IT MATCH: Vastgoedfinanciering voor zelfstandigen / freelancers in België
DER ZELFSTANDIGEN VOOR HET SOCIAAL STATUUT ......werkzaamheden die door het Comité en zijn...
Transcript of DER ZELFSTANDIGEN VOOR HET SOCIAAL STATUUT ......werkzaamheden die door het Comité en zijn...
IIXLGEMEEN E3EHEERSCOMITEVOOR HET SOCIAAL STATUUTDER ZELFSTANDIGENOpgericht bij de wet van 30december 1992
2016
JAARVERSLAG
Inhoudsopgave
Voorwoord .4
Het Algemeen Beheerscomité 6
1.1 Opdracht en bevoegdheden 6
1.1.1 Algemene bevoegdheden 6
1.1.2 Adviesbevoegdheid 6
1.1.3 Specifieke bevoegdheden 6
1.1.4 Bevoegdheden voortvloeiend uit bijzondere wetsbepalingen 7
1.2 Werking 7
1.2.1 Het Secretariaat 8
1.2.2 Budget 8
1.2.3 Ondersteuning door het RSVZ en door andere diensten 8
1.3 Samenstelling 8
1.3.1 Wettelijke bepalingen 8
1.3.2 Samenstelling van het ASC op 31december2016 9
2 Werkzaamheden van het ABC in 2016 10
2.1 Pensioenen 10
2.1.1 Verbetering van de minimumbescherming voor gepensioneerden: verhoging van
sommige minimumpensioenen 10
2.1.2 Harmonisering van de principes inzake gelijkstelling 11
2.1.3 Gelijkstelling studieperiodes 11
2.1.4 Een pensioenstelsel op basis van punten 12
2.2 Onderwerping 12
2.2.1 Evaluatie van de wet arbeidsrelatie 13
2.2.2 De student-zelfstandige 13
2.2.3 De zelfstandige in bijberoep 15
2.2.4 Verzekeringsplicht binnen vennootschapsverband 15
2.3 Sociale fraude 16
2.3.1 Fictieve aansluitingen en het misbruik bij grensoverschrijdende zelfstandige activiteit
16
2.3.2 Antifraudemaatregelen 18
2.3.3 Andere 19
2.4 Globaal Financieel Beheer Zelfstandigen 20
2.4.1 Begroting 20
2.4.2 Hervorming van de alternatieve financiering 21
2.5 Allerlei 22
2.5.1 Vrouwelijk ondernemerschap 22
2.5.2 Uitbreiding van de moederschapsverzekering en maatregelen ter ondersteuning van
het professionele en het privéleven van zelfstandigen 23
2.5.3 Deeleconomie 24
2.6 Hulp aan de zelfstandigen 25
2.6.1 Het overbruggingsrecht 25
2.6.2 De opveringstoelage 26
2.6.3 Ondersteuning van de personen met een handicap 26
Voorwoord
De jaarverslagen van het Algemeen Beheerscomité (ABC) verschaffen inzicht in de structuur, de
werking en de opdrachten van het Comité. Daarnaast geven ze een overzicht van de
werkzaamheden die door het Comité en zijn secretariaat worden uitgevoerd.
Uit dit jaarverslag 2016 blijkt dat het voorbije jaar wederom een uitermate gevuld jaar was voor het
Comité.
In de eerste plaats finaliseerde het Comité de eerste maanden van 2016 een aantal belangrijke
dossiers waarvan de werkzaamheden reeds in 2015 waren opgestart. Ik verwijs hierbij naar de
evaluatie van de Wet op de Arbeidsrelatie die werd uitgevoerd op vraag van de ministers W. Borsus
en K. Peeters en van toenmalig staatssecretaris B. Tommelein maar ook naar de werkzaamheden
rond de problematiek van de fictieve aansluitingen en de sociale fraude bij grensoverschrijdende
zelfstandige activiteit. In elk van deze dossiers resulteerden de werkzaamheden van het Comité in de
eerste maanden van 2016 in een uitgebreid verslag.
In de tweede plaats boog het Comité zich het voorbije jaar ook over een aantal nieuwe dossiers. Zo
bracht het Comité in 2016 op vraag van de minister van zelfstandigen advies uit over een aantal
maatregelen die passen in de uitbreiding en versterking van het sociaal statuut. Ik denk daarbij aan
de uitbreiding van de moederschapsverzekering en van het overbruggingsrecht of aan de invoering
van een specifiek statuut voor de student-zelfstandige. Daarnaast werden ook een aantal concrete
maatregelen voor advies voorgelegd in de strijd tegen de sociale fraude en het oneigenlijk gebruik
van het sociaal statuut.
Verder werd van het Comité het voorbije jaar in een aantal dossiers een uitgebreidere en meer
diepgaande analyse verwacht. Zo waren er de vragen van minister Borsus om na te denken over de
contouren van een statuut voor de student-zelfstandige en om een rapport te maken over het
vrouwelijk ondernemerschap. In de tweede helft van 2016 boog het Comité zich in opdracht van de
minister ook over het statuut van zelfstandige in bijberoep.
In al deze dossiers verliepen de werkzaamheden in een open en constructieve sfeer en met een
groot engagement van alle betrokken partners. Bovendien stel ik met tevredenheid vast dat het
werk van het ABC gewaardeerd wordt en dat de inzichten en standpunten die het Comité in zijn
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelf5tandigen 1 4
adviezen en verslagen opneemt, door de bevoegde beleidsmakers ter harte worden genomen. Het
voorbije jaar kwam dit onder meer tot uiting bij de uitwerking van een specifiek statuut voor de
student-zelfstandige, de uitbreiding van de moederschapsverzekering of de concrete invulling van
het overbruggingsrecht. Telkens werd in belangrijke mate rekening gehouden met de adviezen die
het Comité hierover reeds eerder had uitgebracht. Dit gold in het bijzonder ook voor wat betreft de
hervorming van de financiering van de sociale zekerheid waarbij vroegere adviezen van het Comité
als leidraad dienden voor de hervormingsvoorstellen voor het zelfstandigenstelsel.
Ik mag hopen dat het Comité zijn werkzaamheden in het komende jaar met hetzelfde elan kan
verderzetten zodat ook 2017 voor het ABC een boeiend en succesvol werkjaar kan zijn.
JAN STEVERLYNCK
VOORZIHER
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het statuut der Zelfstandigenl 5
1 Het Algemeen Beheerscomité
1.1 Opdracht en bevoegdheden
Het Algemeen Beheerscomité (ABC) werd in 1992 opgericht om- de eigenheid van het statuut van de zelfstandigen te herbevestigen en te vrijwaren, onder
andere door de vertegenwoordigers van de zelfstandigen te responsabiliseren en tebetrekken bij de verdere uitbouw van het sociaal statuut, en
- de versnippering van het sociaal statuut over de diverse beleidsverantwoordelijken,administraties, parastatalen en privé-instellingen tegen te gaan.
De oorspronkelijke bevoegdheden van het Comité, die daarna werden uitgebreid, kunnen in viergrote categorieën worden ondergebracht, nI. algemene bevoegdheden, adviesbevoegdheden,specifieke bevoegdheden en bevoegdheden voortvloeiend uit bijzondere wetsbepalingen.
De adviezen en de verslagen zijn openbaar en elektronisch beschikbaar op de website van het RSVZ’.
1.1.1 Algemene bevoegdheden
Het Algemeen Beheerscomité is bevoegd voor alle aangelegenheden die betrekking hebben op hetsociaal statuut der zelfstandigen. In dit kader kan het op eigen initiatief, of op verzoek van een de
bevoegde ministers3:
- voorstellen formuleren;
- aanbevelingen doen en advies geven;
- studies uitvoeren of laten uitvoeren
1.1.2 Adviesbevoegdheid4
Het Algemeen Beheerscomité heeft tevens een adviserende functie. Iedere bevoegde minister kanvrij het advies van het Comité inwinnen over elke aangelegenheid die tot het sociaal statuut derzelfstandigen behoort. In bepaalde gevallen is het advies van het Comité verplicht. Zo moet iederebevoegde minister, behalve in spoedgevallen, het advies van het Comité inwinnen over alle
voorontwerpen van wet met betrekking tot het sociaal statuut der zelfstandigen en over dekrachtlijnen van het te voeren beleid.
1.1.3 Specifieke bevoegdheden5
Het Comité is verder ook bevoegd
- om samen met de minister van Zelfstandigen het gezag uit te oefenen over het globaalfinancieel beheer van het statuut der zelfstandigen;
1 http://www.rsvz.be/nl/algemeen-beheerscomite-abc?_ga=1.161427005.1688029756.14606180s42 artikel 109, §1 en §2 van de wet van 30 december 1992
Het betreft ministers die direct of ((indirect,) bevoegd zijn inzake sociale zekerheid der zelfstandigen, met name deminister van Zelfstandigen, de minister van Sociale Zaken en de minister van Pensioenen
artikel 110, §1 van de wet van 30december1992
artikel 111 van de wet van 30december1992
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 6
- voor het opstellen, in meerjarenperspectief, van de globale begrotingsvooruitzichten en het
voorleggen aan de Regering van een rapport dat betrekking heeft op de ontwikkeling van de
ontvangsten en uitgaven, de prioritaire beleidslijnen en de wijze waarop het evenwicht van
het stelsel verzekerd kan worden;
- voor het vaststellen van de verdeling van de globale inkomsten over de verschillende stelsels
en sectoren en de kennisgeving ervan aan de bevoegde minister;
- voor het voorbereiden en opstellen van richtlijnen met betrekking tot de organisatie en de
uitvoering van het vrij aanvullend pensioen;
- voor het formuleren van aanbevelingen met betrekking tot het beheer van de stelsels van
aanvullende verzekering;
- om kennis te nemen van klachten van algemene aard in verband met de toepassing van het
sociaal statuut van de zelfstandigen, ze over te maken aan de bevoegde instellingen en
aanbevelingen te formuleren om de dienstverlening te verbeteren;
- voor het goedkeuren van de richtlijnen opgelegd aan de sociale verzekeringsfondsen.
1.1.4 Bevoegdheden voortvloeiend uit bijzondere wetsbepalingen
Andere wettelijke bepalingen hebben de bevoegdheden van het Comité uitgebreid. Zo
- moeten het Comité en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven elke twee jaar een advies
uitbrengen over de hoegrootheid en de verdeling van de financiële middelen die de Regering
toekent om de sociale uitkeringen aan te passen aan de evolutie van de welvaart;
- is het advies van het Comité noodzakelijk om de percentages van de bijdragen en het bedrag
van de beroepsinkomsten opgenomen in artikel 12, § 1, 2e lid van het koninklijk besluit nr.
38 aan te passen;
- moet de eerste voorzitter van de Commissie voor vrijstelling van bijdragen op regelmatige
tijdstippen en in elk geval bij het einde van zijn mandaat een evaluatieverslag van de
activiteiten van de Commissie voorleggen aan de minister van Middenstand en aan het
Comité en;
- is het Comité belast met het voorleggen van een dubbele lijst zodat 6 leden (op 15) van de
Commissie voor het Vrij Aanvullend Pensioen kunnen worden gekozen om de belangen van
de zelfstandigen, de meewerkende echtgenoten en de helpende zelfstandigen te
vertegenwoordigen.
1.2 Werking
Het ABC is administratief ondergebracht bij het RSVZ en beschikt niet over een eigen
rechtspersoonlijkheid. Het wordt bij het vervullen van zijn opdrachten bijgestaan door een
secretariaat dat o.m. met de administratieve taken van het Comité is belast.
1.1.1 Secretariaat
Het Secretariaat bevindt zich op het RSVZ. In 2016 werd de werking ervan waargenomen door de
secretaris, die verantwoordelijk is voor de leiding van het Secretariaat en een universitaire
medewerker.
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 7
1.2.1 Het Secretariaat:
- organiseert de vergaderingen van het Comité;- zorgt voor de voorbereiding en verspreiding van de werkdocumenten die het ABC toelaten
om zijn raadgevende opdracht zo goed mogelijk uit te voeren;- stelt de ontwerpen van notulen, de ontwerpen van advies en van verslagen op, alsook het
ontwerp van jaarverslag van het ABC en- voert de door het Comité genomen beslissingen uit,
In het kader van deze opdrachten onderhoudt het Secretariaat regelmatige contacten met diverse
actoren van het sociaal statuut der zelfstandigen (ambtenaren, kabinetten van de bevoegdeministers, leden van de organisaties van zelfstandigen, enz.).
1.2.2 Budget
De budgettaire beheerskosten van het Comité (logistieke werking en de personeels- en andere
kosten) worden gedragen door het RSVZ. In 2016 bedroegen deze 329.830 EUR (personeelskosten,
presentiegeld, meubilair, bezoldiging van de secretaris).
1.2.3 Ondersteuning door het RSVZ en door andere diensten
In het kader van zijn opdracht ontvangt het Secretariaat ondersteuning van verschillende diensten
van het RSVZ (Financiën & Begroting, Algemene en Juridische Studiën, Statistieken, Verplichtingen
en Pensioenen). Het Comité wenst deze diensten uitdrukkelijk te bedanken, inz. de dienst Vertaling
van het RSVZ waarop het ABC frequent beroep doet.
Het Comité wenst eveneens instellingen buiten het RSVZ te bedanken die ondersteunend werk
hebben geleverd. Dit zijn hoofdzakelijk de cel Actuariaat van de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale
Zekerheid, het Federaal Planbureau, het RIZIV, en de FPD. Tot slot bedankt het ABC alle personen dievoor de werkzaamheden werden uitgenodigd en eraan deelnamen.
1.3 Samenstelling
1.3.1 Wettelijke bepalingen6
Het Comité is samengesteld uit:
- 12 stemgerechtigde leden, waaronder de voorzitter;
- 2 leden met raadgevende stem: de vertegenwoordigers van de sociale verzekeringsfondsen
en van de ziekenfondsen;
- 1 secretaris, alsook
- de afgevaardigde van de minister van Financiën bij het RSVZ.
Het aantal stemgerechtigde leden van het Comité is paritair samengesteld. Het bestaat enerzijds uit:
6 Artikel 108 van de wet van 30december1992.
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het statuut der Zelfstandigen 1 S
- S vertegenwoordigers van de interprofessionele organisaties voor zelfstandigen, op
voordracht van de interprofessionele afdeling van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en
KMO’s, en
- 1 vertegenwoordiger van de landbouworganisaties, op voordracht van de Nationale
Landbouwraad;
en anderzijds uit:
- 2 vertegenwoordigers van de minister van Zelfstandigen,
- 1 leidend ambtenaar van de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid,
- de administrateur-generaal van het RSVZ,
- 1 vertegenwoordiger van de minister van Pensioenen, op diens voordracht, en
- 1 vertegenwoordiger van de minister van Sociale Zaken, op diens voordracht.
Ze worden allen benoemd voor een periode van 6 jaar door de minister van Zelfstandigen. Het
mandaat is hernieuwbaar. Voor elk lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd.
1.3.2 Samenstelling van het ABC op 31december2016
Op 31 december 2016 was het Comité als volgt samengesteld:
Jan STEvERLYNcK
VOORZITTER
STEMGERECHTIGDE LEDEN
Effectieve leden Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de interprofessionele organisaties voor zelfstandigen
Caroline DEITEREN Daniel APPELTANT
Gabrielle EYMAEL Capucine DE BUYSER
Renaud FRANCART Kathleen LEDOUX
Christine MAUHEEUWS Johan BORTIER
Jan STEVERLYNCK Karel VAN DEN EYNDE
Vertegenwoordigers van de landbouworganisaties
Chris BOHERMAN
Vertegenwoordigers van de minister van Zelfstandigen
Muriel GALERIN Johan VAN DER BORGHT
Beitel COUSAERT Sven VANHUYSSE
Leidende ambtenaren van de DS Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid
Bernard vANDECAVEY Christian DEKEVSER
Administrateur-generaal van het RSVZ en zijn vertegenwoordiger
Anne VANDERSTAPPEN Marc TRIFIN
Vertegenwoordigers van de minister van Pensioenen
Tom WAUHY
vertegenwoordigers van de minister van Sociale Zaken
Johan STAES
Anne-Sophie JANSSENS
Alice WEYMEERS
Bernadette ADNET
LEDEN MET RAADGEVENDE STEM
Effectieve leden Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de Vereniging van de sociale verzekeringsfondsen
Peter JACOBS Nancy REMANS
Vertegenwoordigers van het Intermutualistisch College
Tom JOOS
Karel HAUMAN
Veerle DE MAESSCHALCK
Xavier BRENEZ
AFGEVAARDIGDE VAN DE MINISTER VAN FINANCItN
SECRETARIS
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 9
2 Werkzaamheden van het ABC in 2016
In 2016 vonden er 7 plenaire vergaderingen plaats van het ABC en kwamen de leden 35 keer samen
voor een bijeenkomst van een van de werkgroepen.
Tabel 1. Overzicht van de bijeenkomsten van het ABC in 2016
Bijeenkomsten Aantal vergaderingen
- Werkgroep ‘allerlei’ 9
- Werkgroep ‘begroting’ 3
- Werkgroep ‘hulp aan de zelfstandigen’ 1
- Werkgroep ‘onderwerping’ 11
- Werkgroep ‘pensioenen’ 7- Werkgroep ‘sociale fraude’ S
- Plenaire vergadering 7
2.1 Pensioenen
In haar regeerakkoord stelt de federale regering Michel leen nieuwe pensioenhervorming voorop. In
dit kader engageert ze er zich in het regeerakkoord o.m. toe om de minimumbescherming voor
gepensioneerden te verbeteren (p.38), om de gelijkstellingen tussen de verschillende
pensioenstelsels te harmoniseren (p.37) en om in overleg met de sociale partners specifieke
pensioenmaatregelen te treffen voor zware beroepen (p.36). Het Comité bracht in 2016 drie
adviezen uit met betrekking tot voorstellen die pasten in dit engagement.
2.1.1 Verbetering van de minimumbescherming voor gepensioneerden: verhoging van sommige
minimumpensioenen
In het streven van de regering om de minimumbescherming voor gepensioneerden te verbeteren,
werd begin februari 2016 aan het Comité een ontwerp van wet voorgelegd tot verhoging van het
minimumpensioen voor zelfstandigen. Deze verhoging moest zich vertalen in de toekenning van een
éénmalige premie in december 2016 en in een verhoging met 1 % van het bedrag van het
minimumpensioen op 1 januari 2017. De gerechtigden op een minimumpensioen kunnen deze
verhoging uitsluitend krijgen indien zij i) een volledige loopbaan bewijzen die ii) een minimum aantal
effectief gepresteerde dagen omvat.
Het Comité toonde zich positief over dit voorstel. Het merkte echter op dat dergelijke maatregel —
ondanks de beperkende voorwaarden inzake de volledige beroepsloopbaan en een minimum aantal
effectief gepresteerde dagen - belangrijke gevolgen heeft voor de begroting.
Het Comité wees er tevens op dat het voor zelfstandigen erg moeilijk is om 45 volledige jaren met
effectieve prestaties te bewijzen. Het feit dat rekening wordt gehouden met een minimum aantal
effectief gepresteerde dagen, zal echter wel toelaten om de verschillen te corrigeren tussen de
stelsels wat betreft het aandeel gelijkgestelde periodes in de berekening van de loopbaan.
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelf5tandigen 1 10
Tot slot merkte het Comité op dat als gevolg van de dubbele voorwaarde het minimumpensioen
enkel zou stijgen voor de personen van wie de (effectief gepresteerde) loopbaan het omvangrijkst is.Bijgevoig kan de maatregel tevens gezien worden als een tegemoetkoming voor personen die langerwerken, zo meende het Comité.
ADVIES 2016/02: VOORONTWERP VAN WET TOT TOEKENNING VAN EEN PREMIE AAN SOMMIGE GERECHTIGDEN OP EEN
MINIMUMPENSIOEN EN TOTVERHOGING VAN SOMMIGE MINIMUMPENSIOENEN IN DE REGELING VOOR ZELFSTANDIGEN
2.1.2 Harmonisering van de principes inzake gelijkstelling
In de loop van 2016 werden voor advies twee ontwerpteksten voorgelegd die moesten zorgen vooreen harmonisering van de principes inzake gelijkstelling in de verschillende pensioenstelsels. Hetging meer bepaald om een aanpassing van de regels voor de gelijkstelling van tijdvakken van i)militaire dienst en van ii) studieperiodes.
A. Gelijkstelling militaire dienst
In de pensioenregeling voor ambtenaren werden in het verleden in het kader van depensioenopbouw gelijkstellingen toegekend voor het tijdvak van de militaire dienst. In depensioenregelingen voor werknemers en zelfstandigen was de toekenning van dergelijke
gelijkstelling gebonden aan bepaalde voorwaarden. Omdat het vervullen van de militaire dienst(verplicht tot in 1994) voor de betrokken personen een onderbreking of uitstel van de loopbaanbetekende, wenste de regering dat in de toekomst elk tijdvak van gepresteerde militaire dienst hetvoorwerp zou vormen van een gelijkstelling in het kader van de pensioenopbouw.
Voor individuen die op basis van de bestaande pensioenregels geen aanspraak konden maken opeen gelijkstelling voor de periode van hun militaire dienst, voorzag het aan het Comité voorgelegde
ontwerp van koninklijk besluit in de mogelijkheid om dit tijdvak voortaan toch in de
pensioenregeling voor zelfstandigen gelijk te stellen, voor zover de eerste hoedanigheid die de
betrokkenen na de periode van hun militaire dienst verwierven, die van zelfstandige was.
In zijn advies toonde het Comité zich positief over dit voorstel.
V ADVIES 2016/07: GELIJKSTELLING MILITAIRE DIENST IN HET KADER VAN DE PENSIOENOPBOUW
2.1.3 Gelijkstelling studieperiodes
Eind december 2016 werden aan het Comité voor advies twee ontwerpteksten voorgelegd die de
regeling inzake de gelijkstelling van studieperiodes in het pensioenstelsel voor zelfstandigen
hervormen. Deze hervorming paste in de harmonisering van de regelingen inzake de gelijkstelling
van studieperiodes in de pensioenstelsels van werknemers, ambtenaren en zelfstandigen.
De ontwerpteksten wijzigden volgende aspecten van de bestaande regeling:
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 11
- de toekenningsvoorwaarden;
- de aanvraagprocedure;
- de berekeningswijze van de bijdragen die in het kader van de gelijkstelling verschuldigd zijn;
- het pensioenvoordeel dat voortvloeit uit de gelijkstelling van studieperiodes.
Het Comité bracht hierover een gunstig advies uit en stemde in met de globale doelstelling van de
voorgestelde maatregelen, omdat zij de gelijkheid tussen de pensioenstelsels bewerkstelligen. Als
gevolg van de hervorming zullen de bijdragen die met het oog op de gelijkstelling van studieperiodes
worden betaald, in de toekomst immers in de afzonderlijke stelsels op eenzelfde wijze gevaloriseerd
worden in termen van pensioenopbrengsten.
Het Comité formuleerde echter nog de volgende opmerkingen:
- het Comité achtte het wenselijk om ook de houders van een diploma in het kader van een
beroep5opleiding of van een leercontract de mogelijkheid te geven om hun studieperiodes
gelijk te stellen;
- het wees op de administratieve en informatica-technische impact van de hervorming voor
het RSVZ en de sociale verzekeringsfondsen alsook op de toename van de werklast die
verwacht wordt tijdens de eerste periode (overgangsregeling) na de hervorming;
- het wenste de zelfstandigen de mogelijkheid te bieden om meer dan twee aanvragen tot
gelijkstelling in te dienen;
- het adviseerde om de mogelijkheid te schrappen om sociale bijdragen die als student-
zelfstandige worden betaald in mindering te brengen van de regularisatiebijdragen voor de
studiejaren.
V ADVIES 2016/17: GELIJKSTELLING VAN STUDIEPERIODES
2.1.4 Een pensioenstelsel op basis van punten
Op basis van zijn rapport van 2014 “Naar een nieuwe pensioenhervorming: een lezing vanuit het
zelfstandigenstelsel van de pensioenvoorstellen opgenomen in het Federaal Regeerakkoord’ schreef
het Comité in het najaar van 2015 een projectoproep uit om de gevolgen Van de invoering van een
pensioenstelsel op basis van punten te laten onderzoeken voor het zelfstandigenstelsel. Eind 2015
werd deze onderzoeksopdracht gegund en toegekend aan een onderzoeksteam van de Vrije
Universiteit Brussel, onder leiding van prof. Guido Van Limberghen. Het onderzoeksproject ging van
start op 1 februari 2016 en loopt over 18 maanden. De werkzaamheden worden nauw opgevolgd
door de werkgroep pensioenen van het ABC.
2.2 Onderwerping
Voor de werkgroep ‘onderwerping van het ABC was 2016 een intensief jaar. De werkgroep
beëindigde zijn evaluatiewerkzaamheden met betrekking tot de Wet op de Arbeidsrelatie die het in
2015 was gestart en boog zich in opdracht van de minister over twee grote dossiers, nI. de invoering
van een statuut voor de student-zelfstandige en het statuut bijberoep.
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het statuut der Zelfstandigen 1 12
2.2.1 Evaluatie van de wet arbeidsrelatie
In april 2015 werd het Algemeen Beheerscomité, net zoals de Nationale Arbeidsraad en de Hoge
Raad voor de Zelfstandigen en de KMO, verzocht om een evaluatie te maken van de wet ter regeling
van de arbeidsrelatie. Meer specifiek werden de drie adviesorganen gevraagd om met een kritische
blik te kijken naar de effectiviteit van de wet en in het licht hiervan aan te geven welke initiatieven er
zouden kunnen genomen worden om deze te optimaliseren.
In december 2015 werden de werkzaamheden afgerond en de bevindingen gebundeld in een
rapport dat in januari 2016 werd goedgekeurd en overgemaakt aan de bevoegde ministers en de
staatssecretaris. De bevindingen van het rapport werden reeds uitgebreid beschreven in het
jaarverslag 2015.
VERSLAG 2016/01: DE WET OP DE AARD VAN DE ARBEIDSRELATIES
2.2.2 De student-zelfstandige
De invoering van een volwaardig statuut voor de student-zelfstandige vormt een van de prioriteiten
van de minister van Zelfstandigen.
In het verleden konden studenten onder bepaalde voorwaarden, op basis van art. 37, §1 van het
ARS, gelijkgesteld worden met een zelfstandige in bijberoep. Hierdoor genoten zij een gunstige
bijdrageregeling maar bouwden ze geen eigen sociale rechten op. Bovendien bleef het volledige
inkomen uit hun zelfstandige activiteit onderworpen aan de personenbelasting. Om het zelfstandig
ondernemerschap bij jongeren te stimuleren achtte de minister het wenselijk om voor deze groep
een specifiek sociaal statuut in het leven te roepen. Het ABC werd nauw betrokken bij de uitwerking
van dit statuut.
Zo vroeg de minister eind december 2015 aan het Comité om zich te buigen over de invoering van
een volwaardig statuut voor studenten die een zelfstandige activiteit uitoefenen. In februari 2016
bracht het Comité een eerste advies uit over dit onderwerp waarin het enkele voorstellen voor de
concrete uitwerking van dergelijk statuut formuleerde.
In dit advies wees het Comité erop dat het belangrijk was om het toepassingsgebied en de doelgroep
van het nieuwe statuut goed te omschrijven. Het Comité stelde vervolgens voor om aan dit statuut
een gunstige bijdrageregeling, een voordelige fiscale regeling (gelijkaardig als deze die bestaat voor
de overeenkomst voor studentenarbeid) en de opening van eigen sociale rechten inzake ziekte- en
invaliditeitsverzekering te verbinden. Het Comité vroeg daarnaast ook de afschaffing van de regel die
bepaalt dat wie zijn vader of moeder helpt in zijn of haar handelszaak (eenmanszaak) én hiervoor
enige vergoeding (hoe klein ook) ontvangt die door de ouder als beroepskost wordt afgetrokken,
niet langer fiscaal ten laste kan zijn.
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen l 13
In juni 2016 werd vervolgens aan het Comité voor advies een wetsontwerp voorgelegd dat het
statuut van student-zelfstandige effectief moest invoeren en dat grotendeels overeenstemde met de
voorstellen die eerder door het Comité werden geformuleerd. Het statuut zou van toepassing
worden op de personen die:
- tussen de 15 en 25 jaar oud zijn (en niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht);
- ingeschreven zijn om onderwijs te volgen, in België of in het buitenland, in een
onderwijsinstelling die door de bevoegde overheden van ons land is erkend;
- een activiteit uitoefenen, waarvoor zij onderworpen zijn aan het sociaal statuut der
zelfstandigen.
De student-zelfstandige zou verder een gunstige bijdrageregeling genieten indien zijn inkomsten
onder de drempel van 13.010,66 EUR blijven. Op de eerste 5chijf van 6.505,33 EUR betaalt hij geen
bijdragen. Indien de inkomsten dit niveau overschrijden, is een bijdragepercentage van 21% van
toepassing op de inkomstenschijf boven 6.505,33 EUR (2017). De student-zelfstandige die bijdragen
betaalt, opent eigen rechten inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering. Indien hij geen bijdragen
betaalt, behoudt hij zijn hoedanigheid van persoon ten laste.
De student-zelfstandige zou tevens een gunstig fiscaal regime genieten. Een eerste schijf van de
inkomsten (te indexeren bedrag van 1.500 euro) verworven door de student-zelfstandige, komt niet
in aanmerking voor de fiscale berekening van de bestaansmiddelen, zodat vermeden wordt dat hij te
snel zijn hoedanigheid van persoon ten laste verliest, ondanks de ontvangen inkomsten.
In zijn advies toonde het Comité zich positief ten aanzien van het voorgestelde wetgevend initiatief,
maar gaf het o.m. aan dat:
- de mogelijkheid die aan de Koning geboden wordt om de cumulatie van het statuut van
student-zelfstandige met een activiteit als student-werknemer te verbieden, voor het
Comité niet meteen noodzakelijk lijkt;
- de regel dat de persoon die zijn vader of moeder helpt in zijn of haar handelszaak en
hiervoor enige vergoeding ontvangt die door de ouder als beroepskost wordt afgetrokken,
niet langer fiscaal ten laste is, van toepassing blijft;
- er moet op toegezien worden dat een coherentie wordt bewaard met de andere
beleidsdomeinen.
Tot slot werden in oktober 2016 aan het Comité voor advies twee ontwerpen van koninklijk besluit
voorgelegd die de concrete uitvoeringsmodaliteiten (zoals de aanvraagprocedure, het bewijs van
studie, gelijkstelling) van het statuut van student-zelfstandige nader bepaalden. Het Comité bracht
een gunstig advies uit over deze ontwerpteksten maar formuleerde nog enkele opmerkingen, o.m.
met betrekking tot de administratieve last van het nieuwe statuut. Het Comité acht het wenselijk dat
de administratieve procedures na de inwerkingtreding van het statuut geëvalueerd worden.
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 14
V ADVIES 2016/03: EEN STATUUT VOOR DE STUDENT-ONDERNEMER
V ADVIES 2016/09: EEN STATUUT VOOR DE STUDENT-ZELFSTANDIGE
“ ADVIES 2016/14: EEN STATUUT VOOR DE STUDENT-ZELFSTANDIGE: UITVOERINGSMODALITEITEN
2.2.3 De zelfstandige in bijberoep
In 2016 gaf de minister van Zelfstandigen het ABC de opdracht om een grondige analyse te maken
van het statuut bijberoep. Hij vroeg het Comité onder meer om het statuut in kaart te brengen
(verplichtingen en sociale rechten), om het bestaande cijfermateriaal te verzamelen en het
eventuele oneigenlijke gebruik van het statuut te bekijken. Het resultaat van deze werkzaamheden
werd gebundeld in het verslag “Statuut bijberoep: wettelijk kader, gebruikersprofiel en
aandachtspunten” dat in januari 2017 werd overgemaakt aan de minister.
Tijdens de werkzaamheden identificeerde het Comité drie aandacht5punten.
Ten eerste heeft het Comité vastgesteld dat bijna de helft van de zelfstandigen in bijberoep (47,1%)
verklaart uit hun zelfstandige activiteit inkomsten gelijk aan of kleiner dan nul te verwerven.
Ten tweede is er de vaststelling dat een zelfstandige in bijberoep die bijdragen betaalt op een
inkomen dat lager is dan de minimumdrempel voor bijdragebetaling in hoofdberoep in ruil voor die
bijdragebetaling geen pensioenrechten opbouwt.
Tot slot heeft het Comité vastgesteld dat de veelheid aan criteria die worden gebruikt om te bepalen
wat men verstaat onder “gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling”, de vlotte en efficiënte
toepassing en controle van het statuut van zelfstandig bijberoep belemmert.
Tot dusver heeft het Comité deze aandachtpunten voornamelijk beschreven. In 2017 zal een vervolg
van de werkzaamheden plaatsvinden en zal het Comité trachten om waar nodig mogelijke
oplossingen voor de gestelde problemen aan te reiken.
2.2.4 Verzekeringsplicht binnen vennootschapsverband
Tot slot kreeg het Comité in 2016 een nota aan de sociale verzekeringsfondsen voorgelegd waarin
sommige aspecten werden verduidelijkt aangaande de verzekeringsplicht van de
vennootschapsmandatarissen (en ruimer, aangaande de verzekeringsplicht in geval van activiteiten
die binnen een vennootschap worden uitgeoefend). Het Comité bracht hierover een gunstig advies
uit.
‘ ADVIES 2016/16: ONTWERPNOTA AAN DE SOCIALE VERZEKERINGSFONDSEN TOT VERDUIDELIJKING VAN DE
VERZEKERINGSPLICHT IN HET KADER VAN EEN VENNOOTSCHAP
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité Voor het Statuut der Zelfstandigen 1 15
2.3 Sociale fraude
De strijd tegen de sociale fraude en de sociale dumping is een van de speerpunten van het federaal
regeerakkoord van 2014 en de problematiek vormt in deze hoedanigheid dan ook een van de
prioritaire aandachtpunten van minister Borsus. De werkzaamheden van het Comité inzake sociale
fraude waren in 2016 van tweeërlei aard. Enerzijds bracht het Comité op eigen initiatief defenomenen van de fictieve aansluitingen en het misbruik bij grensoverschrijdende zelfstandige
activiteit in kaart. Anderzijds boog het Comité zich over enkele concrete maatregelen van deminister om sociale fraude in het sociaal statuut te bestrijden.
2.3.1 Fictieve aansluitingen en het misbruik bij grensoverschrijdende zelfstandige activiteit
De problematiek van de fictieve aansluitingen en het misbruik bij grensoverschrijdende zelfstandigeactiviteit vormen specifieke aandachtspunten in de strijd tegen de sociale fraude die door de
regering gevoerd wordt. De fenomenen en de acties die hiertegen worden ondernomen, blekenechter weinig gedocumenteerd. In twee verslagen die werden uitgebracht in april 2016, probeerde
het Comité deze leemte op te vullen om alle betrokken actoren te informeren en te sensibiliseren.
a. Fictieve aansluitingen
Voor wat betreft de fictieve aansluitingen, vertrok het Comité van de vaststelling dat het RSVZ en desociale verzekeringsfondsen de voorbije jaren in toenemende mate geconfronteerd zijn geworden
met individuen (veelal afkomstig uit de nieuwere lidstaten van de EU) die zich aansluiten als
zelfstandige zonder effectief als dusdanig een activiteit uit te oefenen of hiertoe de intentie te
hebben. Het verkrijgen van bepaalde sociale en/of fiscale voordelen en/of het bekomen van eenverblijfrecht van langer dan drie maanden, zou het doel van deze fictieve aansluiting zijn. Er blijktimmers dat de uitoefening van een loontrekkende of zelfstandige beroepsbezigheid in België een
van de middelen is waarmee de EU-burgers een verblijfsrecht van meer dan drie maanden kunnen
verkrijgen.
Het Comité stelt in zijn rapport vast dat de voorbije 15 jaar het aantal startende zelfstandigen uit denieuwere EU-lidstaten is toegenomen, en dat een groot aantal van deze zelfstandigen hun activiteit
relatief snel heeft stopgezet.
In het verleden werden verschillende wetgevende initiatieven genomen om het oneigenlijk gebruikvan het sociaal statuut te ontmoedigen. Terzelfdertijd werd een uitgebreide administratieve
controleprocedure in het leven geroepen om gevallen van fictieve aansluitingen op te sporen. Op
basis van het aansluitingsattest ad hoc’ dat gebruikt wordt om de aansluiting als zelfstandige tebewijzen in het kader van de inschrijving in het vreemdelingenregister, onderzoekt de dienst AFA
van het RSVZ of er werkelijk een zelfstandige activiteit wordt uitgeoefend. Er wordt in geval vanfictieve aansluiting een administratieve geldboete vastgesteld, maar zij wordt niet automatisch
opgelegd.
Om de strijd tegen de fictieve aansluitingen te verbeteren, heeft het Comité enkele aanbevelingen
geformuleerd. Het Comité acht het ook noodzakelijk om de resultaten van de bestaande
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zeifstandigeni 16
maatregelen systematisch op te volgen omdat enkel zo men de effectiviteit ervan kan beoordelen en
tijdig kan overgaan tot bijsturing.
Vervolgens denkt het Comité dat een succesvolle aanpak van de AFA-problematiek het meest gebaat
is met een integrale en gecoördineerde aanpak. Alle betrokken actoren moeten voldoende op de
hoogte zijn van de wijze waarop de regelgeving en de administratieve procedures correct moeten
worden toegepast. Er moeten bevredigende initiatieven worden genomen om de samenwerking en
de informatie-uitwisseling tussen deze actoren, te verbeteren.
Tot slot stelde het Comité dat de strijd tegen de fictieve aansluitingen nog kan worden versterkt,
door een verfijning van de bestaande controleprocedures. Initiatieven inzake datamining zouden
bijvoorbeeld meer gerichte controles mogelijk kunnen maken.
•‘ VERSLAG 2016/04: ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN HET SOCIAAL STATUUT VAN zELFSTANDIGE: PROBLEMATIEK VAN DE FICTIEVE
AANSLUITINGEN
b. Grensoverschrijdende sociale fraude
Het verslag over sociale fraude bij grensoverschrijdende zelfstandige activiteit geeft in de eerste
plaats een beschrijving van het wettelijk kader op Europees niveau en van de formaliteiten (ie. de
Al-verklaring) die moeten vervuld worden in geval van grensoverschrijdende arbeid.
Op basis van de informatie uit Limosa en het aantal inkomende Al-verklaringen, toont het verslag
vervolgens dat de grensoverschrijdende zelfstandige activiteit de voorbije jaren een belangrijke
stijging heeft gekend. Het grootste deel van zowel de Limosameldingen als van de Al-verklaringen
betreft zelfstandigen die afkomstig zijn van een van de nieuwe lidstaten van de EU.
Het verslag belicht verder de administratieve verwerking en de controle van inkomende Al-attesten
door de dienst Internationaal van het RSVZ. Deze dienst is in België het verbindingsorgaan is voor de
vaststelling van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving, voor de opsporing van de zelfstandigen
die in België werken maar in het buitenland verblijven, en voor de verwerking van de Al-formulieren
bij afgifte en ontvangst en omvat een Fraudecel die belast met het opsporen van onregelmatigheden
in het kader van grensoverschrijdende zelfstandige activiteiten. In het verslag geeft het Comité de
moeilijkheden weer waarmee de Fraudecel bij de uitoefening van haar functies wordt
geconfronteerd:
- het feit dat het aantal Al-verklaringen (op basis van de controles inzake de
grensoverschrijdende fraude) wellicht slechts een partieel zicht geeft op het effectieve
omvang van de grensoverschrijdende zelfstandigen activiteit in ons land;
- een gebrek aan middelen en personeelsbezetting;
- een gebrekkige informatiedoorstroming vanuit de herkomstlanden;
- de moeilijkheid, tot zelfs de onmogelijkheid voor de bevoegde diensten om achterstallige
sociale bijdragen in te vorderen in het buitenland.
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité Voor het Statuut der Zelfstandigenl 17
Het Comité formuleert in zijn verslag tot slot enkele aanbevelingen om de grensoverschrijdende
sociale fraude beter te bestrijden:- de inzet van voldoende middelen en personeel;- het verbeteren van de samenwerking tussen de bevoegde administratieve en
co ntro led ie nste n;
- de uitwerking, bij voorkeur op Europees niveau, van een regeling die degrensoverschrijdende invordering van achterstallige sociale bijdragen mogelijk maakt;
- de invoering van een Europees systeem van (verplichte) gegevensuitwisseling eni nform atied 00 rst rom ing.
./ VERSLAG 2016/05: GRENSOVERSCHRIJDENDE ZELFSTANDIGE ACTIVITEIT
23.2 Antifraudemaatregelen
a. Aansluitingsplicht: wijziging van de termijn
De inspectiediensten stellen bij controles regelmatig vast dat de zelfstandigen die nog niet zijnaangesloten, verklaren dat zij hun activiteit zijn begonnen op de dag van de controle en van plan zijnom zich nog diezelfde dag aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Om deze situaties tevermijden, werd aan het Comité een voorstel voorgelegd dat ervoor zorgt dat de aansluiting alszelfstandige voortaan dient te gebeuren véér het begin van de activiteit.
Dit voorstel, dat past binnen de strijd tegen de sociale fraude, werd door het Comité verwelkomd.
t’ ADVIES 2016/05: AANSLuITINGSPLICHT : WIJZIGING VAN DE TERMIJN
b. Administratieve geldboete
Aan het Comité werd in april 2016 een wetsontwerp voorgelegd dat een betere afdwingbaarheid eninvordering van de administratieve geldboeten beoogde. Het ontwerp breidde hiertoe dehoofdelijke aansprakelijkheid inzake de betaling van administratieve geldboetes wegens laattijdige
aansluiting uit tot zelfstandigen die worden geholpen. Het gaf de inningsorganen tevens de
mogelijkheid om deze administratieve geldboetes sneller in te vorderen. Het voorzag vervolgens eenonderscheid tussen de verjaringstermijn van de beslissing tot oplegging van de administratieve
geldboete en de verjaringstermijn voor de invordering van deze boete. Tot slot nam het ontwerp de
verjaringstermijn van de vordering tot terugbetaling van ten onrechte betaalde administratieve
geldboetes uitdrukkelijk in de wet op.
Verder voorzag het ontwerp van wet erin dat de administratieve geldboete in geval van fictieve
aansluiting kan worden opgelegd aan elke persoon die een aansluitingsattest vraagt aan een sociaalverzekeringsfonds om een verblijfstitel van langer dan drie maanden te bekomen zonder dat deze
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigenl 18
een zelfstandige activiteit uitoefent. Het wetsontwerp voerde tevens het principe van hoofdelijke
aansprakelijkheid in voor de natuurlijke persoon die valselijk verklaard heeft door de pleger van
dergelijke fictieve aansluiting geholpen te worden en voor de rechtspersoon die valselijk verklaard
heeft dat de pleger van dergelijke fictieve aansluiting in zijn schoot een zelfstandige activiteit als
werkend vennoot of als mandataris uitoefent.
Het Comité heeft een positief advies uitgebracht over de voorgestelde wijzigingen.
V ADVIES 2016/06: ADMINISTRATIEVE GELDBOETE
L
2.3.3 Andere
a. Limosaverplichting voor risicosectoren
Halfweg december 2015 werd aan het ABC voor advies een ontwerp van koninklijk besluit
voorgelegd tot beperking van het toepassingsgebied van de Limosaverplichting. Dit initiatief kwam
er in reactie op de kritiek van het Europese Hof van Justitie, dat in 2012 oordeelde dat de
Limosaverplichting ten aanzien van zelfstandigen strijdig was met het principe van vrij verkeer van
diensten in Europa.
Het voorstel zou ervoor zorgen dat de zelfstandigen die niet permanent in België verblijven, maar
hier tijdelijk willen werken, enkel onderworpen zijn aan de Limosaverplichting wanneer zij een
beroepsactiviteit willen uitoefenen in een van de volgende risicosectoren:
- de sector van de bouwactiviteiten;
- de land-en tuinbouwsector;
- de vleessector;
- de schoonmaaksector;
- de bewakingssector;
- de activiteiten van wegvervoer van goederen voor rekening van derden.
In zijn advies kon het Comité zich vinden in het voorstel om het toepassingsgebied van de
Limosaverplichting te beperken tot de genoemde risicosectoren. Het Comité merkte evenwel op dat
ook de verhuissector vragende partij was om als risicosector aangeduid te worden. Daarnaast
merkte het Comité op dat voor de sector van het goederenvervoer over de weg, de
Limosaverplichting onvoldoende bijdraagt tot het bestrijden van het fenomeen van buitenlandse
schijnzelfstandigen en het bestrijden van de deloyale concurrentie en illegale cabotage door
buitenlandse zelfstandigen. In deze sector zijn verstrengde controles en sancties op basis van de
geldende wetgeving prioritair.
V ADVIES 2016/01: LIMOSA
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 19
b. Frauduleuze vennootschapsconstructies
Het sociaal misbruik via frauduleuze vennootschapsconstructies vormt eveneens een belangrijkaandachtspunt in de strijd van de federale regering tegen de sociale fraude. Vandaag wordt die
opsporing bemoeilijkt door het ontbreken van een databank waarin de gegevens worden
samengebracht, die noodzakelijk zijn om de frauduleuze vennootschapsconstructies op eenefficiënte en gerichte wijze te detecteren.
Om hieraan tegemoet te komen deed het Comité het voorstel om op relatief korte termijn eeninstrument te ontwikkelen dat gegevens samenbrengt afkomstig uit:
- enerzijds het zogenaamde “register van de uiteindelijke begunstigden’ waarover elke
Europese lidstaat weldra zal moeten beschikken;
- anderzijds een (nog aan te leggen) “register van werkende vennoten’ dat informatie bevat
over de werkende vennoten die in de onderneming actief zijn, hun startdatum en — na de
beëindiging van hun activiteit in de onderneming — de eventuele einddatum
Hoe dit technisch op de meest efficiënte manier kan of moet gebeuren, dient nog verder te worden
onderzocht. In dit verband wenst het Comité dat:
- het opzetten (en actueel houden) van dit instrument geen bijkomende administratieve en/of
financiële inspanningen vergt van de individuele ondernemer;
- deze aangifte kosteloos en laagdrempelig kan gebeuren;
- de invoering van deze aangifteplicht wordt voorafgegaan door een brede
info rm atieca m pagne.
v ADVIES 2016/11: OPSPORING VAN SOCIAAL MISBRUIK VIA FRAUDULEUZE VENNOOTScHAPSc0NSnucTIES
2.4 Globaal Financieel Beheer Zelfstandigen
Het ABC staat mede in voor het financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen. In ditverband brengt het Comité minstens twee keer per jaar een advies uit over de status en deontwikkelingen van het Globaal Beheer: een keer naar aanleiding van de begrotingscontrole en eenmaal naar aanleiding van de begrotingsopmaak en de meerjarenramingen. In 2016 boog het Comitézich bovendien ook over een voorstel tot hervorming van de financiering van de sociale zekerheid.
2.4.1 Begroting
Los van een beschrijving van de financiële toe5tand van het globaal financieel beheer zelfstandigen
en de budgettaire vooruitzichten voor de eerstvolgende jaren, heeft het Comité in zijnbegrotingsverslagen in 2016 verschillende opmerkingen geformuleerd.
Zo betreurde het Comité opnieuw dat de gevolgen van de zesde staatshervorming nog steeds doortijdelijke ingrepen werden geneutraliseerd. In eerdere verslagen had het Comité al aangegeven datde werkwijze die voorlopig gehanteerd werd in de nasleep van de zesde staathervorming nadelig
was voor het zelfstandigenstelsel. Het totaalbedrag aan ontvangsten dat het Globaal beheer
Jaarverslag 2016 Algemeen BeheersComité voor het Statuut der Zelfstandigenl 20
zelfstandigen door deze methode verloor, was immers groter dan het bedrag van de uitgaven die alsgevolg van de bevoegdheidsoverdracht niet meer ten laste van het stelsel waren. Bovendien
impliceerde deze werkwijze dat steeds nog aanpassingen dienden te gebeuren nadat de begrotingen
van de globale beheren reeds werden ingediend. Het Comité bracht daarom zijn wens in herinnering
om zo spoedig mogelijk af te stappen van de bestaande overgangsregeling en zo snel mogelijk eennieuw, definitief financieringsmodel in werking te laten treden.
Verder toonde het Comité zich nogmaals verheugd over de recente bijdragevermindering voor de
zelfstandigen. Het herinnerde er evenwel aan dat het verlies aan inkomsten dat eruit voortvloeit,
integraal dient geneutraliseerd te worden door middel van een alternatieve financieringsstroom.
Tot slot plaatste het Comité vraagtekens bij de stijging van de middelen die via voorafnames vanuit
het Globaal beheer naar derden vloeien, met name naar andere instellingen van sociale zekerheid.Het Comité vindt deze stijging vreemd in een context waarin alle openbare instellingen van socialezekerheid aan vergelijkbare besparingen onderworpen zijn.
t
VERSLAG 2016/03: VOORSTEL VAN BEGROTINGSCONTROLE 2016
‘ VERSLAG 2016/06: VOORAFBEELOING VAN 0E BEGROTING 2017— MEERJARENRAMINGE 20
2.4.2 Hervorming van de alternatieve financiering
De zesde staatshervorming, de herdefiniëring van de begrotingsdoelstelling geneeskundige
verzorging ingevolge de zesde staatshervorming en de taxshift noodzaakte tot de herziening van het
systeem van financiering van de sociale zekerheid. Aan het Comité werd eind 2016 een
hervormingsvoorstel voor advies voorgelegd, dat niet alleen de budgettaire gevolgen van deze
hervormingen moest neutraliseren, maar tevens de alternatieve financiering moest vereenvoudigen,
de klassieke rijkstoelage een meer duurzaam karakter moest geven en de transparantie en deresponsabiliserende functie van de evenwichtsdotatie moest verhogen.
Het wetsontwerp bepaalde dat de alternatieve financiering in de toekomst tot twee bronnen zal
worden beperkt: de btw en de roerende voorheffing. Indien deze bronnen ontoereikend zoudenblijken, zullen de opbrengsten uit de accijnzen op tabak als reserve dienen. Van 2017 tot 2020 zaleen bijkomend bedrag bovenop het basisbedrag van de alternatieve financiering komen teneinde degevolgen van de taxsh;ft te compenseren. Het is de bedoeling om vanaf 2021 het bijkomend bedrag
in het bedrag van de alternatieve financiering op te nemen. Voor de sector van de geneeskundige
verzorging zal de btw in de toekomst nog de enige alternatieve financieringsbron zijn. Dealternatieve financieringen die vandaag rechtstreeks aan het RIZIV worden gestort, zullen worden
geschrapt.
Het wetsontwerp zorgde ervoor dat de klassieke rijkstoelage behouden blijft maar maakt ze
duurzamer door de vergrijzing in rekening te brengen bij de berekening ervan. Voortaan zal jaarlijks
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het statuut der zelfstandigenl 21
een vergrijzingscoëfficiënt worden vastgelegd die wordt toegepast indien aan twee cumulatieve
voorwaarden is voldaan:
- een significante verhoging van de effectieve leeftijd van uittreding uit de arbeidsmarkt;
- een reële groei van het BBP van minimum 1,5%.
De evenwichtsdotatie zal voortaan per stelsel apart worden bepaald en zal op zodanige wijzeworden berekend dat de Globale beheren geen surplus noch een tekort optekenen. De
evenwichtsdotatie van het stelsel van de zelfstandigen zal niet minder mogen bedragen dan 1/9evan de dotatie die aan het stelsel van de werknemers wordt toegewezen, zonder dat dit evenwel
aanleiding mag geven tot boni in het stelsel van de zelfstandigen. Het definitieve bedrag van deevenwichtsdotatie zal jaarlijks worden vastgelegd, waarbij een aantal responsabiliseringsfactoren in
aanmerking zullen worden genomen. De doelstelling is om het budgettaire evenwicht van de socialezekerheid te garanderen. Het nieuwe dotatiesysteem zal worden toegepast vanaf 2017 tot 2020 enzal worden geëvalueerd ten laatste in september 2020 teneinde een verlenging te beslissen.
Het wetsontwerp dat voor advies aan het Comité werd voorgelegd, voorzag ook in de oprichting van
een Commissie Financiën en Begroting (afgekort “CFB’) binnen elk Globaal beheer.
Het Comité was verheugd over de voorgestelde hervorming omdat die tegemoet kwam aan enkele
van de opmerkingen die het Comité eerder in zijn begrotingsverslagen had geformuleerd. Het stelde
zich evenwel vragen over de concrete toepassing van de vergrijzingscoëfficiënt en formuleerdeenkele opmerkingen van zuiver technische aard.
ADVIES 2016/15: HERVORMING VAN DE FINANCIERING VAN DE SOCIALE ZEKERHEID
2.5 Allerlei
2.5.1 Vrouwelijk ondernemerschap
Eind 2015 vroeg de minister van Zelfstandigen aan het Comité een rapport over vrouwelijk
ondernemerschap in ons land. Deze vraag paste in de intentie van de minister om een beleidskader
uit te werken ter ondersteuning van vrouwen die zelfstandig (willen) ondernemen.
Uit de cijfers die het Comité in het rapport presenteerde, blijkt dat het aantal vrouwen met eenzelfstandige activiteit sinds 2000 is gestegen maar dat zij een minderheid blijven vormen binnen depopulatie zelfstandigen. Hun gemiddelde inkomen ligt ook ver onder het niveau van dat van
mannelijke zelfstandigen.
In 2013 heeft de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor (2013) aangetoond dat ongeveer de helft van de
Vlaamse ondernemers hun zelfstandige activiteit als voldoende kwalitatief ervaart en dat een derde
de combinatie van het professionele en het privéleven als een pijnpunt ervaart.
Het rapport bracht de bestaande maatregelen in kaart die de zelfstandigen moeten toelaten om hetprofessionele en het privéleven beter met elkaar te verzoenen. Net zoals werknemers, kunnen
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 22
zelfstandigen een beroep doen op zorgarrangementen, zoals de moederschapsrust of de recentuitgebreide mogelijkheden tot het opnemen van zorgverlof. In vergelijking met de soortgelijke
maatregelen voor werknemers zijn deze initiatieven echter veel beperkter van opzet.
In zijn rapport stelde het Comité enkele wijzigingen voor in de moederschapsverzekering voor
vrouwelijke zelfstandigen. Zo toonde het Comité zich voorstander van een verlenging van demoederschapsrust, van een grotere flexibiliteit van het moederschapsverlof teneinde een beterecontinuiteit van de zelfstandige activiteit toe te laten, en van een bijdragevrijstelling tijdens hetkwartaal volgend op de bevaling. Het gaf tevens aan van mening te zijn dat het wenselijk is om devrouwelijke zelfstandigen beter te informeren over de moederschapshulp en om de toekenning vande dienstencheques automatisch te maken.
Tot slot lanceerde het Comité in zijn verslag een voorstel om een statuut ‘ondersteuner’ in te
voeren. Dat statuut zou bedoeld zijn voor personen die, op beperkte maar financieel vergoede basis,gezinsondersteunende of zorgtaken voor derden willen verrichten maar voor wie het huidigesociaal- en arbeidsrechtelijk kader een obstakel vormt om dit effectief te doen.
v” VERSLAG 2016/02: VOORSTELLEN TER ONDERSTEUNING VAN VROUWELIJK ONDERNEMERSCHAP
2.5.2 Uitbreiding van de moederschapsverzekering en maatregelen ter ondersteuning van hetprofessionele en het privéleven van zelfstandigen
In het kader van een betere ondersteuning van zelfstandigen in de combinatie van hunberoepsactiviteit met hun privéleven, werden in 2016 drie ontwerpteksten voorgelegd dievoorzagen in een hervorming van de moederschapsverzekering voor vrouwelijke zelfstandigen. Dezeontwerpteksten beoogden o.m.:
- de periode van facultatieve moederschapsrust, alsook de periode tijdens welke men de
moederschapsrust kan opnemen, met vier weken uit te breiden;
- de vrouwelijke zelfstandigen toe te laten om hun beroepsactiviteit tijdens het facultatieve
deel van hun moederschapsrust halftijds voort te zetten of te hervatten;
- een bijdragevrijstelling in te voeren voor het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de
bevalling, zonder dat dit een negatieve invloed heeft op de opbouw van rechten binnen het
sociaal statuut.
Het Comité sprak zich positief uit over dit voorstel dat in grote mate beantwoordde aan de
aanbevelingen die het Comité geformuleerd had in zijn verslag 2016/02 over de ondersteuning van
het vrouwelijk ondernemerschap.(zie supra). De voorgestelde hervorming zou immers zorgen vooreen betere ondersteuning van vrouwen die hun zelfstandige activiteit combineren met eenzwangerschap of de zorg voor hun pasgeboren kind.
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 23
ADVIES 2016/04: WIJZIGINGEN IN DE MOEDERSCHAPSVERZEKERING VOOR ZELFSTANDIGEN EN WETTELIJKE
VERANKERING VAN MAATREGELEN TER ONDERSTEUNING VAN HET PROFESSIONELE EN HET PRIVÉLEVEN VAN
ZELFSTANDIGEN
2.5.3 Deeleconomie
In mei 2016 lanceerde de regering een voorstel tot de invoering van een fiscale gunstregeling voor
de inkomsten die voortvloeien i) uit diensten die ii) een belastingplichtige particulier levert aan een
andere particulier, iii) buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid en vi) door tussenkomst
van een digitaal platform dat v) erkend is of georganiseerd wordt door de overheid en waarbij vi) de
klant alle vergoedingen betaalt aan of via tussenkomst van dat platform. De belastingplichtige
particulier zou slechts van het fiscale voordeel gebruik kunnen maken voor zover de betrokken
inkomsten de brutogrens van 5.000 euro per belastbaar tijdvak niet overschrijden. Als deze grens
wordt overschreden, zullen alle inkomsten uit de beoogde dienstprestaties geacht worden
beroepsinkomsten te zijn.
Het Comité boog zich medio 2016 over een ontwerptekst die het toepassingsgebied van het
koninklijk besluit nr. 38 in overeenstemming moest brengen met dit nieuwe fiscale kader voor de
deeleconomie. Personen die een activiteit uitoefenen die inkomsten genereert in het kader van de
deeleconomie, zouden in de toekomst voor deze activiteit niet onderworpen zijn aan het sociaal
statuut der zelfstandigen, op voorwaarde dat het brutobedrag van deze inkomsten de grens van
5.000 euro niet overschrijdt. Deze inkomsten zullen fiscaal belast worden aan een forfaitaire
belastingvoet van 20%. Een kwart van deze fiscale ontvangsten zal worden aangewend voor het
globaal financieel beheer van de zelfstandigen.
In zijn advies vestigde het Comité de aandacht op een aantal punten. Vooreerst zorgt het wettelijk
kader voor de deeleconomie ervoor dat er een verschillende fiscale en parafiscale behandeling
ontstaat van personen die eenzelfde soort activiteit uitoefenen al naargelang zij die uitoefenen met
of zonder tussenkomst van een elektronisch platform of een app. Het Comité stelt zich de vraag of
deze verschillen in (para)fiscale behandeling verantwoord kunnen worden in het licht van het
gelijkheidsbeginsel.
Vervolgens wees het Comité erop dat er geen enkele zekerheid bestaat omtrent de bUdgettaire
impact van de nieuwe gunstregeling op het globaal financieel beheer van de zelfstandigen.
Eventuele verschuivingen van een zelfstandige activiteit naar een activiteit die in het kader van de
deeleconomie wordt gerealiseerd, zouden tot een verlies leiden aan sociale bijdragen voor het
sociaal statuut der zelfstandigen. Bovendien vroeg het Comité op korte termijn duidelijkheid over de
precieze modaliteiten van de overdracht van een deel van de fiscale ontvangsten naar het globaal
financieel beheer van de zelfstandigen.
Tot slot wees het Comité op eventuele obstakels die zich zullen voordoen bij de praktische
toepassing van de nieuwe regelgeving. Het wees er bijvoorbeeld op dat een lichte overschrijding van
het grensbedrag van 5.000 euro (retroactieve) negatieve gevolgen zal hebben op de betrokken
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 24
persoon, die derhalve als zelfstandige zal worden beschouwd zonder aan de wettelijke vereisten van
dat statuut te beantwoorden. Het Comité vroeg zich overigens ook af hoe de hervatting of de
opstart van een activiteit die in het kader van de deeleconomie wordt uitgeoefend, verenigbaar kan
worden gemaakt met het toepassingsgebied van de arbeidsongeschiktheid.
Tot slot benadrukte het Comité het belang van een snelle informatiedoorstroming tussen de
verschillende betrokken instellingen om een goede praktische toepassing en een doeltreffende
opvolging van de nieuwe reglementering te verzekeren.
V ADVIES 2016/08: DEELEc0N0MIE
2.6 Hulp aan de zelfstandigen
2.6.1 Het overbruggingsrecht
In 2015 werd de sociale verzekering in geval van faillissement uitgebreid tot de zelfstandigen die hun
activiteit stopzetten ‘omwille van economische moeilijkheden” (een nieuwe 4’ pijler) en
omgedoopt tot “overbruggingsrecht”. De wetgever heeft deze uitbreiding en naamsverandering in
2016 aangegrepen om de vroegere faillissementsverzekering een meer coherente wettelijke
verankering te geven en de volgende inhoudelijke wijzigingen aan te brengen:
- een formele uitbreiding van het personeel toepassingsgebied tot de helpers en tot de
meewerkende echtgenoten (er bestaan uitzonderingen);
- een uitbreiding van de geboden bescherming, zodat zij voortaan voor alle zelfstandigen ook
het behoud van het recht op uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid omvat;
- een harmonisering van de toekenningsvoorwaarden voor beide luiken van het
• overbruggingsrecht en de toevoeging van een criterium inzake de effectieve
bijd rage betaling;
- de invoering van de verplichting voor het sociale verzekeringsfonds om, in het geval van het
ontbreken van een bewijs van gezinssamenstelling, minstens over te gaan tot de uitbetaling
van een geldsom die overeenstemt met het bedrag van een overbruggingsuitkering voor een
alleenstaande.
Terzelfdertijd werd voor advies ook een voorstel voorgelegd om de precieze modaliteiten te bepalen
van het overbruggingsrecht voor de zelfstandigen in economische moeilijkheden (de nieuwe 4e
pijler), alsook de specifieke bijkomende voorwaarden voor deze pijler vast te leggen.
Het Comité nam met tevredenheid kennis van de ontwerpteksten die de basis moesten vormen van
de voorgestelde aanpassingen en die grotendeels beantwoorden aan de aanbevelingen die het
geformuleerd had in zijn evaluatieverslag over de sociale verzekering in geval van faillissement. Het
Comité formuleerde in zijn advies evenwel één bemerking, nI. met betrekking tot de bepaling dat
een zaakvoerder, bestuurder of werkend vennoot maar aanspraak kan maken op het
overbruggingsrecht omwille van een laag inkomen, voor zover de vereiste vereffening van de
vennootschap geen vermogensvoordeel oplevert. Het Comité vroeg dat bij de inwerkingtreding van
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 1 25
de voorgestelde maatregelen voldoende duidelijk zou zijn wat er onder ‘vermogensvoordeel’
begrepen wordt en hoe men dit in de praktijk dient te verifiëren.
“ ADVIES 2016/12: HET OVERBRUGGINGSRECHT
2.6.2 De opveringstoelage
In september 2016 bracht het Comité een advies uit over een wetsvoorstel tot instelling van een
opveringstoelage voor zelf5tandigen in moeilijkheden. Het ging om een ondersteuningsmaatregel
met een preventief karakter die de zelfstandige in moeilijkheden de mogelijkheid moet bieden om
zich te heroriënteren en die hem zo voor het faillissement moet behoeden. Die opveringstoelage zou
een maandelijkse uitkering van 700 euro omvatten en dit voor een periode van maximaal 9
maanden. Om deze toelage toegekend te krijgen zou de zelfstandige voldoende bijdragen moeten
betaald hebben en moet hij zich door een erkende gewestelijke begeleidingsstructuur laten
begeleiden.
Hoewel het Comité belang hecht aan een goed flankerend beleid ten aanzien van de zelfstandigen in
moeilijkheden in aanvulling op het overbruggingsrecht en het alle initiatieven waardeert die
bijdragen tot de versterking van dit type beleid, bracht het een negatief advies uit aangaande dit
wetsvoorstel. Het Comité onderstreepte onder meer dat risicopreventie geen finaliteit is van het
sociaal statuut. Initiatieven in die zin en het flankerend beleid ten aanzien van zelfstandigen in
moeilijkheden, behoren tot de bevoegdheid van de Gewesten. Het Comité achtte het dan ook niet
wenselijk om binnen het sociaal statuut (federale materie) financiële prikkels toe te kennen aan
zelfstandigen in moeilijkheden om hen te stimuleren om zich te laten bijstaan door erkende
begeleidingsstructuren (die een regionale bevoegdheid zijn).
“ ADVIES 2016/13: DE OPVERINGSTOELAGE
2.6.3 Ondersteuning van de personen met een handicap
Naar aanleiding van enkele concrete vragen, onder meer van staatssecretaris Sleurs, én gegeven het
engagement van de regering om te bekijken welke maatregelen er kunnen genomen worden om de
beroepsactiviteit van personen met een handicap te bevorderen, vroeg minister Borsus in 2016 aan
het Comité om ter zake een advies uit te brengen.
In zijn advies wees het Comité er vooreerst op dat, binnen de contouren van het sociaal statuut van
de zelfstandigen, de mogelijkheden om personen met een handicap te ondersteunen bij de
uitoefening of het opstarten van een zelfstandige beroepsbezigheid, beperkt zijn.
Het Comité erkende echter het belang van het deelnemen aan de arbeidsmarkt door de personen
met een handicap. Het Comité erkende eveneens dat de bijdragebetaling als zelfstandige in
hoofdberoep een belangrijk obstakel kan vormen voor deze personen wanneer zij een zelfstandige
activiteit uitoefenen waarvan de omvang en/of het inkomen beperkt is en dat deze personen zich
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité voor het statuut der Zelfstandigen 1 26
vaak in een behartenswaardige situatie bevinden. Het Comité achtte het du5 nuttig om voor deze
groep te voorzien in een gunstig bijdragestelsel.
Daartoe stelde het Comité in zijn advies voor om het toepassingsgebied van artikel 37 van het
algemeen reglement van het sociaal statuut van de zelfstandigen uit te breiden zodat ook personen
die een inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) ontvangen er gebruik van kunnen maken. Er
moet echter nog meer in detail worden nagedacht over de concrete modaliteiten van dergelijke
verruiming en de mogelijke implicaties ervan voor de fiscale en sociaalrechtelijke positie van de
betrokken personen.
V ADVIES 2016/10: PERSONEN MET EEN HANDICAP
Jaarverslag 2016 Algemeen Beheerscomité Voor het Statuut der zelfstandigen 1 27
Tab
el1.
Over
zich
tv
ande
in20
16d
oo
rhet
AB
Cuit
geb
rach
tead
vie
zen
,A
dvie
s-
--
r-;;
Dat
umR
esul
taat
Uit
gebr
acht
opve
rzoe
kva
nde
min
iste
rva
nM
idde
nsta
nd,
KM
O’s
,Zel
fsta
ndig
enen
Lan
dbou
w
Lim
osa
2016
/01
28/0
1/20
16
•V
ooro
ntw
erp
van
wet
tot
toek
enni
ngva
nee
npr
emie
aan
som
mig
ege
rech
tigd
enop
een
2016
/02
11/0
2/20
16W
etva
n6
juli
2016
tot
toek
enni
ngva
nee
npr
emie
min
imum
pens
ioen
ento
tve
rhog
ing
van
som
mig
em
inim
umpe
nsio
enen
inde
rege
ling
voor
aan
som
mig
ebe
guns
tigd
enva
nee
n
zelf
stan
dige
nm
inim
umpe
nsio
enen
tot
verh
ogin
gva
nso
mm
ige
min
imum
pens
ioen
en,
inhe
tw
erkn
emer
s-en
zeif
stan
dige
nste
lsel
,8
52
8/0
7/2
01
6
•Ee
nst
atu
ut
voor
dest
ud
ent-
on
der
nem
er20
16/0
325
/02/
2016
cf.
infr
a
•W
ijzig
inge
nin
dern
oede
rsch
apsv
erze
keri
ngvo
orze
lfst
andi
gen
enw
ette
lijk
eve
rank
erin
gva
n20
16/0
425
/02/
2016
Kon
inkl
ijkbe
slui
tva
n13
mei
2016
tot
wijz
igin
gva
n
maa
treg
elen
ter
onde
rste
unin
gva
nhe
tpr
ofes
sion
ele
enhe
tpr
ivél
even
van
zelf
stan
dige
nhe
tko
nink
lijk
besl
uit
van
20ju
li19
71ho
uden
de
inst
ellin
gva
nee
nui
tker
ings
verz
eker
ing
enee
n
moe
ders
chap
sver
zeke
ring
ten
voor
dele
van
de
zelf
stan
dige
nen
van
dem
eew
erke
nde
echt
geno
ten,
BS
23/0
5/2
016
Wet
van
15ju
li20
16ho
uden
dedi
vers
ebe
pali
ngen
inza
kehe
tso
ciaa
lst
atuut
van
deze
lfst
andi
gen,
BS
29/0
7/2
016
Kon
inkl
ijkbe
slui
tva
n1
septe
mber
2016
tot
wijz
igin
gva
nhe
tko
nink
lijk
besl
uit
van
19de
cem
ber
1967
houd
ende
alge
mee
nre
glem
ent
inui
tvoe
ring
van
het
koni
nklij
kbe
slui
tnr
.38
van
27ju
li19
67,
houd
ende
inri
chtin
gva
nhe
tso
ciaa
lst
atuut
der
zelf
stan
dige
nen
tot
invo
erin
gva
nee
nvr
ijste
lling
van
bijd
rage
nin
geva
lva
nm
oede
rsch
ap,
85
15
/09
/20
16
•A
ansl
uiti
ngsp
lich
t:w
ijzig
ing
van
dete
rmij
n20
16/O
S13
/05/
2016
Kon
inkl
ijkbe
slui
tto
tw
ijzig
ïng
van
het
koni
nklij
k
besl
uit
van
19de
cem
ber
1967
houd
ende
alge
mee
n
regl
emen
tin
uitv
oeri
ngva
nhe
tko
nink
lijk
besl
uit
nr.
38va
n27
juli
1967
houd
ende
inri
chtin
gva
nhe
t
soci
aal
stat
uut
der
zelf
stan
dige
n,85
29/0
7/2
016
Jaar
vers
lag
2016
Alg
emee
nB
ehee
rsco
mit
évo
orhe
tS
tatu
utde
rZ
elfs
tand
igen
28
Pro
gram
maw
etva
n1j
uli
2016
,85
04
/07
/20
16
•A
dmin
istr
atie
vege
ldbo
ete
2016
/06
13/0
5/20
16P
rogr
amm
awet
van
1ju
li20
16,8
50
4/0
7/2
01
6
•G
elijk
stel
ling
mili
tair
edi
enst
inhe
tka
derv
ande
pens
ioen
opbo
uw20
16/0
726
/05/
2016
Kon
inkl
ijkbe
slui
tva
n21
juli
2016
tot
wijz
igin
gva
n
het
koni
nklij
kbe
slui
tva
n22
dece
mbe
r19
67
houd
ende
alge
mee
nre
glem
ent
betr
effe
nde
het
rust
-en
over
levi
ngsp
ensi
oen
der
zelf
stan
dige
n,85
08
/08
/20
16
•D
eele
cono
mie
2016
/08
26/0
5/20
16P
rogr
amm
awet
van
1ju
li20
16,8
50
4/0
7/2
01
6
Een
stat
uu
tvo
orde
stud
ent-
zelf
stan
dige
2016
/09
23/0
6/20
16W
etva
n18
dece
mbe
r20
16to
tva
stst
elli
ngva
nhe
t
soci
aal
enfi
scaa
lst
atuut
van
dest
uden
t-
zelf
sta
ndig
e,85
30/1
2/2
016
Per
sone
nm
etee
nha
ndic
ap20
16/1
023
/06/
2016
-
•H
etov
erbr
uggi
ngsr
echt
2016
/12
22/0
9/20
16W
etva
n22
dece
mbe
r20
16ho
uden
dein
voer
ing
van
een
over
brug
ging
srec
htte
ngu
nste
van
zelf
stan
dige
n,85
06/0
1/2
017
Kon
inkl
ijkbe
slui
tva
n8
janu
ari
2017
tot
uitv
oeri
ng
van
dew
etva
n22
dece
mbe
r20
16ho
uden
de
invo
erin
gva
nee
nov
erbr
uggi
ngsr
echt
ten
guns
te
van
zelf
stan
dige
n,85
20/0
1/2
017
•D
eop
veri
ngst
oela
ge20
16/1
322
/09/
2016
-
•E
enst
atu
ut
voor
dest
uden
t-ze
lfst
andi
ge:
uitv
oeri
ngsm
odal
itei
ten
2016
/14
31/1
0/20
16K
onin
klijk
besl
uit
van
22de
cem
ber
2016
tot
wijz
igin
gva
nhe
tko
nink
lijk
besl
uit
van
19de
cem
ber
1967
houd
ende
alge
mee
nre
glem
ent
inui
tvoe
ring
van
het
koni
nklij
kbe
slui
tnr
.38
van
27ju
li19
67
houd
ende
inri
chti
ngva
nhe
tso
ciaa
lst
atuu
tde
r
zelf
stan
dige
n,85
10/0
1/2
017
Kon
inkl
ijkbe
slui
tva
n22
dece
mbe
r20
16,
wat
het
soci
aal
stat
uut
van
dest
uden
t-ze
lfst
andi
gebe
tref
t,
tot
wijz
igin
gva
nhe
tko
nink
lijk
besl
uit
van
20ju
li
1971
houd
ende
inst
ellin
gva
nee
n
uitk
erin
gsve
rzek
erin
gen
een
moe
ders
chap
sver
zeke
ring
ten
voor
dele
van
de
zelf
stan
dige
nen
van
dem
eew
erke
nde
echt
geno
ten,
Jaar
vers
lag
2016
Alg
emee
nB
ehee
rsco
mit
évo
orhe
tS
tatu
utde
rZ
elfs
tand
igen
129
85
10
/02
/20
17
•H
ervo
rmin
gva
nde
fina
ncie
ring
van
deso
cial
eze
kerh
eid
2016
/15
13/1
2/20
16-
•O
ntw
erpn
ota
aan
deso
cial
eve
rzek
erin
gsfo
ndse
nto
tve
rdui
deli
jkin
gva
nde
verz
eker
ings
plic
htin
2016
/16
22/1
2/20
16N
ota
P.7
202/1
7/2
aan
deso
cial
e
het
kade
rva
nee
nve
nnoo
tsch
apve
rzek
erin
gsfo
ndse
nvo
orze
lfst
andi
gen:
Ver
zeke
ring
spli
cht
binn
enve
nnoo
tsch
apsv
erba
nd—
verd
uide
lijk
inge
n(0
6/0
1/2
017)
•G
elijk
stel
ling
van
stud
iepe
riod
es20
16/1
722
/12/
2016
-
Uit
gebr
acht
opei
gen
init
iati
ef
•O
pspo
ring
van
soci
aal
mis
brui
kvi
afr
audu
leuz
eve
nnoo
tsch
apsc
onst
ruct
ies
2016
/11
22/0
9/20
15-
Tab
el2.
Ov
erzi
cht
van
de
in20
16door
het
AB
Cuit
geb
rach
tev
er5
lag
en
Ver
slag
t—
<-.
-‘
Nr
Dat
um
Into
epas
sing
van
arti
kel
111,
§2va
nde
wet
van
30dec
ember
1992
houd
ende
soci
ale
endi
vers
ebe
pali
ngen
(beg
roti
ngen
mee
rjar
enra
min
gen)
•D
ew
etop
deaa
rdva
nde
arbe
idsr
elat
ies
2016
/01
28/0
1/20
16
•V
oors
tell
ente
ron
ders
teun
ing
van
vrou
wel
ijk
onde
rnem
ersc
hap
2016
/02
25/0
2/20
16-
•V
oors
tel
van
begr
otin
gsco
ntro
le20
1620
16/0
321
/04/
2016
-
•O
neig
enlij
kge
brui
kva
nhe
tso
ciaa
lst
atu
ut
van
zelf
stan
dige
:pr
oble
mat
iek
van
defi
ctie
ve20
16/0
421
/04/
2016
-
aans
luit
inge
n
•G
rens
over
schr
ijde
nde
zelf
stan
dige
acti
vite
it20
16/0
521
/04/
2016
-
•V
oora
fbee
ldin
gva
nde
begr
otin
g20
17-
Mee
rjar
enra
min
gen
2018
-202
020
16/0
622
/09/
2016
-
Jaar
vers
lag
2016
Alg
emee
nB
ehee
rsco
mit
évo
orhe
tS
tatu
utde
rZ
elfs
tand
igen
130