Dossier lokaal veevoeder_finaal

31
PROJECTVOORSTEL ‘VEEVOER VAN EIGEN BODEM’: AAN DE SLAG VOOR DUURZAMERE PRODUCTIE

Transcript of Dossier lokaal veevoeder_finaal

Page 1: Dossier lokaal veevoeder_finaal

PROJECTVOORSTEL ‘VEEVOER VAN EIGEN BODEM’:

AAN DE SLAG VOOR DUURZAMERE PRODUCTIE

Page 2: Dossier lokaal veevoeder_finaal

Een inleiding tot het initiatief

Impact veevoeder grootMet maandelijks een 25,6 miljoen geslachte dieren en jaarlijks een 1,8 miljard kilo geslacht gewicht, kan België zichzelf goed voorzien in vlees en heeft het nog de mogelijkheid om de helft ervan uit te voeren naar het buitenland (FOD Economie, 2015).De zelfvoorzieningsgraad van vlees staat in schril contrast met de enorme afhankelijkheid van veevoeders. België voerde in 2013 ongeveer 600.000 ton soja en 1,1 miljoen ton maïs in, uit voornamelijk Brazilië, Argentinië en de Verenigde Staten (FAOSTAT, 2015). Voor beide gewassen gaat het bijna uitsluitend over genetisch gemanipuleerde varianten (GMO Compass, 2015).

Niet alleen door de kilometers die het voeder aflegt, maar vooral door de wijze van produceren ter plaatse, wordt de milieubelasting van de Belgische veehouderijsectoren omhoog gestuwd. De grootschalige teelt van eiwit- en energierijk veevoer legt immers een groot beslag op landbouwgrond. Zo draagt de sojateelt in Zuid-Amerika bij aan de kap van regenwoud en savanne, het verdrijven van inheemse bevolkingsgroepen en kleinschalige landbouwers, uitputting van de bodem en vervuiling door bestrijdingsmiddelen. Door import van veevoer, zonder export van dierlijke mest, worden nutriëntenkringlopen verbroken. In Vlaanderen leidt dit tot regionale mestoverschotten die er onder andere voor zorgen dat de waterkwaliteit niet aan de Europese normen voldoet. Er is daardoor intussen een historische vervuiling van fosfaten ontstaan, waardoor in intensieve veeteeltgebieden tot 90% van de meetpunten een overschrijding voor het fosfaatgehalte kennen.

Daarenboven zorgt de invoer van ruwe eiwitrijke voeders ervoor dat de veetelers afhankelijk zijn van de schommelingen in de wereldmarkt voor de prijsbepaling van hun voeders. De winstmarge wordt dan ook voor een groot deel bepaald door het aanbod en de vraag aan voeders in andere landen.

Consumenten willen weten wat ze etenNederlands onderzoek geeft aan dat drie vierde van de consumenten zich zorgen maakt over het welzijn van de dieren en dat ook een meerderheid bezorgd is over de uitstoot van broeikasgassen ten gevolge van vleesconsumptie (World Society for the Protection of Animals, 2009). Consumenten die zich meer bewust zijn over de voetafdruk van hun vlees, opteren voor lokaal geproduceerd vlees, zo worden de voedselkilometers immers beperkt en worden milieu- en dierenwelzijnsverplichtingen gerespecteerd tijdens het productieproces (Vlaams infocentrum land- en tuinbouw, 2011). Een groeiend aantal Vlaamse consumenten heeft problemen met de afstand tussen producent en consument die letterlijk steeds groter wordt, wat naast verlies aan verbondenheid ook negatief kan zijn voor de ecologische voetafdruk van voedingsmiddelen. Op sociaal vlak werd de afstand tussen producent en consument steeds groter, net zoals de economische afstand, door het ontstaan van extra tussenschakels in het productieproces.

De korte ketenverkoop biedt hiervoor een alternatief en zou op het gebied van duurzaamheid een vooruitgang betekenen (Vlaams infocentrum land- en tuinbouw, 2010). Andere studies promoten biologische landbouw ter verbetering van de duurzaamheid (McEachern & Willock, 2004; Verhoef, 2005). Als het gaat over het loon van de landbouwer, wil de consument ook een eerlijke prijs betalen voor de producten (Bayer Crop Science, 2015). Tijdens de voorbije crisis in de varkens- en melkveesector toonden vele consumenten dan ook hun solidariteit met de getroffen boeren.

Uiteindelijk wil de consument dus niet alleen een leefbaar loon (dus een hoge toegevoegde waarde van arbeid) voor de landbouwers hier, maar ook een landbouw die zich integreert in haar natuurlijke

2

Page 3: Dossier lokaal veevoeder_finaal

omgeving en zich terug richt op de lokale consument, van veevoeder tot product. Een algemene verduurzaming van de landbouw dus.Verder is er een niet te ontkennen maatschappelijke trend naar vleesmatiging. De vleesconsumptie in België kende een daling van 13% in de periode 2005-2013 (FOD Economie, 2014). Hoewel de binnenlandse consumptie daalt, blijft de productie van de veehouderij stijgen, omdat massaal wordt ingezet op export.

Duurzame voedselketenHet Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling formuleert het zo: “Een duurzaam voedingssysteem garandeert het recht op voeding, respecteert het principe van voedselsoevereiniteit, maakt het iedereen ter wereld mogelijk om tegen een redelijke prijs te beschikken over gezonde voeding in afdoende hoeveelheden, en zorgt ervoor dat de eindprijs van een product niet alleen een weergave is van het geheel aan productiekosten, maar daarnaast de externe sociale en ecologische kosten internaliseert. Er wordt gebruik gemaakt van grondstoffen en hulpbronnen (inclusief het werk en de natuurlijke hulpbronnen zoals de bodems, water en biodiversiteit) “at their rate of recovery” en de verschillende componenten van de voedingscultuur worden gerespecteerd. Alle schakels van de voedingsketen moeten bijdragen aan de verwezenlijking van een dergelijk duurzaam voedingssysteem.” (FiDo, 2015)

In Vlaanderen werd een voorzichtige stap gezet in de richting van een duurzame voedselketen met de opstart van het transformatieproject. Vijf actionlabs werden geselecteerd en kennen intussen hun evaluatie. In Nederland heeft men er met het Verbond van Den Bosch voor gekozen om met een ketenbrede aanpak alle vlees duurzaam te maken tegen 2020.

Conclusie voor beide initiatieven: we moeten er aan beginnen. En liefst nu. Vele initiatieven starten op, zijn in onderzoeksfase, of blijven als niche (eventueel) zoeken naar een doorbraak. Het komt er op aan om horizontale en verticale samenwerking in de keten te stimuleren, dit te voeden met de kennis en met de resultaten het draagvlak te verbreden bij de bevolking (Pantopcion, 2011).

Daarom willen Wervel en de West-Vlaamse Milieufederatie vzw samen met Colruytgroup een gezamenlijk initiatief starten. Gebaseerd op een pilootproject en/of op een generieke aanpak kan Colruytgroup haar imago als trendsetter voor verduurzaming van de retail versterken om zo een voorloper te zijn in de verduurzaming van de retail in het algemeen.

We geven u hier graag meer achtergrond en een concreet voorstel.

3

Page 4: Dossier lokaal veevoeder_finaal

A. Achtergrond

Duurzaamheid van overzees veevoer

Bij het produceren van bijna elk vlees- of zuivelproduct gebruikt men soja als krachtvoer voor het vee. Door de gunstige prijs (tot 2008), beschikbaarheid en de continue rasverbetering en de goede eiwitsamenstelling, is soja de ideale voedercomponent. Jaarlijks voert Europa, afhankelijk van de bron, 30 tot 40 miljoen ton soja in, waarvan België 600.000 ton voor zijn rekening neemt. Deze soja komt voornamelijk uit Zuid-Amerika, waar het op een vaak niet-duurzame wijze geproduceerd wordt. De productie zorgt voor grote problemen zowel in Zuid-Amerika als België. Vermits de wereldwijde vraag naar soja groeit, nemen de problemen ook evenredig toe. (Sojabarometer, 2014)

(Bron: Sojabarometer 2014)

Zuid-Amerika:Massale verwoesting van belangrijke ecosystemenDe uitbreiding van de soja- en maisteelt neemt steeds meer ruimte in beslag. Hierdoor kalven de longen van de aarde steeds meer af. Unieke en onvervangbare ecosystemen met een rijke variatie aan planten en dieren zijn voor altijd verloren. De ecosysteemdiensten die door deze ecosystemen geleverd worden, zijn onvervangbaar.

Gedwongen landonteigeningGrote landeigenaars krijgen meer land in bezit door het illegaal kappen van oerwoud en door eigendomspapieren te vervalsen. Pachters en kleine gemeenschappen zonder eigendomspapieren hebben moeite om tegen deze machten op te komen. De overheid zet te weinig middelen in om de bescherming van zowel het regenwoud, als haar bevolking af te dwingen. Wetgeving wordt uitgehold ten dienste van deze ‘economische vooruitgang’ op korte termijn.

Voedselzekerheid in gevaarLand dat eerst werd gebruikt voor de gediversifieerde en kleinschalige teelt van gewassen voor lokale consumptie, zoals maïs, rijst en bonen, wordt nu gebruikt voor de productie van genetisch gemodificeerde maïs en soja, die grotendeels worden geëxporteerd.4

Page 5: Dossier lokaal veevoeder_finaal

Volksgezondheid in gevaarMeer dan 90 procent van de Zuid-Amerikaanse soja is door genetische manipulatie resistent gemaakt tegen herbiciden (veelal glyfosaat). Hierdoor kan men ongeremd gif gebruiken, zonder dat de soja- of maïsplant wordt aangetast. Het gebruik van pesticiden en kunstmest vervuilt het grond- en oppervlaktewater en brengt daarmee de gezondheid van de bevolking in gevaar.

Bij ons:Overbemesting en verzuringEen groot deel van het eiwitrijke voer voor de Belgische veehouderij komt van over de grens. Belgische, en dan vooral de Vlaams dieren produceren meer mest dan we op onze landbouwgrond kwijt kunnen. Hierdoor ontstaat overbemesting. Eén van de gevolgen van overbemesting is verzuring van de grond en het grondwater. De bodem wordt daardoor minder vruchtbaar en het leven in en rond het oppervlaktewater neemt af. Daarenboven veroorzaken deze nitraat- en fosfaatoverschotten in ons drinkwater gezondheidsproblemen en zorgen ze voor dure zuiveringskosten.

Mestoverschot en toename van de veestapelDe Belgische veestapel is terug aan het groeien (Vlaamse Milieumaatschappij, 2015). De Europese regels voor de verwerking en export van mest worden steeds strenger en Vlaanderen slaagt er niet in om haar mestoverschot naar Wallonië of Frankrijk te verschepen. De overheid wil dat veehouders hun mest laten verwerken, maar dat is erg duur en vergt meestal veel transport. Daarenboven verdwijnt hiermee het nutriëntenoverschot niet, het wordt anders verpakt. Kortom: we ontdoen de Zuid-Amerikaanse bodem van haar nutriënten en blijven hier met een gigantisch overschot zitten.

Biodiversiteit gaat achteruitOnder meer doordat er in de afgelopen decennia steeds minder eiwitgewassen zijn geteeld, zijn de bodemkwaliteit en de agro-biodiversiteit achteruit gegaan. Boeren vormden graslanden massaal om tot maïsakkers, omdat ze niet met de goedkope soja uit Zuid-Amerika kunnen concurreren. De diversiteit aan gewassen moet nu, via het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), opgelegd worden, om de monocultuur terug te dringen. Daarenboven zorgen de overschotten aan nutriënten in het afstromend water voor een toename aan algen in zee en in waterlichamen op het land. Deze zorgen, door het onttrekken van zuurstof aan het water, op hun beurt voor het afsterven van het ander leven, of voor de vergiftiging van het water (bv. blauwwieren).

Onzekere evolutiesNiet alleen de nood aan het keren (of temperen) van de klimaatverandering door een lagere ecologische voetafdruk (minder voederkilometers), maar ook de afhankelijkheid die Europa heeft van de Zuid-Amerikaanse soja, moeten een stimulans zijn voor het verzorgen van de eigen veevoedervoorziening.

Maatschappelijke context verandertDe consument wil een inzicht in de prijsstructuur van het product dat hij/zij aanschaft. Dit impliceert ook de kennis van een eerlijke prijs voor de landbouwer en dus het verkleinen van de kosten voor de tussenschakels. Dit kan onder meer door het telen van eigen voeder en het valoriseren van afval- en reststromen uit de voedingsindustrie. Daarnaast blijft de zorg voor het milieu, de biodiversiteit en het dierenwelzijn pertinent en vindt de Vlaming dat hier nog meer inspanningen voor kunnen gedaan worden, 60% van de Vlamingen vind de toestand van het leefmilieu dan ook problematisch (SVR, 2012). Daarnaast gaan vele steden en gemeenten, onder druk van een brede maatschappelijke beweging, op zoek naar mogelijkheden om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren door het

5

Page 6: Dossier lokaal veevoeder_finaal

opstellen van lokale klimaatplannen. Lokale productie van veevoeder kan in dit kader ook een grote impact hebben.

De kringloop regionaal/ lokaal sluiten met verantwoord veevoeder

Wat is verantwoord veevoeder?Hoewel BEMEFA inzet op ‘maatschappelijk verantwoorde soja’, of RTRS-soja, lijkt dit voor heel wat ngo’s niet de beste oplossing. Deze zou helemaal niet uitblinken in duurzaamheid. Zo gaat, volgens de ngo’s, de uitbreiding van de monoculturen van soja gewoon door en blijft men ongebreideld pesticiden gebruiken, omdat de genetische modificatie van de soja dit toelaat. Daarenboven leidt het gebruik van pesticiden tot gezondheidsproblemen bij de lokale bevolking en zijn hiermee de voedselkilometers en het probleem van de uitputting van de gronden in het zuiden niet verholpen (Vilt, 2011a).De Nederlandse stichting Natuur en Milieu doet een aanzet tot wat echt maatschappelijk verantwoorde soja is. In 6 punten sommen ze de criteria op:- Minimaliseer klimaateffect, inclusief landgebruik (‘land use’, te berekenen met Feedprint)- Behoud bodemvruchtbaarheid (let bijvoorbeeld op vruchtwisseling, teeltwijze)- Bescherm leefomgeving (geen extra belasting van leefmilieu)- Behoud biodiversiteit: herkomst voer (geen aantasting regenwoud of andere habitats)- Gebruik reststromen (draag bij aan beperken verspilling van andere grondstoffenstromen)- Geen verdringing van primaire humane voedselproductie.

Dit kan volgens hen bereikt worden door de vijf vuistregels toe te passen:1. Stimuleer de teelt van Europese eiwitrijke gewassen, zoals lupinen, veldbonen, erwten en soja. Veevoer van nabij heeft minder transportkilometers, vermindert de import van soja en draagt bij aan het verminderen van de afhankelijkheid van de import van eiwitrijke grondstoffen, een doelstelling van de EU. De teelt van peulvruchten draagt bovendien bij aan de bodemvruchtbaarheid.

2. Vervang palmolie door Europese olie van bijvoorbeeld vlas, koolzaad, of zonnebloemHet toenemend gebruik van palmolie en palmpitolie leidt tot ontbossing. Hoewel slechts een kleine stroom zijn weg vindt naar veevoer, kan palmolie makkelijk worden vervangen. Palmpitschilfers in krachtvoer voor koeien en varkens is een reststroom die met RSPO-certificaten kan worden afgedekt.

3. Benut retourstromen en reststromen uit de voedselindustrieVeevoer draagt bij aan vermindering van verspilling door producten te gebruiken uit de voedselindustrie, bv. koekjes die van de band rollen, oud brood en andere afgekeurde producten. Daarnaast worden natte reststromen in veevoer gebruikt: bierbostel in varkensvoer, bietenperspulp voor koeien, maïsgluten en gistconcentraat (na de vergisting van tarwe of maïs tot bioethanol). Citruspulp is na droging ook geschikt voer, maar is niet duurzaam te noemen als droging te veel (fossiele) energie kost.

4. Gebruik zo mogelijk nieuwe, ‘tot nu toe niet nuttige’ grondstoffen, zoals algen en eendenkroosAlgen zijn in potentie een uitstekend veevoer. Ze kunnen nu al een belangrijke toevoeging zijn in voer voor de gezondheid van vee. Algen zouden een belangrijke grondstof kunnen zijn als leverancier van eiwit en goede vetzuren voor humaan voedsel en veevoer. Uitdaging is met de principes van een biobased economie een business case hiervoor te ontwerpen.

6

Page 7: Dossier lokaal veevoeder_finaal

5. Bevorder graslandgebruik met blijvend grasland en gras-klavermengselDoor gebruik van eigen en gevarieerd voer voldoet de melkveehouderij aan meer doelen: weidegang, bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit.(Natuur en Milieu, 2015)

Zoeken naar oplossingen: regionaal veevoederDe tijd is rijp om een groter aandeel van ons veevoeder te telen in Europa zelf. Zo kan de invoer van soja uit Zuid-Amerika sterk worden teruggedrongen en kunnen vlees, zuivel, maar ook producten voor menselijke consumptie milieuvriendelijker worden geproduceerd.

Voordelen aan regionaal veevoederMinder ontbossingMinder sojateelt in Zuid-Amerika, zorgt er voor minder ontbossing en kleinere afname van de biodiversiteit.

Minder CO2 – emissieNiet alleen zorgt de afname van de ontbossing in Zuid-Amerika voor een lagere uitstoot van CO2. Ook het beperken van de voederkilometers door gebruik van lokaal of regionaal veevoeder, zorgt voor een sterke afname van CO2-uitstoot. Daarenboven hebben vlinderbloemigen –die veelal als lokaal veevoeder worden geteeld- niet veel kunstmest nodig (een vermindering van gebruik met 1 kg kunstmest, levert een besparing van 8,55kg CO2 op (ISCC, 2011).

Goed voor de biodiversiteitMeer vruchtwisseling zorgt voor beter bodemleven, het doorbreekt de monocultuur van maïs. Daarenboven is het minder gebruik van kunstmest goed voor het vermijden van verruiging (netels, zuring,…) en laat dit dus meer ruimte voor diverse natuur op het platteland. Heel wat vlinderbloemigen zijn drachtplanten voor bijen en hommels en kunnen een positief effect hebben op vlinders. Vlinderbloemigen zijn goed in het binden van stikstof en verbeteren de bodemstructuur.

ProfitHier ligt het verhaal genuanceerder. Omwille van de lage eisen die men aan milieu en arbeid stelt in Zuid-Amerika en de lage transportkosten, is de lokale teelt van vlinderbloemigen voor de veehouderij nog een moeilijk gegeven. De opbrengst van de lokale teelt van vlinderbloemigen kan veel meer wisselen van jaar tot jaar in vergelijking met bijvoorbeeld granen en maïs. Enkel voor erwten, veldbonen en de mengteelt veldbonen-triticale is een voorzichtige break-even haalbaar. Voor lupinen en soja is dit vandaag niet het geval. De analyse op basis van de krachtvoederwaardeprijs liet eenzelfde tendens zien. Zonder een passende ondersteuning door de overheid en/of een juiste waardering liggen deze teelten met als finaliteit veehouderij moeilijk. De toekomst zal uitwijzen of de teelt met als mogelijke finaliteit menselijke voeding met dito hogere toegevoegde waarde een oplossing kan brengen. Ook de oogstzekerheid én het opbrengstniveau zijn elementen die nog meer inspanningen zullen vragen van de veredelingssector. De teelt van soja werd al jaren onderworpen aan een genetische optimalisatie, terwijl de inheemse gewassen hier een achterstand kennen. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat zowel voor de inheemse teelten, als voor soja een grondige stijging kan worden verwacht van de rendementen. De mengteelten erwten-gras-klaver en erwten-luzerne haalden dan als ruwvoeder weer wel een interessant prijsniveau, onder meer dankzij de premie van 275 euro/ha die verkregen werd voor gras-klaver en rode klaver in maaiuitbating. Deze subsidies werden overgenomen binnen het vernieuwde GLB dat tot 2020 loopt (Latré et al., 2014). De mogelijkheden die via het ecologisch aandachtsgebied worden geboden om 1 ha vlinderbloemigen

7

Page 8: Dossier lokaal veevoeder_finaal

mee te laten tellen voor 0,7 ha EAG (‘vergroening’) kunnen niet gecombineerd worden met de steunmaatregelen via de plattelandsontwikkelingsmaatregelen (PDPOIII) (Delaedt, 2014).

In een puur markteconomische setting, is het gebruik van erwten en veldbonen voor de veehouderij niet concurrentieel tegenover ingevoerde soja. De combinatie van teelten en mengteelten kunnen echter wel interessant zijn. (Latré et al., 2014).

De afname van de kosten die een reguliere intensieve teelt op lange termijn veroorzaken, maar ook de externe kosten die de transporten en de degradatie van de biotopen in Zuid-Amerika met zich meebrengen, dragen bij aan een globaal positief verhaal. Daarenboven geeft de teelt van deze lokale voedergewassen een prijszekerheid aan de afnemer die groter is dan deze van soja uit Zuid-Amerika.

Men mag immers niet uit het oog verliezen dat vlinderbloemigen grote voordelen hebben op bedrijfsniveau zoals een lager energieverbruik per ha, minder verzuring van de bodem en een reductie van het broeikasgaseffect. De teelt van vlinderbloemigen kan ook bijdragen tot een verbreding van de rotatie en kan een aantal negatieve gevolgen van monocultuur verminderen. Vlinderbloemige gewassen hebben doorgaans ook een positieve invloed op de volgteelt via het ter beschikking stellen van reststikstof en de nalevering van wortelresten. Zij hebben ook hun waarde inzake teeltdiversificatie en biodiversiteit binnen het nieuwe GLB. Het zijn stuk voor stuk elementen die belangrijk zijn maar zich vaak minder rechtstreeks vertalen in duidelijke valuta (Latré et al, 2014).

Nederlands vergelijkend onderzoek bevestigtHet kennis- en adviesbureau CLM heeft samen met het Italiaanse Research Centre on Animal Production (CRPA) de milieu-impact van verschillende Nederlandse en Italiaanse varkensvleesketens in beeld gebracht door middel van levenscyclusanalyses. De Italiaanse ketens zijn Cinta Senese en Parma varkensvlees. Nederlandse ketens die onderling zijn vergeleken, zijn het Good Farming Global-concept van VION, de Keten Duurzaam Varkensvlees en het lupinevarken van de familie ten Have-Mellema.

CLM heeft per kilo geslacht gewicht uitgerekend wat de broeikasgasemissies zijn, het energie-, land- en watergebruik en het eutrofiëringspotentieel. Dit laatste is een maat voor belasting van water en bodem met fosfaten en nitraten. De totale keten van de productie van varkensvlees is in de analyse meegenomen: van veevoederproductie tot en met het bereiden van het vlees door de consument.

Uit de analyse blijkt dat de veevoederproductie de belangrijkste factor is in de milieubelasting. Ruim 60 procent van de broeikasgasemissies is gerelateerd aan het voeder, ongeveer de helft vindt plaats bij de voederproductie en, afhankelijk van het rantsoen, 6 tot 17 procent bij het transport van veevoeder en veevoedergrondstoffen. Voor energie-, land- en watergebruik zijn deze percentages nog hoger. Om die reden scoort de keten met lokaal veevoeder duidelijk beter.

Een vergelijking van de ketens laat zien dat gebruik van reststromen uit de voedingsindustrie substantieel bijdraagt aan de vermindering van de milieubelasting van varkensvlees. Zulke reststromen worden in de Nederlandse productie al veelvuldig gebruikt. Door daarnaast zelf voedergewassen te telen, of in de buurt veevoedergrondstoffen te kopen, kan ook worden bespaard op transportkilometers en vervalt de daaraan gerelateerde milieu-impact. (CLM, 2015)

8

Page 9: Dossier lokaal veevoeder_finaal

Fig.: Vergelijking van de 5 voorbeelden in de voeder- en opkweekfase, waarden per kg varkensvlees (bron: CLM)

Kansen voor de overstap naar regionaal/lokaal veevoederDe Belgische consument steunt de Belgische boeren. Eerlijke prijzen voor de boeren en de milieu-impact staan in de top drie van de bezorgdheden van de consument (Bayer, 2015). Daarenboven komen er steeds meer niche-initiatieven die de landbouw terug bij de mensen brengen (zelfplukboerderijen, voedselteams, deel een koe, deel een varken,…) en wordt ook de bio-afdeling uit het verdomhoekje van het alternatieve getrokken door de consument (cfr. groeiend aanbod in Colruyt). Deze trend zal de komende jaren niet stilvallen, integendeel.

Maar ook de producent is zoekende naar alternatieven voor massaproductie, omwille van de fluctuerende prijzen van de wereldmarkt. Steeds meer producenten zien een duurzamere productie in combinatie met een verhoogde toegevoegde waarde van hun werk. Zij willen een product leveren

9

Bron: Sojabarometer 2014

Page 10: Dossier lokaal veevoeder_finaal

met een verhaal. Het zelf telen van veevoeder en het valoriseren van reststromen uit de voedingsindustrie speelt een prominente rol in dit verhaal.

Gangmakers gezochtDe consument wil een product met een gezicht. Innovatieve producenten spelen daarop in door met een duurzamere aanpak een stijlbreuk te creëren met intensieve massaproductie. Supermarkten willen zich onderscheiden met een positief verhaal achter hun producten. De West-Vlaamse Milieufederatie vzw en Wervel willen de verschillende actoren samenbrengen. We willen goede voorbeelden uit de landbouwsector een breed platform geven, binnen de retail. Enkel zo kan de consument een bewuste keuze maken voor een duurzaam product. Deze voorbeelden kunnen aantonen dat het verduurzamen van de keten geen utopie is en kunnen vervolgens leiden tot een generieke afbouw van ingevoerde voeders.

Is het haalbaar?Onderzoek naar de samenstelling van veevoeders is voor Vlaanderen -landbouwbeleid is voor het grootste deel geregionaliseerd- moeilijker te vinden. Voor Nederland analyseerde De Visser e.a. (2014) de teeltmogelijkheden van verschillende eiwitgewassen in Europa. We kregen het rapport via Milieudefensie Nederland.Voor allerlei eiwitgewassen werd hier per land bepaald of de teelt kan concurreren met graan en/of maïs en hoeveel landareaal nodig is om voldoende eiwit te produceren om de soja-importen te kunnen vervangen. Binnen Europa zijn er dan ook grote verschillen in de opbrengsten per ha. Door rekening te houden met deze lokale mogelijkheden (door per locatie te beoordelen welk gewassen hier de beste opbrengsten geven) kan de eiwitteelt in Europa verder – zij het op regionaal niveau- worden gestimuleerd. De grote verschillen tussen landen en regio’s (in klimaat, bodem en waterbeschikbaarheid) maken dat elke regio zijn specifieke gewas kent dat in die regio het meest kansrijk is. Vermits het rapport zich toespitst op Nederland, is de conclusie ook in die zin. Echter, men kan verwachten dat dezelfde resultaten in België kunnen worden geboekt.

Regionale voederproductieCormont e.a. (2012) gingen voor de Nederlandse regio’s Brandenburg en Flevoland (Noord-Nederland) na of regionale voederproductie er haalbaar is. Uit de studie blijkt dat in de regio Brandenburg aan de vraag naar veevoedereiwit kan worden voldaan, als alle leguminosen die daar nu worden verbouwd, als veevoer wordt gebruikt. Als in de regio Flevoland 20% van de agrarische grond wordt gebruikt voor leguminosen, kan ook hier aan de vraag naar veevoer worden voldaan. Op deze kleine regionale schaal, is het dus mogelijk zelfvoorzienend te zijn wat betreft veevoerproductie. (CLM, 2014).

Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de verschillende eiwitbronnen met betrekking tot duurzaamheidsaspecten. Van Krimpen et al (2013) gaan er van uit dat producten met een hoog vochtgehalte, zoals luzerne, bladeren en aquatische eiwitten, vanwege de hoge energiekosten voor het drogen van deze producten minder duurzaam zijn. Van sommige eiwitbronnen zijn echter nog geen ecologische voetafdrukwaarden bekend. Ook dient nog onderzoek plaats te vinden naar de duurzaamheidsaspecten van eiwitextractietechnieken. Daarom is het op dit moment nog niet mogelijk om weloverwogen conclusies te trekken ten aanzien van de duurzaamheidsaspecten van deze eiwitbronnen.

Binnen de groep van oliehoudende zaden lijkt , volgens het onderzoek, sojaschroot van Europese herkomst het meest perspectiefvolle alternatief voor Zuid-Amerikaanse sojaschroot. Sojaschroot 10

Page 11: Dossier lokaal veevoeder_finaal

heeft een hoge nutritionele waarde, met name vanwege een hoog gehalte aan goed verteerbaar eiwit. Om het gewas aantrekkelijk te maken voor een akkerbouwer dient de opbrengst per hectare echter aanzienlijk verhoogd te worden. Hiervoor is veredeling van het gewas noodzakelijk, waarbij met name geselecteerd dient te worden op rassen met een ultrakort groeiseizoen.

Binnen de categorie van de vlinderbloemige zaden lijken, terug volgens het onderzoek van van Krimpen, erwten, in elk geval op de korte termijn, het beste alternatief voor sojaschroot. Het gewas heeft een redelijke eiwitopbrengst per hectare, hoewel dit verder verhoogd zou moeten worden. Op langere termijn kunnen ook bladeiwitten en aquatische eiwitten bijdragen aan vermindering van de soja importen. Daarvoor is eerst wel meer onderzoek nodig naar bruikbare technieken voor het extraheren van het eiwit en naar de diervoedingskundige waarde van deze grondstoffen. Bladeiwitten en aquatische eiwitten leggen geen beslag op de bestaande landbouwgronden. Als ermeer eiwitrijke gewassen in Europa geteeld worden, kan dit ten koste gaan van de teelt van granen en knolgewassen (aardappelen en suikerbieten). Op dit moment is de EU ruim zelfvoorzienend voor aardappels en precies zelfvoorzienend voor suikerbieten. Experts verwachten echter een afname van de teelt van suikerbieten met 30% op het moment dat de vaste (hoge) prijs van suiker wordt losgelaten. Dit geeft aan dat er binnen het beschikbare areaal landbouwgrond in Europa nog enige ruimte is voor de teelt van eiwitrijke gewassen. Daarnaast wordt aangenomen dat er nog 1,8 miljoen ha braakliggend land beschikbaar is in de Donau-regio in het Zuidoosten van Europa. De totale hoeveelheid land die in Europa in potentie beschikbaar is voor de teelt van eiwitrijke gewassen wordt geschat op ten minste 2,4 miljoen ha (van Krimpen et al, 2013).

Soja in Europa?Volgens professor Joos Latré van de Hogeschool Gent (gesprek met Joos Latré op 26 oktober 2015) is het inzetten op Europese soja alleen geen optie. Het verplaatsen van de sojamonocultuur van Latijns-Amerika naar Europa kan niet de oplossing zijn voor een duurzaamheidsprobleem. Latré pleit voor regionale cluster van eiwitgewassen aangepast aan de verschillende klimaatzones. Voor ons klimaat kan er volgens zijn onderzoek het best ingezet worden op veldbonen en erwten. De optimalisatie van de teelt en de veredeling van sojarassen die geschikt zijn voor ons klimaat, staat nog in de kinderschoenen. In 2014 lag niettemin de opbrengst bij de beste 25 procent van de telers op 3,4 ton per hectare. De wereldmarktprijs bedraagt ongeveer 400 euro per ton. Als de soja afgezet kan worden als ggo-vrij dan kan de prijs oplopen tot 550 euro per ton. Wanneer de opbrengst richting 4 ton per hectare gaat, wordt soja voor onze akkerbouwers een concurrerend gewas (kansenkaart soja).

Van Krimpen et al (2013) zal de biologische veehouderijsector een voorloper moeten zijn in het voorzien in haar behoefte aan regionale hoogwaardige eiwitten. Dit omwille van de gewijzigde regelgeving met betrekking tot regionale teelt van voedermiddelen en het volledige verbod op het gebruik van niet-biologisch geteelde grondstoffen in het voer.

11

Page 12: Dossier lokaal veevoeder_finaal

Haalbare voederalternatieven voor soja?Rougoor et al (2008) schetsen een literatuuroverzicht van verschillende alternatieven voor sojaproducten. We geven hier een kort overzicht van de conclusies van de Nederlandse bevindingen, aangevuld met de resultaten uit een gesprek met Joos Latré (HoGent):

Gras: Meer aandacht voor graslandbeheer en -kwaliteit en een verschuiving naar minder maïs in het rantsoen kan de behoefte aan soja voor de melkveehouderij verminderen. Het is niet mogelijk alle soja in melkveevoeders te vervangen door gras. Hiervoor heeft vers gras een te laag ruw-eiwit- en lysinegehalte.

Peulvruchten (lupinen, erwten en veldbonen): De aanwezigheid van anti-nutritionele factoren in peulvruchten maakt dat het aandeel peulvruchten in krachtvoer enigszins beperkt moet blijven. Binnen Nederland zou rond de 50% van de sojaschroot uit de melkveehouderij door peulvruchten kunnen worden vervangen (CLM, 2014). Nieuwe rassen van lupinen en erwten hebben echter een veelbelovende samenstelling en het toasten van de vruchten, zou het gehalte anti-nutritionele factoren gevoelig verlagen en onbestendig eiwit omzetten naar darmverteerbaar eiwit. De laatste jaren werd een groot assortiment lupinerassen ontwikkeld die alkaloïde- en tanninevrij zijn. En bij erwten wordt gewerkt aan de hoeveelheid lysine. (Wervel, 2009). Wat betreft de eiwitten die uit de bladeren van deze gewassen worden gehaald, is het onderzoek nog te schaars om conclusies te trekken (van Krimpen et al, 2013).

Erwt is een lastige teelt vanwege vogelschade, en teeltervaring met lupinen is nog (te) beperkt. Het opdoen van teeltervaring is hier een vereiste om economisch rendabel te kunnen worden (CLM, 2014). Nieuwe variëteiten van erwten, die weinig last hebben van de anti-nutritionele factoren zijn echter veelbelovend. Bijna bladloze erwtenrassen beperken de schade door bladziekten. Voor de lupine- en veldbonenteelt kan de onkruidbestrijding een probleem vormen. Hoewel lupinen heel eiwitrijk zijn, blijkt de opbrengst in Vlaamse veldproeven dramatisch laag (gesprek Joos Latré, 2015).

Voor de teelt van erwten en veldbonen zouden landbouwers tot €600 per hectare kunnen verkrijgen door de vergroening van het GLB. Wat dan weer niet stimulerend is, is het gegeven van de mestoverschot. Boeren met veel mest kunnen die niet kwijt op veldbonen en erwten, want die gedijt niet bij veel stikstof (vandaar ook het grote maïsareaal in Vlaanderen).

Ecologische opbrengst: vlinderbloemigen hebben de potentie om luchtstikstof vast te leggen. Bijmesten met kunstmest is dan ook niet nodig, zelfs ongewenst. Ze trekken ook bijen en andere bestuivers aan.

Haver en Quinoa bevatten kwalitatief goed eiwit, maar in vergelijking met tarwe is het opbrengstniveau van deze gewassen op dit moment veel te laag. Verwacht wordt dat het opbrengstniveau door middel van intensieve veredeling wel op het niveau van tarwe gebracht kan worden. Havereiwit is een hoogwaardige eiwitbron voor eenmagigen en is geschikt voor toepassing in voeders voor jonge biggen. Hoewel quinoa in potentie geschikt lijkt als hoogwaardige voedingsbron is er op dit moment onvoldoende informatie beschikbaar om betrouwbare uitspraken te doen over toepassing van deze grondstof in varkens- en pluimveevoeders. (van Krimpen et al, 2013).

Luzerne is voedertechnisch gezien geen goed alternatief voor sojaschroot, doordat het veel meer ruwe celstof bevat en minder (hoogwaardig) eiwit. Luzerne kan echter wel onderdeel vormen van een rantsoen op basis van verschillende eiwitproducten, anders dan soja.(CLM, 2014). Luzerne is dan ook vooral geschikt voor herkauwers.

12

Page 13: Dossier lokaal veevoeder_finaal

Luzerne is een extensieve teelt, die makkelijk droogt of kan worden ingekuild. Een probleem bij de teelt is de gevoeligheid voor structuurbederf, waardoor men moet opletten bij de keuze van het maaitijdstip. Ze scoort uitstekend voor het onderdrukken van wortelonkruiden (heermoes, brandnetels,…) bij een goed maaibeleid. Daarenboven heeft ze een diepe worteling en kan ze perfect gedijen op klei- en leemgronden die wel eens last hebben van droogte.

Opbrengsten: 13 ton droge stof/ha of 2,2 ton proteïnen /ha.

Ecologische opbrengst: door de diepe worteling heeft luzerne minder water nodig en dus minder irrigatie. Ze verbetert ook de bodemstructuur.

Rode klaver is door de gras-klaverpremie en haar goed gedijen in koeler klimaat, een favoriet in de voederteelt. Het is echter enkel voor herkauwers geschikt, vers of ingekuild. Rode-klaverkuil biedt tevens een mooier vetzuurprofiel (Omega-3) dan witte klaver (laatste meer geschikt voor graasweides).

Rode klaver (in mengteelt met gras) is ook een arbeidsextensieve teelt met een hoge opbrengst en behoeft dan ook weinig bemesting of andere bewerkingen.Opbrengsten: 12 ton droge stof/ ha of 2 ton proteïnen/ ha.

Ecologische opbrengst: niet alleen de beperkte behandeling, maar ook het lokken van heel wat bodemleven en het vastleggen van stikstof zorgen voor een ecologische meerwaarde. Daarenboven profiteren volgteelten van deze meerwaarde door een meeropbrengst. (Wervel, 2009)

Raapzaad-, koolzaad- en lijnschroot zijn mogelijke alternatieven voor sojaschroot, waarbij ook een voedingstechnisch maximum geldt voor het aandeel in voeder vanwege de aanwezigheid van glucosinolaten in deze grondstoffen. Glucosinolaten remmen de opname door, en de groei en vruchtbaarheid van de dieren. (CLM, 2014)

Diermeel is een zeer eiwitrijk product dat tot 2000 mocht worden gebruikt in het veevoer. Momenteel is het niet toegestaan in veevoeder vanwege het risico op verspreiding van BSE. Om dit maatschappelijk bezwaar te ondervangen, moeten stromen veevoer voor verschillende diersoorten goed gescheiden zijn. Mogelijk kan diermeel daarna in varkens- en pluimveevoer weer worden toegepast (CLM, 2014). Deze mogelijkheid zou wellicht de grootste winst opleveren. Nu al is bekend dat bepaalde delen van slachtafval geen enkel fytosanitair risico inhouden. Maar de publieke opinie is heel moeilijk te bespelen op dat vlak (gesprek J. Latré, 2015).

Algen zouden een toekomst kunnen hebben. Algen zijn rijk aan eiwitten, bevatten heel wat interessante koolhydraten, vitamines, mineralen en antioxidanten en hebben heel wat mogelijke toepassingen. Momenteel zit de algenteelt in experimentele fase en is de toegevoegde waarde voor de teler nog niet voldoende om hierop in te zetten. Daarenboven is er omwille van de ligging van ons land te weinig zonlicht om heel productief te kunnen zijn en heeft het Europese Voedselagentschap nog steeds 18 maand nodig om de erkenning te behandelen. VITO werkt momenteel aan de verbetering van de teelt. Binnen twee jaar zou deze teelt commercieel kunnen worden, maar de teelt zal dan wel afgestemd moeten worden op de markt (coöperatie teler-afnemer).Algen kansenkaart.Doorbraak zeewierteelt.

Oogstresten kunnen naast andere reststromen een interessante bron zijn voor eiwitten. Omdat het voor de éénmagigen moeilijk was om deze te verteren, werden ze tot even terug niet ingezet als veevoeder. De resultaten zijn zeer goed, installaties op basis van het principe van thermische

13

Page 14: Dossier lokaal veevoeder_finaal

ontsluiting van eiwitten en zetmeel worden momenteel in productie gebracht. Momenteel worden de beste resultaten behaald met en inmenging van 10 à 12 %, maar men hoopt dit te verdubbelen in de nabije toekomst. Zeker een valabel alternatief voor hogere meerwaarde aan voedselresten.

Het inzetten van (vochtrijke) reststromen voor diervoeders scoort hoog op de piramide van de toegevoegde waarde van de inzet van biomassa (zie kansenkaart vochtrijke diervoeders). Daarnaast werken ook al vele industriële bakkerijen en brouwerijen samen met de diervoedersector voor het valoriseren van hun reststromen. Zo zitten in koekjesmeel, bijvoorbeeld, heel wat bruikbare eiwitten. Vele reststromen hebben echter wel een extra behandeling nodig om de eiwitten en andere voedingsstoffen bruikbaar te maken en de opname te optimaliseren, maar ze kunnen als toevoeging ingezet worden in de diervoederproductie.En verder…Er zijn nog verschillende andere mogelijkheden.. Momenteel is men in Nederland de schijnbaar onuitputtelijke mogelijkheden van eendenkroos aan het onderzoeken. Nederland heeft met de Stichting Onderzoek Waterbeheer een grote kennis opgebouwd. Eendenkroos zou zelfs zo een hoogwaardige plantensoort zijn, dat het verwerken tot veevoeder een zonde zou zijn. Vermits we in Vlaanderen wel eens met een appel- en perenoverschot durven te zitten en er ook een grote verwerkende industrie is, werd ook onderzoek gedaan naar de kansen hiervan. Ook hier is het advies om goed te doseren.

De mogelijkheden voor brandnetel zijn volgens Fries onderzoek ook schier eindeloos.

Ook de kansen voor insecten worden onderzocht. Hoewel men hier een tussenstap gebruikt voor de verwerving van eiwitten en ethische bezwaren de kop opsteken, zijn de resultaten vrij goed. De wetgeving is hier, omwille van tekort aan onderzoek op risico’s voor de mens, nog niet voldoende uitgewerkt. De EFSA publiceerde hierover onlangs een gematigd advies.

Robuustere dierenOok aan de dierlijke kant kan nog heel wat gesleuteld worden om de soja-maïsafhankelijkheid te breken. Door een heel enge focus op kwantiteit in de selectie van de rassen, is men tot dieren gekomen die alleen maar groeien op krachtvoer. Ook hier is de biologische landbouw een voorbeeld. Hier heeft men niet de mogelijkheid om zoveel krachtvoer in het rantsoen te verwerken. Men ging op zoek naar oude, robuuste rassen die niet zoveel eisen stellen voor een goede groei. Die bestaan in elke tak van de dierlijke productie van kippen tot koeien.

Oude varkensrassen, bijvoorbeeld, zijn perfect in staat om grote hoeveelheden ruwvoeder (zelfs gras) te verwerken en om te zetten in heel kwalitatief vlees. De keuze voor andere rassen is ook een belangrijk aspect voor het marketingverhaal. Kijk maar naar het succes van Duroc d’olive. In deze tijden, waarin consumenten een hernieuwde interesse hebben in de origine, en in waarden zoals kwaliteit, authenticiteit en duurzaamheid, moet men de keuze durven maken voor dierenrassen die anders eten, trager groeien, en buiten kunnen lopen.

14

“Wat varkens betreft is het zeker mogelijk 100% lokaal te voederen. Yumax inmiddels ook voldoende ervaring met het opsporen, analyseren en incalculeren van reststromen uit de humane voedingsindustrie. Hierbij verzorgen wij de analyses, kwaliteitscontrole en rantsoensamenstelling en helpen we de landbouwer in zijn onderhandeling met de producent om de nevenstroom gunstig te bekomen. “

Maarten Ceyssens, nutritionist bij Yumax

Page 15: Dossier lokaal veevoeder_finaal

ConclusieOver het algemeen kunnen we concluderen dat er in theorie voldoende grond (productiecapaciteit) binnen de EU is om de soja-importen te vervangen door regionale teelt van eiwitgewassen en rest- en afvalstromen uit de voedingsindustrie. Voedingstechnisch is het perfect mogelijk om de cirkel op eigen bodem volledig te sluiten. De rentabiliteit van de teelten vormt momenteel nog een belemmering om deze ontwikkeling in de praktijk ook daadwerkelijk te zien, maar ook de lokale inzet van reststromen kan, door het afstemmen van leverancier en verbruiker, nog worden verbeterd. De vergroeningsmaatregelen van het GLB en subsidies voor innovatie vormen een economische stimulans om eiwitgewassen te telen. En het pionierswerk van een aantal hoeves bij het inzetten van reststromen kan, samen met een aangepaste wetgeving, de doorbraak betekenen voor de

reststromen. In combinatie kan dit onze afhankelijkheid van importsoja (buiten EU) grondig verlagen en een belangrijke stap zijn in de richting van de sluiting van de kringloop op eigen bodem.

Ook op het gebied van de dierlijke selectie, kan een herwaardering van oude en robuuste rassen de soja-maïshegemonie in de veevoeding doorbreken.

15

“[…]’Is er in het dichtbevolkte Vlaanderen nog wel plaats voor extensieve varkensteelt?’

Misschien wel, als we kiezen voor de vlucht vooruit.”De Tijd, ‘Varkensboer aan de strop’ 5 december 2015

Page 16: Dossier lokaal veevoeder_finaal

Demoprojecten Gijs-EI Nederland en Kleine Hoefprint-kaas

(bron: milieudefensie)

16

Page 17: Dossier lokaal veevoeder_finaal

ActieDeze nota wil aantonen dat het perfect mogelijk is om een dieet samen te stellen uit lokaal geteelde of verkregen eiwitten en dat de redenen om over te stappen naar deze lokale voedingsbronnen meer dan legitiem zijn. Het komt er dan ook op aan om de juiste samenstellingen te vinden door combinatie van stromen en de keuze te maken voor een duurzamere productie door een stabiele prijs voor in- en verkoop, het sluiten van de kringloop op eigen bodem én het regionaal versterken van de voedingsclusters door samenwerking en innovatie. Een toegevoegde waarde voor de boer, het milieu en de maatschappij.

Er bestaan al heel wat projecten die op basis van het sluiten van kringlopen werken, maar deze situeren zich voornamelijk in de korte keten. Met dit initiatief willen we op zoek gaan naar mogelijkheden om ook de consumenten bij de warenhuizen warm te maken voor deze keuze van duurzaamheid. Dat een duurzame vlees- en zuivelproductie ook in de lange keten een mooi verhaal kan zijn, bewijzen de volgende initiatieven in Nederland.

Verschillende mogelijkheden

NederlandBoerencoöperatie met gesloten kringloopOp de schaal van een boerencoöperatie is een gesloten kringloop eenvoudiger te realiseren.De productie van (veevoer)gewassen, zuivel en vlees kunnen in een gesloten proces plaatsvinden, mét ruimte voor nieuwe investeringen en behoud van concurrentiekracht. Een goed voorbeeld hiervan is Ecolana. In deze coöperatie, die in totaal 280 hectare beslaat, werken twee akkerbouwers, een melkveehouder en een schapenhouder samen in een voor 80 procent gesloten kringloop van voer, mest en grond. Dat Ecolana sinds zijn oprichting in 2001 qua omzet blijft groeien, bewijst dat er voor schaalvergroting niet per se grotere stallen en meer productiedieren nodig zijn. www.ecolana.nl

100% lokaal pilot productenKleine Hoefprint-kaasIn 2013 introduceerde Milieudefensie de Kleine Hoefprint-kaas; een biologische kaas gemaakt met melk van koeien die alleen regionaal veevoer eten. Kaas die op dat moment nog niet op de markt was. De Limburgse kaasmaker Aurora produceert het kaasje, met behulp van haar melkleveranciers die de oerwoudvrije melk leveren. Dit initiatief, dat via crowdsourcing werd ontwikkeld, was een groot succes. De Kleine Hoefprint-kaas werd maar liefst door 12.000 mensen besteld en kwam daarna vast in het assortiment van kaasmaker Aurora.

GIJS-eiIn februari 2014 introduceerde Milieudefensie met de campagne ‘Allemaal Lokaal’ het GIJS ei. Dit eerste gegarandeerde oerwoudvrije ei is afkomstig van kippenboer David Janssen uit Veulen. Zijn kippen krijgen alleen voer van dichtbij. Nu nog uit Europa, maar binnenkort komt het grootste gedeelte uit Nederland zelf. Het GIJS ei is inmiddels ook opgenomen in het assortiment van de Nederlandse supermarktketens SPAR en PLUS. Milieudefensie heeft nog nieuwe ‘Allemaal Lokaal’ pilotproducten in de maak; nieuwe (biologische) zuivel producten en eieren afkomstig van dieren die alleen lokaal veevoer te eten krijgen. Om aan te tonen dat het kan en dat het mogelijk is!

Meer info over het initiatief van Milieudefensie op allemaal lokaal.

17

Page 18: Dossier lokaal veevoeder_finaal

b. BelgiëSamenwerking tussen boeren om kringloop te sluitenHoewel dit een voorbeeld is van de korte keten, kan het een impressie geven van de mogelijkheden die zich aandienen bij een versterkte samenwerking tussen telers. Daarom geven we het graag mee. ‘t Goerenhof is een biologisch gecertificeerd melkgeitenbedrijf in volle expansie, gevestigd in Lummen en uitgebaat door de LV Vanroye Koen – Coopmans Pieter. Het samenwerkingsverband tussen geitenboer Koen en Herkenrodeboer Pieter zorgt voor een optimale symbiose tussen enerzijds het natuurbeheer rond de abdij van Herkenrode en in de vallei van de Zwarte Beek én anderzijds biologische landbouw- en veehouderij, gebaseerd op oude en zeldzaam geworden vlees- en melkrassen.

Gelijktijdig met de idee een geitenboerderij op te starten leefde ook de wens en ambitie om alle kringlopen te sluiten en duurzame meerwaarde te creëren door het verwerken van de eigen melkplas tot biologische geitenkaas.Een biologisch geitenbedrijf uitbouwen vergt veel tijd, middelen, kennis en ervaring; hetzelfde geldt voor het uitbaten van een kaasmakerij. Dit combineren is geen makkelijke taak voor een jong en opstartend bedrijf.

De oplossing werd gevonden door het aangaan van een samenwerkingsverband met Magda Bauweleers en Giedo De Snijder die jarenlang in Kaasmakerij Midgard te Werchter (biologische) geitenkaas produceerden en op zoek waren naar een locatie om opnieuw kaas te maken. Dit resulteerde eind november 2014 in de oprichting van Karditsel bvba.

Na maanden voorbereiding ging Kaasmakerij Karditsel half maart 2015 van start en verwerkt ze op de boerderij, met de kleinste energie-input, de rauwe geitenmelk tot een aantal unieke kazen, die zowel qua kwaliteit als positionering alles in zich hebben om een duurzame marktpositie uit te bouwen en te behouden.http://www.karditsel.be/boerderij/

100% regionaal gevoederdDe WolkenhoeveHoewel ook dit een voorbeeld is van de korte keten, willen we het in het dossier opnemen, gezien het aangeeft dat een varkensbedrijf 100% onafhankelijk kan zijn van geïmporteerde soja.

De Wolkenhoeve heeft zowel een slagerij als een gesloten varkenshouderij. Ze werken met brijvoeding. Deze komt uit een samenstelling van reststromen van voedingsbedrijven, aangevuld met tarwe en andere granen. Het koos er als voorloper in Vlaanderen voor om varkens met een vaccin in te enten dat de berengeur voorkomt en hun dus het leed van een castratie vermijdt.

www.wolkenhoeve.be

C. Generieke opbouw regionale voedersEen retailer kan ervoor kiezen om tegen een bepaalde streefdatum, per diersoort, een voederpatroon voorop te stellen dat voor een maximale hoeveelheid uit regionale/lokale voeders bestaat. Zoals eerder aangegeven werd dit in Nederland in een keteninitiatief (het verbond van den Bosch) afgesproken. Dit vergt uiteraard grotere inspanningen, maar deze zijn niet onoverkomelijk, zoals deze nota aangeeft.

18

Page 19: Dossier lokaal veevoeder_finaal

B. Voorstel pilootprojectVoorstel pilootprojectEen pilootproject zal moeten uitgaan van een groeipad naar een ideaalbeeld in combinatie met gezond pragmatisme. We willen een verhaal brengen dat zich situeert binnen de reguliere retail en aantonen dat het ook in de reguliere vleessector mogelijk is om af te stappen van soja-afhankelijkheid en haar negatieve implicaties. Daarenboven willen we aantonen dat dit niet enkel veel externe (milieu-)kosten vermijdt, maar ook een hogere toegevoegde waarde kan genereren, voor teler, retail en klant.

De West-Vlaamse Polderregio is dé landbouwregio bij uitstek. Hier zie je niet alleen veel gras en melkvee. Er huist een breed gamma aan teelten en afgeleide voedingsindustrie (met reststromen). Daarnaast kent de regio ook een aantal landbouwers die experimenteren met het telen van eiwitrijke gewassen en heeft een grote speler in voedselrecuperatie TROTEC haar thuisbasis. Een ideale voedingsbodem voor lokale samenwerking.

Parallel is er het verhaal van de varkensboeren. Door een gebrekkige afstemming op de markt (differentiatie, globalisering, concentratie,...), overinvesteringen, nieuwe productienormen, … kennen de varkenstelers zwaar weer. Vermits leningen lopen, moeten ook de varkens geteeld worden. Liefst massaal. Maar het maatschappelijk draagvlak voor de intensieve veeteelt neemt af en het ‘vet is van de soep’ voor de boer. Daarenboven kan een overheid niet blijven verdedigen dat er zoveel externe kosten naar de maatschappij worden afgeschoven. En het gaat dan niet enkel over marktondersteunende maatregelen, maar ook de milieudruk, het dierenwelzijn, inkomen van de boer, etc.

De Belgische consument wordt hier steeds bewuster van en wil een bijdrage leveren. Steeds meer mensen betalen graag een extraatje voor een werkelijke duurzamer stukje vlees. Steeds meer producenten zien in duurzaamheid en economische groei ook steeds minder tegenstellingen en plaatsen dit centraal in hun marketing. Transparantie en geloofwaardigheid zijn hierin echter cruciaal.

Wervel peilde bij een varkensboer, uit de polderregio, naar interesse om het over een andere boeg te gooien. Een jonge boer, met de wil om te veranderen, maar momenteel onderhevig aan de lock-in van de varkensmarkt. Hij mengt momenteel al zelf voeders, maar wil verder innoveren om mee te stappen in dit project.

Aan de hand van een multi-stakeholder begeleiding wil deze varkensteler stap-voor-stap groeien naar een ander model. In aanloop van dit projectvoorstel hebben we de relevante actoren gecontacteerd voor de start van een initiatief: de varkensteler, Wervel, Maarten Ceyssens (Yumax), dhr. Latré (HoGent), Colruyt en West-Vlaamse Milieufederatie vzw.

In eerste instantie hopen we deze teler, onder begeleiding van een nutritionist, de overgang te laten maken naar een importsoja-vrij dieet. Dit door aanbrengen van reststromen (ev. ism. TROTEC, Inagro en Yumax) en lokale eiwitten in het dieet. Vervolgens hopen we de reststromen van de varkensteler lokaal te kunnen afzetten bij een teler van veevoeders, om de cirkel te sluiten. Zo wordt de teelt grondgebonden.

Uiteraard is het in een pilootproject ook belangrijk om dierenwelzijn te betrekken. Wervel wil de varkensteler dan ook begeleiden naar maximaal welzijn en buitenloop voor de dieren. Het is van belang om dit verhaal goed te brengen aan de consument. Voorbeelden van webcams die continu beeld geven van de activiteiten van de dieren (dus ook het welzijn) kan je vinden bij Duroc d’olive, bij het Gijs-ei. Andere initiatieven zoals de Kloostervarkens in Nederlands Limburg sluiten aan bij de idee 19

Page 20: Dossier lokaal veevoeder_finaal

van transparantie en communicatie. Daar kwam het zelfs tot een Mooiste Modderpoelverkiezing. Aan de hand van verschillende initiatieven kunnen we, in samenwerking met Colruyt, de verschillende aspecten van duurzaamheid benadrukken en als evidente verklaring aanbrengen van de eventuele meerkost van het vlees.

Met dit pilootproject kan er een aanzet gemaakt worden naar een cluster van telers (voeders en vee) die de kringloop in eigen regio sluiten en tegelijk voedselverspilling aanpakken, het dierenwelzijn verhogen, de externe kost verlagen, de telers een grotere toegevoegde waarde geven aan hun arbeid én de consument terug in contact brengen met de oorsprong van de producten.

Voor Colruytgroup kan dit een aanvulling zijn op het huidige streven naar een duurzamere werking. Colruytgroup kan, door het opwaarderen van deze vorm van toegankelijke en werkelijk duurzame productie tot standaard, haar voorlopersrol binnen de retail en discount verder bestendigen. Daarenboven kan Colruyt op deze manier haar bekommernis voor een duurzame productie mee in het ketenoverleg brengen en - bij een succes van dit initiatief - aanleiding geven tot een kentering binnen het huidige model.

Wie-kan-wat-doen?BoerenAkkerbouwers en veetelers kunnen samen de grondstoffenkringloop binnen Europa sluiten, maar ook binnen België en zelfs binnen de eigen regio. Regionaal - en idealiter lokaal- veevoeder biedt hiervoor een praktisch instrument. Boeren die met andere landbouwbedrijven samenwerken in de buurt, of de ruimere regio, tonen nu al aan dat de kringlopen lokaal en regionaal gesloten kunnen worden. Daarnaast spelen deze boeren ook een belangrijke rol in de marketing van en voorlichting bij regionale vlees-, zuivel- en plantaardige voedingsproducten.

VeevoederbedrijvenDoor het stimuleren van de vraag, zullen veevoederbedrijven aangemoedigd worden om de Europese en lokale markt sterker af te speuren naar mogelijkheden, maar ook voor het proactief aanbieden van lokaal en regionaal veevoeder. Daarenboven kan de veevoederfabrikant een meer stabiele prijs garanderen. Zo worden niches de regel.

FabrikantenDoor het koppelen van aanbod aan de retail en het stimuleren van vraag bij de consument –door het verhaal dat inspeelt op de huidige verwachting van de consument- zullen fabrikanten van plantaardige voeding, zuivel- en vleesproducten aangespoord worden om het gamma uit te breiden en zo de markt te stimuleren. Zo worden niches echte marktspelers.

OverheidDe Vlaamse overheid werkt met de federale koepel van mengvoederfabrikanten (BEMEFA) samen binnen het Actieplan Alternatieve Eiwitten (2011). Naast het sensibiliseren van voedingsadviseurs en commerciële medewerkers van de mengvoederbedrijven en het motiveren en begeleiden van de telers zelf, werden ook een aantal demoprojecten (‘action labs’) opgericht rond soja - die gunstig blijken - en het in kaart brengen van de valorisatiemogelijkheden van nevenstromen uit de voedingsindustrie. De stappen zijn echter nog pril. We hebben voorlopers nodig die vraag en aanbod samenbrengen en opschalen naar de klant.

Intussen is ook het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid tot 2020 vastgelegd, met de eerder aangehaalde mogelijkheid om via het EAG vlinderbloemigen voor 0,7ha in te brengen, bij 1 ha teelt. Daarnaast zijn er ook de steunmaatregelen via het PDPOIII (plattelandsontwikkeling) en kan er via

20

Page 21: Dossier lokaal veevoeder_finaal

het Vlaams Investeringsfonds steun voor innoverende en milieusparende investeringen worden aangevraagd. Dit zal de aanbodzijde stimuleren.

Middenveld en kenniscentraSamenwerking maakt het verhaal geloofwaardig. Verschillende kritische groepen bekijken elk vanuit hun bril de productieketen.

De expertise van Inagro ligt bij het begeleiden van praktijkbedrijven (met focus op veehouderij en varkens) bij de meer technische aspecten van de verbetering van rantsoen en bedrijfsvoering. Daarnaast heeft Inagro overzicht over de innovaties, beleidsmaatregelen en tendensen in de sector. Momenteel werkt Inagro in eerste instantie op het begeleiden van de rantsoenoptimalisatie en het inzetten van innovatieve praktijken, zoals de inzetbaarheid van gedroogd gras,… bij een aantal praktijkbedrijven die ze begeleiden. Inagro heeft beschikking over heel wat cijfermateriaal over de gemiddelde behoeftes aan krachtvoer bij vee (vleesvee en varkens als specialiteit).

ILVO Dier en ILVO Plant hebben heel wat kennis over de rantsoenen en de technische aspecten voor het telen van de gewassen. ILVO Dier doet geen praktijkbegeleiding.

Maarten Ceyssens (Yumax) wil als nutritionist mee helpen bij het zoeken naar de juiste diëten op lokaal vlak.

Prof. Joos Latré (HoGent) wil zeker meewerken wat betreft teeltkennis en kan kennis en partners vanuit andere projecten aan boord halen.

Prof. Dirk Fremout (HoGent) wil meewerken wat betreft de voedingstechnische kennis en kan kennis andere partners aan boord halen.

De Werkgroep voor Rechtvaardige en Verantwoorde Landbouw vzw (Wervel) zet al jaren in op eiwittransitie en wil de veehouderij in Vlaanderen en Europa afhelpen van het soja-infuus. In dit project wil Wervel de samenwerking tussen verschillende landbouwers faciliteren en samen met hen op zoek gaan naar écht duurzame innovatie. Voor Wervel is het belangrijk dat de landbouwer een sterke positie inneemt in dit project. Daarom zullen wij waken over faire verloning en de duurzaamheid van het samenwerken.

De West-Vlaamse Milieufederatie vzw (WMF) voert het secretariaat van Boerderijen, geen veefabrieken. Dit is een grassrootsplatform dat streeft naar een inbedding van de veehouderij binnen de omgeving waar deze plaatsvindt. Daarnaast heeft de West-Vlaamse Milieufederatie vzw ook een goed beeld op de algemene tendensen naar innovatie en beleid, samen met het effect van de landbouw op haar omgeving. De WMF werkt samen met het Nederlandse ‘Milieudefensie’ in dit thema. Ze kan een rol spelen bij het uitwerken van het ‘verhaal’.

21

Page 22: Dossier lokaal veevoeder_finaal

Referenties

Bayer Crop Science (2015). Vlaming leeft mee met de boeren, http://www.bayer.be/nl/media/nieuws/vlaming-leeft-mee-met-de-boeren.php (14 oktober 2015)

Bos E.J. e.a. WUR (2010) Monitoring gesloten mest-voer kringlopen.https://www.wageningenur.nl/upload_mm/a/d/2/7231726c-815a-4148-9433-c0b0bbdb1f35_WOTwerkdocument_199.pdf

CLM (2015) LCA of Dutch pork. Assessment of three pork production systems in the Netherlands.Link

CLM (2014) Monitor regionaal eiwitrijk veevoer.Link

Delaedt Y. (2014). Agromilieumaatregelen, infosessie consulenten Vlaamse Overheid Landbouw en Visserij.

FAOSTAT (2015). Trade Statistics 2013.faostat3.fao.org

Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling. Een duurzaam voedingssysteem. (geconsulteerd op 20/10/2015). http://fido.belgium.be/nl/inhoud/een-duurzaam-voedingssysteem

Federale Overheidsdienst Economie (2015). Slachtingen in België in 2014. http://statbel.fgov.be/nl/binaries/PBslachtingen_2014_tcm325-264365.pdf

Federale Overheidsdienst Economie (2014). Vleesconsumptie in Belgie. statbel.fgov.be/nl/binaries/PERSBERICHT_vlees_nl_tcm325-252868.pdf

GMO Compass (2015). GM cultivation area in 2013.http://www.gmo-compass.org/eng/home/

Hanssens S. (2014). Evoluties in consumentengedrag ten aanzien van vleesconsumptie en alternatieven. http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/618/RUG01-002166618_2014_0001_AC.pdf

ISCC (2011). GHG Emissions Calculation Methodology and GHG, International Sustainability and Carbon Certification.

Latré J. e.a. (2014). Rentabiliteit eiwitgewassen.http://edepot.wur.nl/317411

Latré J., De Roo B., Marynissen B., Dewitte K., Haesaert G., Wambacq E. en V. Derycke (2014). Eiwitgewassen in de teeltrotatie in het licht van duurzame landbouw – 2013 – Eindverslag project met steun Provincie Oost Vlaanderen en Landbouwcentrum voor Voedergewassen vzw.22

Page 23: Dossier lokaal veevoeder_finaal

www.lcvvzw.be/publicaties en http://edepot.wur.nl/317411

Milieudefensie (2014). Veelgestelde vragen over Soja.https://milieudefensie.nl/veevoer/veelgestelde-vragen-over-soja#10--naast-soja-importeren-we-toch-ook-mais-als-veevoer-

Mohr T. e.a. (2015). Soja Barometer 2014.http://cmsdata.iucn.org/downloads/soja_barometer2014_nl.pdf

Natuur en Milieu (2015). Vuistregels voor maatschappelijk verantwoord voer. 22/10/2015. http://www.natuurenmilieu.nl/media/1542813/2015_juni_vuistregels_maatschappelijk_verantwoord_voer.pdf

Pantopcion (2011). Agrocycle: systeemanalyse hefbomen en barrières voor kringloopsluiten in de vlaamse land- en tuinbouwsector. http://www.agrocycle.be/wp-content/uploads/systeemanalyse- kringloopsluiten-report-final.pdf

Ugent 1010. Duurzame Vleesconsumptie (geconsulteerd op 10/10/2015).http://www.ugent1010.be/?q=content/duurzame-vleesconsumptie

van Krimpen e.a. (2013) Cultivation, processing and nutritional aspects for pigs and poultry of European protein sources as alternatives for imported soybean products.Link

Vlaamse Milieumaatschappij (2015). Milieurapport 2014. (geconsulteerd op 20/15/2015). http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/sectoren/landbouw/activiteiten-landbouw/veestapel/

Relevante artikels:Vlaams infocentrum land- en tuinbouw. (2010). Kansen voor de korte keten in Vlaanderen, 20/10/2015, http://www.vilt.be

Vlaams infocentrum land- en tuinbouw. (2011c). Vlees en duurzaamheid. 20/10/2015, http://www.vilt.be

Vlaams infocentrum land- en tuinbouw. (2011a). Ngo's roepen supermarkten op om RTRS-soja te bannen.(Geconsulteerd op 20/10/2015) http://www.vilt.be/Ngos_roepen_supermarkten_op_om_RTRS_soja_te_bannen

World Society for the Protection of Animals. (2009). Houding Nederlanders ten aanzien van vlees verandert. (geconsulteerd op 20/10/2015). http://www.worldanimalprotection.nl/actueel/houding-nederlanders-ten-aanzien-van-vlees-verandert

Boerenbusiness (2013). Kleine hoefprintkaas zoekt kaasmaker.http://www.boerenbusiness.nl/artikel/item/10819600/Kleine-Hoefprint-kaas-zoekt-kaasmaker

Vlaams infocentrum land- en tuinbouw (2015). Lokaal veevoeder maakt varkensvlees milieuvriendelijker.http://www.vilt.be/lokaal-veevoeder-maakt-varkensvlees-milieuvriendelijker

Standaard De (2015) ‘ We hebben nog zoveel etensresten, waarom kweken we daar niet meer varkens mee? http://www.standaard.be/cnt/dmf20150807_0180940523

Page 24: Dossier lokaal veevoeder_finaal

Interessante initiatieven:http://www.wolkenhoeve.be/boerderijLupinevarkenhttp://www.vair.nl/home/http://www.van-gijs.nl/product/vrije-uitloopeieren/ http://hoevevlees.be/?page_id=391http://www.puregraze.com/agrarier.htmlhttp://www.karditsel.be/

24