Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding...

141
Die navolginghe Christi Jan Pelgrum Pullen Editie A. van Elslander bron Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi (ed. A. van Elslander). Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent 1958 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/pull001avan01_01/colofon.php © 2015 dbnl / erven A. van Elslander

Transcript of Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding...

Page 1: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

Die navolginghe Christi

Jan Pelgrum Pullen

Editie A. van Elslander

bronJan Pelgrum Pullen,Die navolginghe Christi (ed. A. van Elslander). Koninklijke Vlaamse Academie

voor Taal- en Letterkunde, Gent 1958

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/pull001avan01_01/colofon.php

© 2015 dbnl / erven A. van Elslander

Page 2: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

V

Inleiding

Nog enkele jaren geleden een vrijwel onbekende figuur is Pelgrum Pullen, vooralna de publicaties van Prof. Dr. L. Reypens S.J.(1), één van de meest vooraanstaandevertegenwoordigers gebleken van onzeMiddeleeuwsemystieke traditie in haar laatsteontwikkelingsfaze. Bij wijze van inleiding op zijn tractaat Die Navolginghe Christidelen we hier een en ander mee over zijn leven, zijn werk en zijn mystieke leer,alsook enkele nadere bijzonderheden over het handschrift en den inhoud van hetwerk zelf, dat hier voor het eerst in zijn geheel wordt gepubliceerd.

Pelgrum Pullen

Jan Pelgrum Pullen(2) werd naar alle waarschijnlijkheid in 1544 of 1545 te Venraaiof te Stralen in Noord-Limburg geboren. Hij deed zijn theologische studiën te Keulen.Tussen 1569 en 1573 was hij te Venraai in het klooster Jerusalem als priesterwerkzaam. Einde 1573 of begin 1574 vertrok hij naar Roermond, waar hij gedurende3 jaar het ambt waarnam van Kapelaan aan de Sint Christoffelkerk. Op aandringenvan bisschop Lindanus werd hij in 1577 pastoor van het Begijnhof. In 1585 verliethij Roermond voor Gent, waar hij op 27 november 1587 op het Klein begijnhof

(1) Zie in hoofdzaak: Pelgrum Pullen (1550-1608)..., in: Ons Geestelijk Erf, d. 3 (1929), bladz.22-; bladz. 123-; bladz. 245-; en Pullen's Tractaatje ‘Van een nieuwe creature’, in: OnsGeestelijk Erf, 1944, d. 1, bladz. 126-.

(2) De voornaamste bron voor het leven van Jan Pelgrum, ook Pelgrim of Pelgrom Pullen, inhet Latijn Peregrinus of Pelgromius Pullenius is de Vitae Viri Venerabilis et illuminatissimiD. Peregrini Pullen compendiosa fidaque de scriptio van G.J. a RYCKEL (1581-1642),opgenomen in zijn Vita S. Beggae, Lovanii, 1631, bladz. 651-, herdrukt door L. REYPENSS.J., P. Pullen, bladz. 37-. Ryckel maakte hierbij gebruik van een uitvoeriger biografie vanJan Bueckel(s), die echter verloren schijnt te zijn gegaan. Belangrijke nieuwe gegevens overhet leven van P. Pullen werden bekend gemaakt door L. VERSCHUEREN O.F.M., OnbekendeWerken van Pelgrom Pullen I, in Studia Catholica, 20e jg (1944), bladz. 1-.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 3: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

VI

de bekende Samenspraak had met Claesinne van Nieuwlant(1). Hetzelfde jaar nogwerd hij door Lindanus naar Roermond teruggeroepen en vertrok in juli 1588 samenmet zijn bisschop naar Gent, waarheen deze was overgeplaatst. Lindanus stierf hierechter reeds den 2en november en P. Pullen keerde naar Roermond terug. Na eenverblijf te Keulen en te Luik vestigde hij zich te 's-Hertogenbosch waar hij eenteruggetrokken leven leidde en op 22 juli 1608 algemeen geëerd en in geur vanheiligheid overleed.De meest kenmerkende trek van zijn persoonlijkheid was een diepe nederigheid.

Zij zette er hem toe aan de veelvuldige hem aangeboden gunsten af te wijzen, zijnroeping als mysticus trouw te blijven en zich herhaaldelijk van zijn omgeving los temaken om een te grote verering te ontgaan.Zijn werking als mystiek leider is beperkt gebleven tot een kleinen kring, in

hoofdzaak begijnen uit Roermond en 's-Hertogenbosch, waarvan ons slechts enkelebij name gekend zijn(2). Voor deze kleine schaar gelijkgezinden schreef hij zijn talrijketractaten.

Gedurende zijn leven werd geen enkel werk van P. Pullen gedrukt. Naar Sweerts inzijn Athenae Belgicae beweert, zou Jan Bueckel(s) - een intieme vriend van denmysticus die na den val van 's-Hertogenbosch (1629) naar Brussel kwam en er pastoorwerd van Sint Goriks - de bedoeling hebben gehad de werken van P. Pullen uit tegeven, doch dit plan werd nooit ten uitvoer gebracht.

(1) Zie over Claesinne van Nieuwlant: L. REYPENS S.J.,Markante Mystiek in het GentschBegijnhof. Claesinne van Nieuwlant († 1550-1611), in: Ons Geestelijk Erf, d. 13 (1939),bladz. 291-, waar leven en persoonlijkheid van deze mystica worden besproken, de tekst vande Samenspraak, samen met de gedeeltelijke Latijnse vertaling door Ryckel, uitgegeven enhaar mystieke synthese nader gekarakteriseerd.

(2) Zo bijvoorbeeld: Gerardina van Biechden, haar gezellin Agneta, Maria van Liefhout enClarisse van Oisterwijck. Intimi van denmysticus waren: bisschopG. Lindanus (1525-1588),dien P. Pullen als raadsman en biechtvader heeft terzijde gestaan; de geschiedschrijver,Jezuïet, daarna Karthuizer, Arnold Havensius (1540-1610), dien P. Pullen te Keulen heeftgekend; de ascetische schrijver Jan van Gorcum, overleden op 29 october 1619, dien P.Pullen tot het Katholicisme zou hebben bekeerd; zijn biograaf Jan Bueckel(s), die in 1643te Brussel stierf als pastoor van de Sint Goriks parochie en Erycius Puteanus (1574-1646),vriend en opvolger van Justus Lipsius te Leuven.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 4: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

VII

Daar Sweerts slechts 6 werken van. P. Pullen opgeeft, die bovendien niet eens werdenteruggevonden(1), is een nadere kennismaking gewenst met de handschriften diewerken van den mysticus bevatten. Het zijn, afgezien van het handschrift van DieNavolginghe Christi:

Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. nr 2957 (hs. A), geschreven vóór of tenlaatste in 1609, met het zeer uitvoerige en belangrijke tractaat, deDrie boecxkensvanden voerworp(2);Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. nr 4920-4921 (hs. B), geschreven in 1628of 1629, bevattend onder meer Een boecxken van een nieuwe creature, deSamenspraak van P. Pullen met Claesinne van Nieuwlant en hetCort onderwijsom tot volmaecktheyt te commen(3);Leuven, Theologicum van de E.P. Jezuïeten, hs. nr 346 K 10 (hs. E) van c. 1660met hetCort onderwijs om tot volmaecktheyt te commen, Een boecxken van eennieuwe creature en het tractaat Van de hacht saelicheden(4);Warmond, Groot Seminarie, hs. nr 92 D 5 (hs. D) uit het begin van de XVIIe

eeuw, dat niet minder dan 10 langere en kortere stukken van P. Pullen bevat:een tractaat zonder titel hoe de ziel ‘in die overweeselijcke blootheijt’ op-

(1) De door FR. SWEERTIUS, Athenae Belgicae, Antverpiae, 1628, bladz. 596 opgegeven werkenzijn: In cantica canticorum, In Apocalypsin, De paupertate Apostolica, De nuptiisspiritualibus, De via compendiosa ad salutem en De modo incipiendi Deo servire. Is hetvoorlaatste tractaat wellicht te vereenzelvigenmet hetCort onderwys om tot de volmaecktheytte commen en het laatste metVan een goet ende oprecht beginsel, voortganc ende volmaectheytdes gheesteljcken leevens?

(2) Zie L. REYPENS S.J., P. Pullen, bladz. 129-. Het tractaat werd geschreven te 's-Hertogenboschen is, afgezien van Boek I, cap. 5 en Boek II, cap. 17, die door St. AXTERSO.P. in zijnMystiekBrevier, d. 1, Antwerpen, 1944, bladz. 151- en bladz. 231- werden opgenomen en enkelekortere uittreksels, nog onuitgegeven.

(3) Zie: L. REYPENS S.J., P. Pullen, bladz. 132-. Een boecxken van een nieuwe creature en deSamenspraak met Claesinne van Nieuwlant werden door L. Reypens S.J. gepubliceerd.

(4) Zie over dit handschrift A. AMPE S.J., Een XVII-eeuwsch Verzamelhandschrift met mystiekeninhoud, in: Ons Geestelijk Erf, 1943, d. 1, bladz. 197-, waarin betoogd wordt dat P. Pullenmet grote waarschijnlijkheid als de auteur kan beschouwd worden van het tractaat Van dehacht saelicheden, dat heel duidelijk invloed van Eckehart vertoont. Ondertussen is uit hs.Warmond, Groot Seminarie, fol. 352 het auteurschap van P. Pullen komen vast te staan; zieL. VERSCHUEREN O.F.M., a. art., bladz. 93.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 5: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

VIII

stijgt, Van het gebeth, een tractaat zonder titel dat het ‘in Godt opgericht sijn’behandelt, Aen de liefhebbers Christi, Van het inwercken Godes, Eenengheestelijcken Spieghel, Een schoon leeringe van Gods inwercken,Hoe dat mencomen sal omGodt te ghebruijcken in Sijn wesen, Een gheestelycke oeffeningheen een tractaat zonder opschrift over naastenliefde en zieleijver(1);Roermond, Bisschoppelijk Archief, hs., uit het begin van de XVIIe eeuw enwaarschijnlijk een autograaf, met 5 andere tractaten;Hoe men inder Woestijnenin dat Eén gekeert moet sijn, Van die hemelse wandelinge der hemelser mensche,Van het inwercken Godes, Een goddelijcke oefeninge in den dienst der H. MissenenVan die verscheiden ingangen in den goddelijcken dienst der heiliger missen(2);Gent, Universiteitsbibliotheek, hs. Nr 1766, waarin we 3 afzonderlijke gedeeltenkunnen onderscheiden. Het eerste, geschreven in 1659, bevat onder meer Eenboecxken van een nieuwe creature, en de Samenspraak van P. Pullen metClaesinne van Nieuwlant; het tweede brengt ons een Vlaams gekleurd afschriftvan de Drie Boecxkens vanden Voerworp, ‘Door Godts gratie voleijnt, AnnoDomini nostri 1599, 27e Junij’(3).

Dat P. Pullen als schrijver vanmystieke tractaten eenmeer dan gewone bedrijvigheidheeft aan den dag gelegd blijkt reeds uit het feit dat tothiertoe niet minder dan 21werken werden teruggevonden die zeker van hem zijn, terwijl verder nog meer dan30 andere tractaten, waarvan we meestal enkel de titels kennen, met zekerheid ofmet grote waarschijnlijkheid aan hem kunnen worden toegekend. Hiervan werdener slechts 2 in hun geheel uitgegeven: de Samenspraakmet Claesinne van Nieuwlanten Een boecxken van een nieuwe creature. Het eerste kan dan nog bezwaarlijk alseen eigenlijk werk van P. Pullen beschouwd worden.

(1) L. VERSCHUEREN O.F.M., a. art., bladz. 88-.(2) L. VERSCHUEREN O.F.M., a. art., bladz. 84-.(3) Het derde gedeelte bevat een verzameling van 9 Sermoenen, waarvan de auteur niet wordt

vermeld. Nadere bijzonderheden over dit handschrift in onze bijdrage Een onbekendhandschrift met werken van P. Pullen, in: Ons Geestelijk Erf, 1945, d. 2, bladz. 210-.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 6: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

IX

Het is dan ook een eerder hachelijke onderneming, aan de hand van Een boecxkenvan een nieuwe creature, Die Navolginghe Christi en de enkele uittreksels die uit deandere tractaten werden gepubliceerd, een volledig beeld te willen ontwerpen vanzijn mystieke leer. Daarom bepalen we ons hier bij het opgeven van enkele kenmerkenen het aanwijzen van de mystieke invloeden die in zijn werk merkbaar zijn. Hierdoorwordt tevens zijn plaats in de ontwikkeling van onzeMiddeleeuwsemystiek enigszinsbelicht.De omstandigheid dat P. Pullen zijn tractaten schreef met het oog op een kleine

schaar van mystiek ingewijden, soms zelfs voor één enkelen persoon, verklaart hetkarakter van zijn geschriften, die bijna altijd de hogere Godsschouwing - hetGodsschouwende leven bij Ruusbroec - op het oog hebben.Het toppunt van de mystiek is voor P. Pullen, gelijk voor de Brabantse mystiek,

‘de eigenlijke schouwing van Gods eigen wezenheid’ ‘naar de wijze Gods’, eenmeeleven van het drieëene Godsleven - (Drievuldigheidsmystiek) - naar de mogelijkemaat van dit aardsche bestaan’(1) en hierin sluit hij zich helemaal aan bij een oudereNederlandse mystieke traditie. Gelijk bij Ruusbroec bereikt de schouwer in de eigen‘wezenheid’ het Oerbeeld naar hetwelk hij geschapen werd (ingekeerde mystiek opexemplaristischen grondslag), en in dit Oerbeeld, het Woord Gods, de goddelijkeWezenheid.Tot dit alles is echter de grondigste onthechting en de meest radicale verloochening

vereist. Ieder baatzuchtig streven, van welken aard en hoe subtiel en geestelijk ook,dient ten strengste verbannen(2). Als voorbeeld wordt de mensheid van Christusgesteld.De Christusbeleving - en meer bepaald haar rol in de mystieke

(1) L. REYPENS S.J., P. Pullen, bladz. 250. We hebben bij deze schets van de mystieke leer vanP. Pullen in hoofdzaak de uiteenzetting van L. REYPENS S.J. gevolgd.

(2) Het scherpe en paradoxale in sommige uidatingen tegen godsdienst-practijken endeugdbeoefeningen waarin de mens meer zichzelf dan enkel God op het oog heeft, leidt bijP. Pullen wel eens tot bewoordingen die in quiëtistischen zin zouden kunnen geïnterpreteerdworden. Daaraan is het wellicht gedeeltelijk te wijten dat het in XVIIe eeuw nooit tot eenuitgave van zijn werken is gekomen. Zie hierover: L. REYPENS, Van een nieuwe creature,bladz. 153-.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 7: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

X

beschouwing - is overigens één van de meest karakteristieke trekken van zijn leer.L. Reypens S.J. vat ze als volgt samen: ‘alleen door het beleven en naar de maat vanhet beleven van Christus' menschheid gaat men op naar Zijn Godheid, en wordt mendoor die Godheid vergoddelijkt, om, met haar en door haar, in den schoot des Vaders,Gods wezenheid te schouwen, en in de vreugde des Geestes te worden omhelsd.Maar ook bij deze op aarde hoogst mogelijke eenwording van den mystiek metChristus, blijft heel de menschheid van Jezus volop in het gezichtsveld en de beleving,juist omdat de eenwording er een is met den God-mensch, in wien immers de godheidniet is zonder de menschheid die zij aannam’(1).Wat de mystieke invloeden betreft die P. Pullen blijkt te hebben ondergaan, komt

in de eerste plaats Ruusbroec in aanmerking en daarnaast de schrijfster van DieEvangelische Peerle en Claesinne van Nieuwlant (Christusbeleving). Ten slotte dientook gewezen op den invloed van de Rijnlandse mystiek - in hoofdzaak Tauler - opzijn terminologie en zijn opvatting van de verloochening.De betekenis van P. Pullen als mysticus bestaat hierin dat hij één van de laatste

schakels is in de ontwikkeling van onze heerlijke Middeleeuwse mystieke traditiedie hij, nog na den Beeldenstorm, is blijven voortzetten. Naast het oorspronkelijkwerk van Ruusbroec en Van Herp en samen met Die Evangelische Peerle en hetwerk van Vervoort hebben de tractaten van P. Pullen in de XVIe eeuw en ook nogdaarna de Nederlandse spiritualiteit met de inkeringstheorie gesteund op hetexemplarisme blijven doordringen(2).

Die navolginghe Christi

Het enig bekende handschrift, waarin ons de tekst van Die Navolginghe Christibewaard werd, berust op de Universiteitsbibliotheek te Gent (hs. Nr 1335) en bestaatuit 216 bladen papier.

(1) L. REYPENS, S.J., P. Pullen, bladz. 264-.(2) L. REYPENS S.J., Ruusbroec's Mystiek als Bekroning der Inkeeringstheorie, in Ons Geestelijk

Erf, d. 6 (1932), bladz. 275.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 8: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

XI

De paginering in inkt van 1 tot 15 (fol. 2 tot fol. 9) schijnt uit den tijd te dagtekenenwaarin het handschrift geschreven werd. Verder is het handschrift met potloodgepagineerd van 17 tot 426 (fol. 10 tot fol. 214). Deze paginering werd eerst in delaatste jaren aangebracht. De bladen zijn 156 mm. tot 159 mm. hoog bij 100 mm. tot103 mm. breed. De schriftspiegel is ongeveer 115 mm. hoog bij ongeveer 68 mm.breed. Er staan 13 tot 20 regels op iedere foliozijde.Het handschrift is gebonden in een lederen band op eikenhouten borden en was

oorspronkelijk voorzien van twee koperen sloten. Het schutblad vooraan is tegenden band geplakt. Van de twee schutbladen achteraan is het eerste tegen fol. 216v enhet tweede tegen het achterplat aangeplakt. Op den rug, in zwarten inkt: naevolgin[g]christi.Het geschrift, een duidelijke en niet onsierlijke gotische minuskel, wijst naar de

eerste helft van de XVIIe eeuw en wordt vanaf het 16e kapittel - het midden van fol.187v - kleiner en gedrongener naar het einde van het handschrift toe. De opschriftenvan de hoofdstukken zijn in rood en geschreven in een grotere gotische letter. Iederkapittel begint met een rode initiaal van 2 tot 4 regels hoog. De afkortingen zijnweinig talrijk. Het zijn: de horizontale streep bovenaan voor n of m en in ende enhet teken 3 met de waarde van: eijt, als in puerheijt, eenicheijt, soeticheijt; at, in daten iet in niet. Het gebruik van deze afkortingen is eerder zeldzaam in het begin vanhet handschrift en wordt veelvuldiger naar het einde toe. Als leestekens komen voor:de punt, het streepje, en één enkele maal ronde haakjes. De tekst werd met zorggecorrigeerd. De verbeteringen en toevoegingenwerden zowel in roden als in zwarteninkt aangebracht, nu eens in gotische letter, dan weer in gewoon gotisch cursief.Het handschrift is versierd met een kopergravure, die op fol. 1 werd geplakt. Ze

stelt den kruisdragenden Christus voor met onderaan de woorden: Et baiulans sibicrucem exiuit. Onder de gravuur, in grotere gotische letter: Wie sijn cruijs niet ennemt ende mij volcht / die en is mijns niet werdich.Math. X (romeins cursief). Fol.1v, eveneens in gotische letter, met roden inkt, de titel van het tractaat: DieNauolginghe Christi, en eronder: Die mij volcht die en wandelt in duijsternissen niet/ maer hij sal dlicht des leuens hebben. Ioan. cap. 8 (romeins cursief). Fol. 2: DieNauolginghe Christi, en de opdracht aan Die deuote N.N.,

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 9: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

XII

telkens in gotische letter, met roden inkt. Fol. 13 onderaan, aan het einde van deopdracht, in gotische letter: Amen. Pelgrum Pullen. Priester. Fol. 14 tot fol. 214vkomt dan de eigenlijke tekst van het tractaat. De laatste 2 bladen zijn blank.Weinig is ons omtrent de herkomst van het handschrift bekend. Op de keerzijde

van het schutblad vooraàn lezen we: Suster Mechtelt van heel ende S. Catherinavander Cammen (gotische letter). Pars mea Deus in eternum psal. 72 (romeinscursief). De aantekening in potlood: ‘door pelgrom Pullen’ op de keerzijde van hetschutblad vooraan en de nota in inkt: ‘Die Navolginghe Christi door pelgrom Pullenpriester. 16e eeuw’ op een stuk papier, dat onderaan dit schutblad werd geplakt, zijnvan de hand van F.A. Snellaert, aan wien het handschrift waarschijnlijk zal hebbenbehoord, vooraleer het in het bezit kwam van de Universiteitsbibliotheek te Gent.

Wanneer en waar Die Navolginghe Christi werd geschreven is niet met zekerheiduit te maken, daar de tekst hieromtrent geen enkele rechtstreekse aanduiding bevat.In de door L. Reypens S.J. opgemaakte en door P.L. Verschueren O.F.M. aangevuldelijst werken van P. Pullen(1), die in grote trekken chronologisch is, komt het tractaatechter na het Boecxken van een nieuwe creature, de Samenspraakmet Claesinne vanNieuwlant, het Cort Onderwijs om tot de volmaecktheyt te commen en vóór de Drieboecxkens vanden Voerworp. Het behoort in ieder geval tot zijn later werk en werdwaarschijnlijk in de laatste jaren van de XVIe eeuw te 's-Hertogenbosch vervaardigd.P. Pullen heeft Die Navolginghe Christi laten voorafgaan van een opdracht. Deze

is gericht aan Die Deuote N.N., geestelijke personen dus, waarschijnlijk begijnen uitzijn kring, die hij in de hogere Godsschouwing wenste in te wijden.Als motto voor zijn tractaat koos P. Pullen een tekst uit Johannes, cap. 8: Die mij

volcht die en wandelt in duijsternissen niet, maer hij sal dlicht des leuens hebben.We hoeven slechts de opdracht te lezen om in te zien dat ‘leuen’ hier dient opgevatin den zin van ‘vergoddelijkt leven’, het ‘in Godt begrepen’ zijn van den mysticus.Wie het tractaat goed wil begrijpen, houde dit voortdurend in het oog.

(1) L. VERSCHUEREN O.F.M., a. art., bladz. 94-.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 10: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

XIII

Die Navolginghe Christi bestaat uit 19 kapittels, die, - afgezien, van het eerstehoofdstuk, Hoe ghij altijt sult Christum volgen in Sijn leuen ende lijden, dat meeralgemeen is gehouden, - elk een speciaal aspect van de Christusbeleving belichten,telkens met het oog op het ‘godtlijck’ worden en het ‘weselijck’ bezitten van of het‘ghewesent’ worden in de nagevolgde deugd of vorm van ascese. Vandaar een zekerparallelisme in de behandeling, die wel eens op herhaling gaat lijken, vooral bij hetbespreken van deugden die nauw met elkander verwant zijn, zo bijvoorbeeld in dehoofdstukken: Hoe ghij Christum volgen sult in ootmoedicheijt (cap. 3) en Hoe ghijChristum volgen sult in saechtmoedicheijt (cap. 4); Hoe ghij Christum volgen sultin ghehoorsaemheijt (cap. 6) en Hoe wij Christum volgen sullen in versaeckingheeijgen willens ende in al dat in ons is (cap. 7); Hoe men Christum volgen sal insuijuerheijt (cap. 8) en Hoe ghij Christum volgen sult in die onnooselheijt (cap. 13);Hoe ghij Christum volgen sult in die meeste ghelatenheijt (cap. 5),Hoe wij Christumvolgen sullen in afghescheijdenheijt (cap. 12) en Hoe wij Christum volgen sullen indie ghelatenheijt (cap. 17);Hoe ghij Christum volgen sult in penitentie (cap. 2),Hoewij Christum volgen sullen in Sijn Heijlighe Passie (cap. 16) en Hoe men Christumvolgen sal in Sijn versmaetheijt die Hem aenghedaen werdt in Sijn Heilige Passie(cap. 18).Uit de hier aangehaalde titels van hoofdstukken blijkt voldoende welke strenge

en onverbiddelijke onthechting, welke hoge graad van zielezuiverheid wordt geëistvan den mysticus in zijn opgang naar God. Daarnaast wordt in het tractaat de nadrukgelegd op de betekenis van het gebed: Hoe wij Christum volgen sullen in bidden(cap. 11); op de noodzakelijkheid om God belangeloos, vrij van iederen vorm vanegoïsme, te beminnen: Hoe ghij Christum volgen sult in die liefde tot Godt (cap. 9);om ons, naar het voorbeeld van Christus in den Hof van Olijven, ‘op te richten’ inGod den Vader, wanneer het lijden en de beproeving te zwaar worden: Hoe ghij mitChristo altijt opghericht sult staen in Godt den Vader (cap. 15).Het hoofdstuk Hoe men Christum volgen sal in Sijnen Doot ende in Sijn

Verrijsenisse (cap. 19) besluit het tractaat; nadat we aldus met Christus den mystiekendood zijn gestorven, zullen we Hem ook volgen in Zijn Verrijzenis, dit is: komen ineen ‘godtlijck’ en ‘overweselijck leven’, in een ‘ongheschapen leven ende wesen’en tevens andere mystiek begenadigden naar deze toppunten van de schouwingkunnen leiden.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 11: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

XIV

We zullen de mystieke leer van dit tractaat hier niet in bijzonderheden nagaan. Enkelwensen we nog te wijzen op haar kerks en orthodox karakter. Dit komt duidelijk totuiting in het hoofdstuk Hoe wij Christum volgen sullen in alle rechtuerdicheijt tevolbrengen (cap. 14), waarin P. Pullen zijn volgelingen aanmaant stipt hun kerkelijkeplichten te vervullen, echter niet naar hun louter uiterlijke ‘wijsen’ (= bepaaldheden),maar naar hun ‘weesen’ (= grond), want hierin zijn ze ‘godtlijck’.Van belang is in dit verband ook het 10e kapittel Hoe ghij Christum volgen sult in

die liefde ws naestens, dat een interpretatie van zijn leer in quiëtistischen zinonmogelijk maakt. Het standpunt van P. Pullen in dit hoofdstuk zou als volgt kunnengeformuleerd worden: we moeten onzen naaste beminnen, niet om hemzelf, maarom zijn zaligheid te bevorderen en hem nader bij God te brengen.Wie Die Navolginghe Christi leest, zal onmiddellijk getroffen worden door het

abstracte karakter van het betoog. Weliswaar tracht P. Pullen zijn uiteenzetting somsmeer kracht bij te zetten door het geven van een of ander voorbeeld, meestal aan hetOud of Nieuw Testament ontleend, maar het geheel wordt er niet aanschouwelijkerdoor.Bij het citeren worden zelden namen genoemd: één enkele maalBeda enGregorius

de Grote (cap. 10). In de meeste gevallen worden de aanhalingen echter ingeleid metde formule: ‘een leeraer seet’ of ‘een Heijlich seet’, waardoor de identificatie -nochtans van groot belang voor de kennis van de bronnen - zo niet onmogelijk, dantoch uiterst ingewikkeld wordt. De moeilijkheid bestaat vanzelfsprekend niet voorde vrij talrijke aangehaalde Schriftuurteksten. P. Pullen verwijst in Die NavolgingheChristi verder nog naar 4 andere van zijn tractaten, die nog niet werdenteruggevonden: het Boecxken van dat leuenMaria die Moeder Godts, Dat boeck vandat leuen ons Heren, het Boecxken van dat hemelsche leven ende hoe dat leuen eenwesen is in Godt en een tractaat, waarvan de titel niet genoemd wordt, maar dat eenhoofdstuk bevatte van der minnen Christi.

De moeilijkheden die de moderne lezer bij de kennismaking met den tekst van DieNavolginghe Christi zal ondervinden, zullen niet zozeer te wijten zijn aan de taalzelf, die oostelijk is gekleurd(1), maar vooral aan de mystieke terminologie, waarmeehij veelal niet vertrouwd is. Daarbij komt nog, dat termen als: eenicheijt,

(1) Echter minder oostelijk dan hs. A, zodat we hier misschien, zoals in hs. B, staan voor eenBrabants afschrift van een Limburgs origineel. Oostelijke vormen zijn: becummeren, kuntd,sunderling, sunde, sunder, versuncken, ontsuncken, met u voor o; vercuelinghe, sueken,prueven, berueren, met ue voor oe; gevallen van rekking: naem, laech, aerbeijden, aermoet;van verkorting: ontbreekt, bewart, gemacht, worden (= woorden); of nog: geburt (= geboorte),kalde (= koude), meijnen (= menen), mit (= met), negelen (= nagelen), richter (= rechter),sacht (= zeide), seet (= zegt), solde (= zou), sus (= aldus), wenig (= weinig), werden (=worden), werckten (= werkten: 3e pers. enkelv. met n). De spelling is echter allesbehalvekonsekwent. Vandaar vormen als: aerden naast arden en erden; aermoet naast ermoet;allendicheijt naast alleijndicheijt; Drieuuldicheijt naastDrieuoldicheijt; duuel naast duijnel;erst naast ierst; gesuncken naast gesoncken; Jueden naast Joden; connen naast cunnen;menichuoudicheijt naast menichuuldicheijt; muegen naast mogen; solde naast soude...

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 12: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

XV

godtlijck, wesen, weselijck, ghewesent, ontwesent, werckelijckheijt, wijsen, twee ofmeer betekenissen kunnen hebben, die telkens uit het verband dienen te wordengemaakt.De bewering dat P. Pullen geen groot stilist was, zal wel niemand, die enigszins

met zijn werk vertrouwd is, in twijfel trekken. Hij blijkt aan zijn stijl weinig aandachtte hebben geschonken; vandaar slordige zinsbouw, tautologieën, voorkeur voor hetnevenschikkend zinsverband, herhalingen en gebrek aan compositie. Verder moetenwe betreuren dat hij, in tegenstelling met Hadewijch en Ruusbroec, over geen rijkedichterlijke verbeelding mocht beschikken(2). Het heeft echter weinig zin hem vandit alles een verwijt te willen maken. P. Pullen heeft zijn tractaten niet voor depublicatie bestemd en schreef ze slechts met het oog op een kleine schaargelijkgezinden, soms zelfs voor één enkel persoon. Bovendien doen hun grotere ofgeringere stijlkwaliteiten niets af van hun uitzonderlijk hoog mystiek gehalte en ditis ook het geval voor het tractaat dat hier voor het eerst binnen het bereik van eenruimer publiek wordt gesteld.

Tenslotte een woord van oprechten dank aan Prof. Dr. L. Reypens S.J. voor de talrijkeverbeteringen die hij aan onze verklarende ‘Aantekeningen’ heeft willen brengen,alsook aan Prof. Dr. J. Van Mierlo S.J. en Prof. Dr. R. Foncke voor hun nuttigewenken.

(2) De plaats die P. Pullen in onze literatuur inneemt is dan ook, zowel door zijn geringestijlkwaliteiten als door de zeer beperkte werking, die van zijn oeuvre is uitgegaan, eerderklein, wat niet zeggen wil dat het daarom in literair opzicht helemaal mag verwaarloosdworden, zoals tothiertoe is gebeurd.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 13: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

XVI

Bibliografie

H.J. ALLARD, Heere Jan Willemszoon van Gorcum 1572?-1628, in: Studiën opgodsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig Gebied, Nieuwe Reeks, 23e jg.,d. 36 (1801), bladz. 478-bladz. 480.A. AMPE S.J., Een XVII-eeuwsch Verzamelhandschrift met mystieken Inhoud,in: Ons Geestelijk Erf, 1943, d. 1, bladz. 197-bladz. 243.V. ANDREAS, Bibliotheca Belgica, Lovanii, 1643, bladz. 718.E. VAN ARENBERGH, Pullen, in: Biographie Nationale, d. 18 (1905), col. 326.St. AXTERS O.P., Scholastiek Lexikon, Antwerpen, 1937, bladz. 62-, bladz. 63.St. AXTERS O.P., Mystiek Brevier, d. 1, Antwerpen, 1944, bladz. XXI-, bladz.XXII; bladz. 151-bladz. 152; bladz. 226-bladz. 237; bladz. 339.J.A. COPPENS, Nieuwe Beschrijving van het Bisdom 's Hertogenbosch..., d. 2,'s Hertogenbosch, 1841, bladz. 256.A. VAN ELSLANDER, Een onbekend Handschrift met Werken van P. Pullen, in:Ons Geestelijk Erf, 1945, d. 2, bladz. 210-bladz. 223.A. VAN ELSLANDER, Pelgrum Pullen en zijn tractaat Die Navolginghe Christi,in: Roeping, 25e jg. (1948), bladz. 343-bladz. 352.J.F.FOPPENS, Bibliotheca Belgica..., Bruxellis, 1739, bladz. 946-bladz. 947.J. FRUYTIER, Pullen, in: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, d. 9(1933), col. 825-826.J. VAN DER GHEYN S.J., Catalogue des Manuscrits de la Bibliothèque Royalede Belgique, d. 3, Bruxelles, 1903, bladz. 476, nr 2421 en nr 2422.J. HABETS, Geschiedenis van het tegenwoordig Bisdom Roermond..., d. 3,Roermond, 1892, bladz. 85-bladz. 86.A. HAVENSIUS, Commentarius de erectione novorum in Belgio episcopatum,Coloniae Agrippinae, bladz. 228-bladz. 230.E. HEYNEN, Jan van Gorcum, Leven en Werken, in: Ons Geestelijk Erf, d. 24(1950), bladz. 381-bladz. 400.J. KNIPPENBERGH, Historia Ecclesiastica Ducatus Geldriae, Bruxellis, 1719,bladz. 193-bladz. 194; Continuatio Historiae Ecclesiasticae Ducatus Geldriae,Bruxellis, 1806, bladz. 112.A. LANSBERGENO.S.B.,HetWetenschappelijkWerk van Dom J. Huyben O.S.B.,in: Ons Geestelijk Erf, d. 22 (1948), bladz. 279-bladz. 286.J. VANMIERLO S.J., De Letterkunde van de Middeleeuwen (2de herziene envermeerderde druk),d. 2, Antwerpen-'s-Hertogenbosch, z.j. 1949, bladz. 355.J. PAQUOT, Mémoires..., d. 7, Louvain, 1766, bladz. 220-bladz. 225.J. PAQUOT, Mémoires..., d. 2, Louvain, 1768, bladz. 55-bladz. 57.L. REYPENS S.J., Pelgrum Pullen (1550-1608)..., in: Ons Geestelijk Erf, d. 3(1929), bladz. 22-bladz. 44; bladz. 123-bladz. 143; bladz. 245-bladz. 277.L. REYPENS S.J., Ruusbroec's Mystiek als Bekroning der Inkeeringstheorie, in:Ons Geestelijk Erf, d. 6 (1932), bladz. 275.L. REYPENS S.J.,Markante Mystiek in het Gentsch Begijnhof: Claesinne vanNieuwlant († 1550-1611), in: Ons Geestelijk Erf, d. 13 (1939), bladz. 291-bladz.360; bladz. 403-bladz. 444.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 14: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

L. REYPENS S.J., Pullen's Tractaatje ‘Van een nieuwe creature’, in: OnsGeestelijk Erf, 1944, d. 1, bladz. 126-bladz. 215.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 15: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

XVII

G.J. a RYCKEL, Vita S. Beggae, Lovanii, 1631, bladz. 651-657.L.H.C. SCHUTJES, Geschiedenis van het Bisdom 's Hertogenbosch, SintMichiels-Gestel, 1873, bladz. 465-bladz. 466.J.B. SIVRÉ, Geschiedkundige Schets van het Oud Begijnhof te Roermond, in:Publications de la société historique et archéologique dans le duché de Limbourg,d. 11 (1874), bladz. 182.FR. SWEERTIUS, Athenae Belgicae, Antverpiae, 1628, bladz. 596.L. VERSCHUEREN O.F.M., Onbekende Werken van Pelgrom Pullen, in: StudiaCatholica, 20e jg. (1944), bladz. 1-bladz. 7; bladz. 84-bladz. 96.

Wijze van uitgave

De tekst werd zo getrouw mogelijk naar het handschrift uitgegeven. Dit geldt ookvoor de spelling van de samengestelde woorden. Klaarblijkelijke schrijffouten werdenniet in den tekst zelf, maar in de ‘Aantekeningen’ verbeterd. De afkortingen werdenopgelost, maar aangegeven. Ten einde de lectuur te vergemakkelijken, werdeninterpunctie en hoofdletters in overeenstemming gebracht met het moderne gebruik.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 16: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

1

Die navolginghe ChristiDie mij volcht die en wandelt in duijsternissen niet, maer hij sal dlicht des leuenshebben.

Ioan, cap 8.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 17: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

3

Die navolginghe ChristiDie devote. N.N.

[1] Christus Jesus Onse Heere die heeft ons den wech geleert[2] ende gewesen der duchden, beminde, daer wij Hem in[3] sullen naevolgen; ende dat heeft Hij gedaen, dat Hij ons[4] tot dat alder best brengen woude. Sullen wij nu comen tot[5] dat best, soe moeten wij Hem naevolgen ende ons in alles[6] afgaen ende wtgaen; ende Hij sal ons hier toe helpen, jae,[7] Hij wil ons hier toe brengen. Een leeraer seet: ‘begeren wij[8] dat Christus ons helpen sal, dat wij tot dat best ende tot[9] dat alder eelste ende godtdelijckste comen mogen, soe moeten[10] wij die leere Christi ende Sijn gebodt houden ende bewaren,[11] ende moeten Hem in Sijn wegen volgen die Hij ons in al voor[12] gegaen heeft; ende soe sullen wij geholpen worden ende[13] sullen comen tot dat een, tot dat beste, dat alleen ons van[14] nooden is. Nu leert Onse Heere dat wij Hem sullen volgen,[15] ende het is Sijn gebodt, Sijnen wil; Hij seet: ‘volcht mij’.

[16] Soe wij Christum nu volgen in Sijn heijlige duechden,[17] soe comen wij doer Sijn leeuen tot dat best, ende tot Godt[18] ende werden godtlijck, want wij volgen Christum in Sijn[19] heijlige leeuen ende in Sijn godtlijke duechden, soe werden[20] wij, jae wij sijn godtlijck, ende sijn waer Christus is, ende dat[21] is in Godt begrepen; ende dat is dat Christus sprack: ‘Vader,[22] ick wil, waer ick ben, dat daer oock Mijn dienaer sij’. Siet[23] dat wij nu den wech der duechden ingaen tot den eewigen[24] leuen. Dit hebben wij inden Euangelio, daer een iongelinck[25] quam tot den Heere, ende vrachden Hem: ‘Heer, wat sal[26] ick doen, dat ick in mach gaen tot den eewighen leeuen’.[27] Doe antwoorde Jesus Onse Heere: ‘wilt ghij ingaen tot den[28] eewighe leuen, soe hout die geboden Godts’. Desen wech[29] moeten wij in gaen ende desen wech moeten wij beminen,[30] want dat is den besten, den sekersten wech daer Godt in[31] gevonden wort ende daer wij Godt in hebben.

[32]Wat connen wij beter gevinden dan Godt? Wat cunnen[33] wij beter gesmaken, bekennen ende gehebben dan Godt?[34]Want eest dat wij Godt fijnden, smaken, bekennen ende ge-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 18: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

4

[35] bruijken (alsoe veel als dat mogelijck is inder tijt), soe sullen[36] ons alle geschaepen dingen niets niet sijn noch smaken. Dat[37] dit waer is, bevinden wij in Sinte Pauwels: doen hij Christum[38] gevonden had, Christum bekenden, doen heeft hijt al ver-[39] smaet als dreck, als hij te vooren achten als rijckdom. Doen[40] hij Christum hadt, doen hadt hijt al ende wast al. Ende alsoe[41] eest oock in der waerheijt: waer Christus is, daer eest al;[42] daer Hij niet en is, daer is niets niet, noch goet, noch duecht,[43] noch leuen, noch wesen. Hebben wij Christum, bekennen[44] wij Christum, soe hebben, soe bekennen wij alle goet, alle[45] duechden, jae Godt geheel in alle Sijnen wesen. Wat sullen[46] wij dan meer begeren te hebben oft te bekennen, oft wat[47] soude ons mogen vermaken, daer wijt in dit een al geheel[48] hebben ende gebruijken ende bekennen, ende daert al in is[49] ende weselijck begrepen is, bouen al daer wijt hier hebben,[50] oft hebben oft gebruijken muegen.

[51] Eest dat wijt nu hebben ende ons weselijck is Godt in Sijnen[52] wesen, dien wij gevonden hebben mit Sijn duechden, ende[53] wij die oeffenen om Godt ende die doen ende die wercken[54] doer Godt, soe hebben wij daer in Godt waerachtich in al,[55] ende soe wort ons dit ende dat, dat wij te vooren werckten ende[56] deden, al te niet ende al daer wij te vooren in stonden ende[57] al dat wij te vooren deden. Ende wij hebben een ander be-[58] kennen ende bewercken der duechden doer Godt, mit Godt,[59] in Godt, dat Godt ons hier in weselijck wort ende dat wij die[60] duechden bekennen ende die in Godt doen ende die vol-[61] comelijck in Godt hebben ende daert alleen in is; het moet[62] al in Godt sijn ende wt Godt, ende niet wt ons oft om ons[63] al dat wij doen, dan alleen in Godt, om Godt. Want buijten[64] Godt en sijn geen duechden, noch geen leeuen, noch geen[65] weeten, noch bekennen, noch weesen, noch vermogen dit[66] oft dat te doen, oft die duechd oft dat werck te wercken.

[67] Daerom en sullen wij ons ock niets niet aennemen, noch[68] dit noch dat te doen, oft Christum hier in oft daer in te[69] volgen, oft die duechden te oeffenen, want sonder Godt en[70] vermogen wij niet, noch wij en hebben niet; noch leeuen,[71] noch wesen, noch vermoghen, noch alles datmen goet noe-[72] men mach; het moet al in Godt sijn ende Godt moet het al[73] sijn. Sijn wij dan in Godt ende eest dat wij dit sus bekennen,[74] soe ist in ons al te niet: ende in al dat wij doen ende in al

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 19: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

5

[75] dat wij doen mogen ende in allen duechden die wij doen moe-[76] ten ende daer wij Christum in naevolgen mogen ende be-[77] kennen, noch weesen, noch vermogen dit oft dat te doen,[78] oft die duechd oft dat werck te wercken.

[79] Daerom en sullen wij ons ock niets niet aennemen, noch[80] dit noch dat te doen, oft Christum hier in oft daer in te[81] volgen, oft die duechden te oeffenen, want sonder Godt en[82] vermogen wij niet, noch wij en hebben niet; noch leeuen,[83] noch wesen, noch vermoghen, noch alles datmen goet noe-[84] men mach; het moet al in Godt sijn ende Godt moet het[85] al sijn. Sijn wij dan in Godt ende eest dat wij dit sus bekennen,[86] soe ist in ons al te niet: ende in al dat wij doen ende in al dat[87] wij doen mogen ende in allen duechden die wij doen moeten[88] ende daer wij Christum in naevolgen mogen ende in al dat[89] in ons is ende in al dat wij hebben; ende alsoe comen wij[90] door Godt, mit Godt, in Godt, ende soe hebben wij die[91] rechte duechden ende dat wij die vervolgen in Christo, mit[92] Christo, ende soe blijuen wij dan oock godtlijck mit onsen[93] duechden door Christum.

[94] ‘Dat moeten wij voorwaer weten,’ seet een leeraer: ‘ist[95] dat wij ons houden in den duechden ende Christum nae-[96] volgen ende dat wij daer in blijuen bistandich, volhertdich,[97] ende niet achterwaerts en gaen, soe sullen wij comen tot dat[98] volcomen leuen ende sullen van die een duecht in die ander[99] comen ende sullen Christum hier in volcomelijck volgen[100] ende sullen Christum volcomelijck bekennen, gebruijcken[101] ende hebben, jae, sullen in Hem hebben ende bekennen alle[102] goet, alle duechden, alle leuen, alle wesen weselijck’. Dat wij[103] nu Christum in Sijn heijlige duechden volgen mogen in al[104] ouer al ende dat wij in Sijnen wille leeuen mogen, daer sal[105] ons Godt toe helppen door Christum Sijnen eenigen Soon,[106] die ons in alle duechden voorgegaen heeft, die daer leeft mit[107] Godt den Vader in eenicheijt des Heijligen Geests in eewich-[108] eijt. Amen.Pelgrum Pullen Priester.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 20: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

6

Hoe ghij altijt sult Christum volgen in sijn leuen ende lijden.Dat ierste cap.

[1] Christus Onse Heere seet dat Hij den wech is: wilt ghij,[2] begeert ghij te comen tot Godt ende godtlijck te werden,[3] soe moet ghij Christum volgen, ende dat alleen om Sijn[4] heijlich leuen ende sult v daer mit becummeren ende in v[5] draghen ende daer mit verbeelden, waer ghij gaet ende[6] staet, ende sult aensien ende mercken op v seluen waer in[7] ghij noch ongelijck sijt den leuen ende lijden Christi ende[8] wat v noch ontbreekt, ende dat v ontbreekt, dat grijpt aen[9] in Hem om Hem ende mit Hem; ghij sult altijt v hier in[10] waer nemen, ende bevijnt ghij in v noch dit oft dat, dat in[11] Christo niet en was, dat sult ghij in v verdelligen ende te niet[12] maken, ende dat alleen tot eer des werdigen leuens ende[13] lijdens Ons Heeren Jesu Christi, dat in v niet en blijft.[14] Daerom sult ghij v oock laten, wtwendich ende inwendich'[15] ende hier in daer in steruen. Ghij sult begeren te niet te wer-[16] den op dat Godt Sijnen wil in v volbrengen mach sonder[17] hijndernisse. Ghij moet geheel staen in den wille Godts:[18] Sijnen wille en is anders niet dan Christum in Sijn Heijlich[19] leuen ende lijden nae te volgen.

[20] Cristus Onsen Heere gaf Hem ouer Sijnen Hemelschen[21] Vader, in al ende onder alle menschen in alle versmaetheijt[22] ende allend, al waer Hij geweest die quaetste mensch die oot[23] op aertrijck gecomen waer, ende Hij leet mit alder[24] verduldicheijt, ende was in alles gelaten, dat op Hem[25] quam in Sijn Lijden ende Passie, ende was bereijt daer[26] in te blijuen tot den lesten dach toe, in alle die pijn[27] ende in alle die versmaetheijt. Hij was bereijt te niet te[28] werden voor v wt minnen die Hij tot v ende alle menschen had.

[29] Siet, hier moet ghij Cristum uwen Heere in naevolgen[30] ende dit willen, dit begeren, ende sult in alles gelijck begeren[31] te staen, Godt die geue dit oft dat oft Hij neem v dit oft[32] dat. Ghij sult Christum in alles begeren te volgen ende daer[33] Hij v in voorgegaen heeft, daer in gelijck te werden, ende[34] ist oock in dat formeloose lijden daer Hij van binnen in[35] stont, dat was soe groot ende soe wonderlijck dat Sijn[36] wtwendich Lijden daer bij een vercuelinghe was. Cristus

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 21: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

7

[37] stont hief soe diep ende mit sulken wee, dat het onbegrijpe-[38] lijck is alle creaturen.

[39] Ende ist dat Godt wil hebben dat ghij Christum folgen[40] sult in dit lijden dat noch wijs noch gront en heeft, soe sult[41] ghij V daer in ouer geuen in alles nae Sijnen alderliefsten[42] wille, ende hoe pijnnelijck dat v dat is, daer sult ghij v in[43] steruen ende sult hier in begeren te blijuen mit Christo ende[44] dat mit Christo uwen Heere begeren in te gaen ende daer[45] in mit Hem te blijuen ende te steruen. Ende daer in sult ghij[46] niet sueken noch meijnen dan Godt, ende wachten alleen[47] wat Hij v daer in wil geuen, oft wat Hij hier in is oft wat[48] Hij hier in wil.

[49] Godt moet in al sijn, ende staet daerom in al ouer al[50] ledich, ende dat ist dat edelste ende dat hoochste, ende laet[51] v in al ouer al, ende laet v Godt gebruijken ende in alle[52] ende mit alle lijden oeffenen soe Hij wil, ende staet, ghij,[53] in al ouer al ledich, ende in al ouer al sonder troost te sijn[54] als dat in Christo Jesu was. Cristus Onse Heere die was[55] sonder hulp, sonder troost aen den Heijligen Chruijs van[56] buijten ende van binnen. Hier neempt Christum tot een[57] exempel ende volcht dat, ende dat is godtlijck, want dat is[58] Godt aengenaem, ende dat is wt Godt, ende dat wil Godt[59] van v ende in v, ende ist dat ghij Christum uwen Heere in[60] desen wech volcht ende begeert te volgen, soe sult ghij door[61] desen wech comen in Godt ende sult godtlijck werden. Dat[62] is seker, niemant en compt in Godt noch hij en mach niet[63] godtlijck werden, hij gaet dan in desen wech, want desen[64] wech is Christus, ende door Christum compt ghij tot den[65] Vader, als Christus, die hoge Waerheijt, leert. Desen wech[66] heeft Christus geleert ende in desen wech heeft Hij gewandelt,[67] ende desen wech en was anders niet dan Christus, ende[68] Christus en is anders niet dan desen wech. Ende Christus[69] heeft v geroepen in desen wech te volgen, ghij moet mit[70] Hem inden Cruijs verheuen werden, ende mit Hem, in Hem[71] sijn in al, ouer al. Merckt dat Sinte Peter seet: ‘die geen sund[72] gedaen heeft, die is gestoruen voor ons ende heeft ons een[73] exempel gelaten, dat wij Sijn voetstappen souden nae vol-[74] gen’. Hierom sult ghij v in desen wech stellen ende sult[75] Christum uwen Heer volgen ende soe sijt ghij in eenen[76] sekeren ende in eenen godtlijken wech, dien Christus ge-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 22: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

8

[77] leert ende gedieht heeft wt Sijn hooge wijsheijt. Ende daerom[78] sult ghij dien aengrijpen.

[79]Waer muecht ghij dan beter in staen, ende sekerlijker in[80] staen, dan int tgeen dat Cristus heeft geleert ende gedaen[81] ende daer hij oock wil dat wij dat naevolgen sullen. Hebt[82] ghij desen wech, soe hebt ghij Christum ende ghij sijt in[83] Christo. Een Heijlich seet: ‘sijt ghij in lijden, in allen-[84] dicheijt, in aermoet, in versmaetheijt ende in niet ende in v[85] seluer verniet ende in alle menschen ogen, soe sijt ghij in[86] Christo ende ghij hebt Christum ende soe sijt ghij int leuen[87] Christi, ende dat sult ghij v leuen begeren te sijn ende hier[88] moet ghij altijt sijn, sult ghij iet sijn’. Hier in was Christus[89] ende dat was Christus ende hier in sijt ghij een christen[90] mensch; waer dit niet en is, daer en is Christus niet, ende[91] waer Christus niet en is daer is den mensch geen christen[92] mensch.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 23: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

9

Hoe ghij Christum volgen sult in penitentie.Dat ij cap.

[1] Christus Onse Heer heeft penitencie gedaen in begin Sijns[2] leuens ende tot dat eijnd Sijns leuens, ende dat heeft[3] Hij oock geleert. Ende dat dede Hij om ons, Hij en behoefde[4] geen penitencie. Hij was sonder sunde.

[5] Ghij moet penitencie doen, wilt ghij salich werden, ende[6] moet Christum uwen Heere hier in naevolgen, wilt ghij tot[7] Godt comen. Waer sunden sijn, daer moet penitencie sijn;[8] hebt ghij geen sund, soe en behoeft ghij geen penitencie;[9] hebt ghij sunden, sij sijn dagelicx oft dootelijck, soe moet[10] ghij penitencie doen. Sunde te doen is tegen Godt te doen.[11] Dat een mensch bekende wat sunde waer, hij soude lieuer[12] dusent dooden steruen dan een dootelijke sunde willen doen,[13] jae, dan het minste tegen Godt willen doen, wie sund doet,[14] die doet tegen Godt ende hij is Godts viant. Siet, eest dat[15] ghij v keert van Godt oft sijt ghij gekeert van Godt, tegen[16] Godt, tot dit of tot dat, ende dat ghij dat meijnt, sueckt ende[17] begeert niet mit Godt oft in Godt oft om God, soe doet ghij[18] sunde ende alsoe scheijt ghij v van Godt ende sijt ghe-[19] scheijden van Godt ende sijt alsoe berooft van al dat geen,[20] dat Christus gedaen ende geleeden heeft ende sijt doot in[21] uwer sielen ende een slaef van den duijuel. Ist dat ghij v nu[22] in v seluen keren wilt ende sien eens aen v leuen, v wesen,[23] v woorden, v wercken, v gedachten, v doen, v laeten, niet[24] alleen bij dien ende bij die, dan oock bij v seluen ende bij[25] Godts dienst, oft wat ghij doet, wat ghij meijnt, soe sult ghij[26] wel oorsaeck vinden om mit Christo in die woestijn te gaen,[27] om penitenci te doen in vasten, in waken ende in bidden,[28] ende te schreijen om v sunden ende om de sunden van alle[29] menschen.

[30] Die sunde is een groot dinck, een swaerlijck dinck. Die[31] sund is soe groot ende swaer, dat den Hemel noch die erde[32] die niet gedragen noch verdragen can, ende dat is seker,[33] Lucifer had een gedacht tegen Godt, terstont viel hij wt den[34] Hemel inden afgront der Hellen; den Hemel en cost hem niet[35] gedragen. Dathan ende Abiron spraken tegen Moeijsen, die[36] erd en heeft die sund niet cunnen verdragen. Die aerd heeft[37] haer op gedaen ende sij sijn gevallen inden afgront der Hellen.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 24: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

10

[38] Die sund is tegen Godt, ende niet en is tegen Godt dan die[39] sund, ende wat onneren ende versmaetheijt dat hij Godt daer[40] mit doet, dat en can geen creatuer bekennen noch wtge-[41] spreken, die dit oft dat doen dat Godt verboden heeft ende[42] dat is sund.

[43] Hierom sult ghij berou hebben ende die bichten ende[44] penitencie doen nae ordinancie der Heijliger Kercken, wilt[45] ghij der sonden los sijn ende vrij werden. Ende dit moet[46] ghij wt minnen beginnen, ende in minnen dat voleijnden[47] ende al om der minnen.

[48] Sus begost Christus Sijn penitencie in der woestijnen,[49] ende dat alleen om uwent wille, ende die ghij schuldich[50] waert, ende die was alsoe hart ende bitter, ende alsoe pijnne-[51] lijck dat het onbegrijpelijck was alle creaturen, jae, soe groot,[52] soe swaer, dat alle creaturen die niet ghedoen en soude[53] cunnen, al waer die in alle creaturen gedeelt, ende hier in[54] bleef Christus tot Sijnen doot toe. Ende alsoe wast oock mit[55] alle christen menschen int beginsel der Heijliger Kercken, sij[56] waren altijt in penitencie ende dat was haer leuen, ende dit[57] was om dat sij tegen Godt misdaen hadden, oft dat sij tegen[58] Godt niet misdoen en souden. Sij en achten niets niet dat[59] sij groote allend, pijn, iammer, honger, dorst, kalde, nackt-[60] heijt hadden ende dat sij veriaecht worden van die een stadt in[61] die ander ende haer en was oock niet pijnnelijck dat sij in[62] haeren sackken haer cleden ende in water ende broot vastende[63] waren. Dan haer was altijt pijnnelijck dat sij tegen Godt[64] int minste deden ende gedaen hadden; in dat om dat[65] stonden sij in haer penitenci ende soe quamen sij tot[66] Godt ende Godt die quam tot haer ende Hij bleef bij haer,[67] ende alsoe was Hij mit haer, in haer. Sus sult ghij oock v[68] sunden aensien ende die groot achten ende keren v hier[69] mit in penitencie tot Godt ende blijuen hier mit bij Godt,[70] soe blijft Godt oock bij v, ende daer en is geen sund meer[71] in v ende sijt soe in Godt begrepen dat ghij sout lieuer[72] willen steruen dan dat minste willen doen tegen Godt,[73] uwen Heere.

[74] Ende ist dat ghij Christum noch die Heijlige Apostelen[75] ende die heijlige menschen in sulken groten penitencie niet[76] gevolgen en cunt, soe sult ghij doen dat ghij cunt ende ver-[77] muecht, ende het is Godt genoech; Godt en begeert niet

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 25: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

11

[78] meer, want ist dat ghij doet dat ghij cunt, soe sal Godt[79] Hem seluen begrijpen ende voldoen, voor soe veel als ghij[80] mit Hem een sijt ende geenicht ende Christum daer begeert,[81] jae, soe opricht Christus al dat v hier in ontbreeckt ende niet[82] gedoen en cunt. Dan bedriecht v seluen niet. Sommige seg-[83] gen: sij en cunnen dit noch dat gedoen ende sij custen wel veel[84] gedoen, soe sijt wouden doen. Kunt ghij niet dit oft dat[85] gedoen mit Christo, soe geeft v doch ouer mit Christo in dit[86] ende dat, dat Godt van v wil ende in v wil, ende laet v drijuen,[87] iagen in iammer, in alleijnd, in pijnen ende in al dat Godt[88] van v ende in v geleeden wil hebben. Als Godt v dit oft dat[89] geeft, soe blijft daer in, daer bij mit Godt, soe lange als[90] Godt dat belieuen sal ende dat is v nutter dan ghij groote[91] penitenci deet, oft dat ghij groote gracie hadt van Godt in[92] godtlijke dingen ende hemelsche dingen te beschouuen.[93] Die desen wech bekent, hij soude lieuer in den wech der[94] penitencie ende in alle gelaetenheijt blijuen, dan dat hij mit[95] Sinte Pauwels op ghetogen waer in den dorden Hemel. Ende[96] ist dat ghij gheen penitencie en doet ende dat ghij segt ghij[97] en cont geen penitencie gedoen noch v seluer gelaeten ende[98] verlaeten, het is een teken dat ghij mit Christo geen deel en[99] begeert. Cristus Onse Heer seet: ‘daer ick ben, daer sal oock[100] mijn discipel sijn’.

[101] Sijt ghij in Christo oft sijt ghij een Christen mensch, soe[102] en cunt ghij daer niet wt gescheijden noch dat verlaeten,[103] want verlaet ghij dat, soe verlaet ghij Christum, verlaet ghij[104] Christum, soe en hebt ghij geen deel mit Christo Jesu.[105] Die mit Christo een deel begeert, die moet in Christo sijn[106] mit penitencie. Penitenci is een godtlijck werck dat alle[107] menschen niet en hebben noch gegeuen en wort. Die hier in[108] comen, die moet daer al lange ende veel om gebeden hebben,[109] want die penitenci is wt Godt ende die is godtdelijck, jae,[110] Godt seluer, want Hij geeft Hem seluer ende al wat Hij is,[111] den genen die penitencie doen ende Christum Jesum hier[112] in volgen.

[113] Dat die penitencie godtlijck sij ende wt Godt ende Godt[114] seluer, dat is claer, want Christus stont alle die tijt hier bij[115] ons in penitencie ende Sijn leuen en was niet dan penitencie[116] ende Sijn leuen was godtlijck ende dat was Godt seluer.[117] In Hem en was niet dan Godt ende in Hem en werckten niet

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 26: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

12

[118] dan Godt, soe wast godtlijck; ende alsoe ist noch godtlijck[119] daer men daer in is; ende daerom, die dat aennemen, die[120] nemen Godt aen ende die werden godtlijck ende vercrijgen[121] dat in Godt is, dat haer dat is mit Godt, sunder haer seluer,[122] want dat godtlijck is, dat is in Godt ende alsoe ist godtlijck[123] al dat hij doet.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 27: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

13

Hoe ghij Christum volgen sult in ootmoedicheijt.Dat iij capitel.

[1] Christum moet ghij oock naeuolgen in ootmoedicheijt ende[2] die moet ghij van Hem leren, Hij sprack: ‘leert van[3]Mij, want ick ootmoedich ende sachtmoedich van hertten[4] ben. Wat is in Christo anders geweest van begin dat Hij[5] hier mit ons was tot dat Hij van ons scheijden, dan oot-[6] moedicheijt: besiet Sijn geburt, Sijn leuen, Sijn steruen[7] ende al dat in Hem was, dat en was anders niet dan ootmoe-[8] dicheijt. Hij was als een dienstknecht onder Sijn Apostelen[9] ende onder alle menschen. Sijn werck en was niets niet dan[10] ootmoedicheijt. Hij was altijt gesoncken in al dat Hij ded.[11] Hij was ootmoedich in alles ende dede altijt ootmoedige[12] wercken ende ootmoedighe wijsen ende sprack ootmoedige[13] woorden; in alle Sijn leuen, in alle Sijn woorden, in alle Sijn[14] habijt en was anders niets niet dan ootmoedicheijt, Hij was[15] als een wormken op deser erden. Siet, dit moet ghij van[16] Christo leren, hebt ghij dit niet geleert, soe en hebt ghij noch[17] niets niet geleert. Want die en heeft niet geleert, die Christum[18] niet en heeft geleert. Cristus is die ootmoedicheijt, den gront[19] der ootmoedicheijt. Ghij en weet Christum niet, noch ghij en[20] kent Christum niet, hebt ghij die ootmoedicheijt niet. Die[21] ootmoedicheijt en hebt ghij niet, soe ghij noch wat hebt oft[22] behout, oft dat ghij iet sueckt, meijnt dit oft dat, dat in[23] Christo niet en was. Otmoedicheijt en hebt ghij niet, soe ghij[24] niet gescheijden en sijt van v seluen, dat ghij niet sijt, ende[25] dat ghij scheijt van v eijgen meijning ende van uwen eijghen[26] wil.

[27] Een ootmoedich mensch die volcht Christum in alles ende[28] hij scheijt van hem seluer, want hij siet in hem seluen, noch[29] hij en vijnt in hem seluen niet dat goet is. Een mensch die[30] Christum eens te recht aensiet, hoe Hij hier mit ons was in[31] alle Sijn leuen ende lijden, hij vijnt hem onwerdich een[32] mensch te sijn ende dat hij onwerdich is in alle dat geen dat[33] Godt hem geeft ende gegeuen heeft. Dat is seker, saech den[34] mensch Christum eens aen, als Hij stont voor die richters in[35] Sijnder Passien, als Hij hinck aen den Chruijs ende als Hij[36] laech inder cribben, hij soude hem moeten verootmoedigen[37] ende sincken ende versinken onder alle creaturen, ende hij

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 28: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

14

[38] soude hem lichttelijck ouergeuen tot alle ootmoedighe ver-[39] smaden wercken, jae, tot alle versmaetheijt ende dat hij[40] anders niet begeren soude dan versmaetheijt te lijden ende[41] te wercken. Wat was in Christo anders dan al dat versmaet[42] wart? Christus was soe ootmoedich, soe cleijn, soe versmaet[43] in Sijnder Passie, dat die Jueden eenen moordenaer verge-[44] lijckten mit Hem, jae, vercoren eenen moorder voor Hem,[45] een moorder wert werdiger geacht dan Christus, den Soon[46] vanden Hemelschen Vader. Siet, soe was Hij niet alleen[47] ootmoedich in Hem seluen ende verniet, Hij was niet inden[48] oogen der menschen, Hij wart van haer verootmoedicht,[49] verniet, als die niet geweest en waer ende die onwerdich[50] des leuens waer. Hij waert in alles vernedert, verworpen ende[51] verniet van die wijsen ende hoochgeleerden van deser werelt.[52]Wat was Sijn Passie, Sijn steruen anders dan ootmoedicheijt.[53] Ende wat sachmen in Hem oock anders, wat hoorde men[54] oock anders van Christo Jesu dan ootmoedicheijt. Het was al[55] ootmoedich dat men sach ende dat men hoorde in Christo[56] Jesu. Ist dat ghij dit aensiet, wat wilt ghij oft wat cunt ghij[57] anders gewercken dan ootmoedicheijt van buijten ende van[58] binnen. Wat sult ghij oock anders willen beginnen oft[59] minnen dan ootmoedicheijt ende daer in willen volherden.[60] Cristus Jesus, Onse Heer, die begost Sijn leuen in ootmoe-[61] dicheijt ende als Hijt begon, soe heeft Hijt oock voleijnt.[62] Cristus was altijt in ootmoedicheijt ende daerom wort die[63] oock genoemt die duecht Christi; die ootmoedicheijt.

[64] Dit is een hoge, wonderlijke ende een godtlijke dueht,[65] die wt Godt is ende in Godt is ende Godt in haer, want Godt[66] is den gront der ootmoedicheijt. Het is een verborgen duecht[67] die van wenich menschen bekent is ende bekent wort. Die tot[68] Godt willen comen ende in Godt, die moeten mit dese duecht[69] daer comen, want dat is seker, niemant compt tot Godt, hij[70] en sij ootmoedich.

[71]Wie eens aensiet hoe Christus Hem verootmoedicht heeft[72] om die menschen in al, ouer al, ende den menschen gedient[73] heeft in alle ootmoedicheijt, ende soe hij hem dan oock seluer[74] aensiet, soe bevijnt hij in hem seluen dat hij hem seluen wel[75] mach verootmoedighen, vercleijnen ende vernieten, ver-[76] smaden ende begeren van allen versmaet ende verniet te[77] werden. Ende hier wt compt dat den mensch, die dit bekent,

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 29: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

15

[78] blijft in sijn ootmoedicheijt, in sijn cleijnheijt, ende dat hij[79] hem seluen veracht ende niet en acht in al dat hij doet, dat[80] hij spreeckt, dat hij weet, dat hij heeft ende al dat hij doet[81] ende weet, dat het anders niet en is dan geckheijt. Ende soe[82] blijft hij bij hem seluen, in hem seluen, dat hij niet wt en loop[83] noch hier noch daer, noch bij die ende die, noch dat hij nie-[84] mant leren noch straffen en wil, hij bevijnt dan dat hij hier in[85] seluer onschuldich in sij; ende hij vreest oock van hem seluen,[86] dat hij hier in niet blijuen en soude in ootmoedicheijt.

[87] Siet, kan den mensch hier toe gecomen ende soe geblijuen[88] in ootmoedicheijt, soe is hij godtlijck ende hij can veel[89] wercken bij Godt mit sijn ootmoedicheijt ende hij gaet alle[90] dingen in ende door gottelijck ende hij blijft hier in godtlijck.

[91] Dit is die duecht die Maria die Moeder Godts soe hooch in[92] Godt verheuen heeft, dese duecht heeft haer godtlijck ge-[93] mackt. Dese duecht was in haer soe groot, soe wonderlijck,[94] soe godtlijck, dat die niet te begrijpen en was; ende al dat alle[95] leeraers van haer ootmoedicheijt geschreuen hebben, dat en is[96] al niet bij dat geen als dese duecht in haer was. Dese oot-[97] moedicheijt was soe groot als Godt was, want Godt was in[98] haer, mit haer, ende daerom was dese duecht Godt seluer in[99] haer. Dan in haer begrijp ende wtwercken, daer was dat[100] creatuer; alsoe was sij oock. Dan daer sij begrepen was, daer[101] was sij godtlijck; ende dat was haer ootmoedicheijt. Als[102] sij voor Godt stont, dan versinckten sij haer in ootmoedich-[103] eijt, ende hoe sij meer versunck, hoe sij hoger int godtlijck[104]Wesen begrepen wart ende daer weselijck wart; dit was haer[105] wesen ende hier in hadt sij haer wesen weselijck, hier wt be-[106] wees sij Godt den Heer sulken groten eer ende werdicheijt,[107] dat sij daer in verhochden ende daer mit verblijden alle[108] hemelsche geesten, jae, die Heijlige Drieuuldicheijt, ende hoe[109] wel sij hier in meer werckten dan alle creaturen inden Hemel[110] ende op der erden, noch was haer dat cleijn bij dat geen dat sij[111] Godt schuldich was. Sij en cost Godt nummer meer wer-[112] dicheijt genoch bewijsen. Sij stont altijt tot Sijnen dienst, in[113] werdicheijt ende dat mit die aldermeeste ootmoedicheijt.[114] Sij was altijt cleijn, ootmoedich, in al, ouer al, ende ginck[115] Cristo hier in het naest. Ende daerin was sij het hoochste[116] mit Jesu Cristo ende was daer mit in Christo ende daer mit[117] bleef sij mit Christo ende alsoe hadt sij die ewicheijt ende

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 30: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

16

[118] was godtlijck inder tijt. Want hier in wart sij ende was sij[119] in Godt begrepen ende was een mit Godt. Sij was haer seluen[120] ontsuncken duer die ootmoedicheijt in Godt ende daer was[121] sij ontwesent in Godt, niet nae haer geschapenheijt, dan nae[123] haren wesen, daer sij in Godt begrepen was ende daer had sij[124] een leuen mit Godt ende alsoe was sij godtlijck ende alsoe[125] werckten sij godtlijck. In allen haeren wercken, in allen haeren woorden endewijsen die sij pleechden, verhief sij haer in[126] Godt mit minnen in der minnen wesen; ende alsoe oock in al[127] haer doen versunck sij door die ootmoedicheijt in Godt. Ende[128] soe was haer werck ende soe bleef haer werck in Godt wese-[129] lijck ende haer hogen was inder minnen ende haer versincken[130] in ootmoedicheijt ende dat was algelijck in Godt ende dat[131] was al Godt. Hoe sij hooger verheuen was, hoe sij meer haer[132] geschapenheijt versunck, ende hoe sij dat meer versunck,[133] hoe sij hooger in Godt was. Sij versunck haer oft sij ver-[134] hoochden haer, sij was altijt in Godt, ende in Godt was haer[135] versinken ende hoogen, ende dat was daerom in haer gelijck[136] hooch ende godtlijck, als verclaert is int boecxken van dat[137] leuen Maria die Moeder Godts. Siet, alsus sult ghij die Moe-[138] der des Heeren, jae, Christum volgen in die ootmoedicheijt[139] ende sult v altijt setten in nederheijt ende en sult niet aflaten,[140] ghij sijt dan int nederste gesuncken ende versuncken tot dat[141] ghij hebt die ootmoedicheijt weselijck ende dat die v wesen is.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 31: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

17

Hoe ghij Christum. volgen sult in saechtmoedicheijt.Dat iiij capitel.

[1] Sachmoedicheijt is oock een duecht die ghij van Christo[2] ende in Christo leeren moet, dit is oock een wonder-[3] lijke ende een godtlijke duecht, die in Christo bouen alle[4] begrijp was. Cristus was dese duecht ende Hij werckten[5] dese duecht ende daer in was Sijn wesen ende dat wesen bleef[6] Hem. Hier in dese duecht moet ghij sijn ende dese moet ghij[7] van Christo leren, Hij leert ende geeft dese duecht. In dese[8] duecht der sachtmoedicheijt compt men tot Godt ende men[9] compt daer door weselijck in Godt.

[10] Sult ghij nu dese duecht leren ende hebben, soe moet ghij[11] alle dingen leren nemen wt Godt, het sij dit of dat, van dien[12] oft van die ende niet van dien ende van die. Sus nam Christus[13] al dat op Hem quam van Pilato ende van al dat hem ge-[14] schieden in dit ende dat. In Hem en was geen clagen noch[15] geen dragen, dan alleen een stil swijgen in alle Sijnen lijden[16] ende een verduldighe sachtmoedicheijt vertoonden Hij mit[17] Sijnen oogen, met Sijnen mont ende mit al dat in Hem was.[18] Voeten ende handen liet Hij negelen ende Sijn gebenedijde[19] hooft liet Hij mit een doorne crone duersteken. Ende hier[20] was Hij al sachtmoedich ende Hij en vertoonden oock anders[21] niets niet in alle Sijnen lijden, in alles dat Hem geschieden.[22] In Christo en was anders niet dan sachtmoedicheijt, Hij was[23] die sachtmoedicheijt weselijck. Waer een mensch in dese[24] duecht als Christus daer in was, dien waer aller menschen[25] ongelatenheijt ende onuerduldicheijt een groot lijden ende[26] dat is waer, want sij sijn tegen Hem, want een mensch die is[27] in sachtmoedicheijt, die is een mit Christo ende Christus is[28] seluer daer. Waer nu den mensch is ongelaeten, niet sacht-[29] moedich in al ouer al, die is tegen Godt, want hij wil anders[30] dan Godt wil ende hij strijt tegen Godt ende die is Godts[31] viant ende is Godt in alles ongehoorsam ende soe is hij ende[32] alsoe is hij tegen Hem. Siet, alsoe sijn oock tegen Hem die[33] genen die nu geestelijck willen sijn ende oock veel van Godt[34] ontfangen ende noch ontfangen, want wanneer haer dit oft[35] dat van God onttogen wort, dan en sijn sij hier in niet gelijck,[36] dan sij keren haer terstont wtwarts ende sijn hier in ongela-[37] ten, daer sij in alder gelatenheijt behoorren te sijn. Sij en

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 32: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

18

[38] weten niet: al laet Godt dick den menschen, ende laet haer in[39] een blootheijt haers gebruijcks staen, daerom en ontreckt Hij[40] haer die gracie niet; dat Hij dick wils den menschen dit ende[41] dat beneempt, hier in proefs Hij den menschen oft sij oock[42] in die blootheijt des geuoelens ende der gracien in alder ge-[43] laetenheijt konnen sijn als sij mit der voorcomende gracie[44] deden. Want Godt en wil hier anders niets niet dan dat sij[45] Hem volgen in alder sachtmoedicheijt; siet dat alle menschen[46] dat wt Godt ende in Godt niet alles soe opnemen in sachtmoe-[47] dicheijt dat is den sachtmoedigen een helsche pijn, want den[48] mensch die in sachtmoedicheijt niet en is, die is sonder[49] Christum, dan is hij in sachtmoedicheijt, soe is hij in Christo.[50] Dat het waer is: een leerer seet: ‘weer den mensch in[51] rechter sachtmoedicheijt begrepen ende dat die in hem wese-[52] lijck waer, die waer in Christo Jesu, ende soe stont hij naden[53] inwendigen mensch hoger in Godt ende hij bleef onberuert,[54] onuerandert, in al, ouer al, mit al. Ende al wort den wtwen-[55] digen mensch in hem beweecht, beruert, hij blijft nochtans[56] in alder sachtmoedicheijt, jae, al wort hij geslagen, gestooten[57] ende most veel lijden van buijten ende van binnen: aermoet,[58] alleijndt, versmaetheijt ende alle pijn, daer in weer hij al mit[59] sachtmoedicheijt begrepen ende alsoe weer hij in Christo[60] ende volchden hij Christum’.

[61] Alle die Christum volgen ende volgen willen, die moeten[62] sachtmoedich sijn ende sij sijn in alles sachtmoedich ende[63] sij sijn in Christo. Dat sij nu sachtmoedich moeten sijn dat[64] is haer van nooden, want sij sijn altijt in heijmelijck ende in[65] verborgen lijden ende sij moeten veel dragen ende veel[66] verdragen van dien ende van die. Dat die sachtmoedich sijn,[67] die Christum volgen, dat is daer in openbaer, dat sij niet[68] qualijck en spreken noch geen vraeck en begeren noch en[69] doen aan den genen die tegen haer misdoen. Ende ist dat hae[70] dit oft dat geschiet ende haer alle onrecht, alle schand, oneer[71] aengedaen wort van dien ende van die, dat en nemen sij niet[72] van dien oft van die, dan wt Godt, van Godt ende sijn hier in[73] gekeert mit grooter danckbaerheijt, louen Godt hier van ende[74] sij bewijsen dese, die haer dit ende dat aendoen, alle liefde[75] ende vrientschap, jae, al worden sij van haer geleuert in den[76] doot.

[77] Siet, dit was sus in Christo ende hier in volgen sij Christum

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 33: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

19

[78] haeren meester. Christus sprack tot sijnen verrader: ‘vrient,[79] waer toe sijt ghij gecomen’? Voor den genen die Hem[80] gechruijst hadden ende daer Hij hinck in grooter pijnen[81] sprack mit liefhebbende sachtmoedicheijt: ‘Vader, vergeeft[82] haer, want sij en weten niet wat sij doen’. Jae, in Hem was[83] anders niets niet, in Sijnen woorden, wercken ende in al Sijn[84] leuen dan lieffelijckheijt, vrijheijt, soetticheijt ende alle sacht-[85] moedicheijt.

[86] Siet, sus moet ghij Christum Jesum, uwen Heer volgen in[87] alder sachtmoedicheijt, in al dat v ouercompt ende sult dat[88] nerstich waernemen waer toe v dat dient ende sult daer op[89] sterren ende inwendich aensien in Godt ende sult dat wt[90] Godt nemen als godtlijck ende sult dat ingaen ende laeten[91] v daer in ende daer mit bewercken in Godt, ende alsoe sult[92] ghij daer toe comen, dat ghij in alder vrijheijt des geestes[93] dat lijden in Godt gebruijken sult. Ende ist dat ghij dan[94] daer in dat gebruijken cunt, soe sult ghij v daer in oock[95] waernemen; daer sult ghij geset werden in alder sachtmoedi-[96] cheijt ende als ghij die ontfangen hebt, dan moet ghij oock[97] nerstich toe sien dat ghij die bewart tegen den tijt dat ghij[98] gelaten wart van binnen ende van buten, ende dat ghij van[99] die sachtmoedicheijt te werck muecht stellen in al dat v[100] ouercompt van aermoet, van alleijndt, van versmaetheijt[101] ende van alle gelatenheijt die ghij van binnen geuoelende[102] sijt. Ghij moet mit Christo Jesu in alle sachtmoedicheijt[103] staen, wanneer v dit ende dat genomen wort ende dat ghij dit[104] oft dat niet gebruijken en cunt, soe sult ghij v oprichten mit[105] alder sachtmoedicheijt in Godt ende dencken: ‘hier wil ick[106] blijuen ende hier wil ick staen gelijck oft ghij inden Hemel[107] waert ende niet op der erden’.

[108] Siet, ist dat ghij soe staet, soe begrijpt ghij weselijck die[109] sachtmoedicheijt. Die sachtmoedicheijt weselijck begrepen[110] heeft, die is hooch gheclommen in Godt ende hij mach hem[111] verblijden dat hij dit middel vercregen heeft mit Christo[112] Jesu ende in Christo. Ende ist dat Godt op dese ootmoedi-[113] cheijt een proeue mit lijden ende temptacien laet vallen,[114] daerom en sal den mensch niet verschricken, want dat laet[115] Godt toe wt Sijn goetheijt, op dat Hij den menschen prueuen[116] wil ende dat hij weselijck in die duecht der sachtmoedicheijt[117] geset mach werden. Een leeraer seet: ‘is den mensch geset

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 34: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

20

[118] in sachtmoedicheijt, soe can hij lief ende leet gelijck setten[119] ende in al dat geen dat op hem comen mach, wtwendich oft[120] inwendich. Ende al ist dat hij oock wel lijt wtwendich oft[121] inwendich, dese duecht is hem genoch, want Godt is mit[122] hem, ende Die versterckt hem ende dat geen lijden hem meer[123] drucken en mach, ende Hij leert hem hoe dat hij sijnen geest[124] ende natuer ter eeren Godts ende tot stichticheijt alder men-[125] schen in sachtmoedicheijt dragen sal’.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 35: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

21

Hoe ghij Christum volgen sult in die meeste ghelatenheijt.Ca. v.

[1] Van die grote gelatenheijt daer Christus in was ende in[2] gelaten wart weet ghij genochsam wt Sijn Heijlige[3] Passie. Hij wart ghelaten offt Hij den Soon Godts niet ge-[4] weest en waer, het scheen dat Godt den Vader een muer[5] tuschen Hem ende Sijnen Soon gemackt hadt. Hij was van[6] binnen geheel verlaten ende en had geen vercuelinge in alle[7] Sijnen Lijden, ende in dese gelatenheijt en was die Heer niet[8] alleen in Sijnder Passien dan oock in begin, doen Hij mensch[9] geboren wert. Hij was altijt gelaeten, Hij stont altijt in ge-[10] latenheijt, het was Sijn dachlicxse spijse.

[11] Dese gelaetenheijt was soe groot dat alle creaturen dat[12] niet en souden hebben muegen dragen. Al Sijn lijden was hier[13] bij een vercuelinge ende hier in stont Hij mit alder sacht-[14] moedicheijt. Ende in deser gelatenheijt werckten Hij een[15] groot wonderlijck werck. Hier in oprichten Hij alle gelaten[16] menschen bouen tijt, ende al die gelaeten werden ende haer[17] daer in laeten, dat Hij die oprichten wouden onlijdelijck[18] bouen tijt in Godt ende haer daer in ende daer mit godtlijck[19] maken woude.

[20] Dat is seker, ist dat den mensch Christum hier in begeert[21] te volgen ende begeert hem in alles te laeten in allder ghe-[22] laetenheijt, soe wort den mensch daer in opgetogen in sijnen[23] geest mit alle sijn chrachten, ende dan kan hij wercken mit[24] godtlijke sterckheijt, ende hij can Godt gesien, beschouwen,[25] in groter claerheijt ende hij can geminnen in godtlijcker[26] minnen. Ende daerom, als den mensch sus gelaeten wort, sal[27] hij hem seluen hier in nerstich waernemen, op dat het geen[28] dat hem dan van anderen dingen voorcomen mach, dat puer[29] Godt niet en is, oft dat tegen Godt is, oft niet met Godt. Ende[30] ist dat hem iet voorcompt, soe sal hij hem terstont daer van[31] keren ende sal blijuen in sijn gelaetenheijt ende hij en sal[32] hem nergens mit oft nergens in verbelden. Daer om, wanneer[33] Godt dan den menschen begint te stellen in gelaetenheijt ende[34] dat Hij Sijn werck in hem volbrengen wil, soe sal hij dat[35] werck ende die gelaetenheijt ledich staen ende laeten Godt[36] in die gelaetenheijt sonder hijnder wercken, ende dan sal[37] hij noch dieper in die gelaetenheijt gestelt werden; ende

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 36: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

22

[38] als hij sus in die gelaetenheijt gestelt is dan sal hij soe veel[39] ontfangen in rechter gelaetenheijt ledicheijt ende bloot-[40] heijt, ende wat hij dan van Godt in die gelaetenheijt werckt,[41] oft dat hij in die gelaetenheijt ghelaeten wort, daer sal hij[42] hem in laeten ende verlaeten, ende hij en sal dat niets niet[43] aensien, dan hij sal dat gebruijken ende minnen alleen tot[44] een steruen sijnder naetueren ende opofferen alle sijn ge-[45] laetenheijt tot Sijnder eeren mit sachtmoedicheijt ende lief-[46] felijckheijt des geestes ende staen dan voort ledich. Ende[47] hier sal hij dan noch van Godt verwachten nieuwe verlaeten-[48] nisse, want hoe den mensch vorder compt in Godt ende[49] godtlijker wercken sal ende claerder beschouwen sal ende[50] puerder minnen inder minnen, hoe hij meer gelaeten wort.[51] Dan hij moet ghelaeten werden, sal hij puer werden, ende sal[52] sijnen geest in Godt gevesticht werden. Dat is seker: hoe hij[53] meer gelaeten wort, hoe hij eedelder ende puerder wort, ende[54] hoe hij puerder is, hoe hij dieper in Godt compt ende godt-[55] lijker wort. Ende wanneer des menschen geest op thoochst[56] gelaeten is ende in alderdiepste diepheijt der ghelaetenheijt[57] gecomen is, dan sal hij hem daer in noch al verdiepen, ver-[58] sincken ende verliesen. Ende als hij hem sus gesuncken heeft[59] in alder gelatenheijt, dan sal Godt sijnen geest daer in vast-[60] maeken ende daer in ghewesent werden, ende sal wonderlijck[61] in wonder gestelt werden, ende dan sal hij in sijnen geest stil[62] beginnen te staen, want hij is in Godts claerheijt ende in[63] Sijn grootheijt ende hierom staet hij hier stil, want hij is[64] hier gesoncken in sijn cleijnheit ende daerom staet hij hier[65] stil, want hij en beuijnt niets niet, dat hij in Godt begrijpen[66] can, in allen sijnen wonderlijken wegen. Ende soe staet hij[67] in die alder diepste diepheijt der gelaetenheijt versoncken.[68] Ende als hij sus staet, dan sal hij dat rechte wesen der ge-[69] laetenheijt smaken ende wat rust ende wat opganck daer[70] in te hebben ende te vinden is, ende dan sal hij Godt oock[71] genoech doen, want hij sal in Godt geheel begrepen werden[72] ende sal Godt in alle dingen begrijpen, jae, Godt die sal[73] Hem seluer desen mensch, die sus in gelatenheijt steet, be-[74] grijpelijck maeken.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 37: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

23

Hoe ghij Christum volgen sult in ghehoorsaemheijt.Dat vi. capit.

[1] Christum sult ghij oock volgen in ghehoorsamheijt.[2] Christus Jesus is gehoorsam gheweest in al Sijnen[3] Hemelschen Vader ende den menschen. Dan dat behoort[4] een christen mensch toe dat hij grondelijck ende weselijck[5] hier in Christum volcht, ende en is hij niet in gehoorsamheijt[6] ende Christum hier in naevolcht, soe en is hij geen christen[7] mensch. Cristus Onse Heere heeft gehoorsamheijt geleert mit[8] woorden, mit wercken ende mit Sijnen leuen. Ende daerom[9] moet den mensch Christum hier in volgen. Die in Christo is,[10] die bekent in Christo alle waerheijt, want hij is die waerheijt[11] ende dat bekennen seluer ende datmen staet ende is in alder[12] waerheijt ende in alder ghehoorsamheijt, onder Godt, want[13] Godt is sijn wesen, sijn leuen, sijn bekennen, sijn weeten,[14] sijn vermuegen ende al dat hij is ende dat hij doet. Dit is[15] hij al wt Godt ende dit vermach hij alleen wt Godt; daerom[16] moet hij oock Godt ghehoorsam sijn in al ouer al. Godt wil[17] gehoorsamheijt, die in ghehoorsamheijt is, die leeft in Godt[18] ende alle sijn wercken leuen in Godt ende sijn godtlijck.

[19] Godt en mishaecht niets niet dan ongehoorsamheijt ende[20] die in onghehoorsamheijt is, die mishaecht Godt, want die is[21] doot ende en mach oock niet leuendich werden in Godt, noch[22] mit alle sijn wercken die hij doen mach, jae, al dede hij oock[23] alsoe veel wercken als alle menschen ie gedaen hebben oft[24] noch doen mogen, ende dat is seker, want die wijl hij in[25] ongehoorsamheijt is, soe is hij sonder Godt. Die is sonder[26] Godt, die tegen Godt is. Wie nu tegen Godt is, die is doot[27] mit alle zijn wercken. Wanner den mensch nu afkeert van[28] Godt oft van Sijnen godtlijken willen mit sijnen wille ende[29] mit sijnen wercken, soe is hij tegen Godt ende alsoe is hij[30] sonder Godt ende daerom soe is hij oock doot, ende dat is[31] onghehoorsamheijt. Is hij nu in ongehoorsamheijt, soe is hij[32] in sunden ende inden doot ende hij en mach niet leuendich[33] werden ende vrij, los van die sunden, hij keer dan wederom[34] tot gehoorsamheijt. Een leeraer seet: ‘daer en is geen sund[35] noch geen doot dan ongehoorsamheijt, ongehoorsamheijt is[36] seluer die sund ende den doot’. Waer die onghehoorsamheijt[37] is, daer is die sund, den doot ende den duijuel seluer ende

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 38: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

24

[38] daerom en is geen onsaliger mensch dan een ongehoorsam[39] mensch, noch geen saliger mensch dan een ghehoorsam[40] mensch, want waer ghehoorsamheijt is, daer is dat leuen ende[41] alle goet, jae, Godt seluer.

[42]Waer den mensch geheel gehoorsam, soe waer hij hier wter[43] tijt in eewicheijt ende waer in Godt ende waer geheel godt-[44] lijck in alle sijnen wercken. Daerom, een gehoorsam mensch[45] is soe begrepen in gehoorsamheijt, dat hem niets niet hier[46] bedroeuen can dan alleen ongehoorsamheijt. Die in gehoor-[47] samheijt is, dien en mach Godt noch creatuer niet bedroeuen,[48] noch tegen hem sijn, noch beswaeren in dit noch in dat, al[49] worp Hij hem oock in die wterste duijsternisse ende onder[50] alle tormenten. Ende dat is seker waerachtich, want een ge-[51] hoorsam mensch is Godt gelaeten ende alle creaturen ende[52] hier steet hij ende anders en wil hij niet, noch hij en mach[53] anders niet willen noch begeren. Een leeraer seet: ‘een[54] gehoorsam mensch steet in Godt ende daerom is hij Godt in[55] al ouer al gehoorsam ende dat wil hij ende dat begeert hij,[56] dat smackt hem ende dat is sijn blijschap ende sijn leuen’.[57] Is hij nu Godt gehoorsam, soe is hij ock alle menschen ge-[58] hoorsam, onderdanich ende wil al dat die menschen op hem[59] doen ende aen hem wercken, al waert oock eenen schande-[60] lijken doot. Ende dat is waerachtich, want waer gehoorsam-[61] heijt is, daer en is niets niet, noch willen sus noch soe, noch[62] dit noch dat, dan daer is eenen pueren wtganck in alles ende[63] daer en leeft den mensch niet, dan Godt die leeft daer ende[64] Christus is daer. Ende daerom, die haer stellen in gehoor-[65] samheijt, die sijn gestelt in eenen sekeren wech ende die gaen[66] eenen sekeren wech. Ende dat desen wech niet seker en waer,[67] Christus en soude desen wech niet hebben geleert, noch mit[68] worden, noch mit wercken. Het is eenen wonderlijken ende[69] godtlijken wech in gehoorsamheijt te sijn. Desen wech oft[70] dese duecht wort van wenich menschen geuonden. Een[71] werck, dat gedaen wort wt gehoorsamheijt, hoe cleijn dat het[72] is, het is godtlijck oft het wort godtlijck. Een leeraer seet:[73] ‘gehoorsamheijt is een duecht sonder welck geen werck soo[74] groot en is (het sij mis hooren, lesen, bidden, contempleren[75] oft watmen doen mach); een veel cleijnder werck, wat het[76] oock sij, is veel beter ende Godt lieuer in waerachtige ge-[77] hoorsamheijt gedaen’.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 39: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

25

[78] Die gehoorsamheijt werckt wonderlijck, haer werck is[79] godtlijck ende dat is in Godt. Ende dat sietmen oock aen[80] alle heijlighe menschen, dat sij wonderlijcke wercken, ende[81] dat compt alleen wt dese gehoorsamheijt, daer sij Christum[82] in naeuolgen, niet alleen dat sij Godt gehoorsam sijn, dan[83] dat sij oock alle creaturen gehoorsam sijn in Godt ende om[84] Godt. Dan dat moet van noden sijn: die Godt gehoorsam is,[85] die moet oock alle creaturen gehoorsam sijn, ende sulcken[86] mensch blijft altijt gelijck ende geheel ende werckt al sijn[87] werck in Godt ende hij wort daer in godtlijck. Dat een[88] mensch waer die booste mensch op erden, oft dat hij waer[89] een duijuels mensch, compt hij in gehoorsamheijt, hij is een[90] godtlijck mensch. In gehoorsamheijt is men godtlijck, in[91] ongehoorsamheijt is men duuels. Grijptmen aen gehoorsam-[92] heijt, soe gaetmen tot Godt ende men volbrenckt Godts[93] gebodt. Grijptmen aen ongehoorsamheijt, soe gaet men tot[94] den duuel ende sijn gebodt ende men is een duuel ende sijn[95] wercken volbrenckt men. Dan comptmen in gehoorsam-[96] heijt, daer den mensch is sonder hem seluen, daer is hij in[97] gehoorsamheijt. Is hij nu in gehoorsamheijt, soe is hij sonder[98] sund, is hij sonder sund, soe is hij godtlijck ende hij heuet al[99] daerom dat Christus gecomeen is ende heuet al dat hij ghe-[100] sticht heeft. Dan dese duecht is soe hooch, soe diep, soe[101] godtlijck, dat sij nummer geheel geleert oft begrepen wort.[102]Men begrijpt wel dit oft dat, dan die gehoorsamheijt en wort[103] niet geheel begrepen in haeren rechten wesen. Begreep den[104] mensch die in haeren wesen, hij waer een wesen, oft hij wort[105] begrepen int godtlijck wesen ende alle sijn werck waer een[106] wesen. Soe begreep Christus die gehoorsamheijt ende dit[107] was in Christo ende dit was Christus ende anders en was[108] Christus niet ende hier bleef Christus.

[109] Hoe den mensch nu naerder compt in gehoorsamheijt ende[110] gehoorsam is, hoe hij Godt naerder compt ende hoe hij Godt[111] naerder compt, hoe hij meer in gehoorsamheijt sij ende hoger[112] daer in begrepen wort, ende hoe hij daer in meer begrepen[113] wort, hoe hij meer in Godt is ende meerder kenttenisse heeft[114] ende godtlijker wtwerckt in al ouer al. Een Heijlich seet:[115] ‘een gehoorsam mensch is een heijlich mensch, een geleert[116] mensch ende doorgeleert mensch’; ende dat is waer, want[117] een gehoorsam mensch can alle onderscheijt gegheuen in al,

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 40: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

26

[118] oft goet oft quaet is, heijlich oft onheijlich, godtlijck oft[119] ongodtlijck, hij heeft claer ogen ende sijn bekennen is een[120] godtlijck bekennen ende daerom ist hem bekent; ende om[121] dat hem al bekent is, daerom is hij altijt in lijden ende dat[122] om die ongehoorsamheijt, die in soe veele menschen is,[123] jae, in geestelijken menschen is, die haer daer toe verbonden[124] hebben door Godt ende om Godt, dat is haer een helsche[125] pijn. Siet, daerom ist waer dat een heijlich mensch seet dat[126] gehoorsam menschen altijt in lijden sijn.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 41: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

27

Hoewij Christum volgen sullen in versaeckinghe eijgen willens endein al dat in ons is.Ca. vij.

[1] Ghelijck wij Christum volgen moeten in gehoorsamheijt,[2] alsoe moeten wij Hem oock volgen in versaekinge ons[3] eijgen willens. Cristus Onse Heer die stont alle tijt in den[4] willen Sijns Vaders, ende dien volbracht Hij in allen Sijnen[5] wercken, ende hier toe gaf Hij Hem seluen ouer tot alder[6] versmaetheijt, jae, tot den doot des Cruijs. Hij en socht niets[7] niet dan den willen Sijns Vaeders ende was bereijt in Sijnen[8] willen, ende in Sijnen wille was Hij willeloos. Hij sprack:[9] ‘Vaeder, niet mijnen wil, dan Uwen wil geschie’. Hier[10] moeten wij Christum in volgen ende moeten scheijden wt eij-[11] gen wil, eijgen liefde ende eigen sueckelijckheijt, ende desen[12] wtganck moet sijn in alder puerheijt.

[13] Dan sullen wij dit te recht doen in alles ende wt onsen[14] eijgen wil scheijden, soe moeten wij een scharp in sien hebben[15] op ons seluen, want nummermeer en sullen wij soe veel wt[16] ons seluen scheijden ende versaecken, wij sullen wel op een[17] nieu vijnden, daer wij noch al wt scheijden moeten. Een[18] christen mensch moet geheel wt hem seluen ende van hem[19] seluen gescheijden sijn, sus en mach hij niet in Godt blijuen.[20] Daer Godt sal sijn ende Sijn werck volbracht sal werden, daer[21] moet den mensch wt hem seluen sijn, jae, hij moet hem seluen[22] soe wijken, dat in hem niet en sij eijgen wil, eijgen rust, eijgen[23] lust, eijgen werckelijckheijt, dan dat Godt alleen daer sij[24] ende dat Hij daer mensch sij. Godt moet inden menschen[25] sijn, Hij moet seluer daer sijn ende Hij moet daer wercken,[26] daer leuen, daer rusten, daer willen, daer sueken, daer doen[27] ende laeten, ende hier in en sal hem den mensch niets niet[28] berueren in al, ouer al, bij al, waer hij is oft sijn moet. Siet,[29] dit was sus in Christo Jesu ende dit was Christus. Daer den[30] mensch nu Christum volcht ende dat hij is een Christen[31] mensch, daer en is niets niet dat daer nu noch wil is, lust is[32] ende dit ende dat is, soe is dat in hem godtlijck, want Godt[33] daer is, ende mit hem is, ende in hem is. Ende daer is den[34] mensch te niet, want hij is gescheijden wt hem seluen ende[35] hij en heeft noch wil, noch lust, begeert, dan sijnen wil, sijn[36] lust, sijn begert is Godt.

[37] Dit was sus in Christo Jesu ende dit was Sijn Wesen.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 42: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

28

[38] Christus was al sonder Hem seluen ende sonder al ende was[39] alles ledich dat in Hem was, dat in Hem geschiede ende dat[40] Hij was. Een christen mensch moet oock alsoe sijn ende[41] Christum hier in volgen, bouen hem, buijten hem, wt hem[42] moet hij sijn, buijten dit ende dat, wt hem seluen staen hier[43] in ende daer in ende van hem seluen in sijn selfsheijt, daer[44] Godt sal sijn, ende daer ist godtlijck ende dit is in Godt, want[45] daer niet en is dan Godt. Dan daer den mensch staet in hem[46] seluen, in sijnen eijgen wil, in eijgen liefde, daer is hij noch al[47] in naetuer, ende in naetuer, dat is tegen Godt, ende den[48] mensch werckt tegen Godt, want dat is daer een afscheij-[49] dinghe van dat enich Een. Daer den mensch is in sijn eijgen[50] naetuer, daer is hij in sijnen eijgen wil, in sijn eijgen sueken[51] ende meijnen, in al dat hij doet, dat hij werckt, bij dien ende[52] die, ende dat is hij al seluer. Soe lange den mensch nu is in[53] hem seluen ende hij hem seluen niet en verlaet noch versackt,[54] soe en can Godt niets niet in hem gewercken, noch den[55] mensch en werckt niets niet, al dede hij aller menschen wer-[56] cken, ende dat is waerachtich, want hij int een niet en is.[57] Ende hier wt is openbaer: al dedde een mensch alle menschen[58] wercken, is hij niet wt hem seluen gescheijden, soe en ist al[59] niets niet, hij en heeft niets niet gedaen, al had hijt oock al[60] gedaen; is hij niet wt hem seluen ende soe is hij menichuul-[61] dich in dit ende dat ende hij en weet van geen goet ende wie[62] dat eijgelijck toe behoort, ende daert is. Daerom, die in haer[63] seluen staen, die sijn bedrogen mit alle haeren wercken. Sij[64] meijnen wel dat sij veel doen, veel wercken, veel vermuegen[65] ende dat sij hooch gecomen sijn in duechden ende dat sij veel[66] weten ende veel hebben, ende sij sijn hier mit al bedrogen[67] ende bedriegen oock anderen menschen mit haer in al dat sij[68] doen. Ende dat is seker, want sij staen noch in haer eijgen[69] naetuer ende die volgen sij, ende daerom sijn die tegen Godt[70] ende sijn vianden van Godt ende vechten tegen Godt mit[71] haer seluen, mit eijgen wil, mit eijgen goetduncken, mit[72] eijgen sueckelijckheijt ende mit eijgen liefde ende meijninge.[73]Want niets niet en is tegen Godt, dan anders willen, anders[74] meijnen, anders wercken dan nae Godts wil.

[75] Dat is seker, wil den mensch iets iet, oft anders iets, oft[76] werkt dan dat in Godt is, soe is hij tegen God ende tegen[77] Sijnen willen ende hij en mach tot Godt niet comen. Men

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 43: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

29

[78] moet in Godts willen staen, soe ist godtlijck datmen doet.[79] Saetmen in Godts wil niet, soe en ist niets niet dat men doet;[80] ende is men in Sijnen willen, soe doet ment al. Dan sonder[81] Godts willen en is niet ende men en doet niet; dan in Sijnen[82] wille ist al, want Hij een is ende enicheijt, soe moet wt[83] Hem ende in Hem alleen sijn ende blijuen, ende daerom ist[84] daer niet, soe en ist niet. Daerom sal den mensch dan staen in[85] den wille Godts ende Godts wil volbrengen, soe moet hij[86] sijn sonder sijnen wille, willeloes in dat Een begrepen. Is den[87] mensch niet willeloes, soe wil hij anders dan den wille Godts,[88] wil hij nu anders, soe is hij tegen Godt ende heeft eenicheijt[89] int Een verloeren. Nu wil Godt datmen niet en sal willen[90] dan Godt ende een sijn, ende daer om sal een mensch niets[91] niet willen, dan hij sal waernemen wat Godt wil ende sal[92] in een blijuen, ende sijn altijt mit Godts wil becummert ende[93] in een begrepen, ende hij en sal niet rusten, noch hem geen[94] rust geuen, hij sij dan wt sijnen eijgen wille in Godts wille[95] ende daer gheenicht.

[96] Sal nu den mensch hier toe comen, soe moet hij hierom[97] hem ontslaen van al dat Godt niet en is, van alle wtwendighe[98] ende inwendige becummernisse, ende dit ende dat te doen, al[99] schijnt dat oock goet ende heijlich, ende hij sal hem dies[100] ontslaen in al nae Sijnen wille ende in Sijnen wille, jae, niets[101] niet wercken nae sijnen eijgen wille oft in sijnen oft mit[102] sijnen wille, dan hij sal op Godt wachten, op Sijnen wille,[103] in Sijnen wille, ende dat Godt comen mach in hem ende[104] Sijnen wil in hem volbrengen mach, ende dat hij alsoe in[105] eenicheijt beslooten blijft bouen dit ende dat. Ende als den[106] mensch dan wtgedreuen wort bij dien oft bij die, den wil[107] Godts te volbrengen ende dat hij staet inden wille Godts[108] ende dat hij volbrenckt den wille Godts, soe moet hij noch-[109] tans Godt daer in waernemen ende staen inden wille Godts,[110] alsoe dat den sijnen geheel verlooren sij ende een blijft. Men[111] moet los sijn, versackt sijn, in al ouer al ende sonder al in al.[112] Datmen dit ende dat doen sal bij dien ende bij die, oft hier[113] oft daer, dat dat geschie wt Godt, soe moet dat in Godt sijn,[114] ende Godt seluer ende anders niet dan Godt, ende daer be-[115] slooten sijn ende daer onberuert. Den mensch en moet daer[116] niet sijn, hij moet daer sijn oft hij niet en waer. Dat een[117] mensch wonderlijck in alle wercken is, godtlijck werckt in

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 44: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

30

[118] allen menschen, is hij hier niet los, gelijck oft hij dit niet en[119] had, noch en werckten gelijck als oft Godt dat in eenen an-[120] deren werckten, soe werckt den mensch niet anders dan dat[121] tegen Godt gewerckt wort. Staet den mensch soe niet, dat[122] Godt in hem gewerckt heeft ende nu in eenen anderen wer-[123] cken wil, ende hij hier in niet los en is in sijnen wil, in sijn[124] begeerten ende meijninge, soe is den mensch tegen Godt[125] ende hij is sonder Godt, want hij wil anders dan Godt.[126] Niets niet en is tegen Godt dan anders willen oft sijn oft[127] hebben dan Godt wil. Dat is seker, wie sonder Godt is oft[128] die niet en wil als Godt wil, oft anders dan Godt, die is tegen[129] Godt, want Godt anders niet en wil dan blootheijt ende dat[130] die blijft ende inden godtlijken wesen gevloeten ende ver-[131] uloeten sij. Godt die wil dat den mensch los ende ledich sal[132] sijn van sijnen eijgen willen, van eijgen begeerten, van sijn[133] eijgen meijnninge ende dat hij sal staen in Godts wil, in[134] Godts begeert ende in Godts meijninge ende in Sijn wesen[135] verwesent ende het Godt alleen sij in sijn wesen. Den mensch[136] moet in hem versaeken al dat in hem is, hoe goet, hoe wonder-[137] lijck, hoe geestelijck, jae, hoe godtlijck dat het oock sijn[138] mach, daer hij in leuen mach. Daer en mach niemant sijn dan[139] Godt, noch niets dat Godt niet en is noch ten minsten niet[140] sonder Godt ende sonder Godt en sal in hem niet sijn.[141] Godt moet alleen daer sijn dat Hij is: dat Wesen ende dat[142] leuen inden menschen; ende moet daer oock alleen sijn, ende[143] anders niet geopenbaert. Siet, sal den mensch daer in sijn,[144] soe moet hij in Christo, mit Christo, doer Christum sijn;[145] dit was sus in Christo, dit leerde Christus Jesus ende dit[146] toonden Hij ons in alle Sijnen leuen, ende dit was Hij seluer.[147] In Hem en waert niet geuonden, dit noch dat, Hij was in alles[148] bloot, los, jae, die bloetheijt seluer. Dan hoe Christus Jesus[149] die blootheijt weselijck begreep, gebloot in blootheijt, in al[150] daer Hij hier mit ons was, hebt ghij in dat boeck van dat[151] leuen Ons Heren, het was in Hem alle wesen ontwesent. Alle[152] wesen weselijck waeren in Hem, ende alle bloetheijt gebloot[153] was in Hem. Ende ist dat den mensch hier staet, dit sueckt,[154] dit meijnt, dit begeert ende dit wil sonder hem seluer in[155] Godt ende dat hijt Godt al laet dat in hem is, soe heeft hij[156] dat rechte middel geuonden tot Godt ende in Godts wercken.[157] Ende alsoe, al dat hij van Godt ontfanckt, dat draecht hij

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 45: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

31

[158] Godt al op soe los, dat hij geen beelt en behout daer van,[159] dan hij is alleen in eewige danckbaerheijt in al ouer al ende[160] daer in al verloeren. Siet, is dit nu sus niet in hem, soe staet[161] hij noch niet in Godt ende en weet niet van Godt.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 46: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

32

Hoe men Christum volgen sal in suijuerheijt.Dat viij. capitel.

[1] Christum Jesum moetmen volgen, in puerheijt, Hij is die[2] suijuerheit oft die puerheijt seluer. Alle hemelsche[3] geesten moeten die wt Hem scheppen ende die hebben sij[4] alleen in Hem ende door Hem, ende hoemen meer is in puer-[5] heijt, hoemen claerder verheuen is in Godt ende hoemen[6] Christum oock puerder volcht in al. Een Christen mensch sal[7] hierom altijt dencken om Christum Jesum hier in te volgen[8] ende sal mit alder nersticheijt aenmercken tot wat hooger[9] puerheijt Christus hem geroepen heeft ende in wat hooger[10] ende godtlijker puerheijt Christus Jesus geweest is, als Hij[11] hier mit ons was, ende hoe ghij Hem hier in volgen moet.[12] Daer om sal hij dan aerbeijden in een ledicheijt sijns selfs, op[13] dat hij dese puerheijt mach geraeken ende dat hij Christum,[14] die waerachtige puerheijt, gebruijken mach. Dit is sulken[15] edelen duecht, dat die niet bekent en wort, dan daer die[16] weselijck is, ende niemant en mach die bekennen dan die daer[17] in begeren te staen. Die puerheijt is een godtlijcke duecht,[18] het is een duecht daer in Godt bekent ende beschout wort[19] ende daer Hij in bewaert wort.

[20] Daer doer compt, dat noch alle liefhebbende menschen, die[21] Godt minnen ende meijnen, die dese duecht bekent is door[22] Godts goetheijt, dat sij haer geuen aerbeijt noch swaerheijt[23] en laeten verdrieten, noch niets niet en achten wat op haer[24] valt oft vallen mach om dese puerheijt te bewaeren.

[25]Wij lesen van die Heijlige Amelberch, die dese puerheijt[26] soe beminde, dat sij niets niet en achten al dat op haer viel,[27] alleen dat sij die puerheijt bewaren mocht. Ende in al dat[28] op haer viel van buijten, dat bouen die maet groot was, ende[29] oock dat van binnen op haer viel ende vuel hier om lijden[30] most, doen greep sij altijt eenen stercken moet in haeren[31] bruijdegom Jesum ende badt Hem dat Hij haer bewaeren[32] woude in alle suijuerheijt ende dat Hij haer hulp wesen woude[33] mit Sijn gracien ende dat Hij haer sterekheijt woude sijn om[34] haer seluen in die puerheijt te bewaeren ende in dat geen dat[35] sij tot Sijnder eeren begost hadde, ende hier in nam sij[36] Christum Jesum haeren bruijdegom mit haer ende in haer,[37] ende Christus waes haer puerheijt ende Hij bleef bij haer, in

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 47: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

33

[38] haer, ende Hij was in alle wegen, in alle periculen haer puer-[39] heijt ende Hij was haer hulp ende haer puerheijt in alle[40] dingen, ende dat sij in aller puerheijt bewaert waert ende die[41] puerheijt seluer was, ende alsoe hadde sij eenen sunderlingen[42] hoegen opganck in dese suijuerheijt. Sij ginck seer hooch op[43] in dese puerheijt ende dat en was niet wonder, want sij nam[44] Christom, haeren Bruijdegom, altijt mit haer ende daerom,[45] hoe meer op haer viel dit ende dat, hoe sij in meerder puer-[46] heijt geset waert. Godt woude door lijden ende laeten haer[47] leren sitten in een puerheijt die gebloot was van haer seluen,[48] op dat Hij haer vijnden ende ghebruijcken soude in alle[49] puerheijt des geests, als Hij Sijnen inganck in haer doen[50] woude. Sij merckten altijt die groote liefde haers Bruijde-[51] goms die Hij haer bewees ende dat hij haer soe voorquam[52] mit Sijn gracie ende dat Hij haer tot sulken hoogen ende ver-[53] borgen wech geroepen had ende dat Hij haer soe hooch, soe[54] diep ende soe verborgelijck daer door leijdende was in dat[55] puere wesen der Godtheijt, ende dat sij dat soe weselijck[56] gebruijkende was sonder onderlaet, want Godt hadde altijt[57] enen inganck in haer om haerder puerheijt daer sij altijt in[58] was.

[59] Dat is seker, sal den mensch hier toe comen ende dat hij[60] godtlijck sal werden ende Godt beschouwen, soe moet hij[61] staen verheuen tot Godt in een puerheijt bouen hem seluen[62] begrepen in Godt, in een stilheijt ende puerheijt des geests,[63] dat hij Godt gebruijken in aller puerheijt ende daer in sal hij[64] Godt Sijnen Heere verwachten, jae, daer in moet hij staen, sal[65] Godt in hem comen ende Sijn werck in hem hebben; daer[66] Godt Sijn werck wil hebben ende daer Hij sijn wil, daer set[67] Hij den mensch in bloote gelaeten puerheijt, ende dat doet[68] Godt, op dat Hij hem vijnden mach in een ledicheijt ende[69] puerheijt sijns geestes tot Godt gekeert, op dat Hij onge-[70] hijndert in hem sijn mach ende dat Hij hem setten mach nae[71] Sijnen wil.

[72] Dat is seker, wort den mensch inden wille Godts geset,[73] soe can hij lichtelijck bekennen in wat suijuerheijt ende puer-[74] heijt dat hij moet staen tot Godt ende tot Sijn inwercken.[75] Sal Godt oock wercken ende inden menschen sijn, soe set[76] Godt den mensch in een blootheijt ende Hij laet hem comen[77] in een gelaeten puerheijt, dat hij van alles berooft wort in dit

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 48: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

34

[78] in dat ende hier van ende daer van, dat hijt in een puerheijt[79] ende suijuerheijt, het welck dat rechte middel is Godt te ge-[80] bruijken, te beschouuen in alle dingen, ende daer wt is claer,[81] dat een heijlich mensch seijt: ‘daer den mensch staet in die[82] puerheijt, daer is hij in Godt, ende hij is ende wort van Godt[83] begrepen in een godtlijke puerheijt, daer hij dat godtlijck[84] wesen in gebruijken sal. Die in suijuerheijt sijn, sij sijn[85] wonderlijck, want Godt is mit haer’.

[86] Die suijuerheijt is oock een eijgenschap Godts ende die[87] wil Hij in den menschen hebben ende die suijuerheijt gevalt[88] Hem bouen allen duechden, ende sij is vol Godts eijgenschap[89] ende is godtlijck, ende al wat Godt vordert van ons dat is[90] puerheijt, ende waer Godt die puerheijt becomen mach ende[91] becomen can, daer wil Hij sijn ende daer is Hem oock dat[92] aengenaem ende al dat daer is, want daer al is ende in is.[93] Dese puerheijt, daer den mensch in moet sijn die godtlijck[94] wil werden, die is Godt. Die puerheijt is Godts wesen ende[95] anders en is in Godt niets niet dan puerheijt, Hij is die puer-[96] heijt, ende puerheijt ende suijuerheijt werckt Hij, ende daer-[97] om wil Hij die oock inden menschen hebben ende dat die[98] geoeffent ende gewerckt sal worden. Ende Hij wil oock,[99] daer die suijuerheijt is, daer die is ende gewerckt wort, dat hij[100] los sal sijn in besittinge der puerheijt ende dat hij hem des[101] niets niet aen en neem, dan dat hij daer soe bloot van sij als[102] oft hij die niet en had noch en werckten. Ende waer dese[103] puerheijt oock is, daer wort oock bekent dat hij niet en mach[104] blijuen in puerheijt, of die puerheijt in oft wt hem seluen niet[105] en heeft, ende hem weselijck niet toe en behoort. Ende ist[106] dat den mensch in deser puerheijt comt ende daer in gestelt[107] wort, daer is het hoochste ende dat godtlijckste leuen ende[108] dat werdichste leuen dat men hebben mach ende dat ock[109] werden mach. Die puerheijt die is alsoe edel, die die puerheijt[110] bekent, die moet die puerheijt oock beminnen, die puerheijt[111] als puerheijt om puerheijt, ende dat in al ouer al mit alle[112] puerheijt, ende soe seer bemint dat die nummermeer verlae-[113] ten en wort, al soude den mensch hierom oock eenen schan-[114] delijken doot moeten steruen, jae, al solde hij hierom oock in[115] alle bitterheijt, alleijndt ende pijnen moeten blijuen ewelijck,[116] hij en soude niet een oogenblick willen scheijden wt die[117] puerheijt die hij wt die godtlijcke puerheijt geschept heeft.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 49: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

35

[118] Een leeraer seet: ‘die die puerheijt te recht bekent, het is[119] onmogelijck die te laeten, ende al solde den mensch daer om[120] dusent dooden steruen ende dat alle aermoet, alle allendich-[121] eijt, alle versmaetheijt op hem viel, die op alle menschen[122] gevallen is die van begin der werelt geweest sijn ende die[123] noch sijn ende comen sullen, dat soude hij lieuer lijden dan[124] dat hij een ogenblick wt die puerheijt scheijden soude’. Ende[125] dat en is niet te verwonderen, een leeraer seet wel ende het is[126] seker: ‘die in suijuerheijt staen ende die te recht gesmaeckt[127] hebben, die sijn in Godt ende die sijn den engelen gelijck ende[128] sijn hemelsche geesten, die in Godt sweuen ende haer leuen[129] ende haer wesen daer hebben’.

[130] Dat den mensch hier mit dese puerheijt nu oock niet mit[131] wt en cost gerichten, noch oock niet en cost gebruijken,[132] nochtans godtlijck soude hij die puerheijt beminnen om dat[133] die in Godt is ende om dat Christus hier in gewerckt ende[134] hier in gestaen heeft weselijck, ende die weselijck is, ende die[135] alleen begrijpt ende begrepen heeft ende die weselijck is, in[136] Sijnen Wesen weselijck. Men mach die puerheijt daerom ock[137] niet oeffenen, dat men daermit dit ende dat wt richten wil en-[138] de datmen daer mit hier in oft daer in oft daer toe comen sal,[139] dan alleen om die puerheijt dat die soe edel ende soe godt-[140] lijck in haer seluen is; ende om dat Godt die puerheijt ock[141] soe bemint ende soe aengenaem is ende die puerheijt seluer[142] weselijck is.

[143] Dat is seker, daer en is Godt niet soe aengenaem als die[144] puerheijt ende waer den mensch staet in puerheijt, daer wort[145] hij in meerder puerheijt gestelt, ende hoe hij in meerder[146] puerheijt gestelt is hoe hij hooger in Godt is ende alle[147] dingen claerder bekent ende alle dingen godtlijker werckt.[148] Ende dat moet men weten: daer Godt bekent wort, daer is[149] des menschen geest ontgeest ende is in een gebruijken Godts[150] ende Godt is inden geest des menschen ende Hij heeft Sijnen[151] inganck in dat binnenste der sielen ende daer geeft Hem[152] Godt seluer in alle weselijckheijt des geestes ende daer wort[153] die puerheijt weselijck inden wesen Godts begrepen.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 50: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

36

Hoe ghij Christum volgen sult in die liefde tot Godt.Dat ix capitele.

[1] Christus Jesus Onse Heer die heeft hier anders nergens in[2] geweest noch gewerckt dan in die liefde des Vaeders. Hij[3] beminde Sijnen Vaeder, Hij eerde Sijnen Vader, Hij was in[4] dat geen dat Sijn vader aenginck, Hij volbracht den wille[5] Sijnes Vaders. Hij was in alles dat Hij dede vol van liefden[6] Sijns Vaders ende Hij een leerden niets niet dan dat men lief[7] soude hebben Godt, Sijnen Vader, ende Hem alleen om[8] Sijn goetheijt ende om Sijn werdicheijt, ende niet dat wij[9] dit oft dat van Hem ontfangen ende hebben sullen, dan[10] alleen om Hem seluen, om dat Hij goet is ende die goetheijt[11] alleen is, ende dat Hij van recht lief gehadt moet werden.[12] Cristus bekende Sijnen Vaeder, Hij was inden Vader ende[13] Godt den Vader wart van Christo, Sijnen eenigen Soon,[14] waerachtich oock lief gehadt. Cristus stont altijt gekeert in[15] Sijnen Vader mit minnen. Dit was Christus ende dat was Hij[16] oock ons tot een exempel.

[17] Hierom sal den mensch Christum sunderlinge hier in nae[18] volgen, ende hij sal mit Christo keeren in die goetheijt des[19] Vaders ende sal altijt aenmercken die wonderlijcke liefde die[20] Hij soe wonderlijck aen hem doet ende gedaen heeft. Dat is[21] seker, eest dat den mensch keert in die goetheijt ende in die[22] minne Godts, soe sal hij wonderlijck inder minnen Godts[23] ontsteken werden, ende hij sal hooch opclimmen in liefden[24] tot Godt, in Godt den Vader, ende dat hij in aller minnen in[25] Godt begrepen sal werden. Compt den mensch hier toe, dat[26] hij in Godt compt ende dat hij Godt den Vader bekent, soe[27] bekent hij oock wat hij wt Godt ontfangen heeft ende wat[28] liefde dat Hij hem bewesen heeft ende noch bewijst in al[29] ouer al, soe moet hij ontsteken werden in liefde ende minnen.[30] Ende dat hij bekennen moet, dat hij ock in alsulker liefde tot[31] Godt gekeert moet sijn, ende dat hij Christum volgen moet[32] inder minnen tot Godt den Vader. Godt den Vader en mach[33] niet bekent worden dan door Christum ende daerom moet[34] men Christum volgen, ende daer men Christum volcht, daer[35] bekentmen Godt, daer men Hem bekent, daer moet Hij ock[36] lief gehadt werden. Dat is seker, daermen Jesum Christum[37] volcht, daer wort Godt den Vader bekent ende liefge hat.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 51: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

37

[38] Ende daer bemint men Godt, ende in allen Sijnen wercken,[39] ende men blijft mit minnen in Sijnen wercken. Sint Jan seet:[40] ‘die Godt bemint, die blijft in Godt ende Godt blijft in[41] hem’, ende daerom blijft hij altijt inder minnen, ende dat[42] niet, als dat hij Godt bemint oft lief heeft hierom oft[43] daerom, dan alleen om Godt, om hem seluer. Ende soe[44] wort Godt te recht bemint, anders en wort hij oock niet[45] lief gehadt.

[46] Dit was sus in Christo Jesu ende soe beminde Hij ende[47] dat was ons tot een voorbeelt, dat wij oock soe souden Godt[48] beminnen: Godt wart daer van Godt bemint. Dat Christus[49] beminde Godt, Sijnen hemelschen Vader, daer Hij een mit[50] Hem was, ende dat niet alsoe, dat Hij Hem seluer van Hem[51] seluen als Hem seluen lief hadt, dan dat Hij lief hadt dat[52] hoochste ende dat beste. Ende anders en was in Christo Jesu[53] niets niet, ende Hij en cost noch en vermocht anders niet dan[54] Godt, Sijnen hemelschen Vader, liefhebben ende Sijnen wil[55] ende Sijn werck te volbrengen ende in Sijnen Vader te blijuen.[56] Die wijl Hij nu inden Vader was ende een mit den Vader, soe[57] most Hij Godt, Sijnen hemelschen Vader ock lief hebben en-[58] de in Sijn liefde blijuen, ende soe was Hij in Hem seluen niet[59] als Hij seluer in Hem seluer, dan als in Godt den Vader, ende[60] daer was den Vader, ende dat was Hij inden Vader, ende dat[61] was Godt den Vader weselijck ende daer was Christus lief-[62] hebbende Sijnen Vader, ende daer was Christus, ende daer[63] beminde Hij niets niet dan Godt, Sijnen hemelschen Vader,[64] ende den Vader en bemint niet dan Sijnen Soon, Christum[65] Jesum. Dan hoe dese minne in Christo weselijck was, hebt[66] ghij int naeuolgende boeck in dat capitel van der minnen[67] Christi. Dan gelijck als men Hem volcomen dragen moet nae[68] Sijn wtuloeijen in minnen in Sijnder menscheijt, alsoe moet[69] men Hem oock dragen van binnen in minnen nae Sijnder[70] Godtheijt, daer die geest in dat ouer hooge wesen geset[71] wort onwandelbaer inder minnen.

[72] Dan ghij moet v erst oeffenen in alle minnende wercken[73] die v van Godt geschiet sijn ende noch geschien sullen, ende[74] ghij moet Godt hier in altijt hebben voor oogen, mit dancken,[75] mit louen, mit weerdige reuerencie, in alle Sijnen gauen. Ende[76] soe sult ghij worden sterck inder minnen ende sult inder[77] minnen voertgaen ende sult inniger ende meer beweecht

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 52: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

38

[78] werden tot der minnen Godts, ende in minnen, door minnen[79] verlooren werden. In der minnen moet den mensch staen tot[80] Godt ende Christum volgen hier in minnen, ende moet hier[81] in voortgaen, ingaen, ende daer in verlooren gaen; die min[82] is soe puer, sal den mensch die geraeken, soe moet hij geen[83] vremde waerom setten, dan moet Godt om Godt ende in[84] Godt alleen meijnen ende minnen, ende dat in alle Sijnen[85] wercken, ende in alle sijnen dingen, meijnt hij Godt, mint hij[86] Godt, soe werden Sijn reden verclaert ende sijn liefde ver-[87] meerdert ende hij wort meer ende meer ontsteken inder[88] minnen, ende wort deuoeter in allen dienst die Godt ende die[89] Heijlighe Kerck gesticht heeft, ende alle godtlijcke wercken[90] volbrenckt hij inder minnen ende het is die minne. Ende[91] daerom, ist dat ghij dit ende dat mint oft liefhebt, dat moet[92] sijn om Godt oft in Godt, ende niet tegen Godt; Godt sal[93] alleen sijn dat eijndt ende soe sal dit ende dat, dat ghij mint,[94] v een hulp sijn tot Godt, ende dat v dat godtlijck sijn sal.[95] Ende ist, dat ghij dit oft dat oock wt Godt ontfanckt dat[96] oock geestelijck oft godtlijck is, daer sult ghij wt scheijden[97] ende sult hier in niet blijuen, dan hier mit v in minnen alleen[98] in Godt keren ende Hem alleen minnen ende mit Hem alleen[99] v in Sijnder minnen verbeelden, ende niet mit dat oft dit, dat[100] ghij wt Godt ontfangen hebt, want het moet hier al godt-[101] lijck sijn, ende daer die is ende daer die sijn sal. Ende ist dat[102] ghij dan sus staet tot Godt in Sijnder minnen, soe sult ghij[103] te recht in der minnen claerheijt geleijt werden, alsoe dat ghij[104] in deser minnen geuoet ende versaet sult werden van dat[105] puere inuloeijen der eewige eenuoldige ende ongheschapen-[106] der Minne, ende soe dueruloeijt werden, dat ghij van den[107] brant der godtlijcker minnen in Godt geheel begrepen sult[108] blijuen ende daer in minnen verteert ende verbrant sult[109] werden ende in minnen wtuloeijen in aller minnen. Ende hier[110] in en sult ghij hebben geen wercklijckheijt, dan bewerckt[111] werden van der minnen inder minnen wegen. Want Godt die[112] wil ende sal dan Sijn werck wercken sonder middel ende dat[113] en sal anders niet sijn dan Godt lief hebben ende beminnen[114] bouen al, ende dese min en sal dan in v niet rusten, noch dat[115] en sal v niet laten rusten, sij heeft v dan geheel gebracht wt[116] v seluen in Godt; ende die min in Godt ende door Godt[117] geworden sijt, het moet al sijn min. Een leeraer seet: ‘den

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 53: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

39

[118] mensch moet door die liefde oft door die minne gebracht sijn[119] in Godt’.

[120]Want is, dat den mensch niet ouer hem gebracht en wort in[121] Godt, soe en heeft hij die min niet te recht, noch hij en heeft[122] Godt niet lief, als hij Hem lief soude hebben, noch hij en is[123] geen dinck puerlijck werckende, noch gebruijckende. Dat is[124] seker, sijt ghij niet mit minnen in Godt begrepen, ende Godt[125] minnet, soe en doet ghij niets niet, ende het en is al niet dat[126] ghij werckt. Dan sijt ghij in Godt ouergeset ende staet ws[127] selfs ledich ende gelaten wt minnen, dan hebt ghij die minne[128] ende ghij werckt wercken der minnen die leuendich ende[129] vruchtbaer sijn bij Godt. Ende soe bemint ghij Godt te[130] recht, ende volcht Christum int hooge wesen der minnen,[131] daert al in minnen is, ende die min is, ende dat is die min, daer[132] alle hooge geesten in gheuloeten sijn ende in haer seluen[133] daer veruloeten sijn.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 54: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

40

Hoe ghij Christum volgen sult in die liefde ws naestens.Dat x capitel.

[1] Ghelijck Christus ons Sijn liefde bewesen heeft ende[2] ewelijck lief gehadt heeft ende liefheeft, soe wil Hij[3] dat wij ock onsen naesten lief sullen hebben ende dat wij alle[4] tijt nerstich sijn sullen om haer salicheijt te vorderen, mit[5] al dat wij vermogen als: mit bidden, mit vasten, mit wacken,[6] mit tranen, mit vermaninge, mit raet, mit daet, mit leren ende[7] mit goede exempelen te geven, om hem alsoe tot Godt te brengen.

[8] Daer en is niets niet dat Godt soe aengenaem is als onse[10] naesten tot Godt te brengen. Die werdige leeraer Beda seet[11] dat geen leuen hoger voor Godt gepresen werden, dan die[12] geen die dagelicks aerbeijden om anderen menschen te bren-[13] gen tot Godt. Den Heijligen Gregorius seet: ‘geen offer-[14] handt en is den almogenden Godt soe aengenaem als die[15] vierige liefde tot der sielen’, ende dat is daer om, dat inder[16] sielen gedruckt is, dat beelt der Heijliger Drieuoldicheijt.[17] Altijt salmen in allen menschen eeren dat beelt der Heijligher[18] Drieuoldicheijt, ende daer om salmen in sijn ghemoet in-[19] wendich sorch dragen voor alle menschen, ende waer men[20] weet, dat onse naesten in sunden, in ghebreken ende in lijden[21] sijn, daer salmen haer vermanen, leren, ende stueren wederom[22] tot Godt, op dat Godt in den menschen alleen sijn mach ende[23] Sijn werck hebben mach.

[24]Waer Godt niet en is, daer is die sund, ende daer die sund[25] is, daer en wort niets niet gewerckt oft ghedaen dan dat tegen[26] Godt is, ende en wilmen anders niet, daer en canmen anders[27] niet dan tegen Godt doen. Waer men nu dit oft dat inden[28] menschen gewaer wort, dat sij anders doen, anders willen[29] dan Godt oft tegen Godt, sij doen dit oft dat, oft sij laeten[30] dit oft dat, ende al dat sij doen, dat is al sunde ende onteeren[31] in haer dat beelt der Heijliger Drieuuldicheijt. Al die sund[32] doen, dat is die tegen Godt misdoen ende die sijn berooft van[33] al dat Christus Jesus hier voor haer gedaen heeft ende sijn[34] vijanden van Godt ende hebben verloeren den Heijligen[35] Geest mit allen Sijnen gauen ende alle duechden, die haer door[36] Godts gracie gegeuen waren, ende die vrientschap van der[37] Heijliger Drieuuldicheijt ende dat geselschap der Engelen;

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 55: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

41

[38] ende hebben door die sund vercregen den eewigen doot en-[39] de die maledictie van Godt den Vader, als Dauidt getuijcht,[40] seggende: ‘vermaledijt sijn sij alle die van Vwen gebooden[41] dwalen ende wijcken’.

[42] Dat een mensch eens bekende wat dat het weer, daer hij[43] tegen Godt is, oft dat hij doet dat Godt mishaecht ende Sijnen[44] willen niet en is, hij soude lieuer willen versincken inder erden,[45] dan daer in willen blijuen, oft cunnen geblijuen een oogen-[46] blick, jae, lieuer dusent dooden willen sternen, dan daer in[47] willen blijuen een ogenblick. Een sundich mensch is een[48] allendich mensch, waer sund is, daer is Godt verdreuen ende[49] den Duuel is daer mit alle sijn macht. Siet, dit sal v doen[50] bedroeuen ende doen schreij en ende v doen voor haer bidden,[51] vasten, wacken, ende sult niet rusten, ende sult oock alles[52] doen om haer mit Godt te versoenen ende in Godt te bren-[53] gen, ende soe lange ghij haer in Godt niet en hebt, soe en sult[54] ghij niet rusten noch aflaeten van bedroeftheijt ende peniten-[55] cie voor hem te doen, ende die sunde sullen v alsoe leet sijn[56] ende verdrieten alsoe seer, dat ghij gern gechruijst sout willen[57] sijn ende lijftelijck willen sternen, op dat ghij daer mit die[58] sunde verdelligen ende te niet mit mocht doen.

[59] Die Godt liefheeft ende sijnen naesten, ende weet wat[60] sund is, die is altijt in bedroeffenisse, want hij bekent wat[61] onneer dat Godt daer mit gedaen wort ende in wat alleijndiger[62] staet dat dese menschen sijn, ende daer om soude hij lieuer[63] eenen schandelijcken doot steruen, dat hij daer mit die sund[64] in eenen mensche mocht te niet doen. Siet, wat sal hij dan[65] doen, dat hij alle menschen sunden te niet mocht doen; ende[66] dit moet een liefhebbende mensch doen. Een leeraer seet:[67] ‘wie Godt liefheeft ende sijnen naesten, die is bereijt om[68] sijnen naesten alles te lijden ende hij begeert Christum in alles[69] te volgen’. Christus Jesus, den Soon Godts, heeft Sijn leuen[70] voor ons gegeuen doen wij Sijn vianden waren. Hij en heeft[71] anders niet gesocht noch begeert dan onse salicheijt; hier[72] om heeft Hij penitencie gedaen, hier om is Hij inder woes-[73] tijnen gegaen, hier om heeft Hij honger, dorst ende alle[74] allendicheijt aen Hem genoemen, jae, den bitteren doot, ende[75] hier om heeft Hij geschreijt aenden Heiligen Chruijs.

[76] Cristus, Onse Heer, gebiet ons dat wij onsen naesten lief[77] sullen hebben als ons seluen. Hebben wij nu die liefde ons

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 56: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

42

[78] naesten, gelijck wij nu voor onse sunden penitencie doen, soe[79] moeten wij oock sulcx doen voor andere menschen sunden,[80] als voor ons eijgen sunden; ende dat is seker, waer waer-[81] achtige liefde is, daer is dat, want die waerachtige liefde is een[82] vereninge ende een mit haer. Daer den mensch staet in[83] Godts liefde ende in die liefde sijns naestens, daer alle men-[84] schen in moeten staen die salich willen sijn; staet den mensch[85] nu in die liefde Godts, ende sijnen naesten bemint in Godt,[86] soe is hij gekeert in Godt ende hij en siet daer sijnen naesten[87] niet aen van buijten, dan van binnen, want waer den mensch[88] in Godt gekeert is, daer is hij van binnen in Godt gekeert,[89] mit al dat hij is, ende daer hij mit minnen in Godt bekeert is,[90] daer siet hij, daer geuoelt hij sijnen binnenste mensch sijns[91] naesten te sijn.

[92] Hij laet sijnen wtwendighen mensch, hij en merckt niet[93] op den buijtensten dan soe veel als hij geoordieneert is tot[94] den binnensten mensch, ende soe keert hij dan sijnen binnen-[95] sten mensch tot dat binnenste sijns naestens, ende hij verlaet[96] den wtwendigen mensch in sijnen naesten soe seer als hij can[97] ende mach, ende becummert hem alleen mit den inwendigen[98] mensch, hoe hij hem in Godt brengen mach ende mit Godt[99] verenigen, ende hier mit ende hier in is hij becummert ende[100] alsoe bemint hij sijnen naesten in Godt ende hij blijft in Godt[101] ende is alsoe in Godt. Dat is seker, waer men sijnen naesten[102] van binnen begrijpt, daer begrijpmen hem in Godt ende men[103] werckt in sijnen naesten godtlijck ende men is alsoe godtlijck.[104] Dan is men gekeert op den buijtensten, dat is, dat men den[105] menschen van buijten aensiet, soe wort men wtgekeert ende[106] men bemint inden menschen dit ende dat ende dat geen dat[107] ijdel oft quaet is, ende alsoe is men sonder liefde ende dat is[108] sonder Godt.

[109]Men moet in Godt sijn ende mit Godt, ende die in Godt,[110] mit Godt wil sijn, die moet hem houden buijten alles dat[111] wtwendich inden menschen is ende in hem niets niet aensien[112] noch opnemen in hem, dan alleen als hij is van binnen. Den[113] mensch is een edel creatuer, sijn siel is geschaepen nae Godts[114] beelt ende gelijckenisse ende is geheijlicht tot een troon[115] Godts, tot een woeninghe des heijligen geests ende tot[116] een tempel der Heijliger Drieuuoldicheijt. Sietmen nu[117] dat die ende dien, dat in haer den tempel der Heij-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 57: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

43

[118] liger Drieuoldicheijt gescheijnt wort ende dat die woe-[119] ninge Godts verwoest wort, verwoest is ende dat het bloet[120] Christi, daer sij in gheheijlicht sijn, vertreden ende dat den[121] troon Godts den vijanden ouergeleuert wort, soe moet den[122] mensch een groete iammer bedrijuen ouer sijnen naesten,[123] dien hij siet dat hij sulcken schoenen goet verloeren heeft,[124] ende hij is hier mede in grooter pijnen ende alleijndicheijt om[125] sijnen naesten, om dat Godt hier in oock sulken oneer ge-[126] schiet. Ende dat hij sijet dat hij anders niets niet en doet dan[127] dat hij Godt, Sijnen Heere, in alles dat Hij hem gegheuen[128] heeft versmaet, veracht ende alle spijt aendoet, ende hierom[129] soe keert hij hem tot Godt, ende hij bidt Godt voor hem,[130] ende hij bidt ock Godt, Sijnen Heer, dat Hij hem wijsheijt,[131] sterckheijt geuen wil op dat hij sijnen naesten winnen mach[132] ende verlossen van den doot der sielen, daer hij door die[133] sund in gevallen is, ende hij is soe sterck inder minnen Godts[134] ende tot sijnen naesten, dat hij hem seluer waecht alles te[135] lijden om sijnen naesten te helpen, jae, hij is soe in Godt mit[136] minnen, dat hij anders niet en denckt, anders niet en wil dan[137] Godt ende Sijn eer, ende Sijn eer in alles te sueken, ende waer[138] hij Godt niet en vijnt, noch Sijn eer, daer en can hij hem niet[139] onthouden, hij moet wtbreken in minnen tot sijnen naesten[140] hier in ende daer in, ende hij en rust niet, het is dan al weder-[141] om opgericht in Godt ende in gherechticheijt. Dat is seker,[142] waer Godt bemint wort, daer en can men niet verdraegen dat[143] Sijn beelt mismackt is, oft dat onteert wort, oft vertreden[144] wort, oft dat den duuel ouergeleuert wort.

[145] Dit hebben veel heijligen menschen soe ter hertten getogen[146] dat sij daerom begeerden te steruen, dat sij dit ende dat sagen[147] was haer een helsche pijn. Somige waeren hierom altijt in[148] penitencie. Sommige die waechden haer leuen daerom ende[149] ontsaegen haer niet die sunden te straffen, al wisten sij, dat sij[150] daerom eenen iammerlijcken doot steruen souden. Dat[151] steruen en was haer niet, sij volchden Christum, den Soon[152] Godts, die begeerden te steruen om die sunden der menschen,[153] ende Hij is gestoruen om onse sunden, sij begeeren oock wel[154] te steruen om aen haeren naesten dat werck der liefden te[155] bewijsen, ende besunder als sij saegen dat het duerbaer bloet[156] Christi van haer vertreden wort. Wat groete perijculen heeft[157] Sint Pauwels aengegaen om sijnen naesten te winnen ende in

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 58: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

44

[158] Godt te brengen. Hij hadt sulken liefde tot den Jueden dat[159] hij haer salich mocht maeken, dat hij verbannen daerom be-[160] geerden te sijn van Godt, die nochtans sijn vijanden waeren.[161] Sulken liefde hadt die groete propheet Moeijses oock voor[162] sijn volck, jae, alle die propheeten, om haren naesten salich[163] te maecken, hebben sij alle perijculen des lichams niets niet[164] ontsien. Sij waeren altijt voor die Wet des Heeren ende hier[165] om namen sij aen haer allen aerbeijt ende alle allendicheijt[166] te lijden, ende waeren alle tijt in straffen, in leeren, mit woor-[167] den ende mit haeren heijligen leuen, ende ontsagen haer niet[168] die coningen te straffen ende die anders niet en sochten dan[169] haer te dooden. Haer leuen, haer eer en achten sij niets niet,[170] daer sij den wille Godts mosten ende wouden vercundigen.[171] Godts eer ende Godts wil te volbrengen was haer veel lieuer[172] dan dusent leuens. Sij waeren soe inder minnen Godts ende[173] in Sijn Wet, dat sij daerom niet ontsaegen duuel noch doot.[174] Sij en costen het minst niet verdragen dat tegen Godt oft dat[175] niet wt Godt oft mit Godt en was, sagen sij dit oft dat, dat[176] tegen Godt was, sij waeren daerom bereijt alles te lijden ende[177] alle lijden ende opval aentegaen om dat te beteren ende te[178] niet te doen. Sij waeren soe vol vander minnen Godts, dat[179] sij niet en costen verdragen dat tegen Godt oft tegen Sijn[180] gebodt was, hier tegen riepen sij, hijer tegen werckten sij,[181] mit woorden, mit leeren, mit preeken, mit vermaninge. Sij[182] en costen niet gelijden dat een mensch tegen Godt soude[183] sijn oft tegen Sijn gebodt soude wercken mit woorden oft[184] mit wercken oft mit gelaet oft mit andere lichtuerdige hande-[185] linge, het was hier mit oft daermit. Sij beweesen hier mit dat[186] sij rechte liefhebbers waren van Godt ende van Sijnen ge-[187] booden. Dan hoe soude een liefhebber cunnen verdragen[188] dat Godt niet en waer, oft dat sijn Godt ende sijn Heer[189] versmaet wort.

[190]Waer Godt is ende waer Godt bekent is, die en cunnen[191] noch en willen niets niet verdraegen, jae, niet die cleijnste[192] sund. Ende hadden die heijlige menschen die sund niet weder-[193] staen, hoe cleijn die oock geweest waer, sij en waeren in[194] Godt niet gebleuen, dan sij hadden daermit haeren Godt[195] verloeren. Godt moet bouen al geset sijn ende dit deden alle[196] die Godt bekenden; ende dat is daerom een seeker teeken dat[197] die wt Godt niet en sijn, sij sien haeren naesten in sunden, in

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 59: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

45

[198] gebreken, ende sij en aerbeijden niet haeren naesten in Godt[199] te brengen, jae, het is een teeken dat wij geen rechte christen[200] menschen en sijn. Een christen mensch moet Christum in[201] alles volgen ende in al begeren gelijck te sijn. Sien wij aen[202] onsen naesten dit oft dat, dat hij tegen Godt misdoet, wij en[203] straffen hem niet, oft wij veijnsen ons als oft wij dat niet en[204] sagen, oft wij begeren alleen ons rust te houden hier in ende[205] daer in, ende wij laeten dit ende dat al voorbij gaen, het is[206] een teken dat wij wijt van Christo sijn. Waer die liefde van[207] Godt noch van sijnen naesten niet en is, daer en is geen recht[208] christen mensch. Hadde wij die liefde Godts ende van onsen[209] naesten, sagen wij hem in sunden oft hoorden wij, dat hij dit[210] oft dat tegen Godt misdaen hadden, wij souden daerom ons[211] bedroeuen tot der doot ende souden schreijen ende in groete[212] bedroeffenisse sijn. Dan nu hooren oft sien wij dit oft dat in[213] onsen naesten, dat hij tegen Godt oft tegen sijnen naesten[214] misdoet, het en gaet ons niet aen, oft wij en achten dat niet,[215] oft wij lachen, oft wij vertellen dat als een nieu maer, ende[216] dat is een teken dat wij gheheel godtloos sijn. Wij lachen, daer[217] wij behoeren te schreijen. Hadden wij die liefde Godts, soe[218] hadden wij oock die liefde ons naestens; mis doet hij, dan soe[219] mosten wij ons bedroeuen ende wij en souden oock niets niet[220] rusten, wij hadden hem dan wederom gewonnen, ende wij[221] soude voor hem bidden. Ende waer wij stede ende plaets[222] hadde, wij soude hem vermaenen van dien quaet, want, waer[223] Christus is, dat is, daer Christus geest is, daer en can geen[224] quaet geleden worden, ende mit al ende in al dat hij is ende[225] vermach en laet hij niet af, hij en heeft dat quaet door Godt[226] ende mit Godt verwonnen ende te niet gedaen in sijnen[227] naesten. Sijn wij nu christen, ende hebben wij den geest[228] Christi, soe en moeten wij niet rusten, noch wij en cunnen[229] niet gerusten, wij moeten onsen naesten vermaenen ende[230] moeten hem wt die sund tot Godt ende in Godt brengen.[231] Ende dat sullen wij al doen wt minnen die wij tot Godt ende[232] tot onsen naesten hebben, ende dunckt ons, dat wij niet[233] wtrichten en sullen ende niet profijtelijck en sal sijn v ver-[234] maninge, soe sullen wij hem vertoenen die droefheijt ons[235] wesens, op dat den mensch hem in die sund schaemen mach.

[236]Wij en sullen niemants grootheijt oft hoocheijt ontsien.[237]Wij en sullen niemant groot, noch hooch, noch werdich

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 60: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

46

[238] achten dan die godtlijck sijn ende in die gebooden Godts[239] wandelen ende die Godt sueken in al ouer al. Een groete[240] blijntheijt, een groete geckheijt ist, dat wij ontsien, die Godt[241] niet ontsien ende teghen Godt ende Sijn gebodt sijn. Wij en[242] moeten niet ontsien noch groot achten die den duijuel dienen[243] ende die Godt ende Sijn gebooden versmaeden. Wij en sullen[244] ons niet ontsien, die geen die tegen Godt misdoen.

[245]Wij sullen haer straffen, vermaenen, berispen, waer wij[246] cunnen ende vermuegen, dan wij moeten in ons seluer toe-[247] sien, oft dat dit ock wt Godt compt, oft oock wt liefden ge-[248] werckt wort. Want, wat wt Godt niet en is, dat en is niets niet,[249] ende daerom soe en brenckt dat geen vrucht voort. Wt Godt[250] moeten wij wercken, vermaenen, straffen, ende niet wt drift on-[251] ser naeturen; want wat wt der naeturen gewerckt wort, dat[252] is schadelijck in onsen naesten ende sonder vrucht. Dat wij[253] vrucht voort moegen brengen in onsen naesten ende hem[254] wederom in Godt brengen moegen, soe moet dat wt Godt[255] geschien ende wt Godt comen. Ende hierom sullen wij ons[256] daer op waernemen ende wercken wat Godt wil, oft wijt oock[257] wt Godt oft mit Godt doen sullen, sonder schaede ons selfs.[258]Menich mensch wil eenen anderen wijsen dit oft dat, ende hij[259] verliest hem seluen daer mit, hij wort daer mit verstroeijt oft[260] vermennichuuldicht. Dan bevijnden wij ons, dat het wt Godt[261] is ende niet wt ons seluen, oft mit ons seluen, soe sullen wij[262] ons te vooren geuen ende sullen Godt laeten wercken,[263] spreken ende vermaenen, soe Hij wil ende dat Hij wil.[264] Dan Hij weet, hoe Hij Sijn werck volbrengen sal. Ende ist,[265] dat wij alsoe mit Godt, door Godt wercken, spreken ende[266] vermaenen, soe doen wij veel vruchten in alle menschen ende[267] bij alle die dat van doen hebben, ende daerom sullen wij dat[268] werck Godts tot onse naesten gern aennemen, om dat te[269] volbrengen wt liefde die wij tot Godt ende onse naesten[270] hebben, ende wij en sullen niet aensien oft wij daerom lijden[271] oft veruolgenisse sullen hebben, oft dat dit oft dat ouer ons[272] comen sal, dan wij sullen alleen aensien den wille Godts ende[273] dien sullen wij sueken, aen onse naesten ende daer hij in[274] misdoet tegen Godt. Al lijden wij dit oft dat hierom, dat en[275] sullen wij niets niet achten, want die rechte duecht die moet[276] lijden. Een leeraer seet: ‘waer Godts eer ende die salicheijt[277] van sijnen naesten gesocht wort, daer is lijden ende daer

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 61: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

47

[278] wort lijden’. Wij sien hoe Christus Onse Heer daerom most[279] lijden. Wij beuijnden dat ock aenden Apostelen ende aenden[280] Profeeten ende aen alle heijlige menschen, hoe sij geloont[281] sijn van haer wercken, daer mit sij sochten die salicheijt van[282] alle menschen. Al mosten sij dit ende dat daerom lijden, dat[283] naemen sij al van Godt, wt Godt, ende sij droegen dat al in[284] Godt ende sij waeren daer in ledich, los ende bloot, ende sij[285] waeren hier mit in alder vruechden ende in grooter vreden,[286] dan bedroeft om haeren schaede, ende daer sij tegen Godt in[287] misdeden ende anders en geuoelden sij niets niet in haer[288] ende anders en mocht oock in haer niet sijn, ende anders[289] ock niet geuoelen, noch hebben, noch wtwercken; ende al[290] en wast altijt niet wtwendich, soe wast nochtans altijt in-[291] wendich, ende daer sij noch van buijten niet en werckten,[292] soe en deden sij niets niet dan dat sij voor haer baden nae[293] den exempel Christi. Ende al soe dede Sint Steuen, ende hij[294] en hielden niet op mit bidden, mit suchten tot Godt, dach[295] ende nacht, tot dat sij haer gebracht hadden tot een recht[296] bekennen haers selfs ende holpen haer alsoe aen Godt alle[297] genaede verweruen, op dat sij salich mochten werden.

[298] Siet, sus hebben oock alle Heijligen geweest in die liefde[299] van haeren naesten, alsoe moet die oock in ons sijn, sullen[300] wij in Godts liefde sijn ende daer in blijuen.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 62: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

48

Hoe wij Christum volgen sullen in bidden.Dat xi capitel.

[1] Wij leesen bij den Euangelijsten, dat Christus Onse Heer[2] gansche nachten geweest is in Sijn gebedt. Hij en heeft[3] niets niet aengevangen te doen, Hij heeft dat mit den gebedt[4] aengevangen. Doen Hij Sijn Apostelen kiesen woude, soe is[5] Hij wtgegaen, als den Euangelist Lucas seet, op eenen berch[6] te bidden ende Hij bleef ouer nacht inden ghebede Gods.[7] Doe Hij den bitteren doot voor ons lijden woude, doe is[8] Hij ierst gegaen in Sijn gebedt bij den berch van Oliueten int[9] hoofken. Wij lesen oock bij den Euangelist Marcum, dat[10] Onsen Heer des morgens vroech opstont ende ginck heenen[11] wt in een woeste plaets ende daer badt Hij. Een leeraer seet:[12] ‘wie dat leuen Christi weet ende bekent, die weet dat Sijn[13] leuen in staedich bidden geweest is. Cristus onse Heer ghe-[14] biet dat wij bidden sullen sonder ophouden’. Wij lesen bijden[15] Euangelist Lucam, dat Hij des daechs leerden inden tempel[16] ende des nachs ginck hij wt ende bleef ouer nacht aenden[17] berch van Oliueten, als die Heijlige leeraers seggen, in Sijn[18] gebedt.

[19] Hier in hebben die Apostelen ende die ierste christen den[20] Heer naegeuolcht, als wij dat hebben inden Wercken der[21] Apostelen. Wij hebben daer oock, doen Christus ten Hemel[22] geuaeren was, dat sij wederom gecomen sijn te Jerusalem[23] ende sijn volherdich gebleuen inden gebedt mit Maria, die[24]Moeder Jesu, ende mit Sijnen broeders. Wij lesen oock, dat[25] Petrus ende Johannes op sijn geclommen inden tempel[26] mitten anderen, om die negende vre des gebedts.

[27] Siet, heeft Cristus onse Heer ende die Heijlige Apostelen[28] ende die Moeder des Heeren sus geweest inden gebedt, hoe[29] veel te meer moeten wij dan blijuen volherdich inden gebedt,[30] wij die in sunden ontfangen sijn ende alle tijt die een sund[31] ouer die ander doen ende alle ogenblick die godtlijke hulp[32] behoeuen. Ende dat wij dat niet en behoefden, noch ons niet[33] van noeden en waer, ende dat wij niet en hadden dat exempel[34] Ons Heeren, noch der Apostelen, noch oock Sijn gebodt, soe[35] soude wij nochtans gern sijn int gebedt om die werdicheijt[36] des gebedts. Want dat gebedt en is anders niet dan vrient-[37] delijck gespreeck mit Godt; ende het is groete eer ende wer-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 63: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

49

[38] dicheijt dat een mensch die stof ende assen is, dat hij spreeckt[39] mit Godt, Sijnen Heer, ende dat hij alle tijt eenen vrijen toe-[40] ganck hebben mach tot Hem ende dat hij alle sijns hertten[41] becummernisse mit vrijen gemoet hem te kennen geuen ende[42] ontbloeten mach, ende dat hij dat oock altijt gedoen can;[43] ende daerom soe en moegen wij niet beters, noch nutte-[44] lijcker, noch werdiger hebben dan dat gebedt.

[45] Hier mit hebben die christen voortijts veel wtgericht, hier[46] duer is die Heijlige Kerck vermeerdert ende beuest geworden,[47] als wij sulcx oock hebben in die Wercken der Apostelen[48] ende inden Brieuen Sinte Pauli. Wij lesen dat inden Nieuwen[49] Testament ende inder Kercken Historien, als die christen in[50] noeden waeren ende bestreden worden hier in oft daer in,[51] soe hebben sij altijt tot Godt geloepen ende hebben Hem[52] gebeden, dat Hij haer aensien woude oft helpen oft bescher-[53] men oft leeren oft troosten woude in haeren noeden, oft dat[54] sij tot kentenisse der waerheijt comen mochten; ende dat sij[55] voert mochten gaen ende volcomen werden ende Sijnen wil[56] in alles volbrengen mochten; veel leestmen van dat gebedt.[57]Men leest inden Wercken der Apostelen, doen Petrus ge-[58] uangen was van Herode, dat het gebedt geschiede voor hem[59] tot Godt sonder onderlaet. Sus lesen wij oock van Sinte[60] Pauwels, dat hij dick sijn knien boechden in sijn gebedt voor[61] alle menschen. Dat hij staedich voor die christen gebeden[62] heeft, dat hebben wij in sijn Brieuen, daar hij spreeckt:[63] ‘wij dancken Godt altijt voor v allen ende gedencken uwer[64] in onsen gebede sonder onderlaet etc’. Hij sprack ock op een[65] ander plaets: ‘wij dancken Godt den Vader ons Heeren[66] Jesu Christi ende bidden alle tijt voor v etc’.

[67] Hier in moeten wij Christum ende die Apostelen naevolgen[68] willen wij christen sijn. Men leest dat Sint Bartholomeus[69] hondertmael inden dach in sijn gebedt sijn knien boochden[70] ende ock hondertmael des nachs. Men leest ock dat Sint[71] Jacop Alpheus soe dick sijn knien boochden in sijn gebedt,[72] dat sij waren soe hert als cameels huytten. Wonderlijck veel[73] leestmen in dat leuen der apostelen van haer gebedt; alsoe[74] veel int leuen der outvaders, hoe dat sij gansche nachten ende[75] gansche dagen sonder ophouden waren in haeren gebeden;[76] ende wat vijnden wij ock dat die apostelen dicker vermaent[77] hebben den christen dan tot dat gebedt. Sint Pauwels ver-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 64: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

50

[78] maent die van Ephesien stadich tot bidden; hij seet: ‘biddet[79] stadich inden geest ende wacht tot Hem in alle gedueri-[80] cheijt’. Hij sprack op een ander plaets: ‘biddet sonder[81] onderlaet ende sijt danckbaer in allen dingen’. Sint Peter[82] seet: ‘sijt wijs ende waeckt int gebedt’. Nu seet Christus,[83] Onse Heer: ‘bidt, soe wort v gegheuen; sueckt, soe vijnt[84] ghij; clopt, soe wort v open gedaen’.

[85] Dit middel hebben allen Heijligen ghebruijckt inden[86] Ouden ende Nieuwen Testament; ende hebben altijt tot[87] Godt geloopen mit haer gebedt, in al, ouer al, ende dat sij[88] wisten dat Hem het alder aengenaemste was, dat hebben sij[89] gheoeffent ende hebben Godt aengebeden inden geest sonder[90] onderlaet; ende dat haer voorquam daer hebben sij haer in[91] die Godtheijt oft in die Heijlige Drieuuldicheijt oft in die[92] Passie Ons Heeren oft in die Heijlige Vijf Wonden, oft in[93] Sijn heijlich leuen ende gotlijeke leringe opghericht sonder[94] belden, sonder wijsen, alleen mit een betrouwen inden geest[95] bouen haer seluen. Sommighe, als sij haer in Godt, oft tot[96] dat Godtlijcke Wesen keerden mit dat geen daer sij voor[97] bidden wouden, dat sij dan falieerden ende gebraecken in[98] haren geest; ende sij sweefden in gebruijckelijcke eenicheijt[99] mit Godt bouen alle beelden; ende dese worden alle tijt[100] sonder onderlaet verhoort ende gehoort, daer sij voor[101] bidden. Dan eer sij hier in quamen, soe hadden sij haer in[102] alles door ende ouergegaen ende het had haer gecost dat sij[103] hadden, van buijten ende van binnen, ende dat sij liggende[104] ende ruerent hadden; ende soe doorbraeken sij alles dat inden[105] hemel ende dat op der erden was mit eenen blooten toekeer;[106] ende alsoe waeren sij alle tijt bouen haer seluen ende baden[107] alsoe den Vaeder aen inden geest ende waerheijt. Sij vonden[108] Godt alletijt in dat ouerste deel haers geests ende daer ge-[109] bruijckten sij Godt haeren Heer geheel ende volcomelijck,[110] bouen tijt ende steede; ende sij aenbaden Hem ende sij vol-[111] brachten den dienst der Heijliger Missen ende sij hoorden[112] dien ende sij lasen haer getijden ende gingen haren alfaet,[113] in die eenicheijt, in ghebruijckelijcker minnen des godtelijcke[114] wesens in een wesen weselijck dan bouen haer seluen.

[115] Een leeraer seet: ‘om dat sij van binnen alsoe opclommen[116] inden geest wt minnen in dat alder hoochste des geestes in[117] haer gebedt, soe waeren sij soe vruchtbaer onder alle men-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 65: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

51

[118] schen ende in alle menschen, want sij baeden in den geest[119] ende in die waerheijt’. In den geest ist al vruchtbaer; in den[120] geest moetmen bidden ende dat gebedt wil Godt. Ist dat wij[121] nu inden geest niet en cunnen gebidden, soe sullen wij mit[122] den woorden Godt, Onsen Heer, aenbidden mit alder wer-[123] dicheijt, mit alder aendacht, mit alder vreesen, ende sullen[124] mit ons hert ende gemoet geheel in Godt keren ende sullen[125] Godt den hemelschen Vader bidden, dat Hij ons geuen wil[126] door Christum Jesum Sijnen Soon, daer wij om bidden[127] ende daer wij voor bidden ende daer sullen wij ock in ver-[128] hoort werden; ende dat ist ock dat Christus Onsen Heer ons[129] ock belooft. Hij seet: ‘ick seg v: voorwaer, voorwaer, ist[130] dat ghij den Vader iet biddet om Mijnen naem, dat sal v[131] gegeuen worden’.

[132] Een heijlich mensch seet: ‘dat is seeker, ist dat saeke, dat[133] een mensch Godt bade, als hij schuldich is te bidden, dat is[134] om eenen goeden geest, dat is inden naem Christi oft om[135] eenen volstandighen wille Godt te dienen, oft mit Godt te[136] blijuen oft af te staen die sunden tot inder doot toe; dese mogen[137] alle gracie ende hemelsche genaede ontfangen,[138] ouermidts die chracht Godts van bouen’. Sint Iacop seet:[139] ‘is dat iemant onder v. wijsheijt gebreeckt, die biddet van[140] Godt, die een iegelijck rijckelijck geeft ende niemant en ver-[141] wijt, soe sal die hem gegeuen worden; dan hij moet alsoe[142] bidden, dat hij inden geloeue niet en twijffelt etc.’ Wij lesen[143] ock dat Sint Iacob seet: ‘dat stadich gebet des rechtwer-[144] digen vermach veel’. Helias was een mensch sterffelijck als[145] wij ende hij badt een gebedt dat het niet regenen en soude[146] ende het en regende niet op erden drie iaer ende ses maenden;[147] ende hij badt wederom ende den regen ende die erde bracht[148] haer vrucht voordt.

[149] Nu bidden wij al, wij spreken dat Pater Noster alle dage[150] dat Christus Onse Heere ons gedicht ende geleert heeft; ende[151] wij lesen die Psalmen ende die heijlige gebeden, die Godts[152] vrienden door den Heijligen Geest geschreuen ende ons[153] achter gelaeten hebben; ende wij sijn staedich in Godts[154] dienst ende wij sijn in Onser Lieuer Vrouwen Broederschap,[155] oft in die Broederschap van den Soeten Naem Jesus, oft in[156] die Broederschap van der Coorden ende gaen ende ont-[157] fangen den aflaet; ende wij blijuen al die wij sijn, wij en gaen

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 66: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

52

[158] niet voott in heijlicheijt ende wij en werden niet verhoort,[159] al bidden wij hierom ende daerom. Dat is waer, wij werden[160] wel gehoort dan niet verhoort; ende dat is daer om: ons[161] hert, ons meijnunge ende werckinge, onse liefde is beseten[162] hiermit ende daermit. Een iegelijck gae in sijnen eijgen gront,[163] hij sal lichtelijck sien ende mercken dat hij wat heeft dat hem[164] vermiddelt van Godt ende dat hij Godt niet genaeken en[165] can, al ist ock dat die ende dien voor ons bidt ende wij en[166] begeeren dat ende dit niet te verlaeten, noch hier wt noch[167] daer wt niet te scheijden, oft wij sijn hier mit oft daer mit[168] beseten, oft wij sijn in sunden oft wij en leuen niet inden[169] geboden Godts, noch wij en doen der Heijliger Kercken[170] niet genoch in allen haeren geboden ende in haeren wijsen,[171] noch wij en willen Godts wil, noch der Heijliger Kercken[172] niet genoch doen. Daerom wort ons gebedt niet besprongen[173] mit dat bloet Christi, noch mit dat gebedt Ons Heeren niet[174] gemenget ende al ist, dat wij geheele nachten sijn in ons[175] bidden ende dat wij den geheelen Souter wtlesen ende alle[176] tijt Godt bidden ende andere heijlige menschen ock voor[177] ons bidden om Godts barmherticheijt, wij en werden niet[178] verhoort, noch wij en mogen niet verhoort noch gehoort[179] werden. Siet, wij moeten wt al van al keeren ende gekeert[180] sijn van al dat Godt niet en is, sullen wij verhoort werden.[181] Voorwaer, voorwaer, keeren wij ons niet van al, wt al, mit[182] al, in al dat Godt niet en is, oft dat in Godt oft mit Godt niet[183] en is, soe blijuen wij in sunden ende wij blijuen sundaers;[184] ende wij weeten dat Godt die sondaers niet en verhoort.[185] Het is te vergeefs ende alles niets niet soe lange wij wt die[186] sunden niet en scheijden, noch wt die oorsaeken der sunden,[187] wij en werden niet verhoort, noch in dit, noch in dat. Wij[188] bidden voor anderen oft voor ons seluer, ende dat wij al dit[189] ende dat hooren oft lesen oft van die ende van dien vermaent[190] worden hier in ende daer in, het en beruert ons niets niet.[191] Sullen wij wel bidden ende dat wij verhoort worden, soe en[192] moeten wij niet alleen scheijden wt die sunden ende oor-[193] saeken der sunden, dan oock wt alle mennichuoudicheijt ende[194] van dien ende van die, ende wt al dat Godt niet en is. Wij[195] lesen, als die Heer Sijn gebedt doen woude, dat Hij Hem[196] scheijde van Sijn apostelen. Dit heeft die Heer ons gedaen[197] tot een voorbeeld. Alle die Christum gevolcht hebben, die

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 67: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

53

[198] hebben haer gescheijden, niet allen wt die sunden, dan ock[199] wt die oorsaeken der sunden ende wt al dat Godt niet en[200] was ende daer sij Godt ende Sijn gebodt niet volbrengen en[201] mochten; ende wt al dat haer vermennichuuldighen mocht;[202] ende dit deden sij al om dat sij haer in alder puerheijt in Godt[203] mit haer ghebeeden oprichten mochten. Wij hebben int[204] Euangelio, dat Sint Jan Baptista sijn heijlige ouders verlaten[205] heeft in sijn ionckheijt ende hij vloeij inder woestijnen. Dit[206] heeft hij gedaen sonder twijfel dat hij hem in alder puerheijt[207] bewaeren mocht ende alle tijt mit sijn gebeden in Godt op-[208] gericht mocht blijuen. Sint Jan ende alle heijligen menschen[209] weeten wel dat die grcaie Godts die sij van Godt ontfangen,[210] dat die nummermeer soe groot noch soe hooch en is, men[211] mach die wel verliesen in die oorsaeken; ende daer men die[212] niet waer en neempt mit gestadich blijuen bij Godt. Dat is[213] seker, een mensch van hem seluen en heeft niet dan gebre-[214] ckelijckheyt ende mach vallen in alle manieren in sunden oft[215] ten minsten in verstroeijtheijt oft in menichuuldicheijt.

[216] Ist dan, dat wij beseeten sijn mit sunden, oft mit dit oft dat,[217] soe en mogen wij ons in ons gebedt niet oprichten. Ende al[218] comen wij tot Godt ende sijn wij beseten hier mit, daer mit,[219] ende wij bidden; ende mit al ons bidden en rechten wij bij[220] Godt niets niet wt, want ons gebedt en wort niet opgedragen[221] voor dat graciose aengesicht Godts, dan dat is gemiddelt[222] ende vermiddelt ouermidts die donckerheijt der sunden ende[223] der menichuuldicheijt, daer wij ons niet wt en geuen, noch[224] laeten en willen. Die engelen en willen noch en kunnen ons[225] gebedt niet gehooren, jae, sij vlien daer van, want het stinckt[226] al voor den oogen Godts daer wij bidden mit den mont ende[227] niet mit der hertten inden geest ende inder waerheijt. Waer[228] men niet geheel en is in Godt gekeert ende daer men hem[229] seluen niet en keert in Godt ende dat men Godt ende dat[230] godtlijck is sueckt ende meijnt, daer bidtmen al te vergeefs[231] mit den mont; ende het en is al niets niet datmen doet, daer-[232] men dit ende dat niet en laet, ende datmen Godt niet al ge-[233] heel aen en neemt. Ende dat en is niet dat wij dick te bichten[234] loopen ende dat wij bidden ende roepen tot Godt mit groote[235] nersticheijt, dat Hij ons ontfermen wil. Want dit en ist noch[236] al niet, noch Godt, noch wt Godt niet, dan dit doet dick[237] den Duijuel, die behendich, subtijl ende schalck is, die mackt

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 68: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

54

[238] een deuoci van binnen, datmen meijnt datmen geheel in[239] Godt gekeert is. Den Duijuel geeft dick den menschen een[240] sueticheijt oft hij troost haer van binnen hier in ende daer in,[241] ende dat in haeren inkeer tot Godt. Ende haer dunckt dat[242] sij geheel in Godt gekeert sijn, ende al vallen sijr in sunden[243] oft doen dit ende dat, dat Godt niet en is, dat sij al euen wel[244] tot Godt gekeert sijn ende dat Godt haer in alles verhoeren[245] sal ende dat haer gebedt Godt aengenaem sij. Ende dese, al[246] gaen sij ter kercken ende al hooren sij Misse ende al cunnen[247] sij schoon gelaet toonen ende seer deuoot vertoonen van[248] buijten, het en is al niets niet, daer sij niet geheel in Godt[249] gekeert en sijn in allen Sijnen Wesen ende sij mogen mit[250] allen haeren gebeden niets niet wtrichten, jae, hoe sij meer[251] ende meer bidden, hoe sij booser worden ende Godt meer[252] vertoornen. Dat is seker, waer den mensch niet en begeert[253] hem te beteren ende die sunden ende die oorsaeken der[254] sunden niet en vliet ende hem seluen niet en laet noch ver-[255] laet in al, ouer al, oft hij en begeert hem niet te laeten, siet,[256] dese en mach Godt niet genaeken mit allen sijnen gebeden,[257] al ist dat hij oock xx oft dertich iaer oft xl jaer, iae, hondert[258] iaer ende altijt sijn gebedt spreeckt ende geheel nachten ende[259] dagen ouer brenckt mit bidden, soe en heeft hij doch niets[260] niet wtgericht mit bidden, noch en heeft niet een Pater[261] Noster, iae, niet een woort gesprocken dat Godt aengenaem[262] is. Die leeraers seggen: ‘waer den mensch niet en verlaet[263] noch en laet die sunden, hij en is niets niet, hij is wijt van[264] Godt, jae, hij meijnt dat hij een goet christen mensch is ende[265] dat hij sijn dinck wel doet ende dat hij ter kercken gaet; dat[266] hij vast ende ten Heijligen Sacrament dick gaet; ende dit[267] ende dat doet dat die Heijlige Kerck gebiet; ende hij hier[268] mit is wel tevreden, hij verlaet hem op sijn gebedt ende op[269] sijn oeffeninge ende goede wercken; ende hier mit gaet hij in[270] Godts dienst ende ten Heijligen Sacrament; ende hij en treckt[271] niet wt den ouden Adam, soe en ist al niets niet, het waer[272] hem beter dat hij hier toe niet en ginck ende neem hem seluen[273] waer ende sijn gebreken, dat hij die laet ende verlaet’.[274]Wist den mensch hoe hij hier mit voor Godt staet ende wat[275] hij doet, hij soude van ancxt ende vreese doot blijuen. Het is[276] een ancxtelijck, een sorchlijck ende een grouwelijck dinck,[277] ten Heijligen Sacrament te gaen, te bichten te gaen, sijn

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 69: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

55

[278] gebedt te spreeken, Misse te hooren, daer dit ende dat niet[279] gebetert en wort, noch daer men dit ende dat niet en laet[280] ende verlaet; ende oock hem seluer in al, ouer al.

[281]Wat ist al datmen dit ende dat doet ende datmen gansche[282] nachten die Psalmen leest ende hier ende daer gaet, soemen[283] dat doet in een groue ende in een blijnde wijs. Wat ist al,[284] als dat niet leuendich noch smaecklijck, noch vruchtbaerlijck[285] en wort. Menich mensch meijnt dat hij dat ende dit bidt ende[286] dat hij sijn getijden, sijn gebeeden, sijn penitencie geleesen[287] heeft, ende dan meijnt hij dat hij den dach ende sijn tijt wael[288] toe gebrocht heeft, ende soe gaet hij slaepen ende alsoe staet[289] hij op ende alsoe dient hij Godt, ende alsoe is hij een christen[290] mensch; ende hij is soe wijt van eenen christen mensch als[291] den duijuel van Godt is. Een leeraer seet: ‘die menschen en[292] moghen mit Christo geen ghemeijnschap hebben noch haer[293] gebedt en is niet aengenaem Godt, noch dat en mach tot[294] Godt niet comen, al singen sij, al bidden sij, al leesen sij al[295] datmen leesen mach, soe sij haeren sunden ende gebreeken[296] niet wt en roeijen ende die gebreken niet waer en neemen.’

[297]Wilt gij wel bidden, soe moet ghij uwen gront waernemen[298] ende inwaerts keeren tot Godt, ende niet wtwaerts tot dit oft[299] dat om v seluen oft tot v seluen, daer ghij v seluen in meijnt[300] oft sueckt, dan tot Godt; soe en wort ghij niet vermenich-[301] voldicht in v sinnen, noch ongestadich van hertten ende alsoe[302] mocht ghij bij Godt in v gebedt blijuen. Dat dit waer is,[303] getuijcht een leeraer ende hij seet: ‘sult ghij bij Godt blijuen[304] ende dat v v gebedt vruchtbaer sijn mach, soe moet ghij[305] inwaerts tot Godt gekeert sijn ende moet laeten alle heijme-[306] lijcke liefde, alle naewandelinghe der creaturen ende v niet[307] verbeelden noch becummeren mit vrienden, mit magen. Alle[308] aertsche dingen sult ghij te rugge setten ende alles versmae-[309] den, ende al dat ghij van Godt ontfanckt, dat sult ghij Godt[310] wederom opdraegen ende daer in los ende bloot sijn, in al,[311] ouer al ende dat bij alle menschen, in allen steeden ende[312] plaetsen’.

[313] Ghij moet v soe tot Godt keeren in v ghebedt, dat ghij[314] bij Godt ende in Godt eewelijck blijuen wilt; ende eer ghij[315] v hier toe oft daer toe keeren wout, dat Godt niet en is, oft[316] tot een dagelickx sund, dat ghij lieuer dusent dooden steruen[317] wout. Siet, sus moet ghij tot Godt ende in Godt gekeert sijn

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 70: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

56

[318] ende soe blijft ghij in Godt ende Godt in v ende dan muecht[319] ghij bidden voor alle in al ende dan kunt ghij alleen oock[320] meer wtrichten bij Godt dan hondert dusent menschen, jae,[321] in een cleijn ogenblick doet ghij meer dan alle anderen mit[322] haeren lange ende menichuuldighe gebeeden. Dat dit waer is,[323] dat hebben wij int leeuen der Heijligen. Want ghij wort ge-[324] togen bouen belden ende bouen v seluer ende bouen al dat[325] geschapen is in een bloot, eenuoldich, ontoeganckelijck[326] licht dat Godt seluer is. Ende dan werckt ghij wonderlijck[327] mit v ghebedt ende ontfanckt Godt weselijck mit al dat Hij is.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 71: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

57

Hoe wij Christum volgen sullen in afghescheijdenheijt.Dat xij capitel.

[1] Wij lesen dick dat Onse Heer Hem afghescheijden heeft[2] ende dat Hij verlaeten heeft die schaeren des volcx[3] ende dat Hij is gegaen in een woeste plaetse. Wij lesen oock[4] dat Hij van den Heijligen Geest gedreuen wart inder woes-[5] tijnen. Wij leesen dat Hij Hem afghescheijden heeft van Sijn[6] apostelen ende Hij is gegaen in Sijn gebedt. Wij lesen oock,[7] als die Heer wat wonderlijcks werckten, dat Hij Hem af-[8] scheijden van den menschen. Doen Hij Sijnen strijt aengaen[9] woude int Hoofken, soe is Hij afgetrucken gheworden van[10] Sijnen apostelen. Doe Hij een deel van Sijnder gelorien[11] woude openbaren, soe en heeft Hij niemant mit Hem ge-[12] nomen dan Sint Peeter, Sint Jan ende Sint Jacob. Jae,[13] Christus Ons Heer heeft een afghescheijden leuen ghehadt[14] tot die dertich iaeren Sijns ouderdoms. Hij heeft Hem af-[15] ghescheijden in alles. Men leest niet dat Hij iet gedaen oft[16] geleert heeft, dan alleen doen Hij xij iaer out was, dat Hij[17] doen mit Maria, Sijn Moeder, ende mit Joseph opgeclommen[18] is nae Jerusalem, ende dat Sijn ouders Hem geuonden hebben[19] onder den doctoren. Daer staet ock inden Euangelio, dat Hij[20] met haer affgeclommen is.

[21] Siet, dit heeft Christus ons gedaen tot een voorbeelt ende[22] tot een exempel, dat wij ock ons afscheijden solden in al, van[23] alles, daer wij cunnen ende muegen. Wij moeten in Christo,[24] dat is in Sijn leuen sijn, ende die int leuen Christi sijn wil,[25] die moet alles laeten, verlaeten, dat is, dat die naetuer moet[26] gelaeten, verloeren werden ende gestoruen sijn. Soe wij nu[27] alles gelaeten hebben, soe comen wij int leuen Christi ende[28] dat is een afgescheijden leuen, ende daer is Christus. Dat is[29] seker, wij en hebben Christum niet noch wij en kennen Hem[30] niet, wij sijn dan in een afgescheijden leuen. Want Christus[31] wort alleen bekent in Hem selven ende van Hem seluen; soe[32] veel wij nu sijn in afgescheijdenheijt, alsoe veel sijn wij in[33] Christo, dat is in Sijn leuen; ende soe veel wij sijn in Sijn[34] leuen, soe veel bekennen wij Hem ende alsoe veel hebben[35] wij Hem.

[36] Dat leeuen Christi was een afgescheijden leuen, niet daer[37] Hij Hem afscheijden van den volck ende daer Hij was in die

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 72: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

58

[38] enicheijt ende in die affgescheijdenheijt, dan Hij was in die[39] afgescheijdenheijt, daer Hij was onder den schaefen des volcx[40] ende in al dat Hij deede ende in al dat Hij leerden ende in al[41] dat wonder dat Hij werckten; jae, Christus Onse Heer was[42] in al Sijnen wercken ende daer Hij was onder den scharen[43] des volcx afghescheijden, Hij was altijt gekeert van binnen in[44] die enicheijt Sijns godtlijcken Wesens, Hij was ghescheij-[45] den van dit ende van dat, in al, ouer al ende in al dat[46] Hij dede, bij dien, in dien. Alsoe moet het ock sijn daer[47] Godt mensch is, ende waer Christus is ende Sijn waefachtighe[48] naevolgers sijn. Waer die afgescheijdenheijt niet en is, daer[49] en is Christus niet, noch Sijn leuen. Christus en is anders[50] niet in al dat Hij werckten dan een afgescheijdenheijt ende[51] een blootheijt, ende alsoe moet dat in ons ock sijn, willen wij[52] christen sijn. Ick seg voorwaer, wie anders meijnt, die is[53] bedrogen, ende hij bedriecht ock anderen mit hem; ende dat[54] is waer, want hij is buijten Christo ende hij heeft alsoe[55] Christom niet. Cristus was altijt in die afghescheijdenheijt.[56] Dat wij nu lesen, dat Christus dick hier ende daer was, bij[57] dien ende bij die, dat is waer, Hij most daer sijn, ende dat[58] Hij dit ende dat sprack van Hem seluer, dat was alsoe ende[59] Hij bleef hier mit in die afghescheijdenheijt ende in die bloot-[60] heijt. Waer die waerheijt is, waer sij wercken sal ende wercken[61] moet, daer en werckt die niet anders dan dat die waerheijt[62] openbaer wort ende bekent wort, ende daer die openbaer[63] wordt, daer is die afghescheijdenheijt; ende in afghescheij-[64] denheijt wort die geopenbaert, ende dat was Christus. Al was[65] Hij hier oft daer, oft bij dien ende bij die, soe was Hij noch-[66] tans bouen dien ende die ende wt dit ende dat. Dat Hij nu[67] gheopenbaert sou sijn, daer was Hij hier ende daer ende bij[68] dien ende bij die, ende Hij ghebruijckten hier toe al dat hier[69] in van noode was ende Hij bleef hier mit in alder afghe-[70] scheijdenheijt.

[71] Siet alsoe moet dat ock in ons sijn ende daer moeten wij[72] sijn; ende sijn wij daer, soe ist mit ons wel ende te recht.[73] Dan hoe wij daer in sijn, dat is godtlijck ende dat en is niet[74] wt te spreeken. Sullen wij hier in ende hier toe comen, soe[75] moeten wij ons afscheijden in al ende verwachten soe lang in[76] die affghescheijdenheijt, dat wijt sijn ende dat wijt hebben.[77] Dat wij nu hier ende daer gaen, bij dien ende bij die, ende dat

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 73: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

59

[78] wij dit ende dat vertoonen ende dat sijn sal, dat mach wel[79] bestaen in afghescheijdenheijt. Dan dat niet en sal sijn noch[80] sijn moet, ende dat wij alleen willen dit ende dat, bij dien[81] ende bij die, hier ende daer, en mach niet bestaen in afghe-[82] scheijdenheijt. Wij moeten een scharp op sien in ons hebben,[83] dat wij niet en hebben noch en maecken in ons een ‘moet[84] sijn’ ende ‘dat sijn sal’ ende ‘dat niet sijn en sal’.

[85] Drijft ons nu dit oft dat, ende ons eijgen naetuer, ende[86] daer wij mit ons ende in ons behanghen sijn, ende dat wij ons[87] wt keeren tot dien ende tot die, hier ende daer, soe moeten[88] wij blijuen in die afghescheijdenheijt, niet alleen van binnen,[89] dan ock van buijten, ende laeten ons duncken, dit en moet[90] niet sijn, noch dat en sal niet sijn. Blijuen wij in afghe-[91] scheijdenheijt van buijten, ende dat wij ons daer in waer-[92] nemen, wij sullen al wat anders in ons vijnden dat sijn moet[93] ende dat sijn sal, ende daer wij werckx ghenoch sullen vijnden[94] in die afghescheijdenheijt. Afghescheijdenheijt is sunderling[95] van buijten den onvolcomen menschen van nooden, als wij,[96] die noch mit ons seluer geheel behanghen sijn; ende die moe-[97] ten die dinghen vlien van buijten in dit ende dat, ende bij dien[98] ende die, sullen sij haer gheheelijk in die afghescheijdenheijt[99] van binnen behouden. Wij leesen van Sint Jan Baptista, dat[100] hij socht die afghescheijdenheijt van buijten, die die afghe-[101] scheijdenheijt had van binnen, want hij was veruult mit den[102] Heijlighen Gheest, ja, vol vanden Heijligen Geest. Hoe veel[103] te meer moeten wij suecken die affghescheijdenheijt van[104] buijten, die niets niet en hebben van binnen, noch oock niets[105] niet en weeten van die binnenste afghescheijdenheijt. Wij en[106] behoeuen ons niet wt te keeren in dit oft dat, soe lang wij[107] die niet en hebben van binnen. Sijn wij van buijten, soe[108] blijuen wij van buijten, ende al, dat wij doen, het is van buij-[109] ten ende dat blijft van buijten, ende soe ist al sonder vrucht.

[110] Dat die apostelen haer keerden in menichuuldicheijt, wt[111] die afghescheijdenheijt, dat was dat sij waeren in die binnenste[112] afghescheijdenheijt; Sij waeren daer ende sij behielen haer[113] daer, ende daer en scheijden sij niet wt, al waeren sij hier[114] oft daer, sij waeren hier mit al in afghescheijdenheijt. Sij[115] bleeuen altijt in afghescheijdenheijt, dan waeren sij wtghe-[116] keert gheweest inden goeden wercken, ende dat sij ouermidts[117] menichuuldighe wtwendighe onledicheijt haers wercks, dat

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 74: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

60

[118] haer beuoolen was van Christo, soe en hadden sij niet waer-[119] achtich ghehadt die inwendighe afghescheijdenheijt, noch sij[120] en waeren in alle menichuuldicheijt niet inwendich ghekeert[121] in die eenuuldicheijt des godtlijcken Weesens. Sij deeden[122] haer wercken ende al dat haer van Christo beuoolen was[123] eenuuldich, sonder alle menichuuldighe onledicheijt; ende[124] dat was daer om, want sij hadden haers selfs eijgen beelt ende[125] alle gheschaepen dinghen doorbrooken, ende waeren daer[126] mit gheclommen ende inghedronghen in dat ongheschapen[127] weesen Godts, daer sij Godt sonder middel ghebruijckten,[128] sij waeren altijt ghelijck in al, ouer al ende al gheenicht. Oft[129] sij waeren in menichuuldicheijt oft in afghescheijdenheijt,[130] want afghescheijdenheijt ende menichuuldicheijt, wtkeer oft[131] inkeer, ten hoochsten oft ten needersten, dat was haer al[132] ghelijck, want sij die afghescheijdenheijt van binnen hadden[133] in allen haer wtwendighe werckinghe sunder alle hijnder-[134] nisse, sij waeren in die afghescheijdenheijt ende alsoe waeren[135] sij bij alle menschen ende in alle steeden afghescheijden.[136] Dat is seeker, doen sij die afghescheijdenheijt hadden wese-[137] lijck, waerachtich, soe hadden sij Godt waerachtich ende[138] weeselijck, ende om dat sij Godt weeselijck hadden ende[139] inder waerheijt ghevonden hadden, soe hadden sij Godt in[140] alle steeden, in alle plaetsen, bij alle menschen ende in alle[141] wercken die sij pleechden, ende als sij Hem hadden in haer[142] afghescheijdenheijt, dan waeren sij godtlijck ende werckten[143] godtlijck, sij bleeuen in haer eenicheijt van binnen, in al,[144] ouer al. Een leeraer seet: ‘sij waeren altijt bij Godt, want sij[145] minden Godt, sij bekenden Godt’ ende daerom soe was haer[146] Godt eijghen, ende daer om soe was haer alle dingen eenich,[147] ende daerom soe en behoefden sij soe niet te sueken die afghe-[148] scheijdenheijt, sij hadden Godt altijt van binnen, ende daerom[149] soe hadden sij die waerachtighe afghescheijdenheijt van bin-[150] nen, ende sus waeren sij bij Godt, in Godt, mit Godt, in alle[151] plaetsen, in alle steeden ende bij alle menschen, ende hier nae-[152] men sij Godt waer, ende wouden Godt hier in ock ghenoch[153] sijn, ende sij waeren Godt ghenoch, door Godt ende mit[154] Godt, ende soe waeren sij afghescheijden ende dit was Godt,[155] oft godtlijck.

[156] Dan hoe hooch dat sij waeren ghecomen, ende gheuonden[157] hadden die waerachtighe afghescheijdenheijt daer sij Godt in

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 75: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

61

[158] hadden, soe vloijen sij nochtans dick die menichuuldicheijt,[159] dien ende die, ende van hier ende van daer; ende dat deede[160] Christus Onse Heer dick als Hij bidden soude, om ons te[161] leeren datmen ock dick moet doen, die die inwendighe afghe-[162] scheijdenheijt tot Godt ende in Godt bewaeren sal. Sus heeft[163] ghedaen Maria die Moeder Godts, Maria Magdalena, Martha[164] ende veel heijlighe menschen, Sint Jan, Sint Peeter, Sint[165] Pauwels, Sint Jacob ende alle die apostelen, als wij leesen[166] in haer leuen. Ende alsoe moeten wij ons ock afscheijden van[167] alle menichuuldicheijt ende sullen Godt sueken ende leeren[168] in die afghescheijdenheijt, ende sullen ons houden in die[169] afghescheijdenheijt tot dat Godt in ons ghewesent wort ende[170] dat wij die afghescheijdenheijt alsoe bewaeren ende hebben[171] moghen in alle menichuuldicheijt, ende om dat wij het werck[172] dat ons opgheleijt is, voldoen mogen in Godt ende mit Godt[173] in alder afghescheijdenheijt, is Godt in ons ghewesent, ende[174] dat wij Godt waerachtich van binnen gheuonden hebben in[175] die afghescheijdenheijt, soe hebben wij Hem tegenwoordich[176] in allen dinghen ende bij alle menschen ende smaeken ende[177] gheuoelen alle tijt Sijn teghenwoordicheijt. Ende dat is see-[178] ker, sijn wij mit der formen sijns beelts doorformt, ende[179] Hem gheweesent sijn, soe is Hij ons altijt teghenwoordich in[180] al, ouer al, ende niets niet en mach ons verbeelden noch[181] vermenichuuldighen, ende wij blijuen bij allen menschen[182] eenich ende afghescheijden. In deese eenicheijt ende afghe-[183] scheijdenheijt moeten allen menschen blijuen ende alle die[184] geen mit leeren, vermaenen ende mit haeren opghelachten[185] dienst ijet wtrichten sullen bij dien ende die. Daer die afghe-[186] scheijdenheijt is, daer is alle waerheijt, alle heijlicheijt ende[187] al dat Godt is.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 76: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

62

Hoe ghij Christum volgen sult in die onnooselheijt.Dat xiij capitel.

[1] Christum Jesum sult ghij ock volgen in Sijn onnooselheijt[2] ende en sult niet rusten noch aflaeten tot dat ghij dit[3] punt gherackt hebt. Wij lesen bijden Euanghelist Matheum[4] dat Onse Heef Jesus tot Hem riep een cleijn kijnt ende Hij[5] heeft dat ghestelt int middel van haer ende heeft gheseijt[6] tot Sijnen apostelen, doen sij Hem vraechden wie dat meest[7] waer int Rijck der Heemelen: ‘Voor waer, seg ick v, ten sij[8] dat ghij bekeert wort ende wert als cleijn kijnderen, soe en[9] sult ghij int Rijck der Hemelen niet comen’. Daer om en[10] sult ghij niet rusten in al v doen, in al v laeten, hoe goet, hoe[11] geestelijck dat het ock sijn mach, tot dat ghij dit in v ver-[12] creghen hebt. Hebt ghij die onnoselheijt, die eenuuldicheijt[13] in al niet, soe hebt ghij noch niet ende ghij sijt tegen Godt[14] ende Godts vijant. Doen Adam stont in die onnoselheijt,[15] doen behaechden hij Godt ende was Godts vrient. Dan doen[16] hij die onnoselheijt verloor, doen was hij Godts vijant.[17] Daer en is niet dat Godt soe behaecht als die onnoselheijt.[18] Die onnoselheijt hebben wij in Adam verloren, in Christo is[19] die wederom op ghestaen. Woe ghij nu blooter ende onno-[20] seler sijt, ende in al v doen die aengrijpt, hoe ghij hooger[21] in Godt sijt ende hoe v die hemelsche ende godtlijcke din-[22] ghen beter smaecken. Ghij moet v in al, ouer al, bewaeren[23] in die onnoselheijt, sult ghij godtlijck sijn. Sijt ghij in onno-[24] selheijt, soe sijt ghij salich in al, ende waerachtich in allen[25] v weghen in allen wijsen, ghij sijt bij dien oft bij die, ende in[26] menichuuldicheijt als in eenicheijt, jae, in onghemack, in[27] aermoet, in tribulacie, in aerbeijt ende in al dat ouer v compt.[28] Jae, sijt ghij in die onnoselheijt, soe en sueckt ghij niet, noch[29] ghij en wilt niet noch dit noch dat, noch al dat in deser[30] werelt is, noch ghij en sueckt niets niet, noch eer, noch[31] gheacht te sijn bij dien noch bij die, noch ghij en sueckt gheen[32] gemack, noch lust, noch blijschap, noch hier inder tijt noch[33] in eewicheijt, jae, noch rust, noch hier in noch daer in, noch[34] in v deuocie, noch in v wercken, noch in v groote oeffeninghe,[35] het sij in vasten oft in wacken, oft in wercken der liefden.[36] Noch ghij en wordt niets niet ghedreuen tot dat sinnelijck,[37] noch dat lijffelijck, noch dat vleeschelijck is, noch dat ghe-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 77: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

63

[38] schaepen is. Daerom is die onnoselheijt een fonteijn van alle[39] goet, daert al goet is. Een heijlich leeraer seet: ‘waer die[40] onnoselheijt is, daer is dat hart reijn van fantasijen, van beel-[41] den ende formen, al soe dat men, noch voor die werelt, noch[42] voor vrienden, noch voor gheluck, noch voor ongheluck,[43] noch dat men sorcht voor dat geen dat teghenwoordich[44] noch dat toecomende is, noch dat in hem is noch in anderen.[45] Een onnosel mensch is soe bloot, soe los, soe simpel van hem[46] seluen in hem seluen, ghelijck oft hij niet en waer, ende dat[47] was al soe in Christo ende hier moet ghij Christom uwen[48] Heere in volghen ende sijn ghelijck als oft ghij wten licham[49] ghescheijden waert ende dat ghij mit Christo wt den doot[50] verresen waert, ende dat die doot gheen heerschapij meer[51] ouer v en had ende dat ghij in eewicheijt ghetreden waert.[52] Siet, sus ist gheweest in Christo en in allen die Hem inder[53] waerheijt geuolcht hebben ende die Hem behacht hebben.

[54] Dese onnoselheijt heeft Christus Onse Heer sunderling[55] bewesen in Sijnen leuen van twalf iaeren tot die dertich iaren[56] Sijns ouderdoms, jae, in begin tot den eijnd Sijns leuens,[57] ghelijck ons dat ghenochsam openbaeren die Euanghelisten[58] ende die Heijlighe apostelen in haeren schriften. Wat beuijnt[59] men anders in Sijnen Heijlighen Lijden dan onnoselheijt.[60] In allen Sijnen woorden, in allen Sijnen leuen en was niets[61] niet dan onnoselheijt, ende die openbaerden haer in allen[62] Sijnen wesen, jae, in al, ouer al. Dese onnoselheijt was ock[63] in Maria, die Moeder des Heeren. Daerom behaechden sij[64] Godt bouen alle creaturen. Daerom soe en mach ock niet[65] beter sijn noch saliger dan dat wij Christum hier in volghen[66] ende ghelijck sijn.

[67] Hebben wij die in der waerheijt onuermenckt, soe sijn wij[68] godtlijck in alles ende tot alle dinghen ende sijn ock waer-[69] achtich in allen dinghen, tot alle deuchden ende in alle heij-[70] licheijt. Onnoselheijt werckt wonderlijck bouen wonder, alle[71] wonder, ende het is al wonder. Een leeraer seet: ‘onnosel-[72] heijt doet dat wij alle dinghen wel willen ende wel wercken,[73] ende daerom is dat het eldelste ende dat beste leuen; ende is[74] dese in ons, soe is Godt seluer daer, ende Hij is in ons, bij[75] ons, ende in al mit ons. Siet, daerom en mach dan niet beter[76] in ons wesen dan onnoselheijt. Waer die onnoselheijt is, daer[77] ist al ende daer worden alle duechden ende alle heijlicheijt

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 78: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

64

[78] in volbracht, ende waer dese ontbreekt ende niet en is, daer[79] en is gheen heijlicheijt’. In die onnoselheijt, daer ist al[80] gheheel ende al waerachtich ende al weselijek. Ende daerom,[81] waermen die onnoselheijt verkrijghen mach ende dat sij in[82] ons gheboren mach werden, dat salmen oeffenen ende aen-[83] grijpen bouen al ende ock anders niets niet, ende wat daer[84] in een hijnder is, dat salmen laeten ende verlaeten ende vlien[85] ende schouwen, dat men die bewaren mach. Daerom soe[86] salmen ock niet handelen dat in deser werelt is, noch men[87] en sal niets niet vragen nae den staet deser werelt, noch nae[88] dit noch nae dat noch nae vrede noch nae orloghe, noch nae[89] dit noch nae dat vernemen, noch willen vernemen, noch nieu-[90] we tijdinghe van hier oft van daer op dat die onnoselheijt[91] in ons bewaert mach blijuen.

[92] Dat is seker, sal die onnoselheijt bewaert werden, daer[93] moeten wij ons seluen scheijden van ons seluen, wt ons[94] seluen, ende wt alle teghenwordighe ende toecomende ghe-[95] schaepen dinghen, ende dat ghesicht ons ghemoets ende den[96] geest moet vastelijck ende bloetlijck ghekeert sijn in al, ouer[97] al in dat eenuuldighe Wesen Godts. Die heijlighe leeraers[98] seggen: ‘ist dat den mensch hem bloot ende reijn bewaert[99] van alle fantasijen ende van alle verbeeldinghe die wt Godt[100] niet en sijn, soe sal hij hem setten in die rechte onnoselheijt;[101] wort hij daer in gheset, so ghebruijekt hij Godt weselijck[102] hier in, ende hij verliest in die onnoselheijt alle ghebruijck van[103] hem seluen ende in hem seluen, ende hij wort in dat Wesen[104] Godts weselijck gheset, om dat wesen te oeffenen in alder[105] onnoselheijt, jae, wort daer in gheuesticht, dat hij is een[106]Wesen mit Godt, in Godt. Dat is waerachtich, worden wij[107] daer in gheuesticht, soe sijn allen die iagende begeerten in ons[108] een stilheijt, want alle ons begeerten sijn veruult ende hebben[109] een stil staen in Godt, ende mit alder onnoselheijt rusten wij[110] int godtlijck wesen, ende hoe wij dan meer in die onnoselheijt[111] comen, hoe wij eenuuldigher in Godt comen ende godtlijcker[112] werden, want, als wij mit die onnoselheijt in Godt, tot Ghodt[113] komen, dan werden wij weselijck omvanghen van Godt,[114] ende Godt openbaert ons dan wonderlijeke ende den ver-[115] borghen schadt Sijnder Godtheijt ende macht ons godtlijck[116] ende godtlijcke docktooren in die Heijlighe Schriftuer. Ende[117] dat is seker, want, daer wij staen in die onnoselheijt, daer

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 79: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

65

[118] staen wij in een opgheheuentheijt ons gheests bouen ons[119] seluen ende in Godts teghenwoerdicheijt, ende in die stilheijt[120] ons geests ghebruijcken wij Godt in alder puerheijt, ende[121] Godt is daer, ende daerom en ist ock niet wonder dat ons[122] gheopenbaert wort die groote wonderen in Godt ende van[123] Godt, die daer sijn bouen alle wonderen, ende alle die ver-[124] borghen wonderen die in der Heijligher Schrifturen ver-[125] borghen sijn. Ende in dese wonderen die ons gheopenbaert[126] werden, worden wij gheheel onnosel ende worden ghesmol-[127] ten ende verliesen eensdeels ons natuerlijck weesen ende[128] worden mit dat godtlijcke Wesen ouerwesent in een lieffelijck[129] ghebruijcken van den godtlijcken wesen, ende in dat ouer-[130] storten van dat godtlijcke wesen, daer in worden wij ons[131] seluen ledich ende worden in alles onnosel ende werden[132] gheheel in Godt gheset, dat wij anders niets niet en gheuoelen[133] dan Godt, ende dat wij anders niets niet en wercken dan[134] Godt, noch ons niets niet en is dan Ghodt, ende soe wort ons[135] die onnoselheijt weselijck inden Wesen Godts ende in al dat[136] ons open gedaen is inder Heijligher Schrifturen weselijck[137] wort. Als wij dan dese onnoselheijt hebben, soe en sal ons[138] al dat daer buijten is in der Heijligher Schrifturen in niets[139] niet beletten, noch schadelijck, dan profijtelijck sijn ende in[140] al dat wij lesen van buijten, sal begrepen sijn godtlijck in[141] Godt. Ons en sal niets niet belasten, noch beswaeren, noch[142] in dit noch in dat, noch hier noch daer, noch van buijten[143] noch van binnen, ende dat is seker, hoe wonderlijck die[144] ock bewonden is mit duijsterheijt in die letter, ende dit is[145] waerachtich, want Godt salt al ontsluijten, alsoe dat wij niets[146] niet en sullen hebben, noch bekennen, noch ghebruijcken,[147] daer wij Godt niet in en sullen hebben ende beschouwen.[148] Hebben wij die onnoselheijt weselijck, wij hebbent al, dat[149] wij hebben oft hebben moghen ende al dat wij besitten,[150] lesen, ghebruijcken, wtwendich oft inwendich, oft dat geeste-[151] lijck oft godtlijck is, wij sullen dat ghebruijcken, bekennen[152] ende sullen hier in soe weselijck blijuen. Sijn wij in onnosel-[153] heijt, ons en sal niets niet ghenomen noch ghegheuen wor-[154] den, want wij sijn in Godt ende alle tijt bij Godt, ende soe[155] sijn wij onueranderlijck ende in eenen Wesen weselijck in[156] Godt, ende al soe en mach ons ock gheen donckerheijt[157] schaeden, noch die diepheijt, noch die hoghe misterien die

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 80: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

66

[158] daer in verborghen sijn oft verborghen blijuen, hoe wel ock[159] die cranckheijden, die aermoet ende alleijndicheijt ons ghe-[160] moeten ende ouercomen.

[161] Ist dat wij hier toe comen ende dat wij dit sueken, meijnen,[162] ende dat dit ons wesen is, sus eenuuldich, sus onnosel sijn,[163] soe sijn wij op dat hoochste ghecomen ende sijn gheleert van[164] Cristom,door Christum, in Christo weselijck ende waerachtich[165] in alle die verborghentheijt der Heijligher Schrifturen ende[166] in allen Sijnen verborghen weghen, ende Christus is ons[167] glorij, ons rijckdom, ons sterckheijt ende ons wesen, ende[168] ons bekennen ende ons gheleertheijt, ende daerom soe sijn[169] wij salich, want wij en cunnen niets niet Verliesen, noch ons[170] en can niets niet ghenomen gheworden, noch wtwendich,[171] noch inwendich; want dese godtlijcke kennis is weselijck in[172] ons. Die onnoselheijt bewaert ons, die beschermt ons, in al,[173] ouer al, dat wij bij Godt in eenen wesen blijuen, dat wij ock[174] niet en achten oft wij veracht, versmaet werden, oft dat wij[175] hongher oft dorst lijden, oft dat wij aermoet oft alleijn-[176] dicheijt hebben, oft dat wij berooft worden van ons ghemack[177] oft van onse nootdruft in spijs oft in clederen, oft dat wij in[178] groote versmaetheijt ende groot lijden comen, jae, niets niet[179] en achten ende dat en is niet wonder: die leuendighe waer-[180] heijt is in ons. Daerom, sijn wij dan in die onnoselheijt,[181] ende dat wij Christum hier in volghen, soe sijn wij salich,[182] ende dat is seker, want ons en mach niet gheraecken, noch[183] dat wtwendich, noch dat inwendich is. Want is daer noch[184] iet dat ons wtwendich in dit oft dat gherackt ende wij hier[185] gheturbeert werden, soe sijn wij noch al wt die onnoselheijt[186] ontset, ende Christus en is ons noch niet gheheel bekentelijck[187] gheworden ende ons sijn noch verborghen die godtlijcke[188]Misterien der Schrifturen, ende noch vremt ende wijt, soe[189] wij in die wtwendighe dinghen die ons ghemoeten noch[190] verontrust worden ende in Godt niet en blijuen.

[191] Daer om behoorden wij mit alder nersticheijt hier in te[192] aerbeijden, ende en souden niet rusten, wij waren dan inden[193] staet der onnoselheijt. Een heijlich mensch seet: ‘in den[194] staet der onnoeselheijt sijn wij bouen ons seluen, wt ons[195] seluen, ende daer om, soe en mach ons niets niet benauwen[196] noch beswaeren. Dat dit waer is hebben wij int leuen der[197] Heijlighen ende sunderling in dat leuen van dat heijlichdom

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 81: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

67

[198] der Heijlighen, welck Christus den Soon Godts is. Dit weet:[199] alle die waeren in die onnoeselheijt, die waeren alle tijt vrij,[200] los, bloot in alle haer alleijndicheijt ende aermoet, hoe seer[201] ock van buijten ende binnen beruert worden. Dit is waer,[202] want sij waren alle tijt van binnen inden gheest verheuen,[203] in Godt bouen al dat den wtwendighen mensch gheschieden.[204] Sij lieten den wtwendigen mensch staen in alle aermoet,[205] in alle lijden, ende sij bleuen hier in tot den eijnd haers leuens,[206] ende hoe groot dat het lijden ock was van buijten, sij waeren[207] hier in al van binnen verheuen, ende sij en lieten haer niet[208] berueren van binnen, sij bleuen hier mit al in Godt. Haer[209] naetuer wart wel beruert, dan haeren gheest bleef onberuert[210] in haer, ende dat en was niet wonder, sij stonden inden staet[211] der onnoselheijt, ende daer door quamen sij tot den staet der[212] volmacktheijt des gheests, dat sij Godt altijt ghebruijckten[213] ende bij haer ende in haer hadden, ende daerom en mocht[214] haer niets niet ghenaeken noch berueren, noch sij en mochten[215] niets niet besitten noch ghebruijken noch bekennen dan[216] Godt alleen in Sijnen wesen ende alsoe was Hij haer wesen,[217] haer leuen ende haer bekennen, ende altijt die blootheijt des[218] wesens daer sij in stonden in haer seluen ontdaen.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 82: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

68

Hoewij Christum volgen sullen in alle rechtuerdicheijt te volbrengen.

Dat xiiij capitel.

[1] Christus Onse Heet is mensch gheworden ende Hij heeft[2] mit ons ghewandelt hier op arden als die alderminste[3] ende leste. Wij lesen bij den Euanghelisten dat Sint Jan was[4] doopende ende prekende het doopsel der penitencie tot ver-[5] ghiffenis der sonden, soe is Jesus Onse Heer ock ghecomen[6] aen de Jordaen tot Johannem, om dat Hij van hem ghedoopt[7] sou worden. Dan Sint Jan verboot hem, seggende: ‘ick moet[8] van v ghedoopt worden ende compt Ghij tot mij’; ende Onse[9] Heer antwoorde ende seijde tot hem: ‘Laetet nu gheschie-[10] den, want alsoe betamet ons te volbrengen alle rechtver-[11] dicheijt’; ende Hij volbracht alle gherechticheijt, Hij was[12] onderdanich die Oude Wet ende die Gheboden, Hij wart[13] besneden ende ten Tempel ghedraeghen nae die ghewoen-[14] heijt der Jueden, jae, Hij voldede in alles die Wet ende[15] volbracht alsoe alle rechtuerdicheijt.

[16] Dese gherechtichheijt wil Hij ock in ons hebben, ende dat[17] die in ons geoeffent ende ghewerckt sal worden. Dit was sus[18] in Christo ende daer om was Hij Christus ende dat was[19] Christus. Sus moeten wij Christum Onse Heere ock volgen,[20] soe waer Hij ons in voorghegaen heeft. Ende dat sal ons[21] sijn een groote troost in onse hartten, dat wij mit alles dat[22] wij hebben ons sus onder boogen nae Sijnen exempel, ende[23] dat Hij ons soe in al sonder ophouden in alle Sijnen leuen[24] vertoont heeft. Dan alles dat Christus Onse Heer ghedaen[25] heeft, dat sullen wij eeren ende volghen, want dat godtlijck[26] is ende dat het ghedicht is in die raets camer der Heijligher[27] Drieuuldicheijt, ende dat het soe hooch, soe godtlijck is,[28] dat wij dat mit al dat wij hebben niet vervolgen en cunnen,[29] ende dat wij onwerdich sijn dat in te gaen ende te vetvolghen.[30] Begheren wij nu dat Godt ons helpen wil tot die gherech-[31] ticheijt, soe moeten wij volghen Godts leringhe ende Sijn[32] gheboden, soe worden wij gheholpen in alles ende volbren-[33] ghen alle gherechticheijt in onsen roep. Siet, dit wil Godt in[34] ons ende dit moet sijn. Dit is claer, dan sulcx heeft Christus[35] gheleert mit woorden ende wercken ende mit alle Sijnen[36] leuen.

[37] Soe wij in Godt sijn, wt Godt sijn ende mit Godt verlicht

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 83: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

69

[38] sijn, soe verstaen wij wel, hoe dat Hij alle dinghen gheordi-[39] neert heeft tot onsen vortganck, ende soe wij Christum te[40] recht willen volghen ende Christum bekennen, soe sullen[41] wij alles volghen dat Hij ghedaen, gheleert heeft ende al dat[42] Hij ons leert door Sijnen Heijlighen Gheest inder Heijligher[43] Kercken, ende dat wij in dat minste dat die Heijlighe Kerck[44] pleecht ende gheordineert heeft soe veel hebben als int meest,[45] ende dat wij behooren dat een soe wel te houden als dat ander,[46] jae, al dat die Heijlighe Kerck ghebiet, want dat gaet al wt[47] Godt ende tot alle creaturen, ende daer mit gaen ock alle[48] creaturen weder om tot Godt ende in Godt. Want ist dat[49] wij plegen dat ons die Heijlighe Kerck ghebiet, ende mit[50] der Heijligher Kercken verenicht sijn, soe gaen wij in alder[51] rechtuerdicheijt.

[52]Wat ons Christus ghebiet in Sijn Heijlighe Kerck, het sij[53] mis hooren, bichten, vasten, voor die dooden te bidden, die[54] Heijlighe daghen te vieren, ende al dat sij ghebiet, dat wij[55] dat doen, ende dat sij verbiet, dat wij dat laeten, ende alsoe[56] veruullen wij alle rechtuerdicheijt ende wandelen alsoe in[57] eender wijsen bouen die tijt in ewicheijt, ende ist dat wij ont-[58] worden in ons seluen, ende soe gheheel in alles onderdanich[59] sijn, soe worden wij godtlijck ende wercken godtlijck, want[60] Godt neempt ons aen, Hij neempt ons in Hem, Hij verenicht[61] ons mit Hem sonder middel, dat wij een mit Hem sijn, ende[62] een mit Hem ende door Hem ende in Hem wercken. Wij[63] werden hier in wonderlijck bouen ons seluen ghebracht,[64] ende wt ons seluen, ende het wort al godtlijck, ende dat is[65] godtlijck dar wij hier pleghen inder Heijligher Kercken.

[66] Daerom, soe sijn sij salich ende glorioos, die sus in der[67] Heijligher Kercken begrepen sijn, ende in alle vernederinghe[68] mit willigher hertten haer onderdanich ende onderworpen[69] sijn, ende in allen haeren geboden ende wijsen. Hier toe sal[70] men haesten mit alder crachten, dat te voldoen, dat sij ons[71] ghebiet om daer door ock te comen ende te hebben alle waer-[72] heijt ende rechtuerdicheijt ende dat wij daer door ock mach-[73] tich moghen sijn Godt in der waerheijt te dienen. Een leeraer[74] seet: ‘dat is seker, sijn wij onderdanich in Sijn Heilighe[75] Kerck, soe gaen wij vort mit Godt tot alles dat ons van node[76] is ende dat ghedaen moet sijn, ende wij keeren hier mit[77] wederom in Godt’. Dit is eenen sekeren wech, ende desen

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 84: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

70

[78] moet in der waerheijt al soe naeghegaen werden, ende dat[79] canmen bewijsen mit dat leuen Christi ende mit Sijnen woor-[80] den, Hij seet: ‘wie die Kerck niet en hoort, die sult ghij[81] houden als een heijden ende publicaen’. Hij heeft ock alle[82] wercken der Wet ghehouden ende ghewerckt ende in alles[83] haer onderdanich gheweest, noch Hij en heeft niet versmaet[84] noch versuijmt niets niet in die Jootsche Wet.

[85] Alsoe ist ock in eenen waerachtighen christen mensch,[86] ende alles dat Christus beuolen, gheleert ende ghedaen heeft,[87] dat heeft hij lief, dat looft hij, ende dat hij dat niet volbrengen[88] en mach noch beleuen, dat is hem een lijden ende grote pijn[89] ende hij beclacht dat als groote sund, dan het is waerachtich[90] sund. Wij moeten alle gheboden der Heijligher Kercken vol-[91] doen in dat geen dat ons beuolen is. Alle heijlighe menschen[92] sijn Godt hier in ghehoorsam gheweest mit gheheelder on-[93] derdanicheijt ende dat wt Godt, mit waerachtighe liefde, sij[94] hadden hier inder tijt een godtlijck leuen ende smaeckten[95] ende bekenden daer in Godt. Een heijlich mensch seet:[96] ‘daer en mach geen edeler leuen, noch beter leuen, noch[97] godtlijcker leuen sijn, dan dat men Godt ende der Heijliger[98] Kercken mit waerachtighe liefde onderdanich ende ghe-[99] hoorsam is, ende dat leuen salmen louen bouen alle leuen’.[100] Dit leuen heeft gheweest in allen heijlighen menschen in[101] ganscher volcomenheijt; waer dit niet in haer gheweest, soe[102] en waeren sij niet heijlich gheweest. Waer bekent wort[103] Christus, daer wort ende is bekent Godt ende Sijn ghebodt[104] ende die gheboden der Heijligher Kercken, ende daer worden[105] alle die gheboden in Godt bemint, ende dese min mack dat[106] alles, dat Godt ende die Heijlighe Kerck ghebiet, dat men[107] dat doet ende willich mit minnen volbrenckt; ende dat en[108] valt der naeturen niet swaer, want dat wt Godt is. Ende dat[109] spreeckt Christus Jesus Onse Heer: ‘Mijn iock is soet ende[110]Mijn bord is licht’. Want waer bekent is Christus in der[111] waerheijt, daer ist al soet, wij vasten, wij bidden, wij hooren[112] Godts dienst, wij bichten ende al dat ons die Heijlighe Kerck[113] ghebiet, want wij sien ende begrijpen ende hebben hier in die[114] waerheijt, dat leuen ende dat godtlijck Wesen, iae, in alle[115] haeren gheboden ende wijsen, niet als wijsen die hier in oft[116] daer in sijn oft staen, dan in haeren weesen, daer die godt-[117] lijck sijn, ende soe en hebben wij die niet, ende aensien die

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 85: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

71

[118] niet van buijten noch wij en grijpen die niet aen van buijten,[119] als die van den menschen ghedicht sijn, dan in Godt, ende[120] sien Godt daer in alleen aen, ende dat soe wel int minste als[121] int meeste, ende als die wt Godt ende in Godt begrepen[122] sijn ende godtlijck sijn; ende daerom soe en moghen ons die[123] gheboden Godts noch der Heijligher Kercken niet beswae-[124] ren, ende soe en cunnen wij, noch wij en mogen die niet[125] verlaeten, want die daer weselijck sijn een weesen; waer[126] Godt is, daer sijn alle ordinghe ende ghebooden weselijck,[127] ende daer wort voldaen Godt, ende in al dat die Heijlighe[128] Kerck geboden heeft, ende soe is den mensch godtlijck.[129]Men seet ende het is waer: Godt is bouen alle geboden ende[130] bouen al dat die Heijlighe Kerck pleecht. Dan Hij heeft ons[131] Sijn geboden gegheuen in der Heijligher Kercken ende die[132] wil Hij dat wij die houden ende bewaeren sullen godtlijck,[133] in Godt, niet als wercken, dan als een wesen. Waer Godt[134] is, daer moeten die sijn, ende daer worden die ghepleecht.[135] Godt en mach sonder die niet, dat is, een godtlijck mensch[136] en can noch en mach sonder die niet sijn, want dat sijn wesen[137] is. Is hij sonder die, soe is hij sonder Godt ende hij en kent[138] sijnen Godt niets niet, want die sijn in Godt, ende daer om[139] sullen wij die in Godt ende niet in ons seluen opnemen,[140] verliesen wij ons nu gheheel, ende niets niet daer in sueken[141] dan Godt, soe hebben wij die in Godt ende wij en cunnen[142] die niet ghelaeten noch verlaeten, daer wij die wt Godt[143] ende in Godt nemen. Dan nemen wij die hier wt oft daer wt,[144] soe sullen wij die lichtelijck voorbij gaen. Wij sullen alle die[145] gheboden wt Godt nemen, ende dat wij die wt minnen die[146] wij tot Godt hebben pleghen ende daer in blijuen, soe sullen[147] die ons ock weselijck blijuen in alle plaetsen ende steden,[148] daer wij die pleghen moeten, het sij inder kercken oft buijten[149] der kercken, ende wij sullen die godtlijck pleghen, want dat[150] waer onmoghelijck, dat wij die niet pleghen en souden[151] godtlijck, daer Godt weselijck in is begrepen, ende Godt die[152] werckt die in ons mit Hem seluen, ende dat is Godt, ende[153] daer om ist wonder al daert sus volbracht wort, want waer[154] Godt is, daer worden wij al soe seer ende soe wonderlijck[155] begrepen van Godt ende in Godt, dat wij alle werckelijck-[156] heijt ledich staen ende werden alleen in Godts inwercken[157] begrepen, ende alle die gheboden worden volbracht in hae-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 86: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

72

[158] ren wesen, dat is, in den wesen Godts, want wij worden daer[159] mit eenen vrijen lieffelijcken gheest in Godt gheset, worden[160] bouen alle sinnen, bouen alle beuoelijckheijt der gheboden[161] Godts ende bouen alle wercklijckheijt ende in al dat gheen[162] dat die Heijlighe Kerck plecht, jae, worden dick in die[163] gheboden ende door die gheboden der Heijligher Kercken[164] soe veer in Godt ghetogen in een wonderlijcke wonder[165] ende soe int Godtlijcke Wesen begrepen, dat wij dick niet[166] en sullen weten, wat dat is ende waer dat wij sijn ontwesent.

[167] Dan ist, dat wij hier duer in Godt ghetoghen werden ende[168] wij daer mit in Godt sijn, soe sullen wij ons hier mit houden[169] in Godt, soe lang tot dat wij daer weselijck in verwesent[170] worden, ende soe ist van node dat wij die bewaeren. Door[171] Godts gheboden worden wij tot Godt ende in Godt ghe-[172] toghen, ende dat Ghodt ock tot ons compt. Dat dit waer is,[173] tuijcht Christus, die eewighe waerheijt seluer, Hij seet:[174] ‘wie Mij lief heeft, sal bewaeren Mijn worden ende Mijn[175] Vader sal hem lief hebben ende tot hem sullen wij comen[176] ende ons woenstat bij hem maeken’. Hij sprack ock: ‘wie[177]Mijn gheboden heeft ende die bewart, die is die gheen die[178]Mij lief heeft; ende die Mij lief heeft, die wort liefghehadt[179] van Mijnen Vader, ende Ick sal hem lief hebben ende Ick[180] sal Mij seluen hem openbaeren’.

[181] Siet, hier wt is claer, dat daer in alle rechtuerdicheijt vol-[182] bracht wort, dat wij ons gheheel onderwerpen die gheboden[183] Godts ende der Heijligher Kercken, ende dat wij ons daer in[184] soe lang oeffenen, tot dat wij in alles vol doen in alder recht-[185] werdicheijt, ende dan sal onsen gheest altijt dat recht voetsel[186] in Godt hebben ende in onsen gheest meerder bereijtheijt[187] hebben om ons altijt meer in Godt te keeren dan wij te vooren[188] hebben ghedaen, doen wij soe stonden, dat wij niet dan won-[189] der in ons en hadden. Die wonderen die wij daer in sien ende[190] daer in hebben kompt wt Godt, dan dat verstaen dat wij daer[191] in hebben ende dat wij daer in bekenen, dat leijt ons tot[192] Godt ende in Godt ende werden daer door verenicht mit[193] Godt ende wij werden daer in godtlijck. Ende daer om ist[194] waer, daer die gheboden Godts ende der Heijligher Kercken[195] ghehouden werden weselijck, daer is den mensch godtlijck[196] ende hij is soe wonderlijck in Godt begrepen, soe eenuuldich,[197] soe slecht, dat daer van niets niet ghesproken en can worden,

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 87: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

73

[198] noch bekent kan gheworden. Ende waer die gheboden ock[199] niet ghehouden en werden, die en moghen dit niet weten,[200] noch sij en connen dat niet ghelouen, hoe souden die dit dan[201] moghen bekennen. Die Godt willen bekennen ende alle[202] rechtuerdicheijt wil volbrenghen nae den exempel Christi,[203] die moet Godt ende die Heijlighe Kercke ghehoorsam sijn[204] in haeren gheboden.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 88: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

74

Hoe ghij met Christo altijt opghericht sult staen in Godt den Vader.

Dat xv capitel.

[1] Diewijl ghij hier inder tijt sijt ende mit den licham be-[2] hanghen sijt, soe vallen wonderlijcke veranderinghe in v,[3] nu sus, nu soe, in al v doen ende laeten, nu hier in, nu daer in,[4] alsoe dat ghij in v noch in al gheen bestandicheijt en hebt,[5] ende dat veel ouer v compt van dien ende van die, daer in[6] gij dick beswaert wort, dat ghij dick niet en weet, waer ghij[7] v laeten sult, dat v dunckt dat v hemel ende erd te eng wort.[8] Siet, als ghij dit in v gheuoelt, het sij wtwendich oft inwen-[9] dich, dan sult ghij v keeren niet herwarts oft derwarts, bij die[10] oft bij die, dan ghij sult v mit Christo in Christo keeren tot[11] Godt Uwen Hemelschen Vader, nae dat exempel Christi,[12] als wij dat hebben inder Passien Ons Heeren Jesu Christi,[13] ende sult Godt uwen Heeren v gheheel beuelen wtwendich[14] ende inwendich, op dat ghij sonder sorg van v seluen mocht[15] sijn ende blijuen.

[16] Dat ghij nu hier in blijuen mocht, soe sult ghij v seluen[17] laeten, verlaeten ende versmaeden, ende al dat ghij tot v[18] eijghen ghemack ghebruijcken mocht. ‘Dat is seker’, seet[19] een leeraer, ‘sult ghij in Godt blijuen onueranderlijck ende[20] vrij, soe moet ghij van v al ghescheijden sijn’. Sijt ghij van v[21] seluen ghescheijden wt v seluen, soe sijt ghij vrij. Sijt ghij[22] vrij, soe werckt Godt v salicheijt ende ghij wort salich in al[23] dat ouer v, in v compt, van dien oft van die, het sij in ghe-[24] mack oft onghemack, in aermoet oft in rijckdom, in honger[25] oft in dorst, oft in troost oft in ontroost, oft in leuen oft[26] in steruen, oft in duijsternisse oft in claerheijt, oft in groote[27] kentenisse, oft in groote ghelaetenheijt, in eer oft in ver-[28] smaetheijt, jae, in wat maenieren dat Hij wil dat ghij v daer[29] in laet ende ouergheeft nae den exempel Christi Ons Heeren,[30] ende dat ghij hier mit al opgericht blijft in Godt uwen Heere,[31] ende hoe Godt dan werckt oft wercken wil hier in, oft daer[32] in, oft dat dan gheschiet door dien oft door die, dat ghij[33] hier al mit in blijft in Godt ende niet wt Godt en gaet, hoe[34] swaer, hoe alleijndich het ock sijn mach daer ghij in staet oft[35] in ghelaeten wort van Godt. Ist dat ghij v hier in opdraecht[36] Godt uwen Heere, ende anders niet en begeert, anders niet en[37] sueckt, anders niet en wilt, soe sult ghij vrij werden, los

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 89: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

75

[38] worden van v seluen, dat ghij niet besorcht en sult worden in[39] al, ouer al waer ghij gaet, waer ghij staet, ende in al dat v[40] ouercomen mach, ende dat v ouercompt, al waert ock dat het[41] lijden van die gansche werelt v ouerquaem, ghij sult soe in[42] Godt blijuen in al, ouer al opghericht, dat ghij niet en sult[43] besorcht sijn in dit oft dat, dat ouer v comen mach, noch[44] van dien noch van die. Ende oft v dit ouercompt oft niet[45] ouercompt, ghij sult al ghelijck blijuen ende opghericht in[46] Godt, ende ghij sult in Godt staen, dat ghij niet en sult[47] begheren anders, dan dat in v sich toe dracht, ende dat ghij[48] gheen verkiesen sult hebben int een oft int ander, noch[49] gheuoelen en sult, jae, dat v alles wel gheuallen sal, dat[50] wtwendich op v valt van dien ende van die. Ende soe v nu[51] dit oft dat voorcompt van dien oft van die, hier in oft daer in,[52] het sijn sinnelijcke dinghen oft wercklijcke dinghen, oft[53] begheerlijcke dinghen, dat ghijt niet gheuoelt noch aen-[54] neempt int groot noch int cleijn, op dat ghij Godt niet en[55] ghemist, want dat soude v schaede doen daer ghij waert[56] in den godtlijcken dienst, daer alle goetheijt wtuloet, dan[57] sult ghij daer soe sijn begrepen ende gheslooten werden ende[58] daer in blijuen, dat v niet soe veel opvallen en sal dit oft dat,[59] dat ock versmadelijcke dinghen sijn, dat v sal moghen ontset-[60] ten in den Wesen, daer dien begrepen is, dan ghij sult dat mit[61] liefde aenvanghen ende omhelsen, mit liefden opghaen in dat[62] verborghen Wesen, ende alsoe in Godt te blijuen.

[63] Dat is seker, dat ghij ock niet beter in Godt opghericht[64] mocht blijuen in desen verborghen Wesen, dan dat ghij sijt[65] int gheen daer Christus in was, doen hij mit ons was. Ende[66] hier mit ende hier in sult ghij v vast maken ende v soe in[67] ghewennen in Godt, dat v niets niet racken en mach, want[68] Godt die sal in desen wesen, daer ghij sijn moet, soe mit v sijn[69] ende Hij en sal v niet verlaeten, Hij sal v sterckheijt, v wijs-[70] heijt, v ghlorie sijn in al, ouer al, ende begrepen in desen[71]Wesen, hoe wonderlijck dat sich mit v toe draghen sal, hoe[72] desperatelijck dat ock in v bij v gheschien sal, jae, Hij sal[73] bij v in v sijn, al sijdt ghij ock doot, ghij sult leuen ende in[74] Godt wesen. Dat dit waer is, tuijcht ons Christus, die eewighe[75] waerheijt: ‘wie in Mij ghelooft, al waer hij ock doot, soe sal[76] hij leuen, ende al die in Mij ghelooft, die en sal niet steruen[77] inder eewicheijt’. Wij hebben ock, dat Hij seet ende beue-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 90: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

76

[78] sticht ons, dat bij den Euanghelist Sint Jan op een ander[79] plaets, daer hij seet: ‘voorwaer, voorwaer, ick seg v, wie in[80]Mij ghelooft, die heeft dat eewighe leuen’. Ende dit is seker,[81] want Hij blijft bijden ghenen die tot Hem opghericht[82] blijuen, Hij is waerachtich in Sijn toesegghen, Hij seet: ‘Ick[83] sal bij v blijuen tot den eijnd der werelt, Ick en sal v niet[84] laeten, weeskens’, ende om dat Hij bij v blijft ende blijuen[85] wil, soe sult ghij altijt stantaftich blijuen in al, ouer al, ende[86] sult wandelen waerachtich voor Godt in alder heijlicheijt,[87] in alder puerheijt, in ander stantafticheijt, onueranderlijck.[88] Het sal al waerachtich, al heijlich, al godtlijck sijn, v doen[89] ende v laeten, ende hier in sult ghij beuest worden in eenen[90] wesen weselijck, ende sult onberuert blijuen, al waert ghij ock[91] mit Christo gheuanghen, ghebonden, ghegheselt ende ghe-[92] cruijst, ende sult al een in Een sijn ende al inden godtlijcken[93] dienst blijuen.

[94] Hier sal Christus mit v sijn, Hij sal v hier in stercken,[95] hier in leeren, ende Hem seluen in v weselijck openbaeren,[96] ende alle waerheijt, alle wijsheijt, alle heijlicheijt open-[97] baeren, dat v niets niet en sal ontbreken, noch in dit noch in[98] dat, dat v voorgheworpen sal worden, want die waerheijt sal[99] hier soe claer in v sijn, ende die sal haer naetuer openbaeren[100] in alder claerheijt, dat ghij alle dinghen sult bekennen, sien[101] ende ghebruijcken ende weselijck beghrijpen, daer in Hijt al[102] verclaert ende openbaert. Desen is godtlijck ghesticht, ende[103] soe ist dien in al ende ouer al den ghenen die hier in ghaen[104] weselijck, inden wesen daer dien is. Dien sult ghij hebben[105] ende dien sal v al openbaer sijn, niet alleen inder Kercken, in[106] Godts dienst oft in v hooghe contemplacie, als ghij sijt in[107] v camer, dan ock opter straeten, inden kelder, op den solder[108] ende in alle plaetsen, in alle tijden ende in alle steden, in alle[109] v duijsternisse, in alle v alleijndicheijt, in alle v versmaetheijt,[110] in alle v cranckheijt, ende daer sult ghijt al gheuoelen,[111] al bekennen, al volghen, ende v sal niets niet ontblijuen,[112] dan het sal v al kuntd ghedaen worden in wonderlijeke wijsen[113] ende in groote claerheijt. Ende ghij sult weselijck in Godt[114] staen starren ende mercken, hoe Godt v dien gheeft, ende[115] hoe ghij dien ontfanghen sult ende ontfanckt.

[116] Dit sal een wonderlijeke starren ende mercken sijn, want[117] ghij sult dan weselijck staen ende starren ende Dien ghe-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 91: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

77

[118] bruijcken in Sijnen wesen sonder alle veranderlijckheijt ende[119] een mercken hebben in Godt. Ghij sult staen ende starren[120] ghelijck die ouerste enghelen staen om den troon der Heij-[121] ligher Drieuuldicheijt sterrende ende merckende op den wille[122] Godts, ende als v dien dan bekent is, soe sult ghij dien dan[123] openbaeren ende verclaeren nae dat v dat ghetoont ende[124] gheopenbaert is. Die enghelen sijn bij Ghodt, sij staen op-[125] ghericht in Godt, tot Godt ende sijn mit groter claerheijt[126] verlicht ende mit haeren starren ende mercken, dat sij in Godt[127] hebben, dat sij noch meerder licht ende claerheijt ontfanghen,[128] want Ghodt sonder onderlaet in haer vloeijt mit Sijn Godt-[129] heijt. Siet, alsoe sult ghij ock ontfangen ende verlicht werden,[130] soe ghij soe in Godt in al, ouer al opghericht blijft door v puer[131] starren ende mercken in Godt ende op Godt, ende sult alsoe[132] alle daeghe meer verlicht worden ende opghericht blijuen in[133] den wesen Godts. Ende hoe ghij hoger in Godts dienst op-[134] gericht sijt, hoe ghij ock dieper sult starren in dat godtlijck[135]Wesen ende daer wt ock meer verlicht worden ende meerder[136] claerheijt ontfanghen in uwen gront der sielen, daer ghij dat[137] inlichtten ende dat inschijnen ende dat invloeijen Godts[138] ghewaer sult worden, ouer midts dat stadighe opmereken, dat[139] ghij in Godts dienst ende op Godt hebt. Dit sal v blijuen ende[140] bijblijuen ende inblijuen, dat sal v altijt verstercken, verlich-[141] ten in alle tribulacie, in alle v aermoet ende alleijndicheijt,[142] ende sult van binnen ouervloeijen mit alder rijckdom, glorie,[143] wijsheijt ende waerachticheijt in alle dinghen, want ghij sult[144] hebben dat al daer ghij in opghericht staet in Godt, daer al[145] is ende daer sult ghij uwen gheest mit alder waerheijt be-[146] waeren ende behouden in Godt, ende Hij sal met alder[147] waerheijt in v wercken, dat ghij in alles v niets niet en sult[148] aentrecken, hoe groot dat het werck in v sijn mach, ende dan[149] sult ghij wtvloeijen mit alder rijckheijt ende grote glorij bij[150] Godt ende den menschen, ende hier in sult ghij houden een[151] stil, eenuuldich wesen, ende sult hier in blijuen, ende dat[152] sal v wesen sijn ende werden. Hier moet ghij blijuen. Die[153] leeraers seggen: ‘sult ghij in Godt ghekeert blijuen, soe moet[154] ghij mit alder stilheijt in Godt ghekeert blijuen, om uwen[155] gheest daer alleen te laeten voeden ende leeren van dat in-[156] wercken, daer ghij dan van Godt in bewracht wort, tot dat[157] ghij in dat hooghe verborghen wesen der Godtheijt wese-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 92: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

78

[158] lijck verwesent sijt’. Siet, als ghij hier in sus gheleijt sijt,[159] dan sult ghij stantaftich blijuen, onbruert in al, ghij sijt[160] in aermoet oft in alleijndt, oft ghij hebt versmaetheijt, ghij[161] sult al blijuen onueranderlijck, mit Godt, in Godt, door Godt,[162] in een wesen ende in een werck, in alle uwe wercken, want[163] ghij daer sijt, daer niets niet comen en mach. Siet, als ghij[164] hier sijt, dan sijdt ghij ierst opten wech, dien Christus is[165] ende dien Hij ons gheleert heeft.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 93: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

79

Hoe wij Christum volgen sullen in sijn heijlighe passie.Dat xvi. capitel.

[1] Christum sult ghij ock volghen in Sijn Heijlighe Passie,[2] welck is een godtlijcke wech, daer niemant in en compt,[3] hij wort dan van Christo daer toe opghenoomen. Wij leesen[4] en den Euangelio, dat Christus opnam Sijn twaelf apostelen[5] heijmelijck tot Hem, ende Hij sacht haer: ‘siet, wij climmen[6] op te Jerusalem ende het sal al volbrocht werden dat ghe-[7] schreuen is doer den propheeten van den Soon des menschen,[8] Hij sal ouergheleuert worden den heijden ende sal bespodt[9] ende bespoogen worden, ende als sij Hem ghegeeselt hebben,[10] sullen sij Hem dooden’. Siet, hier sult ghij Christum in[11] naevolgen ende desen wech in gaen, ende sult dat mit liefden[12] aenvangen ende ingaen, als ghij van Godt hier in gheset[13] wort, ende sult v verblijden, dat Godt v die eer ende salicheijt[14] aendoet, dat Hij v tot Sijn Heijlich Lijden opneempt ende dat[15] ghij Hem volgen mocht in den wech dien Hij ghegaen heeft.[16] Den wech des cruijs nam Christus aen ende Hij was in den[17] wech, ende dat was Sijnen wech, ende dien was niets niet[18] dan een cruijs ende was int chruijs, ende Hij starf int chruijs.[19] Siet, dit was in Christo, doen Hij mit ons hier was, ende dat[20] in christo was ende dat Hij leet, dat moet ock in v sijn, soe[21] ghij in Christo begeert te sijn. Ghij moet soe in Christo sijn,[22] soe ghij een Christen mensch wilt sijn, dat Christus gheeert[23] ende bekent moet sijn, ende dat Sijn bitter lijden, Sijn ghe-[24] vancknisse, Sijn bespijinghe, Sijn gheselinghe ende Sijnen[25] doot wt v schijn ende bekent wort in allen menschen tot[26] beteringhe van v seluen ende van allen menschen. Ende dat[27] ghij in Christo sijn mocht ende Hem volghen ende dat ghij[28] Godt in Christo aenghenaem mocht sijn ende Hem eeren[29] ende Christum, ende dat Christus gheeert wort, soe moet ghij[30] Christum volgen in pijn, in aenvechtinghe, in bedroeuinge[31] ende int chruijs. Ende hier in moet ghij sijn, ende hier in moet[32] ghij blijuen, ende soe bleef Christus in desen wech, ende[33] soe ginck Hij tot Sijnen Vader, ende soe eerden Hij Sijnen[34] Hemelschen Vader.

[35] Dat is seker, sult ghij comen tot dat chruijs van Sijn godt-[36] lijcke wesen, soe moet ghij v ierst ghelijck maecken dat cruijs[37] sijns menschelijcken wesens. Daerom en sult ghij niets niet

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 94: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

80

[38] begeeren dan Christum te volgen, Hem ghelijck te worden[39] in Sijn ghevanckenisse, in Sijn bespottinghe, in Sijn be-[40] spijinghe ende in Sijn geseling, ende dat alleen om dat dit[41] in Christo was, ende sult hierom altijt verlanghen mit[42] stercken vuerighe begeerten Christum hier in te volghen[43] ende mit Christo hier in te staen ende te sijn, ende en sult v[44] genen aerbeijt laten verdrieten, hier in te comen, ende strijden,[45] bidden, dach ende nacht, om soe mit Christo in Christum in[46] lijden, in bespottinghe te sijn. Ende als ghij Christum hier[47] in aensiet, Hem hier in opneempt, soe en salt v niet swaer[48] sijn daer nae te staen ende te loopen, ende als wij Hem te[49] recht aensien, dat Hij, die daer was den naetuerlijcken Soon[50] Godts, die een mit Sijnen Vader was, dat die sulken groote[51] versmaetheijt, bespottinghe gheleeden heeft van Sijn crea-[52] turen, ende dat Hij dat aenghenomen heeft, alleen om v ende[53] in v, soe en salt v niet swaer, dan soet ende ghenuechelijck[54] sijn, uwen Heere hier in te volgen ende ghelijck te sijn.[55] Siet, dit is, dat die vrienden Godts Christum soe aenghe-[56] sien hebben, dat haer dat lijden niet swaer en was, ende sij[57] greepen dat aen, ende gingen dat in, nae den exempel Christi,[58] ende sij volchden Hem, ende sij naemen dat lijden, die be-[59] spottinghe ende dat cruijs op, ende hier in bleuen sij, ende[60] hier in waeren sij, ende hier en costen sij haer niet een oogen-[61] blick wt ghekeeren, ende haer leuen en was hierom niets[62] niet dan een naeuolghijnge Christi ende een bitter cruijs.[63] Ende hoe diep dat sij hier in waren ende haer alle daghe[64] grooter ende swaerder wart, hoe sij Christum hoger volchden[65] ende dieper inghinghen Sijn voetstappen, alsoe dat dat lijden[66] Christi wart haer wesen ende dat was in haer, ende het[67] bleef in haer weeselijck.

[68] Siet, soe sult ghij Christum Jesum volgen in Sijn Heijlich[69] Lijden, ende sult dat in v hert prentten, ende sult daer altijt[70] in begeeren te blijuen, dat het v wesen wort, want daer in is[71] Christus, den Soon Godts, altijt in ghebleuen, ende het is[72] Sijnen wech gheweest ende Sijn wesen, ende dien heeft Hij[73] vercoren bouen alle weghen, ende daerom soe en is daer[74] genen heijligeren, geen beeter, noch godtlijcker wech, dan[75] desen wech. Het is alleen den wech ende daer en is geen beeter[76] middel tot Godt ende in Godt te comen ende godtlijkcer te[77] worden dan desen wech in te gaen. Dit is een godtlijcke wech,

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 95: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

81

[78] het moet eenen godtlijcken wech sijn, dien Christus, den[79] Soon Godts, soe bemint heeft ende dien hij soe ingegaen[80] heeft ende sijn wesen daer in was. Daerom is desen soo godt-[81] lijck, dat het niet te begrijpen en is. Soe godtlijck en is geen[82] mensch, noch engel, die dien begrijpen kan in sijnen wesen,[83] ende hoe hooch dien in Godt leijt ende Godt aenghenaem is.[84] Dien most Godt den Hemelschen Vader aenghenaem sijn,[85] dien Christus aennam ende dien beminden bouen alle wegen,[86] ende daer in was als in Sijn wesen, al waer dat Sijn wesen[87] ende Sijn leuen ende wesen daer aenghehangen waer.

[88] Desen wech is soe godtlijck, dat ons die Heijlighe Kerck[89] alle dage dien inden godtlijcken dienst leuendich ende in[90] sijnen wesen opdoet ende openbaert. Ende dien is oock soe[91] godtlijck, dat dien niet geopent en wort dan in Godt ende[92] die in Godt begreepen sijn ende godtlijck sijn. Ende soe en[93] mach dien ock niemant ingaen, dan die van Godt daer in[94] gheset worden, ende niemant en compt daer in weselijck, hij[95] begrijpt dien in Godt ende wt Godt ende aenvanckt in Godt[96] ende mit Godt. Den mensch mach hem verblijden ende door[97] verblijden, dat Godt hem set in desen wech ende hem die[98] eer aendoet ende die salicheijt gunt, dat hij gheset wort in[99] den wech des lijdens, ende daer Christus Sijnen Soon door-[100] gegaen is ende dien weselijck in Christo Jesu was, ende nu[101] in Hem ghewesent wort ende Sijn wesen wort, ende soe inden[102] wesen Godts een gheworden is ende wort, die hier in begre-[103] pen is. Ende dat is dat geen, dat een leeraer seet: ‘die dese[104] wech in gaet, die wort daer door onlijdelijck, onsterfelijck,[105] ende gaet daer door inden hemel, bouen die tijt in eewicheijt,[106] ende treckt daer door aen een godtlijck wesen’. Die godt-[107] lijcke menschen waren in desen wech, ende daer sij Christum[108] hier in volchden, gekeert int binnenste haers geests, inden[109] wesen Godts. Ende al versmaetheijt dat haer aengedaen wart,[110] stonden sij in alder ghelijckheijt, ende sij vonden daer in soe[111] groote rust in die ghelijckheijt des geests, dat sij inden godt-[112] lijcken afgront gheeenuuldicht worden, ende verlooren haer[113] wesen in haer leuen, ende worden daer in soe ghewesent[114] ende vast ghemackt, dat haer niemant soe veel op cost[115] ghelegghen, noch sulke spijt ende spottinghe aenghedoen,[116] daer door sij ontset mochten worden, noch dat die eenuul-[117] dicheijt haers geests mocht beneemen, die sij gebruijckten

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 96: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

82

[118] in den godtlijcken wesen. Hier worden sij soe in ghewesent,[119] hoe haer meer opgeleet wart ende was, hoe sij dieper ende[120] godtlijcker inden verborgen wesen der Godtheijt ingheleijt[121] worden ende mit nieu wonder doorgaen worden ende ouer-[122] stort worden, dat in haer Sijn Heijlighe Passie leuendich[123] wtghewerckt wort ende was, wonderlijck was Godt mit haer[124] ende in haer; wat mach wonderlijcker sijn, dan als dese godt-[125] lijcke menschen lijden aen wort gedaen ende sij bespot ende[126] ghespoogen ende verspoogen worden, soe worden sij inden[127] godtlijcken Wesen ghesmolten ende versmolten ende ver-[128] looren in een manier ende vergaeten haer natuerlijcke wesen[129] ende dat als sij in lijden waren ende als sij gheuangen, be-[130] spoogen, bespodt, gegeeselt ende ghecruijst worden, ghe-[131] brant worden, jae, worden daer in in dat godtlijcke wesen[132] begreepen ende worden daer gewesent in een wesen dat sij[133] dat lijden ende die Passie vurchtbaerlijck wtwerckten, ende[134] haer wesen dat bleef ende was, daer sij waren in haer wer-[135] ckinghe, dat haer inwendich ghegeuen was, ende dat was[136] bedeckt in haren gront inwendich. Ende dat werckten sij[137] wtwarts in dit ende dat, dat dit noch dat niet en was, ende[138] daer sij mit dit noch mit dat niet bevangen worden.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 97: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

83

Hoe wij Christum volgen sullen in die ghelatenheijt.Dat xvij capitel.

[1] Wij leesen, doen Christus voor ons lijden woude Sijn Heij-[2] lige Passie, dat Hij ghegaen is int Hoofken ende is[3] daer neder ghevallen ter aerden in Sijn ghebet. Dat Hij[4] doen ghecomen is ende gheweest is in suiker ghelatenheijt[5] ende alleijndicheijt, ghelijck oft Hij die meeste sundighe[6] mensch gheweest waer, die oot op aertrijck quam, soe ghe-[7] druckt ende ghelaten, dat Hij water ende bloet sweten. Ende[8] dit leet Hij om die sunden der werelt, want Hij had hier die[9] sunden alder werelt op Hem ghenomen, ende die druckten[10] Hem, Hij sach ende gheuoelden die grootheijt der sunden in[11] Hem, ende daer in ende daerom wart Hij ghelaeten ende[12] verlaten soe swaerlijck, dat, dat in alle creaturen ghedeelt[13] waer gheweest, sij waren te niet gheworden ende waren ghe-[14] storuen van ancxt, ende wt die bitterheijt der sunden. Siet,[15] dit leet ende droech Christus nu gheheel in Hem, ende daer[16] toe wart Hij noch gelaten van Sijnen Hemelschen Vader,[17] ghelijck oft Hij den Soon Godts niet en waer gheweest. Een[18] leeraer seet dat Christus, den Soon Godts, meer troosteloos[19] geweest ende verlaeten is gheweest in alleijndicheijt, dan[20] enich mensch, die op aertrijck quam oft ommermeer comen[21] sal. Ende hier in heeft Hij oock Sijn leuen gheeijnt aen den[22] Heijligen Cruijs. Sijn Hemelsche Vader ontrock Hem in[23] Sijn menscheijt Sijn invloeijen, ende Hij en ghevoelden niet[24] in Sijn Heijlighe menscheijt dat wtvloijen Sijns Hemelschen[25] Vaders. Hij ghevoelden dat groote middel, dat tussen die[26] menscheijt ende Godtheijt was, ouermidts die sunde, daer[27] Hij in stont ende in was, die Hij op Hem ende in Hem ghe-[28] noomen had. Want doen Christus hier lach in suiker persse[29] ende bangicheijt, ende dat Hij geen vercuelinghe ontfinck[30] noch en had in Sijn menscheijt, dat waren die sunden van die[31] gheheel werelt die druckten Hem neder ende dat bloet Sijnder[32] hartten ende Sijnder gheheelder menscheijt, ende die mackten[33] dat middel. Ende daer Hij voor Sijnen Hemelschen Vader[34] lach inder aerden ende in die aldermeeste ootmoedicheijt,[35] ende troost, hulp van Hem begeerde, soe vertoonden Hij[36] Sijnen Soon ghelijck oft Hij Sijn oogen voor Hem bestopt[37] had, dat Hij Hem niet sien noch hooren en wou, ende Hij

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 98: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

84

[38] liet Hem alleen in Hem seluen staen ende mit Hem seluen[39] blijuen. Ende soe was Hij alleijndich ende in grooter ge-[40] laetenheijt, wtwendich ende inwendich. Ende doen Hij soe[41] stont, ende hier in lang verlaeten wart van Sijnen Vader ende[42] daer in voortginck ende dieper Hem versonck voor Sijnen[43] Vader ende bleef in Sijn ghebedt, hoe Hij meer ende godt-[44] lijcker werckten bij Sijnen Hemelschen Vader, ende dat[45] wtrichten dat Hem opgheleijt was van Sijnen Hemelschen[46] Vader.

[47] Siet, hier in sult ghij Christum naeuolgen in alder puerheijt,[48] ende sult tot Godt altijt sonder onderlaet gaen, ende sult[49] bidden Godt uwen Heere voor v eijgen ghebreeken oft voor[50] v eijgen sunden, oft voor die sunden, jae, voor alle sunden[51] der gheheelder werelt, ende sult dat wt Godt aen vangen[52] ende om Godt dat doen ende altijt hier in sijn ende in Godt[53] ende mit Godt sijn, ende dat in Godt ende mit Godt in gaen[54] ende aengrijpen. Ende ist, dat ghij voor Godt staet mit v[55] eijgen sunden, oft mit die sunden der gheheelder werelt,[56] oft voor die geen, daer ghij door den Heijligen Geest wort[57] toe ghedreeuen ende ingheleijt ende toegeleijt; ende ist dat ghij[58] dan van Godt verlaeten wort ende troosteloos wort in al dat[59] ghij meijnde te vercrijgen, ende Godt v dan set in alleijndi-[60] cheijt ende ermoet van buijten ende van binnen, in al dat ghij[61] hadt ende dat ghij waert, soe sult ghij v hier in ouergeuen[62] nae den alderliefsten wille Godts, ende sult v ock bloot ende[63] ledich houden, nae den willen Godts, ende sult v versincken[64] inden wille Godts ende en sult niet wercken noch doen dit[65] noch dat, noch oock niet loopen herwaerts oft derwaerts,[66] ende sult blijuen in die duijsterheijt, ende stil staen nae den[67] alderliefste wille Godts, ende als ghij dan in Godt ende wt[68] Godt stil staet, ende in dat werck, daer ghij om wtghegaen[69] waert, ende dat ouerset in Godt, ende dat dat door Godt ghe-[70] wesent wort inden wesen Godts, daer wordt dat dan vol-[71] bracht. Daerom so sult ghij dan hier in stil sijn, stil houden,[72] ende hier en moecht ghij oock niet toe gaen noch in gaen[73] noch aensien. Ende ist, dat ghij v dan sus bloot ende ledich[74] afghescheijden hout van alle hulp haer in te doen dien ende[75] die ende v seluen, sonder alle aennemelijckheijt; siet, soe[76] wort, dat het godtlijck in v wtghericht ende voortghebracht.[77] Ende daerom ist, dat ghij beuonden wert in die waerach-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 99: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

85

[78] tighe voetstappen der rechter ghelatenheijt die Christo Jesu[79] waren, ende Hem volcht in ghelaeten troosteloosheijt, soe[80] sijt ghij inden wech der rechtuerdicheijt ende ghij wort van[81] Godt in Godt opghenomen om alle rechtuerdicheijt in Godt[82] te volbrengen. Ende ist, dat ghij v daer mit in Godt behout,[83] daer ghij dan in gheset sijt, soe sult ghij hebben die rechte[84] wijsheijt ende kunst der rechter ghelatenheijt, ende ghij en[85] sult niet weder komen tot v seluen, ghij hebt dat weselijck[86] inden wesen Godts. Ende dan sal uwen geest ierst den rech-[87] ten inganck hebben inden godtlijcken Wesen, ende sult den[88] rechten inganck mitbrengen inden gheenen, daer ghij om[89] wtghegaen sijt tot Godt. Ende als ghij dan desen inganck in[90] haer, daer ghij staet, tot Godt ghenomen hebt, ende ghij haer[91] laet Godt ende dat sij Godt bewercken mach, dan sult ghij[92] v in meerder breetheijt bevijnden inden wesen Godts ende[93] sult v dan dicker ende breeder mit haer ende in haer keeren,[94] dan ghij te vooren deet, doen ghij noch werckende wart mit[95] v wercken, oeffeninghe ende ghebeeden, ende daer in niet[96] dan groote wonders en hadt. Die wonderen, die ghij doen[97] saecht ende werckten en waeren niet dan wonderen. Dan[98] doen ghij inden wech der ghelatenheijt gheset wardt ende[99] daer in blijft, ende nu noch blijft, daer ghij geen wonderen[100] en siet noch en weet noch en kent, ende ghij los ghemackt[101] wort ende allen creaturen los sijt, ende ghij v behoudt ende[102] laet behouden van Godt in die blootheijt ende ghelatenheijt,[103] daer begrijpt ghijt al ende al inden godtlijcken wesen,[104] eenuuldich inden wesen, ende soo siet ghijt al, ende het is v al,[105] ende dat ghij hier in hebt, ende al dat ghij hebt, werckt, be-[106] grijpt, compt v al wt die gelaetenheijt Christi, daer Hij in ghe-[107] laten was, als hij mit ons was int Hoofken ende in Sijn ghe-[108] bedt lach, ende was, daert al in was ende al in werckten ende[109] dat leijden v in dese godtlijcke werckinghe, daer noch werck[110] noch wijs in en is, noch en compt, ende dat wardt v wese-[111] lijck, ende dat in den eenuuldighen wesen, daer Hij v begreep[112] ende mit v was. Ende dit is, dat ghij nu soe ghewesent sijt[113] ende waert, als ghij v inkerende wardt tot Godt, dat ghij ghe-[114] heel inden godtlijcken wesen verlooren waert, dat ghij niet en[115] weet daer ghij in aerbeijt, hoe ghij die ghebruijckende sijt[116] inden verborghen wesen, ende dit is daer, daer ghij van v[117] seluen vervloeten sijt ende waert, ende om dat ghij daer waert

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 100: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

86

[118] ende nu sijt. Siet, daerom is Godt daer ende is dat werck[119] daer ende dat daer ghewerckt wort. Ende om dat ghij van v[120] seluen afghevlooten sijt, soe heeft Godt dat wercken ende[121] is dat werck, ende Hij onderweijnt Hem des wercks inden[122] wesen, daer ghij van v seluen ghevlooten sijt, ende dat lijt[123] ghij ende dat is v sonder v seluen ende daer is dit onbekent[124] in dat geen dat het is ende daert is. Ende om dat dese wer-[125] ckinghe soe diep ende godtlijck is inden wesen Godts, soe[126] sijn die v onbekent, ende Godt ontrecht v dat, dat ghij in v[127] afghetrocken blijuen sult, ende daer wesen sult, dat ghij daer[128] sijt ende soe blijuen sult, ende soe hebt ghij uwen Godt, ende[129] soe hebt ghij Hem ghevonden, ende Hij is v ende soe en[130] moocht ghij v van Hem niet scheijden ende en kundt van[131] Hem niet ghescheijden.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 101: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

87

Hoe men Christum volgen sal in sijn versmaetheijt die hemaenghedaen werdt in sijn heijlige passie.Dat xviij cap.

[1] Christum sult ghij oock naevolghen in Sijn versmaetheijt,[2] die Hij leet doen Hij hier mit ons was. Wij leesen in die[3] Heijlighe Passie Ons Heeren, hoe Hij van Heerode den coninck[4] versmaet waert ende geacht waert als een onsinnich mensch[5] ende Hem aen liet doen een wit lanck cleet tot spot; ende in[6] al dat Hem aenghedaen waert tot spot, soe en heeft die hoo-[7] ghe wijsheijt Sijnen mont niet opghedaen, dan Hij heeuet[8] verduldich gheleeden, ende heeft Hem daer onder ghe-[9] boocht. Ende van binnen heeft Hij Hem opghericht in al dat[10] ouer Hem ende in Hem quam, ende stondt daer mit in Sijnen[11] Hemelschen Vader, daer Hij dat naem ende daer Hij hier mit[12] was.

[13] Siet, alsoe sult ghij Christum oock volgen in die versmaet-[14] heijt die v van die ende van dien aenghedaen wort. Dat ghij[15] versmaet wort als een ontsinnich mensch die geck is, daer[16] noch weeten noch kennisse in is, hier sult ghij v onder boogen[17] ende stil houden, v niet berueren, noch in dit noch in dat,[18] als oft daer niet en waer dit oft dat, jae, daer sult ghij v dan[19] noch dieper in versincken ende sincken inden afgront der[20] vernietinghe Christi, daer Hij Hem gheheel vernietten voor[21] den coninck Heerodes, ende was Hem daer seluer ontuallen[22] in al dat in Hem was ende dat Hij was.

[23] Siet, daer sult ghij v houden ende behouden, ende en gaen[24] hier niet wt, dan gheenicht in die nietheijt Christi, ende sult[25] nae den exempel Christi ws geestes ende natuer ledich staen,[26] dat is, dat uwen geest van alle gheschapen wesen geheel[27] afgekeert sij, ende van binnen sonder alle beruerten sijt ge-[28] keert tot dat eewighe ongheschapen wesen te gebruijcken in[29] Sijnen wesen. Hier moet gij nae dat exempel Christi v[30] naetuer gheheel ghestoruen sijn, dat in v geen wesen noch[31] leuen noch begeerten en sijn, die daer iet willen vertonen,[32] oft mogen oft kunnen vertoonen, als ghij sus van Heerode[33] verniet ende bespodt wort voor niet ende in niet. Jae, op dat[34] ghij den geest in v geen hijnder en doet, soe sult ghij v ver-[35] nieten in die nietheijt ende v in alles ledich houden. Ende als[36] ghij daer toe coompt, dat ghij in uwen geest v ledich houdt

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 102: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

88

[37] ende kundt houden, ende leedich ende niet in en is, ende niets[38] niet in can gecomen, soe versuncken ende verdroncken in[39] die nietheijt, dat daet anders niet in is dan nietheijt, soe blijft[40] ewelijck daer in verlooren, ende laet v in die nietheijt ouer-[41] midts der vernietinghe Christi uwen geest verniet sijn ende[42] blijuen. Ende als uwen geest hier sus verniet is inden geest[43] Christi, dat dien Hem seluen daer ledich staet ende daer is,[44] dan sal u natuer in alle dingen onder sijn ende sal haer seluen[45] laeten, ende dan sal den geest sijnen voortganck inden godt-[46] lijcken Weesen hebben. Dan eer den geest in v daer toe[47] compt, dat dien sijnen inganck heeft inden godtlijcken[48]Weesen, dan sal die Heer v noch meer laeten versincken,[49] ende sal ouer v verhengen, dat ghij noch dieper versincken[50] sult, ende ierst gheheel verniet worden voor den oogen oft[51] inden oogen der menschen mit Christo ende in Christo, als[52] dat ghij ghereeckent sult worden mit den boosen ende bij[53] den boosen ende godtloosen gheset sult worden. Wij leesen[54] in die Passie Ons Heeren, dat Pijlatus den Heer sette beneuen[55] Barrabam ende dat die Joden mit den hooghe priesteren ko-[56] ren Barrabam voor Jesum. Soe lesen wij oock, dat Jesus den[57] Soon Godts tuschen twe moordenaers aen den cruijs ghe-[58] hanghen heeft ende mit Hem ghecruijst sijn gheweest. Siet,[59] hier in heeft Christus, den Soon Godts, Hem niet verruert[60] oft in beweecht, noch dit noch dat in Hem seluer, dan Hij[61] heeft Hem hier om, hier in versuncken om ons ende in ons,[62] ende hier in verniet, ende Hij heeft Hem seluen hier in noch[63] hooger verniet ende verniet in die nietheijt. Ende dit heeft[64] hij ghedaen, als ghij verniet wort van dien ende van die,[65] ende ghij ghereeckent wort ende gheoordeelt wert van geeste-[66] lijcke ende werlijcke mit den moorders, mit den quaetdoen-[67] ders, ende als des doots werdich, dat ghij v dan sult nae den[68] exempel Christi niet onderweijnden dit oft dat, om dit ende[69] datte ontgaen, ende v daer in vrij ende puer te maecken bij[70] dien ende bij die. Dan sult ghij hier niet leuen, noch niets[71] iet vertoonen noch openbaren, dan v leuen sal mit Christo[72] in Godt verborghen sijn. Want dat die Heer dit ouer v ver-[73] henckt ende dit ende dat ouer v comen laet, dat doet Hij, dat[74] Hij v daer door in een volcomen ghelijck staen brengen wil,[75] in lief ende in leet, wtwendich ende inwendich, sonder ver-[76] kiesen, in eenuuldigher simpelheijt ende in rechter ghe-

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 103: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

89

[77] latenheijt, dat is, in een bloot eenuuldich wesen, in geest ende[78] in natuer tot Godt ghekeert nae dat exempel Christi. Als[79] Christus Hem hier vertoonden ende openbaerden, dat is, dat[80] ghij hier in niet en leeft oft v vertoont, dan v alleen in Hem[81] ende Hij in v, ende hier in al ouer al in Godt verloren ende in[82] Hem verniet ende te niet.

[83] Siet, als ghij v dan nae den exempel Christi verniet hebt[84] ende te niet sijt in al v versmaetheijt, die v opgheleijt wort,[85] dan sal Godt mit v ende in v sijn, dan sult ghij inwendich[86] stadich een soet, weselijck ghemoet in Godt draghen, hooghe[87] bouen alle gheschaepen wesen in dat eenuuldighe wesen der[88] Godtheijt. Ende daer sal Godt tot v comen, ende dat sal[89] gheschieden inden geest, daer sult ghij dan staen wt v seluen,[90] bouen v seluen in die verloorrenheijt ende nietheijt ws selfs.

[91] Als ghij dan die toecomst des Heeren in v ende tot v ghe-[92] uoelt ende Hem in v staedich behout, dan sal uwen geest[93] daer mit wonderlijck ende diep ingheset worden ende ouer[94] gheset worden, dat uwen geest hem keeren sal hooch bouen[95] alle creaturen ende bouen alle lijden, bouen alle vernietinghe[96] der menschen ende in al dat sij v aen mogen doen, jae, bouen[97] al dat sij geuen oft neemen moghen, ende sult daer al bouen[98] gheset worden in een eenuuldicheijt des gheschapen wesens.[99] Daer sult ghij dan groote vrijheijt hebben bouen v seluen[100] inden geest ende daer soe ghewesent sult worden ende sijn[101] ghewesent. Ende daer sult ghij dan een groote kentenisse[102] gheuoelen in uwen geest van Godt. Siet, dit sal v geschien,[103] ouermidts dat diep insincken ende vernieten dat ghij hadt,

[104] doen ghij verniet wort, veroordeelt ende ghereeckent wort[105] mit den boosen ende als boos, ende die boosheijt seluer, ende[106] ghij doen een weselijcke, puer ontsincken ws geestes in dat[107] eenuuldighe ongheschapen Weesen hadt, door welck uwen[108] geest in sijn ierste puerheijt gheset wordt, ende hem daer[109] ontworden wordt dat hij is, dat dien aennaem door Godt[110] ende in Godt, dat hij niet en was noch en had in hem seluen,[111] oft mit hem seluen, oft van hem seluen.

[112] Siet, dit werckten Godt, daer Hij v opleet ende v opgheleet[113] wordt dit ende dat, dat in v niet en was. Doen tooch Hij v[114] hier door in den gheest tot Hem ende in Hem, ende ghe-[115] bruijckten v tot Hem ende in Hem, alsoe dat ghij in dese voor-[116] komenheijt van Godt, dat Godt op v het comen alsoe veer

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 104: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

90

[117] wt v seluen ghetooghen wort in die eenuuldicheijt des godt-[118] lijcken Weesens ende van dat weselijcke Wesen alsoe be-[119] greepen wort. Siet, als ghij sus omfanghen wort inden wesen[120] Godts, soe sijt ghij in v seluen te niet ende verniet, ende dan[121] staet gheheellijck ledich ende sonder aenneemen ws selfs.[122] Ende soe sijt ghij dan gheheel van Godt beseeten, alsoe dat[123] ghij dan niet meer en leeft, dan Christus leeft in v ende[124] Christus is v leeuen ende v wesen in die versmaetheijt ghe-[125] worden.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 105: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

91

HoemenChristum volgen sal in sijnen doot ende in sijn verrijsenisse.

Dat xix capitel.

[1] Wij leesen, doen Christus verreesen was vander doot,[2] dat Hij sprack tot Sinte Peeter: ‘volcht mij nae’.[3] Soude Sinte Peeter Christum volgen in Sijn opuerstandenisse[4] ende verrijsenisse, soe moste hij Hem oock ierst volghen in[5] Sijn steruen ende doot, dat is, sou hij godtlijck ende ouer-[6] gheformt worden in Christo ende Hem ghelijck worden[7] in Sijn verrijsenisse, soe most hij hem ierst steruen, ver-[8] liesen ende dooden al dat in hem leefden ende dat in[9] hem was.

[10] Alsoe, sult ghij Christum volgen in Sijn opuerstandenisse,[11] soe moet ghij v ierst steruen. Niet en mach in v sijn, noch[12] ghij en muecht in v niet hebben noch dit noch dat, noch in[13] v seluer niet vijnden noch hier noch daer, noch dit noch dat,[14] jae, soe ghij noch Godt in v, noch v in Godt beuijnt, soe sijt[15] ghij noch niet doot, ende soe en muecht ghij in Christo noch[16] mit Christo niet verrijsen noch opghestaen. Waer ghij v[17] vijndt, oft dit oft dat, oft Godt in v oft v in Godt, daer sijt[18] ghij noch leuendich in v seluen ende niet doot. Ghij moet[19] doot sijn dit ende dat, ende al dat in v is, dat ghij daer niet[20] en vijndt, noch dit noch dat datmen noemen mach, dat het al[21] doot sij, ghedoot, doot. Ghij moet daer toe comen, soe ghij[22] verrijsen sult ende verreesen sijn in Christo ende Sijnder[23] verrijsenisse deelachtich sijn ende een daer in sijn ende ver-[24] reesen sijn, dat ghij niet en bekent noch en weet noch niet[25] en wilt, noch niet en begeert, noch niet en werckt dit noch[26] dat, noch hier noch daer, het sij wat het sij, het sijdt ghij[27] seluer, oft het sij godtlijck, dan dat dat al doot sij, ende is dat[28] leuen, wesen oft begheeren oft bekennen oft ghebruijken,[29] dat dat Ghodt sij ende Godt alleen daer sij. Ende ist, dat daer[30] wat is ghedaen ende ghewerckt wordt, dat dat godtlijck sij,[31] ende dat in v niets niet en openbaer dan een godtlijck wesen,[32] ende dat ende dit, dat ghij werckt ende in v gheschien moet,[33] dat dat al sij een wesen dat int godtlijck Wesen begreepen[34] is ende dat dat daer is, ende wt ende in vloeijende dat dat daer[35] is ende daer blijft. Ende al wat ghij sijdt ende dat ghij daer[36] blijft ende daer niet wt en gaet tot dit oft tot dat, ende[37] dat ghij oock niet en weet van dit noch dat, noch hier

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 106: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

92

[38] noch daer te wercken oft te doen, dat hier in oft daer in staet.

[39] Siet, dit was dat Christus meijnden in v, doen Hij verrees[40] ende dat Hij in v soe verrijsen sou sijn, ende hier toe jaechden[41] Hij mit al ende in al dat Hij dede ende leet, ende Hij en[42] socht niets niet in Sijn verrijsenisse dan dit in v, jae, al dat[43] Hij werckten, dat Hij volbracht, dat Hij sprack ende daer Hij[44] Hem in openbaerden, was alleen om dit, ende dat dit in v[45] sijn sou, ende dat v wesen. Dese verrijsenisse is alleen, dat[46] men ghecomen is inden godtlijcken wesen ende daer ghe-[47] wesent sij. Dat ghij nu sterft, ende doot v ende al dat daer is,[48] dat moet al in v sijn, in dien dat ghij verrijsen sult. Alle die[49] heijlighe menschen, die haer leuen een wesen was ende ver-[50] reesen was, die was al haer leuen een doodinghe ende ver-[51] liesinghe, ende soe veel sij haer wt ghinghen ende verloorren,[52] soe veel verreesen sij, ende soe veel haer leuen doot was,[53] soe veel wast een wesen. Soe veel ghij v nu seluer doot door[54] Christum ende om Christum, soe veel verrijst ghij in Christo.[55] Alle doodinghe in Christo en is anders niet dan een verrijse-[56] nisse in Christo. Ende ist dat het al ghedoot sij ende doot is,[57] soe is die verrij ssenisse gheschiet ende ghij sijdt in Christo,[58] mit Christo verreesen. Ende als dit verrijsen gheschiet is,[59] ende datmen daer in is, soe en weetmen niet dit oft dat te[60] wercken, te doen, noch hier noch daer te gaen, dan daer[61] is een eewighe rust, een eewich swijghen ende een[62] eewighe onberuertheijt noch in dit noch in dat, noch daer[63] en wort niet aenghegreepen hier oft daer, dit oft dat te[64] wercken, ende dit is, ende anders en is daer niet, want[65] het is ten wesen ghecoomen ende leuen is een wesen ghe-[66] worden.

[67] Siet, hier sal al v leuen ende wesen in staen, toe staen,[68] om sus mit Christo te verrijsen, ende sult v leuen ende wesen[69] hier in verteeren om in Christo, mit Christo soe te verrijsen[70] ende Hem in alles soe nae te gaen. Ende ist, dat ghij soe niet[71] en verrijst ende Christum gheheel wtdruckt in Sijn verrijse-[72] nisse, soe en is Christus v noch niet verreesen, noch oock niet[73] ghestoruen. Ende is Hij v niet verreesen noch ghestoruen,[74] soe en sijdt ghij in Christo niet ende soe en sijdt ghij oock[75] gheen christen mensch, ende soe en sult ghij mit Christo[76] ende in Christo gheen deel hebben. Daer om, sult ghij in[77] Christo sijn ende mit Hem sijn ende Hij in v verreesen sijn,

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 107: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

93

[78] soe moet ghij, als verhaelt is, v seluen in al ghestoruen ende[79] doot sijn dit ende dat. Ende hoe ghij meer ghestoruen ende[80] doot sij dt in Christo in al, hoe ghij in al meer verreesen sij dt[81] ende verrijst ende hooger wandelt in Godt ende godtlijcker.[82] Christus Onse Heer heeft daer om den doot ghestoruen[83] lichamelijck, dat Hij gheestelijck in v dooden soude, dat in[84] v leefden ende dat ghij alsoe wederom door Sijn verrijsenisse[85] verrijsen soudt in een ontsterffelijckheijt. Ende dit is seeker,[86] dat Christus daer om verreesen en ghestoruen is. Dit was[87] Christus ende dit werckten Christus. Cristus is ghestoruen[88] ende verreesen van der doot, op dat ghij Hem hier in volgen[89] soudt. Want ghij en muecht niet verrijsen noch wandelen in[90] die nieuheijt des leuens, in al, ouer al, ghij moet ouer al sijn[91] ende ghebracht sijn ende in al sijn, ende dit is, als ghij in[92] al v verloorren hebt ende daer in ghedoot sijt, dat ghij v[93] nerghens en weet v seluen te berueren noch v hebt te berue-[94] ren, daer ghij van Godt in begreepen sijt, jae, daer ghij nu in[95] verreesen sijt ende daer ghij sijt. Want ghij hier sijt, soe en[96] hebt ghij niet, dat iemant berueren oft scheijnden mach,[97] noch ghij en hebt soe veel kentenisse niet, dat ghij[98] onderscheijt muecht bekennen oft weten, daer ghij in[99] begreepen sijt ende daer ghij sijt ende daer ghij al hebt,[100] al bekent, al ghebruijckt, daer en hebt ghij niets niet,[101] alsoe veel daer ghij een ghedacht mit eijgenschap mocht[102] in keeren oft toe keeren oft in keeren, oft dat v hier in[103] een veesken ghenomen mocht worden, oft iet dat dit oft[104] dat weer.

[105] Siet, dit was sus in Christo nae Sijn verrijsenisse ende[106] dit was in Hem ende dit bleef in Hem. Ende dit en mach in[107] ons niet gheschien ende het moet ierst in ons volbracht[108] worden dat in Christo was. Ende daer dat volbracht is, daer[109] is een godtlijck leuen, een volcomen leuen ende wesen, ende[110] soe en mach daer niet ghegeuen noch ghenoomen werden,[111] want het is daer al ende het blijft daer al, dan niet in dit noch[112] in dat.Waerachtich, dit is al, daer den mensch al ghestoruen[113] is ende doot is, ende in al dat in hem is, ende daer blijft hem[114] al dat Godt gheschaepen heeft ende al dat daer is, ende dat[115] blijft hem, want hij verreesen is ende verrijst wt den doot,[116] ende soe is hem daer een eenich leuen, een godtlijck ende[117] ouer weselijck leuen, jae, een ongheschapen leuen ende wesen,

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 108: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

94

[118] ende daer om soe en wort hem niet toe gheleet noch afghe-[119] noomen. Die dit leuen hebben ende die daer sijn, dat haer niet[120] ghenomen noch ghegheuen kan gheworden, die sijn mit[121] Christo verreesen ende volgen Hem in Sijn gloriose ver-[122] rijsenisse, ende hoe sij Sijn leeuen naeder koomen ende in[123] gaen, hoe sij waerachtigher mit Christo ende in Christo ver-[124] reesen sijn ende in Christo sijn ende een leuen ende wesen mit[125] Hem ende in Hem sijn. Ende hier moet den mensch sijn,[126] sal sijn leuen een wesen sijn. Ende dit moet sijn, want is sijn[127] leuen een wesen, soe is hij in een Leuen ende leeft in een[128] Leuen ende wt een Leuen, dat al leuen een leuen gheeft, jae,[129] in dat dat alle leuen het leuen gheeft.

[130] Siet, dit was sus inden appostelen ende in die verborghen[131] menschen, die door den doot int leeuen gegaen waeren, ende[132] soe waeren sij dat leuen in dat leuen dat alle leuen leuen was.[133] Dan eer sij hier toe ende hier in quamen ende haer wesen[134] gheworden was, soe hadden sij te vooren den doot in den[135] doot ghestoruen. Want waren sij dien niet ghestoruen, sij en[136] waren soe godtlijck niet verreesen ende soe in Godt niet ghe-[137] weest, ende soe en hadden sij alle dinghen het leuen niet ghe-[138] gheuen ende alle dinghen en waeren haer soe niet gheweest,[139] noch sij en hadden alle creaturen soe hooch in Godt niet ghe-[140] bracht, noch godtlijck ghemackt. Dat die apostelen ende die[141] godtlijcke menschen, seet een leeraer, die menschen soe godt-[142] lijck opnaemen ende in Godt brachten ende in Godt ghe-[143] bruijckten ende werckten, dat was, dat sij die te vooren door[144] Godt ghelaeten hadden, ende dat sij haer te vooren ghe-[145] storuen ende doot waeren ende in haer niet waren. Ende dat[146] is waerachtich, niemant en heeft enich mensch in Godt ghe-[147] bracht oft godtlijck in Godt ghebracht, hij moet hem ierst[148] wtghegaen sijn gheweest ende ghedoot gheweest. Waer hij[149] doot is, daer mackt hij leuendich, want daer hem alle die[150] wtwendighe leuens doot sijn ende in hem doot sijn, soe moet[151] Godt in hem leuen ende Godt leeft in hem, ende soe is hij[152] des menschen leuen ende hij leeft in den mensch ende soe is[153] hij des menschen leuen, ende soe is den mensch dat leuen[154] alles leuens ende die den mensch dat leuen gheeft. Ende dat[155] leuen is verborghen in haeren doot, daer sij haer seluen ende[156] allen creaturen doot sijn, ende allen creaturen haer, daer geuen[157] sij dat leuen alle creaturen ouerweselijck inden wesen Godts

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 109: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

95

[158] als verhaelt is. Dan dit is een ouerweselijcke werckinghe[159] inden wesen Godts, ende als sij rusten, soe wercken sij, als[160] sij swijghen, soe spreeken sij, als sij slaepen, soe waecken sij.[161] Ende dit is, want sij sijn in Godt ende in dat godtlijcke[162]Wesen ghekeert ende daer om en hebben sij wtwendich gheen[163] werck dat in dit oft dat staet, noch sij en wercken noch hier[164] noch daer, noch sij en gheuen noch en neemen, ende haer en[165] wort niet ghenoomen noch ghegeeuen, ende dat is, dat sij[166] altijt staen in stilheijt, in rust, in vreede, ende daer blijuen sij,[167] daer sij sijn, ende hier en mooghen sij haer niet wt keeren[168] een oogenblick in dit oft dat, want sij wercken ende smaecken,[169] daer sij haer niet wtghekeeren connen in dit oft dat. Sij[170] wercken al wat anders ende sijn op een ander, daer dit oft dat[171] niet sijn en mach, ende daer dit noch dat niet en is noch en was.[172] Sij waeren ghekeert van alle dinghen int godtlijcke Wesen,[173] doen sij Christum sus volchden in Sijn godtlijcke verrijse-[174] nisse, dat sij nu noch dit noch dat hadden, noch ghebruijck-[175] ten, noch bekenden, noch dien noch die opnaemen. Dan[176] dat sij bekenden ende hadden ende opnaemen, dat was ouer-[177] weselijck inden godtlijcken wesen; want sij waeren inden[178] wesen Godts ghekeert, soe en hadden sij, noch en mochten sij[179] niet hebben, dan dat selue weesen, ende soe dat sij opnaemen[180] dat was ouerweselijck in haer, alst in Christo was nae Sijn[181] verrijsenisse, weselijck in Sijn selfs Wesen. Sij hadden, dat[182] was in gheelheijt ghewesent in den wesen Godts. Dat sij doen[183] werckten, bekenden, en was niet in dit oft dat, dan het was[184] haer al dat selue, daer sij waren ende dat sij waeren, ende soe[185] en naemen sij niet van buijten hier in oft daer in, dan ouer-[186] weselijck in Godts wesen, want sij daer stonden gheheelijck[187] ledich ende en hadden daer gheen steede, noch niet, dat in[188] haer daer in comen mocht, noch sij en mochten daer oock[189] niemant begrijpen, noch sien, noch dien noch die, die daer[190] waeren. Siet, soe waren dese menschen, die Christum volghen[191] in Sijn verrijsenisse. Sij waeren al ledich, los, vrij ende in alles[192] verheeuen, ende leefden eens godtlijcke leuens als Christus[193] leefden nae Sijnder opuerstandenisse, want al dat sij hadden,[194] dat sij wisten, dat was haer al puerlijck Godt, ende sij wisten[195] niet dit oft dat, dat was haer hier al een, ende buijten dit[196]Weesen en begreepen sij niets niet daer sij begreepen, daer[197] sijn sij begreepen.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 110: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

96

[98] Hoe ghij Christum volgen sult in Sijn Hemeluart hebt ghij[99] int boexken van dat hemelsche leuen, ende hoe dat leuen[200] een wesen is in Godt.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 111: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

97

Aantekeningen

2 duchden: lees: duechden.3 dat2: opdat.5 ons... afgaen ende wtgaen: afstand doen van onszelf en onszelf verloochenen.11 al: alles.15 seet: zegt.18 godtlijck: van God vervuld.21 in Godt begrepen: in God bevangen, besloten, opgenomen, van God vervuld.

‘Vader, ick wil...’: Joh. 12, 26 -.24 daer: op de plaats waar.25 ‘Heer, wat sal ick doen...’: Math. 19, 16-; Marc. 10, 17-; Luc. 18, 18 -.26 dat: opdat.29 beminen: lees: beminnen.30 daer...in: waarin.34 eest: is het, gebeurt het.

gebruijken: genieten.42 niets niet: helemaal niets.43 wesen: vergoddelijkt leven dat zich in het mystieke wezen van de ziel afspeelt

en in den grond van de krachten passief wordt ondergaan.49 weselijck begrepen: wezenlijk besloten.50 muegen: kunnen.51 weselijck: in de mystieke ervaring.59 dat: zodat.63 dan: maar.67 ons... aennemen: eigenzoekerig ons toeëigenen of op ons nemen.73 sus: aldus.91 vervolgen: volbrengen, uitoefenen.96 volhertdich: volhardend.102 alle wesen weselijck: wezenlijk alles.107 in eenicheijt des Heijligen Geests: in de eenheid van den H. Geest.

Cap. Nr. 1.

2 godtlijck: in den zin van de mystieke vereenzelviging.5 verbeelden: vervullen, erin opgaan, zich erin verdiepen.8 dat1: hetgeen.

aengrijpen: aanvatten.9 v... waer nemen: in acht nemen.14 v... laten: uzelf verloochenen.16 mach: kan.22 al: lees: als.

oot: ooit.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 112: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

98

24 op Hem: over Hem.28 werden: worden.30 gelijck: onbewogen, mystiek gelijkmoedig.34 formeloos: wijzeloos.36 vercuelinghe: verkoeling, verfrissing.40 lijden dat noch wijs noch gront en heeft: het lijden van den mystieken nacht.46 niet: niets.

sueken: zoeken.50 ledich: niet met het aardse vervuld, boven het aardse verheven.51 in al ouer al: in alles, overal.

laet v Godt gebruijcken: laat God met u doen.52 oeffenen: het Latijn exercere: bewerken, op de proef stellen.63 hij gaet dan: tenzij hij ga.71 ‘die geen sund gedaen heeft...’: I Petr. 2, 21-.

sund: zonde.77 dichten: uitdenken, mhd. tiften.85 verniet: vernietigd, als niets geacht.87 v: uw.

Cap. Nr. 2.

11 bekende: erkende.22 wesen: doenwijze.24 dan: maar.30 swaerlijck: zwaar, erg, bezwarend, drukkend.35 Dathan ende Abiron: stondenmet Core op tegenMozes en werden tot straf door

de aarde verslonden; zie: Numeri 16.36 erd: aarde.

heeft haer op gedaen: heeft zich geopend.39 onneren: oneer.

versmaetheijt: smaad, hoon, krenking.44 ordinancie: ordonnantie, verordening, voorschrift.48 sus: aldus.55 beginsel: begin.59 kalde: koude.60 worden: werden.62 haeren sackken: zakken van haar als boetekleed.63 dan: want.64 in dat om dat: lees: ende om dat, ofwel: in dat om dat: daarom.71 begrepen: opgenomen.79 Hem seluen begrijpen ende voldoen: God zelf zich u in Zich opnemen en voor

u voldoen.80 geenicht: verenigd.81 opricht: richt op, herstelt, maakt goed.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 113: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

al: alles.82 dan: maar.83 custen: zouden kunnen.94 gelaetenheijt: gelatenheid.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 114: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

99

95 dorden: derden.99 ‘daer ick ben...’: Joh. 12, 26 -.115 niet: niets.117 werckten: werkte.118 ist noch godtlijck: is het, op mystieke wijze, in dezen toestand van gelatenheid,

iets van Christus.120 werden godtlijck: op de wijze van deze mystieke vereenzelviging.121 sunder haer seluer: door passieve, mystieke ingestortheid.

Cap. Nr. 3.

2 ‘leert van Mij...’: Math. 11, 29 -.12 ootmoedighe wijsen: niet nader te bepalen ootmoedige handelingen.14 habijt: uitwendig voorkomen, uiterlijk.24 gescheijden... van v seluen: onthecht van uzelf, zodat gij voor uzelf niets zijt.29 vijnt: vindt.

niet: niets.38 lichttelijck: licht, gemakkelijk.42 wart: werd.47 niet: niets.49 die1: iemand die.57 ghewercken: uitoefenen, tot stand brengen, verrichten, volbrengen, doen.61 als: zoals, gelijk.82 dat: zodat.84 hij bevijnt dan: tenzij wanneer hij vaststelt.88 godtlijck: hier en in het volgende: godgelijkend.99 dan: maar.

begrijp: haar werkende uitoefening.100 dan: maar.

begrepen: in haar opgenomen zijn, in de goddelijke werking.104 weselijck wart: passief ervaren werd.

dit was haer wesen: haar diepste zielshouding.105 hier in hadt sij haer wesen weselijck: zo was ze met den grond van haar ziel in

het goddelijk Wezen gevestigd, op mystieke wijze met God vereenzelvigd.107 verhochden: verblijdde, verheugde.111 cost: kon.

werdicheijt: eer, eerbied.114 ginck Cristo hier in het naest: volgde Hem het dichtst bij.118 tijt: het aardse leven in tegenstelling met de eeuwigheid.120 ontsuncken: onttogen, onttrokken.121 ontwesent in Godt: op mystieke wijze in God omgevormd.

geschapenheijt: haar geschapen krachten en werking.122 wesen: mystieke ontvankelijkheid in den grond der ziel.125 pleechden: uitoefende, verrichtte.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 115: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

126 minnen2: lees:Minnen.128 weselijck: op mystiek passieve wijze.129 hogen: toenemen in heerlijkheid.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 116: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

100

139 nederheijt: ootmoed.aflaten: ophouden, uitscheiden.

140 tot dat ghij bebt die ootmoedicheijt, weselijck: totdat ge den ootmoed bovenactieve beoefening passief ingestort ervaart.

Cap. Nr. 4.

4 begrijp: bereik.9 weselijck: met den grond van de ziel.12 sus: aldus, op die wijze.15 dragen: meedelen, er openbaarheid aan geven.23 weselijck: in wezen.25 ongelatenheijt: onlijdzaamheid, het niet bestand zijn tegen leed of tegenspoed.33 geestelijck: geestelijk levende, vroom, godvruchtig.35 onttogen: onttrokken, weggenomen.35 gelijck: onbewogen, mystiek gelijkmoedig.36 dan: maar.39 blootheijt haers gebruijcks: het beroofd zijn van de goddelijke liefde.41 proeven: beproeven, op de proef stellen.43 voorcomende gracie: vrijwillige of zonder enige verplichting aangeboden genade

die, zonder dat een daad van de mensen voorafging, begonnen is de mensheidte zoeken en te beweldadigen.

49 dan: maar.50 weer: ware.53 onberuert: onberoerd, niet bewogen.67 openbaer: duidelijk.68 qualijck: slecht.72 dan: maar.73 hier van: hierom.78 ‘vrient, waer toe sijt ghij gecomen...’: Math. 26, 50 -.81 sprack: sprak hij.

‘Vader, vergeeft haer...’: Luc. 23, 34 -.84 vrijheijt: edelmoedigheid, mildheid, grootmoedigheid.

soetticheijt: vriendelijkheid, goedertierenheid, beminnelijkheid, minzaamheid,zachtheid van gemoed.

89 sterren: staren.94 v... waernemen: op uzelf letten, aan uw heiligmaking arbeiden; wat verder

uitgelegd in: ‘dan moet ghij oock toe sien...’.108 weselijck: in den grond.111 middel: hulpmiddel tot Godsvereniging.113 proeue: beproeving.115 dat: opdat.124 stichticheijt: stichting.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 117: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

Cap. Nr. 5.

8 dan: maar.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 118: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

101

12 muegen: kunnen.13 sachtmoedicheijt: lijdzaamheid.15 oprichten: verhief.17 onlijdelijck: niet vatbaar voor lijden.21 hem: zichzelf.22 opgetogen: opgetrokken.30 voorcomen: voor den geest komen.32 hem... verbelden: zich zinnelijke voorstellingen maken, erin opgaan, er zich in

verdiepen, er zich door benadelen of schaden.35 ledich staen: zich niet eigenzoekerig toeëigenen.39 blootheijt: onthechting.43 dan: maar.47 noch: nog verder.49 godtlijcker wercken: nog meer als passief bewogen door God.57 hem... versincken: zich houden in zijn eigen nietigheid tegenover God.58 hem... verliesen: aan zichzelf verzaken.60 ghewesent: als in zijn grond bevestigd.65 begrijpen: vatten.69 opganck: opstijging tot God.73 begrijpelijck: vatbaar, te omvatten.

Cap. Nr. 6.

3 dan: want.4 grondelijck: tot den grond toe, volkomen, helemaal, geheel en al, door en door.

weselijck: grondig.21 mach: kan.23 ie: ooit.45 begrepen: opgenomen.49 worp: wierp.50 torment: pijniging, foltering, kwelling des geestes.

waerachtich: waar.51 gelaeten: onderworpen.52 mach: kan.62 dan: want.

wtganck: uit zichzelf.63 dan: maar.68 worden: woorden.74 contempleren: zich aan godsdienstige bespiegelingen overgeven.81 daer... in: waarin.82 dan: maar.84 dan: want.86 gelijck: onbewogen, mystiek gelijkmoedig.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 119: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

geheel: geestelijk verzameld.95 dan: maar.99 stichten: instellen, in praktijk brengen.100 dan: want.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 120: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

102

101 begrepen: gevat, bereikt.102 dan: maar.105 sijn werck waer een wesen: zijn natuurlijke zielswerking zou eminent in den

mystieken zielstoestand zijn opgenomen.114 godtlijcker wtwerckt: meer het werktuig is van God in zijn werk.

Cap. Nr. 7.

9 ‘Vaeder, niet mijnen wil...’: Luc. 22, 42-.dan: maar.

11 eigen sueckelijckheijt: het zoeken van zichzelf, het bedoelen van eigen eer envoordeel, zelfzucht.desen wtganck: dit den rug toekeren aan ons eigen zelf.

14 in sien: blik naar binnen.16 op een nieeu: opnieuw.19 sus: anders; het Duitse sonst.21 hem seluen... wijken: afstand doen van zichzelf.23 werckelijckheijt: werkzaamheid.

dan: maar.26 sueken: zoeken.27 hem berueren: aangedaan, geschokt, bewogen worden.28 sus: aldus.35 dan: want.39 ledich: onthecht.

was: versta: naar de mensheid.43 selfs heijt: iemands wezen of persoonlijkheid.45 dan: maar.49 dat enich Een: namelijk: God.55 niets niet: versta: op Godgevallige wijze.60 menichuuldich: met allerlei wereldse zaken vervuld, het druk hebbend met de

wereld.79 Saetmen: lees: Staetmen.

soe en ist: dan is het.80 dan: want.81 moet: moet het.84 en ist niet: althans niet op Godgevallige wijze.86 in dat Een begrepen: in God verslonden.88 eenicheijt int Een: het een-zijn met en in het Ene.91 dan: maar.94 hij sij: tenzij wanneer hij.95 gheenicht: een geworden.102 dan: maar.106 wtgedreuen: ertoe gebracht.109 Godt daer in waernemen:God niet uit het oog verliezen, het oog op God richten.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 121: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

129 blootheijt: onthechting.134 in Sijn wesen verwesent: in Zijn wezen mystiek opgenomen.140 niet: niets.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 122: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

103

150 dat boeck van dat leuen ons Heren: een niet teruggevonden tractaat van P.Pullen.

151 wesen: doenwijze.ontwesent: op mystieke wijze omgevormd.

155 laet: overlaat.159 dan: want.

Cap. Nr. 8.

12 aerbeijden: zich moeite geven, zich inspannen.13 geraeken: verkrijgen, verwerven.14 gebruijken: genieten.

sulken: zulk een.15 daer die weselijck is: waar ze, in den grond van de krachten, passief wordt

ondergaan.16 mach: kan.22 aerbeijt: moeite, last.

swaerheijt: leed, nadeel, verdriet, moeilijkheid.25 die Heijlige Amelberch:waarschijnlijk is hier bedoeld de Heilige die in de VIIIe

eeuw leefde. Ze werd teMunsterbilsen begraven. Haar stoffelijk overschot werdin 870 naar Gent overgebracht. Feestdag 10 juli. Vooral te Temse vereerd. Zieonder meer: G. CELIS, Volkskundige Kalender voor het Vlaamsche Land, Gent,1923, bladz. 218 -.

38 periculen: gevaren.41 sunderling: bijzonder.51 die: denkelijk een slechte oplossing voor dat.

voorquam: voorkwam; Latijn: praevenire.54 verborgelijck: op verborgen wijze.55 weselijck: in den grond van de ziel.56 sonder onderlaet: zonder ophouden, onafgebroken.62 stilheijt: stilte, rust, kalmte.65 Sijn werck in hem hebben: hem mystiek begenadigen.70 nae: naar.74 inwercken: de mystieke werking van den geest van God op het gemoed van den

mens.77 gelaeten: aan God overgelaten.87 gevallen: bevallen, aangenaam zijn, behagen.101 aen en neem: eigenzoekelijk toeschrijve.105 weselijck: in den grond.114 solde: zou.130 niet: niets.

mit: mede.134 weselijck: wezenlijk, in den mystieken grond ervan.135 begrijpt: vat op mystieke wijze.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 123: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

in Sijnen wesen weselijck: in Zijn goddelijk Wezen wezenlijk.139 dan: maar.142 weselijck: in zijn Wezen zelf.149 ontgeest: mystiek verheven boven zichzelf.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 124: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

104

152 weselijckheijt: mystieke grond.

Cap. Nr. 9.

4 aengaen: betreffen.8 dat: opdat.9 dan: maar.17 sunderlinge: bepaaldelijk, speciaal.18 keeren: zich wenden tot, zich richten naar.22 wonderlijck: op wonderlijke wijze.25 begrepen: opgenomen.42 als dat: omdat.43 dan: maar.47 Dat; dan, in den zin van maar, zou een duidelijker zin geven.50 Hem seluer van Hem seluen als Hem seluen: zichzelf door zichzelf als zichzelf.59 dan: maar.61 weselijck: in zijn Wezen.66 int naeuolgende boeck: een niet teruggevonden tractaat van P. Pullen, waarin

een hoofdstuk voorkwam ‘van der minnen Christi’.68 wtuloeijen: het krachtig zich naar buiten openbaren van de goddelijke liefde.71 onwandelbaer: niet aan verandering onderhevig.75 reuerencie: verering, eerbetoon, eerbied.82 geraeken: erin slagen te bereiken, verkrijgen, verwerven.

vremde waerom: beweegredenen die met God niets te maken hebben.83 dan: maar.88 deuoeter: toegewijder.93 eijndt: doel.97 dan: maar.99 verbeelden: erin opgaan, zich erin verdiepen.106 dueruloeijt: doorstroomd, vervuld.110 wercklijckheijt: gewone werking van de zielekrachten.

dan: maar.bewerckt: passief begenadigd.

120 is: lees: is het.ouer: boven.

126 dan: maar.overgeset: overgebracht op mystieke wijze.

128 leuendich: levend.133 veruloeten: weggesmolten, door geestelijke liefde verteerd of verslonden.

Cap. Nr. 10.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 125: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

4 vorderen: bevorderen.10 Beda: Heilige, Benedictijn, Kerkleraar en geleerde, geboren in 673 of 674 in

Northumberland en overleden op 26 mei 735 in het klooster te Yarrow. Feestdag27 mei. Schreef werken over kerkgeschiedenis en politieke geschiedenis,cosmologie, chronologie en rekenkunde.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 126: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

105

12 aerbeijden: zich inspannen.13 H. Gregorius:Kerkleraar, geboren c. 540 te Rome, Paus den 3en september 590,

overleden op 12 maart 604. Feestdag 12 maart. Zijn talrijke geschriften hebbeneen diepgaande invloed uitgeoefend op het Middeleeuwse geestesleven.

21 stueren: sturen, richten, brengen naar.31 al: allen.40 ‘vermaledijt sijn sij...’: Psalm 119 (Vulgaat 118), 21.42 weer: ware.55 hem: lees: hen.57 lijftelijck: wat het lichaam betreft, met het lichaam.67 om: ter wille van, voor.74 genoemen: genomen.86 een: lees: en.87 dan: maar.93 geoordieneert: geordend, gericht.102 begrijpen: aangrijpen, aanvatten.104 dan: maar.105 wtgekeert: met zijn gedachten naar het uitwendige, naar de hem omringende

wereld gekeerd.118 gescheijnt: geschonden, onteerd, bevlekt, bezoedeld.122 jammer bedrijuen: weeklagen.128 spijt: hoon, krenking.134 hem seluer waecht: verwacht, er op verdacht is.138 hem... onthouden: zich onthouden, zich bedwingen, iets kunnen nalaten.149 straffen: laken, berispen.151 niet: niets.152 begeerden: begeerde.156 van: door.158 sulken: zulk een.177 opval: wederwaardigheden, vijandelijke bejegening.179 dat: wat.186 liefhebbers: minnaars, vrienden.187 dan: want.194 dan: want.201 al: alles.206 wijt: ver.212 dan: maar.215 nieu maer: nieuwsje.219 wij2: tenzij wanneer wij.235 mach: zou.246 dan: maar.260 vermenichuuldicht: verstrooid.

dan: maar.262 te vooren geuen: aan God overgeven.264 dan: want.271 veruolgenisse: vervolging.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 127: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

273 daer... in: waarin.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 128: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

106

286 dan: maar.haeren schaede: het zedelijk nadeel dat de mensen zich door de zondeberokkenen.

Cap. Nr. 11.

13 staedich: bestendig, aanhoudend.28 sus: aldus.35 werdicheijt: waarde, voortreffelijkheid.46 beuest: bevestigd, versterkt.54 kentenisse: kennis.55 volcomen: volmaakt, heilig.63 ‘wij dancken Godt...’;: I Thess. 1, 2 -.65 ‘wij dancken Godt...’: Coloss. 1, 3 -.78 ‘biddet stadich inden geest...’: Ephes. 6, 18 -.79 geduericheijt: volharding, standvastigheid.80 ‘biddet sonder onderlaet...’: I Thess. 5, vers 17.82 ‘sijt wijs ende waeckt...’: I Petrus, 5, 8 -.90 voorcomen: voor den geest komen.94 belden: beelden, voorstellingen.

wijsen: bepaaldheden.97 falieeren: aan zichzelf onttrokken worden.98 gebruijckelijcke enicheijt: zalige vereniging.101 dan: want.102 door ende ouergegaen: afstand gedaan van zichzelf.103 liggende ende ruerent: roerende en onroerende goederen, dus al wat ze bezaten.113 eenicheijt: Godsvereniging.114 in een wesen weselijck: in mystieke vereenzelviging.117 vruchtbaer: geestelijke vruchten dragend, heilzaam.119 al: alles.127 daer: waar.129 ‘ick seg v...’: Joh. 16, 23 -.135 volstandich: volhardend, standvastig.136 afstaen: nalaten, er mede ophouden, uitscheiden.139 ‘ist dat iemand...’: Jac. 1, 5 -.140 verwijten: verwijt doen.143 ‘dat stadich gebet...’: Jac. 5, 16 -.154 Onser Lieuer Vrouwen Broederschap: godsdienstige gilde ter ere van de H.

Maagd. Waarschijnlijk zal P. Pullen hierbij gedacht hebben aan het IllustreLieve-Vrouwebroederschap te 's-Hertogenbosch, waarvan de statuten in 1318werden goedgekeurd.

155 Broederschap van den soeten Noem Jesus: godsdienstige gilde, ingericht omde verering te bevorderen van den H. Naam van Jezus, een devotie die reedsvan de XIVe eeuw af algemeen verspreid was.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 129: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

156 Broederschap van der Coorden:waarschijnlijk is hier bedoeld de broederschapvan den gordel van den H. Franciscus, die den 19en november 1585 door PausSixtus V erkend werd.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 130: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

107

160 dan: maar.161 meijnunge: wil, het richten van onze gedachten op iets.

werckinge: daden, verrichtingen.beseten: in beslag genomen door.

162 gront: binnenste.164 dat hem vermiddelt: wat zijn onmiddellijk opgaan in God belemmert.169 doen... genoch: voldoen.170 wijsen: gewoonten, gebruiken.172 besprongen: besprenkeld.201 vermennichuuldighen: verstrooien.205 vloeij: vluchtte.213 gebreckelijckheijt: onvolkomenheid, onvolmaaktheid.221 dan: want.223 ons... wtgeuen: onszelf verloochenen.236 dan: want.237 subtijl: sluw, listig.

schalck: arglistig.259 ouer brenghen: doorbrengen.276 ancxtelijck: benauwend, pijnlijk.

sorchlijck: bedenkelijk, kommervol.grouwelijck: afgrijselijk, afschuwelijk.

284 leuendich: bezield.smaecklijck: op geestelijk smakende wijze.vruchtbaerlijck: vruchtbaar, vruchtdragend.

288 toe gebrocht: doorgebracht.300 dan: maar.301 ongestadich: onstandvastig.305 heijmelijck: speciaal.306 naewandelinghe: achternalopen.308 te rugge setten: afzien van.

Cap. Nr. 12.

25 naetuer: het gebied van den natuurlijken en zinnelijken mens, de natuurlijkeaandrift.

31 van: door.soe veel: naar de maat.

36 daer: waar.38 dan: maar.44 enicheijt: afzondering.46 daer Godt mensch is: waar Gods geest in een mens leeft.67 gheopenbaert...sijn: zich vertonen.75 verwachten: wachten, afwachten.79 dan: maar.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 131: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

82 Wij moeten een scharp op sien in ons hebben: de betekenis schijnt wel te zijn:wij moeten geen vooropgezette zelfzuchtige verkiezingen hebben; ‘ende’ isofwel een kopiïstenfout en dus overbodig, ofwel ontbreekt iets na dit eerste‘ende’; bijvoorbeeld: ‘en moet niet sijn’.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 132: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

108

86 behanghen: verstrikt.87 wt keeren: zich met zijn gedachten wenden tot het uitwendige, de ons

omringende wereld.89 dan: maar.

laeten: nalaten, er mee eindigen of ophouden.94 sunderling: in het bijzonder.95 onvolcomen menschen: onvolkomen mensen als wij.117 onledicheijt: bezigheid, aardse beslommeringen.118 Christo: hierna ontbreekt een werkwoord als ‘becummert waeren geweest’ of

iets in dien zin.128 ghelijck: onbewogen, mystiek gelijkmoedig.143 eenicheijt: afzondering.146 eijghen: innig vertrouwd of verbonden, zeer dicht.152 ghenoch sijn: voldoen.156 dan: maar.158 vloijen: vluchtten.

dick: denk bij: wt in.169 dat Godt in ons ghewesent wort: in onzen mystieken wezensgrond gevestigd

worde.178 doorformt: omgevormd, doorgedrongen.179 Hem ghewesent: mystiek gericht op Hem.184 opgelachten dienst: opgelegden dienst.

Cap. Nr. 13.

3 gherackt: bereikt.5 middel: midden.7 ‘Voor waer, seg ick v...’: Math. 18, 3 -.12 eenuuldicheijt: eenvoudigheid, oprechtheid van gemoed, onschuld.13 al: alles.15 dan: maar.19 Woe: hoe.25 ghij sijt: of gij zijt.26 onghemack: rampspoed, ellende, kommer, hachelijke omstandigheden.27 tribulacie: druk, bekommering.34 deuocie: devotiepractijken.40 fantasijen: droombeelden, hersenschimmen, zinnelijke voorstellingen.43 sorgen: vrezen.67 onvermenckt: onvermengd, zuiver, met niets anders vermengd.73 eldelste: lees: edelste.80 weselijck: wezenlijk.85 schouwen: schuwen.95 ghesicht: lees: ghesticht: gebouw.96 bloetlijck: enkel.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 133: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

104 oeffenen: in contact zijn met, bejegenen.114 wonderlijcke ende dan: lees den wonderlijcke(n) ende, of: dan wonderlijcke.118 opgheheuenheijt: een opgericht zijn.128 mit dat godtlijcke Wesen ouerwesent: op mystieke wijze in God omgevormd.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 134: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

109

129 ouerstorten: overstroming.139 dan: maar.144 bewonden: omwonden, gewikkeld.159 cranckheijden: zwakheden.

ghemoeten: treffen.185 gheturbeert: in beroering gebracht, geschokt, ontroerd, bewogen, ontsteld.186 bekentelijck: bekend.208 berueren: beroeren.218 in haer seluen ontdaen: los van zichzelf.

Cap. Nr. 14.

5 ‘soe is Jesus Onse Heer ock ghecomen...’: zie: Math. 3, 13 -.7 verboot: lees: verboot het: belette het hem.22 ons... onder boogen: ons onderwerpen, ons onderdanig betonen.25 want: omdat.33 roep: roeping.34 dan: want.39 vortganck: geestelijke vorderingen, vooruitgang in heiligmaking.49 dat ons: hetgeen ons.57 ontworden: onttrokken worden aan onze zelfheid.62 door Hem ende in Hem wercken: het werktuig zijn van God.66 glorioos: gezaligd, zalig.67 begrepen sijn: opgenomen zijn.72 machtich: in staat tot iets of om iets te doen.80 ‘wie de Kerck niet en hoort...’: Math. 18, 17 -.88 beleuen: naleven, in beoefening brengen in zijn leven, zijn handel en wandel

openbaren, betrachten.89 dan: want.105 min: minne, liefde.

mack: maakt.109 ‘Mijn jock is soet...’: Math. 11, 30 -.116 dan: maar.

weesen: grond.126 ordinghe: verordeningen, geboden.142 daer: dank bij: wij.155 werckelijckheijt: werkzaamheid, het zich bezighouden met aardse uitwendige

dingen.160 beuoelijckheijt: tastbaarheid.166 ontwesent: aan onszelf onttrokken.174 ‘wie Mij lief heeft...’: Joh. 14, 23 -.

worden: woorden.176 ‘wie Mijne gheboden heeft...’: Joh. 14, 21 -.190 dan: maar.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 135: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

191 bekenen: lees: bekennen.197 slecht: eenvoudig.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 136: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

110

Cap. Nr. 15.

4 bestandicheijt: bestendigheid.10 dan: maar.16 dat: opdat.20 al: helemaal, volkomen.45 ghelijck: onbewogen, mystiek, gelijkmoedig.47 sich toe draecht: gebeurt, omgaat.51 voorcomen: overkomen.52 wercklijck: tastbaar.56 wtuloet: uitvloeit.57 begrepen: omvangen, opgenomen.58 opvallen: overkomen.59 ontsetten: in de war brengen, op een andere plaats brengen.75 ‘wie in Mij ghelooft...’: Joh. 11, 25 -.79 ‘voorwaer, voorwaer, ick seg v...’: Joh. 6, 47 -.82 waerachtich: betrouwbaar, geloofwaardig, trouw.

toesegghen: beloften.‘Ick sal bij v blijuen...’: Joh. 14, 18 -.

85 stantaftich: standvastig, volhardend.98 voorgheworpen: voorgehouden.107 dan: maar.112 ontblijuen: te kort schieten, in gebreke blijven.

kuntd: kond.117 starren: staren.121 sterren: starren, staren.128 sonder onderlaet: zonder ophouden, voortdurend.137 in lichtten: het doordringen van het goddelijk licht in het menselijk gemoed.152 wesen: doenwijze, houding.156 van Godt... bewracht wort: de inwerking van God ervaart.159 onbruert: lees: onberuert.160 alleijndt: ellende, rampspoed.

Cap. Nr. 16.

3 van: door.5 heijmelijck: in vertrouwen.

sacht: zei.‘siet, wij climmen op te Jerusalem...’: Marc. 10, 33 -.

21 soe: op een zulkdanige manier.22 soe: wanneer.24 bespijinghe: bespuwing.44 aerbeijt: moeite, last.47 aensien: letten op, in het oog hebben.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 137: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

49 naetuerlijck: eigen.53 dan: maar.57 aengrijpen: op zich nemen, aanvatten, tot zich nemen.66 wart haer een wesen: was met hen vereenzelvigd in hun diepsten grond.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 138: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

111

86 al: lees: als.90 opdoen: toegankelijk maken, duidelijk maken.95 begrijpen: vatten op mystieke wijze.

aenvanckt: grijpt aan, op zich neemt.102 die: hij die.106 treckt... aen: krijgt, ontvangt.110 ghelijckheijt: mystieke gelijkmoedigheid.112 gheenuuldicht: eenvoudig gemaakt.113 ghewesent: mystiek gegrondvast.115 aenghedoen: lees: aanghedaen.116 eenuuldicheijt: eenvoudigheid.120 ingheleyt: binnengebracht.121 door gaen: doordrongen, vervuld.133 vurchtbaerlijck: waarschijnlijk te lezen: vruchtbaerlijck.

Cap. Nr. 17.

5 ghelijck oft: alsof.12 dat, dat: dat, indien dat.25 middel: een zaak die belemmerend tussenbeide komt.26 ouermidts: wegens.28 persse: kwelling, angst, benauwdheid.36 bestoppen: sluiten, dicht maken.39 gelaetenheijt: verlatenheid.57 toeleiden: ergens heen brengen of voeren.66 duijsterheijt: duisternis.69 ouersetten: overbrengen.73 sus: zodanig.74 haer: lees: daer.75 aennemelijckheijt: geneigdheid om zich iets aan te trekken.76 wtghericht: tot stand gebracht.90 haer laet Godt: haar aan God overlaat.92 breetheijt: breedte.97 dan: maar.103 begrijpt: vat op mystieke wijze.113 inkeren: zich inwendig richten tot God.117 vervloeten: weggesmolten, verteerd, verslonden.120 afghevlooten: onthecht.121 onderwinden: zich bemoeien met iets, zich inlaten met iets.

Cap. Nr. 18.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 139: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

4 onsinnich: waanzinnig.7 opghedaen: geopend.

dan: maar.8 gheboocht: gebogen.11 naem: nam.21 ontuallen: onttrokken.24 gheenicht: één worden.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 140: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

112

27 beruerte: gemoedsbeweging.37 kundt houden: hierna zijn waarschijnlijk enkele woorden weggevallen.46 dan: maar.49 verhengen: gehengen, gedogen, toelaten.55 koren: verkozen.60 dan: maar.70 dan: maar.72 verbenckt: toelaat.74 ghelijck staen: mystieke gelijkmoedigheid.86 ghemoet: gemoedstoestand.90 verloorrenheijt: het kwijt zijn.91 toecomst: komst.93 ingheset: ingenomen.98 eenuuldicheijt des gheschapenwesens: de eenvoud van de loutere geschapenheid.109 ontworden: te niet gaan, in een anderen toestand overgaan.115 voorkomenheijt: welwillende bejegening.121 sonder aennemen ws selfs: van uzelf onthecht.123 dan2: maar.

Cap. Nr. 19.

2 ‘volcht Mij nae...’: Joh. 21, 19 -.3 opuerstandenisse: opstanding, verrijzenis.5 ouergheformt: gelijk geworden aan, een geworden.18 leuendich: levend.27 dan: maar.60 dan: maar.63 aenghegreepen: begonnen, ondernomen.67 toe staen: naar staan.69 verteeren: te niet doen, vernietigen.71 wtdrucken: uitbeelden.100 ghebruijcken: genieten.101 eijgenschap: eigenliefde.104 weer: zou zijn.111 dan: maar.117 ouer weselijck: boven het wezen van den mens in God verheven.118 toegheleet: toegevoegd.133 dan: maar.144 ghelaeten: verlaten.147 hem... wtghegaen sijn gheweest: zichzelf verloochend hebben.158 dan: want.169 daer: waar.175 opnemen: zich iemand aantrekken.

dan: want.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi

Page 141: Die navolginghe Christi - dbnl · 2015. 3. 31. · V Inleiding NogenkelejarengeledeneenvrijwelonbekendefiguurisPelgrumPullen,vooral nadepublicatiesvanProf.Dr.L.ReypensS.J.(1),éénvandemeestvooraanstaande

182 gheelheijt: het één geheel vormen met een ander.183 dan: want.199 boexken van dat hemelsche leuen, ende hoe dat leuen een wesen is in Godt: een

niet teruggevonden tractaat van P. Pullen.

Jan Pelgrum Pullen, Die navolginghe Christi