De wereld tussen man en vrouw 1. transgenderisme Studium Generale - Maastricht 10 mei 2006
description
Transcript of De wereld tussen man en vrouw 1. transgenderisme Studium Generale - Maastricht 10 mei 2006
De wereld tussen man en vrouw
1. transgenderisme
Studium Generale - Maastricht10 mei 2006
De Cuypere Griet M.D.
Dichotomie2 seksen2 genders
Man VrouwMannelijk Vrouwelijk
TransgenderismeTransseksualiteit
HermaphroditismeIntersex
Onderscheid tussen sekse en gender
•Sekse
Biologische aspecten van
man of vrouw zijn
Biologie
•Gender
Psychosociale bovenbouw
Psychologie
Sociale wetenschappen
Gender
•Duidt de psychologische, culturele en sociale verschillen aan tussen vrouwen en mannen
•Maatschappelijk construct•Grote variatie van plaats tot plaats
van tijd tot tijd van cultuur tot
cultuur
• Vroeger – Dichotoom denken– Samenvallen van termen zoals
vrouw en vrouwelijkheidman en mannelijkheid
• Nu – Meer genderdiversiteit– Grotere tolerantie voor allerhande
genderexpressies– Groter continuum tussen man en vrouw en
tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid
Wat zijn de determinanten van :
geslacht
genderidentiteit : zijnde het subjectief ervaren van het eigen geslacht
XX en XYchromosomen
Foetale gonaden
Foetale hormonen
Genitaal dimorfisme
Hersendimorfisme
Puberteit (hormonen)Gedrag van anderen
Lichaamsbeeldschema
Genderidentiteit/ - of
in kindertijd
Puberteit (erotiek) Puberteit (morfologie)
Genderidentiteit/ -rolBij de volwassene
(1)
(2)
(3)
(1) Geboorte
(2) Postnataal
(3) Prenataal
Interagerende componenten en sequentiële fases in het ontstaan van de genderidentiteit/ -rol (Money & Ehrhardt, 1972)
Personen met
1. Interseksproblematiek : stoornis in de seksuele differentiatie
2. Genderidentiteitsproblematiek of personen met genderdysforie : gevoelens van onbehagen met het man of vrouw zijn
Interseksproblematiek
1. Adrenogenitaal syndroom of congenitale bijnierschors-hyperplasie
= stoornis in synthese van cortisol productie van androgenen
follow-up studie van Slijper (1998): 2/18 CAH–meisjes duidelijk later GID probleem
2. Testiculair feminisatiesyndroom
= afwezigheid van androgeenreceptoren
46 XY met testes en vrouwelijke ambigue uitwendige
genitaliën
meestal als benoemd
genderidentiteit
3. Pseudohermafroditisme: deficiet van 5α – reductase
= testosteron 5α dihydrotestosteronverantwoordelijk voor :
- mannelijke uitwendige genitaliën- activering prostaat- lichamelijke haargroei tijdens puberteit
XY kinderen werden geboren met halfslachtige genitaliën
als opgevoed
toch genderidentiteit
GENDER
•Determinanten in de ontwikkeling naar man of vrouw : – Biologische determinanten– Opvoeding– Socialisatie
Simone de Beauvoir : “On ne naît pas femme, on le devient”.
( in “Le deuxième sexe”)
Normale genderidentiteitsontwikk
eling1. Visie van de cognitieve
ontwikkelingspsychologen (Kohlberg)
genderidentiteit = zelfidentificatie(classificatie volgens waargenomen geslachtsverschillen)< 8 m: langer kijken naar geslachtsgenotenvanaf 2,5 jaar: genderlabeling (peuters kiezen sexgenoten in spel)meer en meer genderrolgedrag- genderstabiliteit (meisjes vrouwen)
(jongensmannen)- genderconstantie (geslacht = blijvend)einde: ± 7 jaar
2. Visie van de psycho-analytici (Stoller)verwerven van genderidentiteit = meer dan een cognitieve mijlpaal
- biologische « kracht »- anatomie van de uitwendige geslachtsorganen
geslachtsbenoeming bij de geboorte lichaamsschema en zelfgevoel
- ouderkindrelatieo.a. – houding van moeder t.o.v. geslacht van het
kind en perceptie hiervan door het kind- verwachtingen t.o.v. geslacht van het kind- identificatieprocessen
2. Visie van de psycho-analytici (Stoller) (2)
• Protofeminititeit : zowel jongens als meisjes identificeren zich in de vroegste fase van hun leven met de moeder
• Desidentificatie tijdens de separatie-individuatiefase
• Succes van desidentificatie is afhankelijk van de aanwezigheid van de vader
3. Sociale leertheorie
•Gepast gendergedrag ontstaat door
– beloning van gewenst gedrag– bestraffing van ongewenst gedrag– indirecte wijze door rolmodellen
van ouders, belangrijke derden en media
•Genderrol : obseveerbare gedrag dat volgens maatschappelijke normen mannelijk of vrouwelijk wordt genoemd, waaronder ook het seksuele gedrag.
•Volgens Money : genderrolgedrag is uiting van genderidentiteit
•Genderrol en genderidentiteit : twee verschillende categorieën :
adolescentenhomoseksuelentravestieten
Mannelijk/Vrouwelijk
• Kan niet exclusief biologisch verklaard worden• Verwijst niet naar persoonlijkheids-variabelen
die voortvloeien uit anatomische en/of hormonale verschillen tussen beide seksen (Vennix)
• Verschillen die een gevolg zijn van de perceptie van wat mannelijk/vrouwelijk in onze cultuur is.
• Vrouwelijk zijn die persoonsvariabelen die vaker en meer aan vrouwen dan aan mannen worden toegeschreven en sterker door vrouwen worden ontwikkeld
• Grote variatie naargelang plaats, tijd en cultuur
• Eéndimensioneel model ( Vroeger)
V ---------------------------------- M
• Constantinopel (1973)M – V niet mutueel exclusiefMannelijkheid en vrouwelijkheid zijn onafhankelijke
dimensies• Bem-schaal :
Androgynen presteren beter
• Maccoby en JacklineExtreme sextyping lagere prestatieniveaus
• “Behavior should have no gender”
Genderinvulling
1. Biologisch geslacht
2. Seksuele voorkeur
3. Genderidentiteit
4. Genderrol
Betekenis van de term transgenderisme
1. Verzamelterm voor het hele spectrum van cross-gender verschijnselen
2. Mannen die als vrouw leven en vrouwen die als man leven, zonder een volledige geslachtsaanpassing te willen ondergaan.
• In tegenstelling tot GID is transgenderisme niet opgenomen als diagnose in de DSM – IV
•Verwijst dus niet naar een stoornis of een lijden
•Term is minder stigmatizerend en medicaliseert de problematiek niet
Twee visies tov (cross) genderidentiteit
1. Medisch psychiatrische visieuitgaand van een binair model met twee sexen en twee genders waarbij normaliteit gedefinieerd is als congruentie tussen de seksuele anatomie en genderidentiteit
2. Constructionistische visie : gender is niet het gevolg van een biologisch seksuele differentiatie maar is eerder een ingewikkelde sociale constructie die een interpretatie van de biologie in zich houdt ( Laquer 1990)
Constructionistische visie ( 2)
• Stelt het intrinsieke en stabiele karakter van het binair gender-systeem in vraag
• Ziet “genderdysforie” als een reactie van een individu die zich niet wil conformeren aan een wel-gedefinieerde genderrol
• Constructionisten zien GID als een psychiatrische label gebruikt om non-conform gendergedrag te pathologizeren.
• Socioculturele veranderingen en ontmanteling van rigiede gendercategorieën is het niveau van de interventies die nodig zijn eerder dan individueel gaan ingrijpen ( SRS) voor een afwijking.
Personen met genderproblemen
• Personen met een genderidentiteitsstoornis of transseksuele personen = extreem genderdysfoor(genderdysforie : gevoel van onbehagen ervaren door de incongruentie tussen genderidentiteit en lichamelijk geslacht)
• Personen met travestitisme
• Transgenderisten
GENDERIDENTITEITSSTOORNIS (1)
A. Een sterke en aanhoudende genderidentificatie met het andere geslacht (niet alleen een verlangen naar één of ander verondersteld cultureel voordeel om tot de andere sekse te behoren).
Wens uiten om tot de andere sekse te horen, door te gaan voor iemand van de andere sekse, verlangen te leven of behandeld worden als iemand van de andere sekse, overtuigd zijn de typische gevoelens en reacties te hebben van de andere sekse….
GENDERIDENTITEITSSTOORNIS (2)
B. Zich voortdurend niet op zijn/haar gemak voelen met zijn of haar sekse of het gevoel hebben dat het niet juist is zich volgens de genderrol van deze sekse te gedragen
Gepreoccupeerd zijn met het kwijt willen raken van de primaire en secundaire geslachtskenmerken (vragen naar hormonale en chirurgische behandeling om de geslachts-kenmerken fysiek te veranderen) of overtuigd zijn dat hij/zij met de verkeerde sekse is geboren.
GENDERIDENTITEITSSTOORNIS (3)
C. De stoornis komt niet gelijktijdig voor met een lichamelijke interseks aandoening
D. De stoornis veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
Transseksuele populatie = heterogene groep
Primaire transseksueel• Lage
aanmeldingsleeftijd• Homoseksueel• Levenslang cross-
gendergedrag• Minder
psychopathologisch gestoord
• Geen fetisjistische arousal
• Goede outcome
Sec. transsekueel• Hogere
aanmeldingsleeftijd• Non-homoseksueel• Later begin
• Meer gestoord• Wel fetisjistische
arousal• Minder goede
outcome
Travestitisme
• Medisch ingedeeld bij de parafilieën (perversieën)
• Heteroseksuele mannen met recidiverende seksueel opwindende fantasieën en drang naar dragen van kleding van de andere sekse
• Soms genderdysfore gevoelens• Soms wens zich tijdelijk vrouw te voelen• Betekenis van het dragen van
vrouwenkleding kan veranderen in de tijd.
Transgenderisme
• Term die slechts bestaat van 1996• Mannen die als vrouw leven en vrouwen die als
man leven zonder een volledige slachtsaanpassing te willen ondergaan
• Genderdysfore gevoelens zijn meestal partieel, niet permanent en ambivalent
• Volgens Vennix “ personen wiens mannelijke en vrouwelijke identiteit ongeveer even sterk is”
• Soms hormonale behandeling of beperkt chirurgisch ingrijpen.
ETIOLOGIE VAN DE ATYPISCHE GENDERONTWIKKELING
Biologische factoren
- VM transseksuelen : hoog % endocriene stoornissen, polycystische ovaria, testosteron, prolactine, …
- Prenatale blootstelling aan barbituraten en fenytoïne stijgen van steroïde hormonen
- Post-mortemonderzoek : 1995 Zhouafm. Bed nucleus van de stria terminalis
MV = V < MMV transseksuelen hebben vrouwelijke hersenstructuur
ETIOLOGIE VAN DE ATYPISCHE GENDERONTWIKKELING
Psychologische factoren # hypotheses worden onderzocht:
Prenatale geslachtsvoorkeur (hoe wordt ontgoocheling verwerkt?)
Sociale bevestiging (grote tolerantie t.o.v. crossgendergedrag) Moeder-kind relatie (symbiose – « reparative fantasy ») Vader-kind relatie (?) Emotioneel functioneren van ouders Zelfsocialisatie
VISIE VAN STOLLER VOOR GID-JONGENS
Symbiotische relatie tussen kind en de moeder (« blissful symbiosis »)
= geen desidentificatie (protofeminiteit) Afwezige vader Moeder heeft zelf genderidentiteits- problemen (haar zoon:
betekenis van fallus) Schoonheid van het kind ( GID meisjes lelijk)
VISIE VAN STOLLER VOOR GID-MEISJES
Moeder is afwezig door depressie Vader = niet ondersteunend Dochter wordt surrogaat echtgenoot (systeemvisie)
Moeder – zoon relatie
•K. Green (1987): vaak tijdelijke verwijdering
•Coates & Person: separatieangstonveilige
hechtingKinderen fantaseren fusie met
moeder = ‘reparative fantasy’
• Devor (1994)
Seksueel misbruik komt veel voor bij FM transseksuelen
• Di Ceglie (1998)
GID kinderen, adolescenten vaak slachtoffer van traumatische gebeurtenissen
Dissociatie (?)
• Zucker e.a. (1995)
Meer psychopathologie in gezinnen van GID kinderen dan in controle families
Waarom geslachtsaanpassende behandeling bij transseksuelen?
Waarom geen psychotherapie met bedoeling geest aan te passen aan het lichaam :
1) Transseksuelen wensen dat zelf niet2) Psychotherapie weinig succesvol3) Genderidentiteit onbeïnvloedbaar4) Positieve resultaten SRS
Klinische diagnose Realiteitsdiagnose Beslissing tot SRS
Diagnostische fase
Hormonale faseCastratief Substitutie
TWO YEARS REAL LIFE TEST
Psychiater Psychiater Psychiater
Psycholoog Endocrinoloog Endocrinoloog
Endocrinoloog Dermatoloog Dermatoloog
Logopedist Logopedist
Plastisch Chirurg
Uroloog
Gynaecoloog
NKO-arts
DIAGNOSTISCHE FASE
1. Psychiatrisch-psychologisch
- graad van genderdysforie (zelfrapportage) - DSM– V criteria worden nagegaan - Differentiaal diagnose - comorbiditeit - inschatten draagkracht en copingmechanisme
steun van omgeving
2. Medisch - somatisch
Psychotherapeutische begeleiding
• Geslachtsaanpassende behandeling en psychotherapie zijn niet mutueel exclusief
• Vaak ondersteunend• Onderwerpen : hanteren van genderdysforie,
naar buiten komen met transseksuele wens, man-vrouw thema, sociale integratie en angsten hieromtrent, omgaan met verlies, rouw reacties…
• Onderwerpen gesitueerd in het hier en nu• Aandacht voor het realiteitskarakter van de
wensen• Informatie geven
Psychotherapeutische begeleiding bij secundaire transseksuelen
• Vele auteurs zien de transseksuele wens bij secundaire transseksuelen niet als authentieke klacht maar veeleer als symptoom exploratieve psychotherapeutische behandeling
• Meer psychopathologisch, frekwentere traumatische voorgeschiedenis
• SRS biedt enkel oplossing voor genderdysfore gevoelens, persoonlijkheidsproblematiek is blijvend
FOLLOW-UP ONDERZOEKEN
• 90 % grote graad van tevredenheid, zouden dezelfde beslissing nemen
• 10 % ontevreden ( meestal MF patiënten)
• 1 % = spijtoptant Meestal foute diagnostiek, gebrekkige real life
test of weinig bevredigende chirurgische resultaten
Genderteam – UZ Gent (20 jaar)
• Psychiaters : Dr. G. De Cuypere (Coördinator) Dr. G. Heylens• Endocrinologen : Prof. Dr. R. Rubens Dr. G. T’Sjoen• Plastisch Chirurg : Prof. Dr. S. Monstrey• Uroloog : Prof. Dr. P. Hoebeke• Gynecoloog : Prof. Dr. P. De Sutter• N.K.O. arts : Dr. K. Bonte• Logopedist : Prof. Dr. J. Van Borsel• Dermatoloog : Dr. E. Verhaeghen• Jurist : Prof. Dr. T. Balthazar
Positieve evolutie
•Grotere maatschappelijke tolerantie voor allerhande van genderexpressies
•Grote aanwinst in de uitbouw van iemands persoonlijkheid
•Minder gemedicaliseerd
CAVE : SRS is geen esthetische operatie