Déjà Vu mei 2011

24
Déjà Vu mei 2011 jaargang 2 | nummer 3 Een historisch blad met toekomst ema Terra Incognita “Ik kweek begrip voor omstanders tijdens WOII” | Kritisch op de collectieve herinnering: interview met Bart van der Boom en Anna Tijsseling | e history of cosmic discovery * Ondeugende zee- lui en Tahitiaanse vrouwen: een gevaarlijke combinatie * Frenologie: zegt je hoofd iets over je persoonlijkheid? * Uitgelicht: de COACH

description

Déjà Vu, het historisch blad met toekomst, geschreven door studenten Geschiedenis aan de Universiteit Leiden

Transcript of Déjà Vu mei 2011

Page 1: Déjà Vu mei 2011

Déjà Vumei 2011 jaargang 2 | nummer 3

Een

hist

oris

ch b

lad

met

toek

omst

ThemaTerra Incognita

“Ik kweek begrip voor omstanders tijdens WOII” | Kritisch op de collectieve herinnering: interview met Bart van der Boom en Anna Tijsseling |

The history of cosmic discovery

*Ondeugende zee-lui en Tahitiaanse

vrouwen: een gevaarlijke combinatie

*Frenologie: zegt je

hoofd iets over je persoonlijkheid?

*Uitgelicht: de

COACH

Page 2: Déjà Vu mei 2011

KIES NU VOOR HET GRATIS STUDENTEN PAKKET VAN ABN AMRO

Wil je al je aandacht aan je studie en het studentenleven besteden? Dan is het Studenten Pakket van ABN AMRO iets voor jou. Hiermee heb je al je fi nanciële zaken in één keer goed geregeld/. Zit je bij een andere bank? Met de gratis overstapservice zetten we automatisch de betaling van je collegegeld, je studiefi nanciering en je machtigingen in één keer om naar je nieuwe rekening.

1411 BASIS A4 VO FC_v2.indd 1 10-11-10 10:30

Page 3: Déjà Vu mei 2011

KIES NU VOOR HET GRATIS STUDENTEN PAKKET VAN ABN AMRO

Wil je al je aandacht aan je studie en het studentenleven besteden? Dan is het Studenten Pakket van ABN AMRO iets voor jou. Hiermee heb je al je fi nanciële zaken in één keer goed geregeld/. Zit je bij een andere bank? Met de gratis overstapservice zetten we automatisch de betaling van je collegegeld, je studiefi nanciering en je machtigingen in één keer om naar je nieuwe rekening.

1411 BASIS A4 VO FC_v2.indd 1 10-11-10 10:30

Voorwoord

‘And now the end is near / And so I face the final curtain’. De openingstekst van het nummer My Way –er is een fantast-ische uitvoering door Herman Brood. Waarom zo’n fatalist-ische toon in dit voorwoord? Welnu, dit is de laatste Déjà Vu van dit collegejaar (pinkt traantje weg).

Déjà Vu bestaat nu precies een jaar en bij deze mijlpaal kun-nen we met genoegen terugblikken. In slechts een jaar tijd is er een verenigingsblad op poten gezet onder de besturen Westervelt en Stam, en wat voor een verenigingsblad! Met een enthousiaste en creatieve redactie zijn we begin dit jaar van start gegaan en ondanks dat de zaken er niet altijd even rooskleurig uitzagen zijn er met verve drie edities gekomen. We zijn samen tegen problemen aangelopen, hebben samen gestresst en gelukkig ook samen weer alles opgelost. Want ge-heel in thema was de Déjà Vu dit jaar voor ons ook terra incognita. Je tovert immers niet zomaar een tijdschrift te-voorschijn.

Geniet dus van deze laatste editie en stort je in onze artikelen, die wederom erg divers zijn. Zo kun je bijvoorbeeld lezen over een nieuwe historische visie op de Tweede Wereldoorlog of over de Historische Informatie Courant, voorganger van de Déjà Vu. Lees verder over: de pseudo-wetenschap der frenologie, waar onze voorkant deze keer vandaan komt; ruimtegeschiedenis, achttiende-eeuwse zeelui en verleidelijke Tahitiaanse vrouwen (blijkt een gevaarlijke combinatie te zijn) en nog veel meer.

Natuurlijk is dit niet de allerlaatste editie en gaat de Déjà Vu volgend jaar gewoon door. Maar daar hebben we wel re-dacteuren voor nodig! Als meeschrijven aan Déjà Vu je iets lijkt, stuur dan een mailtje naar [email protected] en wie weet zit jij volgend jaar in de redactie!

Tot slot kan iedereen dus met grote tevredenheid terug-kijken op alle Déjà Vu’s die verschenen zijn en met veel plezier vooruit kijken naar alle edities die nog komen gaan. Mij rest nog alleen maar de redactie van Déjà Vu te huldigen: laude, laudeamus, louter laude! Jullie hebben dit jaar een toppresta-tie geleverd en mogen trots zijn. En Déjà Vu als geheel kan zeggen: ‘and more, much more than this, I did it my way’.

Arnout le Clercq

Inhoudsopgave

V.l.n.r.: Bjørn Gallée, Esther Viergever, Merel van Tol, Femke

Vermeer, Veerle Beurze, Wendy Dallinga, Jurriën Cremers,

Arnout le Clercq

Retro was in de Middeleeuwen al hip |4|

Liber Pantegni ouder dan gedacht |5|

Kritisch op de collectieve herinnering: interview met Bart van der Boom en Anna Tijsseling over hun onderzoek en

de collectieve herinnering |6|

Uitgelicht: Marieke Elske Prins |8|

Van het bestuur |9|

Ondeugende bemanning en Tahitiaanse vrouwen: een gevaarlijke combinatie |10|

Historische Informatie Courant: de Déjà Vu van vroeger? |11|

‘Kosmolianisme’: de ontdekkingsreis door de ruimte |12|

La Guerra di Montagna |15|

Museumrecensie Wereldmuseum |16|

Hot & Hot |17|

Controverse over de Piri Re’is kaart van 1513 |18|

Geschiedenis buiten de singels: UvA |19|

De geest in kaart gebracht |20|

COACH-commissie uitgelicht: Interview met Femke Vermeer |21|

uCheck: uSis maar dan gebruiksvriendelijk |22|Colofon |22|

Page 4: Déjà Vu mei 2011

Retro was in de middeleeuwen al hipDoor: Veerle Beurze

In de middeleeuwen liepen Arabische landen met hun weten-schap voor op West-Europese landen. Dit kwam doordat de wetenschap een belangrijke plaats in de Arabische cultuur in-nam. Hier zijn veel voorbeelden van, zoals het verhaal dat suggereert dat in Iran de academie van Gondesjapoer zou hebben bestaan. Het staat vast dat in de negende eeuw het Huis van de Wijs-heid (in het Arabisch: Bayt al-Hikma) in Bagdad werd opger-icht. Kalief al-Ma´mun was de oprichter. Hij was zelf ook wetenschapper en haalde wetenschappers uit de hele wereld naar Bagdad. De kalief wilde dat zij op zoek zouden gaan naar de waarheid van God. Veel wetenschappers die hierbij hielpen waren Joden en Christenen. De wetenschappers vertaalden teksten van de oude Grieken in het Arabisch. Zo bewaarden ze de Griekse kennis en konden ze deze verrijken met hun eigen kennis. Een voor-beeld hiervan zijn de ‘materia medica’ –geneesmiddelen- die de Arabieren toevoegden aan de teksten. In de Griekse tek-sten waren ongeveer 850 geneeskrachtige planten, dieren en mineralen bekend, in de Arabische versie uit de dertiende eeuw waren dat er wel 3000! Hunayn ibn Ishaq, ook wel bekend onder de naam Joan-nitius, was een belangrijke wetenschapper en vertaler van het Huis van de Wijsheid. Hij leidde een aantal expedities naar Egypte, Syrië en Palestina om aan bijzondere teksten te komen. Andere teksten van de oude Grieken die werden be-waard kwamen uit de bibliotheek van Constantinopel. Deze was ten onder gegaan bij de val van Constantinopel in 1204. Gelukkig zijn hierbij niet alle belangrijke teksten van de aardbodem verdwenen en kon een gedeelte worden bewaard. Een andere bron van teksten was de beroemde bibliotheek van Alexandrië, ooit de grootste van het Middellandse Zee-gebied. Deze raakte langzaam in verval, waardoor de kostbare teksten in omloop kwamen. De kennis die door het verzamelen, vertalen en verrijken werd verkregen raakte verspreid van Spanje tot aan India. De handelsroutes tussen belangrijke steden droegen hier aan bij. Hierlangs vervoerden handelaren, pelgrims en studenten de boeken.

‘Tot in de zestiende eeuw werd de weten-schappelijke kennis van de oude Grieken gebruikt’

VertaalproblemenHet vertalen van een Griekse tekst naar het Arabisch ging niet zomaar. Veel woorden waren letterlijk te vertalen. Maar de vertalers kwamen ook termen tegen die in hun eigen taal nog helemaal niet bestonden. Deze moesten dan door de vertalers worden samengesteld uit bestaande woorden, of worden verzonnen.

beeld vrijwel alleen maar boeken bewaard die de leer van Galenus aanhingen. Deze leer, gebaseerd op een theorie van Hippocrates, ging er vanuit dat het lichaam bestaat uit vier sappen of humores: slijm, bloed, gele gal en zwarte gal. Als deze sappen met elkaar in balans waren, was men gezond. Dit idee, van een harmonieuze samenwerking in het lichaam, was zo bijzonder dat God er wel achter moest zitten. Om-dat dit mooi aansloot bij de Islam, werd deze theorie breed aangehangen. Een andere oplossing was het aanpassen van bepaalde pas-sages, zodat het toch kon worden vertaald in het Arabisch. De eed van Hippocrates –daar is hij weer- bevat oorspron-kelijk een gedeelte over heidense goden, namelijk: “Ik zweer bij Apollon de genezer, bij Asclepius, Hygieia en Panacea en neem alle goden en godinnen tot getuige, om naar mijn beste oordeel en vermogen de volgende eed te houden:…” Dit werd door de Arabische vertalers aangepast, zodat de eed alsnog kon worden gebruikt.

Twaalfde-eeuwse Renaissance.In de Renaissance van de twaalfde eeuw kwam er een nieuwe vertaalgolf op gang waarbij de Arabische teksten werden ver-taald in het Latijn. Dit gebeurde in Italië en Spanje, waar West-Europa weer voor het eerst in contact kwam met de kennis van de oude Grieken. De bekendste vertaalplek was Salerno in Italië. Hier werd veel vertaald en wetenschappers kwamen uit heel Europa om hier kennis te vergaren. Een legendarische vertaler uit Salerno was Constantijn de Afrikaan. Hij kwam oorspronkelijk uit het huidige Tunesië. Toen hij er achter kwam dat men in Salerno weinig kennis van oude Griekse wetenschap had, reisde hij terug naar Carthago en begon daar geneeskunde te bestuderen en wetenschappe-lijke boeken te verzamelen. Hiermee kwam hij na een aantal jaren terug in het klooster van Monte Cassino (bij Salerno) en begon daar de Arabische teksten in het Latijn te vertalen. Een bekend boek dat Constantijn heeft vertaald, is de Kitab Kamilas-Sina’a at-Tibbiyya (compleet boek van de medische kunst), van Ali ibn al-Abbas al-Majusi. Constantijn vertaalde het, en het werk werd bekend onder de naam Liber Pantegni.

Daarnaast pasten niet alle teksten die werden vertaald meteen bin-nen de Arabische en Islamitische cultuur. Hierdoor werden de teksten van te voren geselecteerd, wat er-voor heeft gezorgd dat lang niet alle teksten van de oude Grieken bewaard zijn gebleven. In de medische weten-schap werden bijvoor-

4

Page 5: Déjà Vu mei 2011

Dit werk werd een standaardwerk in de medische weten-schap en is een bekend voorbeeld van werk uit de twaalfde-eeuwse Renaissance.

‘Gelukkig zijn niet alle belangrijke teksten van de aardbodem verdwenen en kon een gedeelte worden bewaard’

Vanaf 1140 werd in Spanje steeds meer wetenschappelijk en filosofisch werk vertaald. Vooral teksten van Aristoteles waren er populair. Het centrum van de vertaling was To-ledo. Doordat deze stad lange tijd door Moren bezet was geweest, spraken veel mensen hier Arabisch. Dat vergemak-kelijkte het vertalen. Gerard van Cremona was in Toledo een

van de bekendste vertalers, hij heeft in totaal wel zeventigArabische en klassieke Griekse werken vertaald in het Latijn. Een van deze werken was het belangrijkste werk van de astronoom Ptolemaeus, de Almagest. Deze werd door Gerard beschikbaar voor de Europeanen. Nadat de wetenschappe-lijke werken in het Latijn beschikbaar kwamen, werden ze vertaald naar lokale talen zoals het Frans en het Engels. Dit was de laatste fase in het vertaalproces.

Tot in de zestiende eeuw werd de wetenschappelijke kennis van de oude Grieken gebruikt. Daarna zorgden de nieuwe methoden van wetenschappelijk onderzoek én natuurweten-schappelijke inzichten van de wetenschappelijke revolutie ervoor dat de basis voor de huidige wetenschap werd gelegd.

Liber Pantegni ouder dan gedachtDoor: Veerle Beurze

Déjà Vu sprak met dr. Erik Kwakkel, onderzoeker aan het Instituut voor Culturele Disciplines van Uni-versiteit Leiden. Vorig jaar ontdekte hij dat het hand-schrift de Liber Pantegni (het complete boek van de me-dische kunst) in de Koninklijke Bibliotheek niet uit de twaalfde, maar uit de elfde eeuw stamt. Daardoor is het waarschijnlijk nog tijdens het leven van vertaler Con-stantijn de Afrikaan gemaakt.

Hoe bent u op deze positie terechtgekomen? ‘Ik gaf eerst les middeleeuwse geschiedenis en handschrift-kunde in Canada. Helaas kon ik er alleen in de zomer onderzoek doen. Omdat ik graag meer onderzoek wilde doen, heb ik een NWO VIDI- subsidie aangevraagd. Deze werd toegekend en vanaf vorig jaar mei doe ik onder-zoek voor het project ‘Turning Over a New Leaf: Manu-script Innovation in the Twelfth Century Renaissance’.’

Wat houdt het project in? ‘Turning Over a New Leaf is een onderzoek dat vijf jaar loopt. In deze vijf jaar werken we met vier personen aan het inventariseren en analyseren van handschriften. We kijken hoe handschriften zich ontwikkelden vanaf het eind van de elfde eeuw tot aan het begin van de dertiende eeuw. De verandering die toen plaats vond, is dat de schrijvers weten-schappelijke informatie op een andere manier begonnen te verpakken. Wij onderzoeken waarom dit veranderde. Hier-voor gebruiken we gedateerde handschriften, boeken waar al in staat uit welke tijd het komt. Het dateren is een kunst op zich. Door jaren ervaring en intuïtie weet ik uit welke periode een handschrift komt. Maar om het dateren te systematiseren, werk ik aan een database. Hiervoor inventariseer ik de gedateerde hand-

schriften en kijk naar hun schriftkenmerken. Om dit onderzoek onder de aandacht van het grote publiek te brengen, organiseer ik lezingen. In Canada gaf ik ook veel lezingen en dat vond ik leuk om te doen.’

Hoe ontdekte u dat de Liber Pantegni in de Konink-lijke Bibliotheek niet uit de twaalfde, maar uit de elfde eeuw kwam?‘Het is niet zo dat ik het handschrift persoonlijk in de KB heb ontdekt. Het handschrift was al bekend en er is al eens eerder een artikel over verschenen. Tijdens een conferentie, tweeënhalf jaar geleden, heb ik het voor het eerst gezien. Het werd oorspronkelijk gedateerd als een handschrift uit de twaalfde eeuw. Deze datering is in de negentiende eeuw in een handschriftencatalogus gezet en al die tijd voor waar aangenomen. Dat komt doordat weinig mensen hand-schriften kunnen dateren en het daarnaast ook lang duurt om tot een datering te komen. Toen ik het handschrift onderzocht, zag ik dat het Italiaans was. Daarom zocht ik contact met Francis Newton, de expert van het klooster van Monte Cassino waar Constantijn de Afrikaan werkte. Het bleek om een handschrift te gaan uit de tijd van Constantijn zelf, de elfde eeuw. De kans is dus groot dat hij zelf betrokken is geweest bij het vervaardigen van dit boek. Daarnaast is dit handschrift de oudste kopie van de Liber Pantegni die bekend is. Omdat dit handschrift een volledig handboek voor artsen is, is het daarmee ook meteen het oudste medische hand-boek. Dat maakt het deze ‘ontdekking’ op meerdere manieren bijzonder.’

5

Page 6: Déjà Vu mei 2011

Kritisch op de collectieve herinnering

Door: Wendy Dallinga

De Tweede Wereldoorlog is en blijft nog steeds de oorlog die het dichtste bij ons staat. De laatste ouderen die de oor-log hebben meegemaakt lopen (al dan niet altijd even kwiek) nog rond en het is een oorlog die het gehele land heeft ge-raakt. Toch kan je je als leek ook afvragen waarom historisch onderzoek naar deze oorlog nog interessant is, aangezien we er al zoveel van weten. Wat goed en kwaad was tijdens de oorlog is voor ons vrij duidelijk, tenminste dat denken we.De collectieve herinnering aan de Tweede Wereldoorlog is iets waar wij ons nog steeds sterk aan vast houden. Het geeft ons inzicht in hoe het vooral niet nog een keer moet. Dat een herinnering collectief is, hoeft niet te betekenen dat de col-lectieve herinnering juist is, zo blijkt uit onderzoek van Bart van der Boom en Anna Tijsseling.

In het nieuwe boek waar Bart van der Boom aan werkt vraagt hij zich af of de joden, maar ook de Nederlandse om-standers, wisten wat er met ze in Polen ging gebeuren. Hij onderzoekt dit met behulp van een dagboekstudie. Hieruit blijkt dat men wist dat de joden opgepakt werden, naar Wes-terbork gingen en naar Polen werden afgevoerd. Dat was al-gemeen bekend. De vraag die echter opkomt is: wat ging er vervolgens met de joden gebeuren?Tijdens de oorlog waren er zeer sombere vermoedens, maar van feitelijke kennis was geen sprake. Bart van der Boom: “Er zijn wel allemaal berichten en geruchten door de illegale pers verspreidt (Radio Oranje, BBC), maar als je kijkt wat tijdsgen-oten daar van maken dan hebben ze het gevoel dat er geen aan-knopingspunten zijn. Er is geen informatie voor handen die echt duidelijk is en die gezaghebbend is. Als je de mensen destijds had gevraagd wat er met de joden ging gebeuren dan hadden ze daar wel een antwoord op. Een somber antwoord. Maar als je vervolgens had gevraagd: ‘Weet u dat zeker?’ Dan hadden ze waarschijnlijk gezegd dat ze dat niet zeker wisten.”

“Joden worstelen met de keuze of ze zullen onderduiken of niet”

Het gegeven dat de bevolking geen zekerheid had is belangrijk om te snappen welke keuzes joden en omstanders hebben gemaakt. “Joden worstelen namelijk met de keuze of ze zullen onderduiken of niet. Als een jood onderduikt en hij wordt gepakt door de Duitsers, dan betekent dat deportatie naar Mauthausen wat een een zekere dood betekende, dat is algemeen bekend. Wanneer een jood besluit zich te laten afvoeren naar Westerbork en uiteindelijk Polen, dan heb je nog tijd en eventueel een grotere overlevingskans. Wellicht kan je in Polen nog enkele weken, maanden of jaren over-

leven en dan zal de oorlog wel voorbij zijn”. Ook omstanders kunnen daarom ervoor kiezen om geen joden bij hen ondert te laten duiken, omdat dan zowel de joden als ook de om-standers direct naar Mauthausen gebracht zullen worden. Hi-ermee wordt de passiviteit van de omstanders deels verklaard.

“Homoseksuelen worden gezien als mannen in regenjassen”

Weliswaar duiken in berichten en dagboeken termen als ‘uit-roeiing’ en ‘vernietiging’ op maar daarbij denkt men niet aan Auschwitz, zoals wij dat nu doen, men denkt aan iets wat tijd kost. “Zij gaan er vanuit dat joden naar Polen gaan, gezinnen uit elkaar gehaald zullen worden, dat er geen medische hulp voor handen is en dat er weinig eten zal zijn. Op den duur betekent dat het einde van een volk. Ze bedoelen daarmee niet onmiddellijke moord zoals wij doen.”De conclusies van het onderzoek zijn op wetenschap-pelijk gebied niet heel controversieel. “Als mensen de argu-menten en het bewijsmateriaal zien, dan zien ze wel dat de redenering fatsoenlijk is. Er is ook nog nooit op zo’n grote schaal onderzoek gedaan in dagboeken.” De controverse ligt echter in het publieke debat. Dit onderzoek is van belang, omdat daar de schuldvraag aan verbonden is. Wij zien de oorlog als een oorlog waarin honderdduizend Nederlandse joden zijn vermoord en dat de omstanders passief toekeken hoe dat gebeurde. Met dit onderzoek kweekt van der Boom echter begrip voor omstanders. Daarnaast zegt Bart van der Boom dat sommige joden wel degelijk hadden kunnen on-derduiken maar dat niet deden omdat ze het risico onders-chatten en dat past niet in onze herinnering. De collectieve herinnering is dat omstanders schuldig waren en de slachtof-fers machteloos. “Dat wil ik nuanceren door te zeggen dat wel degelijk veel omstanders meeleven met de joden, maar dat hun passiviteit ook verklaard kan worden uit een onder-schatting van het gevaar. Daarnaast konden sommige joden onderduiken maar deden dat niet omdat zij het gevaar van deportatie onderschatten”, zegt Bart van der Boom. “Er moe-ten duizenden joden zijn geweest die konden onderduiken maar dat niet hebben gedaan. Daar stuit je ook op een taboe. Dit is ‘blaming the victim’. Moreel snap ik dat bezwaar wel, maar wetenschappelijk kan ik er niets mee.”Ook met het onderzoek van Anna Tijsseling wordt de huidige collectieve herinnering ondermijnd. In 2009 pub-liceerde zij haar boek Schuldige seks. Homoseksuele zeden-delicten rondom de Duitse bezetting. Het belangrijkste punt dat Tijsseling wil maken in dit boek is dat homoseksuelen niet in grotere getale zijn vervolgd dan voor en na de oorlog. Het probleem ligt ook weer in de definitie.

Interview met Bart van der Boom en Anna Tijsseling over hun onderzoek

6

Page 7: Déjà Vu mei 2011

Bart van der Boom gaf aan dat ‘uitroeiing’ en ‘vernietiging’ voor mensen in de oorlog iets anders betekende dan nu. Zo is het ook met de definitie van ‘homoseksueel’. De definitie die de Duitsers aan geven is wezenlijk anders dan die van de Nederlanders. Anna Tijsseling: “In Nederland vinden we homoseksualiteit in die tijd een vieze oude man in een regen-jas die jonge jongens verleid. Het maatschappelijke probleem is dat die jonge jongen ook een regenjas gaat worden. Dus daar moet je als maatschappij tegen optreden. In Duitsland werkt het heel anders. Daar is seks tussen mannen strafbaar. Punt. In de oorlog komt een extra scherpe wetgeving op seks tussen mannen. De redenatie daarachter is dat zij het ras ver-zwakken. Homoseksualiteit is een soort ziekte en dat moeten we eruit zien te werken, vinden de Duitsers.”Het verschil tussen Duitsland en Nederland is dat de Duit-se overheid inbreekt in volwassen relaties. Nederland doet dat niet. Nederland heeft een heel terughoudende politiek waarin het gaat om ingrijpen achter de voordeur. Tijdens de oorlog wordt de Duitse wetgeving wel overgenomen. Echter, zegt Tijsseling: “Je kan de taal wel veranderen maar niet de mentaliteit”.

“Ik kweek begrip voor omstanders tijdens WOII, terwijl zij gezien worden als passief door het grote publiek”

Dit heeft ze kunnen laten zien door één van de belangrijk-ste juridische arrondissementen te onderzoek, namelijk Den Haag. “In het centrum van het arrondissement zat de bezet-

ter met zijn eigen politiek die zich actief kon mengen met de rechtspraak, maar deden dit maar beperkt. Ze mengden zich niet volledig met de vervolging van zedendelicten.”

Politieambtenaren worden wel actief aangespoord om de Duitse verordening na te leven en er komen ook jongens voorbij die op basis van die verordening worden opgepakt. “Dit leidt niet tot strafvervolging en dat is anders dan voor de bezettingstijd. Voor de oorlog werden die jonge jongens wel aangepakt en kwamen ze op opvoedingsscholen terecht. Maar in Nederland de jongens zelf niet gecriminaliseerd en in Duitsland wel.”Tijsseling: “Jonge jongens worden gezien als slachtoffers en niet als daders en dat vertaalt zich ook naar wie er vervolgd wordt. De ouderen die betrokken zijn, worden gezien als daders. Je ziet daar dus een hele consistente houding in het denken over ‘wat is homoseksualiteit’. Die houding is niet veranderd met de komst van de Duitsers. Dat contrasteert enorm met wat wij denken. En dat is de bijdrage die ik lever met dat boek. Tot mijn proefschrift uitkwam, suggereerde de literatuur dat er veel meer vervolgingen kwamen.”

Wetenschappelijk kunnen we deze onjuistheden wel be-grijpen maar omdat de collectieve herinnering zo sterk is, zal het door het grote publiek niet met open armen ontvangen worden. Dat betekent namelijk een deukje in je eigen herin-nering.

Bar

t van

der

Boo

mA

nna Tijsseling

In 2003 schreef Bart van de Boom al We leven nog. De stemming in bezet Nederland dat de stemming van het Nederlandse volk beschrijft tijdens bezet-ting. Daarin zijn rapporten te lezen die de Wehr-macht over Nederland bijhield om inzicht te kri-jgen in de houding van Nederlanders ten aanzien van de bezetter.

Anna Tijsseling is niet bang om de discussie aan te gaan over haar conclusies. In 2006 was de ten-toonstelling Wie kan ik nog vertrouwen? Homosek-sueel in nazi-Duitsland en bezet Nederland te zien in het Verzetsmuseum in Amsterdam. Anna Tijs-seling vond dat deze tentoonstelling niet een juiste weergave gaf van homoseksuelen tijdens bezet Nederland. Ze nam het daarom in een dubbelin-terview op tegen de samensteller van de tentoon-stelling, historicus Klaus Müller.

7

Page 8: Déjà Vu mei 2011

Uitgelicht: Marieke Elske PrinsDoor: Esther Viergever

In Déjà Vu stellen we deze keer aan u voor, onze eigen HSVL-routinier en sinds 25 maart jl. benoemd ab-actis van Bestuur Stam: Marieke Elske Prins. Waarom ben je geschiedenis gaan studeren en welke richting ben je uiteindelijk op gegaan? ‘Ik heb altijd veel passie gehad voor geschiedenis, en dat is eigenlijk nooit veranderd. Afgelopen jaren heb ik mij vooral bezig gehouden met Algemene Geschiedenis en mijn scriptie geschreven over Oliver Cromwell’s religieuze politiek in 17e-eeuws Engeland. Inmiddels doe ik de Master PCNI (Political Culture and National Identities, red.) en zal ik afstuderen op migratiegeschiedenis. Mijn scriptie gaat over de participatie van Nederlandse ‘Expats’ (van Shell en diplomaten) in de In-donesische samenleving.’

Hoe ben je zelf betrokken geraakt bij de HSVL?‘Na een fantastische kleine reis naar Londen besloot ik dat ik wel in de Activiteitencommissie wilde. Zij hadden in 2008-2009 een quaestor nodig en die uitdaging wilde ik wel aangaan. Dat is me uiteindelijk goed bevallen.’ Wat was jouw eerste indruk van de HSVL? ‘Het was en is een grote vereniging die draait op vrijwilligers. De HSVL kreeg steeds meer de allure van een semi-profes-sionele vereniging, maar de basis bleef altijd vriendschap. Commissieleden veranderen van totale vreemden snel naar vrienden. Ik hoop dat dit nog lang zo blijft.’

‘‘Het was ongelooflijk gaaf om in mijn eentje zes weken te backpacken’’

Sinds kort heb je de stap genomen om in het bestuur te stappen: wat zijn de dingen die jij met dit bestuur wil bereiken? ‘Het belangrijkste vind ik dat er na ons een ‘nieuwe’ licht-ing HSVL-ers komt die vol enthousiasme deze vereniging willen draaien. Financiën moeten op orde en gestructureerd zijn (hier spreekt de oud-quaestor in mij) zodat wij een ge-zonde vereniging kunnen doorgeven. Daarnaast zijn goede contacten heel belangrijk. Contacten leggen is niet moeilijk, behouden daarentegen wel: docenten vinden het ontzettend leuk als zij gevraagd worden voor lezingen, reisjes, symposia, debatten, enz. en dat moet de komende jaren zo blijven. Het Legermuseum en het NIOD willen bijvoorbeeld ook maar al te graag met ons samenwerken. De HSVL is groot en wordt nog groter met een goedlopende Déjà Vu, feesten, reizen en symposia. Hopelijk gaat dit niet ten koste van de goed opge-bouwde contacten en de vriendschappelijke sfeer binnen de vereniging, want daarin zit onze kracht en charme.’

Je hebt de afgelopen zomer in je eentje een paar weken door Australië getrokken. Hoe heb je dat ervaren? ‘Het was ongelofelijk gaaf om zes weken in mijn eentje te backpacken. Sinds de Olympische Spelen in 2000 in Sydney wilde ik er al heen en nu was het eindelijk zover. Ik ben van Adelaide naar Alice Springs/Uluru – Darwin – Cairns – Air-lie Beach – Newcastle - Sydney gegaan. Na vier dagen bij familie te hebben gelogeerd bracht mijn 85-jarige oom mij met de auto naar Alice Springs, 1500 km landinwaarts. De kangoeroes hadden zich nog niet in het wild getoond dus besloot ik allereerst hun culinaire kant te ontdekken – heer-lijk. Ik deed een tour naar Uluru ofwel Ayers Rock, de heilige berg van de Aboriginals. Zo’n magische zonsondergang had ik nog nooit meegemaakt! De Ghan, een trein die eens in de vier dagen rijdt, bracht mij naar Darwin. Tijdens deze vierentwintig uur durende reis ontmoette ik een Duitse en twee Nederlandse studenten met wie ik samen besloot in Darwin een four-wheel drive te huren om de nationale parken Kakadu en Litchfield in te gaan. Aan de oostkust bij Airlie Beach, inmiddels week vier, heb ik heel decadent een driedaagse zeiltocht gemaakt op een tall ship. Zeilend over het Great Barrier Reef, snorkelen tussen het koraal, dolfijnen zwommen mee en een zeeschildpad dreef langs. Dit was echt een droomtocht. Na vijf weken had ik nog een week in Syd-ney. Na zes weken ‘on my own’ was ik blij weer naar huis te gaan want het is soms eenzaam en niet makkelijk alles in je eentje te beleven. Je leert jezelf, je grenzen en (leuke) on-verwachte kanten van jezelf goed kennen. Maar bovenal was deze reis Down Under te gek en zeker weten het meest gave dat ik ooit heb gedaan.’ Wat zijn jouw eigen toekomstplannen? ‘Het belangrijkste is genieten van het leven en momenteel dus het studentenleven! Zingen en mooie tijden beleven met veel vrienden, mijn vriend en familie. Daarnaast maak ik mijn Masteropleiding af, doe ik daarna nog een jaar het World Teacher Program en ga dan de wijde wereld in. Ik heb geen idee of ik ook daadwerkelijk ga lesgeven, misschien wel in het buitenland. Ik zou graag wel een paar jaar in Engeland willen wonen. Ik zie wel wat de toekomst brengt.’

8

Page 9: Déjà Vu mei 2011

Gezocht:- Déjà Vu zoekt redacteuren voor vol-gend jaar! Interesse? Mail dan naar dejavuhsvl@gmail.

com!

- Actief worden in een van de vele com-missies bij de HSVL? Dat kan! Mail naar [email protected] of kom een keertje langs op het hok in het Huizinga-gebouw!

Van het bestuurVoilà, de laatste Déjà Vu van dit collegejaar alweer. Na twee eerdere succesnummers heeft deze editie opnieuw alles weten te overtreffen. De redactieleden onder de bezielende leiding van onze hoofdredacteur Arnout le Clercq hebben weer alles uit de kast gehaald. Er hebben zich onlangs wat interne veranderingen voorgedaan bin-nen de HSVL. Zoals jullie wellicht hebben vernomen zag een van de bestuursleden, Ronja Slierendrecht, zich medio maart genoodzaakt haar bestuurfunctie als Ab-Actis door persoonlijke omstandigheden neer te leggen. Om haar vertrek op te vangen zijn er, met goedkeuring van de bijzondere Algemene Ledenvergadering van 25 maart, twee nieu-we leden toegetreden tot het bestuur. De functie van Ab-actis zal door Marieke Elske Prins worden uitgevoerd en Bjørn Gallée zal bestuurs-zaken als Assessor Extern uitdragen. Met veel plezier en nieuwe energie gaan wij als bestuur er alles aan doen om dit HSVL-jaar succesvol af te sluiten. Allereerst heeft er inmiddels een van de grote hoogtepunten van het jaar plaatsgevonden: de Grote Reis. Samen met de docenten Hans Wilbrink en Peter Hendriks is de Balkan door een groep van tweeënveertig HSVL’ers verkend. Zo hebben zij de interessante en levendige steden Belgrado en Sarajevo bezocht. Bovendien heeft het plaatsje Srebrenica een bijzondere indruk achtergelaten. Vlak na de terugkomst konden we ons meteen opmaken voor de grote trek naar het hoge Noorden voor de Pan Historische Verband (PHV)-dag die 12 mei in Groningen plaatsvond. Het einde van het collegejaar komt snel dichterbij, on ne voit pas le temps passer! We kijken al erg uit naar de komst van de nieuwe eerste-jaars geschiedenisstudenten, die we met open armen bij de HSVL zullen ontvangen. De COACH heeft zijn uiterste best gedaan om een spetter-end Eerstejaarsweekend te organiseren. We reizen af naar het pittoreske Bruinisse om hier de eerstejaars èn de Zeeuwen kennis te laten maken met de HSVL. Wij wensen jullie veel succes met de tentamens en alvast een fijne vakantie!

Namens het bestuur,

Wietse StamPraeses der HSVL

V.l.n.r: Derk Jan Verdel, Bjørn Gallée, Wietse Stam, Marieke Elske Prins, Daan van Bloois 9

Page 10: Déjà Vu mei 2011

Ondeugende bemanning en Tahitiaanse vrouwen: een gevaarlijke combinatie

Door: Veerle Beurze

De Britse bemanning van de Endeavour o.l.v. kapitein James Cook had drie taken toen zij vertrok. De eerste was het ob-serveren van de Venus-overgang op Tahiti. Daar moest een station gebouwd worden om deze overgang, waarbij vanaf de Aarde gezien Venus voor de zon langs schuift, op 3 juni 1769 te bekijken. Gegevens van deze gebeurtenis zouden worden gebruikt om de afstand tussen de zon en de Aarde te berekenen. Deze informatie was erg belangrijk voor de scheepvaart. Het tweede doel van de reis was het zoeken naar Terra Aus-tralis Incognita, een continent dat op het zuidelijk halfrond zou moeten liggen. Na deze en latere reizen van James Cook zou duidelijk worden dat dit continent helemaal niet bestond en werd de term gebruikt voor Australië. Het laatste doel van de expeditie was het doen van natuurhistorisch onder-zoek en hiervoor was Joseph Banks mee aan boord. Hij leidde dit onderzoek en had een team van plantkundigen, natuur-historische tekenaars, veldassistenten en bedienden onder zich.

‘Tot aan het moment waarop de Endeavour van Tahiti vertrok, bleven er spanningen tus-sen de bemanning en de lokale vrouwen’

In april 1769 kwam de Endeavour aan bij Tahiti. Bij aankomst werd op het strand meteen begonnen aan de bouw van Fort Venus. Dit houten kamp beschermde de expeditie. In het kamp stonden verschillende tenten, waarin de beman-ning sliep en bijeenkomsten waren. Toch was deze bescherming beperkt, want al snel werd er veel van de Endeavour gestolen. Dit was een duidelijk teken van het cultuurverschil tussen de Tahitianen en de Engelse bemanning: de Tahitianen vonden dat ze de spullen konden claimen, maar de bemanning dacht daar toch iets anders over. Dit zorgde voor de nodige spanningen. Banks schreef hierover in zijn dagboek: “...grote en kleine opperhoofden en gewone mensen zijn allemaal de overtuiging toegedaan dat een voorwerp hun eigendom wordt zodra ze het in hun

handen weten te krijgen”. Dit stelen zorgde ervoor dat metaal het voornaamste ruil-middel werd op het eiland. Er kwam dan ook een levendige ruilhandel, bijvoorbeeld tussen de lokale vrouwen en de be-manning. De gunst van de vrouwen werd geruild met metaal dat afkomstig was van het schip. Er verdwenen zo steeds meer spijkers, handgrepen en andere voorwerpen van de En-deavour. Cook was hier op zijn zachtst gezegd niet blij mee: hij kende het verhaal over de Dolphin, het Britse schip dat twee jaar eerder uit het Polynesisch gebied vertrok. Toen het schip daarna in een storm kwam, zou het bijna uit elkaar zijn gevallen omdat het schip zo veel spijkers miste. Banks zelf was ook niet zo onschuldig. Hij schreef in zijndagboek dat hij geregeld buiten ging slapen, onder het mom van ‘onderzoek doen’. Ook schreef hij na aankomst al in zijn dagboek over een mooi meisje met ‘vuur in haar ogen’ en leek diep van haar onder de indruk. Op 3 en 4 juni, tijdens de observaties van de Venusovergang, schreef Banks over drie mooie meisjes in een kano. Zij kwamen op bezoek en lieten zich makkelijk overhalen om in de tent te blijven sla-pen. Over de volgende ochtend schreef Banks: ‘We moesten ons vertrek voorbereiden, ondanks de smeekbeden van ons schone gezelschap, dat trachtte ons tot een langer verblijf te overreden.’ Tot aan het moment waarop de Endeavour van Tahiti vertrok, bleven er (deze keer seksuele) spanningen tussen de bemanning en de lokale vrouwen. Twee beman-ningsleden wilden zelfs ontslag nemen om bij de prachtige vrouwen te blijven. Een opsporingsexpeditie kwam er aan te pas om de soldaten weer terug te halen. Deze ontwikkelingen tussen de bemanning en de vrouwen zat kapitein Cook niet lekker, zoals ook te lezen is in zijn dagboek. Op 6 juni schreef hij dat hij zich zorgen maakte om de geslachtsziekten die zijn bemanning zou kunnen oplopen en verspreiden. Toch suste hij zijn geweten door de oorzaak van de ziektes op de Fransen en Spanjaarden te schuiven, die al eerder op het eiland waren geweest (en dus van de vrouwen hadden genoten). Toen de Endeavour op 13 juli vertrok, nam de bemanning naast de onderzoeksresultaten dus ook lichamelijke souvenirs mee naar huis.

10

Page 11: Déjà Vu mei 2011

Ondeugende bemanning en Tahitiaanse vrouwen: een gevaarlijke combinatie

Historische Informatie Courant: de Déjà Vu van vroeger?

Door: Arnout le Clercq

Nanos gigantium humeris insidentes, oftewel ‘dwergen die op de schouders van reuzen staan’. Deze gevleugelde uitspraak werd in de 12e eeuw voor het eerst opgeschreven door Bernard van Chartres en later gebruikt door bijvoorbeeld Isaac Newton, waar-bij hij refereerde naar alle natuurkundige genieën die hem voor waren gegaan. Déjà Vu heeft ook een reus als voorganger: de Historische Informatie Courant (HIC), die nu al op de rand van vergetelheid lijkt te balanceren. Het geschiedenisblad heeft bestaan van 1967 tot 2007, maar uiteindelijk toch niet de tand des tijds kunnen doorstaan. Een aantal HIC’s in het archief vormden de aanleiding om eens onderzoek te doen naar deze illustere voorganger.

In de laatste jaren van de HIC was dr. Raymond Fagel begeleidend docent. ‘Ik heb er heel wat jaartjes bijgezeten.’ De HIC was een volledig onafhankelijk tijdschrift, dat los stond van de HSVL en de historische disputen (voor de HSVL waren de geschiedenisstudenten verenigd in een aantal disputen, zoals Quack, Damocles en Robert Fruin. Deze disputen hebben samen met de HSVL een periode van coëxistentie beleefd en zijn uiteindelijk opge-houden te bestaan, red.). De HIC kende een vaste redactie en kreeg subsidie van het insti- tuut. Er verschenen in totaal vier nummers per jaar. ‘Dat is heel lang goed gegaan’, zegt Fagel, ‘maar op een bepaald moment daalde het aan-tal nummers naar drie en vanaf toen zakte het langzaam in. Toen de laatste hoofdredacteur voor een half jaar naar het buitenland ver-trok en niemand hem kon vervangen is het opgehouden. Zo is de HIC een zachte dood gestorven.’

“De HIC is een zachte dood gestorven”

Volgens Raymond Fagel hebben twee fac-toren een hoofdrol gespeeld bij het ver-dwijnen van de HIC. Allereerst speelt de BA/MA structuur een belangrijke rol. ‘In je eerste jaar kom je bij de redactie, dan zou je in je tweede jaar iets meer kunnen doen en in je derde en vierde jaar ga je stage

lopen en/of naar het buitenland om vervol-gens af te studeren. Wanneer moet je dan in godsnaam een blaadje leiden? Met het verdwijnen van zesde- en zevendejaars stu-denten is de continuïteit niet meer te waar-borgen. Door het BA/MA systeem ben je afhankelijk van goede tweede- en derdejaars. Het studentenleven is met de huidige struc-tuur veel uitgekiender dan vroeger, het lijkt wel alsof mensen daardoor steeds minder stu-dent worden. Het is alsof mensen niet meer zin en tijd hebben om urenlang in een kroeg te ouwehoeren over hoe je een blad in elkaar gaat zetten. De BA heeft wat kapot gemaakt.’

Ten tweede speelt (paradoxaal genoeg) de verbeterde techniek een rol. ‘Zoiets als lay-out kan door steeds minder mensen gedaan worden binnen een redactie. Je hebt er vrij zware computers voor nodig en ook mensen die met zo’n programma om kunnen gaan. Hierbij moet je soms dus een beroep doen op een oud-redactielid: omdat niet iedereen kan lay-outen ben je dus ook in dat aspect heel erg afhankelijk van een klein aantal per-sonen. Vroeger kon iedereen gewoon sten-cilen’, waarop hij een wat muffe archiefdoos boven van de boekenkast pakt met HICs die nog teruggaan tot de jaren ’70: aan elkaar ge-bonden pagina’s met teksten gemaakt op een typmachine, de gekopieerde afbeeldingen zelf ingeplakt en dan honderden malen door een stencilroller gedraaid. ‘Ik heb een groot ar-chief van de HIC, misschien dat er een keer wat mee moet gebeuren.’

“Vroeger kon iedereen stencilen”

Na slechts twee jaar radiostilte (2007-2009) werd onder bestuur Westervelt door Marlou Dahmen het concept weer nieuw leven inge-blazen met de Déjà Vu, deze keer vanuit de vereniging. ‘Ik vind het heel goed dat dit is ge-beurd, ik ben blij dat het weer op poten staat’, zegt Fagel. ‘De Déjà Vu en de HIC lijken veel op elkaar, alleen de vormgeving is eigenlijk een groot verschil. Het is nu rijker aan kleur, er zit wat meer plezier in de opmaak van het blad. Maar qua lengte en inhoud van artikelen is er niet zo heel veel anders.’ Déjà Vu is ken-nelijk toch niet zo heel nieuw en revolutionair als sommigen denken. Maar goed, wie is er dan in de geschiedenis ook werkelijk origi-neel? Wij zijn dwergen die op schouders van reuzen staan: nu is het aan Déjà Vu om zelf een reus te worden.

Interview met dr. Raymond Fagel

11

Page 12: Déjà Vu mei 2011

12

‘Kosmolianisme’: de ontdekkingsreis door de ruimteDoor: Esther Viergever & Merel van Tol

Het Engelse ‘stargazing’, vrij vertaalt ‘dromen over de sterren’, is misschien wel zo oud als de mensheid zelf. Al duizenden jaren proberen onze voorouders het ontstaan, de evolutie en het lot van misschien wel het meest tot de verbeelding sprekende ‘terra incognita’, ons universum, te begrijpen en te verklaren. Deze zoektocht ging van oudsher hand in hand met de evolutie van de wijsbegeerte: de fascinatie voor ons éigen bestaan op deze planeet. Al vroeg bestond er name-lijk een collectief besef dat wij eigenlijk, inherent, een zeer belangrijk deel uitmaken van de kosmos; volgens sommige grote denkers zíjn wij zelfs de kosmos. Het bijzondere is dat deze motivatie eigenlijk nog steeds geldt voor het huidige ruimteonderzoek. Ondanks de duizelingwekkende ontwik-keling die de astronomie als wetenschap de afgelopen paar duizend jaar heeft doorgemaakt stellen we onszelf eigenlijk nog steeds deze vraag. Het lijkt er zelfs op dat elke nieuwe waarneming en elke nieuwe uitvinding in feite alleen maar meer aantoont hoe weinig wij eigenlijk nog weten over ons heelal en ons eigen bestaan.

‘Al duizenden jaren proberen onze voor-ouders het ontstaan, de evolutie en het lot van misschien wel het meest tot de ver-beelding sprekende ‘terra incognita’, ons universum, te begrijpen en te verklaren’

Maar hoe en wanneer is deze fascinatie eigenlijk ontstaan? De pioniers in de astronomie deden hun eerste ontdekkingen al in de vroege oudheid. In het oude Egypte, China, India en Sumerië hield men zich al bezig met de bewegingen van de zon, maan, planeten en kometen. Met ingenieuze bereke-ningen, gebaseerd op waarnemingen met het blote oog, lukte het bijvoorbeeld om zons- en maansverduisteringen te voorspellen. Babylonische astronomen brachten verschijnse-

len in de ruimte in verband met gebeurtenissen op aarde, wat tevens het begin van de astrologie betekende. De oude Grieken definieerden op hun beurt de dierenriem, een band van twaalf heldere sterrenbeelden, die verantwoorde-lijk zouden zijn voor de beweging van de zon, maan en de planeten. Daarnaast zijn zij grotendeels verantwoordelijk voor de etymologie van het ruimtevaartjargon zoals wij dat vandaag de dag nog steeds kennen en gebruiken. Neem bijvoorbeeld het woord ‘astronomia’, kennis van de sterren, of de term ‘kosmos’, letterlijk, ‘de wereld, het geordende uni-versum’, één van de speerpunten in het Platonische denken. Romeinse astronomen ontdekten dat er ‘lichtpunten’ waren die de sterren volgden en noemden deze ‘planeta’, afgeleid van het Griekse word ‘planes’, wat letterlijk ‘rondzwervers’ betekent. Zij gaven deze ‘planeta’ de ons immer bekende na-men van Romeinse goden: Jupiter – koning van de goden, Mars – god van de oorlog, Mercurius – boodschapper van de goden, Venus – godin van liefde en schoonheid en Sa-turnus- vader van Jupiter en de god van de landbouw. In de Middeleeuwen waren het de Arabieren die nieuwe sterren ontdekten en ze de namen gaven die vandaag de dag nog steeds gebruikt worden. De ontdekking van onze eigen planeet en de ontwikkeling van de wetenschap in de Renaissance gaf ook het ‘ruimteko-lonialisme’ een enorme impuls, met enkele flinke paradig-maverschuivingen als gevolg. De Poolse astronoom Nicolaas Copernicus was de eerste sinds de Griek Aristarchus die het geocentrische wereldbeeld van Plato, Aristoteles en Ptole-maeus verwierp en daar een heliocentrisch wereldbeeld voor in de plaats stelde: niet de aarde is het middelpunt van het universum, maar de zon. De resultaten van zijn onder-zoek werden rond 1530 gepubliceerd in De Revolutionibus en werd, mede door de uitvinding van de boekdrukkunst, al snel verspreid. Deze ‘Copernicaanse Revolutie’ ging echter niet zonder slag of stoot: de Katholieke Kerk be-schouwde dit werk als ketterij en zette het op de beruchte In-dex (voor meer over de Index zie het stuk ‘Astronomen in het nauw’ in de Déjà Vu van december vorig jaar), wat tevergeefs zou blijken, want de ontwikkeling van de wetenschap zette zich in de zeventiende eeuw in een rap tempo voort. Een belangrijke mijlpaal was de –Nederlandse- uitvinding van de telescoop (1609) door Lippershey. Dit maakte het mogelijk dat natuurkundige Kepler zijn ideeën van planetaire be-weging, een baanbrekende ontwikkeling binnen de mechani-ca, kon uitwerken. Galileo, vaak gezien als de ‘godfather’ van de moderne astronomie, ontwikkelde vervolgens zijn eigen telescoop waarmee hij de satellieten van de maan en die van Jupiter kon observeren en verifieerde bovendien de ontdek-kingen van Copernicus. In 1610 publiceerde hij zijn waar-nemingen in Sinderieus Nuncius (Sterrenbode) wat ook deze keer op veel weerstand stuitte van de Katholieke Kerk en ervoor zorgde dat Galileo zich moest verantwoorden tegen-over de Inquisitie. Newton’s Principia (1684-1686),

Page 13: Déjà Vu mei 2011

13

het tot Einstein onbetwiste handboek van de klassieke mechanica, werkte Kepler’s waarnemingen verder uit tot wiskundige theorieën. Deze wetten van de zwaartekracht ble-ken de definitieve oplossing in het kunnen verklaren van de beweging van planeten. De kometen kwamen aan de beurt toen de Brit Edmond Halley begin achttiende eeuw zijn eerste waarnemingen deed. Hij ontdekte dat deze hemel-lichamen in een bepaald vast patroon om de sterren draaiden (ook wel omlooptijd genoemd) met de komeet Halley als meest beroemde voorbeeld. Aan het einde van de achttiende eeuw ontdekte William Herschel dat de zon een onderdeel is van de Melkweg, een platte baan van sterren, wat hij be-schreef in On the Constructions of Heaven. In 1781 ontdekte hij bovendien de planeet Uranus.

Het aanbreken van de twintigste eeuw betekende niet het einde van de fascinatie voor ons universum, integendeel: het begrijpen en verklaren van deze ‘terra incognita’ kwam tot een climax. In de twintigste eeuw zouden de ontwikkelingen in het ruimteonderzoek letterlijk nieuwe hoogtes gaan be-reiken: het ontstaan van NASA, de enorme ruimtetechniek die de Verenigde Staten en Sovjet-Unie op poten zouden zetten en niet in de laatste plaats de eerste fysieke stappen in de ruimte. Het kwam zelfs zo ‘dichtbij’ dat men voor het ee-rst ‘claim’ wilde leggen: terwijl de hele planeet aarde getracht werd te verdelen onder de twee vijandige kampen, werd de grens verlegd tot ver buiten de biosfeer. Toen de Tweede Wereldoorlog in 1945 tot een einde kwam bleek dat de wereld drastisch was veranderd. Men werd met de neus op de harde feiten gedrukt: de wereld raakte ver-deeld in twee vijandige kampen. Gedurende enkele decen-nia zouden de voormalige bondgenoten, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, met hun satellietstaten en invloeds-

sferen verwikkeld zijn in een strijd die vele vormen kende. Na 1940 groeit de invloed van technologische vooruitgang op de samenleving en het dagelijks leven van mensen sterk. Nog nooit in de geschiedenis was de kloof tussen puur theoretische wetenschap en praktische technologie zo klein geweest. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstond een nieuw model van wetenschap, ‘Big Science’, met grootscha-lige -door de overheid gefinancierde- projecten die niet ge-richt waren op theoretische wetenschap, maar op praktische toepassing hiervan. Binnen dit kader van een nieuwe geo-politieke constellatie, plus de ontstane strijd op elk denkbaar maatschappelijk terrein mogelijk, zou de mens dan eindelijk voor het eerst voet gaan zetten in de eeuwenlang bestudeerde ‘terra incognita’. Vanaf nu zou blijken dat ook de ruimte zou terrein worden waarop de Koude Oorlog werd beslecht.

‘Nog nooit in de geschiedenis was de kloof tussen puur theoretische wetenschap en praktische technologie zo klein geweest’

4 oktober 1957, 22 uur 48 minuten en 34 seconden: dit mo-ment wordt vaak gezien als de officiële start van de ‘Space Age’. Spoetnik 1, de eerste onbemande satelliet, werd ge-lanceerd. De satelliet cirkelde drie maanden in een baan om de aarde, maar viel op 4 januari 1958 terug naar het op-pervlak en verbrandde in de atmosfeer. In de Verenigde Staten leefde men tot op dit moment in de veronderstelling voorop te lopen in de ruimtevaarttechnologie; de Sovjet-Unie was in Amerikaanse ogen immers een wetenschap-pelijk onderontwikkeld gebied. Dit nieuws kwam dan ook als een grote schok; de ‘missile gap’, de achterstand in raket-technologie, werd onderwerp tot veel discussie. De Ameri-kaanse regering voelde zich gedwongen tot ondernemen van actie om hun machtspositie in de ruimtevaarttechnologie te herstellen. Voorop blijven op dit gebied werd namelijk gezien als primaire noodzaak voor de nationale veiligheid en bovendien als gekoesterd symbool van technologische en ideologische superioriteit. Vrij spoedig volgde de lancering van Spoetnik 2 en enkele maanden later ook Spoetnik 3. In 1961 waren het opnieuw de Russen die een primeur op hun naam mochten schrijven: op 12 april werd Yuri Gagarin de eerste mens die een reis door de ruimte maakte aan boord van de Vostok 1.

Neil Armstrong Yuri Gagarin

Page 14: Déjà Vu mei 2011

14

In het kader van de zich nu ontpoppende ‘Space Race’ kon een Amerikaanse reactie niet uitblijven. Kort voor de lancering van Spoetnik 3, op 31 januari 1958, waren ook de Amerikanen erin geslaagd hun eerste satelliet, de Explorer 1, in een baan om de aarde te krijgen. Op 29 juli werd de ‘National Aeronautics and Space Administration’ (NASA) in het leven geroepen die vanaf dit moment de leiding zou nemen in de Amerikaanse ruimteverken-ning. NASA zou in de toekomst vele verworvenheden op haar naam gaan schrijven. Het ongekende hoogtepunt bereikten de Verenigde Staten, onder leiding van NASA, op 21 juli 1969. Neil Armstrong zette als eerste mens voet op de maan en plantte daar de Amerikaanse vlag.

‘Zal de mens na eeuwen van exploratie stukje bij beetje toch de kosmos meer gaan begri-jpen?’

Wanneer er in de jaren negentig een einde komt aan de Koude Oorlog is het niet gedaan met de ruimteverkenning. In februari 2006 omschreef NASA haar missie als volgt: “pioneer the future in space exploration, scientific discovery and aeronautics research.” De ruimtevaarttechnologie bleef zich na de Koude Oorlog verder ontwikkelen. Robotmissies helpen de mens om meer grip te krij-gen op de aarde als planeet binnen een oneindig universum. Het gaat zelfs verder: de Mars Society, een internationale organisatie, zet zich in voor intensiever onderzoek van Mars door bemande missies om uiteindelijk de planeet permanent te koloniseren.Onze tijd is een tijd van voortdurende technologische vooruit-gang. Volgens sommigen lijkt het of de geschiedenis zich versnelt. Maar waar ligt de grens? Wordt technologische vooruitgang –en daarmee het verleggen van onze fysieke grenzen tot ver buiten de biosfeer- een exponentieel proces? Zal de mens na eeuwen van exploratie stukje bij beetje toch de kosmos meer gaan begrijpen? De toekomst zal het leren.

‘Ruimtelijk Overzicht’3000 v.C. - Engeland - Bouw Stonehenge op basis van

astronomische berekeningen*

280 V.C. - Samos (Alexandrie) - Aristarchus ontwikkelt geocentrisch systeem

*140 N.C. - Griekenland - Ptolemaeus gebruikt het geocen-

tristisch systeem in zijn Mathematike Syntaxis.*

813 - Irak - Oprichting Astronomische School in Bagdad door Al Amon.

*1543 - Polen - Copernicus presenteert heliocentrisch

wereldbeeld*

1608 - Nederland - Uitvinding telescoop door lenzenmaker Hans Lippershey

*1609 - Italië - Galileo ontdekt met zijn telescoop nieuwe

manen, de kraters op de maan en de Melkweg*

1609 - Duitsland - Kepler’s wetten van planetaire beweging

*1656 - Nederland - Christiaan Huygens ontdekt de ringen

van Saturnus *

1668 - Engeland - Newton bouwt eerste reflecterende telescoop

*1705 - Engeland - Halley voorspelt de periodieke terugkeer

van de komeet Halley (in 1758) *

1781 - Engeland - Herschel ontdekt Uranus*

1905 - Duitsland - Relativiteitstheorie door Albert Einstein.

1923 - U.S.A. - Hubble bewijst dat er meerdere sterren-stelsels bestaan naast de Melkweg

*1930 - U.S.A. - Clyde Tombaugh ontdekt Pluto

*1992 - Vaticaanstad - Het Vaticaan, onder leiding van

Johannes Paulus II, accepteert Galileo’s verificatie van het werk van Copernicus

*1994 - Jupiter - De Shoemaker-Levy komeet crasht in

Jupiter*

1997 - Mars - De ‘Mars Pathfinder’ landt op de rode pla-neet

*1999 - U.S.A. - NASA verliest de ‘Mars Climate

Orbiter’en de ‘Mars Polar Lander’*

2000 - Mars - Nieuw bewijs gevonden voor water op Mars*

2000 tot nu – Ontwikkeling eerste bemande ruimtereis naar Mars

Page 15: Déjà Vu mei 2011

La Guerra di MontagnaDoor: Wietse Stam

“Afgesleten oude bergen, die hoog boven je uittornen met vaalgrijze, gigantische verticale rotswanden, met hun kaars-rechte zuilen, en hier en daar spleten en gleuven, die doorlopen tot aan de gekartelde en puntige toppen.” Zo beschrijft de Engelse schrijver H.G. Wells de sfeer in het ruige berglandschap van de Italiaanse Dolomieten dat één van de strijdtonelen was in de Eerste Wereldoorlog, in Italië bekend als ‘la guerra di montagna’. Tijdens het wintersportseizoen is er de mogelijkheid een skitocht te maken die je leidt langs de plekken waar zich tussen 1915 en 1918 de frontlinie tussen de Oostenrijkse en Italiaanse troepen bevond. Deze honderd kilometer lange ‘Giro della Grande Guerra’ neemt een vol-ledige dag in beslag en is naar mijn mening zeer indrukwek-kend.De oorlog aan het Alpenfront is altijd een relatief onderbe-licht -voor velen zelfs onbekend- onderwerp geweest in de geschiedenis van de Grote Oorlog. Desalniettemin was de strijd aan het Italiaanse front minstens zo dramatisch als elders. De soldaten moesten in de meest erbarmelijke om-standigheden zien te overleven. Nog nooit was er op zulke hoogten, soms 3500 meter, een oorlog gevoerd. Tijdens de Sino-Indiase grensoorlog van 1962 werd er weliswaar op vergelijkbare hoogten gevochten, maar wat de soldaten aan het Alpenfront meemaakten, kent zijn weerga niet in de ge-schiedenis. De winter van 1916 in de Dolomieten was een van de strengste ooit, met temperaturen tot de min vijftig graden Celsius. Er was echter een rampzalig gebrek aan een adequate uitrusting waarmee de meest onmenselijke om-standigheden moesten worden getrotseerd: onweer, ijskoude wind en hagelstenen zo groot als walnoten.

‘Gedacht wordt dat er aan het Alpenfront meer soldaten zijn omgekomen als gevolg van ‘de witte dood’ dan door kogels of granaten.’

Bovendien was er constant het gevaar van lawines: ‘de witte dood’. Beide partijen veroorzaakten deze door middel van artilleriebombardementen. Gedacht wordt dat er aan het Al-penfront meer soldaten zijn omgekomen als gevolg van ‘de witte dood’ dan door kogels of granaten. Op één dag, 13 december 1916, een dag die bekend staat als ‘witte vrijdag’, kwamen circa 10.000 soldaten door lawines om het leven. Om te schuilen voor vijandelijk vuur waren er naast loop-graven ook overal ondergrondse schuilplaatsen uitgegraven en ingericht. Deze tunnelnetwerken in de rotsachtige grond van de Dolomieten moeten verbluffend zijn geweest. Een goede schuilplek was van groot belang gezien het feit dat de ontploffende granaten de granietrotsen versplinterden en de vijand door dodelijke rondvliegende stukken rotsgesteente kon worden geraakt.De Dolomieten lagen midden in het Alpenfront en hadden voor beide partijen eigenlijk geen prioriteit. Het zwaartepunt

van de militaire campagnes voor de Italianen lag aan de rivier Isonzo waar in totaal twaalf vruchteloze offensieven zijn ondernomen. De Italiaanse strategie was in grote lijnen echter overal hetzelfde; het winnen en het behouden van zoveel mogelijk terrein. De Oostenrijkers namen een defen-sieve opstelling in en waren hierdoor ernstig in het voordeel, des te meer omdat zij de hogere bergtoppen beheersten. De oude Chinese generaal Sun Tzu zei al dat het een militair axioma is dat je niet bergopwaarts tegen de vijand optrekt. De aanvallende Italianen boekten dan ook aan het gehele front weinig succes. Met al hun offensieven werd een totale terreinwinst van dertig kilometer geboekt ten koste van 900.000 doden en gewonden. De strijd in de Dolomieten was naar verhouding over het gehele Italiaanse front klein-schalig. Toen na de zomer van 1915 de frontlinie hier vast lag ontstond er een oorlog tussen voornamelijk speciale bergeenheden.Hoewel de Italiaanse soldaten zeer gemotiveerd waren om ‘le terre nostre’ te veroveren, werden zij in de dalen van de Dolo-mieten niet met veel enthousiasme ontvangen. Het Italiaans nationalisme was pas laat doorgedrongen in de bergen. Zelfs bewoners van de zuidelijke dalen stonden vaak zeer vijandig tegenover de mannen die streden ‘voor de bevrijding van hun broeders’.

Meer lezen over de oorlog aan het Italiaanse front? Het re-cent verschenen boek ‘De witte oorlog, het Italiaanse front 1915-1919’ van Mark Thompson is een absolute aanrader. Interessante films zijn Uomini Contro (1970) en La Grande Guerra (1959).

Verraderlijk: Oostenrijkse soldaten banen zich een weg door een gletsjer in Marmo-

lada. 15

Page 16: Déjà Vu mei 2011

Museumrecensie WereldmuseumDoor: Femke Vermeer

Op vrijdag 8 april jl. reisde ik voor deze recensie af naar ‘De zon aan de Maas’, oftewel Rotterdam, waar het voor-malige Museum van Land- en Volkenkunde sinds een aan-tal maanden geopend is als het vernieuwde en gerenoveerde Wereldmuseum.

Voor mensen die niks hebben met de stad Rotterdam is een dagje Wereldmuseum het perfecte uitje. Het museum ligt namelijk op één van de mooiste plekjes van Rotterdam, de Leuvehaven. Dit is een van de weinige plekken waar het vooroorlogse Rotterdam te zien is aangezien deze haven, net als de Oude Haven, niet geraakt is bij de bombardementen. Als je voor het Wereldmuseum staat zie je aan de overkant van het water de Kop van Zuid met Las Palmas, het Nieuwe Luxor Theater en natuurlijk niet te vergeten Hotel New York, die allemaal makkelijk met de watertaxi te bereiken zijn.

Het gebouw wat nu het Wereldmuseum huisvest werd in 1953 gebouwd als Vereeniging der Koninklijke Yachtclub, voorgezeten door Prins Hendrik. Na zijn dood werd het pand eigendom van de stad Rotterdam en dit is het gebleven tot het in 1885 zijn uiteindelijke bestemming kreeg als mu-seum van Land- en Volkenkunde.

Als Rotterdamse heb ik zelf ook persoonlijke herinner-ingen liggen in het museum. Vroeger bezochten mijn zusje en ik iedere vakantie wel één keer het Reispa-leis. Hier kon je een eigen paspoort laten maken waar-mee je de sleutel van een kamer kreeg in het Hotel. Als je raadde waar de hotelgast vandaan kwam kreeg je de vol-gende sleutel. Helaas is dit onderdeel van het museum

geheel verdwenen. Het museum houdt nu vast aan het Rotterdamse credo ‘Wij doen het groter en beter’. In het prachtig gerenoveerde gebouw vind je niet langer een simpele restaurantkantine, maar een restaurant wat een Michelinster nastreeft plus een heuse Wijnbar. Het museum bestaat uit drie verdiepingen, inclusief de vaste collectie en een tijdelijke voorstelling (tot 22 mei ‘De Kracht van Zilver’, red.). Deze tijdelijke tentoonstelling is te bezoeken met een audiotour, die nu eens niet alleen bestaat uit een pratende man met een zware stem, maar bijvoorbeeld ook muziek uit verschillende culturen laat horen. Het is ook mogelijk om een rondleiding te krijgen voor zowel de collectie als de tijdelijke voorstelling, maar dit is wel alleen op zondag.

“Voor mensen die niks hebben met de stad Rotterdam is een dagje Wereldmuseum het perfecte uitje.”

In het interieur is veel aandacht besteed aan licht en ruimte, maar ook met iets nieuws, namelijk geur. In elke zaal wordt een ander land tentoongesteld, ieder met zijn eigen karakte-ristieke geur. Zo ruikt het in Tibet naar wierook en bloemen, in Japan naar brandend hout en in China naar een dennen-bos. Op deze manier krijgt de tentoonstelling toch een extra dimensie die je in andere musea niet hebt.

Het is jammer dat het museum geen rol meer speelt voor kinderen, maar nu ik zelf wat ouder ben is het voor mij een des te interessanter museum geworden. Ik kan iedereen aan-raden een dagje uit te trekken om Rotterdam te ontdekken. De mooie locatie gecombineerd met een verrassend nieuwe vorm van tentoonstellen maakt het nieuwe museum een ab-solute aanwinst voor de stad.

Algemene informatie

Adres Willemskade 253016 DM RotterdamTel.: 010 2707172 www.wereldmuseum.nl

BereikbaarheidBij het museum is veel parkeergelegenheid, maar dit is wel betaald tot 18.00 uur.

Met het openbaar vervoer is het museum ook makkelijk te bereiken. Vanaf Rotterdam Centraal Station tramlijn 7 rich-ting Willemsplein, eindhalte. Vervolgens teruglopen langs de Maas. Het Wereldmuseum bevindt zich op de hoek van de Willemskade en de Veerkade. Ook bereikbaar met tram 8 en 20, uitstappen bij halte Vasteland en tram 23 en 25, halte Leuvehaven of de metro, station Leuve-haven. Via Openbaar Vervoer Reisinformatie of de Inli-chtingenlijn Openbaar Vervoer kunt u gemakkelijk vanuit huis uw route plannen: 0900-9292 of www.9292ov.nl.

Openingstijden Het Wereldmuseum is van dinsdag tot en met zondag ge-opend van 10.00 - 20.00 uur.De Tijdelijke Tentoonstelling 10.00-20.00 uurDe Collectie 10.00-20.00 uurDe Museumwinkel 11.00-20.00 uurDe Café-Wijnbar vanaf 10.00 uurHet Restaurant vanaf 12.00 uur

Toegangsprijzen De Collectie GratisDe Tijdelijke Tentoonstelling € 8,-Museumjaarkaart Gratis

Beoordeling Algemene indruk ***** Tijdelijke tentoonstelling **** Studiezaal n.v.t. Gids n.v.t.Restaurant *****Museumshop *** Eindoordeel ****

16

Page 17: Déjà Vu mei 2011

Hot & Not is deze lente Hot & Hot! Alles kan, alles mag, maar some are more equal than others...

Hot: creatief alternatief

De kledingstijl die voorheen tot een kleine groep ‘alterna-tievelingen’ behoorde, gaat dit jaar eindelijk massacultuur worden. Die rise of alternativism gaat zich deze zomer waar-schijnlijk op twee manieren doorzetten in jouw kledingkast...Ten eerste betreft het hier de stijl van de (voorheen) alterna-tieve jongeren van het type festivalbezoeker. Vans-schoenen, wijde broeken met zakken, superskinny jeans, lederen jacks, panty’s met felle prints en niet te vergeten gekleurde broeken voeren hier de boventoon. Vooral de laatstgenoemde zijn in de kleuren roze en rood al regelmatig in de UB de spot-ten, het liefst gecombineerd met Vans in een contrasterende kleur. Mocht je dit allemaal een beetje too much vinden gaan? Patroontjes en neon zijn ook een hot ding deze zomer. Een kleine nuance is hier wel op zijn plaats. De Converse All Stars zitten deze zomer in een kleine dip, ze zijn waarschijn-lijk niet alternatief genoeg. Natuurlijk zijn ze zoals altijd wel enigszins hot (vooral bij Geesteswetenschappen) maar het is nu gewoon even wat minder dan normaal. Naast het type-Lowlands kan je ook op de meer ‘natuur-lijke’ wijze het hipp(i)e alternatieve pad bewandelen - wat dus eigenlijk niet meer alternatief is. Was men in 2010 nog ‘groenmoe’, na de kernramp in Japan is het motto ‘groen moet je doen’! Het valt niet meer te ontkennen: geitenwol-lensokken worden hot. De biowinkel is inmiddels de groot-ste winkel van de hele Breestraat, op de AutoRAI was er een speciaal groen platform ter bevordering van elektrisch rijden en op onze eigen universiteit wordt zowaar een initiatief ondersteund voor milieuvriendelijk papier. Ruimzittende jurken, blouses en rokken in de kleuren leger-groen, wit of pastel brengen die inspirerende groene sfeer in ons naar boven. Deze items zijn goed te combineren met lederen sandalen of houten accessoires. Het allerbeste kan je je natuurlijk profileren als je kleding zelf duurzaam geprodu-ceerd is. Bij de H&M kan je ‘ecofashion’ of ‘fair wear’ aan-schaffen van de Conscious Collection en bij Men at Work verkopen ze bijvoorbeeld het merk Kuyichi. Voor mannen is de Amsterdamse Supershirt een groene tip. Weet je ook weer wat je aan moet bij het volgende HSVL-Feest!

Hot: facebook voor een hete zomerDoor: Renée Konings

Sommigen vinden het een façade, een gevaar voor de pri-vacy carrière of vinden dat je niet zoveel ‘vrienden’ kan hebben. De meeste HSVL-leden hebben anno 2011 ech-ter de weloverwogen keuze gemaakt om een account aan te maken op Facebook (FB). En wat blijkt? Nu 1/5 van Nederland overstag is, is de site niet alleen handig om jezelf online te profileren en om up-to-date te blijven: de sociale netwerksite wordt ook onmisbaar in de dating scène, constateert uw trendwatcher. FB is allesbehalve not, en maakt jouw zomer superhot. Dat Hyves- en FB -profielen interessantere onderzoeks-terreinen zijn dan onze studies, was al bekend. Want waar-om zitten we anders in de UB de hele dag op deze sites te neuzen om vervolgens te constateren dat we vandaag meer gezien hebben van het fotoalbum van <zelf invullen> dan van hoofdstuk drie van Grondslagen in de Geschied-wetenschap (of zoiets)? Maar FB is meer dan een informa-tiebron. Het brengt twee mensen ook op laagdrempelige wijze in contact. De reden is simpel: ‘Mag ik je FB’ klinkt gewoonweg ons-chuldiger dan ‘mag ik je nummer’. Aan de gevreesde mag-ik-je-nummer-vraag is sinds de komst van de mobiel zo’n enorm cliché gaan hangen, dat je flink wat moed moet verzamelen (of biertjes moet drinken) om ‘m er aan het einde van een interessante avond uit te gooien. Vervol-gens moet je op het juiste moment (niet te vroeg, niet te laat) de hoe-is-het-en-zullen-we-wat-drinken-sms sturen, terwijl je je überhaupt afvraagt of je project op zijn minst zijn/haar juiste nummer heeft gegeven. Een absoluut té not en té moeilijk proces anno 2011. De mag-ik-je-FB-vraag kan daarentegen tot op heden nog alles betekenen. Van ‘ik vind je interessant’ tot ‘ik vind je superleuk’, van ‘je kan me helpen’ tot ‘we moeten nog eens chatten’. Eenmaal FB-vrienden is het eerste teken van wederzijdse interesse een feit en kan je vanachter je beeld-scherm het verder onderzoek doen en het verdere proces stapsgewijs in gang zetten. No problemo. Het grootste voordeel is nog wel dat je met je nieuwe iPhone altijd en overal online bent, waardoor je ook ter plekke iemand kan toevoegen. “Als je in de dixo bent, kan je gemakkelijk aan een leuk meisje haar FB vragen”, vertelt K. uit Leiden. “Alleen haar naam kan al genoeg zijn. Met mijn iPhone kan ik haar dan gelijk op de wc toevoegen en haar profiel checken. En dan met name de relationele status en haar echte leeftijd.” En wil je uiteindelijk toch echt iemands nummer? Face-book deelt sinds januari adressen en telefoonnummers met diensten van derden. Dat is dus twee in één klap.

17

Page 18: Déjà Vu mei 2011

Controverse over de Piri Re’is kaart van 1513Door: Jurriën Cremers

De Piri Re’is kaart werd in 1929 gevonden in het Topkapi Paleis in Turkije, de residentie van de Ottomaanse sultans van de 15e tot 19e eeuw. Na de val van het Ottomaanse Rijk in 1923 werd het paleis een museum en de Turkse overheid stelde een inventaris op van alles wat zich in het complex bevond. Tijdens dit proces viel een van de documenten direct op: een 16e-eeuwse kaart die Zuid-Amerika toont in de juiste longitudinale positie ten opzichte van Afrika, een techniek die pas in de 18e eeuw werd geperfectioneerd. Na-der onderzoek toonde aan dat de kaart deels is gebaseerd op een wereldkaart van Columbus, de zogenaamde ‘verloren kaart van Columbus’ waar vaak naar gerefereerd werd en waar wetenschappers al eeuwen naar op zoek waren. Door deze bijzonderheden verwierf de kaart direct internationale faam.

De kaart werd getekend door de Ottomaanse zeevaarder en cartograaf Piri Re’is in 1513. Het was onderdeel van een wereldkaart, maar slechts het deel dat de Atlantische Oceaan toont is overgebleven. Door zijn positie als bevelhebber in de Ottomaanse vloot had Piri Re’is toegang tot de archieven van het Ottomaanse Rijk. Daar onderzocht hij kaarten van andere cartografen, waaronder Ptolemaeus en Columbus. Met behulp van zijn eigen waarnemingen en de kaarten van andere cartografen kon Piri Re’is zijn befaamde kaart tekenen.

De Amerikaanse historicus Charles Hapgood heeft in zijn Maps of the Ancient Sea Kings (1966) onder andere de Piri Re’is kaart onderzocht en beweert dat de kaart de kust van Antarctica nauwkeurig en ijsvrij weergeeft, drie eeuwen voor het continent in 1820 officieel werd ontdekt.

Op verzoek van Hapgood heeft de Amerikaanse luchtmacht de Piri Re’is kaart onderzocht en bevestigde zijn vermoedens dat de kaart de ijsvrije kust van Antarctica weergeeft. Hap-good concludeerde hieruit dat de Piri Re’is kaart is gebaseerd op geavanceerde cartografische kennis afkomstig van een oude, onbekende beschaving die Antarctica in kaart heeft ge-bracht in een tijd dat het continent ijsvrij was.

“Door deze bijzonderheden verwierf de kaart direct internationale faam”

Hapgood onderbouwt deze conclusies met de zogenaamde ‘earth crustal displacement’ theorie, die veronderstelt dat de aardkorst los zit van de rest van de aarde en zich als geheel plotseling tot ongeveer 3.000 kilometer kan verplaatsen. Dit gebeurde volgens Hapgood rond 9.600 voor Christus, rond dezelfde tijd dat de laatste Europese ijstijd eindigde en Atlan-tis zou zijn verdwenen volgens de overleveringen van Plato. Door de ‘earth crustal displacement’ verplaatste Europa naar een warmer klimaat en Antarctica naar de zuidpool van de aarde. Zo eindigde de ijstijd in Europa en raakte Antarctica en de onbekende beschaving bedekt onder het ijs.

Daar tegenover staat Gregory McIntosh, een Amerikaanse historicus gespecialiseerd in cartografie, die de argumenten van Hapgood probeert te ondergraven in zijn The Piri Reis Map of 1513 (2000). Volgens McIntosh is de argumenta-tie van Hapgood gebaseerd op speculatie. Zo zou hij de on-nauwkeurigheden van de Caraïben en zogenaamde kust van Antarctica negeren om de kaart nauwkeuriger voor te stellen dan hij in werkelijkheid is. In plaats van dat het zuidelijke stuk land Antarctica moet voorstellen beargumenteert McIntosh dat het de Zuid-Amerikaanse kust in gebogen vorm voorstelt, wat regelmatig te zien is bij 16e-eeuwse kaarten.

Bovendien is de Piri Re’is kaart volgens McIntosh niet zo bijzonder als wordt beweerd. Zo geven de notities op de kaart aan dat het is gebaseerd op het geloof in een zuidelijke conti-nent die de wereld in evenwicht houdt – een geloof dat stamt uit de Oudheid – en de berichten van Portugese zeereizen langs de Zuid-Amerikaanse kust. De Piri Re’is kaart is dan een typisch voorbeeld van 16e-eeuwse kaarten van de Atlan-tische Oceaan. Daarnaast zijn er andere 16e-eeuwse kaarten die eigenlijk nauwkeuriger zijn, zoals de Ortelius kaart van 1570 of de Wright-Molyneux kaart van 1599.

Het is bijzonder interessant om te zien hoe een ogenschijnlijk simpele kaart kan leiden tot zoveel controverse. De Piri Re’is kaart en de analyses van onder andere Hapgood en McIntosh hebben veel aandacht getrokken en hebben een debat ont-ketend waar wetenschappers wijzer door zijn geworden op het gebied van cartografie, geologie en geschiedenis. Laten wij, als historici, blijven hopen dat meer van zulke opmerke-lijke ontdekkingen worden gedaan waar meeslepende discus-sies uit voort komen.

18

Page 19: Déjà Vu mei 2011

Geschiedenis buiten de singels: UvADoor: Renée Konings

´Voor de studie ga je naar de Vrije Universiteit, voor het studentenleven ga je naar de Universiteit van Amsterdam´, aldus het bestuur van de studievereniging voor geschieden-is- en kunstgeschiedenisstudenten van de UvA Kleio. Vanuit hun luxueuze verenigingshok op de faculteit leven ze dit motto al 81 jaar na. Dat is ook niet zo moeilijk, want de vereniging opereert vanuit het hartje centrum van onze flamboyante hoofdstad. Het is er hip, groot, gezellig en er zijn allerlei activiteiten te doen. Dit in fel contrast met Leiden, aldus Kleio. Het beeld dat men daar in het noorden heeft van onze prachtige tra-ditionele universiteitsstad is ‘een corporaal dorp waar verder geen zak te doen is, behalve bier drinken bij een vereniging’. Ook bij de HSVL denken ze gelijk aan onze dassen (wat ergens natuurlijk ook terecht is). Gelukkig wordt ook de Déjà Vu wel als een ´Erg leuk blad´ beoordeeld en waren de Amsterdammers dan ook erg blij om geïnterviewd te worden: ´een ware eer´.Kleio is dus blijkbaar wat minder ‘corporaal’ dan hier, maar breder gezien zijn de verschillen helemaal niet zo groot. Borrels, reizen, feesten met rare thema‘s en niet te vergeten het voetbaltoernooi zijn in beide steden de meest succesvolle activiteiten. Er zijn vijf commissies en er wordt regelmatig samengewerkt met andere verenigingen van de Geesteswetenschappen. Daarbinnen is Kleio net als de HSVL een van de grotere spelers. Bovendien houden ze van macht en is er een grote gedeelde liefde voor de ge-schiedenis. ´Kleio´ is immers de muze van de geschiedenis. ´Wij identificeren ons daarmee omdat we regelmatig de ge-

schiedenis bezingen.´ Daar kunnen wij ons wel in vinden. Behalve Kleio is ook de UvA zelf een instelling met een relaxte, informele en laid back mentaliteit. Er is zelfs een sportschool in het faculteitsgebouw gevestigd. Toch wordt er ook echt wel degelijk gestudeerd. De meeste expertise is er in huis op het gebied van de westerse geschiedenis en daarbij met name het onderzoek naar the rise of the west. Daarnaast staan ook Neerlands twee belangrijkste interna-tionale partners centraal: Amerika en Duitsland. Er worden bovendien maar liefst dertien masters aangeboden, waarvan een aantal met interdisciplinair karakter. Dit zijn bijvoor-beeld militaire geschiedenis, Holocaust- en genocidestudies en de Gouden Eeuw.

‘Voor de studie ga je naar de Vrije Univer-siteit, voor het studentenleven ga je naar de Universiteit van Amsterdam’

De opleiding verloopt echter niet altijd even soepel. Ver-halen over de wat rommelige administratie van de Am-sterdamse universiteit zijn niet zonder reden tot in Leiden bekend. ´Het is niet altijd even makkelijk inderdaad, maar uiteindelijk komt altijd alles goed,´ zeggen ze zelf. En ach ja, waarom zou je je druk maken? Inderdaad. Relax!

**** Op de PHV-dag in Groningen heeft een delegatie van de HSVL Kleio in levende lijve kunnen ontmoeten, waar zij zowaar de speurtocht hebben uitgezet. Maar ook in Am-sterdam zijn we ´altijd welkom´, verzekeren Tom, Lesley, Jessica en Anne ons.

19

Page 20: Déjà Vu mei 2011

De geest in kaart gebrachtFrenologie, een pseudo-wetenschap

Door: Arnout le Clercq

Wanneer je deze Déjà Vu een kwartslag draait en je focust op de hals van het hoofd, staan daar onder andere de volgende twee teksten: ‘Sensation: the brain organs blend into each other by insensible gradations’ & ‘Action: each mental organ is connected. In action and sympathy, with a definite part of the pace and the body. But they are less specialized in the body, than in the brain’. Naast deze wat vage psychologische kreten kun je over het hele hoofd verscheidene vakjes en ter-men vinden, bijvoorbeeld Family, Science, Wisdom, Reflec-tion en talloze andere dingen. De afbeelding is een gedetail-leerd en boeiend geheel. Maar wat ís het eigenlijk?

De tekening A Symbolic Head komt van de hand van de Brit Arthur Merton en stamt uit het Victoriaanse Engeland van 1879. Het is een uiting van pseudo-psychologische weten-schap der frenologie (van het Griekse frhn, dat ‘geest’ betekent en logos, ‘kennis’). Deze tak van wetenschap was vooral in het begin van de negentiende eeuw in trek, zo tussen 1810 en 1840, hoewel het later die eeuw nog navolging vond bij bijvoorbeeld Merton. De frenologie is vooral gefocust op de schedel en de hersenen, wat men beschouwde als de basis voor de gedragingen van de mens. Het gaat uit van een neurologische benadering van emoties, gedrag en de geest in plaats van een abstracte aanpak. Men ging er vanuit dat niet alleen emoties, maar ook allerlei maatschappelijke concepten een eigen plek hadden in de hersenen, die ze vervolgens lokaliseerden op afbeeldingen zoals die op de voorkant van deze Déjà Vu.

‘Frenologie ging er vanuit dat de vorm en grootte van de schedel een een direct effect had op de hersenen en daarmee op de per-soonlijkheid’

Hoewel de discipline vandaag de dag wordt gezien als een academische faux pas, was frenologie een vrij invloed-rijke tak van de psychologie gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw. De vader hiervan is de Duitser Franz Joseph Gall (1758-1828), die er vanaf 1796 al mee bezig was. Tussen 1809 en 1819 schrijft hij The Anatomy and Physiol-ogy of the Nervous System in General, and of the Brain in Par-ticular, with Observations upon the possibility of ascertaining the several Intellectual and Moral Dispositions of Man and Animal, by the configuration of their Heads. In deze ellen-lange titel is vooral de laatste bijzin van groot belang: de frenologie ging er namelijk vanuit dat de vorm en grootte van de schedel een direct effect had op de hersenen en daar-mee op de persoonlijkheid. In de woorden van Gall: ‘that the form of the head or cranium represents the form of the

brain, and thus reflects the relative development of the brain organs’. De wetenschap slaat aan in heel Europa, zo zien we bijvoorbeeld dat in Groot-Brittannië in 1820 de Edinburgh Phrenological Society wordt opgericht. In Victoriaans Enge-land wordt de frenologie bijzonder serieus genomen en komt bijvoorbeeld ook in de literatuur veel terug: onder andere Charlotte Brontë en Bram Stoker (van Dracula) bedienen zich ervan. Ook in de V.S. is het vrij populair, hoewel het daar pas echt opkwam in de jaren ’40 van de negentiende eeuw. De oprichting van de American Phrenological Journal speelt hier een grote rol in; de afbeelding bij dit artikel (uit 1883) is daar bijvoorbeeld uit afkomstig.

‘De Belgen gebruikten frenologie om aan te tonen dat de Tutsis superieur waren’

Rond het fin de siècle had de frenologie haar beste tijd wel gehad, maar de psychologische muis kreeg nog een staartje. In het licht of beter gezegd de gitzwarte schaduw van het sociaaldarwinisme kreeg deze pseudo-wetenschap (het werd tot dan toe niet bijzonder serieus meer genomen) meer aan-dacht en een vrij duister karakter. In de opkomst van studies op het gebied van evolutie, criminologie en antropologie ging men steeds meer de kunst der frenologie gebruiken. Een goed voorbeeld is de Italiaan Cesare Lombroso (1836-1909), van het ‘Lombroso-type’ die op basis van gevangenisonderzoek concludeerde dat mensen met onder andere doorgroeiende wenkbrauwen, een laag voorhoofd en diepliggende ogen een grotere en erfelijke aanleg hadden om crimineel te worden.

20

Page 21: Déjà Vu mei 2011

Een stapje verder: in de jaren ’30 gebruikten de Belgen fre-nologie om aan te tonen dat in Belgisch Congo de Tutsi’s superieur waren in ras, etniciteit en intellect ten opzichte van de Hutu’s. We weten allemaal wat daarvan is gekomen... Het summum van ‘misbruik’ van de frenologie komt pas in Nazi-Duitsland. De Nazi’s gebruiken naast het sociaaldarwinisme ook de frenologie in hun ideologie om wetenschappelijk aan te tonen dat het arische ras superieur zou zijn. Op expedities van de wetenschapsafdeling van de SS, waarbij men op zoek ging in de Kaukasus en zelfs in Tibet naar de ‘oorsprong’ van het arische ras, waren ook frenologen aanwezig.

Na de bittere nasmaak van de Tweede Wereldoorlog had deze discipline in de psychologie en neurologie definitief afgedaan. Vandaag de dag wordt het gezien als een pseudo-wetenschap en een typisch product van negentiende-eeuws anatomisch en psychologisch onderzoek. Ondanks deze duistere kant heeft de frenologie wel de wetenschappelijke ontwikkeling van de huidige psychologie en neurologie gestimuleerd. En nog veel meer dan dat, het symboliseert de drang naar het in kaart brengen van misschien wel het oudste en nog steeds grotendeels onontdekte terra incognita: de zoektocht naar onze eigen geest.

Om maar gelijk met de deur in huis te vallen, wie zit-ten er in de COACH 2010/2011?‘In de COACH zitten: Casper Rozenboom, Merel Slijp, Her-mien Buis, Eline Rademakers, Bart Aalders, Gijs Draaiers, Olga van der Veen en ondergetekende. Het is uiteindelijk een grote commissie geworden, dat was eerst niet de bedoeling, maar wel des te leuker.’

Wat voor activiteiten hebben jullie allemaal in het verschiet?‘We hebben net een erg succesvolle ouderdag achter de rug , een groep van in totaal 65 man! De ouderdag is leuk omdat het eigenlijk de enige keer is dat je zowel de ouders als de stu-denten bij elkaar ziet. Het is natuurlijk vooral ook erg leuk om te kijken wie er nu precies bij wie hoort. In tegenstelling tot voorgaande jaren ging er zelfs een aantal mee naar de kroeg waar we een pubquiz hadden georganiseerd. Inmid-dels zijn we vooral bezig met het organiseren van het Voor nu zijn we vooral bezig met de eerstejaarsdag (7 -9) en het eerstejaarsweekend (16 t/m 19 -9).’

Doen jullie dingen nog anders dan anders?‘Vorig jaar was bijzonder omdat we naar Ieper waren gewe-est. Dit jaar gaan we wederom naar Bruinisse met de wa-tersnoodramp van 1953 als historische context. De zaterd-agmiddag is vrij en dan kunnen de studenten zelf bekijken wat ze in Middelburg gaan doen. Dit is ook een manier om buiten hun eigen groepje om kennis te maken met de an-dere medereizigers. Met de corvee-indeling maken we nieu-we groepen met het ‘papa-mama’-idee , dat wil zeggen, een ouder verenigingslid die de groepjes begeleidt.

We hopen zo dat ze naast hun werkgroepindeling ook veel andere mensen leren kennen.’

Waarom is de COACH een leuke commissie om te doen?‘Om verschillende redenen, allereerst het organiseren van ac-tiviteiten zelf, maar vooral de eerstejaars kennis laten maken mét en promoten van de HSVL. Veel van de mensen die naar het EJW ( eerstejaarsweekend red. ) komen hebben nog niet echt een idee van het studentenleven en vaak al-leen een beetje bekend met het begrip studentenvereniging, niet zozeer met de studievereniging. Als je ziet dat mensen vervolgens deelnemen in commissies en naar activiteiten of feesten komen, dan heb je je werk als COACH-commissie goed gedaan. Het is erg leuk dat je daar dan een onderdeel van bent geweest. Mensen blijven je door het jaar heen ook herkennen en komen met vragen nog wel eens naar je toe. Ze kunnen tijdens zo’n eerstejaarsweekend zien wie er bij de verenging zitten en dat het stiekem best wel een leuke club is bij elkaar. De huidige COACH-commissie is het ultieme voorbeeld van een succesvol EJW, we hebben maar liefst vier eerstejaars leden!’

Wat gaan jullie doen om na het eerstejaarsweekend de eerstejaars bij elkaar te houden?‘Er zit altijd wel een gat in de COACH. In de start van het collegejaar zie je ons veel en daarna niet meer. Hermien bracht dit naar voren en nu hebben we binnen de COACH besloten dat die gaten toch wat meer opgevuld moeten worden met ‘extra’s’. Eén van de ideeën was bijvoorbeeld om een werk-groependiner te organiseren. Helaas zijn we budgettechnisch daar iets te laat mee, dus schuift dit waarschijnlijk door naar volgend jaar. Het is wel duidelijk dat deze commissie verder vooruit denkt en plant!’.

Wat wordt er gedaan om eerstejaars enthousiast te maken voor commissies?‘Dit jaar zal er op vrijdag een kennismakingsavond plaats-vinden en dan krijgt iedere commissie een plekje in het kamphuis. Ze mogen zichzelf dan als commissie voorstellen en vervolgens een opdracht bedenken. Zo leer je in een korte tijd de vereniging kennen. Als een eerstejaars al enthousiast wordt over een commissie dan zou diegene direct betrokken kunnen worden bij een commissie.’

COACH-commissie uitgelicht: Interview met Femke Vermeer

21

Page 22: Déjà Vu mei 2011

ColofonDéjà Vu

Periodiek van de studievereniging HSVL

Hoofdredactie:Arnout le Clercq

Eindredactie:Esther ViergeverArnout le Clercq

Redactie:Veerle Beurze

Jurriën CremersWendy Dallinga

Bjørn GalléeMerel van Tol

Esther Viergever

Acquisitie (06-22860649):Bjørn Gallée

Femke Vermeer

Vormgeving:Merel van Tol

Jurriën Cremers

Met speciale dank aan:Renée Konings

Marieke Elske PrinsWietse Stam

Femke VermeerMarlou Dahmen

Hans PinckaersCasper Rozenboom

Bestuur StamAlle HSVL commissies

Raymond FagelBart van der Boom

Anna TijsselingErik Kwakkel

Drukkerij:Grafico Delft

Oplage:800

Website:www.hsvl.wordpress.com

[email protected]

Déjà Vu is een uitgave van de Historische Studievereniging Leiden (HSVL) en ver-schijnt driemaal per jaar. Het is niet toe-

gestaan zonder toestemming van de redactie op enigerlei wijze het geheel of delen van deze editie te reproduceren. Waar redac-teuren op persoonlijke titel hun mening

geven is dit niet noodzakelijkerwijs die van de hele redactie. De redactie behoudt zich

het recht voor stukken in te korten, te wijzigen, dan wel niet te plaatsen.

De Universiteit Leiden heeft vorig jaar het studenteninformatiesysteem uSis gelanceerd. Voor veel studenten is dit systeem echter niet of moeilijk te begrijpen. Hans Pinckaers, een tweedejaars student Geneeskunde , ontwikkelde uCheck om die stu-denten te helpen. De website is te vinden op https://ucheck.nl.

De Universiteit Leiden ontving veel kritiek na het lanceren van uSis. Het systeem zou veel te omslachtig zijn voor medewerkers van de uni-versiteit, maar ook voor studenten. Medewerkers van de universiteit werden niet goed ingelicht, met overwerken tot gevolg terwijl de introductie van het systeem voor studenten tekortschoot waardoor zij in het diepe werden gegooid. De kosten van uSis rezen (en rijzen nog steeds) de pan uit.

Voor de studenten is er nu een oplossing. uCheck importeert de gegevens uit uSis en geeft ze gebruikersvriendelijk weer. Het

is mogelijk om binnen enkele se- condes cijfers en inschrijvingen te zien. Maar uCheck gaat verder. Het stroomlijnt het proces van het inschrijven voor vakken en werk-groepen door alle vakken van een studie weer te geven en live-search aan te bieden. De website doorloopt vervolgens het hele winkelwagen-systeem om de student automatisch met één klik in te schrijven voor het gekozen onderdeel. Ook is het mogelijk voor de student om zich gemakkelijk voor onderdelen uit te schrijven.

uSis merkt geen enkel verschil tussen inschrijvingen gedaan via uCheck en inschrijvingen rechtstreeks gedaan in uSis. Dit is ook door de univer-siteit bevestigd.uCheck is een tijdelijke oplossing voor de problemen die studenten ondervinden met uSis, totdat de universiteit uSis heeft verbeterd. De website bevindt zich nog in de bèta-fase, maar is al volledig bruikbaar.

uCheck: uSis maar dan gebruiksvriendelijk

22

Page 23: Déjà Vu mei 2011
Page 24: Déjà Vu mei 2011