment of psychopathology in dementia. Neurology 1994 Dec;44(12):2308-

2314.

(94) Morris JC. The Clinical Dementia Rating (CDR): current version and scoring rules. Neurology 1993

Nov;43(11):2412-2414.

(95) Heerdink ER. Polyfarmacie bij ouderen in Nederland. Pharmaceutisch Weekblad 2002(137):1257-9.

(96) Stichting Farmaceutische Kengetallen. Polyfarmacie. Pharmaceutisch Weekblad 2005(140):32.

(97) Charlson M, Szatrowski TP, Peterson J, Gold J. Validation of a combined comorbidity index. J Clin

Epidemiol 1994 Nov;47(11):1245-1251.

(98) Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NV KG), Afdeling Ondersteuning Professionele

Kwaliteit van de Orde van Medisch Specialisten. Richtlijn Comprehensive Geriatric Assessment. 2012.

(99) Meeuwsen EJ, Melis RJF, Van Der Aa, Geert C. H. M., Golüke-Willemse GAM, De Leest, Benoit J. M.,

Van Raak, Frank H. J. M. et al. Effectiveness of dementia follow-up care by memory clinics or general

practitioners: randomised controlled trial. BMJ 2012 15 may(344):3086.

(100) Schölzel-Dorenbos C. Prioriteit voor dementie; Geheugenpolikliniek verbetert diagnostiek en behandeling.

Medisch Contact 2003 22 oktober 2003;Geheugenpolikliniek verbetert diagnostiek en behandeling(43).

(101) Chappell N, Reid R. Burden and well-being among caregivers: examining the distinction. Gerontologist.

2002;42(6):772-80.

Page 40: Mantelzorgers van patiënten op een …scripties.umcg.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/geneeskunde/...Mantelzorgers van patiënten op een geheugenpolikliniek: de subjectieve belasting en

39

Afkortingen

ADL Algemeen dagelijkse levensverrichtingen

AIOS Arts in opleiding tot specialist

BDL Bijzondere dagelijkse levensverrichtingen

BOPZ Wet Bijzondere Opnames Psychiatrische Ziekenhuizen

BPSD Behavioural and Psychological Symptoms in Dementia

CDR Clinical Dementia Rating scale

CI Betrouwbaarheidsinterval

CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg

CGA Comprehensive geriatric assessment

CBO Centraal BegeleidingsOrgaan, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg

CCI Charlson Comorbidity Index

DD Differentiaaldiagnose

DLB Dementie met Lewy Bodies

EDOMAH Ergotherapie bij Ouderen met Dementie en hun Mantelzorgers Aan Huis

FTD Frontotemporale Dementie

IQCODE-N Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Eldery (Nederlands)

LR Likelihood Ratio

MCI Mild Cognitive Impairment

MCL Medisch Centum Leeuwarden

MMSE Mini-Mental State Examination

NIVEL Nederlands Instituut voor Onderzoek in de Gezondheidszorg

NPI Neuropsychiatric Inventory en Questionnaire-vorm (NPI-Q)

OR Odds ratio

p Probability

SD Standaarddeviatie

SPSS Statistical Package for the Social Sciences

VaD Vasculaire Dementie

WHO World Health Organisation

WGBO Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst

Wlz Wet langdurige zorg

Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning

WMO Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen

ZBI Zarit Burden Interview

ZvA Ziekte van Alzheimer

ZvP Ziekte van Parkinson

ZZP Zorgzwaartepakket

95% CI 95% Confidence interval