Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.

18

description

Anatomie van een schilderij. Een schilderij is opgebouwd uit verschillende delen. Deze delen bestaan uit een drager en de verflaag met de geschilderde voorstelling. De verflaag is onderverdeeld in een grondlaag, de verflaag en een vernislaag. De levensduur van een schilderij hangt onder meer af van de gebruikte materialen en de wijze waarop deze zijn toegepast. De drager van een schilderij is meestal gemaakt van hout, doek, koper, papier of karton. Al deze materialen hebben hun eigen structuur die in de schildering het karakter meebepaalt. De meest gebruikte beelddragers zijn hout en doek.Hout is het oudste materiaal dat gebruikt wordt als drager voor schilderijen. Omstreeks de derde eeuw na Christus werden in Egypte mummieportretten gemaakt op houten panelen. In de Byzantijnse kunst werden iconen geschilderd op hout. Uit de gebruikt houtsoort kan worden afgeleid waar en wanneer een schilderij is ontstaan. In Zuid Europa gebruikte men in de 14e en 15e eeuw zachte houtsoorten zoals linde en populier. Eikenhout werd in die tijd gebruikt in Nederland en Vlaanderen. En in Duitsland werd in de 14e tot de 16e eeuw naast eikenhout ook beukenhout en dennenhout toegepast. Vanaf de 17e en 18e eeuw werd onder andere mahoniehout geïmporteerd uit Amerika. Grote panelen werden meestal opgebouwd uit planken en aan elkaar gelijmd. Tot aan de 12e eeuw beplakte men het oppervlak vaak met runder- of paardenhuiden. Daarna werden panelen soms met linnen beplakt. Dit verminderde de kans op barstvorming in de verflaag. Tot aan de vijftiende eeuw is in de Europese schilderkunst het gebruik van houten dragers vrij algemeen. Tegenwoordig worden houten dragers gebruikt die gemaakt zijn van plaatmaterialen zoals multiplex. Omstreeks 1500 wordt in Europa doek als drager toegepast in de schilderkunst. Daarvoor werd doek opgeplakt op houten panelen om daarna te worden beschilderd. Het schilderen op doek wordt algemeen vanaf de zeventiende eeuw en verdringt langzamerhand het gebruik van panelen. Tot aan de negentiende eeuw zijn bijna alleen linnenweefsels uit hennep en vlas als schildersdoek gebruikt. Het gebruik van doek heeft verschillende redenen. Bij grote formaten, bijvoorbeeld bij vroegkerkelijke kunst, was en is dit gemakkelijk voor het vervoer. Doek is minder zwaar en kan worden opgerold. Aanvankelijk was het linnen grof geweven van structuur. Rond 1900 begon de machinale productie en kwam een grotere regelmaat in de structuur van het weven. Ook de keuze in de fijnheid van het weefsel werd groter. Synthetische vezels, eventueel in combinatie met linnen, worden tegenwoordig ook gebruikt.De doeken worden voor het schilderen opgespannen op een houten raamwerk. Tot in de 18e eeuw werden doeken gespannen op spanramen. Dit gebeurde door kleine gaten te maken in de randen van het doek. Er werd dan een touw getrokken door de gaten en gespannen om het houten raamwerk. Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw worden spieramen gebruikt. Hierbij heeft men de

Transcript of Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.

Page 1: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 2: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 3: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 4: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 5: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 6: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 7: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 8: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 9: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 10: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 11: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 12: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 13: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 14: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 15: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 16: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 17: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Page 18: Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.