DELAGELANDEN 2012-7

25
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen Nummer 2012-7 Pagina 1 Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta nummer 7/2012 december 2012 Een uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen Elektronische voortzetting van het maandblad Delta, 48 ste jaargang Verschijnt als het past Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage Het eerste woord Het toeval dat ik niet minder dan 37 jaar werkzaam ben geweest in de autonijverheid biedt mij de gelegenheid om met een klein beetje kennis van zaken te oordelen over het recente Limburgse drama, dat méér dan enkel maar Limburgers treft. Ook een aantal Luikenaars en Brabanders worden er door getroffen. Ford-Genk wordt gesloten omdat de autonijverheid in heel Europa kampt met een enorme overcapaciteit. Brutaal gezegd: men krijgt de productie om welke reden ook aan de straatstenen niet meer kwijt. Ik herinner me dat in de loop van de jaren ’60, ’70 van vorige eeuw er in het automidden maar één slogan telde: productiviteit en nog eens productiviteit. Er moest steeds maar meer geproduceerd worden, vanzelfsprekend ook om de productiekosten te drukken en aldus de auto tegen een betaalbare prijs te kunnen aanbieden. En ik herinner me nog als ware het gisteren dat wij, dan toch maar eenvoudige werknemers, toen al voorspelden dat dit ooit slecht zou aflopen. Méér produceren, allemaal goed en wel, maar ge moet die auto’s ook nog verkocht krijgen. En nu kopen weliswaar alle gezinnen een auto en zelfs twee, maar gezinnen kopen nu eenmaal geen zeven auto’s. En zelfs een geglobaliseerde economie kan daaraan niet verhelpen. Vanzelfsprekend waren wij als Cassandra en werd er in de buitenlands hoofdkwartieren niet naar ons geluisterd. Dat kon ook moeilijk anders, want de rapporten die men daar ontving waren (zijn?) alles behalve objectief. Welke “general manager” in Europa ging in Detroit of gelijk welk hoofdkwartier vertellen dat hij het volgend jaar minder zou verkopen? Optimisme was troef. Of het altijd realistisch was is een andere zaak. Zo ver staan we nu. Bovendien geconfronteerd met een staatsstructuur die onnodig een veel te ingewikkelde administratie meebrengt. Administratie die haar eigen leven gaat leiden. Weet ge dat een buitenlandse potentiële investeerder alvorens bij ons aan de slag te kunnen in het slechtste geval langs… 36 ministers moet passeren en niet minder dan 55 vergunningen nodig heeft? België is een erg klein land met een beperkt afzetgebied. Men kon bijgevolg voorspellen dat Ford-Genk het gelag ging betalen. Men heeft wel de mond vol over “Europa”, maar wij stellen steeds opnieuw vast dat in geval van nood het altijd ieder voor zich is.

description

DELAGELANDEN 2012-7

Transcript of DELAGELANDEN 2012-7

Page 1: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 1

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta

nummer 7/2012 december 2012

Een uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen Elektronische voortzetting van het maandblad Delta, 48ste jaargang

Verschijnt als het past Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage

Het eerste woord

Het toeval dat ik niet minder dan 37 jaar werkzaam ben geweest in de autonijverheid biedt mij de

gelegenheid om met een klein beetje kennis van zaken te oordelen over het recente Limburgse drama, dat

méér dan enkel maar Limburgers treft. Ook een aantal Luikenaars en Brabanders worden er door

getroffen.

Ford-Genk wordt gesloten omdat de autonijverheid in heel Europa kampt met een enorme overcapaciteit.

Brutaal gezegd: men krijgt de productie – om welke reden ook – aan de straatstenen niet meer kwijt. Ik

herinner me dat in de loop van de jaren ’60, ’70 van vorige eeuw er in het automidden maar één slogan

telde: productiviteit en nog eens productiviteit. Er moest steeds maar meer geproduceerd worden,

vanzelfsprekend ook om de productiekosten te drukken en aldus de auto tegen een betaalbare prijs te

kunnen aanbieden. En ik herinner me nog als ware het gisteren dat wij, dan toch maar eenvoudige

werknemers, toen al voorspelden dat dit ooit slecht zou aflopen. Méér produceren, allemaal goed en wel,

maar ge moet die auto’s ook nog verkocht krijgen. En nu kopen weliswaar alle gezinnen een auto en zelfs

twee, maar gezinnen kopen nu eenmaal geen zeven auto’s. En zelfs een geglobaliseerde economie kan

daaraan niet verhelpen.

Vanzelfsprekend waren wij als Cassandra en werd er in de buitenlands hoofdkwartieren niet naar ons

geluisterd. Dat kon ook moeilijk anders, want de rapporten die men daar ontving waren (zijn?) alles behalve

objectief. Welke “general manager” in Europa ging in Detroit of gelijk welk hoofdkwartier vertellen dat hij het

volgend jaar minder zou verkopen? Optimisme was troef. Of het altijd realistisch was is een andere zaak.

Zo ver staan we nu.

Bovendien geconfronteerd met een staatsstructuur die onnodig een veel te ingewikkelde administratie

meebrengt. Administratie die haar eigen leven gaat leiden. Weet ge dat een buitenlandse potentiële

investeerder alvorens bij ons aan de slag te kunnen in het slechtste geval langs… 36 ministers moet

passeren en niet minder dan 55 vergunningen nodig heeft?

België is een erg klein land met een beperkt afzetgebied. Men kon bijgevolg voorspellen dat Ford-Genk het

gelag ging betalen. Men heeft wel de mond vol over “Europa”, maar wij stellen steeds opnieuw vast dat in

geval van nood het altijd ieder voor zich is.

Page 2: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 2

Voor onze landen stelt zich bijgevolg meer en meer de noodzaak ons te organiseren op het vlak van

Benelux, dan toch een afzetmarkt met een bevolking van bijna 30 miljoen zielen (helaas zijn er beunhazen

die in plaats van aan schaalvergroting te denken, ijveren voor verkleining).

En met een economie die moet gestoeld zijn op een sociale orde, die steunt op een ethiek die voortkomt uit

zijn geschiedenis en op een morele code die de synthese is van het solidarisme. Niet het huidig casino-

kapitalisme dat op dit ogenblik de Europese landen, dus: de Europese arbeiders in zo’n diepe ellende stort.

Helaas, maakt ons schip thans structureel water. Het is niet op bovenstaande eisen gebaseerd, het is niet

meer christelijk geïnspireerd. De huidige crisis is daarom niet louter economisch, ze is in eerste instantie

spiritueel en mentaal. Verkeerde metafysische keuzes leiden nu eenmaal tot rampen. Als aan het begin

een verkeerde keuze gemaakt wordt, eindigt dat met een wereld die onder ogen ineenstort. Als het beeld

dat wij ons over de mens vormen verkeerd is, dan is noodgedwongen onze economie ook verkeerd.

Alexander Boot, de bekende auteur van “How the West was won”, bevestigde deze stelling nog maar eens

onlangs in zijn boek “The Crisis behind our crisis”.

Anders gezegd: HET probleem is dat van de “stof”, van het “weefsel” van de mens zelf, waarvoor een

heilige orde van heilige waarden dient hersteld. Het heeft eeuwen en eeuwen gekost en al de krachten van

het Hellenisme en het Christendom gevergd om een juiste kijk op de persoon in het daglicht te stellen. Het

is hoog tijd dat wij ons te weer stellen tegen de robotisering van de menselijke geest. Een mens duurt

inderdaad langer dan een pover mensenleven: l’homme dépasse infiniment l’homme (Pascal).

Hoog tijd om ons ook daarover eens te bezinnen.

Het land dat als eerste oog heeft voor de nieuwe werkelijkheid en dat zich daaraan aanpast en er naar

handelt, wacht een grootse toekomst.

Zoals een Niccolo Pisano de dageraad van de Renaissance in de beeldende kunst aankondigde, zo zal dit

land dan de dageraad van een nieuw Europa aankondigen!

Wat brengt ons 2013?

Wel, onze Werkgemeenschap zet gewoon haar werk voort.

Wij zijn in elk geval van plan om in de loop van volgend jaar twee essays van onze medewerker

Maurits Cailliau te brengen.

Vooreerst een heruitgave van zijn essay

“Het Walenland en de Nederlanden”

(want reeds vroeger in Delta gepubliceerd)

en verder het essay

“De krachtlijnen in het politieke denken van Joris van Severen en Louis Gueuning”

U blijft toch tot onze trouwe lezers behoren?

PLUS EST EN VOUS

Page 3: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 3

Feiten en Beschouwingen

OMTRENT DE ZOGENAAMDE IDENTITEITSPROBLEMATIEK

In het artikel “Complexiteit Belgische identiteitsproblematiek” (Civis Mundi, 31.10.12) poogt Wim

Couwenberg een kanttekening te plaatsen bij “respectievelijk de identiteit van de Waalse [sic] en Vlaamse

gemeenschap en die van België”. Elders heeft de auteur het over de “cultuurgemeenschappen” waaruit

België zou bestaan. Welnu, volgens de Grondwet bestaat België uit drie gewesten en drie

gemeenschappen1. In het verhaal van de auteur wordt nochtans met geen woord gerept over het Brussels

gewest of over de Duitstalige gemeenschap, laat staan over de provincies of de steden. Anders gezegd, de

auteur bekijkt België door een taalnationalistische bril, waarbij België bestaat uit twee blokken: “een

Vlaanderen” en “een Wallonië”, die elk een eigen en verschillende identiteit zouden hebben. Het begrip

identiteit wordt in de tekst evenwel niet operationeel gemaakt, wat problematisch is.

Uit de tekst van de auteur blijkt dat voor hem de notie “identiteit” samenvalt” met het “nationaal” of zelfs met

het nationalistisch bewustzijn, kortom met de vermeende gedeelde cultuur van deze of gene natie. Volgens

ons is cultuur – en dus identiteit – veel complexer. Ze is een grote piramide met aan de top de menselijke

beschavingscultuur die zich vertakt in onder andere de Westerse cultuur, dan bijv. de Europese cultuur,

dan bijv. de Bourgondisch/Heelnederlandse cultuur, dan bijv. de Belgische cultuur, dan bijvoorbeeld de

Nederlandstalige cultuur van België, dan bijv. de Vlaamse, Limburgse of Brabantse cultuur en dan weer

bijv. de Brusselse, Mechelse of Kampenhoutse cultuur. In elke cultuur en subcultuur zijn er bovendien dan

nog eens evenwijdige strata van cultuur in bepaalde sectoren: de bedrijfscultuur, de mannencultuur, de

literatuur, de cinema, de bejaardencultuur etc. Voor nationalisten echter bestaat er één enkele cultuur die

de bakermat is waarop politieke besluitvorming gegrond is: de eigen cultuur in de enge zin, afgebakend

door religie, geschiedenis of – in België – door taal. Dit denken vertaalt zich anamorf in de politieke

besluitvormingsstructuren, in de eigen parlementen en partijen, maar ook in het gangbare vocabularium.

“Vergeleken met de Nederlandse identiteitsproblematiek is die in België nog heel wat complexer”, stelt de

auteur. Als bewijs daarvoor haalt hij de woorden aan van een Nederlandse oud-ambassadeur: “Voor

Nederlanders is België dan ook een moeilijk te doorgronden land”. Spreekt de ambassadeur hier over de

complexe Belgische staatsstructuur? In dat geval heeft hij uiteraard gelijk: die is ook voor de Belgen zélf

moeilijk te doorgronden. Of heeft hij het over de identiteit van de Belgen? Welnu, onlangs verklaarde de

Amerikaanse ambassadeur Howard Gutman dat België “één van de meest verenigde landen ter wereld”

is2.

Couwenberg ‘analyseert’ vervolgens de “Waalse” identiteit. We leren eruit dat de Walen zich vooral Belg

voelen en dat dit gevoelen (ook) gekoppeld is aan materiële motieven: Wallonië zou immers het meest

gebaat zijn bij de handhaving van België, “alleen al vanwege de jaarlijkse financiële transfers van zo’n 10

miljard euro van Vlaanderen naar Wallonië”. Deze stelling is erg vreemd: in het virtueel failliete Catalonië is

1 De term “cultuurgemeenschappen” ontstond tussen 1970 en 1980.

2 Zie Reyers-Laat, VRT d.d. 7 november 2012.

Page 4: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 4

de onafhankelijkheidsbeweging nog nooit zo sterk geweest3. Ook Schotland is grotendeels afhankelijk van

Engeland voor zijn welvaart en nochtans bestaat daar ook een sterke separatistische stroming.

Volgens de auteur kent Wallonië sinds de 19e eeuw wel een Waalse beweging. Die zou een eigen Waalse

identiteit cultiveren. Maar die “Waalse” beweging is in Vlaanderen ontstaan en werd gedragen door de

Franstalige burgerij die zich verzette tegen de (gerechtvaardigde) Vlaamse eisen en meerbepaald tegen de

taalwetten.

Pas veel later, namelijk na de Tweede Wereldoorlog, verkreeg deze beweging een regionalistische vleugel.

Maar die heeft niets te maken met waarden die ontleend zouden zijn aan Frankrijk en aan de Franse

Revolutie, zoals de auteur volhoudt. De volksmenner André Renard heeft er zich wel van bediend ter

rechtvaardiging van zijn sociale eisen.

Er bestaat wel een niet-politieke Waalse taalbeweging – de auteur schijnt zich daarvan niet eens bewust te

zijn - maar die steunt niet op de Franse cultuur, nog minder op de Franse Revolutie, integendeel!

Waarmede wij niet willen zeggen dat er geen Walen zouden geweest zijn die streefden naar een

toenadering tot, zelfs een annexatie door Frankrijk, zoals J. Destrée en H. Debrouckère (overigens een

verfranste Vlaming). Maar deze “rattachisten” (overigens een totaal verkeerde term) waren altijd een

minuscule minderheid.

Het probleem met hele verhaal van Couwenberg is dat de auteur voortdurend vertrekt van niet-bewezen

veronderstellingen. Hierboven werden er reeds enkele beschreven en weerlegd. De auteur stelt voorts dat

Walen – i.t.t. Vlamingen – “Nederlanders als echte vreemdelingen [zien] die heel anders zijn dan zij”. Welk

onderzoek moet deze boude bewering staven?

Diametraal tegenover de zwakke Waalse identiteit plaatst Couwenberg een sterk Vlaams bewustzijn, dat

zou ontstaan zijn door de “strijd” tegen de “Franstalige overheersing”. De auteur doet hier de Franse

eentaligheid in het leger, het centrale bestuur en het hoger onderwijs alsook de dominantie van de

verfranste burgerij – ook in Vlaanderen – af als een overheersing. Dat is een schromelijke overdrijving:

België was in 1830 het meest liberale land ter wereld. Toestanden die in de 19de eeuw bestonden hebben

niet van de Vlamingen separatistische Vlaams-nationalisten gemaakt (het aantal separatisten in het

noorden van België bedraagt ca. 15%) Bovendien is aan de formele predominantie van de Franse taal al

vanaf 1873 d.m.v. opeenvolgende taalwetten een einde gesteld.

Die Vlaamse identiteit zou ook steunen op een eigen staatkundige structuur, eigen partijen, een Vlaamse

publieke opinie en een Vlaamse verankering van het bedrijfsleven. Over die “verankering” van het Vlaamse

bedrijfsleven, kunnen de werknemers van de auto-industrie in het noorden van België wel wat zeggen...!

Tal van Vlaamse bedrijven worden overigens (en jammer genoeg) geleid vanuit vreemde hoofdkwartieren.

Meer ten gronde reduceert de auteur hier het democratische concept tot een soort etnocratie. De auteur

schildert Vlaanderen af als een homogene entiteit, maar vergeet dat het noorden van België – net als het

zuiden –

(1) hyperdivers is (soms wonen er meer dan honderd nationaliteiten in één stad);

3 Eind augustus 2012 moest Catalonië aan de Spaanse overheid om 5 miljard euro steun vragen. Catalonië kampt immers met de

grootste schuldenlast van alle autonome Spaanse regio's en kan geen geld meer lenen op de markten. De steun moet komen uit

een fonds dat Spanje heeft opgezet om noodlijdende delen van het land te helpen.

Page 5: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 5

(2) dat het Vlaams gewest enkel bestaat binnen en door het Belgisch wettelijk kader;

(3) dat België een staat is met een grondwet, een politie, een regering, een parlement enz. die lid is van

meerdere internationale instellingen;

(4) dat vele acties, organisaties en solidariteitsbetuigingen in België taalgrensoverschrijdend zijn;

(5) dat het kiesgedrag nooit een “identiteit” schraagt. Nochtans schrijft Couwenberg: “ in Vlaanderen wordt

de politieke koers meer bepaald en gekleurd door meer conservatief-liberale en Vlaams-nationalistische, in

Wallonië door links-socialistische oriëntaties”. Beieren stemt nochtans ook – over het algemeen – rechtser

dan de rest van Duitsland; de ex-DDR linkser. Nochtans is er in Duitsland geen taalgrens. En laat het nu

net die taalgrens zijn die de auteur als ultieme verklaringsgrond ziet voor een verschillend kiesgedrag.

Het Nederlands zou het fundament zijn van die Vlaamse identiteit, schrijft Couwenberg. Maar hoe verzoent

hij die stelling met de opmars van de “tussentaal”, waarop hijzelf wijst?

Als tegenstanders van die vermeende Vlaamse identiteit ziet de auteur linkse en “neo-belgicistische”

intellectuelen. Die fraseologie is rechtstreeks ontleend aan het separatistische discours, waarin

“belgicistisch” en “links” op één hoopje worden gegooid.

Voor de auteur is het duidelijk dat men zich best niet tegen taalnationalisme verzet. Daarvoor citeert hij de linkse rechtsfilosoof Koen Raes: “Men kan echter niet straffeloos culturele identiteiten negeren in een kosmopolitisch vertoog van liberale of socialistische signatuur, waarin zij weggedrukt raken door hetzij de werking van de markt, hetzij de internationale klassensolidariteit”.

Het valt ons op dat volgens Raes de “culturele identiteit” blijkbaar “gewoon” bestaat en niet door mensen geconstrueerd is, terwijl het liberalisme, socialisme en het kosmopolitisme ideologieën zijn. Nochtans is ook het nationalisme een ideologie en wel één die evenveel slachtoffers heeft gemaakt als het extreme kapitalisme of het radicale internationalisme.

De Belgische identiteit is voor de auteur een van bovenaf – lees: door de Belgische Franstalige elite – uitgewerkte “constructie”. Henri Pirenne is in dat verhaal de ultieme exponent van deze “opgelegde” identiteit. De auteur schijnt niet echt de these van de Belgische historicus te begrijpen.

Zo schrijft Couwenberg: “In de constructie van die Belgische identiteit speelde de Belgische historicus

Henry [sic] Pirenne met zijn grote werk Histoire de Belgique [...] en zijn daarin opgerichte idool, l’âme belge

die Frans spreekt en denkt, een cruciale rol.” Nochtans is de stelling van Pirenne dat de Belgische natie

een uitloper is van de middeleeuwse symbiose tussen de vorstendommen in onze streken, die culmineerde

in de stichting van een Bourgondische staat in de 15de eeuw. Volgens Pirenne is België een door de

eeuwen heen gegroeide twee- en zelfs meertalige natie waarin de Latijnse en Germaanse cultuur een

synthese vinden. Die natie is voor Pirenne beslist niét eentalig: “de Belgische beschaving [is] internationaal

[...] in haar grond, is zij slechts de uitdrukking of, zo men wil, de versmelting van [...] allerlei invloed,

waaraan het land onderworpen is op dit gevoelig punt van Europa, dat het inneemt”4. Welnu, die these

schrijft de auteur toe aan de nieuwe lichting “belgicistische Vlaamse intellectuelen”.

Wij hebben stellig de indruk dat de auteur een nogal warrig geschrift heeft opgesteld, waarin hij op een

bepaald punt zelfs stelt dat een gemeenschappelijke Belgische geschiedschrijving onmogelijk zou zijn. Wat

4 H. PIRENNE, Geschiedenis van België. Deel 7. Van de omwenteling van 1830 tot den oorlog van 1914, Gent, 1933, p. 409.

Page 6: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 6

dan met al die tweetalige geschiedkundige tijdschriften?5 Vanaf 2005 werkten Nederlandstalige en

Franstalige auteurs zelfs samen aan een knappe driedelige Nieuwe Geschiedenis van België...

Tenslotte lijken ons de kunstmatig en systematisch opgedreven “Vlaams”-“Waalse” tegenstellingen waarbij

de mens gereduceerd wordt tot zijn toevallige moedertaal te getuigen van een ernstig beschavingsdeficit.

Het bevorderen van de eenheid van België, en voor ons vooral van de Benelux en Europa, is geen

wereldvreemd streven van wereldvreemde linkse wereldverbeteraars, maar een nobel en noodzakelijk doel

in een geglobaliseerde wereld die snakt naar eenheid.

Een nagel die brak en een hoefijzer ging verloren;

Hoefijzer verloren, paard verloren;

Paard verloren, ruiter verloren;

Ruiter verloren, slag verloren;

Slag verloren, vaderland verloren;

En dat alles omwille van één nagel die brak!

Die nagel: het aanvaarden van de dualiteit van België

In Memoriam Henry Bauchau.

Wij denken dat slechts weinigen in de Nederlandstalige Nederlanden de naam Henry Bauchau iets zal

zeggen. Nochtans heeft hij in het interbellum een niet onbelangrijke rol gespeeld in de pogingen tot

politieke en ethische vernieuwing van het intellectuele leven.

Wij danken dan ook de heer Robert Steuckers dat hij bij het overlijden van deze hoogbejaarde man een

herdenkingsartikel voor ons heeft willen schrijven.

Wij raden de lectuur – en de overweging! – van harte aan. Ook en vooral aan de jongere generatie.

Hommage à Henry Bauchau

Né à Malines en 1913, issu d’une vieille famille du Namurois, l’écrivain et poète belge Henry Bauchau vient de décéder, le 21 septembre dernier, à l’âge respectable de 99 ans. Qui a-t-il été? Dans les années 30, Henry Bauchau a milité dans tous les cercles intellectuels non conformistes catholiques de Belgique romane, qui entendaient répondre aux défis du communisme et des autres totalitairismes tout en embrayant sur les désirs de justice sociale des jeunes générations. Cet ensemble de cercles cherchait à

5 Zo onder andere het Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis – Revue Belge d’ Histoire et de Philologie en het

Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis – Revue Belge d’Histoire Contemporaine.

Page 7: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 7

actualiser le discours de la “Jeune Droite” de Henry Carton de Wiart, née, comme le mouvement “daensiste” d’Alost, dans le sillage de l’encyclique papale “Rerum Novarum”. Cette “Jeune Droite” d’avant 1914 avait le souci traditionnel de l’éthique –le catholique doit demeurer inébranlable face au mal et au péché— mais n’était nullement anti-sociale, à l’instar des catholiques libéraux autour de Charles Woeste, car l’injustice est tout à la fois manifestation du mal et du péché; cette “Jeune Droite” n’est donc pas détachée des souffrances du menu peuple, également défendu par le Père Daens.

Dès le début des années 30, en août 1931 pour être exact, l’épiscopat et la direction cléricale de

l’Université de Louvain, décident d’organiser un colloque où Léopold Levaux (disciple et exégète de Léon

Bloy), le Recteur Magnifique Monseigneur Ladeuze, l’Abbé Jacques Leclercq (dont l’itinéraire intellectuel

était parti des rénovateurs-modernisateurs du catholicisme, tels Jacques Maritain et Emmanuel Mounier,

pour aboutir à une sorte de catho-communisme après 1945, avec l’apparition sur le théâtre de la politique

belge d’un mouvement comme l’UDB qui restera éphémère) et... Léon Degrelle. On le voit: dès août 1931,

le catholicisme belge va osciller entre diverses interprétations de son message éthique et social, entre

“gauche” et “droite”, selon le principe de la “coïncidentia oppositorum” (chère à un Carl Schmitt en

Allemagne). Dans le cadre de ces activités multiples, Bauchau se liera d’amitié à Raymond De Becker,

celui que l’on nomme aujourd’hui, en le tirant de l’oubli, l’ “électron libre”, l’homme-orchestre qui,

bouillonnant, va tenter de concilier toutes les innovations idéologiques, réclamant la justice sociale, qui

émergeront dans les années 30. Quand De Man lance son idée planiste et critique le matérialisme

outrancier des sociales-démocraties belge et allemande, De Becker, lié à Maritain et au mouvement

“Esprit” de Mounier, cherchera à faire vivre une synthèse entre néo-socialisme (demaniste) et tradition

catholique rénovée, où l’accent sera mis sur la mystique et l’ascèse plutôt que sur les bondieuseries

superficielles et l’obéissance perinde ac cadaver du cléricalisme disciplinaire. Cet humaniste personnaliste,

que fut De Becker, a cru que le bonheur arrivait enfin dans le royaume quand les catholiques ont formé une

coalition avec les socialistes (où De Man était la figure de proue intellectuelle). Pour De Becker, et pour

Bauchau dans son sillage, les éléments jeunes, qui cherchaient cette synthèse et voulaient jeter aux orties

les scories du régime vieilli, aspiraient à un “ordre nouveau” (titre d’une brochure de De Becker dont la

couverture a été illustrée par Hergé), un ordre qui ne serait pas une nouveauté radicale, respect des

traditions morales oblige, mais une synthèse innovante qui unirait ce qu’il y a de meilleur dans les partis

établis, débarrassés de leurs tares, héritage du “vieux monde” libéral, du “stupide 19ème siècle” selon

Léon Daudet. Mais l’émergence du mouvement Rex de Degrelle déforce les catholiques dans le nouveau

binôme politique formé avec les socialistes de Spaak et de De Man. L’Etat organique des forces jeunes,

catholiques et néo-socialistes, n’advient donc pas. La guerre, plus que l’aventure rexiste, va briser la

cohésion que ces milieux bouillonnants où De Becker jouait un rôle prépondérant. Disons-le une bonne fois

pour toutes: c’est cette “déchirure” au sein des mouvements catholiques personnalistes et droitistes qui a

envenimé définitivement la “question belge”, jusqu’à la crise de 2007-2011. Dans l’espace culturel flamand,

la crise éthico-identitaire s’est déployée selon un autre rythme (plutôt plus lent) mais, inexorablement, avec

les bouleversements dans les mentalités qu’a apporté mai 68, une mutation quasi anthropologique qui a

notamment suscité les admonestations du nationaliste ex-expressionniste Wies Moens, alors professeur à

Geelen dans le Limbourg néerlandais, le déclin éthique n’a pas pu être enrayé par un mouvement

conservateur, “katéchonique”. Ni en Flandre ni a fortiori en Wallonie.

Avec la défaite de 1940, ce mouvement à facettes multiples va se disperser et, surtout, va être tiraillé entre

l’“option belge” (la “politique de présence”), la collaboration, la résistance (royaliste) et l’engouement, dès

les déboires de l’Axe en Afrique et en Russie, de certains anciens personnalistes (De Becker excepté) qui

vireront au catho-communisme dès la fin de l’occupation allemande. Bauchau oscillera de l’option belge à

Page 8: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 8

la résistance royaliste (Armée Secrète). De Becker voudra une collaboration dans le cadre strict de la

“politique de présence”. Degrelle jouera la carte collaborationniste à fond. Les adeptes de l’Abbé Leclercq

opteront pour l’orientation personnaliste de Maritain et Mounier et chercheront un modus vivendi avec les

forces de gauches, communistes compris.

Bauchau, dès le début de l’occupation, tentera de mettre sur pied un “Service du Travail Volontaire pour la

Wallonie”, qui avait aussi un équivalent flamand. Ce Service devait aider à effacer du pays les traces de

toutes les destructions laissées par la campagne des Dix-Huit Jours. Les Volontaires wallons aideront les

populations sinistrées, notamment lors de l’explosion d’une usine chimique à Tessenderloo ou suite au

bombardement américain du quartier de l’Avenue de la Couronne à Etterbeek. Il avait aussi pour ambition

tacite de soustraire des jeunes gens au travail obligatoire en Allemagne. Les tiraillements d’avant juin 1940,

entre catholiques personnalistes d’orientations diverses, favorables soit à Rex soit à un “Ordre Nouveau” à

construire avec les jeunes catholiques et socialistes (demanistes), vont se répercuter dans la collaboration,

première phase. De Becker refusera toute hégémonie rexiste sur la partie romane du pays. Il oeuvrera à

l’émergence d’un “parti unique des provinces romanes”, qui ne recevra pas l’approbation de l’occupant et

essuiera les moqueries (et les menaces) de Degrelle. La situation tendue de cette année 1942 nous est fort

bien expliquée par l’historien britannique Martin Conway (in: Collaboration in Belgium, Léon Degrelle and

the Rexist Movement, Yale University Press, 1993) (1). La fin de non recevoir essuyée par De Becker et

ses alliés de la collaboration à option belge et le blanc-seing accordé par l’occupant aux rexistes va

provoquer la rupture. Bauchau avait certes marqué son adhésion à la constitution du “parti unique des

provinces romanes”, mais le remplacement rapide des cadres de son SVTW par des militants rexistes

entraîne sa démission et son glissement progressif vers la résistance royaliste. De Becker lui-même finira

par démissionner, y compris de son poste de rédacteur en chef du “Soir”, arguant que les chances de l’Axe

étaient désormais nulles depuis l’éviction de Mussolini par le Grand Conseil Fasciste pendant l’été 1943.

Bauchau participe aux combats de la résistance dans la région de Brumagne (près de Namur), y est

blessé. Mais, malgré cet engagement, il doit rendre des comptes à l’auditorat militaire, pour sa participation

au SVTW et surtout, probablement, pour avoir signé le manifeste de fondation du “parti unique (avorté) des

provinces romanes”. Il échappe à tout jugement mais est rétrogradé: de Lieutenant, il passe sergeant. Il en

est terriblement meurtri. Sa patrie, qu’il a toujours voulu servir, le dégoûte. Il s’installe à Paris dès 1946.

Mais cet exil, bien que captivant sur le plan intellectuel puisque Bauchau est éditeur dans la capitale

française, est néanmoins marqué par le désarroi: c’est une déchirure, un sentiment inaccepté de

culpabilité, un tiraillement constant entre les sentiments paradoxaux (l’oxymore dit-on aujourd’hui) d’avoir

fait son devoir en toute loyauté et d’avoir, malgré cela, été considéré comme un “traître”, voire, au mieux,

comme un “demi-traître”, dont on se passera dorénavant des services, que l’on réduira au silence et à ne

plus être qu’une sorte de citoyen de seconde zone, dont on ne reconnaîtra pas la valeur intrinsèque. A ce

malaise tenace, Bauchau échappera en suivant un traitement psychanalytique chez Blanche Reverchon-

Jouve. Celle-ci, d’inspiration jungienne, lui fera prendre conscience de sa personnalité vraie: sa vocation

n’était pas de faire de la politique, de devenir un chef au sens où on l’entendait dans les années 30, mais

d’écrire. Seules l’écriture et la poésie lui feront surmonter cette “déchirure”, qu’il lui faudra accepter et en

laquelle, disait la psychanalyste française, il devra en permanence se situer pour produire son oeuvre: ce

sont les sentiments de “déchirure” qui font l’excellence de l’écrivain et non pas les “certitudes” impavides

de l’homme politisé.

Page 9: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 9

En 1951, après avoir oeuvré sans relâche à la libération de son ami Raymond De Becker, qu’il

n’abandonnera jamais, Bauchau s’installe en Suisse à Gstaad où il crée un Institut, l’Institut Montesano, un

collège pour jeunes filles (surtout américaines). Il y enseignera la littérature et l’histoire de l’art, comme il

l’avait fait, avant-guerre, dans une “université” parallèle qui dispensait ses cours dans les locaux de l’Institut

Saint-Louis de Bruxelles ou dans un local de la rue des Deux-Eglises à Saint-Josse et à laquelle participait

également le philosophe liégeois Marcel De Corte. Son oeuvre littéraire ne démarrera qu’en 1958, avec la

publication d’un premier recueil de poésie, intitulé Géologie. En 1972, sort un roman qui obtiendra le “Prix

Franz Hellens” à Bruxelles et le “Prix d’honneur” à Paris. Ce roman a pour toile de fond la Guerre de

Sécession aux Etats-Unis, période de l’histoire qui avait toujours fasciné son père, décédé en 1951. Dans

son roman, Bauchau fait de son père un volontaire dans le camp nordiste qui prend la tête d’un régiment

composé d’Afro-Américains cherchant l’émancipation.

En 1973, l’Institut Montesano ferme ses portes: la crise du dollar ne permettant plus aux familles

américaines fortunées d’envoyer en Suisse des jeunes filles désirant s’immerger dans la culture

européenne traditionnelle. A cette même époque, comme beaucoup d’anciennes figures de la droite à

connotations personnalistes, Bauchau subit une tentation maoïste, une sorte de tropisme chinois (comme

Hergé!) qui va bien au-delà des travestissements marxistes que prenait la Chine des années 50, 60 et 70.

Notre auteur s’attèle alors à la rédaction d’une biographie du leader révolutionnaire chinois, Mao Tse-

Toung, qu’il n’achèvera qu’en 1980, quand les engouements pour le “Grand Timonnier” n’étaient déjà plus

qu’un souvenir (voire un objet de moquerie, comme dans les caricatures d’un humoriste flamboyant comme

Lauzier).

Bauchau quitte la Suisse en 1975 et s’installe à Paris, comme psychothérapeute dans un hôpital pour

adolescents en difficulté. Il enseigne à l’Université de Paris VII sur les rapports art/psychanalyse. En 1990,

il publie Oedipe sur la route, roman situé dans l’antiquité grecque, axé sur la mythologie et donc aussi sur

l’inconscient que les mythes recouvrent et que la psychanalyse jungienne cherche à percer. La publication

de ce roman lui vaut une réhabilitation définitive en Belgique: il est élu à l’Académie Royale de Langue et

de Littérature Française du royaume. Plus tard, son roman Antigone lui permet de s’immerger encore

davantage dans notre héritage mythologique grec, source de notre psychè profonde, explication imagée de

nos tourments ataviques.

Bauchau est également un mémorialiste de premier plan, que nous pourrions comparer à Ernst Jünger

(qu’il cite assez souvent). Les journaux de Bauchau permettent effectivement de suivre à la trace le

cheminement mental et intellectuel de l’auteur: en les lisant, on perçoit de plus en plus une immersion dans

les mystiques médiévales —et il cite alors fort souvent Maître Eckart— et dans les sagesses de l’Orient,

surtout chinois. On perçoit également en filigrane une lecture attentive de l’oeuvre de Martin Heidegger. Ce

passage, à l’âge mûr, de la frénésie politique (politicienne?) à l’approfondissement mystique est un

parallèle de plus à signaler entre le Wallon belge Bauchau et l’Allemand Jünger.

L’an passé, Bauchau, à 98 ans, a sorti un recueil poignant de souvenirs, intitulé L’enfant rieur. Dans cet

ouvrage, il nous replonge dans les années 30, avec l’histoire de son service militaire dans la cavalerie,

avec les tribulations de son premier mariage (qui échouera) et surtout les souvenirs de “Raymond” qu’il

Page 10: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 10

n’abandonnera pas, sans oublier les mésaventures du mobilisé Bauchau lors de la campagne des Dix-Huit

Jours. Bauchau promettait une suite à ces souvenirs de jeunesse, si la vie lui permettait encore de voir une

seule fois tomber les feuilles... Il est mort le jour de l’équinoxe d’automne 2012. Il n’a pas vu les feuilles

tomber, comme il le souhaitait, mais le manuscrit, même inachevé, sera sûrement confié à son éditeur,

“Actes Sud”.

Bauchau n’est plus un “réprouvé”, comme il l’a longtemps pensé avec grande amertume. Un institut

s’occupe de gérer son oeuvre à Louvain-la-Neuve. Les “Archives & Musée de la Littérature” de la

Bibliothèque Royale recueille , sous la houlette de son exégète et traductrice allemande Anne Neuschäfer

(université d’Aix-la-Chapelle), tous les documents qui le concerne (http://aml.cfwb.be/bauchau/html/ ). A

Louvain-la-Neuve, Myriam Watthée-Delmotte se décarcasse sans arrêt pour faire connaître l’oeuvre dans

son intégralité, sans occulter les années 30 ni l’effervescence intellecutelle et politique de ces années

décisives.

Et en effet, il faudra immanquablement se replonger dans les vicissitudes de cette époque; le Prof. Jean

Vanwelkenhuizen avait déjà sorti un livre admirable sur l’année 1936, montrant que les jugements à

l’emporte-pièce sur la politique de neutralité, sur l’émergence du rexisme, sur la guerre d’Espagne et sur le

Front Populaire français, n’étaient plus de mise. Cécile Vanderpelen-Diagre, dans Ecrire en Belgique sous

le regard de Dieu, avait, à l’ULB, dressé un panorama général de l’univers intellectuel catholique de 1890 à

1945. Jean-François Fuëg (ULB), pour sa part, nous narre l’histoire du mouvement anarchisant autour de

la revue et du cercle “Le Rouge et Noir” de Bruxelles, où l’on s’aperçoit que l’enthousiasme pour la

politique de neutralité de Léopold III n’a pas été la marque d’une certaine droite conservatrice (autour de

Robert Poulet) mais a eu des partisans à gauche. Enfin, Eva Schandevyl (VUB) nous dresse un portrait

des gauches belges de 1918 à 1956, où elle ne fait nullement l’impasse sur le formidable espoir que les

idées de De Man avait suscité dans les années 30. Mieux: les Facultés Universitaires Saint-Louis ont

consacré en avril dernier un colloque à la mémoire de Raymond De Becker, initiative en rupture avec les

poncifs dominants qui avait fait hurler de fureur un plumitif lié aux “rattachistes wallingants”.

Le chantier est ouvert. Comprendre l’oeuvre de Bauchau, mais aussi la trajectoire post bellum de De

Becker et d’Hergé, est impossible sans revenir aux sources, donc aux années 30. Mais un retour qui doit

s’opérer sans les oeillères habituelles, sans les schématismes nés des hyper-simplifications staliniennes et

libérales, pour lesquelles les actions etl es pensées du “zoon politikon” doivent se réduire à quelques

slogans simplistes que Big Brother manipule et transforme au gré des circonstances.

Robert Steuckers.

(Forest-Flotzenberg, 26 octobre 2012).

(1) Nederlandse vertaling “Collaboratie in België – Léon Degrelle en het Rexisme 1940-1944”, Globe, Groot-Bijgaarden, 1994.

Page 11: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 11

Korte Nederlandse samenvatting.

Op 21 september jl. overleed de Belgische schrijver en dichter Henry Bauchau op de eerbiedwaardige leeftijd van 99 jaar. Wie was deze man? In de jaren 30 van de voorbije eeuw was Bauchau een militant in intellectuele en non-conformistische katholieke kringen in Romaans-België. Men zocht er naar een antwoord op de bedreigingen van het totalitarisme. Deze sociaal-voelende kringen werden geïnspireerd door het discours van “Jeune Droite” en de Daensistische beweging, die beiden hun oorsprong vonden in de encycliek Rerum Novarum. Vanaf het begin van de jaren 1930, schommelde het Belgisch katholicisme tussen verschillende interpretaties van haar ethisch verhaal en tussen “links” en “rechts”. In het kader van zijn vele activiteiten, maakte Bauchau kennis met Raymond De Becker, met wie hij bevriend werd. Die laatste streed voor sociale rechtvaardigheid en poogde alle ideologische vernieuwingen te synthetiseren. Wanneer Hendrik De Man een planeconomie naar voren schoof en het buitensporige sociaal-democratische materialisme bekritiseerde, probeerde De Becker een synthese te vinden tussen het “neo-socialisme” en een hernieuwde katholieke traditie. Daarvoor probeerde hij een alliantie te zoeken tussen katholieken en socialisten. De Becker en, in zijn kielzog, Bauchau willen een “nieuwe orde”, maar geen radicale vernieuwing, wel een nieuwe synthese, met respect voor morele tradities. De opkomst van het rexisme en, meer nog, de oorlog maakten een einde aan deze nieuwe ideologische opbouw.

Na de nederlaag van 1940, verbrokkelde de beweging tussen de “aanwezigheidspolitiek” (al dan niet met

collaboratie, zoals bij De Becker, tot 1943 hoofdredacteur van de “gestolen” Le Soir), de (radicale)

collaboratie (Degrelle) en het (royalistische) verzet. In die laatste richting evolueerde Bauchau. Vanaf het

begin van de bezetting, probeerde hij de “Service du Travail Volontaire pour la Wallonie” (STVW) op touw

te zetten. Deze organisatie wou het puin dat de Achttiendaagse Veldtocht achterliet ruimen en zou ook de

bevolking helpen (bijv. na een Amerikaans bombardement in Etterbeek). Maar er was nog een doel: jonge

mensen wegtrekken aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Ondertussen ijverde De Becker voor een

“eenheidspartij voor de Romaanse provincies”. Die kreeg niet de goedkeuring van de bezetter, en stuitte op

het verzet van Rex. Bauchau was zeker de eenheidspartij genegen, ondertekende zelfs het

oprichtingsmanifest, maar wanneer de kaders van zijn STVW door rexistische militanten vervangen

werden, evolueerde hij in de richting van het royalistische verzet. Ondanks zijn activiteiten bij het verzet,

moest Bauchau na de oorlog rekenschap afleggen voor zijn samenwerking met De Becker en voor zijn

medewerking aan de STVW. Hij werd niet veroordeeld, maar gedegradeerd (van luitenant tot sergeant).

Bauchau walgde nu van het vaderland dat hij steeds had wilen dienen en ging in 1946 in ballingschap te

Parijs. Hij was verward: was hij niet steeds loyaal geweest? Waarom dan, werd hij nu als een

tweederangsburger, ja een verrader behandeld? Een antwoord vond hij na een psycho-analytische

behandeling bij Blanche Reverchon-Jouve. Hij werd zich ervan bewust dat zijn roeping nooit was om aan

politiek te doen, maar wel om te schrijven. In 1951 vestigde hij zich in Zwitserland, waar hij het instituut

Montesano, een college voor jonge (vooral Amerikaanse) meisjes oprichtte (in 1973 sloot het college,

volgend op de dollarcrisis). Hij doceerde er literatuur en kunstgeschiedenis. In 1958 begon hij met zijn

literair oeuvre, in 1972 publiceerde hij een met prijzen bekroonde roman over een noordelijke

oorlogsvrijwilliger tijdens de Amerikaanse burgeroorlog die zich aan het hoofd zette van een regiment Afro-

Amerikanen dat emancipatie wou.

Page 12: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 12

Omtrent dat tijdstip maakt de maoïstische verleiding zich meester van Bauchau. Hij begon te schrijven aan

een boek over de Chinese revolutionaire leider Mao-Tse-Tung, dat pas in 1980 afgewerkt werd. Op dat

moment had Bauchau al vijf jaar Zwitserland voor Parijs ingeruild, waar hij aan de universiteit de

verhoudingen tussen kunst en psycho-analyse doceerde. In de lijn daarvan verscheen in 1990 Oedipe sur

la route, een roman die zich afspeelt in de Griekse Oudheid en gaat over het onbewuste element in de

mythologie dat de psycho-analyse van Jung probeert bloot te leggen. Deze roman zorgde voor zijn

definitieve rehabilitatie in België (hij werd verkozen in de Koninklijke Academie van Franse Taal en

Literatuur). Bauchau was eveneens een memorialist: wie hem leest ziet meer en meer een onderdompeling

van de auteur in de middeleeuwse mystiek, in oosterse wijsheden, dit alles beïnvloed door Martin

Heidegger.

Verleden jaar gaf Bauchau nog een bundel herinneringen uit, L’Enfant rieur getiteld. Daarin keerde hij terug

naar de dertiger jaren, met de geschiedenis van zijn militaire dienst in de cavalerie, de moeilijkheden van

zijn eerste spaakgelopen huwelijk en vooral de herinneringen aan Raymond De Becker, die hij nooit

verloochend heeft. Bauchau wou nog een vervolg uitbrengen als hij nog eenmaal de bladeren zag vallen...

Bauchau is vandaag geen “verschoppeling” meer: een instituut in Louvain-La-Neuve beheert zijn werk en

de Koninklijke Bibliotheek draagt zorg voor alle documenten met betrekking tot Bauchau

(http://aml.cfwb.be/bauchau/html/ ). De hierboven aangesneden thema’s blijven beroeren: Prof. Jean

Vanwelkenhuizen schreef al een bewonderenswaardig boek over het jaar 1936 en Cécile Vanderpelen-

Diagre heeft in Ecrire en Belgique sous le regard de Dieu, (ULB) een panoramisch overzicht geschetst van

het katholieke universum tussen 1890 tot 1945. Jean-François Fuëg (ULB) schreef dan weer een

geschiedenis van de anarchistische beweging rondom het Brusselse blad en de kring “Le Rouge et Noir”.

Daaruit leren we dat er enthousiasme bestond voor de neutraliteitspolitiek van Leopold III bij linkse

aanhangers. Eva Schandevyl (VUB) heeft een portret van de linkse stroming in België (1918-1956)

geschreven, waarin zij het formidabele enthousiasme voor de ideeën van De Man in de jaren 1930

beklemtoont. Vorig jaar nog hebben de Facultés Universitaires Saint-Louis een colloquium aan de

nagedachtenis van Raymond De Becker gewijd.

Het veld ligt braak. Het werk van Bauchau, maar ook het post bellum-traject van De Becker en Hergé

begrijpen, is onmogelijk zonder terug te keren naar de bron van de jaren 1930. Maar dat moet gebeuren

zonder vooroordelen, zonder schemas, geboren uit stalinistische en liberale hyper-simplificaties, voor wie

de acties en de gedachten van de “zoön politikon” zich moeten beperken tot enkele simplistische slogans

die Big Brother al naar gelang de omstandigheden manipuleert en verandert.

B.Y.

“… et alors, nous tiendrons dans une main de fer la clef de l’Europe”

Joris van Severen

Page 13: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 13

De Rijksgedachte.

Vrijheid en confederalisme

Confederalisme wordt in België in een zeer specifieke betekenis gebruikt als een verzwakte vorm van

federalisme. In het algemeen betekent confederalisme voor mij dat men niet zijn soevereiniteit, dus niet zijn

vrijheid, opgeeft wanneer men een band met anderen aangaat. Dat kan zowel gelden voor individuen als

voor verenigingen en uiteraard ook voor gemeenten en landen.

Wie lid wordt van een vereniging houdt rekening met de regels van de vereniging maar kan nog altijd neen

zeggen en er desnoods weer uitstappen. Dat is niet meer zo bij een sekte die het leven van de volgelingen

volledig gaat domineren. Ook het moderne huwelijk is om zo te zeggen een sterke confederale vereniging;

het doet geen "federale" eenheid meer ontstaan zoals vroeger, toen het onmogelijk was er uit te stappen.

Dat is helaas nog altijd niet zo met het islamitische huwelijk; daar geeft de vrouw de weinige vrijheid en

soevereiniteit die ze heeft, verder op (of haar vader doet het in haar plaats).

De geschiedenis geeft ons ook een schat aan voorbeelden. Zwitserland noemt zich de Confoederatio

Helvetica, al is dat niet helemaal meer waar. Ik weet niet of bijvoorbeeld het kanton Ticino er nog zou

kunnen uitstappen. Waar zou het naartoe kunnen? Aansluiten bij Italië toch niet? Hetzelfde kan gezegd

worden van de Vrijstaten Beieren, Saksen en Thüringen of de Vrije Hanzesteden Hamburg en Bremen.

Deze Duitse landen willen, tenminste in naam, aangeven dat zij nog altijd een vrije staat zijn binnen de

Bondsrepubliek. In de Sovjet-Unie was door Lenin het "democratisch centralisme" geïnstalleerd, maar toen

Boris Jeltsin nog eens naar de statuten van de vereniging ging kijken, bleek dat hij het lidmaatschap kon

opzeggen. En zo geschiedde: de grootste deelstaat zegde de unie op.

De meest succesvolle confederatie uit de wereldgeschiedenis was het Heilige Roomse Rijk, waar wij

Vlamingen, Brabanders, Henegouwers, Luiksen, enz., eeuwenlang deel van uitmaakten. Het bestond

ongeveer duizend jaar toen het in de periode 1792-1806 onder Frans militair geweld opgeruimd werd. Het

rijk was uiteraard (nog) geen democratie maar de keizer werd wel verkozen door zeven keurvorsten, zeg

maar de sterkste deelstaten. Naast het wereldlijk gezag van de verkozen keizer was er ook het geestelijk

gezag van een eveneens verkozen paus. Die hielden elkaar in evenwicht. Het rijk was meertalig al was het

Duits de voertaal. Niet alles was peis en vree - er zijn hevige godsdienstoorlogen geweest - maar het rijk

was nooit gevaarlijk naar buiten uit. Het had zelf geen leger, alleen de grotere deelstaten hadden militaire

macht (op de duur waren Pruisen en Oostenrijk wel te overheersend geworden). Er zijn, in heel de

geschiedenis maar twee echte "uittredingen" uit het rijk geweest: de Verenigde Provinciën en het Zwitserse

Eedgenootschap. In feite waren dat twee nieuwe en hechtere confederaties, die uit de grote confederatie

gestapt waren, hetgeen in 1648 erkend werd. Ook de Verenigde Staten zijn begonnen als een confederatie

van dertien staten die het Engelse gezag opgezegd hadden.

Deze Europese rijksgedachte is ook mijn idee van een hedendaags verenigd Europa. De keizerlijke rol is

nu ingenomen door de Europese Unie ("Brussel"), die 27 lidstaten met 500 miljoen mensen bestuurt. Het

gezag van de paus is er ook nog ("Rome"), maar diens rol in Europa is toch voor een stuk overgenomen

door de Raad van Europa en het Europees Hof voor de Mensenrechten ("Straatsburg"). Daar wordt recht

gesproken om de vrijheid van 800 miljoen mensen in 47 landen te verzekeren.

Page 14: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 14

Een strekking in en rond de Europese Commissie wil van deze confederatie een federatie maken. Deze

strekking heeft zeker niet de steun van de Europeanen, maar ze is nogal luidruchtig, bij ons onder anderen

met Guy Verhofstadt en Karel de Gucht. Men maakt ook handig gebruik van de schuldencrisis om meer

centrale discipline te installeren en de landen aan de leiband te leggen. Begrotingsdiscipline is op lange

termijn een evidentie; daar komt een staat of enig ander huishouden wel achter als de schuldeisers

ongeduldig worden. Toch legt de Unie nu dit op als een verplichting, waarvoor een land kan gestraft

worden. Gelukkig heeft David Cameron zijn vrijheid behouden om zichzelf die discipline op te leggen. Of

moeten we zeggen dat het Verenigd Koninkrijk helaas de enige vrijstaat binnen de unie gebleven is? Als

het echt te gortig wordt gaan zij denken aan uittreden, en anderen misschien ook.

De oude rijksidee is ook terug te vinden in de Verenigde Naties. De rol van de zeven keurvorsten in het

Roomse Rijk is daar ingenomen door de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad. De Algemene

Vergadering is dan vergelijkbaar met de Rijksdag. En het leuke is dat niemand eruit wil; de laatste die alle

moeite van de wereld deed om erbij te komen, is Palestina.

Het is niet populair de goede kanten te zien aan het Heilige Roomse Rijk. Het lijkt zo middeleeuws en

conservatief, en de verworvenheden van Franse Revolutie lijken zoveel moderner en progressiever. In de

discussie tussen federalisme en confederalisme ben ik daar nog niet zo zeker van.

Karel Anthonissen

Over Groot-vs. Heel-Nederlands.

(overgenomen uit de Nieuwsbrief van het “Studiecentrum Joris van Severen”)

In Kort Manifest, het tijdschrift van het ‘Vormingsinstituut Wies Moens’, kunnen we elk jaar een uitgebreide

recensie lezen over ons Jaarboek Joris van Severen. Zo ook in het nummer 197 (augustus-september

2012) over het zestiende jaarboek. Als Groot-Nederlander, in de lijn van Wies Moens, stoort Edwin

Truyens, de recensent van dienst, zich daarbij steevast aan een tweetal ‘items’ die hem telkens weer tot

struikelen brengen. Enerzijds is dat de ‘levenswandel’ van Joris van Severen, anderzijds diens Heel-

Nederlandse kijk op de Lage Landen. Elk jaarboek weer bieden we hem aldus de gele-genheid hieromtrent

weer zijn pen te scherpen en “van leer te trekken”. Niettemin blijk uit zijn besluit dat onze jaarboekenreeks

ook voor de lezers van Kort Manifest aanbevolen lectuur blijft.

Over de ene rits bezwaren – de levenswandel – kunnen we kort zijn: die blijkt genoegzaam uit onze

publicatie van de integrale dagboekteksten van Joris van Severen. Wie er op volwassen wijze kennis van

neemt ontmoet een zoekende geest die het banale verwerpt en hogere waarden nastreeft, zij het met

vallen en opstaan dat ‘des mensens’ is. Blijft – voor iemand die de onmiskenbare verdiensten van een

Wies Moens hoog in het vaandel draagt niet verwonderlijk – de geopolitieke bezwaren tegen Van Severens

beeld van de Nederlanden.

Kort Manifest pleit voor de ‘hereniging’ van Vlaanderen en Noord-Neder-land. Een eenheid die er als

dusdanig nooit is geweest. Beter zou men het dus hebben over een mogelijke ‘vereniging’ van deze twee

onder vele territoria die tot de Nederlanden behoren.

Van Severens kijk op de Nederlanden was meerzijdiger en berustte op een ruimer historisch bewustzijn

over het verleden van de Nederlanden. De groei van dit historisch besef kwam er niet op één dag: ook hij

Page 15: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 15

kende de evolutie van flamingant naar Groot-Nederlander, vooraleer het Heel-Neder-lands perspectief te

belijden (en Wies Moens als medestander te verliezen).

De Nederlandse historicus Frederik Carel Gerretson, trad hem in 1938 bij toen hij vaststelde:

“Als historicus zie ik de Nederlanden als een steeds nauwer begrensd gebied, dat steeds moeilijker tot

één der buurstaten kan behoren. Op dat gebied vind ik van oudsher de Walen. Ik kan ze daarom niet

anders dan, zoals onze voorvaders, als Waalse Nederlanders beschouwen. En dit brengt mee, dat ik het

als onze historische taak zie de binationale samenleving van onze beide naties te verwezenlijken.

Natuurlijk onder hegemonie van het Nederlandse element. Zo niet: dan niet door onze schuld; niet

doordat wij, oeroud staatsvolk, vervallen in staatsrechterlijk primitivisme.”1

Een Heel-Nederlandse thesis, waarmee Gerretson het concept van Pieter Geyls Geschiedenis van de

Nederlandse Stam verwierp - dat uitging van de wetenschappelijk niet houdbaar gebleken stelling

gebaseerd op de roman-tische leuze “de taal is gans het volk” - en die sindsdien, alvast onder histo-rici,

gemeengoed geworden is.

Jean-Marie Gantois, de voorman van de Zuid-Vlaamse beweging in de Franse Nederlanden, zou daar aan

toevoegen:

“De taal der Nederlanden is het Nederlands. (...) Maar de taal is niet gans het volk (...). De Nederlanden

strekken zich, over de huidige ‘taal-grens’ heen, zover uit als het Nederlandse volk zich uitstrekt. Wij zijn

geen separatisten.”2 “Wij zijn geen ‘Nederlandssprekende Fransen’. Wij zijn Nederlanders (zelfs als wij

Picardisch, ja Frans spreken). Het gaat om veel meer dan om de taal, het gaat om de geest. Het gaat

om oneindig meer dan om cultuur, het gaat om het volk.”3

De voormalige Dinaso Frans de Hoon noteerde in eenzelfde geest over de Nederlandse gedachte:

“Indien men ons zou vragen de grenzen van de Nederlanden te bepalen, zouden wij het niet kunnen of

evenmin wensen. Elke begrenzing houdt beperkingen in en sluit andere zaken uit. Meer dan een ideale

politieke constructie zijn de Lage Landen voor ons een idee.”

Theo Lefèvre, gewezen Eerste Minister, geen oud-Dinaso, maar respectvol ten overstaan van Joris van

Severen, omschreef zijn kijk op de Nederlanden in eenzelfde geest:

“Het begrip ‘Nederlanden’ is inderdaad meer omvattend dan het begrip ‘Nederlandse taalgebied’. Vier

sprekende voorbeelden: noch de Nederlandse mystieke school noch de Nederlandse schilderschool,

noch de Nederlandse bouwkunst, noch zelfs de Nederlandse letterkunde kunnen, zoals de Duitse of de

Franse, in een kring worden opgesloten.”

We beperken ons tot deze vier stemmen, waaronder wellicht een paar die ook op de hoogachting en het

respect van Edwin Truyens kunnen rekenen. Laat ons verder gewoon Groot- zowel als Heel-Nederlanders

een plek onder de Nederlandse hemel gunnen, zonder heilloze animositeit. Laat het besef van ons

Nederlanderschap, hoe ‘eng’ of hoe ‘ruim’ ook, de richtnorm zijn.

_____________

1 F C. Gerretson, Groot-Nederlandse of Algemeen-Nederlandse geschiedschrijving, in Verzamelde Werken, dl. III, p. 408.

2 Jean-Marie Gantois, Bezinning bij een verjaardag, Uitg. Zannekin, 1964, pp. 15-16.

3 Jean-Marie Gantois, a.w . p. 59.

Page 16: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 16

Forum

Opheffing Benelux-lijn illustratief voor falen Nederlandse “democratie”

Het is zover. Ondanks alle protesten o.a. van de Nederlandse en Vlaamse reizigersverenigingen Rover en Tram Trein Bus en het gemeentebestuur van Den Haag is de Benelux-lijn, een essentiële spoorwegverbinding tussen Nederland en België beëindigd. De regio’s Den Haag en Dordrecht zijn brutaal afgesneden van hun sinds decennia aanwezige, frequente, direct te nemen en rechtstreekse treinverbinding met Antwerpen en Brussel. Talloze regelmatige reizigers en honderdduizenden anderen zijn hierdoor in hun belangen geschaad nu ze zijn aangewezen op het overstappen op de veel duurdere Fyra-trein met reserveringsplicht. De prijs van een kaartje aan het loket wordt liefst 34 % (Amsterdam-Brussel) tot 82 % (Rotterdam-Antwerpen) duurder. Abonnementshouders betalen 121 % meer. Dat betekent bijvoorbeeld dat iemand die op het traject Rotterdam-Antwerpen vier dagen per week heen en weer rijdt aan abonnementskosten 3500 euro per jaar méér kwijt is. Bovendien: regeringsstad en V.N.-stad van recht en vrede Den Haag raakt zijn rechtstreekse verbinding kwijt met de hoofdstad van Europa tevens van onze Benelux-partner België. Hoezo internationale oriëntatie van Nederland? Kunt u zich overigens voorstellen dat Frankrijk akkoord zou gaan met het afsnijden van zijn hoofdstad Parijs met Brussel, zodat men in Rijsel/Lille maar moet overstappen? Dat zou hun eergevoel kwetsen. Een beetje meer nationale trots zou de Nederlandse politici niet misstaan. Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat de Nederlandse regering en ook de Nederlandse parlement met deze rampspoed instemmen c.q dit over hun kant laten gaan? Wellicht, omdat onze “volksvertegenwoordigers” primair afhankelijk zijn van en dus loyaal zijn aan hun partijtoppen, niet aan “het volk” of in casu “de treinreizigers”. In het Nederlandse systeem is er heel weinig binding tussen gekozene en kiezer, behalve dan dat deze laatste periodiek een bolletje mag roodmaken en vervolgens eerbiedig mag afwachten, wat er met zijn stem wel of niet gebeurt. Welnu, in het onderhavige geval is de beslissing de Benelux-trein te liquideren uitsluitend ingegeven door de wens meer geld uit de weerloze reizigers te persen, een dictaat van de directie van NS en de hoge politiek samen. En de “volksvertegenwoordiging”? Die zwijgt! De hele beslissing het spoor, evenals andere vitale nutsvoorzieningen, te privatiseren, toonde overigens al eerder aan hoezeer het ons politiek establishment ontbrak aan elementaire staatszin. Gelukkig is er één categorie voor wie het allemaal wel zal meevallen. Europarlementariërs krijgen sterk voordelige tarieven en zijn niet afhankelijk van reservering. Van die kant zal de oppositie dus ook wel meevallen. Waar blijft eigenlijk een reactie van het z.g. Benelux-parlement? Of is dat reeds in winterslaap? Volledigheidshalve zij vermeld dat de enige partij die zich enigermate voor het behoud van de Benelux-trein heeft ingezet, de SP is. Prof. Olaf van Boetzelaer Vice-voorzitter commissie Buitenland CDA-Zuid-Holland Oprichter en bestuurder think-tank Civilistisch Appèl

Page 17: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 17

Die Librije

Andermaal: de ‘Groote Oorlog’

Merkwaardig mag wel heten dat een Nederlandse uitgeverij een boekenreeks opzet rond de Eerste

Wereldoorlog. Nederland had immers het geluk van dat oorlogsgeweld gevrijwaard te blijven. Méér: het

land heeft als dusdanig stricto senso ook géén geschiedenisperiode die elders als het ‘interbellum’ – de tijd

tussen de beide wereldoorlogen van de 20e eeuw – benoemd wordt.

En toch vormt voorliggende publicatie al het 24e deel van een reeks die ‘De Grote Oorlog – Kroniek 1914-

1918’ heet. Merkwaardig toch?

Reeds geruime tijd worden hier te lande de violen – en de nodige kredieten – gestemd ter herdenking van

het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Museumsites – In Flanders Fields, Passendaele – worden

heringericht en uitgebreid teneinde de te verwachten golven aan ramptoeristen doorheen de voormalige

slagvelden te loodsen en meteen ook de plaatselijke horeca een hart onder de riem te steken. En ook een

nieuwe vloedgolf aan literatuur kondigt zich al aan.

Met zijn 23 aan de huidige editie voorafgaande essaybundels is deze uitgeverij de te verwachten poeha

alvast voor. Wanneer ook de voorafgaande delen +/- dezelfde omvang van zo’n 200 pagina’s tellen, dan

bundelt de optelsom al zo’n kleine 5000 pagina’s lectuur over Wereldoorlog I en de brede marges er

rondom. Het thema lijkt wel onuitputtelijk!

Hoe breed die marges wel kunnen zijn blijkt ook weer uit de samenstelling van dit 24e deel.

In Een oorlog op twee fronten wordt door Fred Vink herinnerd aan de componist Claude Debussy en diens

bij het uitbreken van de oorlog gecomponeerde Berceuse héroique als huldebijdrage tot het ‘King Albert’s

Book’, en opgedragen aan de Belgische koning en diens soldaten. Ook daaropvolgende composities

getuigen van Debussy’s betrokkenheid bij het toenmalige tijdsgebeuren.

Met Een heerlijk vreedsaam gevoel besteedt Arno van der Valk aandacht aan de ervaringen tijdens WO I

van de literator (en zenuwarts) Frederik van Eeden (1860-1932). Van Eeden was behoorlijk vertrouwd met

het Duitse geestesleven van zijn tijd en had tevens ook een brede voet in huis bij z’n Vlaamse

geestesgenoten.

Hans Terpstra besteedt aandacht aan de grotendeels lang eerde ondergesneeuwde Geschiedschrijving

over Oostenrijk in de Eerste Wereldoorlog tijdens de periode juli/augustus 1914. daarbij komt de vraag aan

de orde wie wie – Oostenrijk Duitsland, dan wel Duitsland Oostenrijk – tot een wereldconflict inspireerde.

Nederland bleef als neutrale natie buiten het oorlogsgebeuren. Het kende wel gedurende al die jaren het

regime van een gemobiliseerd leger. Dat had al meteen zijn handen vol met de talloze Belgische

vluchtelingen en het interneren van de Belgische militairen die na de val van Antwerpen de Belgisch-

Nederlandse grens waren overgeraakt. In Herstelwerkplaats aan de zijlijn besteedt Laura Almagor

aandacht aan enkele aspecten van deze toestand. In het bijzonder de militaire geneeskunde – en het

Nederlandse Rode Kruis - wist hieruit de nodige lessen te trekken.

Veruit de helft van deze aflevering wordt in beslag genomen door de masterthesis waarmee Harmen Meek

zijn vier jaar geschiedenisstudie afrondde. Onder de titel Weten wij het nog? Bestudeerde hij de collectieve

herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog in Nederland. Die herinneringen liggen vanzelfsprekend ten

Page 18: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 18

gronde anders dan bij de naties die een daadwerkelijk aandeel hadden aan de strijd: geen oud-

strijdersretoriek, geen heldhaftige weerstandsverhalen – dit zou tijdens WO II op vaak dubieuze

wijze‘gecorrigeerd’ worden – weinig (slechts een tweetal) oorlogsmonumenten. En maar één enkele eerder

halfslachtige poging (in 1924) tot herdenking van de mobilisatie. Desalniettemin schoten de

antimilitaristische en anti-oorlogsbewegingen als paddenstoelen uit de grond.

De auteur gaat vervolgens na wat historici en journalisten wisten bij te dragen tot de vorming van het

sociaal-cultureel geheugen. In dit kader lezen we enkele boeiende pagina’s over Pieter van der Meer de

Walcheren en het door hem gepredikte naoorlogs reveil van de jongeren ten overstaan van de verblinde

zelfgenoegzaamheid van het verburgerlijkte establishment.

Maurits Cailliau

_____________________________________________________________________________________

N.a.v. Leo Dorestijn, Henk van der Linden en Perry Pierik (red.), De Grote Oorlog – Kroniek 1914-1918 –Essays

over de Eerste Wereldoorlog - deel 24. Aspekt/Soesterberg, 2012, 203 pp. ISBN 9789461532077.

Vrijheid en liberalisme

"De Wever moet dringend worden aangevallen", dat zei Europees commissaris Karel de Gucht toen hij na

de gemeenteraadsverkiezingen in oktober zijn boek 'Vrijheid. Liberalisme in tijden van cholera' voorstelde.

Ik heb er 19,95 euro aan uitgegeven en ik heb het met aandacht gelezen. Wel vervelend is dat De Gucht

op bijna elke bladzijde wel enkele regels in het Engels moet doen; zelfs Niccolò Machiavelli citeert hij in het

Engels. Maar ja, ook zijn vriend Guy Verhofstadt spreekt Engels of Frans in het Europees Parlement, al is

hij daar verkozen voor de Nederlandse kieskring van België.

"Het gaat slecht met het liberalisme". Dat moet de auteur in het eerste deel van zijn boek (blz. 1-126)

toegeven. De Gucht brengt een leesbaar verhaal met verwijzing naar talloze denkers, politici en schrijvers.

Ik heb ze geteld; het zijn er een tachtigtal: van Karl Marx tot Michel Maus, iedereen wordt keurig met naam

en voornaam genoemd, een enkele keer met naam en functie (de presidenten Barroso, Van Rompuy,

Juncker en Draghi, premier Thatcher, president Sarkozy). Vijf uitzonderingen hebben blijkbaar alleen een

achternaam: Hitler (blz. 20), Obama (blz. 25), Dedecker (blz. 46), De Wever (blz. 48) en Wilders (blz. 49).

Help! Kan ik alstublieft mijn twintig euro terugkrijgen?

"Het is stilaan tijd om te durven toegeven dat de communautaire ramkoers contraproductief is". Daarover

gaat dan het tweede deel (blz. 127-173). "De dialectiek van het conflict produceert haviken", weet De

Gucht. Het is een goede die het zegt, maar het is inderdaad het overdenken waard. Dit tweede deel eindigt

met de aangekondigde aanval op Bart de Wever. Dat moet dan de cholera zijn uit de titel van het boek, die

de vrijheid bedreigt. De Wever, aldus De Gucht, leert slechte lessen bij Edmond Burke, de 18e-eeuwse

conservatieve denker. Liberalen van verschillende slag echter hebben de les van Burke goed geleerd

"zonder er hun elementair individualisme bij in te schieten". Het zijn de liberalen, niet de nationalisten, die

sceptisch tegenover de staatsmacht staan. Ik heb het even vertaald want eigenlijk staat er "sceptical of

state power" (blz. 172). Behalve het feit dat ik mij niet van de indruk kan ontdoen dat het in België toch wel

helemaal andersom is, is dit hoofdstuk ontgoochelend kort (blz. 159-173), en - als u het mij vraagt -

oppervlakkig, iets voor een pamflet, niet voor een hardcover die mij twintig euro gekost heeft.

Page 19: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 19

Het derde deel steunt op de ervaring van Karel de Gucht als buitenlandminister (blz. 177-238). Hij klaagt

het "nieuwe soevereinisme" in de wereld aan, of de "ijzeren logica van sterke staten", zoals China en

Rusland, waar de burgers zwak zijn. De auteur breekt een lans voor mensenrechten en humanitaire

interventies, zoals in Kosovo en Libië. Opnieuw jammer van mijn twintig euro, want hoe onze commissaris

het "sterke" Chinese, Russische of Arabische nationalisme, hier soevereinisme genoemd, denkt aan te

pakken, komen we niet te weten. Alleen de kleintjes worden gepakt.

Onder de slotbeschouwingen doet Karel de Gucht een "liberale" oproep om het overheidsbeslag onder de

50% terug te brengen. Daar kan ik het alleen maar roerend mee eens zijn, al mag hij dat niet al te

persoonlijk in de praktijk brengen.

Karel Anthonissen

N.a.v. Karel De Gucht: “Vrijheid en Liberalisme in tijden van cholera”, De Bezige Bij, Antwerpen, 2012 - ISBN 978 90 8542

399 7

Van stroom tot stroom tot aan de zee

Picardie

Delta heeft in zijn uitgaven al enkele keren aandacht besteed aan het ontworpen kanaal “Seine-Nord”, dat

gans Noord-Frankrijk, het bekken van de Seine en in eerste instantie Picardië, over het water nader zou in

contact brengen met de Lage Landen, meer in het bijzonder met de havens van Zeebrugge, Antwerpen en

Rotterdam. Wat heel wat werkgelegenheid zou meebrengen. Uiteraard betekent dit een concurrentie

tussen het Franse Noorden en de “Haut-Normandie”, vooral met de havens van Le Havre, Rouen en Parijs.

Er wordt in die middens dan ook flink aan lobbying gedaan om het ganse project af te blazen. Op

France3Normandie heeft de president van de Union Maritime et Portuaire du Havre, de heer Christian

Leroux, zich onlangs hierover duidelijk uitgesproken: als hij zijn zin krijgt komt het kanaal er niet. Enge

nationale belangen krijgen nog altijd de voorrang op een algemeen Europees belang.

Op 19 oktober hebben dan ook 300 leden van het Comité Grand Lille hiertegen geprotesteerd. Het gaat

dan ook om niet minder dan 40.000 werkplaatsen voor de streek tussen Compiègne en Cambrai.

Bovendien is het onjuist te stellen dat het vervoer over water de spoorweg concurrentie zou kunnen

aandoen. De Fransen kunnen op dat vlak nog heel wat leren bij de Nederlanders die daarin specialisten

zijn. Denken wij maar aan hun vermaarde Rijntrafiek vanuit Rotterdam.

Gelukkig kwam er’ op 20 november een heugelijker bericht: De EU zou zijn aandeel van 6% in de kosten

verhogen tot 20%. Er is bijgevolg nog hoop.

Holland

Een van de kunstenaars waarop ons volk het meest trots mag zijn is ongetwijfeld Jan van Eyck, aan wie in

het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen nog tot 10 februari 2013 een tentoonstelling wordt

gewijd. Van Eyck, de onvolprezen schepper van meesterwerken die een devote pracht en een verheven

schoonheid uitstralen, de schilder met de fabelachtige techniek en het verbluffend realisme, die de kunst

van zijn tijd volledig wist te vernieuwen.

Page 20: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 20

De tentoonstelling toont ons heel wat werken uit de laatste decennia van de 14de en de eerste helft van de

15e eeuw: schilderijen, verluchte getijdenboeken, sculpturen, die allen verwijzen naar de kunst van van

Eyck of die zijn komst aankondigen. Denken wij maar aan het Antwerpen-Baltimore Vierluik, de

Norfolktriptiek, de prachtige kleinoden van de Meester van Hakendover, de pleurants van Claus Sluter,

enz. “De Weg naar van Eyck”, zoals de tentoonstelling noemt, moet door ieder oprecht Nederlander die

er de kans toe heeft bezocht worden.

Sublieme kunst is dit!

Kempen

De Heer Ward Kennes, onze lezers wellicht niet onbekend, burgemeester van Kasterlee en Vlaams

volksvertegenwoordiger, werd door zijn partij (CD&V) in opvolging van de heer L. Caluwé, benoemd tot lid

van het Benelux Parlement.

Zou hij soms in dat midden niet de enige echt Heel-Nederlands- overtuigde daar? Of zijn er nog van die

witte raven?

Wij wensen hem hoe dan ook veel succes!

+++

Wij hebben ettelijke jaren in november de Sint-Elooiviering met de indrukwekkende wijding van de paarden

meegemaakt in en rondom het idyllische kerkje van Millegem-Ranst. Wij vernemen thans dat, na 35 jaar,

de viering van 2012 de laatste jaar zal zijn “bij gebrek aan mankracht en bijgevolg: veiligheid”.

Weerom een volkse traditie die verdwijnt!

Het probleem van mankracht is overigens geen uitzondering. Ook de Heemkundige Kring Kempenland uit

Noord-Brabant en het Aalster Mannenkoor uit Waalre, dat in 1853 werd gesticht, zien zich gedwongen er

om die reden het bijltje bij neer te leggen. Steeds luidt het: “de leden gaan weg wegens ouderdom of

overlijden en de jongeren laten het afweten”.

Een treurig verschijnsel! Want naar welke samenleving evolueren wij?

Luik

Op 9 november ging in de Vurige Stede een voordracht door over de geschiedenis van Franche-Comté,

ook wel eens onze “achttiende provincie” genoemd. Spreker was de heer Robert Steuckers,

hoofdredacteur van het tijdschrift “Vouloir” en lid van Synergies européennes. Het initiatief ging uit van de

“Cercle Non Conforme”.

Nu is die Synergies niet bepaald een midden waar we ons volkomen “thuis” voelen – al zijn er meerdere

raakpunten – maar het onderwerp was beslist de moeite waard.

Een artikel over Franche Comté verschijnt overigens eerlang in een der Jaarboeken van de Stichting

Zannekin. Aanbevolen!

Brabant

In het Hof van Melijnen in Tervuren loopt nog tot 20 januari 2013 een tentoonstelling over Karel van

Lorreinen, landvoogd der Oostenrijkse Nederlanden, dit t.g.v. het feit dat hij 300 jaar geleden in Lunéville

geboren werd. Hij stierf in 1780 te Tervuren. De tentoonstelling schetst een beeld van deze veelzijdige

man, die in onze streken vooral bekend staat als een levensgenieter, die meer van bals en feesten hield

dan van streng besturen, maar die toch ook een groot mecenas van kunsten en wetenschappen was. Op

Page 21: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 21

11 december ging bovendien de wereldpremière door in het gemeenschapscentrum Papeblok in Tervuren

van een film over zijn leven.

Denk er om: 20 januari is de einddatum. Haast u bijgevolg voor een bezoek!

Henegouwen

Bezoek aan het graf van Louis Gueuning op 10 november

Bedenkingen van een aanwezige:

Grauwe, dreigende luchten boven verlaten winterse velden.

Wegwijzers naar plaatsen uit ons verleden: Enghien, Chièvres, Attre, Cambron-Casteau, Tournai…

Ath aan de Dender, het vestingstadje met zijn reuzen, net als in Vlaanderen en

Brabant.

Gevaarlijke gladde baantjes, de bietenoogst wordt binnen gereden, de weg bedekt met vruchtbare

Henegouwse aarde...

Nabij Mainvault weerklinken schoten, de jacht is open. Brueghel…

Aan het graf: eerbiedige stilte.

De aanroeping van de Orde: Tu autem in nobis es, Domine

Et nomen sanctum tuum invocatum est…

Dan het Gebed voor de tijden van Gevaar: …in dit uur van uiterste nood.

En: sla uw ogen op dit volk…

Tot slot: Mijn schild ende betrouwen…

Een gevoel van trots, op onze borst klopt toch de as van de Grote Hertogen van het Westen.

Noord-Brabant

Wij kunnen onze lezers nu al mededelen dat het thema van de 56ste Brabantse Dagen in Heeze voor

volgend jaar zal zijn: “Hoezo Middeleeuws?”. Dit cultuurfestival gaat door van zaterdag 17 tot zondag 25

augustus. Met dit thema wordt verwezen naar tal van zaken uit de Middeleeuwen die opvallend

hedendaags, positief en vernieuwend zijn.

In tegenstelling tot vroeger, toen er haast uitsluitend aandacht werd besteed aan Noord-Brabant, gaat dit

festival de jongste jaren over zowel Nederlands- als Belgisch Brabant. De laatste zondag gaat een grote

stoet uit.

En aan onze lezers: Allen op naar Heeze.

Luxemburg

De burgemeester van Attert, de heer Arens verzet zich tegen de voorgenomen kilometerheffing op auto’s.

Luxemburg is immers een landelijk gebied en de mensen die ten zuiden van Samber en Maas wonen

hebben hun auto wegens de grote afstanden meer nodig dan elders, waar voldoende metro’s, treinen,

Page 22: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 22

trams en bussen rijden, vindt hij (onzes inziens terecht). Uit een wetenschappelijk onderzoek blijkt

inderdaad dat in Wallonië de mensen enorm verspreid wonen.

Nogmaals een bewijs dat wetten en voorschriften te veel door mensen op een bureau in Brussel gemaakt

worden, maar dat er te weinig rekening wordt gehouden met lokale omstandigheden. Daarmee komen wij

terecht bij de door ons gevraagde

decentralisatie en subsidiariteit.

Namen

Wij vernemen dat vijftien folkoristische “militaire” marchen uit de streek van Samber-en-Maas onlangs

toegevoegd werden aan de Unesco-lijst van het Immateriële erfgoed van de Mensheid.

Wij kunnen het bijwonen van zulke mars gerust aanbevelen aan onze lezers, het is een belevenis.

Concrete inlichtingen steeds te bekomen op ons adres.

“Parce que, depuis des décennies, nous ne trouvons dans les programmes électoraux de promesses jamais

tenues, des lambeaux de réformes de la gouvernance, nous avons renoncé à voter valablement pour ne plus

être déçus et nous sentir bernés, législation après législation. Par respect pour ceux qui, pour des raisons

depuis longtemps disparues, se sont battus pour optenir le vote obligatoire, nous nous efforçons avec des

moyens ridicules, de ne pas être seulement des “indignés”, mais aussi de projeter nos rêves d’institutions

efficaces, pour lesquelles le vote resterait obligtoire, parce que tous les devoirs et les droits des citoyens y

seraient enfin pris en compte prioritairement”

Jacques Defrere, La Louvière

De boom van goed en kwaad

*Verkiezingen voor de gemeenteraden. De media wisten ons te melden dat een groot aantal kiezers - het

juiste aantal is natuurlijk niet te achterhalen - tot op het laatste moment niet zou geweten hebben voor wie

te stemmen. Maar… deze zogenaamde “zwevende kiezers” gaven wél de doorslag in een of andere

richting. In Amerika noemt men hen “the low information voters”, d.w.z. mensen, niet zelden met een lage

vormingsgraad, die zich van politiek niets aantrekken en meestal geen besef hebben van wat er in onze

wereld zoal omgaat. Hun geliefd TV-spel, hun voetbalploeg… en dat volstaat voor hen. Zij zijn heel

gevoelig voor beeldvorming, kiezen niet zelden voor de M/V met een sympathiek voorkomen en ze zijn

bijgevolg heel wispelturig. Maar wij vinden het een akelig idee en hoogst verontrustend dat een

kiesmeerderheid, en bijgevolg onze politieke toekomst, bepaald wordt door mensen die gemakkelijk te

manipuleren zijn door imagomakers en mediaconsulenten.

*Cameron. Ter gelegenheid van de Europese top in Brussel in de maand oktober werd BDW van N-VA

ontvangen door de Britse premier Dave Cameron. Dit was niet de eerste keer, want al op 17 maart 2010 is

BDW, in gezelschap van Jan Jambon en Liesbeth Homans door hem ontvangen geweest in zijn

ambtswoning, Downingstreet nr.10. Er was zelfs een receptie voorzien ter ere van “our special guests from

Belgium”. Wat zouden beide heren toch te bespreken hebben, een partijleider van een klein land die de eer

geniet van een gesprek met de Britse premier? Volgens inlichtingen zou BDW de steun ingeroepen hebben

van Cameron om zijn (toekomstige) groep Europarlementariërs erkend te krijgen als lid van de fractie der

Conservatives and Reformers, lees: de eurosceptici, om niet te zeggen de anti-Europeanen. En daarvoor is

Page 23: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 23

hij bij Cameron natuurlijk aan het goede adres. De vraag is alleen: en wat wordt verondersteld de

tegenprestatie te zijn? Want wij weten uit de geschiedenis dat grote landen nooit iets “zo maar “doen!

*Fréderic Deborsu en “Koningskwesties”. Dat dit boek ophef ging maken was te verwachten. De

verkoopscijfers zullen er wel bij varen. Hoe wij er over denken? Wel zelfs als alles wat in dit boek staat

waarheid is - en dat is op verre na niet zeker – dan nog vinden wij het ongeoorloofd dergelijke zaken

bekend te maken. Zo iets doet een man van eer niet. Dit is de daad van een “homme de terre”. En of het

nu over een Prins gaat, dan wel over Jan-met-de-pet, dat doet er niet toe. Evenmin of we nu royalist dan

wel republikein zijn.

*Gregor Gysi, de leider van de Duitse “Die Linkspartei”, voortgekomen uit de SED in de vroegere DDR,

maakte zich onlangs in het publiek grote zorgen over het feit dat het Westen stilaan ontaardt tot een…

goddeloze maatschappij. Als een voormalig communist, zij het ook dat hij altijd al hervorminggezind is

geweest, zo iets zegt, zou ons dat toch even moeten doen nadenken. Maar ja, daar zegt u wat: wie denkt

er in Europa nog na?

*Obama. Wij verklaren ons ondeskundig om te oordelen of zijn herverkiezing een goede of slechte zaak is.

Amerika is een reusachtig land en wij kennen het onvoldoende. Maar is het u ook opgevallen dat in de

kiespropaganda, telkens er over buitenlandse politiek sprake was, niet éénmaal het woord Europa gevallen

is? Japan en China, India en Zuid-Amerika, Indonesië en Korea, dat wel, maar Europa? Een zoveelste

bewijs dat het zwaartepunt van de internationale politiek zich naar de gebieden rondom de Stille Oceaan

verplaatst heeft. Het vergrijsde, twistende, verdeelde en machteloze Europa kwam er niet eens meer bij te

pas. Hoog tijd om daaruit de nodige lessen te trekken.

*Ambassades. Momenteel wordt onderzocht of een aantal diplomatieke posten van de Beneluxlanden hun

gebouwen niet zouden kunnen delen en hun consuls en ander administratief personeel uit wisselen.

Kwestie van kosten te besparen. En voor ons nog een symbolisch gebaar op de koop toe!

*Commandant Ghys. Wij kunnen deze rubriek niet afsluiten zonder een eresaluut te.brengen aan

Commandant Roger Ghys, die op 12 november overleed. Hij was de laatste bevelvoerder van het

schoolschip Mercator. Altijd is hij een fervent voorstander gebleven van de opleiding van onze

zeevarende jeug aan boord van zeilschepen en hij betreurde diep dat ons land – gelegen aan de Noordzee

– deze traditie overboord heeft geworpen om louter geldelijke reden. Geen enkele andere opleiding vormt

zo het karakter van jonge mensen, meende hij. Zijn hele leven heeft hij jonge mannen aangezet om de zee

op te gaan. Hij bleef de speciale “spirit” van het opleidingschip verdedigen tot zijn laatste dag.

*Vlaamse volksbeweging. De VVB ging met 53 leden mede betogen voor een onafhankelijk Schotland!

De voorzitter Guido Moons betuigde aan de voet van het kasteel van Edinburgh publek de solidariteit van

Vlaanderen. Hun bezorgdheid voor het lot van mini-volkeren is echt ontroerend! Zijn zouden beter hun

energie, hun tijd en hun geld besteden aan de opbouw van onze Nederlanden: sluitsteen van het Westen!

*Turkije. In het begin van de 20ste eeuw was 30% van de Turkse bevolking nog christen, thans nog…0,6%.

Tal van christenen worden er vervolgd voor “belediging van de Turkse identiteit”! Volgens een sociologisch

onderzoek wil 35% van de Turkse bevolking de christenen weg uit hun land en 50% maakt bezwaar tegen

christelijke geloofsuitingen. Ons besluit: Turkije is geen Europees land en wil dit ook niet zijn. Het wil alleen

de voordelen van de Unie. Mogen wij premier Rutte dan ook terecht wijzen voor zijn recente verklaring dat

Turkije welkom is in de EU? Een land waar christenen gediscrimineerd worden, waar geen vrijheid ven

vergaderen, van vereniging en van meningsuiting bestaat behoort voor ons niet tot Europa, mijnheer Rutte!

Page 24: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 24

*Belgische bedrijven vestigen zich steeds meer in het buitenland, het verschijnsel is bekend. Zo vloeit

kennis en werkgelegenheid het land uit. Daarom pleiten wij er voor opdat net als in Duitsland zij een

meerwaardebelasting zouden moeten betalen. Wij zijn absolute voorstanders van de vrije handel, maar er

zijn wel grenzen aan gesteld.

“Als een enigszins beheerste opvang van vluchtelingen,

gezinsherenigers en arbeidsmigranten onmogelijk blijkt en

gelijktijdig een goede inburgering in de samenleving niet

echt lukt, dan zal vroeg of laat de kritische grens worden bereikt

van wat sociaal en cultureel aanvaardbaar is”

Prof. dr. Paul Scheffer

in “Het land van aankomst”

Ter overweging

Der Europäische Einigungsprozess bekommt in der Region rund um Schelde, Maas und Rhein eine neue

Dimension. Die Benelux-Länder, der Nordosten Frankreichs und weite Teile des heutigen Nordrhein-

Westfalens haben eine jahrhundertealte gemeinsame Kulturgeschichte. Die Gemeinsamkeiten in Kultur,

Politik, Wirtschaft und Verkehr haben inzwischen die politischen Grenzen und die Wunden der Weltkriege

überwunden. Es ist heute in dieser “Euro-Rhein-Region” weit mehr Gemeinsames als Trennendes.

Es gibt nicht einmal natürliche Grenzen. Aus der Luft betrachtet, sieht man lediglich die grossen

Flüsse. Sie verbinden das deutsche und französische Hinterland mit der Nordsee.

Im “Dreistromenland” ist alles am Fluss und alles im Fluss. Nur wenige andere Regionen in Europa

können eine vergleichbare Dynamik im grenzüberschreitenden Austausch aufweisen. Hier leben

Menschen, die bei aller kultureller Eigenständigkeit der Länder und Staaten eine grosse Bandbreite an

Gemeinsamkeiten haben. Da sind kulturelle und soziale Grundwerte und das gemeinsame Interesse an

Wettbewerb in guter Nachbarschaft. Hier entsteht auf allen Ebenen mit viel Energie und persönlichen

Engagement eine euopäische Region, die – wie die Flüsse – die Grenze hinter sich läst.

Hier, zwischen Den Haag, Brüssel, Luxemburg, Düsseldorf – und natürlich Paris, wird konkret an

der zukünftigen Gestalt Europas gebaut. In dieser Region steckt eine erhebliche Kraft und ein enormes

Entwicklungspotential, das wir uns auf dem Weg in die Wissengesellschaft gemeinsam zunutze machen

sollten.

Unsere wichtigste Aufgabe ist es, junge Menschen nach besten Kräften für die Welt von morgen zu

qualifizieren und zu befähigen. Das Lernen in einem internationalen Umfeld ist die beste Voraussetzung für

die Suche nach den besten Erfahrungen, den besten Lösungen, dem besten Know-how in Europa. Die

Page 25: DELAGELANDEN 2012-7

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2012-7 Pagina 25

Chance, dass Mehrsprachigkeit, internationales Lernen und Toleranz für die jungen Generationen

selbstverständlich wird, is hier im “Dreistromenland” greifbar nahe. Weltweit ist keine andere Region besser

mit Schulen, Hochschulen und Kultureinrichtungen ausgestattet als die Region um Schelde, Maas und

Rhein. Weltweit sucht die Vielfalt der Sprachen und Kulturen auf so engem Raum ihresgleichen.

Wofgang Clement

Ehre Ministerpräsident des Landes Nordrhein-Westfalen

Het vervelende met sommige politici is dat je hun karikatuur

denkt te tekenen, terwijl je in feite hun portret maakt

Jehan Sennep (Frans caricaturist)

Mogen wij al onze vrienden en lezers aanraden volgende website eens te raadplegen?

http://justitia-veritas.skynetblogs.be

Kijk onder de hoofding BENELUX dan naar:

http:// pleidooi voor de Benelux

http:// plaidoyer pour le Benelux

Kerstwens aan al onze lezers

DE WERKGEMEENSCHAP “DE LAGE LANDEN” EN DE REDACTIE VAN DE “BRIEF UIT DE RIJN-, MAAS-,

SCHELDE – DELTA” HOUDEN ER AAN AL HUN LEZERS EN LEZERESSEN EEN ZALIG KERSTFEEST EN EEN

HEILVOL NIEUW JAAR TOE TE WENSEN

ZIJ HOPEN DAT DE VREDE VAN DEZE DAGEN HEN HET GANSE JAAR DOOR MOGE VERGEZELLEN

Niet tevreden over onze Brief? U wenst hem niet langer te ontvangen?

Dan kunt u ten allen tijde op eenvoudige vraag uw naam laten verwijderen.