Vrije basisschool Don Bosco Halle · 2020. 3. 24. · Vrije basisschool Don Bosco Halle
Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)
-
Upload
don-bosco-vlaanderen -
Category
Documents
-
view
314 -
download
2
description
Transcript of Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)
115de jaargang | juli-augustus 2011 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042
Time-out
4Don Bosco
Vlaanderen
inhoud Een salesiaanse op de wereld Een kijk op de salesiaanse wereld
Jong en oud
4 Luisteren naar je lijf
8 Het Bijbelse
scheppingsgedicht
11 Te traag voor vandaag
Don Boscogewijs
6 100 jaar Don Bosco in Congo
7 Met de VOETen
op de speelplaats
18 Via Don Bosco naar Congo
22 Op inleefreis
naar Peru
Kruispunt
Jochen Aerts 12
Mark Tips 16
Pennenstreken
Vakantie-ethiek 10
Leven is heilig 14
Koorts 15
Time-out 24
Kruiswoordraadsel 20
Hoofdredacteur Annemie Vandaele
Adviesraad R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen
Eindredactie en redactieadres Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle [email protected]
Adreswijziging Don Bosco Vlaanderen Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]
Verantwoordelijke uitgever Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]
Lay-out en druk Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo
De bijdragen verschijnen onder de verant-woordelijkheid van de auteur.
Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen.
In Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be
In de wereld: www.sdb.org www.cgfmanet.org
Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn daarom steeds welkom op het onderstaande adres en rekeningnummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’:Don Bosco Centrale vzwFr. Gaystraat 1291150 BrusselTel. 02 771 21 00IBAN: BE96 0000 1112 6405BIC: BPOTBEB1
Foto voorpagina: Sxc
3
Annemie Vandaele Hoofdredacteur | ingeblikt
Leerkrachten moeten ze bijna vrezen: de
grote vakantie. Geen enkele onderwijs-
man of -vrouw ontsnapt aan de jaarlijkse
afgunstige blik van de één of andere buur-
man of de zoveelste opmerking in familie-
kring. ‘Die van ’t onderwijs’ hebben niet
te klagen, luidt het dan, een derde van
hun jaar is vakantie. En dan doemt met-
een het cliché op van de grijze onderwijs-
mus die nog met stencils uit goede oude
tijden werkt, zich geen jota aantrekt van
te bereiken doelstellingen, leerlingen als
een leeg vat beschouwt dat met kennis
gevuld moet worden en als enige doel
’s avonds tuinieren heeft. Vreemd, denk
je dan in alle stilte, als dat onderwijs zo
aanlokkelijk is, waarom geraken de vaca-
tures er dan zo moeilijk ingevuld?
Geen enkele gezonde onderwijsgeest zal
ook klagen over die vakantie, velen zullen
opmerken dat er toch ook veel bij komt
kijken op vandaag, dat je een pedagogi-
sche en didactische duizendpoot moet
zijn, dat de kleinere vakanties vaak op-
gaan aan voorbereiden, dat de job zeer
arbeidsintensief is, maar dat twee zomer-
maanden effectief wel lang zijn en ze aan
het einde van de rit tevreden zijn weer
aan de slag te mogen.
Met andere woorden: die afgunst zegt
niets over het onderwijzend personeel,
maar alles over de grote honger die er is
bij anderen, de nood om op adem te ko-
men, tijd te hebben
voor de dingen die
echt belangrijk zijn,
en voor een groot
deel van de mens-
heid is dat ook hun
gezin, hun kinderen,
die acht lange weken
opgevangen moeten wor-
den. Als werkende ouder die
periode op een zinvolle manier in-
vullen, is geen sinecure. Overigens, ook
Don Bosco keek in zijn oratoriotijd al arg-
wanend tegen die twee maanden aan,
daarom organiseerde hij in die ‘grote va-
kantie’ (toen september en oktober) zijn
Time-out
befaamde herfstwandelingen en daarom
zal de salesiaanse sector ook altijd een
uitgebouwde vrijetijdswerking voorzien.
Niemand zal dus ontkennen dat een time-
out, binnen de onderwijssector maar
ook daarbuiten, zinvol of nodig kan zijn.
Maar een aantal vragen blijven overeind
en verdienen de nodige reflectie. Ten
eerste: bestaan er voldoende systemen
om ook mensen buiten het onderwijs ‘as-
sistentietijd’ te geven? Ten tweede: hoe
is de verhouding concreet tussen de sec-
toren onderwijs en vrijetijd? Ten derde:
hoe worden vakantieperiodes in
het belang van kinderen
en jongeren het beste
georganiseerd? Is
twee maanden de
meest zinvolle
piste? Of zijn er
andere moge-
lijke verdeelsleu-
tels in de loop
van het school-
jaar? Het lijken
vragen die – zeker
van buitenaf - niet al-
tijd gesteld mogen wor-
den, maar die toch vragen om
degelijk onderzoek, om een maatschap-
pelijk debat, en op zijn minst een gron-
dige reflectie binnen het onderwijs ...
Intussen wensen we u, beste lezer, toch
niet minder oprecht een deugddoende
vakantie toe!
4
goed gelinkt | Tekst: Roger Burggraeve, Annemie Vandaele Foto’s: Eindredactie, sxc
In België geraken jaarlijks gemiddeld
5500 meisjes jonger dan twintig jaar
zwanger. Een kleine helft ervan is te situ-
eren in Vlaanderen en ongeveer de helft
van alle Belgische tienermoeders kiest
voor abortus. Het zijn opmerkelijke cij-
fers, die al vlug en terecht geleid hebben
tot tal van preventiecampagnes. Maar
alle geld en inspanningen ten spijt, toch
daalde het aantal tienerzwangerschap-
pen in ons land de laatste jaren niet. Hoe
komt dat? En hoe kunnen we als ouders
en opvoeders dan wel anticiperen?
Zet hem opHet is een evidente reactie om het aantal
tienerzwangerschappen in een samenle-
ving als de onze te willen indijken. Pre-
ventiecampagnes als ‘zet hem op’ spra-
ken klare taal: als je op jonge leeftijd seks
hebt, dan moet het op een verantwoor-
delijke manier, dan moet je je voorzorgen
nemen. Wilde je dus aan preventie doen,
dan moest je de kaart van de con-
traceptie trekken. Gevolg: het
taboe werd doorbroken en jon-
geren werden langs alle moge-
lijke kanalen geïnformeerd. En
toch daalde het aantal tiener-
zwangerschappen niet.
Wie immers alleen over anticon-
ceptie spreekt, vraagt van jongeren om
op een rationele manier met seksuali-
teit om te gaan. En dat is nu net wat het
voor hen niet is. Voor een puber heeft
de ontplooiing van de eigen seksualiteit
niets met rede te maken, maar alles met
gevoelens, die zeer meerzijdig zijn en
gaan van verlangen tot angst, schroom,
twijfel, weerstand, enz. Van een jongere
verlangen te midden van die emotionele
tumult de contraceptieve rede te bewa-
ren, is net iets te voortvarend. Kortom:
een technische, instrumentele, kennisge-
richte vorm van preventie is noodzakelijk,
maar ontoereikend als ze niet vertrekt
van de belevingswereld van
jongeren.
GrenzenOok al klinkt het niet mo-
dern, de seksuele belevings-
wereld van jongeren wordt
getekend door veel onzekerheid
en onduidelijkheid. Als de publieke opi-
nie het over seks heeft, lijkt één grens on-
aantastbaar: die van de pedoseksualiteit.
Iedereen is het over eens: dát kan niet.
Maar voor de rest heerst de idee dat al-
les moet kunnen en dat zorgt voor jon-
geren voor een enorm wazig veld waarin
er weinig ijkpunten zijn, waarin het moei-
lijk opgroeien is en waarin veel druk op
hun schouders wordt gelegd. Uiteindelijk
groeien jonge mensen op in een soort
gangbaar discours waarin graag-zien een
vanzelfsprekend synoniem is van (goede)
seks. Maar ook dit staat, net als die te-
rechte zorg om anticonceptie, enorm ver
van hun beleving, van hun zoeken ook
vaak naar hun eigen lichaam als in-
tieme grens. En dat maakt tieners
erg kwetsbaar en beïnvloedbaar.
Veel meisjes of vrouwen halen op
latere leeftijd wel eens aan dat ze
in hun jeugd, om welke reden dan
ook, toch een grens overgestoken
zijn waar ze achteraf beschouwd niet
gelukkig om zijn en die hen vaak nog te-
kent in hun partnerrelatie.
BadkamerWie dus ook recht wil doen aan de be-
levingswereld van jongeren, zal moeten
zoeken naar een vorm van lichaamsop-
voeding die veel ruimer is dan seksuele
voorlichting. Ouders kunnen daarin een
zeer belangrijke rol spelen door kinde-
Luisteren naar je lijf
›
Over relaties-in-wording
Het volstaat niet
de kaart van de
contraceptie te
trekken.
We moeten
zoeken naar
een vorm van
lichaamsopvoeding
die veel ruimer is
dan seksuele
voorlichting.
5
ren van jongs af te leren omgaan met
de grenzen van hun eigen intimiteit.
Het klinkt wat tegendraads, maar het
kan geen kwaad kinderen op te voeden
tot een zekere lichamelijke fierheid en
schroom. We leren kleine kinderen dat fy-
siek geweld niet mag, maar leren we hen
ook respect te hebben voor het lichaam,
alleen al in zijn uiterlijkheid, van zich-
zelf en van andere kinderen? Horen we
ouders niet vaak vragen hoe de naam is
van ‘die rosse’ in de klas? En hebben we
ook respect voor de grenzen die onze kin-
deren aangeven? Niet dat we hen preuts
of krampachtig moeten opvoeden, het is
goed dat kinderen mensen met een kus
begroeten, het is goed dat ze in de bad-
kamer mee binnen mogen, het is zelfs
goed dat ze mee naar de sauna gaan,
maar wanneer kinderen hierin een grens
aangeven en dat niet appreciëren, dan
dienen we die ook ten volle te res-
pecteren. Het is pas wanneer
kinderen van jongs af een
feeling ontwikkelen
voor hun eigen li-
chamelijkheid en
de grenzen ervan
bij zichzelf en bij an-
deren, dat ze dit ook op la-
tere leeftijd op een heel ander
niveau zullen kunnen.
Tempo largoHeeft het dus zin tersluiks een pakje con-
dooms op zoonlief zijn hoofdkussen te
leggen? Of heeft het zin dochterlief op de
vrouw af te vragen of ze al seks heeft en
de pil wil? Neen of toch niet helemaal.
Ten eerste: door een pakje condooms
klaar te leggen, geef je wel de bood-
schap: gebruik je verstand, maar meer
ook niet. Ten tweede zal een puber hier
vaak zeer negatief op reageren omdat je
een belangrijke grens niet respecteert:
die van zijn/haar lichamelijke inti-
miteit en privéleven. Je hoeft als
ouder niet te weten of je kind
al aan seks toe is (net zoals der-
den geen toegang behoeven
tot je eigen seksleven). Moet
je dan maar zwijgen en lijdzaam
toezien? Ook niet. Dialoog is op-
nieuw een heel belangrijke sleutel
in dit opvoedingsdomein, niet door in-
breuk te plegen op de privacy van je kind,
dat je ook regels mag stellen en als ouder
bijvoorbeeld mag vinden en stellen dat
het vriendje beter nog niet kan blijven
slapen. Die dialoog, dit klimaat, die gren-
zen bieden jongeren een ijkpunt op de
rollercoaster van hun belevingswereld.
Het geeft een extra dimensie aan het
onuitgesproken referentiekader dat je als
ouderpaar sowieso bent in de relationele
ontwikkeling van je kind.
Tot slotWil je als ouder zo preventief mogelijk op-
treden, dan is de sfeer in een gezin, het
creëren van een klimaat van dialoog, ver-
trouwen en nabijheid, wellicht de beste
bescherming tegen vroege seks of een te
vroege zwangerschap. Het is daarbij de
kunst steeds opnieuw het midden te zoe-
ken tussen pedagogische verwaarlozing,
het krampachtig instandhouden van het
taboe, en pedagogische betutteling, die
leidt tot een schending van de lichame-
lijke intimiteit waartoe we kinderen wil-
len opvoeden. Of hoe we in het spoor van
Don Bosco altijd koorddansers blijven ...
maar door te vertrek-
ken van wat je kind
je aanreikt. Je hoeft
geen wandelende
encyclopedie te
zijn die informatie
biedt waar je kind
niet om vraagt,
maar als je zesja-
rige thuiskomt met
het begrip ‘homo’,
dan is het zonde het
van de hand te doen
als iets waar het nog te
klein voor is. Het komt er
op aan te luisteren en
een antwoord op het ni-
veau van je kind te formuleren.
Als je puber in een tienerblad of op
TV iets gezien heeft over tienerzwanger-
schappen, dan is het zonde dat uit de
weg te gaan, maar is het een uitgelezen
kans om de dialoog aan te gaan, naar
hun mening te luisteren en ook je eigen
wijsheid en visie mee te geven.
ZinvolAls de sfeer in een gezin er één is van
openheid, nabijheid, vertrouwen en
dialoog, dan kun je naast het idee van
verantwoordelijke seks ook het idee van
zinvolle seks plaatsen, een beeld
waarin seksualiteit, liefde en
toekomst samenhangen,
waarin je ook kunt schet-
sen wat het betekent een
kind te ontvangen en leven
te geven. Dat neemt niet
weg dat je vanuit die dialoog
als ouder ook grenzen mag stel-
len, dat men van mening mag verschil-
len, dat er mag gebotst worden, maar
Naast
verantwoordelijke
seks is er ook nog
zoiets als zinvolle
seks.
De kunst is
te vertrekken van
wat je kind je
aanreikt.
6
een woord waard | Tekst en foto's: Marcel Verhulst
100 jaar Don Bosco in Congo
Op 10 november 2011 zal het precies
honderd jaar geleden zijn dat de eerste
zes salesianen van Don Bosco vertrok-
ken vanuit het huis van Luik naar Elisa-
bethstad (nu Lubumbashi). Met boot en
stoomtrein waren ze 28 dagen onderweg.
Ze trokken sporen voor het missiewerk in
Congo. We zijn te gast bij Marcel Ver-
hulst, die nu bijna dertig jaar lesgeeft in
twee vormingscentra in Congo, deel van
de Centraal-Afrikaanse provincie. Hij leidt
ons binnen in de geschiedenis ervan..
Het salesiaanse werk in Congo door de jaren heen.In de eerste periode (1911-1945) kwam
het erop neer Elisabethstad van onder-
wijs te voorzien, zowel voor de zwarte als
de blanke jeugd. De eerste zes salesianen
begonnen er heel discreet met een lagere
school voor de kinderen van de Europese
inwijkelingen, en tegelijk met een be-
roepssschool voor de Afrikaanse jeugd.
Het was de pionierstijd. In een tweede
periode (1945-1960) steeg het aantal
salesianen in Congo tot een honderd-
tal, het merendeel Vlamingen. Op het
einde van die periode leek de tijd rijp om
dit gedeelte van de salesiaanse wereld
onafhankelijk te maken van
de Belgische salesiaanse
provincie. Zo onstond
in 1959 de Centraal-
Afrikaanse provincie,
die bestond uit Congo en Rwanda,
en vanaf 1962 ook Burundi.
In de derde periode (1960-2000)
was de toestand in Congo moei-
lijker: eerst de vele onlusten die
gepaard gingen met de onafhanke-
lijkheid. Later de nationalisering van
de katholieke scholen, de economische
achteruitgang van het land, vooral de
sociale onlusten, en uiteindelijk de om-
verwerping van het regime van Mobutu.
Toch bleef het salesiaanse werk in Congo
zich in die woelige periode verder ontwik-
kelen. Er waren genoeg jongeren die op
opvoeding en scholing zaten te wachten.
Naast klassieke scholen werden speciale
beroepsscholen en een netwerk van cen-
tra voor opvang van straatkinderen op-
gericht. Een aantal salesianen werkte in
volksparochies in de steden of landelijke
zones. Geleidelijk aan werden heel wat pa-
rochies en landelijke missieposten aan de
inlandse clerus toevertrouwd. Dat gaf de
salesianen meer mogelijkheden om aan
jeugdwerk te doen. Daarna begon de uit-
breiding naar andere gebieden in het zeer
uitgestrekte Congo: in 1981 naar Goma,
in 1989 naar Kinshasa en in 1995 naar
Oost-Kasaï. De Centraal-Afrikaanse
provincie kreeg gestadig meer
inlandse krachten. Waar in
1980 slechts één vier-
de van de salesianen
Congolezen waren,
was dat omgekeerd
in 2000: nog slechts één
vierde buitenlandse mis-
sionarissen. Al gauw zag men de
noodzaak in van vorming en werd reeds in
1960 het noviciaat en het Filosofisch Insti-
tuut van Kansebula opgericht, met daarna
in 1988 het internationaal Theologisch In-
stituut van Lubumbashi.
In de vierde en laatste periode (van 2000
tot 2011) vond het land een zekere poli-
tieke stabiliteit, wat een gunstige invloed
uitoefende
op de eco-
nomie van het
land, vooral in Katan-
ga. Jammer genoeg blijft de sociale onge-
lijkheid groeien tussen arm en rijk. Er is
een enorme behoefte aan opleiding voor
de massa’s jongeren die wel naar school
willen gaan, maar waarvan de ouders het
niet kunnen betalen.
Dat is werk voor de komende jaren, naast
zoveel andere uitdagingen: de zware
opdracht om de werken te blijven finan-
cieren, de religieuze animatie van de ge-
meenschappen, het doorgeven van het
salesiaans erfgoed aan de lekenmede-
werkers, de noodzaak van de catechese
bij de jeugd, in de war gebracht door de
vele kerken en religieuze sekten.
Blik naar de toekomstHet jaar 2005 betekende een nieuwe
omwenteling in het salesiaanse werk
in Congo, toen de toenmalige Vlaamse
provinciaal, Camiel Swertvagher, de vlag
doorgaf aan een Congolese medebroeder,
Joachim Tshibangu. Ondertussen zijn bij-
na alle leidende functies in handen van de
Congolese medebroeders. In 2006 werden
Rwanda en Burundi van Congo afgesplitst
en werd het een eigen salesiaanse provin-
cie samen met Oeganda. Het aantal Eu-
ropese missionarissen vermindert, maar
omgekeerd vertrekken Congolese mede-
broeders nu naar missielanden elders. Eén
ding is zeker: het salesiaanse werk in Con-
go zal doorgaan, ook als er geen Europese
missionarissen meer zullen zijn. Voor de
Congolese salesianen is er reden genoeg
om in dit jubeljaar dank te zeggen voor
het geleverde werk van hun voorgangers.
Het salesiaanse werk zal
doorgaan, ook als er geen
Europese missionarissen
meer zijn.
Tekst: Jimi Gantois, Annemie Vandaele Foto's: Eindredactie, sxc | de zijlijn
7
Met de VOETen op de speelplaats
De VOETenIn 1997 staken ze voor het eerst de kop
op, in 2010 werden ze geëvalueerd en
geactualiseerd: de vakoverschrijdende
eindtermen (of VOETen) voor het secun-
dair onderwijs. Ze hadden tot doel een
vangnet te creëren voor waardevolle en
maatschappelijk relevante inhouden die
niet meteen in de eindtermen voor de
specifieke vakken terug te vinden zijn.
Om een voorbeeld te geven: je kunt voor
de sportrichtingen in een school een
sportkamp organiseren en er specifieke
vakdoelen nastreven, maar belangrijk is
je ook af te vragen waarom of waartoe
je dit organiseert, welke andere vaardig-
heden of waarden je dus wilt meegeven.
VOETen zijn in die zin sleutelvaardighe-
den die de totale persoon van de leer-
ling beogen en betrekking hebben op
verschillende contexten: lichamelijke
gezondheid en veiligheid, mentale ge-
zondheid, sociorelationele ontwikkeling,
duurzame ontwikkeling, maar ook de
politiek-juridische, socio-economische en
–culturele samenleving. Die VOETen zijn
niet afdwingbaar, maar het Ministerie
van Onderwijs legde elke school wel een
inspanningsverplichting op.
De speelplaatsIn het Internationaal Verdrag van de Rech-
ten van het Kind staat te lezen dat “elk
kind het recht heeft op rust en vrije tijd,
op deelname aan spel en recreatieve be-
zigheden en op vrije deelname
aan het culturele en artistieke
leven.” Ook Don Bosco had dit al
lang ervoor begrepen. De recreatie was
een onderdeel van zijn opvoedingsproject.
De speelplaats was even belangrijk als een
klas, een thuis en een parochie. De recre-
atie heeft ook vandaag als eerste doel leer-
lingen de kans te bieden om de teugels te
vieren, om tot zichzelf te komen en de rie-
men te lossen. Het heeft in die zin alles te
maken met het bovengenoemde recht op
een vrije tijd die in alle vrijheid ingevuld
kan worden. Assistentie is in die context
ook vooral participatie, is vooral meedoen
als leerkracht, met en bij de leerlingen.
Een leraar kan links of rechts wel input
geven, de tijd, de ruimte en/of de moge-
lijkheidsvoorwaarden creëren en vooral
participeren, maar hoeft niet te sturen.
Het is aan de leerlingen om de speeltijd
zelf zinvol in te vullen en vorm te geven.
De contextDe recreatie biedt leerlingen tal van
groeikansen: de kans om te groei-
en in empathie, flexibiliteit, fair-
play, verantwoordelijkheid en
zorgzaamheid, om zich een
respectvolle houding toe te
eigenen en te komen tot
een evenwichtig zelfbeeld.
Concreet kan dit vertaald
worden naar
drie contexten die de
vakoverschrijdende eindter-
men beslaan: lichamelijke gezondheid en
veiligheid, mentale gezondheid en socio-
relationele ontwikkeling. De speeltijd laat
leerlingen niet alleen toe dagelijks de tijd
te nemen voor lichaamsbeweging, maar
kan hun ook leren een gezond evenwicht
te vinden tussen werk, ontspanning, rust
en beweging. Jongeren leren er adequaat
te reageren op lichaamssignalen, ze kun-
nen er voorzorgsmaatregelen leren ne-
men tegen risicovol lichamelijk contact,
ze leren in nood hulp inroepen, ze leren
er zich weerbaar opstellen ... Maar naast
gezondheid en veiligheid biedt het vooral
een ruim ontwikkelingskader voor socio-
relationele vaardigheden. Leer-
lingen kunnen op de speelplaats
het spanningsveld leren hanteren
tussen gezagsrelaties en gelijk-
waardige relaties, in alle spor-
tiviteit hun ongelijk leren toe-
geven, zich verontschuldigen, zich
respectvol opstellen, enz. Of leer-
lingen die kansen aangrijpen,
hangt van hen zelf af.
Tot slotEen school en een leerkrach-
tenkorps hebben vanuit de
VOETen en in een salesiaanse
context dus een recreatieve
‘inspanningsverplichting’.
Het inbouwen van de nodige
vrije tijd, het voorzien van in-
frastructuur, gekoppeld aan een
assisterende opvoedingsstijl, creëert
voor leerlingen de nodige mogelijkheids-
voorwaarden en kansen om ook als mens
te groeien, zoals steeds in vrijheid en ver-
bondenheid en vanuit de nodige zin voor
verantwoordelijkheid.
De recreatie biedt heel wat
kansen; het is aan leerlingen en
leerkrachten om ze te grijpen.
een (g)oude(n) gids | Tekst: Bénédicte Lemmelijn Foto’s: Eindredactie, sxc
8
Het Bijbelse scheppingsgedichtIn de voorbije bijdragen werd aange-
toond dat de Bijbel in de eerste plaats
gegroeide, religieuze literatuur is. Het
gaat om de neerslag van gedachtegoed
waarin mensen gelovig hebben trachten
te peilen naar de oorsprong, de zin en
de horizon van hun bestaan. En precies
als ‘existentiële literatuur’ zijn de schep-
pingsverhalen het vertrekpunt bij uitstek.
In den beginne … twee scheppingsverhalenWie de Bijbel openslaat, vindt in de eer-
ste drie hoofdstukken van het boek Gene-
sis twee scheppingsverhalen. Na een pas-
sage waarin te lezen is dat alles in een
tijdspanne van een week is geschapen
(Gn 1,1–2,4), zegt het Bijbelse verhaal
plots weer dat er niets is. In Gn 2,5-3,24
vindt men vervolgens het
‘Paradijsverhaal’
over wat tradi-
tioneel ‘schep-
ping en zondeval’
genoemd wordt
... Beide verhalen
worden verbonden
door een brugvers in Gn 2,4 dat het eer-
ste verhaal afsluit en het tweede inleidt.
Onder meer op basis van die vaststelling
nemen Bijbelgeleerden aan dat in Gene-
sis 1–3 twee verhaaltradities zijn samen-
gebracht. Alleen al het feit dat de Bijbelse
auteurs beide teksten samen hebben
overgeleverd, maakt duidelijk dat ze deze
niet als een historisch verslag over het
verleden hebben willen aanzien. Beide
teksten zijn integendeel geschreven met
de bedoeling om de actuele werkelijkheid
te verklaren. Ze willen vooral verkondi-
gen hoe de schepping eruit zou moeten
zien. De scheppingsverhalen zijn geen
beschrijving van het verleden, maar pro-
beren in een gelovige reflectie het heden
te duiden. Elk van beide verhalen heeft
daarbij een eigen invalshoek en bood-
schap. Het Paradijsverhaal beschrijft de
heerlijke situatie die God voor de mens
bereid had, maar vertelt tegelijk in een
aantal verklarende passages (‘etiolo-
gieën’) hoe ons bestaan ook gekenmerkt
wordt door gebrokenheid en broosheid.
In deze bijdrage focussen we evenwel op
de eerste scheppingsmythe.
Op zoek naar perfectieGn 1,1–2,4 is eigenlijk een gedicht: het
benadrukt zowel in vorm als inhoud de
volmaaktheid en volledigheid van de
schepping. Men kan daarbij natuurlijk
meteen opmerken dat onze wereld verre
van volmaakt is en dat de realiteit verre
van perfect is, maar hiermee raakt men
net de kern van wat dit ‘scheppingsge-
dicht’ wil verkondigen. Het zegt niet
hoe het ooit is geweest; het wil juist be-
klemtonen hoe het zou moeten zijn, met
name perfect! En deze perfectie streeft
de auteur/redacteur van dit gedicht ook
vormelijk na.
De tekst van Gn 1,1–2,4 is namelijk per-
fect in evenwicht. Het titelvers (1,1) wordt
hernomen in het scharniervers (2,4). Het
openingsvers (1,2), dat wanorde en on-
rust schetst, wordt gecounterd door de
orde en rust van het slot (2,1-3). Er tus-
senin wordt de schepping zelf in zes dagen
verhaald. De eerste drie dagen vertellen
over de ‘ruwbouw’ van de schepping: dag
en nacht, hemel en zee, het droge land
met zijn planten. De volgende drie dagen
volgt als het ware de inkleding, die paral-
lel correspondeert aan de ruwbouw: zon
en maan horen bij dag en nacht, de vogels
en de vissen bevolken de hemel en de zee,
de dieren en de mens bewonen het land.
Zo wordt de schepping in twee diptieken
van drie corresponderende dagen tot le-
ven geroepen. Het verhaal eindigt met
de goddelijke rust van de zevende dag. De
vaststelling van een dergelijk ‘perfect’ re-
laas doet dus meteen ook de vraag naar de
inhoud rijzen.
›
De scheppingsverhalen zijn geen
beschrijving van het verleden,
maar proberen in een gelovige
reflectie het heden
te duiden.
9
Wat wil dit perfecte gedicht vertellen?Een historisch betrouwbaar verslag? —
Wie het Bijbelse scheppingsgedicht ern-
stig neemt, bemerkt dat het wereldbeeld,
dat aan dit relaas ten grondslag ligt, niet
meer het onze is. En wie dat oude wereld-
beeld in overeenstemming wil brengen
met de resultaten van het actuele posi-
tiefwetenschappelijke onderzoek, vervalt
meteen in hopeloos Bijbels fundamentalis-
me. Wetenschap en Bijbel spreken elk hun
eigen taal. Het Bijbelse scheppingsgedicht
is een ‘mythe’: niet als vervalsing, fictie of
illusie, wel als een symbolisch verhaal dat
het intuïtief aangevoelde transcendente
tracht te verwoorden. In het scheppings-
gedicht gaat het om het principe dat God
aan het begin van alles staat. In die con-
text worden een aantal fundamentele ge-
loofsinzichten beklemtoond.
Machtige schepper en betrouwbare God
— Tegen de achtergrond van de ont-
goocheling en vertwijfeling die de Ba-
bylonische ballingschap (587-537 v.Chr.)
teweegbracht, en waarin dit verhaal
zeer waarschijnlijk ontstaan is, heeft
het oude Israël in dit scheppingsgedicht
willen benadrukken dat Israëls God een
machtige schepper is. Hij is het die aan
de grondslag ligt van al wat is. Hij is gro-
ter en sterker dan de god Mardoek. Zelfs
zon en maan, die ‘grote en kleine lichten’
genoemd worden, zijn geen Babyloni-
sche goden, maar gewoon schepsels van
God. Door de wijze waarop de auteur/re-
dacteur zijn materialen heeft geordend,
blijkt voorts ook dat hij wilde getuigen
van een betrouwbare God. Hij spreekt én
handelt naar zijn woord. Hij handelt zoals
hij spreekt. De schepping is een wezen-
lijke getuige van Gods betrouwbaarheid.
De zevende dag, een dag van rust — Het
hele gedicht leidt naar de zevende dag, de
dag van Gods rust. Voor de joden is dit de
sabbat. Precies deze dag was voor de Isra-
elitische ballingen een nieuw houvast ge-
worden in een vreemd land, een alterna-
tief ook voor hun verwoeste tempel. Het
scheppingsgedicht wil deze rustdag zowel
legitimeren als verklaren. De mensen
moeten rusten op de zevende dag, omdat
ook God rustte op de zevende dag. Tegelij-
kertijd wordt het feitelijke bestaan van de
sabbat als religieuze instelling verklaard.
Van chaos naar orde — Volgens Gn 1,1–
2,4 is de schepping geen schepping uit
het niets. Het is integendeel een omvor-
ming van chaos en wanorde tot orde en
kosmos. Ook hierin schuilt een bemoedi-
gende boodschap voor de verbannen Is-
raëlieten. Ze leefden in Babylonische cha-
os. De verteller toont echter aan dat God
zelfs in de ergste chaos orde kan brengen.
En de orde die God teweegbrengt, wordt
gekwalificeerd: ze is goed (tov). Als didac-
tisch gedicht toont Gn 1,1–2,4 de orde-
ning van de wereld: alles is gepland en
alles heeft zijn plaats.
De mens is bijzonder — Al uit de opbouw
van het scheppingsgedicht blijkt dat de
mens, vermeld aan het einde ervan, een
bijzondere plaats inneemt. Dat de mens
het hoogtepunt van de schepping is in
dit antropocentrische verhaal, komt tot
uiting in een aantal aspecten. (1) De pa-
ragraaf waarin de schepping van de mens
wordt verhaald, is veel uitgebreider. (2)
Waar de andere scheppingselementen
uit de aarde voortspruiten, komt de mens
rechtstreeks van God. (3) De dichter stelt,
anders dan bij de andere scheppingswer-
ken, dat God de mens schept ‘als zijn
evenbeeld’, en ‘op ons gelijkend’ (1,26).
Wat dit inhoudt, blijkt meteen uit de rest
van het vers: de mens moet ‘heerschappij
voeren’. Dit ‘heersen’ heeft te maken met
Bijbelse ‘autoriteit’ die, in de ware zin van
het woord, ten dienste van de ander staat
en bijdraagt tot ontwikkelingskansen. (4)
Waar er bij de schepping van planten en
dieren sprake is van verschillende soorten,
blijft dit bij de mens onvermeld. Van de
mens tout court wordt gezegd dat hij ge-
maakt is als ‘beeld van God’. Daarmee wil
de auteur gelijkwaardigheid benadrukken.
Dat deze veeleer ideaal dan realiteit is,
maakt juist het centrale punt van Genesis
1 duidelijk: het scheppingsgedicht schetst
een ideale wereld.
Gods droomHet scheppingsgedicht in Gn 1,1–2,4
spreekt over een ideale toestand, een
situatie van rust en harmonie, een we-
reld zonder geweld en dood. Dat is niet
de wereld zoals hij ooit is geweest; wel
de wereld zoals hij zou moeten zijn. Als
dusdanig is het scheppingsgedicht geen
verhaal over vroeger, maar een uiterst ac-
tuele oproep aan het adres van de mens
om, als beeld van God, te streven naar
een betere wereld.
Wie meer wil lezen over deze en de komende bijdragen kan terecht in: H. Ausloos & B. Lemmelijn, De bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse ant-woorden op menselijke vragen, Leu-ven – Voorburg: Acco, 3de druk 2009 (192 p. – ISBN 90-334-5955-8). Of in: H. Ausloos & I. Bossuyt (eds.), In den beginne ... De ‘schepping’ in beeld, woord en klank, Leuven – Den Haag: Acco, 2011.
geblogd | Tekst: Stefaan Waegemans Foto’s: Eindredactie, sxc
10
Dagboek van een verloren gelopen pelgrimIk ben volop in doodsstrijd. Want dat
zijn de laatste dagen voor een vakantie
toch vaak: een doodsstrijd waarin je de
laatste kilocalorieën uit je lijf perst om
lessenreeksen af te ronden, toetsen af te
nemen of allerlei lesoverschrijdende acti-
viteiten te begeleiden.
Verschillende collega's laten horen dat
ze op hun tandvlees zitten. Onbegrijpelijk
is dat voor medemensen die het leraar-
schap bekijken als een aaneenschake-
ling van vakanties. Maar veel collega's
kunnen voldoende werk bij elkaar rijven
om de helft van hun vakantie achter een
bureau door te brengen. Dat zal dan de
tweede helft moeten zijn, want de eerste
is nodig om bij te slapen. Mocht er nog
een derde helft bestaan, dan zouden we
die gebruiken om alvast toekomstige vak-
ken en projecten uit te werken.
En dat geeft stress. Want vakantie is er
voor andere zaken: speeltuinen verken-
nen met je kinderen, citytrips maken,
terrasjes doen, naar toneel gaan, vrien-
den en familie bezoeken, zwemmen,
je leesachterstand inhalen, je mailbox
uitkuisen, een back-up maken van je pc,
klussen in en rond het huis, beginnen
aan de grote schoonmaak, je sociaal en-
gageren voor eender welk goed doel en
vooral van dat alles genieten. Je móet ge-
nieten, genieten en gelukkig zijn. Dat is
het ethisch minimum waaronder je niet
mag gaan. Wee gij die niet gelukkig zijt of
niet geniet van de vakantie! Vloeken aller
werkenden komen over u!
Kom nee, even serieus. Enerzijds hoor je
naast alle waardering voor het leraar-zijn
toch vaak opmerkingen over de hoeveel-
heid vakantie. En anderzijds is er onmis-
kenbaar de nood aan vakantie die veel
onderwijzers voelen. Hebben we die va-
kantie dan zo broodnodig?
Misschien is het geen kwestie van te veel
werk of te veel vakantie, maar ligt de op-
lossing eerder in de manier waarop we
werken: we willen misschien te veel ge-
ven, geven tot we overgeven en tenslotte
begeven. We kunnen toch niet anders
dan alles geven? Want wie anders dan
wij moet de wereld redden? Wie anders
dan leerkrachten moeten de volgende
generatie klaarstomen voor de kennis-,
arbeids-, productie- en consumptiemarkt
(en impliciet dus ook voor de huwe-
lijksmarkt)? Dit ruikt op zijn minst naar
zelfingenomenheid. En na de zelfingeno-
menheid volgt vaak het zelfbeklag. De
gezonde diepe zucht op een moeilijk mo-
ment verandert in de afdeling leeggoed
van de leraarskamer in een aanhoudende
negatieve sfeer. Het perfecte broedkli-
maat voor een nakende burn-out.
Maar als je nu eens op tijd en stond de
kruisweg van het leraarschap op pauze
zou kunnen zetten? En dan bedoel ik niet
vakantie. Maar als je nu eens af en toe
niet vertrekt van je eigen plannen, doel-
stellingen en wijsheid? Als je nu eens
even stopt met je eindeloze strijd? Als je
nu eens af en toe stopt met geven? Laat
leerlingen gewoon zelf hun plannen ma-
ken, dan moet je hen daar enkel nog in
ondersteunen. Dan ben je meteen af van
de noodzaak om altijd maar te moeten
geven, geven, geven ...
Uiteraard is dit niet zomaar te vertalen in
didactische tips. Maar laat dat ons niet te-
genhouden om te stoppen met proberen
om jongeren te boetseren en kneden. Ik
pleit niet voor een structuurloos vraag-
gestuurd onderwijs. Misschien wel inte-
gendeel. Ik pleit vooral om in en buiten de
lessen te proberen jongeren echt aan het
woord te krijgen. Want telkens jongeren
echt aan het woord komen, zie je ze groei-
en. Soms doen ze dat doorheen schaam-
telijke flaters en vaak lukt het niet om de
juiste impuls te geven of de juiste uitda-
ging te vinden om ze echt aan het woord
te krijgen. Maar als het lukt, is het zo mooi
en geeft het zo veel energie. Het doet hen
verrijzen. En het doet mij verrijzen.
Maar om te verrijzen moet je voorbij de
kruisiging geraken. Soms blijf ik liever rond-
lopen met mijn kruis van zelfingenomen-
heid en klaag ik van op mijn houten uitkijk-
toren hoeveel werk ik nog te doen heb. Om
te verrijzen moet je je eerst van dat kruis
laten afnemen en je durven overgeven in
de handen van anderen. Welke leraar, wel-
ke rabbi, durft zich te leggen in de handen
van zijn leerlingen? Om te verrijzen moet je
eerst durven rusten in de stilte van de laat-
ste dag. Welke leraar, welke rabbi durft stil
te worden en te zwijgen, bij het denken en
twijfelen van zijn leerlingen?
Na dit zelfingenomen schrijfsel vol scheef-
getrokken Bijbelinterpretaties en zelfbe-
klag wordt het me kristalhelder: ik ben
toe aan vakantie bij gebrek aan verrijze-
niservaringen … een vakantie lang Stille
Zaterdag ...
Tekst: Ria Grommen Foto’s: Eindredactie, sxc | met de jaren
11
Je kunt niet ontkennen dat jongere men-
sen zich wel eens ergeren aan ouderen
in hun omgeving, aan hun manier van
doen, aan hun vasthouden aan oude
structuren en gewoontes, aan hun ‘bet-
weterij’. Ouderen zijn inderdaad soms
wat trager in hun denken en doen of min-
der snel enthousiast voor nieuwe projec-
ten. Ze gaan inderdaad wel eens op de
rem staan bij veranderingen en zwaaien
wel eens te vaak met hoe goed het vroe-
ger was. Ze houden wel eens vast aan
hun stoel en blokkeren zo de groei van
jongeren. Zij gaan als groep inderdaad
met een grote hap uit de gezondheids-
kosten lopen. Maar al die lasten die ou-
deren (misschien) bezorgen, zijn maar
een deel van het verhaal.
SupportersOuderen zijn ook kostbare dragers (sup-
port-ers) van families, scholen en vereni-
gingen, van de samenleving als geheel.
Misschien moeten wij die senior-suppor-
ter vaker een gezicht geven. Ik denk aan
een gepensioneerde manager die door
zijn vroegere bedrijf uitgenodigd wordt
om met zijn knowhow te helpen een
nieuw project op de rails te zetten. Hij
aarzelt even, maar de loyaliteit tegen-
over zijn bedrijf en de kriebels van zijn
ondernemingszin doen hem toch mee in
het project stappen. Ik denk aan
een oud-onderdirecteur die
als een huisvader de infra-
structuur van zijn school blijft
bewaken en ’s morgens en
’s avonds de verwarming
en de lichten in alle loka-
len gaat nakijken. Ik denk
aan een oud-winkeluitba-
ter die niet kan stilzitten,
en van mensen houdt. Je
vindt hem terug overal waar
het om mensen gaat, bij de orga-
nisatie van wijkfeesten of drie keer per
week als bezoeker van gedetineerden.
Hij gaat niet prat op zijn inzet, vindt het
maar normaal dat je probeert iets te
doen aan noden die je opmerkt: “Waar-
om zou je niet, je wordt er zelf ook geluk-
kiger van.” Hij staat niet alleen. Veel seni-
oren vinden een zinvolle levensinvulling
in vrijwilligerswerk allerhande, vaak als
ziekenbezoeker, maar ook als leesmoeder
in de basisschool, als secretaris van een
vereniging, als lesgever in vormingsini-
tiatieven, als klusjesman voor de buren,
als schaak- of kaartpartner, als anonieme
medewerker van teleonthaal, enz.
DragenHet meest in het oog springend zijn de
senioren-grootouders. Over hun bete-
kenis hadden wij het al in een eerdere
column. Zij staan in grote getale aan de
schoolpoort, aan de muziek- of balletklas
of op de voetbaltraining. Minder zicht-
baar, maar van onschatbare waarde
zijn ook de senioren die hun
hoogbejaarde ouders dagelijks
in stilte bezoeken en verzor-
gen. Neem de senioren en hun
vaak verborgen inzet weg uit de
samenleving en ze valt als een
kaartenhuisje in mekaar. Senioren
vullen de hiaten die jongere generaties
niet kunnen of soms niet willen invullen.
Zij nemen taken op zich die de kwaliteit
van het leven sterk kunnen verbeteren,
maar waarvoor soms
niet de tijd of de mid-
delen beschikbaar zijn.
Senioren zijn dus niet
alleen een last voor de sa-
menleving, maar een belang-
rijke dragende groep.
Zijn en doenDit supporter-zijn past ook bij de nieuwe
levensingesteldheid van senioren. Zij moe-
ten niets meer bewijzen, noch aan zichzelf,
noch aan anderen. Zij hebben niet meer
de behoefte zelf op het veld te staan, maar
zijn gelukkig dat ze jongere generaties van
aan de kant kunnen aanmoedigen. Zij
kennen in voetbaltaal de waarde van de
twaalfde man! Dat veronderstelt natuur-
lijk dat zij een klik gemaakt hebben. Senio-
ren die zich goed voelen in hun vel en die
tevreden kunnen terugblikken op de weg
die zij gegaan zijn, kunnen zich helemaal
vinden in die supporterrol. Zij zijn gene-
reus geworden, zijn goede mentoren voor
jongeren, zijn hier gelukkig om en krijgen
er veel voor terug. Zij blijven ook van na-
bij betrokken bij de ontwikkelingen in de
samenleving, worden zelf uitgedaagd en
gestimuleerd en voelen zich nuttig. Hun
bestaan heeft voelbaar zin. Zelfs als door
verlies van kracht of mobiliteit hun levens-
sfeer verengt, kunnen zij die supporterrol
blijven invullen. Je hoeft niet steeds iets
te ‘doen’ om een steun voor een ander te
zijn. Gewoon aandachtig aanwezig ‘zijn’,
is al bevestigend voor die andere. Kunnen
luisteren naar het verhaal van gekwetste
mensen of naar de dromen en overmoe-
dige plannen van jongeren, luisteren en
er zomaar zijn … een zwaar onderschatte
inbreng van senioren!
Te traag voor vandaag
Ouderen zijn
óók kostbare
dragers van de
samenleving.
te gast | Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: Eric Haelvoet
12
Don Bosco getuned
Jochen is leraar in ons Don Boscocollege
in Hechtel. Ik ontmoet hem daar, net
voor hij met collega’s een match mini-
voetbal zal spelen. Hij is dus meer dan
alleen maar leraar. Het hele gesprek
ademt blijheid en tevredenheid uit. Deze
jonge man is diep gelukkig dat hij bij
Don Bosco mag werken, maar een
bewuste keuze voor Don Bosco
was het aanvankelijk niet.
Dat is hetJochen groeide op in Kleine
Brogel (°1978). In het Mater Dei-
instituut in Overpelt volgt hij vier jaren
Latijn-Talen, daarna Talen-Wetenschap-
pen. In Hasselt behaalt hij het regenten-
diploma Frans-geschiedenis-godsdienst,
een gewone studieloopbaan dus. Van
zijn afstudeerjaar is hij de enige manne-
lijke leraar Frans en net daarom wordt hij
door de directie van het H. Hartcollege
in Bree aangetrokken. Tijdens het derde
jaar verneemt hij dat hij na het vierde
jaar volledig vast benoemd kan worden.
Er is echter een ‘maar’. Hoewel hij dat
een goede school vindt, komt hij tot het
besluit: ‘Dit is hét niet. Hier kan ik niet
mijn hele leven blijven’. Er is een gemis.
Hij kiest voor de toenmalige vervangings-
pool … In Kleine Brogel is hij intussen lid
van de KLJ en van de parochieraad, waar
de salesiaan Louis Poelmans pastoor is.
Net op tijd hoort hij dat Louis vaak gaat
eten in de gemeenschap van Don Bosco
in Hechtel. Het is de eerste maal dat hij
het woord ‘Don Bosco’ levensbetrokken
hoort vallen. Deze vriendelijke pastoor
hoort dat Jochen nieuw werk zoekt en in-
formeert of er een interim gezocht wordt
bij Don Bosco. Hij krijgt enkele uren, aan-
gevuld met uren in twee andere scholen.
Tijdens dat schooljaar zal een collega
in Hechtel in bevallingsverlof gaan en
Jochen belooft die fulltime interim op
te nemen. Die interim is de echte start.
Jochen getuigt heel gezwind: “Ik voelde:
dat is hét.”
EllipsZijn antwoord is minder gezwind als ik
hem vraag dat ‘hét’ na zoveel jaar er-
varing te omschrijven. Hij gebruikt het
beeld van een ellips met twee kernen,
die elkaar oproepen en versterken. In
een Don Boscoschool doen de leerlingen
gaandeweg spontaner mee. Een tafel hel-
pen verplaatsen, in de pastorale anima-
tiegroep meewerken, mee instaan voor
de leiding op schoolkamp … het kan alle-
maal vrij ongedwongen. De andere kern:
hij voelt zich niet alleen staan in de pe-
dagogische aanpak van de leerlingen. De
meeste collega’s dragen het opvoedings-
project, als groep. Het opvoedingsproject
staat dan ook sterk.
De figuur van Don Bosco roept bij hem
fierheid op. Zelfs leerlingen gaan er prat
op: “Wij zijn van Don Bosco!” Op kamp
hoort hij hen uitbundig een lied zingen:
“Wij zijn van Don Bosco.” Don Bosco ver-
enigt dus mensen, hij spreekt de leerlin-
gen sterk aan, meer dan Jezus dat doet.
Hij bracht een schitterend evenwicht tot
stand tussen charme, warmte, nabijheid
en discipline, organisatie. Hij kiest voor
de zachtheid, maar liet niet over zich
heen lopen: hij had karakter.
KernIn dat opvoedingssysteem spreken twee
kerngegevens Jochen sterk aan. Het pre-
ventieve optreden ligt in tal van concrete
dingen. Als hij tijdens de speeltijd een
leerling nerveus en prikkelbaar ziet rea-
geren, houdt hij daar tijdens de les reke-
ning mee. De eerste schooldagen tracht
hij te ontdekken wie de kandidaat-gepes-
ten zijn en probeert dat onmiddellijk al
›
Jochen Aerts, leraar in Don Bosco Hechtel
Don Bosco
verenigt mensen.
13
te voorkomen. Hij ziet het preventieve
ook in vele gewone dingen van de school-
organisatie. Zo staan er vanaf de eerste
schooldag voldoende stoelen in de ref-
ters, zodat leerlingen niet de eerste dag
rechtstaand moeten eten. Leerlingen zijn
daar heel gevoelig voor. Die preventieve
aanpak heeft Jochen gaandeweg alerter
gemaakt en ook actiever: tijdig gepast
optreden voorkomt dat je hard en veel
moet ingrijpen.
Het tweede is de leerlingenbegeleiding.
Vele collega’s doen dat en wel op vele
momenten. Hij waardeert dat de voorzit-
ter van de klassenraad aan het einde van
het jaar in enkele zinnen zegt waar het
over gaat: “Niet alleen de cijfers, maar
de persoon van de leerling.” Want leerlin-
gen zijn zoveel meer dan hun cijfers. De
school, de leraren, Jochen zelf kunnen zo-
veel meer betekenen voor de leerlingen,
dan wat in de cijfers wordt uitgedrukt.
Lijnen trekkenAls ik hem vraag wat hij het moeilijkste
vindt, heeft hij het even moeilijk: waar hij
de vinger op legt in heel de school, is ook
voor hem lastig. Er zijn zovele plannen,
goede ideeën en impulsen, dat ze in de
praktijk niet steeds (volledig) worden uit-
gewerkt. Verder vindt hij het moeilijk om
de dunne lijn te bewandelen waarop een
aangename nabijheid bij leerlingen sa-
mengaat met het noodzakelijke optreden
en de organisatie van het geheel. Veel
begrijpen en toch een lijn trekken, in de
lessen uit zich dat in het uitwerken van
leerlingenvriendelijke werkvormen en
toch voldoende stevige inhoud bieden, in
een mix van creativiteit en diepgang. En
er komt nog een derde moeite: collega’s
er op een mooie manier attent op maken
wanneer een woord of een aanpak niet
salesiaans zijn.
De buikOok rond geloofsopvoeding
werkt hij ‘vanuit de buik’.
Hij haalt de leerlingen af
waar ze staan. Ze vallen al-
lemaal wel eens op hun eentje
stil, denken eens rustig na. Ze krijgen
wel eens het gevoel: ‘Ik word gehoord. Ik
word begrepen’. Zomaar, in die stilte. En
dan komt er af en toe wel eens een reac-
tie, een respons, een gevoel. Dat zit dicht
bij geloven, iets wat leerlingen kunnen
erkennen. Dit helpt hen om naar de kern
te gaan en niet geblokkeerd te geraken
door structuren en mistoestanden in de
Kerk.
Nog meerJochen geeft les, voetbalt, maar doet nog
meer. Als lid van de pastorale animatie-
groep neemt hij gaandeweg meer
verantwoordelijkheid op. Zo
leidt hij al drie jaar na
elkaar het groepje dat
instaat voor de Don
Boscoviering. Wat is hij
blij dat Don Bosco dit jaar
zo duidelijk uit de verf kwam.
Hij knipoogt naar Firmin Vanspauwen
met zijn Don Boscomonoloog en geeft
een pluim aan Marijke, een leerling die
goed kan zingen. Hij is dankbaar voor
iedere inbreng van zovele anderen. In
2004 nam hij ook de verantwoordelijk-
heid voor de vakgroep godsdienst over.
Vol lof spreekt hij over zijn collega’s, over
hun deskundigheid, hun vermogen tot
vergaderen, hun salesiaanse bewogen-
heid. Dat onderdeel van zijn
takenpakket noemt hij het
gemakkelijkste en hij
kleeft er het woord
‘zalig’ op.
GetunedThuis zwaait hij voor zijn
vrouw Sarah, zijn zoontje Milan (6
jaar) en zijn dochtertje Julie (4 jaar) niet
met de Don Boscovlag. Maar ze zien hem
wel aan de Don Boscoviering werken en
stellen daar geïnteresseerd en nieuwsgie-
rig vragen naar. Zijn blijheid om bij Don
Bosco te mogen werken, straalt hij ook in
de familiekring uit. En ja, de hartelijkheid
en redelijkheid uit het opvoedingsproject
van Don Bosco past hij ook toe in zijn re-
latie en de opvoeding van de kinderen.
Redelijkheid betekent dan veel begrip
hebben. En de warme manier om met
collega’s om te gaan, straalt ook door in
zijn relatie met Sarah. Gezwind vat hij dit
samen: “Ik ben ondertussen Don Bosco
getuned.” Dat merk ik ook in dit gesprek
dat ik met hem mag hebben.
Persoonlijke touchHij gebruikt nogal wat stilte om mijn
laatste vraag te beantwoorden: “Geef
eens één boodschap aan allen die vol-
gend werkjaar wereldwijd bij Don Bosco
zullen komen werken.” “Enerzijds zichzelf
blijven, anderzijds instappen in het won-
dere evenwicht van de salesiaanse peda-
gogie. Geen rol spelen (de populaire, de
strenge, de deskundige … willen zijn) en
kijken wat zijn eigen talenten zijn en die
investeren in het geheel: pastorale
verantwoordelijkheid, hartelijkheid,
sportiviteit, kunstzinnigheid … Wat
het Don Boscosysteem is, dat merk
je door erin mee te gaan, dag aan
dag. En toch moet je ook dat per-
soonlijk inkleuren.”
Het is zoeken naar
een mix van creativiteit
en diepgang.
Je moet
het persoonlijk
durven inkleuren.
uitgelezen | Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: Eric Haelvoet, sxc
14
Leven is heilig
Bestaan is een zegenTwee jaar geleden mocht ik, in het kader
van een sabbatjaar, met 28 anderen uit
heel de wereld een Bijbelprogramma van
108 dagen meemaken in Jeruzalem. Het
lied waarmee de organiserende zusters
de eerste dag startten, hielp me om die
sabbatperiode voldoende diep te beleven
en blijft me spiritueel begeleiden. Het
gaat over het lied Just to be uit de CD
Dancing Sophia’s Circle van Colleen Ful-
mer. In het refrein zingt ze: “Just to be
is a blessing, just to live is holy” (enkel
Leven is heiligHet is toch opvallend: dát ik besta en
leef, kan ik nooit aan mezelf toeschrij-
ven. Ik heb dat als een geschenk gekre-
gen en wel door de liefde van mijn vader
en moeder en de scheppingskracht van
God. Ik mag er elke dag dankbaar om
zijn. Die dankbaarheid voor het eigen
bestaan mag ik overbrengen op elke an-
dere mens. Het is zo bevrijdend met an-
deren dankbaar te kunnen omgaan, hen
te zien als een geschenk, als een zegen,
als heilig. Dat besef en vooral de bele-
ving daarvan zouden we moeten kunnen
vasthouden in elke omstandigheid … Just
to be is een christelijk lied en gebruikt
beelden uit de evangelietekst bij het be-
gin van dit artikel. Lelies, gras, vogels …
zijn er gewoon en hoe prachtig is dat. In
Israël mocht ik de overvloedige bloe-
menpracht aanschouwen, omdat
ik daar tijdens de lente was. Wat
een schoonheid! Ook dat schit-
terende schouwspel kan ik niet aan
mijn inspanningen toeschrijven. Ze zijn
gegeven, ze bestaan, ze leven.
Vakantie isVanuit die diepe spiritualiteit roept Jezus
ons op ons geen zorgen te maken. Zes-
maal! En in het midden, tussen de eerste
en de laatste drie, spreekt Jezus over de
luister van Salomo. ‘Salomo’ is als woord
met ‘sjaloom’ of ‘vrede’ verwant. Zou
er inderdaad niet veel meer vrede in
de binnenkant van mensen en in
de wereld zijn, als we die ver-
bondenheid met de diepste
kern altijd konden beleven?
Vakantie, een tijd bij uit-
stek om ons geen zorgen
te maken, kan ons terug
in die verwondering thuis
brengen: enkel bestaan is
een zegen, enkel leven is
heilig.
Jezus zei: “Ik zeg jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. Als God het koren dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zoveel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal Hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zul-len we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf.” (Mt 6, 24-34)
Dát we bestaan en leven, kunnen we nooit aan onszelf toeschrijven.
bestaan is een zegen, enkel leven
is heilig). Ja, tijdens een sab-
batperiode kun je naar de kern
gaan. Als bij een ajuin: als je de
oppervlakkige lagen weg pelt en
zelfs de meer centrale en onmis-
bare lagen verwijdert, wat vind je
dan in het midden? Bestaan, leven.
Dát ik er ben is een zegen, dát ik leef
is heilig. Al zegt het lied het nog an-
ders: niet in de ik-vorm, maar alge-
meen. Het bestaan, het leven is
een zegen en is heilig.
Tekst: Loes Foto’s: Eindredactie, sxc | broodje cursief
15
Koorts
Het komt als een griep. Je voelt je eerst
een tijdje onbehaaglijk. Er broedt wat.
Het kriebelt. Het jeukt. En dan breekt de
koorts in volle hevigheid door. Het gaat
om een virale aandoening, dat heeft de
ervaring je intussen geleerd. Er is geen
antidotum opgewassen tegen zo’n op-
stoot van opruimkoorts. Volledig uitzie-
ken is de boodschap.
Als alles zijn gewone gangetje gaat, stape-
len de ziekmakers zich gestaag op zonder
dat je het in de gaten hebt. Je immuun-
systeem staat overeind als een muur van
gewapend beton. Daarachter, onttrokken
aan de blik van je ordetroepen, houden
de heer Opsparen en mevrouw Bewaren
met hun bonte leger afstammelingen
uitbundig huis. Met hun ziekelijke drang
tot stapelen en opslaan, infiltreren zij
elke kamer van je woonst en doen hun
best om ze te annexeren als magazijn. De
aandoening is chronisch en erg resistent.
Vaak ook genetisch bepaald. Verzamel-
woede: een vreselijke diagnose.
Soms ontstaat er op mysteri-
euze wijze een bres in de muur
van gewaande immuniteit. In groot-
moeders tijd trad het fenomeen planma-
tig eenmaal per jaar op, rond Pasen, en
werd even gestructureerd opgevangen
met een ‘Groote Kuisch’. Tegenwoordig
lijken de duistere krachten in kwestie
meer voor een tactiek van versnipperde
verrassingsaanvallen te opteren. Plots
staan de vijandelijke aandoeningen oog
in oog met mekaar. Opruim lijnrecht te-
genover Verzamel. Als twee woedes in
de clinch gaan, twee koortsen mekaar be-
ginnen te bestoken … hoed je dan maar
voor het heetst van de strijd. Die leidt tot
hartverschroeiende taferelen.
Soms gieten speciale omstandigheden
nog extra olie op het vuur. Een verhuis,
wisseling van job, een nieuwe hobby, een
bijkomende huisgenoot … De bewoonba-
re ruimte is niet elastisch, dus er moet
worden platgegooid, herbouwd en her-
verkaveld.
De afgelopen twee jaar dropte het lot uw
dienares meermaals in de vuurlinie tus-
sen de behoudsgezinde troep en de op-
ruimingsbrigade. Een aantal overlijdens
in nabije kring leidden tot grote inner-
lijke strijd. Wat je dierbaren dierbaar was
met de stempel ‘afval’ beplakken, begin
er maar eens aan. Mission impossible.
Hoe vermanend het nuchtere verstand
ook met het vingertje zwaait, ik kan geen
afstand doen van de borduurwerkjes van
moeder, de lievelingsplaten van vader, of
zijn mondharmonica. De decoratieve cre-
aties van mijn lieve zus kan ik toch niet in
een vuilniszak afvoeren? Dan zijn er nog
die honderden schilderijen van schoon-
papa en de collectie souvenirs aan twee
zielsverwante vriendinnen. Ettelijke kilo’s
aan oude foto’s leggen een brok geschie-
denis vast die Wikipedia niet haalt, maar
het evenzeer verdient
voor de komende gene-
raties te worden bewaard.
Er is geen ontkomen meer
aan: de strijd moet worden
gestreden, het grondgebied her-
verdeeld. De geschiedenis is on-
verbiddelijk. Het gevestigde moet
worden opgeruimd om plaats te maken
voor een nieuwe orde, die op haar beurt
over enkele jaren de oude zal zijn …
Je moet weten dat de zolder boven het
echtelijke hoofd al sinds jaren vervaarlijk
zwaar gebukt gaat onder het gewicht
van tastbare herinneringen. Een mu-
seum ontstond er, gewijd aan de eigen
rijk gestoffeerde levensloop, die van de
zonen en petekinderen en recentelijk
dus ook aan wie ons ontviel. Nu eist
bovendien het kleinkind dat op komst is
zijn rechtmatige plek op. Ten einde raad
veroordeel ik maar weer een stapel boe-
ken tot het emigrantenbestaan. Voor de
zoveelste keer zet ik me ook aan het wie-
den in de kisten vol bloemrijk resultaat
van poëtische projectjes met jongeren
en bevriende artistiekelingen. Mijn hart
bloedt. Er is nauwelijks een vierkante
meter prijsgegeven. Nog één keer dwa-
len mijn ogen diagonaal over de uitprint
van de honderden recensies en artikeltjes
die ooit moeizaam uit mijn pen geboren
werden. Vaarwel geesteskinderen, voort-
aan ontmoeten wij mekaar hoogstens
nog digitaal.
Ik ben aan koffie toe en frisse buiten-
lucht. Als ik uitgeteld neerplof in een
tuinstoel, kietelt de lentezon een sluime-
rend inzicht wakker: wat een rijkdom in
mijn rijk … Zoveel kostbaars om te koeste-
ren. Wat echt alleen maar pijn doet, past
in één blikken koekendoos. Alle andere
narigheid is al lang aan snippers verma-
len en tot levenswijsheid gerecycleerd.
Weg de opponerende woedes, weg de
vechtende koortsen. Ik heb weer vrede
met mijn leven.
de spreekstoel | Tekst: Dieter Verpoest Foto’s: Dieter Verpoest, eindredactie
16
Mark Tips
Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid
›
Wie het salesiaans nieuws
wat volgt, heeft vast al te
horen gekregen dat de salesi-
anen van Don Bosco in Vlaan-
deren en Nederland een nieuwe
provinciaal krijgen. Op het feest van Ma-
ria Tenhemelopneming geeft Jos Claes na
zes jaar de fakkel door aan Mark Tips. Zo
wordt de huidige provinciaal vicaris de
nieuwe provinciaal. Tijd voor een gesprek
over het verleden, het heden en de toe-
komst.
Van Lommel naar HechtelMark werd geboren in 1950 in het Lim-
burgse Lommel. Thuis kreeg hij een
christelijke opvoeding mee, waarin zijn
ouders hem steeds duidelijke waarden
en normen bijbrachten: “Er heerste thuis
een zekere strengheid, stiptheid en orde.
Dat was ook nodig in een gezin met ze-
ven kinderen. Toch kregen we voldoende
vrijheid. We leefden ook verbonden met
de natuur. Het zijn allemaal dingen die ik
in mijn latere leven nog steeds belangrijk
vind.” In 1962 ruilde Mark het landelijke
Kerkhoven voor Don Bosco Hechtel, waar
hij intern werd. De salesianen leefden er
alles voor en leef-
den ook met de jongeren
mee. Mark beseft dat hij in die tijd
niet zo’n gemakkelijke leerling was. Toch
mocht hij van de salesianen voldoende
vertrouwen ervaren. Omdat het jeugdige
hem in het bloed zat, engageerde hij zich
voor het speelplein van Oud-Heverlee.
Aan het einde van zijn middelbare school-
loopbaan besloot hij naar het noviciaat
te gaan. “Eigenlijk was het een vanzelf-
sprekende stap,” getuigt Mark, “zodanig
vanzelfsprekend dat ik niet aan iets an-
ders heb gedacht.” Het was het begin van
een boeiende levensweg als salesiaan
van Don Bosco.
JeugdzorgDe voorbije zes jaar was Mark provinciaal
vicaris. “Je belangrijkste taak is om in de
schaduw te blijven van de provinciaal”,
vertelt Mark. “Als vicaris van de provin-
ciaal ben je ook zijn klankbord, zonder
dat je de eindverantwoordelijkheid moet
dragen.” Tijdens de zes voorbije jaren
heeft Mark niet stil-
gezeten. Hij kreeg de
verantwoordeli jkheid
voor Jeugdzorg Don Bosco
en voor Jeugddienst Don Bosco.
In beide sectoren heeft hij zijn draai ge-
vonden. Jeugdzorg Don Bosco Vlaanderen
kent hij al langer dan de zes afgelopen
jaren. “Ik was een tijdlang directeur van
het Jongenstehuis in Vremde toen Bert
Van Hecke, de provinciaal in die jaren,
me vroeg om de Bijzondere Jeugdzorg op
te volgen. Zo heb ik geleidelijk aan meer
verantwoordelijkheid gekregen. Het is in
elk geval een heel boeiende sector, die
op en top salesiaans is. Als ik kijk naar
de doelgroep voor wie we werken en hoe
sterk we nadenken over hoe we de salesi-
aanse opvoedingsmethode er in praktijk
kunnen brengen, kan ik alleen maar blij
zijn dat we zulke werken hebben in onze
provincie. We mogen daarbij gelukkig re-
kenen op heel gedreven en bewogen me-
dewerkers die veel oog hebben voor het
salesiaanse.” Het is duidelijk dat Mark
van deze sector houdt. “Op het eerste ge-
zicht schrikt het misschien wat af, maar
de kleinschaligheid, het contact met de
jongeren en medewerkers, het feit dat
ik van op mijn positie iets voor jongeren
kan betekenen … zorgt ervoor dat ik me
er heel goed in thuis voel. Die jongeren
hebben een probleem, ze zijn het niet.
Dat probeer ik anderen ook steeds voor
te houden.”
JeugddienstMark is ook voorzitter van Jeugddienst
Don Bosco. “Ik sta er op een heel an-
dere manier bij de jongeren. Het
voordeel is dat ik vanuit mijn
functie niet te veel hoef op te leg-
De stempel van
Don Bosco is
iets heel eigen.
Het evenwicht tussen de
oudere en jongere salesianen
wil ik goed bewaken.
Nieuwe provinciaal
17
gen of te coördineren, dat gebeurt door
de enthousiaste groep stafmedewerkers.
Vanuit ons huis in Heverlee mocht ik veel
contacten hebben met de vrijwilligers.”
Op de vraag wat de meerwaarde is van
Jeugddienst Don Bosco in het Vlaamse
jeugdwerklandschap, antwoordt Mark
vastberaden: “We werken dan wel voor
dezelfde doelgroep als andere jeugdorga-
nisaties, maar de stempel van Don Bosco
is iets heel eigen. Het is ook meestal een
garantie op succes, vooral dan door de
assisterende manier, de evangelische be-
wogenheid, de dialogale opvoedingsstijl
… Wat ons verder ook onderscheidt van
andere Vlaamse jeugdwerkingen, is de
nadruk op het luik ‘zinspeling’. Verder is
de Jeugddienst er in de eerste plaats voor
jongeren: om verantwoordelijkheid te ne-
men voor andere jongeren.” Zo had Don
Bosco het wellicht zelf gewild.
EvenwichtMark woonde drie jaar in de vormings-
gemeenschap van Heverlee. Als vicaris
van het huis mocht hij er bevoorrechte
getuige zijn van het religieuze leven
van een aantal jonge medebroeders. De
Algemeen Overste zorgde ervoor dat hij
vanaf augustus van op een andere posi-
tie het leven van de jonge medebroeders
mag volgen. “De laatste tijd tipten som-
migen mij als de nieuwe provinciaal. Ik
heb echter lange tijd gehoopt dat dit aan
mij zou voorbij gaan. Toen don Chávez
me belde, was ik er even niet goed van.
Ik herinner me dat
ik de eerste nacht
na dat telefoontje
niet goed geslapen
heb. Plots werd duidelijk
dat ik een toch wel heel grote ver-
antwoordelijkheid te dragen krijg. De Al-
gemeen Overste heeft me gerustgesteld
door te zeggen dat ik dat vertrouwen
krijg van de medebroeders. En daar ben
ik wel dankbaar om.” Mark krijgt de op-
dracht om Don Bosco in onze provincie te
vertegenwoordigen. “Ik wil voornamelijk
een vaderfiguur zijn”, begint Mark. “Dat
uit zich in een zorg voor de oudere mede-
broeders. Ze hebben zich jarenlang inge-
zet om onze provincie op te bouwen tot
wat ze nu is. Toch wil ik ook de jongere
medebroeders niet uit het oog verliezen.
Ze hebben gekozen om salesiaan te zijn.
Dat kunnen ze maar ten volle door dicht
bij de jongeren te staan. Dat evenwicht –
tussen de oudere en jongere salesianen
– wil ik goed bewaken. Ik hoop ook een
gids te zijn voor deze provincie, een gids
die inspiratie biedt. Waar staan we als
salesianen in Vlaanderen en Nederland
en waar willen we naar toe? Het is niet
alleen mijn taak om daar een antwoord
op te vinden: ik reken er op dat de provin-
ciale raad me daarin zal helpen.”
KlemtonenUit een hele reeks klemtonen die op de
opendenkdag klonken en uit het verslag
van de visitator uit Rome, hoopt Mark
een aantal specifieke aandachtspunten
voor het beleid te destilleren. Toch kan
hij er ook zo al een aantal opsommen.
“Waar Nederland de voorbije jaren een
delegatie was van Vlaanderen, zal het in
de toekomst één provincie zijn. Daarvan
mag ik de eerste provinciaal zijn. Het is
belangrijk om te kijken hoe die integra-
tie gebeurt. Vervolgens willen we verder
werk maken van het Europaproject dat
onze Algemeen Overste uitdacht. Ook de
zorg voor roepingen is een blijvend aan-
dachtspunt. Ik wil ook de nadruk leggen
op de Salesiaanse Familie. Hoe kunnen
we, gezien onze situatie, die familie
gestalte blijven geven? Natuur-
lijk is het ook belangrijk dat
onze gemeenschappen een
kwaliteitsvol religieus leven
voor de medebroeders kun-
nen blijven garanderen.”
EmmaüsWie Mark al wat beter kent, zal
weten dat hij een voorliefde heeft
voor het verhaal van de Emmaüs-
gangers (Lc 24,13-35). Centraal in zijn
bureau staat een beeld van hen. “Het is
een verhaal dat al een hele tijd van mijn
salesiaanse leven met me meegaat. Er
zitten dan ook veel elementen in die als
salesiaan te beleven zijn: het onderweg-
zijn, aan tafel gaan, luisteren, spreken,
ontgoocheld zijn, een brandend hart heb-
ben, getuigen … Veel van die elementen
mocht ik in mijn leven reeds ervaren. Ik
hoop dat dit in de toekomst nog steeds
kan.”
HoopMark kijkt de toekomst hoopvol tege-
moet. “We hebben een dynamische pro-
vincie, die veel aandacht heeft om Don
Bosco levend te houden, ook bij de niet-
salesianen. Mijn leven zal opnieuw een
heel andere invulling krijgen, maar dat is
ook de rijkdom ervan. Ik heb in mijn hele
salesiaanse leven nog nooit ‘nee’ gezegd
op een benoeming. Het is een teken van
beschikbaarheid en gehoorzaamheid. We
mogen ook geloven dat het God is die ons
leven leidt.”
We hopen, samen met Mark, dat God zijn
leven blijft leiden, zodat hij de komende
jaren een mooi nieuw pad mag inslaan
op zijn levensweg.
We hebben een dynamische provincie,
die veel aandacht heeft om
Don Bosco levend te houden,
ook bij de niet-salesianen.
jong geleerd | Tekst en foto's: Jan Sas
18
Via Don Bosco naar CongoHet idee om met Via Don Bosco een in-
leefreis te maken, kwam op het moment
dat ik als verpleegkundige in Tsjaad werk-
te. Voor mij was het de tweede keer in
Afrika, maar ik stond mijlenver van de be-
volking. Ik wou nog meer zien en beleven
op dit veelbelovende continent, maar
op een andere manier, meer betrokken,
meer toegewijd. Een ervaring waarin ik
niet als blanke kwam uitleggen wat er
moest gebeuren, maar samen bij en met
mensen mocht leven en werken. Via Don
Bosco sloot het beste aan op die visie …
En mijn voorkeur ging uit naar Congo. Dat
land heeft me altijd al aangesproken. Ons
koloniaal verleden blijkt meer in mij te le-
ven dan ik dacht, en ik heb geleerd dat
het bij de Congolezen zeker niet anders
is. Misschien zijn we toch meer verwant
dan we denken? Dat Congo in 2010 vijftig
jaar onafhankelijk was, was een reden te
meer voor mij om daar te zijn.
Drie goed georganiseerde voorberei-
dingsweekends schetsten een beeld, een
omgeving, maar de warmte, de drukte,
de gezelligheid kun
je maar ter plekke
beleven. De planning
was dat ik vijf maanden
lang in een klein dispensa-
rium in Mokambo zou werken. De
eerste les die ik leerde: hou niet vast aan
een planning. Zo heb ik eerst anderhalve
maand met wees- en straatkinderen ge-
werkt in Lubumbashi. Kleine schavuiten
die ik met plezier wat dansjes, liedjes en
hopelijk wat wiskunde heb bijgebracht. Ik
was meteen verkocht, heb er mijn hart
verloren, ondanks de vaak stugge karak-
ters. ‘Tijd vliegt veel te snel’, dacht ik,
toen ik plots toch naar Mokambo vertrok.
Richting brousse, vier uur van Lubumba-
shi, waar ik een maand als verpleegkun-
dige ging werken. Men kan veel over
een land zeggen aan de hand van zijn
gezondheidszorg, en ik heb mensonwaar-
dige dingen gezien. Ik had gewild dat
ik zoveel meer kennis en ervaring had,
dat ik almachtig was op die momenten.
Maar er waren ook mooie dingen, zoals
de eerste schreeuw van nieuw leven. Na
een maand ging ik alweer door, het zou
mijn laatste etappe zijn in Kafubu, waar
ik twee maanden lang het beste van me-
zelf heb gegeven in het internaat en het
dispensarium. Een polyvalente en tevens
religieuze ervaring als kinderopvoeder,
leraar, verpleger, logistiek medewerker
en klusjesman. Ik had er een uitstekende
band met de jonge Congolese zusters, die
me vroegen of ik niet langer wou blijven,
pater wilde worden, aangezien ik nader-
hand wel alle gebeden en cantates moei-
teloos kon meedreunen.
Wat kan ik meer zeggen? Het was een
unieke ervaring. Het heeft me bovenal
met beide voeten op de grond geplaatst.
Ik heb mezelf beter leren kennen, durf
zelfs zeggen
dat het mij een
geduldiger en mis-
schien, zo je wilt,
een beter mens heeft
gemaakt. Ik zal hen nooit
vergeten. De gastvrijheid, hun lach,
hun joi de vivre. De wegen en bochten,
en het gevoel dat er na elke bocht weer
een nieuw avontuur ligt, een verrassing,
de kinderen die zingen “si tu t’en vas je
n’aimerai plus jamais”, het gebrek aan
planning, een mislukte operatie, dansen
na een misviering …
Ik heb ogen die vooral veel bewonderd
hebben. Of me dat wijzer maakt … ik
weet niet of ik een andere kijk heb. Ik heb
er mijn hart verloren … sterker heeft het
mij niet gemaakt, wel rijker. Wanneer ik
op de kaart kijk, draagt een klein deel van
Congo, een klein deel van Afrika, nu een
gezicht. Een klein deeltje waar ik mijn
afdruk heb achtergelaten en waarvan ik
hoop dat ik er niet de zoveelste muzungu
was, dat ik er, hoe nietig ook, toch een
verschil heb gemaakt.
En thuis, ging alles weer zoals voorheen.
Maar, en ik merkte het niet meteen, er
sluimerde iets in mij … een vuur, niet te
doven, niet te sussen met herinneringen
of woorden. Een vuur dat zich voedde
met tijd en zodoende heb ik beslist om
hier een vzw op te richten en zo mijn the-
aterpassie te verzoenen met mijn Con-
golese ervaring. In november 2011 gaat
onze eerste voorstelling in première en
een deel van onze opbrengst gaat naar
les Filles de Marie Auxiliatrice in Lubum-
bashi. Ik kan niet alles redden, maar – en
wie weet, klopt het cliché echt – alle
beetjes helpen.
(Via) Don Bosco heeft grond gegeven aan wat mijn leven lang zal blijven groeien.
Tekst: Dominique Vandebergh Foto's: Mark Den Haerynck, eindredactie | sprokkel
19
Bouwen, bouwen, bouwen...Vroeger en nu“We hebben lokalen nodig”, “dat kun-
nen we niet”, “en toch moet het mogelijk
zijn” … het klinkt hedendaags, maar het
was in de vorige eeuw ook al zo. Waar is
de tijd dat menige salesiaan kwam aan-
kloppen voor hulp om het één of ander
lokaal, leslokaal, of, laat het ons maar
zeggen, om een school te helpen bou-
wen? En ze werden ook gebouwd, onze
Don Boscoscholen. Elke toen nog Belgi-
sche frank werd in tweeën gebeten en
nog eens omgedraaid zodat de school
zo goedkoop mogelijk kon gebouwd
worden. Heroïsche verhalen over hoe de
scholen uit de grond verrezen, doen nu
nog de ronde. En in die tijden was het
op dat vlak inderdaad nog voor en vooral
met en door de leerlingen.
De huidige wetgeving en reglementering
is echter zo complex geworden dat het
moeilijk is dit nog volledig zelf te kunnen
of te mogen doen. Onze huidige scholen
zijn nu wel toe aan een ‘remake’, een
verbouwing, een vernieuwing en ook
uitbreiding. We zitten nog steeds met
gebouwen van gemiddeld vijftig jaar oud
en het aantal leerlingen die we dienen te
herbergen, is gestegen.
MiddelenGoed dat de directeuren van de scholen
toen al aanvragen voor nieuwbouw en
renovatie hebben ingediend bij het Minis-
terie van Onderwijs, toen het Digo, nu het
Agion (het Agentschap voor Investeringen
in het Onderwijs). Dat wil zeggen dat we
nu kunnen bouwen met overheidssteun,
maar ook meer en meer van die subsidies
afhangen. Gevolg is dat we met wachttij-
den zitten en die worden niet beter. Wie
nu een dossier indient, kan soms tot vijf-
tien jaar wachten om te beginnen met
bouwen. De zogenaamde inhaalbeweging
van toenmalige onderwijsminister Vanden-
broecke heeft nog niet veel veranderd. Dat
kon ook niet, want de noden wa-
ren groter dan de voorziene mid-
delen. Maar dat is politiek ...
ProjectenNochtans werd
en wordt er
in onze sale-
siaanse scho-
len heel wat
gebouwd en
verbouwd. Fase 1
van de nieuwbouw in
Sint-Denijs-Westrem werd
gerealiseerd. De collega’s
zijn tevreden, en het is rus-
tiger onder de leerlingen.
Wat nieuwe en ruimere lo-
kalen al niet kunnen doen.
De nieuwbouw in Haacht
tso bracht ademruimte in
de bezetting van de lokalen. Waar men
vroeger in elk hoekje probeerde les te
geven, kunnen de collega’s elektriciteit
en algemene vakken nu over ruimere en
goed ingerichte klassen beschikken. Er zijn
honderdduizenden euro’s nodig om het
in onze scholen warm te krijgen. In bijna
elke school werden en worden daarom de
ramen vervangen. We gaan zowat overal
zonnepanelen plaatsen. En een project
voor windmolens staat op stapel. Onze
energiefactuur zal hiermee heel wat da-
len. “If a man has to go, he has to go,”
maar wie wil er nu naar oude toiletten?
Nog zo’n aandachtspunt waarmee we
de leefbaarheid voor onze leerlingen wil-
len verhogen. Ook hiervoor
staan er tal van projec-
ten op stapel. Enkele
grote projecten die
de volgende jaren
zullen uitgevoerd
worden: fase 2 Sint-
Denijs-Westrem, de nieuw-
bouw elektriciteit-drukkerij in
Halle, de lasafdeling in Haacht,
nieuwbouw en sanitairen Kortrijk,
de passiefbouw in Groot-Bijgaar-
den ... Om nog niet te spreken
over de andere dertig dossiers
die reeds werden aangevraagd
en de andere die al in voorberei-
ding zijn.
EvenwichtWe weten echter allemaal dat
een huis bouwen of verbouwen
veel geld kost. Het bouwen met over-
heidssteun maakt het wel iets gemakke-
lijker, maar elke school moet nog steeds
haar eigen deel inbrengen. Daar wringt
soms het schoentje. Wat willen we en
wat kunnen we? Het evenwicht zoeken
tussen die twee, is een evenwichtsoe-
fening die elke school steeds opnieuw
moet maken. Maar we doen door. Want
hoe zei Don Bosco het weer? “We gaan
door zoals de omstandigheden het ver-
eisen.” We dienden onze jongeren een
thuis, een speelplaats, een school en een
parochie aan te bieden. Maar zoiets gaat
jammer genoeg niet zonder gebouwen
én fondsen.
20
Horizontaal1. medelijden hebbend2. en dergelijke - slagader3. Midden-Afrikaans land waar Mgr. Sak in 1911 het
salesiaanse missiewerk begon – rivier in België4. centiliter – Groot-Brittannië – hoofddekesel5. Don Boscohuis in de Limburgse duinen – Meester
(in de rechten)6. stamnaam voor het gehele Hebreeuwse volk – toe
door elkaar7. Central Intelligence Agency – zeer luid (muz. term)8. datgene wat geschreven is9. voegwoord – uitroep – in hoge mate10. verorberde – kleine afstand met een stadsvoertuig
test je kennis | Auteur: M. Biesmans Afbeeldingen: sxc
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 2
2 6 5
3 8
4
5 4 10
6 7
7 1
8
9
10 3 9
Dom:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Vertikaal1. geboorteplaats van Don Bosco – godin van de aarde2. jongeling3. gil (mv. in het Frans)4. mogen (vervoegd) – drieledige Don Boscoschool in
Vlaams-Brabant5. afmeting - vliegenraam6. paardenslee – lucht- of gasbolletje - meisjesnaam7. Rotterdamse tramwegmaatschappij – fiat insertia8. werk dat iemand is opgelegd – gave aan
een godheid9. zieke zwelling van de uier - oplosmiddel10. mondeling onderhoud - Greenwichtijd
Surf voor de oplossingen naar www.donbosco.be.
21
Odette Van Den Driessche, zdb° 04-05-1951 + 15-05-2011
Odette werd geboren in Beernem in een diep
christelijk gezin, als oudste van twee kinde-
ren. Van beide ouders heeft Odette veel mee-
gekregen: de dienstbaarheid en de fierheid van
haar vader en zonder twijfel het optimisme en
de werkkracht van haar moeder. Op 7 oktober 1976
werd zij postulante bij de zusters van Don Bosco in Hever-
lee en op 5 augustus 1979 sprak ze haar eerste geloften uit.
Zuster Odette werkte in de internaten van Wijnegem, Groot-
Bijgaarden en Kortrijk. Opvoeding, catechese en schoolpasto-
raal zijn haar hoofdtaken geweest, met daarbij de passie die
ze had voor de speelpleinwerking, want ze hield enorm veel
van kinderen. Ze was negen jaar gemeenschapsverantwoorde-
lijke. Ze gidste graag groepen jongeren en volwassenen tijdens
de salesiaanse bedevaarten naar
Turijn en Mornese, want zij hield
van de congregatie en gaf de salesi-
aanse spiritualiteit graag door. Vanuit de
Mornese-spiritualiteit heeft ze naar verdieping
gezocht voor haar eigen leven en haar omgaan
met anderen.
In het opvanghuis Mensa in Brugge wist zr. Odette
zich de laatste drie jaar uitgedaagd om zo eenvoudig
mogelijk naast de vrouwen en moeders te staan en zo te
getuigen van Gods onvoorwaardelijke liefde, vooral voor de
kleine en gekwetste mens.
Zuster Odette heeft haar religieuze roeping doorheen loute-
ring en zelfgave steeds sterker beleefd en straalde uit wat niet
meer te verbergen was: “Ik wil mij ten volle overgeven aan de
Heer en zijn mensen.” Zij overleed in Kortrijk, op 15 mei 2011.
in memoriam
Tekst en foto's: Mark Den Haerynck | sprokkel
“Komen er nog jongeren binnen bij de
salesianen?” Het is een vraag die je de
laatste tijd al eens hoort. Het antwoord
is: “Ja, het bewijs is er.” Zaterdag 21 mei
2011 was de kapel van Oud-Heverlee
te klein om alle aanwezigen een plaats
te geven. Salesianen, zusters, familie,
vrienden en vele jongeren waren er
getuige van de woorden die Koen Tim-
mermans uitsprak op de dag waarop
hij zijn eeuwige professie deed, en zich
daarmee engageerde om voor altijd ge-
roepen en gezonden te zijn.
“God is goed geweest voor ons”, waren
de inleidende woorden die de provinci-
aal, Jos Claes, uitsprak en daarmee ver-
wees hij naar de genade die de Vlaamse
provincie krijgt in de persoon van een
jonge man die zich zonder veel bravoure,
maar oprecht, wil toewijden aan de sale-
siaanse congregatie. Koen Timmermans,
28 jaar, afkomstig van Bellingen in het
Vlaams-Brabantse Pajottenland, zet
daarmee een laatste beslissende stap
gatie.” Het was Fabio Attard,
algemeen raadslid voor de
jongerenpastoraal, die de
aanvaarding bezegelde en
het zegengebed uitsprak. In
zijn homilie ging don Attard
dieper in op de evangelie-
woorden uit het Kanaverhaal
waarvoor Koen had gekozen:
“Doe maar wat Hij u zeggen
zal.” “Het Kanaverhaal is het
verhaal van onze dagelijkse ervaring”,
zei hij. In Kana was er crisis omdat er
geen wijn meer was, en de oplossing
lag dichtbij! Maria wees de weg naar
de bron: “Doe maar wat Hij u zeggen
zal.” Al vlug werd duidelijk waarom
Koen die evangeliewoorden tot de zijne
wilde maken. Hij verbindt zich ertoe
om salesiaan te zijn en wel op een on-
beperkte manier van handelen, spre-
ken en doen. Ja, er zijn nog roepingen!
Eeuwige professie Koen Timmermans
vooraleer hij tot priester wordt gewijd.
Het was een aangrijpend moment wan-
neer de samenzang als een klaroenstoot
de kapel vulde en iedereen met kracht en
klem meezong: “Zing van de Geest, adem
van het leven, duurzame kracht die men-
sen wordt gegeven!” Koen sprak zijn ge-
loftewoorden met overtuigde stem: “Met
de hulp van Gods genade zeg ik ‘ja’ om
mij met mijn leven volledig beschikbaar
te stellen voor de zending in de congre-
22
Jaar na jaar slaan Broederlijk Delen en
DMOS-COMIDE de handen in elkaar rond
de vastencampagne. Deze samenwerking
bleek steeds erg succesvol, waardoor ze
vol enthousiasme wordt voortgezet.
In 2012 draait de campagne volledig rond
de nietsontziende grondstoffenontgin-
ning in Latijns-Amerika en de verwoes-
tende effecten ervan voor mens
en natuur.
Nog nooit in de ge-
schiedenis was de
honger naar ener-
gie en grondstof-
fen in de wereld
groter. Dit komt
door zaken als de stij-
gende consumptie in de
traditionele rijke Europese en
Noord-Amerikaanse landen en door de
boomende economieën in groeilanden
als China, India, Brazilië … De vindplaat-
sen van klassieke fossiele brandstoffen
zijn vaak waardevolle en erg kwetsbare
ecosystemen op aarde. Die gebieden zijn
vaak ook de woon- en werkgebieden van
inheemse volkeren en landelijke gemeen-
schappen.
Dit thema heeft alles te maken met onze
eigen consumptiepatronen en manier
van leven. Met deze campagne brengen
we het verhaal over de gevolgen van de
‘grondstofontginning’ op het leven van
mensen in het Zuiden.
In Colombia zijn er enkele centra van Don
Bosco die zich specialiseren in onderwijs
en vorming voor kinderen van mijnwer-
kers en andere jongeren die normaal zelf
in de mijnen moeten werken. Door hen
onderwijs te aan te bieden, worden er
toekomstkansen voor deze kinderen bui-
ten de mijnen gecreëerd.
Op inleefreis naar Peru Ook wordt er een nieuwe inleefreis geor-
ganiseerd voor leerlingen en leerkrach-
ten. Dit jaar zal die naar Peru trekken,
waar de deelnemers kennismaken met de
lokale bevolking en hun problemen door
de grondstofontginning en de armoede.
DMOS-COMIDE ondersteunt in Peru ne-
gen Centros de Educación Técnico Pro-ductiva (CETPRO) die geleid worden door
zowel de paters als de zusters van Don
Bosco, die zich voornamelijk richten op
kansarme jongeren en straatkinderen. In
deze centra volgen meisjes en jongens,
mannen en vrouwen een technische of
beroepsopleiding. Het aanbod omvat
zowel de eerder traditionele opleidingen
(houtbewerking, elektriciteit, land- en
tuinbouw, snit en naad …) als nieuwe
opleidingen zoals hotelmanagement en
toerisme, lichaamsverzorging …
Broederlijk Delen steunt een tiental Pe-
›
De nieuwe vastencampagne van DMOS-COMIDE en Broederlijk Delen
verbonden | Tekst: Yannick Guldentops Foto’s: DMOS-COMIDE, sxc
Dit jaar gaat de inleefreis naar
Peru, waar de deelnemers
kennismaken met de lokale
bevolking en hun problemen door
de grondstofontginning en de
armoede.
23
ruaanse organisaties die initiatieven ont-
wikkelen voor een leefbaar platteland.
Daarbij richten ze zich op de boerenge-
meenschappen en de inheemse bevol-
king. Er wordt ook aandacht besteed aan
de rol en positie van de vrouwen en jon-
geren in Peru. In de campagne van 2012
is er daarenboven speciale aandacht voor
de gevolgen van de grondstoffenontgin-
ning op het dagelijkse leven van onder
andere de Peruanen.
Tijdens de inleefreis naar Peru worden er
ontmoetingen en activiteiten met Peru-
aanse jongeren georganiseerd om zo de
cultuur en leefwereld te leren kennen. Er
zijn onder andere ontmoetingen gepland
met (kansarme) jongeren die via een
technische opleiding een beroep aanle-
ren. Daarnaast zal er ook kennisgemaakt
worden met de werking van enkele
ontwikkelingsorganisaties door ter
plaatse te ervaren hoe deze precies
werken. De inleefreizigers steken
een handje toe of wisselen er van
gedachten met de Peruaanse jonge-
ren en volwassenen.
Het spannendste deel van de in-
leefreis is waarschijnlijk de ‘inleeftijd’.
Zo verblijven de deelnemers in kleinere
groepen in een dorp op het platteland bij
een familie of een gastgemeenschap. Ze
nemen voor een aantal dagen deel aan
het dagelijkse leven: er wordt meegehol-
pen op het land of in het huishouden, er
wordt naar de markt gegaan of er wordt
op Peruaanse wijze ontspannen. Er wordt
steeds in dorpen verbleven waar er con-
tacten met jongeren mogelijk zijn en
waar er ook kennisgemaakt kan worden
met de werking van enkele partnerorga-
nisaties.
verbonden | Tekst: Yannick Guldentops Foto’s: DMOS-COMIDE
DMOS-COMIDE wordt … VIA Don Bosco2011 wordt een bijzonder jaar voor
DMOS-COMIDE, de ngo van Don Bosco:
we krijgen een nieuwe naam. Na meer
dan veertig jaar door het leven te gaan
als DMOS-COMIDE, heten we vanaf no-
vember 2011 VIA Don Bosco. De tijd staat
immers niet stil, ook niet in de ontwik-
kelingssamenwerking. Met deze nieuwe
naam willen we aan de evoluties binnen
onze werking een eigen kleur geven.
Een nieuwe naam komt er niet zomaar.
Dit is het resultaat van een lang denk-
proces. De uitdagingen waren immers
niet min. Zo moesten we op zoek naar
een naam die niet alleen in het Neder-
lands klinkt, maar ook voor onze part-
ners in het Zuiden duidelijk is. Een naam
die de verbondenheid uitdrukt tussen
het Noorden en het Zuiden, en de band
met de grote Don Boscofamilie beves-
tigt. Het pedagogische project van Don
Bosco blijft immers de hoeksteen van
onze werking. Zijn visie en waarden blij-
ven de drijvende kracht van onze ngo.
De naam mag dan veranderen, onze wer-
king doet dat niet. Daarom wordt onze
baseline Let’s develop our future. De jon-
geren zijn onze toekomst, en daarvoor
zijn we samen verantwoordelijk. VIA Don
Bosco wil hier aan meewerken, zowel in
het Noorden als in het Zuiden. We blij-
ven ons inzetten voor de ontwikkeling
van kwetsbare en uitgesloten jongeren
en hun omgeving. Ons doel blijft de zelf-
ontwikkeling van deze jongeren en de
ontwikkeling van hun directe omgeving.
Tegelijkertijd wil VIA Don Bosco een brug
en wegen bouwen tussen jongeren in het
Zuiden en het Noorden.
Kruis alvast 26 november aan in uw agen-
da, want dan wordt onze naamsverande-
ring officieel aangekondigd tijdens onze
ontmoetingsdag.
24
ruggespraak | Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Sxc
Een coach vraagt nooit een time-out als zijn ploeg geolied draait, wel als de tegenstander de overhand heeft, de ploeg vermoeidheid toont, het tactische spel faalt, als de ploeg door omstandigheden in mindere doen is.
De time-out moet dan rust brengen in de ploeg, gelegenheid bieden aan de coach om het tactische spel bij te sturen. Het moet een tijd zijn om energie te putten, scherp te stellen, vertrouwen te vinden om de tegenstrever te verslaan, nadien weer frisser het veld op te stappen.
Aan het einde van een schooljaar voel je in scholen vermoeidheid, bij leerlingen en hun coaches, de leerkrachten. De ploeg draait vierkant. Je voelt spanning, zenuwachtigheid, de concentratie is niet meer optimaal, leerstof wordt moeilijker verwerkt. Hoogtijd voor een time-out, vakantie, om even bij te komen, bij te sturen.
De zomervakantie biedt leerlingen en leerkrachten de kans om energie te vinden in een andere omgeving: op een strand, in de bergen, in de natuur, op een speelplein, in de jeugdbeweging, op een vakantiekamp … of gewoon thuis bij mensen die hun na aan het hart liggen.
De ‘grote’ vakantie biedt een zee aan tijd om weer leerhonger te krijgen. Ze biedt de coach tijd en ruimte om zijn tactiek, zijn methode bij te stellen, zijn lessen op te frissen, dynamiek te geven.Om zo de ploeg, na de vakantie,gemotiveerd, geconcentreerd, vol vertrouwen terug het veld in te sturen.
Time-out