deWageningse Methodeâ¬ÂŠÂ · 6 HOOFDSTUK3 1 Detotaleoppervlakte(vande6grensvlakken)vaneenkubus...
Transcript of deWageningse Methodeâ¬ÂŠÂ · 6 HOOFDSTUK3 1 Detotaleoppervlakte(vande6grensvlakken)vaneenkubus...
vwo 4 wiskunde B deel 1
de Wageningse
Methode
1 1
1 1
Copyright © 2015 Stichting de Wageningse Methode
Auteurs Leon vandenBroek â , TonGeurtz,Maris vanHaandel, Dolf vandenHombergh,
Peter Kop, Henk Reuling, Daan van Smaalen
Homepage www.wageningse-methode.nl
ISBN 01234567890-0-0
Illustraties Wilson Design Uden
Distributie Iddink Voortgezet Onderwijs BV, Postbus 14, 6710 BA Ede
Niets uit deze uitgave mag verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van
druk, fotokopie, microfilm of op elke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van
de houder van het copyright.
2 2
2 2
Inhoudsopgave
1
3 Verbanden 5
3.1 Machtige verbanden 6
3.2 Functies in samenhang 11
3.3 Gebroken functies 17
3.4 Inverse functies 25
3.5 Limieten 30
3.6 Eindpunt 33
3.7 Extra opgaven 36
3.8 Rekentechniek 39
Antwoorden 45
3 Verbanden 45
Hints 59
3 Verbanden 59
Index 60
3 3
3 3
2
4 4
4 4
Voorwoord
3
Dit boek bevat het eerste deel van de leerstof voor het vak wiskunde B van het vwo. In hoofdstuk 1
worden rekenregels uit de onderbouwherhaald en uitgebreid. Hoofdstuk 2 gaat over berekeningen
in driehoeken; je leert de stelling van Pythagoras, de sinus- en cosinusregel gebruiken. In hoofdstuk
3 wordt het arsenaal aan functies uitgebreid met gebroken en inverse functies. Ook komen
limieten en perforaties aan de orde. Sommige hoofdstukken sluiten af met een paragraaf waarin
je rekentechnieken die in het hoofdstuk voorkomen uitdiept en/of oefent.
In de bovenbouw maak je gebruik maken van een grafische rekenmachine.
Als je een nieuwe optie van je grafische rekenmachine kunt gebruiken, is
dit gemarkeerd door nevenstaand mannetje. Aangezien er verschillende
merken en modellen grafische rekenmachines zijn, vind je in dit boek geen
âknoppencursusâ. Op de website van de Wageningse Methode staat meer
informatie over het gebruik en de belangrijkste opties van de grafische
rekenmachine. Maar je mag natuurlijk ook je docent om hulp vragen.
In dit boek worden iconen gebruikt. Hieronder wordt beschreven hoe de iconen worden gebruikt.
Theorie
De theorie staat in rode letters. Lees de theorie goed door en stel vragen als je iets
niet begrijpt. Belangrijke woorden zijn vetgedrukt.
Historie
Historische feiten en wetenswaardigheden staan in een kader.
Werkblad
Bij deze opgaven hoort een werkblad. Je vindt het werkblad op de site
www.wageningse-methode.nl.
Computer
Bij deze opgaven of uitleg heb je een computer nodig.
Echt, moet kunnen
Deze opgaven moet je zonder veel moeite op kunnen lossen.
Puzzelen
Bij deze opgaven moet je even puzzelen. Geef niet te snel op.
Pittig
Deze opgaven zijn wat moeilijker.
Hint
Er wordt een hint gegeven die je kan helpen bij het oplossen van de opgave.
Facultatief
Deze opgaven/paragraaf kun je overslaan zonder de draad kwijt te raken.
5 5
5 5
4
Met dank aan. . .
Dit boek bevat het eerste deel van de leerstof voor het vak wiskunde B van het vwo. In hoofdstuk 1
worden rekenregels uit de onderbouwherhaald en uitgebreid. Hoofdstuk 2 gaat over berekeningen
in driehoeken; je leert de stelling van Pythagoras, de sinus- en cosinusregel gebruiken. In hoofdstuk
3 wordt het arsenaal aan functies uitgebreid met gebroken en inverse functies. Ook komen
limieten en perforaties aan de orde. Sommige hoofdstukken sluiten af met een paragraaf waarin
je rekentechnieken die in het hoofdstuk voorkomen uitdiept en/of oefent.
Tot slot . . .
Tijdens het ontwikkelen van dit boek is op 8 december 2013 geheel
onverwacht onze zeer gewaardeerde vriend Leon van den Broek
overleden. Leon zette zich op ongekende wijze in voor motiverend
en activerend wiskundeonderwijs. Hij was wars van het aanleren van
onbegrepen routines. Leon wilde dat leerlingen de schoonheid van
wiskunde gingen zien en beleven â wiskunde als een onuitputtelijke
bron van interessante onderwerpen en prachtige problemen. Actief
met wiskunde bezig zijn â zelf ontdekken en inzichtelijk leren
â stond daarbij voor Leon centraal. Het was zijn overtuiging dat
wiskunde op die manier een goed te begrijpen vak wordt en dat het
leerproces dat de leerlingen doormaken hen blijvend vormt.
Het wegvallen van Leon betekent een zeer groot gemis voor de Wageningse Methode: hij was
de geestelijk vader en drijvende kracht. We zijn Leon zeer dankbaar voor zijn uitzonderlijke inzet
voor deWageningseMethode en hetwiskundeonderwijs.We zullen zijn creativiteit, gedrevenheid,
idealisme en inspiratie enorm missen.
De auteurs van de Wageningse Methode
6 6
6 6
HOOFDSTUK 3 Verbanden
5
7 7
7 7
3.1 Machtige verbanden
6 HOOFDSTUK 3
1 De totale oppervlakte (van de 6 grensvlakken) van een kubus
noemen we ð en de inhoud ð . Er is een getal ð zó, dat ð 2 =ð â ð3.
a Laat dat zien en bepaal ð exact.
Er is een getal ð zó, dat ð = ð â ðâð.
b Bereken ð exact, vereenvoudig de wortel.
2 De hoeveelheid water ð» (in liter) die er uit een buis stroomt,
hangt af van zijn diameter ð (in dm) en de snelheid ð£ (in m/s)
waarmee dat water stroomt.
a Als de diameter van een buis 1 dm is en de hoeveelheid
water die per seconde wordt afgevoerd 80 liter is, hoe snel
stroomt het water dan uit de buis (in m/s)?
Neem aan: het water stroomt met een constante snelheid
ð£ m/s.
b Laat zien dat ð£ = 0,4ð»Ïð2 .
Om een bouwput droog te houden, moet er per seconde
100 liter water worden afgevoerd.
De uitstroomsnelheid hangt af de diameter van de buis.
Er geldt: ð£ = ð â ðð, voor zekere getallen ð en ð.c Geef ð en ð exact en benader ð ook in twee decimalen.
3 Hoe zwaarder een zoogdier, hoe zwaarder zijn hersenen. Een
formule voor het verband tussen het hersengewicht ð» in gram
en het lichaamsgewicht ð¿ in kg is: ð» = 12 â ð¿23 .
a Bereken het hersengewicht van een hond van 30 kg.
Sommige dieren hebben een groter hersengewicht dan
ze volgens de formule zouden moeten hebben, andere
dieren hebben een lager hersengewicht. Het EQ van een dier
(Encefalisatie-Quotiënt) is de verhouding van zijn werkelijk
hersengewicht en het hersengewicht ð» dat het volgens de
formule zou moeten hebben. Een dier met een hoog EQ heeft
dus relatief veel hersenen.
Een tapir heeft een EQ van 0,5, een hond van 1,0 en een
chimpansee van 2,6. Een aapje van 1000 gram zou volgens de
formule een hersengewicht van 12 gram moeten hebben. Is het
werkelijk hersengewicht 48 gram, dan is het EQ van het aapje
4,0.
8 8
8 8
3.1 Machtige verbanden
Verbanden 7
Een onderzoeker maakt melding van een witte dolfijn met een
lichaamsgewicht van 521 kilogram en een hersengewicht van
2355 gram.
b Bereken het EQ van die dolfijn.
In de drie voorgaande opgaven hebben we voorbeelden gezien
van zogenaamde machtsfuncties.
Eenmachtsfunctie is een functie van de vorm ðŠ = ð â ð¥ð, voor
zekere waarden van ð en ð.Tenzij anders vermeld, nemen we voor het domein van deze
functie de positieve getallen (en 0 als ð ⥠0).
Waarom nemen we 0 niet in het domein als ð < 0?
4 In het plaatje en op het werkblad staan de machtsfuncties voor
α = 1, α = 2, α = 3, α = 4 en α = 5.a Wat zijn de twee gemeenschappelijke punten van de
grafieken van machtsfuncties?
Kun je dat met behulp van de formule ðŠ = ð¥Î± verklaren?
b Kleur op het werkblad de grafiek van ðŠ = ð¥2 groen en de
grafiek van ðŠ = ð¥4 paars.
c Kun je uitleggen waarom de grafiek van ðŠ = ð¥2 boven die
van ðŠ = ð¥4 ligt als 0 < ð¥ < 1?
5 Hiernaast staan de grafieken bij de verbanden ðŠ = ð¥â1 en ðŠ =ð¥â2. Het snijpunt van de twee grafieken is (1,1).ð is een punt op de grafiek van ðŠ = ð¥â1 en ð een punt op de
grafiek van ðŠ = ð¥â2 met dezelfde eerste coördinaat.
a Bereken exact de eerste coördinaat van ð als dit punt536
boven ð ligt.
b Bereken langs algebraïsche weg de eerste coördinaat van ðals dit punt 3 onder ð ligt in twee decimalen.
c Wat is de tweede coördinaat van ð als de tweede
coördinaat van ð groter is dan 10.000?d Wat is de tweede coördinaat van ð als de tweede
coördinaat van ð kleiner is dan 0,0001?
Als ðŠ = ð¥â1 of ðŠ = ð¥â2 wordt ðŠ naarmate ð¥ dichter bij 0 komt zo
groot als je maar wil.
Naarmate ð¥ groter wordt, komen de grafieken van ðŠ = ð¥â1 en
ðŠ = ð¥â2 zo dicht bij de ð¥-as als je maar wil.
De ð¥-as en de ðŠ-as zijn asymptoten van de verbanden ðŠ = ð¥â1
en ðŠ = ð¥â2. We komen hierop terug.
9 9
9 9
3.1 Machtige verbanden
8 HOOFDSTUK 3
6 Alle machtsfuncties ðŠ = ð¥ð met ð > 0 zijn stijgend, ook als de
exponent ð een breuk is.
a Onderzoek op de GR of met GeoGebra of de grafiek van
ðŠ = ð¥1,6 onder of boven de grafiek van ðŠ = ð¥1,7 ligt.
b Onderzoek of de grafiek van ðŠ = ð¥0,6 onder of boven de
grafiek van ðŠ = ð¥0,7 ligt.
c Voor welke waarden van ð heeft de functie ðŠ = ð¥ð
toenemende stijging en voor welke ð afnemende stijging?
De grafiek van ðŠ = ð â ð¥ð, met ð > 0 is afnemend stijgend als
0 < ð < 1 en toenemend stijgend als ð > 1.
7 In het plaatje staat de grafiek van een machtsfunctie ðŠ = ð¥Î±.
Zoek uit hoe groot α ongeveer is. Beschrijf je werkwijze.
8 Bekijk het verband ðŠ = ð¥2, met ð¥ > 0.a Vul de tabel in.
ð¥ 7 10
ðŠ 7 ð
Conclusie:
als ð¥2 = ð, dan ð¥ = âð ofwel ð¥ = ð12 .
b Laat met een rekenregel voor machten zien dat ð¥ = ð12
oplossing is van de vergelijking ð¥2 = ð.c Bereken met de rekenmachine 53 1
2 . Neem vervolgens de
uitkomst tot de macht27 .
Een mooie uitkomst!
Dit kan ook zonder rekenmachine.
Laat dat met de rekenregels voor machten zien.
d Waarom is 53 12 oplossing van de vergelijking ð¥
27 = 5?
Laat dit met een rekenregel voor machten zien.
e Welk getal is oplossing van 5â3 12 ?
In de voorgaande opgave heb je voorbeelden gezien van de
volgende regel.
Als ð¥ð = ð dan ð¥ = ð1ð .
Hierbij worden ð¥ en ð positief verondersteld en ð â 0.
10 10
10 10
3.1 Machtige verbanden
Verbanden 9
a9 Laat bovenstaande zien met de rekenregels voor machten.
In het bewijs maakt het ook niet uit of ð negatief is.
b Waarom heeft de vergelijking ð¥ð = ð maar één oplossing?
10 Hoe groter de vogelsoort, hoe groter de eieren. Na een
onderzoek van 800 vogelsoorten kwam de ornitholoog Rahn tot
een formule die het verband legt tussen het gewicht van een ei
en het gewicht van de moedervogel: ðž = 0,3 â ðº34 . Hierin is ðž
het eigewicht en ðº het lichaamsgewicht, beide in grammen.
Een grauwe gans weegt 2,5 kilogram.
a Hoe zwaar zijn de eieren van de grauwe gans volgens de
formule?
Van de prehistorische vogel Aepoyornis die op Madagascar
leefde heeft men een fossiel ei gevonden. Men schat dat het
ei 10 kg heeft gewogen
b Hoe zwaar is de Aepoyomis volgens de formule geweest?
c Geef een formule voor ðº, uitgedrukt in ðž .
Vergelijkingen oplossen
Voorbeeld
Bereken in drie decimalen het positieve getal ð¥ waarvoor geldt:
10ð¥ = 3âð¥.
Oplossing
10ð¥ = 3âð¥3â⊠= (âŠ)
13
10ð¥ = ð¥13
delen door ð¥13
10ð¥23 = 1
delen door 10
ð¥23 = 0,1
als ð¥ð = ð dan ð¥ = ð1ð
ð¥ = 0,132
Dus ð¥ = 0,032.
11 Zoek exact het positieve getal waarvoor geldt:
a ð¥2âð¥ = 10b
4âð¥3 = 10c âð¥ = 10 3âð¥d ð¥2â2ð¥ = ð¥4
e â(2ð¥)3 = ð¥4
f ð¥2âð¥ â 10ð¥âð¥ + 9âð¥ = 0
11 11
11 11
3.1 Machtige verbanden
10 HOOFDSTUK 3
12 Hiernaast staan de grafieken van de functies ð en ð met ð(ð¥) =3âð¥ en ð(ð¥) = 1
2ð¥3.
Behalve in ð(0,0) snijden de grafieken elkaar nog in ð .
a Bereken de coördinaten van ð exact.
Een lijn evenwijdig aan de ðŠ-as snijdt de ð¥-as in ðŽ, de grafiek
van ð in ðµ en de grafiek van ð in ð .
Er geldt: ðµð = 2 â ðŽð .
b Bereken de lengte van lijnstuk ðŽðµ exact.
Hint 1.
13 De functies ð en ð zijn hetzelfde als in de vorige opgave. Een
horizontale lijn snijdt de ðŠ-as is ð , de grafiek van ð in ð en de
grafiek van ð in ð , zó, dat ð het midden van ð ð is.
Bereken langs algebraïsche weg de lengte van lijnstuk ð ð in
twee decimalen.
Hint 2.
12 12
12 12
3.2 Functies in samenhang
Verbanden 11
Schuiven
14 Een wegpiraat wordt achtervolgd door de verkeerspolitie. We
volgen de wilde rit vanaf 2.00 uur. De tijd-afstand-grafiek voor
de komende minuten staat getekend.
a Met welke snelheid (in km/uur) reed de wegpiraat om
2.00 uur? Hoe heb je dat antwoord gevonden?
b Na hoeveel km zit er een scherpe bocht in de weg?
Een politieauto achtervolgt de wegpiraat. De plek die de piraat
om 2.00 uur passeert, wordt door de politie een halve minuut
later gepasseerd. Beide autoâs zijn volledig aan elkaar gewaagd;
ze rijden op elke plek van de weg even snel. Zo nemen ze de
bocht ook met dezelfde snelheid. De politieauto bereikt dus
elke plek van de route een halve minuut later dan de piraat.
c Teken op het werkblad nauwkeurig de grafiek voor de
politieauto.
d Hoeveel kilometer (ongeveer) ligt de politieauto achter op
de wegpiraat om 2.00 uur?
e Lees uit de grafiek af wanneer de politieauto de piraat het
dichtst genaderd is.
Hoeveel meter achterstand heeft hij dan nog?
De grafiek voor de politieauto is een kopie van de grafiek voor
de wegpiraat.
f Zeg precies hoe de grafiek voor de politieauto ontstaat uit
de grafiek voor de piraat.
We rekenen de afstand in km vanaf de plek die de piraat om
2.00 uur passeert. De afstand van de wegpiraat om ð¡ minuten
over twee noemen we ð ð(ð¡).g Lees uit de grafiek af hoe groot ð ð(1) en ð ð(31
2 ) zijn.En omgekeerd: voor welke ð¡ geldt ð ð(ð¡) = 9?
13 13
13 13
3.2 Functies in samenhang
12 HOOFDSTUK 3
De afstand van de politieauto om ð¡ minuten over twee noemen
we ð ð(ð¡).h Hoe groot zijn ð ð(11
2 ) en ð ð(4)?En omgekeerd: voor welke ð¡ geldt ð ð(ð¡) = 9?
i Vul in: ð ð(ð¡) = ð ð(...).
15 Een stoeltjeslift brengt wandelaars in 20 minuten van 600 tot
1800 meter hoog. De lift beweegt gelijkmatig, zonder stoppen.
Op tijdstip 0 stapt Hans in. Zijn hoogte op tijdstip ð¡ noemen
we â(ð¡). We rekenen de tijd in minuten en de hoogte in meter.
Hieronder is de grafiek getekend.
Wim gaat 5 minuten later omhoog. Zijn hoogte op tijdstip ð¡noemen ð€(ð¡) met 5 †ð¡ †25.a Neem over en vul in:
ð€(5) = â(...) ð€(7) = â(...) ð€(ð¡) = â(...)b Teken de grafiek van ð€. Hoe ontstaat die uit de grafiek van
â?
10 minuten voor Hans was Ans ingestapt. Haar hoogte op
tijdstip ð¡ noemen ð(ð¡) met â10 †ð¡ †10.c Vul in: ð(ð¡) = â(...).d Hoe ontstaat de grafiek van ð uit die van â?
Gegeven een functie ð.⢠De grafiek van de functie ð wordt 3 eenheden naar rechts
geschoven. Je krijgt de grafiek van een functie ð.Er geldt: ð(ð¥) = ð(ð¥ â 3).
⢠De grafiek van de functie ð wordt 4 eenheden naar links
geschoven. Je krijgt de grafiek van een functie â.Er geldt: â(ð¥) = ð(ð¥ + 4).
14 14
14 14
3.2 Functies in samenhang
Verbanden 13
16 Voer in GeoGebra een functie ð in, bijvoorbeeld ð(ð¥) = 3âð¥.Kijk wat er gebeurt als je in de invoerregel invult: ð(ð¥ â 3).En ook ð(ð¥ + 4).
17 Hiernaast zijn de grafieken van twee functies ð en ð getekend.
Door de grafiek van ð 10 eenheden omhoog te schuiven krijg je
de grafiek van ð.Hoe krijg je de formule van ð(ð¥) uit die van ð(ð¥)?In GeoGebra of met de GR kun je je antwoord controleren.
18 Gegeven de functie ð met ð(ð¥) = ð¥2. De grafiek van ð is, zoals
bekend een dalparabool met top (0,0).De grafiek van de functie ð ontstaat door die van ð 3 eenheden
naar rechts en 4 eenheden naar boven te schuiven.
a Welk punt is de top van grafiek van ð?b Wat is de formule van ð(ð¥)?
19 Gegeven de functie ð met ð(ð¥) = ð¥2. De grafiek van ð wordt
verschoven. Het resultaat is de grafiek van een functie die we ðnoemen.
De lijn ðŠ = â3 snijdt de grafiek van ð in ðŽ en ðµ zó, dat ðŽðµ = 3.Verder is de eerste coördinaat van ðŽ = â4.Bereken de coördinaten van de top van ð exact.
Rekken
20 We bekijken opnieuw het traject dat in opgave 14 met hoge
snelheid werd afgelegd. Normaal gaat dat natuurlijk veel
kalmer. Vooral op zondag, als mensen er in hun vrije tijd op
uit trekken. Dan wordt het traject half zo snel gereden. Zo ook
door mijnheer Paaltjes. Hij komt om 2.00 uur op de plek waar
de piraat van de vorige opgave ook om 2.00 uur was.
a Hoe laat bevindt Paaltjes zich halverwege de bocht?
b Teken op het werkblad de grafiek van de rit van mijnheer
Paaltjes.
c Zeg precies hoe de grafiek van Paaltjes ontstaat uit de
grafiek van de piraat.
15 15
15 15
3.2 Functies in samenhang
14 HOOFDSTUK 3
De afstand van Paaltjes om ð¡ minuten over twee noemen we
ð ð(ð¡).d Hoe groot zijn ð ð(2) en ð ð(5)?
En omgekeerd: voor welke ð¡ geldt ð ð(ð¡) = 9?e Vul in: ð ð(ð¡) = ð ð(...).
21 In stad ð is het parkeertarief voor ð¡ minuten parkeren ð(ð¡)eurocent. Hiernaast staat de grafiek van ð.
In stad ð is het veel voordeliger parkeren. Voor hetzelfde
geld parkeer je daar drie keer zo lang. Het parkeertarief voor
ð¡ minuten parkeren in ð is ð(ð¡) eurocent.a Neem over en vul in:
ð(30) = ð(...) ð(84) = ð(...) ð(ð¡) = ð(...)b Neem de grafiek van ð over op roosterpapier en teken er de
grafiek van ð bij.
De grafiek van de functie ð ontstaat door de punten van de
grafiek van ð met 3 te vermenigvuldigen ten opzichte van de
verticale as, dus door de afstand tot de verticale as met de
factor 3 te vergroten.
We zeggen kortweg: horizontaal met 3 vermenigvuldigen.
We spreken in plaats van vermenigvuldigen ook van rekken.
In stad ð is het parkeren 2 keer zo duur als in stad ð . Het
parkeertarief daar voor ð¡ minuten parkeren is ð(ð¡) eurocent.c Neem over en vul in: ð(ð¡) = ... â ð(ð¡).d Teken de grafiek van ð in het rooster van onderdeel b.
De grafiek van ð ontstaat uit die van ð door de punten van
de grafiek van ð ten opzichte van de horizontale as met 2 te
vermenigvuldigen, dus door de afstand tot de horizontale as
met de factor 2 te vergroten.
We zeggen kortweg: verticaal met 2 vermenigvuldigen.
22 Neem een functie ð, bijvoorbeeld met ð(ð¥) = âð¥.Teken met GeoGebra de grafieken van de functies ð, â, ð , ð, ðen ð met:
ð(ð¥) = ð(ð¥ â 2) â(ð¥) = ð(ð¥ + 2)ð(ð¥) = ð(â1
2ð¥) ð(ð¥) = ð(â2ð¥)ð(ð¥) = ð(ð¥) + 3 ð(ð¥) = â2 â ð(ð¥)
Kijk hoe de grafiek van ð verschoven of gerekt wordt.
16 16
16 16
3.2 Functies in samenhang
Verbanden 15
Gegeven een functie ð.⢠Neem aan: ð(ð¥) = ð(ðð¥) met ð â 0.
De grafiek van ð krijg je dan door de grafiek van ðhorizontaalmet
1ð te vermenigvuldigen.
⢠Neem aan: ð(ð¥) = ð â ð(ð¥).De grafiek van ð krijg je dan door de grafiek van ð verticaal
met ð te vermenigvuldigen.
⢠Neem aan: ð(ð¥) = ð(ð¥ + ð) met ð > 0.Je krijgt de grafiek van ð door de grafiek van ð ð eenheden
naar links te schuiven.
Neem aan: ð(ð¥) = ð(ð¥ â ð) metð > 0.Je krijgt de grafiek van ð door de grafiek van ð ð eenheden
naar rechts te schuiven.
⢠Neem aan: ð(ð¥) = ð(ð¥) + ð met ð > 0. Je krijgt de grafiekvan ð door de grafiek van ð ð eenheden naar boven te
schuiven.
Neem aan: ð(ð¥) = ð(ð¥) â ð met ð > 0. Je krijgt de grafiekvan ð door de grafiek van ð ð eenheden naar beneden te
schuiven.
Toepassen
23 Gegeven de drie functies ð, ð en â met ð(ð¥) = âð¥, ð(ð¥) =â2ð¥ + 1 en â(ð¥) = â2ð¥ + 2.a Teken de grafieken van de drie functies met GeoGebra.
b Hoe ontstaat de grafiek van ð uit die van ð door schuiven en
rekken?
c Hoe ontstaat de grafiek van â uit die van ð door schuiven en
rekken?
Voorbeeld
We bekijken nogmaals de functies uit opgave 23. We laten
zien hoe de grafieken van de functies ð en â door schuiven en
rekken ontstaan uit de grafiek van de wortelfunctie.
Voor ð:
ð : ð¥ â âð¥ð¥ vervangen door ð¥ + 1, dus 1 eenheid naar links schuiven
ð¥ â âð¥ + 1ð¥ vervangen door 2ð¥, dus horizontaal vermenigvuldigen met 1
2ð¥ â â2ð¥ + 1 = ð(ð¥)
17 17
17 17
3.2 Functies in samenhang
16 HOOFDSTUK 3
Voor â:
ð : ð¥ â âð¥ð¥ vervangen door 2ð¥, dus horizontaal vermenigvuldigen met 1
2ð¥ â â2ð¥
ð¥ vervangen door ð¥ + 1, dus 1 eenheid naar links schuiven
ð¥ â â2(ð¥ + 1) = â2ð¥ + 2 = â(ð¥)
Als je horizontaal schuiven en rekken verwisselt, krijg je een
ander resultaat. Dat zie je aan de twee voorbeelden hierboven.
De volgorde speelt hier een rol!
De grafiek van â kun je ook als volgt krijgen.
ð : ð¥ â âð¥ð¥ vervangen door ð¥ + 2, dus 2 eenheden naar links schuiven
ð¥ â âð¥ + 2ð¥ vervangen door 2ð¥, dus horizontaal vermenigvuldigen met 1
2ð¥ â â2ð¥ + 2 = â(ð¥)
24 Gegeven de functies ð(ð¥) = âð¥ en ð(ð¥) = 2âð¥ + 1.a Teken de grafieken van de functies met GeoGebra.
De grafiek van ð ontstaat uit die van ð door schuiven en rekken.
b Hoe?
c Maakt het uit als je het schuiven en rekken in omgekeerde
volgorde uitvoert?
25 ð : ð¥ â ð¥3
De grafiek van ð ontstaat uit die van ð door horizontaal met 2te vermenigvuldigen.
Je kunt de grafiek van ð ook uit die van ð door krijgen door een
verticale vermenigvuldiging.
Welke?
26 ð : ð¥ â ð¥ + âð¥ â 2Je kunt de grafiek van ð krijgen door die van ðŠ = ð¥ + âð¥ eerst
horizontaal en dan verticaal te verschuiven.
a Hoe? Licht je antwoord toe.
Je kunt de grafiek van ð ook krijgen door die van ðŠ = ð¥ + âð¥eerst verticaal en dan horizontaal te verschuiven.
b Hoe? Licht je antwoord toe.
27 Gegeven is de functie ðŠ = 14ð¥3. De grafiek van deze functie
wordt 2 naar rechts verschoven en vervolgens gespiegeld in de
ðŠ-as.Geef een formule voor de functie die bij de ontstane grafiek
hoort.
18 18
18 18
3.3 Gebroken functies
Verbanden 17
Gebroken lineaire functies
28 Twee weerstanden, een van 10Ω en een variabele
(schuifweerstand) van ð¥Î© zijn parallel geschakeld. De
vervangingsweerstand van de schakeling noemen we ð .
Zoals bekend geldt:1ð = 1
10 + 1ð¥ .
a Bereken ð¥ als ð = 8.b Wat kun je over ð zeggen als ð¥ erg klein is?
En als ð¥ erg groot is?
De formule1ð = 1
10 + 1ð¥ kun je schrijven als: ð = 10ð¥
ð¥+10 .
c Laat dat zien.
d Teken de grafiek van ð als functie van ð¥ in Geogebra of op
de GR.
e Vanaf welke ð¥ ligt ð minder dan 0,000001 van 10 af?
Bereken je antwoord exact.
De functie ðŠ = 10ð¥ð¥+10 is een voorbeeld van gebroken
lineaire functie, dat wil zeggen: de formule is een "breuk"
(een quotiënt) waarbij de teller en de noemer lineaire
(eerstegraads-)functies zijn.
Een gebroken lineaire functie is van de vorm: ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð voor
zeker getallen ð, ð, ð en ð .
29 Wat moet je voor de getallen ð, ð, ð en ð in ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð nemen
om de functie ðŠ = 10ð¥ð¥+10 te krijgen?
30 Twee zusjes, Minie en Maxie, schelen nagenoeg 6 jaar in
leeftijd. Nu is Minie 1 jaar en Maxie 7 jaar. We bekijken
steeds de verhouding Maxies leeftijd : Minies leeftijd. Nu is die
verhouding dus 7.a Wat is die verhouding over 1 jaar? En over 2 jaar? En over
5 jaar?
b Wat is die verhouding over ð¥ jaar?
c Bereken exact wanneer de verhouding 112 is. En wanneer
die 1,1 is.
d Teken de grafiek van de functie ðŠ = ð¥+7ð¥+1 voor ð¥ > 0.
e Wat merk je op over de verhouding van de leeftijden als de
zusjes "het eeuwige leven" zouden hebben?
f Wat moet je voor de getallen ð, ð, ð en ð in ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð
nemen om de functie ðŠ = ð¥+7ð¥+1 te krijgen?
19 19
19 19
3.3 Gebroken functies
18 HOOFDSTUK 3
Asymptoten
a31 Wat is het omgekeerde van 4, van 0,2, van â1, van â8 en van
â35?
b Welk getal heeft geen omgekeerde?
Wat is dus het domein van de functie ðŠ = 1ð¥?
c Welk getal treedt niet op als omgekeerde van een getal?
Wat is dus het bereik van ðŠ = 1ð¥?
Neem voor ð¥ achtereenvolgens110 ,
1100 ,
11000 en
110.000 .
d Wat is ðŠ bij deze invoer?
Neem voor ð¥ achtereenvolgens â 110 , â 1
100 , â 11000 en â 1
10.000 .
e Wat is ðŠ bij deze invoer?
Delen door een positief getal dicht bij 0 komt neer op het
vermenigvuldigen met een positief getal, ver rechtss op de
getallenlijn.
Delen door een negatief getal dicht bij 0 komt neer op het
vermenigvuldigen met een negatief getal, ver links op de
getallenlijn.
We schrijven limð¥ â 0
ðŠ = â en limð¥ â 0
ðŠ = ââ.
Het wiskundig symbool â staat voor oneindig.
limð¥ â 0
1ð¥ = â betekent: kies een groot getal ð; dan is er een getal
ð dicht bij 0 zó dat ðŠ groter dan ð is als 0 < ð¥ < ð.limð¥ â 0
⊠spreek je uit als de limiet van ⊠als ð¥ van de
rechterkant naar 0 nadert.
limð¥ â 0
⊠spreek je uit als de limiet van ⊠als ð¥ van de linkerkant
naar 0 nadert.
Neem voor ð¥ achtereenvolgens 100, 1000 en 10.000.f Wat is ðŠ bij deze invoer?
Neem voor ð¥ achtereenvolgens â100, â1000 en â10.000.g Wat is ðŠ bij deze invoer?
We schrijven limð¥ â â
1ð¥ = 0 en lim
ð¥ â ââ
1ð¥ = 0.
20 20
20 20
3.3 Gebroken functies
Verbanden 19
De grafiek van ðŠ = 1ð¥ is de (standaard)hyperbool.
⢠limð¥ â â
1ð¥ = 0 en lim
ð¥ â ââ
1ð¥ = 0:
de ð¥-as is horizontale asymptoot van de grafiek.
⢠limð¥ â 0
1ð¥ = â en lim
ð¥ â 0
1ð¥ = ââ:
de ðŠ-as is verticale asymptoot van de grafiek.
32 Je rekenmachine heeft een aparte knop voor het omgekeerde:
de knop ð¥â1 of 1ð¥ .
a Bereken met de deze knop de uitvoer bij invoer 0,625.Hoe kun je met je rekenmachine bij deze uitvoer de invoer
0,625 terug vinden?
Bij een zekere invoer geeft de knop ð¥â1 als uitvoer 1,28.b Wat was die invoer?
Kennelijk heeft de functieðŠ = 1ð¥ een bijzondere eigenschap.
c Breng die eigenschap onder woorden.
Weet jij nog een andere functie met die eigenschap (je
rekenmachine heeft daar ook een knop voor)?
Kijk nog eens naar opgave 28.
Als ð¥ heel groot wordt, komt ð steeds dichter bij 10.We schrijven lim
ð¥ â â
10ð¥ð¥+10 = 10 (spreek uit: de limiet van
10ð¥ð¥+10
nadert 10 als ð¥ nadert naar oneindig).
"Als ð¥ erg groot wordt, dan nadert ð naar 10" wil het volgendezeggen. Kies een getal dicht bij 10 (zo dicht als je maar wil,
bijvoorbeeld 10,000001). Vanaf een bepaalde waarde van ð¥ligt ð dichter bij 10 dan het getal dat jij gekozen hebt.
In opgave 30 heb je opgemerkt dat de verhouding van de
leeftijden 1 is als de zusjes "het eeuwige leven" zouden
hebben. Het antwoord van opgave 30e kun je nu schrijven als:
limð¥ â â
ð¥+7ð¥+1 = 1.
21 21
21 21
3.3 Gebroken functies
20 HOOFDSTUK 3
Hyperbolen
33 Gegeven is de gebroken lineaire functie ð met ð (ð¥) = 3ð¥+42ð¥ .
a Wat moet je voor de getallen ð, ð, ð en ð in ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð
nemen om de functie ð te krijgen?
b Laat zien dat ð(ð¥) = 112 + 2
ð¥ .
c Teken de grafiek van ð.d De grafiek heeft een horizontale en een verticale
asymptoot. Welke lijnen zijn dat?
De grafiek van ð ontstaat uit de standaardhyperbool door
schuiven en rekken.
e Hoe?
De grafiek van een functie is een hyperbool als hij door
schuiven en rekken uit de standaardhyperbool ontstaat.
34 Gegeven is de functie ð met ð(ð¥) = â2ð¥â1 + 3.
De grafiek van ð ontstaat uit die van de standaardhyperbool
door eerst verticaal met â2 te vermenigvuldigen. Vervolgens
moet je twee keer schuiven.
a Hoe?
Kun je de volgorde van de twee verschuivingen
verwisselen?
Hiernaast staat de grafiek van ð; het is een hyperbool.
De asymptoten zijn gestippeld.
b Welke lijnen zijn de horizontale en verticale asymptoot van
de hyperbool?
c Neem over en vul in:
limð¥ â 1
ðŠ = ... limð¥ â â
ðŠ = ...
limð¥ â 1
ðŠ = ... limð¥ â ââ
ðŠ = ...
d Wat is het domein van ð? En het bereik?
35 Vier functies ð, ð, â en ð met: ð(ð¥) = â2ð¥â1 , ð(ð¥) = ð¥+2
ð¥+1 ,
â(ð¥) = 2ð¥â6ð¥â3 en ð(ð¥) = ð¥â1
ð¥ .
De grafieken I, II, III en IV horen bij deze vier functies (zie
volgende pagina).
a Zoek uit welke grafiek bij welke functie hoort, zonder GR of
GeoGebra.
b Hoe kun je de verticale en horizontale asymptoten in I, III en
IV terugvinden in de formules van ð, ð en ð?
22 22
22 22
3.3 Gebroken functies
Verbanden 21
36 ð is de functie met functievoorschrift ð(ð¥) = 4ð¥+3 .
a Welke getallen zitten in het domein en in het bereik van ð?b Wat zijn dus de asymptoten van de grafiek van ð?c Teken de grafiek van ð.d Bereken exact de coördinaten van de snijpunten van de
grafiek van ð en de lijn ðŠ = ð¥.e Voor welke getallen ð¥ geldt: ð¥ < ð(ð¥)?
Hint 3.
37 ð is de functie met formule ð(ð¥) = 3ð¥+62ð¥+4 .
Deze formule is ook van de gedaante ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð . Je zou dus
verwachten dat de grafiek een hyperbool is. Maar dat is niet zo.
a Teken de grafiek met GeoGebra of met de GR. Wat voor
grafiek krijg je?
b Had je ook al aan de formule kunnen zien dat de grafiek er
zo uit zou komen te zien?
Gezien het domein is de grafiek van ð niet de hele lijn ðŠ = 1 12 .
c Wat is het verschil?
We zeggen dat de grafiek van ð een perforatie heeft.
23 23
23 23
3.3 Gebroken functies
22 HOOFDSTUK 3
We bekijken de functie ð(ð¥) = 3ð¥+62ð¥+4 .
Merk op:
⢠3ð¥+62ð¥+4 is te vereenvoudigen tot 11
2 ,
⢠3ð¥+62ð¥+4 bestaat niet voor ð¥ = â2.
Dus de functie ð : ð¥ â 3ð¥+62ð¥+4 heeft als grafiek de lijn met
vergelijking ðŠ = 1 12 met uitzondering van het punt met eerste
coördinaat â2. Het punt (â2,112 ) is een perforatie in de grafiek
van ð.
38 ð is de functie met formule ð(ð¥) = 3ð¥+64 .
Deze functie krijg je door in de algemene vorm van een
gebroken lineaire functie ð = 0 te nemen.
Leg uit dat de grafiek ook geen hyperbool is.
39 ðŠ = ðð¥+3ð¥+1
a Onderzoek op de GR of met GeoGebra hoe de grafiek
verandert, als je ð verandert (maak een schuifknop). Je kunt
ook de applet bekijken.
ðŠ = 2ð¥+3ð¥+ð
b Onderzoek op de GR of met GeoGebra hoe de grafiek
verandert, als je ð verandert. Je kunt ook de applet
bekijken.
a40 Bepaal (zonder GR) voor welke waarde van ð de grafiek van
de functie ðŠ = 2ð¥+ð3ð¥â3 een perforatie heeft.
Licht je antwoord toe.
b Bepaal (zonder GR) voor welke waarde van ð de grafiek van
de functie ðŠ = 2ð¥+4ðð¥â3 een perforatie heeft.
Licht je antwoord toe.
c Bepaal (zonder GR) voor welke waarde van ð de grafiek van
de functie ðŠ = ðð¥+1ð¥+ð een perforatie heeft.
Licht je antwoord toe.
41 ðŠ = 3ð¥+62ð¥+2
a Hoe groot is ðŠ ongeveer als ð¥ = 1000?En hoe groot is ðŠ ongeveer als ð¥ een ander groot getal is?
Welke lijn is dus horizontale asymptoot van de grafiek?
b Hoe groot is ðŠ ongeveer als ð¥ = â0,99?Wat weet je van ðŠ als ð¥ dicht bij â1 komt?
Welke lijn is dus verticale asymptoot van de grafiek?
24 24
24 24
3.3 Gebroken functies
Verbanden 23
Hoe bepaal je de asymptoten van ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð ?
⢠De horizontale asymptoot vind je door voor ð¥ grote
getallen in te vullen of kleine (erg negatieve) getallen. Als
ðŠ dan erg dicht bij een bepaalde waarde komt, is er bij die
waarde een horizontale asymptoot.
⢠De verticale asymptoot kan voorkomen bij die ð¥ waarvoor
de noemer 0 is. Vul voor ð¥ waarden in die de noemer bijna
0 maken; wordt ðŠ dan erg groot of erg klein (negatief), dan
is er een verticale asymptoot bij deze ð¥.
42 Geef de asymptoten van de grafiek van de volgende functies.
Controleer je antwoorden op de GR of met GeoGebra.
a ðŠ = 3ð¥+2ð¥+1
b ðŠ = 2ð¥ð¥+1
c ðŠ = 4ð¥â32ð¥+1
d ðŠ = 4ð¥â32ð¥
43 Gegeven de functie ð : ð¥ â 2ð¥+31âð¥ .
a Wat is het domein van ð?b Wat is lim
ð¥ â âð(ð¥)?
En wat limð¥ â ââ
ð(ð¥)?
ð(ð¥) is te schrijven in de vorm ð + ð1âð¥ .
c Wat zijn de getallen ð en ð? Bepaal die langs algebraïscheweg.
d Leg uit dat ð = limð¥ â â
ð(ð¥).
44 Over de ð¥-as beweegt een lampje ð¿. We bekijken de schaduw
ð van punt ð (1,2) op de ðŠ-as.De eerste coördinaat van ð¿ noemen we ð¥ en de tweede
coördinaat van ð noemen we ðŠ.Er geldt: ðŠ = 2ð¥
ð¥â1 .
a Laat dat zien.
Hint 4.
Als ð¥ < 1 is er geen schaduw. In dat geval is ðŠ de tweede
coördinaat van het snijpunt van lijn ð ð¿ met de ðŠ-as.b Laat dat zien als ð¥ = â3.c Teken de grafiek van het verband ðŠ = 2ð¥
ð¥â1 .
d Wat zijn de asymptoten?
25 25
25 25
3.3 Gebroken functies
24 HOOFDSTUK 3
Opmerking
De grafiek van ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð is niet voor alle keuzen van ð, ð,
ð en ð een hyperbool. In de opgave 37 en 38 heb je twee
uitzonderingen gezien.
De grafiek van ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð is een hyperbool, behalve als ð = 0
(dan is de grafiek eeen rechte lijn) of alsðð = ð
ð (dan is de
grafiek een horizontale lijn met een perforatie).
26 26
26 26
3.4 Inverse functies
Verbanden 25
Inverse bewerkingen
45 Een auto rijdt met een snelheid van ð£ km/u. Als de auto
plotseling uit alle macht moet remmen (men spreekt dan van
een noodstop), legt hij nog een aantal meters af voordat hij stil
staat. Dat aantal meters is de remweg ð.Volgens een vuistregel geldt: ð = 0,0075ð£2.
a Bereken met welke snelheid de auto reed, als zijn remweg
bij een noodstop 170 meter bedraagt.
b Geef een formule voor ð£, uitgedrukt in ð.
46 In Angelsaksische landen wordt de temperatuur vaak gegeven
in graden Fahrenheit. Wij doen dat in graden Celsius.
De temperatuur in graden Fahrenheit noemen we ð¹ ; in graden
Celsius noemen we hem ð¶ .
Er geldt: ð¹ = 1 45ð¶ + 32.
a Bereken de temperatuur in graden Celsius als hij in graden
Fahrenheit 100 bedraagt.
b Geef een formule voor ð¶ , uitgedrukt in ð¹ .
In opgave 45 reken je snelheid om in remweg en omgekeerd.
ð£ â 0,0075ð£2 = ð en ð â â13313ð = ð£
Deze twee functies hebben omgekeerde werking. We zeggen
dat ze elkaars inverse zijn.
Een ander voorbeeld ben je tegengekomen in opgave 46:
temperatuur in graden Celsius (âC) omrekenen in graden
Fahrenheit (âF) en omgekeerd zijn inverse bewerkingen.
In hoofdstuk 1 is de inverse aan de orde geweest.
Voorbeeld
De inverse van ð¥ â [MAAL 2] â ðŠ = 2ð¥ is
ð¥ â [DEEL DOOR 2] â ðŠ = ð¥2 .
47 Geef zo ook de inverse van de volgende functies.
ð¥ â [PLUS 2] â ðŠ = ð¥ + 2ð¥ â [TEGENGESTELDE] â ðŠ = âð¥ð¥ â [OMGEKEERDE] â ðŠ = 1
ð¥ , ð¥ â 0ð¥ â [WORTEL] â ðŠ = âð¥, ð¥ ⥠0
ð¥ â [TOT DE MACHT34 ] â ðŠ = ð¥
34 , ð¥ ⥠0
Elementaire inverse bewerkingen zijn
⢠een getal erbij optellen en dat getal ervan aftrekken,
⢠vermenigvuldigen met een getal en delen door dat getal,
⢠worteltrekken en kwadrateren,
⢠tot de macht ð nemen en tot de macht1ð nemen, ð â 0.
27 27
27 27
3.4 Inverse functies
26 HOOFDSTUK 3
Opmerking
[KWADRAAT] heeft [WORTEL] alleen als inverse bewerking als
je het domein beperkt tot getallen ð¥ met ð¥ ⥠0.
Vergelijkingen oplossen
Het oplossen van een vergelijking kun je vaak met behulp van
inverse functies begrijpen.
Voorbeeld
Voor welke ð¥ geldt: â(3âð¥ â 5) = 4?
Deze vergelijking kun je zo zien:
ð¥ â [WORTEL] â [MAAL 3] â [MIN 5] â [TEGENGESTELDE]
â 4
Door de ketting van achter naar voren te doorlopen, met
inverse functies, vind je het gezochte getal ð¥:ð¥ â [KWADRAAT] â [DEEL DOOR 3] â [PLUS 5] â[TEGENGESTELDE] â 4
We hebben dat eerder zo opgeschreven.
â(3âð¥ â 5) = 4tegengestelde nemen
3âð¥ â 5 = â4plus 5
3âð¥ = 1deel door 3
âð¥ = 13
kwadrateer
ð¥ = 19
Een stap die je in het zoeken van ð¥ zet, kun je ook weer
ongedaan maken. De vergelijking in de volgende stap heeft
dezelfde oplossing, is equivalentmet de voorgaande.
Om aan te geven dat twee vergelijkingen dezelfde oplossing
hebben, zetten we er een dubbele pijl tussen.
Bovenstaande ziet er dan zó uit.
â(3âð¥ â 5) = 4 â 3âð¥ â 5 = â4 â 3âð¥ = 1 ââð¥ = 1
3 â ð¥ = 19
28 28
28 28
3.4 Inverse functies
Verbanden 27
48 Los de volgende vergelijkingen exact op.
a 3(4 â ð¥2) = â12
b â2 + â2 + ð¥ = 3c
72ð¥â1 = 2
Hint 5.
d8
1+ 6ð¥
= 2
a49 Wat vind je van het volgende?
âð¥ = ââ3kwadrateer
ð¥ = 3
b En wat van dit?
ð¥ + 1 = âð¥ + 3kwadrateer
ð¥2 + 2ð¥ + 1 = ð¥ + 3op 0 herleiden
ð¥2 + ð¥ â 2 = 0ontbinden
(ð¥ + 2)(ð¥ â 1) = 0
ð¥ = â2 of ð¥ = 1
c Los de volgende vergelijkingen in ð¥ op.
Controleer je oplossingen.
ð¥ + âð¥ + 2 = 10
Hint 6.
â2âð¥ â 1 = âð¥
â2 â âð¥ = âð¥
â2 â âð¥ = ââð¥
â6 â âð¥ = âð¥
Opmerking
Als je linker- en rechterkant van een vergelijking kwadrateert,
krijg je (misschien) een vergelijking die niet equivalent is met
die waar je mee begon.
als ð = ð, dan ð2 = ð2,
Maar het omgekeerde:
als ð2 = ð2 dan ð = ð is niet waar.
Waarom niet?
29 29
29 29
3.4 Inverse functies
28 HOOFDSTUK 3
Voorbeeld
ð¥ + 1 = âð¥ + 3 â (ð¥ + 1)2 = ð¥ + 3 â ð¥2 + ð¥ â 2 = 0 â ð¥ = â1of ð¥ = 2.Uit ð¥ + 1 = âð¥ + 3 volgt wel: (ð¥ + 1)2 = ð¥ + 3, maar niet het
omgekeerde. Daarom schrijven we hierboven een enkele pijl âna het kwadrateren van beide kanten van de gelijkheid.
In zoân geval moet je je oplossingen zeker controleren.
Inverse functie
In het volgende bekijken we eenvoudige bewerkingen zoals in
opgave 47. Door deze na elkaar te schakelen, worden hiermee
ingewikkeldere functies opgebouwd. Van deze functies vragen
we de inverse.
50 Geef een formule voor de inverse functie van de volgende
functies. Zie ook opgave 48.
a ðŠ = 3(4 â ð¥3)
b ðŠ = â2 + â2 + ð¥c ðŠ = 7
2ð¥â1d ðŠ = 8
1+ 6ð¥
51 In paragraaf 2 van hoofdstuk 1 hebben we al gezien dat niet
elke bewerking een inverse heeft, bijvoorbeeld [KWADRAAT]
en [ABS], zie de opmerkingen vóór opgave 15 en opgave 23.
Hiernaast staat de grafiek van een of andere functie ð.a Hoe zie je aan de grafiek dat ð geen inverse functie heeft?
b Teken de grafieken van ðŠ = 3(4 â ð¥3) en zijn inverse in één
window op de GR, zie het eerste onderdeel van de vorige
opgave.
De twee grafieken zijn elkaars spiegelbeeld in een zekere lijn.
c Wat is de vergelijking van de lijn?
De grafieken van twee functies die elkaars inverse zijn, liggen
gespiegeld ten opzichte van de lijn ðŠ = ð¥.d Kun je dat uitleggen?
e Controleer de juistheid van de bewering in het vorige
onderdeel voor de vijf elementaire functies uit opgave 47.
30 30
30 30
3.4 Inverse functies
Verbanden 29
De functie ð is de inverse van ð als ð de werking van ðneutraliseert, dus als:
ð¥ â ð â ð â ðŠ = ð¥Dus ð(ð(ð¥)) = ð¥ voor alle ð¥ uit het domein van ð.We noteren de inverse van ð met ðâ1.
Niet elke functie heeft een inverse, bijvoorbeeld de functie
[KWADRAAT].
a52 Wat is de inverse functie van de functie ð met ð(ð¥) = 2ð¥ +3?
Gegeven de functie ð met ð(ð¥) = ðð¥ + ð, voor zekere getallen ðen ð.b Voor welke ð en ð heeft de functie ð een inverse?
c Geef een formule voor de inverse van de functie ð met
ð(ð¥) = ðð¥ + ð, voor zekere getallen ð en ð.
53 De functie ð : ð¥ â ð¥2 heeft geen inverse. Wel als je het domein
beperkt tot de getallen ð¥ met ð¥ ⥠0.Dan is de inverse functie ð¥ â âð¥.Ook als je het domein beperkt tot de getallen ð¥ met 𥠆0heeft ð een inverse.
Geef een formule voor die inverse.
31 31
31 31
3.5 Limieten
30 HOOFDSTUK 3
54 ð is de functie met ð(ð¥) = ð¥|ð¥| .
a Vul de tabel in:
ð¥ 1 â3 100 0,01 â0,01 â1000
ð(ð¥)
b Teken de grafiek van ð.
Neem voor ð¥ achtereenvolgens110 ,
1100 ,
11000 en
110.000 .
c Wat is ð(ð¥) bij deze invoer?
Er geldt: limð¥ â 0
ð(ð¥) = 1.
Neem voor ð¥ achtereenvolgens â 110 , â 1
100 , â 11000 en â 1
10.000 .
d Wat is ð(ð¥) bij deze invoer?e Wat is lim
ð¥ â 0ð(ð¥)?
a55 Welke waardenð¥â1
|ð¥â1| neemt ð¥ aan als ð¥ > 1?En als ð¥ < 1?
ð is de functie met ð(ð¥) = ð¥2âð¥|ð¥â1| .
b Wat is het domein van deze functie?
c Teken de grafiek van ð met GeoGebra of de GR.
De grafiek bestaat uit delen van de lijnen ðŠ = ð¥ en ðŠ = âð¥.d Verklaar dit met de formule van ð(ð¥).
Hint 7.
e Wat is limð¥ â 1
ð(ð¥)? En wat limð¥ â 1
ð(ð¥)?
Opmerking
Als ð¥ > 1, dan |ð¥ â 1| = ð¥ â 1,als ð¥ < 1, dan |ð¥ â 1| = â(ð¥ â 1).Als ð¥ > 1, dan ð¥2âð¥
|ð¥â1| = ð¥(ð¥â1)|ð¥â1| = ð¥,
als ð¥ < 1, dan ð¥2âð¥|ð¥â1| = âð¥(ð¥â1)
|ð¥â1| = âð¥.
56 ð is de functie met ð(ð¥) = ð¥2âð¥ð¥â1 .
a Wat is het domein van ð?
De grafiek van ð is een deel van de lijn ðŠ = ð¥.b Verklaar dat.
32 32
32 32
3.5 Limieten
Verbanden 31
De grafiek van ð uit opgave 56 heeft een perforatie (1,1).Hier geldt: lim
ð¥ â 1ð(ð¥) =lim
ð¥ â 1ð(ð¥) = 1.
Omdat limð¥ â 1
ð(ð¥) =limð¥ â 1
ð(ð¥) = 1, zeggen we limð¥ â 1
ð(ð¥) = 1.
In opgave 55 is limð¥ â 1
ð(ð¥) â limð¥ â 1
ð(ð¥).
Daarom bestaat limð¥ â 1
ð(ð¥) niet.
57 ð is de functie met ð(ð¥) = ð¥2â4ð¥â2 .
a Wat is het domein van ð?b Teken de grafiek van ð met GeoGebra of de GR.
De grafiek van ð lijkt wel de lijn ðŠ = ð¥ + 2.c Is dat zo?
d Wat is limð¥ â 2
ð(ð¥)? Bepaal dit langs algebraïsche weg.
De functie ð¥ â ð¥2â4ð¥â2 heeft perforatie (2,4).
e Wat is limð¥ â â
ð(ð¥) en wat limð¥ â ââ
ð(ð¥)?
De grafiek van ð heeft geen horizontale asymptoot.
58 Gegeven de functie ð : ð¥ â ð¥2+ð¥ð¥2âð¥ .
a Wat is het domein van ð?b Teken de grafiek van ð met GeoGebra of de GR.
De grafiek van ð is op een perforatie na een hyperbool.
c Geef langs algebraïsche weg een formule bij de hyperbool
in de vorm: ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð .
d Wat is limð¥ â 0
ð(ð¥), limð¥ â 0
ð(ð¥), limð¥ â 1
ð(ð¥) en limð¥ â 1
ð(ð¥)?
e Welk punt is perforatie van de grafiek van ð?f Wat kun je zeggen van lim
ð¥ â 0ð(ð¥) en lim
ð¥ â 1ð(ð¥)?
g Wat is limð¥ â â
ð(ð¥) en limð¥ â ââ
ð(ð¥)?
h Geef een vergelijking van elke asymptoot van ð.
33 33
33 33
3.5 Limieten
32 HOOFDSTUK 3
Zie opgave 57.
Dat limð¥ â 2
ð(ð¥) = 4 kunnen we kort als volgt verantwoorden.
limð¥ â 2
ð(ð¥) = limð¥ â 2
ð¥2â4ð¥â2 = lim
ð¥ â 2
(ð¥â2)(ð¥+2)ð¥â2 = lim
ð¥ â 2ð¥ + 2 = 4.
Zie opgave 58.
limð¥ â 0
ð(ð¥) = limð¥ â 0
ð¥2+ð¥ð¥2âð¥ = lim
ð¥ â 0
ð¥(ð¥+1)ð¥(ð¥â1) = lim
ð¥ â 0
ð¥+1ð¥â1 = â1.
59 Gegeven de functie ð : ð¥ â ð¥2+ð¥â2ð¥2âð¥ .
a Wat is het domein van ð?b Heeft de grafiek van ð een perforatie?
c Wat is limð¥ â 0
ð(ð¥), limð¥ â 0
ð(ð¥), limð¥ â 1
ð(ð¥) en limð¥ â 1
ð(ð¥)?
d Wat kun je zeggen van limð¥ â 0
ð(ð¥) en limð¥ â 1
ð(ð¥)?
e Wat is limð¥ â â
ð(ð¥) en limð¥ â ââ
ð(ð¥)?
f Geef een vergelijking van elke asymptoot van ð.
34 34
34 34
3.6 Eindpunt
Verbanden 33
Machtige verbanden
Eenmachtsfunctie is een functie van de vorm ðŠ = ð â ð¥ð, voor
zekere waarden van ð en ð. Tenzij anders vermeld, nemen we
voor het domein van deze functie de positieve getallen.
De grafiek van ðŠ = ð â ð¥ð, met ð > 0 is afnemend stijgend als
0 < ð < 1 en toenemend stijgend als ð > 1.
Je kunt vergelijkingen met machtsfucties exact oplossen door
het linkerlid en het rechterlid tot dezelfdemacht te verheffen.
Immers: ð¥ð = ð â (ð¥ð)1ð = ð
1ð
en hieruit volgt ð¥ = ð1ð (ð¥ en ð positief en ð â 0).
Voorbeeld
Los exact op: (12ð¥)â3 = ð¥1 1
2 . Schrijf je antwoord zonder
gebroken en negatieve exponenten.
Oplossing
(12ð¥)â3 = ð¥1 1
2Haakjes wegwerken
23 â ð¥â3 = ð¥1 12
Deel door ð¥â3
23 = ð¥4 12
Als ð¥ð = ð dan ð¥ = ð1ð .
ð¥ = (23)29 = 2
23 = 3â4
Functies in samenhang
Gegeven een functie ð.⢠Neem aan: ð(ð¥) = ð(ðð¥) met ð â 0.
De grafiek van ð krijg je dan door de grafiek van ðhorizontaal met
1ð te vermenigvuldigen.
⢠Neem aan: ð(ð¥) = ð â ð(ð¥).De grafiek van ð krijg je dan door de grafiek van ð verticaal
met ð te vermenigvuldigen.
⢠Neem aan: ð(ð¥) = ð(ð¥ + ð) met ð > 0.Je krijgt de grafiek van ð door de grafiek van ð ð eenheden
naar links te schuiven.
Neem aan: ð(ð¥) = ð(ð¥ â ð) met ð > 0.Je krijgt de grafiek van ð door de grafiek van ð ð eenheden
naar rechts te schuiven.
⢠Neem aan: ð(ð¥) = ð(ð¥) + ð met ð > 0. Je krijgt de grafiekvan ð door de grafiek van ð ð eenheden naar boven te
schuiven.
35 35
35 35
3.6 Eindpunt
34 HOOFDSTUK 3
Neem aan: ð(ð¥) = ð(ð¥) â ð met ð > 0. Je krijgt de grafiekvan ð door de grafiek van ð ð eenheden naar beneden te
schuiven.
Gebroken functies
De standaardhyperbool is de grafiek van de functie ðŠ = 1ð¥ .
Deze grafiek heeft twee asymptoten: de ð¥-as en de ðŠ-as.De grafiek van een functie is een hyperbool als hij door
schuiven en rekken uit de standaardhyperbool ontstaat.
Een gebroken lineaire functie is van de vorm: ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð voor
zeker getallen ð, ð, ð en ð . De grafiek van deze functie is een
hyperbool (behalve als ð = 0 ofðð = ð
ð ). De asymptoten van
ðŠ = ðð¥+ððð¥+ð zoek je als volgt.
⢠De horizontale asymptoot vind je door voor ð¥ grote
getallen in te vullen of kleine (erg negatieve) getallen. Als
ðŠ dan erg dicht bij een bepaalde waarde komt, is er bij die
waarde een horizontale asymptoot.
⢠De verticale asymptoot kan voorkomen bij die ð¥waarvoor de noemer 0 is. Vul voor ð¥ waarden in die de
noemer bijna 0 maken; wordt ðŠ dan erg groot of erg klein
(negatief), dan is er een verticale asymptoot bij deze ð¥.
Voorbeeld
De grafiek van de functie ð : ð¥ â 1âð¥2+ð¥ is een hyperbool. Dit
toon je als volgt aan.
Je kunt1âð¥2+ð¥ schrijven als â1 + 3
2+ð¥ . Hiervoor geldt:
⢠limð¥ â â2
ð(ð¥) = â en limð¥ â â2
ð(ð¥) = ââ,
dus ð¥ = â2 is de verticale asymptoot,
⢠limð¥ â â
ð(ð¥) = â1 en limð¥ â ââ
ð(ð¥) = â1,
dus ðŠ = â1 is de horizontale asymptoot.
Voorbeeld
De grafiek van de functie ð : ð¥ â 1âð¥+3 ontstaat uit de
standaardhyperbool door:
⢠eerst te vermenigvuldigen en dan te verschuiven,
ðŠ = 1ð¥
horizontaal (of verticaal) vermenigvuldigen met â1 (spiegelen in een van de assen)
ðŠ = â 1ð¥
3 eenheden naar rechts schuiven
ðŠ = â 1ð¥â3
36 36
36 36
3.6 Eindpunt
Verbanden 35
⢠of eerst verschuiven en dan vermenigvuldigen,
ðŠ = 1ð¥
3 eenheden naar rechts schuiven
ðŠ = 1ð¥â3
verticaal vermenigvuldigen met â1 (spiegelen in de ð¥-as)ðŠ = â 1
ð¥â3
⢠of eerst verschuiven en dan vermenigvuldigen (anders).
ðŠ = 1ð¥
3 eenheden naar links schuiven
ðŠ = 1ð¥+3
horizontaal vermenigvuldigen met â1 (spiegelen in de ðŠ-as)ðŠ = 1
âð¥+3 = â 1ð¥â3
Limieten
Gegeven is de functie ð : ð¥ â ð¥2â3ð¥+2ð¥â1 .
Het domein bestaat uit alle getallen ð¥, behalve ð¥ = 1.Omdat lim
ð¥ â 1ð(ð¥) = lim
ð¥ â 1
(ð¥â1)(ð¥â2)ð¥â1 = lim
ð¥ â 1(ð¥ â 2) = â1
bestaat, heeft de grafiek van ð een perforatie (1,â1).
Gegeven is de functie ð : ð¥ â ð¥2â3ð¥+2|ð¥â1|
Het domein van ð bestaat uit alle getallen ð¥, behalve ð¥ = 1.Er geldt:
⢠limð¥ â 1
ð(ð¥) =limð¥ â 1
(ð¥â1)(ð¥â2)ð¥â1 =lim
ð¥ â 1(ð¥ â 2) = â1,
⢠limð¥ â 1
ð(ð¥) =limð¥ â 1
(ð¥â1)(ð¥â2)âð¥+1 =lim
ð¥ â 1(âð¥ + 2) = 1.
Conclusie: limð¥ â 1
ð(ð¥) â limð¥ â 1
ð(ð¥), dus limð¥ â 1
ð(ð¥) bestaat niet.
De grafiek van ð maakt een âsprongâ bij ð¥ = 1.
37 37
37 37
3.7 Extra opgaven
36 HOOFDSTUK 3
1 Gegeven de functie ð : ð¥ â ðð¥+32ð¥â4 , voor alle mogelijke waarden
van ð.a Bereken langs algebraïsche weg voor welke waarden van ð
de grafiek van ð een perforatie heeft.
b Bereken langs algebraïsche weg voor welke waarden van ðde grafiek van ð een horizontale asymptoot ðŠ = 3 heeft.
2 Gegeven is de functie ð : ð¥ â |ð¥|â1ð¥â1 .
a Teken de grafiek van ð op de GR of met GeoGebra.
Het ziet er naar uit dat de grafiek bestaat uit een deel van een
hyperbool en een deel van een rechte lijn. Dat zie je als je de
formule voor ð(ð¥) zonder absoluutstrepen schrijft.
b Schrijf de formule van ð(ð¥) zonder absoluutstrepen:
ð(ð¥) = {... als ð¥ > 0... als ð¥ < 0
.
c Ga na of de grafiek van ð een perforatie heeft.
d Wat is limð¥ â â
ð(ð¥) en wat limð¥ â -â
ð(ð¥)?
3 Een lampje is opgesteld voor een lens. Achter de lens bevindt
zich een scherm waarop het beeld van het lampje wordt
opgevangen. Als het lampje verplaatst wordt, moet je het
scherm mee bewegen om een scherp beeld te houden.
De afstand lampje-lens noemen we ð£, de afstand scherm-lens
noemen we ð (beide in dm).
Bij onze lens geldt:1ð£ + 1
ð = 12 .
a Bereken ð als ð£ = 3.
Uiteraard kunnen ð£ en ð alleen positieve waarden aannemen.
b Leg uit dat hieruit volgt dat ð£ en ð zelfs groter dan 2 moeten
zijn.
c Wat weet je van ð als ð£ een groot getal is?
Wat weet je van ð als ð£ maar een klein beetje groter dan 2is?
De formule1ð£ + 1
ð = 12 kan worden omgewerkt tot de formule
ð = 2 + 4ð£â2 .
d Ga dat na.
De ð£-ð-grafiek is een stuk van een hyperbool.
e Wat zijn de asymptoten van die hyperbool?
38 38
38 38
3.7 Extra opgaven
Verbanden 37
4 Gegeven is het verband ðŠ = ðð¥+2ðð¥+1 , voor zekere getallen ð en ð.
Er zijn getallen ð en ð waarbij de grafiek van het verband een
horizontale lijn is met een perforatie.
a Geef langs algebraïsche weg een vergelijking van die lijn.
b Bereken ð en ð exact als de perforatie eerste coördinaat 2heeft.
Er zijn getallen ð en ð waarvoor het verband horizontale
asymptoot ðŠ = 3 en verticale asymptoot ð¥ = 2 heeft.
c Bereken ð en ð exact.
Er zijn getallen ð en ð waarvoor de grafiek van het verband een
rechte lijn door het punt (2,6) is.d Bereken ð en ð exact.
5 Gegeven is de functie ð met ð(ð¥) = 2âð¥ + 2.
De grafiek van ð ontstaat uit die van ðŠ = âð¥ door eerst
verticaal te vermenigvuldigen en vervolgens verticaal te
verschuiven.
a Hoe?
De grafiek van ð ontstaat uit die van ðŠ = âð¥ door eerste
verticaal te verschuiven en dan verticaal te vermenigvuldigen.
b Hoe?
De grafiek van ð ontstaat uit die van ðŠ = âð¥ door eerst
horizontaal te vermenigvuldigen en daarna een verticaal te
verschuiven.
c Hoe?
39 39
39 39
3.7 Extra opgaven
38 HOOFDSTUK 3
6 Een plank van 2 meter lengte wordt in één punt ondersteund.
Aan het linker uiteinde van de plank hangt een gewicht van 100newton. Iemand houdt de plank in evenwicht door hem aan
het rechter uiteinde naar beneden te drukken, zeg met een
kracht van ð newton. De lengte van het rechter stuk (vanaf het
steunpunt) noemen we ð meter. We verwaarlozen het gewicht
van de plank.
Er geldt de formule: ð = 100( 2ð â 1).
a Leid deze formule af met de hefboomwet.
Natuurlijk zijn ð en ð positief.
b Bepaal langs algebraïsche weg welke waarden ð en ðkunnen aannemen.
c Schrijf ð als functie van ð, dus druk ð in ð uit.
7 Gegeven de functie ðŠ = 2ð¥+1ð¥ .
a Schrijf2ð¥+1
ð¥ in de vorm:1ð¥ + _ en geef een formule voor de
inverse functie.
Gegeven is de functie ðŠ = 2ð¥+1ð¥â2 .
b Geef een formule voor de inverse functie.
Hint 8.
c Welke symmetrie heeft de grafiek van de functie ðŠ = 2ð¥+1ð¥â2 ?
Waarom?
40 40
40 40
3.8 Rekentechniek
Verbanden 39
Delen door ð¥ â ð
Functies van de vorm ðŠ = ð + ðð¥ + ðð¥2 + ðð¥3 + ⊠heten
veeltermfuncties.
Een kwadratische functie is bijvoorbeeld een veeltermfunctie.
1 ðŠ = 12 (ð¥ â 2)2 is een veeltermfunctie.
a Wat moet je hierboven voor ð, ð, ð en ð kiezen om deze
functie krijgen?
Ook de functie ðŠ = 13ð¥3 â ð¥ + 2 is een veeltermfunctie.
b Wat moet je hierboven voor ð, ð, ð en ð kiezen om deze
functie te krijgen?
c Noem een paar functies die geen veeltermfunctie zijn.
2 We gaan ð¥3 â 4ð¥2 + 5ð¥ â 6 delen door ð¥ â 2.ð¥3 â 4ð¥2+ 5ð¥ â 6 =ð¥2(ð¥ â 2) + 2ð¥2 â 4ð¥2+ 5ð¥ â 6 =ð¥2(ð¥ â 2)+ â2ð¥2 + 5ð¥ â 6 =ð¥2(ð¥ â 2)+ â2ð¥(ð¥ â 2) â 4ð¥ + 5ð¥ â 6 =ð¥2(ð¥ â 2)+ â2ð¥(ð¥ â 2)+ ð¥ â 6 =ð¥2(ð¥ â 2)â 2ð¥(ð¥ â 2)+ (ð¥ â 2) â 4 =(ð¥2 â 2ð¥ + 1)(ð¥ â 2) â 4Ga na dat bovenstaande juist is.
Hint 9.
Dus:ð¥3â4ð¥2+5ð¥â6
ð¥â2 = (ð¥2â2ð¥+1)(ð¥â2)â4ð¥â2 = (ð¥2â2ð¥+1)(ð¥â2)
ð¥â2 â 4ð¥â2 =
ð¥2 â 2ð¥ + 1 â 4ð¥â2
We zeggen ook:
ð¥3 â 4ð¥2 + 5ð¥ â 6 gedeeld door ð¥ â 2 is:
ð¥2 â 2ð¥ + 1 rest â4.
3 Gegeven de veeltermfunctie ð met ð(ð¥) = 2ð¥4 â 3ð¥3 + 4ð¥2 â2ð¥ â 1.Neem over en zet de juiste getallen op de invulplaatsen.
a ð(ð¥) = (ð¥3 + ð¥2 + ð¥+)(ð¥ + 3)+b ð(ð¥) = (ð¥3 + ð¥2 + ð¥+)(ð¥ â 1)+c ð(ð¥) = 2ð¥(ð¥3 + ð¥2 + ð¥+)+d ð(ð¥) = (ð¥3 + ð¥2 + ð¥+)(ð¥ + 2)+
Het getal op de laatste invulplaats in de vier onderdelen van
opgave 3 noemen we de rest.
In onderdeel b is de rest bij deling van 2ð¥4 â 3ð¥3 + 4ð¥2 â 2ð¥ â 1door ð¥ â 1 gelijk aan 0.We zeggen 2ð¥4 â 3ð¥3 + 4ð¥2 â 2ð¥ â 1 is deelbaar door ð¥ â 1.
41 41
41 41
3.8 Rekentechniek
40 HOOFDSTUK 3
Stelling
Voor elke veeltermfunctie ð en elk getal ð is er een
veeltermfunctie ð en een getal ð met:
ð(ð¥) = ð(ð¥)(ð¥ â ð) + ð .ð heet de rest bij deling van ð(ð¥) door ð¥ â ð.Als ð = 0, dan heet ð(ð¥) deelbaar door ð¥ â ð.
4 We bekijken nog eens de veeltermfunctie ð met ð(ð¥) = 2ð¥4 â3ð¥3 + 4ð¥2 â 2ð¥ â 1 uit opgave 2. Daar heb je gezien dat ð(ð¥) =(2ð¥3 â 9ð¥2 + 31ð¥ â 95)(ð¥ + 3) + 284.
Zonder te rekenen, kun je zeggen: ð(â3) = 284.a Leg dat uit.
Uit de stelling hierboven volgt dat er een veeltermfunctie ð is
zó, dat ð(ð¥) = ð(ð¥)(ð¥ â 1) + ð. Zonder de deling uit te voerenkun je gemakkelijk uitrekenen dat moet gelden ð = 0.b Hoe?
De rest bij deling door ð¥ + 2 van 2ð¥4 â 3ð¥3 + 4ð¥2 â 2ð¥ â 1 kun
je ook uitrekenen zonder de deling uit te voeren zoals je dat in
opgave 3d gedaan hebt.
c Hoe?
5 ðŠ = ð¥10 â 1Zonder een deling uit te voeren, kun je weten dat ð¥10 â 1deelbaar is door ð¥ â 1.a Hoe?
b Ga na dat ð¥10 â 1 = (ð¥9 + ð¥8 + ð¥7 + âŠð¥2 + ð¥ + 1)(ð¥ â 1).c Voor welke waarde van ð is ð¥10 â ð deelbaar door ð¥ â 2?
ð¥3 + 5ð¥2 + 6ð¥ is deelbaar door ð¥ + 2.d Door welk getal in te vullen kun je dat zien?
In plaats van een deling uit te voeren, kun je ð¥3 + 5ð¥2 + 6ð¥ ook
ontbinden.
e Doe dat.
In de ontbinding zie je ook dat ð¥3 + 5ð¥2 + 6ð¥ deelbaar is
door ð¥ + 2.
Als ð(ð¥) = ð(ð¥) â (ð¥ â ð) + ð voor veeltermfuncties ð en ð en
getallen ð en ð , dan: ð = ð(ð).
Factorstelling
Voor een veeltermfunctie ð en een getal ð geldt:
ð(ð¥) deelbaar door ð¥ â ðâ ð(ð) = 0.
42 42
42 42
3.8 Rekentechniek
Verbanden 41
Perforaties
6 Gegeven de functie ð : ð¥ â 2ð¥4â3ð¥3+4ð¥2â2ð¥â1ð¥â1 en de functie ð
met ð(ð¥) = 2ð¥3 â ð¥2 + 3ð¥ + 1. Zie opgave 3b.a Teken de grafieken van de functies ð en ð op je GR.
Zijn de grafieken van ð en ð hetzelfde?
De grafiek van ð heeft een perforatie.
b Geef langs algebraïsche weg de coördinaten van de
perforatie.
c Wat is limð¥ â 1
2ð¥4â3ð¥3+4ð¥2â2ð¥â1ð¥â1 ?
7 Gegeven is de functie ð met ð(ð¥) = ð¥3â3ð¥2+ð¥â2ð¥â3 .
Er geldt: ð(ð¥) = ð(ð¥)(ð¥ â 3) + ð voor een of andere
veeltermfunctie ð en een getal ð.a Bepaal ð(ð¥) en ð.
Je kunt een vermoeden krijgen van limð¥ â 3
ð(ð¥) door voor ð¥ een
getal net kleiner dan 3 in ð(ð¥) in te vullen, bijvoorbeeld 2,9999.b Wat denk je is lim
ð¥ â 3ð(ð¥)?
c Wat denk je is limð¥ â 3
ð(ð¥)?
Een redenering bij de antwoorden
op de vorige twee vragen gaat als
volgt.
Als ð¥ â 3, dan ð¥3 â 3ð¥2 + ð¥ â 2 â 1en ð¥ â 3 â 0, je moet âbijnaâ 1 delen
door een negatief getal steeds
dichter bij 0, dus je gaat naar ââ.
Als ð¥ â 3, dan ð¥3 â 3ð¥2 + ð¥ â 2 â 1en ð¥ â 3 â 0 , dus je moet âbijnaâ 1delen door een positief getal steeds
dichter bij 0, dus je gaat naar â.
Dus: limð¥ â 3
ð(ð¥) = ââ en limð¥ â 3
ð(ð¥) = â.
De grafiek van ð heeft een verticale asymptoot ð¥ = 3, zieplaatje.
d Teken de grafiek van ð op de GR of in GeoGebra. Zorg
daarbij dat je de lijn ð¥ = 3 in het WINDOW hebt.
Zonder ð¥ â 3 te delen op ð¥3 â 3ð¥2 + ð¥ â 4 kun je nagaan of de
grafiek van de functie ð, met ð(ð¥) = ð¥3â3ð¥2+ð¥â4ð¥â3 een perforatie
heeft in het punt met eerste coördinaat 3.
43 43
43 43
3.8 Rekentechniek
42 HOOFDSTUK 3
e Hoe?
Er is een getal ð waarvoor de functie â : ð¥ â ð¥3â3ð¥2+ð¥âðð¥â3 een
perforatie heeft.
f Bepaal het getal ð en de coördinaten van de perforatie.
Voorbeeld
Gegeven is de functie ð met ð(ð¥) = ð¥3â3ð¥2+ð¥â2ð¥â3 .
Als ð¥ â 3, dan⢠geldt voor de teller: ð¥3 â 3ð¥2 + ð¥ â 2 â 1⢠en voor de noemer: ð¥ â 3 â 0.Dus lim
ð¥ â 3ð(ð¥) = ââ.
Als ð¥ â 3, dan⢠geldt voor de teller: ð¥3 â 3ð¥2 + ð¥ â 2 â 1⢠en voor de noemer: ð¥ â 3 â 0.Dus lim
ð¥ â 3ð(ð¥) = â.
Conclusie:
de grafiek van ð heeft een verticale asymptoot ð¥ = 3.
Voorbeeld
Gegeven is de functie â met â(ð¥) = ð¥3â3ð¥2+ð¥â3ð¥â3 .
Voor ð¥ = 3 wordt ð¥3 â 3ð¥2 + ð¥ â 3 gelijk aan 0.Dan heeft de grafiek van de functie â met een perforatie met
eerste coördinaat 3.
8 Gegeven de functie ð : ð¥ â ð¥â4âð¥â2
.
a Wat is het domein van ð?b Teken de grafiek van ð in GeoGebra of op de GR.
Je kunt aan de getekende grafiek niet zien dat 4 niet in het
domein zit.
Zo te zien moet de grafiek van ð wel een perforatie hebben en
dus zal limð¥ â 4
ð(ð¥) wel bestaan. Door voor ð¥ een getal heel dicht
bij 4 in te vullen, bijvoorbeeld 4,001, kun je de coördinaten van
de perforatie benaderen.
c Doe dat.
d Wat denk je is limð¥ â 4
ð(ð¥)?
44 44
44 44
3.8 Rekentechniek
Verbanden 43
9 We gaan de coördinaten van de perforatie van de functie ð :ð¥ â ð¥â4
âð¥â2uit de vorige opgave exact berekenen.
Je kunt ð¥ â 4 âontbindenâ. Als volgt:
ð¥ â 4 = (âð¥ â 2)(â¯)a Wat moet er ingevuld worden?
b Hoe kun je limð¥ â 4
ð(ð¥) nu exact berekenen?
Je kunt limð¥ â 4
ð(ð¥) ook anders berekenen.
c Ga nað¥â4
âð¥â2â âð¥+2
âð¥+2= âð¥ + 2 als ð¥ â 4.
Uit bovenstaande volgt:
limð¥ â 4
ð(ð¥) = limð¥ â 4
âð¥ + 2 = 4
Voorbeeld
We berekenen limð¥ â 2
ð¥4â4ð¥2
ð¥3â8
Als we voor ð¥ = 2 invullen, levert dit in teller en noemer 0op, dus teller en noemer zijn volgens de factorstelling deelbaar
door ð¥ â 2. We halen in teller en noemer de factor ð¥ â 2 buiten
haakjes. Je krijgt:
limð¥ â 2
(ð¥3+2ð¥)(ð¥â2)(ð¥â2)(ð¥2+2ð¥+4) .
Vervolgens vereenvoudig je en vult voor ð¥ = 2 in.
limð¥ â 2
(ð¥3+2ð¥)(ð¥â2)(ð¥â2)(ð¥2+2ð¥+4) = lim
ð¥ â 2
(ð¥3+2ð¥)(ð¥2+2ð¥+4) = 8+4
4+4+4 = 1
Voorbeeld
We berekenen limð¥ â 4
ð¥2â4ð¥âð¥â2
.
Als we voor ð¥ = 4 invullen, levert dit in teller en noemer 0 op.
De factor ð¥ â 4 in de noemer kun je âzichtbaarâ maken door
ð¥2â4ð¥âð¥â2
metâð¥+2âð¥+2
te vermenigvuldigen.
limð¥ â 4
ð¥2â4ð¥âð¥â2
â âð¥+2âð¥+2
= limð¥ â 4
ð¥(ð¥â4)â (âð¥+2)ð¥â4 â .
Vervolgens vereenvoudig je en vult voor ð¥ = 4 in.
limð¥ â 4
ð¥(ð¥â4)(âð¥+2)ð¥â4 = lim
ð¥ â 4ð¥(âð¥ + 2) = 16
45 45
45 45
3.8 Rekentechniek
44 HOOFDSTUK 3
10 Bereken exact:
limð¥ â 0
2ð¥2
3ð¥2 limð¥ â 0
2ð¥3
3ð¥4
limð¥ â 0
2ð¥4
3ð¥3 limð¥ â 0
2ð¥2âð¥3ð¥
Bron: CTWO Bijsluiter_limieten_vwo_wiskunde B
11 Bereken exact:
limð¥ â 1
ð¥2+ð¥â2ð¥â2 lim
ð¥ â 1
ð¥2+ð¥â2ð¥â1
limð¥ â 1
ð¥â1ð¥2â1 lim
ð¥ â 1
ð¥ââð¥ð¥2âð¥
12 Gegeven de veeltermfunctie ð met ð(ð¥) = ð¥4+2ð¥3+ð¥2+3ð¥+1.Er geldt:
ð(ð¥)ð¥2+1 = ð¥2 + 2ð¥ + ð¥+1
ð¥2+1 .
a Laat dat zien.
ð(ð¥)ð¥2 = _ð¥2 + _ð¥ + _ + _ð¥+_
ð¥2
b Bepaal welke getallen je in moet vullen.
46 46
46 46
3 Verbanden
45
Machtige verbanden
a1 De ribbe van een kubus noemen we ð. ð3 = 216ð6 en ð 2 = ð6, dus ð3 =216ðŒ 2, dus ð = 1
216 .
b Neem beide kanten tot de macht12 , dan krijg je:
(ð 2)12 = (ð â ð3)
12 , dus ð = ð
12 â ð3â 1
2 = ð12 â ð â ð
12 = ð
12 â ðâð, dus ð = âð
= 136â6.
a28
14Ï
= 32Ïm/s
b Per sec gaat er 10ð£ â 14Ïð2 liter door de buis.
Dus ð» = 10ð£ â 14Ïð2.
c ð£ = 40Ï
â ð â2, ð = 12,73 en ð = â2,00.
a3 12 â 3023 â 116 gram
b ð» = 12 â 52123 â 777 gram, dus EQ is 2355 : 777 â 3,0.
a4 (0 ,0) en (1 ,1)0α = 0 en 1α = 1 ongeacht α.
b Zie figuur.
c Je moet ð¥2 met ð¥2 (dus een getal kleiner dan 1) vermenigvuldigen om ð¥4 te
krijgen.
a5 Dan ð¥ > 1 en ð¥â1 â ð¥-2 = 536 â 5ð¥2 â 36ð¥ + 36 = 0, dus ð¥ = 6.
b Dan ð¥ < 1 en ð¥â2 â ð¥â1 = 3 â 3ð¥2 + ð¥ â 1 = 0 â ð¥ = â1±â9+126 , dus ð¥ = 0,60.
c Kleiner dan1
100 .
d Groter dan 100.
a6 De grafiek van ðŠ = ð¥1,6 ligt boven die van ðŠ = ð¥1,7 als 0 < ð¥ < 1 en eronder als
ð¥ > 1.
47 47
47 47
3 Verbanden
46 Antwoorden
b De grafiek van ðŠ = ð¥0,6 boven de grafiek van ðŠ = ð¥0,7 als 0 < ð¥ < 1 en eronder
als ð¥ > 1.c ðŠ = ð¥ð is toenemende stijgend als ð > 1 en afnemend stijgend als 0 < ð < 1.
7 Ik lees af 1,4ðŒ = 2,3: vervolgens vul ik voor ðŒ = 2,0, ðŒ = 2,1 enzovoort in.
Ik vind ðŒ = 2,5.
a
8
ð¥ 7 10 â7 âð
ðŠ 49 100 7 ð
b Als ð¥ = ð12 , dan ð¥2 = (ð
12 )
2= ð
12 â 2 = ð1 = ð.
c (53 12 )
27 = 5
72 â 2
7 = 51 = 5d Als je ð¥ = 53 1
2 invult in ð¥27 = 5, dan klopt het.
e 5â 27
a9 ð¥ = ð1ð invullen in ð¥ð = ð geeft: (ð
1ð )
ð= ð1 = ð.
b ðŠ = ð¥ð is stijgend als ð > 0; ðŠ = ð¥ð is dalend als ð < 0, dus ðŠ neemt geen
enkele waarde meer dan één keer aan.
a10 0,3 â 250034 â 106 gram
b (10.0000,3 )
43 â 1.072.766 gram â 1073 kg
c ðº = (103 â ðž)
43 = (
103 )
43 ðž
43 â 4,98ðž
43
a11 ð¥2âð¥ = 10 â ð¥2 12 = 10 â ð¥ = 10
25 = 5â100
b4âð¥3 = 10 â ð¥
34 = 10 â ð¥ = 101 1
3 = 10 3â10c
âð¥ = 10 3âð¥ â ð¥12 = 10ð¥
13
deel door ð¥13
ð¥16 = 10 â ð¥ = 1.000.000
d
ð¥2â2ð¥ = ð¥4 â ð¥2 â 212 â ð¥
12 = ð¥4 â 2
12 â ð¥2 1
2 = ð¥4
deel door ð¥2 12
212 = ð¥1 1
2 â ð¥ = (212 )
23 = 2â2
e
â(2ð¥)3 = ð¥4 â 232 â ð¥
32 = ð¥4
deel door ð¥32
232 = ð¥
52 â ð¥ = (2
32 )
25 = 2
35 = 5â8
f
48 48
48 48
3 Verbanden
47
ð¥2âð¥ â 10ð¥âð¥ + 9âð¥ = 0deel door âð¥
ð¥2 â 10ð¥ + 9 = 0 â (ð¥ â 9)(ð¥ â 1) = 0 â
ð¥ = 1 of ð¥ = 9
a123âð¥ = 1
2ð¥3 â ð¥13 = 1
2ð¥3 â ð¥83 = 2 â ð¥ = 2
38 . Snijpunt is (2
38 ,2
18 ).
b ð(ð¥) = 3 â ð(ð¥) â 3âð¥ = 1 12ð¥3 â ð¥
13 = 1 1
2ð¥3 â ð¥2 23 = 2
3 â ð¥ = (23)
38
Dus ðµ((23)
38 , (
23)
18 ) en ðŽðµ = (
23)
18 = 8
â23 .
13 De eerste coördinaat van ð noemen we ð, dan is die van ð : 2ð.Er geldt:
3âð = 12 (2ð)3.
Dan: ð13 = 4ð3 â ð
83 = 1
4 â ð = ( 14 )
38 .
De lengte van lijnstuk ð ð is 2ð = 2 â (14 )
38 â 1,19.
Functies in samenhang
a146 km
2 min = 180 km/u; De grafiek loopt daar nagenoeg recht. Het is de helling van
de grafiek om 2.00 uur.
b Na 6 km; 60km/uur.
c Zie figuur.
d 112 km
e Ongeveer 2.02.40 u, 600 meter
f12 minuut (= 1 hokje) naar rechts verschuiven.
g ð ð(1) = 3 km ; ð ð(312 ) = 7 1
2 km ; ð¡ = 4h ð ð(11
2 ) = ð ð(1) ; ð ð(4) = ð ð(3 12 ) ; ð¡ = 4 1
2i ð ð(ð¡) = ð ð(ð¡ â 1
2 )
a15 ð€(5) = â(0) ; ð€(7) = â(2) ; ð€(ð¡) = â(ð¡ â 5)b De grafiek van â moet je 5 eenheden naar rechts schuiven om die van ð€ te
krijgen.
c ð(ð¡) = â(ð¡ + 10)
49 49
49 49
3 Verbanden
48 Antwoorden
d De grafiek van â moet je 10 eenheden naar links schuiven om die van ð te
krijgen.
16 -
17 ð(ð¥) = ð(ð¥) + 10 voor alle ð¥.
a18 (3,4)b ð(ð¥) = ð(ð¥ â 3) + 4 = (ð¥ â 3)2 + 4
19 Als een horizontale lijn de grafiek van ð in twee punten met afstand 3 snijdt, dan zijn
de eerste coördinaten van die punten 112 en â11
2 .
De tweede coördinaten van die punten is (112 )2 = 2 1
4 , dus ðŽ (â4,â3) komt af van
(â112 ,21
4 ).De grafiek van ð wordt dus 21
2 naar links en 514 naar beneden verschoven om die van
te krijgen.
Dus de top van ð is (â212 , â5 1
4 ).
a20 2.05 uur
b Zie figuur.
c De afstand tot de verticale as wordt 2 keer zo groot.
d ð ð(2) = ð ð(1) = 3 ; ð ð(5) = ð ð(2 12 ) = 6 ; ð¡ = 8
e ð ð(ð¡) = ð ð( 12 ð¡)
a21 ð(30) = ð(10) ; ð(84) = ð(28) ; ð(ð¡) = ð( 13 ð¡)
b Zie figuur.
c ð(ð¡) = 2 â ð(ð¡)d Zie onderdeel b.
50 50
50 50
3 Verbanden
49
22 -
a23 -
b 1 eenheid naar links schuiven en dan horizontaal met12 vermenigvuldigen, of:
horizontaal met12 vermenigvuldigen en dan
12 eenheid naar links schuiven.
c Horizontaal met12 vermenigvuldigen en dan 1 eenheid naar links schuiven, of:
2 eenheden naar links schuiven en dan horizontaal met12 vermenigvuldigen.
a24 -
b 1 eenheid naar links schuiven en dan verticaal met 2 vermenigvuldigen.
c Nee.
25 Er geldt: ð(ð¥) = ( 12ð¥)3 = 1
8ð¥3
Als je de grafiek van ð verticaal met18 vermenigvuldigt krijg je die van ð.
a26 2 eenheden naar rechts schuiven, je krijgt dan: ð¥ â ð¥ â 2 + âð¥ â 2 en dan
2eenheden naar boven.
b 2 eenheden naar boven, je krijgt dan: ð¥ â ð¥ + 2 + âð¥ en dan 2 eenheden naar
rechts.
(De volgorde maakt niet uit.)
27 ðŠ = 14 (âð¥ â 2)3 of ðŠ = â 1
4 (ð¥ + 2)3
Gebroken functies
a2818 = 1
10 + 1ð¥ â 1
ð¥ = 18 â 1
10 = 140 , dus ð¥ = 40.
b Als ð¥ erg klein is, dan is1ð¥ erg groot, dus
1ð ook, dus ð is erg klein.
Als ð¥ erg groot is, dan1ð â 1
10 , dus dan ð â 10.c
1ð = 1
10 + 1ð¥ â 1
ð = ð¥10ð¥ + 10
10ð¥ = ð¥+1010ð¥ dus: ð = 10ð¥
ð¥+10 .
d -
e 10 â 10ð¥ð¥+10 = 10(ð¥+10)
ð¥+10 â 10ð¥ð¥+10 = 100
ð¥+10 = 11.000.000 , dus ð¥ > 99.999.990.
29 Er zijn meer mogelijkheden, ð = 10, ð = 0, ð = 1, ð = 10 bijvoorbeeld.
a30 8 : 2 = 4 ; 9 : 3 = 3 ; 12 : 6 = 2b (ð¥ + 7) : (ð¥ + 1) = ð¥+7
ð¥+1c
ð¥+7ð¥+1 = 1 1
2 = 32 â 2ð¥ + 14 = 3ð¥ + 3 â ð¥ = 11
ð¥+7ð¥+1 = 11
10 â 10ð¥ + 70 = 11ð¥ + 11 â ð¥ = 59d -
e Verhouding komt dichter bij 1.f ð = 1, ð = 7, ð = 1 , ð = 1 bijvoorbeeld
a3114 ; 5 ; â1 ; â1
8 ; -123
b 0, alle getallen met uitzondering van 0.
51 51
51 51
3 Verbanden
50 Antwoorden
c 0, alle getallen met uitzondering van 0.d 10 ; 100 ; 1000 ; 10.000e â10 ; â100 ; â1000 ; â10.000f
110 ;
1100 ;
11000 ;
110.000
g â 1100 ; â 1
1000 ; â 110.000
a32 1,6. Door die knop nog eens in te drukken.
b 1,28â1 = 0,78125c De functie is zijn eigen inverse; âtegengestelde nemenâ is ook zijn eigen inverse.
a33 ð = 3, ð = 4, ð = 2, ð = 0, bijvoorbeeldb
3ð¥+42ð¥ = 3ð¥
2ð¥ + 42ð¥ = 1 1
2 + 2ð¥
c -
d Horizontale asymptoot: ðŠ = 1 12 en verticale asymptoot: ð¥ = 0.
e Verticaal met 2 vermenigvuldigen en dan 112 omhoog schuiven of:
Horizontaal met 2 vermenigvuldigen en dan 112 omhoog schuiven of:
34 omhoog schuiven en dan verticaal met 2 vermenigvuldigen of: ....
a34 1 naar rechts en 3 naar boven of omgekeerd.
b Horizontale asymptoot: ðŠ = 3 en verticale asymptoot: ð¥ = 1.c lim
ð¥ â 1ðŠ = ââ lim
ð¥ â âðŠ = 3
limð¥ â 1
ðŠ = â limð¥ â ââ
ðŠ = 3
d Het domein van ð: alle getallen met uitzondering van 1.Het bereik van ð: alle getallen met uitzondering van 3.
a35 ð III, ð IV, â II en ð I
b Verticale: waar de noemer 0 is (je kunt dan ook een perforatie hebben, zoals
bij de grafiek van â in 35).
Horizontale: ð¥ naar â of ââ laten gaan.
a36 Domein: alle getallen met uitzondering van â3.Bereik: alle getallen met uitzondering van 0.
b Horizontale asymptoot: ðŠ = 0, verticale asymptoot: ð¥ = â3.c GeoGebra of GR
d4
ð¥+3 = ð¥ â ð¥2 + 3ð¥ = 4 â ð¥ = 1 of ð¥ = â4, snijpunten: (1,1) en (â4,â4).e Teken de lijn ðŠ = ð¥ in het plaatje van c. Met behulp van d vind je dan: ð¥ <
ð(ð¥) â ð¥ < â4 of -3 < ð¥ < 1.
a37 Zo te zien een horizontale lijn.
b Je kunt3ð¥+62ð¥+4 vereenvoudigen:
3ð¥+62ð¥+4 = 3(ð¥+2)
2(ð¥+2) = 32 als ð¥ â 2.
c3ð¥+62ð¥+4 bestaat niet voor ð¥ = â2, dus de grafiek is de lijn ðŠ = 11
2 met uitzondering
van het punt met eerste coördinaat â2.
38 ð(ð¥) = 3ð¥+64 = 3ð¥
4 + 64 = 3
4ð¥ + 1 12 , dus de grafiek van ð is een rechte lijn.
52 52
52 52
3 Verbanden
51
a39 -
b -
a40 Als ð¥ â 1, dan 3ð¥ â 3 â 0. Als 2ð¥ + ð dan niet naar 0 gaat, heeft de functie
ðŠ = 2ð¥+ð3ð¥â3 een verticale asymptoot ð¥ = 1, dus 2ð¥ + ð = 0 als ð¥ = 1, dus ð = â2.
Dan ðŠ = â2ð¥+23ð¥â3 = â2
3 , dus als ð = â2, heeft de functie een perforatie: de grafiek
is de lijn met vergelijking ðŠ = â 23 met perforatie (1,â2
3 ).b Als ð¥ â 3
ð , dan ðð¥ â 3 â 0. Als 2ð¥ + 4 dan niet naar 0 gaat, heeft de functie
ðŠ = 2ð¥+4ðð¥â3 een verticale asymptoot ð¥ = 3
ð , dus 2ð¥ + 4 = 0 als ð¥ = -2, dusð = -1
12 .
Dan ðŠ = 2ð¥+4-1 1
2 ð¥â3= -1
13 , dus als ð = -1
12 , heeft de functie een perforatie: de
grafiek is de lijn met vergelijking ðŠ = -113 met perforatie (-2,-11
3 ).c De perforatie heeft eerste coördinaat âð (daar is ð¥+ð = 0). Dan moet ðð¥+1 = 0
als ð¥ = âð. Dus ð â âð + 1 = 0, dus ð = 1 of ð = â1.Als ð = 1, dan ðŠ = ðð¥+1
ð¥+ð = 1 met uitzondering van perforatie (â1,1).Als ð = â1 dan ðŠ = ðð¥+1
ð¥+ð = â1 met uitzondering van perforatie (â1,â1).
a41 112 ; 11
2 ; ðŠ = 1 12
b Dan is 2ð¥ + 2 = 0,02 en 3ð¥ + 6 â 3, dus ðŠ â 150.Als ð¥ dicht bij â1 is dan gaat ðŠ naar oneindig.
Verticale asymptoot: ð¥ = â1.
a42 Horizontale asymptoot: ðŠ = 3, verticale asymptoot: ð¥ = â1.b Horizontale asymptoot: ðŠ = 2, verticale asymptoot: ð¥ = â1.c Horizontale asymptoot: ðŠ = 2, verticale asymptoot: ð¥ = â 1
2 .
d Horizontale asymptoot: ðŠ = 2, verticale asymptoot: ð¥ = 0.
a43 Alle getallen met uitzondering van 1.b lim
ð¥ â âð (ð¥) = â2 en lim
ð¥ â ââð(ð¥) = â2
c ð + ð1âð¥ = ðâðð¥+ð
1âð¥ = âðð¥+ð+ð1âð¥ , dus âð = 2 en ð + ð = 3, dus ð = -2 en ð = 5.
d limð¥ â â
ð1âð¥ = 0
a44 Zie figuur.
53 53
53 53
3 Verbanden
52 Antwoorden
De projectie van ð op de ð¥-as noemen we ð. Driehoek ððð¿ is gelijkvormig
met driehoek ð ðð¿, dusððð ð = ðð¿
ðð¿ , dusðŠð¥ = 2
ð¥â1 .
Er geldt: ðŠ = 2ð¥ð¥â1 .
b Zie figuur.
De projectie van ð op de ð¥-as noemen we weer ð en het snijpunt van ð ð¿ met
de ðŠ-as noemen we ð .
Driehoek ð ðð¿ is gelijkvormig met driehoek ððð¿, dusðððð¿ = ð ð
ð¿ð â ðð3 = 2
4 ,
dus ðð = 1 12 .
Als je ð¥ = â3 invult in ðŠ = 2ð¥ð¥â1 krijg je ook 11
2 .
c -
d Asymptoten: ð¥ = 1 en ðŠ = 2.
Inverse functies
a45 Ongeveer 150 km/u.
b ð£ = â13313ð
a46 3779
b ð¶ = 59ð¹ â 17 7
9
47 ð¥ â [MIN 2] â ðŠ = ð¥ â 2ð¥ â [TEGENGESTELDE] â ðŠ = âð¥ð¥ â [OMGEKEERDE] â ðŠ = 1
ð¥ð¥ â [KWADRAAT] â ðŠ = ð¥2
ð¥ â [TOT DE MACHT43 ] â ðŠ = ð¥
43
a48 3(4 â ð¥2) = â12 â 4 â ð¥2 = â3 â ð¥2 â 4 = 3 â ð¥2 = 7 â ð¥ = â7 of ð¥ = ââ7
b â2 + â2 + ð¥ = 3 â 2 + â2 + ð¥ = 9 â â2 + ð¥ = 7 2 + ð¥ = 49 â ð¥ = 47c
72ð¥â1 = 7 â 1
2ð¥â1 = 2 â 12ð¥â1 = 2
7 â 2ð¥ â 1 = 72 â 2ð¥ = 4 1
2 â ð¥ = 2 14
d8
1+ 6ð¥
= 2 â 11+ 6
ð¥= 1
4 â 1 + 6ð¥ = 4 â 6
ð¥ = 3 â 1ð¥ = 1
2 â ð¥ = 2
a49 Klopt niet, âð¥ is niet negatief wat ð¥ ook is, kan dus nooit ââ3 zijn.
54 54
54 54
3 Verbanden
53
b â2 voldoet niet, vul maar in de oorspronkelijke vergelijking in.
Je krijgt dan â1 = 1, dit klopt niet, maar na kwadrateren klopt het wel.
c ⢠âð¥ + 2 = 10 â ð¥kwadrateer
ð¥ + 2 = ð¥2 â 20ð¥ + 100 â ð¥2 â 21ð¥ + 98 = 0 â (ð¥ â 7)(ð¥ â 14) = 0 â ð¥ = 7of ð¥ = 14.Na controle blijkt alleen ð¥ = 7 aan de oorspronkelijke vergelijking te
voldoen.
⢠kwadrateer
2âð¥ â 1 = ð¥ â ð¥ + 1 = 2âð¥kwadrateer
ð¥2 + 2ð¥ + 1 = 4ð¥ â ð¥2 â 2ð¥ + 1 = 0 â ð¥ = 1ð¥ = 1 voldoet aan de oorspronkelijke vergelijking.
⢠kwadrateer
2 â âð¥ = ð¥ â ð¥ â 2 = ââð¥kwadrateer
ð¥2 â 4ð¥ + 4 = ð¥ â ð¥ = 1 of ð¥ = 4Alleen ð¥ = 1 voldoet aan de oorspronkelijke vergelijking.
⢠Voor elke waarde van ð¥ (waarvoor deze zin heeft) is de linkerkant van de
vergelijking groter of gelijk aan 0 en de rechterkant kleiner of gelijk aan 0.Beide zijn niet tegelijkertijd 0.Er is geen oplossing.
⢠kwadrateer
6 â âð¥ = ð¥ â 6 â ð¥ = âð¥kwadrateer
ð¥2 â 12ð¥ + 36 = ð¥ â ð¥ = 4 of ð¥ = 9.Alleen ð¥ = 4 voldoet aan de oorspronkelijke vergelijking.
a50 ðŠ = 3
â4 â 13ð¥
b ðŠ = ð¥4 â 4ð¥2 + 2 met ð¥ ⥠â2.c ðŠ = 7
2ð¥ + 12 = ð¥+7
2ð¥d ðŠ = 6ð¥
8âð¥
a51 Aan de grafiek kun je zien: er zijn verschillende waarden van ð¥ waarvoor ð(ð¥)hetzelfde is.
b Zie GR.
c ðŠ = ð¥d Als (ð, ð) op de grafiek van ð ligt, dan ligt (ð, ð) op de grafiek van de inverse van
ð.e Klopt.
a52 ð(ð¥) = 12ð¥ â 1 1
2b Voor ð â 0; ð doet niet ter zake.
c ðŠ = ð¥âðð
55 55
55 55
3 Verbanden
54 Antwoorden
53 ð¥ â ââð¥
Limieten
a
54
ð¥ 1 â3 100 0,01 â0,01 â1000
ð(ð¥) 1 â1 1 1 â1 â1
b Zie figuur.
c ð(ð¥) = 1d ð(ð¥) = â1e lim
ð¥ â 0ð(ð¥) = â1
a55 1 als ð¥ > 1 en â1 als ð¥ < 1.b Alle getallen met uitzondering van 1.c -
d ð(ð¥) = ð¥2âð¥|ð¥â1| = ð¥ â ð¥â1
|ð¥â1| , de rest volgt uit a.
e â1 ; 1
a56 Alle getallen met uitzondering van 1.b ð(ð¥) = ð¥2âð¥
ð¥â1 = ð¥(ð¥â1)ð¥â1 = ð¥ als ð¥ â 1.
a57 Alle getallen met uitzondering van 2.b -
c Nee.
d limð¥ â 2
ð(ð¥) = limð¥ â 2
(ð¥+2)(ð¥â2)ð¥â2 = lim
ð¥ â 2ð¥ + 2 = 4
e limð¥ â â
ð(ð¥) = â en limð¥ â ââ
ð(ð¥) = ââ
a58 Alle getallen met uitzondering van 0 en 1.b -
cð¥2+ð¥ð¥2âð¥ = ð¥(ð¥+1)
ð¥(ð¥â1) = ð¥+1ð¥â1 als ð¥ â 0, dus ðŠ = ð¥+1
ð¥â1 als ð¥ â 0.
d limð¥ â 0
ð(ð¥) =limð¥ â 0
ð(ð¥) = limð¥ â 0
ð¥+1ð¥â1 = â1
limð¥ â 1
ð(ð¥) =limð¥ â 1
ð¥+1ð¥â1 = â
56 56
56 56
3 Verbanden
55
limð¥ â 1
ð(ð¥) =limð¥ â 1
ð¥+1ð¥â1 = ââ
e Perforatie (0,â1).f lim
ð¥ â 0ð(ð¥) = â1 en lim
ð¥ â 1ð(ð¥) bestaat niet.
g limð¥ â â
ð(ð¥) = 1 en limð¥ â ââ
ð(ð¥) = 1
h ðŠ = 1 , ð¥ = 1
a59 Alle getallen met uitzondering van 0 en 1.b Daarvoor kijken we of we
ð¥2+ð¥â2ð¥2âð¥ kunnen vereenvoudigen:
ð¥2+ð¥â2ð¥2âð¥ = (ð¥+2)(ð¥â1)
ð¥(ð¥â1) = ð¥+2ð¥ als ð¥ â 1.
De grafiek van ð is een hyperbool. Een vergelijking van die hyperbool is: ðŠ =ð¥+2
ð¥ , met uitzondering van de perforatie (1,3).c lim
ð¥ â 0ð(ð¥) =lim
ð¥ â 0
ð¥+2ð¥ = â , lim
ð¥ â 0ð(ð¥) =lim
ð¥ â 0
ð¥+2ð¥ = ââ
limð¥ â 1
ð(ð¥) =limð¥ â 1
ð(ð¥) = limð¥ â 1
ð(ð¥) = limð¥ â 1
ð¥+2ð¥ = 3
d limð¥ â 0
ð(ð¥) bestaat niet en limð¥ â 1
ð(ð¥) = 3.
e limð¥ â â
ð(ð¥) = 1 en limð¥ â ââ
ð(ð¥) = 1
f ðŠ = 1 , ð¥ = 0
Extra opgaven
a1 Als ð¥ = 2 moet ðð¥ + 3 = 0 zijn, dus ð = -112 .
b limð¥ â â
ðð¥+32ð¥â4 = 1
2ð, dus ð = 6.
a2 -
b ð(ð¥) ={
|ð¥|â1ð¥â1 = ð¥â1
ð¥â1=1 als ð¥ > 0 en ð¥ â 1|ð¥|â1ð¥â1 = -ð¥â1
ð¥â1 als ð¥ < 0c De grafiek van ð heeft een perforatie (1,1).d lim
ð¥ â âð(ð¥) = 1 en lim
ð¥ â -âð(ð¥) = -1
a313 + 1
ð = 12 â 1
ð = 16 â ð = 6
b1ð£ + 1
ð = 12 en
1ð > 0, dus 1
ð£ < 12 , dus ð£ > 2.
c Als ð£ groot dan1ð â 1
2 , dus ð â 2.Als ð£ maar een klein beetje groter dan 2 is, dan
1ð â 0, dus dan ð erg groot.
d1ð£ + 1
ð = 12 â 1
ð = 12 â 1
ð£ = ð£â22ð£ , dus ð = 2ð£
ð£â2 .
En: 2 + 4ð£â2 = 2(ð£â2)+4
ð£â2 = 2ð£ð£â2 , dus klopt.
e ð£ = 2 en ð = 2.
a4 Er is een perforatie als ðð¥ + 2 = 0 en ðð¥ + 1 = 0.
57 57
57 57
3 Verbanden
56 Antwoorden
Uit het laatste volgt: ð¥ = â 1ð , dit in de eerste vergelijking invullen geeft: ð = 2ð,
dus: ðŠ = ðð¥+2ðð¥+1 = 2ðð¥+2
ðð¥+1 = 2 als ðð¥ + 1 â 0. Een vergelijking van die lijn is dus:
ðŠ = 2.b Dan ð â 2 + 1 = 0, dus ð = â 1
2 en ð = â1.c Dan ð â 2 + 1 = 0, dus ð = â 1
2 enðð = 3, dus ð = â1 1
2 .
d Dan ð = 0, je krijgt dan de lijn ðŠ = ðð¥ + 2, die gaat door (2,6) als ð = 2.
a5 Verticaal met 2 vermenigvuldigenen vervolgens 2 eenheden omhoog schuiven.
b 1 eenheid omhoog schuiven en vervolgens verticaal met 2 vermenigvuldigen.
c Horizontaal vermenigvuldigen met14 en 2 eenheden omhoog schuiven.
a6 kracht maal arm links = kracht maal arm rechts
Dit geeft: ð â ð = 100 â (2 â ð). Dus (deel beide kanten door ð): ð = 100 â 2âðð .
Dus ð = 100( 2ð â 1), want 2âð
ð = 2ð â 1.
b ð ligt tussen 0 en 2 (lengte van de plank); ð loopt dan van â naar 0.c ð = 200
100+ð
a71ð¥ + 2 ; ðŠ = 1
ð¥â2b ðŠ = 2 + 5
ð¥â2 , dus deze functie is de ketting
ð¥ â [MIN 2]â [OMG]â [MAAL 5]â [PLUS 2]âðŠ,dus de inverse bestaat uit de ketting
ð¥ â [MIN 2]â [DEEL DOOR 5]â [OMG]â [PLUS 2]âðŠ, dus de inverse functieis:ðŠ = 2 + 5
ð¥â2c De grafiek is symmetrisch in de lijn ðŠ = ð¥, want de functie is zijn eigen inverse.
Rekentechniek
a1 ðŠ = 12 (ð¥ â 2)2 = 1
2ð¥2 â 2ð¥ + 2, dus ð = 2, ð = â2, ð = 12 en ð = 0.
b ð = 2 ; ð = â1 ; ð = 0 ; ð = 13
c ðŠ = 1ð¥ , ðŠ = âð¥, ðŠ = âð¥ + ð¥2, logaritmische en exponentiële functies
2 -
a3 (2ð¥3 â 9ð¥2 + 31ð¥ â 95)(ð¥ + 3) + 284b (2ð¥3 â ð¥2 + 3ð¥ + 1)(ð¥ â 1)c 2ð¥(ð¥3 â 11
2ð¥2 + 2ð¥ â 1) â 1d (2ð¥3 â 7ð¥2 + 18ð¥ â 38)(ð¥ + 2) + 75
a4 (2ð¥3 â 9ð¥2 + 31ð¥ â 95)(ð¥ + 3) is gelijk aan 0 als je voor ð¥ = â3 invult.
b ð(ð¥) = ð(ð¥)(ð¥ â 1) + ð;Omdat ð(1) = 0 en ð(ð¥)(ð¥ â 1) ook 0 is voor ð¥ = 1, geldt: ð = 0.
c De rest krijg je door â2 in te vullen in 2ð¥4 â 3ð¥3 + 4ð¥2 â 2ð¥ â 1.
a5 ð¥10 â 1 = 0 als ð¥ = 1b Werk de haakjes aan de rechterkant weg.
58 58
58 58
3 Verbanden
57
c 1024d ð¥ = â2; er moet dan 0 uit komen.
e ð¥3 + 5ð¥2 + 6ð¥ = ð¥(ð¥2 + 5ð¥ + 6) = ð¥(ð¥ + 2)(ð¥ + 3)
a6 Nee, ze zien er misschien wel hetzelfde uit op de GR, maar in het domein van ðzit het getal 1 niet.
b2ð¥4â3ð¥3+4ð¥2â2ð¥â1
ð¥â1 = ð(ð¥) als ð¥ â 1 en ð(1) = 5, dus de perforatie is (1,5).c 5
a7 ð(ð¥) = ð¥2 + 1 en ð = 1b ââc âd -
e Door voor ð¥ = 3 in te vullen in ð¥3 â 3ð¥2 + ð¥ â 4.Als dat een getal â 0 oplevert, krijg je een verticale asymptoot ð¥ = 3, zie deredenering aan het einde van onderdeel d.
f Zie ook onderdeel a.
Dan moet â(3) = 0, dus ð = 3, dan krijg je: â(ð¥) = ð(ð¥) = ð¥2 + 1 als ð¥ â 3, dusde perforatie is (3,10).
a8 Het domein bestaat uit de getallen ð¥ met ð¥ ⥠0 en ð¥ â 4.b -
c -
d 4
a9 âð¥ + 2
b limð¥ â 4
ð(ð¥) = limð¥ â 4
(âð¥+2)(âð¥â2)âð¥â2
= limð¥ â 4
âð¥ + 2 = 4
c(ð¥â4)(âð¥+2)
ð¥â4 = âð¥ + 2
1023 ; bestaat niet want: lim
ð¥ â 0
2ð¥3
3ð¥4 = ââ en limð¥ â 0
2ð¥3
3ð¥4 = â
0; limð¥ â 0
2ð¥2âð¥3ð¥ = lim
ð¥ â 0
2ð¥â13 = â 1
3
11 limð¥ â 1
ð¥2+ð¥â2ð¥â2 = 0
â1 = 0
limð¥ â 1
ð¥2+ð¥â2ð¥â1 = lim
ð¥ â 1
(ð¥+2)(ð¥â1)ð¥â1 = lim
ð¥ â 1ð¥ + 2 = 3
limð¥ â 1
ð¥â1ð¥2â1 = lim
ð¥ â 1
ð¥â1(ð¥â1)(ð¥+1) = lim
ð¥ â 1
1ð¥+1 = 1
2
limð¥ â 1
ð¥ââð¥ð¥2âð¥ = lim
ð¥ â 1
ð¥ââð¥ð¥2âð¥ â ð¥+âð¥
ð¥+âð¥= lim
ð¥ â 1
ð¥2âð¥(ð¥2âð¥)(ð¥+âð¥)
= limð¥ â 1
1ð¥+âð¥
= 12 of
limð¥ â 1
ð¥ââð¥ð¥2âð¥ = lim
ð¥ â 1
âð¥(âð¥â1)ð¥(âð¥+1)(âð¥â1)
= limð¥ â 1
âð¥ð¥(âð¥+1)
= 12
59 59
59 59
3 Verbanden
58 Antwoorden
a12 Vermenigvuldig bijvoorbeeld beide kanten met ð¥2 + 1b ð¥2 + 2ð¥ + 1 + 3ð¥+1
ð¥2
60 60
60 60
HintsHints
59
3 Verbanden
1 Noem de eerste coördinaat van ðŽ: ð¥. Er geldt: ð(ð¥) = 3 â ð(ð¥).2 Noem de eerste coördinaat van ð: ð, dan is die van ð : ...ð.
Dat ð en ð op dezelfde hoogte liggen, geeft je een vergelijking in ð.3 Teken in één plaatje de grafiek van ð en de lijn ðŠ = ð¥.
Los de ongelijkheid op met behulp van het vorige onderdeel en het plaatje.
4 Gebruik gelijkvormigheid van bijvoorbeeld de driehoeken ð ðð¿ en ððð¿,
waarbij ð de projectie van ð op de ð¥-as is.5
72ð¥â1 = 7 â 1
2ð¥â1
6 âð¥ + 2 = 10 â ð¥7 Gebruik het eerste onderdeel van de opgave.
8 Schrijf ðŠ in de vorm + ð¥â2 .
9 De gekleurde uitdrukkingen in regel 1 en 2 zijn gelijk, evenals die in regel 3 en 4
en die in regel 5 en 6.
61 61
61 61
IndexIndex
60
a
afnemend stijgend 8, 33
asymptoten 7
b
boven te schuiven 15
d
de rest 40
deelbaar 40
e
equivalent 26
f
Factorstelling 40
g
gebroken lineaire functie 17, 34
h
horizontaal 15
horizontale asymptoot 19, 23, 34
hyperbool 19, 20, 34
i
inverse 25, 29
l
links te schuiven 15
m
machtsfunctie 7, 33
p
perforatie 22
t
toenemend stijgend 8, 33
v
verticaal 15
verticale asymptoot 19, 23, 34
62 62
62 62