Deel A - Universiteit Utrecht

88
Deel A Breuken vergelijken 3 9 --- 4 12 ------ =

Transcript of Deel A - Universiteit Utrecht

Page 1: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel A

Breuken vergelijken

39--- 4

12------=

-1

Page 2: Deel A - Universiteit Utrecht

0

Page 3: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken en brokken (1)

1. Kleur van elke figuur deel. Doe het zo nauwkeurig mogelijk.

2. Kleur van elke figuur deel. Doe het telkens anders.

3. Kleur steeds het deel dat is aangegeven.

16---

14---

14---1

5--- 1

3---

16--- 1

12------

1

Page 4: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken en brokken (2)

4. Welk deel van deze figuren is gekleurd? Vul de juiste breuken in.

5. Deze twaalfhoek is in vier stukken verdeeld. Hoe groot is elk stuk?

A

B

C D E

Figuur

Breuk

A B C D E

....... deel

....... deel

....... deel

....... deel

Als je al deze breuken optelt, wat komt er dan uit?

................

2

Page 5: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken en figuren 6. Welk deel van de figuur is niet gekleurd?

7. Bekijk dit goed, want het is fout! Maak de tekening in orde of verander de breuk.

.............. deel .............. deel .............. deel

.............. deel .............. deel .............. deel

13--- 1

2--- 1

2---

13---

3

Page 6: Deel A - Universiteit Utrecht

Helen en delen 8.

14---Dit is deel van een figuur.

Maak de hele figuur.

16---Dit is deel.

Maak de hele figuur.

23---Dit is deel.

Maak de hele figuur.

34---Dit is deel.

Maak de hele figuur.

35---Dit is deel.

Maak de hele figuur.

35---Dit is deel.

Maak de hele figuur.

9. Bedenk zelf zo’n soort opgave. Geef ook het antwoord.

4

Page 7: Deel A - Universiteit Utrecht

Teller en noemer (1)Twee tabletten witte chocola: het een bevat 12, het andere 24 partjes.

Je breekt vijf partjes af van tablet A. Dat is dan deel van het tablet.

10. Hoeveel partjes moet je afbreken van tablet B om van dát tablet te krijgen? ............... Welke breuk hoort daar dan bij? ................

11. Je hebt van een tablet afgebroken en wilt dat eerlijk delen met iemand.

Welk deel van het tablet krijgt ieder? ............

Een deel van een tablet chocola, noemen we nu even een ’portie’.Twee (of meer) breuken met verschillende tellers en noemers kunnen best bijeven grote porties chocola horen.

Voorbeeld: een portie van tablet is evenveel als een portie van tablet .

12. Geef zelf nu ook een aantal voorbeelden van verschillende breuken bij dezelfde portie.

A B

512------

Het getal 12 noemt het totaal aantal partjes (in het tablet)Het getal 5 telt het aantal partjes dat je eruit haalt.

Daarom heet 12 de noemer . 512------

teller

noemeren 5 de teller van de breuk.

512------

512------

13--- 4

12------

5

Page 8: Deel A - Universiteit Utrecht

Teller en noemer (2)Als twee breuken met verschillende tellers en noemers gelijke porties aange-ven, dan zeggen we dat die breuken gelijkwaardig zijn.

14. Verbind de breuken met dezelfde waarde door een lijntje:

15. Bekijk de onderste vier breuken van vraag 14. Bij welke breuk(en) is er een gelijkwaardige breuk met kleinere teller en noemer?

Schrijf telkens de breuk met de kleinst mogelijke teller en noemer op.

16. Geef de breuk met de kleinst mogelijke teller en noemer die gelijkwaardig is met:

17. Van een breuk is de teller gelijk aan 1 + 3 + 5 + 7 + 9 + 11 + 13 + 15. De noemer is gelijk aan 2 + 6 + 10 + 14 + 18 + 22 + 26 + 30. Welke breuk is hiermee gelijkwaardig ? Maak de teller en de noemer zo klein mogelijk.

13. Stel je alle breuken voor met teller tussen 1 en 10

teller1

2

3

4

5

67

8

9

noemer

10

23

4

5

67

8

9

en met noemer tussen 2 en 20.10

11

12 1314

15

16

1718

19

20

Welke van al die breuken zijn gelijkwaardig met 13--- ?

En welke breuken zijn gelijkwaardig met 35--- ?

624------ 7

24------ 8

24------ 9

24------

1040------ 3

9--- 3

8--- 28

96------

936------ =

1155------ =

1236------ = 10

34------ = 10

90------ = 20

70------ =

2255------ = 25

55------ = 50

110---------- = 11

110---------- =

6

Page 9: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken op de klok

minuut = .......... seconden

90 seconden =

121

2

3

4

56

7

8

9

10

11 De secondewijzer op de klok heeft

.

12 seconden gelopen.

Dat is het deel van één minuut ......

......

Hoeveel seconden is 310------ minuut?

............................

121

2

3

4

56

7

8

9

10

11

Vul in:

Het deel van de wijzerplaat dat in de eerste figuur rood gekleurd is, wordt een sector genoemd.

Kleur een sector die hoort bij 4

15------ minuut.

712------

1120------ minuut = .......... seconden

......

...... minuut 54 seconden = ......

......minuut

18.

19.

20. De secondewijzer legt eerst 15--- minuut en daarna 1

6--- minuut af.

Hoeveel seconden is dat in totaal? .............................................

Welke breuk is evenveel waard als 15--- 1

6---+ ? .............................

7

Page 10: Deel A - Universiteit Utrecht

Groter en kleiner 21. Kleur van de staven steeds het deel dat er onder is aangegeven.

Begin steeds onderaan met kleuren.

Schrijf onder elke breuk ook de breuk die hoort bij het niet-gekleurde deel.Wat valt je op?

22. De bovenste rij breuken met teller 1 kan naar rechts almaar worden voort-gezet, waarbij de noemer steeds groter wordt.. Het te kleuren deel wordt dan steeds ..................Bestaat er een aller-allerkleinste breuk, waarvan de teller 1 is? .............Leg uit waarom wel of waarom niet.

Let nu op de onderste rij breuken. Welke breuk hoort bij een groter deel: of ?

23. Voor ’is kleiner dan’ gebruiken we het teken < .

In plaats van staaf is kleiner dan staaf , schrijven we kort: .

Je kunt ook schrijven: . Lees: een vijfde is groter dan een zesde.

Vul het passende teken, < of > in:

12--- 1

3--- 1

4--- 1

5--- 1

6--- 1

7--- 1

8--- 1

9--- 1

10------

78--- 8

9---

16--- 1

5--- 1

6--- 1

5---<

15--- 1

6--->

14--- .... 1

5--- 1

30------ .... 1

20------3

4--- .... 4

5---

89--- .... 9

10------ 19

20------ .... 9

10------

8

Page 11: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken op een getallenlijn (1)

01

415------

Schrijf bij elk streepje tussen 0 en 1 een passende breuk.

24. De gebogen getallenlijn is verdeeld in gelijke stukjes

Maak de teller en de noemer steeds zo klein mogelijk!

Hoe gaat het verder voorbij 1 ?

Zet een streepje precies midden tussen 715------ en 8

15------

Welke breuk hoort daarbij? .................

...............................

25. Je kunt de getallenlijn gebruiken als hulpje bij breukensommen. Vul passende breuken in (teller en noemer zo klein mogelijk!);

115------ 2

15------+ …=

715------ 1

3---+ …=

415------ 7

15------+ …=

715------ 4

15------– …=

815------ 7

15------+ …=

1115------ 1

3---+ …=

Bedenk nu zelf nog vier breukensommen waarbij je de getallenlijn kunt gebruiken. Geef ook de antwoorden.

9

Page 12: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken op een getallenlijn (2)

Waar liggen 12--- 1

5--- 4

5--- 1

10------, , en ?

Geef de plaats nauwkeurig aan en schrijf de breuk erbij. Doe dit op drie getallenlijnen.

26.

0 1

01

1

0

10

Page 13: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken aan de waslijn

210

0 1 2 3 4

27. Schrijf de breuken op de goede kaartjes:

14---1

2--- 3

6---11

3--- 4

3---21

2--- 10

3------ 32

3--- 25

6---

28. Hang de kaartjes zo nauwkeurig mogelijk op de goede plaatsen.

16---5

10------ 5

6---

65--- 14

5--- 15

6---

55--- 13

12------

11

Page 14: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken tussen breuken

29. Schrijf passende breuken op de lege kaartjes. Neem teller en noemer zo klein mogelijk.

35---

45---3

5---2

5---

12--- 3

4---

12--- 3

4---

35---2

5--- 2

5--- 3

5---

35---

45---

35--- 4

5--- 3

4---1

2---

12

Page 15: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken en helen30. 7 plakken kruidkoek eerlijk verdeeld over 3 kinderen.

Hoeveel krijgt elk? .............

11 pannenkoeken eerlijk verdeeld over 4 kinderen.

Hoeveel krijgt elk? .............

Hoe kun je uitleggen dat 165------ evenveel is als 31

5--- ?

En hoe dat leg je uit dat evenveel is als ?423--- 14

3------

31. Splits zo veel mogelijk helen af en vul in:

254

------ ……= 256

------ ……= 358

------ ……= 409

------ ……= 429

------ ……=

Maak er één breuk van:

412--- …

…------= 81

4--- …

…------= 53

4--- …

…------= 43

5--- …

…------= 71

7--- …

…------=

32.227------ 31

7---=

223

------ 713---=

Een opvallend paar! Bedenk zelf nog drie van zulke paren.

33. Een voetbalwedstrijd duurt met de pauze erbij 134--- uur.

Dat is .......... minuten.

Soms telt de scheidsrechter er nog wat extra minuten bij.

Hoeveel extra tijd is er gespeeld als de wedstrijd na 156--- uur klaar is?

13

Page 16: Deel A - Universiteit Utrecht

Uitspraken over breuken34. Schrijf bij elke uitspraak of deze WAAR of ONWAAR is.

een half is evenveel een achtste is meer

zeven achtste is meer

de helft van een achtste is een kwart

drie achtste is de helft van drie kwart

Bedenk zelf nog twee ware en twee onware uitspraken:

als vier achtste dan een zevende

dan zes zevende

910------ is kleiner dan 10

9------

1133------ 12

36------=

710------ 7 2+

10 2+----------------=

710------ 7 2×

10 2×-----------------=

14

Page 17: Deel A - Universiteit Utrecht

Gelijke breuken35. Vul passende getallen in op de plaats van de stippen.

12…------ 2

3---=

34--- …

100----------=

…49------ 3

7---=

1524------ 10

…------=

58--- 625

…----------=

85--- 1000

…-------------=

3048------ …

56------=

4248------ …

88------=

112--- …

12------=

212--- …

18------=

212--- 35

…------=

323--- 66

…------=

36. Vul op de twee plaatsen hetzelfde getal in. Het moet wel kloppen!

4…------ …

9------=

Als je op de twee plaatsen twee verschillende getallen mag invullen,zijn er nog acht mogelijkheden om dit goed te doen.

Probeer er zoveel mogelijk te vinden.

37. Schrijf de volgende breuk met een zo klein mogelijke teller en noemer.

37 37+37 37 37+ +---------------------------------

Neem nu voor 37 op vijf plaatsen een ander getal, maar wel weer

Verandert de breuk hierdoor van waarde? steeds hetzelfde.

15

Page 18: Deel A - Universiteit Utrecht

Stroken met etiketten (1)

n 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1n--- 1

2--- 1

3---1 1

4--- 1

5--- 1

6--- 1

7--- 1

8--- 1

9---

110

Hoe verklaar je die 1 in het eerste vakje van de strook met

Vul breuken of helen in. Schrijf de breuken op zijn eenvoudigst (met teller en noemer zo klein mogelijk).

2n---

3n---

6n---

23---

112---

38.

Welk verband bestaat er tussen de getallen van de laatste twee stroken?

n6---

Vul weer breuken of helen in en schrijf de breuken op zijn eenvoudigst.

n12------

Welk verband bestaat er tussen de getallen van de laatste twee stroken?

1n--- op het etiket?

16

Page 19: Deel A - Universiteit Utrecht

Stroken met etiketten (2)

n + 2

nn 2+-------------

3 4 5 6 7 8 9 10 11 21

n 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Hier is opnieuw de strook n met de getallen 1, 2, 3, ... .

Als we bij alle getallen 2 optellen krijgen we de strook met n + 2 op het etiket.

Je kunt met die twee stroken breuken maken met de teller uit de bovenste strook en de noemer uit het bijbehorende vakje van de onderste strook.

57---

39. Vul de strook verder in (schrijf de breuken weer op zijn eenvoudigst).

Kleur bij de eerste acht breuken uit de strook een bijpassende sector

27---

van de klok.

Bij de ongekleurde delen van de klok horen ook breuken. Schrijf diein de goede volgorde in onderstaande strook. Wat zou je op het etiket van de strook kunnen schrijven?

17

Page 20: Deel A - Universiteit Utrecht

Breek de code

34 56468 76 1271 668 95604

3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 voor. Zoek uit welk getal bij welke letter hoort.

3r--- 21

35------= 15

o------ 71

2---=

ss 4+------------- 1

5---=

55 n×------------- 1

8---=

e 1–e 1+------------- 5

7---=

u2--- u

3---=

k 1–18

------------ 16---=

5m 3+--------------- 1

2---=

3b--- b

27------=

i 9+12

----------- 1=

r = .... o = .... m = ....

k = .... s = ....

i = .... u = .... n = ....

40. De letters b, e, i, k, m, n, o, r, s, u stellen elk een van de getallen 0, 1, 2,

b = .... e = ....

Een vercijferde zin:

Ra ra, wat staat hier?

18

Page 21: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles bij elkaar* Als je deel van een figuur wilt kleuren,kan dat op verschillende manieren.

* deel van een hoeveelheid kun je berekenen door die hoeveelheid te delen

door 6 en de uitkomst te vermenigvuldigen met 5

van 90 = 5 × 15 = 75. We schrijven ook wel:

* Het getal of ligt op de getallenlijn zijn tussen 1 en 2.

De plaats ervan kan precies worden bepaald.

* De noemer van een breuk noemt het aantal delen waarin iets verdeeld is. De teller van een breuk telt het aantal delen (partjes) van het geheel.

Van de breuk is 8 de teller en 15 de noemer.

* Twee of meer breuken die dezelfde portie aangeven, heten gelijkwaardig.Als je de teller en noemer van een breuk met hetzelfde getal vermenigvuldigt,(of door hetzelfde getal deelt) krijg je een gelijkwaardige breuk

want 24 = 8 × 3 en 40 = 8 × 5

* Twee of meer breuken met dezelfde noemer heten gelijknamig. Wanneer breuken gelijknamig zijn, kun je ze gemakkelijk vergelijken.

is minder dan

Want en

* Tussen elke twee breuken kunnen weer nieuwe breuken worden gevonden,ook als die breuken dicht bij elkaar liggen.

Tussen en ligt bijvoorbeeld

Want en en

16---

56---

56---

56--- 90× 75=

116--- 7

6---

0 1 211

6---

815------

35--- 24

40------=

815------ 3

5---

35--- 9

15------= 8

15------ 9

15------<

3160------ 8

15------ 21

40------

3160------ 62

120----------= 8

15------ 64

120----------= 21

40------ 63

120----------=

19

Page 22: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles door elkaar1. Wat kan de breuk zoal betekenen? Schrijf drie voorbeelden op.

Je mag ook tekeningen maken.

2. Vul passende woorden in:In het rijtje wordt de ................... steeds tweemaal zo groot

en de ................. wordt streeds tweemaal zo klein.

3. Vul een passende breuk in:Voor veertig personen zijn vijf gelijke taarten gekocht. Bij een eerlijke verdeling krijgt ieder ........ deel van een taart.

4. Het stuk van een getallenlijn tussen en 1 is in drie gelijke delen verdeeld.Welke breuken horen er bij de tussenpunten?

5.Tommy denkt dat meer is dan . Klopt het wat hij denkt?Leg uit waarom.

6. Welke breuk ligt op een getallenlijn precies midden tussen en ?

7. Als je bij teller en noemer van een breuk 1 optelt, krijg je een gelijkwaardigebreuk. Klopt dit? Leg uit waarom.

8. Op het etiket van een strook staat n. In de vakjes staan de getallen 1, 2, 3, 4, 5, 6, enzovoort.Vul nu de vakjes van de volgende twee stroken in:

9. a en b staan voor twee hele getallen. Welke getallen zijn dat?

10. Bedenk zelf een vraag of een opdracht die in dit deel (A) van het boek zoupassen. Schrijf ook de oplossing op.

512------

12--- 1

4--- 1

8--- 1

16------ 1

32------, , , ,

12---

112---

117------ 1

16------

13--- 1

5---

n 1+n n+----------

nn n+----------

8a 10+---------------- 1

3---= en b 3–

12------------ 1

4---=

20

Page 23: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel B

Breuken optellen en aftrekken

15--- 1

20------+ 1

4---=

19

Page 24: Deel A - Universiteit Utrecht

20

Page 25: Deel A - Universiteit Utrecht

Parten optellen

tablet chocola

13--- 1

4---uur + uur = ........ minuten

121

2

3

4

56

7

8

9

10

11

klok

= ……------ uur

13--- 1

4---tablet + tablet = ........ stukjes

= ……------ tablet

1. Vul in:

Vul passende breuken in. Schrijf de breuken op zijn eenvoudigst.

13--- 1

6---tablet + tablet = ........ tablet

16--- 1

8---tablet + tablet = ........ tablet

58--- 5

12------tablet + tablet = ........ tablet

23--- 1

6---uur + uur = ........ uur

23--- 1

5---uur + uur = ........ uur

310------ 5

12------uur + uur = ........ uur

2. De koek bestaat uit 40 even dikke plakjes.

110------ 1

5--- koek + koek = ........ koek

110------ 1

4--- koek + koek = ........ koek

18--- 1

5---koek + koek = ........ koek

38--- 3

5---koek + koek = ........ koek

Vul passende breuken in.Schrijf de breuken op zijn eenvoudigst.

3. Bedenk nu zelf ook vier van zulke sommen (met de antwoorden).

21

Page 26: Deel A - Universiteit Utrecht

Aanvullen en verkleinen

59--- + ...... = 1

19--- 1

3---+ + ...... = 1

4. Vul aan tot 1:

18--- 1

4---+ + ...... = 1

5. Vul aan tot het dichtstbijzijnde gehele getal:

234--- + ...... = 3

357--- + ...... = ......

738--- + ...... = ......

837--- + ...... = ......

269------ + ...... = 3

298------ + ...... = ......

227------ + ...... = ......

9811------ + ...... = ......

6. Verklein tot het dichtstbijzijnde gehele getal:

269

------ − ...... = 2

298

------ − ...... = ......

227

------ − ...... = ......

9811------ − ...... = ......

178------ − ...... = ......

179------ − ...... = ......

779------ − ...... = ......

997------ − ...... = ......

58--- + ...... = 1

712------ + ...... = 1

712------ 1

3---+ + ...... = 1

22

Page 27: Deel A - Universiteit Utrecht

Kies gelijke noemers

34--- 1

5---+

68--- 9

12------

1216------

1520------

1824------

2128------

2432------

210------ 3

15------

420------

525------

630------

735------

840------

1520------ 4

20------+ = 19

20------

27---

38---+

414------ 6

21------

828------

1035------

1242------

1449------

1656------

616------ 9

24------

1232------

2156------

1540------

1848------

2464------

+ =

7. Vul passende breuken in:

8. Vul passende breuken in:

12--- 2

7---+ … …+ …= =

12--- 2

7---– … …– …= =

38--- 1

5---+ … …+ …= =

38--- 1

5---– … …– …= =

34--- 1

7---+ … …+ …= =

34--- 3

7---– … …– …= =

58--- 2

5---+ … …+ …= =

58--- 3

5---– … …– …= =

23

Page 28: Deel A - Universiteit Utrecht

Breukenmuurtjes

1

14---

112------

114---

112------

1

19---

115---

115------

29---

112------ 1

4---

13---

112------ 1

4---+ 1

3---=

9. Vul de ontbrekende breuken of helen op de stenen in.

Spelregel: tel de getallen op twee ’buurstenen’ bij elkaar op en schrijf het antwoord op de steen die op die twee stenen rust.

34--- 3

8---1

4--- 1

12------ 1

3--- 1

2---

10. Maak nu zelf een breukenmuurtje met een heel getal in de bovenstesteen.

24

Page 29: Deel A - Universiteit Utrecht

Op een getallenlijn11. De twee rode lijnstukken zijn steeds even lang.

0

1 2

13--- 3

4---

Welke breuk past er in het lege vakje? Welke som past daar bij?

1 2

14---

0 1 2

16--- 3

4---

0 1 2

23---

4445------

0 1 2

79---

59---

1

12---1

25

Page 30: Deel A - Universiteit Utrecht

Opteltabellen

+12---

23---

34---

45---

12--- 1

3--- 1

4--- 1

5---

56---

+16---

17---

18---

19---

12--- 1

3--- 1

4--- 1

5---

12. Schrijf passende breuken in de vakjes.

+310------

+18---

38---5

6---

+ +

45--- 1 7

10------

1120------

910------

720------

18---

1

18---2

2 1

2 1

13. Maak zelf twee opteltabellen met breuken.

26

Page 31: Deel A - Universiteit Utrecht

Sliert van sommenBij een ’sliert’ van sommen kun je de uitkomst van elke som ook vinden door de uitkomst van een vorige som te gebruiken.

14. Vul de antwoorden in:

12--- 1

3---+ 5

6---=

14--- 1

6---+ …=

14--- 1

6---

112------–+ …=

14--- 1

6--- 1

12------+ + …=

114--- 21

6--- 3 1

12------+ + …=

54--- 13

6------ 37

12------+ + …=

58--- 13

12------ 37

24------+ + …=

158

------ 3912------ 111

24----------+ + …=

14--- 15

8------ 39

12------ 111

24----------+ + …=+

27

Page 32: Deel A - Universiteit Utrecht

De helft van de helft van de helft van ...

12--- 1

4---+ 3

4---=

12--- 1

4--- 1

8---+ + …=

12--- 1

4--- 1

8--- 1

16------+ + + …=

12--- 1

4--- 1

8--- 1

16------ 1

32------+ + + + …=

12--- 1

4--- 1

8--- 1

16------ 1

32------ 1

64------ 1

128---------- 1

256---------- 1

512---------- 1

1024-------------+ + + + + + + + + …=

15. Vul passende breuken in:

28

Page 33: Deel A - Universiteit Utrecht

Vind de letterwaarden16. De letters a, b, c, d, e, f, g, h staan elk voor een heel getal.

a + b + c + d + e + f + g + h = 100

15--- 1

13------+ a

65------=

25--- 3

8---– b

40------=

47--- d

8---+ 53

56------=

1120------

e30------– 1

60------=

f100----------

125------– 1

50------=

3g--- 4

g---+ 7

11------=

h5--- h

10------+ 9

10------=

a = .......

514------ 2

21------+ 19

c------=

b = .......

c = .......

d = .......

e = .......

f = .......

g = .......

h = .......

Vind die acht getallen.

Als je het goed hebt gedaan, geldt:

29

Page 34: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken in Egypte (1)

19. a. Ga na of de Egyptische splitsing van goed is.

17. Verklaar dat deze oplossing overeenkomt met de som:

In het Egypte van 4000 jaar geleden kondenze al heel goed rekenen met breuken. Datblijkt wel uit vraagstukken op papyrusrollen uitdie tijd. Een voorbeeld van zo’n vraagstuk is: Hoe moeten 7 broden eerlijk worden verdeeldonder 12 werkers ? De oplossing was als volgt:Breek alle broden in tweeën. Geef ieder eenhalf brood en verdeel de twee halve brodendie overblijven in zessen.

712------ 1

2--- 1

12------+=

18. Los op met de Egyptische methode: verdeel 8 broden over 15 werkers.

Schrijf ook de breukensom op die daarbij past.

De Egyptenaren gebruikten alleen breuken met teller 1, dus: 12--- 1

3--- 1

4--- 1

5--- enzovoort, , , ,

We noemen dit stambreuken.De enige uitzondering was de breuk 2

3--- die ze ’de twee delen’ noemden.

Alle andere breuken werden door de Egyptenaren gesplitst in twee of meer De noemers van die stambreuken waren dan verschillend.

Voorbeeld: wèl 27--- 1

4--- 1

28------+= 2

7--- 1

7--- 1

7---+=

27---

38--- … …+=

49--- … …+=

29--- … …+=

512------ … …+=

47--- … …+=

310------ … …+=

35--- … …+=

1118------ … …+=

1322------ … …+=

stambreuken. , maar niet

b. Splits nu in twee verschillende stambreuken:

30

Page 35: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken in Egypte (2)20. Soms bestaan er verschillende splitsingen voor dezelfde breuk.

Voorbeeld: 712------ 1

2--- 1

12------+= , maar ook 7

12------ 1

3--- 1

4---+=

Controleer die twee splitsingen.

Geef nu twee splitsingen voor1130------

724------·

Ook voor

21. Bedenk zelf nog een andere breuk die je op twee manieren kunt splitsen.

22. Vaak zijn er meer dan twee stambreuken nodig bij een splitsing.

Voorbeeld: 45--- 1

2--- 1

5--- 1

10------+ +=

Geef de Egyptische splitsingen in drieën van:

78--- … … …+ +=

89--- … … …+ +=

1112------ … … …+ +=

2324------ … … …+ +=

Waarom zouden ze dat niet ook voor even noemers hebben gedaan?

van splitsingen van breuken met teller 2. Voor de noemers van de te splitsen breuken beperkten ze zich daarbij tot oneven getallen.

In de oudste van zulke lijsten zijn de noemers oneven en deelbaar door 3.Hiernaast zie je het begin van zo’n lijst.

29--- 1

6--- 1

18------+=

215------ 1

10------ 1

30------+=

221------ 1

14------ 1

42------+=

227------ 1

18------ 1

54------+=

........................

Probeer de volgende drie splitsingen te vinden.

23. De Egyptenaren maakten bij hun berekening vaak gebruik van het verdubbelen van de getallen. Daarom hadden ze lange lijsten gemaakt

31

Page 36: Deel A - Universiteit Utrecht

De erfenis24. Een oude indiaan in het Andesgebergte schrijft in zijn testament hoe na zijn dood zijn kudde lama’s verdeeld wordt over zijn vier zonen.

Volgens dit testament zal de oudste zoon een derde deel van de kuddekrijgen, de tweede zoon een kwart en de jongste twee zonen (een tweeling) elk een vijfde van de kudde.

Een half jaar later sterft de indiaan en in de kudde zijn op dat moment59 lama’s. De vier zonen zitten met hun handen in het haar, want hoe moeten zij die nu verdelen?Ze vragen raad aan een indiaan die als zeer wijs bekend staat.Die zegt: ik heb 1 lama, die kun je van mij lenen en gebruiken bij deverdeling.Nu zijn er 60 lama’s en de oudste zoon krijgt dus 20 lama’s, de tweedezoon 15 en de jongste twee zonen elk 12 lama’s. Samen zijn dat er 59en zo krijgt de wijze indiaan zijn lama terug.

Een raar verhaal, maar met breuken kun je uitleggen hoe dat kan.Probeer het maar.

25. Bedenk zelf net zo’n verhaal maar nu over een vrouw met drie dochters.

32

Page 37: Deel A - Universiteit Utrecht

Uitspraken over breuken26. Schrijf bij elke uitspraak of deze WAAR of ONWAAR is.

Bedenk zelf nog twee ware en twee onware uitspaken

25--- 3

7---+ 5

12------= 1 28

57------– 29

57------=

56--- 1

7---+ is kleiner dan 1

114--- 1

3---+ 3

4--- 5

6---+=

2 + 3 = 5 5 + 7 = 12

dus

58--- en 8

13------ liggen op de getallenlijn minder

van elkaar 1100----------dan

iedere niet-stambreuk tussen 0 en 1 is gelijkaan de som van twee stambreuken

17--- 2

7--- 3

7--- 4

7--- 5

7--- 6

7---+ + + + +

de uitkomst van

is een heel getal

18--- 2

8--- 3

8--- 4

8--- 5

8--- 6

8--- 7

8---+ + + + + +

de uitkomst van

is een heel getal

33

Page 38: Deel A - Universiteit Utrecht

Samen één27. In een magisch breukenvierkant is de som van de breuken in elke

815------

13---

25---

horizontale rij, elke verticale rij en elke diagonaal gelijk aan 1.

Drie breuken zijn al ingevuld. Maak het magische vierkant af.

28. 12--- 1

6--- 1

8--- 1

10------ 1

12------ 1

40------+ + + + + 1=

Dat moet je natuurlijk niet zo maar geloven, maar narekenen!

Je kunt nu, bijna zonder rekenwerk, direct de uitkomst geven van 14--- 1

12------ 1

16------ 1

20------ 1

24------ 1

80------+ + + + +

Verklaar hoe dat kan.

Bedenk nu zelf een som van zeven verschillende stambreuken waar 1

Doe dit ook voor acht verschillende stambreuken.

29. Vul breuken in de ’optelboom’ in. Ze moeten allemaal verschillend zijn.

+

+

+

+

+ +

1

+

tel op

uit- komst

uitkomt.

34

Page 39: Deel A - Universiteit Utrecht

Een zwembad vullen

Er zijn twee kranen waarmee men het badvol kan laten lopen. Met de ene kraanduurt het 3 uur voor het bad vol is,met de andere 5 uur.

30. Het water in het zwembad wordt regelmatig ververst.

Als beide kranen tegelijkertijd helemaal worden opengezet en precies1 uur lopen, is het zwembad voor iets meer dan de helft vol.

Leg dit uit met behulp van breuken.

Als na dit uur de kranen nog een half uur openstaan, is het bad voorviervijfde gevuld.

Leg dit ook uit.

Hoeveel minuten zijn er dan nog nodig om het bad geheel vol te krijgen?

35

Page 40: Deel A - Universiteit Utrecht

Kringsommen12---

13---

56---

14---

34---

712------

31. Wat is het verband tussen de breukenin de rondjes en die in de vierkanten?

Tel de drie breuken in de rondjes bij elkaar op.Doe hetzelfde met de breuken in de vierkantjes.Vergelijk de beide uitkomsten. Wat voor bijzonders is daarmee?Hoe had je dat kunnen voorspellen zonder te rekenen?

Vul passende breuken (met zo klein mogelijke teller en noemer) in:

23---

15---

215------

316------

34---

1

821------

23---

914------

512------

13---

14---

36

Page 41: Deel A - Universiteit Utrecht

De som van twee stambreuken (1)

1a--- 1

b---+

1a--- 1

b---+

32. a en b staan voor hele getallen die samen 17 zijn. Het getal a is kleiner dan b, maar groter dan 1.Kort opgeschreven: a + b = 17, a < b en a > 1.

Vul onderstaande tabel verder in:

a b a + b a × b

2

3

4

5

6

7

8

15 17

17

17

17

17

17

17

30 12--- 1

15------+ 17

30------=

33. a en b staan voor hele getallen die met elkaar vermenigvuldigd 210 alsHet getal a is weer kleiner dan b, maar groter dan 1. uitkomst geven.

Kort opgeschreven: a × b = 210, a < b en a > 1.

Vul onderstaande tabel verder in:

a b a + b a × b

2

3

5

6

7

10

14

105 107

210

210

210

210

210

210

210 12--- 1

105----------+ 107

210----------=

37

Page 42: Deel A - Universiteit Utrecht

De som van twee stambreuken (2)34. Kijk nog eens goed naar de tabellen van de opgaven 32 en 33.

In alle gevallen is bij de som van de breuken 1b---1

a--- en

* de teller gelijk aan a + b en

* de noemer gelijk aan a × b

Dit kan op een korte manier zó in een formule worden opgeschreven:

1a--- 1

b---+ a b+

a b×-------------=

14--- 1

6---+ 5

12------=

Als bijvoorbeeld a = 3 en b = 5, dan staat er 13--- 1

5---+ 3 5+

3 5×------------- 8

15------= =

Bedenk nu zelf drie andere voorbeelden en controleer steeds of de

Klopt dit wel met de formule? Waarom?

a en b kunnen ook dezelfde waarde krijgen.

formule de goede uitkomst geeft.

Bijvoorbeeld: a = 7 en b = 7

Met de formule komt er dan: 17--- 1

7---+ 7 7+

7 7×------------- 14

49------= =

Geef commentaar.

Wat denk je van deze formule: 1a--- 1

a---+ 2

a---= ? Goed of niet ?

38

Page 43: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles bij elkaar

Breuken met dezelfde noemer tel je op door de tellers op te tellen.

Voorbeelden:

217------ 3

17------+ 5

17------=

1730------ 23

30------+ 40

30------ 4

3--- 11

3---= = =

Breuken met verschillende noemers kun je optellen door die breuken eerst gelijknamig (met gelijke noemers) te maken.Voorbeelden:

217------ 5

34------+ 4

34------ 5

34------+ 9

34------= =

1730------ 17

40------+ 68

120---------- 51

120----------+ 119

120----------= =

Breuken kun je van elkaar aftrekken door ze zo nodig eerst gelijknamig temaken en dan de tellers van elkaar af te trekken.

Voorbeelden:

1348------ 11

48------– 2

48------ 1

24------= =

1730------ 17

40------– 68

120---------- 51

120----------– 17

120----------= =

Stambreuken zijn breuken waarvan de teller gelijk is aan 1. Iedere niet-stambreuk die kleiner is dan 1 kan worden gesplitst in een serie verschillende stambreuken.

Voorbeelden:

1348------ 12

48------ 1

48------+ 1

4--- 1

48------+= =

2330------ 15

30------ 8

30------+ 1

2--- 4

15------+ 1

2--- 3

15------ 1

15------+ + 1

2--- 1

5--- 1

15------+ += = = =

39

Page 44: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles door elkaar

56--- 3

20------+ + ...... = 1

1. De koek bestaat uit 40 even dikke plakjes.

Is de koek op als 38--- deel en 3

5--- deel van

de hele koek zijn uitgedeeld?

Schrijf op hoe je je antwoord hebt gevonden.

2. Wat moet erbij? Vul aan tot het dichtstbijzijnde hele getal: 8112------ + ...... = ......

3. Vul een zo eenvoudig mogelijke breuk in:

4. Vraagstuk op een Egyptische papyrusrol:Hoe moeten 5 broden eerlijk worden verdeeld onder 8 werkers?

Schrijf de breukensom op die hoort bij deze vraag. Bedenk dat je alleen stambreuken mag gebruiken.

5. Schrijf bij elke uitspraak of deze waar of onwaar is. Leg uit waarom dat zo is.

a. 178--- 27

32------– is minder dan 1.

b. 29--- en 3

10------ zijn samen meer dan een half.

c. Als 2n--- 3

n---+ 1

2---= , dan is n gelijk aan 10.

6. Vul de opteltabel in (breuken zo eenvoudig mogelijk):

+25--- 1 8

15------

56---

116---

110------

7. Bedenk zelf een vraag of een opdracht die in dit deel (B) van het boek zou passen. Schrijf ook de oplossing op.

40

Page 45: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel C

Breuken vermenigvuldigen en delen

23--- 4

5---× 8

15------=

39

Page 46: Deel A - Universiteit Utrecht

40

Page 47: Deel A - Universiteit Utrecht

Sprongen op de getallenlijn

0 13---

1. De sprongen op de getallenlijn zijn even groot.Schrijf passende breuken of helen bij de deelstreepjes.

Welk eindpunt wordt bereikt na 42 sprongen vanuit 0?

En na 100 sprongen?

Dezelfde vragen, maar nu is de eerste sprong van 0 naar

0 25---

25---

2. Na hoeveel sprongen bereik je voor het eerst een heel getal?

0 37---

Welke hele getallen kun je bereiken als je almaar door blijft springen?

3. Maak de ’tafel van 49--- ’ tot je voor het eerst een hele uitkomst krijgt:

1 49---× 4

9---=

2 49---× =

3 49---× =

Maak zelf nog een andere vermenigvuldigingstafel voor een breuk totje een hele uitkomst krijgt.

41

Page 48: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel van een deel (1)

121

2

3

4

56

7

8

9

10

11

4. Vul in:

45--- uur = ..... minuten

45--- uur = ..... minuten2

3--- van

45--- uur = ..... uur2

3--- van

23--- uur = ..... minuten

23--- uur = ..... minuten4

5--- van

23--- uur = ..... uur4

5--- van

5. Vul passende breuken in:

6. Vul passende breuken in:

de helft van 815------ = .........

de helft van 115------ = .........

een derde van 15--- = .........

twee derde van 15--- = .........

van 37--- = .........

van 13--- = .........

13---

37---

van 13--- = .........

van 23--- = .........

67---

67---

16--- van 1

4--- tablet = .... tablet

18--- van 1

3--- tablet = .... tablet

58--- van 1

3--- tablet = .... tablet

56--- van 3

4--- tablet = .... tablet

42

Page 49: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel van een deel (2)7. Welk deel van elk van de zes figuren is gekleurd? Vul passende breuken in:

..... van ..... = ..... ..... van ..... = .....

..... van ..... = .......... van ..... = .....

..... van ..... = .......... van ..... = .....

14---3

4---

43

Page 50: Deel A - Universiteit Utrecht

Heel maal deel en deel maal heel

4 17---× 1

7--- 1

7--- 1

7--- 1

7---+ + +=

=

17--- 4× van 4

8. Vul passende breuken in:

5 17---× …=

5 27---× …=

7 37---× …=

37--- 14× …=

67--- 28× …=

67--- 29× …=

7 15---× …=

7 25---× …=

5 45---× …=

35--- 20× …=

325------ 100× …=

325------ 105× …=

5 112------× …=

5 512------× …=

24 512------× …=

712------ 12× …=

712------ 72× …=

1112------ 144× …=

9. Vul passende hele getallen in:

… 38---× 11

2---=

… 38---× 71

2---=

… 49---× 8=

… 59---× 12

3---=

311------ …× 6=

411------ …× 32=

215------ …× 2

5---=

415------ …× 22

5---=

… 524------× 25=

1924------ …× 95=

… 1318------× 65=

518------ …× 31

3---=

47---

17---=

47---

44

Page 51: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuk maal breuk (1)

15--- 1

3---

115------van is 1

5---

13---× 1

15------=

45---

23---× …=

35---

38---× …=

59---

23---× …=

45--- 2

3--- …van is

35--- 3

8--- …van is

59--- 2

3--- …van is

10. Vul passende breuken in en licht je antwoord toe met een plaatje:

13---

23---

38---

23---

45

Page 52: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuk maal breuk (2)

12. Vul de passende hele getallen of breuken in:

81

13---× 1

9---×

…×

35

27---× 7

10------×

…×

48

512------× 3

5---×

…×

34---× …×

…×

11. Vul de passende breuken in:

75---× …×

…×

75

…× …×

…×

46

Page 53: Deel A - Universiteit Utrecht

Teller maal teller en noemer maal noemer

13. Vul passende breuken of helen in:

59--- 4

7---× 5 4×

9 7×------------ 20

63------= =

59--- 4

7---× … …× 1

9---× 1

7---×=

14. Je weet natuurlijk: 5 + 8 is minder dan 5 × 8

Geldt nu ook: 513------ 8

13------+ is minder dan

513------ 8

13------× ?

15. Vul in: 1528------ …+ 1=

1528------ …× 1=

59--- … 1

9---×=

47--- … 1

7---×=

×

... × ...

Maak net zo’n schema bij:8

11------

35---×

= ……------

Licht je antwoord toe.

1528------ …– 1

2---=

1528------ …× 1

2---=

54--- 3

4---×en ook bij:

47

Page 54: Deel A - Universiteit Utrecht

Vermenigvuldigtabellen

×12---

23---

34---

45---

12--- 1

3--- 1

4--- 1

5--- × 1

6--- 2

9--- 5

12------ 8

15------

16. Schrijf passende breuken of hele getallen in de vakjes.

×56---

× 25---1

7---

× ×

1

563------

17. Maak zelf twee vermenigvuldigtabellen met breuken.

12---

2

3

6

35--- 7

8---

845------

1835------

2132------

65--- 4

5---

16---

18---

18--- 1

48

Page 55: Deel A - Universiteit Utrecht

Breukenbomen

×

+

×

+

×

+

16--- 2

3--- 7

30------

16--- 2

3--- 7

30------

+

×

+

38---

12---

25---

18. Vul passende breuken in:

49

Page 56: Deel A - Universiteit Utrecht

Vind de letterwaarden19. De letters a, b, c, d, e, f, g, h staan elk voor een heel getal.

a + b + c + d = e + f + g + h

35--- 25× a=

35--- b× 21=

3d--- 56× 21=

221------ e

8---× 1

4---=

57--- 3

f---× 3

14------=

g24------ 8

9---× 2

3---=

16h------ 7

8---× 1=

a = .......

c6--- 24× 20=

b = .......

c = .......

d = .......

e = .......

f = .......

g = .......

h = .......

Vind die acht getallen.

Als je het goed hebt gedaan, geldt:

50

Page 57: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken en oppervlakte

1

312---

213--- 2

3

312--- bij 21

3--- cm.

Vul in: 312--- 21

3---× 7

2--- 7

3---× …= =

Klopt je antwoord met dat van de vorige vraag?

21. De rechthoek hieronder is

Bereken de oppervlakte op twee manieren:* door de rechthoek handig in vier stukken te verdelen.* door direct lengte maal breedte uit te rekenen.En natuurlijk ga je na of de twee uitkomsten met elkaar kloppen!

314---

423---

423--- bij 31

4--- cm

22. Bedenk zelf zo’n soort opgave. Geef ook het antwoord.

20, Het gekleurde rechthoekje is 12--- cm bij 1

3--- cm. 1

Hoeveel cm2 is de oppervlakte van dat rechthoekje?

De rechthoek hiernaast is A B

DC

De rechthoek is verdeeld in de delen A, B, C en D.Vul de tabel in:

deel

oppervlakte

A B C D

Hoeveel cm2 is de oppervlakte van de gehele rechthoek?

1 cm2

51

Page 58: Deel A - Universiteit Utrecht

Romeinse fontein

I IIIII IV

23---1

3---

14---

45--- 1

5---

12---

13--- 2

3---

12---3

4---

56---1

6---

23.

Uit de bovenste schaal van de Romeinse fontein gaat 13--- van het water

naar de schaal links eronder en 23--- naar de schaal rechts eronder.

Bij elke schaal is aangegeven hoe de verdeling van het water naar linksen rechts is. Van de hoeveelheid water uit de kraan gaat 1

15------ naar schaal I.

Laat met een berekening zien dat dit klopt.

Bereken welk deel van het water uit de kraan naar schaal II gaat.

Doe dat ook voor schaal III.

En voor schaal IV.

Tel de vier uitkomsten bij elkaar op.

52

Page 59: Deel A - Universiteit Utrecht

Delen door een breuk (1)24. Bij een rekentest die precies 1 uur duurt, krijgt de leerling per opgave

3 minuten de tijd. Het aantal vragen is dan dus 60 : 3 = 20.

De leraar vindt bij nader inzien dat 212--- minuut per vraag voldoende

tijd is. Dan kan hij meer opgaven vragen.

Hoeveel opgaven kan hij nu geven in 60 minuten?

Leg uit hoe je je antwoord gevonden hebt.

Vul in:

60 : 212--- = .... 60 : 11

2--- = .... 60 : 1

2--- = ....

0 60313---

313--- 31

3---

Na hoeveel stappen kom je uit bij 60?

25. Op de getallenlijn hieronder worden stappen van

45 : 214---

116---

313--- gemaakt.

623---

60 : 313--- = .... Vul in:

0 45214---

214--- 21

4---

412---

Bereken

Bereken ook 42 :

53

Page 60: Deel A - Universiteit Utrecht

Delen door een breuk (2)

21 : 12--- = .... 21 : 1

4--- = .... 21 : 3

4--- = ....

26. Vul in:

16 : 13--- = .... 16 : 2

3--- = .... 16 : 4

3--- = ....

18 : 15--- = .... 36 : 2

5--- = .... 36 : 4

5--- = ....

27.

5 : 19--- = ....

121

2

3

4

56

7

8

9

10

1156--- : 1

4--- = 31

3---

Leg uit dat dit klopt met behulp van de klok.

Vul passende breuken in en leg uit hoe je gerekend hebt.

56--- : 1

3--- = ........

710------ : 1

3--- = ........

1720------ : 5

12------ = ........

512------ : 1

4--- = ........

730------ : 1

5--- = ........

56--- : 7

60------= ........

54

Page 61: Deel A - Universiteit Utrecht

Delen door een breuk (3)

28. Hoe vaak gaat 6 in 9 ?

Hoe vaak gaat 611------ in 9

11------ ?

Wat is de uitkomst van 931------ : 6

31------ ?

n staat voor een heel getal, maar je weet niet voor welk.

Toch kun je de uitkomst weten van 9n--- : 6

n---

Wat is die uitkomst?

29. n staat voor 1, 2, 3, 4, ....Vul zo eenvoudig mogelijke breuken of helen in:

8n---

5n---

23---

212---

8 4 2

5

Bereken:

212--- …=4 :

516------ …= :1

2---

114--- …=2 :

56--- …= : 11

3--- 5

7--- …= : 11

7---

123--- …= : 22

3---

30. Bereken:

!

25--- …= :12

25------

35--- …= :18

25------

225------ …= :2

5---

225------ …= :3

5---

45--- …= :6

7---

67--- …= :4

5---

76--- …= :5

4---

56--- …= :5

4---

17--- …= :1

3---

317--- …= :71

3---

58--- …= :3

5---

135--- …= :15

8---

55

Page 62: Deel A - Universiteit Utrecht

Breedte, hoogte en oppervlakte

113---

112---

31. Bereken de oppervlakte van de rechthoek:

Vul in: 2 : 112--- = .... 2 : 11

3--- = .... en

32. Bereken de breedte van de rechthoek.

123--- 3

?

?

Hoe kun je je antwoord controleren?

33. Van een rechthoek is de oppervlakte 6 cm2.

Als je weet dat de breedte en de hoogte een heel aantal cm is, welke mogelijkheden zijn er dan?

Hieronder zie je een tabel, waarbij de breedte steeds middentussen twee hele getallen in zit.Vul de bijpassende hoogte in:

breedte hoogte

112---

212---

312---

412---

56

Page 63: Deel A - Universiteit Utrecht

Vermenigvuldigen en delen

5

: 2

12---×

212---

34. Voorbeeld:

Vul in:

5

: 12---

…×5

: 32---

…×

10

: 3

…×

: 13---

…×

15

: 52---

…×

: 54---

…×

20 15

…×

: ...

10

15

20 28

…×

: ...

308×

: ... 30

…×

: 23---

57

Page 64: Deel A - Universiteit Utrecht

Uitspraken over breuken35. Schrijf bij elke uitspraak of deze WAAR of ONWAAR is.

Delen door 14--- komt op hetzelfde neer

als vermenigvuldigen met 4.

Twee breuken kun je vermenigvuldigendoor ze gelijknamig te maken en dan de tellers te vermenigvuldigen.

80 : 313--- is gelijk aan 8 × 3

Als je een getal deelt door 35---

je eerst delen door 3 en daarnamet 5 vermenigvuldigen

212---41

4--- : = 2

Een vijfde van een zesde is een elfde

37--- gaat even vaak in 6

als 3 in 42

89--- 7

8---: is groter dan 1

Bedenk zelf ook 2 ware en 2 onware uitspreken over het vermenigvuldigen of delen van breuken.

kun

58

Page 65: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles bij elkaarBreuken kun je met elkaar vermenigvuldigen door zowel de tellers alsde noemers met elkaar te vermenigvuldigen.

Voorbeelden: 811------ 4

9---× 32

99------=

127------ 5

6---× 60

42------ 10

7------ 13

7---= = =

Breuken met verschillende noemers kun je op elkaar delen door ze gelijknamig te maken en daarna de tellers op elkaar te delen.

Voorbeelden: 611------ : 3

22------

1222------ : 3

22------ 12 : 3 4= = =

37--- : 5

6---

1842------ : 35

42------ 18 : 35 18

35------= = =

Breuken met dezelfde noemer kun je op elkaar delen door de tellers op elkaar te delen.

811------ : 4

11------ 8 : 4 2= =

127------ : 5

7--- 12 : 5 12

5------ 22

5---= = =

Voorbeelden:

Als je een heel getal door een breuk deelt, kun je een vermenigvuldiging maken van dat getal met het omgekeerde van die breuk.

Voorbeeld:

10 : 56--- 10 6

5---× 60

5------ 12= = =

Als je een breuk door een breuk deelt, kun je ook een vermenigvuldiging maken van de eerste breuk met het omgekeerde van de tweede breuk.

Voorbeelden: 1

10------ : 5

6---

110------ 6

5---× 6

50------ 3

25------= = =

56--- : 1

10------

56--- 10× 50

6------

253------ 81

3---= = = =

59

Page 66: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles door elkaar1. Vul in:

Als je van een breuk de teller met 2 vermenigvuldigt, dan wordt de breuk ..... maal zo ...... Als je van een breuk de noemer met 2 vermenigvuldigt, dan ............................................ Als je van een breuk de teller én de noemer met 2 vermenigvuldigt, dan ............................................. Als je van een breuk de teller met 3 én de noemer met 2 vermenigvuldigt, dan .............................................

2. Vul zo eenvoudig mogelijke breuken in:32--- 4

7---× …=

23--- 4

7---× …=

316------ 8

9---× …= 8

15------ 5

6---× …=

316------ 11

8---× …= 17

8--- 11

5---× …=

3. Het vierkant is verdeeld in vier rechthoeken met verschillende oppervlakte.Schrijf in elke rechthoek de breuk die bij zijn oppervlakte hoort.

38--- 5

8---

13---

23---

Tel de vier breuken die je hebt ingevuld bij elkaar op.Hoe had je de uitkomst ook direct kunnen ’zien’?

4. Je maakt vanuit het punt 0 sprongen van 49--- op de getallenlijn.

Na hoeveel sprongen bereik je het punt 20? .............

5. Vul zo eenvoudig mogelijke breuken of helen in:

36 : 49--- …=

36 : 94--- …=

316------ : 1

8--- …= 3

5--- : 3

4--- …=

18--- : 3

16------ …= 11

5--- : 3

4--- …=

60

Page 67: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel D

Breuken en

algebra

1

25 1 7

433

9 2 15 97

512

1127

25

n 2+3n

-------------

59

Page 68: Deel A - Universiteit Utrecht

60

Page 69: Deel A - Universiteit Utrecht

Rekenen met stroken (1)

n 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

n staat voor een onbekend natuurlijk getal

Met 2n wordt bedoeld 2 × n en dus ook n + n

2n 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Vul in: met 3n wordt bedoeld ........ en dus ook ....................

3n

Vul ook de vakjes van de strook in:

1.

Tel de getallen van de twee laatste stroken paarsgewijs op en schrijf de uitkomsten in de ’optelstrook’:

Wat kun je op het etiket van de optelstrook schrijven?

2. Vul de getallen op de stroken in:

2n − 1 1 3 5

3n + 2 5 8 11

6 11 16

+

Wat kun je op het etiket van de optelstrook schrijven?

3. Maak zelf twee stroken met etiket 4n + 1 en 4n − 2.Maak ook de optelstrook en vul het etiket in.

61

Page 70: Deel A - Universiteit Utrecht

Rekenen met stroken (2)

n 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

2n---

4n---

23--- 1

2---2 1

4

+

6

4. Vul passende breuken (zo eenvoudig mogelijk) of helen in de vakjes in:

Wat kun je op het etiket van de derde strook schrijven?

5. Dezelfde opdracht voor:

32n-------

12n-------

+

12---

32---

14---

34---

2

Ook voor:

65n-------

1n---

-

12---

65--- 3

5---

1

15---

62

Page 71: Deel A - Universiteit Utrecht

Rekenen met onbekende noemersn staat weer voor een onbekend natuurlijk getal

6. Vul passende breuken in:

2n--- 3

n---+ 5

n---= 8

n--- 1

n---– …= 5

n--- …+ 6

n---= 11

n------ …– 4

n---=

13--- 6

n---× …= 8

n--- 3

8---× …= 8

n--- …× 6

n---= 6

n--- …× 8

n---=

7. Vul passende breuken in:

3n--- 1

2n-------+ …

2n-------

12n-------+ …= =

2n--- 1

3n-------+ … …+ …= =

12n------- 1

4n-------– … – … …= =

65n------- 1

n---– … … –= …=

+

32n------- 5

4n------- 3

4n------- 2

n---

+

+

112n----------

16n------- 1

3n------- 1

4n-------

+

8. Vul passende breuken in de bomen in:

63

Page 72: Deel A - Universiteit Utrecht

Een breuk met onbekende teller en noemert en n staan voor twee natuurlijke getallen, maar je weet niet welke.Wat je wel weet is dat

tn--- 8

3---=

9. Vul in:

als t = 808, dan n = .....

als t = 1000, dan n = .....

als n = 48, dan t = .....

als n = 96, dan t = .....

10. Ook al weet je niet hoe groot t en n elk zijn, toch kun je wel weten wat de waarde is van de volgende breuken.Zoek dat uit en vul de waarden in:

t3n------- …= 5t

n----- …= 3t

8n------- …=

tn--- 1+ …= t n+

n------------- …= t n–

n------------ …=

11. Leg uit waarom je niet de waarde kunt weten van de breuk t 1+

n-----------.

12. Bedenk zelf nog een paar breuken met t en n waarvan je wél en waarvan je niét de uitkomst kunt weten.

als t + n = 99, dan t = ..... en n = .....

t 8 16 24 32

n 3 6 9 12

Dus

64

Page 73: Deel A - Universiteit Utrecht

Een strook met breuken

n 2+n 5+------------- 4

7---

n = 1, 2, 3, 4, ....

13. Vul op de strook zo eenvoudig mogelijke breuken in:

Als je voor n bijvoorbeeld 22 neemt, komt er n 2+n 5+------------- 24

27------ 8

9---= =

In dat geval is de breuk dus te vereenvoudigen.

Er zijn heel veel waarden van n waarbij de breuk n 2+n 5+------------- vereenvoudigd

kan worden. Die getallen vormen van klein naar groot een mooie rij. Schrijf de eerste tien getallen van die rij op.

Er zijn oneindig veel waarden van n, waarbij vereenvoudiging

van n 2+n 5+------------- mogelijk is. Waarom weten we dat zo zeker?

Hoe groot is n als n 2+n 5+------------- 17

20------= ?

14. Als een breuk kleiner dan 1 is , dan noemen we de aanvulling tot 1wel het complement van die breuk.

37---

Zo is bijvoorbeeld het complement van 47--- gelijk aan 3

7---

Vul de strook met complementen van de breuken n 2+n 5+------------- in.

Welke breuk kun je op het etiket van de strook schrijven?

En als n 2+n 5+------------- 97

100----------= ?

65

Page 74: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken vereenvoudigen

15. Schrijf de volgende breuken zo eenvoudig mogelijk:

a, b, c en d staan op deze bladzijde voor onbekende natuurlijke getallen.

3a5a------- …= b b+

b b b+ +------------------------ …= c

c--- …= d

14d---------- …=

4a8a------- …= 12b

15b---------- …= 25c

35c---------- …= 33d

44d---------- …=

We vertellen je nu iets meer over a, b, c en d.

b is 2 keer zo groot als a, ofwel b = 2a.

Verder geldt ook: c = 5a en d = 8a.

16. Nu je dit weet, kun je de waarde geven van de volgende breuken:

bc--- …= a

d--- …= b c+

d------------- …= b a–

d c–-------------- …=

Bereken ook:

cd--- a

b---– …=

cd--- a

b---+ …= c

d--- a

b---× …=

cd--- : a

b--- …=

17. Jeffrey denkt dat a b c d+ + +4a 3b 2c d+ + +-------------------------------------------- gelijk is aan a

4a-------

b3b-------

c2c-------

dd---+ + +

Wat vind jij? Leg uit waarom je dat vindt.

66

Page 75: Deel A - Universiteit Utrecht

Groter en kleiner (1)18. Welke breuk heeft de grootste waarde: 5

18------ of 1

3--- ?

Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

Dezelfde vraag voor:

Hoe zit het dan met:

185------ en 7

2---

518------ en 2

7--- ?

19. Welke breuken liggen dichter bij elkaar: Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

Nog een keer met:

20. n staat voor een onbekend natuurlijk getal tussen 10 en 100.

Al ken je de waarde van n niet, toch kun je zeggen welke van de twee

breuken

Welke is dat en waarom?

2n--- en 2

n 1+------------- de grootste waarde moet hebben.

Dezelfde vraag voor 3n--- en 3

n 1–-------------

Ook voor 2n--- en 4

2n 1+------------------

13--- en 2

3--- of 1

4--- en 9

16------ ?

0 01 113--- 2

3--- 1

4--- 9

16------

Dezelfde vraag met: 13--- en 3

4--- of 1

4--- en 2

3---

0 01 113---

14---

23---3

4---

38--- en 2

5--- of 1

7--- en 1

6---

0 138--- 2

5--- 0 11

6---1

7---

67

Page 76: Deel A - Universiteit Utrecht

Groter en kleiner (2)

22.

De breuk 5n--- ligt ergens tussen 1

4--- en 1

2---

Welke getallen kan n zijn?

n staat voor een natuurlijk getal.

14--- 1

3---

12n------

?

14--- 1

2---

5n---

?

23--- 3

4---

24n 1+-------------

?

110------ 1

5---

32n-------

?

45--- 9

10------

nn 1+-------------

?

..............................................................

n kan zijn ..........................

n kan zijn ..........................

n kan zijn ..........................

n kan zijn ..........................

21.

Wat is de kleinste waarde die de breuk n150---------- kan hebben?

En wat is de grootste waarde?

10n 5+-------------

2526 27 28

75747372

n staat voor een natuurlijk getal, niet kleiner dan 25 en niet groter dan 75.

n

Vul passende breuken in:

n 5+150

------------- 5n 10–---------------- n

n 25+----------------

grootste waarde

kleinste waarde

n150---------- 5

n---

68

Page 77: Deel A - Universiteit Utrecht

Gemiddelde snelheid

23. Bob fietst met sterke wind in de rug naar de brievenbus (1 km ver) om een brief te posten. Zijn snelheid is 24 km per uur.Hij gaat direct terug, maar nu haalt hij maar 12 km per uur.Hij beweert dat zijn gemiddelde snelheid over de hele rit gelijk is aan het gemiddelde van 24 en 12, dus 18 km per uur.

Wat vind jij van de uitspraak van Bob?

Als je niet weet hoe ver Bob van de brievenbus af woont, kun je toch zijngemiddelde snelheid over de heen- en terugweg berekenen!Stel de afstand is a km.

Hoeveel tijd heeft hij nodig voor de totale rit? ................................

Voor de heenweg heeft hij dan nodig: a24------ uur.

En hoeveel km per uur is dus zijn gemiddelde snelheid?

24 km/u

12 km/u

Om te kunnen zeggen of Bob gelijk heeft of niet moet je wel wetenwat er precies wordt bedoeld met gemiddelde snelheid.

De afspraak is dat die wordt berekend door de totale gereden afstand te delen door de totale tijd waarin dat is gebeurd.

Hoeveel tijd heeft Bob nodig voor de heenweg? .............................En voor de terugweg? ................................

Bereken nu Bob’s gemiddelde snelheid in km per uur.

69

Page 78: Deel A - Universiteit Utrecht

Vazen en breuken (1)

In een vaas zitten 15 kralen.4 kralen zijn blauw de rest is wit.

+

Dus: 415------ deel van de kralen in de vaas is blauw

24.

Vul in: ……------- deel van de kralen in de vaas is nu blauw

Welke breuk is groter 415------ of 5

16------ ?

Hoe kun je dit weten zonder te rekenen?

25. In een vaas zitten 10 blauwe kralen en een helebooel witte, maar je weet niet hoeveel.

Noem het totale aantal kralen k.

Welke breuk is groter 10k------ of 11

k 1+-------------?

+

+

Welke breuk is groter 11k 1+------------- of 11

k 2+------------- ?

Kunnen 10k------ en 11

k 2+------------- dezelfde waarde hebben?

Zo ja, hoe groot moet k dan zijn?

Hoe weet je dat?

Hoe weet je dat?

70

Page 79: Deel A - Universiteit Utrecht

Vazen en breuken (2)

415------ 8

15------

26.

Welk deel van de kralen in vaas C is blauw?

A B

C

De breuk die bij vaas C hoort., ligt tussen de breuken bij A en B. Hoe zit dat?

27.In elk van twee vazen A en B zitten k kralen.

Het aantal blauwe kralen in de ene vaas is 10 en in de andere vaas 15.

De kralen van de twee vazen worden bij elkaar gedaan in een nieuwe vaas C.

Bij de blauwe delen van A, B en C horen drie breuken.

De rest van de kralen is wit.

Welke breuken zijn dat?

Magali zegt: ’de breuk bij C ligt precies midden tussen de breuken bij A en B’

Zoek uit of dat klopt.

71

Page 80: Deel A - Universiteit Utrecht

Op de getallenlijn

0 1n--- 2

n---

28. Geef op de getallenlijn de plaats aan van:

s 25--- 1

3---+= v 2

5--- 1

3---–= p 2

5--- 1

3---×= q 2

5--- : = 1

3---,, en

t 2 1+5 3+-------------=

Geef ook de plaats aan van s + v en van q − p

29.

0 13--- 2

5--- 1

n staat voor een groot natuurlijk getal.

3n--- 4

n--- 5

n--- 6

n--- 7

n---

8n---

Op een beginstuk van de getallenlijn zijn acht breuken met noemer n aangegeven.

Welke breuken passen bij de tussenstreepjes?

Hieronder zie je twee stukken van de getallenlijn vergroot en in gelijke stukken verdeeld.

Schrijf passende breuken bij de deelstrepen.

4n---1

n--- 2

n--- 3

n---

30. De getallenlijn van de vorige opgave is nu vanaf 1 getekend.

1 n 1+n

------------- n 2+n

------------- n 3+n

------------- n 4+n

------------- n 5+n

------------- n 6+n

------------- n 7+n

------------- n 8+n

-------------

nn---

Vul in:

1 5n---+

………n

------------------=n 3+n

------------- 1n---+

………n

------------------= n 4+n

------------- 3n---+

………n

------------------=

Tussen welke twee streepjes is de plaats van t?

72

Page 81: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken vermenigvuldigenOp deze bladzijde staan k, m en n voor onbekende natuurlijke getallen.

31. Vul passende breuken in:

12--- 2

k---× …=

23--- 3

m-----× …=

34--- 4

n---× …=

12--- 1

2k-------× …=

23--- 1

3m---------× …=

34--- 4

3n-------× …=

k2--- 2

k---× …=

2m3

--------- 3m-----× …=

3m4

--------- 4n---× …=

Dezelfde opdracht voor:

13--- …× 2

k---=

23--- …× 3

m-----=

34--- …× 4

n---=

12--- …× 1

2k-------=

23--- …× 1

3m---------=

34--- …× 4

3n-------=

k2--- …× 2=

2m3

--------- …× 1=

3m4

--------- …× n=

32. Vul passende breuken of helen in:

kn---

start

12---×

25---×1

k---×

13---×

n× m×38---×

43---×

nm-----×

23---×2

k---×1

4---×

einde

73

Page 82: Deel A - Universiteit Utrecht

Bewerkingen door elkaar

7 12k------- × 1

2--- 23

k------× ………………=+ ……=

76--- 4

p--- × 5

2--- 4

3p-------×– ………………= ……=

k, m, n en p staan op deze bladzijde voor natuurlijke getallen.

34. Vereenvoudig tot één breuk:

×

+

12--- 14

n------ 1

3--- 9

n---

×

33. Vul passende breuken in:

×

23--- 24

m------ 1

5--- 75

m------

×

kp--- p

2k------- × m

n----- n

3m---------×– ………………= ……=

9m----- m

n----- × k

n--- 11

k------× ………………=+ ……=

35.

1m----- : 1

5--- …=

4m----- : 4

5--- …=4

m-----

54---× …=4

m-----

58---× …=28

m------

58---× …=

28m------ : 8

5--- …= 56

m------ : 16

5------ …= 56

p------ : 16

5------ …= 56

3p------- : 16

5------ …=

56

3p------- : 31

5--- …=31

5--- : 56

3p------- …=62

5--- : 56

3p------- …=62

5--- : 28

3k------- …=

625---

3n28-------× …= 32

5------

3n14-------× …= 64

5------

3n28-------× …= 5

64------

283n-------× …=

564------

283n-------× 13

6------

18n-------×+ …=

start

einde

Vul zo eenvoudig mogelijke breuken in. Reken je elk blokje apart uit of kan het

handiger?

74

Page 83: Deel A - Universiteit Utrecht

Een zwembad vullen

Als de kraan wordt opengezet duurt het 3 uur voordat het zwembad vol is.

36. Het water in het zwembad wordt regelmatig ververst.

Er wordt een tweede kraan bijgeplaatst zodat als beide kranen open staan, het precies 2 uur duurt voor het zwembad vol is.

In hoeveel uur kan de nieuwe kraan in zijn eentje het zwembad vullen?

In een groter zwembad wil men drie kranen gebruiken. Samen moeten ze het bad weer in precies 2 uur volkrijgen.

De kraan met de grootste capaciteit doet er x uur over om het badvol te krijgen, die met de één na grootste capaciteit doet er y uur over en die met de minste capaciteit z uur.

1x--- 1

y--- 1

z---+ + 1

2---=

Er worden drie kranen besteld met elk een andere capaciteit.

Hierbij zijn x, y en z natuurlijke getallen.

Beredeneer dat moet gelden:

Zoek uit welke zes mogelijkheden er zijn voor x, y en z.

75

Page 84: Deel A - Universiteit Utrecht

Gelijkwaardige breuken

teller

noemer

10

22

11 12 13 14 159876

23 24 25 26 2721201918

37. Hieronder zijn 10 en 20 met elkaar verbonden. 1

2---

Verbind ook andere getallen die bij horen bij breuken die gelijkwaardig 12---

zijn met .

Verbind nu paren die horen bij 23---

.

teller

noemer

44

64

45 46 47 48 4943424140

65 66 67 68 6963626160

1020------ is gelijkwaardig met De breuk

Je telt 18 op bij de teller. Welk getal moet je bij de noemer optellenom weer een breuk te krijgen die gelijkwaardig is met

Vul passende getallen in:

4590------ 45 23+

90 …+--------------------- 45 …+

90 88+------------------- 45 …+

90 …+-------------------= = = 60

90------ 60 16+

90 …+------------------- 60 …–

90 33–-------------------- 60 …+

90 …+-------------------= = =

a staat voor een onbekend heel getal. Welke uitspraken zijn zeker waar, welke niet?

38. Van een breuk is de waarde gelijk aan

4590------ 45 a+

90 2a+--------------------= 60

90------ 60 a+

90 2a+--------------------= 25

75------ 25 a+

75 3a+--------------------=

4590------ a 1+

2a 1+----------------=60

90------ 6 2a+

9 3a+----------------= 21

84------ 25a

100a-------------=

.

.

12---

12--- ? ..............

.

76

Page 85: Deel A - Universiteit Utrecht

Maak dat het klopt

bedek 2 + 5x

2 + 5x = 12

5x = 10

x = ?12 5x+---------------- 1

12------=

1xxxx------------ 1

12------=

Voorbeeld:

x = 2

2 + 5x = 12bedek 5x

425 2x+---------------- 2=

4x 5+18

---------------- 12---=

58 3x+---------------- 1

4---=

157x 1–---------------- 3

4---=

39. Vind de waarde voor x waarbij de gelijkheid klopt.

1003x 4+---------------- 10=

23 4x+---------------- 2

7---=

77

Page 86: Deel A - Universiteit Utrecht

Uitspraken over breuken

3n--- 4

n---+ 7

n---=

12n

------ : 4n--- 3=

3n--- 4

n---× 12

n------=

5a5b------- a

b---=

5 a+5 b+-------------- a

b---=

13n------- 1

6n-------+ 1

2n-------=

6b5b------- 11

5---=

34--- 4

n---× 3

n---=

3n--- : 3

4--- 4

n---=

103n------- 3 1

3n-------+=

5 a+a

-------------- 5a--- 1+=

an--- b

n---+ a b+

2n-------------=

40. a, b, n stellen willekeurige natuurlijke getallen voor. Schrijf bij elke uitspraak of deze WAAR of ONWAAR is.

45n------- 3

4n-------– 1

n---=

7 b+42 6b+-------------------- 1

6---=

Bedenk zelf ook 2 ware en 2 onware uitspraken over ’algebrabreuken’.

78

Page 87: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles bij elkaar

Bij optellen en aftrekken van breuken kun je het beste eerst de noemers gelijk maken. Er geldt:

Op deze bladzijde staan a, b, n en m voor willekeurige natuurlijke getallen.

an--- b

n---+ a b+

n-------------=

an--- b

n---– a b–

n--------------=en

Voorbeelden:

2n--- 1

5n-------+ 10

5n------- 1

5n-------+ 11

5n-------= =

a4--- 3a

8-------+ 2a

8------- 3a

8-------+ 5a

8-------= =

2b5m--------- b

3m---------– 6b

15m------------ 5b

15m------------– b

15m------------= =

Bij vermenigvuldigen van breuken heeft het geen zin om de breuken gelijknamig te maken. Je kunt én de tellers én de noemers met elkaar vermenigvuldigen. Er geldt:

an--- b

m-----× a b×

n m×---------------=

Voorbeelden: 7

3n------- a

4---× 7a

12n----------=

73--- a

14------× 7a

42------- a

6---= =

100n

---------- 310------× 30

n------=

Bij het delen van een breuk door een andere breuk heeft het wel zin om die breuken gelijknamig te maken. Er geldt:

an--- : b

n--- a

b---=

Voorbeelden:

a2--- : b

3--- 3a

6------- : 2b

6------- 3a

2b-------= =

35n------- : 1

2n------- 6

10n---------- : 5

10n---------- 6

5--- 11

5---= = =

a5n------- : b

6n------- 6a

30n---------- : 5b

30n---------- 6a

5b-------= =

79

Page 88: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles door elkaar

4. a, b, c, d, e en f staan voor onbekende natuurlijke getallen.

Zet een kring om de breuken die gelijkwaardig zijn met

3a5a------- b b b+ +

b b b b b+ + + +--------------------------------------------

3 c+5 c+--------------- 21d

35d---------- 6e 9+

10e 15+----------------------- 30f 10+

50f 10+----------------------

5. Bedenk zelf nog een andere breuk met a in de teller en noemer die gelijkwaardig is met

6. Als je zomaar een waarde voor a kiest, dan zal aa 4+------------- waarschijnlijk niet

gelijkwaardig zijn met 35---

Er is één waarde voor a waarbij wèl geldt: aa 4+------------- 3

5---=

Welke waarde is dat?

1. Welke breuken liggen dichter bij elkaar: 56--- en 9

11------ of 8

13------ en 3

5--- ?

Leg uit hoe je het antwoord hebt gevonden.

2. Dezelfde vraag voor: 1k--- en 1

2k------- of 4

2k 1+---------------- en 3

2k 1+----------------

3. Bestaan er twee breuken die zo dicht bij elkaar liggen dat er geen enkeleandere breuk meer tussen past? Als je ja zegt, geef een voorbeeld van twee zulke breuken. Als je nee zegt, leg uit waarom niet.

Hierbij staat k voor een onbekend natuurlijk getal.

35---

35---

7. p staat voor een onbekend natuurlijk getal.

Stel dat p = 1. Klopt die gelijkheid dan?

Paul schrijft op: p3 p+------------- 2p

3 2p+-----------------+ 3p

6 3p+-----------------=

8. n en m staan voor onbekende natuurlijke getallen.

+

12n------- 1

6n------- 2

3--- n 1–

3n-------------

+ ×

25--- 10

m------ 5

6--- 18

5m---------

×

Vul passende breuken of helen in:

80

Page 89: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel B

Breuken optellen en aftrekken

15--- 1

20------+ 1

4---=

19

Page 90: Deel A - Universiteit Utrecht

20

Page 91: Deel A - Universiteit Utrecht

Parten optellen

tablet chocola

13--- 1

4---uur + uur = ........ minuten

121

2

3

4

56

7

8

9

10

11

klok

= ……------ uur

13--- 1

4---tablet + tablet = ........ stukjes

= ……------ tablet

1. Vul in:

Vul passende breuken in. Schrijf de breuken op zijn eenvoudigst.

13--- 1

6---tablet + tablet = ........ tablet

16--- 1

8---tablet + tablet = ........ tablet

58--- 5

12------tablet + tablet = ........ tablet

23--- 1

6---uur + uur = ........ uur

23--- 1

5---uur + uur = ........ uur

310------ 5

12------uur + uur = ........ uur

2. De koek bestaat uit 40 even dikke plakjes.

110------ 1

5--- koek + koek = ........ koek

110------ 1

4--- koek + koek = ........ koek

18--- 1

5---koek + koek = ........ koek

38--- 3

5---koek + koek = ........ koek

Vul passende breuken in.Schrijf de breuken op zijn eenvoudigst.

3. Bedenk nu zelf ook vier van zulke sommen (met de antwoorden).

21

Page 92: Deel A - Universiteit Utrecht

Aanvullen en verkleinen

59--- + ...... = 1

19--- 1

3---+ + ...... = 1

4. Vul aan tot 1:

18--- 1

4---+ + ...... = 1

5. Vul aan tot het dichtstbijzijnde gehele getal:

234--- + ...... = 3

357--- + ...... = ......

738--- + ...... = ......

837--- + ...... = ......

269------ + ...... = 3

298------ + ...... = ......

227------ + ...... = ......

9811------ + ...... = ......

6. Verklein tot het dichtstbijzijnde gehele getal:

269

------ − ...... = 2

298

------ − ...... = ......

227

------ − ...... = ......

9811------ − ...... = ......

178------ − ...... = ......

179------ − ...... = ......

779------ − ...... = ......

997------ − ...... = ......

58--- + ...... = 1

712------ + ...... = 1

712------ 1

3---+ + ...... = 1

22

Page 93: Deel A - Universiteit Utrecht

Kies gelijke noemers

34--- 1

5---+

68--- 9

12------

1216------

1520------

1824------

2128------

2432------

210------ 3

15------

420------

525------

630------

735------

840------

1520------ 4

20------+ = 19

20------

27---

38---+

414------ 6

21------

828------

1035------

1242------

1449------

1656------

616------ 9

24------

1232------

2156------

1540------

1848------

2464------

+ =

7. Vul passende breuken in:

8. Vul passende breuken in:

12--- 2

7---+ … …+ …= =

12--- 2

7---– … …– …= =

38--- 1

5---+ … …+ …= =

38--- 1

5---– … …– …= =

34--- 1

7---+ … …+ …= =

34--- 3

7---– … …– …= =

58--- 2

5---+ … …+ …= =

58--- 3

5---– … …– …= =

23

Page 94: Deel A - Universiteit Utrecht

Breukenmuurtjes

1

14---

112------

114---

112------

1

19---

115---

115------

29---

112------ 1

4---

13---

112------ 1

4---+ 1

3---=

9. Vul de ontbrekende breuken of helen op de stenen in.

Spelregel: tel de getallen op twee ’buurstenen’ bij elkaar op en schrijf het antwoord op de steen die op die twee stenen rust.

34--- 3

8---1

4--- 1

12------ 1

3--- 1

2---

10. Maak nu zelf een breukenmuurtje met een heel getal in de bovenstesteen.

24

Page 95: Deel A - Universiteit Utrecht

Op een getallenlijn11. De twee rode lijnstukken zijn steeds even lang.

0

1 2

13--- 3

4---

Welke breuk past er in het lege vakje? Welke som past daar bij?

1 2

14---

0 1 2

16--- 3

4---

0 1 2

23---

4445------

0 1 2

79---

59---

1

12---1

25

Page 96: Deel A - Universiteit Utrecht

Opteltabellen

+12---

23---

34---

45---

12--- 1

3--- 1

4--- 1

5---

56---

+16---

17---

18---

19---

12--- 1

3--- 1

4--- 1

5---

12. Schrijf passende breuken in de vakjes.

+310------

+18---

38---5

6---

+ +

45--- 1 7

10------

1120------

910------

720------

18---

1

18---2

2 1

2 1

13. Maak zelf twee opteltabellen met breuken.

26

Page 97: Deel A - Universiteit Utrecht

Sliert van sommenBij een ’sliert’ van sommen kun je de uitkomst van elke som ook vinden door de uitkomst van een vorige som te gebruiken.

14. Vul de antwoorden in:

12--- 1

3---+ 5

6---=

14--- 1

6---+ …=

14--- 1

6---

112------–+ …=

14--- 1

6--- 1

12------+ + …=

114--- 21

6--- 3 1

12------+ + …=

54--- 13

6------ 37

12------+ + …=

58--- 13

12------ 37

24------+ + …=

158

------ 3912------ 111

24----------+ + …=

14--- 15

8------ 39

12------ 111

24----------+ + …=+

27

Page 98: Deel A - Universiteit Utrecht

De helft van de helft van de helft van ...

12--- 1

4---+ 3

4---=

12--- 1

4--- 1

8---+ + …=

12--- 1

4--- 1

8--- 1

16------+ + + …=

12--- 1

4--- 1

8--- 1

16------ 1

32------+ + + + …=

12--- 1

4--- 1

8--- 1

16------ 1

32------ 1

64------ 1

128---------- 1

256---------- 1

512---------- 1

1024-------------+ + + + + + + + + …=

15. Vul passende breuken in:

28

Page 99: Deel A - Universiteit Utrecht

Vind de letterwaarden16. De letters a, b, c, d, e, f, g, h staan elk voor een heel getal.

a + b + c + d + e + f + g + h = 100

15--- 1

13------+ a

65------=

25--- 3

8---– b

40------=

47--- d

8---+ 53

56------=

1120------

e30------– 1

60------=

f100----------

125------– 1

50------=

3g--- 4

g---+ 7

11------=

h5--- h

10------+ 9

10------=

a = .......

514------ 2

21------+ 19

c------=

b = .......

c = .......

d = .......

e = .......

f = .......

g = .......

h = .......

Vind die acht getallen.

Als je het goed hebt gedaan, geldt:

29

Page 100: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken in Egypte (1)

19. a. Ga na of de Egyptische splitsing van goed is.

17. Verklaar dat deze oplossing overeenkomt met de som:

In het Egypte van 4000 jaar geleden kondenze al heel goed rekenen met breuken. Datblijkt wel uit vraagstukken op papyrusrollen uitdie tijd. Een voorbeeld van zo’n vraagstuk is: Hoe moeten 7 broden eerlijk worden verdeeldonder 12 werkers ? De oplossing was als volgt:Breek alle broden in tweeën. Geef ieder eenhalf brood en verdeel de twee halve brodendie overblijven in zessen.

712------ 1

2--- 1

12------+=

18. Los op met de Egyptische methode: verdeel 8 broden over 15 werkers.

Schrijf ook de breukensom op die daarbij past.

De Egyptenaren gebruikten alleen breuken met teller 1, dus: 12--- 1

3--- 1

4--- 1

5--- enzovoort, , , ,

We noemen dit stambreuken.De enige uitzondering was de breuk 2

3--- die ze ’de twee delen’ noemden.

Alle andere breuken werden door de Egyptenaren gesplitst in twee of meer De noemers van die stambreuken waren dan verschillend.

Voorbeeld: wèl 27--- 1

4--- 1

28------+= 2

7--- 1

7--- 1

7---+=

27---

38--- … …+=

49--- … …+=

29--- … …+=

512------ … …+=

47--- … …+=

310------ … …+=

35--- … …+=

1118------ … …+=

1322------ … …+=

stambreuken. , maar niet

b. Splits nu in twee verschillende stambreuken:

30

Page 101: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken in Egypte (2)20. Soms bestaan er verschillende splitsingen voor dezelfde breuk.

Voorbeeld: 712------ 1

2--- 1

12------+= , maar ook 7

12------ 1

3--- 1

4---+=

Controleer die twee splitsingen.

Geef nu twee splitsingen voor1130------

724------·

Ook voor

21. Bedenk zelf nog een andere breuk die je op twee manieren kunt splitsen.

22. Vaak zijn er meer dan twee stambreuken nodig bij een splitsing.

Voorbeeld: 45--- 1

2--- 1

5--- 1

10------+ +=

Geef de Egyptische splitsingen in drieën van:

78--- … … …+ +=

89--- … … …+ +=

1112------ … … …+ +=

2324------ … … …+ +=

Waarom zouden ze dat niet ook voor even noemers hebben gedaan?

van splitsingen van breuken met teller 2. Voor de noemers van de te splitsen breuken beperkten ze zich daarbij tot oneven getallen.

In de oudste van zulke lijsten zijn de noemers oneven en deelbaar door 3.Hiernaast zie je het begin van zo’n lijst.

29--- 1

6--- 1

18------+=

215------ 1

10------ 1

30------+=

221------ 1

14------ 1

42------+=

227------ 1

18------ 1

54------+=

........................

Probeer de volgende drie splitsingen te vinden.

23. De Egyptenaren maakten bij hun berekening vaak gebruik van het verdubbelen van de getallen. Daarom hadden ze lange lijsten gemaakt

31

Page 102: Deel A - Universiteit Utrecht

De erfenis24. Een oude indiaan in het Andesgebergte schrijft in zijn testament hoe na zijn dood zijn kudde lama’s verdeeld wordt over zijn vier zonen.

Volgens dit testament zal de oudste zoon een derde deel van de kuddekrijgen, de tweede zoon een kwart en de jongste twee zonen (een tweeling) elk een vijfde van de kudde.

Een half jaar later sterft de indiaan en in de kudde zijn op dat moment59 lama’s. De vier zonen zitten met hun handen in het haar, want hoe moeten zij die nu verdelen?Ze vragen raad aan een indiaan die als zeer wijs bekend staat.Die zegt: ik heb 1 lama, die kun je van mij lenen en gebruiken bij deverdeling.Nu zijn er 60 lama’s en de oudste zoon krijgt dus 20 lama’s, de tweedezoon 15 en de jongste twee zonen elk 12 lama’s. Samen zijn dat er 59en zo krijgt de wijze indiaan zijn lama terug.

Een raar verhaal, maar met breuken kun je uitleggen hoe dat kan.Probeer het maar.

25. Bedenk zelf net zo’n verhaal maar nu over een vrouw met drie dochters.

32

Page 103: Deel A - Universiteit Utrecht

Uitspraken over breuken26. Schrijf bij elke uitspraak of deze WAAR of ONWAAR is.

Bedenk zelf nog twee ware en twee onware uitspaken

25--- 3

7---+ 5

12------= 1 28

57------– 29

57------=

56--- 1

7---+ is kleiner dan 1

114--- 1

3---+ 3

4--- 5

6---+=

2 + 3 = 5 5 + 7 = 12

dus

58--- en 8

13------ liggen op de getallenlijn minder

van elkaar 1100----------dan

iedere niet-stambreuk tussen 0 en 1 is gelijkaan de som van twee stambreuken

17--- 2

7--- 3

7--- 4

7--- 5

7--- 6

7---+ + + + +

de uitkomst van

is een heel getal

18--- 2

8--- 3

8--- 4

8--- 5

8--- 6

8--- 7

8---+ + + + + +

de uitkomst van

is een heel getal

33

Page 104: Deel A - Universiteit Utrecht

Samen één27. In een magisch breukenvierkant is de som van de breuken in elke

815------

13---

25---

horizontale rij, elke verticale rij en elke diagonaal gelijk aan 1.

Drie breuken zijn al ingevuld. Maak het magische vierkant af.

28. 12--- 1

6--- 1

8--- 1

10------ 1

12------ 1

40------+ + + + + 1=

Dat moet je natuurlijk niet zo maar geloven, maar narekenen!

Je kunt nu, bijna zonder rekenwerk, direct de uitkomst geven van 14--- 1

12------ 1

16------ 1

20------ 1

24------ 1

80------+ + + + +

Verklaar hoe dat kan.

Bedenk nu zelf een som van zeven verschillende stambreuken waar 1

Doe dit ook voor acht verschillende stambreuken.

29. Vul breuken in de ’optelboom’ in. Ze moeten allemaal verschillend zijn.

+

+

+

+

+ +

1

+

tel op

uit- komst

uitkomt.

34

Page 105: Deel A - Universiteit Utrecht

Een zwembad vullen

Er zijn twee kranen waarmee men het badvol kan laten lopen. Met de ene kraanduurt het 3 uur voor het bad vol is,met de andere 5 uur.

30. Het water in het zwembad wordt regelmatig ververst.

Als beide kranen tegelijkertijd helemaal worden opengezet en precies1 uur lopen, is het zwembad voor iets meer dan de helft vol.

Leg dit uit met behulp van breuken.

Als na dit uur de kranen nog een half uur openstaan, is het bad voorviervijfde gevuld.

Leg dit ook uit.

Hoeveel minuten zijn er dan nog nodig om het bad geheel vol te krijgen?

35

Page 106: Deel A - Universiteit Utrecht

Kringsommen12---

13---

56---

14---

34---

712------

31. Wat is het verband tussen de breukenin de rondjes en die in de vierkanten?

Tel de drie breuken in de rondjes bij elkaar op.Doe hetzelfde met de breuken in de vierkantjes.Vergelijk de beide uitkomsten. Wat voor bijzonders is daarmee?Hoe had je dat kunnen voorspellen zonder te rekenen?

Vul passende breuken (met zo klein mogelijke teller en noemer) in:

23---

15---

215------

316------

34---

1

821------

23---

914------

512------

13---

14---

36

Page 107: Deel A - Universiteit Utrecht

De som van twee stambreuken (1)

1a--- 1

b---+

1a--- 1

b---+

32. a en b staan voor hele getallen die samen 17 zijn. Het getal a is kleiner dan b, maar groter dan 1.Kort opgeschreven: a + b = 17, a < b en a > 1.

Vul onderstaande tabel verder in:

a b a + b a × b

2

3

4

5

6

7

8

15 17

17

17

17

17

17

17

30 12--- 1

15------+ 17

30------=

33. a en b staan voor hele getallen die met elkaar vermenigvuldigd 210 alsHet getal a is weer kleiner dan b, maar groter dan 1. uitkomst geven.

Kort opgeschreven: a × b = 210, a < b en a > 1.

Vul onderstaande tabel verder in:

a b a + b a × b

2

3

5

6

7

10

14

105 107

210

210

210

210

210

210

210 12--- 1

105----------+ 107

210----------=

37

Page 108: Deel A - Universiteit Utrecht

De som van twee stambreuken (2)34. Kijk nog eens goed naar de tabellen van de opgaven 32 en 33.

In alle gevallen is bij de som van de breuken 1b---1

a--- en

* de teller gelijk aan a + b en

* de noemer gelijk aan a × b

Dit kan op een korte manier zó in een formule worden opgeschreven:

1a--- 1

b---+ a b+

a b×-------------=

14--- 1

6---+ 5

12------=

Als bijvoorbeeld a = 3 en b = 5, dan staat er 13--- 1

5---+ 3 5+

3 5×------------- 8

15------= =

Bedenk nu zelf drie andere voorbeelden en controleer steeds of de

Klopt dit wel met de formule? Waarom?

a en b kunnen ook dezelfde waarde krijgen.

formule de goede uitkomst geeft.

Bijvoorbeeld: a = 7 en b = 7

Met de formule komt er dan: 17--- 1

7---+ 7 7+

7 7×------------- 14

49------= =

Geef commentaar.

Wat denk je van deze formule: 1a--- 1

a---+ 2

a---= ? Goed of niet ?

38

Page 109: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles bij elkaar

Breuken met dezelfde noemer tel je op door de tellers op te tellen.

Voorbeelden:

217------ 3

17------+ 5

17------=

1730------ 23

30------+ 40

30------ 4

3--- 11

3---= = =

Breuken met verschillende noemers kun je optellen door die breuken eerst gelijknamig (met gelijke noemers) te maken.Voorbeelden:

217------ 5

34------+ 4

34------ 5

34------+ 9

34------= =

1730------ 17

40------+ 68

120---------- 51

120----------+ 119

120----------= =

Breuken kun je van elkaar aftrekken door ze zo nodig eerst gelijknamig temaken en dan de tellers van elkaar af te trekken.

Voorbeelden:

1348------ 11

48------– 2

48------ 1

24------= =

1730------ 17

40------– 68

120---------- 51

120----------– 17

120----------= =

Stambreuken zijn breuken waarvan de teller gelijk is aan 1. Iedere niet-stambreuk die kleiner is dan 1 kan worden gesplitst in een serie verschillende stambreuken.

Voorbeelden:

1348------ 12

48------ 1

48------+ 1

4--- 1

48------+= =

2330------ 15

30------ 8

30------+ 1

2--- 4

15------+ 1

2--- 3

15------ 1

15------+ + 1

2--- 1

5--- 1

15------+ += = = =

39

Page 110: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles door elkaar

56--- 3

20------+ + ...... = 1

1. De koek bestaat uit 40 even dikke plakjes.

Is de koek op als 38--- deel en 3

5--- deel van

de hele koek zijn uitgedeeld?

Schrijf op hoe je je antwoord hebt gevonden.

2. Wat moet erbij? Vul aan tot het dichtstbijzijnde hele getal: 8112------ + ...... = ......

3. Vul een zo eenvoudig mogelijke breuk in:

4. Vraagstuk op een Egyptische papyrusrol:Hoe moeten 5 broden eerlijk worden verdeeld onder 8 werkers?

Schrijf de breukensom op die hoort bij deze vraag. Bedenk dat je alleen stambreuken mag gebruiken.

5. Schrijf bij elke uitspraak of deze waar of onwaar is. Leg uit waarom dat zo is.

a. 178--- 27

32------– is minder dan 1.

b. 29--- en 3

10------ zijn samen meer dan een half.

c. Als 2n--- 3

n---+ 1

2---= , dan is n gelijk aan 10.

6. Vul de opteltabel in (breuken zo eenvoudig mogelijk):

+25--- 1 8

15------

56---

116---

110------

7. Bedenk zelf een vraag of een opdracht die in dit deel (B) van het boek zou passen. Schrijf ook de oplossing op.

40

Page 111: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel C

Breuken vermenigvuldigen en delen

23--- 4

5---× 8

15------=

39

Page 112: Deel A - Universiteit Utrecht

40

Page 113: Deel A - Universiteit Utrecht

Sprongen op de getallenlijn

0 13---

1. De sprongen op de getallenlijn zijn even groot.Schrijf passende breuken of helen bij de deelstreepjes.

Welk eindpunt wordt bereikt na 42 sprongen vanuit 0?

En na 100 sprongen?

Dezelfde vragen, maar nu is de eerste sprong van 0 naar

0 25---

25---

2. Na hoeveel sprongen bereik je voor het eerst een heel getal?

0 37---

Welke hele getallen kun je bereiken als je almaar door blijft springen?

3. Maak de ’tafel van 49--- ’ tot je voor het eerst een hele uitkomst krijgt:

1 49---× 4

9---=

2 49---× =

3 49---× =

Maak zelf nog een andere vermenigvuldigingstafel voor een breuk totje een hele uitkomst krijgt.

41

Page 114: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel van een deel (1)

121

2

3

4

56

7

8

9

10

11

4. Vul in:

45--- uur = ..... minuten

45--- uur = ..... minuten2

3--- van

45--- uur = ..... uur2

3--- van

23--- uur = ..... minuten

23--- uur = ..... minuten4

5--- van

23--- uur = ..... uur4

5--- van

5. Vul passende breuken in:

6. Vul passende breuken in:

de helft van 815------ = .........

de helft van 115------ = .........

een derde van 15--- = .........

twee derde van 15--- = .........

van 37--- = .........

van 13--- = .........

13---

37---

van 13--- = .........

van 23--- = .........

67---

67---

16--- van 1

4--- tablet = .... tablet

18--- van 1

3--- tablet = .... tablet

58--- van 1

3--- tablet = .... tablet

56--- van 3

4--- tablet = .... tablet

42

Page 115: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel van een deel (2)7. Welk deel van elk van de zes figuren is gekleurd? Vul passende breuken in:

..... van ..... = ..... ..... van ..... = .....

..... van ..... = .......... van ..... = .....

..... van ..... = .......... van ..... = .....

14---3

4---

43

Page 116: Deel A - Universiteit Utrecht

Heel maal deel en deel maal heel

4 17---× 1

7--- 1

7--- 1

7--- 1

7---+ + +=

=

17--- 4× van 4

8. Vul passende breuken in:

5 17---× …=

5 27---× …=

7 37---× …=

37--- 14× …=

67--- 28× …=

67--- 29× …=

7 15---× …=

7 25---× …=

5 45---× …=

35--- 20× …=

325------ 100× …=

325------ 105× …=

5 112------× …=

5 512------× …=

24 512------× …=

712------ 12× …=

712------ 72× …=

1112------ 144× …=

9. Vul passende hele getallen in:

… 38---× 11

2---=

… 38---× 71

2---=

… 49---× 8=

… 59---× 12

3---=

311------ …× 6=

411------ …× 32=

215------ …× 2

5---=

415------ …× 22

5---=

… 524------× 25=

1924------ …× 95=

… 1318------× 65=

518------ …× 31

3---=

47---

17---=

47---

44

Page 117: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuk maal breuk (1)

15--- 1

3---

115------van is 1

5---

13---× 1

15------=

45---

23---× …=

35---

38---× …=

59---

23---× …=

45--- 2

3--- …van is

35--- 3

8--- …van is

59--- 2

3--- …van is

10. Vul passende breuken in en licht je antwoord toe met een plaatje:

13---

23---

38---

23---

45

Page 118: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuk maal breuk (2)

12. Vul de passende hele getallen of breuken in:

81

13---× 1

9---×

…×

35

27---× 7

10------×

…×

48

512------× 3

5---×

…×

34---× …×

…×

11. Vul de passende breuken in:

75---× …×

…×

75

…× …×

…×

46

Page 119: Deel A - Universiteit Utrecht

Teller maal teller en noemer maal noemer

13. Vul passende breuken of helen in:

59--- 4

7---× 5 4×

9 7×------------ 20

63------= =

59--- 4

7---× … …× 1

9---× 1

7---×=

14. Je weet natuurlijk: 5 + 8 is minder dan 5 × 8

Geldt nu ook: 513------ 8

13------+ is minder dan

513------ 8

13------× ?

15. Vul in: 1528------ …+ 1=

1528------ …× 1=

59--- … 1

9---×=

47--- … 1

7---×=

×

... × ...

Maak net zo’n schema bij:8

11------

35---×

= ……------

Licht je antwoord toe.

1528------ …– 1

2---=

1528------ …× 1

2---=

54--- 3

4---×en ook bij:

47

Page 120: Deel A - Universiteit Utrecht

Vermenigvuldigtabellen

×12---

23---

34---

45---

12--- 1

3--- 1

4--- 1

5--- × 1

6--- 2

9--- 5

12------ 8

15------

16. Schrijf passende breuken of hele getallen in de vakjes.

×56---

× 25---1

7---

× ×

1

563------

17. Maak zelf twee vermenigvuldigtabellen met breuken.

12---

2

3

6

35--- 7

8---

845------

1835------

2132------

65--- 4

5---

16---

18---

18--- 1

48

Page 121: Deel A - Universiteit Utrecht

Breukenbomen

×

+

×

+

×

+

16--- 2

3--- 7

30------

16--- 2

3--- 7

30------

+

×

+

38---

12---

25---

18. Vul passende breuken in:

49

Page 122: Deel A - Universiteit Utrecht

Vind de letterwaarden19. De letters a, b, c, d, e, f, g, h staan elk voor een heel getal.

a + b + c + d = e + f + g + h

35--- 25× a=

35--- b× 21=

3d--- 56× 21=

221------ e

8---× 1

4---=

57--- 3

f---× 3

14------=

g24------ 8

9---× 2

3---=

16h------ 7

8---× 1=

a = .......

c6--- 24× 20=

b = .......

c = .......

d = .......

e = .......

f = .......

g = .......

h = .......

Vind die acht getallen.

Als je het goed hebt gedaan, geldt:

50

Page 123: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken en oppervlakte

1

312---

213--- 2

3

312--- bij 21

3--- cm.

Vul in: 312--- 21

3---× 7

2--- 7

3---× …= =

Klopt je antwoord met dat van de vorige vraag?

21. De rechthoek hieronder is

Bereken de oppervlakte op twee manieren:* door de rechthoek handig in vier stukken te verdelen.* door direct lengte maal breedte uit te rekenen.En natuurlijk ga je na of de twee uitkomsten met elkaar kloppen!

314---

423---

423--- bij 31

4--- cm

22. Bedenk zelf zo’n soort opgave. Geef ook het antwoord.

20, Het gekleurde rechthoekje is 12--- cm bij 1

3--- cm. 1

Hoeveel cm2 is de oppervlakte van dat rechthoekje?

De rechthoek hiernaast is A B

DC

De rechthoek is verdeeld in de delen A, B, C en D.Vul de tabel in:

deel

oppervlakte

A B C D

Hoeveel cm2 is de oppervlakte van de gehele rechthoek?

1 cm2

51

Page 124: Deel A - Universiteit Utrecht

Romeinse fontein

I IIIII IV

23---1

3---

14---

45--- 1

5---

12---

13--- 2

3---

12---3

4---

56---1

6---

23.

Uit de bovenste schaal van de Romeinse fontein gaat 13--- van het water

naar de schaal links eronder en 23--- naar de schaal rechts eronder.

Bij elke schaal is aangegeven hoe de verdeling van het water naar linksen rechts is. Van de hoeveelheid water uit de kraan gaat 1

15------ naar schaal I.

Laat met een berekening zien dat dit klopt.

Bereken welk deel van het water uit de kraan naar schaal II gaat.

Doe dat ook voor schaal III.

En voor schaal IV.

Tel de vier uitkomsten bij elkaar op.

52

Page 125: Deel A - Universiteit Utrecht

Delen door een breuk (1)24. Bij een rekentest die precies 1 uur duurt, krijgt de leerling per opgave

3 minuten de tijd. Het aantal vragen is dan dus 60 : 3 = 20.

De leraar vindt bij nader inzien dat 212--- minuut per vraag voldoende

tijd is. Dan kan hij meer opgaven vragen.

Hoeveel opgaven kan hij nu geven in 60 minuten?

Leg uit hoe je je antwoord gevonden hebt.

Vul in:

60 : 212--- = .... 60 : 11

2--- = .... 60 : 1

2--- = ....

0 60313---

313--- 31

3---

Na hoeveel stappen kom je uit bij 60?

25. Op de getallenlijn hieronder worden stappen van

45 : 214---

116---

313--- gemaakt.

623---

60 : 313--- = .... Vul in:

0 45214---

214--- 21

4---

412---

Bereken

Bereken ook 42 :

53

Page 126: Deel A - Universiteit Utrecht

Delen door een breuk (2)

21 : 12--- = .... 21 : 1

4--- = .... 21 : 3

4--- = ....

26. Vul in:

16 : 13--- = .... 16 : 2

3--- = .... 16 : 4

3--- = ....

18 : 15--- = .... 36 : 2

5--- = .... 36 : 4

5--- = ....

27.

5 : 19--- = ....

121

2

3

4

56

7

8

9

10

1156--- : 1

4--- = 31

3---

Leg uit dat dit klopt met behulp van de klok.

Vul passende breuken in en leg uit hoe je gerekend hebt.

56--- : 1

3--- = ........

710------ : 1

3--- = ........

1720------ : 5

12------ = ........

512------ : 1

4--- = ........

730------ : 1

5--- = ........

56--- : 7

60------= ........

54

Page 127: Deel A - Universiteit Utrecht

Delen door een breuk (3)

28. Hoe vaak gaat 6 in 9 ?

Hoe vaak gaat 611------ in 9

11------ ?

Wat is de uitkomst van 931------ : 6

31------ ?

n staat voor een heel getal, maar je weet niet voor welk.

Toch kun je de uitkomst weten van 9n--- : 6

n---

Wat is die uitkomst?

29. n staat voor 1, 2, 3, 4, ....Vul zo eenvoudig mogelijke breuken of helen in:

8n---

5n---

23---

212---

8 4 2

5

Bereken:

212--- …=4 :

516------ …= :1

2---

114--- …=2 :

56--- …= : 11

3--- 5

7--- …= : 11

7---

123--- …= : 22

3---

30. Bereken:

!

25--- …= :12

25------

35--- …= :18

25------

225------ …= :2

5---

225------ …= :3

5---

45--- …= :6

7---

67--- …= :4

5---

76--- …= :5

4---

56--- …= :5

4---

17--- …= :1

3---

317--- …= :71

3---

58--- …= :3

5---

135--- …= :15

8---

55

Page 128: Deel A - Universiteit Utrecht

Breedte, hoogte en oppervlakte

113---

112---

31. Bereken de oppervlakte van de rechthoek:

Vul in: 2 : 112--- = .... 2 : 11

3--- = .... en

32. Bereken de breedte van de rechthoek.

123--- 3

?

?

Hoe kun je je antwoord controleren?

33. Van een rechthoek is de oppervlakte 6 cm2.

Als je weet dat de breedte en de hoogte een heel aantal cm is, welke mogelijkheden zijn er dan?

Hieronder zie je een tabel, waarbij de breedte steeds middentussen twee hele getallen in zit.Vul de bijpassende hoogte in:

breedte hoogte

112---

212---

312---

412---

56

Page 129: Deel A - Universiteit Utrecht

Vermenigvuldigen en delen

5

: 2

12---×

212---

34. Voorbeeld:

Vul in:

5

: 12---

…×5

: 32---

…×

10

: 3

…×

: 13---

…×

15

: 52---

…×

: 54---

…×

20 15

…×

: ...

10

15

20 28

…×

: ...

308×

: ... 30

…×

: 23---

57

Page 130: Deel A - Universiteit Utrecht

Uitspraken over breuken35. Schrijf bij elke uitspraak of deze WAAR of ONWAAR is.

Delen door 14--- komt op hetzelfde neer

als vermenigvuldigen met 4.

Twee breuken kun je vermenigvuldigendoor ze gelijknamig te maken en dan de tellers te vermenigvuldigen.

80 : 313--- is gelijk aan 8 × 3

Als je een getal deelt door 35---

je eerst delen door 3 en daarnamet 5 vermenigvuldigen

212---41

4--- : = 2

Een vijfde van een zesde is een elfde

37--- gaat even vaak in 6

als 3 in 42

89--- 7

8---: is groter dan 1

Bedenk zelf ook 2 ware en 2 onware uitspreken over het vermenigvuldigen of delen van breuken.

kun

58

Page 131: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles bij elkaarBreuken kun je met elkaar vermenigvuldigen door zowel de tellers alsde noemers met elkaar te vermenigvuldigen.

Voorbeelden: 811------ 4

9---× 32

99------=

127------ 5

6---× 60

42------ 10

7------ 13

7---= = =

Breuken met verschillende noemers kun je op elkaar delen door ze gelijknamig te maken en daarna de tellers op elkaar te delen.

Voorbeelden: 611------ : 3

22------

1222------ : 3

22------ 12 : 3 4= = =

37--- : 5

6---

1842------ : 35

42------ 18 : 35 18

35------= = =

Breuken met dezelfde noemer kun je op elkaar delen door de tellers op elkaar te delen.

811------ : 4

11------ 8 : 4 2= =

127------ : 5

7--- 12 : 5 12

5------ 22

5---= = =

Voorbeelden:

Als je een heel getal door een breuk deelt, kun je een vermenigvuldiging maken van dat getal met het omgekeerde van die breuk.

Voorbeeld:

10 : 56--- 10 6

5---× 60

5------ 12= = =

Als je een breuk door een breuk deelt, kun je ook een vermenigvuldiging maken van de eerste breuk met het omgekeerde van de tweede breuk.

Voorbeelden: 1

10------ : 5

6---

110------ 6

5---× 6

50------ 3

25------= = =

56--- : 1

10------

56--- 10× 50

6------

253------ 81

3---= = = =

59

Page 132: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles door elkaar1. Vul in:

Als je van een breuk de teller met 2 vermenigvuldigt, dan wordt de breuk ..... maal zo ...... Als je van een breuk de noemer met 2 vermenigvuldigt, dan ............................................ Als je van een breuk de teller én de noemer met 2 vermenigvuldigt, dan ............................................. Als je van een breuk de teller met 3 én de noemer met 2 vermenigvuldigt, dan .............................................

2. Vul zo eenvoudig mogelijke breuken in:32--- 4

7---× …=

23--- 4

7---× …=

316------ 8

9---× …= 8

15------ 5

6---× …=

316------ 11

8---× …= 17

8--- 11

5---× …=

3. Het vierkant is verdeeld in vier rechthoeken met verschillende oppervlakte.Schrijf in elke rechthoek de breuk die bij zijn oppervlakte hoort.

38--- 5

8---

13---

23---

Tel de vier breuken die je hebt ingevuld bij elkaar op.Hoe had je de uitkomst ook direct kunnen ’zien’?

4. Je maakt vanuit het punt 0 sprongen van 49--- op de getallenlijn.

Na hoeveel sprongen bereik je het punt 20? .............

5. Vul zo eenvoudig mogelijke breuken of helen in:

36 : 49--- …=

36 : 94--- …=

316------ : 1

8--- …= 3

5--- : 3

4--- …=

18--- : 3

16------ …= 11

5--- : 3

4--- …=

60

Page 133: Deel A - Universiteit Utrecht

Deel D

Breuken en

algebra

1

25 1 7

433

9 2 15 97

512

1127

25

n 2+3n

-------------

59

Page 134: Deel A - Universiteit Utrecht

60

Page 135: Deel A - Universiteit Utrecht

Rekenen met stroken (1)

n 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

n staat voor een onbekend natuurlijk getal

Met 2n wordt bedoeld 2 × n en dus ook n + n

2n 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Vul in: met 3n wordt bedoeld ........ en dus ook ....................

3n

Vul ook de vakjes van de strook in:

1.

Tel de getallen van de twee laatste stroken paarsgewijs op en schrijf de uitkomsten in de ’optelstrook’:

Wat kun je op het etiket van de optelstrook schrijven?

2. Vul de getallen op de stroken in:

2n − 1 1 3 5

3n + 2 5 8 11

6 11 16

+

Wat kun je op het etiket van de optelstrook schrijven?

3. Maak zelf twee stroken met etiket 4n + 1 en 4n − 2.Maak ook de optelstrook en vul het etiket in.

61

Page 136: Deel A - Universiteit Utrecht

Rekenen met stroken (2)

n 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

2n---

4n---

23--- 1

2---2 1

4

+

6

4. Vul passende breuken (zo eenvoudig mogelijk) of helen in de vakjes in:

Wat kun je op het etiket van de derde strook schrijven?

5. Dezelfde opdracht voor:

32n-------

12n-------

+

12---

32---

14---

34---

2

Ook voor:

65n-------

1n---

-

12---

65--- 3

5---

1

15---

62

Page 137: Deel A - Universiteit Utrecht

Rekenen met onbekende noemersn staat weer voor een onbekend natuurlijk getal

6. Vul passende breuken in:

2n--- 3

n---+ 5

n---= 8

n--- 1

n---– …= 5

n--- …+ 6

n---= 11

n------ …– 4

n---=

13--- 6

n---× …= 8

n--- 3

8---× …= 8

n--- …× 6

n---= 6

n--- …× 8

n---=

7. Vul passende breuken in:

3n--- 1

2n-------+ …

2n-------

12n-------+ …= =

2n--- 1

3n-------+ … …+ …= =

12n------- 1

4n-------– … – … …= =

65n------- 1

n---– … … –= …=

+

32n------- 5

4n------- 3

4n------- 2

n---

+

+

112n----------

16n------- 1

3n------- 1

4n-------

+

8. Vul passende breuken in de bomen in:

63

Page 138: Deel A - Universiteit Utrecht

Een breuk met onbekende teller en noemert en n staan voor twee natuurlijke getallen, maar je weet niet welke.Wat je wel weet is dat

tn--- 8

3---=

9. Vul in:

als t = 808, dan n = .....

als t = 1000, dan n = .....

als n = 48, dan t = .....

als n = 96, dan t = .....

10. Ook al weet je niet hoe groot t en n elk zijn, toch kun je wel weten wat de waarde is van de volgende breuken.Zoek dat uit en vul de waarden in:

t3n------- …= 5t

n----- …= 3t

8n------- …=

tn--- 1+ …= t n+

n------------- …= t n–

n------------ …=

11. Leg uit waarom je niet de waarde kunt weten van de breuk t 1+

n-----------.

12. Bedenk zelf nog een paar breuken met t en n waarvan je wél en waarvan je niét de uitkomst kunt weten.

als t + n = 99, dan t = ..... en n = .....

t 8 16 24 32

n 3 6 9 12

Dus

64

Page 139: Deel A - Universiteit Utrecht

Een strook met breuken

n 2+n 5+------------- 4

7---

n = 1, 2, 3, 4, ....

13. Vul op de strook zo eenvoudig mogelijke breuken in:

Als je voor n bijvoorbeeld 22 neemt, komt er n 2+n 5+------------- 24

27------ 8

9---= =

In dat geval is de breuk dus te vereenvoudigen.

Er zijn heel veel waarden van n waarbij de breuk n 2+n 5+------------- vereenvoudigd

kan worden. Die getallen vormen van klein naar groot een mooie rij. Schrijf de eerste tien getallen van die rij op.

Er zijn oneindig veel waarden van n, waarbij vereenvoudiging

van n 2+n 5+------------- mogelijk is. Waarom weten we dat zo zeker?

Hoe groot is n als n 2+n 5+------------- 17

20------= ?

14. Als een breuk kleiner dan 1 is , dan noemen we de aanvulling tot 1wel het complement van die breuk.

37---

Zo is bijvoorbeeld het complement van 47--- gelijk aan 3

7---

Vul de strook met complementen van de breuken n 2+n 5+------------- in.

Welke breuk kun je op het etiket van de strook schrijven?

En als n 2+n 5+------------- 97

100----------= ?

65

Page 140: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken vereenvoudigen

15. Schrijf de volgende breuken zo eenvoudig mogelijk:

a, b, c en d staan op deze bladzijde voor onbekende natuurlijke getallen.

3a5a------- …= b b+

b b b+ +------------------------ …= c

c--- …= d

14d---------- …=

4a8a------- …= 12b

15b---------- …= 25c

35c---------- …= 33d

44d---------- …=

We vertellen je nu iets meer over a, b, c en d.

b is 2 keer zo groot als a, ofwel b = 2a.

Verder geldt ook: c = 5a en d = 8a.

16. Nu je dit weet, kun je de waarde geven van de volgende breuken:

bc--- …= a

d--- …= b c+

d------------- …= b a–

d c–-------------- …=

Bereken ook:

cd--- a

b---– …=

cd--- a

b---+ …= c

d--- a

b---× …=

cd--- : a

b--- …=

17. Jeffrey denkt dat a b c d+ + +4a 3b 2c d+ + +-------------------------------------------- gelijk is aan a

4a-------

b3b-------

c2c-------

dd---+ + +

Wat vind jij? Leg uit waarom je dat vindt.

66

Page 141: Deel A - Universiteit Utrecht

Groter en kleiner (1)18. Welke breuk heeft de grootste waarde: 5

18------ of 1

3--- ?

Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

Dezelfde vraag voor:

Hoe zit het dan met:

185------ en 7

2---

518------ en 2

7--- ?

19. Welke breuken liggen dichter bij elkaar: Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

Nog een keer met:

20. n staat voor een onbekend natuurlijk getal tussen 10 en 100.

Al ken je de waarde van n niet, toch kun je zeggen welke van de twee

breuken

Welke is dat en waarom?

2n--- en 2

n 1+------------- de grootste waarde moet hebben.

Dezelfde vraag voor 3n--- en 3

n 1–-------------

Ook voor 2n--- en 4

2n 1+------------------

13--- en 2

3--- of 1

4--- en 9

16------ ?

0 01 113--- 2

3--- 1

4--- 9

16------

Dezelfde vraag met: 13--- en 3

4--- of 1

4--- en 2

3---

0 01 113---

14---

23---3

4---

38--- en 2

5--- of 1

7--- en 1

6---

0 138--- 2

5--- 0 11

6---1

7---

67

Page 142: Deel A - Universiteit Utrecht

Groter en kleiner (2)

22.

De breuk 5n--- ligt ergens tussen 1

4--- en 1

2---

Welke getallen kan n zijn?

n staat voor een natuurlijk getal.

14--- 1

3---

12n------

?

14--- 1

2---

5n---

?

23--- 3

4---

24n 1+-------------

?

110------ 1

5---

32n-------

?

45--- 9

10------

nn 1+-------------

?

..............................................................

n kan zijn ..........................

n kan zijn ..........................

n kan zijn ..........................

n kan zijn ..........................

21.

Wat is de kleinste waarde die de breuk n150---------- kan hebben?

En wat is de grootste waarde?

10n 5+-------------

2526 27 28

75747372

n staat voor een natuurlijk getal, niet kleiner dan 25 en niet groter dan 75.

n

Vul passende breuken in:

n 5+150

------------- 5n 10–---------------- n

n 25+----------------

grootste waarde

kleinste waarde

n150---------- 5

n---

68

Page 143: Deel A - Universiteit Utrecht

Gemiddelde snelheid

23. Bob fietst met sterke wind in de rug naar de brievenbus (1 km ver) om een brief te posten. Zijn snelheid is 24 km per uur.Hij gaat direct terug, maar nu haalt hij maar 12 km per uur.Hij beweert dat zijn gemiddelde snelheid over de hele rit gelijk is aan het gemiddelde van 24 en 12, dus 18 km per uur.

Wat vind jij van de uitspraak van Bob?

Als je niet weet hoe ver Bob van de brievenbus af woont, kun je toch zijngemiddelde snelheid over de heen- en terugweg berekenen!Stel de afstand is a km.

Hoeveel tijd heeft hij nodig voor de totale rit? ................................

Voor de heenweg heeft hij dan nodig: a24------ uur.

En hoeveel km per uur is dus zijn gemiddelde snelheid?

24 km/u

12 km/u

Om te kunnen zeggen of Bob gelijk heeft of niet moet je wel wetenwat er precies wordt bedoeld met gemiddelde snelheid.

De afspraak is dat die wordt berekend door de totale gereden afstand te delen door de totale tijd waarin dat is gebeurd.

Hoeveel tijd heeft Bob nodig voor de heenweg? .............................En voor de terugweg? ................................

Bereken nu Bob’s gemiddelde snelheid in km per uur.

69

Page 144: Deel A - Universiteit Utrecht

Vazen en breuken (1)

In een vaas zitten 15 kralen.4 kralen zijn blauw de rest is wit.

+

Dus: 415------ deel van de kralen in de vaas is blauw

24.

Vul in: ……------- deel van de kralen in de vaas is nu blauw

Welke breuk is groter 415------ of 5

16------ ?

Hoe kun je dit weten zonder te rekenen?

25. In een vaas zitten 10 blauwe kralen en een helebooel witte, maar je weet niet hoeveel.

Noem het totale aantal kralen k.

Welke breuk is groter 10k------ of 11

k 1+-------------?

+

+

Welke breuk is groter 11k 1+------------- of 11

k 2+------------- ?

Kunnen 10k------ en 11

k 2+------------- dezelfde waarde hebben?

Zo ja, hoe groot moet k dan zijn?

Hoe weet je dat?

Hoe weet je dat?

70

Page 145: Deel A - Universiteit Utrecht

Vazen en breuken (2)

415------ 8

15------

26.

Welk deel van de kralen in vaas C is blauw?

A B

C

De breuk die bij vaas C hoort., ligt tussen de breuken bij A en B. Hoe zit dat?

27.In elk van twee vazen A en B zitten k kralen.

Het aantal blauwe kralen in de ene vaas is 10 en in de andere vaas 15.

De kralen van de twee vazen worden bij elkaar gedaan in een nieuwe vaas C.

Bij de blauwe delen van A, B en C horen drie breuken.

De rest van de kralen is wit.

Welke breuken zijn dat?

Magali zegt: ’de breuk bij C ligt precies midden tussen de breuken bij A en B’

Zoek uit of dat klopt.

71

Page 146: Deel A - Universiteit Utrecht

Op de getallenlijn

0 1n--- 2

n---

28. Geef op de getallenlijn de plaats aan van:

s 25--- 1

3---+= v 2

5--- 1

3---–= p 2

5--- 1

3---×= q 2

5--- : = 1

3---,, en

t 2 1+5 3+-------------=

Geef ook de plaats aan van s + v en van q − p

29.

0 13--- 2

5--- 1

n staat voor een groot natuurlijk getal.

3n--- 4

n--- 5

n--- 6

n--- 7

n---

8n---

Op een beginstuk van de getallenlijn zijn acht breuken met noemer n aangegeven.

Welke breuken passen bij de tussenstreepjes?

Hieronder zie je twee stukken van de getallenlijn vergroot en in gelijke stukken verdeeld.

Schrijf passende breuken bij de deelstrepen.

4n---1

n--- 2

n--- 3

n---

30. De getallenlijn van de vorige opgave is nu vanaf 1 getekend.

1 n 1+n

------------- n 2+n

------------- n 3+n

------------- n 4+n

------------- n 5+n

------------- n 6+n

------------- n 7+n

------------- n 8+n

-------------

nn---

Vul in:

1 5n---+

………n

------------------=n 3+n

------------- 1n---+

………n

------------------= n 4+n

------------- 3n---+

………n

------------------=

Tussen welke twee streepjes is de plaats van t?

72

Page 147: Deel A - Universiteit Utrecht

Breuken vermenigvuldigenOp deze bladzijde staan k, m en n voor onbekende natuurlijke getallen.

31. Vul passende breuken in:

12--- 2

k---× …=

23--- 3

m-----× …=

34--- 4

n---× …=

12--- 1

2k-------× …=

23--- 1

3m---------× …=

34--- 4

3n-------× …=

k2--- 2

k---× …=

2m3

--------- 3m-----× …=

3m4

--------- 4n---× …=

Dezelfde opdracht voor:

13--- …× 2

k---=

23--- …× 3

m-----=

34--- …× 4

n---=

12--- …× 1

2k-------=

23--- …× 1

3m---------=

34--- …× 4

3n-------=

k2--- …× 2=

2m3

--------- …× 1=

3m4

--------- …× n=

32. Vul passende breuken of helen in:

kn---

start

12---×

25---×1

k---×

13---×

n× m×38---×

43---×

nm-----×

23---×2

k---×1

4---×

einde

73

Page 148: Deel A - Universiteit Utrecht

Bewerkingen door elkaar

7 12k------- × 1

2--- 23

k------× ………………=+ ……=

76--- 4

p--- × 5

2--- 4

3p-------×– ………………= ……=

k, m, n en p staan op deze bladzijde voor natuurlijke getallen.

34. Vereenvoudig tot één breuk:

×

+

12--- 14

n------ 1

3--- 9

n---

×

33. Vul passende breuken in:

×

23--- 24

m------ 1

5--- 75

m------

×

kp--- p

2k------- × m

n----- n

3m---------×– ………………= ……=

9m----- m

n----- × k

n--- 11

k------× ………………=+ ……=

35.

1m----- : 1

5--- …=

4m----- : 4

5--- …=4

m-----

54---× …=4

m-----

58---× …=28

m------

58---× …=

28m------ : 8

5--- …= 56

m------ : 16

5------ …= 56

p------ : 16

5------ …= 56

3p------- : 16

5------ …=

56

3p------- : 31

5--- …=31

5--- : 56

3p------- …=62

5--- : 56

3p------- …=62

5--- : 28

3k------- …=

625---

3n28-------× …= 32

5------

3n14-------× …= 64

5------

3n28-------× …= 5

64------

283n-------× …=

564------

283n-------× 13

6------

18n-------×+ …=

start

einde

Vul zo eenvoudig mogelijke breuken in. Reken je elk blokje apart uit of kan het

handiger?

74

Page 149: Deel A - Universiteit Utrecht

Een zwembad vullen

Als de kraan wordt opengezet duurt het 3 uur voordat het zwembad vol is.

36. Het water in het zwembad wordt regelmatig ververst.

Er wordt een tweede kraan bijgeplaatst zodat als beide kranen open staan, het precies 2 uur duurt voor het zwembad vol is.

In hoeveel uur kan de nieuwe kraan in zijn eentje het zwembad vullen?

In een groter zwembad wil men drie kranen gebruiken. Samen moeten ze het bad weer in precies 2 uur volkrijgen.

De kraan met de grootste capaciteit doet er x uur over om het badvol te krijgen, die met de één na grootste capaciteit doet er y uur over en die met de minste capaciteit z uur.

1x--- 1

y--- 1

z---+ + 1

2---=

Er worden drie kranen besteld met elk een andere capaciteit.

Hierbij zijn x, y en z natuurlijke getallen.

Beredeneer dat moet gelden:

Zoek uit welke zes mogelijkheden er zijn voor x, y en z.

75

Page 150: Deel A - Universiteit Utrecht

Gelijkwaardige breuken

teller

noemer

10

22

11 12 13 14 159876

23 24 25 26 2721201918

37. Hieronder zijn 10 en 20 met elkaar verbonden. 1

2---

Verbind ook andere getallen die bij horen bij breuken die gelijkwaardig 12---

zijn met .

Verbind nu paren die horen bij 23---

.

teller

noemer

44

64

45 46 47 48 4943424140

65 66 67 68 6963626160

1020------ is gelijkwaardig met De breuk

Je telt 18 op bij de teller. Welk getal moet je bij de noemer optellenom weer een breuk te krijgen die gelijkwaardig is met

Vul passende getallen in:

4590------ 45 23+

90 …+--------------------- 45 …+

90 88+------------------- 45 …+

90 …+-------------------= = = 60

90------ 60 16+

90 …+------------------- 60 …–

90 33–-------------------- 60 …+

90 …+-------------------= = =

a staat voor een onbekend heel getal. Welke uitspraken zijn zeker waar, welke niet?

38. Van een breuk is de waarde gelijk aan

4590------ 45 a+

90 2a+--------------------= 60

90------ 60 a+

90 2a+--------------------= 25

75------ 25 a+

75 3a+--------------------=

4590------ a 1+

2a 1+----------------=60

90------ 6 2a+

9 3a+----------------= 21

84------ 25a

100a-------------=

.

.

12---

12--- ? ..............

.

76

Page 151: Deel A - Universiteit Utrecht

Maak dat het klopt

bedek 2 + 5x

2 + 5x = 12

5x = 10

x = ?12 5x+---------------- 1

12------=

1xxxx------------ 1

12------=

Voorbeeld:

x = 2

2 + 5x = 12bedek 5x

425 2x+---------------- 2=

4x 5+18

---------------- 12---=

58 3x+---------------- 1

4---=

157x 1–---------------- 3

4---=

39. Vind de waarde voor x waarbij de gelijkheid klopt.

1003x 4+---------------- 10=

23 4x+---------------- 2

7---=

77

Page 152: Deel A - Universiteit Utrecht

Uitspraken over breuken

3n--- 4

n---+ 7

n---=

12n

------ : 4n--- 3=

3n--- 4

n---× 12

n------=

5a5b------- a

b---=

5 a+5 b+-------------- a

b---=

13n------- 1

6n-------+ 1

2n-------=

6b5b------- 11

5---=

34--- 4

n---× 3

n---=

3n--- : 3

4--- 4

n---=

103n------- 3 1

3n-------+=

5 a+a

-------------- 5a--- 1+=

an--- b

n---+ a b+

2n-------------=

40. a, b, n stellen willekeurige natuurlijke getallen voor. Schrijf bij elke uitspraak of deze WAAR of ONWAAR is.

45n------- 3

4n-------– 1

n---=

7 b+42 6b+-------------------- 1

6---=

Bedenk zelf ook 2 ware en 2 onware uitspraken over ’algebrabreuken’.

78

Page 153: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles bij elkaar

Bij optellen en aftrekken van breuken kun je het beste eerst de noemers gelijk maken. Er geldt:

Op deze bladzijde staan a, b, n en m voor willekeurige natuurlijke getallen.

an--- b

n---+ a b+

n-------------=

an--- b

n---– a b–

n--------------=en

Voorbeelden:

2n--- 1

5n-------+ 10

5n------- 1

5n-------+ 11

5n-------= =

a4--- 3a

8-------+ 2a

8------- 3a

8-------+ 5a

8-------= =

2b5m--------- b

3m---------– 6b

15m------------ 5b

15m------------– b

15m------------= =

Bij vermenigvuldigen van breuken heeft het geen zin om de breuken gelijknamig te maken. Je kunt én de tellers én de noemers met elkaar vermenigvuldigen. Er geldt:

an--- b

m-----× a b×

n m×---------------=

Voorbeelden: 7

3n------- a

4---× 7a

12n----------=

73--- a

14------× 7a

42------- a

6---= =

100n

---------- 310------× 30

n------=

Bij het delen van een breuk door een andere breuk heeft het wel zin om die breuken gelijknamig te maken. Er geldt:

an--- : b

n--- a

b---=

Voorbeelden:

a2--- : b

3--- 3a

6------- : 2b

6------- 3a

2b-------= =

35n------- : 1

2n------- 6

10n---------- : 5

10n---------- 6

5--- 11

5---= = =

a5n------- : b

6n------- 6a

30n---------- : 5b

30n---------- 6a

5b-------= =

79

Page 154: Deel A - Universiteit Utrecht

Alles door elkaar

4. a, b, c, d, e en f staan voor onbekende natuurlijke getallen.

Zet een kring om de breuken die gelijkwaardig zijn met

3a5a------- b b b+ +

b b b b b+ + + +--------------------------------------------

3 c+5 c+--------------- 21d

35d---------- 6e 9+

10e 15+----------------------- 30f 10+

50f 10+----------------------

5. Bedenk zelf nog een andere breuk met a in de teller en noemer die gelijkwaardig is met

6. Als je zomaar een waarde voor a kiest, dan zal aa 4+------------- waarschijnlijk niet

gelijkwaardig zijn met 35---

Er is één waarde voor a waarbij wèl geldt: aa 4+------------- 3

5---=

Welke waarde is dat?

1. Welke breuken liggen dichter bij elkaar: 56--- en 9

11------ of 8

13------ en 3

5--- ?

Leg uit hoe je het antwoord hebt gevonden.

2. Dezelfde vraag voor: 1k--- en 1

2k------- of 4

2k 1+---------------- en 3

2k 1+----------------

3. Bestaan er twee breuken die zo dicht bij elkaar liggen dat er geen enkeleandere breuk meer tussen past? Als je ja zegt, geef een voorbeeld van twee zulke breuken. Als je nee zegt, leg uit waarom niet.

Hierbij staat k voor een onbekend natuurlijk getal.

35---

35---

7. p staat voor een onbekend natuurlijk getal.

Stel dat p = 1. Klopt die gelijkheid dan?

Paul schrijft op: p3 p+------------- 2p

3 2p+-----------------+ 3p

6 3p+-----------------=

8. n en m staan voor onbekende natuurlijke getallen.

+

12n------- 1

6n------- 2

3--- n 1–

3n-------------

+ ×

25--- 10

m------ 5

6--- 18

5m---------

×

Vul passende breuken of helen in:

80