DIERPROEVEN · over dierproeven en vorm je eigen mening. INHOUDSOPGAVE 1. DIERPROEVEN Het beleid...

7
EDITIE 2016 DIERPROEVEN Zo doen ze dat! Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening DEZE BROCHURE IS DE PUBLIEKSVERSIE VAN ZO DOENDE 2014, HET JAARVERSLAG OVER DIERPROEVEN EN PROEFDIEREN VAN DE NEDERLANDSE VOEDSEL- EN WARENAUTORITEIT. HET JAARVERSLAG IS GEPUBLICEERD IN MAART 2016

Transcript of DIERPROEVEN · over dierproeven en vorm je eigen mening. INHOUDSOPGAVE 1. DIERPROEVEN Het beleid...

Page 1: DIERPROEVEN · over dierproeven en vorm je eigen mening. INHOUDSOPGAVE 1. DIERPROEVEN Het beleid van de overheid streeft naar het verant-woord en zorgvuldig toepassen van dierproeven.

EDITIE 2016

DIERPROEVENZo doen ze dat!

Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening

DEZE BROCHURE IS DE PUBLIEKSVERSIE VAN ZO DOENDE 2014, HET JAARVERSLAG OVER DIERPROEVEN EN PROEFDIEREN VAN DE NEDERLANDSE VOEDSEL- EN WARENAUTORITEIT.

HET JAARVERSLAG IS GEPUBLICEERD IN MAART 2016

Page 2: DIERPROEVEN · over dierproeven en vorm je eigen mening. INHOUDSOPGAVE 1. DIERPROEVEN Het beleid van de overheid streeft naar het verant-woord en zorgvuldig toepassen van dierproeven.

INLEIDING

Dierproeven doe je niet zomaar. Toch zijn ze soms nodig. Strenge regels zorgen ervoor dat dierproeven alleen uitgevoerd worden wanneer het echt niet anders kan. Veel mensen zijn tegen. Onderzoekers noemen het wel ‘een noodzakelijk kwaad’. De overheid stimuleert onderzoek naar alternatieven voor dierproeven. Hierbij gaat het niet alleen om proeven zonder dieren (vervanging) maar ook om proeven met zo min mogelijk dieren (vermindering) waarbij het welzijn van de dieren zo min mogelijk wordt aangetast (verfijning).

Want we willen:• weten hoe het lichaam van mensen en dieren precies werkt en hoe daarin ziekten ontstaan• betere medicijnen ontwikkelen• ziektes zoals kanker en dementie de wereld uit helpen• veilige producten maken.

De (Europese) overheid verplicht dierproeven zodat er geen medicijnen of producten op de markt komen die schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen, dieren of voor het milieu. Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening.

INHOUDSOPGAVE

1. DIERPROEVEN Het beleid van de overheid streeft naar het verant-woord en zorgvuldig toepassen van dierproeven. De NVWA-inspecties van 2014 laten zien dat ver-gunninghouders de voorschriften die direct verband houden met het welzijn van de proefdieren goed hebben nageleefd.

NIEUWE REGISTRATIEMETHODIEKDe registratie van dierproeven door de overheid startte in 1978. In dat jaar werden 1.572.534 dierproeven gedaan. In 2014 registreerden de Nederlandse vergunninghouders 621.027 dierproeven. Sinds 1978 is het aantal dierproeven in ons land dus met 60% verminderd. In 2014 steeg het aantal dierproeven met 17,9% (94.434) ten opzichte van 2013. Deze stijging is voor een groot gedeelte het gevolg van een nieuwe registratiemethodiek. Zo tellen bij het maken van genetisch veranderde lijnen nu twee generaties nakomelingen als ‘dierproeven’, totdat uit een welzijns- evaluatie blijkt dat er geen sprake is van ongerief. Door de nieuwe registratiesystematiek werden in 2014 dus dierproeven geregistreerd die voorheen niet als zodanig werden beschouwd. Een reële stijging lijkt onwaarschijnlijk, omdat het aantal dierproeven met genetisch veranderde dieren de afgelopen jaren nagenoeg stabiel is gebleven.

19781.572.534

2009592.665

2012589.056

2013526.593

2014621.027

2011589.853

WAAROM EEN DIERPROEF? Zo’n zesentwintig procent van de dierproeven binnen het toegepast onderzoek is wettelijk verplicht. Zo kan de veiligheid en werkzaamheid van medicijnen, chemi-sche stoffen en voedingsmiddelen tot op zekere hoogte worden gegarandeerd.

Uit: Zo doende 2014, Harry Paul, inspecteur-generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

DIERPROEVEN

PROEFDIEREN

PROEFDIEREN EN PIJN

GENETISCH VERANDERDE DIEREN

WETGEVING

DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE (DEC)

DE 3V-ALTERNATIEVEN

DESKUNDIGHEID EN VERGUNNINGHOUDERS

INSPECTIE NEDERLANDSE VOEDSEL- EN WARENAUTORITEIT (NVWA)

OVER DEZE BROCHURE

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

BEZWAREN • ETHISCHE BEZWAREN dieren worden gebruikt als middel.• WETENSCHAPPELIJKE BEZWAREN

niet alle resultaten van dierproeven gelden zonder meer voor mensen.

• ECONOMISCHE BEZWAREN het doen van dierproeven kost veel geld.

WAT IS EEN DIERPROEF?Een dierproef is een proef op een levend gewerveld dier, indien het dier daarvan ongerief ondervindt. Het moet een proef zijn met een duidelijk omschreven doel. Dit is vastgelegd in de Wet op de dierproeven. Gewervelde dieren zijn zoogdieren, vissen, amfibieën en reptielen.

Onderwijs 3,2%

Fok met ongerief, niet gebruikt in dierproeven 10,5%

Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek

27,6%

Wettelijk verplicht 25,8%

Toegepast onderzoek31,1%

Page 3: DIERPROEVEN · over dierproeven en vorm je eigen mening. INHOUDSOPGAVE 1. DIERPROEVEN Het beleid van de overheid streeft naar het verant-woord en zorgvuldig toepassen van dierproeven.

In Nederland spreken we bij dierproeven niet over pijn, maar over ‘ongerief’. Daarmee bedoelen we meer dan pijn. Ook stress, alleen-zijn, angst en ziekte worden mee- gerekend. Sinds 2014 hanteren vergunninghouders een schaal van 1 tot en met 4 om het ongerief te meten.

Verfijning van dierproeven, een van de 3V’s (zie pagina 7), is erop gericht om het ongerief voor proefdieren te verminderen. En hun welzijn zo optimaal mogelijk te maken. Hierbij kun je denken aan pijnbestrijding en kooiverrijking.

Verfijning is van belang tijdens de hele levenscyclus, niet alleen tijdens de proef. In 2014 was bij 78,1% van de dierproeven sprake van licht ongerief, voornamelijk bij muizen en ratten. Ernstig ongerief kwam voor bij 15.226 dierproeven. Een afname van 26% vergeleken met 2013.

2

Het dier is gestorven of gedood ten behoeve van de proef87.4%

Het dier is na beëindiging van de proef in leven gelaten12.6%

TOESTAND DIEREN NA PROEF De dieren die na het einde van de proef in leven zijn gelaten, kunnen indien mogelijk worden ingezet bij een volgende proef. Sommige dieren worden na gebruik in een proef herplaatst op een voor hen geschikte locatie; apen kunnen bijvoorbeeld naar Stichting Aap.

Meeste dierproeven met muizen en ratten

2. PROEFDIEREN

In 2014 zijn 563.769 proefdieren gebruikt voor onderzoek. Daarvan was 49,2% muis en 17,6% rat. Een proefdier kan meerdere keren worden gebruikt. Dat heet hergebruik.

In 2014 zijn 6.319 dieren één of meerdere malen hergebruikt. Hergebruik vindt met name plaats bij proeven voor onderwijs (3.972 ofwel 62,9%).

Als een dierproef gepaard gaat met pijn voor het dier, moet men deze pijn zo veel mogelijk voorkomen en/of verlichten. Bijvoorbeeld door behandelingen onder verdoving uit te voeren of door pijnstillers te geven. Uit: Zo doende 2013

3. PROEFDIEREN EN PIJN

MET WELKE DIEREN ZIJN PROEVEN GEDAAN?

HONDEN EN KATTEN In 2014 werden 1.068 proeven gedaan met 647 honden. Met 64 kat-ten werden 244 proeven gedaan. Meer dan 15% van het onderzoek met honden en zo’n 24% van het onderzoek met katten wordt gedaan om de gezondheid en veiligheid van honden en katten zelf te verbeteren. Bijna de helft van de proeven is onderdeel van dier- gerelateerde opleidingen zoals de opleiding tot dierenarts.

In Nederland wordt sinds 2003 geen onderzoek meer uitgevoerd op mensapen. Andere apen worden nog wel gebruikt als proefdier.

IN NEDERLAND ZIJN VIER TYPEN PROEFDIEREN

Gewone dieren. Dit zijn dieren, waarvan er een aantal speciaal wordt gefokt: 448.446

69,8%Dieren die in het wild leven, maar worden onderzocht in het laboratorium: 1.263

1%

Dieren die worden bestudeerd in hun eigen omgeving (bijvoorbeeld voor gedragsstudies): 21.797

3,9%

25,8%Genetisch veranderde dieren: 145.387 (daarvan is 97,2% muis). Deze dieren worden speciaal gefokt

ONGERIEF BIJ DIEREN

Muizen

Ratten

Overige knaagdieren

Konijnen

Vleeseters

Apen

Hoefdieren

Overige gewervelde dieren

(o.a. hamsters en cavia’s)

(o.a. honden, katten en fretten)

(o.a. paarden, varkens, geiten en schapen)

(o.a. kippen, vogels en vissen)

Licht Matig/ernstig

200.509

120.223

89.319

5.826

10.625

1.691

24.213

30

76.996

9.806

2.509

138

745

208

4.190

16.741

“DOET HET PIJN, ZO’N DIERPROEF?“

Page 4: DIERPROEVEN · over dierproeven en vorm je eigen mening. INHOUDSOPGAVE 1. DIERPROEVEN Het beleid van de overheid streeft naar het verant-woord en zorgvuldig toepassen van dierproeven.

EEN DIERPROEF DOE JE NIET ZOMAAR...

Instelling vraagt vergunning aan bij overheid om dier- proeven te mogen doen.

4. GENETISCH VERANDERDE DIEREN

Het erfelijk materiaal in elke cel van het lichaam bevat de genen die nodig zijn voor alle bouwstenen van het lichaam, de eiwitten. Sommige genen spelen een rol bij de ontwikkeling van ziekten. Zo verhoogt een bepaald gen de kans op borstkanker. Om deze ziekte beter te begrijpen, gebruiken onder-zoekers proefdieren waarvan het betreffende gen is veranderd. Dit zijn genetisch veranderde dieren. Zo’n 26% van de dierproeven werd in 2014 met dit type dieren verricht. Dit zijn bijna allemaal muizen (97,2%). Ze zijn gefokt in het eigen laboratorium, verkregen van collega-onderzoekers of gekocht.

DOEL VAN DEZE WET IS: • het welzijn van de dieren te beschermen • kaders te stellen waaraan een dierproef moet voldoen • uitsluitend deskundigen met proefdieren te laten werken.

De herziene Wet op de dierproeven (Wod) is sinds december 2014 van kracht. De herziening was nodig om de Europese Richtlijn 2010/63/EU in onze nationale wetgeving in te voeren. De richtlijn gaat over de bescherming van dieren die voor wetenschappelijk onderzoek worden gebruikt.

5. WETGEVINGIn 2014 was 25,8% (totaal 145.282) van de dierproeven voor het toegepaste onderzoek volgens de wet verplicht.

Je begint met 2 muizen. Daaruit komen 8 jongen: 4 mannetjes en 4 vrouwtjes. Deze 8 muizen krijgen 32 jongen: 16 mannetjes en 16 vrouwtjes. Deze 16 mannetjes en 16 vrouwtjes zorgen vervolgens voor 128 muizen: 64 mannetjes en 64 vrouwtjes, waardoor je 60 identieke vrouwtjesmuizen hebt.

IDENTIEKE DIEREN VEREIST Voor onderzoek met genetisch veranderde dieren moeten altijd meer dieren worden gefokt dan daad- werkelijk in de proef worden gebruikt, zodat ze:

• allemaal even oud zijn • onder identieke omstandigheden zijn geboren • hetzelfde voer hebben gegeten • in dezelfde kooien hebben gezeten • indien nodig van hetzelfde geslacht zijn.

HOE KRIJG JE 60 GENETISCH VERANDERDE MUIZEN? Stel dat voor onderzoek naar borstkanker 60 vrouwtjesmuizen nodig zijn. Dan moeten hiervoor 170 genetisch veranderde muizen worden gefokt. Minimaal, want dit rekenvoorbeeld gaat uit van een ‘ideale situatie’, waarbij elk ‘echtpaar’ 4 mannetjes en 4 vrouwtjes ter wereld brengt.

8 MUIZEN4 vrouwtjes

32 MUIZEN16 vrouwtjes

128 MUIZEN64 vrouwtjes

2 MUIZEN1 vrouwtje

TOTAAL 170 MUIZEN

Na afgeven vergunning kan onder- zoeker de dierproef uitvoeren. De CCD publiceert niet-technische samenvatting. Tegelijkertijd kan een erkend belang- hebbende, zoals de Dierenbescherming, bezwaar maken tegen de vergunning.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verleent instellingsvergunningnamens staatssecretaris van Economische Zaken (EZ).

STAP 1

STAP 2

CCD krijgt advies van Dierexperimenten- commissie (DEC) en besluit vervolgens wel of geen vergunning voor uitvoering onderzoek te geven.

STAP 4

STAP 5

De IvD ziet toe op dierenwelzijn bij uitvoering onderzoek en op gebruik juiste technieken. De NVWA inspecteert of regels worden nageleefd.

STAP 6

Onderzoeker maakt projectvoorstel en niet- technische samenvatting. Hij legt dit voor aan Instantie voor Dierenwelzijn (lvD). Bij Centrale Commissie Dierproeven (CCD) wordt vergunning voor uitvoeringprojectvoorstel aangevraagd.

STAP 3

Sinds 1977 is de Wet op de dierproeven van kracht.

Page 5: DIERPROEVEN · over dierproeven en vorm je eigen mening. INHOUDSOPGAVE 1. DIERPROEVEN Het beleid van de overheid streeft naar het verant-woord en zorgvuldig toepassen van dierproeven.

Wat is een Dierexperimentencommissie? Voordat een dierproef mag worden gedaan, moet een Dier-experimentencommissie (DEC) een positief advies afgeven aan de Centrale Commissie Dierproeven.

Aan de hand van de projectvoorstellen bepaalt de DEC of de opzet en de uitvoering van de dierproef ethisch aanvaardbaar zijn en of de 3V-alternatieven optimaal zijn doorgevoerd.

Een DEC bestaat uit ten minste zeven* leden met deskundigheid op de volgende gebieden:• alternatieven en de 3V’s• proefdieren en hun bescherming • ontwerp van dierproeven • ethiek.

* Vier van hen hebben geen arbeidsrelatie met de vergunninghouder.

NATIONAAL COMITÉ ADVIES DIERPROEVENBELEID Een belangrijk gevolg van de herziene Wet op de dierproeven (Wod) is dat het organisatiemodel voor de beoordeling van dierproeven is gewijzigd. Twee nieuwe instanties spelen een belangrijke rol: de Centrale Commissie Dierproeven (CCD), belast met het verlenen van projectvergunningen, en het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad). Een belangrijke taak van het NCad is het geven van advies over het (verbeteren van het) welzijn van proefdieren. Het NCad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de staatssecretaris van Economische Zaken, de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) en Instanties voor Dierenwelzijn (IvD’s). Iedere instelling die dierproeven uitvoert, heeft een Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) ingesteld. Deze houdt intern toezicht en geeft advies, met name op het gebied van de 3Vs. Meer informatie:

www.ncadierproevenbeleid.nl

VERMINDERING Kan de proef met minder dieren worden uitgevoerd? Dankzij de MRI-scan zijn bij tumoronderzoek bijvoor-beeld minder proefdieren nodig. Door deze techniek (die het inwendige lichaam van buitenaf scant) kan hetzelfde dier in verschillende fasen van de tumor- vorming worden gevolgd. Voorheen moest voor elke fase een ander proefdier worden ingezet.

VERFIJNINGIs de opzet van het onderzoek zodanig dat de dieren het minste ongerief ondervinden? Verfijning van dierproeven is erop gericht het ongerief voor proefdieren te verminderen en hun welzijn zo optimaal mogelijk te maken. Pijnbestrijding is een voorbeeld van het eerste, kooiverrijking van het tweede. Een ander voorbeeld is de plaatsing van een zendertje in het dier, onderzoekers krijgen dan op elk gewenst moment informatie over het welzijn. Het dier kan hiervan wel enige last hebben. Verfijning is van belang tijdens de gehele levenscyclus en niet alleen tijdens de proef.

VERVANGINGKan de proef (gedeeltelijk) zonder proefdieren worden uitgevoerd? Enkele proefdiervrije methoden: • cellen of weefsels gekweekt in een kweekfles of op chip (b.v. kunsthuid) • computermodellen en -simulaties• proeven met mensen • levensechte modellen (bijvoorbeeld met kunstaderen en kunstbloed) om studenten te leren prikken.

WAAROP TOETST EEN DEC HET ONDERZOEKSPLAN? • aanwezigheid reële alternatieven • welzijn van de dieren• afweging maatschappelijk en wetenschappelijk belang tegen ongerief dieren.

7. DE 3V-ALTERNATIEVEN6. DIEREXPERIMENTEN- COMMISSIE (DEC) Overheid, wetenschap, bedrijfsleven en maatschappelijke

organisaties zoeken naar methoden die dierproeven vervangen,verminderen en verfijnen. Deze 3V-alternatieven moeten het aan- tal proeven verder terugdringen en op termijn overbodig maken. Systematische studies van wetenschappelijke literatuur leiden bijvoorbeeld tot minder, beter en soms zelfs sneller onderzoek.

Page 6: DIERPROEVEN · over dierproeven en vorm je eigen mening. INHOUDSOPGAVE 1. DIERPROEVEN Het beleid van de overheid streeft naar het verant-woord en zorgvuldig toepassen van dierproeven.

9. INSPECTIE NEDERLANDSE VOEDSEL- EN WARENAUTORITEIT (NVWA)

In 2014 voert de NVWA in totaal 297 inspecties uit bij vergunninghouders. Dit zijn 40% inspecties meer dan het vorige verslagjaar. Uit: Zo doende 2014

De NVWA voert de inspecties aangekondigd uit, maar legt ook verrassingsbezoeken af (37%). De NVWA geeft ook informatie over de regels en wetten waaraan de instellingen zich moeten houden.

Als de wet wordt overtreden, krijgt de vergunning- houder meestal een waarschuwing plus de verplichting de ongewenste situatie te verhelpen. De NVWA helpt de vergunninghouder de regels te begrijpen en na te leven.

8. DESKUNDIGHEID EN VERGUNNINGHOUDERS

In 2014 hadden 83 instellingen een vergunning om proefdieren te houden en om dierproeven uit te voeren.

Instellingen voor weten- schappelijk onderzoek

Instellingen voor wetenschappelijk onderwijs inclusief universitair medische centra

4

15

Instellingen voor landbouw en diergeneeskunde

Ziekenhuizen, laboratoria en andere instellingen op het gebied van volksgezondheid

5

3

45

Instellingen voor middelbaar en hoger beroepsonderwijs6

Proefdierfokkerijen4

Industriële/eigen ondernemingen

OPLEIDING VEREIST Onderzoeker, biotechnicus, laboratoriummedewerker of dierverzorger word je niet zomaar. Voor elke functie is een gedegen opleiding vereist. Voor sommige speci-fieke functies is daarnaast een cursus proefdierkunde verplicht.

Een instelling of bedrijf waar dierproeven worden gedaan, heeft een Instantie voor Dierenwelzijn (IvD). De IvD is een verbindende schakel tussen de DEC, CCD en de onderzoeker. De IvD houdt intern toezicht en adviseert over bijvoorbeeld 3V-beleid. In de IvD zitten een proefdierkundige en een dierenarts, zij houden

samen met de biotechnicus toezicht op het welzijn van de dieren. Van alle dieren wordt bovendien dagelijks een welzijnsdagboek bijgehouden. Hierbij spelen de dierverzorgers een belangrijke rol. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert regelmatig op al deze zaken.

BIOTECHNICUS Een biotechnicus ondersteunt onderzoekers bij het uitvoeren van dierproeven. Bijvoorbeeld bij het afnemen van bloed of het toedienen van narcose.

Elk jaar publiceert de NVWA alle feiten en cijfers over dierproeven. Dit jaarverslag heet Zo doende.

““

VERGUNNINGHOUDERS

Page 7: DIERPROEVEN · over dierproeven en vorm je eigen mening. INHOUDSOPGAVE 1. DIERPROEVEN Het beleid van de overheid streeft naar het verant-woord en zorgvuldig toepassen van dierproeven.

Deze brochure bevat de belangrijkste gegevens uit Zo doende 2014, het jaarverslag over dierproeven en proefdieren in Nederland opgesteld door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het jaarverslag is gepubliceerd in maart 2016.

Dierproeven zijn een gevoelig onderwerp, waarover soms nog veel onwetendheid en onduidelijkheid bestaat. Laat je door deze brochure en poster informeren over de belangrijkste feiten en cijfers. Kijk ook naar onze voor-lichtingsfilm Dierproeven doe je niet zomaar. Te zien op de site en Youtube. Vorm zo jouw mening over dierproeven.

De Stichting Informatie Dierproeven heeft de redactie gevoerd. De inhoud is getoetst door een redactieraad bestaande uit: • dr. Jeffrey Bajramovic PhD afdelingshoofd Alternatieven, Biomedical Primate Research Centre

• prof. dr. ir. J.B. Prins hoogleraar Proefdierwetenschappen, hoofd Proefdiercentrum, Leids Universitair Medisch Centrum en lid Nationaal Comité advies dierproevenbeleid • prof. dr. Pieter H. Reitsma hoogleraar Experimentele en Moleculaire Geneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum

• prof. dr. Merel Ritskes-Hoitinga hoogleraar Evidence-Based Laboratory Animal Science en hoofd SYRCLE ( Systematic Review Center for Laboratory animal Experimentation), Radboud Universitair Medisch Centrum

• dr. Cees Smit beleidsmedewerker VSOP (Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties)

Deze uitgave is tot stand gekomen dankzij financiële steun van de donateurs van de SID. Het jaarverslag Zo doende 2014 kun je downloaden van de website van de NVWA: www.nvwa.nl

10. OVER DEZE BROCHURE

stichting informatie dierproeven