Don Bosco Vlaanderen (02/2011)
-
Upload
don-bosco-vlaanderen -
Category
Documents
-
view
229 -
download
8
description
Transcript of Don Bosco Vlaanderen (02/2011)
115de jaargang | maart-april 2011 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042
over de grens
2Don Bosco
Vlaanderen
inhoud Een salesiaanse op de wereld Een kijk op de salesiaanse wereld
Jong en oud
4 Een bloes met
veertig knopen
8 Van Bijbelse ontluistering
naar Babelse verwarring
11 Oma zorgt wel voor
de kinderen
Don Boscogewijs
6 50 jaar Don Bosco Haacht
7 Lichamelijke opvoeding
18 Een (on)gewone speelpleindag
22 Kwetsbare jongeren en
criminaliteit
Kruispunt
Johan Matthys 12
William Schiepers 16
Pennenstreken
Dagboek van een kruimeldief 10
Menselijkheid 14
Noblesse oblige 15
Over de grens 24
Kruiswoordraadsel 20
Hoofdredacteur Annemie Vandaele
Adviesraad R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen
Eindredactie en redactieadres Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle [email protected]
Adreswijziging Don Bosco Vlaanderen Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]
Verantwoordelijke uitgever Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]
Lay-out en druk Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo
De bijdragen verschijnen onder de verant-woordelijkheid van de auteur.
Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen.
In Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be
In de wereld: www.sdb.org www.cgfmanet.org
Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn daarom steeds welkom op het onderstaande adres en rekeningnummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’:Don Bosco Centrale vzwFr. Gaystraat 1291150 BrusselTel. 02 771 21 00IBAN: BE96 0000 1112 6405BIC: BPOTBEB1
Foto voorpagina: Sxc
3
Annemie Vandaele Hoofdredacteur | ingeblikt
Voor sommigen is hij een
vloek, voor anderen een
zegen, maar hij ligt er, on-
miskenbaar, de grens, als een
rode draad door een mensen-
leven. Hij kent vele vormen en
gezichten, is nu eens het begin,
dan weer het einde van ons ken-
nen, ons kunnen, ons dromen,
ons geven, ons samenleven.
Vaak is hij uitdagend, al even vaak
frustrerend. Vanuit pedagogisch
perspectief was hij er vroeger
ook meer dan nu, wordt wel
eens beweerd. En dus wor-
den er boeken bij de vleet
over geschreven. De gene-
ratie ouders en opvoeders
die vandaag aan zet is, zou
een zeer dialogaal opvoe-
dingsmodel hanteren. En dat
wordt toegejuicht. Ze zijn af-
gedaald van hun berg van de
autoriteit en staan meer dan
ooit naast kinderen en jon-
geren, zijn nabij, spreken,
luisteren naar hun beleving,
geven inspraak, overleg-
gen, sluiten
compromissen,
durven voor hun
eigen deur te ve-
gen. Don Bosco zou
het een inflatie van
de hartelijkheid ge-
noemd hebben, al is
het een term die op van-
daag de lading niet helemaal
meer dekt.
De grote adder die volgens al
even velen onder het gras schuilt,
is dat jongeren zo veel ruimte,
ontwikkelingskansen en (keuze)
vrijheid wordt geboden, dat we hen
net te veel laten schieten, dat we
te weinig lijnen uittekenen en zo te
weinig houvast bieden. Nochtans
vragen kinderen om een afgebaken-
de leerruimte met duidelijke contou-
ren, die hen uitdaagt tot solidariteit
en verantwoordelijkheid. Opvoeden
vraagt naast graag-zien dus ook nog
redelijkheid en rede.
Over de grens
Voor iedereen die in de concrete realiteit
met opgroeiende kinderen of jongeren
te maken heeft, blijft het dansen op een
slappe koord om die twee polen met el-
kaar te verenigen. Misschien is het ook
voldoende het na te streven. Want, zo
zeggen dezelfde boeken, de grote verlie-
zers onder de jongeren van vandaag, zijn
diegenen die één van beide aspecten vol-
ledig moeten ontberen.
En toch, toch verdient geen enkele jongere
het in dit verlies opgesloten te worden. Als
samenleving treft ons hier een collectieve
verantwoordelijkheid, op alle niveaus - dat
van ons gezin, de buurt, het onderwijs,
de jeugdzorg, het jeugdsanctierecht - om
de voorwaarden daartoe te creëren, om
te blijven zoeken naar mogelijkheden en
wegen tot preventie en remediëring.
Verder dan de grens blijven kijken ...
misschien is het bij het begin van de vas-
ten alvast een nobele gedachte ...
4
goed gelinkt | Tekst: Roger Burggraeve, Annemie Vandaele Foto’s: Eindredactie, sxc
Wat als je puber niet langer denkt te flad-
deren van de ene naar de andere, maar
voortaan kiest voor een ‘vast lief’? Wat
verstaan jongeren onder zo’n vaste rela-
tie? Wat maken ouders ervan? En mogen
we er het onze van denken? Of toch maar
liever niet? In deze tweede bijdrage ver-
leggen we ons blikveld van een fase gete-
kend door verliefdheid naar de stap die er
op volgt: jongeren op weg naar een vaste
relatie.
Vast en vastTieners die kiezen voor een vaste relatie,
doen dat niet zomaar, vrijblijvend. Wie
goed kijkt, ziet doorgaans een mooie
intensiteit, trouw en wederkerigheid.
Als ouder is de verleiding dan ook groot
meteen een heel toekomstbeeld aan zo’n
relatie op te hangen. Onterecht, zo
blijkt. Want pubers kiezen in het hier en
nu wel voor elkaar, maar de intensiteit
is doorgaans belangrijker dan de toe-
komstgerichtheid. Een soort realistische
nuchterheid zorgt ervoor dat ze op jonge
leeftijd nog met voorzichtige blik kijken
naar later. Een gedeelde toekomst is niet
meer dan een ‘misschien’, die niet eens
echt aan de orde is. Als ouder is het dan
ook niet wijs zo’n relatie te benaderen als
een band met toekomst. Het legt immers
een claim, een druk op die een tienerrela-
tie nog niet aankan.
MettertijdHet moment waarop tieners de overstap
maken naar een vaste relatie, hangt van
veel factoren af: hun leeftijd, hun per-
soonlijkheid, maar ook de
opvoeding binnen
het gezin. Er is altijd sprake van een in-
directe vorm van opvoeding. Noem het,
zo je wilt, de sfeer binnen het gezin. Zo
zullen veel ouders een exclusieve relatie
van hun puber op een indirecte manier
proberen uit te stellen, door de nadruk te
leggen op kameraadschap bijvoorbeeld
en elk initiatief in die richting aan te
moedigen. Zo’n indirect management is
op zich niet verkeerd en is ook geen en-
kele ouder vreemd, al blijft het tegelijk
delicaat en gaat het bij voorkeur verge-
zeld van momenten van directe dialoog
tussen ouders en hun kinderen.
DialoogElk gesprek rond relatievorming is zin-
vol en dat gesprek mag verder gaan dan
thema’s als seksualiteit en contraceptie.
Veel jongeren weten immers niet wat
verliefdheid en liefde zijn en wat ze met
een mens doen. Als ouder ga je het liefste
uit van een realistische benadering, maar
tegelijk mag je raad geven, een eigen op-
vatting hebben en grenzen stellen. Jonge
mensen hebben het nodig zich te kunnen
toetsen, ook aan een ouder, dus hoef je
geen schrik te hebben om je kinderen
vanuit een ruimere wijsheidservaring op
bepaalde zaken te wijzen en hen op een
geleidelijke manier met hun vrijheid en
verantwoordelijkheid te confronteren.
Dat betekent dat er vroeg of laat discus-
sie zal ontstaan, erg is dat niet. Je mag als
ouder bijvoorbeeld vinden dat je kinderen
voor hun achttiende geen exclusieve rela-
tie moeten aangaan. Het is dan wel een
radicaal signaal, maar je geeft de bood-
schap mee: zorg dat je jong blijft en dat je
Een bloes met veertig knopen
›
Over relaties-in-wording
Mijn eersteMijn eerste meisje had een bloes
met veertig knopen
en als je lekker wilde vrijen
met zo’n wicht,
dan moesten één voor één
die veertig knopen open
en voor pa eraan kwam,
moest weer alles dicht.
Dan vloog ze schichtig
als een vogel uit je armen
en ik zat weer netjes bij
mijn koffie en mijn sprits,
toch had dat knoopjes-knopen
zo zijn eigen charme,
ik had het echt niet willen
ruilen voor een rits.
(Toon Hermans)
5
je niet aan een ander bindt voor je jezelf
kent. Het is aan jongeren om zich in dia-
loog aan die mening te toetsen. Belang-
rijk is wel dat je als ouderpaar één signaal
geeft, want niets is voor jongeren zo ver-
warrend als een dubbele moraal, als een
moeder die wil uitstellen en een vader
die vindt dat je er niet vroeg genoeg aan
kunt beginnen. Dialoog blijft dus ook tus-
sen beide ouders noodzakelijk.
ScharnierenWat zijn voor jonge mensen dan schar-
nierpunten in de groei van verliefdheid
naar een vaste relatie? Verliefdheid is
altijd iets partieels, is een fascinatie voor
een deel van de persoon, nooit voor het
geheel. De overgang naar een gezonde,
vaste relatie komt er pas wanneer er ook
een nieuwsgierigheid groeit naar de an-
dere in al zijn unieke aspecten: diens
geschiedenis, de contexten waarin hij
of zij zich begeeft, de hobby’s die de
andere beoefent, enz. Dat betekent
ook dat er momenten komen waar-
op men moet leren omgaan met
verschil, momenten van onbegrip,
van elkaar niet verstaan, van niet
aangesproken worden door de an-
dere. Geen enkele relatie wordt vast als
er niet een moment is geweest waarop
men zich de vraag stelt: ‘Is dit het wel?’
De andere is nooit zomaar een deksel dat
past op ons eigen potje, is nooit zomaar
onze eigen invuloefening. Niemand kan
in principe trouwen met iemand met wie
het volledig klikt, want dan is het geen
relatie komen. Voor jongeren is het
vaak ook een leerproces de intimi-
teit van een vaste relatie te respecte-
ren, te leren dat bepaalde vormen van
lichamelijkheid tot een intieme relatie
behoren bijvoorbeeld, te leren dat span-
ningen beter niet uitgevochten worden
bij derden, te leren dat weglopen voor
problemen niet bijdraagt tot een relatie
met toekomst, enzovoort.
Tot slotRelationeel leren gaat onvermijdelijk
gepaard met twijfel, spanning, ontgoo-
cheling en tranen. Op dat punt hebben
jongeren een klankbord nodig, vaak een
moeder of een vader of een grootouder
die op een iets verdere afstand staat,
maar die luistert, hun ervaring laat staan
en er soms een andere naast plaats.
Het blijft immers een leerproces dat tijd
vraagt, dat in de tijd gespreid mag wor-
den en dus de nodige tijd mag krijgen.
Tussen verliefdheid en verbond is er ge-
lukkig een geleidelijke overgang naar een
vaste relatie, in het hier en nu exclusief,
intens en wederkerig, maar niet altijd ge-
richt op de toekomst. Het is de kunst voor
elke ouder of opvoeder om die nog jonge
vaste relaties in hun eigenheid te laten.
keuze, dan zie je de rijk-
dom van het verschil
niet. Net als voor
volwassenen is
het voor tieners
vaak een grote
uitdaging met
dat verschil te
leren omgaan,
om te leren dat
je binnen de in-
timiteit van een
relatie open en
onbevangen van
mening mag ver-
schillen.
IntimiteitDat alles heeft natuurlijk ook een licha-
melijke kant. Want ook daar manifesteert
zich het verschil, ook daar is er een ander
verlangen of een ander ritme. Het klinkt
misschien wat tegendraads, maar be-
langrijk bij tieners is dat kameraadschap
centraal staat, dat er ook andere elemen-
ten van binding zijn en dat lichamelijk-
heid ingebed kan worden in het ruimere
geheel van een relatiecultuur. Als seksu-
aliteit in een jonge relatie het eerste en
laatste is, dan kun je nooit tot een vaste
6
een woord waard | Tekst: Miet Severyns Foto's: Don Bosco Haacht
We never change
Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Don Bosco
Haacht werd de sporthal van de technische en beroepsafdeling
omgebouwd tot een evenementenhal avant la lettre. Geduren-
de drie dagen kregen de talrijke toeschouwers te zien wat en
vooral wie in deze school ‘school’ maakt.
Het eerste luik van het avondvullend programma bestond uit
een academische zitting. Jerôme L’Enfant (directeur van de mid-
denschool) gaf ons een terugblik door zijn ogen. In hun spee-
ches zetten zowel Mieke Van Hecke (directeur-generaal van het
vsko) als Jos Claes (provinciaal van de salesianen) op hun manier
het opvoedingsproject van de school centraal.
Het tweede luik was een totaalspektakel van muziek, dans en
toneel waarin leerlingen en leerkrachten het beste van zichzelf
gaven. Ook hier werd vertrokken vanuit het opvoedingsproject
van de school. De pijlers van dit project zijn immers de echte
fundamenten van Don Bosco Haacht. Nadat deze symbolisch
werden weergegeven, kregen we een blik op hoe leerkrachten
en leerlingen er in de loop der jaren vorm aan gaven: telkens
op een andere manier, maar met datzelfde doel voor ogen.
We never change!
Vijftig jaar Don Bosco Haacht
L.O. i
s ge
en v
ak
als een ander.
Tekst: Prof. Em. E. Van Assche Foto's: Eindredactie, sxc | de zijlijn
7
Lichamelijke opvoeding
Een beetje geschiedenisIn de naoorlogse periode was er nog geen
sterk statuut voor het vak L.O., zeker niet
in het katholiek onderwijs. Bewegen
was recreatie, buiten de lessen en na de
schooluren. De lessen L.O. gaven een per-
fect beeld van de gangbare theoretische
opvattingen. Die waren geïnspireerd door
een mensbeeld van spieren en gewrich-
ten. Leerlingen moesten leniger en ster-
ker worden. De invloed van alle vormen
van sport werd oogluikend binnengela-
ten en had succes, maar het overaanbod
bracht ook onzekerheid bij de leerkrach-
ten. In de tweede helft van de twintigste
eeuw zien we een vloed van leerplannen
ontstaan, met bijbehorende commissies
die streven naar regelgeving en kwaliteit.
De diocesane en congregationele inspec-
ties groeien uit tot ondersteunende en
vormende begeleidingsdiensten. In die
periode krijgen alle leerlingen twee uur
L.O. per week, ondanks het dagelijkse les-
uur dat gevraagd werd door alle betrok-
kenen. In de jaren negentig groeien de
eindtermen uit tot maatstaf van goed on-
derwijs, met een golf aan nieuwe ideeën.
De toekomstVakdidactisch gezien worstelt het vak L.O.
al meer dan vijftig jaar met een ‘totaalop-
vatting’ over vorming en opvoeding door
beweging. De link tussen het bewegings-
aanbod, tussen wat in de lessen aangebo-
den wordt en de te verwachten vormings-
effecten blijft immers een zoektocht. Het
is een dagelijks experiment, met concrete
leerlingen in concrete situaties. Gelukkig
zijn er volhardende leerkrachten, sterke
bewegingssituaties en sterke bewegings-
activiteiten. Lichamelijke opvoeding is dan
ook veel meer lesmoment-overstijgend ge-
worden en heeft, zoals alle andere vakken,
een langetermijnvisie nodig. Dat veron-
derstelt professioneel overleg en een bin-
dende taakverdeling onder leerkrachten,
maar we gaan ervan uit dat leerkrachten
L.O., meer dan anderen, succesvolle team-
spelers kunnen zijn.
Een vak apartToch is L.O. geen vak zoals een ander.
De impact van het vormingsaanbod is er
- op het fitheidstrainingseffect na - zicht-
baar in direct waarneembaar leerlingen-
gedrag. Zelfs het ethische gehalte van
concrete bewegingssituaties laat zich
hieraan aflezen. Motorisch succes, wel-
bevinden en sociale relaties tonen leerlin-
gen ook in de les zelf. Leerlingen hebben
hiervoor geen woorden nodig. Ze hoeven
zelfs geen test af te leggen. Leerkrachten
laten zich dikwijls maar intuïtief sturen
door deze waarnemingen, zeker op het
ethische vlak. Leerkrach-
ten in het algemeen
zijn zelfs niet
opgeleid om
het ethische
gedrag van
leerlingen als prioritaire doelstellingen
in elke les mee te nemen. Het volstaat
ook niet om dit ethische aspect neer te
schrijven in citaten in de schoolvisie. Op-
leidingen en vakgroepen moeten rond
deze kwestie strategieën ontwikkelen.
Het vak L.O. is, mijns inziens, een hel-
der en tastbaar werkveld hiervoor. Als
er in de microsituatie van een les geen
strategieën worden ontwikkeld, zal er op
schoolniveau en buiten de schooluren
ook niet veel te verwachten zijn.
Jonge leerkrachtenOnderwijs wordt steeds complexer, moei-
lijker, maar ook mooier. Van jonge leer-
krachten wordt verondersteld dat ze zich
spiegelen aan geëngageerde, heldere le-
raren. Dit type van ideale mentor blinkt
uit in zijn relatie met collega’s, oversten
én leerlingen, staat inhoudelijk sterk en
beschikt over de nodige vaardigheden.
De betere leraar richt zich bovendien tot
alle leerlingen en laat niemand op de
bank zitten. Hij/zij zoekt de essentie van
de afgesproken bewegingsactiviteiten en
voelt zich verantwoordelijk voor zijn/haar
bijdrage in de schoolloopbaan van elke
leerling. Elke leerkracht dient zich onder-
steund te weten door een vakgroep, die
zich richt op de optimalisering van
de transfer op het leven buiten
de schoolmuren ... en ook
op later. Net daarom zijn
zelfbeeld en sociale re-
latieontwikkeling in de
L.O.-lessen even belang-
rijk als de motorische
ontwikkelingskansen en
de fitheidstraining op het
niveau van elke leerling.
Een jonge leerkracht moet
zich omringd voelen door ou-
deren die er trots op zijn deze voor-
beelden te geven.
Van motorische vorming tot opvoeding door beweging
een (g)oude(n) gids | Tekst: Bénédicte Lemmelijn Foto’s: Eindredactie, sxc
8
Van Bijbelse ontluistering naar Babelse verwarring? Wat nu?De cultuurhistorische verschuiving die in
de voorbije eeuwen het rationele denken
(bijna exclusief) centraal stelde, heeft er-
toe geleid dat religie naar de marge werd
verwezen. Het groeiende besef dat de
Bijbel zelf in heel wat aspecten ‘vreemd’
is, heeft tegelijk duidelijk gemaakt dat dit
boek geen evident fundament is van he-
dendaags christen-zijn (zie onze bijdrage
in DBV 2011, 1). Er ontstond dan ook een
situatie van ‘ontluistering’. “Wat heb-
ben ze ons toch allemaal wijsgemaakt?”
“Wat moet ik er nog van geloven?” ...
Het zijn evenveel verzuchtingen bij het
besef dat de zekerheden van weleer heb-
ben plaatsgemaakt voor onzekerheid en
twijfel.
Negatieve en positieve responsIn hoofdzaak zijn er twee manieren om
op die ‘ontluistering’ te reageren. De eer-
ste houding is negatief. Ze gaat uit van
angst en ontreddering en streeft daarbij,
vaak krampachtig, herstel van die verlo-
ren zekerheid na. Deze bijdrage probeert
wat verheldering en duiding te bieden bij
de verschillende, hedendaagse varianten
van die respons. De tweede reactie tracht
de ontluistering daarentegen te overstij-
gen door de nieuwe inzichten ernstig te
nemen. Op die manier beoogt ze precies
verrijking in een genuanceerde en kriti-
sche omgang met dat ‘vreemde boek’.
Die positieve reactie en haar nieuwe ver-
houding tot de Bijbel, die overigens het
uitgangspunt zal zijn van elke vruchtbare
omgang met het Bijbelse gedachtegoed
vandaag, zal dan in de volgende bijdrage
van dit blad aan bod komen.
HistoriseringDe moderne mentaliteit, met haar sterke
gerichtheid op techniek en een positief-
wetenschappelijke doorlichting van de
werkelijkheid, acht alles maakbaar en
verklaarbaar. Als Bijbelse verhalen bin-
nen die manier van denken willen over-
leven, dan moeten de gebeurtenissen
die erin beschreven zijn, dus rationeel
geduid kunnen worden. In dit soort lo-
gica stelt men al gauw de vraag naar de
historiciteit van de Bijbel: men zoekt ver-
klaringen voor de soms bizarre gebeurte-
nissen. En hoewel dit een evenwichtsoe-
fening tussen religie en wetenschap kan
lijken, toch gaat het in feite om een zeer
verkrampte houding. Men overstijgt de
‘ontluistering’ namelijk niet, maar tracht
integendeel op een ‘moderne’ manier te
redden wat er te redden valt. Het gaat
daarbij ook niet om een objectief zoeken
naar de (cultuur)-historische achtergrond
van het Bijbelse gedachtegoed met het
oog op een juist begrip van de tekst. Het
gaat veeleer om de reflex te willen be-
wijzen dat het Bijbelse verhaal, hoe on-
geloofwaardig het op het eerste gezicht
ook mag klinken, historisch correct zou
zijn. Wat dan historisch aantoonbaar is,
is ook rationeel plausibel en kan dus ge-
handhaafd blijven (en al de rest belandt
in de prullenmand). Voorbeelden hiervan
vindt men in de talloze (pseudo-)weten-
schappelijke bijdragen in boeken en tijd-
schriften en de gekende documentaires
op televisie, waarin men bijvoorbeeld
weer eens op zoek gaat naar resten van
de ark van Noach. Steeds heeft men één
doel voor ogen: bewijzen dat de Bijbel
gelijk heeft en aan de waarheid van die
Bijbel vasthouden. Dit soort verklaringen
worden aangehangen als zouden ze de
zo begeerde historische bewijsbaarheid
en realiteit van de verhalen waarborgen.
Maar hoewel deze benadering modern en
wetenschappelijk overkomt, is het in fei-
te net een ontkenning van wat de Bijbel-
se verhalen beogen. Ze bieden namelijk
geen historische reportages, maar een
intrinsiek theologisch geloofsgetuigenis.
FundamentalismeIn dezelfde richting, maar nog een stapje
verder op zoek naar het ‘grote gelijk’
van de Bijbel (en het leergezag), tekent
zich de fundamentalistische reactie op
›
Bijbels fundamentalisme
getuigt van een negatieve,
krampachtige houding.
9
de ‘ontluistering’ af. Wanneer men de
term fundamentalisme gebruikt, moet
men zich echter bewust zijn van de vele
connotaties die dit etiket in het actuele
discours met zich meedraagt. Alvorens te
focussen op Bijbels fundamentalisme in
het bijzonder, lijkt het daarom goed eerst
enkele parameters van fundamentalisti-
sche benaderingen als dusdanig in beeld
te brengen:
1. Ultieme zekerheid voor een strijdende minderheidAllereerst stelt een fundamentalistische
religie zichzelf voor als ultieme zekerheid.
Hierin schuilt al een reactie tegen de
aantasting van de religieus geschraagde
identiteit ten gevolge van de ‘ontluiste-
ring’. De zekerheden van vroeger zijn ver-
loren gegaan. Precies in dit kader neemt
fundamentalisme de verdediging op
zich van een verloren gegane levensstijl,
waarbij vooral de ethische consequenties
van de religie een sleutelrol spelen. Daar-
bij aanziet dit fundamentalisme zichzelf
als een minderheid die strijd levert tegen
een niet-begrijpende meerderheid.
2. Apocalyptiek en eindtijdPrecies het feit dat de Bijbelse apoca-
lyptische literatuur, zoals in de boeken
Daniël of Openbaring, in eerste instan-
tie bemoedigende literatuur is voor ver-
volgde minderheden in de toenmalige
samenleving, maakt dat het welgekomen
teksten zijn voor allerhande fundamenta-
listische minderheden, die zich ook van-
daag onbegrepen voelen te midden van
een vijandige wereld, waarvan men het
einde nabij ziet. In fundamentalistische
benaderingen van de Bijbel ziet men dan
ook een overdreven nadruk op apocalypti-
sche denkwijzen. Bovendien staat daarbij
ook de eschatologische component van
de apocalyptiek centraal: er is een sterk
geloof dat het eindtijdelijke ingrijpen van
God de rechtvaardigen zal redden tot een
eeuwig goddelijk rijk. Die eindtijd brengt
men ook vaak in verband met de gedach-
te van een duizendjarig rijk.
3. Bijbels fundamentalismeTot slot is vooral het Bijbelse
fundamentalisme, in al zijn
varianten, zeer karakteris-
tiek en bepalend voor de
negatieve, krampachtige
reactie op de bovenge-
noemde ‘ontluistering’.
Hierin staat allereerst de
woordelijke ‘onfeilbaarheid’
van de Schrift (inerrantia)
centraal. De Bijbel heeft al-
tijd gelijk. En als hij geen gelijk
heeft, dan zorgt men er wel voor
dat hij gelijk krijgt. Die houding
gebruikt de Bijbel als handboek voor
het benaderen/oplossen van actuele
persoonlijke en maatschappelijke vraag-
stukken. Daartoe leest en interpreteert
men de Bijbel zeer selectief, waardoor
men de Bijbelse teksten geweld aandoet
en misbruikt. Bovendien worden in deze
benadering zowel oud- als nieuwtesta-
mentische teksten vaak verkeerdelijk
gezien als ‘voorspellingen’ uit een ver
verleden over een toekomst die in de
eenentwintigste eeuw heden wordt. Er-
ger nog wordt het wanneer men ziet hoe
het Bijbelse fundamentalisme de Bijbel
uiterst letterlijk leest als een betrouw-
baar en accuraat verslag van historische
gebeurtenissen (litteralisme). Opvallend
hierbij is nochtans dat men tegelijk wil-
lekeurig schippert tussen een letterlijke
en een symbolische lezing van de tekst,
naar gelang dit het beste uitkomt. Vanuit
dezelfde bekommernis toont het Bijbelse
fundamentalisme zich meester in het uit
de context halen van Bijbelse perikopen
of gezegden, waardoor men met de Bij-
bel in de hand bijvoorbeeld de doodstraf
evengoed kan legitimeren als verbieden
... En tot slot heeft niet alleen de Bijbel
altijd gelijk. Ook het Bijbelse fundamen-
talisme zelf heeft altijd het gelijk aan zijn
kant. De wijze waarop de Bijbel wordt ge-
lezen en geïnterpreteerd, is gekenmerkt
door volstrekte eenduidigheid. Er is één
uitleg, met één antwoord op elke vraag,
die door een centrale instantie wordt ge-
geven en die als zodanig moet worden
aanvaard.
Een derde weg: de ‘ontluistering’ overstegenDe hierboven beschreven reacties, zowel
deze vanuit een poging tot historisering
als deze vanuit een verengende funda-
mentalistische lezing, lijken gestuwd
door het gevoel van verloren religieuze
identiteit, dat verkrampt en ontredderd
op zoek gaat naar herwonnen zekerheid.
Dat deze houding, die eenduidige zeker-
heid voorwendt, ‘gemakkelijk’ is voor vele
mensen die bang zijn van onzekerheid in
het zoeken naar antwoorden op existenti-
ele vragen, spreekt voor zich. Niettemin
is er gelukkig ook een derde weg. Zonder
de gewijzigde realiteit te ontkennen, kan
namelijk ook getracht worden de ontred-
dering te overstijgen door te streven naar
een kritische omgang met het overgele-
verde Bijbelse gedachte- en geloofsgoed.
Precies die eerlijke, verrijkende pogingen
tot positieve reactie op de ‘ontluistering’,
zullen het voorwerp vormen van de eerst-
volgende bijdrage én het uitgangpunt
van de illustraties van deze benadering in
concrete Bijbelse teksten in de daaropvol-
gende bijdragen in deze jaargang.
Wie meer wil lezen over deze en de komende bijdragen kan terecht in: H. Ausloos & B. Lemmelijn, De bij-bel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse antwoorden op menselijke vragen, Leuven - Voorburg: Acco, 2005, 2006, 2009 (192 p. - ISBN 90-334-5955-8).
De zekerheden van weleer
hebben plaatsgemaakt voor
onzekerheid en twijfel.
Bijbelse verhalen
zijn geen historische
reportages.
geblogd | Tekst: Stefaan Waegemans Foto’s: Eindredactie, sxc
10
Dagboek van een kruimeldief“Is hij nog wel in staat om dit jaar te red-
den? Moeten we hem niet aanraden om
van studierichting te veranderen? Zelfs
een gemiddelde leerling, die niet zo’n
moeilijke thuissituatie heeft, kan zo’n te-
kort bijna niet rechtzetten.” “Naar welke
richting?”, wordt gevraagd. “Er is geen
richting waar hij zichzelf en zijn thuissi-
tuatie niet met zich meeneemt, hé.” De
muziekklas, voor de gelegenheid omge-
toverd tot predeliberatieruimte, vult zich
van muur tot muur met een machteloos
spanningsveld. Leerkrachten buigen zich
over de remediëringsmaatregelen, op
zoek naar een strategie voor plan A, B
of C. Maar daarin staat jammer genoeg
geen remedie tegen dweilen met een
open kraan of tegen een emmer die al zo
vaak is overgelopen dat zijn randen zijn
afgesleten tot op de bodem. De kraan
dichtdraaien, staat niet bij de remedië-
ringsmaatregelen. Mee dweilen ook niet.
Wat houdt ons echter tegen dat we niet
eens naar de kraan reiken? Wat houdt
ons tegen om mee te dweilen? Angst
voor natte voeten? Angst omdat we vre-
zen dat we het aangezicht van de dren-
keling te lang zullen moeten verdragen?
Of angst voor de confrontatie met onze
eigen machteloosheid? Omdat we vrezen
dat we het niet kunnen opbrengen om
hem dagelijks op te peppen, te beluiste-
ren, te ondersteunen, te zien zoals hij is?
Dus slaan we de bodem van de emmer
stuk. En we houden onszelf voor dat de
emmer dan vast niet meer zo vaak over-
loopt. We verwijzen door naar een ande-
re studierichting. We stellen zelfs dat het
noodzakelijk is en argumenteren dat het
zo is om een verloren jaar te vermijden.
Want voorbij alle welgemeende bezorgd-
heid lijkt dat het ultieme doel: het jaar
redden, de punten in orde hebben. Dat is
toch wat je voor ogen moet houden als
je het beste voor hebt met een jongere,
niet? Dat daarmee de drenkeling ook uit
ons zicht verdwijnt, is geen doelstelling,
maar een neveneffect dat rust brengt. De
rust van dichtgeknepen billen. Rust met
een geurtje.
Onderwijskundige discussies en orthope-
dagogische debatten, harde statistieken
en bevlogen lezersbrieven, ministeriële
besluiten en syndicale kritieken, ze pro-
beren allemaal te weven aan goede on-
derwijsnetten. Onderwijsnetten om men-
sen te vangen, om drenkelingen op te
pikken, om jongeren te boeien, om de
samenleving samen te laten leven. Als
dat niet evangelisch klinkt!
Maar ik weet niet hoe we ze moeten
dichthouden, de mazen van die onder-
wijsnetten. Ik weet niet hoe we elke jon-
gere de beste onderwijsomgeving kun-
nen aanbieden.
Geloof, vrijheid, verantwoordelijkheid
en verbondenheid zijn misschien al een
goede eerste stap. Maar hoe doe je dat
concreet, die mooie opvoedingsrecepten
omzetten naar dagelijkse kost? Gewoon
tussen de soep en de patatten?
Ik weet niet hoe we de schoollogica moe-
ten verbuigen om tot een leeflogica te
komen. Hopelijk volstaan de futur proche
en de futur simple. Maar tussen nu en
binnenkort knaagt er toch wat aan mijn
ongerust geweten, aan mijn voltooid on-
rustig weten.
En gelukkig hebben we een ongerust ge-
weten. Want dat voorkomt dat we men-
sen doodslaan (naar Roger Burggraeve in
Knack, 8/12/2010, blz 18).
En doodslaan doen we niet, want tussen
droom en daad staan wetten in de weg
en praktische bezwaren, en ook weemoe-
digheid die niemand kan verklaren en
die ‘s avonds komt, wanneer men slapen
gaat (naar Willem Elschot: Het huwelijk).
Nee, doodslaan doen we niet, enkel door-
verwijzen.
Ik hoop dat ik hem terugzie na de vakan-
tie. En dat hij met de moed van een wan-
hopige zal zeggen dat hij blijft. Dat het
gat in zijn emmer, dat wij hebben gesla-
gen, de druppel zal geweest zijn die hem
de kracht geeft om oude koeien eindelijk
bij de horens te nemen en ze de gracht
in te duwen. Ik zal hem amper geloven.
Maar als hij daar staat zal hij me aanspre-
ken, op mijn vrijheid, mijn verantwoorde-
lijkheid en mijn zin voor verbondenheid.
Of ik dat nu wil of niet.
Geen opvoedingsproject dat daar een
echt antwoord op heeft.
Behalve als je tussen de soep en de patat-
ten leest.
Tekst: Ria Grommen Foto’s: Eindredactie, sxc | met de jaren
11
Wie na schooltijd een
blik op de schoolpoort
werpt, of na afloop
van de muziekles of
voetbaltraining be-
kijkt wie de kinderen
opwacht, zal ongetwij-
feld veel grootmoeders en
verrassend veel grootvaders
opmerken. Vandaag worden groot-
ouders intens ingeschakeld in de opvang
van hun kleinkinderen, vaak voor en na
de schooluren, maar ook op vakantieda-
gen en vooral als de kinderen ziek zijn.
Er zijn zelfs grootouders die voor die
nieuwe taak vroeger met pensioen gaan,
omdat ze er zo naar uitkijken, of het aan-
voelen als hun plicht. Voor de kinderen
is het meestal een feest, want oma en
opa staan voor verwennerij. En voor hun
ouders is het een enorme hulp. Er wordt
hen immers heel wat stress bespaard als
ze op die flexibele opvang kunnen terug-
vallen, want opa en oma zijn altijd be-
schikbaar, vertrouwd en betrouwbaar en
... hun hulp kost niets.
Kosteloos en kostbaarOver de kostbare band tussen grootou-
ders en kleinkinderen zijn veel mooie
dingen te zeggen. Ze lijken elkaar als
vanzelf goed aan te voelen. Ze zijn niet
gehaast, durven nog wat samen blijven
dralen, kunnen allebei even verwonderd
zijn over kleine dingen. Vooral opa durft
wel eens zot te doen en de regels met
een glimlach te overtreden. En oma heeft
thuis nog wel een dessertje klaarstaan
dat alle ellende van de schooldag doet
vergeten ... Kortom: zij hebben het goed
bij elkaar, die kleintjes
en hun opa en oma.
“Ik kom graag naar
jullie, want jullie
zien mij graag!”,
zo simpel klonk
het ooit uit de
mond van één
van onze kleinkin-
deren ... Kostbaar
zijn kleinkinderen
voor hun grootouders
én omgekeerd. Even kostbaar
zijn oma en opa door die zorg ook voor
hun eigen kinderen.
De vanzelfsprekendheid voorbijDat mooie verhaal is echter niet vanzelf-
sprekend. Het krijgt maar echt een kans
als die grootouderlijke zorg niet vanzelf-
sprekend is. Over hoe en hoe vaak groot-
ouders instaan voor de kinderopvang,
moet dus zorgvuldig nagedacht en open
gesproken worden. Het blijft een dienst,
een geschenk, telkens opnieuw. En daar
wringt wel eens het schoentje. Zo denken
sommige grootouders bijvoorbeeld dat ze
voor die opvang moeten instaan, op het
gevaar af geen goede grootouders te zijn
of de genegenheid van hun (klein)kin-
deren kwijt te spelen. Maar ook ouders
grijpen soms (te) snel naar de gemakke-
lijke oplossing: ‘Oma zal wel zorgen; zij
doet dat graag en ze heeft toch tijd.’ Oma
laat inderdaad alles vallen als de klein-
tjes komen, maar als dit dag na dag zo
is, hoopt haar eigen werk zich op en gaat
ze er steeds meer onder gebukt. Soms
koestert ze ook stilletjes andere ambities.
Ze wil al zo lang een cursus volgen, uit-
stappen maken, naar de film gaan, maar
telkens zwicht haar moederhart voor kin-
dertraantjes of voor de wanhopige toon
van haar dochter aan de telefoon: “Ma,
ik moet werken en vind geen opvang. Mo-
gen ze bij jullie komen?” Daar gaat oma’s
kleine droom alweer. Zeker als opa - zoals
vele andere opa’s - erg aandringt om de
kleintjes zoveel mogelijk te onthalen. Hij
lijkt zijn schade van vroeger wel te willen
inhalen.
Alles heeft zijn tijdOpen bespreken wat elkeen graag wil en
aankan, is niet zo gemakkelijk, maar het
helpt veel onbehagen te vermijden. Het
helpt vooral ook om die bijzondere sfeer
in het contact tussen grootouders en
kleinkinderen te vrijwaren. Als de zorg te
opslorpend wordt, is er geen tijd meer
voor ongedwongen luisteren, spelen,
vertellen, kortom: voor al die fantasietjes
die met opa en oma samenhangen. Elke
regeling wordt ook best telkens opnieuw
geëvalueerd en bijgestuurd. Oma en opa
krijgen in hun hart immers nooit genoeg
van hun kleinkinderen, maar intussen
worden ze wel een jaartje ouder. Wat zij
voor hun oudste kleinkinderen deden,
weegt een stuk zwaarder als hun jongste
zoon er met zijn baby aankomt. Ook hier
geldt dat er een tijd is voor alles is en dat
alles zijn tijd heeft. Opa en oma zijn op
hun best als ze echt groot-ouders kunnen
blijven en geen vervang-ouders (moeten)
worden. Dat risico is reëel. Soms gaan ze
zich zelf zo zeer moeien met de opvoeding
van de kleintjes, dat ze het ouderlijke ge-
zag van hun kinderen ondermijnen. Soms
worden hun kinderen zo sterk opgeslorpt
door hun werk en sociaal leven dat opa en
oma onterecht de ouderlijke verantwoor-
delijkheid op hun schouders krijgen. Het
is dus de moeite waard om er samen voor
te zorgen dat ‘naar opa en oma gaan’ voor
alle generaties een feest blijft.
Oma zorgt wel voor de kinderen
te gast | Tekst en foto's: Mark Den Haerynck, familie Matthys
12
Johan Matthys,
Don Bosco Vlaanderen wil met deze ru-
briek mensen een woord en een getuige-
nis geven omdat ze in salesiaanse milieus
hun verdiensten hebben gehad, en vele
jaren goed basiswerk hebben verricht.
Onder hen zijn er die de bescheidenheid
hebben bewaard, en precies daarom ver-
dienen zij eens honderd regels in een
geschenkverpakking. We zitten aan tafel
bij de familie Matthys-Schelstraete in
Vinderhoute en het onthaal bij dit te-
gastinterview, is de letterlijke toepassing
van wat gastvrijheid betekent. Het gezin
heeft twee kinderen, oud-leerlingen van
Don Bosco Zwijnaarde. Baptist is veearts
en Barbara heeft het diploma handelsin-
genieur op zak.
Close-upDe roots van Johan Matthys liggen in
Drongen, een landelijk dorp dat niet al-
leen bekend is omdat het een uitrit heeft
aan de E40, maar ook omdat sommige
inwoners een zekere bekendheid hebben
verworven. Het klinkt als een tussen-
doortje wanneer Johan vertelt dat hij in
dezelfde klas zat als Walter Godefroot.
Wie deze ‘Vlaamse Bulldog’ is, zal Wiki-
pedia je zeker kunnen vertellen. Johan is
de middelste uit een gezin van vijf kinde-
ren. Thuis was werken een begrip dat de
kinderen vlug onder de knie hadden, en
ofschoon hij een onbezorgde jeugd had,
weet Johan dat de slaagkansen in het le-
ven afhangen van de bereidheid tot hard
werken. Dat was de overtuiging van de
vijf kinderen die een bedrijf overnamen
dat ondertussen heel wat bekendheid
heeft verworven als Carrosserie Matthys.
Johan draaide aanvankelijk mee in het
bedrijf, maar zijn betrokkenheid bij het
verenigings-
leven en
zijn sociale
gerichtheid,
deden hem in
een andere rich-
ting kijken. Toen
de technische school
van Don Bosco Sint-Denijs-
Westrem op zoek was naar een technisch
leraar voor de afdeling drukkerij, was de
beslissing snel genomen. Johan kwam
langs de grote poort binnen en was in
deze school aan de Kortrijksesteenweg
vijftien jaar leraar en dan nog eens vijf-
tien jaar studieleider van de eerste graad.
EvenwichtAanvankelijk begon Johan zijn studies in
het college van Deinze, maar op de weg
van en naar huis intrigeerden de grote op
de muur geschilderde letters ‘Don Bosco’
hem zodanig dat hij er zijn verdere stu-
dies deed in de richting A2 drukkerij. Hij
houdt nog altijd het beeld voor ogen van
de speelplaats met de vier plataanbomen
in het midden. Het meest opvallende
echter was het feit dat op die speelplaats
werd gespeeld, gerend en gelopen, tus-
sen twee vuren, kruisvlag of een ander
uitdagend spel. Johan dwaalt even af met
zijn gedachten. Hij herinnert zich die pe-
riode als een tijd waar geen leraars in het
leraarslokaal zaten omdat ze allemaal
aanwezig waren onder de leerlingen. Hij
gaat in detail wanneer hij voorbeelden
geeft van jonge salesianen die dag en
nacht ter beschikking stonden van de
leerlingen. “Ze vingen je op, ze waren
een vangnet, ze hebben ons sterk gemo-
tiveerd”, is zijn betoog. Onder andere het
meespeeleffect trof hem omdat hij in het
college wel wat anders had gezien. Het is
zijn vaste overtuiging dat daar de sleutel
ligt van een geslaagde salesiaanse opvoe-
der. Op de speelplaats als mens op gelijke
voet en in de klas als leraar met tact en
gezag, dat is de noodzakelijke combinatie
om te slagen in de opvoeding.
BetrokkenheidHet verwerven van het salesiaanse ge-
dachtegoed maakte Johan tot een sale-
siaans opvoeder met een sterk engage-
ment in veel parascolaire activiteiten. Hij
maakte deel uit van de eerste Turijnreizen
en deed die trip nadien nog eens over met
de fiets. Alles wat de school of de oud-
leerlingen organiseerden, was voor hem
een reden om aanwezig te zijn. Vijf keer
nam hij deel aan de werkkampen in Tu-
nesië en met zijn veelzijdigheid en tech-
nisch inzicht, was hij voor Lucien Pottie
een vast ankerpunt. Ook in de naschoolse
dagen bleven de uitdagingen hem beko-
ren. Toen hij hoorde dat een neef op zoek
was naar een compagnon om de 2300 km
lange fietstocht naar Compostella te wa-
gen, aarzelde hij geen moment. Zonder
›
“Op de speelplaats als
mens op gelijke voet en
in de klas als leraar met
tact en gezag, dat is de
noodzakelijke combinatie om
in opvoedingswerk te slagen.”
een man met een grote, gewaardeerde verdienste
13
veel voorbereiding, met alle bagage op
de fiets, trok hij op weg en liet hij zich
onderdompelen in de unieke beleving
die elke caminobedevaarder meemaakt.
Drie jaar later bracht zijn fiets hem
langs een andere route nog
eens naar datzelfde
Santiago.
StudieleiderToen de keuze
voor de afde-
ling drukkerij
door de leer-
lingen ach-
teruitboerde,
zette Johan zijn
schouders onder
de afdeling en gaf op
zijn manier een nieuwe
input aan de eerste graad.
Kort nadien werd hij studieleider van die-
zelfde eerste graad en ging op hetzelfde
elan door. Hij was ervan overtuigd dat
leerlingen die de overstap maakten naar
het technisch onderwijs, vaak een suc-
ceservaring nodig hadden. Het was zijn
analyse dat ze wel opnieuw gemotiveerd
geraken als ze het geloof in zichzelf had-
den teruggevonden, en dat ging gepaard
met een positief rapport. Jongeren heb-
ben allemaal een domein waarin ze goed
zijn, maar die invalshoek is soms moeilijk
te vinden. Ze zijn allemaal ergens bij de
besten en bij het vinden van dat domein,
bloeien ze open en overschrijden ze zelfs
hun eigen grenzen van beperktheid. Om
dat doel bij de leerlingen te bereiken, is
Johan altijd een teamspeler geweest. Hij
is er zich van bewust dat hij het op zijn
eentje niet kon waarmaken. Vandaar de
waarde van het samenspel met collega’s,
met wie hij de beste verhouding trachtte
te bewaren. “Je hebt ze nodig”, herhaalt
hij, “en het is anderzijds niet altijd ge-
makkelijk om stuurman van het schip te
zijn als de één of andere matroos je be-
velen niet opvolgt.” Maar Johan beleefde
vijftien fantastische jaren als studielei-
der.
HerinneringenJohan is er trots op dat hij elk jaar op-
nieuw alle moeite deed om binnen de
kortste keren zijn leerlingen bij naam te
kennen. Hij had nog van die vastbesloten
principes, misschien maakten die hem
precies tot hun nabije en bereikbare stu-
dieleider. Hij was altijd op de speelplaats
als de leerlingen er waren. Hij was ook
de studieleider met de open deur zodat
iedereen met een glimp kon zien of hij
er was. Leerlingen nooit laten wachten
en ingaan op al hun noden en vragen,
hoe futiel die in je eigen ogen mogen lij-
ken, was zijn devies. In de school heeft
hij kilometers afgelegd want hij was al-
tijd onderweg, ergens naar een leerling
in de klas of in de werkplaatsen. “Het is
de sterkte van een technische school”,
vertelt Johan. “Terwijl de leerlingen hun
werkstuk maken, zijn ze bereikbaar en
is een spontane babbel goed mogelijk.”
Daar maakte hij een punt van eer van. En
toch zijn er momenten waarop je twijfelt,
jezelf vragen stelt over je bezig-zijn en wil
weten wat anderen van je denken. Om
die nood te lenigen, ging hij eens te rade
bij een collega voor wie hij veel respect
had, met een gezonde kijk op het leven
en die met gezag in de klas stond. Toen
die hem toevertrouwde dat de collega’s
al eens beweerden dat hij soms te veel
de kant van de leerlingen koos, heeft hij
zich niet bedacht en bleef hij zijn keuze
maken voor de leerlingen.
WerkveldJohan is nooit een theoreticus geweest.
Hij moest het hebben van de praktijk, het
werkveld van de ondervinding, het
bad waarin je als opvoe-
der dagelijks zwemt om
te voorkomen dat leerlin-
gen verdrinken. Hij heeft
veel studiedagen gevolgd,
en hij waardeert het beleid voor alle in-
spanningen die nog altijd gebeuren om
het salesiaanse erfgoed in zijn breedte en
diepte te bewaren. De beste leerschool
blijft voor hem de getuigenissen die hij
hoorde op bijeenkomsten en studieda-
gen. Het blijft daarom zijn droom dat de
vele geëngageerde leken gerespecteerd
blijven in de inspanningen die zij doen.
Als ploegspeler in zijn eigen parochie
heeft hij ervaren wat er gebeurt als het
luisteren naar de leken ontbreekt. Wan-
neer Marie-Aurèle hem vanuit de keuken
oproept voorzichtig te zijn zodat hij geen
hartinfarct oploopt, onderstreept hij nog
eens hoe belangrijk het is die salesianen
die niet meer in de school staan, ook te
betrekken bij het uittekenen van de visie
in salesiaans Vlaanderen.
Hij bleef kiezen
voor de leerlingen.
“Leerlingen die de overstap
maken naar het technisch
onderwijs, hebben vaak een
succeservaring nodig.”
uitgelezen | Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: Sxc
14
Menselijkheid
“Bent U degene die komen zou of moeten
we een ander verwachten?”, is een vraag
die je vanuit twee perspectieven kunt
bekijken. Johannes zit in diepe twijfel in
de gevangenis. Hij heeft heel zijn leven
in dienst gesteld van Jezus, de Messias.
Alleen, die Jezus moest voor Johannes op
een bepaalde manier Messias zijn: bo-
men die geen vrucht dragen in het vuur
verbranden, het kaf van het koren schei-
den en in onblusbaar, dus nog heviger,
vuur verbranden. Een harde leider, liefst
ook politiek-militair, die de gevangenen
zou verlossen. Maar neen, Jezus doet
niet wat Johannes wenst. Het verschil is
zo groot, dat hij er zelfs aan twijfelt of Je-
zus werkelijk de Messias is.
In die twijfel van Johannes zullen velen
zich in onze tijd herkennen. We zijn allen
zoekende mensen. Ten minste af en toe,
of zelfs gedurende een langere periode,
kan geloofstwijfel onze zekerheden on-
dermijnen. De twijfel is diep menselijk en
zit altijd verweven in geloven. Waar ligt
de oplossing van diepe twijfels? Johannes
geeft ons het voorbeeld. Hij gaat ermee
naar Jezus zelf. Nergens beter dan bij
Hem kunnen we onze onzekerheid kwijt.
Soms gebeurt het dat een jongere in
Taizé tot een schokkende ervaring komt.
Hij kan geen plaats geven aan zijn ge-
loofstwijfel. Alsof alles glashelder en
rotsvast zou moeten zijn. Vaak zit de
mens opgesloten in zijn twijfel. Hoe daar-
uit geraken? Door een perspectiefwissel:
dat jij twijfelt aan Jezus is niet zo erg;
Jezus echter twijfelt niet aan jou, nooit.
En door in te gaan op Jezus’ antwoord ...
Die vraag van het begin kun je namelijk
ook vanuit Jezus bekijken. Zijn antwoord
is verrassend. Johannes vraagt toch aan
Jezus of Hij werkelijk de Messias is. Maar
Hij zegt niets over zichzelf. Hij begint over
zieken, doden, armen ... Wie thuis is in
de Schrift, herkent de normen waaraan
men de Messias zal ‘meten’. En toch ook
weer niet helemaal. Want één van de
normen is dat de gevangenen zullen ver-
lost worden. En juist die laat Jezus weg.
Toch was dat precies waar Johannes in
zijn kille kerker op zat te wachten. Jezus
weet zeer goed waarop zijn Messiaanse
weg zal uitlopen: op de dood. Johannes
zal die Messias voorafgaan. Hij zal in de
gevangenis onthoofd worden.
Jezus is dus Messias zoals Hij dat zelf wil.
Daarbij valt zijn grote zorg voor mense-
lijkheid op. We kunnen het rijtje ‘blinden,
verlamden, melaatsen, doven, doden en
armen’ uitbreiden met tal van gelijkaar-
dige marginale groepen: mensen in diepe
miserie, de 250 000 armen die Brussel
kent, mensen die worstelen met kanker,
een vriend of vriendin die uit het leven is
gestapt.
In het schitterende boek Biecht van een
kardinaal van Olivier Le Gendre vertelt de
kardinaal over Donatienne, die zeer diep
lijden meemaakte. De kardinaal stelt
haar tot voorbeeld van christelijk geloof:
“Zij behoort tot de massa onzichtbaren
die wat menselijkheid trachten te bren-
gen in de wereld waarin ze geboren wor-
den” (blz. 182). Donatienne verloor haar
man en kinderen tijdens de genocide. Na
die genocide zorgde ze voor zes weeskin-
deren. Menselijkheid brengen, dat is één
van de meest ernstige uitdagingen voor
onze Kerk, een Messiaanse uitdaging.
Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de Mes-sias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar Hem toe met de vraag: “Bent U degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?” Jezus ant-woordde: “Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huid-vraat worden gereinigd en do-ven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekend-gemaakt. Gelukkig is degene die aan Mij geen aanstoot neemt” (Mt 11, 2-11).
Menselijkheid brengen,
is één van de meest
ernstige uitdagingen
voor onze Kerk.
Tekst: Loes Foto’s: Eindredactie, sxc | broodje cursief
15
Noblesse obligeHeel lang geleden, toen mijn bedje nog
onder de kerktoren van een piepklein
gehuchtje stond, kreeg ik zomaar het BD-
schap in de schoot geworpen. Mijn opa,
de plaatselijke koster-organist, was een
wijs en beminnelijk man die bij de hele
gemeenschap hoog aangeschreven stond
en zijn kleinkind mocht volop in de glorie
delen. Als miniatuur Bekende Dorpsge-
noot kreeg ik snoepjes en complimentjes
toegestopt, ja zelfs vrijkaartjes voor de
paardenmolen. Vriendjes wedijverden
om mijn hand in de twee-aan-twee-kleu-
tertjesrij en de zuster van de ‘bewaar-
school’ had extra veel geduld met de
babbelkous van kosterlijke stand.
Vijf jaar en vier maand was ik toen wij
naar het centrum van de gemeente ver-
huisden. Het leek wel alsof ik uit het
paradijs werd geplukt en naar een bar-
baars continent verkast, zo erg was de
cultuurshock. Plots was ik Niemand, een
verbannen tsarevitsj na de Russische Re-
volutie, erger nog, welgekomen vers voer
voor de minimachootjes die bendegewijs
toesloegen achter de hoekjes en kantjes
van een enorme speelplaats. De juffen
droegen er oogkleppen, naar de mode
van die tijd. Vijfenzeventig dagen sleepte
de nachtmerrie aan, tot op 30 juni de
schoolbel de Bevrijding inluidde. Bij de
juf van het eerste leerjaar kon ik geluk-
kig herademen. Zij was een warme vrouw
met een hart voor elk van haar pupille-
tjes. De ‘kattenkoppen’ konden alleen
nog mijn dromen onveilig maken,
overdag mochten ze nu zelf als jong-
ste broekjes op de jongensschool tegen
het recht van de sterkste opboksen. (Dat
ik nooit oprecht warm kon lopen voor
het gemengd onderwijs, mag je gerust
op hun conto schrijven). Voor de rest
van mijn lagereschoolcarrière was ik lid
van de AA: de alledaagse anoniemen.
Van pesterijen bleven wij gespaard, van
vriendschap niet verstoken, maar het eli-
tekorps van de lievelingetjes lag buiten
ons bereik. Aan de toegangspoort werd
je kaartje grondig geïnspecteerd door het
onderwijzeressenfront. Bespeurden zij in
het vakje ‘afstammeling van’ geen teken
van enige rang of stand, dan had je pech.
Tja, zo ging dat toentertijd. Stambomen-
favoritisme komt dezer dagen gelukkig
alleen nog in monarchale en politieke
kringen voor. Of vergis ik mij?
Nu heeft de grijze anonimiteit natuurlijk
ook haar voordelen. Er worden geen to-
renhoge verwachtingen op je schouders
getast. Je hoeft geen standaard hoog te
houden. De deuren naar het succes gaan
weliswaar niet vanzelf voor je open, maar
je wordt er ook niet dwingend doorheen
gedirigeerd, kunt vaker ongestoord je
eigen richting kiezen. En als je in je on-
dernemingen slaagt, is dat je eigen ver-
dienste. Alles in acht
genomen kan een
stamboom wegen
als een kruis.
Mijn favoriete
nicht E. kan daar-
van meespreken. Om
haar notabele papa (mijn aangetrouwde
oom zaliger) te behagen, liet zij hem al
haar potentiële vrienden en hobby’s on-
derwerpen aan een grondig statusonder-
zoek. De begeerde wijsbegeerte liet zij
als studierichting varen om de door hem
aanbevolen respectabeler geneeskundi-
ge weg in te slaan. Braafjes werd er ver-
volgens getrouwd met een partner die in
de vaderlijke selectieproeven uitblonk.
Erg lang heeft nichtje lief het in dat keurs-
lijf niet uitgehouden. De modeldochter
muteerde plotsklaps in een dissident,
schreef zichzelf gedecideerd de enige ef-
fectieve remedie tegen het ongeluk voor
en ruilde haar gebakken broodje in voor
een tuinman-filosoof van zachter deeg.
Van de grootstad trok zij naar een erf in
een negorij. Haar professionele vaardig-
heid staat nu ten dienste van margina-
len. Daar valt weinig publieke eer mee
te behalen, maar de werkvoldoening is
belangrijker voor haar. En thuis wordt
zij door haar hovenier als een prinses op
handen gedragen.
Oompje heeft de ouderlijke teleurstelling
nooit kunnen verwerken. De langharige
filosoof wordt door tante intussen wel
geduld op familiefeestjes - op voorwaar-
de dat hij zijn hippieplunje en onafschei-
delijke sandalen thuis laat. Jammer dat
onze opa die sympathieke paria van de
familie niet meer heeft gekend. De wijze
man zou hem met zijn ware noblesse zon-
der enig voorbehoud in de familiekring
hebben opgenomen. Ik zie die twee al, in
een geanimeerde marathonzitting, om
bij pot en pint de wereld te verbeteren,
kameraadschappelijk en met de nodige
discretie tegen de gevel van dezelfde hei-
lige huisjes staan plassen ...
de spreekstoel | Tekst: Annemie Vandaele Foto’s: William Schiepers, sxc
16
Streven naar iets meer
Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid
›
Het is misschien de minst gekende van
alle salesiaanse voorzieningen binnen
de bijzondere jeugdzorg, maar de gedre-
venheid van de man aan het roer ervan
is daarom niet minder imposant. Daarom
plaatste Don Bosco Vlaanderen William
Schiepers, verantwoordelijke van het
begeleidingstehuis Vreugdeborg in Mort-
sel, in de spreekstoel voor een warm be-
toog over het hoe, wat en vooral waarom
van zijn engagement.
TopdownRuim dertig jaar geleden studeerde hij
af als graduaat in de orthopedagogie.
Daarna ging hij aan de slag, aanvanke-
lijk als begeleider van volwassen men-
taal gehandicapten, later als opvoeder-
groepschef bij jongeren met gehoor-,
leer-, spraak- en taalstoornissen. De am-
bitie om door te groeien was er, en dus
solliciteerde William in 2000 voor
een job als eerste leken-directeur
van het jongenstehuis in Vremde.
Vijf jaar lang nam hij het manage-
ment van het tehuis ter harte,
maar tegelijk verlangde hij naar
iets kleinschaligers, een verantwoor-
delijke functie waarin hij ook de ruimte
en de opdracht had om mee te draaien in
het leven van iedere dag. In 2005 werd hij
eindverantwoordelijke van Vreugdeborg
in Mortsel.
KaderDon Bosco was voor hem aanvankelijk
een onbekende, daarom ging hij voor
zijn sollicitatiegesprek in de Mechelse bi-
bliotheek op zoek naar meer informatie
over zijn leven en opvoedingswerk. Wil-
liam: “Don Bosco was voor mij van meet
af aan een boeiende figuur. Hij
was geen ‘grote pedagoog’, maar wel
een groot mens, iemand die de mouwen
opstroopte om jongeren te helpen in zeer
zware omstandigheden. Zijn opvoedings-
project is voor mij ook een positief ver-
haal, dat zelfs in de benarde tijden voor
de Kerk vandaag overeind blijft.” Het is
in zijn functie ook een uitdaging om dat
salesiaanse denken en handelen te ver-
talen naar vandaag, in te kleuren af-
hankelijk van de situatie in de voor-
ziening. Maar het gedachtegoed en
vooral de concrete aanpak is voor
medewerkers, ouders en jon-
geren toegankelijk en wordt
gewaardeerd. William: “Ik heb nog nooit
iemand horen zeggen ‘om Don Bosco
ben ik hier weg’. Het gaat overigens ook
niet om een dogma dat te nemen of te
laten is, maar om een kader dat van on-
deruit en volgens de concrete noden en
mogelijkheden ter plaatse ingevuld kan
worden. Misschien is dat wel de grootste
kracht ervan.”
BuurtVreugdeborg is één van de twaalf voorzie-
ningen binnen de salesiaanse bijzondere
We blijven uitgaan van de
actuele zorgvragen van de
jongeren.
William Schiepers, verantwoordelijke van begeleidingstehuis Vreugdeborg
17
jeugdzorg. Het werd in 1969 opgericht
door de lekenhelpsters van Don Bosco.
Het kreeg een erkenning als gezinste-
huis, met een inwonende verantwoorde-
lijke. Toen die laatste met pensioen ging,
werd de erkenning op 1 januari 2005 om-
gezet naar een begeleidingstehuis voor
tien kinderen/jongeren. Dat creëerde
een nieuw, iets ruimer personeelskader,
dat op vandaag instaat voor de residen-
tiële begeleiding van jongens en meisjes
tussen drie en achttien jaar, die geplaatst
werden door de jeugdrechter of het Co-
mité voor Bijzondere Jeugdzorg. Maar
Vreugdeborg is vooral een huis in de rij,
dat streeft naar een grote openheid en
een steeds grotere integratie in de buurt
waarin het gevestigd is.
DuizendpootDe gestructureerde kleinschaligheid en
het familiekarakter van Vreugdeborg cre-
eren volgens William tal van voordelen
en mogelijkheden. Het geeft ook voldoe-
ning, want er is een grote betrokkenheid
en inzet van de medewerkers. Op enkele
jaren tijd heeft hij met de voorziening ook
een enorm traject kunnen afleggen. Maar
het heeft ook zijn weerslag op zijn taken-
pakket. William is immers niet alleen ver-
antwoordelijk voor het personeelsbeleid,
het pedagogisch beleid, het financieel
en administratief beleid, de zorg voor
de infrastructuur en het extern be-
leid, door het beperkte
personeelskader dient
hij zelf ook de han-
den uit de mouwen
te steken, is hij betrokken bij indivi-
duele begeleidingen en verzet hij heel
wat praktisch werk. Het onthaal van de
kinderen na schooltijd, een fietstocht be-
geleiden, kinderen naar de clubs brengen
waarin ze actief zijn en ze er vandaan
halen, maar ook een kerstboom
halen, een lamp vervangen, toi-
letten ontstoppen, naar het
containerpark gaan, schil-
deren ... het komt hem, als
enige man in huis, allemaal
toe. William glimlacht: “Ik
tel mijn overuren niet meer,
dat werkt gemakkelijker.”
WeekendElk jaar stelt hij als verantwoorde-
lijke, samen met de medewerkers, een
beleidsplan op voor het volgende werk-
jaar. William licht toe: “We willen blijven
uitgaan van de actuele zorgvragen van de
jongeren. De leefgroep bestaat momen-
teel uit vijf pubers en -zonder de andere
kinderen te kort te willen doen- willen
we enerzijds een traject afleggen met
de groep, maar ook met de individuele
jongere. Zo willen we per jongere een
doel stellen op het vlak van zelfstandig-
heid, zelfredzaamheid, verantwoorde-
lijkheid, vrijheid, verbondenheid, geloof
en zingeving. Die laatste pijler vind ik
persoonlijk belangrijk in het werken in
Vreugdeborg. We hebben veel woorden
en daden om met de doelen vrijheid,
verantwoordelijkheid en verbondenheid
aan de slag te gaan. De uitdaging om ook
te werken rond zingeving en geloof, prik-
kelt ons al enkele jaren en vindt zijn weg
via ons jaarlijkse teamweekend in Ven-
cimont. Het helpt ons om te komen tot
een gezamenlijker gedragen visie en een
vruchtbare samenwerking. Die is nodig,
want opvoedingswerk is vaak opslorpend
en vraagt veel inzet. We blijven dan ook
steeds streven naar het zinvolle, met el-
kaar, in Vreugdeborg. Het teamweekend
geeft ons daartoe de nodige inspiratie en
ondersteuning.”
De latOok salesianiteit is dus ingebed in de
beleidskeuzes die men in Vreugdeborg
maakt, met als bedoeling die zichtbaar te
maken in de concrete beleving van elke
dag: het overleg, het onthaal, de vrije
tijd, de inspraak van jongeren, de maan-
dagavondactiviteiten met de hele groep,
op kamp, enz. William: “Als huis van Don
Bosco willen we streven naar dat tikkeltje
anders of meer in de begeleiding van kin-
deren en jongeren.”
Ondanks de teleurstellingen die eigen
zijn aan opvoedingswerk en dankzij de
nodige realiteitszin, blijft William Schie-
pers de lat voor zichzelf dus hoog leggen.
Hij wordt hierin uitgedaagd en gesteund
door velen binnen de Don Boscowereld
en erbuiten. En hij probeert mensen,
medewerkers en jongeren in zijn enthou-
siasme mee te nemen, te responsabilise-
ren. “Het is niet zo dat je wat je zelf doet,
beter doet”, besluit hij.
En toch hopen we dat hij nog jarenlang
op dat elan mag doorgaan ...
Ik heb nog nooit iemand
horen zeggen: “Om Don
Bosco ben ik hier weg.”
Het is niet zo
dat je wat je zelf doet,
beter doet.
jong geleerd | Tekst: Jan Merckx Foto's: Mark Den Haerynck
18
Een (on)gewone speelpleindag
Iedereen weet wellicht wat speelplein-
werking betekent. Het is een zegen voor
ouders met jonge kinderen. Zo’n vakan-
tieactiviteit vindt ook elk jaar plaats in
Don Bosco Halle. Op de ruime campus
komen elke zomer opnieuw jongeren
van Halle en omstreken naar hartenlust
ravotten, zwemmen, knutselen, op de
gocarts rijden, zandkastelen bouwen,
toneel spelen, zingen, schreeuwen en
brullen. Speelplein Don Bosco Halle gaat
elk jaar van start begin juli en eindigt op
15 augustus. Op de terreinen van Don
Bosco Halle is er ruimte en accomodatie
genoeg opdat kinderen zich zouden kun-
nen uitleven. Het speelplein is inmiddels
een vaste waarde geworden in het regi-
onale jeugdaanbod. De meeste kinderen
komen uit Halle en de nabije omgeving,
maar er zijn er ook die van verder komen.
Onze medewerkers en moni’s komen van
overal, zelfs vanuit het buitenland. Elke
zomer verwelkomen we een paar inter-
nationale monitoren die enkele weken
komen meedraaien op het speelplein.
Vrije werkingAfgelopen zomer stond een ploeg van
veertig vrijwilligers elke dag klaar om
vaak meer dan 250 kinderen een on-
vergetelijke vakantie te bezorgen. Het
speelplein Don Bosco Halle handhaaft de
formule van een ‘vrije werking’. En dat
in zijn dubbele betekenis van
het woord. Vrij in de betekenis
van vrijwillig omdat alle moni-
toren en medewerkers zich vol-
ledig inzetten op vrijwillige basis.
Ten tweede is er de vrijheid om vrij te
kiezen. De kinderen kunnen volgens hun
eigen ritme en interesse hun spel kiezen.
Verplicht samenspel is geen must, maar
er is wel een aanbod. Na de morgen- en
middagformatie worden een aantal ge-
leide spelen voorgesteld waaraan ieder-
een kan deelnemen. Die formatie is een
vast moment waarop alle kinderen en
monitoren samenkomen om te zingen en
met een verkleedpartij door de moni’s op
ludieke wijze geïnformeerd worden over
het aangeboden programma. Indien een
kind geen zin heeft om daaraan mee te
doen omdat het liever met eigen vrien-
den een groot kamp tussen de bomen wil
gaan bouwen of met de gocarts wil gaan
racen op onze racebaan, dan kan dat ook.
MonitorenDe hele dag door lopen monitoren op het
plein rond, ofwel om met de kinderen
mee te spelen en hun fantasie te stimu-
leren, ofwel om een assisterend oogje in
het zeil te houden en te animeren. Ani-
mator zijn op het speelplein is niet alleen
‘be’-geleiden. Het samen spelen staat op
het plein centraal. De grenzeloze fantasie
die daarmee gepaard gaat, leidt ertoe
dat we soms vreemde bezoekers mogen
verwelkomen op het speelplein. De mo-
ni’s duiken daarvoor in de verkleedkoffers
en komen te
voorschijn als
cowboys en
indianen, mars-
mannetjes, spre-
kende dieren, echte
Vlaamse charmezangers
of televisiekoks. Elke week staat in het te-
ken van een bepaald thema en dan wordt
ook het secretariaat, dat de toepasselijk
naam ‘Het Mierennest’ heet, getransfor-
meerd in een aangepast decor.
AmbianceEen doorsnee dag op het speelplein be-
staat niet. Vanaf 7.30 uur kunnen de kin-
deren er terecht voor opvang, en wanneer
de laatste bengels om 18.00 uur worden
uitgewuifd en de animatoren aan de voor-
bereiding van de volgende dag beginnen,
komen de verhalen naar boven over de
voorbije dag. Omdat een speelpleindag
lang duurt, en sommige monitoren niet
in de onmiddellijke buurt wonen, én om-
dat het ook gewoon leuk is om de avond
samen af te sluiten, hebben de moni’s
de mogelijkheid om te blijven overnach-
ten. De avondsfeer is iets heel speciaals
en houdt een goed evenwicht tussen op
kamp zijn en een geweldige vakantie
doorbrengen met vrienden. Het gebeurt
geregeld dat moni’s die er overdag niet bij
kunnen zijn, ‘s avonds afzakken om mee
te genieten van de gezellige ambiance.
En wanneer het dan eindelijk tijd is om te
gaan slapen, moe maar tevreden, is het
dromen van de volgende speelpleindag...
Don Bosco Vlaanderen kent tal van gelijkaardige speelpleinen in Vlaan-deren. Geïnteresseerd? Surf dan voor een overzicht naar www.donbosco.be (jongeren-vakantiewerking) of www.jeugddienstdonbosco.be (activiteiten-vakantiewerking).
Een speelpleinwerking is een
zegen voor ouders, voor hun
kinderen én voor de monitoren.
Tekst: Mark Den Haerynck Foto's: Plaatselijke correspondenten | sprokkel
19
Don Bosco gedenken, vieren, bedankenDon Bosco is geen letterwoord of een
nietszeggende afkorting, maar de concre-
te naam van een priester en heilige, die
aan de basis ligt van het salesiaanse op-
voedingsproject. De scholen van het Don
Bosco Onderwijscentrum en de voorzie-
ningen van Jeugdzorg Don Bosco Vlaan-
deren dragen allemaal diezelfde naam.
Don Bosco is de referentie voor een gelijk-
aardige manier van werken, denken en
handelen. Ook zijn feestdag, 31 januari,
is bij velen een begrip geworden. Rond
die tijd wordt in de Don Boscoscholen en
-voorzieningen een moment georgani-
seerd met een feestelijk karakter voor de
leerlingen. Don Bosco Vlaanderen zette
zijn voelsprieten op volle scherpte en
sprokkelde enkele feestindrukken.
Een gamma aan activiteiten werd op-
nieuw aan de leerlingen aangeboden,
van een feestelijk morgenontbijt of een
middagbrunch tot een swingpaleis,
een gocartrace of een
zoektocht met kwisvragen.
Naast het speelse karakter,
blijft de aandacht ook ge-
richt op een betere kennis
van Don Bosco. De godsdienstleer-
krachten nemen het voortouw
om in die dagen de figuur van
Don Bosco te belichten. De film
over zijn leven, de dozen met
het Don Boscospel, een zelf-
gemaakte PowerPoint, een
zoektocht met leeropdrach-
ten, of een gebedsviering in de
kerk, het zijn allemaal stapstenen die
een meerwaarde betekenen
om deze opvoeder van
de jeugd beter te
leren kennen.
Een bijzonder ge-
beuren dit jaar was
de circustent die op het
voetbalveld van het bij-
zonder lager onderwijs van
Halle het decor werd van optredens door de kin-
deren zelf. Een week lang
hadden zij geoefend en getraind
om circusnummers en showelementen
onder de knie te krijgen. Don Bosco, ons
als koorddanser indachtig, zal ongetwij-
feld gegniffeld hebben bij zoveel jeugdige
speelsheid.
20
Horizontaal1. wijk in Turijn waar het Oratorio begon2. equator – bezittelijk voornaamwoord3. ontmoetingsplaats in Limburg – mild, royaal4. oosterlengte – voorzetsel5. toegewijde vlijt – stad in Italië6. zuster – wild zwijn - kauw7. water in Friesland – gevangenis8. kuur – waarvan of waaruit rook opstijgt9. sneeuwhutten – landbouwwerktuig10. salesiaan van Don Bosco - langzaam
test je kennis | Auteur: M. Biesmans Afbeeldingen: sxc
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 6
2
3 4 9
4
5 1 3
6 10
7
8 5
9 8 7
10 2
Van goede gezindheid, welwillend, hartelijk:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Vertikaal1. opstanding, herleving2. wees gegroet – blijdschap3. jaargetijde – blik door elkaar en zonder klinker4. …-onderzoek i.v.m. de erfelijkheid – kippenloop5. onder andere – koning6. leider van de eerste missiezending van Don Bosco
naar Argentinië7. ruw – nummer – grote roofzuchtige papegaaien-
soort8. smalle plank - echtgenoot9. woonboot door Noach gebouwd10. Don Boscoschool in Oost-Vlaanderen
Surf voor de oplossingen naar www.donbosco.be.
Jeanne Suys, zdb° 13-08-1919 + 14-12-2010
Jeanne is geboren in Koekelberg op 13 augustus 1919. Ze was tien maanden toen
haar moeder stierf en twee jaar toen haar vader van de trap viel en overleed. Dit heeft
haar diep getekend, ook al heeft zij het kostbare geluk gekend opgenomen te worden in
het gezin van een liefdevolle tante in Groot-Bijgaarden. Zij liep school
bij de zusters van Don Bosco en ging op achttienjarige leeftijd wer-
ken in Brussel.
Op 2 februari 1944 werd zij postulante. Na het noviciaat legde
zij haar eerste geloften af in Groot-Bijgaarden, op 5 augustus
1946. Zij studeerde aan de normaalschool van Heverlee en be-
haalde eveneens het basisdiploma van logopediste. Er volgde
een onafgebroken periode van 32 jaar in het onderwijs, eerst als
leerkracht, later als directrice. Ze was actief in de scholen in Jette
en Groot-Bijgaarden. Als directrice slaagde ze erin een vriendschap-
pelijk team te vormen met haar leerkrachten en ze realiseerde onder-
linge samenwerking dankzij haar volgehouden inzet, zolang het de leerlingen maar ten
goede kwam. Ze kon zich inleven in de zorgen en de idealen van haar collega’s en op hun
beurt mochten zij rekenen op optimale leeruitrusting en leerstages in bedrijven, opdat
leerlingen alle kansen zouden krijgen op de arbeidsmarkt. Zr. Jeanne kreeg gelijktijdig
beleidstaken in de congregatie toegewezen. Zodra zij met pensioen was, hielp zij mee bij
het onthaal van toeristen in een kerk in Brussel. Zij was vrijwilligster om op zondag de
zieken in een kliniek naar de kapel of hun kamer te brengen. Een val in 2003, met een
gebroken heup tot gevolg, verplichtte haar voor verzorging en herstel naar het rusthuis
in Kortrijk te gaan. Zuster Jeanne is een gelukkige en blije zuster van Don Bosco geweest,
zij had een warme aandacht voor al wie haar ontmoette. We zijn dankbaar voor haar
lang en rijk leven dat zij op 14 december 2010 in Gods handen legde.
in memoriam
21
Zes jaar lang heeft Jos Claes als provin-
ciaal de salesiaanse provincie België-
Noord en de delegatie Nederland ge-
leid. Het mandaat van een provinciaal
loopt over zes jaar. Op 20 november
2010 hielden de salesianen in Vremde
al een ‘Open denkdag’ om met elkaar
in overleg te gaan over het verder ori-
enteren en leiden van hun salesiaanse
provincie. Die dag zijn de medebroe-
ders ook geconsulteerd en werden ze
gevraagd naar hun mening en keuze.
Tekst: Mark Den Haerynck | sprokkel
sprokkel
Met instemming van de Algemene Raad
heeft don Pascual Chávez, Algemeen
Overste van de salesianen van Don Bos-
co, Mark Tips gevraagd om de taak van
provinciaal voor de komende zes jaar
(2011-2016) op zich te nemen. De redac-
tie van Don Bosco Vlaanderen wenst de
nieuwe provinciaal goede moed om in
een goede gezondheid en met het geloof
van de Emmaüsgangers op weg te gaan.
Midden augustus 2011 zal Mark Tips de
bestuurlijke en animerende taak van Jos
Claes overnemen.
Mark Tips (Lommel °1950), salesiaan
sedert 1969, werd na zijn pedagogi-
sche studies in Benediktbeuern (Duits-
land) en theologie aan de K.U. Leuven
in 1978 tot priester gewijd. Momenteel
is hij vicaris van de huidige provinciaal.
De laatste jaren was hij vooral actief in
Jeugdzorg Don Bosco Vlaanderen (de
bijzondere jeugdzorg) en Jeugddienst
Don Bosco (jeugd en vrije tijd) en zette
hij zich in voor de Salesiaanse Familie
in Vlaanderen.
Nieuwe provinciaal
Naar Don Bosco in TurijnAl vele jaren organiseert Don Bosco
Vlaanderen busreizen naar Turijn,
waar we de plaatsen bezoeken waar
Don Bosco geleefd en gewerkt heeft.
We herbeleven het leven van Don
Bosco op de plaatsen waar het zich
tussen 1815 en 1888 afspeelde en we
vertalen zijn boodschap van toen naar
ons eigen leven nu. De reis vindt plaats
in de meimaand (20-26 mei 2011), pre-
cies in de week dat in Turijn het feest
van Maria Hulp der Christenen gevierd
wordt. Het was jaarlijks een hoogte-
punt in het leven van Don Bosco, en
is nu nog steeds een onvergetelijke
ervaring voor al wie dat in Turijn mag
meemaken. Folders van deze reis kunt
u aanvragen bij de reisverantwoorde-
lijke: Wilfried Wambeke,
Don Bosco straat 72, 3940 Hechtel
011 / 73 38 84).
bij de salesianen van Don Bosco
verbonden | Tekst: Arnoud Festjens Foto’s: DMOS-COMIDE, sxc
22
Twintig jaar geleden, op 2 september
1990, ging het Internationaal Verdrag
voor de Rechten van het Kind van kracht.
Tijdens het afgelopen jaar hebben we
verschillende onderdelen van het Kinder-
rechtenverdrag belicht. In deze bijdrage
wordt de bescherming van kinderen te-
gen geweld, misbruik en verwaarlozing
besproken, én de bescherming van kinde-
ren die vervolgd worden voor een straf-
baar feit.
BendesIn Latijns-Amerika zijn jongeren over het
algemeen oververtegenwoordigd als da-
ders én als slachtoffers van misdaad en
geweld. Het aantal moorden op jonge
mannen (15-29 jaar) in Latijns-Amerika
ligt maar liefst drie keer hoger dan het
mondiale gemiddelde. Een aanzienlijk
deel van de gewelddadige misdrijven in
het continent wordt door jongeren zelf
gepleegd, terwijl de leeftijd waarop jon-
geren zware misdaden begaan, steeds
lager komt te liggen.
Steeds vaker geraken Latijns-Amerikaan-
se jongeren betrokken bij drugsgerela-
teerd en bendegeweld. Voor een groot
deel van de gepleegde strafbare feiten
zijn ook steeds jongere bendeleden ver-
antwoordelijk. Jongerenbendes komen
voor in zowat elke Latijns-Amerikaanse
grootstad. Dergelijke bendes tellen tus-
sen de 10 en de 120 leden, waarvan de
leeftijd schommelt tussen 7 en 22 jaar.
De jongste bendeleden ‘leren’ vooral,
maar nemen over het algemeen niet
deel aan bendeoorlogen of worden
niet betrokken bij zwaardere crimi-
nele feiten.
WapensDe groei van gewelddadige bendes in La-
tijns-Amerika is gekoppeld aan de steeds
eenvoudiger toegang tot wapens. In ver-
schillende landen bijvoorbeeld wordt de
verspreiding van wapens
in de hand gewerkt door
interne conflicten, de acti-
viteiten van uiteenlopende gue-
rilla- en paramilitaire organisaties, enz.
Geweld dat door de jongeren zelf wordt
gepleegd, wordt - paradoxaal genoeg - in
de hand gewerkt door de wetgeving in
verschillende Zuid-Amerikaanse landen.
De minimumleeftijd waaronder kinde-
ren niet in staat worden geacht om een
strafbaar feit te begaan - en er dus ook
niet voor kunnen worden vervolgd of
veroordeeld - werd in meerdere landen
verlaagd om jonge misdadigers hard te
kunnen aanpakken. Het gevolg hiervan is
echter dat bendes steeds jongere kinde-
ren inschakelen om bepaalde misdrijven
te plegen.
Jong geweldVeel van deze jonge misdadigers zijn als
kind het slachtoffer geweest van fysiek,
psychologisch en/of seksueel geweld.
Vaak plegen ze misdrijven om tot een
groep te kunnen behoren en zo een ge-
›
Latijns-Amerika: kwetsbare jongeren en criminaliteit
Bendes schakelen steeds jongere kinderen in om misdrijven te plegen.
23
voel van verbondenheid te er-
varen. Inkomensongelijkheid
is - meer nog dan armoede
- een belangrijke voedings-
bodem van geweld. De da-
gelijkse confrontatie met
mensen uit de (hogere)
middenklasse, en dus met
de ongelijke verdeling van de
inkomens, werkt misdaad en
geweld in de hand. En ook al ligt
de armoedegraad in Zuid-Amerika
beduidend lager dan in de meeste Afri-
kaanse landen, de inkomensongelijkheid
is nergens zo groot en zo wijd verspreid
als in Latijns-Amerika.
Minderjarige Colombiaanse huurmoordenaarsVolgens de Colombiaanse krant El Tiempo
wordt er elke dag iemand vermoord door
een minderjarige. Nergens in Latijns-
Amerika ligt het aantal moorden op jonge
mannen (15-29 jaar) hoger. Colombia gaat
sinds haar onafhankelijkheid in 1830 ge-
bukt onder golven van terreur en geweld.
Achtergestelde jongeren in de Colombi-
aanse steden zitten als het ware ingekap-
seld in een cultuur van dood en geweld.
Aan het einde van de jaren tachtig dook
een nieuw fenomeen op in de Colombi-
aanse stad Medellín: dat van de minderja-
rige huurmoordenaars of sicarios.
Sinds de opkomst van drugskoning Pablo
Escobar kent Medellín één van de hoog-
ste misdaadcijfers in Latijns-Amerika.
Escobar verzamelde een leger van min-
derjarige huurmoordenaars rond zich. Ze
werden uitgestuurd om leden van rivali-
serende drugsbendes, politici, rechters,
agenten en iedereen die het pad van Don
Pablo kruiste, te elimineren. Pablo Esco-
bar werd in 1993 doodgeschoten en het
drugskartel van Medellín werd intussen
opgedoekt. Het fenomeen van de sicarios
blijft echter brandend actueel, ook in de
rest van Colombia.
Kinderen en jongeren worden ingehuurd
door paramilitaire organisaties, drugs-
bendes en zelfs particulieren om
mensen te vermoorden. Uitgere-
kend hun jonge leeftijd maakt
van hen geschikte huurmoor-
denaars. Ze zijn goedkoop, sla-
gen erin hun slachtoffers on-
opvallend te benaderen en te
doden, en ontsnappen gemak-
kelijker aan het gerecht. Zolang
ze jonger zijn dan veertien jaar,
kunnen ze immers niet strafrechtelijk
vervolgd worden en kan hun geen gevan-
genisstraf opgelegd worden. Dat werd in
2006 vastgelegd in de Wet voor Kinderen
en Adolescenten. Vaak ontvangen de si-
carios slechts één tot zes procent van
de som die organisaties opstrijken voor
een moord. Daarnaast staan ze ook nog
eens onderaan de criminele ladder. Des-
ondanks wordt vastgesteld dat de opge-
pakte jongelui een onvoorwaardelijke
loyaliteit tonen ten opzichte van hun
opdrachtgevers. Slechts zelden verraden
ze hun patrón, iets wat hen bijzonder ge-
geerd maakt bij criminele organisaties.
De sicarios zijn het product van een sys-
teem waarin organisaties terreur zaaien
ter bestendiging van hun macht en het
vuilste werk laten opknappen door inge-
huurde minderjarigen. Jongeren uit kans-
arme milieus zijn uiteraard bijzonder vat-
baar voor dit soort taken. Deze jongens
en meisjes hebben geen toegang tot on-
derwijs, leven onder de armoedegrens of
op straat. Om hun familie te ondersteu-
nen gaan vele jongeren dan ook in op
het aanbod van criminele organisaties.
Naast het plegen van moorden worden
sicarios ook vaak ingezet in drugs- en wa-
pensmokkel.
Het fenomeen van de sicarios heeft zich
intussen ook uitgebreid naar andere Co-
lombiaanse steden. In Cali werd uitgere-
kend dat één op de vijf moorden door een
minderjarige wordt gepleegd. In Bogotá
werden dit jaar alleen al negentien min-
derjarige huurmoordenaars opgepakt,
van wie de meesten tussen vijftien en
zeventien jaar oud zijn. Onlangs kwam
aan het licht dat jonge Colombiaanse
huurmoordenaars eveneens betrokken
zijn in de Mexicaanse drugsoorlog. Ook
in Argentinië, Paraguay, Brazilië, Ecua-
dor, Panama, Guatemala en Spanje wer-
den al jonge Colombiaanse moordenaars
opgepakt.
Perspectieven biedenDMOS-COMIDE ondersteunt
veertien scholen en oplei-
dingscentra van Don Bosco in
Colombia. In elk van deze cen-
tra wordt gewerkt met kansar-
me jongeren die op regelmatige
basis geconfronteerd worden
met geweld en criminaliteit.
Het Centro Juan Bosco Obrero bij-
voorbeeld is gelegen in Ciudad Bolívar,
een van de armste, snelst groeiende en
dichtst bevolkte buitenwijken van Bo-
gotá. De bevolking van Ciudad Bolívar
bestaat vooral uit ontheemde Colombi-
anen, uit alle uithoeken van het land,
die op de vlucht zijn voor het geweld.
De jongeren uit de wijk komen dagelijks
in contact met drugs, prostitutie en an-
dere vormen van criminaliteit. Het Cen-
tro Juan Bosco Obrero houdt hen van de
straat weg en biedt de jongeren een kans
op het volgen van een beroepsopleiding
om hen daarna aan vast werk te helpen.
In het Centro Juan Bosco Obrero wordt óók
gewerkt met ex-sicarios en voormalige le-
den van gewelddadige jongerenbendes.
Naast het aanleren van een vak en hun
begeleiding naar en op de arbeidsmarkt,
besteedt het centrum bijzondere aan-
dacht aan psychosociale bijstand en de
re-integratie van jongeren in de samenle-
ving. In samenwerking met buurtcomités
en het stadsbestuur van Bogotá worden
geregeld preventiecampagnes opgezet
om jongeren en volwassenen bewust te
maken van belangrijkheid van onderwijs
en opleiding. In plaats van te kiezen voor
de criminaliteit en het snelle geld, pro-
beert men hen zo warm te maken voor
het volgen van een beroepsopleiding in
het centrum. Enkel op die manier kunnen
ze onttrokken worden aan een negatieve
spiraal van geweld en criminaliteit en
kan hun een perspectief geboden worden
op een betere toekomst.
www.dmos-comide.org
De groei van gewelddadige bendes in Latijns-Amerika is gekoppeld aan de steeds eenvoudiger toegang tot wapens.
In plaats van te kiezen voor
de criminaliteit en het snelle geld, probeert men jongeren
warm te maken voor het volgen
van een beroeps-opleiding.
24
ruggespraak | Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Koenraad Arnauts
Over de grensEen landgrens oversteken heeft altijd iets spannends,al heb je niets te verbergen, je hartslag gaat omhoog. Hoe duidelijker en strenger de grens, hoe hoger de opstoot van adrenaline. Vervagende grenzen binnen Europa minimaliseren nu die oversteekstress.
In het leven leggen we onszelf en anderen ook grenzen op. Ze worden soms door de tijdsgeest beïnvloed. Wat vroeger scherp afgelijnd was, kan vandaag diffuus, onduidelijk zijn. Zo dialogeren en argumenteren ouders en opvoeders frequent met jongeren, waardoor grenzen onderhandeld worden en vervagen.
Sommigen flirten graag met grenzen, uit nieuwsgierigheid, voor de kick van het avontuur, … Hoe ver kan ik gaan? Dit overkomt jongeren wellicht vaker omdat ze voortdurend grenzen aftasten. Anderzijds wordt grensoverschrijdend gedrag getemperd door een natuurlijke angst voor grenzen en eventuele gevolgen van de oversteek.
Het avontuur lokt allicht nog steeds, terwijl wazige levensgrenzen geen angst meer inboezemen. De schroom om erover te gaan, is weg, het gevaar aan de overkant loert. De vastentijd kan ouders en opvoeders uitnodigen om, hoe moeilijk ook, te blijven zoeken naar een evenwicht tussen flexibiliteit en rigiditeit, om voor jongeren aanvaardbare,maar duidelijke grenzen te trekken.