Definitief verslag 10 juli 2013
-
Upload
vuongkhanh -
Category
Documents
-
view
213 -
download
0
Transcript of Definitief verslag 10 juli 2013
“Organische (dierlijke) mest voor een vruchtbaar Frankrijk”
Voorwaarden en perspectieven voor de afzet van Nederlandse mest op de Franse markt
Opdrachtgever: dhr. G. Hoefnagels
Projectnummer: 7252int4
Arco de Jong Daan Heurkens
Datum: 10 juli 2013
2
HAS KennisTransfer Onderwijsboulevard 221 Postbus 90108 5200 MA ’s-‐Hertogenbosch Telefoon: (073) 692 36 37
Documenttitel: Organische (dierlijke) mest voor een vruchtbaar Frankrijk
Status: DEFINITIEF
Opdrachtgever: Interporc BV Contactpersoon: Guus Hoefnagels
Projectleider: Pieter Vereecken
Projectteam: Arco de Jong
Daan Heurkens
Plaats: ‘s Hertogenbosch
Datum: 10 juli 2013
3
Voorwoord Voor u ligt het rapport “Organische (dierlijke) mest voor een vruchtbaar Frankrijk”. Dit rapport is geschreven om, voorwaarden en perspectieven voor de afzet van Nederlandse mest op de Franse markt inzichtelijk te maken. Dit rapport is het resultaat van onze afstudeeropdracht van de opleiding Dier-‐ en veehouderij aan de HAS Hogeschool. Een afstudeeropdracht die wij hebben mogen uitvoeren in opdracht van Interporc BV te Haghorst. Wij willen graag van de gelegenheid gebruik maken een aantal mensen te bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan dit onderzoek. Allereerst willen we Guus Hoefnagels, onze opdrachtgever, bedanken voor het ‘geven’ van deze opdracht en het aanleveren van nodige ‘ervaringsdeskundigen’. Pieter Vereecken, de begeleider namens HAS Hogeschool, bedanken we voor de gegeven feedback en de opbouwende kritiek. We wensen u veel plezier met het lezen van dit rapport. Hopelijk kan dit rapport voor u als opdrachtgever helpen bij maken van de beslissing en de eventuele uitvoering van een afzetkanaal voor organische (dierlijke) mest naar Frankrijk. ’s Hertogenbosch, juli 2013 Daan Heurkens Arco de Jong
4
Samenvatting De Nederlandse mestwetgeving zal op korte termijn aangepast worden. De nieuwe mestwetgeving reguleert dat er, om het mestoverschot in Nederland terug te dringen, een verwerkingsplicht wordt ingevoerd van de overtollige mest. De mestverwerkingsplicht houdt in dat veehouders met onvoldoende eigen grond verplicht zijn om een deel van de mest, te gaan verwerken. Een mogelijkheid om mest te verwerken is het exporteren van de mest. Vanuit dit gegeven is bij de opdrachtgever het plan ontstaan om organische (dierlijke) mest te gaan exporteren naar Frankrijk. Hieruit is de volgende probleemstelling geformuleerd:
Wat zijn de mogelijkheden van het opzetten van een bemiddelingsorganisatie voor organische mest naar Noord-‐Frankrijk? Hoe ziet de markt aan de vraag-‐ en aanbodkant eruit en wat is er mogelijk qua wet-‐ en regelgeving?
Om te exporteren moet de mest (behalve kippen-‐ en paardenmest die in ruwe vorm geëxporteerd mag worden) gehygiëniseerd worden. Organische dierlijke mest kan met een droge stofpercentage van 30% tot 90% worden ingekocht. Hoe hoger het droge stofpercentage, des te hoger de concentratie mineralen. Om de meststoffen met meer dan 70% droge stof beter te kunnen aanwenden, kunnen deze worden gepelleteerd. Naast Nederland is er ook een mestoverschot in Vlaanderen (België) en de regio Bretagne in Frankrijk. Vanuit deze overschotgebieden wordt ook organische mest naar gebieden in Frankrijk geëxporteerd/getransporteerd. Organische (dierlijke) mest kan door haar nutriënteninhoud als een substituut van kunstmest worden gezien. Het aanwenden van organisch dierlijke mest is voor de akkerbouwer in vergelijking met het strooien van kunstmest, al naar gelang de vorm en soort organisch dierlijke mest, arbeidsintensiever en duurder. De departementen Calvados (14), Orne (61), Seine-‐Maritime (76), Eure (27) zijn als potentiele exportdepartementen interessant omdat er in deze departementen minder concurrentie is vanuit Vlaanderen en Bretagne. De departementen Moselle (57), Meurthe-‐et-‐Moselle (54), Meuse (55), Haute-‐Marne (52) en Aube (10) zijn interessant omdat deze departementen verhoudingsgewijs nog dicht bij Nederland liggen, tevens is in deze departementen minder concurrentie vanuit België en geen concurrentie vanuit Bretagne. De mestexport naar Frankrijk is qua wet-‐ en regelgeving geen probleem. Wel wordt mest in Frankrijk als afvalstof gezien. Door een NF U-‐norm aan te vragen kan er toch organische mest naar Frankrijk geëxporteerd worden. Nadat de mest is geanalyseerd door een Frans laboratorium, kan een NF U-‐norm worden aangevraagd bij Afnor. De kosten van het exporteren van organische mest bestaan in hoofdzaak uit inkoop-‐ transport-‐ en arbeidskosten. De transportkosten naar Frankrijk zijn op basis van offertes van transportmaatschappijen vooraf goed vast te stellen en zijn lineair variabel met de transportafstand. Naar prijsverhouding juni 2013 zijn de transportkosten per ton organisch dierlijke mest bij een afstand van ongeveer 500 km (Eindhoven-‐Rouen): € 30,-‐. Dat zou dan in geval het een exporthandeling betrof van 80% ds (digestaat Rijnen BV) neerkomen op € 0,33,-‐ per kg mineraal. De inkoopprijs van organische dierlijke mest is als gevolg van de zich in snel tempo ontwikkelende mestbe-‐ en verwerkingstechnieken, en de druk op mestmarkt, nog ondoorzichtig. In juni 2013 werd
5
voor meststof 263 F-‐Kal van Fertikal € 110,-‐ per ton betaald en voor ‘mestkorrel Rijnen BV’ € 50,-‐ per ton. Over de (historische) marktprijzen van organisch dierlijke meststoffen in Noord Frankrijk is onder andere door de veelheid aan soorten producten geen eenduidig beeld te krijgen. Feit is in ieder geval dat organisch dierlijke mest veel waardevolle nutriënten (N, P2O5, K2O en sporenelementen) en organische stof bevat. Van organische dierlijke mest is op basis van de geldelijke waarde van de organische stof en de nutriënten stikstof, fosfaat en kali de ‘potentiële waarde van deze organisch (dierlijke) mest’ vastgesteld. Er is een rekentool gemaakt waarbij van ieder willekeurige meststof, op basis van gehaltes aan-‐ en prijzen van nutriënten respectievelijk organische stof, de potentiële waarde kan worden uitgerekend. De minimale verkoopprijs zal minimaal de inkoop-‐ transport-‐ en arbeidskosten moeten overtreffen. Anderzijds zal vanuit de klant de maximaal te betalen prijs gemaximaliseerd worden door de potentiële waarde van deze meststof minus de meerkosten van aanwenden van deze meststof in vergelijking met kunstmest.
Inhoudsopgave VOORWOORD ................................................................................................................................. 3
SAMENVATTING .............................................................................................................................. 4
1. INLEIDING ................................................................................................................................ 8 1.1. PROJECTTEAM .............................................................................................................................. 8 1.2. ACHTERGROND ............................................................................................................................. 8 1.3. PROBLEEMSTELLING ....................................................................................................................... 8 1.4. METHODIEK VAN ONDERZOEK ......................................................................................................... 9 1.5. DEFINIËRING MESTBEWERKING VERSUS MESTVERWERKING ................................................................... 9 1.6. LEESWIJZER .................................................................................................................................. 9
2. NEDERLANDS MESTBELEID ..................................................................................................... 10 2.1. FEITEN EN CIJFERS ....................................................................................................................... 10
2.1.1. Mestoverschot Nederland ................................................................................................ 10 2.1.2. Mestverwerking en -‐export .............................................................................................. 10
2.2. WET-‐ EN REGELGEVING M.B.T. DE HANDEL IN ORGANISCHE (DIERLIJKE) MEST ......................................... 11 2.3. MESTVERWERKINGSPLICHT ........................................................................................................... 12
3. PRODUCTEN ........................................................................................................................... 13 3.1. HERKOMST MESTPRODUCTEN ........................................................................................................ 13 3.2. MESTBEWERKINGS TECHNIEKEN ..................................................................................................... 14 3.3. EINDPRODUCTEN ......................................................................................................................... 16 3.4. HYGIËNISEREN ............................................................................................................................ 17 3.5. WAT IS TE KOOP? ........................................................................................................................ 17
4. MESTAFZET IN FRANKRIJK ...................................................................................................... 20 4.1. FRANKRIJK ................................................................................................................................. 20
4.1.1. Klimaat ............................................................................................................................. 20 4.1.2. Akkerbouwgebieden ......................................................................................................... 20
4.2. BESTUURLIJKE INDELING FRANKRIJK ................................................................................................ 20 4.3. FRANSE (LANDBOUW)CULTUUR ..................................................................................................... 22 4.4. AFZETGEBIEDEN IN NOORD-‐FRANKRIJK ........................................................................................... 24
4.4.1. Concurrentie met België en Bretagne .............................................................................. 24 4.4.2. Interessante afzetgebieden .............................................................................................. 24
4.5. HUIDIGE GEBRUIK VAN MESTSTOFFEN IN FRANKRIJK .......................................................................... 25 4.6. ORGANISCHE STOF ALS MARKTKANS ................................................................................................ 25 4.7. EISEN FRANSE AKKERBOUWER AAN ORGANISCHE MEST ...................................................................... 27 4.8. BEHOEFTE VAN DE GEWASSEN ....................................................................................................... 27
4.8.1. Wintertarwe ..................................................................................................................... 27 4.8.2. Koolzaad ........................................................................................................................... 28 4.8.3. Zomergerst ....................................................................................................................... 28 4.8.4. Suikerbieten ...................................................................................................................... 28
4.9. TOEGEVOEGDE WAARDE ............................................................................................................... 29 4.10. CONCURRENTIE ........................................................................................................................ 30
7
4.11. OPSLAG ................................................................................................................................... 30 4.12. TRANSPORT ............................................................................................................................. 31
5. WET-‐ EN REGELGEVING .......................................................................................................... 32 5.1. VERZENDING VAN CATEGORIE 2 PRODUCTEN BINNEN DE EU ............................................................... 32 5.2. NF U-‐NORMEN ........................................................................................................................... 32
5.2.1. Werkwijze / uitgangspunten NF U-‐normen ...................................................................... 32 5.2.2. NF U 42-‐001 Meststoffen ................................................................................................. 33 5.2.3. NF U 44-‐051 Bodemverbeterende middelen .................................................................... 36
5.3. REGELGEVING OP BOERNIVEAU ...................................................................................................... 37
6. KOSTEN EN BATEN ................................................................................................................. 38 6.1. KOSTEN ..................................................................................................................................... 38
6.1.1. Inkoopprijs ........................................................................................................................ 38 6.1.2. Transportkosten ............................................................................................................... 38 6.1.3. Arbeidskosten ................................................................................................................... 39
6.2. BATEN ....................................................................................................................................... 39 6.3. REKENTOOL ................................................................................................................................ 41 6.4. VOORBEELDSCENARIO’S ............................................................................................................... 42
6.4.1. Scenario 1 30% droge stof mest ...................................................................................... 42 6.4.2. Scenario 2 Mestkorrel ...................................................................................................... 42 6.4.3. Scenario 3 263 F-‐Kal ......................................................................................................... 43
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................................................................. 44
BRONNEN ...................................................................................................................................... 48
BIJLAGEN ....................................................................................................................................... 51 BIJLAGE 1 CONTACTPERSONEN ................................................................................................................. 52 BIJLAGE 2 UITRIJPERIODEN DEPARTEMENT CALVADOS .................................................................................. 54 BIJLAGE 3 SCENARIO 1 ............................................................................................................................ 55 BIJLAGE 4 SCENARIO 2 ............................................................................................................................ 56 BIJLAGE 5 SCENARIO 3 ............................................................................................................................ 57
8
1. Inleiding Voor u ligt rapport ‘Voorwaarden en perspectieven voor de afzet van Nederlandse mest op de Franse markt’. Opdrachtgever is dhr. Hoefnagels van Interporc BV varkensbemiddeling. Interporc BV is actief in Zuid-‐Nederland en België op het gebied van bemiddeling in vleesvarkens, biggen en slachtzeugen.
1.1. Projectteam Het onderzoek is uitgevoerd door een projectteam van HAS Kennis Transfer. HAS Kennis Transfer is een projectorganisatie die opdrachten uitvoert voor bedrijven werkzaam in de sectoren; dier-‐ en veehouderij, voedselproductie en groene leefruimte. Het team bestaat uit projectleider Pieter Vereecken en twee vierdejaars studenten van de opleiding Dier-‐ en Veehouderij, Arco de Jong en Daan Heurkens.
1.2. Achtergrond De Nederlandse mestwetgeving zal op korte termijn (vermoedelijk per 1 januari 2014) een verandering ondergaan. De nieuwe mestwetgeving bevat een verwerkingsplicht om het mestoverschot in Nederland terug te dringen. Dit houdt in dat veehouders met onvoldoende eigen grond verplicht zijn om een deel van de mest, te gaan verwerken. Een mogelijkheid om mest te verwerken is het exporteren van de mest. Vanuit dit gegeven is bij de opdrachtgever het plan ontstaan om organische (dierlijke) mest te gaan exporteren naar Frankrijk. Er is gekozen voor Frankrijk omdat dit qua afstand een aantrekkelijk land is. In het noordelijke deel van het land liggen grote akkerbouwgebieden waar vooral granen worden verbouwd (Insee, 2013). Deze akkerbouwgebieden kampen met een groot tekort aan organische stof (Bries, 2013). Organische (dierlijke) mest moet aantrekkelijk kunnen zijn voor dit gebied wegens de toelevering van organische stof en om de nutriënteninhoud. Hier komt bij dat de kunstmestprijzen een stijgende tendens laten zien (Lei 2013). Dit maakt dat organische mest op nutriëntenlevering een aantrekkelijk alternatief voor kunstmest kan zijn. Bij het project zijn de volgende stakeholders betrokken:
• Nederlandse veehouders: Export van onbewerkte mest en/of van bewerkte mest zijn mogelijkheden om de druk op de mestmarkt te verminderen. Veehouders kunnen hiermee voldoen aan de nieuwe eisen die aan hen worden gesteld en om dus te bereiken dat het mestoverschot verkleind wordt.
• Franse akkerbouwers: De organische mest zal tegen een concurrerende prijs worden aangeboden. De organische stof, die het product bevat, is van grote waarde voor de schrale Franse grond.
1.3. Probleemstelling Wat zijn de mogelijkheden van het opzetten van een bemiddelingsorganisatie voor organische mest naar Noord-‐Frankrijk? Hoe ziet de markt aan de vraag-‐ en aanbodkant eruit en wat is er mogelijk qua wet-‐ en regelgeving?
9
1.4. Methodiek van onderzoek Om het rapport tot stand te laten komen, is eerst literatuurstudie gedaan naar de onderwerpen:
• Wet-‐ en regelgeving bij het exporteren van organische mest naar Frankrijk; • De vraag naar organische (dierlijke) mest in Frankrijk; • De mestverwerking in Nederland; • Het aanbod van organische (dierlijke) mest in Nederland; • De concurrentie in Frankrijk; • De opslag in Frankrijk; • De kosten en baten van het exporteren van organische mest naar Frankrijk.
Naast de literatuurstudie zijn er de nodige personen geraadpleegd. Dit is of telefonisch gebeurd en/of via een bedrijfsbezoek. Een lijst met de personen die geraadpleegd zijn, is te vinden in bijlage 1. De gespreksverslagen van de geraadpleegde personen zijn in een separaat document toegevoegd. Om de kosten en baten van het exporteren van organische mest inzichtelijk te maken, is een rekenmodel in Excel opgezet. Met dit rekenmodel kan de minimale verkoopprijs, de maximale te rijden kilometers en de rentabiliteit berekend worden.
1.5. Definiëring mestbewerking versus mestverwerking Mestbewerking en mestverwerking worden in de literatuur verschillend gebruikt. Onder mestbewerking verstaan we in dit rapport: technische handelingen met mest, waaruit mestproducten voortkomen die in de landbouw worden afgezet met een hogere acceptatiegraad dan normale drijfmest (bijvoorbeeld: mestscheiding of mestvergisting) (Melse et. al. 2004). Onder mestverwerking verstaan we: “Het zodanig behandelen van dierlijke mest dat het eindproduct niet langer aangemerkt wordt als dierlijke mest (bijvoorbeeld: mestverbranding) of export” (Bleker 2012).
1.6. Leeswijzer Het rapport is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na deze inleiding staat in hoofdstuk 2 het Nederlandse mestbeleid centraal. Vervolgens zal er stilgestaan worden bij het aanbod van organische (dierlijke) mestproducten. Verder komt de mestafzet in Frankrijk aan bod. De wet-‐ en regelgeving vanuit Frankrijk, die mogelijk relevant is bij het exporteren van organische (dierlijke) mest, is in hoofdstuk 5 uitgewerkt. Tot slot worden in hoofdstuk 6 de kosten en baten van het exporteren van organische (dierlijke) mest uitgelicht om de rentabiliteit te kunnen bepalen. Het rapport wordt afgesloten met een overzicht van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.
10
2. Nederlands mestbeleid In dit onderzoek wordt uitgegaan van het exporteren van mest. Aan welke regelgeving moet worden voldaan om mest te exporteren? De regelgeving omtrent het exporteren van mest is ontstaan om de verspreiding van dierziektes te voorkomen. Tevens wordt in de regelgeving vastgelegd dat de mest ook daadwerkelijk op de plaats van bestemming aankomt. (Dienst Regelingen, 2013)
2.1. Feiten en cijfers Deze paragraaf geeft een beeld van het mestoverschot in Nederland en de hoeveelheden verwerkte-‐ en geëxporteerde mest.
2.1.1. Mestoverschot Nederland In 2012 is in totaal 71 miljard kg mest geproduceerd. Deze mest bevat 165 miljoen kg fosfaat. Aangezien de plaatsingsruimte voor fosfaat uit dierlijke mest 141 miljoen kg is, kampt Nederland met een mestoverschot van 24 miljoen kg fosfaat. De mest-‐aanwendingsnormen zijn steeds krapper geworden met als gevolg dat er (steeds) minder fosfaat op de Nederlandse landbouwgronden geplaatst kan worden. Dit zorgt voor een steeds groter wordend mestoverschot (CBS, 2013). Om het mestoverschot in Nederland te verminderen zijn er in de loop der jaren verschillende regelingen en wetten ontstaan om het gebruik van mest in de landbouw te reguleren. In 1984 startte het Nederlandse mestbeleid met de Interim-‐wet Beperking Varkens-‐ en Pluimveehouderij. In 1998 werd het MINeralen Aangifte Systeem (MINAS) leidend. Hierbij werd naast het gebruik van dierlijke mest ook het gebruik van kunstmest in de regulering betrokken. Na MINAS is in 2006, het mestbeleid 2006 tot stand gekomen. MINAS en de regeling van de zogenaamde Mest Afzet Overeenkomsten (MAO’s) werden afgeschaft en de combinatie van dierrechten en gebruiksnormen moeten de mineraleninput gaan reguleren. In het gebruiksnormenstelsel wordt niet langer uitgegaan van de toelaatbare stikstof-‐ en fosfaatverliezen naar het milieu, maar van de voor de gewassen noodzakelijke hoeveelheid stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest. Het mestbeleid 2006 is nog steeds van kracht, maar het ministerie is druk bezig met het aanpassen van dit beleid. Deze voorgenomen wijzigingen zullen in paragraaf 2.3 worden besproken (Jansen, 2013).
2.1.2. Mestverwerking en -‐export In 2011 is 477,4 miljoen kilogram stikstof en 169,7 kilogram fosfaat geproduceerd in Nederland. Mestverwerking Van de 477,4 miljoen kilogram stikstof is in 2011 16,5 miljoen kilogram stikstof verwerkt. In datzelfde jaar is 9,2 miljoen kilogram fosfaat verwerkt. (zie tabel 2.1) (CBS 2013).
11
Mestexport In 2011 is 38,7 miljoen kilogram stikstof geëxporteerd naar het buitenland. Nederland heeft in 2011 25,2 miljoen kilogram fosfaat geëxporteerd. (zie tabel 2.1) (CBS 2013). Tabel 2.1 Nederlandse mestverwerking en mestexport in 2011 Stikstof (miljoen kg) Fosfaat (miljoen kg) Productie 477,4 169,7 Mestverwerking 16,5 9,2 Mestexport 38,7 25,2
2.2. Wet-‐ en regelgeving m.b.t. de handel in organische (dierlijke) mest Met betrekking tot wet-‐ en regelgeving wordt mest een dierlijk bijproduct genoemd. Dierlijke bijproducten zijn producten van dierlijke oorsprong die niet voor menselijke consumptie zijn bedoeld. Dierlijke bijproducten worden op basis van hun risico voor de volks-‐ en diergezondheid ingedeeld in drie categorieën. Per categorie is bepaald wat er met het product moet gebeuren. Mest valt onder categorie 2 materiaal. Artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 schrijft voor op welke manier categorie 2-‐materiaal moet worden gebruikt of verwijderd. Regelgeving omtrent het exporteren van organische (dierlijke) mest Voor het invoeren van verwerkte mest is geen veterinaire meldingsplicht nodig bij de ontvangende Europese lidstaat. Het ontvangende land kan geen extra eisen aan de verwerkte mest stellen. De exporteur moet uiterlijk 12 uur voor het transport zorgen dat de exportdocumenten aangevraagd zijn. Deze exportdocumenten zijn:
• Vervoersbewijs Dierlijke Mest (VDM); • Handelsdocument; • Verplichte internationale vrachtbrief (CMR); • Verplichte NF U-‐norm (wordt in hoofdstuk 4 behandeld).
Tijdens het transport moeten de exportdocumenten volledig ingevuld aanwezig zijn bij de transporteur. Tevens moet de transporteur in het bezit zijn van een bewijs van reiniging en ontsmetting (R&O) (Dienst Regelingen, 2013). Om mest te mogen exporteren naar een ander land binnen de EU, moet deze minimaal 60 minuten 70 graden Celsius zijn geweest. Tevens moeten de verwerkers van mest, erkend zijn als officiële verwerkers. De verwerkers moeten de verwerking van de mest volgens Verordening (EG) nr. 1069/2009 laten verlopen. Verwerkte mest wordt ook wel gehygiëniseerde mest genoemd. (Nederlandse Voedsel-‐ en Warenautoriteit, 2013) Instanties De instantie welke verantwoordelijk is voor het uitvoeren van Verordening (EG) nr. 1069/2009 is de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA). De exportdocumenten moeten aangevraagd worden bij de nVWA. De nVWA werkt via de website van Dienst Regelingen. Op de website van Dienst Regelingen kan de exporteur inloggen en in het systeem ‘Client export mest’ de benodigde exportdocumenten opvragen. (Dienst Regelingen, 2013)
12
2.3. Mestverwerkingsplicht In het jaar 2013 zal worden bepaald hoe de nieuwe mestwetgeving er voor de veehouders uit gaat zien. Waarschijnlijk zal het voor veehouders verplicht worden om een deel van hun mestoverschot te gaan verwerken of te gaan exporteren. Onder verwerken valt in dit geval het exporteren of het verwerken van mest tot producten die niet meer als dierlijke mest worden aangemerkt. Dit is alleen mogelijk door de mest te verbranden of te vergassen. Kunstmestvervangers worden tot op heden niet erkend als niet-‐dierlijke meststof (Bakker Tilly Berk, 2012). Per regio zal worden bepaald welk percentage van het mestoverschot op een individueel bedrijf zal moeten worden verwerkt. Het deel dat ieder bedrijf zal moeten verwerken zal in drie jaar worden opgebouwd. In tabel 2.2 is per regio weergegeven welk deel van de af te voeren mest verwerkt zal moeten worden. (Bleker, 2012) Tabel 2.2 Percentage te verwerken mest 2013 2014 2015
Zuid 10% 30% 50% Oost 5% 15% 30% Overig 0% 5% 10%
De staatssecretaris van Economische Zaken, mw. Sharon Dijksma heeft aangegeven dat de verantwoordelijkheid voor het opzetten van de mestverwerking bij de agrarische sector ligt. Dit wil zeggen dat de agrarische sector moet zorgen voor 2015 voor voldoende fosfaatreductie. Wanneer deze doelstelling niet wordt gehaald, zal er een systeem van dierrechten worden ingevoerd. Dit wil zeggen dat de rechten in de varkens-‐ en pluimveesector worden behouden en dat in de rundveesector een systeem van dierrechten zal worden ingevoerd. De staatssecretaris heeft aangegeven maar één systeem in te voeren. Er zal dus geen combinatie van dierrechten en een mestverwerkingsplicht worden ingevoerd. (Dijksma, 2013)
13
3. Producten In dit hoofdstuk zullen de organische mestproducten worden beschreven die in aanmerking komen om geëxporteerd te worden. De beschrijving van deze producten zal plaats vinden aan de hand van het schema in figuur 3.1.
Figuur 3.1 Schema mestbewerkingstechnieken en producten In paragraaf 3.1 zal de herkomst van de producten worden beschreven. Vervolgens worden de technieken waarmee producten worden bewerkt en de eindproducten beschreven. Paragraaf 3.4 beschrijft op welke manier de producten exportwaardig gemaakt kunnen worden. Tot slot wordt in paragraaf 3.5 weergegeven welke producten in Nederland en België worden geleverd.
3.1. Herkomst mestproducten De meststoffen die worden geëxporteerd worden gemaakt van een aantal grondstoffen. In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de verschillende grondstoffen, de herkomst er van en de eigenschappen. De producten die worden worden meegenomen zijn:
• Pluimveemest; • Varkensmest; • Co-‐producten.
In dit rapport wordt niet ingegaan op rundveemest. Rundveemest is, vanwege de lage concentratie aan mineralen, geen aantrekkelijk product om te exporteren.
14
Pluimveemest Pluimveemest wordt gekenmerkt door de hoge gehaltes aan NPK. De stikstof in pluimveemest is voor een groot deel aanwezig in de vorm van ammoniak (Bodemacademie, 2013). In dit rapport worden twee twee soorten pluimveemest onderscheiden, namelijk:
-‐ Vaste leghennenmest droog (NPK 24-‐19-‐13; 52 % droge stof); -‐ Vleeskuiken vaste mest (NPK 30,5-‐17-‐22,5; 60 % droge stof).
De vaste leghennenmest wordt opgevangen in pure vorm, er is dus geen strooisel aanwezig in het product. Vleeskuiken vaste mest bevat een aandeel strooisel (houtkrullen/stro/turfmolm). Varkensmest In Nederland bestaat het grootste deel van de varkensmest uit drijfmest. Varkensdrijfmest kan worden onderscheiden naar de verschillende diercategorieën. De samenstelling van zeugen-‐ respectievelijk vleesvarkensmest is weergegeven in tabel 3.1. Tabel 3.1 Samenstelling varkensmest Droge stof N-‐totaal P2O5 K2O
Vleesvarkens drijfmest 9% 7,2 4,2 7,2 Zeugen drijfmest 5,50% 4,2 3 4,3
Varkensmest, met name zeugenmest, heeft een laag gehalte aan droge stof. Door dit lage drogestofgehalte kunnen de mineralen relatief inefficient (duur transport per eenheid mineraal) worden verplaats. Met mestbewerking kunnen de mineralen in de producten worden geconcentreerd. Co-‐producten Co-‐producten worden ingezet bij het vergisten van mest. Door het vergisten van een combinatie van mest en co-‐producten kan met een hoog rendement biogas worden gewonnen. Een co-‐product is een organisch product, vaak afkomstig uit de land-‐ en tuinbouw of de (vee)voedingsindustrie (DR-‐loket, 2013).
3.2. Mestbewerkings technieken (Co-‐)vergisting In een zuurstofloze silo wordt de organische stof uit mest en eventuele bijproducten (co-‐producten) omgezet in methaan (CH4), koolzuurgas (CO2) en biogas. Het biogas i.c.m. methaan kan door middel van een warmtekracht koppeling (WKK) worden omgezet in elektriciteit en warmte. De elektriciteit kan worden terug geleverd aan het net. De warmte kan worden gebruikt voor bijvoorbeeld het verwarmen van een stal. Het rendement van de installatie is, indien alleen mest vergist wordt, laag. Door co-‐producten toe te voegen kan het rendement aanzienlijk verhoogd worden. Bij dit proces ontstaat naast warmte en elektrische energie ook digestaat. Digestaat is een vloeibaar product wat vaak als meststof wordt ingezet. In paragraaf 3.3 zal de samenstelling van digestaat verder worden toegelicht.
15
Scheiden Drijfmest kan door middel van mestscheiding worden gescheiden in een dikke en een dunne fractie. De vijf meest gebruikelijke mestscheidingstechnieken zijn:
• Schroefpers • Vijzelpers • Zeefbandpers • Centrifuge • Totaalverwerking
De schroefpers, vijzelpers en de zeefbandpers scheiden de mest op basis van deeltjesgrootte en viscositeit. De centrifuge scheidt de mest op basis van soortelijke massa. Het scheidingsrendement wat met de centrifuge gehaald kan worden is hoger dan bij de andere drie technieken. Een hoger scheidingsrendement betekent dat er meer vaste delen in de dikke fractie komen en deze dus een hoger droge stofgehalte heeft. Totaalverwerking is een nieuw systeem om mest te bewerken en te ontleden in meerdere fracties. Het systeem is ontwikkeld door Kumac en VP-‐systemes. Bij de totaalverwerking wordt flocculant toegevoegd aan de mest; dit zorgt voor het samenklonteren van de dikke fractie van de mest. Vervolgens wordt de mest met een zeefbandpers gescheiden in een dunne-‐ en dikke fractie. De dikke fractie van dit systeem heeft dezelfde samenstelling als bij de andere scheidingstechnieken. Het systeem verschilt van de andere scheidingstechnieken door de verdere verwerking van de dunne fractie. De producten die uit de bewerking van de dunne fractie ontstaan; zijn water en een mineralenconcentraat met een NPK-‐verhouding van 10-‐0,1-‐10. Het mineralenconcentraat is momenteel nog geen aantrekkelijk product om te exporteren. Drogen Het scheiden van de mest of digestaat zorgt voor een hogere concentratie van mineralen, met name fosfaat, in de dikke fractie. Door het drogen van deze dikke fractie kan het droge stofgehalte van het product verder worden verhoogd tot 90% en zal er een geconcentreerder product ontstaan. Voor het drogen is warmte nodig. Vaak wordt restwarmte van een vergistingsinstallatie gebruik, maar als dit niet aanwezig is zullen andere warmtebronnen moeten worden gebruikt. Naast de dikke fractie van gescheiden mest en digestaat kan ook pluimveemest verder worden ingedroogd om een geconcentreerder product te creëren. De pluimveemest heeft bij het verlaten van de stal al een droge stofgehalte van 60%. Door de warmte uit de stal langs de mest te geleiden kan deze verder worden ingedroogd tot 80% droge stof. Het drogen van pluimveemest kan ook door middel van een droogtrommel. De mest zit dan 10 tot 20 uur in een trommel waar lucht van ongeveer 200 graden Celsius doorheen wordt geleid. De mest bereikt hierdoor een droge stof percentage van ongeveer 95 procent. In de droogtrommel kan ook de dikke fractie van varkensmest of digestaat verder worden ingedroogd. Pelleteren De producten die ontstaan na het drogingsproces en dus 80 tot 95% droge stof bevatten, zullen in poedervorm zijn. Het is moeilijk om ‘poedervormige mest’ aan te wenden op het land. Een poeder waait makkelijk weg en het strooibeeld is niet egaal. Om deze nadelen van het product te ondervangen kan er voor worden gekozen om het product in een korrel te persen. Een korrel is goed te verspreiden en het kan niet weg waaien.
16
3.3. Eindproducten De eindproducten die ontstaan na het bewerken van mest en in aanmerking komen om te worden geëxporteerd, zijn de volgende:
• Varkensmest 30% ds; • Digestaat 30% ds; • Pluimveemest 60% ds; • Pluimveemest 80% ds; • Varkensmest 80% ds; • Digestaat 80% ds.
Varkensmest 30% ds Wanneer varkensdrijfmest mechanisch wordt gescheiden, ontstaat er een vaste fractie van ongeveer 30 % droge stof. Dit product heeft een NPK-‐samenstelling van ongeveer 9,5-‐18-‐5,8 (Emis 2013). Het droge stofgehalte van het product is afhankelijk van de manier van scheiden en de intensiteit waarmee wordt gescheiden. De NPK-‐samenstelling van het product is afhankelijk van twee factoren, namelijk:
• De samenstelling van de te scheiden drijfmest; • Het droge stofgehalte van het product.
Wanneer de drijfmest een laagwaardige samenstelling heeft, zal dit ook terug komen in het gescheiden product. Hiernaast zorgt een hoger droge stofpercentage van het eindproduct er voor dat de mineralen meer worden geconcentreerd in het product. Digestaat 30 % droge stof Digestaat is een restproduct van biogasproductie. Het is een mengsel van drijfmest met een aantal co-‐producten. De samenstelling van digestaat is afhankelijk van:
• De samenstelling van de te vergisten mest; • De co-‐producten die worden gebruikt bij het vergisten.
Het verschil tussen digestaat en drijfmest is voornamelijk het hogere aandeel ammoniumstikstof in digestaat en dus ook in de bewerkte digestaat. Pluimveemest 60 % ds Onbewerkte pluimveemest is een veel-‐geëxporteerd product. Het is een aantrekkelijk product door de hoge gehaltes aan stikstof, fosfaat en kali. De stikstofwaarden in pluimveemest kunnen varieren van 24 tot 31 kg per ton product. Het fosfaatgehalte van pluimveemest kan varieren van 17 tot 19 kg per ton product. Ook de kaligehaltes in pluimveemest liggen met 13 tot 23 kg per ton product, op een hoog niveau. Pluimveemest 80 – 95 % ds Door pluimveemest verder in te drogen naar 80-‐ tot 95 %, zullen de mineralen verder worden geconcentreerd en ontstaat een hoogwaaridger product. Varkensmest 80 % ds Dikke fractie varkensmest van 30 % droge stof kan verder worden ingedroogd tot ongeveer 80 % droge stof. Op deze manier ontstaat een geconcentreerd product met een relatief hoog mineralengehalte. Dit product heeft een NPK-‐samenstelling van ongeveer 24-‐34-‐19 (WUR 2013). Digestaat 80 % ds Aan digestaat van 30 % droge stof kan door drogen extra vocht onttrokken worden. Op deze manier kan een product worden gecreëerd van ongeveer 80 % droge stof. In dit product zijn de mineralen verder geconcentreerd zodat een hoogwaardiger product ontstaat. De NPK-‐samenstelling van dit product is erg afhankelijk van de producten die bij de vergisting zijn gebruikt.
17
Mengsels Elk gewas heeft zijn eigen NPK behoefte. De akkerbouwer probeert met zijn meststoffen zo goed mogelijk op deze behoefte aan te sluiten. Kunstmeststoffen worden, om aan deze behoeften te kunnen voldoen, op maat gemaakt. Ook organische meststoffen kunnen, door mengsels van de verschillende organische meststoffen te maken, zo worden samengesteld dat deze de behoefte van het gewas zo goed mogelijk kunnen dekken. Er kunnen bijvoorbeeld mengsels van kippen-‐ en varkensmest worden geleverd. Dit mengsel heeft een hoog NPK-‐gehalte. Het is mogelijk om bij het mengen van meststoffen te sturen op verschillende verhoudingen tussen N, P2O5 en K2O.
3.4. Hygiëniseren Om de mest (behalve pluimvee-‐ en paardenmest) te mogen exporteren naar landen binnen de EU, is het verplicht deze mest te hygiëniseren. Hygiënisering van mest houdt in dat mogelijke ziektekiemen in de mest worden geëlimineerd door een behandeling. Het eindproduct van hygiënisatie mag geen ziekteverwekkende bacteriën bevatten en het aëroob kiemgetal dient < 1000 KVE te bedragen. De kosten van hygieniseren worden sterk bepaald door het droge stofgehalte. Hoe hoger het cochtgehalte des te duurder pakt het hygieniseren uit, het water moet immers ook op temperatuur gebracht worden. Bovendien is het gevaar op hergroei of herbesmetting met kiemen grote bij mest met lagere droge stofgehaltes. De vier meest gebruikte technieken om de mest te hygiëniseren zijn:
• Composteren: er moet een mengsel gemaakt worden met pluimveemest om een optimale C:N-‐verhouding te maken voor het composteringsproces. Kosten: € 2,50 per ton;
• Thermische schroeven: capaciteit tot 3 ton/uur, wordt lokaal toegepast. Kosten: € 5,-‐ per ton;
• Stoominjectie: capaciteit tot 35 ton / uur, door grote investering vindt het centraal plaats en zijn de te maken transportkosten relevant. Kosten: transportkosten en € 10,-‐ per ton aan kosten voor de stoominjectie;
• Drogen: deze techniek kan ook in aanmerking komen voor het hygiëniseren van de mest. Of deze techniek voldoet aan de eisen die gelden voor het hygiëniseren, wordt bepaald door het nVWA die de installatie test.
De hierboven genoemde kosten zijn uitsluitend kosten voor het hygiëniseren van mest, hierbij moeten de kosten voor het bewerken van de mest nog worden opgeteld. De kosten voor het hygiëniseren zijn het hele jaar constant.
3.5. Wat is te koop? In paragraven 3.1 t/m 3.4 is een algemene beschrijving gegeven van de producten en processen die in de praktijk worden toegepast. In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de producten die ook daadwerkelijk op de markt zijn. Er zijn in Nederland enkele tientallen aanbieders van meststoffen. Hier onder vallen enkele bedrijven die alleen gedroogde varkensmest (>80 % ds) aanbieden (Comiva, 2011). In tabel 3.2 is de samenstelling van een aantal mestsoorten weergegeven.
18
Tabel 3.2 Samenstelling te verkrijgen meststoffen DS % Stikstof
(kg/ton) Fosfaat (kg/ton)
Kalium (kg/ton)
262 F-‐Kal (Fertikal N.V.) 89% 21,0 63,0 24,0 433 F-‐Kal (Fertikal N.V.) 88% 40,0 32,0 30,0 Mestkorrel (Rijnen B.V.) 80% 25,0 40,0 25,0 Gedroogde pluimveemest (Agro Limburg)
80% 40,0 30,0 25,0
Mengsel gescheiden varkensmest met pluimveemest (Agro Limbug)
35% 12,0 18,0 6,0
Gescheiden digestaat (Agro Limburg)
30% 11,0 17,0 6,0
1 (Bodemacademie, 2013) <http://www.bodemacademie.nl/documenten/84.pdf> De in tabel 3.2 genoemde samenstellingen, zijn van mestsoorten zoals verschillende bedrijven de organische mest leveren. De genoemde bedrijven zijn:
• Fertikal N.V. (Kallo; België); • Rijnen Oirschot B.V. (Oirschot); • Agro Limburg (Sevenum).
Fertikal N.V.: Fertikal N.V. is gevestigd in het havengebied van Antwerpen, zodat producten gemakkelijk aan-‐ en afgevoerd kunnen worden. Fertikal N.V. maakt organische meststoffen van digestaat, pluimvee-‐, varkens-‐ en rundveemest. De organische meststoffen worden met een op maat gemaakt NPK samenstelling geleverd. Tevens streeft Fertikal N.V. naar homogene organische mest, geperst in een korrel. De producten van Fertikal N.V. hebben ‘naar eigen zeggen’ de volgende voordelen (Fertikal 2013):
• Geen uitspoeling, milieuvriendelijk; • Geleidelijk vrijgeven van voedingselementen, lang-‐werkend; • Geen verschroeiing; • Evenwichtige plantengroei, zonder stress; • Organische stof wordt omgezet in humus die de bodemstructuur behoudt en verbetert; • Stimuleren het bodemleven; • Geen toevoegingen, veilig voor mens, dier en omgeving; • Eenvoudig in gebruik; • Homogeen en stabiel product.
Rijnen Oirschot BV Rijnen Oirschot BV heeft op meerdere locaties vleesvarkens en zeugen. Op de locatie in Oirschot heeft dhr. Rijnen een vergistingsinstallatie. Het is de bedoeling dat Rijnen Oirschot BV het digestaat uit de vergister gaat drogen tot ongeveer 80% droge stof en daarna de organische mest pelleteert. In eerste instantie zal er 4.000 ton gekorrelde organische mest per jaar geproduceerd worden. Agro Limburg Agro Limburg is gevestigd in Sevenum. Het bedrijf exporteert organische mest naar Duitsland en Frankrijk. Agro Limburg zorgt voor het exportwaardig maken van de organische mest. De mest wordt door Agro Limburg het hele jaar opgehaald bij de boeren.
19
Mest op maat Het is mogelijk om meststoffen om maat te laten maken voor een specifieke klant. Het voordeel wat de akkerbouwer hiermee heeft, is dat er in een werkgang de volledige bemesting kan worden gerealiseerd. Echter is het teelttechnisch niet altijd gewenst om deze bemesting in een werkgang te laten plaatsvinden. De organische gebonden stikstof in organische mest komt vrij nadat het mineralisatieproces heeft plaats gevonden. De bacteriën die bij dit proces betrokken zijn, worden actief bij een bodemtemperatuur van 10 °C. Deze temperatuur wordt pas laat in het voorjaar bereikt en de stikstof uit organische mest komt dan ook pas laat in het voorjaar vrij. Wanneer het gewas ook een stikstofbehoefte heeft in het najaar en/of het vroege voorjaar, is het noodzakelijk om deze behoefte met minerale stikstof uit kunstmest aan te vullen.
20
4. Mestafzet in Frankrijk In dit hoofdstuk zal eerst stilgestaan worden bij algemene feiten over Frankrijk. Na de algemene informatie over Frankrijk, zal er ingezoomd worden op interessante afzetgebieden voor organische mest in Noord-‐Frankrijk en het huidige gebruik van kunstmeststoffen. Marktkansen, eisen van de Franse akkerbouwer aan het product ‘meststoffen’ en hoe toegevoegde waarde aan het product organische (dierlijke) mest te creëren, zijn ook onderwerpen die in dit hoofdstuk aan de orde komen.
4.1. Frankrijk Frankrijk is met een oppervlakte van 551.700 km² het grootste land van West-‐Europa. Het land is 13,5 keer zo groot als Nederland. Ten noorden van Parijs bevinden zich grote akkerbouwgebieden. Wat meer centraal bevinden zich ook gebieden met grotere graanbedrijven. Frankrijk wordt gekenmerkt door de bureaucratie.
4.1.1. Klimaat Frankrijk vertoont, als gevolg van de naar het oosten afnemende invloed van de Atlantische oceaan, sterke variaties in klimatologische omstandigheden. In het Noordwest Frankrijk heerst een gematigd zeeklimaat terwijl in het Noordoost Frankrijk meer een landklimaat waar te nemen is. Het gematigde zeeklimaat kenmerkt zich door geen grote temperatuurverschillen tussen zomer en winter. Gemiddeld valt er, in de gebieden met een gematigd zeeklimaat, meer dan 1000 millimeter neerslag per jaar. De neerslag valt in alle seizoenen. Het landklimaat kenmerkt zich door het grote verschil tussen zomer en winter (Landenweb 2013, Interfarms 2013).
4.1.2. Akkerbouwgebieden Frankrijk heeft de grootste landbouwsector van Europa. Van de Franse agrarische bedrijven houdt 40% zich bezig met veehouderij, 20% met akkerbouw en 12% is gespecialiseerd in wijnbouw. De belangrijkste akkerbouwgebieden liggen in het noorden van Frankrijk. Hier wordt onder andere tarwe, suikerbieten, koolzaad en vlas verbouwd. Frankrijk beschikt over ongeveer 30 miljoen hectare landbouwgrond. Van de 30 miljoen hectare is 58% akkerland, 37% is blijvend grasland en 5% is blijvend fruit. Het noordwesten van Frankrijk is een gebied met een optimaal klimaat voor akkerbouw. De akkerbouwers in deze gebieden halen dan ook hoge opbrengsten. Om deze hoge opbrengsten te realiseren wordt met een hoog bemestingsniveau gewerkt. De prijs die men voor een hectare grond moet betalen is afhankelijk van de kwaliteit, maar ligt voor goed land globaal tussen de € 3.000,-‐ en € 20.000,-‐ per ha. De pachtprijs in Frankrijk voor een hectare grond ligt tussen de € 150,-‐ en € 300,-‐ (Landenweb 2013, Interfarms 2013).
4.2. Bestuurlijke indeling Frankrijk De focus ligt op de afzetmogelijkheden van organische (dierlijke) mest in Noord Frankrijk. Frankrijk is (bestuurlijk) ingedeeld in regio’s, departementen en gemeentes (zie figuur 4.1). De 101 departementen zijn inclusief de buitenlandse departementen.
21
Figuur 4.1 bestuurlijke indeling Frankrijk In tabel 4.1 is te zien welke regio’s met departementen van belang zijn. In figuur 4.2 is een afbeelding van de regio’s van Frankrijk te zien. Tabel 4.1 Regio’s en departementen Noord-‐Frankrijk
Regio’s Departementen 17 Nord-‐Pas-‐de-‐Calais 59 Nord 62 Pas-‐de-‐Calais 19 Picardie 02 Aisne 60 Oise 80 Somme 11 Haute-‐Normandie 27 Eure 76 Seine-‐Maritime 4 Basse-‐Normandie 14 Calvados 50 Manche 61 Orne 75 Paris 77 Seine-‐et-‐Marne 78 Yvelines 12 Ile-‐de-‐France 91 Essonne 92 Hauts-‐de-‐Seine 93 Seine-‐Saint-‐Denis 94 Val-‐de-‐Marne 95 Val-‐d’Oise 8 Champagne-‐Ardenne 08 Ardennes 10 Aube 51 Marne 52 Haute-‐Marne 54 Meurthe-‐et-‐Moselle 15 Lorraine 55 Meuse 57 Moselle 88 Vosges 1 Alsace 67 Bas-‐Rhin 68 Haut-‐Rhin
22
Figuur 4.2 De regio’s in Frankrijk
4.3. Franse (landbouw)cultuur De Franse akkerbouwer hecht veel waarde aan een goede relatie met de verkoper van de meststoffen. Door de Franse akkerbouwer wordt daarom vaak zaken gedaan met één vertegenwoordiger (van een coöperatie) die het zaaizaad, de spuitmiddelen en de kunstmest levert en vervolgens het graan weer afneemt. Het is essentieel voor de verkopende partij om met de Franse akkerbouwer een persoonlijke relatie op te bouwen. Wanneer de akkerbouwer vertrouwen krijgt in de verkoper en het product voldoet aan de verwachtingen, dan is de Franse akkerbouwer trouw aan zijn leverancier. Bedrijfsomvang De gemiddelde economische grootte van een Europees landbouwbedrijf bedraagt ongeveer 11,3 EGE (Europese Grootte eenheden). Het Franse landbouwbedrijf is gemiddeld 52 EGE groot (Nederland 111 EGE), zodat de landbouwbedrijven in Frankrijk als gemiddeld groot kunnen worden aangeduid. Volgens (Insee, 2010) heeft een gemiddeld Frans landbouwbedrijf (landbouwbedrijven zijn bedrijven met meer dan 20 hectare landbouwgrond) 92 hectare landbouwgrond in gebruik.
23
Kunstmestgebruik In figuur 4.3 is het gebruik van mineralen meststoffen in de EU weergegeven. (Platteau, 2012) Het gebruik aan mineralen meststoffen is vermeld in kg N, P2O5 en K2O per hectare cultuurgrond
Figuur 4.3 Gebruik van minerale meststoffen in de lidstaten, kg N, P2O5 en K2O per ha, 2006 en 2008. Uit figuur 4.3 blijkt dat het gemiddelde gebruik aan kunstmeststoffen in de EU 104 kg/ha is. In Frankrijk is het gebruik met 140 kg per ha hoog (Nederland 182 kg per hectare). Dichtheid van de veestapel De veestapeldichtheid, de ratio van de totale veestapel (in grootvee-‐eenheden) t.o.v. de totale cultuurgrond, is een indicator die de intensiteit van de dierlijke productie weergeeft. Deze ratio geeft ook informatie in hoeverre er voldoende cultuurgrond in een land aanwezig is om de dierlijke mest op kwijt te kunnen. In figuur 4.4 is de veestapeldichtheid voor de landen binnen de EU weergegeven.
Figuur 4.4 Dichtheid van de veestapel (grootvee-‐eenheden per ha.) (Eurostat 2013). Uit figuur 4.4 blijkt dat Nederland inderdaad een vee intensief land is met een veestapeldichtheid van 3,35 GVE/ha en dat dit in Frankrijk beduidend lager is met een veestapeldichtheid van 0,82. Opgemerkt moet worden dat de veestapeldichtheid binnen een land zeer sterk regionaal varieert.
24
4.4. Afzetgebieden in Noord-‐Frankrijk In deze paragraaf zal eerst de concurrentie met België en Bretagne besproken worden, daarna zullen interessante afzetgebieden centraal staan.
4.4.1. Concurrentie met België en Bretagne Vanuit België wordt momenteel al mest geëxporteerd naar Noord-‐Frankrijk. Dit wordt voornamelijk afgezet in de departementen: Pas de Calais (62), Somme (80), Nord (59), Aisne (02), Ardennes (08), Marne (51), Meuse (55), Oise (60) (zie figuur 4.5 zwarte omlijning). Ook vanuit Bretagne wordt organische mest afgezet naar andere departementen in Frankrijk. De Organische mest vanuit Bretagne gaat vooral naar de departementen: Manche (50), Mayenne (53), Loire-‐Atlantique (44) en Maine-‐et-‐Loire (49).
4.4.2. Interessante afzetgebieden Gezien het feit dat er concurrentie is vanuit België en Bretagne zijn in: Calvados (14), Orne (61), Seine-‐Maritime (76), Eure (27) (figuur 4.5 rode omlijning), Moselle (57), Meurthe-‐et-‐Moselle (54), Meuse (55), Haute-‐Marne (52) en Aube (10) (figuur 4.5 gele omlijning) de meeste mogelijkheden voor het exporteren van mest. In de departementen: Calvados (14), Orne (61), Seine-‐Maritime (76), Eure (27) (figuur 4.5 rode omlijning) zal het aantrekkelijker zijn om drogere, meer geconcentreerde, producten te leveren. Bij deze producten zijn de transportkosten per kg mineraal lager. De departementen Seine-‐Maritime (76) en Eure (27) zijn aantrekkelijk vanwege het steeds groter wordende areaal wat wordt gebruikt voor akkerbouw. In deze gebieden vindt een omschakeling plaats van veehouderij naar akkerbouw. Tevens is bij de stad Le Havre een grote haven aanwezig waar makkelijk voor een terugvracht kan worden gezorgd. De departementen Moselle (57), Meurthe-‐et-‐Moselle (54), Meuse (55), Haute-‐Marne (52) en Aube (10) liggen verhoudingsgewijs nog dicht bij Nederland, dus zijn de transportkosten naar deze gebieden lager. De gebieden waar België vooral naar exporteert zijn qua transportkosten ook interessant, maar de concurrentie is in deze gebieden hoger.
Figuur 4.5: Departementenmentale verdeling van Frankrijk
25
4.5. Huidige gebruik van meststoffen in Frankrijk De fosfaatbalans op veel van deze bedrijven is negatief (Unifa, 2009). De fosfaatgift is te laag om de fosfaatbalans in evenwicht te houden. De lage fosfaatgift hangt samen met de hoge prijs van fosfaat. Bovendien wordt vanuit de voorlichting weinig gestuurd op de fosfaatgift. “Boeren investeren liever in machines dan in fosfaat” volgens Jan Tijs (2013). Door de akkerbouwers wordt juist en vooral stikstof bemest en dan voornamelijk via kunstmest. Franse akkerbouwers gebruiken op kleine schaal organische mestkorrels; voor dit product wordt dan vooral gekozen vanuit de fosfaat-‐ en organische stof behoefte. Deze organische mestkorrels zijn meestal niet toereikend om aan de NPK behoefte van de gewassen te voldoen. De akkerbouwer zal dus naast organische mest, altijd kunstmest gebruiken om deze behoefte te dekken.
4.6. Organische stof als marktkans Uit onderzoek van Saby (Saby et al. 2008) blijkt dat in de periode van 1990 tot en met 2004 het organische stofgehalte in de Franse landbouwgronden is gedaald. Organische stof heeft meerdere functies (Sukkel, W et al. 2013), namelijk:
• Vergroten weerbaarheid tegen ziekten en plagen; • Bodemstructuur verbeteren. Een betere bodemstructuur heeft vervolgens een positieve
invloed op zaken als de beworteling door planten, bewerkbaarheid en draagkracht van de bodem en het maken van een goed zaaibed;
• Uitspoeling van bestrijdingsmiddelen en nutriënten verminderen; • Levering en buffering van nutriënten; • Goede infiltratie en opslag van water; • Opslag van koolstof waardoor de klimaatverandering minder sterk is; • Veel en gevarieerd bodemleven.
Organische stof heeft dus verschillende nuttige functies in de bodem. Meerdere bronnen geven aan dat het lage gehalte aan organische stof in de bodem tot opbrengstderving leidt (Schoot van der J.R. et al. 2012, Sukkel, W. et al. 2013). In Noordwest Frankrijk worden voornamelijk; tarwe, gerst, erwten, koolzaad, aardappelen en bieten geteeld. Koolzaad en bieten hebben een grote NPK-‐behoefte en zijn dus aantrekkelijk voor de afzet van organische meststoffen. De houding van Franse akkerbouwers ten opzichte van organische stof is enigszins tweeslachtig. Enerzijds wordt aangegeven dat behoud/in stand houden van het organische stofgehalte belangrijk is, anderzijds indien er gekozen moet worden tussen het verhakselen van stro of het verkopen van stro aan een veeboer, wordt toch vaak voor de verkoop van het stro gekozen. Het financiële voordeel op korte termijn gaat dan dus voor de bodemkwaliteit op lange termijn. Bij veehouderijbedrijven is, omdat deze bedrijven vaak stro kopen/aanvoeren en vervolgens de mest (inclusief stro) op eigen grond uitrijden, het organische stofgehalte van de grond vaak goed op peil.
26
Organische stofgehalte op peil houden / verhogen Om gebruik te maken van de voordelen van organische stof, moet het organische stofgehalte hoog genoeg zijn. Met behulp van een organische stofbalans kan berekend worden of het organische stof in de bodem op peil blijft. In tabel 4.2 is te zien hoeveel kilogram effectieve organische stof per hectare aangevoerd moet worden om het organische stof op peil te houden. De benodigde organische stof aanvoer per hectare hangt af van het organische stofgehalte en de organische stofafbraak per hectare. Als vuistregel kan er vanuit gegaan worden dat de organische stofafbraak 2% is. Het organische stofgehalte in de bodem is met behulp van een bodemanalyse te achterhalen (kennisakker 2012). Tabel 4.2. Benodigde organische stofaanvoer in kg EOS/ha om organische stofgehalte op peil te houden bij diverse organische stofgehaltes en afbraakpercentages van een bouwvoor van 25 cm en een droog soortelijk gewicht van 1.500 kg/ha. Organische
stofgehalte
Organische stofafbraak
1% 2% 3% 4%
1% 375 750 1.125 1.500
2% 750 1.500 2.250 3.000
3% 1.125 2.250 3.375 4.500
4% 1.500 3.000 4.500 6.000
5% 1.875 3.750 5.625 7.500
6% 2.250 4.500 6.750 9.000
Het organische stofgehalte neemt toe bij een positieve organische stofbalans. In tabel 4.3 is te zien hoeveel kilogram effectieve organische stof een aantal gewasresten en een groenbemester opleveren (Kennisakker 2012). Hiernaast bevat organische mest ook een aandeel effectieve organische stof. Het aandeel effectieve organische stof is ongeveer 1/3 deel van de organische stof (bodemacademie 2013). Tabel 4.3. Gewasresten en groenbemesters. Product Hoeveelheid effectieve organische stof (kg/ha)
Wintertarwe stoppel plus stro 2.630
Wintertarwe stoppel 1.640
Suikerbieten incl. blad 1.275
Aardappelen 875
Groenbemester (geslaagde teelt) 850
Snijmaïs 675
Zaaiuien 300
27
4.7. Eisen Franse akkerbouwer aan organische mest Meststoffen worden voornamelijk aangekocht op basis van de mineralengehaltes en de prijs. Kunstmest is voor akkerbouwers makkelijker te verwerken dan organische mest, daarom moet de prijs van organische mest beduidend lager liggen dan die van kunstmest. “De akkerbouwers in Frankrijk zien de organische stof in de dierlijke mestproducten vaak als beloning voor de ‘ongemakken’ aan deze producten” (Willem Hospel 2013). De ongemakken bestaan uit:
• De extra arbeid voor het aanwenden van de organische meststof; • De kans op uitspoeling van nutriënten tijdens het opslaan van de mest op de kopakker; • Een lagere concentratie aan mineralen, dus moeten er grotere hoeveelheden aangewend
worden; • De moeilijkheid van het verdelen van organische mest (geen egaal strooibeeld); • De grotere kans op een minder constante samenstelling van de mineralen in de organische
mest. De akkerbouwer verkoopt graag stro in combinatie met de inkoop van mest. In deze situatie (afhankelijk van de verhoudingen in hoeveelheden tussen mest en stro) ontvangt de akkerbouwer meestal cash geld. Dit kan het vergemakkelijken om handel te drijven. Bovendien kan er nog nadrukkelijk gewezen worden op het feit dat, ondanks de afvoer van stro, de organische stof balans versterkt wordt.
4.8. Behoefte van de gewassen In deze paragraaf wordt een beeld gegeven wat de stikstof (N), fosfaat (P2O5), en kali (K2O) behoefte is van; wintertarwe, koolzaad, zomergerst en suikerbieten. Dit zijn de vier gewassen die veelvuldig geteeld worden door de Franse akkerbouwer. De behoeftes die genoemd worden in tabel 4.4 zijn gemiddelde waardes. De waardes zijn afhankelijk van de grondsoort en hoeveel NPK die de bodem levert. Tabel 4.4 Behoefte aan NPK van vier gewassen. Stikstofbehoefte
(kg/ha) Fosfaatbehoefte (kg/ha)
Kalibehoefte (kg/ha)
Wintertarwe 200 140 -‐ 4 x Pw-‐getal 100-‐200 Koolzaad 250 30 tot 60 40-‐80 Zomergerst 110 60 130 Suikerbieten 200 0 tot 75 80-‐120
4.8.1. Wintertarwe Veel Franse akkerbouwers telen wintertarwe. Wintertarwe wordt gezaaid van half oktober tot half december. Stikstof Bij wintertarwe wordt de stikstof in 2 of 3 keer aangewend, afhankelijk van hoeveel ton tarwe geoogst gaat worden. In de eerste stikstofgift wordt 30 tot 100 kilogram stikstof per hectare aangewend. De hoeveelheid is afhankelijk van de grondsoort. De tweede gift bestaat uit 60 kilogram stikstof. De derde gift is nodig als er meer dan 9 ton wintertarwe geoogst wordt. In de derde gift wordt de tarwe van 30 tot 50 kilogram stikstof voorzien.
28
Fosfaat De fosfaatgift is afhankelijk van het Pw-‐getal van de bodem. Het Pw-‐getal kan bepaald worden middels een bodemonderzoek. Bij tarwe geldt voor de fosfaatgift; 140 kilogram fosfaat per hectare minus 4 keer het Pw-‐getal. Wanneer het Pw-‐getal hoger is dan 35, dan hoeft er geen fosfaat aangewend te worden. Kali Wintertarwe heeft, afhankelijk van het kaligetal van de bodem, 100-‐200 kilogram kali per hectare nodig. Het kaligetal kan bepaald worden door een bodemonderzoek uit te laten voeren (Darwinkel 1997).
4.8.2. Koolzaad Bij een deel van de Franse akkerbouwers is koolzaad aanwezig in het bouwplan. Koolzaad wordt geteeld om de olie die in de plant aanwezig is, te winnen. Een normale oogst bestaat uit ongeveer 3.000 kilogram zaad per hectare. Van de stengel kan stro gemaakt worden. Stikstof Koolzaad wordt in de herfst gezaaid. De stikstofbehoefte van koolzaad is ongeveer 250 kilogram per hectare. In de herfst heeft het koolzaad ongeveer 50 kilogram stikstof per hectare nodig. In het voorjaar is de behoefte aan stikstof 200 kilogram per hectare. Fosfaat De behoefte van koolzaad aan fosfaat is ongeveer 30 tot 60 kilogram per hectare, afhankelijk van de fosfaattoestand van de bodem. Kali Koolzaad heeft ongeveer 40 tot 80 kilogram kali per hectare nodig. De precieze hoeveelheid kali per hectare hangt af van de kalitoestand van de bodem (Bernelot e.a. 2003).
4.8.3. Zomergerst Zomergerst is een product waar onder andere bier van gemaakt wordt. Zomergerst kan gezaaid worden van half februari tot begin april. Een normale oogst is ongeveer 6.500 kilogram zaad. Stikstof Zomergerst heeft ongeveer 110 kilogram stikstof per hectare nodig. Het is een gewas wat efficiënt met stikstof omgaat. Fosfaat De fosfaatbehoefte van zomergerst is 60 kilogram per hectare. Fosfaat moet vroeg in het voorjaar aangewend worden. Fosfaat verplaatst moeilijk tot niet door de bodem, daarom zal de fosfaat dicht bij de wortels aangewend moeten worden. Kali De behoefte aan kali is 130 kilogram per hectare. De kali zal in het vroege voorjaar aangewend moeten worden (Timmer 1999).
4.8.4. Suikerbieten Suikerbieten worden gezaaid van begin maart tot half april. Gemiddeld oogst een suikerbietenteler 10,5 ton suiker per hectare.
29
Stikstof Suikerbieten hebben een behoefte aan stikstof van 200 kilogram per hectare. Fosfaat De fosfaatbehoefte is afhankelijk van het Pw-‐getal. Wanneer het Pw-‐getal 30 is, dan is de fosfaatbehoefte 75 kilogram per hectare. Bij een Pw-‐getal van 40, is de fosfaatbehoefte 40 kilogram per hectare en bij een Pw-‐getal van 50 is de behoefte aan fosfaat 0 kilogram per hectare. Kali Afhankelijk van het kaligetal, is de kalibehoefte 80 tot 120 kilogram per hectare. Bij een kaligetal van kleiner dan 18, is de kalibehoefte 120 kilogram en bij een kaligetal van 18 en hoger is de behoefte aan kali 80 kilogram per hectare (Dijk, 2013).
4.9. Toegevoegde waarde Om onderscheidend te zijn ten opzichte van andere leveranciers van organische mest, zal in Frankrijk extra service geleverd moeten worden. Op verschillende manieren kan service verleend worden, namelijk door:
• Advies over de teelt te verschaffen aan de Franse akkerbouwer; • Een organische mestverspreider beschikbaar te stellen voor klanten; • De werking van organische mest te demonstreren middels proefveldjes; • Samenstelling garanderen.
Advies verschaffen Door de akkerbouwers te adviseren bij het gebruik van organische meststoffen, kan onderscheid gemaakt worden met andere leveranciers. Het advies kan specifiek worden gericht op organische mest, maar er kan ook worden gekozen om een volledig teeltadvies te geven. Een organische mestverspreider beschikbaar stellen Een andere optie om te onderscheiden is, om een organische mestverspreider uit te lenen aan klanten. De klanten kunnen dan zelf de organische mest aanwenden en hoeven hier de loonwerker niet voor in te huren. Een punt van aandacht bij het uitlenen van de organische mestverspreider is, dat wanneer twee klanten tegelijk de organische mest willen aanwenden, maar een klant de mestverspreider kan gebruiken. Tevens kan het voorkomen dat er een grote afstand tussen twee klanten is. Dan zal de organische mestverspreider getransporteerd moeten worden, wat extra kosten met zich meebrengt. Proefveldjes aanleggen Door proefveldjes aan te leggen, kunnen de Franse akkerbouwers overtuigd worden van de werking van organische meststoffen. Wanneer de Franse akkerbouwer concludeert dat er door het gebruik van organische (dierlijke) mest, minimaal gelijke kilogramopbrengsten worden behaald, zal hij eerder geneigd zijn organische meststoffen te kopen. Naast het aanleggen van proefveldjes bij Franse akkerbouwers, kan gekozen worden voor het leveren van proefvrachten organische mest. Samenstelling garanderen De organisch dierlijke mest wordt minimaal geleverd onder de NF U-‐norm. Elke vracht organische mest zal geanalyseerd worden, om de samenstelling van stikstof, fosfaat en kalium te weten te komen. Het is belangrijk dat de samenstelling zoals deze op het analyseformulier staat en de samenstelling van de organische mest overeenkomen.
30
4.10. Concurrentie Naast concurrentie vanuit België en Bretagne is kunstmest ook een concurrent van organische mest. In de huidige situatie gebruiken de meeste Franse akkerbouwers alleen kunstmest. Organische mest zal bij de Franse akkerbouwers (deels) de kunstmest vervangen. Er moet dus geconcurreerd worden met kunstmest. De verkoopprijs van een organische mest met dezelfde samenstelling als een kunstmest, zal lager moeten zijn. Dit komt door het feit dat de akkerbouwers meer tijd kwijt zijn aan het aanwenden van organische mest. Tevens beschikken de meeste akkerbouwers niet over de juiste machines om de organische mest uit te rijden. De loonwerker zal de organische mest aanwenden, wat extra kosten met zich meebrengt.
4.11. Opslag In Frankrijk is net als in Nederland het aanwenden van dierlijke mest beperkt tot specifieke periodes van het jaar. Wanneer er mest uitgereden mag worden hangt af van het gewas en de mestsoort (stalmest of drijfmest). De afzet van mest kan, gezien vanuit de klant, het best gebeuren in de periode maart t/m augustus. Na de oogst van de graangewassen in juli, wordt de mest vaak op het land gebracht. De organische mest kan op verschillende manieren opgeslagen worden.
• Een manier om mest op te slaan is, op een dichte vloer met een overkapping. Zo ligt de organische mest droog en de kans op uitspoeling van nutriënten is hierdoor nihil.
• Een andere optie is om de organische mest in big bags op te slaan. Dit is voornamelijk van toepassing bij mestkorrels van 80-‐90% droge stof. Droge mestkorrels kunnen bijvoorbeeld opgeslagen worden in big bags van 1 kuub. Een voordeel van de opslag in big bags is, omdat de klant weet hoeveel kg organische (dierlijke) mest er zit in één big bag, hij op elk moment z’n voorraad mest weet. Een nadeel van de opslag in big bags, is dat er geïnvesteerd moet worden in big bags (een big bag van 1 kuub kost ongeveer € 15,00). Het is lastig om de inhoud van een big bag in een mestverspreider te laden.
• Opslaan direct op de kop-‐ of wendakker. Het opslaan op de kop-‐ of wendakker is een goedkope manier van opslaan. Een onzekerheid bij deze manier van opslaan is dat er mogelijk, als gevolg van mindere weersomstandigheden en daardoor een slechtere bereikbaarheid van de kopakker, niet zeker is of er jaarrond gelost kan worden. Wanneer in de winter organische mest verkocht en afgezet wordt en deze opgeslagen worden op de kop-‐ of wendakker is er de mogelijkheid dat er elementen uit de organische mest verloren gaan, voordat de mest daadwerkelijk aangewend wordt. Overwogen moet worden om met een prijsdifferentiatie te gaan werken. Organische (dierlijke) mest die verkocht en afgezet wordt op het ideale moment van aanwenden worden daarbij dan tegen hogere prijzen verhandeld dan ‘buiten’ het seizoen.
Van de drie genoemde opslagmogelijkheden is opslag van de organische (dierlijke) mest op de kopakker bij de akkerbouwer, het goedkoopst. Hierbij is er een gerede kans dat er dan in de winter geen organische mest geleverd kan worden aan de Franse akkerbouwer. Indien de strategie is om bij de verschillende mestverwerkers, jaarrond organische (dierlijke)mest af te nemen dan is het noodzakelijk om opslag in Frankrijk te hebben. Zo kan in de tijd dat er veel vraag naar organische mest is, snel organische mest geleverd worden.
31
4.12. Transport Voor het transport worden drie verschillende meststoffen onderscheiden:
• Dikke fractie varkensmest/digestaat; • Pluimveemest; • Mestkorrels.
Alle producten kunnen los gestort worden geleverd. Het transport kan dan het beste plaats vinden met walkingfloor-‐opleggers. Deze opleggers hebben een laag eigen gewicht van ongeveer 15 ton. Dit betekent dat, omdat het maximum totaalgewicht van een combinatie in Frankrijk 40 ton is, 25 ton product vervoerd kan worden. Mestkorrels kunnen naast los gestort ook in big bags geleverd worden. Big bags kunnen met ‘zeilopleggers’ worden vervoerd. De kilometerprijs van een walkingfloor-‐oplegger en een zeiloplegger liggen op hetzelfde niveau. Deze kosten zijn in hoofdstuk 6 verder uitgewerkt.
32
5. Wet-‐ en regelgeving Mest is een dierlijk bijproduct. In de Europese verordening voor dierlijke bijproducten ((EG) nr. 1069/2009) wordt mest aangeduid als een categorie 2 product.
5.1. Verzending van categorie 2 producten binnen de EU Bij het verzenden van een categorie 2 product moet worden gehandeld volgens verordening CEE N 1069/2009 van de EU. Indien mest wordt geëxporteerd naar een land binnen de EU moet de bevoegde autoriteit in het land van herkomst en de bevoegde autoriteit in het ‘ontvangende’ land op de hoogte worden gesteld. In Nederland is de nVWA de bevoegde organisatie die de mestexport coördineert. Vervolgens wordt door de bevoegde autoriteit in het land van bestemming bepaald of het product toegelaten wordt of onder welke voorwaarden dit wordt toegelaten. Alle mest (behalve kippen-‐ en paarden mest) die geëxporteerd wordt, moet worden gehygiëniseerd op een door het nVWA erkend bedrijf. Een extra voorwaarden die door een ontvangend land gesteld kan worden is:
• Wanneer niet gehygiëniseerde mest wordt geëxporteerd, moet de bevoegde autoriteit van het land van herkomst dit melden in TRACES (TRAde Control and Expert System)1. Via dit systeem wordt het land van bestemming op de hoogte gesteld. Voor verwerkte mestproducten is geen melding in TRACES nodig (EU, 2009/2011).
5.2. NF U-‐normen In Frankrijk wordt mest als afvalstof gezien. Om de mest toch te kunnen exporteren naar Frankrijk moet deze voorzien zijn van een NF U-‐norm. Alle verschillende typen meststoffen zijn gedefinieerd met een NF U2-‐norm.
5.2.1. Werkwijze / uitgangspunten NF U-‐normen Een product met een aanduiding: “conform de norm NF XXX…”, is een eigen verklaring op verantwoordelijkheid van de fabrikant. Geen enkele controle of toezicht wordt verricht door een certificatieorganisatie. Bij eventuele controle door de bevoegde autoriteiten moet de fabrikant in staat zijn een bewijs (analyseresultaten) te leveren van overeenstemming met de norm. Deze NF U-‐norm beschrijft de samenstelling van de producten en geeft aan wat de maximale/minimale concentratie aan (sporen-‐) elementen in het product is. Ook geeft de NF U-‐norm aan hoe het product verwerkt moet worden en of het product gemarkeerd moet worden. Er zijn twee NF U-‐normen van toepassing op mestproducten, namelijk:
• De NF U-‐norm: 42-‐001; Meststoffen; • De NF U-‐norm: 44-‐051; Bodemverbeterende middelen.
Elke norm is verdeeld in een aantal subklassen die weer een in verschillende types worden verdeeld. Dus de benaming van een NF U-‐norm bestaat uit: ‘NF U (5 cijfers) -‐ klasse – subklasse – type’.
1 TRACES staat voor TRAde Control and Expert System. Het is een webapplicatie die de veterinaire bevoegde autoriteiten in alle EU-‐lidstaten en landen buiten de EU met elkaar verbindt. Ook het bedrijfsleven kan toegang krijgen tot bepaalde modules van het systeem. 2 NFU: Normes Françaises Uniformes; Norme Française van de klasse U zoals vastgelegd door de “Association française de normalisation (AFNOR)".
33
NF U-‐norm aankopen Om een NF U-‐norm aan te kunnen kopen moet de mest geanalyseerd worden door een Frans laboratorium; bijvoorbeeld LDAR (Marcovecchio, 2012). Het laboratorium geeft aan onder welke NF U-‐norm het product kan vallen. Aan de hand van dit advies kan een NF U-‐norm worden aangekocht bij de organisatie Afnor (Association Française de Normalisation). De NF U-‐normen worden aangeboden in de webshop van Afnor3. De koper van een norm krijgt een code cliënt die vaak op formulieren vermeld moet worden(Afnor, 2013). Vier keer per jaar moet een mestanalyse worden uitgevoerd door een erkend Frans laboratorium. Dit dient als bewijs dat nog wordt voldaan aan de NF U-‐norm. In de volgende sub-‐paragrafen zal eerst de norm NF U 42-‐001 (meststoffen) worden besproken, vervolgens is de norm NF U 44-‐051 verder uitgewerkt.
5.2.2. NF U 42-‐001 Meststoffen Onder meststoffen wordt verstaan:
• Meststoffen; • Bodemverbeteraars; • Elk ander product waarvan het gebruik bestemd is om de voeding van de gewassen alsook de
fysische, chemische en biologische eigenschappen van de bodem, te verzekeren of te verbeteren;
• De producten die voortvloeien uit het samenvoegen van de opgesomde grondstoffen in de voorgaande categorieën.
De subklassen die kunnen worden onderscheiden zijn:
• NF U 42-‐001 klasse 6.1 (meststof geheel afkomstig van dierlijke of plantaardige oorsprong); • en NF U 42-‐001 klasse 6.2 (meststof van dierlijke of plantaardige oorsprong aangevuld met
minerale meststoffen). Bij de export van organische (dierlijke) mest naar Frankrijk zijn m.b.t. de aanduiding meststoffen (NF U 42-‐001) , de subklassen 6.1 (verwerkte dierlijke mest zonder aanvullingen met minerale meststoffen) en 6.2 ( verwerkte dierlijke mest aangevuld met minerale meststoffen) van belang. Binnen NF U 42-‐001, subklasse 6.1 (meststof geheel afkomstig van dierlijke of plantaardige oorsprong) zijn de:
• Type 6 (gedroogde pluimveemest); • Type 8 (alle overige producten van dierlijke mest).
relevant. Deze twee typen 6 en 8 zullen hieronder besproken worden. Vervolgens worden ingegaan op de verschillende typen meststoffen uit de subklasse 6.2 (verwerkte dierlijke mest aangevuld met minerale meststoffen) NF U 42-‐001 6.1 type 6 (gedroogde pluimveemest) Gedroogd product op basis van pluimveemest met als enige mogelijke toevoeging; plantaardige organische producten. Minimale vereiste mineralengehaltes
• De som van N, P2O5 en K2O moet minimaal 7% zijn; • De totale hoeveelheid N moet minimaal 3% zijn; • Het P2O5 gehalte moet minimaal 3% zijn;
3 http://www.boutique.afnor.org/norme/nf-‐u42-‐004/engrais-‐engrais-‐pour-‐solutions-‐nutritives-‐minerales-‐denominations-‐et-‐specifications/article/764559/fa155945
34
Begeleidende documenten • Kopie van de NF U-‐norm (inclusief de code cliënt); • Eigen opgemaakt document met volgende gegevens:
o Engrais NF U 42-‐001; o Benaming van het type (klasse -‐ subklasse -‐ type); o Gegarandeerde samenstelling van het product (NPK uitgedrukt in % in bruto massa):
§ N-‐totaal; § N-‐organisch; § P205. Volgende elementen moeten vermeld worden indien ze hoger zijn dan: § K20 2%; § N-‐ureum 2%; § N-‐nitriet-‐nitraat 2%; § N-‐ammoniak 2%.
o De netto massa van het transport; o De verantwoordelijke voor het product op de markt te brengen. Deze laatste moet
zijn zetel in Frankrijk hebben; • Een analyse van de zware metalen (maximaal zes maanden oud); • Een analyse van pathogenen (elk jaar).
NF U 42-‐001 6.1 type 8 Meststoffen van dierlijke en/of plantaardige oorsprong Vereisten De som van N, P2O5 en K2O moet minimaal 3% zijn, waarvan 1% organische stikstof. Begeleidende documenten
• Kopie van de NF U-‐norm (inclusief code cliënt); • Eigen opgemaakt document met volgende gegevens:
o Engrais NF U 42-‐001; o Benaming van het type (klasse -‐ subklasse -‐ type); o Gegarandeerde samenstelling van het product (N, P2O5 en K2O) uitgedrukt in % op
bruto massa: § N-‐totaal; § N-‐organisch; § Lijst van alle toegevoegde organische stoffen en de behandeling die ze
hebben ondergaan. Deze organische stoffen moeten vermeld worden in dalende volgorde van massa.
Volgende elementen moeten vermeld worden indien ze hoger zijn dan: § P205 totaal 2%; § K20 2%; § N-‐ureum 2%; § N-‐nitriet-‐nitraat 2%; § N-‐ammoniak 2%.
o De netto massa van het transport; o De verantwoordelijke voor het product op de markt te brengen. Deze laatste moet
zijn zetel in Frankrijk hebben) • Een analyse van de zware metalen (maximaal zes maanden oud); • Een analyse van pathogenen (elk jaar).
35
NF U 42-‐001 6.2 Mengsel minerale-‐ en organische meststoffen Enkelvoudige of samengestelde meststoffen die minimaal 1% organische stikstof bevatten van plantaardige of dierlijke oorsprong aangevuld met minerale meststoffen. Binnen deze norm worden o.b.v. samenstelling, vier typen meststoffen, onderscheiden. Deze typen zijn weergegeven in tabel 5.1. Tabel 5.1. Vier typen meststoffen binnen NF U 42-‐001 6.2. Type Benaming Samenstelling Minimale gehalte
som van N, P2O5 en K2O
Minimale gehalte per element
1 Engrais organo minéral N Enkel N aangeven 3% N 2 Engrais organo minéral NPK N, P2O5 en K2O
aangeven 7% 2% N, 2% P205 2%
K20 3 Engrais organo minéral NP N en P2O5
aangeven 7% 2% N, 5% P205
4 Engrais organo minéral NK N en K2O aangeven
7% 2% N, 4% K20
Uit tabel 5.1 blijkt dat in Frankrijk de meststoffengroep dierlijke mest waar minerale meststoffen aan toegevoegd zijn, verder getypeerd worden op basis van de minimale gehaltes aan N, P2O5 en K2O. Afhankelijk van het type gelden er nog een aantal specifieke vereisten die afzonderlijk moeten worden weergegeven op de begeleidende documenten. Deze vereisten staan vermeld op de norm onder de rubriek “marquage”. Begeleidende documenten
• Kopie van de NF U-‐norm (inclusief code cliënt); • Eigen opgemaakt document met volgende gegevens (volgorde staat vermeld in norm):
o Engrais NF U 42-‐001; o Benaming van het type (klasse -‐ subklasse -‐ type); o Gegarandeerde samenstelling van het product (N, P2O5 en K2O) uitgedrukt in % op
bruto massa: § Afhankelijk van het type verschillende te vermelden gehaltes voor P2O5, K2O
en sporenelementen (zie norm); § N-‐totaal; § N-‐organisch; § Lijst van alle toegevoegde organische stoffen en de behandeling die ze
hebben ondergaan. Deze organische stoffen moeten vermeld worden in dalende volgorde van massa.
Volgende elementen moeten vermeld worden indien ze hoger zijn dan: § N-‐ureum 1%; § N-‐nitriet-‐nitraat 1%; § N-‐ammoniak 1%; § N-‐cyanamide 1%.
o De netto massa van het transport; o De verantwoordelijke voor het product op de markt te brengen. Deze laatste moet
zijn zetel in Frankrijk hebben; • Een analyse van de zware metalen (maximaal zes maanden oud); • Een analyse van pathogenen (elk jaar).
36
5.2.3. NF U 44-‐051 Bodemverbeterende middelen Deze norm is van toepassing op: Bodemverbeterende producten die maximaal 3% van één van de volgende elementen bevatten: N, P of K. Producten die minimaal 3 % van één van de volgende elementen bevatten: N, P of K worden beschouwd als meststoffen (NF U 42-‐001). In de benaming van deze producten is het verboden om:
• Het woord ‘humus’ te gebruiken; • De benaming ‘verrijkt’ toe te passen; • De overtreffende trap van een bijvoeglijk naamwoord te gebruiken; • Tevens mag er geen gehalte aan humus of humuszuur worden genoemd. Dit is verboden
omdat de chemische samenstelling van humus niet duidelijk omschreven kan worden. Er kan dus onduidelijkheid ontstaan wanneer een dergelijk woord gebruikt wordt.
De juiste benaming van de producten die vallen onder NF U 44-‐051 zijn weergegeven in tabel 5.2. Tabel 5.2. Productindeling NF U 44-‐051
Uit tabel 5.2 blijkt dat binnen de norm NF U 44-‐051, er eisen worden gesteld aan het minimale gehalte aan organische stof in de bodemverbeterende producten. Tevens zijn er eisen gesteld aan het maximale totale N-‐gehalte en de maximale verhouding tussen organische stof en organische stikstof.
Nr. Benaming Samenstelling Min. % OS op ruwe product-‐ basis
Min. % OS op ds-‐basis
OS/N-‐org; maximale verhouding
Maximaal % N-‐tot op droge stofbasis
1 Stalmest/ strooiselmest
Min of meer gefermenteerd mengsel van strooisel en mest
60% 50 3%
2 Gedroogde stalmest/ strooiselmest
Min of meer gefermenteerd mengsel van strooisel en mest gedroogd met minimaal 85% DS
60% 50 3%
10 Gefermenteerd bodemverbete-‐ rend middel
Plantaardig materiaal dat een fermentatie heeft ondergaan en dat geen afval van dierlijke herkomst bevat anders dan stalmest en waar geen inerte stoffen zijn toegevoegd. Er mag maximaal 30% turf zijn toegevoegd ten opzichte van de hoeveelheid plantaardig materiaal.
35% 50% 55 4%
11 Plantaardige compost
Gefermenteerd mengsel van plantaardige oorsprong dat dierlijke mest en/of minerale en/of inerte materialen kan bevatten. Er mag maximaal 30% turf zijn toegevoegd ten opzichte van de hoeveelheid plantaardig materiaal.
20% 30% 55 3%
37
Begeleidende documenten • Kopie van de NF U-‐norm (inclusief code cliënt); • Eigen opgemaakt document met volgende gegevens (volgorde staat vermeld in norm):
o Vermelding: NF U 44-‐051; amendement organique4 gevolgd door het type; o Gegarandeerde samenstelling van het product in organische stof en organische N op
de bruto massa van het product; o De netto massa van het transport; o De verantwoordelijke voor het product op de markt te brengen. Deze laatste moet
zijn zetel in Frankrijk hebben; • Een analyse van de zware metalen (maximaal zes maanden oud); • Een analyse van pathogenen (elk jaar).
5.3. Regelgeving op boerniveau Volgens EU richtlijn 91/676/EEG mag er maximaal 170 kg N uit dierlijke mest worden aangewend. Voor de hoeveelheid toe te dienen fosfaat zijn geen beperkingen. De periodes dat de meststoffen mogen worden uitgereden verschillen per departement. In bijlage 2 wordt voor het departement Calvados weergegeven in welke periodes de mest mag worden aangewend op de verschillende gewassen.
4 Definitie: Een bodemverbeterend middel bestaande uit C-‐houdende producten van plantaardige oorsprong, vergist of vergistbaar, met als doel het organische stofgehalte van de bodem te verhogen.
38
6. Kosten en baten Een belangrijke vraag is voor welke prijs de producten geëxporteerd kunnen worden. Om de prijs voor potentiële afnemers vast te stellen, moet in ieder geval de kostprijs van het product bekend zijn. De kostprijsberekening maakt duidelijk welke kosten er gemaakt worden om het product op locatie in Frankrijk te leveren. Exporteren van organische (dierlijke) mest naar Frankrijk is mogelijk qua wet-‐ en regelgeving. De huidige technieken kunnen de organische mest tot 90% drogen, de organische mest wordt hierdoor steeds geconcentreerder. Geconcentreerde mest kan verder getransporteerd worden. De vraag is of het financieel rendabel is om organische mest naar Frankrijk te exporteren. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de vraag of organische mest exporteren naar Frankrijk financieel interessant is. Deze vraag zal worden onderverdeeld in kosten en baten. Om de kosten en baten inzichtelijk te maken, is een rekentool gemaakt (zie bijlage 1). De werking van de rekentool zal in paragraaf 6.3 worden toegelicht.
6.1. Kosten Bij het exporteren van organische mest, worden kosten gemaakt. De kosten die van belang zijn bij het exporteren van organische mest zijn:
• Inkoopkosten van de organische meststoffen; • Transportkosten; • Arbeidskosten.
6.1.1. Inkoopprijs De inkoopprijs van organische (dierlijke) mest bij de een mestverwerker is afhankelijk van: soort, vorm, droge stofpercentage en samenstelling. Een organische meststof met 30% droge stof is minder waard dan een organische meststof van 80% droge stof. Dit verschil in waarde is te verklaren, doordat deze een hogere concentratie mineralen bevat. De meststof met 80% droge stof bevat per ton meer kilogram N, P, en K. Het drogen is een kostbaar proces. Tevens zal een organische meststof van 80% droge stof vaak gepelleteerd zijn.
6.1.2. Transportkosten De transportkosten bestaan uit laad-‐ en loskosten en de vervoerskosten. Verondersteld wordt dat het transport over de weg gaat. De transportkosten zijn daarbij afhankelijk van de afstand waarover het product vervoerd moet worden. De prijs per kilometer hangt af van:
• Het transportbedrijf; • De aanwezigheid van tolwegen op de te rijden route; • Of een retourvracht geregeld kan worden (vanuit Frankrijk).
In tabel 6.1 is te zien waarop de transportkosten per kilometer gebaseerd zijn. Drie transporteurs zijn benaderd om de transportkosten in beeld te krijgen. De benaderde transporteurs rekenen geen vaste prijs voor bijvoorbeeld het laden en lossen van de lading. De prijs van de transporteurs is gebaseerd op een prijs per kilometer voor een volledige vracht.
39
Tabel 6.1 Transportkosten per kilometer van verschillende transportbedrijven Bedrijf Capaciteit
vrachtwagen (ton)
Vaste kosten
Variabele kosten/km
Overig
Stam Transport 25 -‐ € 1,50 Inclusief tolwegen, terugvracht wordt geregeld door Stam Transport
Ecoservice Europe 25 -‐ € 1,38 Kilometers ten dienste van het transport. Excl. tol. Incl. laden/lossen.
Eraspo BV 25 -‐ € 1,60 tot €2,00
Incl. tolwegen, terugvracht wordt geregeld door Eraspo BV
Stam Transport rekent voor het transporteren van organische mest naar Frankrijk € 1,50 per kilometer. De prijs is inclusief tol en de terugvracht wordt geregeld door Stam Transport. Alleen de kilometers vanaf Nederland naar de plek van bestemming in Frankrijk worden in rekening gebracht. Ecoservice Europe rekent € 1,38 per kilometer ten dienste van het transport. Dit betekent dat wanneer er geen terugvracht geregeld is, de terugreis ook in rekening wordt gebracht. Wanneer er wel een terugvracht geregeld is, moeten ook de kilometers naar de bestemming van terugvracht betaald worden door de opdrachtgever. Tevens is de prijs exclusief tol. De prijs van transportbedrijf Eraspo BV voor walkingfloor transport ligt tussen de € 1,60 en de € 2,00. De prijs is inclusief tol en de terugvracht wordt geregeld door Eraspo. Bij Eraspo worden alleen de kilometers van Nederland tot de plaats van bestemming in Frankrijk in rekening gebracht. Op basis van de verschillende prijzen, kan worden geconcludeerd dat de mest voor € 1,50 per kilometer naar Frankrijk kan worden getransporteerd. Hierbij mag er vanuit gegaan worden dat dit een prijs is inclusief tolkosten en dat er geen retourvracht geregeld moet worden.
6.1.3. Arbeidskosten In Frankrijk zal de organische mest verkocht worden door een lokale agent. Er zijn twee opties om het personeel te belonen namelijk:
• Een vast uurloon; • Op provisiebasis, een vast bedrag per verkochte ton organische mest.
Wanneer de arbeidskosten op basis van een vast uurloon worden betaald, zijn de arbeidskosten per ton organische mest variabel. De agent/ verkoper uitbetalen op basis van een vast bedrag per verkochte ton organische mest is optie twee. Door op provisiebasis te belonen, wordt gestimuleerd om meer organische mest te verkopen. Tevens zijn bij provisiebasis de arbeidskosten per ton mest vooraf duidelijk.
6.2. Baten De rentabiliteit van de activiteit exporteren organische (dierlijke) mest wordt in de rekentool bepaald door de omzet te verminderen met de inkoopprijs, transportkosten en de commissie. De commissie wordt verondersteld een vast bedrag per ton organische mest te zijn.
40
Inkoopprijs van de organische meststof De organische meststoffen kunnen verschillen van oorsprong, droge stofpercentage en samenstelling. De inkoopprijs hangt vooral af van de samenstelling. Tevens is de vorm waarin de organische mest wordt aangeboden ook van invloed op de inkoopprijs. Een drogere mest is duurder, door de energie die nodig is geweest om de mest te drogen. Een optie is om organische mest te pelleteren. Gepelleteerde mest is ook duurder. Transportkosten De transportkosten zijn vooral afhankelijk van de afstand waarover de organische mest getransporteerd moet worden. Commissie De commissie is een vast geldbedrag per ton, wat de ondernemer minimaal wil hebben voor het exporteren van organische mest. Verkoopprijs De verkoopprijs van de organische meststoffen is afhankelijk van:
• De vraag naar (organische) meststoffen in Frankrijk; • De kunstmestprijs; • De samenstelling van de organische mest; • Verschil in aanwendingskosten organische mest en strooien kunstmest; • Het belang dat aan ‘lange termijn bodemvruchtbaarheid’ wordt gehecht.
De werkelijke prijs van organische mest wordt bepaald door de (lokale) vraag naar deze mest, de kunstmestprijs en de samenstelling van de organische mest. Als richtprijs kan ‘de potentiële waarde organische mest’ gebruikt worden. In de praktijk zal de verkoopprijs van organische mest lager zijn dan haar ‘potentiële waarde’. Dit heeft te maken met de extra kosten voor het aanwenden van organische mest in vergelijking met anorganische meststoffen. De extra kosten zijn vooral de kosten die gemaakt moeten worden voor het aanwenden van de organische mest; dit gebeurt veelal in loonwerk. Potentiële waarde organische mest De potentiële waarde van de organische mest wordt vastgesteld op basis van kunstmestprijzen en de prijs van organische stof.
• De stikstofprijs is gebaseerd op de prijs van kalkammonsalpeter (KAS). In KAS zit 27% zuivere stikstof, per 100 kilogram. De prijs van KAS is in maart 2013: € 29,30. (LEI, 2013). Per kilogram stikstof, in KAS, wordt dus € 1,09 betaald.
• De fosfaatprijs is gebaseerd op de prijs van Tripelsuperfosfaat. Tripelsuperfosfaat bevat 46% fosfaat. Voor 100 kilogram word in maart 2013 € 45,20 betaald (LEI, 2013), zodat de prijs voor 1 kg fosfaat € 0,98 bedraagt.
• Om de kaliumprijs vast te stellen, is uitgegaan van de kunstmest Kaliumchloride 60%. Volgens de LEI word in maart 2013 € 38,60 betaald voor de Kaliumchloride 60%. Op basis van deze gegevens, is de kaliumprijs op € 0,64 per kilogram vastgesteld.
Aan organische stof wordt ook een waarde toegekend. Er wordt gerekend met € 0,104 per kilogram organische stof (Schoumans et. al. 2010). Met de kennis van bovenstaande gegevens, kan de potentiële waarde van de organische mest berekend worden. De potentiële waarde van de organische mest geeft aan, hoeveel de organische mest theoretisch (op basis van prijzen kunstmest en organische stof) waard is.
41
6.3. Rekentool Om meer inzicht te krijgen in de kosten en baten om de organische mest te exporteren naar Frankrijk, is een rekenmodel opgezet in Excel. De tool bestaat uit vier tabbladen, namelijk:
• Uitgangspunten; • Renatbiliteit; • Te rijden kilometers; • Minimale verkoopprijs.
Uitgangspunten In het tabblad uitgangspunten zijn twee tabellen te vinden. In de eerste tabel kan de prijs per 100 kilogram van de volgende kunstmestsoorten ingevuld worden:
• KAS; • Tripelsuperfosfaat; • Kaliumchloride 60%.
Tevens kan hier de prijs per 100 kilogram organische stof ingevuld worden. Aan de hand van deze kunstmestprijzen wordt de potentiële waarde van de organische mest vastgesteld. In de tweede tabel van het tabblad uitgangspunten, kunnen acht verschillende organische meststoffen ingevuld worden. In de eerste kolom wordt de naam van de organische meststof ingevuld. De tweede kolom bevat de naam van de leverancier, de derde kolom bevat het droge stofpercentage van de meststof. Daarna volgen drie kolommen met de stikstof, fosfaat en kalium gehaltes in de meststof. Na de kolommen met de samenstelling van de mest zijn nog twee kolommen te vinden, namelijk een kolom met het organische stofpercentage en een kolom met de inkoopprijs van de meststof. Rentabiliteit Het tabblad ‘rentabiliteit’ bevat rechts bovenin een keuzemenu met acht verschillende organische meststoffen. Na een van de acht meststoffen gekozen te hebben zal vervolgens ingevuld moeten worden hoeveel ton een vrachtwagen meeneemt. Het aantal kilometers transport, de transportkosten per kilometer en de eventuele tolkosten, moeten vervolgens ingevuld worden. Tot slot kan er keuze gemaakt worden of de verkoopprijs, hetzelfde is als de potentiële waarde van de organische mest of dat met een andere verkoopprijs wordt gerekend. Wanneer in de rekentool de verkoopprijs op nul wordt gesteld, wordt automatisch de potentiële waarde van de organische mest als verkoopprijs gebruikt. Wanneer de variabelen in het tabblad ‘rentabiliteit’ ingevuld zijn, is te zien wat de rentabiliteit per ton organische mest is. Maximaal te rijden kilometers Als de tabbladen ‘uitgangspunten en rentabiliteit’ juist ingevuld zijn, dan is in het tabblad ‘te rijden kilometers’ te zien hoeveel kilometer maximaal gereden kan worden met de organische mest waarbij de rentabiliteit op € 0,-‐ uitkomt (Break even punt m.b.t. te rijden kilometers).
42
Minimale verkoopprijs In het tabblad ‘Minimale verkoopprijs’ hoeft niets ingevuld te worden, indien de tabbladen ‘uitgangspunten en rentabiliteit’ ingevuld zijn. In het groene vakje is de minimale verkoopprijs in Frankrijk te zien, waarbij de rentabiliteit gehaald wordt die vooraf als gewenst is opgegeven.
6.4. Voorbeeldscenario’s In deze paragraaf komen drie scenario’s aan bod. Per scenario worden eerst de uitgangspunten vermeld, zoals ingevuld in de rekentool. Daarna is te zien wat de rentabiliteit van het scenario is. Tevens wordt verwezen naar bijlagen, waar de uitwerking van het scenario in de rekentool te zien is.
6.4.1. Scenario 1 30% droge stof mest Uitgangspunten:
• 30% droge stof; • Inkoopprijs van € 0,00 per ton; • Een vrachtwagen kan 25 ton mest vervoeren; • Transportafstand van 350 kilometer; • Per kilometer zijn de transportkosten € 1,50; • Tol is € 50,00; • Commissie per ton is € 3,00; • NPK samenstelling: 10-‐23-‐5; • 30% organische stof; • Verkoopprijs in Frankrijk is € 30,00 per ton.
Wanneer bovengenoemde uitgangspunten ingevuld worden in de rekentool, is de rentabiliteit € 4,00 per ton, bovenop de commissie van € 3,00 per ton. De potentiële waarde van deze meststof, gebaseerd op de kunstmestprijzen van maart 2013, is € 62,99. (zie bijlage 3) Wanneer de rentabiliteit op € 0,00 gesteld wordt, kan de meststof maximaal 417 kilometer getransporteerd worden (zie bijlage 3).
6.4.2. Scenario 2 Mestkorrel Uitgangspunten:
• 80% droge stof; • Inkoopprijs van € 50,00 per ton; • Een vrachtwagen kan 25 ton mest vervoeren; • Transportafstand van 700 kilometer; • Per kilometer zijn de transportkosten € 1,50; • Tol is € 50,00; • Commissie per ton is € 3,00; • NPK samenstelling: 25-‐40-‐25; • 70% organische stof; • Verkoopprijs in Frankrijk is € 100,00 per ton.
In scenario 2 zijn m.b.v. de rekentool bovengenoemde uitgangspunten uitgewerkt. Met bovengenoemde uitgangspunten, wordt de rentabiliteit vastgesteld op € 3,00 per ton. De potentiële waarde van de Mestkorrel is € 143,11 (zie bijlage 4). De Mestkorrel kan maximaal 750 kilometer getransporteerd worden, wanneer de rentabiliteit op € 0,00 gesteld wordt (zie bijlage 4).
43
6.4.3. Scenario 3 263 F-‐Kal Uitgangspunten:
• 89% droge stof; • Inkoopprijs van € 110,00 per ton; • Een vrachtwagen kan 25 ton mest vervoeren; • Transportafstand van 700 kilometer; • Per kilometer zijn de transportkosten € 1,50; • Tol is € 50,00; • Commissie per ton is € 3,00; • NPK samenstelling: 25-‐63-‐24; • 71% organische stof; • Verkoopprijs in Frankrijk is € 120,00 per ton.
De organische meststof 263 F-‐Kal is een meststof van Fertikal. Op basis van de bovengenoemde gegevens, wordt volgens de rekentool een verlies van € 37,00 per ton geboekt. De potentiële waarde van de organische mest is € 166,11 (zie bijlage 5). Met de organische meststof 263 F-‐Kal kan maximaal 83 kilometer gereden worden, om op een rentabiliteit van € 0,00 uit te komen (zie bijlage 5).
44
Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen beschreven. Eerst worden de conclusies gegeven over wet-‐ en regelgeving, daarna zullen de conclusies en aanbevelingen aan de hand van de 5 p’s van de marketingmix aan bod komen. Wet-‐ en regelgeving De wet-‐ en regelgeving zal geen belemmering zijn in het exporteren van Nederlandse mest naar Frankrijk. Wanneer mest (behalve kippen-‐ of paardenmest) wordt geëxporteerd naar een land binnen de EU, moet deze gehygieniseerd zijn. De producten die specifiek naar Frankrijk worden geëxporteerd, moeten een NF U-‐certificering hebben. Wanneer aan deze eisen is voldaan kunnen de juiste exportdocumenten worden verkregen. Dit zijn:
-‐ Vervoersbewijs dierlijke mest; -‐ Handelsdocument; -‐ Verplichte internationale vrachtbrief (CMR); -‐ NF U-‐norm.
In Frankrijk is de wet-‐ en regelgeving voor de NF U-‐gecertificeerde producten geen belemmering in het gebruik van deze producten. Volgens de EU nitraatrichtlijn mag maximaal 170 kg stikstof per ha worden aangewend. Voor de aan te wenden hoeveelheid fosfaat is geen beperking. De producten mogen op de koppakker van een perceel worden opgeslagen. Verder geldt per departement specifieke regelgeving m.b.t. de uitrijperioden. Product Er zijn producten verkrijgbaar van 30 % tot 90 % droge stof. Hoe hoger het droge stofpercentage, hoe meer de organische stof en mineralen in de dikke fractie geconcentreerd zijn. De producten hebben verschillende NPK-‐gehalten/-‐verhoudingen, dit is afhankelijk van het droge stofgehalte en de grondstoffen van het product. De producten van 30 % tot 45 % droge stof worden los gestort geleverd met walkingfloor opleggers. Deze kunnen op de kopakker worden opgeslagen en met een (stal-‐)mestverspreider worden aangewend. De producten van 80 % tot 90 % droge stof kunnen worden (meestal in korrelvorm) geleverd in big bags of los gestort in een droge opslag. Deze korrels kunnen worden aangewend met een breedstrooier. Plaats Naast Nederland is er ook een mestoverschot in Vlaanderen (België) en de regio Bretagne in Frankrijk. Vanuit deze gebieden wordt ook organische mest naar gebieden in Frankrijk geëxporteerd/getransporteerd. Vanwege de langere transportafstand vanuit Nederland is het moeilijk om in gebieden dichtbij Vlaanderen en Bretagne te concurreren. Om een betere marktpositie te hebben, moet organische mest worden geëxporteerd naar gebieden waar de concurrentiedruk lager is. Er zijn twee gebieden in Noord Frankrijk die interessant zijn om organische mest af te zetten, namelijk:
-‐ Noordwest Frankrijk; -‐ Noordoost Frankrijk.
45
Noordwest Frankrijk In Noordwest Frankrijk zijn de departementen Calvados (14), Orne (61), Seine-‐Maritime (76), Eure (27) interessante afzetgebieden. Het centrum van deze departementen ligt op ongeveer 500 kilometer van Eindhoven. Deze departementen zijn interessante afzetgebieden omdat:
-‐ er weinig concurrentie is vanuit Vlaanderen; -‐ er weinig concurrentie is vanuit Bretagne; -‐ het akkerbouw areaal groter wordt.
In de bovengenoemde departementen is weinig concurrentie vanuit Vlaanderen en Bretagne, omdat de afstanden tot deze departementen groot zijn. De departementen Seine-‐Maritime (76) en Eure (27) zijn vooral aantrekkelijk vanwege het steeds groter wordende areaal wat wordt gebruikt voor akkerbouw. In deze gebieden vindt een omschakeling plaats van veehouderij naar akkerbouw. Naar deze departementen zal een organische meststof van meer dan 80% droge stof geëxporteerd moeten worden, om de organische mest export financieel interessant te maken (zie tabel 7.1). Tabel 7.1 Verschil in transportkosten 40% ds ten opzicht van 80% ds bij 500 kilometer transportafstand Som kg NPK per
ton Transportkosten per ton
Transportkosten per kg mineraal
Digestaat Rijnen 40% ds.
45 € 30,-‐ € 0,67
Digestaat Rijnen 80% ds.
90 € 30,-‐ € 0,33
Uit tabel 7.1 blijkt dat de transportkosten per kg mineraal van een product van 80% droge stof de helft zijn ten opzicht van een product van 40% droge stof. Bij een transportafstand van 500 km is het belangrijk om een organische mest te exporteren met hoog droge stofpercentage omdat anders de transportkosten wel een heel hoog aandeel uit gaan vormen van de verkoopprijs. Dus wanneer de waarde wordt bepaald op basis van de samenstelling kan worden geconcludeerd dat een product van 80% droge stof verder getransporteerd kan worden. Noordoost Frankrijk In Noordoost Frankrijk zijn de departementen Moselle (57), Meurthe-‐et-‐Moselle (54), Meuse (55), Haute-‐Marne (52) en Aube (10) interessante afzetgebieden. Het centrum van deze departementen ligt op ongeveer 500 kilometer van Eindhoven. Dit zijn aantrekkelijke afzetgebieden omdat:
-‐ ze relatief dicht bij Nederland liggen; -‐ er geen concurrentie is vanuit Bretagne; -‐ Nederland een gelijke concurrentiepositie heeft met Vlaanderen.
In bovengenoemde departementen wordt geen concurrentie vanuit Bretagne verwacht, omdat de transportafstand vanuit Bretagne naar deze departementen groot is. Tevens is in deze departementen minder concurrentie vanuit Vlaanderen, omdat de transportafstand vanuit Nederland ongeveer gelijk is aan de transportafstand vanuit Vlaanderen. Prijs Inkoopprijs De inkoopprijs is afhankelijk van:
• De samenstelling van de organische (dierlijke) mest; • De grondstoffenprijzen van organische (dierlijke) mest (de druk op de mestmarkt); • Het bewerkingsproces wat de mest heeft ondergaan.
46
Hoe hoger de NPK samenstelling, des te hoger de inkoopprijs van het product wordt. Door een verwerkingsplicht voor boeren, zal het aanbod aan grondstoffen groter worden. Een groter aanbod aan grondstoffen zal de inkoopprijs onder druk zetten. Tevens wordt verwacht dat mestbe-‐ en verwerkingstechnieken zich steeds verder zullen doorontwikkelen en dat de technieken goedkoper zullen worden. Marge De marge is afhankelijk van:
• Verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs; • Transportkosten; • Arbeidskosten.
Vraagprijs De vraagprijs is van de volgende factoren afhankelijk:
• De samenstelling van de organische mest; • De vraag naar (organische) meststoffen in Frankrijk; • De kunstmestprijs; • Verschil in aanwendingskosten organische mest en strooien kunstmest; • Het belang dat aan ‘lange termijn bodemvruchtbaarheid’ wordt gehecht.
Verkoopprijs wordt voornamelijk bepaalt door de samenstelling van de organische mest (NPK samenstelling en organische stofgehalte). Wanneer de akkerbouwers in Frankrijk het belang van organische stof in de bodem gaan zien, dan zal de vraag naar organische meststoffen en hiermee de vraagprijs, toenemen. Tevens is de vraagprijs afhankelijk van de waarde van de mineralen in de kunstmest. Wanneer de aanwendingskosten van organische mest hoger is dan van kunstmest, zal de akkerbouwer dit terug willen zien in de verkoopprijs. Hoe meer waarde de akkerbouwer aan ‘lange termijn bodemvruchtbaarheid’ hecht, des te hoger de organische stof in de verkoopprijs gewaardeerd kan worden. Personeel De Franse akkerbouwer hecht veel waarde aan de relatie met de verkoper van de mestproducten. Hierbij is het aan te raden dat de verkoper uit Frankrijk zelf komt. Een lokale agent handelt vanuit dezelfde cultuur, wat de omgang met de akkerbouwer makkelijker maakt. Naast de een goede relatie is het belangrijk om toegevoegde waarde te kunnen leveren bij de akkerbouwer. Veel kennis van landbouw en meer specifiek: kennis van bodemvruchtbaarheid en de teelt van akkerbouwgewassen, is voor de verkoper een pre. Met deze kennis kan de verkoper, de akkerbouwer intensief begeleiden in de teelt en zo een goede relatie opbouwen. Promotie Om een zo hoog mogelijke verkoopprijs en een optimale klantenbinding te realiseren, zullen een aantal promotietactieken toegepast moeten worden. Dit zijn:
• Proefveldjes aanleggen; • Verkoopagent inzetten.
Door proefveldjes aan te leggen, kunnen de Franse akkerbouwers overtuigd worden van de werking van organische meststoffen. Wanneer de Franse akkerbouwer concludeert dat er door het gebruik van organische (dierlijke) mest, minimale gelijke kilogramopbrengsten worden behaald, zal hij eerder geneigd zijn organische meststoffen te kopen.
47
Een verkoopagent in Frankrijk zal potentiële klanten moeten gaan benaderen en de voordelen van organische (dierlijke) mest bekend maken. De verkoopagent moet het product niet alleen verkopen als substituut voor kunstmest, maar ook de toegevoegde waarde van organische mest kunnen benoemen. De toegevoegde waarde van organische (dierlijke) mest is vooral het gehalte aan organische stof. Het op peil houden en of het weer op peil brengen van de organische stof van de Franse bodem is belangrijk voor het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid en de aanvoer van mineralen, het verbeteren van de bodemstructuur, watervasthoudend vermogen, buffering van mineralen en het stimuleren van het bodemleven, wat o.a. leidt tot het verbeteren van de weerbaarheid tegen ziekten en plagen. De combinatie van de nutriënteninhoud van de organisch (dierlijke) mest en het belang dat gehecht moet worden aan het op peil houden organische stof en de inzet van een teeltexpert/ bodemvruchtbaarheidsdeskundige moet leiden tot een zo hoog mogelijke verkoopprijs in Frankrijk.
Aanbevelingen
• Het exporteren van organische mest is van verschillende factoren afhankelijk. Om te kijken of een bepaalde organische meststof interessant is om te exporteren, wordt geadviseerd om de organische meststof in de rekentool in te vullen.
• Er zal een verkoopagent aangenomen moeten worden, die in staat is om de organische stof zo goed mogelijk te verwaarden.
• De rentabiliteit van het exporteren van organische dierlijke mest is afhankelijk van de inkoopprijs van deze mest op de thuismarkt en de verkoopprijs die in Frankrijk gerealiseerd kan worden. Indien deze marge meer dan € 33,-‐ bedraagt bij een transportafstand van 500 kilometer, dan zijn er op basis van rentabiliteit exportmogelijkheden richting Noord Frankrijk.
48
Bronnen Afnor (2013). Engrais : une version régénérée de la norme NF U 42-‐004. [www.document]. http://www.afnor.org/en/content/view/full/12043. Geraadpleegd: 29-‐05-‐2013. Agro Limburg (2013). Welkom bij Agro Limburg. [www.document]. http://agrolimburg.nl/over-‐agrolimburg . Geraadpleegd: 20 juni 2013. Bakker Tilly Berk (2012). Agro-‐Nieuwsbrief & Actualiteiten. [www.document]. http://www.bakertillyberk.nl/259793/Agro-‐nieuwsbrief-‐december-‐2012.pdf?v=1 . Geraadpleegd: 08-‐03-‐2013. Bleker, H (2012). Bleker stelt percentages verplichte mestverwerking vast. [www.document]. http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ez/nieuws/2012/06/29/bleker-‐stelt-‐percentages-‐verplichte-‐mestverwerking-‐vast.html . Geraadpleegd: 08-‐03-‐2013. Bodemacademie (2013). Vaste leghennenstrooiselmest. [www.document]. http://www.bodemacademie.nl/documenten/84.pdf . Geraadpleegd: 4 juli 2013. Bodemacademie (2013). Vleesvarkensdrijfmest. http://www.bodemacademie.nl/documenten/89.pdf . [www.document]. Geraadpleegd: 10 juli 2013. CBS (2013). Dierlijke mest; mestproductie en mineralenuitscheiding per bedrijfstype. [www.document]. http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLnl&PA=80885NED&LA=nl . Geraadpleegd: 30-‐05-‐2013. CBS (2013). Dierlijke mest; productie, transport en gebruik; kerncijfers. [www.document]. http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=80408NED&D1=0-‐2,4,6-‐7,33-‐36&D2=0-‐1,3,7,12,17,22,27,32-‐34&HDR=T&STB=G1&VW=T . Geraadpleegd: 18 juni 2013. CBS (2013). Mineralen in de landbouw (sectorbalans). [www.document]. http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=37110&D1=0,8,14&D2=a&D3=a&HD=130312-‐1055&HDR=G2&STB=T,G1 . Geraadpleegd: 13 maart 2013. Comiva (2011). De haalbaarheid van mestverwerking met gebruik van restwarmte van het productieproces van Zinkfabriek Nyrstar in Budel. [pdf.document]. Dienst Regelingen (2013). Regelgeving bij export van dierlijke mest. [www.document]. http://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/mest/dossiers/dossier/vervoer-‐handel-‐en-‐opslag-‐meststoffen/export-‐dierlijke-‐mest/regelgeving-‐bij-‐export-‐van-‐dierlijke-‐mest . Geraadpleegd: 12 maart 2013. Dienst Regelingen (2013). Regels bij export van dierlijke mest. [www.document]. http://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/mest/dossiers/dossier/vervoer-‐handel-‐en-‐opslag-‐meststoffen/export-‐dierlijke-‐mest/regels-‐bij-‐export-‐van-‐dierlijke-‐mest . Geraadpleegd: 08 maart 2013.
49
Dijksma, S (2013). Voornemen verdere behandeling wijziging Meststoffenwet. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken. DR-‐Loket (2013). Co-‐vergisting. http://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/mest/dossiers/dossier/mestbewerking-‐en-‐verwerking/co-‐vergisting . Geraadpleegd: 26 juni 2013. Emis (2013) Mest: Compostering. [www.document]. http://www.emis.vito.be/node/20243 . Geraadpleegd: 4 juli 2013. EU (2011). VERORDENING (EU) Nr. 749/2011 VAN DE COMMISSIE. EU (2009). VERORDENING (EG) nr. 1069/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Fertikal (2013). Over Fertikal. [www.document]. http://www.fertikal.be. Geraadpleegd: 20 juni 2013. Hendriks C.M.A. (2011). Quick scan organische stof: kwaliteit, afbraak en trends. [www.document]. http://edepot.wur.nl/165078 . Geraadpleegd: 7 mei 2013. Hospel, W. (2013). Persoonlijke mededeling. 26 april 2013. Interfarms (2013). Landeninformatie. [www.document]. http://www.interfarms.nl/pages/aankoop%20begeleiding/land%20informatie/3/13?land_id=38 . Geraadpleegd: 27 juni 2013. Insee (2010). Exploitations agricoles selon la surface agricole utilisée en 2010. [www.document]. http://www.insee.fr/fr/themes/tableau.asp?reg_id=0&ref_id=NATTEF10203 . Geraadpleegd: 21 juni 2013. Jansen, C (2013). Inleiding. 12 maart 2013. Kennisakker (2012). Effecten van organische stofaanvoer op bodem en productie. [www.document]. http://www.kennisakker.nl/kenniscentrum/document/effecten-‐van-‐organische-‐stofaanvoer-‐op-‐bodem-‐en-‐productie . Geraadpleegd: 10 juli 2013. Landenweb (2013). Frankrijk economie. [www.document]. http://www.landenweb.net/frankrijk/economie . Geraadpleegd: 21 mei 2013. Landenweb (2013). Frankrijk klimaat. [www.document]. http://www.landenweb.net/frankrijk/klimaat . Geraadpleegd: 21 mei 2013. Lei (2013) Prijzen volgens Prijs-‐Informatie Desk (LEI).[www.document] <http://www3.lei.wur.nl/bin_asp/show.exe?database=Prijzen&aktie=vindtoon&bj=2007&ej=2020&language=NL&Valuta=2&publicatieID=1&kiestabel=5.01> Geraadpleegd: 4 juli 2013 Marcovecchio, F (2012). Principaux aspects de la réglementation des Matières Fertilisantes en France. [powerpoint.document]. Melse R.W., Buisonjé de F.E., Verdoes N., Willers H.C. (2004). Quick scan van be-‐ en verwerkingstechnieken voor dierlijke mest. [www.document]. http://edepot.wur.nl/24640 . Geraadpleegd: 19 juni 2013.
50
Nederlandse Voedsel-‐ en Warenautoriteit (2013). Wat is het verschil tussen verwerkte en overwerkte mest? [www.document]. http://www.vwa.nl/onderwerpen/afval-‐en-‐dierlijke-‐bijproducten/dossier/mest/wat-‐is-‐het-‐verschil-‐tussen-‐verwerkte-‐en-‐onverwerkte-‐mest . Geraadpleegd: 08 maart 2013. Platteau j. (2012). Landbouw in de Europese Unie. [www.document]. http://lv.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/LARA_H2_Europese_Landbouw.pdf . Geraadpleegd: 26 juni 2013. Saby, N.P.A., D. Arrouays, B. Lemercier, S. Follian, C. Walter en C. Schvartz, (2008). Changes in soil organic carbon in a mountainous French region, 1990-‐2004. Soil Use and Management 24: 254-‐262. Geraadpleegd: 7 mei 2013. Schoot, J.R., Haan, J. (2012). Effecten van organische stofaanvoer op bodem en productie. [www.document]. http://www.kennisakker.nl/kenniscentrum/document/effecten-‐van-‐organische-‐stofaanvoer-‐op-‐bodem-‐en-‐productie . Geraadpleegd:29 mei 2013. Sukkel, W., Berge H. (2013). Organische stof heeft nog veel geheimen. [www.document]. http://edepot.wur.nl/168021 . Geraadpleegd: 29 mei 2013. Tijs, J. (2013). Persoonlijke mededeling. 15 april 2013 Unifa, (2009). Evolution de la fertilisation en France et bilans régionaux depuis vingt ans. VCM (2002). Exportregelgeving Frankrijk. [pdf.document]. http://www.vcm-‐mestverwerking.be/publicationfiles/Brochureexportregelgevingnaarfrankrijkzonderbijlage.pdf . WUR (2013) Technieken in ontwikkeling. http://www.mestverwerken.wur.nl/techniek/Pdf%5CDrogenEnKorrelenDrijfmest.pdf. Geraadpleegd: 4 juli 2013 Zanen M., Bos M., Korthals G., Molendijk L., (2009). Weerbare bodem in het kader van functionele agrobiodiversiteit (FAB). [www.document]. http://www.louisbolk.org/downloads/2214.pdf . Geraadpleegd: 29 mei 2013.
51
Bijlagen
52
Bijlage 1 contactpersonen
Wie Wat Werkzaam als
Gegevens Afspraken
Jan Tijs Nederlandse Fransman Verkoopt vaste organische mest in Noord-‐Frankrijk Koopt de mest bij Agro in Limburg
Handelaar Mobiel: 33685101633 Prive: 33382463073 Mail: [email protected] Adres: Rue de Metz 27a 54790 Mancieulles Frankrijk
Bezocht op 10-‐04-‐13
Jos van Heugten
Gespecialiseerd in mest, vergisten en exportwaardig maken van mest
Adviseur Mobiel: 31610992324 Prive: 31492335323 Mail: info@aa-‐lierop.nl Adres: Bruiseldonk 16 5715 BV Lierop Nederland
Gebeld, heeft ons verwezen naar Ben Rooyackers van Mestac.
Willem & Ellen Hospel
Sinds kort begonnen met het inkopen en verkopen van organische mest in Frankrijk. Weet veel van de behoeftes in Frankrijk
Handelaar Prive: 33 (231) 426 082 Mail: [email protected] Adres: La Baronnie 14620 Norrey en Auge Frankrijk
Bezocht op 23-‐04-‐13
Bert Rijnen Eigenaar van varkensbedrijven in Nederland en Spanje Actief in mest vergisten en mest exportwaardig maken.
Varkens houder/ Handelaar
Mobiel: 31622424386 Prive: 31499571711 Mail: [email protected] Adres: Broekstraat 31 5688 JX Oirschot Nederland
Bezocht op 06-‐06-‐2013
Ad van Dommelen
Exporteerd mest naar Frankrijk
Handelaar Mobiel: 31 650 29 80 02 Prive: 31 13 516 9702 Mail: [email protected] Adres: Larestraat 2a Esbeek 5085 EP Nederland
Telefonisch een aantal vragen gesteld. Weinig interesse in een gesprek.
Ben Rooyackers
Manager Mestac Manager Mestac
Mob: 06 -‐ 57 94 86 81 Mail: [email protected] Adres: De Waal 49, 5684 PH Best
Bezocht 04-‐04-‐13. Veel informatie gegeven over mestverwerkings-‐ technieken en prijzen van mestverwerkingsproducten.
Jacques Van Outryve
Journalist Belgisch vakblad
Mob: 0032 496473898 Vast: 0032 16242161
Telefonisch contact gehad. Jacques heeft namen doorgegeven van journalisten welk gespecialiseerd zijn op het gebied van mest
53
Sara van Elsacker
Werkzaam bij VCM Adviseur Tel: +32 (0)50 407 202 Mob: +32 (0)497 52 48 55 Mail: sara.vanelsacker@vcm-‐mestverwerking.be
Afspraak op 22-‐04-‐2013
Jan Moonen Akkerbouwer Frankrijk met 120 ha pootaardappels
Akkerbouwer
Tel: +33 235 970 987 +33 676 935 571 Adres: 76740 Héberville, Kerkstraat 4
Afspraak op 22-‐04-‐2013
John Hendriks Werkzaam bij Agro Limburg
Directeur Tel: 31 (0) 77 -‐ 396 1310 Mail: [email protected] Adres: De Donckstraat 3 5975 AA Sevenum
Mailcontact gehad op 13-‐5-‐2013
Eddy van Dycke
Werkzaam bij Boerenbond België
Adviseur Tel: 051 26 03 43 Mob: 0478 50 42 82 Mail: [email protected]
Telefonisch contact gehad op 06-‐06-‐2013
Jan Buwalda Werkzaam bij HAS Hogeschool
Docent Mail: [email protected] Afspraak op 15-‐05-‐2013
Stam Transport
Transport bedrijf -‐ [email protected] Adres: Sta145 RL Waalwijk
Telefonisch contact gehad op 14-‐05-‐2013
Ecoservice Europe
Transport bedrijf -‐ Tel: 31 (0) 117 -‐ 45 67 00 Adres: Oude Haven 44 4501 PA Oostburg
Telefonisch contact gehad op 14-‐05-‐2013
Eraspo BV Transport bedrijf -‐ Tel: 0493-‐560290 Mail: [email protected] Adres: Meijelseweg 53 5725 RG Asten
Telefonisch contact gehad op 14-‐05-‐2013
54
Gewa
sMestsoort
Winterkoolza
adType 1
Type 2
Type 3
Wintergraan
Type 1
Type 2
Type 3
Voorjaarsgew
as zo
nder
Type 1
groenbem
ester/v
angewa
sType 1a
Type 2
Type 3
Voorjaarsgew
as met
Type 1
groenbem
ester/v
anggew
asType 1a
Type 2
Type 3
Grasland/lu
zerne langer
Type 1
dan 6 maanden
Type 2
Type 3
Andere te
elten (m
eerja
rige
Type 1
gewa
ssen, boomgaarden)
Type 2
Type 3
Niet-‐bebouwd
e grond
Type 1
Type 2
Type 3
December
Januari
Februari
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Augustus
Septem
ber
Oktober
November
C/N >8
C/N >25
C/N <8
Type 1:
Type 1a:
Type 2:
Type 3:
mest e
n compost
strooibare mest e
n compost
dierlijke mest (drijfmest)
kunstm
est
Bijlage 2 Uitrijperioden departement Calvados
55
Bijlage 3 scenario 1
Kosten-‐baten overzichtInkoop Meststof 2Kosten inkoop organische mest per ton 30% Ds -‐€
Transport Aantal ton 25,0Aantal km 350,0Prijs/km 1,50€ Kosten tolwegen 50,00€ Totaal transportkosten per ton 23,00€
CommissieCommissie per ton 3,00€
Verkoop FrankrijkSamenstelling Kg/ton Werkings % Prijs per eenheidVerkoopprijs N 10 55% 1,09€ 5,97€ P2O5 23 100% 0,98€ 22,60€ K2O 5 100% 0,64€ 3,22€ Organische stof 300 100% 0,10€ 31,20€ Potentiële waarde van de organische mest 62,99€ Rekenen met de potentiële waarde van de organische mest -‐€ Verkoopprijs in Frankrijk 30,00€ RentabiliteitRentabiliteit per ton 4,00€
30% drogestof mest
Kosten-‐baten overzichtInkoop Meststof: 2Kosten inkoop organische mest 30% DS -‐€
CommissieCommissie per ton 3,00€
verkoop Frankrijk Samenstelling Kg/ton Werkings % Prijs per eenh. VerkoopprijsN 10 55% 1,09€ 5,97€ P2O5 23 100% 0,98€ 22,60€ K2O 5 100% 0,64€ 3,22€ Organische stof 300 100% 0,10€ 31,20€ Potentiële waarde van de organische mest 62,99€ Rekenen met de potentiële waarde van de organische mest -‐€ Verkoopprijs in Frankrijk 30,00€ Transportaantal ton 25Kosten tolwegen 50,00€ Prijs/km 1,50€
Aantal km 417
56
Bijlage 4 scenario 2
Kosten-‐baten overzichtInkoop Meststof 1Kosten inkoop organische mest per ton 80% Ds 50,00€
Transport Aantal ton 25,0Aantal km 700,0Prijs/km 1,50€ Kosten tolwegen 50,00€ Totaal transportkosten per ton 44,00€
CommissieCommissie per ton 3,00€
Verkoop FrankrijkSamenstelling Kg/ton Werkings % Prijs per eenheidVerkoopprijs N 25 55% 1,09€ 14,92€ P2O5 40 100% 0,98€ 39,30€ K2O 25 100% 0,64€ 16,08€ Organische stof 700 100% 0,10€ 72,80€ Potentiële waarde van de organische mest 143,11€ Rekenen met de potentiële waarde van de organische mest -‐€ Verkoopprijs in Frankrijk 100,00€ RentabiliteitRentabiliteit per ton 3,00€
Mestkorrel
Kosten-‐baten overzichtInkoop Meststof: 1Kosten inkoop organische mest 80% DS 50,00€
CommissieCommissie per ton 3,00€
verkoop Frankrijk Samenstelling Kg/ton Werkings % Prijs per eenh. VerkoopprijsN 25 55% 1,09€ 14,92€ P2O5 40 100% 0,98€ 39,30€ K2O 25 100% 0,64€ 16,08€ Organische stof 700 100% 0,10€ 72,80€ Potentiële waarde van de organische mest 143,11€ Rekenen met de potentiële waarde van de organische mest -‐€ Verkoopprijs in Frankrijk 100,00€ Transportaantal ton 25Kosten tolwegen 50,00€ Prijs/km 1,50€
Aantal km 750
57
Bijlage 5 scenario 3
Kosten-‐baten overzichtInkoop Meststof 5Kosten inkoop organische mest per ton 89% Ds 110,00€
Transport Aantal ton 25,0Aantal km 700,0Prijs/km 1,50€ Kosten tolwegen 50,00€ Totaal transportkosten per ton 44,00€
CommissieCommissie per ton 3,00€
Verkoop FrankrijkSamenstelling Kg/ton Werkings % Prijs per eenheidVerkoopprijs N 25 55% 1,09€ 14,92€ P2O5 63 100% 0,98€ 61,90€ K2O 24 100% 0,64€ 15,44€ Organische stof 710 100% 0,10€ 73,84€ Potentiële waarde van de organische mest 166,11€ Rekenen met de potentiële waarde van de organische mest -‐€ Verkoopprijs in Frankrijk 120,00€ RentabiliteitRentabiliteit per ton 37,00-‐€
263 F-Kal
Kosten-‐baten overzichtInkoop Meststof: 5Kosten inkoop organische mest 89% DS 110,00€
CommissieCommissie per ton 3,00€
verkoop Frankrijk Samenstelling Kg/ton Werkings % Prijs per eenh. VerkoopprijsN 25 55% 1,09€ 14,92€ P2O5 63 100% 0,98€ 61,90€ K2O 24 100% 0,64€ 15,44€ Organische stof 710 100% 0,10€ 73,84€ Potentiële waarde van de organische mest 166,11€ Rekenen met de potentiële waarde van de organische mest -‐€ Verkoopprijs in Frankrijk 120,00€ Transportaantal ton 25Kosten tolwegen 50,00€ Prijs/km 1,50€
Aantal km 83
58