Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

24
115 de jaargang | juli-augustus 2011 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042 Time-out 4 Don Bosco Vlaanderen

description

Don Bosco Vlaanderen. Jaargang 2011 nummer 4

Transcript of Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

Page 1: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

115de jaargang | juli-augustus 2011 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042

Time-out

4Don Bosco

Vlaanderen

Page 2: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

inhoud Een salesiaanse op de wereld Een kijk op de salesiaanse wereld

Jong en oud

4 Luisteren naar je lijf

8 Het Bijbelse

scheppingsgedicht

11 Te traag voor vandaag

Don Boscogewijs

6 100 jaar Don Bosco in Congo

7 Met de VOETen

op de speelplaats

18 Via Don Bosco naar Congo

22 Op inleefreis

naar Peru

Kruispunt

Jochen Aerts 12

Mark Tips 16

Pennenstreken

Vakantie-ethiek 10

Leven is heilig 14

Koorts 15

Time-out 24

Kruiswoordraadsel 20

Hoofdredacteur Annemie Vandaele

Adviesraad R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen

Eindredactie en redactieadres Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle [email protected]

Adreswijziging Don Bosco Vlaanderen Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]

Verantwoordelijke uitgever Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]

Lay-out en druk Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo

De bijdragen verschijnen onder de verant-woordelijkheid van de auteur.

Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen.

In Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be

In de wereld: www.sdb.org www.cgfmanet.org

Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn daarom steeds welkom op het onderstaande adres en rekeningnummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’:Don Bosco Centrale vzwFr. Gaystraat 1291150 BrusselTel. 02 771 21 00IBAN: BE96 0000 1112 6405BIC: BPOTBEB1

Foto voorpagina: Sxc

Page 3: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

3

Annemie Vandaele Hoofdredacteur | ingeblikt

Leerkrachten moeten ze bijna vrezen: de

grote vakantie. Geen enkele onderwijs-

man of -vrouw ontsnapt aan de jaarlijkse

afgunstige blik van de één of andere buur-

man of de zoveelste opmerking in familie-

kring. ‘Die van ’t onderwijs’ hebben niet

te klagen, luidt het dan, een derde van

hun jaar is vakantie. En dan doemt met-

een het cliché op van de grijze onderwijs-

mus die nog met stencils uit goede oude

tijden werkt, zich geen jota aantrekt van

te bereiken doelstellingen, leerlingen als

een leeg vat beschouwt dat met kennis

gevuld moet worden en als enige doel

’s avonds tuinieren heeft. Vreemd, denk

je dan in alle stilte, als dat onderwijs zo

aanlokkelijk is, waarom geraken de vaca-

tures er dan zo moeilijk ingevuld?

Geen enkele gezonde onderwijsgeest zal

ook klagen over die vakantie, velen zullen

opmerken dat er toch ook veel bij komt

kijken op vandaag, dat je een pedagogi-

sche en didactische duizendpoot moet

zijn, dat de kleinere vakanties vaak op-

gaan aan voorbereiden, dat de job zeer

arbeidsintensief is, maar dat twee zomer-

maanden effectief wel lang zijn en ze aan

het einde van de rit tevreden zijn weer

aan de slag te mogen.

Met andere woorden: die afgunst zegt

niets over het onderwijzend personeel,

maar alles over de grote honger die er is

bij anderen, de nood om op adem te ko-

men, tijd te hebben

voor de dingen die

echt belangrijk zijn,

en voor een groot

deel van de mens-

heid is dat ook hun

gezin, hun kinderen,

die acht lange weken

opgevangen moeten wor-

den. Als werkende ouder die

periode op een zinvolle manier in-

vullen, is geen sinecure. Overigens, ook

Don Bosco keek in zijn oratoriotijd al arg-

wanend tegen die twee maanden aan,

daarom organiseerde hij in die ‘grote va-

kantie’ (toen september en oktober) zijn

Time-out

befaamde herfstwandelingen en daarom

zal de salesiaanse sector ook altijd een

uitgebouwde vrijetijdswerking voorzien.

Niemand zal dus ontkennen dat een time-

out, binnen de onderwijssector maar

ook daarbuiten, zinvol of nodig kan zijn.

Maar een aantal vragen blijven overeind

en verdienen de nodige reflectie. Ten

eerste: bestaan er voldoende systemen

om ook mensen buiten het onderwijs ‘as-

sistentietijd’ te geven? Ten tweede: hoe

is de verhouding concreet tussen de sec-

toren onderwijs en vrijetijd? Ten derde:

hoe worden vakantieperiodes in

het belang van kinderen

en jongeren het beste

georganiseerd? Is

twee maanden de

meest zinvolle

piste? Of zijn er

andere moge-

lijke verdeelsleu-

tels in de loop

van het school-

jaar? Het lijken

vragen die – zeker

van buitenaf - niet al-

tijd gesteld mogen wor-

den, maar die toch vragen om

degelijk onderzoek, om een maatschap-

pelijk debat, en op zijn minst een gron-

dige reflectie binnen het onderwijs ...

Intussen wensen we u, beste lezer, toch

niet minder oprecht een deugddoende

vakantie toe!

Page 4: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

4

goed gelinkt | Tekst: Roger Burggraeve, Annemie Vandaele Foto’s: Eindredactie, sxc

In België geraken jaarlijks gemiddeld

5500 meisjes jonger dan twintig jaar

zwanger. Een kleine helft ervan is te situ-

eren in Vlaanderen en ongeveer de helft

van alle Belgische tienermoeders kiest

voor abortus. Het zijn opmerkelijke cij-

fers, die al vlug en terecht geleid hebben

tot tal van preventiecampagnes. Maar

alle geld en inspanningen ten spijt, toch

daalde het aantal tienerzwangerschap-

pen in ons land de laatste jaren niet. Hoe

komt dat? En hoe kunnen we als ouders

en opvoeders dan wel anticiperen?

Zet hem opHet is een evidente reactie om het aantal

tienerzwangerschappen in een samenle-

ving als de onze te willen indijken. Pre-

ventiecampagnes als ‘zet hem op’ spra-

ken klare taal: als je op jonge leeftijd seks

hebt, dan moet het op een verantwoor-

delijke manier, dan moet je je voorzorgen

nemen. Wilde je dus aan preventie doen,

dan moest je de kaart van de con-

traceptie trekken. Gevolg: het

taboe werd doorbroken en jon-

geren werden langs alle moge-

lijke kanalen geïnformeerd. En

toch daalde het aantal tiener-

zwangerschappen niet.

Wie immers alleen over anticon-

ceptie spreekt, vraagt van jongeren om

op een rationele manier met seksuali-

teit om te gaan. En dat is nu net wat het

voor hen niet is. Voor een puber heeft

de ontplooiing van de eigen seksualiteit

niets met rede te maken, maar alles met

gevoelens, die zeer meerzijdig zijn en

gaan van verlangen tot angst, schroom,

twijfel, weerstand, enz. Van een jongere

verlangen te midden van die emotionele

tumult de contraceptieve rede te bewa-

ren, is net iets te voortvarend. Kortom:

een technische, instrumentele, kennisge-

richte vorm van preventie is noodzakelijk,

maar ontoereikend als ze niet vertrekt

van de belevingswereld van

jongeren.

GrenzenOok al klinkt het niet mo-

dern, de seksuele belevings-

wereld van jongeren wordt

getekend door veel onzekerheid

en onduidelijkheid. Als de publieke opi-

nie het over seks heeft, lijkt één grens on-

aantastbaar: die van de pedoseksualiteit.

Iedereen is het over eens: dát kan niet.

Maar voor de rest heerst de idee dat al-

les moet kunnen en dat zorgt voor jon-

geren voor een enorm wazig veld waarin

er weinig ijkpunten zijn, waarin het moei-

lijk opgroeien is en waarin veel druk op

hun schouders wordt gelegd. Uiteindelijk

groeien jonge mensen op in een soort

gangbaar discours waarin graag-zien een

vanzelfsprekend synoniem is van (goede)

seks. Maar ook dit staat, net als die te-

rechte zorg om anticonceptie, enorm ver

van hun beleving, van hun zoeken ook

vaak naar hun eigen lichaam als in-

tieme grens. En dat maakt tieners

erg kwetsbaar en beïnvloedbaar.

Veel meisjes of vrouwen halen op

latere leeftijd wel eens aan dat ze

in hun jeugd, om welke reden dan

ook, toch een grens overgestoken

zijn waar ze achteraf beschouwd niet

gelukkig om zijn en die hen vaak nog te-

kent in hun partnerrelatie.

BadkamerWie dus ook recht wil doen aan de be-

levingswereld van jongeren, zal moeten

zoeken naar een vorm van lichaamsop-

voeding die veel ruimer is dan seksuele

voorlichting. Ouders kunnen daarin een

zeer belangrijke rol spelen door kinde-

Luisteren naar je lijf

Over relaties-in-wording

Het volstaat niet

de kaart van de

contraceptie te

trekken.

We moeten

zoeken naar

een vorm van

lichaamsopvoeding

die veel ruimer is

dan seksuele

voorlichting.

Page 5: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

5

ren van jongs af te leren omgaan met

de grenzen van hun eigen intimiteit.

Het klinkt wat tegendraads, maar het

kan geen kwaad kinderen op te voeden

tot een zekere lichamelijke fierheid en

schroom. We leren kleine kinderen dat fy-

siek geweld niet mag, maar leren we hen

ook respect te hebben voor het lichaam,

alleen al in zijn uiterlijkheid, van zich-

zelf en van andere kinderen? Horen we

ouders niet vaak vragen hoe de naam is

van ‘die rosse’ in de klas? En hebben we

ook respect voor de grenzen die onze kin-

deren aangeven? Niet dat we hen preuts

of krampachtig moeten opvoeden, het is

goed dat kinderen mensen met een kus

begroeten, het is goed dat ze in de bad-

kamer mee binnen mogen, het is zelfs

goed dat ze mee naar de sauna gaan,

maar wanneer kinderen hierin een grens

aangeven en dat niet appreciëren, dan

dienen we die ook ten volle te res-

pecteren. Het is pas wanneer

kinderen van jongs af een

feeling ontwikkelen

voor hun eigen li-

chamelijkheid en

de grenzen ervan

bij zichzelf en bij an-

deren, dat ze dit ook op la-

tere leeftijd op een heel ander

niveau zullen kunnen.

Tempo largoHeeft het dus zin tersluiks een pakje con-

dooms op zoonlief zijn hoofdkussen te

leggen? Of heeft het zin dochterlief op de

vrouw af te vragen of ze al seks heeft en

de pil wil? Neen of toch niet helemaal.

Ten eerste: door een pakje condooms

klaar te leggen, geef je wel de bood-

schap: gebruik je verstand, maar meer

ook niet. Ten tweede zal een puber hier

vaak zeer negatief op reageren omdat je

een belangrijke grens niet respecteert:

die van zijn/haar lichamelijke inti-

miteit en privéleven. Je hoeft als

ouder niet te weten of je kind

al aan seks toe is (net zoals der-

den geen toegang behoeven

tot je eigen seksleven). Moet

je dan maar zwijgen en lijdzaam

toezien? Ook niet. Dialoog is op-

nieuw een heel belangrijke sleutel

in dit opvoedingsdomein, niet door in-

breuk te plegen op de privacy van je kind,

dat je ook regels mag stellen en als ouder

bijvoorbeeld mag vinden en stellen dat

het vriendje beter nog niet kan blijven

slapen. Die dialoog, dit klimaat, die gren-

zen bieden jongeren een ijkpunt op de

rollercoaster van hun belevingswereld.

Het geeft een extra dimensie aan het

onuitgesproken referentiekader dat je als

ouderpaar sowieso bent in de relationele

ontwikkeling van je kind.

Tot slotWil je als ouder zo preventief mogelijk op-

treden, dan is de sfeer in een gezin, het

creëren van een klimaat van dialoog, ver-

trouwen en nabijheid, wellicht de beste

bescherming tegen vroege seks of een te

vroege zwangerschap. Het is daarbij de

kunst steeds opnieuw het midden te zoe-

ken tussen pedagogische verwaarlozing,

het krampachtig instandhouden van het

taboe, en pedagogische betutteling, die

leidt tot een schending van de lichame-

lijke intimiteit waartoe we kinderen wil-

len opvoeden. Of hoe we in het spoor van

Don Bosco altijd koorddansers blijven ...

maar door te vertrek-

ken van wat je kind

je aanreikt. Je hoeft

geen wandelende

encyclopedie te

zijn die informatie

biedt waar je kind

niet om vraagt,

maar als je zesja-

rige thuiskomt met

het begrip ‘homo’,

dan is het zonde het

van de hand te doen

als iets waar het nog te

klein voor is. Het komt er

op aan te luisteren en

een antwoord op het ni-

veau van je kind te formuleren.

Als je puber in een tienerblad of op

TV iets gezien heeft over tienerzwanger-

schappen, dan is het zonde dat uit de

weg te gaan, maar is het een uitgelezen

kans om de dialoog aan te gaan, naar

hun mening te luisteren en ook je eigen

wijsheid en visie mee te geven.

ZinvolAls de sfeer in een gezin er één is van

openheid, nabijheid, vertrouwen en

dialoog, dan kun je naast het idee van

verantwoordelijke seks ook het idee van

zinvolle seks plaatsen, een beeld

waarin seksualiteit, liefde en

toekomst samenhangen,

waarin je ook kunt schet-

sen wat het betekent een

kind te ontvangen en leven

te geven. Dat neemt niet

weg dat je vanuit die dialoog

als ouder ook grenzen mag stel-

len, dat men van mening mag verschil-

len, dat er mag gebotst worden, maar

Naast

verantwoordelijke

seks is er ook nog

zoiets als zinvolle

seks.

De kunst is

te vertrekken van

wat je kind je

aanreikt.

Page 6: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

6

een woord waard | Tekst en foto's: Marcel Verhulst

100 jaar Don Bosco in Congo

Op 10 november 2011 zal het precies

honderd jaar geleden zijn dat de eerste

zes salesianen van Don Bosco vertrok-

ken vanuit het huis van Luik naar Elisa-

bethstad (nu Lubumbashi). Met boot en

stoomtrein waren ze 28 dagen onderweg.

Ze trokken sporen voor het missiewerk in

Congo. We zijn te gast bij Marcel Ver-

hulst, die nu bijna dertig jaar lesgeeft in

twee vormingscentra in Congo, deel van

de Centraal-Afrikaanse provincie. Hij leidt

ons binnen in de geschiedenis ervan..

Het salesiaanse werk in Congo door de jaren heen.In de eerste periode (1911-1945) kwam

het erop neer Elisabethstad van onder-

wijs te voorzien, zowel voor de zwarte als

de blanke jeugd. De eerste zes salesianen

begonnen er heel discreet met een lagere

school voor de kinderen van de Europese

inwijkelingen, en tegelijk met een be-

roepssschool voor de Afrikaanse jeugd.

Het was de pionierstijd. In een tweede

periode (1945-1960) steeg het aantal

salesianen in Congo tot een honderd-

tal, het merendeel Vlamingen. Op het

einde van die periode leek de tijd rijp om

dit gedeelte van de salesiaanse wereld

onafhankelijk te maken van

de Belgische salesiaanse

provincie. Zo onstond

in 1959 de Centraal-

Afrikaanse provincie,

die bestond uit Congo en Rwanda,

en vanaf 1962 ook Burundi.

In de derde periode (1960-2000)

was de toestand in Congo moei-

lijker: eerst de vele onlusten die

gepaard gingen met de onafhanke-

lijkheid. Later de nationalisering van

de katholieke scholen, de economische

achteruitgang van het land, vooral de

sociale onlusten, en uiteindelijk de om-

verwerping van het regime van Mobutu.

Toch bleef het salesiaanse werk in Congo

zich in die woelige periode verder ontwik-

kelen. Er waren genoeg jongeren die op

opvoeding en scholing zaten te wachten.

Naast klassieke scholen werden speciale

beroepsscholen en een netwerk van cen-

tra voor opvang van straatkinderen op-

gericht. Een aantal salesianen werkte in

volksparochies in de steden of landelijke

zones. Geleidelijk aan werden heel wat pa-

rochies en landelijke missieposten aan de

inlandse clerus toevertrouwd. Dat gaf de

salesianen meer mogelijkheden om aan

jeugdwerk te doen. Daarna begon de uit-

breiding naar andere gebieden in het zeer

uitgestrekte Congo: in 1981 naar Goma,

in 1989 naar Kinshasa en in 1995 naar

Oost-Kasaï. De Centraal-Afrikaanse

provincie kreeg gestadig meer

inlandse krachten. Waar in

1980 slechts één vier-

de van de salesianen

Congolezen waren,

was dat omgekeerd

in 2000: nog slechts één

vierde buitenlandse mis-

sionarissen. Al gauw zag men de

noodzaak in van vorming en werd reeds in

1960 het noviciaat en het Filosofisch Insti-

tuut van Kansebula opgericht, met daarna

in 1988 het internationaal Theologisch In-

stituut van Lubumbashi.

In de vierde en laatste periode (van 2000

tot 2011) vond het land een zekere poli-

tieke stabiliteit, wat een gunstige invloed

uitoefende

op de eco-

nomie van het

land, vooral in Katan-

ga. Jammer genoeg blijft de sociale onge-

lijkheid groeien tussen arm en rijk. Er is

een enorme behoefte aan opleiding voor

de massa’s jongeren die wel naar school

willen gaan, maar waarvan de ouders het

niet kunnen betalen.

Dat is werk voor de komende jaren, naast

zoveel andere uitdagingen: de zware

opdracht om de werken te blijven finan-

cieren, de religieuze animatie van de ge-

meenschappen, het doorgeven van het

salesiaans erfgoed aan de lekenmede-

werkers, de noodzaak van de catechese

bij de jeugd, in de war gebracht door de

vele kerken en religieuze sekten.

Blik naar de toekomstHet jaar 2005 betekende een nieuwe

omwenteling in het salesiaanse werk

in Congo, toen de toenmalige Vlaamse

provinciaal, Camiel Swertvagher, de vlag

doorgaf aan een Congolese medebroeder,

Joachim Tshibangu. Ondertussen zijn bij-

na alle leidende functies in handen van de

Congolese medebroeders. In 2006 werden

Rwanda en Burundi van Congo afgesplitst

en werd het een eigen salesiaanse provin-

cie samen met Oeganda. Het aantal Eu-

ropese missionarissen vermindert, maar

omgekeerd vertrekken Congolese mede-

broeders nu naar missielanden elders. Eén

ding is zeker: het salesiaanse werk in Con-

go zal doorgaan, ook als er geen Europese

missionarissen meer zullen zijn. Voor de

Congolese salesianen is er reden genoeg

om in dit jubeljaar dank te zeggen voor

het geleverde werk van hun voorgangers.

Het salesiaanse werk zal

doorgaan, ook als er geen

Europese missionarissen

meer zijn.

Page 7: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

Tekst: Jimi Gantois, Annemie Vandaele Foto's: Eindredactie, sxc | de zijlijn

7

Met de VOETen op de speelplaats

De VOETenIn 1997 staken ze voor het eerst de kop

op, in 2010 werden ze geëvalueerd en

geactualiseerd: de vakoverschrijdende

eindtermen (of VOETen) voor het secun-

dair onderwijs. Ze hadden tot doel een

vangnet te creëren voor waardevolle en

maatschappelijk relevante inhouden die

niet meteen in de eindtermen voor de

specifieke vakken terug te vinden zijn.

Om een voorbeeld te geven: je kunt voor

de sportrichtingen in een school een

sportkamp organiseren en er specifieke

vakdoelen nastreven, maar belangrijk is

je ook af te vragen waarom of waartoe

je dit organiseert, welke andere vaardig-

heden of waarden je dus wilt meegeven.

VOETen zijn in die zin sleutelvaardighe-

den die de totale persoon van de leer-

ling beogen en betrekking hebben op

verschillende contexten: lichamelijke

gezondheid en veiligheid, mentale ge-

zondheid, sociorelationele ontwikkeling,

duurzame ontwikkeling, maar ook de

politiek-juridische, socio-economische en

–culturele samenleving. Die VOETen zijn

niet afdwingbaar, maar het Ministerie

van Onderwijs legde elke school wel een

inspanningsverplichting op.

De speelplaatsIn het Internationaal Verdrag van de Rech-

ten van het Kind staat te lezen dat “elk

kind het recht heeft op rust en vrije tijd,

op deelname aan spel en recreatieve be-

zigheden en op vrije deelname

aan het culturele en artistieke

leven.” Ook Don Bosco had dit al

lang ervoor begrepen. De recreatie was

een onderdeel van zijn opvoedingsproject.

De speelplaats was even belangrijk als een

klas, een thuis en een parochie. De recre-

atie heeft ook vandaag als eerste doel leer-

lingen de kans te bieden om de teugels te

vieren, om tot zichzelf te komen en de rie-

men te lossen. Het heeft in die zin alles te

maken met het bovengenoemde recht op

een vrije tijd die in alle vrijheid ingevuld

kan worden. Assistentie is in die context

ook vooral participatie, is vooral meedoen

als leerkracht, met en bij de leerlingen.

Een leraar kan links of rechts wel input

geven, de tijd, de ruimte en/of de moge-

lijkheidsvoorwaarden creëren en vooral

participeren, maar hoeft niet te sturen.

Het is aan de leerlingen om de speeltijd

zelf zinvol in te vullen en vorm te geven.

De contextDe recreatie biedt leerlingen tal van

groeikansen: de kans om te groei-

en in empathie, flexibiliteit, fair-

play, verantwoordelijkheid en

zorgzaamheid, om zich een

respectvolle houding toe te

eigenen en te komen tot

een evenwichtig zelfbeeld.

Concreet kan dit vertaald

worden naar

drie contexten die de

vakoverschrijdende eindter-

men beslaan: lichamelijke gezondheid en

veiligheid, mentale gezondheid en socio-

relationele ontwikkeling. De speeltijd laat

leerlingen niet alleen toe dagelijks de tijd

te nemen voor lichaamsbeweging, maar

kan hun ook leren een gezond evenwicht

te vinden tussen werk, ontspanning, rust

en beweging. Jongeren leren er adequaat

te reageren op lichaamssignalen, ze kun-

nen er voorzorgsmaatregelen leren ne-

men tegen risicovol lichamelijk contact,

ze leren in nood hulp inroepen, ze leren

er zich weerbaar opstellen ... Maar naast

gezondheid en veiligheid biedt het vooral

een ruim ontwikkelingskader voor socio-

relationele vaardigheden. Leer-

lingen kunnen op de speelplaats

het spanningsveld leren hanteren

tussen gezagsrelaties en gelijk-

waardige relaties, in alle spor-

tiviteit hun ongelijk leren toe-

geven, zich verontschuldigen, zich

respectvol opstellen, enz. Of leer-

lingen die kansen aangrijpen,

hangt van hen zelf af.

Tot slotEen school en een leerkrach-

tenkorps hebben vanuit de

VOETen en in een salesiaanse

context dus een recreatieve

‘inspanningsverplichting’.

Het inbouwen van de nodige

vrije tijd, het voorzien van in-

frastructuur, gekoppeld aan een

assisterende opvoedingsstijl, creëert

voor leerlingen de nodige mogelijkheids-

voorwaarden en kansen om ook als mens

te groeien, zoals steeds in vrijheid en ver-

bondenheid en vanuit de nodige zin voor

verantwoordelijkheid.

De recreatie biedt heel wat

kansen; het is aan leerlingen en

leerkrachten om ze te grijpen.

Page 8: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

een (g)oude(n) gids | Tekst: Bénédicte Lemmelijn Foto’s: Eindredactie, sxc

8

Het Bijbelse scheppingsgedichtIn de voorbije bijdragen werd aange-

toond dat de Bijbel in de eerste plaats

gegroeide, religieuze literatuur is. Het

gaat om de neerslag van gedachtegoed

waarin mensen gelovig hebben trachten

te peilen naar de oorsprong, de zin en

de horizon van hun bestaan. En precies

als ‘existentiële literatuur’ zijn de schep-

pingsverhalen het vertrekpunt bij uitstek.

In den beginne … twee scheppingsverhalenWie de Bijbel openslaat, vindt in de eer-

ste drie hoofdstukken van het boek Gene-

sis twee scheppingsverhalen. Na een pas-

sage waarin te lezen is dat alles in een

tijdspanne van een week is geschapen

(Gn 1,1–2,4), zegt het Bijbelse verhaal

plots weer dat er niets is. In Gn 2,5-3,24

vindt men vervolgens het

‘Paradijsverhaal’

over wat tradi-

tioneel ‘schep-

ping en zondeval’

genoemd wordt

... Beide verhalen

worden verbonden

door een brugvers in Gn 2,4 dat het eer-

ste verhaal afsluit en het tweede inleidt.

Onder meer op basis van die vaststelling

nemen Bijbelgeleerden aan dat in Gene-

sis 1–3 twee verhaaltradities zijn samen-

gebracht. Alleen al het feit dat de Bijbelse

auteurs beide teksten samen hebben

overgeleverd, maakt duidelijk dat ze deze

niet als een historisch verslag over het

verleden hebben willen aanzien. Beide

teksten zijn integendeel geschreven met

de bedoeling om de actuele werkelijkheid

te verklaren. Ze willen vooral verkondi-

gen hoe de schepping eruit zou moeten

zien. De scheppingsverhalen zijn geen

beschrijving van het verleden, maar pro-

beren in een gelovige reflectie het heden

te duiden. Elk van beide verhalen heeft

daarbij een eigen invalshoek en bood-

schap. Het Paradijsverhaal beschrijft de

heerlijke situatie die God voor de mens

bereid had, maar vertelt tegelijk in een

aantal verklarende passages (‘etiolo-

gieën’) hoe ons bestaan ook gekenmerkt

wordt door gebrokenheid en broosheid.

In deze bijdrage focussen we evenwel op

de eerste scheppingsmythe.

Op zoek naar perfectieGn 1,1–2,4 is eigenlijk een gedicht: het

benadrukt zowel in vorm als inhoud de

volmaaktheid en volledigheid van de

schepping. Men kan daarbij natuurlijk

meteen opmerken dat onze wereld verre

van volmaakt is en dat de realiteit verre

van perfect is, maar hiermee raakt men

net de kern van wat dit ‘scheppingsge-

dicht’ wil verkondigen. Het zegt niet

hoe het ooit is geweest; het wil juist be-

klemtonen hoe het zou moeten zijn, met

name perfect! En deze perfectie streeft

de auteur/redacteur van dit gedicht ook

vormelijk na.

De tekst van Gn 1,1–2,4 is namelijk per-

fect in evenwicht. Het titelvers (1,1) wordt

hernomen in het scharniervers (2,4). Het

openingsvers (1,2), dat wanorde en on-

rust schetst, wordt gecounterd door de

orde en rust van het slot (2,1-3). Er tus-

senin wordt de schepping zelf in zes dagen

verhaald. De eerste drie dagen vertellen

over de ‘ruwbouw’ van de schepping: dag

en nacht, hemel en zee, het droge land

met zijn planten. De volgende drie dagen

volgt als het ware de inkleding, die paral-

lel correspondeert aan de ruwbouw: zon

en maan horen bij dag en nacht, de vogels

en de vissen bevolken de hemel en de zee,

de dieren en de mens bewonen het land.

Zo wordt de schepping in twee diptieken

van drie corresponderende dagen tot le-

ven geroepen. Het verhaal eindigt met

de goddelijke rust van de zevende dag. De

vaststelling van een dergelijk ‘perfect’ re-

laas doet dus meteen ook de vraag naar de

inhoud rijzen.

De scheppingsverhalen zijn geen

beschrijving van het verleden,

maar proberen in een gelovige

reflectie het heden

te duiden.

Page 9: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

9

Wat wil dit perfecte gedicht vertellen?Een historisch betrouwbaar verslag? —

Wie het Bijbelse scheppingsgedicht ern-

stig neemt, bemerkt dat het wereldbeeld,

dat aan dit relaas ten grondslag ligt, niet

meer het onze is. En wie dat oude wereld-

beeld in overeenstemming wil brengen

met de resultaten van het actuele posi-

tiefwetenschappelijke onderzoek, vervalt

meteen in hopeloos Bijbels fundamentalis-

me. Wetenschap en Bijbel spreken elk hun

eigen taal. Het Bijbelse scheppingsgedicht

is een ‘mythe’: niet als vervalsing, fictie of

illusie, wel als een symbolisch verhaal dat

het intuïtief aangevoelde transcendente

tracht te verwoorden. In het scheppings-

gedicht gaat het om het principe dat God

aan het begin van alles staat. In die con-

text worden een aantal fundamentele ge-

loofsinzichten beklemtoond.

Machtige schepper en betrouwbare God

— Tegen de achtergrond van de ont-

goocheling en vertwijfeling die de Ba-

bylonische ballingschap (587-537 v.Chr.)

teweegbracht, en waarin dit verhaal

zeer waarschijnlijk ontstaan is, heeft

het oude Israël in dit scheppingsgedicht

willen benadrukken dat Israëls God een

machtige schepper is. Hij is het die aan

de grondslag ligt van al wat is. Hij is gro-

ter en sterker dan de god Mardoek. Zelfs

zon en maan, die ‘grote en kleine lichten’

genoemd worden, zijn geen Babyloni-

sche goden, maar gewoon schepsels van

God. Door de wijze waarop de auteur/re-

dacteur zijn materialen heeft geordend,

blijkt voorts ook dat hij wilde getuigen

van een betrouwbare God. Hij spreekt én

handelt naar zijn woord. Hij handelt zoals

hij spreekt. De schepping is een wezen-

lijke getuige van Gods betrouwbaarheid.

De zevende dag, een dag van rust — Het

hele gedicht leidt naar de zevende dag, de

dag van Gods rust. Voor de joden is dit de

sabbat. Precies deze dag was voor de Isra-

elitische ballingen een nieuw houvast ge-

worden in een vreemd land, een alterna-

tief ook voor hun verwoeste tempel. Het

scheppingsgedicht wil deze rustdag zowel

legitimeren als verklaren. De mensen

moeten rusten op de zevende dag, omdat

ook God rustte op de zevende dag. Tegelij-

kertijd wordt het feitelijke bestaan van de

sabbat als religieuze instelling verklaard.

Van chaos naar orde — Volgens Gn 1,1–

2,4 is de schepping geen schepping uit

het niets. Het is integendeel een omvor-

ming van chaos en wanorde tot orde en

kosmos. Ook hierin schuilt een bemoedi-

gende boodschap voor de verbannen Is-

raëlieten. Ze leefden in Babylonische cha-

os. De verteller toont echter aan dat God

zelfs in de ergste chaos orde kan brengen.

En de orde die God teweegbrengt, wordt

gekwalificeerd: ze is goed (tov). Als didac-

tisch gedicht toont Gn 1,1–2,4 de orde-

ning van de wereld: alles is gepland en

alles heeft zijn plaats.

De mens is bijzonder — Al uit de opbouw

van het scheppingsgedicht blijkt dat de

mens, vermeld aan het einde ervan, een

bijzondere plaats inneemt. Dat de mens

het hoogtepunt van de schepping is in

dit antropocentrische verhaal, komt tot

uiting in een aantal aspecten. (1) De pa-

ragraaf waarin de schepping van de mens

wordt verhaald, is veel uitgebreider. (2)

Waar de andere scheppingselementen

uit de aarde voortspruiten, komt de mens

rechtstreeks van God. (3) De dichter stelt,

anders dan bij de andere scheppingswer-

ken, dat God de mens schept ‘als zijn

evenbeeld’, en ‘op ons gelijkend’ (1,26).

Wat dit inhoudt, blijkt meteen uit de rest

van het vers: de mens moet ‘heerschappij

voeren’. Dit ‘heersen’ heeft te maken met

Bijbelse ‘autoriteit’ die, in de ware zin van

het woord, ten dienste van de ander staat

en bijdraagt tot ontwikkelingskansen. (4)

Waar er bij de schepping van planten en

dieren sprake is van verschillende soorten,

blijft dit bij de mens onvermeld. Van de

mens tout court wordt gezegd dat hij ge-

maakt is als ‘beeld van God’. Daarmee wil

de auteur gelijkwaardigheid benadrukken.

Dat deze veeleer ideaal dan realiteit is,

maakt juist het centrale punt van Genesis

1 duidelijk: het scheppingsgedicht schetst

een ideale wereld.

Gods droomHet scheppingsgedicht in Gn 1,1–2,4

spreekt over een ideale toestand, een

situatie van rust en harmonie, een we-

reld zonder geweld en dood. Dat is niet

de wereld zoals hij ooit is geweest; wel

de wereld zoals hij zou moeten zijn. Als

dusdanig is het scheppingsgedicht geen

verhaal over vroeger, maar een uiterst ac-

tuele oproep aan het adres van de mens

om, als beeld van God, te streven naar

een betere wereld.

Wie meer wil lezen over deze en de komende bijdragen kan terecht in: H. Ausloos & B. Lemmelijn, De bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse ant-woorden op menselijke vragen, Leu-ven – Voorburg: Acco, 3de druk 2009 (192 p. – ISBN 90-334-5955-8). Of in: H. Ausloos & I. Bossuyt (eds.), In den beginne ... De ‘schepping’ in beeld, woord en klank, Leuven – Den Haag: Acco, 2011.

Page 10: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

geblogd | Tekst: Stefaan Waegemans Foto’s: Eindredactie, sxc

10

Dagboek van een verloren gelopen pelgrimIk ben volop in doodsstrijd. Want dat

zijn de laatste dagen voor een vakantie

toch vaak: een doodsstrijd waarin je de

laatste kilocalorieën uit je lijf perst om

lessenreeksen af te ronden, toetsen af te

nemen of allerlei lesoverschrijdende acti-

viteiten te begeleiden.

Verschillende collega's laten horen dat

ze op hun tandvlees zitten. Onbegrijpelijk

is dat voor medemensen die het leraar-

schap bekijken als een aaneenschake-

ling van vakanties. Maar veel collega's

kunnen voldoende werk bij elkaar rijven

om de helft van hun vakantie achter een

bureau door te brengen. Dat zal dan de

tweede helft moeten zijn, want de eerste

is nodig om bij te slapen. Mocht er nog

een derde helft bestaan, dan zouden we

die gebruiken om alvast toekomstige vak-

ken en projecten uit te werken.

En dat geeft stress. Want vakantie is er

voor andere zaken: speeltuinen verken-

nen met je kinderen, citytrips maken,

terrasjes doen, naar toneel gaan, vrien-

den en familie bezoeken, zwemmen,

je leesachterstand inhalen, je mailbox

uitkuisen, een back-up maken van je pc,

klussen in en rond het huis, beginnen

aan de grote schoonmaak, je sociaal en-

gageren voor eender welk goed doel en

vooral van dat alles genieten. Je móet ge-

nieten, genieten en gelukkig zijn. Dat is

het ethisch minimum waaronder je niet

mag gaan. Wee gij die niet gelukkig zijt of

niet geniet van de vakantie! Vloeken aller

werkenden komen over u!

Kom nee, even serieus. Enerzijds hoor je

naast alle waardering voor het leraar-zijn

toch vaak opmerkingen over de hoeveel-

heid vakantie. En anderzijds is er onmis-

kenbaar de nood aan vakantie die veel

onderwijzers voelen. Hebben we die va-

kantie dan zo broodnodig?

Misschien is het geen kwestie van te veel

werk of te veel vakantie, maar ligt de op-

lossing eerder in de manier waarop we

werken: we willen misschien te veel ge-

ven, geven tot we overgeven en tenslotte

begeven. We kunnen toch niet anders

dan alles geven? Want wie anders dan

wij moet de wereld redden? Wie anders

dan leerkrachten moeten de volgende

generatie klaarstomen voor de kennis-,

arbeids-, productie- en consumptiemarkt

(en impliciet dus ook voor de huwe-

lijksmarkt)? Dit ruikt op zijn minst naar

zelfingenomenheid. En na de zelfingeno-

menheid volgt vaak het zelfbeklag. De

gezonde diepe zucht op een moeilijk mo-

ment verandert in de afdeling leeggoed

van de leraarskamer in een aanhoudende

negatieve sfeer. Het perfecte broedkli-

maat voor een nakende burn-out.

Maar als je nu eens op tijd en stond de

kruisweg van het leraarschap op pauze

zou kunnen zetten? En dan bedoel ik niet

vakantie. Maar als je nu eens af en toe

niet vertrekt van je eigen plannen, doel-

stellingen en wijsheid? Als je nu eens

even stopt met je eindeloze strijd? Als je

nu eens af en toe stopt met geven? Laat

leerlingen gewoon zelf hun plannen ma-

ken, dan moet je hen daar enkel nog in

ondersteunen. Dan ben je meteen af van

de noodzaak om altijd maar te moeten

geven, geven, geven ...

Uiteraard is dit niet zomaar te vertalen in

didactische tips. Maar laat dat ons niet te-

genhouden om te stoppen met proberen

om jongeren te boetseren en kneden. Ik

pleit niet voor een structuurloos vraag-

gestuurd onderwijs. Misschien wel inte-

gendeel. Ik pleit vooral om in en buiten de

lessen te proberen jongeren echt aan het

woord te krijgen. Want telkens jongeren

echt aan het woord komen, zie je ze groei-

en. Soms doen ze dat doorheen schaam-

telijke flaters en vaak lukt het niet om de

juiste impuls te geven of de juiste uitda-

ging te vinden om ze echt aan het woord

te krijgen. Maar als het lukt, is het zo mooi

en geeft het zo veel energie. Het doet hen

verrijzen. En het doet mij verrijzen.

Maar om te verrijzen moet je voorbij de

kruisiging geraken. Soms blijf ik liever rond-

lopen met mijn kruis van zelfingenomen-

heid en klaag ik van op mijn houten uitkijk-

toren hoeveel werk ik nog te doen heb. Om

te verrijzen moet je je eerst van dat kruis

laten afnemen en je durven overgeven in

de handen van anderen. Welke leraar, wel-

ke rabbi, durft zich te leggen in de handen

van zijn leerlingen? Om te verrijzen moet je

eerst durven rusten in de stilte van de laat-

ste dag. Welke leraar, welke rabbi durft stil

te worden en te zwijgen, bij het denken en

twijfelen van zijn leerlingen?

Na dit zelfingenomen schrijfsel vol scheef-

getrokken Bijbelinterpretaties en zelfbe-

klag wordt het me kristalhelder: ik ben

toe aan vakantie bij gebrek aan verrijze-

niservaringen … een vakantie lang Stille

Zaterdag ...

Page 11: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

Tekst: Ria Grommen Foto’s: Eindredactie, sxc | met de jaren

11

Je kunt niet ontkennen dat jongere men-

sen zich wel eens ergeren aan ouderen

in hun omgeving, aan hun manier van

doen, aan hun vasthouden aan oude

structuren en gewoontes, aan hun ‘bet-

weterij’. Ouderen zijn inderdaad soms

wat trager in hun denken en doen of min-

der snel enthousiast voor nieuwe projec-

ten. Ze gaan inderdaad wel eens op de

rem staan bij veranderingen en zwaaien

wel eens te vaak met hoe goed het vroe-

ger was. Ze houden wel eens vast aan

hun stoel en blokkeren zo de groei van

jongeren. Zij gaan als groep inderdaad

met een grote hap uit de gezondheids-

kosten lopen. Maar al die lasten die ou-

deren (misschien) bezorgen, zijn maar

een deel van het verhaal.

SupportersOuderen zijn ook kostbare dragers (sup-

port-ers) van families, scholen en vereni-

gingen, van de samenleving als geheel.

Misschien moeten wij die senior-suppor-

ter vaker een gezicht geven. Ik denk aan

een gepensioneerde manager die door

zijn vroegere bedrijf uitgenodigd wordt

om met zijn knowhow te helpen een

nieuw project op de rails te zetten. Hij

aarzelt even, maar de loyaliteit tegen-

over zijn bedrijf en de kriebels van zijn

ondernemingszin doen hem toch mee in

het project stappen. Ik denk aan

een oud-onderdirecteur die

als een huisvader de infra-

structuur van zijn school blijft

bewaken en ’s morgens en

’s avonds de verwarming

en de lichten in alle loka-

len gaat nakijken. Ik denk

aan een oud-winkeluitba-

ter die niet kan stilzitten,

en van mensen houdt. Je

vindt hem terug overal waar

het om mensen gaat, bij de orga-

nisatie van wijkfeesten of drie keer per

week als bezoeker van gedetineerden.

Hij gaat niet prat op zijn inzet, vindt het

maar normaal dat je probeert iets te

doen aan noden die je opmerkt: “Waar-

om zou je niet, je wordt er zelf ook geluk-

kiger van.” Hij staat niet alleen. Veel seni-

oren vinden een zinvolle levensinvulling

in vrijwilligerswerk allerhande, vaak als

ziekenbezoeker, maar ook als leesmoeder

in de basisschool, als secretaris van een

vereniging, als lesgever in vormingsini-

tiatieven, als klusjesman voor de buren,

als schaak- of kaartpartner, als anonieme

medewerker van teleonthaal, enz.

DragenHet meest in het oog springend zijn de

senioren-grootouders. Over hun bete-

kenis hadden wij het al in een eerdere

column. Zij staan in grote getale aan de

schoolpoort, aan de muziek- of balletklas

of op de voetbaltraining. Minder zicht-

baar, maar van onschatbare waarde

zijn ook de senioren die hun

hoogbejaarde ouders dagelijks

in stilte bezoeken en verzor-

gen. Neem de senioren en hun

vaak verborgen inzet weg uit de

samenleving en ze valt als een

kaartenhuisje in mekaar. Senioren

vullen de hiaten die jongere generaties

niet kunnen of soms niet willen invullen.

Zij nemen taken op zich die de kwaliteit

van het leven sterk kunnen verbeteren,

maar waarvoor soms

niet de tijd of de mid-

delen beschikbaar zijn.

Senioren zijn dus niet

alleen een last voor de sa-

menleving, maar een belang-

rijke dragende groep.

Zijn en doenDit supporter-zijn past ook bij de nieuwe

levensingesteldheid van senioren. Zij moe-

ten niets meer bewijzen, noch aan zichzelf,

noch aan anderen. Zij hebben niet meer

de behoefte zelf op het veld te staan, maar

zijn gelukkig dat ze jongere generaties van

aan de kant kunnen aanmoedigen. Zij

kennen in voetbaltaal de waarde van de

twaalfde man! Dat veronderstelt natuur-

lijk dat zij een klik gemaakt hebben. Senio-

ren die zich goed voelen in hun vel en die

tevreden kunnen terugblikken op de weg

die zij gegaan zijn, kunnen zich helemaal

vinden in die supporterrol. Zij zijn gene-

reus geworden, zijn goede mentoren voor

jongeren, zijn hier gelukkig om en krijgen

er veel voor terug. Zij blijven ook van na-

bij betrokken bij de ontwikkelingen in de

samenleving, worden zelf uitgedaagd en

gestimuleerd en voelen zich nuttig. Hun

bestaan heeft voelbaar zin. Zelfs als door

verlies van kracht of mobiliteit hun levens-

sfeer verengt, kunnen zij die supporterrol

blijven invullen. Je hoeft niet steeds iets

te ‘doen’ om een steun voor een ander te

zijn. Gewoon aandachtig aanwezig ‘zijn’,

is al bevestigend voor die andere. Kunnen

luisteren naar het verhaal van gekwetste

mensen of naar de dromen en overmoe-

dige plannen van jongeren, luisteren en

er zomaar zijn … een zwaar onderschatte

inbreng van senioren!

Te traag voor vandaag

Ouderen zijn

óók kostbare

dragers van de

samenleving.

Page 12: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

te gast | Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: Eric Haelvoet

12

Don Bosco getuned

Jochen is leraar in ons Don Boscocollege

in Hechtel. Ik ontmoet hem daar, net

voor hij met collega’s een match mini-

voetbal zal spelen. Hij is dus meer dan

alleen maar leraar. Het hele gesprek

ademt blijheid en tevredenheid uit. Deze

jonge man is diep gelukkig dat hij bij

Don Bosco mag werken, maar een

bewuste keuze voor Don Bosco

was het aanvankelijk niet.

Dat is hetJochen groeide op in Kleine

Brogel (°1978). In het Mater Dei-

instituut in Overpelt volgt hij vier jaren

Latijn-Talen, daarna Talen-Wetenschap-

pen. In Hasselt behaalt hij het regenten-

diploma Frans-geschiedenis-godsdienst,

een gewone studieloopbaan dus. Van

zijn afstudeerjaar is hij de enige manne-

lijke leraar Frans en net daarom wordt hij

door de directie van het H. Hartcollege

in Bree aangetrokken. Tijdens het derde

jaar verneemt hij dat hij na het vierde

jaar volledig vast benoemd kan worden.

Er is echter een ‘maar’. Hoewel hij dat

een goede school vindt, komt hij tot het

besluit: ‘Dit is hét niet. Hier kan ik niet

mijn hele leven blijven’. Er is een gemis.

Hij kiest voor de toenmalige vervangings-

pool … In Kleine Brogel is hij intussen lid

van de KLJ en van de parochieraad, waar

de salesiaan Louis Poelmans pastoor is.

Net op tijd hoort hij dat Louis vaak gaat

eten in de gemeenschap van Don Bosco

in Hechtel. Het is de eerste maal dat hij

het woord ‘Don Bosco’ levensbetrokken

hoort vallen. Deze vriendelijke pastoor

hoort dat Jochen nieuw werk zoekt en in-

formeert of er een interim gezocht wordt

bij Don Bosco. Hij krijgt enkele uren, aan-

gevuld met uren in twee andere scholen.

Tijdens dat schooljaar zal een collega

in Hechtel in bevallingsverlof gaan en

Jochen belooft die fulltime interim op

te nemen. Die interim is de echte start.

Jochen getuigt heel gezwind: “Ik voelde:

dat is hét.”

EllipsZijn antwoord is minder gezwind als ik

hem vraag dat ‘hét’ na zoveel jaar er-

varing te omschrijven. Hij gebruikt het

beeld van een ellips met twee kernen,

die elkaar oproepen en versterken. In

een Don Boscoschool doen de leerlingen

gaandeweg spontaner mee. Een tafel hel-

pen verplaatsen, in de pastorale anima-

tiegroep meewerken, mee instaan voor

de leiding op schoolkamp … het kan alle-

maal vrij ongedwongen. De andere kern:

hij voelt zich niet alleen staan in de pe-

dagogische aanpak van de leerlingen. De

meeste collega’s dragen het opvoedings-

project, als groep. Het opvoedingsproject

staat dan ook sterk.

De figuur van Don Bosco roept bij hem

fierheid op. Zelfs leerlingen gaan er prat

op: “Wij zijn van Don Bosco!” Op kamp

hoort hij hen uitbundig een lied zingen:

“Wij zijn van Don Bosco.” Don Bosco ver-

enigt dus mensen, hij spreekt de leerlin-

gen sterk aan, meer dan Jezus dat doet.

Hij bracht een schitterend evenwicht tot

stand tussen charme, warmte, nabijheid

en discipline, organisatie. Hij kiest voor

de zachtheid, maar liet niet over zich

heen lopen: hij had karakter.

KernIn dat opvoedingssysteem spreken twee

kerngegevens Jochen sterk aan. Het pre-

ventieve optreden ligt in tal van concrete

dingen. Als hij tijdens de speeltijd een

leerling nerveus en prikkelbaar ziet rea-

geren, houdt hij daar tijdens de les reke-

ning mee. De eerste schooldagen tracht

hij te ontdekken wie de kandidaat-gepes-

ten zijn en probeert dat onmiddellijk al

Jochen Aerts, leraar in Don Bosco Hechtel

Don Bosco

verenigt mensen.

Page 13: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

13

te voorkomen. Hij ziet het preventieve

ook in vele gewone dingen van de school-

organisatie. Zo staan er vanaf de eerste

schooldag voldoende stoelen in de ref-

ters, zodat leerlingen niet de eerste dag

rechtstaand moeten eten. Leerlingen zijn

daar heel gevoelig voor. Die preventieve

aanpak heeft Jochen gaandeweg alerter

gemaakt en ook actiever: tijdig gepast

optreden voorkomt dat je hard en veel

moet ingrijpen.

Het tweede is de leerlingenbegeleiding.

Vele collega’s doen dat en wel op vele

momenten. Hij waardeert dat de voorzit-

ter van de klassenraad aan het einde van

het jaar in enkele zinnen zegt waar het

over gaat: “Niet alleen de cijfers, maar

de persoon van de leerling.” Want leerlin-

gen zijn zoveel meer dan hun cijfers. De

school, de leraren, Jochen zelf kunnen zo-

veel meer betekenen voor de leerlingen,

dan wat in de cijfers wordt uitgedrukt.

Lijnen trekkenAls ik hem vraag wat hij het moeilijkste

vindt, heeft hij het even moeilijk: waar hij

de vinger op legt in heel de school, is ook

voor hem lastig. Er zijn zovele plannen,

goede ideeën en impulsen, dat ze in de

praktijk niet steeds (volledig) worden uit-

gewerkt. Verder vindt hij het moeilijk om

de dunne lijn te bewandelen waarop een

aangename nabijheid bij leerlingen sa-

mengaat met het noodzakelijke optreden

en de organisatie van het geheel. Veel

begrijpen en toch een lijn trekken, in de

lessen uit zich dat in het uitwerken van

leerlingenvriendelijke werkvormen en

toch voldoende stevige inhoud bieden, in

een mix van creativiteit en diepgang. En

er komt nog een derde moeite: collega’s

er op een mooie manier attent op maken

wanneer een woord of een aanpak niet

salesiaans zijn.

De buikOok rond geloofsopvoeding

werkt hij ‘vanuit de buik’.

Hij haalt de leerlingen af

waar ze staan. Ze vallen al-

lemaal wel eens op hun eentje

stil, denken eens rustig na. Ze krijgen

wel eens het gevoel: ‘Ik word gehoord. Ik

word begrepen’. Zomaar, in die stilte. En

dan komt er af en toe wel eens een reac-

tie, een respons, een gevoel. Dat zit dicht

bij geloven, iets wat leerlingen kunnen

erkennen. Dit helpt hen om naar de kern

te gaan en niet geblokkeerd te geraken

door structuren en mistoestanden in de

Kerk.

Nog meerJochen geeft les, voetbalt, maar doet nog

meer. Als lid van de pastorale animatie-

groep neemt hij gaandeweg meer

verantwoordelijkheid op. Zo

leidt hij al drie jaar na

elkaar het groepje dat

instaat voor de Don

Boscoviering. Wat is hij

blij dat Don Bosco dit jaar

zo duidelijk uit de verf kwam.

Hij knipoogt naar Firmin Vanspauwen

met zijn Don Boscomonoloog en geeft

een pluim aan Marijke, een leerling die

goed kan zingen. Hij is dankbaar voor

iedere inbreng van zovele anderen. In

2004 nam hij ook de verantwoordelijk-

heid voor de vakgroep godsdienst over.

Vol lof spreekt hij over zijn collega’s, over

hun deskundigheid, hun vermogen tot

vergaderen, hun salesiaanse bewogen-

heid. Dat onderdeel van zijn

takenpakket noemt hij het

gemakkelijkste en hij

kleeft er het woord

‘zalig’ op.

GetunedThuis zwaait hij voor zijn

vrouw Sarah, zijn zoontje Milan (6

jaar) en zijn dochtertje Julie (4 jaar) niet

met de Don Boscovlag. Maar ze zien hem

wel aan de Don Boscoviering werken en

stellen daar geïnteresseerd en nieuwsgie-

rig vragen naar. Zijn blijheid om bij Don

Bosco te mogen werken, straalt hij ook in

de familiekring uit. En ja, de hartelijkheid

en redelijkheid uit het opvoedingsproject

van Don Bosco past hij ook toe in zijn re-

latie en de opvoeding van de kinderen.

Redelijkheid betekent dan veel begrip

hebben. En de warme manier om met

collega’s om te gaan, straalt ook door in

zijn relatie met Sarah. Gezwind vat hij dit

samen: “Ik ben ondertussen Don Bosco

getuned.” Dat merk ik ook in dit gesprek

dat ik met hem mag hebben.

Persoonlijke touchHij gebruikt nogal wat stilte om mijn

laatste vraag te beantwoorden: “Geef

eens één boodschap aan allen die vol-

gend werkjaar wereldwijd bij Don Bosco

zullen komen werken.” “Enerzijds zichzelf

blijven, anderzijds instappen in het won-

dere evenwicht van de salesiaanse peda-

gogie. Geen rol spelen (de populaire, de

strenge, de deskundige … willen zijn) en

kijken wat zijn eigen talenten zijn en die

investeren in het geheel: pastorale

verantwoordelijkheid, hartelijkheid,

sportiviteit, kunstzinnigheid … Wat

het Don Boscosysteem is, dat merk

je door erin mee te gaan, dag aan

dag. En toch moet je ook dat per-

soonlijk inkleuren.”

Het is zoeken naar

een mix van creativiteit

en diepgang.

Je moet

het persoonlijk

durven inkleuren.

Page 14: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

uitgelezen | Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: Eric Haelvoet, sxc

14

Leven is heilig

Bestaan is een zegenTwee jaar geleden mocht ik, in het kader

van een sabbatjaar, met 28 anderen uit

heel de wereld een Bijbelprogramma van

108 dagen meemaken in Jeruzalem. Het

lied waarmee de organiserende zusters

de eerste dag startten, hielp me om die

sabbatperiode voldoende diep te beleven

en blijft me spiritueel begeleiden. Het

gaat over het lied Just to be uit de CD

Dancing Sophia’s Circle van Colleen Ful-

mer. In het refrein zingt ze: “Just to be

is a blessing, just to live is holy” (enkel

Leven is heiligHet is toch opvallend: dát ik besta en

leef, kan ik nooit aan mezelf toeschrij-

ven. Ik heb dat als een geschenk gekre-

gen en wel door de liefde van mijn vader

en moeder en de scheppingskracht van

God. Ik mag er elke dag dankbaar om

zijn. Die dankbaarheid voor het eigen

bestaan mag ik overbrengen op elke an-

dere mens. Het is zo bevrijdend met an-

deren dankbaar te kunnen omgaan, hen

te zien als een geschenk, als een zegen,

als heilig. Dat besef en vooral de bele-

ving daarvan zouden we moeten kunnen

vasthouden in elke omstandigheid … Just

to be is een christelijk lied en gebruikt

beelden uit de evangelietekst bij het be-

gin van dit artikel. Lelies, gras, vogels …

zijn er gewoon en hoe prachtig is dat. In

Israël mocht ik de overvloedige bloe-

menpracht aanschouwen, omdat

ik daar tijdens de lente was. Wat

een schoonheid! Ook dat schit-

terende schouwspel kan ik niet aan

mijn inspanningen toeschrijven. Ze zijn

gegeven, ze bestaan, ze leven.

Vakantie isVanuit die diepe spiritualiteit roept Jezus

ons op ons geen zorgen te maken. Zes-

maal! En in het midden, tussen de eerste

en de laatste drie, spreekt Jezus over de

luister van Salomo. ‘Salomo’ is als woord

met ‘sjaloom’ of ‘vrede’ verwant. Zou

er inderdaad niet veel meer vrede in

de binnenkant van mensen en in

de wereld zijn, als we die ver-

bondenheid met de diepste

kern altijd konden beleven?

Vakantie, een tijd bij uit-

stek om ons geen zorgen

te maken, kan ons terug

in die verwondering thuis

brengen: enkel bestaan is

een zegen, enkel leven is

heilig.

Jezus zei: “Ik zeg jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. Als God het koren dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zoveel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal Hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zul-len we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf.” (Mt 6, 24-34)

Dát we bestaan en leven, kunnen we nooit aan onszelf toeschrijven.

bestaan is een zegen, enkel leven

is heilig). Ja, tijdens een sab-

batperiode kun je naar de kern

gaan. Als bij een ajuin: als je de

oppervlakkige lagen weg pelt en

zelfs de meer centrale en onmis-

bare lagen verwijdert, wat vind je

dan in het midden? Bestaan, leven.

Dát ik er ben is een zegen, dát ik leef

is heilig. Al zegt het lied het nog an-

ders: niet in de ik-vorm, maar alge-

meen. Het bestaan, het leven is

een zegen en is heilig.

Page 15: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

Tekst: Loes Foto’s: Eindredactie, sxc | broodje cursief

15

Koorts

Het komt als een griep. Je voelt je eerst

een tijdje onbehaaglijk. Er broedt wat.

Het kriebelt. Het jeukt. En dan breekt de

koorts in volle hevigheid door. Het gaat

om een virale aandoening, dat heeft de

ervaring je intussen geleerd. Er is geen

antidotum opgewassen tegen zo’n op-

stoot van opruimkoorts. Volledig uitzie-

ken is de boodschap.

Als alles zijn gewone gangetje gaat, stape-

len de ziekmakers zich gestaag op zonder

dat je het in de gaten hebt. Je immuun-

systeem staat overeind als een muur van

gewapend beton. Daarachter, onttrokken

aan de blik van je ordetroepen, houden

de heer Opsparen en mevrouw Bewaren

met hun bonte leger afstammelingen

uitbundig huis. Met hun ziekelijke drang

tot stapelen en opslaan, infiltreren zij

elke kamer van je woonst en doen hun

best om ze te annexeren als magazijn. De

aandoening is chronisch en erg resistent.

Vaak ook genetisch bepaald. Verzamel-

woede: een vreselijke diagnose.

Soms ontstaat er op mysteri-

euze wijze een bres in de muur

van gewaande immuniteit. In groot-

moeders tijd trad het fenomeen planma-

tig eenmaal per jaar op, rond Pasen, en

werd even gestructureerd opgevangen

met een ‘Groote Kuisch’. Tegenwoordig

lijken de duistere krachten in kwestie

meer voor een tactiek van versnipperde

verrassingsaanvallen te opteren. Plots

staan de vijandelijke aandoeningen oog

in oog met mekaar. Opruim lijnrecht te-

genover Verzamel. Als twee woedes in

de clinch gaan, twee koortsen mekaar be-

ginnen te bestoken … hoed je dan maar

voor het heetst van de strijd. Die leidt tot

hartverschroeiende taferelen.

Soms gieten speciale omstandigheden

nog extra olie op het vuur. Een verhuis,

wisseling van job, een nieuwe hobby, een

bijkomende huisgenoot … De bewoonba-

re ruimte is niet elastisch, dus er moet

worden platgegooid, herbouwd en her-

verkaveld.

De afgelopen twee jaar dropte het lot uw

dienares meermaals in de vuurlinie tus-

sen de behoudsgezinde troep en de op-

ruimingsbrigade. Een aantal overlijdens

in nabije kring leidden tot grote inner-

lijke strijd. Wat je dierbaren dierbaar was

met de stempel ‘afval’ beplakken, begin

er maar eens aan. Mission impossible.

Hoe vermanend het nuchtere verstand

ook met het vingertje zwaait, ik kan geen

afstand doen van de borduurwerkjes van

moeder, de lievelingsplaten van vader, of

zijn mondharmonica. De decoratieve cre-

aties van mijn lieve zus kan ik toch niet in

een vuilniszak afvoeren? Dan zijn er nog

die honderden schilderijen van schoon-

papa en de collectie souvenirs aan twee

zielsverwante vriendinnen. Ettelijke kilo’s

aan oude foto’s leggen een brok geschie-

denis vast die Wikipedia niet haalt, maar

het evenzeer verdient

voor de komende gene-

raties te worden bewaard.

Er is geen ontkomen meer

aan: de strijd moet worden

gestreden, het grondgebied her-

verdeeld. De geschiedenis is on-

verbiddelijk. Het gevestigde moet

worden opgeruimd om plaats te maken

voor een nieuwe orde, die op haar beurt

over enkele jaren de oude zal zijn …

Je moet weten dat de zolder boven het

echtelijke hoofd al sinds jaren vervaarlijk

zwaar gebukt gaat onder het gewicht

van tastbare herinneringen. Een mu-

seum ontstond er, gewijd aan de eigen

rijk gestoffeerde levensloop, die van de

zonen en petekinderen en recentelijk

dus ook aan wie ons ontviel. Nu eist

bovendien het kleinkind dat op komst is

zijn rechtmatige plek op. Ten einde raad

veroordeel ik maar weer een stapel boe-

ken tot het emigrantenbestaan. Voor de

zoveelste keer zet ik me ook aan het wie-

den in de kisten vol bloemrijk resultaat

van poëtische projectjes met jongeren

en bevriende artistiekelingen. Mijn hart

bloedt. Er is nauwelijks een vierkante

meter prijsgegeven. Nog één keer dwa-

len mijn ogen diagonaal over de uitprint

van de honderden recensies en artikeltjes

die ooit moeizaam uit mijn pen geboren

werden. Vaarwel geesteskinderen, voort-

aan ontmoeten wij mekaar hoogstens

nog digitaal.

Ik ben aan koffie toe en frisse buiten-

lucht. Als ik uitgeteld neerplof in een

tuinstoel, kietelt de lentezon een sluime-

rend inzicht wakker: wat een rijkdom in

mijn rijk … Zoveel kostbaars om te koeste-

ren. Wat echt alleen maar pijn doet, past

in één blikken koekendoos. Alle andere

narigheid is al lang aan snippers verma-

len en tot levenswijsheid gerecycleerd.

Weg de opponerende woedes, weg de

vechtende koortsen. Ik heb weer vrede

met mijn leven.

Page 16: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

de spreekstoel | Tekst: Dieter Verpoest Foto’s: Dieter Verpoest, eindredactie

16

Mark Tips

Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid

Wie het salesiaans nieuws

wat volgt, heeft vast al te

horen gekregen dat de salesi-

anen van Don Bosco in Vlaan-

deren en Nederland een nieuwe

provinciaal krijgen. Op het feest van Ma-

ria Tenhemelopneming geeft Jos Claes na

zes jaar de fakkel door aan Mark Tips. Zo

wordt de huidige provinciaal vicaris de

nieuwe provinciaal. Tijd voor een gesprek

over het verleden, het heden en de toe-

komst.

Van Lommel naar HechtelMark werd geboren in 1950 in het Lim-

burgse Lommel. Thuis kreeg hij een

christelijke opvoeding mee, waarin zijn

ouders hem steeds duidelijke waarden

en normen bijbrachten: “Er heerste thuis

een zekere strengheid, stiptheid en orde.

Dat was ook nodig in een gezin met ze-

ven kinderen. Toch kregen we voldoende

vrijheid. We leefden ook verbonden met

de natuur. Het zijn allemaal dingen die ik

in mijn latere leven nog steeds belangrijk

vind.” In 1962 ruilde Mark het landelijke

Kerkhoven voor Don Bosco Hechtel, waar

hij intern werd. De salesianen leefden er

alles voor en leef-

den ook met de jongeren

mee. Mark beseft dat hij in die tijd

niet zo’n gemakkelijke leerling was. Toch

mocht hij van de salesianen voldoende

vertrouwen ervaren. Omdat het jeugdige

hem in het bloed zat, engageerde hij zich

voor het speelplein van Oud-Heverlee.

Aan het einde van zijn middelbare school-

loopbaan besloot hij naar het noviciaat

te gaan. “Eigenlijk was het een vanzelf-

sprekende stap,” getuigt Mark, “zodanig

vanzelfsprekend dat ik niet aan iets an-

ders heb gedacht.” Het was het begin van

een boeiende levensweg als salesiaan

van Don Bosco.

JeugdzorgDe voorbije zes jaar was Mark provinciaal

vicaris. “Je belangrijkste taak is om in de

schaduw te blijven van de provinciaal”,

vertelt Mark. “Als vicaris van de provin-

ciaal ben je ook zijn klankbord, zonder

dat je de eindverantwoordelijkheid moet

dragen.” Tijdens de zes voorbije jaren

heeft Mark niet stil-

gezeten. Hij kreeg de

verantwoordeli jkheid

voor Jeugdzorg Don Bosco

en voor Jeugddienst Don Bosco.

In beide sectoren heeft hij zijn draai ge-

vonden. Jeugdzorg Don Bosco Vlaanderen

kent hij al langer dan de zes afgelopen

jaren. “Ik was een tijdlang directeur van

het Jongenstehuis in Vremde toen Bert

Van Hecke, de provinciaal in die jaren,

me vroeg om de Bijzondere Jeugdzorg op

te volgen. Zo heb ik geleidelijk aan meer

verantwoordelijkheid gekregen. Het is in

elk geval een heel boeiende sector, die

op en top salesiaans is. Als ik kijk naar

de doelgroep voor wie we werken en hoe

sterk we nadenken over hoe we de salesi-

aanse opvoedingsmethode er in praktijk

kunnen brengen, kan ik alleen maar blij

zijn dat we zulke werken hebben in onze

provincie. We mogen daarbij gelukkig re-

kenen op heel gedreven en bewogen me-

dewerkers die veel oog hebben voor het

salesiaanse.” Het is duidelijk dat Mark

van deze sector houdt. “Op het eerste ge-

zicht schrikt het misschien wat af, maar

de kleinschaligheid, het contact met de

jongeren en medewerkers, het feit dat

ik van op mijn positie iets voor jongeren

kan betekenen … zorgt ervoor dat ik me

er heel goed in thuis voel. Die jongeren

hebben een probleem, ze zijn het niet.

Dat probeer ik anderen ook steeds voor

te houden.”

JeugddienstMark is ook voorzitter van Jeugddienst

Don Bosco. “Ik sta er op een heel an-

dere manier bij de jongeren. Het

voordeel is dat ik vanuit mijn

functie niet te veel hoef op te leg-

De stempel van

Don Bosco is

iets heel eigen.

Het evenwicht tussen de

oudere en jongere salesianen

wil ik goed bewaken.

Nieuwe provinciaal

Page 17: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

17

gen of te coördineren, dat gebeurt door

de enthousiaste groep stafmedewerkers.

Vanuit ons huis in Heverlee mocht ik veel

contacten hebben met de vrijwilligers.”

Op de vraag wat de meerwaarde is van

Jeugddienst Don Bosco in het Vlaamse

jeugdwerklandschap, antwoordt Mark

vastberaden: “We werken dan wel voor

dezelfde doelgroep als andere jeugdorga-

nisaties, maar de stempel van Don Bosco

is iets heel eigen. Het is ook meestal een

garantie op succes, vooral dan door de

assisterende manier, de evangelische be-

wogenheid, de dialogale opvoedingsstijl

… Wat ons verder ook onderscheidt van

andere Vlaamse jeugdwerkingen, is de

nadruk op het luik ‘zinspeling’. Verder is

de Jeugddienst er in de eerste plaats voor

jongeren: om verantwoordelijkheid te ne-

men voor andere jongeren.” Zo had Don

Bosco het wellicht zelf gewild.

EvenwichtMark woonde drie jaar in de vormings-

gemeenschap van Heverlee. Als vicaris

van het huis mocht hij er bevoorrechte

getuige zijn van het religieuze leven

van een aantal jonge medebroeders. De

Algemeen Overste zorgde ervoor dat hij

vanaf augustus van op een andere posi-

tie het leven van de jonge medebroeders

mag volgen. “De laatste tijd tipten som-

migen mij als de nieuwe provinciaal. Ik

heb echter lange tijd gehoopt dat dit aan

mij zou voorbij gaan. Toen don Chávez

me belde, was ik er even niet goed van.

Ik herinner me dat

ik de eerste nacht

na dat telefoontje

niet goed geslapen

heb. Plots werd duidelijk

dat ik een toch wel heel grote ver-

antwoordelijkheid te dragen krijg. De Al-

gemeen Overste heeft me gerustgesteld

door te zeggen dat ik dat vertrouwen

krijg van de medebroeders. En daar ben

ik wel dankbaar om.” Mark krijgt de op-

dracht om Don Bosco in onze provincie te

vertegenwoordigen. “Ik wil voornamelijk

een vaderfiguur zijn”, begint Mark. “Dat

uit zich in een zorg voor de oudere mede-

broeders. Ze hebben zich jarenlang inge-

zet om onze provincie op te bouwen tot

wat ze nu is. Toch wil ik ook de jongere

medebroeders niet uit het oog verliezen.

Ze hebben gekozen om salesiaan te zijn.

Dat kunnen ze maar ten volle door dicht

bij de jongeren te staan. Dat evenwicht –

tussen de oudere en jongere salesianen

– wil ik goed bewaken. Ik hoop ook een

gids te zijn voor deze provincie, een gids

die inspiratie biedt. Waar staan we als

salesianen in Vlaanderen en Nederland

en waar willen we naar toe? Het is niet

alleen mijn taak om daar een antwoord

op te vinden: ik reken er op dat de provin-

ciale raad me daarin zal helpen.”

KlemtonenUit een hele reeks klemtonen die op de

opendenkdag klonken en uit het verslag

van de visitator uit Rome, hoopt Mark

een aantal specifieke aandachtspunten

voor het beleid te destilleren. Toch kan

hij er ook zo al een aantal opsommen.

“Waar Nederland de voorbije jaren een

delegatie was van Vlaanderen, zal het in

de toekomst één provincie zijn. Daarvan

mag ik de eerste provinciaal zijn. Het is

belangrijk om te kijken hoe die integra-

tie gebeurt. Vervolgens willen we verder

werk maken van het Europaproject dat

onze Algemeen Overste uitdacht. Ook de

zorg voor roepingen is een blijvend aan-

dachtspunt. Ik wil ook de nadruk leggen

op de Salesiaanse Familie. Hoe kunnen

we, gezien onze situatie, die familie

gestalte blijven geven? Natuur-

lijk is het ook belangrijk dat

onze gemeenschappen een

kwaliteitsvol religieus leven

voor de medebroeders kun-

nen blijven garanderen.”

EmmaüsWie Mark al wat beter kent, zal

weten dat hij een voorliefde heeft

voor het verhaal van de Emmaüs-

gangers (Lc 24,13-35). Centraal in zijn

bureau staat een beeld van hen. “Het is

een verhaal dat al een hele tijd van mijn

salesiaanse leven met me meegaat. Er

zitten dan ook veel elementen in die als

salesiaan te beleven zijn: het onderweg-

zijn, aan tafel gaan, luisteren, spreken,

ontgoocheld zijn, een brandend hart heb-

ben, getuigen … Veel van die elementen

mocht ik in mijn leven reeds ervaren. Ik

hoop dat dit in de toekomst nog steeds

kan.”

HoopMark kijkt de toekomst hoopvol tege-

moet. “We hebben een dynamische pro-

vincie, die veel aandacht heeft om Don

Bosco levend te houden, ook bij de niet-

salesianen. Mijn leven zal opnieuw een

heel andere invulling krijgen, maar dat is

ook de rijkdom ervan. Ik heb in mijn hele

salesiaanse leven nog nooit ‘nee’ gezegd

op een benoeming. Het is een teken van

beschikbaarheid en gehoorzaamheid. We

mogen ook geloven dat het God is die ons

leven leidt.”

We hopen, samen met Mark, dat God zijn

leven blijft leiden, zodat hij de komende

jaren een mooi nieuw pad mag inslaan

op zijn levensweg.

We hebben een dynamische provincie,

die veel aandacht heeft om

Don Bosco levend te houden,

ook bij de niet-salesianen.

Page 18: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

jong geleerd | Tekst en foto's: Jan Sas

18

Via Don Bosco naar CongoHet idee om met Via Don Bosco een in-

leefreis te maken, kwam op het moment

dat ik als verpleegkundige in Tsjaad werk-

te. Voor mij was het de tweede keer in

Afrika, maar ik stond mijlenver van de be-

volking. Ik wou nog meer zien en beleven

op dit veelbelovende continent, maar

op een andere manier, meer betrokken,

meer toegewijd. Een ervaring waarin ik

niet als blanke kwam uitleggen wat er

moest gebeuren, maar samen bij en met

mensen mocht leven en werken. Via Don

Bosco sloot het beste aan op die visie …

En mijn voorkeur ging uit naar Congo. Dat

land heeft me altijd al aangesproken. Ons

koloniaal verleden blijkt meer in mij te le-

ven dan ik dacht, en ik heb geleerd dat

het bij de Congolezen zeker niet anders

is. Misschien zijn we toch meer verwant

dan we denken? Dat Congo in 2010 vijftig

jaar onafhankelijk was, was een reden te

meer voor mij om daar te zijn.

Drie goed georganiseerde voorberei-

dingsweekends schetsten een beeld, een

omgeving, maar de warmte, de drukte,

de gezelligheid kun

je maar ter plekke

beleven. De planning

was dat ik vijf maanden

lang in een klein dispensa-

rium in Mokambo zou werken. De

eerste les die ik leerde: hou niet vast aan

een planning. Zo heb ik eerst anderhalve

maand met wees- en straatkinderen ge-

werkt in Lubumbashi. Kleine schavuiten

die ik met plezier wat dansjes, liedjes en

hopelijk wat wiskunde heb bijgebracht. Ik

was meteen verkocht, heb er mijn hart

verloren, ondanks de vaak stugge karak-

ters. ‘Tijd vliegt veel te snel’, dacht ik,

toen ik plots toch naar Mokambo vertrok.

Richting brousse, vier uur van Lubumba-

shi, waar ik een maand als verpleegkun-

dige ging werken. Men kan veel over

een land zeggen aan de hand van zijn

gezondheidszorg, en ik heb mensonwaar-

dige dingen gezien. Ik had gewild dat

ik zoveel meer kennis en ervaring had,

dat ik almachtig was op die momenten.

Maar er waren ook mooie dingen, zoals

de eerste schreeuw van nieuw leven. Na

een maand ging ik alweer door, het zou

mijn laatste etappe zijn in Kafubu, waar

ik twee maanden lang het beste van me-

zelf heb gegeven in het internaat en het

dispensarium. Een polyvalente en tevens

religieuze ervaring als kinderopvoeder,

leraar, verpleger, logistiek medewerker

en klusjesman. Ik had er een uitstekende

band met de jonge Congolese zusters, die

me vroegen of ik niet langer wou blijven,

pater wilde worden, aangezien ik nader-

hand wel alle gebeden en cantates moei-

teloos kon meedreunen.

Wat kan ik meer zeggen? Het was een

unieke ervaring. Het heeft me bovenal

met beide voeten op de grond geplaatst.

Ik heb mezelf beter leren kennen, durf

zelfs zeggen

dat het mij een

geduldiger en mis-

schien, zo je wilt,

een beter mens heeft

gemaakt. Ik zal hen nooit

vergeten. De gastvrijheid, hun lach,

hun joi de vivre. De wegen en bochten,

en het gevoel dat er na elke bocht weer

een nieuw avontuur ligt, een verrassing,

de kinderen die zingen “si tu t’en vas je

n’aimerai plus jamais”, het gebrek aan

planning, een mislukte operatie, dansen

na een misviering …

Ik heb ogen die vooral veel bewonderd

hebben. Of me dat wijzer maakt … ik

weet niet of ik een andere kijk heb. Ik heb

er mijn hart verloren … sterker heeft het

mij niet gemaakt, wel rijker. Wanneer ik

op de kaart kijk, draagt een klein deel van

Congo, een klein deel van Afrika, nu een

gezicht. Een klein deeltje waar ik mijn

afdruk heb achtergelaten en waarvan ik

hoop dat ik er niet de zoveelste muzungu

was, dat ik er, hoe nietig ook, toch een

verschil heb gemaakt.

En thuis, ging alles weer zoals voorheen.

Maar, en ik merkte het niet meteen, er

sluimerde iets in mij … een vuur, niet te

doven, niet te sussen met herinneringen

of woorden. Een vuur dat zich voedde

met tijd en zodoende heb ik beslist om

hier een vzw op te richten en zo mijn the-

aterpassie te verzoenen met mijn Con-

golese ervaring. In november 2011 gaat

onze eerste voorstelling in première en

een deel van onze opbrengst gaat naar

les Filles de Marie Auxiliatrice in Lubum-

bashi. Ik kan niet alles redden, maar – en

wie weet, klopt het cliché echt – alle

beetjes helpen.

(Via) Don Bosco heeft grond gegeven aan wat mijn leven lang zal blijven groeien.

Page 19: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

Tekst: Dominique Vandebergh Foto's: Mark Den Haerynck, eindredactie | sprokkel

19

Bouwen, bouwen, bouwen...Vroeger en nu“We hebben lokalen nodig”, “dat kun-

nen we niet”, “en toch moet het mogelijk

zijn” … het klinkt hedendaags, maar het

was in de vorige eeuw ook al zo. Waar is

de tijd dat menige salesiaan kwam aan-

kloppen voor hulp om het één of ander

lokaal, leslokaal, of, laat het ons maar

zeggen, om een school te helpen bou-

wen? En ze werden ook gebouwd, onze

Don Boscoscholen. Elke toen nog Belgi-

sche frank werd in tweeën gebeten en

nog eens omgedraaid zodat de school

zo goedkoop mogelijk kon gebouwd

worden. Heroïsche verhalen over hoe de

scholen uit de grond verrezen, doen nu

nog de ronde. En in die tijden was het

op dat vlak inderdaad nog voor en vooral

met en door de leerlingen.

De huidige wetgeving en reglementering

is echter zo complex geworden dat het

moeilijk is dit nog volledig zelf te kunnen

of te mogen doen. Onze huidige scholen

zijn nu wel toe aan een ‘remake’, een

verbouwing, een vernieuwing en ook

uitbreiding. We zitten nog steeds met

gebouwen van gemiddeld vijftig jaar oud

en het aantal leerlingen die we dienen te

herbergen, is gestegen.

MiddelenGoed dat de directeuren van de scholen

toen al aanvragen voor nieuwbouw en

renovatie hebben ingediend bij het Minis-

terie van Onderwijs, toen het Digo, nu het

Agion (het Agentschap voor Investeringen

in het Onderwijs). Dat wil zeggen dat we

nu kunnen bouwen met overheidssteun,

maar ook meer en meer van die subsidies

afhangen. Gevolg is dat we met wachttij-

den zitten en die worden niet beter. Wie

nu een dossier indient, kan soms tot vijf-

tien jaar wachten om te beginnen met

bouwen. De zogenaamde inhaalbeweging

van toenmalige onderwijsminister Vanden-

broecke heeft nog niet veel veranderd. Dat

kon ook niet, want de noden wa-

ren groter dan de voorziene mid-

delen. Maar dat is politiek ...

ProjectenNochtans werd

en wordt er

in onze sale-

siaanse scho-

len heel wat

gebouwd en

verbouwd. Fase 1

van de nieuwbouw in

Sint-Denijs-Westrem werd

gerealiseerd. De collega’s

zijn tevreden, en het is rus-

tiger onder de leerlingen.

Wat nieuwe en ruimere lo-

kalen al niet kunnen doen.

De nieuwbouw in Haacht

tso bracht ademruimte in

de bezetting van de lokalen. Waar men

vroeger in elk hoekje probeerde les te

geven, kunnen de collega’s elektriciteit

en algemene vakken nu over ruimere en

goed ingerichte klassen beschikken. Er zijn

honderdduizenden euro’s nodig om het

in onze scholen warm te krijgen. In bijna

elke school werden en worden daarom de

ramen vervangen. We gaan zowat overal

zonnepanelen plaatsen. En een project

voor windmolens staat op stapel. Onze

energiefactuur zal hiermee heel wat da-

len. “If a man has to go, he has to go,”

maar wie wil er nu naar oude toiletten?

Nog zo’n aandachtspunt waarmee we

de leefbaarheid voor onze leerlingen wil-

len verhogen. Ook hiervoor

staan er tal van projec-

ten op stapel. Enkele

grote projecten die

de volgende jaren

zullen uitgevoerd

worden: fase 2 Sint-

Denijs-Westrem, de nieuw-

bouw elektriciteit-drukkerij in

Halle, de lasafdeling in Haacht,

nieuwbouw en sanitairen Kortrijk,

de passiefbouw in Groot-Bijgaar-

den ... Om nog niet te spreken

over de andere dertig dossiers

die reeds werden aangevraagd

en de andere die al in voorberei-

ding zijn.

EvenwichtWe weten echter allemaal dat

een huis bouwen of verbouwen

veel geld kost. Het bouwen met over-

heidssteun maakt het wel iets gemakke-

lijker, maar elke school moet nog steeds

haar eigen deel inbrengen. Daar wringt

soms het schoentje. Wat willen we en

wat kunnen we? Het evenwicht zoeken

tussen die twee, is een evenwichtsoe-

fening die elke school steeds opnieuw

moet maken. Maar we doen door. Want

hoe zei Don Bosco het weer? “We gaan

door zoals de omstandigheden het ver-

eisen.” We dienden onze jongeren een

thuis, een speelplaats, een school en een

parochie aan te bieden. Maar zoiets gaat

jammer genoeg niet zonder gebouwen

én fondsen.

Page 20: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

20

Horizontaal1. medelijden hebbend2. en dergelijke - slagader3. Midden-Afrikaans land waar Mgr. Sak in 1911 het

salesiaanse missiewerk begon – rivier in België4. centiliter – Groot-Brittannië – hoofddekesel5. Don Boscohuis in de Limburgse duinen – Meester

(in de rechten)6. stamnaam voor het gehele Hebreeuwse volk – toe

door elkaar7. Central Intelligence Agency – zeer luid (muz. term)8. datgene wat geschreven is9. voegwoord – uitroep – in hoge mate10. verorberde – kleine afstand met een stadsvoertuig

test je kennis | Auteur: M. Biesmans Afbeeldingen: sxc

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1 2

2 6 5

3 8

4

5 4 10

6 7

7 1

8

9

10 3 9

Dom:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Vertikaal1. geboorteplaats van Don Bosco – godin van de aarde2. jongeling3. gil (mv. in het Frans)4. mogen (vervoegd) – drieledige Don Boscoschool in

Vlaams-Brabant5. afmeting - vliegenraam6. paardenslee – lucht- of gasbolletje - meisjesnaam7. Rotterdamse tramwegmaatschappij – fiat insertia8. werk dat iemand is opgelegd – gave aan

een godheid9. zieke zwelling van de uier - oplosmiddel10. mondeling onderhoud - Greenwichtijd

Surf voor de oplossingen naar www.donbosco.be.

Page 21: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

21

Odette Van Den Driessche, zdb° 04-05-1951 + 15-05-2011

Odette werd geboren in Beernem in een diep

christelijk gezin, als oudste van twee kinde-

ren. Van beide ouders heeft Odette veel mee-

gekregen: de dienstbaarheid en de fierheid van

haar vader en zonder twijfel het optimisme en

de werkkracht van haar moeder. Op 7 oktober 1976

werd zij postulante bij de zusters van Don Bosco in Hever-

lee en op 5 augustus 1979 sprak ze haar eerste geloften uit.

Zuster Odette werkte in de internaten van Wijnegem, Groot-

Bijgaarden en Kortrijk. Opvoeding, catechese en schoolpasto-

raal zijn haar hoofdtaken geweest, met daarbij de passie die

ze had voor de speelpleinwerking, want ze hield enorm veel

van kinderen. Ze was negen jaar gemeenschapsverantwoorde-

lijke. Ze gidste graag groepen jongeren en volwassenen tijdens

de salesiaanse bedevaarten naar

Turijn en Mornese, want zij hield

van de congregatie en gaf de salesi-

aanse spiritualiteit graag door. Vanuit de

Mornese-spiritualiteit heeft ze naar verdieping

gezocht voor haar eigen leven en haar omgaan

met anderen.

In het opvanghuis Mensa in Brugge wist zr. Odette

zich de laatste drie jaar uitgedaagd om zo eenvoudig

mogelijk naast de vrouwen en moeders te staan en zo te

getuigen van Gods onvoorwaardelijke liefde, vooral voor de

kleine en gekwetste mens.

Zuster Odette heeft haar religieuze roeping doorheen loute-

ring en zelfgave steeds sterker beleefd en straalde uit wat niet

meer te verbergen was: “Ik wil mij ten volle overgeven aan de

Heer en zijn mensen.” Zij overleed in Kortrijk, op 15 mei 2011.

in memoriam

Tekst en foto's: Mark Den Haerynck | sprokkel

“Komen er nog jongeren binnen bij de

salesianen?” Het is een vraag die je de

laatste tijd al eens hoort. Het antwoord

is: “Ja, het bewijs is er.” Zaterdag 21 mei

2011 was de kapel van Oud-Heverlee

te klein om alle aanwezigen een plaats

te geven. Salesianen, zusters, familie,

vrienden en vele jongeren waren er

getuige van de woorden die Koen Tim-

mermans uitsprak op de dag waarop

hij zijn eeuwige professie deed, en zich

daarmee engageerde om voor altijd ge-

roepen en gezonden te zijn.

“God is goed geweest voor ons”, waren

de inleidende woorden die de provinci-

aal, Jos Claes, uitsprak en daarmee ver-

wees hij naar de genade die de Vlaamse

provincie krijgt in de persoon van een

jonge man die zich zonder veel bravoure,

maar oprecht, wil toewijden aan de sale-

siaanse congregatie. Koen Timmermans,

28 jaar, afkomstig van Bellingen in het

Vlaams-Brabantse Pajottenland, zet

daarmee een laatste beslissende stap

gatie.” Het was Fabio Attard,

algemeen raadslid voor de

jongerenpastoraal, die de

aanvaarding bezegelde en

het zegengebed uitsprak. In

zijn homilie ging don Attard

dieper in op de evangelie-

woorden uit het Kanaverhaal

waarvoor Koen had gekozen:

“Doe maar wat Hij u zeggen

zal.” “Het Kanaverhaal is het

verhaal van onze dagelijkse ervaring”,

zei hij. In Kana was er crisis omdat er

geen wijn meer was, en de oplossing

lag dichtbij! Maria wees de weg naar

de bron: “Doe maar wat Hij u zeggen

zal.” Al vlug werd duidelijk waarom

Koen die evangeliewoorden tot de zijne

wilde maken. Hij verbindt zich ertoe

om salesiaan te zijn en wel op een on-

beperkte manier van handelen, spre-

ken en doen. Ja, er zijn nog roepingen!

Eeuwige professie Koen Timmermans

vooraleer hij tot priester wordt gewijd.

Het was een aangrijpend moment wan-

neer de samenzang als een klaroenstoot

de kapel vulde en iedereen met kracht en

klem meezong: “Zing van de Geest, adem

van het leven, duurzame kracht die men-

sen wordt gegeven!” Koen sprak zijn ge-

loftewoorden met overtuigde stem: “Met

de hulp van Gods genade zeg ik ‘ja’ om

mij met mijn leven volledig beschikbaar

te stellen voor de zending in de congre-

Page 22: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

22

Jaar na jaar slaan Broederlijk Delen en

DMOS-COMIDE de handen in elkaar rond

de vastencampagne. Deze samenwerking

bleek steeds erg succesvol, waardoor ze

vol enthousiasme wordt voortgezet.

In 2012 draait de campagne volledig rond

de nietsontziende grondstoffenontgin-

ning in Latijns-Amerika en de verwoes-

tende effecten ervan voor mens

en natuur.

Nog nooit in de ge-

schiedenis was de

honger naar ener-

gie en grondstof-

fen in de wereld

groter. Dit komt

door zaken als de stij-

gende consumptie in de

traditionele rijke Europese en

Noord-Amerikaanse landen en door de

boomende economieën in groeilanden

als China, India, Brazilië … De vindplaat-

sen van klassieke fossiele brandstoffen

zijn vaak waardevolle en erg kwetsbare

ecosystemen op aarde. Die gebieden zijn

vaak ook de woon- en werkgebieden van

inheemse volkeren en landelijke gemeen-

schappen.

Dit thema heeft alles te maken met onze

eigen consumptiepatronen en manier

van leven. Met deze campagne brengen

we het verhaal over de gevolgen van de

‘grondstofontginning’ op het leven van

mensen in het Zuiden.

In Colombia zijn er enkele centra van Don

Bosco die zich specialiseren in onderwijs

en vorming voor kinderen van mijnwer-

kers en andere jongeren die normaal zelf

in de mijnen moeten werken. Door hen

onderwijs te aan te bieden, worden er

toekomstkansen voor deze kinderen bui-

ten de mijnen gecreëerd.

Op inleefreis naar Peru Ook wordt er een nieuwe inleefreis geor-

ganiseerd voor leerlingen en leerkrach-

ten. Dit jaar zal die naar Peru trekken,

waar de deelnemers kennismaken met de

lokale bevolking en hun problemen door

de grondstofontginning en de armoede.

DMOS-COMIDE ondersteunt in Peru ne-

gen Centros de Educación Técnico Pro-ductiva (CETPRO) die geleid worden door

zowel de paters als de zusters van Don

Bosco, die zich voornamelijk richten op

kansarme jongeren en straatkinderen. In

deze centra volgen meisjes en jongens,

mannen en vrouwen een technische of

beroepsopleiding. Het aanbod omvat

zowel de eerder traditionele opleidingen

(houtbewerking, elektriciteit, land- en

tuinbouw, snit en naad …) als nieuwe

opleidingen zoals hotelmanagement en

toerisme, lichaamsverzorging …

Broederlijk Delen steunt een tiental Pe-

De nieuwe vastencampagne van DMOS-COMIDE en Broederlijk Delen

verbonden | Tekst: Yannick Guldentops Foto’s: DMOS-COMIDE, sxc

Dit jaar gaat de inleefreis naar

Peru, waar de deelnemers

kennismaken met de lokale

bevolking en hun problemen door

de grondstofontginning en de

armoede.

Page 23: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

23

ruaanse organisaties die initiatieven ont-

wikkelen voor een leefbaar platteland.

Daarbij richten ze zich op de boerenge-

meenschappen en de inheemse bevol-

king. Er wordt ook aandacht besteed aan

de rol en positie van de vrouwen en jon-

geren in Peru. In de campagne van 2012

is er daarenboven speciale aandacht voor

de gevolgen van de grondstoffenontgin-

ning op het dagelijkse leven van onder

andere de Peruanen.

Tijdens de inleefreis naar Peru worden er

ontmoetingen en activiteiten met Peru-

aanse jongeren georganiseerd om zo de

cultuur en leefwereld te leren kennen. Er

zijn onder andere ontmoetingen gepland

met (kansarme) jongeren die via een

technische opleiding een beroep aanle-

ren. Daarnaast zal er ook kennisgemaakt

worden met de werking van enkele

ontwikkelingsorganisaties door ter

plaatse te ervaren hoe deze precies

werken. De inleefreizigers steken

een handje toe of wisselen er van

gedachten met de Peruaanse jonge-

ren en volwassenen.

Het spannendste deel van de in-

leefreis is waarschijnlijk de ‘inleeftijd’.

Zo verblijven de deelnemers in kleinere

groepen in een dorp op het platteland bij

een familie of een gastgemeenschap. Ze

nemen voor een aantal dagen deel aan

het dagelijkse leven: er wordt meegehol-

pen op het land of in het huishouden, er

wordt naar de markt gegaan of er wordt

op Peruaanse wijze ontspannen. Er wordt

steeds in dorpen verbleven waar er con-

tacten met jongeren mogelijk zijn en

waar er ook kennisgemaakt kan worden

met de werking van enkele partnerorga-

nisaties.

verbonden | Tekst: Yannick Guldentops Foto’s: DMOS-COMIDE

DMOS-COMIDE wordt … VIA Don Bosco2011 wordt een bijzonder jaar voor

DMOS-COMIDE, de ngo van Don Bosco:

we krijgen een nieuwe naam. Na meer

dan veertig jaar door het leven te gaan

als DMOS-COMIDE, heten we vanaf no-

vember 2011 VIA Don Bosco. De tijd staat

immers niet stil, ook niet in de ontwik-

kelingssamenwerking. Met deze nieuwe

naam willen we aan de evoluties binnen

onze werking een eigen kleur geven.

Een nieuwe naam komt er niet zomaar.

Dit is het resultaat van een lang denk-

proces. De uitdagingen waren immers

niet min. Zo moesten we op zoek naar

een naam die niet alleen in het Neder-

lands klinkt, maar ook voor onze part-

ners in het Zuiden duidelijk is. Een naam

die de verbondenheid uitdrukt tussen

het Noorden en het Zuiden, en de band

met de grote Don Boscofamilie beves-

tigt. Het pedagogische project van Don

Bosco blijft immers de hoeksteen van

onze werking. Zijn visie en waarden blij-

ven de drijvende kracht van onze ngo.

De naam mag dan veranderen, onze wer-

king doet dat niet. Daarom wordt onze

baseline Let’s develop our future. De jon-

geren zijn onze toekomst, en daarvoor

zijn we samen verantwoordelijk. VIA Don

Bosco wil hier aan meewerken, zowel in

het Noorden als in het Zuiden. We blij-

ven ons inzetten voor de ontwikkeling

van kwetsbare en uitgesloten jongeren

en hun omgeving. Ons doel blijft de zelf-

ontwikkeling van deze jongeren en de

ontwikkeling van hun directe omgeving.

Tegelijkertijd wil VIA Don Bosco een brug

en wegen bouwen tussen jongeren in het

Zuiden en het Noorden.

Kruis alvast 26 november aan in uw agen-

da, want dan wordt onze naamsverande-

ring officieel aangekondigd tijdens onze

ontmoetingsdag.

Page 24: Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

24

ruggespraak | Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Sxc

Een coach vraagt nooit een time-out als zijn ploeg geolied draait, wel als de tegenstander de overhand heeft, de ploeg vermoeidheid toont, het tactische spel faalt, als de ploeg door omstandigheden in mindere doen is.

De time-out moet dan rust brengen in de ploeg, gelegenheid bieden aan de coach om het tactische spel bij te sturen. Het moet een tijd zijn om energie te putten, scherp te stellen, vertrouwen te vinden om de tegenstrever te verslaan, nadien weer frisser het veld op te stappen.

Aan het einde van een schooljaar voel je in scholen vermoeidheid, bij leerlingen en hun coaches, de leerkrachten. De ploeg draait vierkant. Je voelt spanning, zenuwachtigheid, de concentratie is niet meer optimaal, leerstof wordt moeilijker verwerkt. Hoogtijd voor een time-out, vakantie, om even bij te komen, bij te sturen.

De zomervakantie biedt leerlingen en leerkrachten de kans om energie te vinden in een andere omgeving: op een strand, in de bergen, in de natuur, op een speelplein, in de jeugdbeweging, op een vakantiekamp … of gewoon thuis bij mensen die hun na aan het hart liggen.

De ‘grote’ vakantie biedt een zee aan tijd om weer leerhonger te krijgen. Ze biedt de coach tijd en ruimte om zijn tactiek, zijn methode bij te stellen, zijn lessen op te frissen, dynamiek te geven.Om zo de ploeg, na de vakantie,gemotiveerd, geconcentreerd, vol vertrouwen terug het veld in te sturen.

Time-out