Democratie zonder politiek? - SamPol€¦ · wen en van andere factoren op de steun voor de...
Transcript of Democratie zonder politiek? - SamPol€¦ · wen en van andere factoren op de steun voor de...
Democratie zonder politiek?
Mark Elchardus Onderzoeksgroep Tor, vakgroep Sociologie, Vrije Universiteit Brussel
"Politiek, dat zouden ze moeten afschaffen. Allez, noemt gij dat hier een democratie?"
(Uit een gesprek op tram 90)
Ondergraaft het wantrouwen de democratie? Die vraag dringt zich op naar aanleiding van de diepe vertrouwenscrisis die niet alleen de politiek en de overheid, maar een hele reeks instellingen treft. Over het antwoord zijn sociologen verdeeld. Al in 1987 stelden de A m e r i k a a n s e o n d e r z o e k e r s Lipset en Schneider een diepe vertrouwenscrisis vast in de Verenigde Staten, maar die liet volgens hen de s teun voor de democratie onverlet (Lipset Gr Schneider, 1987). Kris Deschouwer ontkent de realiteit van de vertrouwenscrisis en dus ook haar mogelijke impact op de s teun voor de democratie (1998). In twee vorige analyses van die crisis kwamen we daarentegen tot het besluit dat zij heel reëel is en langetermijn-oorzaken heeft. De gegevens nodig om het verband tussen het wantrouwen en de s teun voor de democratie t e onderzoeken, ontbraken toen echter (Elchardus & Smits, 1998; Elchardus, 1998). Zij werden inmiddels via een steekproefonderzoek verzameld (Elchardus, Hooghe & Smits, 1998). De invloed van de vertrouwenscrisis op het draagvlak van de democratie kan nu worden onderzocht. Dit is het eerste van twee artikels. Hierin wordt eerst nagegaan hoe de steun voor de democratie kan worden gemeten. Dan wordt het draagvlak van de democratie geschat. Ten slotte wordt onderzocht hoe de democratiekritiek moet worden geïnterpreteerd en of er sprake is van een waarlijk anti-democratisch sentiment. In het volgende, tweede artikel (in het maartnummer van Samenleving en politiek) zal worden nagegaan welke de invloed is van het wantrouwen en van andere factoren op de s teun voor de democra t ie . Op basis daarvan kan dan
worden nagedacht over maatregelen om het draagvlak van de democratie te verstevigen.
He t e i nde v a n de vanze l f sp rekende democra t i e Het is geen toeval dat sociologisch onder
zoek weinig gegevens bevat betreffende het draagvlak van de democratie. Na de Tweede Wereldoorlog en de overwinning op het fascisme, heerste grote eensgezindheid over de wenselijkheid van democratie. Als de grote politieke clivages van onze samenleving werden opgesomd - links versus rechts, Vlamingen versus Walen, katholieken versus vrijzinnigen - bleef het conflict tussen democratie en autoritarisme of Nieuwe Orde onvermeld. Die tegenstelling - wit en zwart - leek volkomen tot het verleden te behoren, stof voor romans en de herinneringen van grootouders, niet voor politieke sociologie. De naoorlogse generat ies werden opgeleid in de overtuiging dat de keuze van politiek regime niet het voorwerp kon zijn van duurzame conflicten. In die periode omschreven zelfs de totalitaire regimes zich als democratisch, volksdemocratisch weliswaar, met meer aandacht voor de collectieve handelingsbekwaamheid dan voor de individuele keuzevrijheid van de burgers. Die grote naoorlogse consensus is historisch uitzonderlijk. Geesten getraind in andere tijden waren terughoudend in hun oordeel over de democratie. Met een befaamd bon mot omschreef Winston Churchill haar als: niet de beste, wel de minst slechte van de mogelijke regeringsvormen. Ook als men rekening houdt met Brits understatement blijft dat een lauwe steunbetuiging. Buiten de uitzonderlijke naoorlogse periode
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2
werd de democratie zelden door een consensus gedragen. Voor wie na de Tweede Wereldoorlog werd geboren, was de kwetsbaarheid van de democratie daarentegen een verre herinnering, geen dagelijkse ervaring.
Vandaag is het besef van kwetsbaarheid er weer. Men vreest dat ondemocratische partijen, in Vlaanderen wordt daarbij aan het Vlaams Blok gedacht, de democratische instellingen gebruiken om ze te schaden. Om zich daartegen te verzetten, verabsoluteren sommige jur is ten de democrat ische reger ingsvorm. Deze wordt voorgesteld als een absolute waarde. Men beroept zich op de democratie om uitspraken, handelingen en verenigingen te verbieden, die men in strijd acht met de democratie (Eva Brems, 1998). Volgens die redenering kan de democratie enkel ter wille van zich zelf worden beperkt. Fundamentele democratische vrijheden kunnen worden beknot, zolang dit maar gebeurt ter verdediging van essentiële democratische rechten. Sociologisch is dit een overduidelijk en onheilspellend teken aan de wand. Pogingen tot verabsolutering van waarden duiken op als de vanzelfsprekendheid van die waarden verloren gaat. De zorg voor de democratie leidt democraten vandaag naar pijnlijke en verscheurende keuzen tussen maatregelen ter bescherming van de democratie en de bescherming van de instrumenten die onze democratische vrijheden verzekeren.
De dr ie d i m e n s i e s v a n de d e m o c r a t i e De mate waarin politieke partijen de de
mocratie tegen de democratie kunnen misbruiken, is uiteindelijk afhankelijk van de houding die de kiezer aanneemt . Het wezenlijke en onevenaarbaar waardevolle van dat politieke stelsel is immers dat men het niet blijvend bij decreet, maar enkel bij gratie van de burger kan beschermen. Daarom is de vraag naar het draagvlak van de democratie zo uitermate belangrijk. Om te kunnen antwoorden op de vraag of dit ten gevolge van het wantrouwen verschrompelt, moet eerst worden gespecificeerd wat we precies onder democratie verstaan. Een gemakkelijke opdracht is dat niet. Er bestaan immers verschillende, onderling
concurrerende en zelfs ronduit tegenstrijdige opvattingen over de ware aard van de democratie. Het is noodzakelijk deze eerst te onderscheiden, vooraleer de steun voor de democratie kan worden gemeten.
In de sociologische literatuur onderscheidt men doorgaans een utopische en een empirische democratie-opvatting. De eerste is schatplichtig aan het klassieke Griekse politieke denken en vooral aan de interpretatie daarvan in de Europese politiek-filosofische traditie. Daarin spelen auteurs als Jean Jacques Rous-seau en John Locke een belangrijke rol. In die traditie ligt de nadruk op de rechten van het individu. De zogeheten empirische traditie vertrekt daarentegen van de observatie van bes taande democratische stelsels en heeft oog voor de procedures, de instrumenten en de instellingen die worden opgezet om individuen een kans op zelfverwezenlijking te geven. Deze positie wordt kort en goed verwoord in een boekje dat haast veertig jaar geleden, in 1960, verscheen, The semi sovereign people van Schattschneider. In de ondertitel omschreef de auteur het als een realist's view of democra-cy in America. Het essay werd in de jaren zestig druk besproken. Het was uitgegroeid tot een kleine klassieker toen het, naar het einde van dat decennium, op het utopische denken over democratie botste dat toen het hoge woord voerde. Schattschneider verdedigt een dubbele stelling. Ten eerste, si tueert het centrale politieke of democratische conflict zich volgens hem tussen de politiek en de economie of, in zijn preciezere woorden, tussen overheid en business (1960:117-128). De democratie wordt gewonnen op andere krachtsvelden, vooral de economie, zoals delen van Nederland op de zee. De democratie is macht ontfutseld aan magistraten, aristocraten, kapitaalbezitters, wetenschappers en andere bekleders van gezag en hamsteraars van macht. Eerst wordt een gebied op die machtscentra veroverd en als dan het principe van de politieke gelijkheid wordt ingesteld - het principe dat elke stem en eenieders stem gelijk telt - kan men beginnen spreken van democratie. In zijn tweede stelling maakt Schattschneider duidelijk dat hij geen volgeling is van Rousseau, maar een
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2 | 3 1 |
verstokt pragmaticus. Wie te hoge eisen stelt aan de burger, van deze te veel beslissingen en participatie of deliberatie verwacht, wordt onvermijdelijk cynisch (1960: 134). "We kunnen niet aan de onwetendheid ontsnappen," schrijft Schattschneider wereldwijs, "niemand weet genoeg om een regering te leiden... Democratie is, zoals haast alles, een kwestie van samenwerking tussen mensen die van niets weten en experts . . . een werkbare democratie is een kwestie van leiderschap, organisatie, de definitie van alternatieven, verantwoordelijkheid en ver t rouwen" (1960: 136-138) . De macht van het volk wordt, volgens hem, geboren uit conflict, uit de competi t ie en de concurrentie tussen politieke organisaties: "de democratie is een competitief politiek systeem waarin onderling concurrerende leiders en organisaties beleidsalternatieven formuleren op zo'n manier dat het publiek kan deelnemen aan de besluitvorming" (1960:141). De wijze waarop campagne wordt gevoerd, de bereidheid de verschillen scherp en eerlijk te formuleren, is een cruciale democratische deugd.
Beide dimensies - de rechten zowel als de instrumenten die burgers laten deelnemen aan de besluitvorming - zijn belangrijk voor de democratie. Volgens de aanhangers van de rechtenbenadering kan de democratie worden herleid tot het respect voor een aantal basisrechten. Volgens de pragmatici is dat niet het geval omdat de rechten, zoals geformuleerd in een bepaalde wetgeving of verklaring, ook via democratische weg moeten worden geïnterpreteerd en toegepast. Het verschil tussen de twee opvattingen blijkt ook uit de historische ontwikkeling van de democratie. De basis voor de rechtsstaat werd gelegd tijdens het Ancien Régime en door middel van de absolute macht van de Koning. Dat gebeurde waarschijnlijk als een antwoord op de groeiende behoefte aan modern, universalistisch recht, zoals die voortvloeide uit de expansie van het kapitalisme en uit de nieuwe opvattingen over de waardigheid van het individu. De markt en het recht zijn nauw aan elkaar verwant: geen werkbare markt zonder wettelijke omkadering en een expansie van de markt leidt onvermijdelijk tot een uitbreiding van het volume en
de invloed van het recht en de magistratuur. De volle ontplooiing van de democratie - d e uitbreiding van het stemrecht en de opkomstplicht - kwam (veel) later tot stand, ten dele onder druk van een door de industriële omwenteling gevormde arbeidersklasse die bewust werd van haar gemeenschappelijke belangen en deze via politieke weg wilde verwezenlijken.
Dat die verschillende opvattingen over de verhouding tussen de rechtsstaat en de democratie tot spanningen kunnen leiden, werd duidelijk geïllustreerd door het ophefmakende spaghettii-arrest, waarmee Procureur-Generaal Liekendael, tegen de publieke opinie in, de onderzoeksrechter Connerot te zijn opdracht ontnam in de zaak-Dutroux. Voor de hoge magistrate stond haar interpretatie van het Recht boven de democratische zeggenschap van de samenleving. Voor degenen die haar arrest in vraag stelden, moet de interpretatie van het recht daarentegen in grotere mate ondergeschikt blijven aan de volkswil. Voor hen moet het recht uiteindelijk ondergeschikt blijven aan de democratie (bv. Tanghe, 1997: 135-144). Het is niet de bedoeling hier tussen die twee opvat t ingen te kiezen. Het is duidelijk dat beide bestaan. Zij worden gerug-gesteund door historische ontwikkelingen en intellectuele tradities en moeten derhalve in empirisch onderzoek worden onderkend. Dat onderzoek moet zowel een rechten- als ver-tegenwoordigings- of participatiecomponent onderscheiden. Deze laatste veronderstelt dat de leden van de polis de mogelijkheid hebben de inhoud van hun rechten te bepalen en een effectieve invloed kunnen uitoefenen op de wijze waarop die rechten worden geïnterpreteerd en in wetgeving en beleid vertaald. Ik zal verder gemakshalve van de vertegenwoordigingscomponent of het ver tegenwoordigingsprincipe spreken, maar verwijs daarmee naar zowel delegatie van macht, als naar deelname aan deliberatie, participatie en directe democratie. Vertegenwoordiging verwijst hier naar het geheel van de instellingen, instrumenten en procedures, dat het burgers mogelijk maakt het beleid in verschillende maatschappelijke sectoren rechtstreeks of onrecht-
Samenlevingen politiek, jg. 6/1999 nr. 2
streeks te beïnvloeden. De grote democratiseringsbeweging, zoals
die tot uiting kwam in de strijd voor het algemeen, enkelvoudig stemrecht , s teunde op een geloof in het harmonieus en heilzaam samengaan van respect voor rechten en ver tegenwoordiging. De rechtencomponent was verankerd in een rationaliserigsproces dat de strijd aanbond met het arbitraire, onvoorspelbare en particularistische karakter van de sociale relaties tijdens he t Ancien Régime. Het wou dit vervangen door een samenleving van burgers, gelijk in rechte, die hun onderlinge relaties volgens universalistische regels vorm geven. Het vertegenwoordingsprincipe drukte vertrouwen uit in de individuele rede en de wijsheid van de individuele kiezer. In die opvatting werden natie en volk, rede en wil verzoend (Touraine, 1992).
Naast de spanning tussen rechten en vertegenwoordiging kan men een tweede onderscheid in het denken over de democratie onderkennen. Dit maakt het verschil tussen een m a r k t o p v a t t i n g en een m a c h t s o p v a t t i n g (Macpherson, 1971). De eerste gaat er van uit dat de mensen nut (plezier minus pijn) maximaliseren en neemt aan dat de basisrechten de individuen de garantie moeten bieden dat zij dit zo vrij en ongestoord mogelijk kunnen doen. Macpherson omschrijft die utilitaire democratieopvatt ing ook wel als de Locke-tot-Bentham-benadering. Volgens hem werd zij in de 19de eeuw, mede onder invloed van Marx, maar vooral van ethische (en Victoriaanse) denkers als Car-lyle en Ruskin, a a n g e vuld met een m a c h t s b e -
zemogelijkheden die mensen hebben. Die twee tradities leiden tot onderling sterk verschillende opvat t ingen over het gewénste burgerschap, utilitair in het ene geval, normatief in het andere (Elchardus, 1994). In deze kijk op het democratische denken wordt de rechtencomponent niet afgezet tegen de ver tegenwoordigingscomponent, wel tegen de democratie als een verwezenlijking van de handelingsbekwaamheid van de burgers.
De tegenstelling markt versus macht, kan op verschi l lende man ie ren worden u i tgewerkt . Zij kan, zoals Macpherson da t doet, worden geradicaliseerd in het contrast tussen een op rechten georiënteerde liberale democratie en een op handelingsbekwaamheid toegespitste volksdemocratie. Onder die extreme vorm leidt deze tegenstelling tot een onhoudbare democratie-opvatting waarin individuele rechten noch vertegenwoordiging een plaats hebben en waarin het verschil tussen dictatuur en democratie verdwijnt. In mildere, en mijns inziens veel redelijker vormen, leidt het verschil tussen de markt- en machtsopvat t ing tot een belangstell ing voor wat, met een onvertaalbare Engelse term, empo-werment wordt genoemd. De democratie moet de burger het gevoel geven dat hij burger is, lid van een rechtsorde waarin hij de besluitvorming daadwerkelijk kan beïnvloeden. Dat gevoel van empowerment kan in het Nederlands misschien nog het best worden weergegeven als democratisch vermogen. Het democratische project, zeker het linkse demo-
We zitten met een enorme paradox: een partij die zou pleiten voor de "afschaffing van de politiek" zou een luisterend oor vinden bij zowat een vijfde van het electoraat.
nadering. Deze gaat er van uit dat de ontplooiing van de mens niet ligt in consumptie of nutsmaximalisatie, maar in de verwezenlijking van zijn mogelijkheden. Uit die opvatting spreekt een geloof in wetenschap en rede als dragers van een menselijk potentieel. De machtsbenadering meet succes niet af aan de formele vrijheid van nutsmaximaliserende individuen, maar aan de reële, substantieve keu-
cratische project zoals we dat vanaf de strijd voor het a lgemeen, enkelvoudig s temrech t kennen, s teunt op de overtuiging dat vermogen of empowerment van het volk en voorui tgang op basis van rede, perfect kunnen samengaan, onderling zelfs van elkaar afhankelijk zijn. Die idee wordt mooi vertolkt in de openingszin van Jacques Julliard's La fau-te aux élites: Toute ma vie, je me suis fait une
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2 | 3 3 |
certaine idéé de la gauche . C'est pour moi 1'alliance du progrès scientifique et de la jus -tice sociale, ou, si 1'on préféré, des élites in-tellectuelles et du peuple" (1997).
Dit uitermate summiere overzicht van het denken over democratie is niet bedoeld als een samenvatt ing of een ui tgangspunt voor een politiek-filosofisch debat. Daarvoor is het al te onvolledig. Het wil enkel verduidelijken waarom in de empir ische analyse van het draagvlak van de democratie drie dimensies worden onderscheiden: rechten, ver tegenwoordiging en vermogen. In zijn Critique de la modernité komt Alain Touraine tot een gel i jkaardig bes lu i t ( 1 9 9 2 : 3 7 7 - 3 7 8 ) . Hij spreekt van drie componenten of dimensies van de democratie: de fundamentele rechten, het vertegenwoordigingsprincipe en het burgerschap. Dat laatste omschrijft hij als het bewustzijn t e behoren tot een collectiviteit die steunt op een rechtsorde. De hier geformuleerde opvatting van democratisch vermogen sluit daar bij aan, maar beklemtoont niet het bewustzijn van lidmaatschap, maar het gevoel van macht of empowerment binnen de collectiviteit waarvan men politiek lid is. Het bewustzijn van l idmaatschap lijkt iets dat op maat van een Franse of Amerikaanse Republiek is gesneden, maar minder goed past bij de
(meer cosmopolitische) wijze waarop de Belgen, Vlamingen, Walen, Vlaamse Brusselaars, Brusselse Walen enzovoort, omgaan met hun complexe identiteiten en loyauteiten. Touraine houdt terecht een warm pleidooi voor een evenwicht tussen die drie componenten. Dat evenwicht moet verhinderen dat het gezag van experts (magistraten, technocraten, managers. ..) zich in de plaats van de vertegenwoordiging stelt. Het moet de greep van de vertegenwoordiging op de rechten beperken. Het moet rechten en vertegenwoordiging toetsen aan het empowerment of het democratische vermogen van de burger. Het is duidelijk dat zo'n evenwicht nooit gemakkelijk bereikbaar is en onvermijdelijk tot spanningen leidt.
He t d raagv lak v a n de d e m o c r a t i e g e m e t e n De steun voor democratische rechten werd
gemeten aan de hand van vijf uitspraken die op een verstaanbare wijze verwijzen naar respect voor de rechtsstaat, de vrije meningsuiting, verdraagzaamheid, het belang dat wordt gehecht aan het vreedzaam oplossen van conflicten en respect voor minderheden en andere meningen (zie tabel 1). Over die democratische rechten of principes blijkt in Vlaanderen een perfecte consensus te bestaan. Het per-
Tabel 1 - Democrat i sche rechten Percentage van de Vlamingen, 18 tot 75 , dat het eens , noch eens noch oneens en oneens is m e t
de voorge legde uitspraken ( n = 1 3 4 1 ) .
oneens of noch eens eens of
helemaal oneens noch oneens helemaal eens
1 Iedereen moet het recht hebben zijn/haar mening te zeggen, ook al heeft de
meerderheid een andere opinie
1,7 1,1 97,2
2 Iedereen heeft recht op een eerlijk proces
3 Verdraagzaamheid is voor mij een belangrijke
waarde in onze samenleving
4 Men moet de mening van anderen respecteren
5 Het is belangrijk conflicten door overleg
op te lossen
1,2
1,1
1,0
0,8
0,9
1,7
2,4
1,1
97,8
97,2
96,6
98.1
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2
centage van de ondervraagden dat de verschillende rechten steunt, ligt bij de 97 a 98%. Wat de rechtencomponent betreft, is er dus zeker geen sprake van een erosie van de democratie.
De s teun voor het vertegenwoordigingsprincipe werd gemeten aan de hand van zes uitspraken. Voor het formuleren van die uitspraken vonden we inspiratie in een aantal geschriften die, naar aanleiding van de discussie rond de Nieuwe Politieke Cultuur, kritiek leveren op het vertegenwoordigingsprincipe. We wilden echter niet alleen rekening houden met de bestaande toestand, maar de uitspraken tevens voldoende algemeen houden om steun voor het vertegenwoordigingsprincipe in het algemeen te meten. Daarom werd naast een uitspraak over het parlement ook een uitspraak over de politiek voorgelegd: "men moet de politiek gewoon afschaffen en het land laten besturen door wijze mensen" (zie tabel 2). Met die uitspraak is 30% van de ondervraagden het "eens" of "helemaal eens". De s teun voor het vertegenwoordigingsprincipe is inderdaad betrekkelijk zwak. Zowat de helft van de ondervraagden stelt dat zij de politiek niet nodig hebben. Een derde wil de politiek afschaffen en het land laten besturen door wij-
Tabel 2 - Vertegenwoordigingsprincipe
Percentage van de Vlamingen, 18 tot 75 , dat h e t
de voorge legde uitspraken ( n = 1 3 4 1 ) .
1 Het Parlement is een machteloze praatbarak,
je kunt het beter afschaffen
2 Men moet de politiek gewoon afschaffen en het
land laten besturen door wijze mensen
3 Zonder politieke partijen zou het in ons land
veel beter gaan
4 Ik heb politiek niet nodig
5 Politici zouden geen minister mogen worden
6 Laat het land besturen door experts en specialisten
niet door politici
ze mensen, experts en specialisten, in geen geval door politici. Een kwart wil het Parlem e n t afschaffen en vindt da t politici geen minister zouden mogen worden. Eén op vijf is van oordeel dat het zonder politieke partijen beter zou gaan in het land. Twaalf procent van de respondenten deinst zelfs niet meer terug voor het zo zwaar beladen woord 'dictatuur ' . Zij hebben "er geen bezwaar t e gen moest het land tijdelijk een d ic ta tuur kennen om alle problemen op te lossen". Deze laatste uitspraak werd echter niet opgenomen in de schaal waarmee de steun voor het vertegenwoordig ingspr inc ipe wordt geme ten omdat het iets minder sterk samenhangt met de andere uitspraken. De verwerping van het ver tegenwoordig ingspr inc ipe heeft vooral betrekking op het verwerpen van politiek en parlement en van politiek verkozen vertegenwoordigers (vergeleken bij experts en wijzen). De band met een keuze voor een dictatuur is aanwezig, maar blijft relatief zwak.
Om het democratische vermogen te meten, gebruikten we een bestaande schaal van politieke machteloosheid. Deze werd ontwikkeld voor het verkiezingsonderzoek (Beerten, Billiet, Carton, Swyngedouw, 1991: 22; 1995:
eens , noch eens noch oneens en oneens is m e t
oneens noch eens eens
noch oneens
49,0 24,4 26,6
47,8 20,7 31.4
56,3 22,9 20,8
34.2 16,3 49,5
44.3 29,5 26,3
37,6 26,8 35,6
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. I | 3 5
29) en werd al herhaaldelijk toegepast in analyses (bij voorbeeld Billiet, 1998; Elchardus, 1994b, 1994c, 1996; Elchardus 6-Pelleriaux, 1998). In dit onderzoek werden zes uitspraken gebruikt om naar de politieke machteloosheid te peilen (zie tabel 3). Haast drie kwart van de ondervraagden vindt dat er geen band is tussen wat politici beloven en wat zij doen. Eénenzeventig procent heeft het gevoel dat de politici enkel geïnteresseerd zijn in hun s tem en niet in hun mening. Die twee sterk verspreide opvattingen wijzen op een kloof tussen kiezer en vertegenwoordiging. Een ruime meerderheid van de kiezers heeft de indruk dat hun mening en hun s tem via de politiek niet doordringen tot het beleid. De vertegenwoordiging geeft hen duidelijk geen gevoel van empowerment . Achtenvijftig procent van de ondervraagden heeft het gevoel dat de politici, eens gekozen, zich "te goed voelen voor mensen zoals ik". Dat alles leidt bij een ruim kwart van het e lectoraat tot u i tgesproken wantrouwen: "eigenlijk is er geen enkele politicus die ik zou durven vertrouwen". Met positieve uitspraken over politiek en vertegen
woordiging s temt slechts 15 a 2 3 % van de ondervraagden in. Het lijkt geenszins overdreven te stellen dat de helft tot drie kwart van het electoraat zich machteloos voelt. Het democratische vermogen ligt bijzonder laag.
De gerapporteerde vaststellingen laten een duidelijke diagnose toe over het draagvlak van de democratie. Er is een perfecte consensus over het belang van de fundamentele, democratische rechten, maar het vertegenwoordigingsprincipe is aangevreten en het gevoel van democratische betrokkenheid is grotendeels afwezig. Het is niet helemaal onjuist te stellen dat de privé-component van de democratie - de individuele rechten - volledig overeind blijft, maar dat de publieke dimensies, de betrokkenheid, het gevoel van empowerment, de vertegenwoording, matig tot sterk geërodeerd zijn. Er tekent zich een paradoxale verzuchting af naar democratie zonder politiek. Dat verklaart waarom sommige politici, zoals Bert Anciaux in de campagne van 1995, voor de kiezer verschijnen met de bewering dat zij in feite geen politicus zijn. In het licht van die vaststelling is het evenmin
Tabel 3 - Democratisch vermogen (politieke machteloosheid) Percentage van de Vlamingen, 18 tot 75, dat het eens, noch eens noch oneens en oneens is met de voorgelegde uitspraken (n= 1341)
noch eens
noch oneens
1 De politieke partijen zijn alleen maar geïnteresseerd
in mijn stem en niet in mijn mening
11,0 16,9 72,1
2 Als mensen zoals ik aan politici hun opvattingen laten
weten, dan wordt daar rekening mee gehouden
58,5 25,9 15,7
3 De meeste politici beloven veel, maar ze doen niets
4 Van zodra ze gekozen zijn, voelen de meeste politici
zich te goed voor mensen zoals ik
9,1
16,1
17,0
25,7
73,9
58,1
5 Eigenlijk is er geen enkele politicus die ik zou durven
te vertrouwen
34,9 25,9 39,1
6 Over het algemeen kunnen we rekenen op onze
politieke leiders om die beslissingen te nemen
die het best zijn voor de bevolking
38,1 38.3 23,6
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2
verwonderlijk dat politici frequent het doelwit zijn van meedogenloze kritiek, terwijl de hoeders van het recht uitgroeien tot helden, wi t te r idders , die ook de "g ro ten" en de "machtigen" genadeloos de hardheid van de wet laten voelen. Het evenwicht tussen rechten, vertegenwoordiging en vermogen is zoek. De mate waarin de s teun voor het ver tegenwoordigingsprincipe is aangevreten, alsook de grote gevoelens van politieke machteloosheid , v e r g r o t e n de kans da t d e m o c r a t i e voortaan nog enkel in t e rmen van rechten wordt gedacht. Daarom kon de typisch Amerikaanse cultus van de onderzoeksrechter , the judge, zo gemakkel i jk w o r -
verschillende technieken laten verkiezen. De verkozenen wordt verweten dat zij te ver af s taan van de kiezers, zich dus niet echt als vertegenwoordigers gedragen. De bestaande democratie wordt ook op de korrel genomen omdat zij de kiezer geen echte keuze geeft. Deze krijgt in het beste geval een voorgekauwde keuze geserveerd. De verkozenen worden daarenboven niet individueel gekozen. Zij zijn doorgaans de vertegenwoordigers van organisaties die hun weg naar het parlement banen omdat de kiezer geen impact heeft op de samenstell ing van de kieslijsten. Niet de kie-
Er bestaat in dit land een duidelijke, ideologisch ingebedde ontwikkeling van anti-democratische gevoelens.
den overgeplant naar ons land. Dat houdt het gevaar in dat in naam van de rechten het domein van de democratische politiek, het em-powerment van de burger en het ver tegenwoordigingsprincipe, s teeds verder worden ingeperkt. Tekstinterpretatie door juristen en andere experts, op basis van relatief abstracte formuleringen van rechten en principes, kan zich dan in de plaats stellenVan de democratische beslissingen van de burgers. Het is ook overduidelijk dat de wijze waarop de vertegenwoordiging vandaag wordt vervuld, de burger geen gevoel van empowerment geeft. Het evenwicht tussen rechten, vertegenwoordiging en betrokkenheid impliceert daarom vooral zorg voor de vertegenwoordiging en het democratische vermogen van de burger.
Democra t iekr i t iek : p r o t e s t of an t i democra t i s ch s e n t i m e n t ? Voor haast elk van de uitspraken die we aan
het bredere publiek hebben voorgelegd, vindt men het equivalent in de academische en journalistieke discussie over de democratie. Het is daarom niet meteen duidelijk of de vastgestelde houdingen moeten worden beschouwd als anti-democratisch of als een kritiek op het ontoereikende van de bestaande democratische instellingen. Deze laatste krijgen recent heel wat verwijten te incasseren. Zo wordt onder meer gesteld dat de kiezer niet echt kiest, omdat de vertegenwoordigers zich via
zers, maar de apparaten bepalen wie op een verkiesbare plaats kan staan. Deze kritieken, die we in de debat ten over de Nieuwe Politieke Cultuur allemaal hebben kunnen horen, komen haast woord voor woord uit Elementi di scienza politica van de Siciliaanse politieke denker Gaetano Mosca. De eerste druk van dat boek verscheen in 1896. Het ongenoegen waarui t de Nieuwe Politieke Cultuur put, is dus zeker niet nieuw. Mosca bedoelde zijn kritiek niet als een pleidooi voor de uitbreiding van het stemrecht, de verdieping van het vertegenwoordigingsprincipe of het empowerment van het electoraat. Integendeel, zo'n ontwikkelingen konden volgens hem slechts tot populisme leiden en tot de heerschappij van het door hem gevreesde "gepeupel". Zijn kritiek werd later t rouwens gretig gebruikt door de pleitbezorgers van de Nieuwe Orde. Ook van de kritiek die vandaag zo kwistig wordt geleverd, is het niet altijd duidelijk in welke mate hij wordt geïnspireerd door het s treven naar een verdieping van ver tegenwoordiging en een vergroten van het empowerment, in welke mate hij daarentegen wordt ingegeven door vrees voor het (ontvoogde) electoraat en door een doelbewuste strategie om de democratie te herleiden tot zijn geprivatiseerde rechtencomponent.
Bij he t ontwikkelen en toe tsen van de schaal waarmee steun voor het vertegenwoordigingsprincipe werd gemeten, konden we
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2 | 3 7
vaststellen dat het voor de respondenten niet altijd duidelijk is in welke ma te hun kritiek op de vertegenwoordiging een pleidooi is voor meer directe democratie en in welke mate hij een verzuchting naar een belangrijker rol van expertise en absolute macht uitdrukt. Als de verzuchting naar expertise en macht zonder tegenspraak aanwezig is, blijkt dit bij de ene persoon te verwijzen naar een groot vertrouwen in personages, zoals de magistraten, die zich boven de politiek stellen, terwijl anderen daar veeleer een voorkeur voor een "sterke man" mee uitdrukken. Niet de maat waarmee de s teun voor het vertegenwoordigingsprincipe wordt gemeten, is dubbelzinnig, de
opvat t ingen over ver tegenwoordig ing zijn polyvalent. Zij kunnen, afhankelijk van de wijze waarop ze worden aangesproken en de context waar in ze worden geuit, letterlijk verschillende kanten op. De implicaties die men aan de kritiek verbindt, laten zich met andere woorden niet meteen van die kritiek zelf aflezen. Uit het kwalitatieve werk dat aan de schaalconstructie voorafging, houden we de indruk over dat die implicaties voor heel wat respondenten t rouwens onduidelijk zijn. Er is een verzuchting naar empowerment, alsook een verzuchting naar een minder politieke, meer op wetenschappelijk en ethisch gezag s teunende toepassingen van a lgemeen aanvaarde basisprincipes, maar over de wijze waarop die verzucht ingen kunnen worden verwezenlijkt en met elkaar verzoend, bestaan minder duidelijke voorstellingen. Sommigen verwijzen naar de rede, het recht en de w e tenschap als grondslagen van een consensus, anderen hopen op een sterke figuur, een kun-stenaar-politicus, die zich boven de verdelingen stelt, een consensus afdwingt en een eensgezinde natie boetseert . Bij een deel van de bevolking bevindt het democrat iedebat zich duidelijk in een pre-ideologische fase. Er zijn frustraties, er is ervaren onrecht, er is onge
mak met verdeeldheid en conflict, er is een vijandbeeld (de politiek en de politici) en er zijn verzuchtingen, maar geen duidelijke voorstelling van hoe de vijand kan worden bestreden, het onrecht hersteld en de verzuchtingen verwezenlijkt. Het globale effect van de gevoelens van politieke machteloosheid en van de kritiek op het vertegenwoordigingsprincipe kan daarom best worden ingeschat door te kijken naar de partijen die er wel bij varen. De hamvraag is: waartoe leidt al die kritiek als de burgers in het stemhokje s taan?
De kritiek op het vertegenwoordigingsprincipe is het s terkst bij de kiezers die blanco of gewild ongeldig willen s temmen of zich
voornemen te s temmen voor Vivant of het Vlaams Blok (zie tabel 4). Het gevoel van politieke machteloosheid is eveneens groot bij de Vivant-kiezers, bij degenen die blan
co of gewild ongeldig s temmen of die zeggen dat zij niet van plan zijn naar het stemhokje te t rekken, alsook bij de aanhang van he t Vlaams Blok. Gebruik makend van de door Hirschman (1974) ontwikkelde terminologie, kunnen we stellen dat de lage democratische betrokkenheid en het verwerpen van het ver-tegenwoordingspr incipe zich op twee verschillende manieren uiten: exit en voice. Een deel van de mensen met die gevoelens opteren voor de exit-optie. Zij verlaten de politiek en de democrat ie , gaan niet meer naar de s tembus of s t emmen blanco of gewild ongeldig als ze zich toch, tegen hun zin, naar het stemlokaal hebben begeven. Ten gevolge van de opkomstplicht blijft die groep in Vlaanderen relatief beperkt. Anderen kiezen voor voice. Zij laten horen dat zij malcontent zijn en doen dat via hun stemgedrag, in casu een stem voor Vivant of het Vlaams Blok. In dat verband wordt wel eens van een 'proteststem' gesproken. Dat begrip is vaag en wordt daarom gemakkelijk ten onrechte gebruikt. Het suggereert dat ontevredenheid of onbehagen tot een bepaald s temgedrag leidt, zonder dat er een ideologische band bestaat tussen de partij waarvoor wordt gekozen en de opvattingen van de ontevreden, protesterende kiezer.
De bedreiging die uitgaat van het vervagen van het klassenschema en de opkomst van de nieuwe breuklijn mag niet worden onderschat.
| 3 8 I Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2
Dat kan gelden voor eendagsvliegen als Ros-sem en Banaan en kan nu electoraal in he t voordeel van Vivant spelen, maar het is waarschijnlijk verkeerd een s tem voor het Vlaams Blok als een pro tes ts tem te duiden. Er zijn inderdaad heel wat aanwijzingen dat een stem voor die partij een bewuste keuze uitdrukt (Verbeeck 6- De Witte, 1995; Derks & Elchar-dus, 1996 ). De band tussen die partij en haar electoraat is inhoudelijk. Hij s teunt op overeenkomsten tussen welbepaalde opvattingen van de kiezer en de s tandpunten van die partij, alsook op de overtuiging dat het Vlaams Blok het best geschikt is om de problemen aan te pakken waaraan haar kiezers belang hechten. Het begrip 'protes ts tem' is ongeschikt om dat soort s temgedrag te omschrijven. Het is geruststellend op een misleidende wijze.
Bij het Vlaams Blok-electoraat zijn de gevoelens van politieke machteloosheid en de verwerping van het vertegenwoordingsprin-cipe het grootst. De kritiek op het ver tegenwoordigingsprincipe blijkt daarenboven, in de geest van de bevolking, zeer goed te passen bij de andere thema ' s van het Vlaams Blok. In een r eeks a r t ike l s (Elchardus, 1994b ,
1994c, 1996; Elchardus & Pelleriaux, 1998) werd aangetoond dat he t Vlaams Blok de politieke uitdrukking is van een nieuwe breuklijn die door ons politiek bestel loopt. Het Vlaams Blok richt zich tot de groep mensen die zich etnocentrisch (racistisch) opstellen, zich politiek machteloos voelen, een voorkeur hebben voor autoritaire relaties en opteren voor een utilitair individualisme. Die lijst van kenmerken kan worden uitgebreid omdat de mensen die de opgesomde houdingen hebben, tevens veel kans hebben voorstander te zijn van bijvoorbeeld een harde aanpak van criminelen en er relatief traditionele opvattingen over rolpatronen (genderrollen) op na te houden (Elchardus, Kavadias, Siongers, 1998). Op een bepaald ogenblik kan vooral één van die e lementen worden aangesproken bij het nastreven van electoraal succes. In het verleden was dat vooral het e tnocent r i sme. De samenhang van de verschillende elementen is echter ui termate belangrijk omdat hij duidelijk maakt dat die partij, als één element het niet meer even "goed doet", naar een ander thema kan grijpen. Die samenhang of alignement van opvattingen hebben we de nieuwe
Tabel 4 - Ant idemocrat i sche houding e n pol i t ieke machte loosheid v a n de verschi l lende e lectoraten
Gemiddelde schaalscore voor de onderscheiden electoraten ( n = 1 3 4 1 )
Verwerpen vertegenwoordigingsprincipe Politieke machteloosheid
Vlaams Blok Blanco/ongeldig
Vivant
Zou niet gaan stemmen
Andere partijen
VU
CVP
PNPB
SP
Agalev
VLD
ID-21
59,7
58,1
55,8
51,7
50,7
45,8
42,6
42,0
41,5
41,4
41,2
33,4
72,5
70,3
66,8
69,1
66,2
61,6
57,3
65,5
59,6
60,3
60,6
52,4
Totaal (bevolkingsgemiddelde) 46,0 62,4
Significantie P = 0,00 P = 0,00
"ï
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2 | 3 9 |
breuklijn gedoopt. Voor de mensen die een rechtse positie op de nieuwe breuklijn innemen is er een logische, ideologische samenhang tussen utilitair individualisme, etnocentrisme, autori tarisme en gevoelens van politieke machteloosheid. Hun mensbeeld is want r o u w e n d . Orde en s a m e n l e v i n g w o r d e n slechts mogelijk geacht via culturele homo-
Tabel 5 De factorlading van utilitair individualisme, autoritarisme, etnocentisme, politieke machteloosheid en het verwerpen van het vertegenwoordigingsprincipe op de nieuwe breuklijn (n = 1341)
Factorlading
Utilitair individualisme 0,73
Autoritarisme 0,63
Etnocentrisme 0,73
Verwerpen vertegenwoordigingsprincipe 0,71
Politieke machteloosheid 0,66
Eigenwaarde = 2,4, tweede component 1,04,
%verklaarde variantie = 48
geniteit of sterke externe dwang. Men is van oordeel dat de mees te mensen in de eers te plaats en vooral hun eigenbelang behartigen. Precies daarom is culturele homogeniteit en zijn traditionele opvatt ingen die orde bevorderen, zeer belangrijk. De cultuur is een project waarvan de integriteit moet worden bewaakt en bewaard. Als socialisatie in de cultuur faalt, kan enkel sterke externe dwang voor orde zorgen. Het verwerpen van het vertegenwoordigingsprincipe blijkt empirisch volkomen bij dat alignement van opvattingen te passen (zie tabel 5). We worden in dit land geconfronteerd met een duidelijke, ideologisch ingebedde ontwikkeling van anti-democratische gevoelens.
De kritiek op de bestaande vorm van de democratische instellingen en instrumenten, die, in een aantal gevallen althans, werd geleverd met de bedoeling het vertegenwoordigingsprincipe t e verdiepen, heeft he t antidemocratische sent iment waarschijnlijk onge
wild aangezwengeld. Breuklijnen leveren schemata waarmee mensen het gebeuren interprete ren . Toen he t schema klassenstrijd zeer sterk in het bewustzijn aanwezig was, kon men onmogelijk over ongelijkheid praten zonder meteen dat schema op te roepen. Wat men over ongelijkheid zei of schreef, werd ofwel in dat schema ingepast of ging onopgemerkt voorbij en verloren. De nieuwe breuklijn heeft die rol gedeeltelijk overgenomen. Het is nu haast onmogelijk over migranten, gevoelens van politieke machteloosheid, asielbeleid, veiligheid, vertegenwoordiging en een aantal andere kwesties t e spreken, zonder dat dit meteen door de bril of het schema van de nieuwe breuklijn wordt bekeken en als dusdanig geïnterpreteerd. Het bestaan van die schema's relativeert de macht van de media. Hoe iets wordt begrepen staat ten dele los van de boodschapper en van de wijze waarop deze zijn boodschap brengt. Het is al via de breuklijnschema voorgecodeerd.
Het antidemocratische sent iment is duidelijk af te bakenen. Het heeft allerminst betrekking op de rechten en vrijheden van de burgers, maar op de procedures - he t ver tegenwoordigingsprincipe en de democratische betrokkenheid - waarlangs die rechten concrete vorm en inhoud krijgen. Voor een niet onbelangrijk deel van de bevolking maken die anti-democratische gevoelens deel uit van een breder al ignement van opvattingen. Zij overstijgen bij hen het niveau van de proteststem en zijn als het ware klaar voor ideologische en politieke verwerking. Een partij die zou pleiten voor het verbieden van partijen, het afschaffen van verkiezingen en van het Parlement en die zou opkomen voor het vormen van een autoritaire regering, zou alvast een luis-terbereid publiek en een gunstige voedingsbodem vinden bij zowat een vijfde van het electoraat . De politieke actor die rond dat thema kan mobiliseren en een project voorstellen, is eveneens beschikbaar. Daarmee is niet gezegd dat het Vlaams BLok dit ook daadwerkelijk doet. De politieke tegenstanders van die partij verwijten haar dat zij anti-democratische standpunten inneemt. Het Vlaams Blok verdedigt zich daar tegen en stelt dat haar
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2
s tandpunten over de democratie een pleidooi inhouden pro referendum en contra de opkomstplicht en dus veeleer aanleunen bij die van Agalev, de VLD, de VU en ID21 (zie opiniestuk van Bart Laeremans in De Standaard van 8 januari 1999). Veel belangrijker dan de wat twijfelachtige uitspraken over wat de ene of andere vertegenwoordiger van die partij ooit zou hebben gezegd, is de vaststelling dat een deel van het electoraat opvattingen en gevoeligheden heeft, die het voorbereid op een onversneden pleidooi voor een nieuwe "Nieuwe Orde". Dat lijkt minder het gevolg van de standpunten die het Vlaams Blok zelf verkondigt, meer van de kritiek die allerhande partijen en intellectuelen op de vertegenwoordiging en de politiek hebben geleverd en die via het schema van de nieuwe breuklijn als antidemocratische standpunten werden begrepen.
Alles is nu aanwezig voor wat Gamson (1992) een politiek handelingskader (action frame) noemt. Er is een deel van de bevolking dat zich tekort gedaan voelt en onrechtvaardig behandeld, dat het gevoel heeft dat migranten en asielzoekers bevoordeeld worden en dat zij het slachtoffer zijn van gevoelloze en corrupte politici en van de onveiligheid waaraan niets wordt gedaan. De ervaren onrechtvaardigheid wordt in een duidelijk wij/ zij-perspectief geplaatst: wij, het eigen volk, de mensen waarop wordt neergekeken, de machtelozen, de slachtoffers t egen zij, de vreemden, de volksvreemden en vooral de politici die niet meer gevoelig zijn voor wat bij het volk leeft. Dit in te rpre ta t ieschema overschaduwt bij een deel van de bevolking het oude klassenschema. Dat s teunde op een heilsleer. Het gaf de sociaal en economisch zwakkeren een plaats in de toekomst van de samenleving. Het maakte de wereld interpreteerbaar in te rmen van een tegenstelling tussen klassen. Het hiërarchiseerde waarden en belangen door de zorgen van de verdrukte klasse bovenaan te plaatsen. Niet alle eisen die zich aandienden waren evenwaardig. Die van de sociaal zwakken en verdrukten waren prioritair. Op die manier werd de politiek al netjes en overzichtelijk voorgeordend. Binnen dat
schema rea l i seerde de sociaal-democrat ie daarenboven een harmonie tussen een door intellectuelen bewaard project en het democratische empowerment van de arbeidersklasse, tussen Rede en Wil, hart en hersenen. De bedreiging voor de democratie die uitgaat van het vervagen van het klassenschema en de opkomst van de nieuwe breuklijn, mag niet worden onde r scha t . De democra t i e moe t voortaan een expliciete zorg zijn van de democratische partijen.
Het is overigens verbazend dat de kritiek op de vertegenwoordiging en het democratische vermogen zich via de nieuwe breuklijn zozeer in een anti-democratisch sent iment heeft vertaald. In de media en de wereld van de sociale bewegingen tekent zich immers een ander schema af. Dit is gecentreerd rond de s ta tus van slachtoffer. Bepaalde groepen (de ouders van vermiste kinderen, asielzoekers, generatie-armen, daklozen...) nemen de status van slachtoffer aan. Zij krijgen de steun en begeleiding van elitegroepen (advocaten, sociale werkers, professionals uit het welzijnswerk en de sociaal-culturele sector) en voeren actie volgens het model van de strafrechterlijke procedure. Iemand (doorgaans een politicus, maar het kan ook een ambtenaar, rijkswachter of politieagent zijn) wordt beschuldigd en verantwoordelijk gesteld. Het doel van de actie is he t toewijzen van verantwoordelijkheid en schuld (straffen en een stap opzij doen zetten) en, gebeurlijk, het afdwingen of alleszins vragen van hervormingen. Dit sterk juridisch gekleurde schema is verbonden met de sub-politiek van kleine bewegingen en emotionele mobilisaties en door organisatievormen waarin professionele leiding en allianties tussen elites en uitgeslotenen een belangrijke rol spelen. Het is sedert een paar jaar alom tegenwoordig in onze media. Het zou een gevoel van democratisch vermogen kunnen geven aan zijn participanten en reikt alleszins een nieuwe, sterk op emotie en expert ise ges teunde betekenis van ver tegenwoordiging aan. Ondanks de enorme mediabelangstel l ing waarop dit strafrechterlijke model van sociale en politiek actie kan reke-
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2 | 4 1 |
nen, blijkt het er (nog) niet in geslaagd het denken van bredere groepen van de bevolking te kleuren. De kritiek op het vertegenwoordigingsprincipe en de gevoelens van machteloosheid worden voorlopig via de n ieuwe breuklijn overwegend naar een anti-democratisch sentiment gekanaliseerd en naar de partij die op die breuklijn een duidelijke positie inneemt.
De strijd voor het behoud, het herstel en de uitdieping van de democrat ie , mag zich niet van doelwit vergissen. Als het Vlaams Blok wordt omschreven als een anti-democratische partij, wordt daar doorgaans mee bedoeld dat het programma en de communicatie van die partij onvoldoende respect toont voor fundamenteel geachte rechten. In het verlengde daarvan wordt, zoals sterk bepleit in het boek van van Donselaer (1995), de strijd tegen het Vlaams Blok niet via verkiezingen, maar via institutionele en juridische weg aangebonden. Nog afgezien van de vraag of dit doeltreffend is en de democratische vrijheden niet al te zeer in het gedrang brengt, moet worden vastgesteld dat de anti-democratische gevoelens van het electoraat van het Vlaams Blok weinig of niets te maken hebben met het verwerpen van de fundamentele, democratische rechten. Zij hebben daarentegen alles te maken met gevoelens van politieke machteloosheid en met kritiek op het vertegenwoordigingsprincipe. Om de democratie vandaag doeltreffend te verdedigen moet de aandacht daarom radicaal verschuiven van rechten naar empowerment en vertegenwoording. De verdediging van de democratie heeft weinig baat bij het luidkeels bevestigen van de rechten waarover iedereen het eens is. Zij heeft potentieel veel te winnen bij enig inzicht in de oorzaken van de gevoelens van politieke machteloosheid en de verwerping van het vertegenwoordigingsprincipe.
Bibliografie
• Beerten, R., Bitliet, J., Carton, A., Swyngedouw,
M., Source Book of the Voters' Study in con-
nection with the 1991 General Election, ISPO,
Leuven, 1993.
• Beerten, R., Billiet, J., Carton, A., Swyngedouw,
M., 1995, General Election Study Flanders-
Belgium. Codebook and Questionnaire, ISPO,
Leuven, 1997.
Billiet, J., 'Sociaal kapitaal, levensbeschouwe
lijke betrokkenheid en maatschappelijke inte
gratie in België', in: Tijdschrift voor Sociolo
gie, 1998, 1: 33-54.
Brems, E., 'Democratie en extreem-rechts. Ju
ridische argumenten tegen extreem-rechts', in:
Samenleving en politiek, 1998: 9-17.
Deschouwer, K., 'Op verkenning in de kloof',
in: M.Elchardus (red.), Wantrouwen en onbeha
gen. Over de vertrouwens- en legitimiteitscri
sis, VUBpress, Brussel, 1998: 77-100.
Elchardus, M., Op de ruïnes van de waarheid:
lezingen over tijd, politiek en cultuur, Kritak,
Leuven, 1994.
Elchardus, M., 'Verschillende werelden. Over de
ontdubbeling van links en rechts', in: Samen
leving en politiek, 1994b, 1: 5-17.
Elchardus, M., 'Gekaapte deugden. Over de
nieuwe politieke breuklijn en de zin van l imie
ten', in: Samenleving en politiek, 1994c, 1: 1-20.
Elchardus, M., 'Was u vandaag al slachtoffer of
werd u beschuldigd? Gebruiksaanwijzing voor
een wantrouwige samenleving', in: M. Elchar
dus (red.). Wantrouwen en onbehagen. Over de
vertrouwens- en legitimiteitscrisis, VUBpress,
Brussel, 1998, 37-76.
Elchardus, M., 'Class, Cultural Re-alignment,
and the Rise of the Populist Right', in: A. Ers-
kine, M. Elchardus, S. Herkommer, J. Ryan
(red.), ChangingEurope. Some aspects ofiden-
tity, conflict and social justice, A ldershot ,
Avebury, 1996:41-63.
Elchardus, M. 6r A.Derks, 'Discourses about
the Relationship between the Individual and
Society in Flanders. The consequences of indi-
vidualistic Challenges in a Collectivist Cul tu
re', in : Ethical Perspectives, 1998 [1996], 2:
109-126.
Elchardus, M., Hooghe, M., Smits, W., Tech
nisch verslag bij de survey TOR98: veldwerk
en responsanalyse, VUB, Vakgroep Sociologie,
1998.
Elchardus, M-, Hooghe, M., Smits, W., Code
boek bij de survey TOR98: algemene beschrij
ving, frequenties en vragenlijst, VUB, Vakgroep
Sociologie. 1998.
Elchardus, M. en Pelleriaux, K., 'De polis ver
deeld, hoe de kiezers links en rechts herdefi
niëren', in: M. Swyngedouw, J. Billiet, A. Car
ton en R. Beerten (red.). De (on)redelijke kie
zer. Onderzoek naar de politieke opvattingen
van Vlamingen. Verkiezingen van 21 mei
Samenlevingen politiek, jg. 6/1999 nr. 2
1995, Leuven, Acco,1998: 183-210. • Elchardus, M., Kavadios, D., Siongers, J., Heb
ben scholen een invloed op de waarden van jongeren? Een empirisch onderzoek naar de doeltreffendheid van waardevorming in het secundair onderwijs, 1998, VUB, Vakgroep Sociologie.
• Elchardus M. en Smits W., 'Vertrouwen. Het vertrouwen van de Vlaming in de politiek, overheid en instellingen in tijden van affaires', in: Vlaanderen gepeild! De Vlaamse Overheid en Waardeonderzoek, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel, 1998: 45-91.
• Gamson, W. A., Talking Politics, Cambridge University Press, Cambridge, 1992.
• Hirschman, A.O., Exit, voice and loyalty: res-ponses to decline in firms, organisations, and States, Harvard University Press, Cambridge, 1974.
• Julliard, J., La faute aux élites, Gallimard, Parijs, 1997.
• Lipset, S.M. en Schneider, W., The Confidence Gap: Business, Labor and Govenment in the Public Mind, John Hopkins University Press, 1987.
• Macpherson, C.B., Democratie Theory: Essays in Retrieval, Clarendon Press, Oxford, 1971.
• Middendorp, C.P.,. Ontzuiling, politisering en restauratie in Nederland. De jaren '60 en '70, Bloom, Antwerpen, 1979.
• Mosca, G., The Ruling Class, (vertaling van Elementi di Scienza Politica door Arthur Livingston), McGraw-Hill, New York, 1939.
• Schattschneider, E.E., The Semi Sovereign People. A Realist's View of Democracy in America, Holt, Rinehart & Winston, New York, 1960.
• Tanghe, E, Het spaghetti-arrest. Recht en democratie, Hadewijch, Antwerpen, 1997.
• Touraine, A., Critique de la modernité, Fayard, Parijs, 1992
• van Donselaer, De staat paraat? De bestrijding van extreem-rechts in West- Europa, Babyion-De Geers, Amsterdam, 1995.
Verbeeck, G & H.De Witte, Culturele racisten, neo-nazi's of papieren tijgers? Bespreking van recente Nederlandstalige literatuur over extreem-rechtse partijen in Europa, in: ResPubli-ca, 1995,2: 263-270.
Noten * Met dank aan Wendy Smits voor hulp bij de
verwerking en analyse van de gegevens.
1/ Het onderzoek steunt op face-to-face interviews en werd uitgevoerd tussen maart en mei 1998, bij een toevallige steekproef van 1341 Belgen uit het Vlaamse Gewest, tussen de leeftijden van 18 en 75.
2/ Deze en de volgende voetnoten hebben een technisch karakter. Ze zijn bedoeld voor de lezer die onderlegd is in methoden en technieken van het sociologisch onderzoek. De vijf uitspraken in tabel 1 vormen samen een schaal. De principale componentenanalyse geeft een eerste factor met een eigenwaarde van 3.5 en een verklaarde variantie van 70%. We kunnen de vijf uitspraken bijgevolg beschouwen als elementen van eenzelfde onderliggende dimensie. Als deze als een additieve schaal wordt gemeten, is de Crombach's alfa gelijk aan 0.89.
. Het betreft dus een stevige schaal. Deze schaal werd gepretoetst in twee testonderzoeken bij respectievelijk 550 en 150 respondenten, vooraleer ze in het steekproefonderzoek werd gebruikt. Naar aanleiding van de pretoetsen en hun bespreking, werden de formuleringen soms aangepast.
3/ De zes uitspraken samen vormen een schaal. De principale componentenanalyse geeft een eerste factor met een eigenwaarde van 3.8 en een verklaarde variantie van 54.2. Het is derhalve aangewezen de zes uitspraken te beschouwen als elementen van eenzelfde onderliggende dimensie. Als deze als een additieve schaal wordt gemeten, is de Crombach's alfa gelijk aan 0.86. Het betreft dus een stevige schaal. Ook deze schaal werd gepretoetst in twee testonderzoeken bij respectievelijk 550 en 150 respondenten.
4/ De factorlading van het item is nipt 0.50 en de Crombach's alfa neemt een beetje toe zonder dit item in de schaal. Het betreft dus een rand-geval, waarin de empirische evidentie zowel opname als niet opname wettigt. We hebben gekozen voor een strenge interpretatie opdat de schaal een eenduidige betekenis zou hebben.
5/ De zes uitspraken samen vormen een schaal. De principale componentenanalyse geeft een eerste factor met een eigenwaarde van 3.0 en een verklaarde variantie van 50.7. Het is derhalve aangewezen de vijf uitspraken te beschouwen als elementen van eenzelfde onderliggende dimensie. Als deze als een additieve schaal wordt gemeten, is de Crombach's alfa gelijk aan 0.80. Het betreft dus een stevige schaal.
Samenleving en politiek, jg. 6/1999 nr. 2 | 4 3 |