Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

24
115 de jaargang | maart-april 2011 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042 over de grens 2 Don Bosco Vlaanderen

description

Tijdschrift van Don Bosco in Vlaanderen

Transcript of Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

Page 1: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

115de jaargang | maart-april 2011 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042

over de grens

2Don Bosco

Vlaanderen

Page 2: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

inhoud Een salesiaanse op de wereld Een kijk op de salesiaanse wereld

Jong en oud

4 Een bloes met

veertig knopen

8 Van Bijbelse ontluistering

naar Babelse verwarring

11 Oma zorgt wel voor

de kinderen

Don Boscogewijs

6 50 jaar Don Bosco Haacht

7 Lichamelijke opvoeding

18 Een (on)gewone speelpleindag

22 Kwetsbare jongeren en

criminaliteit

Kruispunt

Johan Matthys 12

William Schiepers 16

Pennenstreken

Dagboek van een kruimeldief 10

Menselijkheid 14

Noblesse oblige 15

Over de grens 24

Kruiswoordraadsel 20

Hoofdredacteur Annemie Vandaele

Adviesraad R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen

Eindredactie en redactieadres Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle [email protected]

Adreswijziging Don Bosco Vlaanderen Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]

Verantwoordelijke uitgever Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel [email protected]

Lay-out en druk Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo

De bijdragen verschijnen onder de verant-woordelijkheid van de auteur.

Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen.

In Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be

In de wereld: www.sdb.org www.cgfmanet.org

Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn daarom steeds welkom op het onderstaande adres en rekeningnummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’:Don Bosco Centrale vzwFr. Gaystraat 1291150 BrusselTel. 02 771 21 00IBAN: BE96 0000 1112 6405BIC: BPOTBEB1

Foto voorpagina: Sxc

Page 3: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

3

Annemie Vandaele Hoofdredacteur | ingeblikt

Voor sommigen is hij een

vloek, voor anderen een

zegen, maar hij ligt er, on-

miskenbaar, de grens, als een

rode draad door een mensen-

leven. Hij kent vele vormen en

gezichten, is nu eens het begin,

dan weer het einde van ons ken-

nen, ons kunnen, ons dromen,

ons geven, ons samenleven.

Vaak is hij uitdagend, al even vaak

frustrerend. Vanuit pedagogisch

perspectief was hij er vroeger

ook meer dan nu, wordt wel

eens beweerd. En dus wor-

den er boeken bij de vleet

over geschreven. De gene-

ratie ouders en opvoeders

die vandaag aan zet is, zou

een zeer dialogaal opvoe-

dingsmodel hanteren. En dat

wordt toegejuicht. Ze zijn af-

gedaald van hun berg van de

autoriteit en staan meer dan

ooit naast kinderen en jon-

geren, zijn nabij, spreken,

luisteren naar hun beleving,

geven inspraak, overleg-

gen, sluiten

compromissen,

durven voor hun

eigen deur te ve-

gen. Don Bosco zou

het een inflatie van

de hartelijkheid ge-

noemd hebben, al is

het een term die op van-

daag de lading niet helemaal

meer dekt.

De grote adder die volgens al

even velen onder het gras schuilt,

is dat jongeren zo veel ruimte,

ontwikkelingskansen en (keuze)

vrijheid wordt geboden, dat we hen

net te veel laten schieten, dat we

te weinig lijnen uittekenen en zo te

weinig houvast bieden. Nochtans

vragen kinderen om een afgebaken-

de leerruimte met duidelijke contou-

ren, die hen uitdaagt tot solidariteit

en verantwoordelijkheid. Opvoeden

vraagt naast graag-zien dus ook nog

redelijkheid en rede.

Over de grens

Voor iedereen die in de concrete realiteit

met opgroeiende kinderen of jongeren

te maken heeft, blijft het dansen op een

slappe koord om die twee polen met el-

kaar te verenigen. Misschien is het ook

voldoende het na te streven. Want, zo

zeggen dezelfde boeken, de grote verlie-

zers onder de jongeren van vandaag, zijn

diegenen die één van beide aspecten vol-

ledig moeten ontberen.

En toch, toch verdient geen enkele jongere

het in dit verlies opgesloten te worden. Als

samenleving treft ons hier een collectieve

verantwoordelijkheid, op alle niveaus - dat

van ons gezin, de buurt, het onderwijs,

de jeugdzorg, het jeugdsanctierecht - om

de voorwaarden daartoe te creëren, om

te blijven zoeken naar mogelijkheden en

wegen tot preventie en remediëring.

Verder dan de grens blijven kijken ...

misschien is het bij het begin van de vas-

ten alvast een nobele gedachte ...

Page 4: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

4

goed gelinkt | Tekst: Roger Burggraeve, Annemie Vandaele Foto’s: Eindredactie, sxc

Wat als je puber niet langer denkt te flad-

deren van de ene naar de andere, maar

voortaan kiest voor een ‘vast lief’? Wat

verstaan jongeren onder zo’n vaste rela-

tie? Wat maken ouders ervan? En mogen

we er het onze van denken? Of toch maar

liever niet? In deze tweede bijdrage ver-

leggen we ons blikveld van een fase gete-

kend door verliefdheid naar de stap die er

op volgt: jongeren op weg naar een vaste

relatie.

Vast en vastTieners die kiezen voor een vaste relatie,

doen dat niet zomaar, vrijblijvend. Wie

goed kijkt, ziet doorgaans een mooie

intensiteit, trouw en wederkerigheid.

Als ouder is de verleiding dan ook groot

meteen een heel toekomstbeeld aan zo’n

relatie op te hangen. Onterecht, zo

blijkt. Want pubers kiezen in het hier en

nu wel voor elkaar, maar de intensiteit

is doorgaans belangrijker dan de toe-

komstgerichtheid. Een soort realistische

nuchterheid zorgt ervoor dat ze op jonge

leeftijd nog met voorzichtige blik kijken

naar later. Een gedeelde toekomst is niet

meer dan een ‘misschien’, die niet eens

echt aan de orde is. Als ouder is het dan

ook niet wijs zo’n relatie te benaderen als

een band met toekomst. Het legt immers

een claim, een druk op die een tienerrela-

tie nog niet aankan.

MettertijdHet moment waarop tieners de overstap

maken naar een vaste relatie, hangt van

veel factoren af: hun leeftijd, hun per-

soonlijkheid, maar ook de

opvoeding binnen

het gezin. Er is altijd sprake van een in-

directe vorm van opvoeding. Noem het,

zo je wilt, de sfeer binnen het gezin. Zo

zullen veel ouders een exclusieve relatie

van hun puber op een indirecte manier

proberen uit te stellen, door de nadruk te

leggen op kameraadschap bijvoorbeeld

en elk initiatief in die richting aan te

moedigen. Zo’n indirect management is

op zich niet verkeerd en is ook geen en-

kele ouder vreemd, al blijft het tegelijk

delicaat en gaat het bij voorkeur verge-

zeld van momenten van directe dialoog

tussen ouders en hun kinderen.

DialoogElk gesprek rond relatievorming is zin-

vol en dat gesprek mag verder gaan dan

thema’s als seksualiteit en contraceptie.

Veel jongeren weten immers niet wat

verliefdheid en liefde zijn en wat ze met

een mens doen. Als ouder ga je het liefste

uit van een realistische benadering, maar

tegelijk mag je raad geven, een eigen op-

vatting hebben en grenzen stellen. Jonge

mensen hebben het nodig zich te kunnen

toetsen, ook aan een ouder, dus hoef je

geen schrik te hebben om je kinderen

vanuit een ruimere wijsheidservaring op

bepaalde zaken te wijzen en hen op een

geleidelijke manier met hun vrijheid en

verantwoordelijkheid te confronteren.

Dat betekent dat er vroeg of laat discus-

sie zal ontstaan, erg is dat niet. Je mag als

ouder bijvoorbeeld vinden dat je kinderen

voor hun achttiende geen exclusieve rela-

tie moeten aangaan. Het is dan wel een

radicaal signaal, maar je geeft de bood-

schap mee: zorg dat je jong blijft en dat je

Een bloes met veertig knopen

Over relaties-in-wording

Mijn eersteMijn eerste meisje had een bloes

met veertig knopen

en als je lekker wilde vrijen

met zo’n wicht,

dan moesten één voor één

die veertig knopen open

en voor pa eraan kwam,

moest weer alles dicht.

Dan vloog ze schichtig

als een vogel uit je armen

en ik zat weer netjes bij

mijn koffie en mijn sprits,

toch had dat knoopjes-knopen

zo zijn eigen charme,

ik had het echt niet willen

ruilen voor een rits.

(Toon Hermans)

Page 5: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

5

je niet aan een ander bindt voor je jezelf

kent. Het is aan jongeren om zich in dia-

loog aan die mening te toetsen. Belang-

rijk is wel dat je als ouderpaar één signaal

geeft, want niets is voor jongeren zo ver-

warrend als een dubbele moraal, als een

moeder die wil uitstellen en een vader

die vindt dat je er niet vroeg genoeg aan

kunt beginnen. Dialoog blijft dus ook tus-

sen beide ouders noodzakelijk.

ScharnierenWat zijn voor jonge mensen dan schar-

nierpunten in de groei van verliefdheid

naar een vaste relatie? Verliefdheid is

altijd iets partieels, is een fascinatie voor

een deel van de persoon, nooit voor het

geheel. De overgang naar een gezonde,

vaste relatie komt er pas wanneer er ook

een nieuwsgierigheid groeit naar de an-

dere in al zijn unieke aspecten: diens

geschiedenis, de contexten waarin hij

of zij zich begeeft, de hobby’s die de

andere beoefent, enz. Dat betekent

ook dat er momenten komen waar-

op men moet leren omgaan met

verschil, momenten van onbegrip,

van elkaar niet verstaan, van niet

aangesproken worden door de an-

dere. Geen enkele relatie wordt vast als

er niet een moment is geweest waarop

men zich de vraag stelt: ‘Is dit het wel?’

De andere is nooit zomaar een deksel dat

past op ons eigen potje, is nooit zomaar

onze eigen invuloefening. Niemand kan

in principe trouwen met iemand met wie

het volledig klikt, want dan is het geen

relatie komen. Voor jongeren is het

vaak ook een leerproces de intimi-

teit van een vaste relatie te respecte-

ren, te leren dat bepaalde vormen van

lichamelijkheid tot een intieme relatie

behoren bijvoorbeeld, te leren dat span-

ningen beter niet uitgevochten worden

bij derden, te leren dat weglopen voor

problemen niet bijdraagt tot een relatie

met toekomst, enzovoort.

Tot slotRelationeel leren gaat onvermijdelijk

gepaard met twijfel, spanning, ontgoo-

cheling en tranen. Op dat punt hebben

jongeren een klankbord nodig, vaak een

moeder of een vader of een grootouder

die op een iets verdere afstand staat,

maar die luistert, hun ervaring laat staan

en er soms een andere naast plaats.

Het blijft immers een leerproces dat tijd

vraagt, dat in de tijd gespreid mag wor-

den en dus de nodige tijd mag krijgen.

Tussen verliefdheid en verbond is er ge-

lukkig een geleidelijke overgang naar een

vaste relatie, in het hier en nu exclusief,

intens en wederkerig, maar niet altijd ge-

richt op de toekomst. Het is de kunst voor

elke ouder of opvoeder om die nog jonge

vaste relaties in hun eigenheid te laten.

keuze, dan zie je de rijk-

dom van het verschil

niet. Net als voor

volwassenen is

het voor tieners

vaak een grote

uitdaging met

dat verschil te

leren omgaan,

om te leren dat

je binnen de in-

timiteit van een

relatie open en

onbevangen van

mening mag ver-

schillen.

IntimiteitDat alles heeft natuurlijk ook een licha-

melijke kant. Want ook daar manifesteert

zich het verschil, ook daar is er een ander

verlangen of een ander ritme. Het klinkt

misschien wat tegendraads, maar be-

langrijk bij tieners is dat kameraadschap

centraal staat, dat er ook andere elemen-

ten van binding zijn en dat lichamelijk-

heid ingebed kan worden in het ruimere

geheel van een relatiecultuur. Als seksu-

aliteit in een jonge relatie het eerste en

laatste is, dan kun je nooit tot een vaste

Page 6: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

6

een woord waard | Tekst: Miet Severyns Foto's: Don Bosco Haacht

We never change

Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Don Bosco

Haacht werd de sporthal van de technische en beroepsafdeling

omgebouwd tot een evenementenhal avant la lettre. Geduren-

de drie dagen kregen de talrijke toeschouwers te zien wat en

vooral wie in deze school ‘school’ maakt.

Het eerste luik van het avondvullend programma bestond uit

een academische zitting. Jerôme L’Enfant (directeur van de mid-

denschool) gaf ons een terugblik door zijn ogen. In hun spee-

ches zetten zowel Mieke Van Hecke (directeur-generaal van het

vsko) als Jos Claes (provinciaal van de salesianen) op hun manier

het opvoedingsproject van de school centraal.

Het tweede luik was een totaalspektakel van muziek, dans en

toneel waarin leerlingen en leerkrachten het beste van zichzelf

gaven. Ook hier werd vertrokken vanuit het opvoedingsproject

van de school. De pijlers van dit project zijn immers de echte

fundamenten van Don Bosco Haacht. Nadat deze symbolisch

werden weergegeven, kregen we een blik op hoe leerkrachten

en leerlingen er in de loop der jaren vorm aan gaven: telkens

op een andere manier, maar met datzelfde doel voor ogen.

We never change!

Vijftig jaar Don Bosco Haacht

Page 7: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

L.O. i

s ge

en v

ak

als een ander.

Tekst: Prof. Em. E. Van Assche Foto's: Eindredactie, sxc | de zijlijn

7

Lichamelijke opvoeding

Een beetje geschiedenisIn de naoorlogse periode was er nog geen

sterk statuut voor het vak L.O., zeker niet

in het katholiek onderwijs. Bewegen

was recreatie, buiten de lessen en na de

schooluren. De lessen L.O. gaven een per-

fect beeld van de gangbare theoretische

opvattingen. Die waren geïnspireerd door

een mensbeeld van spieren en gewrich-

ten. Leerlingen moesten leniger en ster-

ker worden. De invloed van alle vormen

van sport werd oogluikend binnengela-

ten en had succes, maar het overaanbod

bracht ook onzekerheid bij de leerkrach-

ten. In de tweede helft van de twintigste

eeuw zien we een vloed van leerplannen

ontstaan, met bijbehorende commissies

die streven naar regelgeving en kwaliteit.

De diocesane en congregationele inspec-

ties groeien uit tot ondersteunende en

vormende begeleidingsdiensten. In die

periode krijgen alle leerlingen twee uur

L.O. per week, ondanks het dagelijkse les-

uur dat gevraagd werd door alle betrok-

kenen. In de jaren negentig groeien de

eindtermen uit tot maatstaf van goed on-

derwijs, met een golf aan nieuwe ideeën.

De toekomstVakdidactisch gezien worstelt het vak L.O.

al meer dan vijftig jaar met een ‘totaalop-

vatting’ over vorming en opvoeding door

beweging. De link tussen het bewegings-

aanbod, tussen wat in de lessen aangebo-

den wordt en de te verwachten vormings-

effecten blijft immers een zoektocht. Het

is een dagelijks experiment, met concrete

leerlingen in concrete situaties. Gelukkig

zijn er volhardende leerkrachten, sterke

bewegingssituaties en sterke bewegings-

activiteiten. Lichamelijke opvoeding is dan

ook veel meer lesmoment-overstijgend ge-

worden en heeft, zoals alle andere vakken,

een langetermijnvisie nodig. Dat veron-

derstelt professioneel overleg en een bin-

dende taakverdeling onder leerkrachten,

maar we gaan ervan uit dat leerkrachten

L.O., meer dan anderen, succesvolle team-

spelers kunnen zijn.

Een vak apartToch is L.O. geen vak zoals een ander.

De impact van het vormingsaanbod is er

- op het fitheidstrainingseffect na - zicht-

baar in direct waarneembaar leerlingen-

gedrag. Zelfs het ethische gehalte van

concrete bewegingssituaties laat zich

hieraan aflezen. Motorisch succes, wel-

bevinden en sociale relaties tonen leerlin-

gen ook in de les zelf. Leerlingen hebben

hiervoor geen woorden nodig. Ze hoeven

zelfs geen test af te leggen. Leerkrachten

laten zich dikwijls maar intuïtief sturen

door deze waarnemingen, zeker op het

ethische vlak. Leerkrach-

ten in het algemeen

zijn zelfs niet

opgeleid om

het ethische

gedrag van

leerlingen als prioritaire doelstellingen

in elke les mee te nemen. Het volstaat

ook niet om dit ethische aspect neer te

schrijven in citaten in de schoolvisie. Op-

leidingen en vakgroepen moeten rond

deze kwestie strategieën ontwikkelen.

Het vak L.O. is, mijns inziens, een hel-

der en tastbaar werkveld hiervoor. Als

er in de microsituatie van een les geen

strategieën worden ontwikkeld, zal er op

schoolniveau en buiten de schooluren

ook niet veel te verwachten zijn.

Jonge leerkrachtenOnderwijs wordt steeds complexer, moei-

lijker, maar ook mooier. Van jonge leer-

krachten wordt verondersteld dat ze zich

spiegelen aan geëngageerde, heldere le-

raren. Dit type van ideale mentor blinkt

uit in zijn relatie met collega’s, oversten

én leerlingen, staat inhoudelijk sterk en

beschikt over de nodige vaardigheden.

De betere leraar richt zich bovendien tot

alle leerlingen en laat niemand op de

bank zitten. Hij/zij zoekt de essentie van

de afgesproken bewegingsactiviteiten en

voelt zich verantwoordelijk voor zijn/haar

bijdrage in de schoolloopbaan van elke

leerling. Elke leerkracht dient zich onder-

steund te weten door een vakgroep, die

zich richt op de optimalisering van

de transfer op het leven buiten

de schoolmuren ... en ook

op later. Net daarom zijn

zelfbeeld en sociale re-

latieontwikkeling in de

L.O.-lessen even belang-

rijk als de motorische

ontwikkelingskansen en

de fitheidstraining op het

niveau van elke leerling.

Een jonge leerkracht moet

zich omringd voelen door ou-

deren die er trots op zijn deze voor-

beelden te geven.

Van motorische vorming tot opvoeding door beweging

Page 8: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

een (g)oude(n) gids | Tekst: Bénédicte Lemmelijn Foto’s: Eindredactie, sxc

8

Van Bijbelse ontluistering naar Babelse verwarring? Wat nu?De cultuurhistorische verschuiving die in

de voorbije eeuwen het rationele denken

(bijna exclusief) centraal stelde, heeft er-

toe geleid dat religie naar de marge werd

verwezen. Het groeiende besef dat de

Bijbel zelf in heel wat aspecten ‘vreemd’

is, heeft tegelijk duidelijk gemaakt dat dit

boek geen evident fundament is van he-

dendaags christen-zijn (zie onze bijdrage

in DBV 2011, 1). Er ontstond dan ook een

situatie van ‘ontluistering’. “Wat heb-

ben ze ons toch allemaal wijsgemaakt?”

“Wat moet ik er nog van geloven?” ...

Het zijn evenveel verzuchtingen bij het

besef dat de zekerheden van weleer heb-

ben plaatsgemaakt voor onzekerheid en

twijfel.

Negatieve en positieve responsIn hoofdzaak zijn er twee manieren om

op die ‘ontluistering’ te reageren. De eer-

ste houding is negatief. Ze gaat uit van

angst en ontreddering en streeft daarbij,

vaak krampachtig, herstel van die verlo-

ren zekerheid na. Deze bijdrage probeert

wat verheldering en duiding te bieden bij

de verschillende, hedendaagse varianten

van die respons. De tweede reactie tracht

de ontluistering daarentegen te overstij-

gen door de nieuwe inzichten ernstig te

nemen. Op die manier beoogt ze precies

verrijking in een genuanceerde en kriti-

sche omgang met dat ‘vreemde boek’.

Die positieve reactie en haar nieuwe ver-

houding tot de Bijbel, die overigens het

uitgangspunt zal zijn van elke vruchtbare

omgang met het Bijbelse gedachtegoed

vandaag, zal dan in de volgende bijdrage

van dit blad aan bod komen.

HistoriseringDe moderne mentaliteit, met haar sterke

gerichtheid op techniek en een positief-

wetenschappelijke doorlichting van de

werkelijkheid, acht alles maakbaar en

verklaarbaar. Als Bijbelse verhalen bin-

nen die manier van denken willen over-

leven, dan moeten de gebeurtenissen

die erin beschreven zijn, dus rationeel

geduid kunnen worden. In dit soort lo-

gica stelt men al gauw de vraag naar de

historiciteit van de Bijbel: men zoekt ver-

klaringen voor de soms bizarre gebeurte-

nissen. En hoewel dit een evenwichtsoe-

fening tussen religie en wetenschap kan

lijken, toch gaat het in feite om een zeer

verkrampte houding. Men overstijgt de

‘ontluistering’ namelijk niet, maar tracht

integendeel op een ‘moderne’ manier te

redden wat er te redden valt. Het gaat

daarbij ook niet om een objectief zoeken

naar de (cultuur)-historische achtergrond

van het Bijbelse gedachtegoed met het

oog op een juist begrip van de tekst. Het

gaat veeleer om de reflex te willen be-

wijzen dat het Bijbelse verhaal, hoe on-

geloofwaardig het op het eerste gezicht

ook mag klinken, historisch correct zou

zijn. Wat dan historisch aantoonbaar is,

is ook rationeel plausibel en kan dus ge-

handhaafd blijven (en al de rest belandt

in de prullenmand). Voorbeelden hiervan

vindt men in de talloze (pseudo-)weten-

schappelijke bijdragen in boeken en tijd-

schriften en de gekende documentaires

op televisie, waarin men bijvoorbeeld

weer eens op zoek gaat naar resten van

de ark van Noach. Steeds heeft men één

doel voor ogen: bewijzen dat de Bijbel

gelijk heeft en aan de waarheid van die

Bijbel vasthouden. Dit soort verklaringen

worden aangehangen als zouden ze de

zo begeerde historische bewijsbaarheid

en realiteit van de verhalen waarborgen.

Maar hoewel deze benadering modern en

wetenschappelijk overkomt, is het in fei-

te net een ontkenning van wat de Bijbel-

se verhalen beogen. Ze bieden namelijk

geen historische reportages, maar een

intrinsiek theologisch geloofsgetuigenis.

FundamentalismeIn dezelfde richting, maar nog een stapje

verder op zoek naar het ‘grote gelijk’

van de Bijbel (en het leergezag), tekent

zich de fundamentalistische reactie op

Bijbels fundamentalisme

getuigt van een negatieve,

krampachtige houding.

Page 9: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

9

de ‘ontluistering’ af. Wanneer men de

term fundamentalisme gebruikt, moet

men zich echter bewust zijn van de vele

connotaties die dit etiket in het actuele

discours met zich meedraagt. Alvorens te

focussen op Bijbels fundamentalisme in

het bijzonder, lijkt het daarom goed eerst

enkele parameters van fundamentalisti-

sche benaderingen als dusdanig in beeld

te brengen:

1. Ultieme zekerheid voor een strijdende minderheidAllereerst stelt een fundamentalistische

religie zichzelf voor als ultieme zekerheid.

Hierin schuilt al een reactie tegen de

aantasting van de religieus geschraagde

identiteit ten gevolge van de ‘ontluiste-

ring’. De zekerheden van vroeger zijn ver-

loren gegaan. Precies in dit kader neemt

fundamentalisme de verdediging op

zich van een verloren gegane levensstijl,

waarbij vooral de ethische consequenties

van de religie een sleutelrol spelen. Daar-

bij aanziet dit fundamentalisme zichzelf

als een minderheid die strijd levert tegen

een niet-begrijpende meerderheid.

2. Apocalyptiek en eindtijdPrecies het feit dat de Bijbelse apoca-

lyptische literatuur, zoals in de boeken

Daniël of Openbaring, in eerste instan-

tie bemoedigende literatuur is voor ver-

volgde minderheden in de toenmalige

samenleving, maakt dat het welgekomen

teksten zijn voor allerhande fundamenta-

listische minderheden, die zich ook van-

daag onbegrepen voelen te midden van

een vijandige wereld, waarvan men het

einde nabij ziet. In fundamentalistische

benaderingen van de Bijbel ziet men dan

ook een overdreven nadruk op apocalypti-

sche denkwijzen. Bovendien staat daarbij

ook de eschatologische component van

de apocalyptiek centraal: er is een sterk

geloof dat het eindtijdelijke ingrijpen van

God de rechtvaardigen zal redden tot een

eeuwig goddelijk rijk. Die eindtijd brengt

men ook vaak in verband met de gedach-

te van een duizendjarig rijk.

3. Bijbels fundamentalismeTot slot is vooral het Bijbelse

fundamentalisme, in al zijn

varianten, zeer karakteris-

tiek en bepalend voor de

negatieve, krampachtige

reactie op de bovenge-

noemde ‘ontluistering’.

Hierin staat allereerst de

woordelijke ‘onfeilbaarheid’

van de Schrift (inerrantia)

centraal. De Bijbel heeft al-

tijd gelijk. En als hij geen gelijk

heeft, dan zorgt men er wel voor

dat hij gelijk krijgt. Die houding

gebruikt de Bijbel als handboek voor

het benaderen/oplossen van actuele

persoonlijke en maatschappelijke vraag-

stukken. Daartoe leest en interpreteert

men de Bijbel zeer selectief, waardoor

men de Bijbelse teksten geweld aandoet

en misbruikt. Bovendien worden in deze

benadering zowel oud- als nieuwtesta-

mentische teksten vaak verkeerdelijk

gezien als ‘voorspellingen’ uit een ver

verleden over een toekomst die in de

eenentwintigste eeuw heden wordt. Er-

ger nog wordt het wanneer men ziet hoe

het Bijbelse fundamentalisme de Bijbel

uiterst letterlijk leest als een betrouw-

baar en accuraat verslag van historische

gebeurtenissen (litteralisme). Opvallend

hierbij is nochtans dat men tegelijk wil-

lekeurig schippert tussen een letterlijke

en een symbolische lezing van de tekst,

naar gelang dit het beste uitkomt. Vanuit

dezelfde bekommernis toont het Bijbelse

fundamentalisme zich meester in het uit

de context halen van Bijbelse perikopen

of gezegden, waardoor men met de Bij-

bel in de hand bijvoorbeeld de doodstraf

evengoed kan legitimeren als verbieden

... En tot slot heeft niet alleen de Bijbel

altijd gelijk. Ook het Bijbelse fundamen-

talisme zelf heeft altijd het gelijk aan zijn

kant. De wijze waarop de Bijbel wordt ge-

lezen en geïnterpreteerd, is gekenmerkt

door volstrekte eenduidigheid. Er is één

uitleg, met één antwoord op elke vraag,

die door een centrale instantie wordt ge-

geven en die als zodanig moet worden

aanvaard.

Een derde weg: de ‘ontluistering’ overstegenDe hierboven beschreven reacties, zowel

deze vanuit een poging tot historisering

als deze vanuit een verengende funda-

mentalistische lezing, lijken gestuwd

door het gevoel van verloren religieuze

identiteit, dat verkrampt en ontredderd

op zoek gaat naar herwonnen zekerheid.

Dat deze houding, die eenduidige zeker-

heid voorwendt, ‘gemakkelijk’ is voor vele

mensen die bang zijn van onzekerheid in

het zoeken naar antwoorden op existenti-

ele vragen, spreekt voor zich. Niettemin

is er gelukkig ook een derde weg. Zonder

de gewijzigde realiteit te ontkennen, kan

namelijk ook getracht worden de ontred-

dering te overstijgen door te streven naar

een kritische omgang met het overgele-

verde Bijbelse gedachte- en geloofsgoed.

Precies die eerlijke, verrijkende pogingen

tot positieve reactie op de ‘ontluistering’,

zullen het voorwerp vormen van de eerst-

volgende bijdrage én het uitgangpunt

van de illustraties van deze benadering in

concrete Bijbelse teksten in de daaropvol-

gende bijdragen in deze jaargang.

Wie meer wil lezen over deze en de komende bijdragen kan terecht in: H. Ausloos & B. Lemmelijn, De bij-bel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse antwoorden op menselijke vragen, Leuven - Voorburg: Acco, 2005, 2006, 2009 (192 p. - ISBN 90-334-5955-8).

De zekerheden van weleer

hebben plaatsgemaakt voor

onzekerheid en twijfel.

Bijbelse verhalen

zijn geen historische

reportages.

Page 10: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

geblogd | Tekst: Stefaan Waegemans Foto’s: Eindredactie, sxc

10

Dagboek van een kruimeldief“Is hij nog wel in staat om dit jaar te red-

den? Moeten we hem niet aanraden om

van studierichting te veranderen? Zelfs

een gemiddelde leerling, die niet zo’n

moeilijke thuissituatie heeft, kan zo’n te-

kort bijna niet rechtzetten.” “Naar welke

richting?”, wordt gevraagd. “Er is geen

richting waar hij zichzelf en zijn thuissi-

tuatie niet met zich meeneemt, hé.” De

muziekklas, voor de gelegenheid omge-

toverd tot predeliberatieruimte, vult zich

van muur tot muur met een machteloos

spanningsveld. Leerkrachten buigen zich

over de remediëringsmaatregelen, op

zoek naar een strategie voor plan A, B

of C. Maar daarin staat jammer genoeg

geen remedie tegen dweilen met een

open kraan of tegen een emmer die al zo

vaak is overgelopen dat zijn randen zijn

afgesleten tot op de bodem. De kraan

dichtdraaien, staat niet bij de remedië-

ringsmaatregelen. Mee dweilen ook niet.

Wat houdt ons echter tegen dat we niet

eens naar de kraan reiken? Wat houdt

ons tegen om mee te dweilen? Angst

voor natte voeten? Angst omdat we vre-

zen dat we het aangezicht van de dren-

keling te lang zullen moeten verdragen?

Of angst voor de confrontatie met onze

eigen machteloosheid? Omdat we vrezen

dat we het niet kunnen opbrengen om

hem dagelijks op te peppen, te beluiste-

ren, te ondersteunen, te zien zoals hij is?

Dus slaan we de bodem van de emmer

stuk. En we houden onszelf voor dat de

emmer dan vast niet meer zo vaak over-

loopt. We verwijzen door naar een ande-

re studierichting. We stellen zelfs dat het

noodzakelijk is en argumenteren dat het

zo is om een verloren jaar te vermijden.

Want voorbij alle welgemeende bezorgd-

heid lijkt dat het ultieme doel: het jaar

redden, de punten in orde hebben. Dat is

toch wat je voor ogen moet houden als

je het beste voor hebt met een jongere,

niet? Dat daarmee de drenkeling ook uit

ons zicht verdwijnt, is geen doelstelling,

maar een neveneffect dat rust brengt. De

rust van dichtgeknepen billen. Rust met

een geurtje.

Onderwijskundige discussies en orthope-

dagogische debatten, harde statistieken

en bevlogen lezersbrieven, ministeriële

besluiten en syndicale kritieken, ze pro-

beren allemaal te weven aan goede on-

derwijsnetten. Onderwijsnetten om men-

sen te vangen, om drenkelingen op te

pikken, om jongeren te boeien, om de

samenleving samen te laten leven. Als

dat niet evangelisch klinkt!

Maar ik weet niet hoe we ze moeten

dichthouden, de mazen van die onder-

wijsnetten. Ik weet niet hoe we elke jon-

gere de beste onderwijsomgeving kun-

nen aanbieden.

Geloof, vrijheid, verantwoordelijkheid

en verbondenheid zijn misschien al een

goede eerste stap. Maar hoe doe je dat

concreet, die mooie opvoedingsrecepten

omzetten naar dagelijkse kost? Gewoon

tussen de soep en de patatten?

Ik weet niet hoe we de schoollogica moe-

ten verbuigen om tot een leeflogica te

komen. Hopelijk volstaan de futur proche

en de futur simple. Maar tussen nu en

binnenkort knaagt er toch wat aan mijn

ongerust geweten, aan mijn voltooid on-

rustig weten.

En gelukkig hebben we een ongerust ge-

weten. Want dat voorkomt dat we men-

sen doodslaan (naar Roger Burggraeve in

Knack, 8/12/2010, blz 18).

En doodslaan doen we niet, want tussen

droom en daad staan wetten in de weg

en praktische bezwaren, en ook weemoe-

digheid die niemand kan verklaren en

die ‘s avonds komt, wanneer men slapen

gaat (naar Willem Elschot: Het huwelijk).

Nee, doodslaan doen we niet, enkel door-

verwijzen.

Ik hoop dat ik hem terugzie na de vakan-

tie. En dat hij met de moed van een wan-

hopige zal zeggen dat hij blijft. Dat het

gat in zijn emmer, dat wij hebben gesla-

gen, de druppel zal geweest zijn die hem

de kracht geeft om oude koeien eindelijk

bij de horens te nemen en ze de gracht

in te duwen. Ik zal hem amper geloven.

Maar als hij daar staat zal hij me aanspre-

ken, op mijn vrijheid, mijn verantwoorde-

lijkheid en mijn zin voor verbondenheid.

Of ik dat nu wil of niet.

Geen opvoedingsproject dat daar een

echt antwoord op heeft.

Behalve als je tussen de soep en de patat-

ten leest.

Page 11: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

Tekst: Ria Grommen Foto’s: Eindredactie, sxc | met de jaren

11

Wie na schooltijd een

blik op de schoolpoort

werpt, of na afloop

van de muziekles of

voetbaltraining be-

kijkt wie de kinderen

opwacht, zal ongetwij-

feld veel grootmoeders en

verrassend veel grootvaders

opmerken. Vandaag worden groot-

ouders intens ingeschakeld in de opvang

van hun kleinkinderen, vaak voor en na

de schooluren, maar ook op vakantieda-

gen en vooral als de kinderen ziek zijn.

Er zijn zelfs grootouders die voor die

nieuwe taak vroeger met pensioen gaan,

omdat ze er zo naar uitkijken, of het aan-

voelen als hun plicht. Voor de kinderen

is het meestal een feest, want oma en

opa staan voor verwennerij. En voor hun

ouders is het een enorme hulp. Er wordt

hen immers heel wat stress bespaard als

ze op die flexibele opvang kunnen terug-

vallen, want opa en oma zijn altijd be-

schikbaar, vertrouwd en betrouwbaar en

... hun hulp kost niets.

Kosteloos en kostbaarOver de kostbare band tussen grootou-

ders en kleinkinderen zijn veel mooie

dingen te zeggen. Ze lijken elkaar als

vanzelf goed aan te voelen. Ze zijn niet

gehaast, durven nog wat samen blijven

dralen, kunnen allebei even verwonderd

zijn over kleine dingen. Vooral opa durft

wel eens zot te doen en de regels met

een glimlach te overtreden. En oma heeft

thuis nog wel een dessertje klaarstaan

dat alle ellende van de schooldag doet

vergeten ... Kortom: zij hebben het goed

bij elkaar, die kleintjes

en hun opa en oma.

“Ik kom graag naar

jullie, want jullie

zien mij graag!”,

zo simpel klonk

het ooit uit de

mond van één

van onze kleinkin-

deren ... Kostbaar

zijn kleinkinderen

voor hun grootouders

én omgekeerd. Even kostbaar

zijn oma en opa door die zorg ook voor

hun eigen kinderen.

De vanzelfsprekendheid voorbijDat mooie verhaal is echter niet vanzelf-

sprekend. Het krijgt maar echt een kans

als die grootouderlijke zorg niet vanzelf-

sprekend is. Over hoe en hoe vaak groot-

ouders instaan voor de kinderopvang,

moet dus zorgvuldig nagedacht en open

gesproken worden. Het blijft een dienst,

een geschenk, telkens opnieuw. En daar

wringt wel eens het schoentje. Zo denken

sommige grootouders bijvoorbeeld dat ze

voor die opvang moeten instaan, op het

gevaar af geen goede grootouders te zijn

of de genegenheid van hun (klein)kin-

deren kwijt te spelen. Maar ook ouders

grijpen soms (te) snel naar de gemakke-

lijke oplossing: ‘Oma zal wel zorgen; zij

doet dat graag en ze heeft toch tijd.’ Oma

laat inderdaad alles vallen als de klein-

tjes komen, maar als dit dag na dag zo

is, hoopt haar eigen werk zich op en gaat

ze er steeds meer onder gebukt. Soms

koestert ze ook stilletjes andere ambities.

Ze wil al zo lang een cursus volgen, uit-

stappen maken, naar de film gaan, maar

telkens zwicht haar moederhart voor kin-

dertraantjes of voor de wanhopige toon

van haar dochter aan de telefoon: “Ma,

ik moet werken en vind geen opvang. Mo-

gen ze bij jullie komen?” Daar gaat oma’s

kleine droom alweer. Zeker als opa - zoals

vele andere opa’s - erg aandringt om de

kleintjes zoveel mogelijk te onthalen. Hij

lijkt zijn schade van vroeger wel te willen

inhalen.

Alles heeft zijn tijdOpen bespreken wat elkeen graag wil en

aankan, is niet zo gemakkelijk, maar het

helpt veel onbehagen te vermijden. Het

helpt vooral ook om die bijzondere sfeer

in het contact tussen grootouders en

kleinkinderen te vrijwaren. Als de zorg te

opslorpend wordt, is er geen tijd meer

voor ongedwongen luisteren, spelen,

vertellen, kortom: voor al die fantasietjes

die met opa en oma samenhangen. Elke

regeling wordt ook best telkens opnieuw

geëvalueerd en bijgestuurd. Oma en opa

krijgen in hun hart immers nooit genoeg

van hun kleinkinderen, maar intussen

worden ze wel een jaartje ouder. Wat zij

voor hun oudste kleinkinderen deden,

weegt een stuk zwaarder als hun jongste

zoon er met zijn baby aankomt. Ook hier

geldt dat er een tijd is voor alles is en dat

alles zijn tijd heeft. Opa en oma zijn op

hun best als ze echt groot-ouders kunnen

blijven en geen vervang-ouders (moeten)

worden. Dat risico is reëel. Soms gaan ze

zich zelf zo zeer moeien met de opvoeding

van de kleintjes, dat ze het ouderlijke ge-

zag van hun kinderen ondermijnen. Soms

worden hun kinderen zo sterk opgeslorpt

door hun werk en sociaal leven dat opa en

oma onterecht de ouderlijke verantwoor-

delijkheid op hun schouders krijgen. Het

is dus de moeite waard om er samen voor

te zorgen dat ‘naar opa en oma gaan’ voor

alle generaties een feest blijft.

Oma zorgt wel voor de kinderen

Page 12: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

te gast | Tekst en foto's: Mark Den Haerynck, familie Matthys

12

Johan Matthys,

Don Bosco Vlaanderen wil met deze ru-

briek mensen een woord en een getuige-

nis geven omdat ze in salesiaanse milieus

hun verdiensten hebben gehad, en vele

jaren goed basiswerk hebben verricht.

Onder hen zijn er die de bescheidenheid

hebben bewaard, en precies daarom ver-

dienen zij eens honderd regels in een

geschenkverpakking. We zitten aan tafel

bij de familie Matthys-Schelstraete in

Vinderhoute en het onthaal bij dit te-

gastinterview, is de letterlijke toepassing

van wat gastvrijheid betekent. Het gezin

heeft twee kinderen, oud-leerlingen van

Don Bosco Zwijnaarde. Baptist is veearts

en Barbara heeft het diploma handelsin-

genieur op zak.

Close-upDe roots van Johan Matthys liggen in

Drongen, een landelijk dorp dat niet al-

leen bekend is omdat het een uitrit heeft

aan de E40, maar ook omdat sommige

inwoners een zekere bekendheid hebben

verworven. Het klinkt als een tussen-

doortje wanneer Johan vertelt dat hij in

dezelfde klas zat als Walter Godefroot.

Wie deze ‘Vlaamse Bulldog’ is, zal Wiki-

pedia je zeker kunnen vertellen. Johan is

de middelste uit een gezin van vijf kinde-

ren. Thuis was werken een begrip dat de

kinderen vlug onder de knie hadden, en

ofschoon hij een onbezorgde jeugd had,

weet Johan dat de slaagkansen in het le-

ven afhangen van de bereidheid tot hard

werken. Dat was de overtuiging van de

vijf kinderen die een bedrijf overnamen

dat ondertussen heel wat bekendheid

heeft verworven als Carrosserie Matthys.

Johan draaide aanvankelijk mee in het

bedrijf, maar zijn betrokkenheid bij het

verenigings-

leven en

zijn sociale

gerichtheid,

deden hem in

een andere rich-

ting kijken. Toen

de technische school

van Don Bosco Sint-Denijs-

Westrem op zoek was naar een technisch

leraar voor de afdeling drukkerij, was de

beslissing snel genomen. Johan kwam

langs de grote poort binnen en was in

deze school aan de Kortrijksesteenweg

vijftien jaar leraar en dan nog eens vijf-

tien jaar studieleider van de eerste graad.

EvenwichtAanvankelijk begon Johan zijn studies in

het college van Deinze, maar op de weg

van en naar huis intrigeerden de grote op

de muur geschilderde letters ‘Don Bosco’

hem zodanig dat hij er zijn verdere stu-

dies deed in de richting A2 drukkerij. Hij

houdt nog altijd het beeld voor ogen van

de speelplaats met de vier plataanbomen

in het midden. Het meest opvallende

echter was het feit dat op die speelplaats

werd gespeeld, gerend en gelopen, tus-

sen twee vuren, kruisvlag of een ander

uitdagend spel. Johan dwaalt even af met

zijn gedachten. Hij herinnert zich die pe-

riode als een tijd waar geen leraars in het

leraarslokaal zaten omdat ze allemaal

aanwezig waren onder de leerlingen. Hij

gaat in detail wanneer hij voorbeelden

geeft van jonge salesianen die dag en

nacht ter beschikking stonden van de

leerlingen. “Ze vingen je op, ze waren

een vangnet, ze hebben ons sterk gemo-

tiveerd”, is zijn betoog. Onder andere het

meespeeleffect trof hem omdat hij in het

college wel wat anders had gezien. Het is

zijn vaste overtuiging dat daar de sleutel

ligt van een geslaagde salesiaanse opvoe-

der. Op de speelplaats als mens op gelijke

voet en in de klas als leraar met tact en

gezag, dat is de noodzakelijke combinatie

om te slagen in de opvoeding.

BetrokkenheidHet verwerven van het salesiaanse ge-

dachtegoed maakte Johan tot een sale-

siaans opvoeder met een sterk engage-

ment in veel parascolaire activiteiten. Hij

maakte deel uit van de eerste Turijnreizen

en deed die trip nadien nog eens over met

de fiets. Alles wat de school of de oud-

leerlingen organiseerden, was voor hem

een reden om aanwezig te zijn. Vijf keer

nam hij deel aan de werkkampen in Tu-

nesië en met zijn veelzijdigheid en tech-

nisch inzicht, was hij voor Lucien Pottie

een vast ankerpunt. Ook in de naschoolse

dagen bleven de uitdagingen hem beko-

ren. Toen hij hoorde dat een neef op zoek

was naar een compagnon om de 2300 km

lange fietstocht naar Compostella te wa-

gen, aarzelde hij geen moment. Zonder

“Op de speelplaats als

mens op gelijke voet en

in de klas als leraar met

tact en gezag, dat is de

noodzakelijke combinatie om

in opvoedingswerk te slagen.”

een man met een grote, gewaardeerde verdienste

Page 13: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

13

veel voorbereiding, met alle bagage op

de fiets, trok hij op weg en liet hij zich

onderdompelen in de unieke beleving

die elke caminobedevaarder meemaakt.

Drie jaar later bracht zijn fiets hem

langs een andere route nog

eens naar datzelfde

Santiago.

StudieleiderToen de keuze

voor de afde-

ling drukkerij

door de leer-

lingen ach-

teruitboerde,

zette Johan zijn

schouders onder

de afdeling en gaf op

zijn manier een nieuwe

input aan de eerste graad.

Kort nadien werd hij studieleider van die-

zelfde eerste graad en ging op hetzelfde

elan door. Hij was ervan overtuigd dat

leerlingen die de overstap maakten naar

het technisch onderwijs, vaak een suc-

ceservaring nodig hadden. Het was zijn

analyse dat ze wel opnieuw gemotiveerd

geraken als ze het geloof in zichzelf had-

den teruggevonden, en dat ging gepaard

met een positief rapport. Jongeren heb-

ben allemaal een domein waarin ze goed

zijn, maar die invalshoek is soms moeilijk

te vinden. Ze zijn allemaal ergens bij de

besten en bij het vinden van dat domein,

bloeien ze open en overschrijden ze zelfs

hun eigen grenzen van beperktheid. Om

dat doel bij de leerlingen te bereiken, is

Johan altijd een teamspeler geweest. Hij

is er zich van bewust dat hij het op zijn

eentje niet kon waarmaken. Vandaar de

waarde van het samenspel met collega’s,

met wie hij de beste verhouding trachtte

te bewaren. “Je hebt ze nodig”, herhaalt

hij, “en het is anderzijds niet altijd ge-

makkelijk om stuurman van het schip te

zijn als de één of andere matroos je be-

velen niet opvolgt.” Maar Johan beleefde

vijftien fantastische jaren als studielei-

der.

HerinneringenJohan is er trots op dat hij elk jaar op-

nieuw alle moeite deed om binnen de

kortste keren zijn leerlingen bij naam te

kennen. Hij had nog van die vastbesloten

principes, misschien maakten die hem

precies tot hun nabije en bereikbare stu-

dieleider. Hij was altijd op de speelplaats

als de leerlingen er waren. Hij was ook

de studieleider met de open deur zodat

iedereen met een glimp kon zien of hij

er was. Leerlingen nooit laten wachten

en ingaan op al hun noden en vragen,

hoe futiel die in je eigen ogen mogen lij-

ken, was zijn devies. In de school heeft

hij kilometers afgelegd want hij was al-

tijd onderweg, ergens naar een leerling

in de klas of in de werkplaatsen. “Het is

de sterkte van een technische school”,

vertelt Johan. “Terwijl de leerlingen hun

werkstuk maken, zijn ze bereikbaar en

is een spontane babbel goed mogelijk.”

Daar maakte hij een punt van eer van. En

toch zijn er momenten waarop je twijfelt,

jezelf vragen stelt over je bezig-zijn en wil

weten wat anderen van je denken. Om

die nood te lenigen, ging hij eens te rade

bij een collega voor wie hij veel respect

had, met een gezonde kijk op het leven

en die met gezag in de klas stond. Toen

die hem toevertrouwde dat de collega’s

al eens beweerden dat hij soms te veel

de kant van de leerlingen koos, heeft hij

zich niet bedacht en bleef hij zijn keuze

maken voor de leerlingen.

WerkveldJohan is nooit een theoreticus geweest.

Hij moest het hebben van de praktijk, het

werkveld van de ondervinding, het

bad waarin je als opvoe-

der dagelijks zwemt om

te voorkomen dat leerlin-

gen verdrinken. Hij heeft

veel studiedagen gevolgd,

en hij waardeert het beleid voor alle in-

spanningen die nog altijd gebeuren om

het salesiaanse erfgoed in zijn breedte en

diepte te bewaren. De beste leerschool

blijft voor hem de getuigenissen die hij

hoorde op bijeenkomsten en studieda-

gen. Het blijft daarom zijn droom dat de

vele geëngageerde leken gerespecteerd

blijven in de inspanningen die zij doen.

Als ploegspeler in zijn eigen parochie

heeft hij ervaren wat er gebeurt als het

luisteren naar de leken ontbreekt. Wan-

neer Marie-Aurèle hem vanuit de keuken

oproept voorzichtig te zijn zodat hij geen

hartinfarct oploopt, onderstreept hij nog

eens hoe belangrijk het is die salesianen

die niet meer in de school staan, ook te

betrekken bij het uittekenen van de visie

in salesiaans Vlaanderen.

Hij bleef kiezen

voor de leerlingen.

“Leerlingen die de overstap

maken naar het technisch

onderwijs, hebben vaak een

succeservaring nodig.”

Page 14: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

uitgelezen | Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: Sxc

14

Menselijkheid

“Bent U degene die komen zou of moeten

we een ander verwachten?”, is een vraag

die je vanuit twee perspectieven kunt

bekijken. Johannes zit in diepe twijfel in

de gevangenis. Hij heeft heel zijn leven

in dienst gesteld van Jezus, de Messias.

Alleen, die Jezus moest voor Johannes op

een bepaalde manier Messias zijn: bo-

men die geen vrucht dragen in het vuur

verbranden, het kaf van het koren schei-

den en in onblusbaar, dus nog heviger,

vuur verbranden. Een harde leider, liefst

ook politiek-militair, die de gevangenen

zou verlossen. Maar neen, Jezus doet

niet wat Johannes wenst. Het verschil is

zo groot, dat hij er zelfs aan twijfelt of Je-

zus werkelijk de Messias is.

In die twijfel van Johannes zullen velen

zich in onze tijd herkennen. We zijn allen

zoekende mensen. Ten minste af en toe,

of zelfs gedurende een langere periode,

kan geloofstwijfel onze zekerheden on-

dermijnen. De twijfel is diep menselijk en

zit altijd verweven in geloven. Waar ligt

de oplossing van diepe twijfels? Johannes

geeft ons het voorbeeld. Hij gaat ermee

naar Jezus zelf. Nergens beter dan bij

Hem kunnen we onze onzekerheid kwijt.

Soms gebeurt het dat een jongere in

Taizé tot een schokkende ervaring komt.

Hij kan geen plaats geven aan zijn ge-

loofstwijfel. Alsof alles glashelder en

rotsvast zou moeten zijn. Vaak zit de

mens opgesloten in zijn twijfel. Hoe daar-

uit geraken? Door een perspectiefwissel:

dat jij twijfelt aan Jezus is niet zo erg;

Jezus echter twijfelt niet aan jou, nooit.

En door in te gaan op Jezus’ antwoord ...

Die vraag van het begin kun je namelijk

ook vanuit Jezus bekijken. Zijn antwoord

is verrassend. Johannes vraagt toch aan

Jezus of Hij werkelijk de Messias is. Maar

Hij zegt niets over zichzelf. Hij begint over

zieken, doden, armen ... Wie thuis is in

de Schrift, herkent de normen waaraan

men de Messias zal ‘meten’. En toch ook

weer niet helemaal. Want één van de

normen is dat de gevangenen zullen ver-

lost worden. En juist die laat Jezus weg.

Toch was dat precies waar Johannes in

zijn kille kerker op zat te wachten. Jezus

weet zeer goed waarop zijn Messiaanse

weg zal uitlopen: op de dood. Johannes

zal die Messias voorafgaan. Hij zal in de

gevangenis onthoofd worden.

Jezus is dus Messias zoals Hij dat zelf wil.

Daarbij valt zijn grote zorg voor mense-

lijkheid op. We kunnen het rijtje ‘blinden,

verlamden, melaatsen, doven, doden en

armen’ uitbreiden met tal van gelijkaar-

dige marginale groepen: mensen in diepe

miserie, de 250 000 armen die Brussel

kent, mensen die worstelen met kanker,

een vriend of vriendin die uit het leven is

gestapt.

In het schitterende boek Biecht van een

kardinaal van Olivier Le Gendre vertelt de

kardinaal over Donatienne, die zeer diep

lijden meemaakte. De kardinaal stelt

haar tot voorbeeld van christelijk geloof:

“Zij behoort tot de massa onzichtbaren

die wat menselijkheid trachten te bren-

gen in de wereld waarin ze geboren wor-

den” (blz. 182). Donatienne verloor haar

man en kinderen tijdens de genocide. Na

die genocide zorgde ze voor zes weeskin-

deren. Menselijkheid brengen, dat is één

van de meest ernstige uitdagingen voor

onze Kerk, een Messiaanse uitdaging.

Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de Mes-sias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar Hem toe met de vraag: “Bent U degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?” Jezus ant-woordde: “Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huid-vraat worden gereinigd en do-ven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekend-gemaakt. Gelukkig is degene die aan Mij geen aanstoot neemt” (Mt 11, 2-11).

Menselijkheid brengen,

is één van de meest

ernstige uitdagingen

voor onze Kerk.

Page 15: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

Tekst: Loes Foto’s: Eindredactie, sxc | broodje cursief

15

Noblesse obligeHeel lang geleden, toen mijn bedje nog

onder de kerktoren van een piepklein

gehuchtje stond, kreeg ik zomaar het BD-

schap in de schoot geworpen. Mijn opa,

de plaatselijke koster-organist, was een

wijs en beminnelijk man die bij de hele

gemeenschap hoog aangeschreven stond

en zijn kleinkind mocht volop in de glorie

delen. Als miniatuur Bekende Dorpsge-

noot kreeg ik snoepjes en complimentjes

toegestopt, ja zelfs vrijkaartjes voor de

paardenmolen. Vriendjes wedijverden

om mijn hand in de twee-aan-twee-kleu-

tertjesrij en de zuster van de ‘bewaar-

school’ had extra veel geduld met de

babbelkous van kosterlijke stand.

Vijf jaar en vier maand was ik toen wij

naar het centrum van de gemeente ver-

huisden. Het leek wel alsof ik uit het

paradijs werd geplukt en naar een bar-

baars continent verkast, zo erg was de

cultuurshock. Plots was ik Niemand, een

verbannen tsarevitsj na de Russische Re-

volutie, erger nog, welgekomen vers voer

voor de minimachootjes die bendegewijs

toesloegen achter de hoekjes en kantjes

van een enorme speelplaats. De juffen

droegen er oogkleppen, naar de mode

van die tijd. Vijfenzeventig dagen sleepte

de nachtmerrie aan, tot op 30 juni de

schoolbel de Bevrijding inluidde. Bij de

juf van het eerste leerjaar kon ik geluk-

kig herademen. Zij was een warme vrouw

met een hart voor elk van haar pupille-

tjes. De ‘kattenkoppen’ konden alleen

nog mijn dromen onveilig maken,

overdag mochten ze nu zelf als jong-

ste broekjes op de jongensschool tegen

het recht van de sterkste opboksen. (Dat

ik nooit oprecht warm kon lopen voor

het gemengd onderwijs, mag je gerust

op hun conto schrijven). Voor de rest

van mijn lagereschoolcarrière was ik lid

van de AA: de alledaagse anoniemen.

Van pesterijen bleven wij gespaard, van

vriendschap niet verstoken, maar het eli-

tekorps van de lievelingetjes lag buiten

ons bereik. Aan de toegangspoort werd

je kaartje grondig geïnspecteerd door het

onderwijzeressenfront. Bespeurden zij in

het vakje ‘afstammeling van’ geen teken

van enige rang of stand, dan had je pech.

Tja, zo ging dat toentertijd. Stambomen-

favoritisme komt dezer dagen gelukkig

alleen nog in monarchale en politieke

kringen voor. Of vergis ik mij?

Nu heeft de grijze anonimiteit natuurlijk

ook haar voordelen. Er worden geen to-

renhoge verwachtingen op je schouders

getast. Je hoeft geen standaard hoog te

houden. De deuren naar het succes gaan

weliswaar niet vanzelf voor je open, maar

je wordt er ook niet dwingend doorheen

gedirigeerd, kunt vaker ongestoord je

eigen richting kiezen. En als je in je on-

dernemingen slaagt, is dat je eigen ver-

dienste. Alles in acht

genomen kan een

stamboom wegen

als een kruis.

Mijn favoriete

nicht E. kan daar-

van meespreken. Om

haar notabele papa (mijn aangetrouwde

oom zaliger) te behagen, liet zij hem al

haar potentiële vrienden en hobby’s on-

derwerpen aan een grondig statusonder-

zoek. De begeerde wijsbegeerte liet zij

als studierichting varen om de door hem

aanbevolen respectabeler geneeskundi-

ge weg in te slaan. Braafjes werd er ver-

volgens getrouwd met een partner die in

de vaderlijke selectieproeven uitblonk.

Erg lang heeft nichtje lief het in dat keurs-

lijf niet uitgehouden. De modeldochter

muteerde plotsklaps in een dissident,

schreef zichzelf gedecideerd de enige ef-

fectieve remedie tegen het ongeluk voor

en ruilde haar gebakken broodje in voor

een tuinman-filosoof van zachter deeg.

Van de grootstad trok zij naar een erf in

een negorij. Haar professionele vaardig-

heid staat nu ten dienste van margina-

len. Daar valt weinig publieke eer mee

te behalen, maar de werkvoldoening is

belangrijker voor haar. En thuis wordt

zij door haar hovenier als een prinses op

handen gedragen.

Oompje heeft de ouderlijke teleurstelling

nooit kunnen verwerken. De langharige

filosoof wordt door tante intussen wel

geduld op familiefeestjes - op voorwaar-

de dat hij zijn hippieplunje en onafschei-

delijke sandalen thuis laat. Jammer dat

onze opa die sympathieke paria van de

familie niet meer heeft gekend. De wijze

man zou hem met zijn ware noblesse zon-

der enig voorbehoud in de familiekring

hebben opgenomen. Ik zie die twee al, in

een geanimeerde marathonzitting, om

bij pot en pint de wereld te verbeteren,

kameraadschappelijk en met de nodige

discretie tegen de gevel van dezelfde hei-

lige huisjes staan plassen ...

Page 16: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

de spreekstoel | Tekst: Annemie Vandaele Foto’s: William Schiepers, sxc

16

Streven naar iets meer

Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid

Het is misschien de minst gekende van

alle salesiaanse voorzieningen binnen

de bijzondere jeugdzorg, maar de gedre-

venheid van de man aan het roer ervan

is daarom niet minder imposant. Daarom

plaatste Don Bosco Vlaanderen William

Schiepers, verantwoordelijke van het

begeleidingstehuis Vreugdeborg in Mort-

sel, in de spreekstoel voor een warm be-

toog over het hoe, wat en vooral waarom

van zijn engagement.

TopdownRuim dertig jaar geleden studeerde hij

af als graduaat in de orthopedagogie.

Daarna ging hij aan de slag, aanvanke-

lijk als begeleider van volwassen men-

taal gehandicapten, later als opvoeder-

groepschef bij jongeren met gehoor-,

leer-, spraak- en taalstoornissen. De am-

bitie om door te groeien was er, en dus

solliciteerde William in 2000 voor

een job als eerste leken-directeur

van het jongenstehuis in Vremde.

Vijf jaar lang nam hij het manage-

ment van het tehuis ter harte,

maar tegelijk verlangde hij naar

iets kleinschaligers, een verantwoor-

delijke functie waarin hij ook de ruimte

en de opdracht had om mee te draaien in

het leven van iedere dag. In 2005 werd hij

eindverantwoordelijke van Vreugdeborg

in Mortsel.

KaderDon Bosco was voor hem aanvankelijk

een onbekende, daarom ging hij voor

zijn sollicitatiegesprek in de Mechelse bi-

bliotheek op zoek naar meer informatie

over zijn leven en opvoedingswerk. Wil-

liam: “Don Bosco was voor mij van meet

af aan een boeiende figuur. Hij

was geen ‘grote pedagoog’, maar wel

een groot mens, iemand die de mouwen

opstroopte om jongeren te helpen in zeer

zware omstandigheden. Zijn opvoedings-

project is voor mij ook een positief ver-

haal, dat zelfs in de benarde tijden voor

de Kerk vandaag overeind blijft.” Het is

in zijn functie ook een uitdaging om dat

salesiaanse denken en handelen te ver-

talen naar vandaag, in te kleuren af-

hankelijk van de situatie in de voor-

ziening. Maar het gedachtegoed en

vooral de concrete aanpak is voor

medewerkers, ouders en jon-

geren toegankelijk en wordt

gewaardeerd. William: “Ik heb nog nooit

iemand horen zeggen ‘om Don Bosco

ben ik hier weg’. Het gaat overigens ook

niet om een dogma dat te nemen of te

laten is, maar om een kader dat van on-

deruit en volgens de concrete noden en

mogelijkheden ter plaatse ingevuld kan

worden. Misschien is dat wel de grootste

kracht ervan.”

BuurtVreugdeborg is één van de twaalf voorzie-

ningen binnen de salesiaanse bijzondere

We blijven uitgaan van de

actuele zorgvragen van de

jongeren.

William Schiepers, verantwoordelijke van begeleidingstehuis Vreugdeborg

Page 17: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

17

jeugdzorg. Het werd in 1969 opgericht

door de lekenhelpsters van Don Bosco.

Het kreeg een erkenning als gezinste-

huis, met een inwonende verantwoorde-

lijke. Toen die laatste met pensioen ging,

werd de erkenning op 1 januari 2005 om-

gezet naar een begeleidingstehuis voor

tien kinderen/jongeren. Dat creëerde

een nieuw, iets ruimer personeelskader,

dat op vandaag instaat voor de residen-

tiële begeleiding van jongens en meisjes

tussen drie en achttien jaar, die geplaatst

werden door de jeugdrechter of het Co-

mité voor Bijzondere Jeugdzorg. Maar

Vreugdeborg is vooral een huis in de rij,

dat streeft naar een grote openheid en

een steeds grotere integratie in de buurt

waarin het gevestigd is.

DuizendpootDe gestructureerde kleinschaligheid en

het familiekarakter van Vreugdeborg cre-

eren volgens William tal van voordelen

en mogelijkheden. Het geeft ook voldoe-

ning, want er is een grote betrokkenheid

en inzet van de medewerkers. Op enkele

jaren tijd heeft hij met de voorziening ook

een enorm traject kunnen afleggen. Maar

het heeft ook zijn weerslag op zijn taken-

pakket. William is immers niet alleen ver-

antwoordelijk voor het personeelsbeleid,

het pedagogisch beleid, het financieel

en administratief beleid, de zorg voor

de infrastructuur en het extern be-

leid, door het beperkte

personeelskader dient

hij zelf ook de han-

den uit de mouwen

te steken, is hij betrokken bij indivi-

duele begeleidingen en verzet hij heel

wat praktisch werk. Het onthaal van de

kinderen na schooltijd, een fietstocht be-

geleiden, kinderen naar de clubs brengen

waarin ze actief zijn en ze er vandaan

halen, maar ook een kerstboom

halen, een lamp vervangen, toi-

letten ontstoppen, naar het

containerpark gaan, schil-

deren ... het komt hem, als

enige man in huis, allemaal

toe. William glimlacht: “Ik

tel mijn overuren niet meer,

dat werkt gemakkelijker.”

WeekendElk jaar stelt hij als verantwoorde-

lijke, samen met de medewerkers, een

beleidsplan op voor het volgende werk-

jaar. William licht toe: “We willen blijven

uitgaan van de actuele zorgvragen van de

jongeren. De leefgroep bestaat momen-

teel uit vijf pubers en -zonder de andere

kinderen te kort te willen doen- willen

we enerzijds een traject afleggen met

de groep, maar ook met de individuele

jongere. Zo willen we per jongere een

doel stellen op het vlak van zelfstandig-

heid, zelfredzaamheid, verantwoorde-

lijkheid, vrijheid, verbondenheid, geloof

en zingeving. Die laatste pijler vind ik

persoonlijk belangrijk in het werken in

Vreugdeborg. We hebben veel woorden

en daden om met de doelen vrijheid,

verantwoordelijkheid en verbondenheid

aan de slag te gaan. De uitdaging om ook

te werken rond zingeving en geloof, prik-

kelt ons al enkele jaren en vindt zijn weg

via ons jaarlijkse teamweekend in Ven-

cimont. Het helpt ons om te komen tot

een gezamenlijker gedragen visie en een

vruchtbare samenwerking. Die is nodig,

want opvoedingswerk is vaak opslorpend

en vraagt veel inzet. We blijven dan ook

steeds streven naar het zinvolle, met el-

kaar, in Vreugdeborg. Het teamweekend

geeft ons daartoe de nodige inspiratie en

ondersteuning.”

De latOok salesianiteit is dus ingebed in de

beleidskeuzes die men in Vreugdeborg

maakt, met als bedoeling die zichtbaar te

maken in de concrete beleving van elke

dag: het overleg, het onthaal, de vrije

tijd, de inspraak van jongeren, de maan-

dagavondactiviteiten met de hele groep,

op kamp, enz. William: “Als huis van Don

Bosco willen we streven naar dat tikkeltje

anders of meer in de begeleiding van kin-

deren en jongeren.”

Ondanks de teleurstellingen die eigen

zijn aan opvoedingswerk en dankzij de

nodige realiteitszin, blijft William Schie-

pers de lat voor zichzelf dus hoog leggen.

Hij wordt hierin uitgedaagd en gesteund

door velen binnen de Don Boscowereld

en erbuiten. En hij probeert mensen,

medewerkers en jongeren in zijn enthou-

siasme mee te nemen, te responsabilise-

ren. “Het is niet zo dat je wat je zelf doet,

beter doet”, besluit hij.

En toch hopen we dat hij nog jarenlang

op dat elan mag doorgaan ...

Ik heb nog nooit iemand

horen zeggen: “Om Don

Bosco ben ik hier weg.”

Het is niet zo

dat je wat je zelf doet,

beter doet.

Page 18: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

jong geleerd | Tekst: Jan Merckx Foto's: Mark Den Haerynck

18

Een (on)gewone speelpleindag

Iedereen weet wellicht wat speelplein-

werking betekent. Het is een zegen voor

ouders met jonge kinderen. Zo’n vakan-

tieactiviteit vindt ook elk jaar plaats in

Don Bosco Halle. Op de ruime campus

komen elke zomer opnieuw jongeren

van Halle en omstreken naar hartenlust

ravotten, zwemmen, knutselen, op de

gocarts rijden, zandkastelen bouwen,

toneel spelen, zingen, schreeuwen en

brullen. Speelplein Don Bosco Halle gaat

elk jaar van start begin juli en eindigt op

15 augustus. Op de terreinen van Don

Bosco Halle is er ruimte en accomodatie

genoeg opdat kinderen zich zouden kun-

nen uitleven. Het speelplein is inmiddels

een vaste waarde geworden in het regi-

onale jeugdaanbod. De meeste kinderen

komen uit Halle en de nabije omgeving,

maar er zijn er ook die van verder komen.

Onze medewerkers en moni’s komen van

overal, zelfs vanuit het buitenland. Elke

zomer verwelkomen we een paar inter-

nationale monitoren die enkele weken

komen meedraaien op het speelplein.

Vrije werkingAfgelopen zomer stond een ploeg van

veertig vrijwilligers elke dag klaar om

vaak meer dan 250 kinderen een on-

vergetelijke vakantie te bezorgen. Het

speelplein Don Bosco Halle handhaaft de

formule van een ‘vrije werking’. En dat

in zijn dubbele betekenis van

het woord. Vrij in de betekenis

van vrijwillig omdat alle moni-

toren en medewerkers zich vol-

ledig inzetten op vrijwillige basis.

Ten tweede is er de vrijheid om vrij te

kiezen. De kinderen kunnen volgens hun

eigen ritme en interesse hun spel kiezen.

Verplicht samenspel is geen must, maar

er is wel een aanbod. Na de morgen- en

middagformatie worden een aantal ge-

leide spelen voorgesteld waaraan ieder-

een kan deelnemen. Die formatie is een

vast moment waarop alle kinderen en

monitoren samenkomen om te zingen en

met een verkleedpartij door de moni’s op

ludieke wijze geïnformeerd worden over

het aangeboden programma. Indien een

kind geen zin heeft om daaraan mee te

doen omdat het liever met eigen vrien-

den een groot kamp tussen de bomen wil

gaan bouwen of met de gocarts wil gaan

racen op onze racebaan, dan kan dat ook.

MonitorenDe hele dag door lopen monitoren op het

plein rond, ofwel om met de kinderen

mee te spelen en hun fantasie te stimu-

leren, ofwel om een assisterend oogje in

het zeil te houden en te animeren. Ani-

mator zijn op het speelplein is niet alleen

‘be’-geleiden. Het samen spelen staat op

het plein centraal. De grenzeloze fantasie

die daarmee gepaard gaat, leidt ertoe

dat we soms vreemde bezoekers mogen

verwelkomen op het speelplein. De mo-

ni’s duiken daarvoor in de verkleedkoffers

en komen te

voorschijn als

cowboys en

indianen, mars-

mannetjes, spre-

kende dieren, echte

Vlaamse charmezangers

of televisiekoks. Elke week staat in het te-

ken van een bepaald thema en dan wordt

ook het secretariaat, dat de toepasselijk

naam ‘Het Mierennest’ heet, getransfor-

meerd in een aangepast decor.

AmbianceEen doorsnee dag op het speelplein be-

staat niet. Vanaf 7.30 uur kunnen de kin-

deren er terecht voor opvang, en wanneer

de laatste bengels om 18.00 uur worden

uitgewuifd en de animatoren aan de voor-

bereiding van de volgende dag beginnen,

komen de verhalen naar boven over de

voorbije dag. Omdat een speelpleindag

lang duurt, en sommige monitoren niet

in de onmiddellijke buurt wonen, én om-

dat het ook gewoon leuk is om de avond

samen af te sluiten, hebben de moni’s

de mogelijkheid om te blijven overnach-

ten. De avondsfeer is iets heel speciaals

en houdt een goed evenwicht tussen op

kamp zijn en een geweldige vakantie

doorbrengen met vrienden. Het gebeurt

geregeld dat moni’s die er overdag niet bij

kunnen zijn, ‘s avonds afzakken om mee

te genieten van de gezellige ambiance.

En wanneer het dan eindelijk tijd is om te

gaan slapen, moe maar tevreden, is het

dromen van de volgende speelpleindag...

Don Bosco Vlaanderen kent tal van gelijkaardige speelpleinen in Vlaan-deren. Geïnteresseerd? Surf dan voor een overzicht naar www.donbosco.be (jongeren-vakantiewerking) of www.jeugddienstdonbosco.be (activiteiten-vakantiewerking).

Een speelpleinwerking is een

zegen voor ouders, voor hun

kinderen én voor de monitoren.

Page 19: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

Tekst: Mark Den Haerynck Foto's: Plaatselijke correspondenten | sprokkel

19

Don Bosco gedenken, vieren, bedankenDon Bosco is geen letterwoord of een

nietszeggende afkorting, maar de concre-

te naam van een priester en heilige, die

aan de basis ligt van het salesiaanse op-

voedingsproject. De scholen van het Don

Bosco Onderwijscentrum en de voorzie-

ningen van Jeugdzorg Don Bosco Vlaan-

deren dragen allemaal diezelfde naam.

Don Bosco is de referentie voor een gelijk-

aardige manier van werken, denken en

handelen. Ook zijn feestdag, 31 januari,

is bij velen een begrip geworden. Rond

die tijd wordt in de Don Boscoscholen en

-voorzieningen een moment georgani-

seerd met een feestelijk karakter voor de

leerlingen. Don Bosco Vlaanderen zette

zijn voelsprieten op volle scherpte en

sprokkelde enkele feestindrukken.

Een gamma aan activiteiten werd op-

nieuw aan de leerlingen aangeboden,

van een feestelijk morgenontbijt of een

middagbrunch tot een swingpaleis,

een gocartrace of een

zoektocht met kwisvragen.

Naast het speelse karakter,

blijft de aandacht ook ge-

richt op een betere kennis

van Don Bosco. De godsdienstleer-

krachten nemen het voortouw

om in die dagen de figuur van

Don Bosco te belichten. De film

over zijn leven, de dozen met

het Don Boscospel, een zelf-

gemaakte PowerPoint, een

zoektocht met leeropdrach-

ten, of een gebedsviering in de

kerk, het zijn allemaal stapstenen die

een meerwaarde betekenen

om deze opvoeder van

de jeugd beter te

leren kennen.

Een bijzonder ge-

beuren dit jaar was

de circustent die op het

voetbalveld van het bij-

zonder lager onderwijs van

Halle het decor werd van optredens door de kin-

deren zelf. Een week lang

hadden zij geoefend en getraind

om circusnummers en showelementen

onder de knie te krijgen. Don Bosco, ons

als koorddanser indachtig, zal ongetwij-

feld gegniffeld hebben bij zoveel jeugdige

speelsheid.

Page 20: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

20

Horizontaal1. wijk in Turijn waar het Oratorio begon2. equator – bezittelijk voornaamwoord3. ontmoetingsplaats in Limburg – mild, royaal4. oosterlengte – voorzetsel5. toegewijde vlijt – stad in Italië6. zuster – wild zwijn - kauw7. water in Friesland – gevangenis8. kuur – waarvan of waaruit rook opstijgt9. sneeuwhutten – landbouwwerktuig10. salesiaan van Don Bosco - langzaam

test je kennis | Auteur: M. Biesmans Afbeeldingen: sxc

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1 6

2

3 4 9

4

5 1 3

6 10

7

8 5

9 8 7

10 2

Van goede gezindheid, welwillend, hartelijk:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Vertikaal1. opstanding, herleving2. wees gegroet – blijdschap3. jaargetijde – blik door elkaar en zonder klinker4. …-onderzoek i.v.m. de erfelijkheid – kippenloop5. onder andere – koning6. leider van de eerste missiezending van Don Bosco

naar Argentinië7. ruw – nummer – grote roofzuchtige papegaaien-

soort8. smalle plank - echtgenoot9. woonboot door Noach gebouwd10. Don Boscoschool in Oost-Vlaanderen

Surf voor de oplossingen naar www.donbosco.be.

Page 21: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

Jeanne Suys, zdb° 13-08-1919 + 14-12-2010

Jeanne is geboren in Koekelberg op 13 augustus 1919. Ze was tien maanden toen

haar moeder stierf en twee jaar toen haar vader van de trap viel en overleed. Dit heeft

haar diep getekend, ook al heeft zij het kostbare geluk gekend opgenomen te worden in

het gezin van een liefdevolle tante in Groot-Bijgaarden. Zij liep school

bij de zusters van Don Bosco en ging op achttienjarige leeftijd wer-

ken in Brussel.

Op 2 februari 1944 werd zij postulante. Na het noviciaat legde

zij haar eerste geloften af in Groot-Bijgaarden, op 5 augustus

1946. Zij studeerde aan de normaalschool van Heverlee en be-

haalde eveneens het basisdiploma van logopediste. Er volgde

een onafgebroken periode van 32 jaar in het onderwijs, eerst als

leerkracht, later als directrice. Ze was actief in de scholen in Jette

en Groot-Bijgaarden. Als directrice slaagde ze erin een vriendschap-

pelijk team te vormen met haar leerkrachten en ze realiseerde onder-

linge samenwerking dankzij haar volgehouden inzet, zolang het de leerlingen maar ten

goede kwam. Ze kon zich inleven in de zorgen en de idealen van haar collega’s en op hun

beurt mochten zij rekenen op optimale leeruitrusting en leerstages in bedrijven, opdat

leerlingen alle kansen zouden krijgen op de arbeidsmarkt. Zr. Jeanne kreeg gelijktijdig

beleidstaken in de congregatie toegewezen. Zodra zij met pensioen was, hielp zij mee bij

het onthaal van toeristen in een kerk in Brussel. Zij was vrijwilligster om op zondag de

zieken in een kliniek naar de kapel of hun kamer te brengen. Een val in 2003, met een

gebroken heup tot gevolg, verplichtte haar voor verzorging en herstel naar het rusthuis

in Kortrijk te gaan. Zuster Jeanne is een gelukkige en blije zuster van Don Bosco geweest,

zij had een warme aandacht voor al wie haar ontmoette. We zijn dankbaar voor haar

lang en rijk leven dat zij op 14 december 2010 in Gods handen legde.

in memoriam

21

Zes jaar lang heeft Jos Claes als provin-

ciaal de salesiaanse provincie België-

Noord en de delegatie Nederland ge-

leid. Het mandaat van een provinciaal

loopt over zes jaar. Op 20 november

2010 hielden de salesianen in Vremde

al een ‘Open denkdag’ om met elkaar

in overleg te gaan over het verder ori-

enteren en leiden van hun salesiaanse

provincie. Die dag zijn de medebroe-

ders ook geconsulteerd en werden ze

gevraagd naar hun mening en keuze.

Tekst: Mark Den Haerynck | sprokkel

sprokkel

Met instemming van de Algemene Raad

heeft don Pascual Chávez, Algemeen

Overste van de salesianen van Don Bos-

co, Mark Tips gevraagd om de taak van

provinciaal voor de komende zes jaar

(2011-2016) op zich te nemen. De redac-

tie van Don Bosco Vlaanderen wenst de

nieuwe provinciaal goede moed om in

een goede gezondheid en met het geloof

van de Emmaüsgangers op weg te gaan.

Midden augustus 2011 zal Mark Tips de

bestuurlijke en animerende taak van Jos

Claes overnemen.

Mark Tips (Lommel °1950), salesiaan

sedert 1969, werd na zijn pedagogi-

sche studies in Benediktbeuern (Duits-

land) en theologie aan de K.U. Leuven

in 1978 tot priester gewijd. Momenteel

is hij vicaris van de huidige provinciaal.

De laatste jaren was hij vooral actief in

Jeugdzorg Don Bosco Vlaanderen (de

bijzondere jeugdzorg) en Jeugddienst

Don Bosco (jeugd en vrije tijd) en zette

hij zich in voor de Salesiaanse Familie

in Vlaanderen.

Nieuwe provinciaal

Naar Don Bosco in TurijnAl vele jaren organiseert Don Bosco

Vlaanderen busreizen naar Turijn,

waar we de plaatsen bezoeken waar

Don Bosco geleefd en gewerkt heeft.

We herbeleven het leven van Don

Bosco op de plaatsen waar het zich

tussen 1815 en 1888 afspeelde en we

vertalen zijn boodschap van toen naar

ons eigen leven nu. De reis vindt plaats

in de meimaand (20-26 mei 2011), pre-

cies in de week dat in Turijn het feest

van Maria Hulp der Christenen gevierd

wordt. Het was jaarlijks een hoogte-

punt in het leven van Don Bosco, en

is nu nog steeds een onvergetelijke

ervaring voor al wie dat in Turijn mag

meemaken. Folders van deze reis kunt

u aanvragen bij de reisverantwoorde-

lijke: Wilfried Wambeke,

Don Bosco straat 72, 3940 Hechtel

([email protected] of

011 / 73 38 84).

bij de salesianen van Don Bosco

Page 22: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

verbonden | Tekst: Arnoud Festjens Foto’s: DMOS-COMIDE, sxc

22

Twintig jaar geleden, op 2 september

1990, ging het Internationaal Verdrag

voor de Rechten van het Kind van kracht.

Tijdens het afgelopen jaar hebben we

verschillende onderdelen van het Kinder-

rechtenverdrag belicht. In deze bijdrage

wordt de bescherming van kinderen te-

gen geweld, misbruik en verwaarlozing

besproken, én de bescherming van kinde-

ren die vervolgd worden voor een straf-

baar feit.

BendesIn Latijns-Amerika zijn jongeren over het

algemeen oververtegenwoordigd als da-

ders én als slachtoffers van misdaad en

geweld. Het aantal moorden op jonge

mannen (15-29 jaar) in Latijns-Amerika

ligt maar liefst drie keer hoger dan het

mondiale gemiddelde. Een aanzienlijk

deel van de gewelddadige misdrijven in

het continent wordt door jongeren zelf

gepleegd, terwijl de leeftijd waarop jon-

geren zware misdaden begaan, steeds

lager komt te liggen.

Steeds vaker geraken Latijns-Amerikaan-

se jongeren betrokken bij drugsgerela-

teerd en bendegeweld. Voor een groot

deel van de gepleegde strafbare feiten

zijn ook steeds jongere bendeleden ver-

antwoordelijk. Jongerenbendes komen

voor in zowat elke Latijns-Amerikaanse

grootstad. Dergelijke bendes tellen tus-

sen de 10 en de 120 leden, waarvan de

leeftijd schommelt tussen 7 en 22 jaar.

De jongste bendeleden ‘leren’ vooral,

maar nemen over het algemeen niet

deel aan bendeoorlogen of worden

niet betrokken bij zwaardere crimi-

nele feiten.

WapensDe groei van gewelddadige bendes in La-

tijns-Amerika is gekoppeld aan de steeds

eenvoudiger toegang tot wapens. In ver-

schillende landen bijvoorbeeld wordt de

verspreiding van wapens

in de hand gewerkt door

interne conflicten, de acti-

viteiten van uiteenlopende gue-

rilla- en paramilitaire organisaties, enz.

Geweld dat door de jongeren zelf wordt

gepleegd, wordt - paradoxaal genoeg - in

de hand gewerkt door de wetgeving in

verschillende Zuid-Amerikaanse landen.

De minimumleeftijd waaronder kinde-

ren niet in staat worden geacht om een

strafbaar feit te begaan - en er dus ook

niet voor kunnen worden vervolgd of

veroordeeld - werd in meerdere landen

verlaagd om jonge misdadigers hard te

kunnen aanpakken. Het gevolg hiervan is

echter dat bendes steeds jongere kinde-

ren inschakelen om bepaalde misdrijven

te plegen.

Jong geweldVeel van deze jonge misdadigers zijn als

kind het slachtoffer geweest van fysiek,

psychologisch en/of seksueel geweld.

Vaak plegen ze misdrijven om tot een

groep te kunnen behoren en zo een ge-

Latijns-Amerika: kwetsbare jongeren en criminaliteit

Bendes schakelen steeds jongere kinderen in om misdrijven te plegen.

Page 23: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

23

voel van verbondenheid te er-

varen. Inkomensongelijkheid

is - meer nog dan armoede

- een belangrijke voedings-

bodem van geweld. De da-

gelijkse confrontatie met

mensen uit de (hogere)

middenklasse, en dus met

de ongelijke verdeling van de

inkomens, werkt misdaad en

geweld in de hand. En ook al ligt

de armoedegraad in Zuid-Amerika

beduidend lager dan in de meeste Afri-

kaanse landen, de inkomensongelijkheid

is nergens zo groot en zo wijd verspreid

als in Latijns-Amerika.

Minderjarige Colombiaanse huurmoordenaarsVolgens de Colombiaanse krant El Tiempo

wordt er elke dag iemand vermoord door

een minderjarige. Nergens in Latijns-

Amerika ligt het aantal moorden op jonge

mannen (15-29 jaar) hoger. Colombia gaat

sinds haar onafhankelijkheid in 1830 ge-

bukt onder golven van terreur en geweld.

Achtergestelde jongeren in de Colombi-

aanse steden zitten als het ware ingekap-

seld in een cultuur van dood en geweld.

Aan het einde van de jaren tachtig dook

een nieuw fenomeen op in de Colombi-

aanse stad Medellín: dat van de minderja-

rige huurmoordenaars of sicarios.

Sinds de opkomst van drugskoning Pablo

Escobar kent Medellín één van de hoog-

ste misdaadcijfers in Latijns-Amerika.

Escobar verzamelde een leger van min-

derjarige huurmoordenaars rond zich. Ze

werden uitgestuurd om leden van rivali-

serende drugsbendes, politici, rechters,

agenten en iedereen die het pad van Don

Pablo kruiste, te elimineren. Pablo Esco-

bar werd in 1993 doodgeschoten en het

drugskartel van Medellín werd intussen

opgedoekt. Het fenomeen van de sicarios

blijft echter brandend actueel, ook in de

rest van Colombia.

Kinderen en jongeren worden ingehuurd

door paramilitaire organisaties, drugs-

bendes en zelfs particulieren om

mensen te vermoorden. Uitgere-

kend hun jonge leeftijd maakt

van hen geschikte huurmoor-

denaars. Ze zijn goedkoop, sla-

gen erin hun slachtoffers on-

opvallend te benaderen en te

doden, en ontsnappen gemak-

kelijker aan het gerecht. Zolang

ze jonger zijn dan veertien jaar,

kunnen ze immers niet strafrechtelijk

vervolgd worden en kan hun geen gevan-

genisstraf opgelegd worden. Dat werd in

2006 vastgelegd in de Wet voor Kinderen

en Adolescenten. Vaak ontvangen de si-

carios slechts één tot zes procent van

de som die organisaties opstrijken voor

een moord. Daarnaast staan ze ook nog

eens onderaan de criminele ladder. Des-

ondanks wordt vastgesteld dat de opge-

pakte jongelui een onvoorwaardelijke

loyaliteit tonen ten opzichte van hun

opdrachtgevers. Slechts zelden verraden

ze hun patrón, iets wat hen bijzonder ge-

geerd maakt bij criminele organisaties.

De sicarios zijn het product van een sys-

teem waarin organisaties terreur zaaien

ter bestendiging van hun macht en het

vuilste werk laten opknappen door inge-

huurde minderjarigen. Jongeren uit kans-

arme milieus zijn uiteraard bijzonder vat-

baar voor dit soort taken. Deze jongens

en meisjes hebben geen toegang tot on-

derwijs, leven onder de armoedegrens of

op straat. Om hun familie te ondersteu-

nen gaan vele jongeren dan ook in op

het aanbod van criminele organisaties.

Naast het plegen van moorden worden

sicarios ook vaak ingezet in drugs- en wa-

pensmokkel.

Het fenomeen van de sicarios heeft zich

intussen ook uitgebreid naar andere Co-

lombiaanse steden. In Cali werd uitgere-

kend dat één op de vijf moorden door een

minderjarige wordt gepleegd. In Bogotá

werden dit jaar alleen al negentien min-

derjarige huurmoordenaars opgepakt,

van wie de meesten tussen vijftien en

zeventien jaar oud zijn. Onlangs kwam

aan het licht dat jonge Colombiaanse

huurmoordenaars eveneens betrokken

zijn in de Mexicaanse drugsoorlog. Ook

in Argentinië, Paraguay, Brazilië, Ecua-

dor, Panama, Guatemala en Spanje wer-

den al jonge Colombiaanse moordenaars

opgepakt.

Perspectieven biedenDMOS-COMIDE ondersteunt

veertien scholen en oplei-

dingscentra van Don Bosco in

Colombia. In elk van deze cen-

tra wordt gewerkt met kansar-

me jongeren die op regelmatige

basis geconfronteerd worden

met geweld en criminaliteit.

Het Centro Juan Bosco Obrero bij-

voorbeeld is gelegen in Ciudad Bolívar,

een van de armste, snelst groeiende en

dichtst bevolkte buitenwijken van Bo-

gotá. De bevolking van Ciudad Bolívar

bestaat vooral uit ontheemde Colombi-

anen, uit alle uithoeken van het land,

die op de vlucht zijn voor het geweld.

De jongeren uit de wijk komen dagelijks

in contact met drugs, prostitutie en an-

dere vormen van criminaliteit. Het Cen-

tro Juan Bosco Obrero houdt hen van de

straat weg en biedt de jongeren een kans

op het volgen van een beroepsopleiding

om hen daarna aan vast werk te helpen.

In het Centro Juan Bosco Obrero wordt óók

gewerkt met ex-sicarios en voormalige le-

den van gewelddadige jongerenbendes.

Naast het aanleren van een vak en hun

begeleiding naar en op de arbeidsmarkt,

besteedt het centrum bijzondere aan-

dacht aan psychosociale bijstand en de

re-integratie van jongeren in de samenle-

ving. In samenwerking met buurtcomités

en het stadsbestuur van Bogotá worden

geregeld preventiecampagnes opgezet

om jongeren en volwassenen bewust te

maken van belangrijkheid van onderwijs

en opleiding. In plaats van te kiezen voor

de criminaliteit en het snelle geld, pro-

beert men hen zo warm te maken voor

het volgen van een beroepsopleiding in

het centrum. Enkel op die manier kunnen

ze onttrokken worden aan een negatieve

spiraal van geweld en criminaliteit en

kan hun een perspectief geboden worden

op een betere toekomst.

www.dmos-comide.org

De groei van gewelddadige bendes in Latijns-Amerika is gekoppeld aan de steeds eenvoudiger toegang tot wapens.

In plaats van te kiezen voor

de criminaliteit en het snelle geld, probeert men jongeren

warm te maken voor het volgen

van een beroeps-opleiding.

Page 24: Don Bosco Vlaanderen (02/2011)

24

ruggespraak | Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Koenraad Arnauts

Over de grensEen landgrens oversteken heeft altijd iets spannends,al heb je niets te verbergen, je hartslag gaat omhoog. Hoe duidelijker en strenger de grens, hoe hoger de opstoot van adrenaline. Vervagende grenzen binnen Europa minimaliseren nu die oversteekstress.

In het leven leggen we onszelf en anderen ook grenzen op. Ze worden soms door de tijdsgeest beïnvloed. Wat vroeger scherp afgelijnd was, kan vandaag diffuus, onduidelijk zijn. Zo dialogeren en argumenteren ouders en opvoeders frequent met jongeren, waardoor grenzen onderhandeld worden en vervagen.

Sommigen flirten graag met grenzen, uit nieuwsgierigheid, voor de kick van het avontuur, … Hoe ver kan ik gaan? Dit overkomt jongeren wellicht vaker omdat ze voortdurend grenzen aftasten. Anderzijds wordt grensoverschrijdend gedrag getemperd door een natuurlijke angst voor grenzen en eventuele gevolgen van de oversteek.

Het avontuur lokt allicht nog steeds, terwijl wazige levensgrenzen geen angst meer inboezemen. De schroom om erover te gaan, is weg, het gevaar aan de overkant loert. De vastentijd kan ouders en opvoeders uitnodigen om, hoe moeilijk ook, te blijven zoeken naar een evenwicht tussen flexibiliteit en rigiditeit, om voor jongeren aanvaardbare,maar duidelijke grenzen te trekken.