DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de...

100
DE VERBEURDVERKLARING VAN VERMOGENSVOORDELEN: een analyse Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (01101529) Karsten, Jens Academiejaar 2014 - 2015 Promotor: Commissaris: Prof. dr. Traest Philip Lammens Wim

Transcript of DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de...

Page 1: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

DE VERBEURDVERKLARING VAN VERMOGENSVOORDELEN:

een analyse

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen

door (01101529) Karsten, Jens

Academiejaar 2014 - 2015

Promotor: Commissaris: Prof. dr. Traest Philip Lammens Wim

Page 2: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Inhoud

Dankwoord ................................................................................................................................. 4

Afkortingen ................................................................................................................................ 5

1. Hoofdstuk 1: Inleiding ........................................................................................................ 6

1.1. De geschiedenis van de verbeurdverklaring ................................................................ 6

1.2. Het beslag in strafzaken vs. de (bijzondere) verbeurdverklaring ................................ 9

1.3. Theoretische kadering & criminologische relevantie ................................................ 12

2. Hoofdstuk 2: de bijzondere verbeurdverklaring in het algemeen: de gewone confiscatie 17

2.1. Algemeen ................................................................................................................... 17

2.2. Het voorwerp van het misdrijf (objectum sceleris) ................................................... 18

2.3. Middelen om het misdrijf te plegen (instrumentum sceleris) .................................... 19

2.4. Producten van het misdrijf (productum sceleris) ....................................................... 20

2.5. In welke gevallen is de verbeurdverklaring verplicht? .............................................. 20

2.6. De verbeurdverklaring ten aanzien van derden ......................................................... 21

3. Hoofdstuk 3: de bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen: lucra sceleris23

3.1. De situatie voor 1990 ................................................................................................. 23

3.2. De wet van 1990 ........................................................................................................ 24

3.2.1. Totstandkoming en doelstelling van de wet ....................................................... 24

3.2.2. Artikelen 42, 43 en 43bis Sw. ............................................................................ 26

3.2.3. Verplicht of facultatief? ..................................................................................... 27

3.2.4. Wat zijn vermogensvoordelen? .......................................................................... 28

3.2.5. Primaire vermogensvoordelen ............................................................................ 30

3.2.6. Secundaire vermogensvoordelen ........................................................................ 31

3.2.7. Inkomsten uit belegde voordelen ....................................................................... 32

3.2.8. De verbeurdverklaring per equivalent ................................................................ 33

3.3. De wet van 2002 ........................................................................................................ 34

3.3.1. De inbeslagneming per equivalent ..................................................................... 35

3.3.2. De verdeling van de bewijslast ........................................................................... 37

3.3.3. De schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie .................................... 41

3.3.4. Het bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen ..................................... 42

4. Hoofdstuk 4: de bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen in de praktijk 46

4.1. Totstandkoming van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV) ................................................................................................. 47

4.1.1. Historiek ............................................................................................................. 47

1

Page 3: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.1.2. Op zoek naar de oplossing ................................................................................. 48

4.1.3. De ministeriële circulaire van 10 januari 2001 .................................................. 49

4.1.4. De totstandkoming van de wet van 26 maart 2003 ............................................ 50

4.1.5. De wet van 26 maart 2003 (COIV-wet) ............................................................. 51

4.1.6. Moeizame implementatie ................................................................................... 51

4.1.7. Basisgedachte van de wet ................................................................................... 53

4.2. Gezag ......................................................................................................................... 53

4.3. Kerntaak van het COIV ............................................................................................. 54

4.3.1. Het begrip “vermogensbestanddelen” ................................................................ 55

4.4. Het COIV in de praktijk: essentiële taken ................................................................. 59

4.4.1. Beheer gegevens ................................................................................................. 59

4.4.2. Waardevast beheer ............................................................................................. 60

4.4.3. Bijzonder beheer ................................................................................................ 62

4.4.4. Tenuitvoerlegging verbeurdverklaringen ........................................................... 64

4.4.5. Opdracht tot bijstand .......................................................................................... 67

4.4.6. Gegevensuitwisseling ......................................................................................... 68

4.4.7. Uitvoering van verbeurdverklaringen in het buitenland .................................... 68

4.5. Organisatie en samenstelling van het COIV .............................................................. 68

4.5.1. Directie (Artikel 17 COIV-wet) ......................................................................... 68

4.5.2. Verbindingsambtenaren (artikel 17bis COIV-wet) ............................................ 69

4.5.3. Liaisonambtenaren (artikel 19 COIV-wet) ........................................................ 70

4.5.4. Ondersteunend personeel (artikel 18 COIV-wet) ............................................... 70

4.5.5. Consulenten (artikel 24 COIV-wet) ................................................................... 70

4.6. Nieuwe bevoegdheid: het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO) .................... 71

4.6.1. Tegenstand bij de invoering van het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek ........ 73

4.6.2. KB tot uitvoering van artikel 464/4, § 1 Sv. ...................................................... 75

4.6.3. Het SUO anno 2015 ........................................................................................... 76

5. Hoofdstuk 5: de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen in internationaal perspectief ................................................................................................................................ 77

5.1. De internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen ....................................................................................................... 77

5.1.1. België als verzoekende staat .............................................................................. 78

5.1.2. België als uitvoeringsstaat .................................................................................. 79

5.2. De Europese samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen ............................................................................................................ 81

5.3. Internationale aspecten bij het COIV ........................................................................ 83

2

Page 4: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

5.3.1. De Europese Unie ............................................................................................... 83

5.3.2. Het CARIN-netwerk .......................................................................................... 83

5.4. De bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen en het E.V.R.M. ........ 84

6. Evaluatie van de werking inzake de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen ......... 85

6.1. Het gebrek aan cijfers over de werking van het COIV .............................................. 85

6.1.1. Cijfers van het Rekenhof .................................................................................... 86

6.2. Audit van het Rekenhof: de tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen (2007) 87

6.3. Knelpunten bij de werking van het COIV ................................................................. 90

6.4. Actuele ontwikkelingen binnen het COIV ................................................................ 91

7. Besluit ............................................................................................................................... 93

8. Bibliografie ....................................................................................................................... 95

8.1. Rechtsleer .................................................................................................................. 95

8.2. Rechtspraak ............................................................................................................... 96

8.3. Wetgeving .................................................................................................................. 97

8.3.1. België ................................................................................................................. 97

8.3.2. Europese Unie .................................................................................................... 98

8.4. Overige ...................................................................................................................... 99

3

Page 5: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Dankwoord

Na vier boeiende en leerzame jaren aan de universiteit is het zover, het schrijven van de

masterproef. Ik koos voor het onderwerp “de bijzondere verbeurdverklaring van

vermogensvoordelen” omdat ik na het volgen van de vakken formeel en materieel strafrecht

enorm geïnteresseerd raakte in deze tak van het recht.

Ik ben professor dr. Philip Traest dan ook enorm dankbaar dat hij mij de kans gaf om mijn

masterproef onder zijn promotorschap over dit onderwerp te mogen schrijven. Ik wil hem ook

oprecht bedanken voor de hulp en begeleiding die hij mij heeft gegeven. Zonder zijn steun

zou deze thesis niet zijn wat het vandaag is. Ik wil mij hier ook richten tot dhr. Wim

Lammens voor de nuttige feedback die hij mij heeft gegeven bij de voorlopige versie van mijn

thesis. Bedankt!

Verder wil ik ook een woord van dank richten tot mijn ouders, mijn zus, mijn vrienden en

Jana in het bijzonder. Zij verdienen een pluim voor hun luisterbereidheid en geduld. Hartelijk

dank!

4

Page 6: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Afkortingen

Doorheen de tekst zullen de termen (bijzondere) verbeurdverklaring en confiscatie als synoniemen gebruikt worden.

BOOM Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (NL)

B.S. Belgisch Staatsblad

CARIN Camden Asset Inter Agency Network

Cass. Hof van Cassatie

COIV Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en Verbeurdverklaring

COIV-wet Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de

Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het

waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van

bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003

Col. Omzendbrief van het College van Procureurs-generaal

E.H.R.M. Europees Hof voor de Rechten van de Mens

E.U. Europese Unie

E.V.R.M. Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden

FOD Federale Overheidsdienst

Gw. Grondwet

Kaalplukwet Wet van 19 december 2002 tot uitbreiding van de mogelijkheden tot

inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken, B.S. 14 februari 2003

KB Koninklijk besluit

PdK procureur des Konings

PG procureur-generaal

OLAF Office Europeén de la Lutte Antifraude

OM Openbaar Ministerie

SUO Strafrechtelijk Uitvoeringsonderzoek

Sv. Wetboek van Strafvordering

Sw. Strafwetboek

W.A.M. Wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, B.S. 8 december 1989

W.P.W. Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, B.S. 27 maart 1968

5

Page 7: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

1. Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1. De geschiedenis van de verbeurdverklaring De verbeurdverklaring zoals we ze nu kennen kan gedefinieerd worden als: “een rechterlijke

beslissing die ervoor zorgt dat het eigendomsrecht van bepaalde roerende of onroerende

goederen die verband houden met een misdrijf, aan de veroordeelde worden ontnomen”. De

eigendomsoverdracht geschiedt ten voordele van de staat. Uitzonderlijk wordt de eigendom

van deze verbeurdverklaarde zaak krachtens bijzondere wetsbepalingen aan derden

overgedragen. Het begrip werd echter niet steeds op deze manier geïnterpreteerd.

De praktijk van het verbeurdverklaren bestaat al heel erg lang, maar de historische oorsprong

ervan is enigszins controversieel. We vinden de verbeurdverklaring reeds terug in het

Romeinse recht1. Er wordt aangenomen dat de misdaad zowel het wapen, als alles wat eruit

voorkwam besmette. Er kwam dus als het ware een vloek te liggen op de zaken waarmee de

misdaad en de misdadiger in aanraking kwam. Ook de goederen die eigendom waren van de

dader en niets met het misdrijf te maken hadden werden aangeslagen en overgedragen aan het

slachtoffer of zijn nabestaanden als een soort van vergoeding voor het leed of een herstel van

het onrecht dat hen werd aangedaan. Veel later verschoof de private bestraffingstaak naar de

Staat, en ontdekte men het lucratieve potentieel van de verbeurdverklaring. Men zag in dat

men hiermee de Staatskas kon spijzen. Zodoende kan de verbeurdverklaring gezien worden

als de voorloper van de geldboete2.

Tijdens de Frankische periode, die liep van ongeveer de 3e tot de 10e eeuw, kende het instituut

van de “vredeloosheid” verregaande gevolgen. De veroordeelde moest bestraffing ondergaan

die zich richtte op het lichaam en op zijn vermogen. De veroordeelde was niet langer een

rechtssubject. In eerste instantie werden zijn goederen verwoest. Later liet men het ontnomen

vermogen ten bate van de samenleving. Nadien werd de vorst of leenheer begunstigde van

het ontnomen vermogen.

1 D. HEIRBAUT, Privaatrechtsgeschiedenis Van De Romeinen Tot Heden, Gent, Academia Press, 2005. 75-76. 2 A. VANDEPLAS, "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in M. CHÂTEL (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991. 386.

6

Page 8: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

In de 12e eeuw was de verbeurdverklaring van goederen van de veroordeelde reeds mogelijk

in onze gebieden. De verbeurdverklaring werd door de vaak zware gevolgen echter vaak

buiten toepassing gelaten3. Het kwam voor dat steden problemen hadden met het feit dat de

graaf de verbeurdverklaarde goederen kreeg. Zij waren van mening dat dit leidde tot een

verarming van hun regio. Men vond ook dat dit een ongeoorloofde aantasting was van de

rechten van de erfgenamen van de veroordeelde persoon. Om hieraan tegemoet te komen

konden steden (zoals bv. Gent in de 13e eeuw en Brugge) privileges van niet-confiscatie

bekomen.

Vanaf dan neemt men een tendens waar van een steeds mildere toepassing van de

verbeurdverklaringspraktijk. In de eerste helft van de 16e eeuw verleende Karel V genade ten

aanzien van een vonnis dat ervoor zou zorgen dat alle goederen van de stad Gent zouden

worden verbeurd verklaard omdat er oproer was geweest. De tenuitvoerlegging van het vonnis

zou desastreuze gevolgen hebben gehad voor de stad4.

In 1766 schrijft de bekende Italiaanse filosoof en strafrechtsdenker Cesare Beccaria zijn

magnum opus “Dei delitti e delle penne”. Hij schuift in dit boek enkele fundamentele

principes naar voor. Eén van deze principes is het personaliteitsprincipe, het komt erop neer

dat “alleen de misdadiger en geen onschuldige derden mogen worden gestraft”. Zoals

hierboven reeds aangehaald strafte men in die tijd niet enkel de veroordeelde misdadigers met

de confiscatie, maar trof deze vaak ook de familieleden.

Wanneer de veroordeelde zijn bezit verloor, kwam het gezin dus ook in de kou te staan, en

werden zij vaak richting armoede geduwd. In het bijzonder bij misdrijven als de verbanning

of de doodstraf werden alle goederen van het hele gezin verbeurdverklaard. In Dei delitti e

delle penne wijst Beccaria deze praktijk resoluut af. Later zou de algemene

verbeurdverklaring in de meeste westerse landen bij grondwet worden verboden en plaats

maken voor de bijzondere verbeurdverklaring5.

3 W. VAN ITERSON, Geschiedenis Der Confiscatie In Nederland : Een Rechtshistorische Studie Aan De Hand Van Noord-nederlandse, Een Aantal Zuid-nederlandse En Andere Bronnen, Utrecht, De Vroede, 1957. 98-99. 4 R.C. VAN CAENEGEM, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, 1954. 206-209. 5 D. VERHOFSTADT, Cesare Beccaria: 250 Jaar over Misdaden En Straffen, Antwerpen, Houtekiet, 2014. 60.

7

Page 9: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Ook dit had Beccaria reeds voorzien. Hij was van mening dat de verbeurdverklaring van

goederen in bepaalde gevallen mogelijk moest zijn, maar dat het vereist was dat deze in

verhouding zou zijn met de zwaarwichtigheid van het gepleegde misdrijf6. Toch is dit verbod

is geen universeel gegeven in Europa. Landen zoals bijvoorbeeld Frankrijk laten de algemene

verbeurdverklaring nog steeds toe7.

De algemene verbeurdverklaring die zowel de veroordeelde, zijn patrimonium als zijn gezin

trof werd naar aanleiding van de verlichting, door de Franse constituante, afgeschaft in 1790.

De algemene verbeurdverklaring van de goederen van de veroordeelde werd vervolgens

afgeschaft in 1791. Dit was niet van lange duur, de algemene verbeurdverklaring werd in

Frankrijk opnieuw ingevoerd in 1772, en bleef behouden in de Code Brunaire. Ook het de

Napoleontische code pénal kende tal van gevallen waar de algemene verbeurdverklaring

mogelijk was8.

In het Koninkrijk der Nederlanden werd de algemene verbeurdverklaring uiteindelijk

definitief verboden bij monde van artikel 171 van de Fundamentele Wet. Dit verbod werd in

1831 opgenomen in de Belgische Grondwet (7 februari 1831) door middel van artikel 12

Gw.9. Vandaag de dag vinden we de verbodsbepaling terug in artikel 17 Gw.

In de nasleep van WOI en WOII kende men nog een korte periode met veel

verbeurdverklaringen. Na de Tweede Wereldoorlog begon men in Europa met de

wederopbouw. Vandaag de dag is de bijzondere verbeurdverklaring de enige vorm die in onze

wetgeving te vinden is. Mede door middel van initiatieven zoals “het Marshallplan” werden

de jaren “50 jaren van heropbouw en economische heropleving. In de golden sixties heerste

een positief economisch klimaat. Aangezien de welvaart gestaag toenam, werd de noodzaak

voor uitgebreidere confiscatiemogelijkheden steeds duidelijker10.

6 D. VERHOFSTADT, Cesare Beccaria: 250 Jaar over Misdaden En Straffen, Antwerpen, Houtekiet, 2014. 61. 7 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 414. 8A. VANDEPLAS, "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in M. CHÂTEL (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991. 386. 9 A. DE GEEST, Verbeurdverklaring, Brussel, Larcier, 1971. 15. 10 S. HEMELAER, De tenuitvoerlegging van verbeurdverklaringen in België: een evaluatie, onuitg. Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 2009-2010. 12.

8

Page 10: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het toenmalige wettelijke kader beperkte zich tot de mogelijkheid om het voorwerp, het

instrument en het product van het misdrijf verbeurd te verklaren. Op deze regeling bestond

één uitzondering wat de verdovende middelen betrof. Opbrengsten verkregen uit de handel in

verdovende middelen kwamen wel voor verbeurdverklaring in aanmerking11.

1.2. Het beslag in strafzaken vs. de (bijzondere) verbeurdverklaring Het beslag in strafzaken is in het Belgisch recht geconcipieerd als een voorlopige

dwangmaatregel. Hierdoor kan de bevoegde overheid een zaak onttrekken aan het vrij

beschikkingsrecht van diegene die de zaak bezit, of er de eigenaar van is. Dit moet gebeuren

krachtens de wet en naar aanleiding van een misdrijf. De zaak wordt door het beslag tijdelijk

ter beschikking gesteld van het gerecht12.

De inbeslagneming in strafzaken onderscheidt zich duidelijk van het bestuurlijk beslag - dat

zich volledig in de privaatrechtelijke sfeer situeert - aangezien het steeds geschiedt naar

aanleiding van een misdrijf. Een andere bestuurlijke vorm van beslag kan worden gevonden

in de context van de handhaving van de openbare rust. Indien vereist voor de openbare rust

kan de politie bij wijze van bestuurlijke maatregel voorwerpen in beslag nemen gedurende zes

maanden (tenzij de openbare veiligheid het rechtvaardigt dat deze voorwerpen onmiddellijk

vernietigd worden). Het betreft maatregelen die de openbare diensten in staat stellen hun

taken te vervullen maar deze hebben geen strafrechtelijk karakter13.

In het wetboek van strafvordering wordt het inbeslagnemingsrecht gezien als een uitvloeisel

van het recht tot huiszoeking. In die optiek is het logisch dat er in de gevallen die tot een

huiszoeking aanleiding kunnen geven, ook een inbeslagnemingsrecht wordt toegekend14.

11 Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, B.S. 6 maart 1921. 12 L. VIAENE, Huiszoeking En Beslag In Strafzaken, Brussel, Larcier, 1962. 68-69. 13 F. DESTERBECK, De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in Belgie, Mechelen, Kluwer, 2007. 1. 14 Ibid.

9

Page 11: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Inbeslagneming kan vandaag de dag zowel geschieden binnen een opsporingsonderzoek

(onder leiding van de procureur des Konings), als binnen een gerechtelijk onderzoek (onder

leiding van de onderzoeksrechter), en gaat de bijzondere verbeurdverklaring vooraf. Wat de

procureur des Konings betreft is de inbeslagneming enkel geregeld binnen een de

heterdaadprocedure, maar aangezien het eigenlijk niet om een uitzonderlijke bevoegdheid

gaat wordt aangenomen dat hij ook tot inbeslagneming kan overgaan voor zover het geen

aangelegenheden betreft die binnen het kader van een huiszoeking vallen15.

De onderzoeksrechter beschikt in het kader van het gerechtelijk onderzoek over dezelfde

mogelijkheden als de procureur des Konings, maar hij mag in tegenstelling tot deze laatste

huiszoekingen bevelen en kan zaken in beslag nemen die tijdens de huiszoeking worden

gevonden. Inbeslagneming kan ook geschieden in het kader van fouillering, of een afstapping

ter plaatse.

Alles wat kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen komt voor inbeslagneming in

aanmerking (artikel 35 Sv.) Ook wanneer het gaat om onroerende goederen die een uit een

misdrijf verkregen voordeel schijnen te zijn (artikel 35bis Sv.). Dit moet echter genuanceerd

worden. Beslag op onroerende goederen is in een opsporingsonderzoek in beginsel enkel

toegelaten in geval van betrapping op heterdaad. In een gerechtelijk onderzoek is dit wel

steeds mogelijk16.

De inbeslagneming heeft van oudsher tot doel om materiaal te verzamelen dat kan dienen als

bewijs van het misdrijf in een strafzaak (waarheidsvinding). Sinds de jaren “90 heeft de

wetgever hier nog een functie aan toegevoegd: het veiligstellen van zaken die later door de

rechter in het eindvonnis kunnen worden verbeurdverklaard. De inbeslagneming had tot 1999

betrekking op zaken die in het vermogen van de verdachte konden worden teruggevonden.

Verder kan de inbeslagneming ook gebeuren met het oog op teruggave of ter bescherming van

de civielrechtelijke belangen17.

15 C. VAN DEN WYNGAERT en B. DE SMET, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 2 Strafprocesrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 1018-1019. 16 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013. 193. 17 F. DESTERBECK, De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in Belgie, Mechelen, Kluwer, 2007. 3.

10

Page 12: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De voorafgaande inbeslagneming in strafzaken is in de praktijk vaak cruciaal gebleken. Men

ondervindt namelijk vaak dat goederen die niet in beslag werden genomen op het tijdstip van

de verbeurdverklaring door de rechter niet meer in het patrimonium van de veroordeelde

kunnen worden teruggevonden. De doeltreffendheid van de verbeurdverklaring hangt dus

vaak af van de voorafgaande inbeslagname van de desbetreffende goederen.

De “Kaalplukwet” van 2002 paste hier enigszins een mouw aan door de invoering van de

verbeurdverklaring per equivalent, waarbij men de mogelijkheid creëerde voor de procureur

des Konings (of de onderzoeksrechter wanneer het gaat om een gerechtelijk onderzoek) om

andere zaken die men aantrof in het vermogen van de verdachte in beslag te nemen als

equivalent van de zaken die niet meer in het vermogen van de verdachte kunnen worden terug

gevonden, en dit voor een bedrag dat overeenstemt met de vermoedelijke opbrengst van het

misdrijf.

Men kan ook beslag leggen op de supplementaire vermogensvoordelen zoals bedoeld in

artikel 43quater Sw. (de voordelen verkregen uit identieke feiten als deze waarvoor de

verdachte vervolgd wordt), maar dan moet de procureur des Konings of de onderzoeksrechter

in zijn kantschrift de raming van het desbetreffende bedrag goed motiveren, alsook ernstige

en concrete omstandigheden aanstippen die het beslag rechtvaardigen.

Hierbij moet wel worden vermeld dat de inbeslagneming per equivalent enkel mogelijk is

wanneer er ernstige en concrete aanwijzingen zijn dat de verdachte een vermogensvoordeel

heeft verkregen in de zin van artikelen 42,3°, 42bis en 43quater Sw. Wanneer het dan

uiteindelijk tot een eindvonnis komt kan de rechter ten gronde de verbeurdverklaring

uitspreken ten aanzien van deze indeplaatsgestelde goederen18.

18 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013. 193.

11

Page 13: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Kort samengevat is de inbeslagneming dus mogelijk ten aanzien van bewijsstukken, zaken die

het voorwerp zijn van het misdrijf, zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen

van het misdrijf, zaken die uit het misdrijf voortkomen en de primaire en secundaire

vermogensvoordelen, ook al worden deze laatste niet in het vermogen van de veroordeelde

teruggevonden (inbeslagneming per equivalent)19.

Het onderscheid tussen de inbeslagneming en de verbeurdverklaring moet dus worden

gezocht in de fundamentele aard van deze maatregelen. Ten eerste is een beslagmaatregel in

het kader van een strafrechtelijk onderzoek voorlopig, en laat deze het eigendomsrecht van de

beslagene ongemoeid. Bij de verbeurdverklaring is dit wel het geval, er vindt een

eigendomsoverdracht plaats ten voordele van de Staat. Wanneer het gaat om een

vermogensvoordeel geldt hetzelfde principe, de Staat verkrijgt door de verbeurdverklaring een

vorderingsrecht op de som van het onrechtmatig vermogen. Ten tweede is de beslagmaatregel

geen straf, terwijl de verbeurdverklaring wel als straf door de rechter wordt uitgesproken20.

1.3. Theoretische kadering & criminologische relevantie Er bestaat geen wettelijke definitie van wat nu juist een straf is. De rechtspraak heeft de term

straf gedefinieerd als “een leed dat door de rechterlijke macht wordt opgelegd als sanctie

voor een misdrijf”21. Artikel 7 & 7bis van het Strafwetboek sommen de strafrechtelijke

straffen op.

Wanneer we deze twee artikelen samen nemen kunnen we de volgende straffen

onderscheiden: de opsluiting, de hechtenis, de gevangenisstraf, de werkstraf, de ontzetting uit

bepaalde burgerlijke en politieke rechten, de terbeschikkingstelling van de

strafuitvoeringsrechtbank, de geldboete, de bijzondere verbeurdverklaring, de ontbinding van

een rechtspersoon, het verbod om als rechtspersoon nog bepaalde werkzaamheden te

verrichten, de sluiting van een inrichting, of van meerdere inrichtingen en de bekendmaking

of verspreiding van de beslissing.

19 C. VAN DEN WYNGAERT en B. DE SMET, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 2 Strafprocesrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 1020-1021. 20 F. DESTERBECK, De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in Belgie, Mechelen, Kluwer, 2007. 4. 21 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 385-386.

12

Page 14: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen wordt in het Belgische recht dus opgevat als

een straf. Zij het wel dat het een bijkomende straf is die naast een hoofdstraf (opsluiting,

gevangenisstraf, werkstraf, boete) kan worden opgelegd. Het voldoet alleszins aan de

hierboven gegeven definitie van wat als straf kan worden bestempeld. Het heeft ook een

leedtoevoegend karakter, en hiermee samengaand een stigmatiserend effect , daar waar er ook

een zekere vorm van sociale afkeuring mee gepaard gaat22.

Uit de memorie van toelichting bij de wet van 17 juli 1990 blijkt dat men beoogde de

middelen uit te breiden waarmee bepaalde vormen van terugkerende criminaliteit kunnen

worden bestraft23. Het gaat om alle vormen van criminaliteit, al dan niet georganiseerd, die tot

doel hebben winst op te leveren.

Die vormen van criminaliteit kunnen volgens de wetgever bestreden worden door ze in de

wortel aan te tasten, enerzijds door verbeurdverklaring van uit de misdrijven verkregen

winsten, en anderzijds door van alle handelingen die de omschakeling en het beheer van die

onrechtmatige winsten tot doel hebben, te criminaliseren. Het is hier dus duidelijk de

bedoeling geweest om bepaalde vormen van criminaliteit extra te ontraden door de vruchten

die eruit voortkomen af te nemen. Dit was al langer mogelijk in het kader van de bijzondere

verbeurdverklaring van voorwerpen, maar de mogelijkheid om dit ook met

vermogensvoordelen te doen was in zekere zin nieuw. Een uitbreiding van de wetgeving

drong zich dus op24.

De criminologische theorie die hier het dichtste bij aanleunt is die van de calculerende dader,

de “rational choice theory”. De wortels van deze rationele keuzebenadering liggen in de

periode van de Verlichting en in het klassieke strafrecht. Beccaria en Bentham gingen uit van

een rationeel mensbeeld. Crimineel gedrag zagen zij als het resultaat van een vrijwillige

keuze.

22 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 414. 23 Wet van 17 juli 1990 tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 in het Strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, B.S. 15 augustus 1990. 24 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het Strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 1989-90, nr. 987/1, 1.

13

Page 15: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Straf werd dan ook gezien als een mogelijkheid om de keuze van een potentiële dader te

beïnvloeden, en zo een bijdrage te leveren aan de preventie van criminele gedragingen en

criminaliteit. Men beoogde hiermee enerzijds generale preventie: de straf moest de algemene

bevolking afschrikken en weerhouden van het plegen van een crimineel feit. En anderzijds

speciale preventie: de straf moest de dader tot inkeer doen komen en ervoor zorgen dat hij in

de toekomst niet recidiveert. Deze laatste benadering is gericht op het individu. Met de

opkomst van de criminologie geraakten de denkbeelden van de calculerende dader uit het

klassieke strafrecht op de achtergrond en werden zij vervangen door deterministische

benaderingen die interne (biologische, psychologische), en externe (milieu) factoren in

rekening brachten bij het zoeken naar de oorzaken van crimineel gedrag.

Toch is er recentelijk weer toenemende aandacht voor de rationele keuzebenadering. Dit is

vooral het gevolg van de twijfel aan de effectiviteit van straffen en andere interventies die

crimineel gedrag trachten te bestrijden of voorkomen (cfr. De “nothing works-conclusie” van

MARTINSON in 1974). Bij de rationele keuzetheorie gaat het er niet om of de dader

werkelijk rationeel is, maar eerder in hoeverre hij doelen probeert te realiseren door daarbij

rekening te houden met de kosten en baten van het plegen van het desbetreffende delict25.

De hernieuwde belangstelling is grotendeels te danken aan GARY BECKER, geen

criminoloog maar een economieprofessor. Hij ontwikkelde in 1968 voor het eerst een

uitgebreid economisch model van criminaliteit in een bijdrage getiteld: “Crime and

Punishment: an economic approach”. De economische theorie komt erop neer dat de

crimineel een afweging maakt tussen de te verwachten opbrengst van het voorgenomen

misdrijf, en de gemiddeld te verwachten straf26.

25 L. PAUWELS, Op zoek naar de oorzaken van criminaliteit, 199-215 dln., Gent, Utrecht, Academia Press, 2012. 205-206. 26 G. BECKER, "Crime and Punishment: An Economic Approach", The Journal of Political Economy 1968, afl. 76. 169-217.

14

Page 16: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De basisaanname is dezelfde als die van de economische wetenschap: mensen streven ernaar

hun nut te maximaliseren. Het komt er dus op neer dat de criminaliteit zou kunnen worden

gereduceerd door in te werken op de kost (zwaardere straffen opleggen, de pakkans

vergroten), of door in te werken op de opbrengst (de voordelen van het feit verkleinen of

volledig wegnemen). Volgens de theorie zou de crimineel het misdrijf dan niet meer begaan

op het moment dat hij de opbrengst niet groot, of interessant genoeg meer vindt om de kost

(de zware straf, of de grote pakkans) te investeren.

Er moet in het bijzonder ook aandacht worden besteed aan een specifieke vorm van

criminaliteit, met name de georganiseerde misdaad. Voor deze delicten zijn er, anders dan bij

de meeste misdrijven (bv. diefstal, geweldpleging,…) gespecialiseerde kennis en

vaardigheden vereist. De rol van sociale relaties is belangrijk (vertrouwen, familiebanden,…),

er is vaak een internationaal aspect aan verbonden (contacten in het buitenland). Het gaat

meestal om complexe delicten. Een doorgedreven rationalisering is hier dan ook vaak niet

vreemd aan, en om die reden is de georganiseerde misdaad een toonbeeld van de rationele

keuzetheorie. Men weet zeer goed wat de risico’s zijn en probeert deze door contrastrategieën

zo veel mogelijk in te dijken en te beperken27.

De rationele keuzetheorie zou m.i. zeer goed kunnen worden toegepast op de

verbeurdverklaring van vermogensvoordelen. Uit de voorbereidende werken van de wet van

17 juli 1990 blijkt dat de wetgever de mogelijkheid heeft willen scheppen om niet alleen de

voorwerpen, maar ook de vermogensvoordelen die uit misdrijven voortkomen te kunnen

verbeurdverklaren28. Dit zorgt ervoor dat de opbrengst van het misdrijf sindsdien volledig kan

worden afgenomen.

Economisch gezien ontneemt men de crimineel de baten die de uitkomst van het criminele feit

uitmaken. Met de “Kaalplukwet” van 2002 breidde men dit nog extra uit zodat het sindsdien

ook moeilijker is geworden om de vruchten van het misdrijf wit te wassen, wat ook weer een

vermindering is van mogelijke baten uit het criminele feit.

27 L. PAUWELS, Op zoek naar de oorzaken van criminaliteit, 199-215 dln., Gent, Utrecht, Academia Press, 2012. 213-214. 28 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het Strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 1989-90, nr. 987/1, 1.

15

Page 17: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De bijzondere verbeurdverklaring is in het Belgische strafrecht, zoals hierboven reeds

vermeld, opgevat als een straf, hetgeen betekent dat ze ook een afschrikkende functie beoogt.

Ervan uitgaande dat de (georganiseerde) crimineel weet dat de gerechtelijke instanties

verregaande confiscatiemogelijkheden ter beschikking hebben zou deze zich daardoor kunnen

afgeschrikt voelen, en afzien van het plegen van een crimineel feit uit angst voor de gevolgen

die dit kan hebben. De mogelijkheid om gestraft te worden voor zijn daden noemen we in de

economische theorie de kosten.

16

Page 18: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

2. Hoofdstuk 2: de bijzondere verbeurdverklaring in het

algemeen: de gewone confiscatie

2.1. Algemeen Zoals blijkt in hoofdstuk 1 van deze tekst moet de algemene verbeurdverklaring dus goed

onderscheiden worden van de bijzondere verbeurdverklaring. In de hedendaagse praktijk is

het zo dat men goederen en vermogensvoordelen slechts kan verbeurd verklaren wanneer er

voldaan wordt aan enkele strikt in de wet vastgelegde voorwaarden.

Verbeurdverklaring is opgevat als een bijkomende straf die moet uitgesproken worden door

een rechter, en heeft de definitieve eigendomsoverdracht ten voordele van de Staat tot gevolg.

Het feit dat verbeurdverklaring een bijkomende straf is impliceert dat ze slechts samen met

een hoofdstraf kan worden opgelegd. Soms heeft de verbeurdverklaring het karakter van een

beveiligingsmaatregel (gevaarlijke, schadelijke of verboden zaken uit omloop nemen), of

heeft het een gemengd karakter (zowel een straf als een herstelmaatregel)29. Deze goederen

moeten een in de wet bepaald verband hebben met het misdrijf waarvoor de beklaagde werd

veroordeeld. De bijzondere verbeurdverklaring is zowel op natuurlijke (artikel 7 Sw.) als op

rechtspersonen (artikel 7bis Sw.) van toepassing.

De confiscatie wordt in België geregeld in boek I van het strafwetboek, alsook door

bijzondere wetten. De algemene bepalingen situeren zich in artikel 42 en verdere van het

strafwetboek. In deze artikelen wordt duidelijk op welke voorwerpen de bijzondere

verbeurdverklaring kan worden toegepast, voor welke misdrijven de rechter deze kan

uitspreken en ook of, en in welke mate, zaken van derden kunnen worden geconfisqueerd.

Klassiek spreekt men over drie soorten zaken die hiervoor in aanmerking komen, zijnde: de

zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken (objectum sceleris), de zaken die gediend

hebben om het misdrijf te plegen (instrumentum sceleris) en de zaken die uit het misdrijf

voortkomen (productum sceleris).

29 F. DESTERBECK, De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in Belgie, Mechelen, Kluwer, 2007. 4.

17

Page 19: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het onderscheid tussen deze drie types is gebaseerd op de relatie tussen het voorwerp van de

verbeurdverklaring en de rechtshandeling die aanleiding geeft tot de verbeurdverklaring30.

Deze traditionele verbeurdverklaringsmogelijkheden zijn gelimiteerd tot roerende goederen.

De reden waarom onroerende goederen niet het onderwerp van confiscatie kunnen zijn wordt

door de rechtsleer gezien als een uitvloeisel van het grondwettelijke verbod op de algehele

verbeurdverklaring31.

Hiervan wordt echter afgeweken wanneer de wet het uitdrukkelijk anders bepaalt. Zo moet de

bijzondere verbeurdverklaring worden toegepast op het onroerend goed (de kamer of enige

andere ruimte) in het kader van het misdrijf “huisjesmelkerij” (artikel 433 terdecies Sw.).

Roerende goederen die onroerend zijn geworden door burgerrechtelijke fictie (door

incorporatie of bestemming) vallen hier ook onder32. Dieren kunnen ook niet verbeurd

worden verklaard, tenzij bijzondere wetten van dit principe zouden afwijken33 34.

2.2. Het voorwerp van het misdrijf (objectum sceleris) Zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken (corpus delicti) zijn het voorwerp waarop

het misdrijf materieel werd gepleegd. Het kan bijvoorbeeld gaan om een vervalste akte, een

vervalste identiteitskaart, met bedrog verkochte koopwaar,… In artikel 505 Sw. wordt

uitdrukkelijk bepaald dat de zaken bedoeld in lid 3, het voorwerp uitmaken van de misdrijven

heling en witwassen en dus kunnen verbeurdverklaard worden op basis van 42, 1° Sw.

Gestolen, afgetroggelde en verduisterde zaken zijn niet de eigendom van de veroordeelde en

kunnen dus niet verbeurd worden verklaard.

30 G. STESSENS, De nationale en internationale bestrijding van het witwassen. Onderzoek naar een meer effectieve bestrijding van de profijtgerichte criminaliteit, Antwerpen, Intersentia, 1997. 39. 31 J. SIMON, Handboek Van Het Belgisch Strafrecht, Brussel, Bruylant, 1948. 190. 32 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013. 352-353. 33 art. 42-43 van de Wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, B.S. 3 december 1986. 34 art. 26 § 1 van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987, B.S. 17 april 1987.

18

Page 20: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De rechtsgrond voor deze objectconfiscatie vinden we terug in artikel 42, 1° Sw. Ze heeft

vooral betrekking op de individualiseerbare zaak die het voorwerp van het misdrijf uitmaakte,

ongeacht in wiens bezit of waar ze zich ook bevindt. Verbeurdverklaring bij equivalent is hier

niet mogelijk, de wet heeft niet in deze mogelijkheid voorzien35. De rechter is verplicht om de

verbeurdverklaring uit te spreken ten aanzien van het in artikel 42, 1° Sw. bedoelde voorwerp

van het misdrijf.

2.3. Middelen om het misdrijf te plegen (instrumentum sceleris) Datzelfde artikel 42, 1° Sw. bevat tevens de rechtsgrond voor de toepassing van de bijzondere

verbeurdverklaring van zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het

misdrijf. Voorbeelden van dergelijke middelen of “instrumenten” zijn bijvoorbeeld:

inbrekersgereedschap, het moordwapen, valse sleutels of de laptop waarmee men aan

computerhacking heeft gedaan. Vereiste is dat het voorwerp gediend heeft, of bestemd was

om het misdrijf te plegen. Over de vraag of de instrumenten al dan niet bestemd waren voor

het plegen van het misdrijf en of deze nuttig waren of konden zijn, spreekt de strafrechter zich

in elke concrete zaak soeverein uit.

De zinsnede “tot het plegen van een misdrijf” mag men in brede zin interpreteren. Het gaat

hier niet enkel om handelingen die strikt in de delictsomschrijving staan, maar ook om daden

die te maken hebben met de voorbereiding of voltooiing van het misdrijf. Bijvoorbeeld: de

wagen waarmee de bankovervaller zich naar de bank verplaatste, en waarmee hij na de

overval vlucht wordt verbeurdverklaard wanneer de strafrechter oordeelt dat de wagen van

nut was of van nut had kunnen zijn bij het plegen van de overval36.

35 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 416. 36 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013. 353.

19

Page 21: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

2.4. Producten van het misdrijf (productum sceleris) De bepaling omtrent de zaken die uit het misdrijf voortkomen vindt men terug in artikel 42,

2° Sw. Dit heeft betrekking op bijvoorbeeld zaken zoals valse bankbiljetten, een vals

schilderij, namaaksigaretten,… De producten van een misdrijf mogen niet verward worden

met de zaken die de dader wederrechtelijk heeft bekomen zoals gestolen goederen of

goederen verkregen door middel van afpersing. Nu is het zo dat de rechtspraak dit artikel in

de praktijk zodanig eng interpreteerde dat bijvoorbeeld gestolen zaken bij diefstal, gelden

verkregen door de verkoop van gestolen goederen, geld verkregen door handel in verdovende

middelen,… niet in aanmerking kwamen voor verbeurdverklaring. Om aan dit euvel te

verhelpen voerde men in 1990 artikel 42, 3° Sw. in dat de confiscatie van

vermogensvoordelen mogelijk maakte37. Deze laatste zal verder in deze tekst diepgaander

besproken worden.

2.5. In welke gevallen is de verbeurdverklaring verplicht? De algemene regel is dat de rechter de verbeurdverklaring moet uitspreken bij opzettelijke

misdaden en wanbedrijven, wanneer blijkt dat de in de wet gestelde voorwaarden vervuld

zijn. Door toepassing van artikel 100 Sw. is de rechter ook verplicht eventuele

verbeurdverklaringsbepalingen uit bijzondere strafwetten toe te passen wanneer deze hier

melding van maken38.

Volgens artikel 43 lid 2 Sw mag de rechter bij overtredingen in principe geen

verbeurdverklaring uitspreken, behoudens gevallen door de wet bepaald. Het verbod op

verbeurdverklaring bij overtredingen blijft volgens een arrest van het Hof van Cassatie zelfs

overeind wanneer het gaat om voorwerpen waarvan het gebruik in het belang van de openbare

gezondheid verboden is39 40.

37 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 418. 38 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013. 353. 39 Cass., 18 juni 1971, Pas., 1918, I, 36. 40 Cass., 14 jan. 1952, Pas., 1952, I, 265.

20

Page 22: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Bij onopzettelijke misdrijven is de verbeurdverklaring meestal niet toegelaten. Maar ook hier

kan de wet in uitzonderingen voorzien die de verbeurdverklaring toelaten of bevelen. In de

aangelegenheden waar de rechter verplicht is om de verbeurdverklaring uit te spreken, mag

hij zich niet beperken tot slechts een deel van de zaken waarop de verbeurdverklaring

wettelijk toepasselijk is. Ook bij aanneming van verzachtende omstandigheden en de

contraventionalisering van een wanbedrijf blijven de regels inzake bijzondere

verbeurdverklaring onverkort gelden41.

Wat de verbeurdverklaring in verkeerszaken betreft kan worden aangehaald dat deze steeds

facultatief is. Het is niet vereist dat het Openbaar Ministerie dit vordert. In deze context is een

verbeurdverklaring mogelijk ten aanzien van een niet-verzekerd voertuig (zelfs wanneer de

eigenaar ervan onbekend is gebleven)42, of in het geval dat de eigenaar van een voertuig een

veroordeling oploopt tot een vervallenverklaring van het recht tot sturen voor meer dan zes

maanden of levenslang43.

Wanneer het gaat om flagrante recidive inzake niet-verzekering lijken de voorbereidende

werken - ondanks het facultatieve karakter van de maatregel - aan te sturen op een

verbeurdverklaring van het voertuig. De rechter heeft op basis van artikel 43ter Sw. de

mogelijkheid om zaken die zich buiten het grondgebied van België bevinden te

confisqueren44.

2.6. De verbeurdverklaring ten aanzien van derden De stelregel is dat zaken die het voorwerp van het strafbaar feit uitmaken, en de zaken die

gediend hebben of bestemd waren om het strafbaar feit mee te plegen (het middel) enkel

verbeurd kunnen worden verklaard indien zij de eigendom zijn van de veroordeelde. Of de

veroordeelde de volle-, naakte- of mede-eigenaar is van de zaak is niet van belang. Bij

strafbare deelneming volstaat het zelfs dat slechts één van de daders het goed in eigendom

heeft.

41 A. DE GEEST, Verbeurdverklaring, Brussel, Larcier, 1971. 31-32. 42 art. 24, 2° W.A.M.-wet 21 november 1989. 43 art. 50 §2 W.P.W. 16 maart 1968. 44 F. DESTERBECK, De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in Belgie, Mechelen, Kluwer, 2007. 56-57.

21

Page 23: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het is van belang om te weten op welk tijdstip de betrokkene de eigenaar was van de te

verbeurdverklaren zaak, aangezien het courant gebeurt dat de dader zich na de vaststelling

van het misdrijf van deze zaak ontdoet45. De rechter moet zich plaatsen op het ogenblik van

het misdrijf om te kijken of er aan de eigendomsvereiste is voldaan.

Zoals vaak vallen er hier ook uitzonderingen te vermelden. Zo is er geen eigendomsvereiste

voor zaken die uit het misdrijf voortkomen (producten), en stelt artikel 505 Sw. dat

voorwerpen verkregen uit het misdrijf “witwassen” kunnen worden verbeurdverklaard,

ongeacht wie er de eigenaar van is. Verder zijn er ook heel wat bijzondere wetten die geen

eigendomsvereiste stellen46.

45 A. DE GEEST, Verbeurdverklaring, Brussel, Larcier, 1971. 33. 46 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013. 354.

22

Page 24: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

3. Hoofdstuk 3: de bijzondere verbeurdverklaring van

vermogensvoordelen: lucra sceleris

3.1. De situatie voor 1990 De verbeurdverklaring in strafzaken werd lang gezien als een accesorium van de straf. Men

beschouwde het als een maatregel die de individuele vrijheid rechtstreeks aantast. Onze

samenleving evolueerde de laatste decennia ingrijpend, en ook de criminaliteit evolueerde

mee. De in het criminele milieu steeds “populairder” wordende vormen van misdaad zoals

economische en fiscale fraude, en bij uitbreiding zware en georganiseerde misdaad, hebben de

wetgever er de laatste 25 jaar toe aangezet om initiatieven te nemen die deze fenomenen

trachten in te dijken.

De verbeurdverklaring werd langzaam maar zeker de type-straf om bovengenoemde

misdaadvormen het hoofd te bieden. Het scala aan mogelijke aantastingen van

vermogensrechten wordt steeds breder. Het voorlopige eindpunt is de mogelijkheid tot de

ontneming van wat we het “crimineel vermogen” noemen.

Er kunnen dus twee wettelijke modellen onderscheiden worden, de objectconfiscatie zoals in

hoofdstuk 1 werd besproken (traditionele verbeurdverklaringsvormen) en de

waardeconfiscatie die ik in dit hoofdstuk zal bespreken. Het verschil tussen deze twee kan

worden gevonden in de wijze waarop eigendomsrechten worden aangetast door middel van

een betalingsverplichting (bij waardeconfiscatie) dan wel door middel van

eigendomsoverdracht van bepaalde zaken (bij de objectconfiscatie). Het is echter ook zo dat

men in veel wetgeving ziet dat het onderscheid samenhangt met het zakelijk (in rem) of

persoonlijk (in personam) karakter van de confiscatievorm47.

Daar waar de bijzondere verbeurdverklaring op heden nog een bijkomende straf is,

verwachten sommigen zelfs dat men in de toekomst de mogelijkheid zal scheppen om de

bijzondere verbeurdverklaring uit te spreken als autonome straf48.

47 G. STESSENS, De nationale en internationale bestrijding van het witwassen. Onderzoek naar een meer effectieve bestrijding van de profijtgerichte criminaliteit, Antwerpen, Intersentia, 1997. 41. 48 B. DEJEMEPPE, "La confiscation, L'état du droit en 2004" in D. VANDERMEERSCH, B. DEJEMEPPE en E.A. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen. Saisie et confiscation des profits du crime, Antwerpen, Maklu, 2004. 142.

23

Page 25: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

3.2. De wet van 1990

3.2.1. Totstandkoming en doelstelling van de wet Tot 1990 was men in het gemeen strafrecht niet in staat om criminele vermogensvoordelen te

confisqueren in België. Het concept van de “voordeelsontneming” had echter reeds ingang

gevonden bij monde van een resem bijzondere strafbepalingen. Ook door de creatieve

interpretatie van de Drugwet had men het al mogelijk gemaakt om door illegale drughandel

verkregen financiële voordelen, verbeurd te verklaren als voorwerp van het misdrijf49.

In 1990 is het zover en voorziet de wetgever eindelijk in een algemeen kader voor de

verbeurdverklaring van vermogensvoordelen in strafzaken. Men creëerde naast de klassieke

verbeurdverklaring van productum, instrumentum en objectum sceleris ook de mogelijkheid

tot de verbeurdverklaring van lucra sceleris (soms ook “fructa sceleris genoemd).

Op 15 augustus publiceert het Belgisch Staatsblad de “Wet van 17 juli 1990 tot wijziging van

de artikelen 42, 43 en 505 van het Strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in

hetzelfde Wetboek” (hierna de wet van 1990 genoemd). Ze trad in werking op 25 augustus

1990. Artikel 42, 3° Sw. regelt de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen. De wetgever

voerde met deze wet ook de strafbaarstelling van het misdrijf “witwassen” in, ook met het oog

op de uitbreiding van de mogelijkheden tot verbeurdverklaring.

Wat de ratio legis betreft is de memorie van toelichting zeer duidelijk: “een uitbreiding van de

middelen wordt beoogd ter beteugeling van bepaalde vormen van terugkerende criminaliteit

waarvan de omvang noch de ernst in onze maatschappij nog langer kunnen worden

onderschat, te weten alle vormen van criminaliteit, al dan niet georganiseerd, die tot doel

hebben winst op te leveren. Die vormen van criminaliteit kunnen best worden bestreden door

ze in de wortel aan te tasten, enerzijds door verbeurdverklaring van uit de misdrijven

verkregen winsten, en anderzijds van alle handelingen die de omschakeling en het beheer van

die onrechtmatige winsten tot doel hebben, een misdrijf te maken. In die doelstellingen

voorziet het onderhavige ontwerp van wet” 50.

49 J. ROZIE, Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005. 13. 50 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het Strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 1989-90, nr. 987/1, 1.

24

Page 26: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De wet kwam voornamelijk tot stand onder invloed van overwegingen van strafbeleid. Men

beoogde een ontradend effect door het verhogen van de afpakkans bij buitgerichte

criminaliteit. Alsook een morele component die gestoeld is op de opvatting dat criminaliteit

niet mag lonen. Er waren immers veroordeelden voor wie de vrijheidsstraf geen probleem

vormde omdat zij wisten dat wanneer zij vrijkwamen, ze konden genieten van hun illegaal

verkregen winsten. Verder wilde men ook vermijden dat criminele organisaties de

vermogensvoordelen zouden kunnen aanwenden om te investeren en om efficiënter te

worden51.

De wet van 1990 werd niet alleen in het leven geroepen op basis van nationale drijfveren,

maar werd ook geïnspireerd door internationale regelgeving. Hier kunnen we de Financial

Action Task Force-aanbevelingen, het Sluikhandelverdrag en het Europees

Witwasverdrag vermelden. De nieuwe wet paste met andere woorden volledig in het kader

van de internationale verdragen die België ondertekende, en bracht het Belgische strafrecht in

overeenstemming met de internationale akten. Dit was broodnodig om ons land in staat te

stellen om nauwer met andere landen samen te werken met het oog op het bestrijden van de

internationale criminaliteit52.

Er werd in de voorbereidende werken ook nog een hele bijlage gewijd aan rechtsvergelijking

met betrekking tot de materie “witwassen”. Het betrof hier een resem landen die ook met deze

problematiek geconfronteerd waren geweest, en reeds wetgevende initiatieven hadden

uitgewerkt om eraan te verhelpen. België hinkte op dit vlak - wat wel vaker gebeurt -

hopeloos achterop53.

Bij de invoering van de wet liet de wetgever alle bestaande bepalingen onaangeroerd en

voerde hij een nieuwe (facultatieve) straf in: “de verbeurdverklaring van

vermogensvoordelen”. Men koos er dus voor om dezelfde lijn te volgen als de klassieke

verbeurdverklaring, en men maakte van de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen ook

een bijkomende straf.

51 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013. 354-355. 52 A. VANDEPLAS, "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in M. CHÂTEL (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991. 385. 53 J. ROZIE, Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005. 65.

25

Page 27: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Men had hier bijvoorbeeld ook kunnen opteren om de verbeurdverklaring te organiseren als

een maatregel, zoals vaak gebeurt in het buitenland, maar blijkbaar was men niet bereid om de

rechtsbeschermende functie van het strafrecht en het strafprocesrecht hiervoor op te offeren54.

3.2.2. Artikelen 42, 43 en 43bis Sw. De wet van 1990 vulde in eerste instantie artikel 42 Sw. aan door er een derde lid aan toe te

voegen. Het luidt als volgt: [Bijzondere verbeurdverklaring wordt toegepast] “op de

vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, op de goederen en

waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen”.

In tweede instantie voegde men de woorden “toepasselijk op de zaken bedoeld in artikel 42,

1° en 2°” toe aan artikel 43 Sw. Dit luidde sindsdien als volgt: “Bij misdaad of wanbedrijf

wordt de bijzondere verbeurdverklaring toepasselijk op de zaken in artikel 42, 1° en 2° altijd

uitgesproken. Bij overtreding wordt zij slechts uitgesproken in de gevallen bij wet bepaald”

(eigen onderlijning).

Men voegde in derde instantie ook een artikel 43bis in: “Bijzondere verbeurdverklaring

toepasselijk op de zaken bedoeld in artikel 42, 3°, kan door de rechter in elk geval worden

uitgesproken. Indien de zaken niet kunnen worden gevonden in het vermogen van de

veroordeelde, raamt de rechter de geldwaarde ervan en heeft de verbeurdverklaring

betrekking op een daarmee overeenstemmend bedrag. Ingeval de verbeurdverklaarde zaken

aan de burgerlijke partij toebehoren, zullen zij aan haar worden teruggegeven. De

verbeurdverklaarde zaken zullen haar eveneens worden toegewezen ingeval de rechter de

verbeurdverklaring uitgesproken heeft omwille van het feit dat zij goederen en waarden

vormen die door de veroordeelde in de plaats gesteld zijn van de zaken die toebehoren aan de

burgerlijke partij of omdat zij het equivalent vormen van zulke zaken in de zin van het tweede

lid van dit artikel. Iedere andere derde die beweert recht te hebben op de verbeurdverklaarde

zaak, zal dit recht kunnen laten gelden binnen een termijn en volgens modaliteiten bepaald

door de Koning”55.

54 F. VERBRUGGEN, Schaduwboksen In Het Donker : De Dogmatische Onderbouw Van Het Strafrechtelijk Overheidsoptreden Tegen Georganiseerde Criminaliteit, Leuven, KUL, 2001. 918. 55 J. ROZIE, Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005. 66-67.

26

Page 28: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De artikelen die door de wet van 1990 werden ingevoerd werden ingelast bij de bestaande

artikelen aangaande de bijzondere verbeurdverklaring. In wezen is de voordeelsontneming die

door de nieuwe artikelen werd ingevoerd eigenlijk geen verbeurdverklaring in de

oorspronkelijke zin van het woord, maar voert de wet van 1990 eigenlijk een afzonderlijke

patrimoniale sanctie in, die naast de geldboete en de verbeurdverklaring komt te staan. De

verbeurdverklaring heeft namelijk als functie om de zaken die verband houden met het

misdrijf en er in zekere maten door gecontamineerd zijn, te kunnen ontnemen. De

voordeelsontneming richt zich op het ontnemen van de uit het misdrijf verkregen voordelen56.

Verder moet ook nog worden vermeld dat de wet van 1990 niet alleen relevant is geweest

voor de voordeelsontneming, maar ook een artikel 505 van het strafwetboek heeft vervangen

en zo het criminele feit “witwassen” strafbaar heeft gesteld. Dit zal hier echter niet verder in

detail worden besproken aangezien dit buiten het bereik van deze masterproef valt.

Bij de klassieke verbeurdverklaring moest er een zeer nauw verband zijn tussen de zaken die

voor verbeurdverklaring in aanmerking komen en het misdrijf. Met de invoering van de wet

van 1990 word die band enigszins doorgeknipt en kunnen ook derden, alsook helers van de

criminele vermogensvoordelen worden gestraft (artikel 505, 2°, 3° en 4° Sw.).

3.2.3. Verplicht of facultatief? Zoals hierboven reeds besproken is de klassieke verbeurdverklaring indien mogelijk steeds

verplicht. De rechter moet de verbeurdverklaring uitspreken voor zaken die voorwerp en de

producten van het misdrijf uitmaken, alsook voor de middelen die gediend hebben om het

misdrijf te plegen (artikel 43 Sw.). Zelfs wanneer de opschorting of de eenvoudige

schuldigverklaring worden uitgesproken geldt deze regel onverkort. Ook verzachtende

omstandigheden hebben geen invloed op de verplichting om objectum, instrumentum en

productum sceleris verbeurd te verklaren.

De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen die door de wet van 1990 werd ingevoerd is

echter steeds facultatief. De rechter heeft de keuze om de vermogensvoordelen al dan niet te

confisqueren (artikel 43bis, eerste regel Sw.).

56 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 421.

27

Page 29: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

3.2.4. Wat zijn vermogensvoordelen? Hoewel de voordeelsontneming reeds voor de wet van 1990 mogelijk was in het kader van

bepaalde bijzondere wetgeving, gebruikte men nergens de term “vermogensvoordeel”. Er

werd wel gesproken van ongeoorloofde winsten, ten onrechte gemaakte winsten, rechtstreekse

of onrechtstreekse voordelen,…57. Maar de term “vermogensvoordelen” was tot 1990

onbekend in het Belgische strafrecht. Het betreft een term die werd overgenomen uit het

Nederlands recht58. Destijds schoof de Raad van State in hun advies nochtans het begrip

“goederen en waarden” naar voor, maar minister M. WATHELET opteerde er toch voor om

“vermogensvoordelen” te behouden omdat hij vond dat dit ruimer en even duidelijk was59.

De beoordeling of een bepaalde zaak al dan niet een vermogensvoordeel is gebeurt op

soevereine wijze door de strafrechter. Het is een feitelijke beoordeling die door het Hof van

Cassatie slechts marginaal kan getoetst worden. Het strafwetboek zelf expliciteert het begrip

“vermogensvoordeel” echter niet60.

Er werd in de rechtsleer zeer vaak opgeworpen dat het begrip “vermogensvoordeel” niet echt

duidelijk is, en onvoldoende werd afgebakend. A. VANDEPLAS laat zelfs verstaan dat het

begrip “te vaag en te schimmig” is gebleven, hetgeen problematisch is aangezien het toch gaat

om een strafsanctie. En een straf dient strikt te worden geïnterpreteerd. A. VANDEPLAS

vraagt zich dan ook openlijk af of het wel verantwoord is om de strafrechter in deze een

beleid te laten voeren61.

57 J. ROZIE, Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005. 195. 58 A. VANDEPLAS, "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in M. CHÂTEL (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991. 389. 59 Advies van de Raad van State bij het Voorontwerp van Wet tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het Strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 1989-90, nr. 987/1, 12. 60 Ibid. 61 A. VANDEPLAS, "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in M. CHÂTEL (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991. 390-391.

28

Page 30: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De meerderheidsopvatting binnen de rechtsleer streeft een ruime toepassing na: “alle

goederen en waarden die de dader van het misdrijf bij het plegen ervan bekomen heeft,

ongeacht of deze roerend of onroerend, lichamelijk of onlichamelijk zijn” zouden volgens hen

in aanmerking komen62. De minderheidsopvatting vindt echter dat de toepassing van artikel

42, 3° Sw. moet worden beperkt tot: “de voorwerpen of goederen die vatbaar zijn voor een

eigendomstitel”63 64 of tot: “de goederen die moeten verwijderd kunnen worden uit het

patrimonium van de delinquent”65 66.

Het is zeer lang onduidelijk geweest of het nu de netto- of de brutowinst is die voor

verbeurdverklaring in aanmerking komt. Nu wordt aangenomen dat het de

brutovermogensvoordelen betreft. Het Hof van Cassatie is van mening dat de rechter die de

vermogensvoordelen begroot, de kosten die de dader heeft gemaakt om het misdrijf te

realiseren, niet moet aftrekken van het brutobedrag67. Uit het feit dat de rechter de volledige

beoordelingsbevoegdheid toekomt om het bedrag vast te stellen vloeit echter voort dat de

rechter nooit kan worden verplicht om het brutobedrag uit te spreken68. Dit zou een aantasting

van zijn soevereiniteit betekenen.

Het door het derde lid ingevoegde voordeelsbegrip van artikel 42 Sw. volgt een drieledige

opdeling die werd geïnspireerd door het Sluikhandelverdrag en het Europees Witwasverdrag.

We onderscheiden vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen

(primaire vermogensvoordelen), de goederen en waarden die in de plaats zijn gesteld

(secundaire vermogensvoordelen of vervangingsgoederen) en de inkomsten uit de belegde

voordelen.

62 L. CORNELIS en R. VERSTRAETEN, "Mag er nog wit worden gewassen ", TBH 1991. 63 T. AFSCHRIFT en A. ROMBAUTS, "La loi sur le blanchiment est-elle applicable aux infractions fiscales?", J.T. 1992. 609-617. 64 T. AFSCHRIFT, "Blanchiment et fraude fiscale", J.D.F. 1997. 193-224. 65 A. VAN ROOSBROECK, "Witwassen – Voorkoming en bestraffing van witwassen van geld en illegale vermogensvoordelen", Antwerpen ETL 1995. 251-284. 66 A. VAN ROOSBROECK, "Witwassen van fiscale vermogensvoordelen – enkele bedenkingen bij het gevaar op dubbele bestraffing", T.F.R. 2000. 1059-1071. 67 Cass. 27 september 2006, arrest P.06.0739.F. 68 F. DESTERBECK, De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in Belgie, Mechelen, Kluwer, 2007. 59.

29

Page 31: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

3.2.5. Primaire vermogensvoordelen De primaire vermogensvoordelen zijn deze die een rechtstreekse band vertonen met het

gepleegde misdrijf en nog in natura in het vermogen van de dader terug te vinden zijn. Het

kan hier bijvoorbeeld gaan om de inhoud van een kassa waar de dader mee aan de haal was

gegaan. Maar ook het bedrag aan belastingen dat men uitspaarde naar aanleiding van een

fiscaal misdrijf kan worden beschouwd als vermogensvoordeel dat voor verbeurdverklaring in

aanmerking komt69.

Het feit dat men de voordelen in het vermogen van de dader moet terug vinden wil niet

zeggen dat de beklaagde ook het eigendomsrecht over deze voordelen heeft of moet hebben.

Het volstaat dat hij de zaken onder zich houdt of nog in zijn bezit heeft. Het gaat niet

noodzakelijk om materieel bezit, het is reeds voldoende wanneer het gaat om een louter

feitelijke toestand. “Zaken die in natura worden aangetroffen” mogen niet te eng worden

gezien. Het gaat niet exclusief over goederen en waarden van lichamelijke aard70.

Artikel 42, 3° Sw. zegt wel uitdrukkelijk dat het moet gaan om vermogensvoordelen die

rechtstreeks uit het misdrijf verkregen zijn. Alle misdrijven komen hiervoor in aanmerking

(een overtreding, een wanbedrijf of een misdaad). Het artikel is zowel van toepassing op

misdrijven uit het strafwetboek, als op die uit bijzondere wetten en verordeningen. Uit zowel

de letter van het artikel, als uit de parlementaire werkzaamheden blijkt dat onopzettelijke

misdrijven ook binnen het toepassingsgebied vallen71. Dit laatste moet echter gemilderd

worden. De minister van Justitie stelde dat er niet geraakt wordt aan de grondprincipes van

het strafrecht, en A. VANDEPLAS leidt hieruit af dat de voordeelsontneming dus onmogelijk

is bij onopzettelijke misdrijven, behoudens wettelijke uitzonderingen72.

69 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013. 355. 70 A. VANDEPLAS, "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in M. CHÂTEL (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991. 391. 71 J. ROZIE, Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005. 197-198. 72 A. VANDEPLAS, "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in M. CHÂTEL (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991. 392.

30

Page 32: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het is niet altijd duidelijk waar nu juist het onderscheid ligt tussen “zaken die uit het misdrijf

voortkomen” (productum sceleris in de context van de klassieke verbeurdverklaring), en

“vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen” (lucra sceleris).

Volgens cassatierechtspraak moet het onderscheid worden gevonden in het gegeven dat zaken

die uit het misdrijf voortkomen materieel door het misdrijf zijn voortgebracht (of “tot stand

werden gebracht”). In de situatie voor de wet van 1990 werd ons voorbeeld van de inhoud van

de leeggeroofde kassa echter nog gezien als productum sceleris, terwijl dit nu dient

ondergebracht te worden onder primaire vermogensvoordelen (lucra sceleris).

De wetgever had er in 1990 misschien aan moeten denken dat de duidelijkheid van de

bepalingen aangaande de verbeurdverklaring er gebaat mee zou zijn wanneer men de

klassieke bepalingen had aangepast aan de nieuwe situatie. In de plaats daarvan heeft men de

nieuwe gewoon naast de oude verbeurdverklaringsbepalingen gezet73.

3.2.6. Secundaire vermogensvoordelen Secundaire vermogensvoordelen, of vervangingsgoederen zijn goederen en waarden die in de

plaats zijn gesteld van de primaire vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn

verkregen. Wanneer bijvoorbeeld een dief een gsm koopt met het geld dat hij heeft gestolen,

dan is het gestolen geld het primaire- en de gsm het secundaire vermogensvoordeel of

vervangingsgoed. Het komt erop neer dat de vermogensvoordelen niet meer in hun

oorspronkelijke vorm kunnen worden teruggevonden in het patrimonium van de veroordeelde.

Dit komt vaak voor aangezien de veroordeelde er alle baat bij heeft om zijn band met de

illegaal verkregen vermogensvoordelen zoveel mogelijk te verstoppen, of deze band zelfs te

verbreken om deze voordelen aan de verbeurdverklaring te onttrekken. Om dergelijke

praktijken tegen te gaan heeft de rechter de mogelijkheid om de waarde van de

vermogensvoordelen te ramen, en vervolgens de verbeurdverklaring uit te spreken voor dat

geraamde bedrag. Het betreft hier een waardeconfiscatie of een verbeurdverklaring per

equivalent (artikel 43bis al.2 Sw.)74.

73 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013. 355. 74 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 422-423.

31

Page 33: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De idee is dat de “besmetting” van het illegaal verkregen vermogensvoordeel overgaat op

andere in de plaats gestelde vermogensvoordelen teneinde de strafrechter in staat te stellen om

de criminaliteit in zijn kern te treffen. Hier kan men zich afvragen of de vervangingsgoederen

voor altijd het label “illegaal vermogensvoordeel” blijven dragen, of dat ze hun bijzonder

karakter verliezen door het verjaren van de strafvordering75.

3.2.7. Inkomsten uit belegde voordelen Inkomsten uit belegde voordelen of de vervangingszaken zijn opbrengsten die voortvloeien

uit de primaire vermogensvoordelen of de secundaire vermogensvoordelen. De wetgever

doelde hiermee op bankrenten, dividenden, opbrengsten van allerlei aard welke voortvloeien

uit de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, of uit de goederen

en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld. Het feit dat de dader van het misdrijf dergelijke

inkomsten slechts kan genereren door de totstandkoming van het desbetreffende misdrijf zorgt

ervoor dat zij niet als rechtmatig kunnen worden beschouwd76. Deze inkomsten uit belegde

voordelen worden vaak gezien als de tertiaire vermogensvoordelen. Het is echter een

categorie die veel minder voorkomt dan de twee bovenstaande.

Hier dient te worden opgemerkt dat het gegeven dat de secundaire vermogensvoordelen

(vervangingsgoederen) en de inkomsten uit belegde voordelen kunnen worden

geconfisqueerd, betekent dat goederen die zelf niet aan het misdrijf gelinkt kunnen worden,

toch voor verbeurdverklaring vatbaar zijn. Dit staat in schril contrast met de klassieke

verbeurdverklaringsvormen, waar het ondenkbaar is om zaken te confisqueren waarvan geen

band kan worden aangetoond met het onderliggende misdrijf.

75 A. VANDEPLAS, "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in M. CHÂTEL (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991. 392. 76 Memorie van Toelichting bij het Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl.St. Kamer 1989-90, nr. 987/1, 4.

32

Page 34: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

3.2.8. De verbeurdverklaring per equivalent Indien blijkt dat de beklaagde vermogensvoordelen heeft verkregen uit een misdrijf, maar

men deze niet meer in zijn patrimonium kan terugvinden, voorziet artikel 43bis Sw. in de

verbeurdverklaring per equivalent. Het komt erop neer dat de strafrechter de waarde van de

vermogensvoordelen raamt, en dan de verbeurdverklaring uitspreekt van dit gelijkwaardig

bedrag. De moeilijkheid zit hem hier in het bepalen van het “gelijkwaardig bedrag”77. Vaak

zal echter al een raming gebeurd zijn in het kader van de voorafgaande inbeslagneming per

equivalent zoals die werd ingevoerd door de wet van 2002. Dit wordt verder in de tekst

uitgebreid besproken.

De wet van 1990 zorgde voor een enorme uitbreiding van de mogelijkheden om criminelen de

vruchten van hun misdrijf afhandig te maken. Maar hoe losser de band met het onderliggend

misdrijf wordt, hoe zwaarder de bewijslast voor het Openbaar Ministerie. Men constateerde

dat men vaak wel wist dat bepaalde vermogensvoordelen die men terugvond in het

patrimonium van de dader voortkwamen uit criminele feiten, maar het leveren van het bewijs

hiervoor was zeer moeilijk. De wetgever heeft hier in 2002 een mouw aan proberen passen.

77 A. VANDEPLAS, "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in M. CHÂTEL (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991. 393.

33

Page 35: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

3.3. De wet van 2002 Om aan de tekortkomingen van de wet van 1990 te verhelpen, en om de rechercheurs en

strafrechters te ondersteunen in het ontplooien van een buitgerichte manier van rechercheren

kwam er een nieuwe wet. Deze wet van 19 december 2002 tot uitbreiding van de

mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken78 (verder de wet van

2002 genoemd) werd op 14 februari 2003 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en trad in

werking op 24 februari 2003. Ze kreeg al snel de bijnaam “Kaalplukwet”, verwijzend naar de

verruimde mogelijkheden die zij biedt om criminelen illegaal verkregen vermogensvoordelen

afhandig te maken79. De wet van 2002 voorzag in enkele nieuwe juridische mogelijkheden die

in het bijzonder de efficiëntie van het optreden tegen de zware, georganiseerde en financieel-

economische criminaliteit trachtte te verhogen.

Net als bij de wet van 1990 het geval was is het uitgangspunt opnieuw het beginsel dat

“misdaad niet mag lonen”. Het ontnemen van criminele winsten zou de bestaansreden van

deze criminaliteitsvormen doen verdwijnen. De realiteit heeft namelijk aangetoond dat

criminelen de door de rechter opgelegde straffen (zoals geldboeten en gevangenisstraffen)

vaak zien als “collateral damage”. Na het ondergaan van hun straf keerden zij vaak gewoon

terug naar hun - op criminele wijze vergaarde - fortuin80.

De voordeelsontneming is vooral in deze aangelegenheden een efficiënte sanctie aangezien zij

veel verder kan gaan dan een geldboete. Bij geldboeten word er namelijk meestal een

maximumbedrag in de wet bepaald, en ook met een traditionele verbeurdverklaring stuit men

vaak op beperkingen. De voordeelsontneming heeft dan ook een groter potentieel om een

afschrikkend effect te bewerkstelligen bij daders van bovengenoemde misdrijfcategorieën81.

Kort na de wet van 2002 kwam de wet van 2003 houdende de oprichting van een Centraal

Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring in strafzaken. Deze twee wetten

hangen nauw samen, de wet van 26 maart 2003 wordt dan ook verder in deze tekst besproken.

78 Wet van 19 december 2002 tot uitbreiding van de mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken, B.S. 14 februari 2003. 79 L. HUYBRECHTS, "Kaalpluk: haarpluk?" in M.J. DE SAMBLANX, B. DE BIE en P. WAETERINCKX (eds.), De Wet Van 19 December 2002 Tot Uitbreiding Van De Mogelijkheden Tot Inbeslagneming En Verbeurdverklaring In Strafzaken : Kaalpluk : Haarpluk?, Antwerpen, Intersentia, 2004. 1. 80 Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/6, 3. 81 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 421.

34

Page 36: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De wet van 2002 veranderde niets aan de soorten vermogensvoordelen die kunnen worden

geconfisqueerd. Het gaat nog steeds om primaire en secundaire vermogensvoordelen, alsook

de opbrengsten uit belegde voordelen zoals deze werden geïntroduceerd door de wet van

1990. De meerwaarde van de wet van 2002 moet dan ook elders worden gezocht. In de

voorbereidende werken van de wet spreekt men over vier basispijlers zijnde: de mogelijkheid

tot inbeslagneming per equivalent van vermogensactiva, de verdeling van de bewijslast tussen

het OM en de verdachte wat de herkomst van de verdachte vermogensvoordelen betreft, de

vereiste schriftelijke vordering van het OM voordat men tot verbeurdverklaring van

vermogensvoordelen kan overgaan en de mogelijkheid tot het instellen van een bijzonder

onderzoek naar de vermogensvoordelen82.

3.3.1. De inbeslagneming per equivalent De verbeurdverklaring per equivalent (of waardeconfiscatie) werd reeds door de wet van 1990

mogelijk gemaakt door de invoeging van het artikel 43bis Sw. Vanaf dan kon men zaken

confisqueren die geen band vertonen met het misdrijf dat de verdachte ten laste wordt gelegd.

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om criminele vermogensvoordelen die niet meer in het

patrimonium van de veroordeelde kunnen worden teruggevonden, na een raming door de

rechter, te compenseren door de veroordeelde een deel van zijn legaal vermogen te doen

afstaan (ten belope van de door de rechter geraamde som).

Het Hof van Cassatie oordeelde echter dat de formulering van artikel 35 Sv. het niet toeliet

om zaken die geen rechtstreeks vermogensvoordeel uit het misdrijf zijn in beslag te nemen.

Het kwam er dus op neer dat het OM of de onderzoeksrechter het geraamde equivalent van de

(niet in het patrimonium van de verdachte teruggevonden) vermogensvoordelen niet

voorafgaandelijk in beslag konden laten nemen met het oog op verbeurdverklaring na de

veroordeling.

Voor de praktijk was dit een zeer grote tekortkoming. Menig crimineel trachtte uiteraard zijn

vermogen weg te maken, te verbergen en zichzelf onvermogend te maken zodat er na de

veroordeling niets meer was om de verbeurdverklaring op toe te passen. Om hieraan te

verhelpen voegde men met de wet van 2002 een artikel 35ter Sv. in.

82 Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/6, 4-6.

35

Page 37: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Met dit artikel werd de voorafgaandelijke inbeslagneming van vermogensvoordelen per

equivalent mogelijk, en kunnen deze dus worden veilig gesteld. Dit verhoogt de kans op

effectieve verbeurdverklaring, en verkleint de kans dat de slachtoffers van het misdrijf in de

kou blijven staan83.

Als gevolg van de toch wel ingrijpende aard van zo’n voorafgaand beslag bij equivalent op

vermogensvoordelen heeft de wetgever enkele vereisten ingevoerd. Zo moeten er ernstige en

concrete aanwijzingen zijn dat de verdachte een vermogensvoordeel heeft verkregen, men kan

het niet meer in het vermogen van de verdachte terugvinden (subsidiariteit, als men het wel

nog terugvindt in het vermogen van de verdachte is een inbeslagneming per equivalent

overbodig) en men mag slechts beslag leggen voor een bedrag dat in overeenstemming is met

de vermoedelijke vermogensvoordelen die uit het criminele feit voortkwamen

(proportionaliteit).

Verder gelden er ook specifieke vormvereisten. Zo moeten de procureur des Konings of de

onderzoeksrechter in hun kantschrift aangeven waarop ze zich hebben gebaseerd bij de

raming van het bedrag dat ze per equivalent in beslag zullen nemen. Ze dienen hier ook aan te

geven wat de ernstige en concrete aanwijzingen zijn die het beslag rechtvaardigen. Deze

informatie dient ook te worden opgenomen in het uiteindelijke proces-verbaal van de

inbeslagneming.

Er dient nog te worden vermeld dat de inbeslagneming per equivalent niet kan worden

toegepast bij de vervolging van het misdrijf “witwassen”. Dit misdrijf is pas mogelijk nadat

men reeds een eerste misdrijf heeft gepleegd, namelijk het misdrijf waardoor er illegale

vermogensvoordelen werden verworven die door het tweede misdrijf worden “witgewassen”.

Deze vermogensvoordelen worden wettelijk als voorwerp gezien (objectum sceleris), en

voorwerpen van het misdrijf kunnen in het algemeen niet per equivalent worden

verbeurdverklaard84.

83 Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/6, 5-7. 84 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/17.

36

Page 38: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

3.3.2. De verdeling van de bewijslast Criminaliteit beperkt zich de laatste jaren - net zoals onze leefwereld in het algemeen - steeds

minder en minder tot de landsgrenzen. Deze internationalisering zorgt er mede voor dat de

bewijslast met betrekking tot de criminele oorsprong van verdachte vermogens steeds

zwaarder wordt. Deze bewijslast lag volledig bij het Openbaar Ministerie. Zij moesten dus

bewijzen dat de goederen voortkwamen uit illegale activiteiten. Dit zorgde er in de praktijk

vaak voor dat men goederen waarvan men zo goed als zeker wist dat ze op illegale wijze

verkregen waren niet kon ontnemen omdat men niet genoeg bewijs bij elkaar kon krijgen85.

Om hieraan te verhelpen werd het nieuwe artikel 43quater Sw. ingevoerd. Het is de meest

ingrijpende wijziging die de “Kaalplukwet” van 2002 heeft doorgevoerd. De bedoeling was

om het onder bepaalde voorwaarden mogelijk te maken om vermogensvoordelen

voortvloeiend uit misdrijven verbeurd te verklaren zonder dat het Openbaar Ministerie moet

bewijzen dat deze uit het bewezen misdrijf zijn voortgekomen. Het Openbaar Ministerie moet

zelfs niet alle misdrijven meer bewijzen die aan de basis van de vermogensvoordelen liggen86.

Het nieuwe artikel 43quater Sw. geeft de rechter de mogelijkheid tot verbeurdverklaring ten

aanzien van zowel vermogensvoordelen die als identificeerbaar object kunnen worden

teruggevonden in het patrimonium van de veroordeelde en waarvan de band met het misdrijf

nog vast te stellen valt (objectconfiscatie), alsook de veroordeling van een met de waarde van

de zaken overeenstemmend bedrag (waardeconfiscatie). Deze beide modellen zijn op zich niet

nieuw. De vernieuwing van het artikel zit hem in de mogelijkheid om onder bepaalde

voorwaarden de verbeurdverklaring uit te spreken wanneer de veroordeelde “verdere

vermogensvoordelen heeft ontvangen” gedurende de relevante periode. Deze nieuwe vorm

van verbeurdverklaring van vermogensvoordelen zal enkel op subsidiaire wijze door het

Openbaar Ministerie kunnen worden gevorderd wanneer de vermogensvoordelen niet via

object- of waardeconfiscatie kunnen worden gerecupereerd87.

85 Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/6, 16-17. 86 P. TRAEST en G. STESSENS, "Meer mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken" in H. BOCKEN, S. CASTELAIN, T. DE WAELE, R. STEENNOT, M. TISON en L. VENY (eds.), Gandaius Actueel IX, Mechelen, Kluwer, 2004. 64-65. 87 Ibid.

37

Page 39: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het gaat hier enkel om een versoepeling van de bewijslast in het kader van

vermogensvoordelen (lucra sceleris). Aan de bewijsvoering inzake de klassieke

verbeurdverklaring (productum, instrumentum en objectum) veranderde de wet van 2002

niets. Ook voor de hoofdprocedure blijft de normale bewijslast van toepassing, zijnde dat het

Openbaar Ministerie bewijzen zal moeten aanvoeren die de schuld van de verdachte m.b.t. het

misdrijf aantonen. Voor de afgesplitste ontnemingsprocedure hanteert men echter de techniek

van de gedeelde bewijslast tussen het OM en de veroordeelde. Hetgeen toch duidt op het feit

dat de wetgever de bewijslast aanzienlijk heeft willen verlichten88. De gedeelde bewijslast is

op zich niet in strijd met het vermoeden van onschuld, maar men moet de verdachte wel

toelaten om het bewijs te leveren dat de betreffende goederen een legale oorsprong kennen89.

Het is aan het Openbaar Ministerie om ernstige en concrete aanwijzingen aan te dragen die

het aannemelijk maken dat de veroordeelde over een bepaalde termijn substantiële

vermogensvoordelen heeft verworven (uit het misdrijf of uit identieke misdrijven). Wanneer

het gaat om identieke misdrijven als hetgene waarvoor de dader is veroordeeld (zoals bedoeld

in artikel 43quater Sw.) moet het identieke misdrijf dat aan de basis van de

vermogensvoordelen ligt niet worden bewezen. Indien de veroordeelde niet kan bewijzen dat

deze voordelen niet uit het identieke misdrijf voortkomen, dan kunnen deze worden

geconfisqueerd.

Aangezien de verdeling van de bewijslast bij de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen

een bijzonder ingrijpend karakter heeft, heeft de wetgever er geen algemene gelding aan

willen geven. Men heeft het gelimiteerd tot enkele misdrijven die men als zeer ernstig aanziet.

Er zijn drie categorieën van misdrijven die in aanmerking komen voor de procedure met een

gedeelde bewijslast90.

De eerste categorie behelst de misdrijven die door de wetgever als maatschappelijk zeer

verstorend en profijtgericht gezien worden zoals publieke en private omkoping, drugsdelicten,

mensenhandel, hormonenhandel en humanitaire inbreuken.

88 P. TRAEST en G. STESSENS, "Meer mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken" in H. BOCKEN et al. (eds.), Gandaius Actueel IX, Mechelen, Kluwer, 2004. 64-65. 89 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 424. 90 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/1, 30.

38

Page 40: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De tweede categorie betreft misdrijven die werden gepleegd in de context van een criminele

organisatie. Het gaat dan over feiten van wapenhandel, zware diefstallen, handel in

geneesmiddelen die maatschappijverstorend en profijtgericht zijn omwille van het feit dat zij

binnen een criminele organisatie werden gepleegd of waarvan het bestaan van dergelijke

organisatie gemakkelijk aan te tonen valt.

In de derde categorie vinden we misdrijven terug zoals BTW-carroussels en consoorten. Het

gaat hier om fiscale misdrijven die extreem profijtgericht zijn en op internationale schaal

worden georganiseerd. Het zijn doorgaans misdrijven die op zich geen wettelijke

strafbaarstelling hebben, maar worden gepleegd door middel van meerdere afzonderlijke

misdrijven. Dit zijn bijvoorbeeld fiscale misdrijven die samengaan met oplichting, valsheid in

geschriften,…91.

Wanneer de beklaagde werd veroordeeld voor een feit dat terug te vinden is in één van

bovenstaande categorieën zal de rechter het mechanisme van de verdeling van de gedeelde

bewijslast kunnen toepassen. Dit kan pas na schriftelijke vordering door het Openbaar

Ministerie. Artikel 43quater §2 bepaalt dat: “de verbeurdverklaring […] kan worden

uitgesproken tegen de daders, mededaders en medeplichtigen” die werden veroordeeld

wegens een misdrijf dat valt onder één van de misdrijven die limitatief staan opgesomd in

hetzelfde artikel (zie ook bovenstaande misdrijfcategorieën) en onder de in §1 van dat artikel

vermelde voorwaarden. Het artikel bepaalt verder de toepassingsvoorwaarde dat: “[…] de

veroordeelde over een relevante periode verdere vermogensvoordelen heeft ontvangen terwijl

er ernstige en concrete aanwijzingen zijn dat deze voordelen voortspruiten, uit het misdrijf

waarvoor hij werd veroordeeld, of uit identieke feiten, en de veroordeelde het tegendeel niet

geloofwaardig maakt. Dit tegendeel kan tevens geloofwaardig gemaakt worden door elke

derde die beweert recht te hebben op deze voordelen”.

Het is de taak van het Openbaar Ministerie om trachten aan te tonen dat men inkomsten heeft

genoten, uitgaven heeft gedaan of in het bezit is geweest van goederen waarvan de oorsprong

niet legaal is in de relevante periode van maximaal vijf jaar voor de inverdenkingstelling van

de persoon tot de datum van de uitspraak.

91 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/1, 38-39.

39

Page 41: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Artikel 43quater vermeldt in het tweede lid van §3 dat: “de ernstige en concrete aanwijzingen

[…] kunnen worden geput uit alle geloofwaardige elementen die op regelmatige wijze aan de

rechtbank worden overlegd, en die wijzen op een onevenwicht van enig belang tussen

enerzijds de tijdelijke of blijvende aangroei van het vermogen en de bestedingen van de

veroordeelde in de relevante periode die door het Openbaar Ministerie wordt aangetoond, en

anderzijds de tijdelijke of blijvende aangroei van het vermogen en de bestedingen van de

veroordeelde in deze periode, waarvan hij kan geloofwaardig maken dat ze niet voortspruiten

uit de feiten waarvoor hij werd veroordeeld of uit identieke feiten”.

Indien het OM aannemelijk maakt dat deze vermogensvoordelen gerelateerd zijn aan het type

misdrijf waarvoor men werd veroordeeld, is het aan de verdachte om te weerleggen dat hij het

verschil tussen zijn werkelijke vermogen en zijn legaal verantwoorde vermogen niet uit een

misdrijf heeft verkregen. Kan hij dit niet, dan zal de rechter beslissen in welke mate dit

verschil voor verbeurdverklaring in aanmerking komt92. Voor de berekening van eventuele

voor verbeurdverklaring in aanmerking komende vermogensvoordelen hanteert het OM een

wiskundige berekening.

Het uitgangspunt is het vermogen dat de veroordeelde aan het begin van de relevante periode

bezat (=A). Vervolgens kijkt men naar de aangroei van het vermogen (=B) en de bestedingen

die de veroordeelde deed gedurende de relevante periode (=C). Door de som van deze twee te

nemen (B+C) komt men tot de feitelijke aangroei van het vermogen van de veroordeelde in de

relevante periode. Dit bedrag moet dan vergeleken worden met alle vermogensvoordelen (=D)

en alle bestedingen (=E) waarvan de veroordeelde geloofwaardig kan maken dat hij ze wel op

legale wijze heeft verkregen (geloofwaardig maken dat ze niet voortspruiten uit de feiten

waarvoor hij werd veroordeeld of uit identieke feiten). Wanneer de som van het aanvankelijk

vermogen en de legale inkomsten en bestedingen (= A+D+E) kleiner is dan de som van het

aanvankelijk vermogen en de feitelijke aangroei (= A+B+C), dan heeft het OM aangetoond

dat er “verdere vermogensvoordelen” zijn in de zin van artikel 43quater, §2 Sw.93.

92 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/1, 35. 93 P. TRAEST en G. STESSENS, "Meer mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken" in H. BOCKEN et al. (eds.), Gandaius Actueel IX, Mechelen, Kluwer, 2004. 72.

40

Page 42: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

3.3.3. De schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie Aangezien de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen facultatief is kon de rechter onder

het regime van de wet van 1990 de verbeurdverklaring uitspreken zonder dat het Openbaar

Ministerie dit gevorderd had. Dit had negatieve gevolgen voor de rechtspositie van de

verdachte die kon geconfronteerd worden met een ambtshalve verbeurdverklaring door de

rechter, terwijl hij zich daar niet heeft tegen kunnen verdedigen.

De wetgever wou hieraan verhelpen en voegde de verplichte schriftelijke vordering door het

OM in. Uit de parlementaire voorbereiding valt op te maken dat: “het Openbaar Ministerie in

zijn schriftelijke vordering zal moeten preciseren van welke vermogensvoordelen, goederen

en waarden die ervan in de plaats zijn gesteld en/of inkomsten uit belegde voordelen het de

verbeurdverklaring vordert”94. Deze verplichting geldt ook wanneer men een

verbeurdverklaring per equivalent (waardeconfiscatie) zou willen vorderen.

De schriftelijke vordering zorgt voor een versterking van de rechtspositie van de verdachte,

aangezien hij zich beter kan verdedigen. Hij weet nu tenminste wat er hem boven het hoofd

hangt. Er valt verder nog op te merken dat deze wijziging verder niets verandert aan het

facultatieve karakter van de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen. De uitzondering op

deze regel uit artikel 43quater §4 Sw. blijft echter bestaan.

Het betreft de verplichte verbeurdverklaring van vermogen dat ter beschikking staat van een

criminele organisatie (tenzij de rechten van derden die ter goeder trouw handelden hierdoor

geschonden zouden worden).

De wet van 2002 had ook impact op de Probatiewet. Deze werd in overeenstemming gebracht

met de nieuwe situatie door te stellen dat bij opschorting van de uitspraak van de veroordeling

de verbeurdverklaring kan worden uitgesproken op voorwaarde dat er een schriftelijke

vordering is van het OM95 96. Dit is thans niet meer mogelijk.

94 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/1, 41. 95 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 425-426. 96 Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie wat betreft de afwezigheid van voorafgaande veroordelingen, B.S. 17 juli 1964.

41

Page 43: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

3.3.4. Het bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen Artikel 14 van de “Kaalplukwet van 2002 voert een hoofdstuk VIII in genaamd “Het

bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen”. Dit hoofdstuk in het wetboek van

strafvordering houdt twee artikelen zijnde artikel 524bis en 524ter. De strafrechter krijgt

hierdoor de mogelijkheid om het Openbaar Ministerie toe te staan een bijzonder onderzoek te

voeren met als doelstelling de vermogensvoordelen te bepalen zoals bedoeld in artikelen 43

3°, 43bis of 43quater Sw. Dit bijzonder onderzoek kan pas van start gaan na de uitspraak over

de schuldvraag.

Het bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen werd in het leven geroepen naar het

voorbeeld van praktijken die in de V.S.A. en in Nederland al langer ingang hadden gevonden

in de strafrechtspraktijk. Zo bestond er in Nederland al enige tijd de mogelijkheid om een

strafrechtelijk financieel onderzoek te voeren. Uit de memorie van toelichting bij de

“Kaalplukwet” van 2002 kan men afleiden dat men de bedoeling heeft gehad om te verhelpen

aan het feit dat het proces rond het basismisdrijf vaak lang en overbodig vertraagd werd door

het aanslepende onderzoek naar de vermogensvoordelen en het retraceren van illegale

geldstromen97.

De oplossing werd gevonden in de afsplitsing van het onderzoek naar de vermogensvoordelen

(ontnemingsprocedure) van de hoofdprocedure. Dit valt enigszins revolutionair te noemen

aangezien het scheiden van de uitspraak over de schuld en de uitspraak over de

verbeurdverklaring volgens de stand van het recht voor de “Kaalplukwet” niet mogelijk was.

Tot dan mochten noch de uitspraak over de schuld en de straftoemeting, noch de uitspraak

over de verschillende bestanddelen van de opgelegde straf worden gesplitst. Dit omdat de

verbeurdverklaring in het Belgisch recht geconcipieerd is als een straf.

Dat de artikelen 524bis en 524ter Sv. in titel IV “enige rechtsplegingen van bijzondere aard”

zijn opgenomen is dan ook niet onlogisch. Het gaat om een onderzoek sui generis dat niet kan

worden verbonden aan een specifiek rechtscollege. De beslissing om over te gaan tot een

bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen is voorbehouden aan de rechter ten gronde,

die ook uitspraak deed over de schuld van de beklaagde m.b.t. het hem ten laste gelegde feit98.

97 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/1, 3. 98 P. TRAEST en G. STESSENS, "Meer mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken" in H. BOCKEN et al. (eds.), Gandaius Actueel IX, Mechelen, Kluwer, 2004. 89-90.

42

Page 44: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Bij het voeren van een bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen moet men enkele

voorwaarden naleven. Vooreerst dient er vermeld te worden dat de strafrechter niet zomaar

zelf ambtshalve tot het onderzoek kan overgaan. Dit dient te gebeuren op vordering van het

Openbaar Ministerie. Aangezien de wet geen vereisten heeft gesteld wat betreft de manier

waarop dit moet gebeuren, mag men aannemen dat de vordering zowel schriftelijk als

mondeling kan geschieden. Ook een motivering wordt nergens vereist. De strafrechter kan op

de vordering ingaan, maar is dit geenszins verplicht. Het voeren van een bijzonder onderzoek

is in geen geval een vereiste om tot de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen

over te gaan. Dit kan namelijk - mits schriftelijke vordering van het OM conform artikel 43bis

Sw. - ook zonder ontnemingsprocedure. Het zou bijvoorbeeld mogelijk zijn dat er meerdere

tenlasteleggingen zijn en dat men enerzijds de verbeurdverklaring vordert m.b.t.

vermogensvoordelen uit een misdrijf waarvoor men geen bijzonder onderzoek moet voeren en

anderzijds voor een andere tenlastelegging wel een bijzonder onderzoek vordert omdat er

geen duidelijkheid bestaat over de illegaal verkregen vermogensvoordelen die naar aanleiding

van die tweede tenlastelegging werden verworven99.

Het is ook vereist dat er ernstige en concrete aanwijzingen zijn dat men vermogensvoordelen

van enig belang heeft gehaald uit het misdrijf of identieke feiten zoals reeds besproken in het

deel over de gedeelde bewijslast. Het grote verschil is echter dat het voeren van een bijzonder

onderzoek naar de vermogensvoordelen niet gelimiteerd is tot de misdrijven die worden

opgesomd in artikel 43quater Sw. zoals dat wel het geval is wanneer men gebruik wil maken

van het mechanisme van de gedeelde bewijslast. Het bijzonder onderzoek is dus mogelijk

naar aanleiding van alle misdrijven, op voorwaarde dat het gaat om vermogensvoordelen van

enig belang en er ernstige en concrete aanwijzingen aanwezig zijn100.

99 J. ROZIE, Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005. 378-388. 100 J. ROZIE, Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005. 390.

43

Page 45: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Dat het moet gaan om vermogensvoordelen van enig belang is een voorwaarde waarvoor men

zich liet inspireren door het Nederlandse Wetboek van Strafvordering. De wetgever heeft dit

vermoedelijk ingevoerd uit proceseconomische overwegingen, daar waar het instellen van een

bijzonder onderzoek voor geringe vermogensvoordelen niet opportuun zou zijn en de actoren

inzake de verbeurdverklaring teveel zou belasten. Het begrip “vermogensvoordelen van enig

belang” wordt echter nergens duidelijk gedefinieerd. De memorie van toelichting zegt wel dat

het ertoe moest leiden dat het bijzonder onderzoek niet zou worden aangewend voor het

bepalen van eerder beperkte vermogensvoordelen101. Bij ontstentenis van een definitie is het

dus de strafrechter die in elke concrete zaak invulling zal geven aan wat hij als

“vermogensvoordelen van enig belang” aanziet. Dit is misschien nog niet eens de slechtste

optie aangezien een bij wet vastgelegd minimumbedrag enerzijds nogal arbitrair zou zijn, en

anderzijds in de praktijk moeilijk haalbaar zou zijn aangezien het niet steeds gemakkelijk is

om de illegale vermogensvoordelen al in het beginstadium van de procedure te ramen. Toch

blijft de invulling die door elke strafrechter aan het begrip moet worden gegeven erg

subjectief, en komt het de eenvormigheid van het beleid niet ten goede102.

Het bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen kan worden beschouwd als een sui

generis-onderzoek en wordt gevoerd onder leiding en gezag van het Openbaar Ministerie,

meerbepaald de procureur des Konings. Hij draagt de verantwoordelijkheid en waakt over de

wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden verzameld. De plicht

tot geheimhouding van het opsporingsonderzoek is onverkort van toepassing op de

ontnemingsprocedure. De handelingen die worden gesteld in het kader van het bijzonder

onderzoek mogen geen dwangmaatregel inhouden en ook de schending van individuele

rechten en vrijheden is verboden. De inbeslagname van de zaken zoals vermeld in de artikelen

35 en 35ter is wel mogelijk. In dit geval gaat het om een strafrechtelijk kortgeding (zoals

geregeld in artikel 28sexies Sv.)103.

101 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/1, 81. 102 J. ROZIE, Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005. 390. 103 P. TRAEST en G. STESSENS, "Meer mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken" in H. BOCKEN et al. (eds.), Gandaius Actueel IX, Mechelen, Kluwer, 2004. 92-93.

44

Page 46: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het valt op dat de bevoegdheden die de procureur des Konings heeft m.b.t. het bijzonder

onderzoek grotendeels gelijk lopen met de bevoegdheden die hij heeft bij het voeren van een

opsporingsonderzoek. Bijkomend heeft de procureur de mogelijkheid om de rechter ten

gronde te verzoeken om de aanstelling van een deskundige, om een afluistermaatregel en om

een huiszoeking. In voorkomend geval fungeert de rechter ten gronde als een soort “rechter

van het onderzoek”104.

Eens het bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen is afgerond kan de procureur (pdK

of in sommige gevallen zelfs de PG) de verbeurdverklaring aanhangig maken bij

respectievelijk de rechtbank of het hof dat het bijzonder onderzoek heeft bevolen. Wanneer

het bijzonder onderzoek pas werd gelast in graad van beroep omdat het Openbaar Ministerie

in hoger beroep ging, dan zal de vordering tot verbeurdverklaring onmiddellijk bij het hof van

beroep aanhangig gemaakt worden. De aanhangigmaking van de vordering tot

verbeurdverklaring dient te geschieden binnen de twee jaar vanaf de dag waarop men het

bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen heeft gelast. Aangezien het zou kunnen

voorkomen dat er nog geen in kracht van gewijsde gegane uitspraak voorhanden is omtrent de

schuld van de beklaagde, wordt de principiële vervaltermijn automatisch verlengd tot één

maand vanaf de dag dat de uitspraak houdende de bewezenverklaring van het misdrijf in

kracht van gewijsde is gegaan. In dit laatste geval zal het Openbaar Ministerie haar best

moeten doen om op één maand alles rond te krijgen. Wanneer de beklaagde in eerste aanleg

wordt vrijgesproken maar de rechter in graad van beroep de feiten alsnog bewezen verklaart is

het wel mogelijk dat de termijn met een bijkomende zes maanden wordt verlengd. Deze

facultatieve verlenging dient door het OM te worden gevorderd105.

De “Kaalplukwet” van 2002 voorzag een enorme uitbreiding van de mogelijkheden voor

rechters en voor het Openbaar Ministerie en een versnelling van de procedure. Dit met als

doel de inbeslagneming en verbeurdverklaring performanter te maken. De slagkracht van een

wet kan echter pas worden bereikt indien zij degelijk vertaald wordt naar de praktijk. In het

volgende hoofdstuk bespreken we hoe de bijzondere verbeurdverklaring van

vermogensvoordelen er in de praktijk aan toe gaat, vooral aan de hand van de instelling die

naar aanleiding van de “Kaalplukwet” werd opgericht: “het COIV”. 104 P. TRAEST en G. STESSENS, "Meer mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken" in H. BOCKEN et al. (eds.), Gandaius Actueel IX, Mechelen, Kluwer, 2004. 93-96. 105 Ibid.

45

Page 47: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4. Hoofdstuk 4: de bijzondere verbeurdverklaring van

vermogensvoordelen in de praktijk

Wanneer een rechter een verbeurdverklaring uitspreekt moet het vonnis of arrest ook ten

uitvoer worden gelegd. Het is pas op dit moment dat de verbeurdverklaring ook effectief in de

praktijk kan worden uitgevoerd. Het komt erop neer dat het desbetreffende vonnis of arrest als

uitvoerbare titel moet worden gebruikt om de verbeurdverklaarde zaken (of

vermogensvoordelen) te doen veranderen van eigenaar, doorgaans ten voordele van de Staat.

In de uitvoerende fase van de verbeurdverklaring treden enkele actoren op de voorgrond die

niet onbesproken kunnen blijven.

Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de strafuitvoering. Aangezien de

verbeurdverklaring in het Belgisch recht is opgevat als een straf, valt dit onder hun

bevoegdheid. De procureur des Konings, of de procureur-generaal dienen het Centraal Orgaan

voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring in kennis te stellen van de in kracht van

gewijsde getreden vonnissen en arresten inzake verbeurdverklaring van vermogensvoordelen.

Deze kennisgeving dient de identificatiegegevens van de verbeurdverklaarde

vermogensbestanddelen en van de personen te bevatten lastens wie de verbeurdverklaring

werd uitgesproken106.

Na de kennisgeving van het Openbaar Ministerie gebeurt de uiteindelijke vervreemding van

de verbeurdverklaarde goederen door het COIV, dat in wezen een parketinstantie is. Zij

stellen hiertoe een lasthebber aan. Deze lasthebber is in de regel de Administratie der

Domeinen die vandaag de naam Administratie van de Patrimoniumdiensten draagt en deel

uitmaakt van de Federale Overheidsdienst Financiën.

Ook indien het om een procedure tot teruggave gaat, waarin een derde die aanspraak maakt op

verbeurd te verklaren of verbeurdverklaarde zaken heeft de FOD Financiën een rol te spelen.

De verbeurdverklaring heeft steeds een strafkarakter, dit heeft tot gevolg dat het vonnis dat de

verbeurdverklaring met toewijzing beveelt, de burgerlijke partij geen eigen titel verleent om

zelf tot tenuitvoerlegging ten aanzien van de veroordeelde over te gaan.

106 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/83.

46

Page 48: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De verbeurdverklaring door toewijzing kan enkel worden uitgevoerd door de ontvanger der

Domeinen. In het bijzonder is dit de territoriaal bevoegde ontvanger van de administratie

Patrimoniumdocumentatie aangaande de verkoop van verbeurdverklaarde zaken, en de

ontvanger van de administratie Niet-fiscale invordering in het kader van de invordering

inzake de verbeurdverklaring per equivalent. Dit zijn beide administraties van de FOD

Financiën. De straf kan enkel worden uitgevoerd in naam van de procureur des Konings en

kan eventueel ook volgens de aanwijzingen van het COIV gebeuren. Na het recupereren van

de verbeurdverklaarde zaken en/of te betalen geldsommen is het dan aan de ontvanger om (de

opbrengst van) deze zaken of sommen over te maken. In deze procedure is dan niet de Staat,

maar de burgerlijke partij ontvanger. (artikelen 165, 197, 197bis en 361 Wetboek van

Strafvordering)107.

4.1. Totstandkoming van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV)

4.1.1. Historiek De hierboven besproken wetten van 1990 en 2002 zorgden voor een enorme uitbreiding van

de mogelijkheden tot verbeurdverklaring. Ook de wet van 20 mei 1997 betreffende de

internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en

verbeurdverklaringen108 opende nieuwe perspectieven. Deze verruiming van de

mogelijkheden was op zich zeer positief, zeker op het vlak van de gerichte

criminaliteitsbestrijding en meeropbrengsten voor de Staat, maar bracht ook problemen met

zich mee. De verbeurdverklaarde en inbeslaggenomen goederen en waarden moesten namelijk

ook op een efficiënte manier worden behandeld en verwerkt teneinde de waarde ervan zo

goed als mogelijk te behouden tot op het einde van de rit (bij teruggave of

verbeurdverklaring).

107 E. FRANCIS, "Algemene principes van de bijzondere verbeurdverklaring en het beslag in strafzaken", T. Strafr. 2011, afl. 5. 319-322. 108 Wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen, B.S. 3 juli 1997.

47

Page 49: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

In het verleden heeft de wetgever eerder weinig aandacht gehad voor wat er moest gebeuren

na inbeslagname of verbeurdverklaring. Ook bij het opstellen van de wet van 1990 liet men na

om te voorzien in een aangepast procedureel en logistiek kader. De problematiek werd echter

steeds duidelijker. Voormalig COIV-directeur ERWIN FRANCIS heeft het zelfs over

situaties waarbij duizenden inbeslaggenomen voertuigen her en der stonden te verkommeren

bij garagisten die woekerprijzen aanrekenden voor de stalling ervan. Voor gelden en titels

heeft het College van procureurs-generaal moeten ingrijpen (COL 4/97).

Er bestond geen enkel overzicht aangaande het aantal, de aard, de waarde en de opslagplaats

van de in beslag genomen goederen. Dit geldt mutatis mutandis ook voor de

verbeurdverklaarde goederen. Zaken die als waardevol in beslag werden genomen gingen

vaak waardeloos terug de deur uit. De dienst Domeinen had vaak de grootste moeite om zich

nog van deze zaken te ontdoen, laat staan verkopen tegen een goede prijs. Ook hier was geen

enkele vorm van overzicht van wat er binnenkwam en buitenging109. De magistraten en de

politiediensten hadden ook te weinig kennis van de toenmalige mogelijkheden op dit vlak,

wat er toe leidde dat deze ook onvoldoende werden toegepast.

4.1.2. Op zoek naar de oplossing Het werd steeds duidelijker dat de werking van de strafrechtspleging er gebaat mee zou zijn

wanneer er meer aandacht zou worden besteed aan efficiënt en waardevast beheer van de in

beslag genomen goederen. Dit laatste zou in geval van verbeurdverklaring ook de Schatkist

ten goede komen. Er was dus dringend nood aan een centrale instantie die de

verbeurdverklaringen en inbeslagnemingen op een adequate en transparante wijze kon

uitvoeren.

In het buitenland was er al langer een centraliseringstendens merkbaar. Zeker wat de

voordeelsontneming betreft. Binnen de Europese Unie werd ook de volgende aanbeveling

gedaan: “Each member state should develop a center of excellence for all matter regarding

the seizure and confiscation of criminal proceeds”110. België kon dus niet achter blijven, en

wou zich met de wet van 2003 aansluiten bij de internationale ontwikkelingen op dit domein.

109 E. FRANCIS, "Het beheer en de beschikking over goederen in strafzaken" in D. VANDERMEERSCH, B. DEJEMEPPE en E.A. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen/Saisie et confiscation des profits du crime, Antwerpen, Maklu, 2004. 178-179. 110 Memorie van Toelichting bij de wet van 26 maart 2003, Parl. St. Kamer nr. 2117/1, 8.

48

Page 50: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Van alle verschillende, reeds in het buitenland bestaande organisaties voor inbeslagneming en

verbeurdverklaring bleek toenmalig minister van Justitie MARC VERWILGHEN het meest

gecharmeerd door het Nederlandse BOOM. Voluit het “Bureau Ontnemingswetgeving

Openbaar Ministerie” dat in Nederland reeds sinds 1993 operationeel is. De minister maakte

er kennis mee naar aanleiding van een werkbezoek in Nederland. Tegenover de andere

buitenlandse alternatieven is BOOM eerder beheers- en beleidsgericht111.

4.1.3. De ministeriële circulaire van 10 januari 2001 De Oprichting van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring

betrof één van de beleidsrealisaties van de projecten opgenomen in het Federaal

Veiligheidsplan112. Op 25 januari 2001 verscheen de ministeriële omzendbrief met als titel

“Algemene richtlijn 2001/1 houdende de instelling van een Centrale Dienst voor de

Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring in de schoot van de Rechterlijke Orde” in het

Belgisch Staatsblad. De richtlijn zelf dateerde zelf van 10 januari 2001. Deze omzendbrief

bepaalde het toepassingsgebied, de opdrachten, de leiding, het gezag en de middelen voor de

oprichting van deze dienst. Ze gaf ook aanleiding tot de goedkeuring van een globaal budget

van ongeveer €650.000 voor de oprichting van de “Centrale Dienst”.

Het bleef echter wachten op de wettelijke instelling ervan. In totaal zouden het

wetsvoorbereidende proces en de feitelijke oprichting maar liefst twee jaar duren. Het in 2001

geraamde globale budget van €650.000 bleef ongewijzigd en moest volstaan in 2003. Er dient

nog te worden vermeld dat men de oorspronkelijke benaming “Dienst” verving door het

woord “Orgaan” aangezien “Dienst” voorbehouden werd voor de politiediensten113.

De ministeriële circulaire beoogde de oprichting van een gespecialiseerde dienst inzake de

bijzondere verbeurdverklaring en ontneming van vermogensvoordelen die worden verkregen

uit misdrijven. De dienst zou worden opgericht in de schoot van de rechterlijke orde en zou

fungeren als landelijk kennispunt inzake ontneming en zou dossiergerichte ondersteuning

bieden aan de leden van het Openbaar Ministerie.

111 E. FRANCIS, "Het beheer en de beschikking over goederen in strafzaken" in D. VANDERMEERSCH et al. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen/Saisie et confiscation des profits du crime, Antwerpen, Maklu, 2004. 180. 112 meer bepaald onder hoofding 7.3 “witteboordencriminaliteit” van het bijzonder Project 40 van het Federaal veiligheidsplan, goedgekeurd door de Ministerraad op 19 mei 2000. 113 Ibid.

49

Page 51: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Hierdoor zouden deze een daadwerkelijke, doeltreffende en eenduidige criminele politiek

kunnen aansturen en coördineren, toegespitst op de patrimoniale beteugeling van diverse

criminaliteitsfenomenen. Het accent zou in het bijzonder worden gelegd op de georganiseerde

en bijzonder lucratieve vormen van delinquentie. De minister had het toen over een vaste

dienst die zou worden samengesteld uit ervaren en gespecialiseerde, met opdracht gelaste

magistraten van het Openbaar Ministerie en forensische accountants114.

4.1.4. De totstandkoming van de wet van 26 maart 2003 Het voorontwerp van de wet van 2003 betrof grotendeels een herwerkte versie van de

circulaire van 10 januari 2001. De Raad van State afdeling wetgeving formuleerde echter

kritiek in haar advies ten aanzien van het voorontwerp115. De Raad van State wilde een

duidelijkere taakverdeling tussen het COIV, de procureurs des Konings en de

onderzoeksrechters m.b.t. de verantwoordelijkheid voor, en de leiding over respectievelijk het

opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek.

Ze hadden ook problemen met het feit dat de verkoop van de goederen die in beslag werden

genomen onderworpen zouden worden aan de toestemming van de beslagrechter. Men ging

toen uit van de visie dat het beheer van inbeslaggenomen goederen gezien moest worden als

een burgerrechtelijk accesorium van de inbeslagneming die geleid zou worden door het

COIV. De kritiek van de Raad van State zorgde voor een grondige herwerking van het

voorontwerp.

Door het waardevast beheer van de inbeslaggenomen goederen te omschrijven als een

accesorium van de inbeslagneming zelf werden de verantwoordelijke magistraten

geresponsabiliseerd m.b.t. het waardevast beheer van de goederen die zij in beslag nemen in

het kader van hun dossier. Deze responsabilisering zou er ook voor moeten zorgen dat de

betreffende magistraten voldoende aandacht besteden aan de consequenties van hun

inbeslagnemingen, om zo overbezetting, waardeverlies en hoge gerechtskosten te vermijden.

114 Algemene richtlijn 2001/1 van 10 januari 2001 houdende de instelling van een Centrale Dienst voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring in de schoot van de Rechterlijke Orde, B.S. 25 januari 2001. 115 Wetsontwerp houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, Parl. St. Kamer 2002-03, nr. 2117/1, 78-101.

50

Page 52: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Oorspronkelijk was er in de ministeriële richtlijn en in het voorontwerp enkel een bijstandsrol

voor het COIV voorzien. Dit werd in het uiteindelijke ontwerp uitgebreid met het “waardevast

beheer” van inbeslaggenomen goederen. Verder kreeg het COIV ook drie eigen

verplichtingen (gegevensbeheer, beheer van gelden, coördineren tenuitvoerlegging

verbeurdverklaringen) die later in de tekst uitgebreider aan bod komen116.

4.1.5. De wet van 26 maart 2003 (COIV-wet) Na de totstandkoming ervan werd de COIV-wet uiteindelijk gepubliceerd in het Belgisch

Staatsblad van 2 mei 2003. De wet van 26 maart 2003 ging gepaard met de wet van 19 maart

2003 “tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en van de Wet van 21 november 1989

betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen”117. De COIV-

wet moet samen met de “Kaalplukwet” van 19 december 2002 als één geheel worden gezien.

Ze vormen als het ware een pakket van wetgevende maatregelen met het oog op het

inbeslagnemen of verbeurdverklaren van vermogensvoordelen die voortkomen uit financiële,

economische en georganiseerde criminaliteit118.

4.1.6. Moeizame implementatie De in 2003 geïntroduceerde wetten veroorzaakten heel wat deining in de wereld van justitie

en politie. Ze bevatten namelijk een aantal nieuwe regels die het beheer en de beschikking

van goederen in strafzaken ingrijpend zouden veranderen. Dat dit voor opschudding heeft

gezorgd is niet onbegrijpelijk. De manier waarop men tot op dan het beheer en de beschikking

van goederen in strafzaken had georganiseerd was al decennialang zo goed als onveranderd

gebleven. De in 2003 ingevoerde innovaties waren dan ook niet enkel wenselijk, maar eerder

broodnodig om dit domein van Justitie de 21e eeuw binnen te loodsen. De wetten kwamen er

(zoals vaak) niet louter uit noodzaak, maar werden mede geïndiceerd door berichtgevingen in

de pers over de lamentabele manier waarop het gerecht omging met het beheer van de

inbeslaggenomen goederen, om nog maar te zwijgen van het gebrek aan aandacht voor de

uitvoering van vermogenssancties.

116 E. FRANCIS, "Het beheer en de beschikking over goederen in strafzaken" in D. VANDERMEERSCH et al. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen/Saisie et confiscation des profits du crime, Antwerpen, Maklu, 2004. 182. 117 Wet van 19 maart 2003 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en van de Wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, B.S. 2 mei 2003. 118 M.-R. BROUCKER en C. ROME, "Het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring" in M.J. DE SAMBLANX, B. DE BIE en P. WAETERINCKX (eds.), De Wet Van 19 December 2002 Tot Uitbreiding Van De Mogelijkheden Tot Inbeslagneming En Verbeurdverklaring In Strafzaken : Kaalpluk : Haarpluk?, Antwerpen - Oxford, Intersentia, 2004. 159.

51

Page 53: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het is een gekend fenomeen dat men bij de overheid niet altijd even blij is met verandering.

De radicale breuk met het verleden die door de nieuwe wetten werd in gang gezet werd dan

ook niet op algemeen gejuich onthaald. Zo’n nieuw wettelijk kader brengt natuurlijk ook

nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee. Zo was bijvoorbeeld de magistratuur niet zo

opgezet met de nieuwe verantwoordelijkheid voor het waardevast beheer van de in beslag

genomen goederen (alhoewel dit eigenlijk in de praktijk reeds gebeurde en de nieuwe wet dit

gewoon schriftelijk vastlegde)119.

De politie vreesde dat hun plicht tot het aanmelden van beslaggegevens bij het pas opgerichte

COIV aanleiding zou geven tot administratieve overlast. De dienst domeinen (thans

Administratie van de Patrimoniumdiensten) vreesde dan weer dat ze door de oprichting van

het COIV haar monopolie m.b.t. de uitvoering van vermogenssancties zou verliezen. Kortom,

het waren niet de ideale omstandigheden om van het COIV een multidisciplinair orgaan te

maken. Het is immers de bedoeling dat deze bevolkt wordt door zowel parketmagistraten,

personeel van de rechterlijke orde, en verbindingsofficieren van de politie en van de dienst

Domeinen (thans Administratie van de Patrimoniumdiensten)120.

De COIV-wet is in 2005121, 2006122 123 en 2007124 nog het voorwerp geweest van

verschillende wetswijzigingen die de tekst leesbaarder en de procedures eenvoudiger hebben

trachten te maken. De fundamentele principes van de oorspronkelijke COIV-wet van 2003

bleven echter overeind.

119 E. FRANCIS, "Het beheer en de beschikking over goederen in strafzaken" in D. VANDERMEERSCH et al. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen/Saisie et confiscation des profits du crime, Antwerpen, Maklu, 2004. 143-144. 120 Ibid. 121 Wet van 20 juli 2005 tot wijziging van de COIV-Wet, B.S. 8 september 2005 (invoeging artikel 16bis). 122 Programmawet (II) 27 december 2006, B.S. 28 december 2006 (Invoeging artikel 17bis). 123 Wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II), B.S. 28 december 2006 (zeer grondige herschrijving van de wet en vereenvoudiging van de vervreemdingsprocedures). 124 Wet van 27 april 2007, B.S. 8 mei 2007 (vervanging van de oorspronkelijke beslagprocedure van artikel 16bis door een mechanisme van wettelijke compensatie).

52

Page 54: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.1.7. Basisgedachte van de wet De COIV-wet is opgesteld vanuit een drieledige basisgedachte. Ten eerste wou de wetgever

verhelpen aan het feit dat de mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring van

criminele vermogensvoordelen onvoldoende gekend waren, en dus ook onvoldoende werden

toegepast door de magistratuur en de politiediensten. Begeleiding en aansturing door een

gespecialiseerd centraal orgaan zou de oplossing bieden en ervoor zorgen dat er meer en

efficiënter van de nieuwe verbeurdverklarings- en inbeslagnemingsmogelijkheden gebruik

zou gemaakt worden. Dit was al langer noodzakelijk, maar werd nog belangrijker naar

aanleiding van de verruiming van de mogelijkheden door de “Kaalplukwet” van 2002.

Ten tweede vond men dat de noden van een behoorlijke strafrechtspleging ten aanzien van de

verdachten én de slachtoffers vereisen dat er meer aandacht zou gaan naar het efficiënt en

waardevast beheren van in beslag genomen goederen. Ook de Schatkist zou hier wel bij varen

in geval de inbeslaggenomen goederen uiteindelijk het onderwerp zouden zijn van

verbeurdverklaring. Ten derde wou men verhelpen aan het probleem dat een te groot aantal

patrimoniale sancties voortvloeiend uit verbeurdverklaringen door de rechtbanken opgelegd,

uiteindelijk niet effectief ten uitvoer werden gelegd125. Het COIV werd uiteindelijk

operationeel op 1 september 2003.

4.2. Gezag Aanvankelijk was het de bedoeling dat het gezag over het COIV zou worden uitgeoefend door

het College van procureurs-generaal. Uiteindelijk werd deze piste verlaten omdat het COIV

een operationele instelling is, die er niet bij gebaat zou zijn om onder het gezag te staan van

een periodiek vergaderend College. Men koos er uiteindelijk voor om het Orgaan onder het

gezag te plaatsen van de minister van Justitie, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden

van de procureurs-generaal en het College van procureurs-generaal. Dit is een logische keuze,

aangezien het COIV - als parketinstantie - onder hetzelfde gezag ressorteert als de parketten.

Het COIV is eveneens gehouden tot naleving van de richtlijnen van strafrechtelijk beleid126.

Het gezag wordt wettelijk geregeld door artikel 25 van de COIV-wet.

125 Wetsontwerp houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, Parl. St. Kamer, 2003-03, nr. 2117/1, 3. 126 E. FRANCIS, "Het beheer en de beschikking over goederen in strafzaken" in D. VANDERMEERSCH et al. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen/Saisie et confiscation des profits du crime, Antwerpen, Maklu, 2004. 181-182.

53

Page 55: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.3. Kerntaak van het COIV Het COIV is een orgaan dat zich dus situeert binnen het Openbaar Ministerie en dat geleid

wordt door parketmagistraten. Het COIV heeft als Federale instelling bevoegdheid over heel

België. De zetel bevindt zich in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. In wat

volgt zal ik een overzicht geven van de voornaamste kerntaken en opdrachten van het COIV,

voor zover deze relevant zijn voor de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen. De

kerntaak van het COIV wordt beschreven in de COIV-wet van 2003 en de aanvullingen

daarop. De kerntaak werd later verder uitgewerkt in Omzendbrieven van het College van

procureurs-generaal.

In de artikel 3 van de COIV-wet127 valt te lezen dat het COIV belast is met het bijstaan van de

gerechtelijke autoriteiten bij de opsporing, de vervollediging en het onderzoek van misdrijven

en bij de strafuitvoering. Dit op het vlak van de inbeslagneming van aan misdrijven

verbonden “vermogensbestanddelen”128. Ze dienen de strafvordering uit te oefenen in het

kader van de bijzondere verbeurdverklaring van zulke goederen. Ook de tenuitvoerlegging

van in kracht van gewijsde getreden vonnissen en arresten met betrekking tot de bijzondere

verbeurdverklaring van deze goederen behoort tot hun kerntaak.

De COIV-wet somt in de tweede paragraaf ook enkele opdrachten op. Deze bepalen dat het

COIV in het bijzonder ambtshalve of op verzoek, adviezen verstrekt aan de minister van

Justitie en aan het College van procureurs-generaal omtrent de voorbereiding van regelgeving

en het bepalen van het beleid in de aangelegenheden waarvoor zij bevoegd zijn. Inclusief de

uitvoering van vonnissen betreffende de bijzondere verbeurdverklaring van zaken die zich

buiten het grondgebied van de Belgische Staat bevinden, en over de toepassing ervan door de

onderzoeksrechters en de directeur van Registratie en Domeinen.

Het COIV zendt een afschrift van zijn adviezen naar de minister van Financiën of de minister

van Binnenlandse Zaken in zoverre zij betrekking hebben op regelgeving die hen aanbelangt

(of betrekking heeft op de werkzaamheden van respectievelijk de aangestelden van het

Bestuur van Registratie en Domeinen of de werkzaamheden van de politiediensten).

127 Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003. 128 waaronder goederen zoals bedoeld in de artikelen 42, 3°, 43bis , 43ter , 43quater en 505, derde lid, van het Strafwetboek.

54

Page 56: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het Centraal Orgaan dient alle gegevens betreffende haar opdrachten gecentraliseerd en

geïnformatiseerd te beheren. Ze gaan over tot de vervreemding van in beslag genomen

goederen na toelating van de parketten of van de onderzoeksrechters en zorgen voor het

bijzonder beheer van in beslag genomen goederen in overleg met de parketten of met de

onderzoeksrechters. Het COIV coördineert de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten

houdende bijzondere verbeurdverklaring van goederen en verstrekt dossiergerichte bijstand

aan de parketten wanneer zij hierom verzoeken. Ze verstrekken indien nodig algemene

thematische voorlichting aan de parketten en de politiediensten. Verder verleend het COIV

bijstand bij de internationale rechtshulp in de materies waarvoor zij bevoegd zijn en staan in

voor het aanknopen en onderhouden van dienstbetrekkingen en het uitbouwen van

samenwerkingsverbanden met equivalente instellingen in het buitenland129.

4.3.1. Het begrip “vermogensbestanddelen” De COIV-wet van 2003 introduceert de term “vermogensbestanddeel”. Aangezien de

bevoegdheid van het COIV werd beperkt tot aangelegenheden die vermogensbestanddelen

betreffen, en de klassieke overtuigingsstukken, illegale zaken of goederen met een geringe

waarde niet tot hun werkingssfeer behoren is het noodzakelijk om dit sleutelbegrip te gaan

afbakenen en definiëren130. Het mag immers niet zomaar worden gelijkgesteld met de term

“vermogensvoordeel” dat sinds de wet van 1990 131 algemene gelding heeft in het Belgische

strafrecht.

Wat nu juist een “vermogensbestanddeel” is werd aanvankelijk niet gedefinieerd in de wet,

maar werd enkel omschreven in de Omzendbrief COL. 7/2004 van het College van

procureurs-generaal. Deze administratieve circulaire definieerde vermogensbestanddelen als

“alle legaal verkoopbare roerende en onroerende goederen , zowel lichamelijke als

onlichamelijke, die zich in het vermogen van een natuurlijke of rechtspersoon bevinden die

aan een bepaalde drempelwaarde voldoen"132 in afwachting van de nodige wetgevende

initiatieven tot invulling van het begrip.

129 Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S., 2 mei 2003. 130 E. FRANCIS, "Forum van het COIV", T. Strafr. 2004, afl. afl. 3. 156. 131 Wet van 17 juli 1990 tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 in het Strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, B.S. 15 augustus 1990. 132 COL. 7/2004, 5.

55

Page 57: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het College van procureurs-generaal heeft bij het invullen van het begrip ook aandacht gehad

voor het feit dat de toepassing van de wet ook in de praktijk haalbaar moest worden gemaakt.

Men hield daarbij vooral rekening met de verwerkingscapaciteit van de verbaliserende

diensten, de parketten, de dienst Domeinen en het COIV zelf. Een te ruime invulling zou wel

eens catastrofale gevolgen kunnen hebben voor de goede werking van deze actoren. Daarom

vulde men de definitie aan met een minimum waardedrempel die wordt opgelegd m.b.t. alle in

beslag genomen goederen (behoudens enkele uitzonderingen).

Deze waardedrempel is een “klaarblijkelijke” waardedrempel. Politieambtenaren of

magistraten dienen in staat te zijn om zonder bijzondere deskundigheid zelf te oordelen of de

minimumdrempel wordt behaald. Wanneer ze twijfelen of de drempel wel of niet wordt

behaald dienen zij toch aan te melden bij het COIV. Of een bepaald goed kan aanzien worden

als een vermogensbestanddeel, hangt af van de aard en waarde.

Overtuigingsstukken die geen reële verkoopwaarde hebben, illegale zaken, zaken bestemd

voor vernietiging en goederen met een onbeduidende waarde worden uitgesloten.

Overtuigingsstukken die wel een reële verkoopwaarde hebben, en de drempelwaarde

overstijgen vallen wel onder het toepassingsgebied, voor zover zij echter niet meer dienstig

zijn voor de bewijsvoering133. Zaken die niet binnen het toepassingsgebied van het COIV

vallen moeten ter griffie worden neergelegd en blijven de bevoegdheid van de griffiers. Ook

de overtuigingsstukken die nog dienstig zijn om de waarheid aan de dag te brengen blijven

hun bevoegdheid134.

133 COL. 7/2004, 6. 134 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/80.

56

Page 58: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De Omzendbrief COL. 7/2004 schuift vervolgens een lijst naar voor van de

vermogensbestanddelen die dienen te worden aangemeld door het COIV. Het gaat om vier

categorieën zijnde:

• Alle gelden en effecten zoals aandelen, kasbons, SICAV’s,… die zich al dan niet

onder portefeuille bevinden, ongeacht het bedrag of de waarde ervan.

• Alle gemotoriseerde voertuigen en vaartuigen. Deze moeten zich wel in een zekere

staat bevinden zodanig dat zij niet te aanzien zijn als wrak. Inbeslagneming van niet-

verzekerde voertuigen moet slechts worden aangemeld indien de overtreder zich niet

in regel stelt binnen de hem toegestane termijn.

• Alle andere vermogensbestanddelen met een waarde die door de politieambtenaar of

magistraat in kwestie wordt geraamd op meer dan 2.500 euro (prima facie). Bij

inbeslagneming moet deze waarde per inbeslagneming worden berekend, hetzij per in

beslag genomen goed, hetzij per lot van gelijkaardige goederen. Bij de

verbeurdverklaring gelden dezelfde regels. Al moet worden opgemerkt dat de woorden

“per inbeslagneming” moeten worden vervangen door “per vonnis of arrest”.

• Ten slotte moeten ook alle onroerende goederen worden aangemeld bij het COIV 135.

135 COL. 7/2004, 8.

57

Page 59: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

In 2006 voorzag de wetgever uiteindelijk in een wettelijke definitie van het begrip

“vermogensbestanddeel”. Deze volgt de invulling van het College van procureurs-generaal

grotendeels maar past deze toch lichtjes aan. Ze luidt: “Onder vermogensbestanddelen

worden verstaan de goederen, zowel roerende als onroerende, lichamelijke als

onlichamelijke, die vatbaar zijn voor inbeslagneming of verbeurdverklaring, die wettelijk

kunnen verkocht worden en die begrepen zijn in de door de Koning bepaalde categorieën, of

die een waarde hebben die een door Hem bepaalde drempel overstijgt”136.

De nieuwigheid is dat het vanaf dan moet gaan om goederen die “vatbaar zijn voor

inbeslagneming of verbeurdverklaring”. Uit de voorbereidende werken blijkt dat men hiermee

heeft willen duidelijk maken dat goederen die het voorwerp zouden kunnen uitmaken van een

inbeslagneming of verbeurdverklaring per equivalent (waardeconfiscatie) ook onder de

definitie van “vermogensbestanddelen” kunnen vallen 137. Verder blijft de waardedrempel

behouden en wordt het mogelijk een nadere omschrijving te geven van categorieën van

goederen die vermogensbestanddelen uitmaken.

Er dient dus geconcludeerd te worden dat er een wezenlijk verschil is tussen het begrip

“vermogensvoordeel” van artikel 42, 3° Sw. enerzijds en het begrip “vermogensbestanddeel”

van artikel 3, §1 COIV-Wet anderzijds. De belangrijkste verschilpunten zijn dat

“vermogensvoordeel” een algemene draagwijdte kent in het strafrecht, terwijl

“vermogensbestanddeel” specifiek en exclusief wordt gebruikt om de bevoegdheid van het

COIV af te bakenen.

Alhoewel beiden een ruime draagwijdte hebben, moet men toch vaststellen dat

“vermogensbestanddeel” inhoudelijk een stuk beperkter is. Zo kan het slechts gaan om een

legaal verkoopbare zaak, en moet men tal van beperkingen in acht nemen zoals de

minimumwaardedrempel en de beperking tot bepaalde categorieën goederen138.

136 Artikel 3 §1. van de Wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II), B.S. 28 december 2006 137 Memorie van toelichting., Parl. St. Kamer, 2761/1, 11. 138 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/81.

58

Page 60: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.4. Het COIV in de praktijk: essentiële taken

4.4.1. Beheer gegevens De COIV-wet voorzag in de oprichting van een gegevensbank die de informatie van de

inbeslagnemingen, verbeurdverklaringen en tenuitvoerleggingen centraliseert139. Het COIV

verzamelt, beheert en verwerkt sindsdien al deze gegevens. Men beoogt met deze

gegevensverwerking drie doelstellingen. Op basis van deze informatie moeten er

beleidsadviezen worden verstrekt aan de minister van Justitie en het College van procureurs-

generaal, het waardevaste beheer van vermogensbestanddelen wordt verzekerd of geverifieerd

en de problemen die rijzen bij de bewaring en de opslag van vermogensbestanddelen worden

geïnventariseerd.

Om de gegevensbank te voeden bestaat er een aanmeldingsplicht. Enkel zaken die aan de

definitie van een “vermogensbestanddeel” voldoen moeten worden aangemeld. Voor

inbeslagnemingen en tijdens het opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek zijn het

respectievelijk de procureur des Konings en de onderzoeksrechter die het COIV hiervan in

kennis moeten stellen, alsook van de wijze van opslag of bewaring van de goederen, en van

alle verdere beslissingen die er betrekking op hebben. Er dient wel te worden vermeld dat de

instrumenterende magistraten de mogelijkheid hebben om de politiediensten met deze

kennisgeving te belasten, zij het onder eigen verantwoordelijkheid.

Wanneer een vonnis of arrest tot verbeurdverklaring van waardevolle goederen in kracht van

gewijsde is getreden zijn het de griffies die hiervan kennis moeten geven aan het COIV, in

opdracht van de procureur des Konings. Wanneer het tot de tenuitvoerlegging van de

verbeurdverklaring komt is het de dienst Domeinen die dit moet aanmelden, en moet zij alle

gegevens waarover zij daaromtrent beschikt aan het COIV meedelen140.

139 Artikel 3, § 2, 2° van de Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003. 140 M.-R. BROUCKER en C. ROME, "Het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring" in M.J. DE SAMBLANX et al. (eds.), De Wet Van 19 December 2002 Tot Uitbreiding Van De Mogelijkheden Tot Inbeslagneming En Verbeurdverklaring In Strafzaken : Kaalpluk : Haarpluk?, Antwerpen - Oxford, Intersentia, 2004. 174-176.

59

Page 61: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.4.2. Waardevast beheer De procureur des Konings draagt de verantwoordelijkheid voor het waardevast beheer van de

goederen waarvan hij de inbeslagneming heeft bevolen. Wanneer het een gerechtelijk

onderzoek betreft is het de onderzoeksrechter die hiervoor verantwoordelijk is zolang het

onderzoek loopt. Het gaat niet om een persoonlijke, maar eerder om een functionele

verantwoordelijkheid. Wanneer er iets fout gaat kan deze verantwoordelijkheid resulteren in

de financiële aansprakelijkheid van de Belgische Staat.

De instrumenterende magistraten kunnen zich van deze verantwoordelijkheid ontdoen door

middel van vier mogelijkheden. Zo zouden ze het beheer kunnen toevertrouwen aan het

COIV, de goederen ter griffie neerleggen, de goederen in natura laten bewaren of laten

opslaan buiten de griffie, of het COIV toelating verlenen om de inbeslaggenomen goederen

door de dienst Domeinen te laten vervreemden. Het beslag blijft dan gelden, maar heeft dan

de verkregen opbrengst als voorwerp van inbeslagneming. Deze opbrengst zal dan worden

beheerd door het COIV.

Elke persoon die zich benadeeld voelt door een opsporingshandeling ten aanzien van de

goederen die er het onderwerp van zijn heeft de mogelijkheid om een verzoek tot

vervreemding te richten aan de procureur des Konings (cfr. artikel 28sexies §1 Sv). De

procureur des Konings kan ook ambtshalve goederen laten vervreemden. In dit geval is het

wel vereist dat het goederen betreft waarvan de opslag zelfs op korte termijn kan leiden tot

een aanzienlijke waardevermindering, of indien de kosten van bewaring niet kunnen

verantwoord worden gezien de onredelijke verhouding met de (te geringe) waarde van de

goederen. De vervreemding is in dit geval enkel mogelijk wanneer deze goederen

vervangbaar zijn, en indien de tegenwaarde ervan op eenvoudige wijze kan worden

vastgesteld (art. 28sexies §4 Sv). Ook het COIV kan in deze omstandigheden een verzoek tot

vervreemding richten aan de procureur des Konings. Voorbeelden zijn correctioneel in beslag

genomen motorrijtuigen, kostbaar elektronica- en informaticamateriaal, bepaalde titels,…

Aangezien motorrijtuigen hoge gerechtskosten met zich meebrengen, moet men zo snel

mogelijk de vervreemding of de teruggave onder zekerheidsstelling ervan overwegen

(uitgezonderd wanneer het om een overtuigingstuk gaat)141.

141 COL. 7/2004, 15-17.

60

Page 62: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Wanneer het COIV een toelating tot vervreemding ontvangt, zal het onmiddellijk tot

uitvoering daarvan overgaan wanneer de beschikking voorlopig uitvoerbaar werd verklaard.

In het andere geval zal het de uitvoering aanvatten na het verstrijken van de beroepstermijn op

zicht van de overgemaakte documenten. In geval van hoger beroep tegen een toelating tot

vervreemding is het dus verplicht om het COIV daarvan zo snel mogelijk in kennis te stellen.

Nadat het COIV (of de dienst Domeinen voor wat haar opdrachten betreft) de toelating tot

vervreemding heeft ontvangen dragen zij de verantwoordelijkheid voor de vervreemding,

voor de ontvangen opbrengst en het beheer ervan. De toelatingverlenende magistraten kunnen

het COIV geen opdrachten geven aangaande de verkoop van de vervreemde goederen (bv.

minimumverkoopprijs opleggen,…). Na de vervreemding worden zij wel geïnformeerd over

de behaalde verkoopprijs, maar het verder beheer van de indeplaatsgestelde opbrengst wordt

door het COIV beheerd. De informatie hieromtrent dient bij het proceduredossier gevoegd te

worden, en zal worden voorgelegd aan de rechter ten gronde die zich over de eventuele

verbeurdverklaring zal moeten uitspreken.

Verder is er nog de teruggave onder zekerheidsstelling van de in beslag genomen goederen

(artikel 28octies en 61sexies Sv.) waarop dezelfde procedure van toepassing is als deze voor

de vervreemding. Het College van procureurs-generaal achtte het aangewezen om deze

mogelijkheid te overwegen aangezien dit net zoals de vervreemding tot gevolg heeft dat men

bevrijd is van het beheer van de goederen, maar zonder de formaliteiten die een verkoop of

een discussie over de verkoopprijs met zich meebrengen. De instrumenterende magistraat stelt

autonoom het bedrag van de zekerheid vast. De betaalde zekerheid komt dan in de plaats van

het teruggegeven goed. De toelatinggevende magistraat zal zelf moeten controleren of de

zekerheidsstelling correct aan het COIV werd gestort, en of men de zaken dus kan

vrijgeven142.

142 COL. 7/2004, 19-20.

61

Page 63: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.4.3. Bijzonder beheer Naast het beheer zoals hierboven werd besproken heeft men ook in een bijzonder beheer

voorzien (artikelen 12-14 COIV-wet). Voor een goed begrip van het bijzonder beheer is het

noodzakelijk om het onderscheid te maken tussen verplicht beheer en facultatief beheer.

Indien de in beslag genomen gelden worden vrijgegeven, maar de begunstigde onbekend is,

onbereikbaar is, of niet reageert op de verzoeken van het COIV of het parket dan worden deze

gelden doorgestort naar de Deposito- en Consignatiekas143.

4.4.3.1. Verplicht beheer Aangaande het verplicht beheer stelt de wet het volgende: “Het Centraal Orgaan staat in voor

het beheer van in beslag genomen geldsommen, behoudens wanneer deze geldsommen reeds

aan een financiële instelling of aan een bijzondere beheerder zijn toevertrouwd of aldaar ter

plaatse in beslag zijn genomen of er zijn geblokkeerd. Het Centraal Orgaan draagt de

verantwoordelijkheid voor dit beheer, van zodra het de geldsommen ontvangt”144. Het COIV

is dus wettelijk verplicht om het beheer op zich te nemen van in beslag genomen contante

gelden, die aanvaard worden door de Deposito- en Consignatiekas of door een financiële

instelling die het aanduidt. In de praktijk duidt men na het uitschrijven van een openbare

aanbesteding een financiële instelling aan. Op heden is het de ING-bank die het COIV hierin

bijstaat145.

De gelden die niet door deze financiële instelling worden aanvaard moeten ter griffie worden

neergelegd. De meest courante munten worden echter aanvaard (de euro, de Amerikaanse,

Australische en Nieuw-Zeelandse dollar, het Britse pond, de Zwitserse frank, de Japanse yen

en de Deense, Noorse en Zweedse kroon). Om te vermijden dat het COIV geldsommen in

vreemde deviezen zou moeten aanvaarden waarvan de bewaring en neerlegging meer zouden

kosten dan de opbrengst van de intresten, voorzag de wetgever artikel 14, tweede lid van de

COIV-wet. Deze bepaling maakt het voor het COIV mogelijk om gelden die niet wettelijk

gangbaar zijn in ons land, om te laten zetten in euro. Dit zou dienen te gebeuren volgens

bepaalde modaliteiten en drempels die door een uitvoeringsbesluit zouden worden

vastgesteld. Het uitvoeringsbesluit is er echter nooit gekomen146.

143 COL. 13/2012, 3. 144 Artikel 12 van de Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003. 145 O. MINISTERIE, Website COIV, http://www.om-mp.be/page/165/165/coiv.html (consultatie 29 april 2015). 146 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal

62

Page 64: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Aangezien de verplichting om deze gelden te beheren nu expliciet aan het COIV wordt

toebedeeld wil dit zeggen dat de griffies het beheren van deze geldsommen niet meer tot hun

bewaringsopdrachten moeten rekenen147.

4.4.3.2. Facultatief beheer Aangaande het facultatief beheer stelt de wet het volgende: “de procureur des Konings en de

onderzoeksrechter kunnen, na overleg, het Centraal Orgaan verzoeken om in te staan voor

het beheer van effecten op naam of aan toonder, van andere goederen die een bijzonder of

gespecialiseerd beheer behoeven of van geldsommen die reeds aan een financiële instelling of

aan een bijzondere beheerder zijn toevertrouwd of aldaar ter plaatse in beslag zijn genomen

of er zijn geblokkeerd”148.

Het gaat hier dus om het beheer van alle andere vermogensbestanddelen die geen geld zijn

(bv. effecten op naam of aan toonder). Het COIV moet pas instaan voor het beheer indien er

een voorafgaand akkoord over werd gesloten tussen het COIV en de magistraat die het

onderzoek leidt. Er kunnen ook afspraken gemaakt worden over de concrete modaliteiten van

het beheer. Het COIV dient deze taak te vervullen als een goede huisvader en volgens de

principes van een voorzichtig en passief beheer.

Het COIV kan het beheer aan andere lasthebbers of beheerders toevertrouwen, maar blijft

hiervoor zelf de verantwoordelijkheid dragen tot aan de eindbeslissing over wat de

uiteindelijke bestemming van de beheerde waarden en goederen zal worden. Het COIV is

voor het beheer van deze sommen niet verplicht om de Deposito-en Consignatiekas te

raadplegen, maar kan ook private financiële instellingen inschakelen149.

Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/98 147 M.-R. BROUCKER en C. ROME, "Het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring" in M.J. DE SAMBLANX et al. (eds.), De Wet Van 19 December 2002 Tot Uitbreiding Van De Mogelijkheden Tot Inbeslagneming En Verbeurdverklaring In Strafzaken : Kaalpluk : Haarpluk?, Antwerpen - Oxford, Intersentia, 2004. 180-181. 148 Artikel 13 §1 van de Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003. 149 M.-R. BROUCKER en C. ROME, "Het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring" in M.J. DE SAMBLANX et al. (eds.), De Wet Van 19 December 2002 Tot Uitbreiding Van De Mogelijkheden Tot Inbeslagneming En Verbeurdverklaring In Strafzaken : Kaalpluk : Haarpluk?, Antwerpen - Oxford, Intersentia, 2004. 182.

63

Page 65: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

In de praktijk aanvaardt het COIV ook genoteerde effecten zoals beursgenoteerde aandelen en

obligaties van financiële instellingen of de overheid. De beslagene moet in dit geval wel

toestemmen in de dematerialisatie ervan150. De beschikbaarheid om in dit facultatieve beheer

te voorzien hangt enorm af van de werkingsmiddelen die aan het COIV worden toebedeeld151.

Helaas is dit sinds de oprichting steeds een pijnpunt geweest.

4.4.4. Tenuitvoerlegging verbeurdverklaringen Artikel 4 van de wet van 19 maart 2003152 ontdubbelde artikel 197 Sv. en voegde zo een

artikel 197bis Sv. in. De vervolgingen tot invordering van geldboeten gebeuren in naam van

de procureur des Konings, en worden uitgevoerd door de directeur van de Registratie en

Domeinen. Wat de vervolgingen tot invordering van verbeurdverklaarde goederen betreft zegt

het nieuwe artikel 197bis Sv. dat deze dienen te worden gedaan in naam van de procureur des

Konings, door de dienst Domeinen, volgens de aanwijzingen van het COIV153.

Het kreeg deze opdracht omdat de situatie inzake de interactie tussen de parketten en de dienst

Domeinen in het verleden allesbehalve vlot en eenvormig verliep. Er was meer bepaald te

weinig overleg tussen beide diensten. De dienst Domeinen en de griffies interpreteerden de

wettelijke bepalingen, omzendbrieven en voorschriften elk op hun eigen manier. De noodzaak

van een centraal aanspreekpunt drong zich op.

Vanaf de oprichting van het COIV op 1 september 2003 is de tenuitvoerlegging van

vonnissen en arresten houdende de bijzondere verbeurdverklaring dus niet meer de

exclusieve bevoegdheid van de procureur des Konings, maar gebeurt dit in samenwerking met

het Centraal Orgaan. Tijdens de invordering van de verbeurdverklaarde goederen treedt het

COIV op als coördinator tussen de parketten en de dienst Domeinen. Deze laatste blijft - zoals

voorheen reeds het geval was - de patrimoniale sancties uitvoeren in opdracht van het

Openbaar Ministerie154.

150 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/100 – I 30/101. 151 E. FRANCIS, "Algemene principes van de bijzondere verbeurdverklaring en het beslag in strafzaken", T. Strafr. 2011, afl. 5. 157. 152 Wet van 19 maart 2003 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en van de Wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, B.S. 2 mei 2003. 153 Ibid. 154 art. 197 Sv. en art. 100 K.B. 28 December 1950 Tarief Strafzaken

64

Page 66: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Maar de aanwijzingen voor en het toezicht op de tenuitvoerlegging van de

verbeurdverklaringen komen niet meer van de individuele parketten maar worden voortaan

gegeven door het COIV155.

De dienst Domeinen kan de handelingen verrichten en de vorderingen instellen die nodig zijn

teneinde de inning of vrijwaring van de rechten die het vonnis aan de Schatkist toekent te

vrijwaren. Indien zij willen overgaan tot het instellen van een vordering in rechte, moeten zij

hierover eerst overleg plegen met het COIV. Wat de concrete invulling van de aanwijzingen

van het COIV betreft zegt het Wetboek van Strafvordering niets. Artikel 197bis moet evenwel

samen worden gelezen met artikel 15 van de COIV-wet 156.

Om de tenuitvoerlegging van verbeurdverklaringen tot een goed einde te brengen is het vaak

noodzakelijk om voorafgaandelijk een onderzoek te voeren naar de gegoedheid van de

veroordeelde. Artikel 15 §1 van de COIV-wet zegt het volgende: “[het COIV kan] teneinde de

haalbaarheid van een effectieve tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring te beoordelen,

de solvabiliteit van een veroordeelde persoon onderzoeken door middel van een

solvabiliteitsonderzoek”157. De dienst Domeinen beschikte echter vaak over te weinig

informatie aangaande de solvabiliteit van de veroordeelde158.

Dit solvabiliteitsonderzoek wordt gevoerd door de directeur van het COIV, maar deze kan dit

onderzoek ook delegeren naar de adjunct-directeur of naar een verbindingsmagistraat. Deze

zullen het onderzoek dan voeren onder zijn gezag en leiding. Het COIV kan ook de procureur

des Konings verzoeken om de solvabiliteit van de veroordeelde te onderzoeken. Het kan

tevens, na controle, zijn eigen inlichtingen laten doorstromen naar de bevoegde administraties

van de Algemene Administratie van de patrimoniumdocumentatie159.

155 E. FRANCIS, "Forum van het COIV", T. Strafr. 2004, afl. afl. 3. 157. 156 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/102. 157 Artikel 15 §1 van de Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003. 158 M.-R. BROUCKER en C. ROME, "Het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring" in M.J. DE SAMBLANX et al. (eds.), De Wet Van 19 December 2002 Tot Uitbreiding Van De Mogelijkheden Tot Inbeslagneming En Verbeurdverklaring In Strafzaken : Kaalpluk : Haarpluk?, Antwerpen - Oxford, Intersentia, 2004. 183. 159 Ibid.

65

Page 67: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het COIV kan alle administratieve diensten van de Federale Staat, van de gemeenschappen en

de gewesten en van de lokale besturen en de overheidsbedrijven, met inbegrip van de Cel

voor financiële informatieverwerking (CFI) om inlichtingen vragen die het nuttig acht in het

kader van dit onderzoek. Deze dienen dan informatie mee te delen over de verrichtingen

uitgevoerd door de veroordeelde, diens tegoeden en over de samenstelling en de vindplaats

van zijn vermogen. De administratieve diensten, overheidsbedrijven en het CFI zijn verplicht

om aan dit verzoek gevolg te geven. Het COIV kan ook ondernemingen die ingeschreven zijn

bij de Kruispuntbank van Ondernemingen om inlichtingen te vragen. Deze zijn ook verplicht

om aan dit verzoek gevolg te geven, maar kunnen zich in voorkomend geval wel beroepen op

een bij wet ingestelde geheimhoudingsverplichting160.

Wanneer blijkt dat solvabiliteit van een veroordeelde persoon ontoereikend is, of er

aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat de veroordeelde zich probeert te onttrekken aan de

tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring, kan het COIV informatie inwinnen over de

veroordeelde bij de in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 bedoelde ondernemingen en

personen161.

De personen, Cel, ondernemingen of administratieve diensten162, worden gestraft met een

geldboete van zesentwintig euro tot tienduizend euro indien zij, hoewel zij daartoe regelmatig

zijn gevorderd door het Centraal Orgaan, willens en wetens en zonder wettige reden weigeren

of nalaten om de verzochte inlichtingen mede te delen binnen de door het Centraal Orgaan

bepaalde termijn en wijze. Het COIV heeft ook de mogelijkheid de politiediensten te belasten

met een onderzoek naar de solvabiliteit van een veroordeelde persoon163.

160 Artikel 15 §2 van de Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003. 161 Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, B.S. 9 februari 1993. 162 die geen rechtspersoon zijn in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Strafwetboek. 163 Artikel 15 §4 & §5 van de Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003.

66

Page 68: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De ontvangers van de domeinen hadden reeds voor de COIV-wet onderzoeksbevoegdheden,

maar artikel 15 van de COIV-wet geeft het COIV onderzoeksbevoegdheden die veel ruimer

zijn, zonder afbreuk te doen aan die van de ontvangers van de Domeinen164.

Het solvabiliteitsonderzoek (ook wel gegoedheidsonderzoek) moet goed worden

onderscheiden van het bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen in de zin van

artikelen 524bis en ter Sv. ingevoerd door de “Kaalplukwet” van 2002. Het wordt pas in gang

gezet na een definitieve veroordeling, en situeert zich dus niet in het kader van een

gerechtelijk- of opsporingsonderzoek zoals dit wel het geval is bij het bijzonder onderzoek

naar de vermogensvoordelen, dat de veroordeling voorafgaat.

Sinds de Programmawet (II) van 2006 kan het COIV ook gebruik maken van twee

toegevoegde magistraten van het Openbaar Ministerie die de titel van verbindingsmagistraten

dragen165. Deze verbindingsmagistraten werden in het leven geroepen met als doel de

buitgerichte aanpak van verbeurdverklaringen bewerkstelligen en zoveel mogelijk winsten

van illegale oorsprong te recupereren ten voordele van de Staatskas166. Sindsdien kan het

COIV de solvabiliteitsonderzoeken ook zelf uitvoeren.

4.4.5. Opdracht tot bijstand Artikel 16 van de COIV-wet167 geeft het Centraal Orgaan de opdracht om de procureur des

Konings of de onderzoeksrechter bijstand te verlenen bij inbeslagnemingen of

verbeurdverklaringen van vermogensbestanddelen wanneer deze hierom verzoeken. Het

verzoek dient op schriftelijke wijze te geschieden. De bijstand kan bestaan uit het verstrekken

van schriftelijke adviezen naar aanleiding van specifieke vragen, of het bijstaan bij

handelingen van opsporing, vervolging of bij het bijzonder onderzoek naar de

vermogensvoordelen. Deze bijstand, die als zeer belangrijk wordt ervaren in de praktijk, is

voornamelijk een taak van de verbindingsmagistraten en de liaisonofficieren van politie168.

164 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/102 - I 30/103. 165 Programmawet (II) 27 december 2006, B.S. 28 december 2006. 166 Memorie van toelichting., Parl. St. Kamer, nr. 2774/1, 11. 167 Artikel 16 van de Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003. 168 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/105.

67

Page 69: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.4.6. Gegevensuitwisseling Artikel 16bis bestond nog niet in de COIV-wet van 2003 en werd pas in de 2005 ingevoerd169.

Het regelt de uitwisseling van gegevens. Meer bepaald wou men de doorstroming van

informatie tussen de departementen Justitie en Financiën, en de instellingen van de sociale

zekerheid verbeteren in de gevallen dat het COIV in beslag genomen goederen of gelden

moest teruggeven. Bijvoorbeeld wanneer men een vrijspraak heeft bekomen170.

4.4.7. Uitvoering van verbeurdverklaringen in het buitenland Door een voortschrijdende internationalisering van zowat alle aspecten van het dagelijks

leven en dus ook van de criminaliteit, kan het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en

Verbeurdverklaring niet worden besproken zonder ook de grensoverschrijdende en

internationale component te bespreken. Gezien het belang van dit internationale perspectief

zal deze materie worden besproken in een apart hoofdstuk (hoofdstuk 5).

4.5. Organisatie en samenstelling van het COIV Het COIV heeft op het moment 32,5 voltijdse equivalenten ter beschikking. Aangezien zij

geen vast personeelskader hebben kan het aantal personeelsleden al eens schommelen. Zo

waren er vorig jaar nog 38 voltijdse equivalenten aan de slag. Hoofdstuk IV van de COIV-wet

van 2003 regelt de samenstelling van het Centraal Orgaan. Het wordt geleid door twee

magistraten van het Openbaar Ministerie, een directeur en een adjunct-directeur. Op heden

bekleedt dhr. THEO JACOBS de functie van directeur van het Centraal Orgaan.

4.5.1. Directie (Artikel 17 COIV-wet) De directeur van het COIV heeft de leiding en het gezag over het personeel en is

verantwoordelijk voor de uitvoering van de opdrachten. Zijn taken zijn; het vastleggen van de

interne werkregeling, de voordracht aan de minister van Justitie in het kader van het

aanwerven of het ter beschikking stellen van personeel, en een jaarlijks activiteitenverslag

opstellen voor de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal om zo een

evaluatie mogelijk te maken van de uitvoering van de wettelijke opdrachten van het COIV.

169 Wet van 20 juli 2005 tot wijziging van de COIV-Wet, B.S. 8 september 2005. 170 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/105.

68

Page 70: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

De adjunct-directeur dient de directeur bij te staan bij de uitvoering zijn taken vervangt hem

in geval hij verhinderd of afwezig is. Eén van beide directieleden dient zijn examens tot het

behalen van zijn rechten-diploma in het Frans te hebben afgelegd, de andere dient deze

examens in het Nederlands te hebben afgelegd. Ze worden voor een termijn van vijf jaar

aangesteld door de minister van Justitie. Dit gebeurt op advies van het College van

procureurs-generaal. De termijn is tweemaal hernieuwbaar. Wanneer de directeur of de

adjunct-directeur tekortkomt aan zijn verplichtingen kan hij door de minister van Justitie uit

zijn ambt worden ontslagen. Ook dit dient te gebeuren op voorstel van het College van

procureurs-generaal. Beiden voeren hun ambt voltijds uit.

4.5.2. Verbindingsambtenaren (artikel 17bis COIV-wet) In 2006 werd er een artikel 17bis ingevoerd in de COIV-wet171. Het zorgde ervoor dat er twee

leden van het Openbaar Ministerie aan het COIV werden toegevoegd. Deze krijgen de titel

van verbindingsmagistraat en moeten elk tot een verschillende taalrol behoren. Hun taak

bestaat eruit bijstand te verlenen aan de directeur en de adjunct-directeur bij de uitoefening

van hun opdrachten, en ze dienen in te staan voor de contacten tussen het COIV, de parketten

en de onderzoeksrechters. Ze worden ook belast met de onderzoeken naar de gegoedheid van

veroordeelde. Hiervoor verwijst men naar artikel 15 van de COIV-wet.

Wat de concrete invulling is van hun taken wordt verder niet in de wet zelf gespecifieerd.

Hiervoor moeten we teruggrijpen naar de memorie van toelichting. Hieruit blijkt dat de

verbindingsambtenaren dienen mee te werken aan het opstellen van omzendbrieven en

wetsontwerpen. Ze staan de parketten en de onderzoeksrechters bij in het kader van het

waardevast beheer van in beslag genomen goederen, en trachten zo de waardevermindering

van de vermogensbestanddelen te vermijden. Dit door vervreemding of teruggave onder

zekerheidsstelling om de kosten van de stalling ervan te drukken. De verbindingsmagistraten

dienen bijstand te verlenen m.b.t. de coördinatie van de tenuitvoerleggingen van

verbeurdverklaringen. Dit doen ze door te helpen bij een betere communicatie tussen de

uitvoeringsdiensten van de parketten en het COIV. Als laatste wordt er nog vermeld dat men

voorlichting dient te verstrekken aan magistraten. Door hun ervaring binnen het parket zouden

zij het best geplaatst zijn om hun collega’s praktijkgerichte opleidingen aan te bieden172.

171 Programmawet (II) 27 december 2006, B.S. 28 december 2006. 172 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer, nr. 2774/1, 12.

69

Page 71: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.5.3. Liaisonambtenaren (artikel 19 COIV-wet) Er kunnen één tot vier ambtenaren van de FOD Financiën of politieambtenaren van de

federale politie ter beschikking worden gesteld aan het COIV. De liaisonambtenaren zijn in

tegenstelling tot de verbindingsambtenaren, geen magistraten. De bevoegde minister (van

Financiën of van Binnenlandse zaken) moet hiervoor wel zijn toestemming geven. Bij het ter

beschikking stellen van deze liaisonambtenaren moet men rekening houden met de voorziene

budgetten. Deze terbeschikkingstelling mag geen afbreuk doen aan hun oorspronkelijk

administratief statuut en bezoldigingsregeling.

De liaisonambtenaren vormen de schakel tussen hun respectievelijke dienst van herkomst en

het COIV. Ze zijn een grote meerwaarde voor wat betreft de communicatie en de

samenwerking tussen het COIV en de andere actoren die optreden in de context van de

inbeslagneming en de verbeurdverklaring.

4.5.4. Ondersteunend personeel (artikel 18 COIV-wet) Wettelijk gezien moest het aantal personeelsleden en hun statuut worden bepaald door de

Koning. Dit koninklijk besluit was ten tijde van de oprichting van het COIV nog niet

voorhanden. Dit valt te verklaren door het feit dat het Centraal Orgaan een volledig nieuwe

dienst was. Men had er op dat ogenblik nog geen notie van hoeveel ondersteunend personeel

er nodig zou zijn. Het COIV werd in afwachting van een bij Koninklijk Besluit bepaald

personeelskader bemand door een twintigtal administratieve personeelsleden173. Deze

bestonden uit een deel contractueel-, en een deel statutair administratief aangeworven

krachten die van de rechterlijke orde naar het COIV werden afgedeeld. Uit telefonisch contact

met COIV-topman Theo Jacobs blijkt dat er tot op heden nog steeds geen vast

personeelskader is. Dit wordt als een groot knelpunt ervaren aangezien dit ervoor zorgt dat de

personeelsbezetting van het Orgaan van jaar tot jaar kan variëren.

4.5.5. Consulenten (artikel 24 COIV-wet) Als laatste kan het Centraal Orgaan ook een beroep doen op consulenten om de uitvoering van

bijzondere en welbepaalde taken voor zich te nemen. Dit kunnen ook magistraten zijn. Het

inschakelen van consulenten kan pas na voorafgaande goedkeuring door de minister van

Justitie. Consulenten-magistraten kunnen enkel worden ingezet voor welbepaalde

lesopdrachten. De vergoedingen voor deze consulenten zijn vastgelegd in de wet.

173 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/109.

70

Page 72: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.6. Nieuwe bevoegdheid: het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO) Op 8 mei 2014 publiceert men in het Belgisch Staatsblad twee nieuwe wetten174 175. Deze

twee wetten hebben als doel de invordering van de vermogensstraffen zoals boetes en

verbeurdverklaringen, en de gerechtskosten in strafzaken efficiënter te maken. Om dit doel te

bereiken introduceert men een bijzonder vermogensonderzoek, meer bepaald “het

strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek” (verder SUO). Het onderzoek wordt in beginsel gevoerd

door het Openbaar Ministerie en hun verschillende entiteiten. De magistraten van het OM

kunnen voor het uitvoeren van dit onderzoek bijstand vragen aan het COIV, of het COIV met

een SUO belasten. Het wetsvoorstel dateert van 2012 en werd toentertijd goedgekeurd door

de ministerraad op voorstel van toenmalig minister van Justitie ANNEMIE TURTELBOOM.

De wetten van 11 februari 2014 voegen een hoofdstuk I bis, "Strafrechtelijk uitvoerings-

onderzoek" in. Dit hoofdstuk wordt ingevoegd in boek II, titel IV van het Wetboek van

Strafvordering. Het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek wordt in de wet gedefinieerd als “het

geheel van handelingen dat strekt tot de opsporing, de identificatie en de inbeslagneming van

het vermogen waarop de veroordeling tot betaling van een geldboete, een bijzondere

verbeurdverklaring of de gerechtskosten kan worden uitgevoerd”176.

Met de invoering van het SUO worden de bevoegdheden van het COIV nogmaals uitgebreid.

Deze uitbreiding werd nodig geacht om de efficiëntie en de effectiviteit van het

solvabiliteitsonderzoek te verbeteren. Zo kan men de politie nu rechtstreeks vorderen voor de

uitvoering van het solvabiliteitsonderzoek, heeft het COIV toegang tot het centraal

aanspreekpunt bankrekeningen van de Nationale Bank van België,… Het strafrechtelijk

uitvoeringsonderzoek kan zowel tegen de veroordeelde als tegen de burgerrechtelijk

aansprakelijke partij worden gevoerd.

174 Wet van 11 februari 2014 houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (I), B.S. 8 april 2014. 175 Wet van 11 februari 2014 houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (II), B.S. 8 april 2014. 176 art. 464/1. § 1 Sv.

71

Page 73: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Om de efficiëntie van de uitvoeringshandelingen te waarborgen is het SUO in beginsel

geheim. De wet voorziet wel in uitzonderingen op de geheimhouding (bv. bij overhandiging

van het proces-verbaal van inbeslagneming aan de beslagene). Het heeft een subsidiair

karakter. Het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek kan pas worden gestart nadat het Openbaar

Ministerie de niet-betaling heeft vastgesteld177.

Bij het uitvoeren van het SUO moet men het proportionaliteitsbeginsel respecteren en oog

hebben voor kostenefficiëntie. De magistraat die het SUO voert, kan beschikken over drie

categorieën van bevoegdheden:

De eerste categorie zijn de gewone uitvoeringshandelingen (elke in het kader van een

onderzoek toegestane opsporingshandeling, behoudens arrestatie. Voorbeelden zijn

observatie, verhoor, huiszoeking met toestemming, aanwijzing van een technisch

adviseur,…).

De tweede categorie zijn de specifieke uitvoeringshandelingen. Deze bijzondere

bevoegdheden zijn op limitatieve wijze opgesomd en zijn uitvoeringshandelingen die een

onderzoeksrechter in het kader van een gerechtelijk onderzoek kan stellen (bv. verhoren,

huiszoekingen, observatie in een woning, telefoontap, huiszoeking,…). Deze zijn

onderworpen aan een gerechtelijke controle door de strafuitvoeringsrechter. Die rechter doet

uitsluitend uitspraak over de wettigheid, de proportionaliteit en de subsidiariteit van de

beoogde uitvoeringshandeling.

De derde categorie zijn de inbeslagnemingen. De magistraat die het SUO voert kan alle

inbeslagnemingen verrichten die kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de

doelstellingen van het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek. Dit kan zowel tegen de

veroordeelde als tegen de malafide derde.

177 Memorie van Toelichting bij de wetten van 11 februari 2014, Parl. St. Kamer, nr. 2934/1 & nr. 2935/1, 3.

72

Page 74: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Er is ook een bijzonder strafrechtelijk kortgeding voorzien voor personen die menen schade te

hebben geleden naar aanleiding van een uitvoeringshandeling in verband met hun goederen,

zoals de inbeslagneming. De wet voert ook een verruiming in van het beslag bij equivalent.

Deze is nu ook mogelijk indien de illegale vermogensvoordelen niet langer kunnen worden

ingevorderd op het vermogen van de verdachte in België, of indien deze vermogensvoordelen

vermengd zijn geraakt met legale goederen. Verder wordt ook de mogelijkheid tot beslag bij

equivalent uitgebreid, en kan deze nu ook worden toegepast met betrekking tot malafide

derden.

Een zeer belangrijk element van de wetten is dat de verjaringstermijn van de straf van

verbeurdverklaring in correctionele zaken wordt verlengd tot tien jaar. De schorsings- of

stuitingsgronden van de verjaring worden in de wet opgesomd. De verbeurdverklaring kan

niet langer met uitstel worden uitgesproken, en de kamers van inbeschuldigingstelling worden

belast met de controle van de regelmatigheid van de observaties die men doet naar aanleiding

van het SUO178.

4.6.1. Tegenstand bij de invoering van het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek Het SUO werd niet op algemeen gejuich onthaald en kent zowel voor als tegenstanders.

Toenmalig COIV-directeur THIERRY FREYNE is één van de voorstanders. Volgens hem

liep het bij de inning van de uitgesproken vermogensstraffen vaak mank omdat de ontvanger

van de penale boetes en domeinen die ervoor verantwoordelijk was daar niet de (juridische)

middelen voor had en omdat de inning niet als prioriteit werd gezien.

Dit zette er advocaat JOHN MAES ertoe aan om zich openlijk af te vragen waarom men er

dan gewoon geen prioriteit van maakt. Dat er bij de inning van vermogensrechtelijke straffen

en boeten ruimte is voor verbetering lijkt onbetwist. De tegenstanders van het SUO zeggen

echter dat er voldoende andere middelen zijn om dit te bewerkstelligen, maar dat die veel te

weinig of zelfs niet worden gebruikt. Onderzoeksrechter KAREL VAN CAUWENBERGHE

haalt verder ook aan dat dit nog maar eens een toevoeging is aan reeds bestaande procedures

en dat de wet een ongecontroleerde uitbreiding van de bevoegdheden van het parket is. Met

andere woorden: de verdere uitholling van de bevoegdheden van de onderzoeksrechter179.

178 Memorie van Toelichting bij de wetten van 11 februari 2014, Parl. St. Kamer, nr. 2934/1 & nr. 2935/1, 4. 179 R. BOONE, "Armgeworstel om SUO", De Juristenkrant 2014, afl. 284. 3.

73

Page 75: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

MAES en VAN CAUWENBERGHE hebben het vooral moeilijk met de zeer verregaande

onderzoeksdaden die het parket kan stellen ten aanzien van de “malafide derde” die zou

geholpen hebben bij het verbergen van het vermogen. Bij het vaststellen van een misdrijf door

deze laatste zouden er andere regels gelden dan in een gewoon strafonderzoek en zou men een

vermenging van procedures krijgen. De derde zou trouwens in dit geval handelingen moeten

ondergaan die niet zouden mogen in een gewoon strafonderzoek, en dit terwijl het gaat om

een persoon die niet veroordeeld is. Ook het feit dat er zonder problemen informatie kan

doorstromen van het SUO naar het strafonderzoek is niet meteen bevorderlijk voor de

rechtspositie van de derde.

VAN CAUWENBERGHE wijst er ook op dat er al mogelijkheden bestaan om tijdens het

strafonderzoek op zoek te gaan naar crimineel geld. Naast deze procedure een strafrechtelijk

uitvoeringsonderzoek voeren, zou de zaken hopeloos complex maken voor de politiediensten

en zou wel eens kunnen gaan zorgen voor een hele hoop procedurefouten. MAES spreekt over

de geruisloze invoering van een nieuw soort strafrechtelijk onderzoek en vreest dat notarissen

die gewoon hun werk doen wel eens als malafide derde zullen kunnen worden bestempeld.

Ook hij vindt dit een ongeoorloofde uitbreiding van de macht van het Openbaar Ministerie, en

vermoedt een verborgen agenda bij de wetgever richting de afschaffing van de figuur van de

onderzoeksrechter.

Toenmalig COIV-directeur THIERRY FREYNE nuanceert en zegt dat het allemaal zo’n vaart

niet zal lopen. Door gebrek aan capaciteit en middelen zullen alleen de zwaarste misdrijven

kunnen worden aangepakt. Hij zei “zoeken naar 15.000 euro voor een veroordeling wegens

drugsdelicten, daarvoor zal geen capaciteit zijn”180. Advocaat en professor strafrecht FILIEP

DERUYCK moet hierbij terugdenken aan de invoering van de “Witwaswet”, toen werd en

ook op gedrukt dat enkel de zwaarste gevallen in aanmerking zouden komen, terwijl de eerste

gevallen over futiliteiten gingen. Volgens criminologieprofessor MARC COOLS is de wet

niet alleen overbodig maar ook een belediging voor de magistratuur.

180 R. BOONE, "Armgeworstel om SUO", De Juristenkrant 2014, afl. 284. 3.

74

Page 76: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Ook met de afschaffing van de verbeurdverklaring met uitstel is niet iedereen het eens. MAES

ziet ook niet veel heil in de wettigheids- proportionaliteits- en subsidiariteitscontrole door de

strafuitvoeringsrechter zolang hier geen opportuniteitscontrole wordt aan toegevoegd. De

toetsing zou slechts op marginale wijze moeten geschieden en is volgens VAN

CAUWENBERGHE grotendeels pro forma181.

4.6.2. KB tot uitvoering van artikel 464/4, § 1 Sv. Op 30 mei 2014 wordt het Koninklijk besluit dat uitvoering geeft aan het strafrechtelijk

uitvoeringsonderzoek in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Het KB zelf spreekt van het

“KB Opening SUO”. De datum van publicatie is ook meteen de datum van inwerkingtreding.

Vanaf dan kan het Openbaar Ministerie een SUO instellen met het oog op het actief opsporen

en in beslag nemen van het vermogen van een veroordeelde die zich bewust onttrekt aan zijn

betalingsverplichtingen.

Het KB geeft de bevoegdheid om een SUO te voeren aan het Openbaar Ministerie, met

inbegrip van het COIV. Het verwijst hiervoor naar artikel 464/1, § 1 Sv.

Het voeren van een strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek naar de tenuitvoerlegging van een

uitvoerbare rechterlijke beslissing die een veroordeling inhoudt tot de betaling van een

bijzondere verbeurdverklaring van een geldsom, een strafrechtelijke geldboete of de

gerechtskosten in strafzaken wordt afhankelijk gesteld van twee voorwaarden die cumulatief

dienen te zijn vervuld.

De eerste voorwaarde is dat de veroordeelde schuldig moet zijn verklaard naar aanleiding van

ten minste één misdrijf dat op het tijdstip van de definitieve veroordeling kan gestraft worden

met een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf. De tweede

voorwaarde is dat het saldo van de verschuldigde nog in te vorderen verbeurdverklaarde

geldsommen, strafrechtelijke geldboeten en gerechtskosten in strafzaken op de dag van de

opening van het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek in totaal ten minste 10.000 EUR

bedraagt182.

181 R. BOONE, "Armgeworstel om SUO", De Juristenkrant 2014, afl. 284. 3. 182 Koninklijk besluit van 25 april 2014 tot uitvoering van artikel 464/4, § 1, van het Wetboek van strafvordering, B.S. 30 mei 2014.

75

Page 77: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

4.6.3. Het SUO anno 2015 Het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek komt eraan. Dit blijkt uit een antwoord van minister

van Justitie KOEN GEENS op een parlementaire vraag van EGBERT LACHAERT in de

commissie Justitie van 4 maart 2015. De parketten hebben zich de voorbije maanden kunnen

voorbereiden op de implementatie van het SUO. Het College van procureurs-generaal gaven

de parketmagistraten ondertussen de nodige inlichtingen over dergelijke onderzoeken. In het

begin van 2015 werden door het Instituut voor de Gerechtelijke Opleiding (IGO) ook

studiedagen georganiseerd over de nieuwe wetgeving. Er werden ook interne afspraken

gemaakt in de verschillende sectoren om dit nieuwe instrument te gebruiken183.

De implementatie van de SUO-wet zal nu niet meer lang op zich laten wachten. De praktijk

zal moeten uitwijzen of dit een nuttig instrument zal kunnen zijn in de nog steeds zeer actuele

strijd tegen de criminele vermogensvoordelen. Een evaluatie van de werking van dit

instrument dringt zich op in de toekomst.

183 X, "Klaar voor SUO [strafuitvoeringsonderzoek]", Juristenkrant 2015, afl. 305. 14.

76

Page 78: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

5. Hoofdstuk 5: de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen

in internationaal perspectief

5.1. De internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen

In 1997 kwam er een wet tot stand die de internationale samenwerking inzake de

tenuitvoerlegging en verbeurdverklaringen zou regelen184. Ze beoogde de wetgever het

Belgisch recht af te stemmen op de toepassing van de specifieke mechanismen die tot stand

waren gekomen in het kader van de internationale gerechtelijke samenwerking in deze

materie. De memorie van toelichting vermeldt het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de

sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen en de Overeenkomst van de Raad

van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van

opbrengsten van misdrijven185. Vandaag de dag staan er op internationaal niveau diverse

instrumenten ter beschikking wat betreft de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen. Eén

van de belangrijkste was het Verdrag van Straatsburg van 1990 dat de versterking van de

internationale samenwerking bij de identificatie, opsporing, bevriezing en confiscatie van

criminele vermogensbestanddelen wou bewerkstelligen. Dit verdrag werd inmiddels

aangevuld en bijgewerkt door het Tweede Verdrag van Straatsburg.

De uitbreiding van de mogelijkheden tot verbeurdverklaring door de wet van 1990 zorgde

ervoor dat deze in overeenstemming moest worden gebracht met de twee bovengenoemde

overeenkomsten. Tegelijkertijd versterkte men de slagkracht van de betrokken actoren om op

repressieve wijze te kunnen reageren tegen profijtgerichte criminaliteit. De nieuwe

mogelijkheden die de wetgever heeft voorzien konden evenwel pas doeltreffend zijn indien

hun actieradius niet beperkt bleef tot het grondgebied van één Staat, maar ook over de

grenzen heen zou kunnen worden toegepast. Georganiseerde criminaliteit beperkt zich

namelijk ook niet tot de grens, maar overschrijdt die, vaak om de internationale vertakkingen

moedwillig ingewikkeld te maken en zo te ontsnappen aan vervolging. Een wettelijk kader

drong zich op186.

184 Wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen, B.S. 3 juli 1997. 185 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer, 1995-1996, nr. 427/1, 1.-2. 186 Ibid.

77

Page 79: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

5.1.1. België als verzoekende staat De wet van 1997 voegt een artikel 43ter Sw. in. Dit artikel luidt: “De bijzondere

verbeurdverklaring die van toepassing is op de zaken bedoeld in artikel 42, kan eveneens

worden uitgesproken wanneer die zaken zich buiten het grondgebied van de Belgische Staat

bevinden”. Hier wordt aan de strafrechter de bevoegdheid gegeven om zaken die zich in het

buitenland bevinden te confisqueren. Dit was op zich geen nieuwigheid, maar eerder een

wettelijke bevestiging van wat al mogelijk was. Men had dit niet opgenomen in de wet van

1990, mogelijk omdat men dit vanzelfsprekend achtte. De mogelijkheid om in het buitenland

gelokaliseerde vermogensvoordelen verbeurd te verklaren op grond van artikel 42 lid 3 Sw.

(vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, goederen en waarden

die in de plaats ervan zijn gesteld en inkomsten uit de belegde voordelen) werd met artikel 3

van de “Kaalplukwet“ van 2002 nog verder verruimd zodat vanaf dan ook de

verbeurdverklaring waarvan sprake in artikelen 43bis en 43quater Sw. kan worden toegepast

op in het buitenland gelokaliseerde vermogensvoordelen187.

Wat de procedure inzake de verbeurdverklaring van in het buitenland gelokaliseerde

vermogensvoordelen betreft is de wet van 1997 zeer belangrijk geweest. Er dient te worden

vermeld dat deze bepaling al enkele keren werd gewijzigd. Dit is niet onlogisch aangezien de

oprichting van het COIV pas is 2003 gebeurde, en zij een belangrijke rol hebben te spelen in

deze procedure. Artikel 165 Sv. stelt dat wanneer het veroordelend vonnis houdende de

bijzondere verbeurdverklaring over zaken of sommen gaat die zich niet in België bevinden of

te vorderen zijn buiten België, het Openbaar Ministerie een afschrift van de relevante stukken

van het strafdossier moet overmaken aan de minister van Justitie. Die laatste dient het COIV

dan in te lichten door hen hiervan een kopie toe te zenden. Artikel 197bis Sv. herhaalt deze

bepaling. Het verschil is dat artikel 165 Sv. in het hoofdstuk “Politierechtbanken” staat terwijl

artikel 197bis Sv. is terug te vinden in het hoofdstuk “Correctionele rechtbanken”.

187 J. ROZIE, Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005. 210.

78

Page 80: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

5.1.2. België als uitvoeringsstaat De wet van 1997 regelt de procedure voor de verzoeken die door de buitenlandse autoriteiten

aan ons land worden gedaan. In artikel 3 staan er enkele situaties waarin de uitvoering van het

verzoek in geen geval zal worden toegestaan. Zo wordt uitvoering niet toegestaan wanneer

deze de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere wezenlijke belangen van de

Belgische Staat zou kunnen schaden. Ook indien er redelijke gronden bestaan om te geloven

dat het verzoek is ingegeven door overwegingen die in strijd zijn met artikel 14 van het

E.V.R.M. zal de uitvoering niet worden toegestaan. Wanneer het betrekking heeft op een

strafbaar feit dat een politiek misdrijf is gelden er afwijkingen (bepaald in de verdragen). De

beslissing over de tenuitvoerlegging van de maatregelen uit het verzoek wordt uitgesteld

indien deze maatregelen opsporingen of vervolgingen door de Belgische overheden zouden

kunnen schaden.

Artikel 4 bepaalt vervolgens zeven voorwaarden waar de buitenlandse beslissing tot

verbeurdverklaring aan moet voldoen indien ze in België ten uitvoer gelegd wil worden:

• de beslissing moet gegrond zijn op een vonnis van veroordeling van de betrokken

persoon.

• het feit dat aan de beslissing ten grondslag ligt, moet ook volgens de Belgische

wetgeving een strafbaar feit zijn (dubbele strafbaarheid).

• het veroordelend vonnis moet tot stand gekomen zijn met inachtneming van de rechten

van de verdediging.

• de betrokken persoon mag in België nog niet voor hetzelfde feit zijn veroordeeld (ne

bis in idem).

• het veroordelend vonnis en de beslissing van verbeurdverklaring moeten definitief en

uitvoerbaar zijn.

• de straf mag volgens de Belgische wetgeving nog niet zijn verjaard.

• de zaken waarop de verbeurdverklaring betrekking heeft, moeten zaken vormen die

gediend hebben of bestemd waren voor het plegen van een misdrijf (art. 42, 1° Sw.),

of die uit het misdrijf voortkomen (art. 42, 2° Sw.), of vermogensvoordelen die

rechtstreeks uit het misdrijf verkregen zijn of goederen en waarden die in de plaats van

het misdrijf zijn gesteld of inkomsten uit de belegde voordelen (art. 42, 3° Sw.)188.

188 Artikel 4 van de Wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen, B.S. 3 juli 1997.

79

Page 81: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het dient te worden opgemerkt dat artikel 4 van de wet van 1997 enkel gaat over artikel 42

Sw. De regeling met betrekking tot de verbeurdverklaring per equivalent zoals bedoeld in

artikel 43bis Sw. wordt in artikel 5 geregeld. De verruimde voordeelsontneming van artikel

43quater Sw. zoals geïntroduceerd door de “Kaalplukwet” van 2002 is echter niet terug te

vinden in de wet van 1997.

De te volgen procedure wordt geregeld door de artikelen 7 en 8 (exequaturprocedure)189.

Artikel 7 bepaalt hieromtrent dat een buitenlands verzoek tot tenuitvoerlegging van een

beslissing tot verbeurdverklaring uitvoerbaar moet worden gemaakt door de correctionele

rechtbank van de plaats waar de betreffende goederen gelegen zijn. Dit gebeurt nadat het

Openbaar Ministerie de veroordeelde persoon (in voorkomend geval door middel van een

ambtelijke opdracht) of zijn raadsman heeft gehoord. Er dient ook eerst te worden

gecontroleerd of de voorwaarden in artikel 4 zijn vervuld en de weigeringsgronden in artikel 3

niet van toepassing zijn190.

De correctionele rechtbank is gebonden aan de vaststelling van de feiten zoals die

uitdrukkelijk in de buitenlandse beslissing zijn opgenomen of impliciet daaruit blijken. Indien

artikel 6 wordt toegepast vermeldt de rechtbank de desbetreffende zaken, wanneer artikel 5

wordt toegepast vermelden zij het geldbedrag waarop de verbeurdverklaring betrekking heeft.

Het Openbaar Ministerie, noch de veroordeelde persoon hebben de mogelijkheid tot het

instellen van een voorziening in cassatie tegen de beslissing van de correctionele rechtbank191.

Artikel 8 bepaalt vervolgens dat de verbeurdverklaring die overeenkomstig de procedure in

artikel 7 in België uitvoerbaar is gemaakt, wordt gelijkgesteld met de verbeurdverklaring

uitgesproken krachtens de artikelen 42, 43 en 43bis Sw. De correctionele rechtbank bepaalt

evenwel de bestemming van de verbeurdverklaarde goederen.

189 G. VERMEULEN, "Internationale strafrechtelijke aspecten bij beslag en verbeurdverklaring" in D. VANDERMEERSCH, B. DEJEMEPPE en E.A. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen. Saisie et confiscation des profits du crime, Brussel, Maklu, 2004. 263. 190 Artikel 7 & 8 van de Wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen, B.S. 3 juli 1997. 191 Artikel 5 & 6 van de Wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen, B.S. 3 juli 1997.

80

Page 82: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Zo kan zij beslissen de verbeurdverklaarde goederen geheel of gedeeltelijk aan de

verzoekende Staat over te dragen. Of dat de goederen die geen geldsommen zijn worden

verkocht en dat de opbrengst hiervan geheel of gedeeltelijk aan de verzoekende Staat wordt

toegewezen. Bij het voorgaande houden zij rekening met de kosten van het beslag, de

bewaring, de vervreemding, de verbeurdverklaring en de overdracht van de goederen.

Wanneer er niet kan worden beslist over de toewijzing van de verbeurdverklaarde goederen,

komen deze aan de Belgische Schatkist toe192.

5.2. De Europese samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen

De EU heeft het bevorderen van de confiscatie van opbrengsten van misdrijven al jaren als

doelstelling. Met het oog op het verbeteren hiervan werden er de laatste jaren diverse

wetgevingsinstrumenten aangenomen met als bedoeling een gemeenschappelijke aanpak uit te

werken met betrekking tot deze materie. Op heden richt de EU zich op de correcte

tenuitvoerlegging hiervan door de lidstaten. Het gaat over de volgende instrumenten193:

Het eerste instrument is het “Kaderbesluit inzake bevriezing en confiscatie van opbrengsten

van misdrijven”. Dit Kaderbesluit werd in 2001 aangenomen en kwam tot stand met de

bedoeling om een minimale gemeenschappelijke aanpak tot stand te brengen tussen de

lidstaten voor wat strafbare feiten betreft waarop confiscatie van toepassing zou moeten zijn.

De algemene regel is dat het naar nationaal recht moet mogelijk zijn om opbrengsten uit feiten

die kunnen worden bestraft met een maximale vrijheidsstraf van meer dan één jaar, te

confisqueren. Er werd ook voorzien in een verplichting voor de lidstaten om regelingen te

treffen die waardeconfiscatie mogelijk maken. De rechtshulpverzoeken van derde lidstaten

moeten met dezelfde prioriteit worden behandeld als gelijkaardige binnenlandse

procedures194.

192 Artikel 8 van de Wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen, B.S. 3 juli 1997. 193 E. COMMISSIE, Verbeurdverklaring, https://e-justice.europa.eu/content_confiscation-94-nl.do?init=true (consultatie 8 mei 2015). 194 Kaderbesluit van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven, Publicatieblad EU, nr. L 182/1 van 5.7.2001.

81

Page 83: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Ten tweede is er het “Kaderbesluit inzake confiscatie” dat dateert uit 2005. Het werd

aangenomen om een verdere onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten te

bewerkstelligen voor wat de confiscatie van opbrengsten uit misdrijven betreft195.

Eind 2006 kwam het “Kaderbesluit inzake wederzijdse erkenning van beslissingen tot

confiscatie” tot stand. Dit Kaderbesluit voorzag in regels volgens welke de gerechtelijke

autoriteiten van een lidstaat overgaan tot de erkenning en tenuitvoerlegging op hun

grondgebied van een beslissing tot verbeurdverklaring van een andere lidstaat. Opmerkelijk is

dat men voorzag in de gelijke verdeling van de waarde van de verbeurdverklaarde

voorwerpen tussen de lidstaat van beslissing en de lidstaat van tenuitvoerlegging196.

In 2012 deed de Commissie een wetgevend voorstel met als bedoeling de verbeurdverklaring

van vermogensbestanddelen die voortkomen uit ernstige en georganiseerde criminaliteit te

vergemakkelijken voor de lidstaten. Na twee jaar onderhandelen werd dit voorstel in 2014

aangenomen. De richtlijn wil de bestaande regelgeving vereenvoudigen en de achterpoortjes

sluiten waar de georganiseerde misdaad volop van profiteerde. Het wordt gemakkelijker voor

de lidstaten om vermogensbestanddelen te kunnen verbeurdverklaren die naar derden werden

doorgesluisd197.

195 Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen, Publicatieblad EU, nr. L 68/49 van 15.3.2005. 196 Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie, Publicatieblad EU, nr. L 328/59 van 24.11.2006. 197 Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie, Publicatieblad EU, nr. L 127/39 van 29.4.2014.

82

Page 84: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

5.3. Internationale aspecten bij het COIV

5.3.1. De Europese Unie Wat het Europees recht in inzake de verbeurdverklaring in de praktijk betreft moet het

“Besluit van de Raad betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de

ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van

opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in

misdrijven” van 2007 worden aangehaald198. Dit besluit is erop gericht om de informele

samenwerking die was ontstaan door het “CARIN-netwerk” te stimuleren. Dit besluit

verplichtte de lidstaten om tegen 2008 "bureaus voor de ontneming van

vermogensbestanddelen" op te richten of aan te wijzen.

Deze bureaus hebben als taak de doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling te

bevorderen tussen de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie.

Aangezien men in België sinds 2003 de COIV-wet heeft die een Centraal Orgaan voor de

Inbeslagneming en Verbeurdverklaring in het leven riep was de Belgische wetgeving al

grotendeels met de Europese in overeenstemming. Wat de onderlinge informatie-uitwisseling

binnen de EU aangaat tussen de Asset Recovery Offices (ARO’s) moet er worden vermeld dat

deze als een gevolg van het Zweeds Kaderbesluit199 kan gebeuren via gestandaardiseerde

typecertificaten200.

5.3.2. Het CARIN-netwerk Wat de praktische voorbereiding, uitvoering en problemen betreft die kunnen rijzen bij

inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen in een internationale context kan het CARIN-

netwerk niet onbesproken blijven. CARIN staat voor Camden Asset Inter Agency Network.

Het werd opgericht in 2004 met het Nederlandse Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar

Ministerie, België, Ierland, het Verenigd Koninkrijk Oostenrijk en EUROJUST als

voortrekkers.

198 Kaderbesluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven, Publicatieblad EU, nr. L 332/103 van 18.12.2007. 199 Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, Publicatieblad EU, nr. L 386/89 van 29.12.2006. 200 F. DESTERBECK, "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008. I 30/110 – I 30/111.

83

Page 85: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Later traden er nog tal van landen toe, alsook de Europese fraudebestrijdingsdienst OLAF.

CARIN is een informeel netwerk van deskundigen komende uit de sectoren politie en justitie.

Het doel is om de kennis van technieken op het vlak van identificatie, bevriezing en

inbeslagneming van criminele opbrengsten te verbeteren op globaal niveau201.

Het COIV is het Belgische CARIN-contactpunt. De verbindingsofficieren en

verbindingsmagistraten van het COIV verzoeken op hun beurt om informatie bij de

buitenlandse CARIN-contactpunten indien er bij collega’s praktische problemen rijzen

omtrent internationale inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen. Ook de directie ECOFIN

van de federale politie onderhoudt contacten met de andere deelnemers van het netwerk voor

wat de uitoefening van hun opdrachten betreft202.

5.4. De bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen en het E.V.R.M.

De bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen is een patrimoniale straf. In het

kader van het E.V.R.M. rees de vraag of de confiscatie van goederen die niet toebehoren aan

de veroordeelde persoon maar aan een derde, niet in strijd is met het recht op eigendom zoals

vervat in Protocol 1 van het E.V.R.M. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelde

hieromtrent in de “Agosi vs. Verenigd Koninkrijk” en “Air Canada vs. Verenigd Koninkrijk”-

zaken geen schending vast203.

In de “Grifhorst vs. Frankrijk”-zaak ging het dan weer over de vraag of een bijzondere

verbeurdverklaring van een geldsom en een geldboete twee straffen zijn die samen kunnen

worden opgelegd. Het E.H.R.M. stelde hier dat dit kan, maar dat men erop moet toezien dat

de bedragen van beide sancties niet te hoog mogen oplopen en dus in verhouding dienen te

zijn met het gepleegde misdrijf. Anders dreigt een schending van artikel 1 van het Eerste

Aanvullend Protocol204.

201 Ibid. 202 E. FRANCIS, "Het beheer en de beschikking over goederen in strafzaken" in D. VANDERMEERSCH et al. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen/Saisie et confiscation des profits du crime, Antwerpen, Maklu, 2004. 190. 203 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011. 415. 204 Ibid.

84

Page 86: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

6. Evaluatie van de werking inzake de verbeurdverklaring van

vermogensvoordelen

6.1. Het gebrek aan cijfers over de werking van het COIV

Het is niet eenvoudig om cijfers te vinden met betrekking tot de werking van het COIV.

Enerzijds heeft zij geen eigen rechtspersoonlijkheid en is zij toegevoegd aan het Openbaar

Ministerie. Anderzijds moet men vaststellen dat er ook in de parketstatistieken met geen

woord over de werking van het COIV gerept wordt.

Na contact met het COIV zelf bevestigen zij dat er inderdaad geen sluitend cijfermateriaal

bestaat. Het enige waarover zij beschikken is hun eigen boekhouding, maar het is blijkbaar

ook geen sinecure om daar duidelijke cijfers uit te putten. Toch duiken er hier en daar in de

media of naar aanleiding van parlementaire vragen wel eens cijfers op. COIV-directeur THEO

JACOBS zegt hierover dat ook die cijfers eigenlijk met enorm veel voorbehoud moeten

worden gelezen en dat eigenlijk niemand in België hier een globaal zicht op heeft. Het blijkt

dat heel veel afhangt van het feit of men de vermogensbestanddelen ook wel degelijk

aanmeldt bij het COIV. Dit schijnt nog steeds niet altijd het geval te zijn.

Vervolgens zijn we genoodzaakt om genoegen te nemen met de weinige cijfers die kunnen

gevonden worden in de jaarboeken van het Rekenhof en in antwoorden op de parlementaire

vragen, zij het met voorbehoud zoals de COIV-directeur zegt. Als laatste dient ook nog te

worden vermeld dat minister van Justitie KOEN GEENS in zijn Justitieplan het bedrag van 31

miljoen euro aanhaalt. Het is wel niet duidelijk of dit cijfer slaat op inkomsten voor het COIV

uit het jaar 2014, of dat dit een prognose is voor de inkomsten voor het jaar 2015205.

205 K. GEENS, Het Justitieplan: een efficiëntere Justitie voor meer rechtvaardigheid, Brussel, F.O. JUSTITIE, 2015. 22.

85

Page 87: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

6.1.1. Cijfers van het Rekenhof

De cijfers uit de jaarverslagen van het Rekenhof zijn verre van duidelijk, laat staan eenduidig

en bruikbaar voor een transversale analyse. Bij gebrek aan beter cijfermateriaal zullen we het

er toch mee moeten doen. Ik bespreek de cijfers uit deze jaarverslagen op beknopte wijze voor

de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014.

In het 167e Boek van het Rekenhof (2010) vinden we onder de rubriek “bijzondere rechten

uitgekeerd door financiële instellingen aan het COIV” een bedrag van €1.000.000 terug. Deze

rubriek keert in de volgende jaren niet meer terug. In de rubriek “verbeurdverklaringen en

gesekwestreerde (in beslag genomen) goederen de vaststelling van het bedrag van

€17.859.863,89 waarvan €17.636.602,06 werd geïnd206.

In het 168e Boek van het Rekenhof (2011) vinden we onder de rubriek “bijzondere rechten

uitgekeerd door financiële instellingen aan het COIV” enkel een raming, maar geen

vastgestelde rechten of een geïnd bedrag terug. In de rubriek “verbeurdverklaringen en

gesekwestreerde goederen de vaststelling van het bedrag van €23.177.004,49 waarvan

€22.751.027,57 werd geïnd207.

In het 169e Boek van het Rekenhof (2012) vinden we onder de rubriek “bijzondere rechten

uitgekeerd door financiële instellingen aan het COIV” plots niets meer terug. In de rubriek

“verbeurdverklaringen en gesekwestreerde goederen” vinden we onder vastgestelde rechten

het bedrag van €57.706.697,26 terug, zonder een vermelding van de uiteindelijk geïnde

som208.

In het 170e Boek van het Rekenhof (2013) spreekt men eerst over een realisatie van het COIV

van 36 miljoen euro, dan enkele pagina’s later over 29 miljoen euro, en nog wat pagina’s

verder over het bedrag van 31 miljoen euro wat de duidelijkheid natuurlijk niet ten goede

komt209. In het 171e Boek van het Rekenhof (2014) spreekt men van een realisatie van 28,8

miljoen euro210.

206 REKENHOF, 167e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2010-2011. A.1-6. 207 REKENHOF, 168e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2011-2012. A.1-6. 208 REKENHOF, 169e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2012-2013. 6. 209 REKENHOF, 170e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2013-2014. A.1.2/4 - A.1.4/4. 210 REKENHOF, 171e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2014-2015. 5/26.

86

Page 88: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

6.2. Audit van het Rekenhof: de tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen

(2007) In 2007 voerde het Rekenhof een audit uit over de tenuitvoerlegging van de patrimoniale

straffen. De bedoeling was om eens na te gaan in hoeverre de opgelegde straffen effectief

werden ten uitvoer gelegd en om na te gaan of de actoren die in beeld komen bij de

tenuitvoerlegging van de straffen wel rekenschap afleggen over de daarbij behaalde

resultaten. Alhoewel de audit van 2007 al zo’n 8 jaar oud is, zijn veel van de door het

Rekenhof aangehaalde pijnpunten nog steeds actueel.

Het Rekenhof had in 2000 (de pre-COIV periode) al eens een audit uitgevoerd over de

invordering van de penale boeten door de diensten van de Domeinen en de invordering van

niet-fiscale schuldvorderingen. De conclusie was toen dat de ter beschikking gestelde

middelen onvoldoende waren en dat de diensten die het invorderingsproces moesten opvolgen

er onvoldoende grip op hadden. De audit van 2007 is een gedeeltelijke opvolging van die van

2000, maar is veel ruimer en beslaat nu het hele tenuitvoerleggingsproces vanaf de uitspraak

van de straf tot de invordering ervan211.

Het grote voordeel van deze ruimere benadering is dat men nu zicht krijgt in het optreden van

alle betrokken actoren. Zowel de actoren die onder Justitie (de griffies en de parketten) als die

onder Financiën vallen. In het kader van deze masterproef is het vooral interessant dat de

audit door de verruiming ook kijkt naar de verbeurdverklaringen. Het Rekenhof heeft zich

hierbij voornamelijk gericht op de toepassing van het tenuitvoerleggingsproces van

verbeurdverklaringen en de controle over dat proces.

Aangezien ze over zeer weinig beheersinformatie beschikten hebben ze geen cijfermatige

evaluaties kunnen maken van de verscheiden fasen van de tenuitvoerlegging. Men stelde dat

het systeem anno 2007 niet kon garanderen dat de uitgesproken verbeurdverklaringen op een

optimale manier ten uitvoer konden worden gelegd. Het Rekenhof stelde vast dat er

onvoldoende zekerheid bestond dat alle verbeurdverklaringen zelfs maar een begin van

uitvoering zouden krijgen.

211 REKENHOF, Tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen: penale boeten en bijzondere verbeurdverklaringen, Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel, 2007. 3.

87

Page 89: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Men merkte in de audit op dat de tenuitvoerlegging van verbeurdverklaringen toevertrouwd is

aan heel wat instanties. Deze werken sterk gedecentraliseerd en vallen elk onder het gezag

van onafhankelijke hiërarchische overheden. Welke informatie aan wie moet worden

toegestuurd hangt af van de aard van de verbeurd te verklaren goederen en van het feit dat

deze goederen al dan niet voorafgaandelijk in beslag werden genomen.

De oprichting van het COIV in 2003 moest de situatie verbeteren, het zou als gespecialiseerd

orgaan de gerechtelijke overheden aansturen en ondersteunen en fungeren als verbinding

tussen de parketten en de ontvangers. In de praktijk stelde men echter vast dat het COIV over

te weinig middelen en gezag beschikt om de haar toegewezen coördinatietaken adequaat te

vervullen. De gegevensbank van het COIV zou alle vonnissen en arresten moeten bevatten die

over de verbeurdverklaring gaan, maar deze gegevensbank hangt enorm af van de griffiers die

deze vonnissen en arresten (al dan niet systematisch en volledig) meedelen212.

De ontvangers van domeinen moeten de verbeurdverklaarde vermogensgoederen in bezit

nemen en oefenen hun activiteiten autonoom uit. Er was geen enkele controle of sturing door

de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD). De feedback door de

ontvangers schoot vaak tekort en de hiaten in de voorgelegde financiële staten maken het zeer

moeilijk tot zelfs onmogelijk om de tenuitvoerlegging van alle verbeurdverklaringen op te

volgen en in kaart te brengen. Dit heeft als gevolg dat hierover geen rekenschap kan worden

afgelegd.

Het Rekenhof stelde vast dat de traceerbaarheid van de verbeurdverklaringen van

geldsommen die het COIV in zijn bezit heeft te wensen overliet. Dit in tegenstelling tot het

beheer van in beslag genomen goederen waar dit wel in grote mate goed verliep. De audit

bracht aan het licht dat er risico’s aan het proces verbonden zijn. Zo bestaat het risico dat

veroordeelden gespaard blijven van de verbeurdverklaring van hun goederen, dat

verbeurdverklaarde goederen niet of veel te laat worden overgedragen naar het vermogen van

de Staat en bestaat de mogelijkheid dat goederen worden verduisterd. Er werd dan ook

aanbevolen om maatregelen te nemen om deze risico’s te beperken.

212 REKENHOF, Tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen: penale boeten en bijzondere verbeurdverklaringen, Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel, 2007. 2-4.

88

Page 90: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Om de doestellingen van de “Kaalplukwet” van 2002 te halen stelde het Rekenhof voor om

Justitie als de enige verantwoordelijke te beschouwen van het verbeurdverklaringsproces. Dit

diende samen te gaan met een versterking van de coördinatie en de leiding van de

tenuitvoerlegging.

De minister van Financiën antwoorde dat de FOD Justitie en de FOD Financiën op korte,

middellange en lange termijn oplossingen moest bieden voor de door het Rekenhof

opgeworpen problemen. Hij zei dat de samenwerking met het COIV zou worden

geoptimaliseerd en dat de patrimoniale diensten zouden worden uitgerust met adequate

structuren. Op lange termijn zouden het merendeel van de aanbevelingen op organisatorisch-

en informaticavlak tegemoet gekomen worden door de moderniseringsprojecten bij de FOD

Financiën. De minister van Financiën kondigde ook aan dat hij het parlement op de hoogte

zou brengen van de genomen maatregelen213.

De minister van Justitie erkende dat de communicatie tussen Justitie en Financiën vlotter zou

kunnen verlopen. Om hieraan tegemoet te komen zou men na gaan hoe de informatica-

instrumenten zouden kunnen worden versterkt om de communicatie tussenbeide te verbeteren.

De minister was van oordeel dat de centralisatie van de processen bij één instantie onder de

verantwoordelijkheid van de minister van Justitie, een logische evolutie zou zijn op lange

termijn. Op het vlak van de bijzondere verbeurdverklaringen onderschreef de minister de

aanbevelingen van het Rekenhof. Zij was echter van oordeel dat de meeste van deze

aanbevelingen slechts realiseerbaar zouden zijn op lange termijn. De minister vermeldde ook

dat de regering had beslist om de middelen van het COIV aanzienlijk uit te breiden en dat er

een aantal wetgevende maatregelen werden opgenomen in het ontwerp van wet houdende

diverse bepalingen (II)214. Dit wetsontwerp voorzag onder meer in bepalingen omtrent het

verbeteren van het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de kennisgeving

van de definitieve beslissingen tot verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen aan het

COIV215. In 2014 deed het Rekenhof opnieuw een audit naar de opvolging van penale boeten,

maar helaas hebben ze deze keer de verbeurdverklaring niet in hun audit opgenomen.

213 REKENHOF, Tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen: penale boeten en bijzondere verbeurdverklaringen, Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel, 2007. 4-5. 214 Wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II), B.S. 28 december 2006. 215 REKENHOF, Tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen: penale boeten en bijzondere verbeurdverklaringen, Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel, 2007. 6.

89

Page 91: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

6.3. Knelpunten bij de werking van het COIV Uit het telefoongesprek met COIV-directeur THEO JACOBS kwam naar voor dat het feit dat

men niet beschikt over een vast personeelskader, als één van de grote knelpunten wordt

beschouwd. Als gevolg daarvan varieert de personeelsbezetting van het COIV van jaar tot

jaar. Zoals hierboven reeds aangehaald beschikt men voor dit jaar over 32,5 voltijdse

equivalenten. In 2014 waren dit er nog 38, hetgeen problematisch blijkt te zijn aangezien de

werklast is verhoogd en men meer taken heeft gekregen. Dit laatste vooral naar aanleiding van

het recent ingevoerde strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO)216 217.

Ook het grote verloop van COIV-directeurs duidt mogelijks op een probleem binnen de

organisatie. Sinds de oprichting in september 2003 kende het orgaan reeds 4 verschillende

directeurs die elk om verschillende redenen toch opstapten of moesten opstappen (Erwin

Francis, Francis Desterbeck, Thierry Freyne & Theo Jacobs).

De vorige COIV-directeur THIERRY FREYNE getuigde in 2012 voor het eerst over de

gebrekkige werking van het Centraal Orgaan. In een artikel in De Tijd liet hij zich ontvallen

dat de boekhouding een puinhoop is, en de in beslag genomen gelden al jaren erbarmelijk

worden beheerd. Bedragen kon hij niet noemen aangezien hij geen betrouwbare en precieze

cijfers had, deze zouden pas beschikbaar zijn ten laatste in 2013. Intussen - anno 2015 - zijn

deze er nog steeds niet218.

Het COIV beheerde vanaf haar oprichting in 2003 tot in 2011 honderden miljoenen euro’s

beheerd zonder boekhouder of boekhoudkundig programma. Deze zijn nu wel voor handen,

maar laten nog steeds niet toe om er op efficiënte wijze cijfers uit te halen.

216 Wet van 11 februari 2014 houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (I), B.S. 8 april 2014. 217 Wet van 11 februari 2014 houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (II), B.S. 8 april 2014. 218 L. BOVÉ, "Je wil niet weten hoe justitie het doet", De Tijd 2012.

90

Page 92: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

6.4. Actuele ontwikkelingen binnen het COIV Wanneer we in het Federaal regeerakkoord op zoek gaan naar intenties die te maken hebben

met de verbeurdverklaring vinden we het volgende: “De regering zal onderzoeken op welke

wijze het straffenpalet kan worden aangevuld met nieuwe straffen, zoals de

verbeurdverklaring als hoofdstraf”219 & “De minister van Justitie zal bijzondere aandacht

besteden aan de verbetering van de efficiëntie van het Centraal Orgaan voor de

Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring in samenwerking met de FOD Financiën”. Men

zegt ook nog dat er moet worden nagedacht over de manier waarop de politie aanspraak kan

maken op het gebruik van verbeurdverklaard materiaal of eventueel op het resultaat van de

verkoop220.

Het is minister KOEN GEENS die de intenties van het regeerakkoord in beleid zal moeten

omzetten. Hiertoe kwam hij in maart 2015 met een Justitieplan. Hierin staat te lezen dat hij

een betere werking van het Centraal Orgaan wil, en bij uitbreiding een aanpassing van de

tarieven voor het instellen van een vordering en door de invordering van boetes te verbeteren,

met als doel Justitie meer auto-financierend te maken. Er wordt ook gesproken over de

verdere ingebruikstelling van een boekhoudapplicatie, die het moet toelaten om de

achterstand van 200 miljoen euro aan niet-uitgesplitst vermogen, weg te werken221.

Wat de bijzondere verbeurdverklaring als afzonderlijke hoofdstraf betreft wordt er gesteld dat

deze in 2015 zal worden ingevoerd als een soort van een autonome vermogensstraf222. Aan de

optimalisering van de werking van het COIV wijdt het Justitieplan een volledige pagina. De

materie zal voorwerp uitmaken van een autonoom wetsontwerp223. Het COIV is sinds kort

ook bevoegd voor het uitvoeren van bankonderzoeken na veroordeling (SUO). Om deze

nieuwe bevoegdheid effectief in de praktijk uit te voeren is er een koninklijk besluit in

opmaak.

219 X., Federaal regeerakkoord Michel I 2014-2019, Brussel, 9 oktober 2014. 81. 220 X., Federaal regeerakkoord Michel I 2014-2019, Brussel, 9 oktober 2014. 82. 221 K. GEENS, Het Justitieplan: een efficiëntere Justitie voor meer rechtvaardigheid, Brussel, F.O. JUSTITIE, 2015. 81. 222 K. GEENS, Het Justitieplan: een efficiëntere Justitie voor meer rechtvaardigheid, Brussel, F.O. JUSTITIE, 2015. 43. 223 K. GEENS, Het Justitieplan: een efficiëntere Justitie voor meer rechtvaardigheid, Brussel, F.O. JUSTITIE, 2015. 87.

91

Page 93: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het Centraal Orgaan beheert op vandaag een bedrag van ongeveer 500 miljoen euro. Een deel

hiervan dient te worden teruggegeven aan de eigenaars na een rechterlijke uitspraak. Het

bedrag dat effectief wordt verbeurdverklaard gaat naar de Schatkist. Deze uitsplitsing is een

moeilijke oefening met een achterstand van 200 miljoen. Dit komt omdat het men niet over

een boekhoudapplicatie beschikt die deze sommen kan beheren. De centraliserende rol van

het COIV vraagt ook een goed georganiseerde samenwerking met de verschillende actoren.

Om deze uitdagingen aan te pakken en de achterstand weg te werken wordt er verder gewerkt

aan de verdere ingebruikstelling van deze boekhoudapplicatie.

Er zal ook een wetsontwerp worden ingediend met als doel de samenwerking tussen de

verschillende actoren te verbeteren en zo tot een snellere en goedkopere afhandeling te

komen. Het wetsontwerp zal voorzien in de verdere definiëring van de kennisgeving, zowel

wat het inhoudelijke (gedetailleerde beschrijving van de inbeslaggenomen goederen en

identificatie van de personen wiens goederen worden beslagen) als de termijnen betreft. Om

het werkproces te verkorten zullen de griffies, en niet meer het Openbaar Ministerie worden

belast met deze kennisgeving. De FOD Financiën wordt verplicht kennisgeving te doen over

alle gegevens aangaande de tenuitvoerlegging.

Het Justitieplan voorziet ook in een aantal andere maatregelen die het beheer van de

vermogensbestanddelen moeten vergemakkelijken. Zo wordt het mogelijk om euro’s in een

andere valuta om te zetten. De afhandeling van de wijze waarop gelden aan het COIV worden

overgemaakt wordt efficiënter en transparanter. Hiertoe worden duidelijke afspraken gemaakt,

bijvoorbeeld door het veralgemenen van de bankoverschrijving. Naar aanleiding van de

opkomst van de digitale valuta zal ook het beheer van bitcoins worden georganiseerd.

De gerechtskosten worden gedrukt door de kosten voor het beheer van de goederen ten laste

te leggen van de koper. De onderzoeksrechter wordt tevens verplicht om duidelijke

maatregelen te bevelen wanneer de in beslag genomen goederen voer- of vaartuigen zijn. Dit

kan geschieden door een vervreemding met zakelijke subrogatie, teruggave mits

indeplaatsstelling van een geldsom of bewaring in natura224.

224 K. GEENS, Het Justitieplan: een efficiëntere Justitie voor meer rechtvaardigheid, Brussel, F.O. JUSTITIE, 2015. 88.

92

Page 94: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Verder werkt men aan een betere invordering door te voorzien in een Europese

gegevensuitwisseling en door de bestaande compensatie van teruggaven met

belastingschulden uit te breiden naar buitenlandse schulden. Tot slot wil de minister de

werking van het COIV optimaliseren door - na 12 jaar - eindelijk te voorzien in een duidelijk

statuut en in een evaluatie van de directie en de ter beschikking gestelde medewerkers van

andere overheidsdiensten225.

7. Besluit

Het was wachten op een algemene wettelijke regeling die de bijzondere verbeurdverklaring

van vermogensvoordelen mogelijk maakte. In 1990 was het uiteindelijk zo ver. Vanaf dan

ging het snel. In 1997 werden de internationale aspecten wettelijk geregeld en in 2002 kwam

er met de “Kaalplukwet” nogmaals een aanzienlijke uitbreiding van de mogelijkheden om

criminelen, en dan in het bijzonder de profijtgerichte plegers, te raken waar het meeste pijn

doet: in hun portemonnee.

Met de COIV-wet van 2003 centraliseerde en verbeterde men uiteindelijk de werking van de

bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen. Deze laatste is de afgelopen jaren

onderhevig geweest aan verschillende wetswijzigingen en er staan nog meer initiatieven op til

om de werking van het COIV verder te verbeteren. Recentelijk voerde men nog het

“strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek” (SUO) in, dat de mogelijkheden van het COIV

nogmaals doet toenemen.

Tijdens de literatuurstudie die aan deze thesis vooraf ging merkte ik dat de rechtsleer vandaag

niet zoveel aandacht meer schenkt aan het onderwerp, iets wat ooit wel anders is geweest. Dit

terwijl de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen nog steeds erg actueel en zeer relevant

is. Op het vlak van wettelijke mogelijkheden hebben we m.i. een punt bereikt waar de

autoriteiten zeer veel mogelijkheden heeft om tot de voordeelsontneming over te gaan. Ook

de Europese Unie heeft hieromtrent niet stilgezeten. De uitdaging is en blijft om dit ook

effectief in de praktijk te gaan doen. Hiervoor is een verdere versterking nodig.

225 K. GEENS, Het Justitieplan: een efficiëntere Justitie voor meer rechtvaardigheid, Brussel, F.O. JUSTITIE, 2015. 88.

93

Page 95: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Het regeerakkoord en het Justitieplan van minister KOEN GEENS gaan in de goede richting,

maar leggen teveel de nadruk op de verbeurdverklaring als cash-cow om Justitie auto-

financierend te maken. De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen is een bijkomende

straf, en naar alle waarschijnlijkheid binnenkort zelfs een hoofdstraf. Het lijkt mij dan ook

belangrijk om de verbeurdverklaring vooral op een kwalitatieve manier te benaderen en de

nadruk te leggen op bv. de strafdoelen die men ermee beoogd, en niet louter als bron van

inkomsten.

De enorme uitbreiding van de mogelijkheden en bevoegdheden van het COIV zorgen ook

voor een verzwaring van de werklast. Zeker met de komst van het SUO zitten ze bij het

Centraal Orgaan zo langzaamaan aan de limiet wat personeelscapaciteit betreft. Hopelijk zal

de verbetering van de boekhoudapplicatie zorgen voor betrouwbare cijfers zodat het COIV

zowel zelf, als naar de buitenwereld toe een transparant beeld heeft over wat er binnenkomt

en wat er buitengaat.

94

Page 96: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

8. Bibliografie

8.1. Rechtsleer AFSCHRIFT, T., "Blanchiment et fraude fiscale", J.D.F. 1997, 193-224.

AFSCHRIFT, T. en ROMBAUTS, A., "La loi sur le blanchiment est-elle applicable aux infractions fiscales?", J.T. 1992, 609-617.

BECKER, G., "Crime and Punishment: An Economic Approach", The Journal of Political Economy 1968, afl. 76, 169-217.

BOONE, R., "Armgeworstel om SUO", De Juristenkrant 2014, afl. 284, 3.

BROUCKER, M.-R. en ROME, C., "Het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring" in DE SAMBLANX, M.J., DE BIE, B. en WAETERINCKX, P. (eds.), De Wet Van 19 December 2002 Tot Uitbreiding Van De Mogelijkheden Tot Inbeslagneming En Verbeurdverklaring In Strafzaken : Kaalpluk : Haarpluk?, Antwerpen - Oxford, Intersentia, 2004, 159-184.

CORNELIS, L. en VERSTRAETEN, R., "Mag er nog wit worden gewassen ", TBH 1991, 180.

DE GEEST, A., Verbeurdverklaring, Brussel, Larcier, 1971.

DEJEMEPPE, B., "La confiscation, L'état du droit en 2004" in VANDERMEERSCH, D., DEJEMEPPE, B. en E.A. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen. Saisie et confiscation des profits du crime, Antwerpen, Maklu, 2004, 93-142.

DESTERBECK, F., De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in Belgie, Mechelen, Kluwer, 2007.

DESTERBECK, F., "De inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken in België" in X (ed.), Postal Memorialis. Lexicon Strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, s.l., Wolters Kluwer, 2008, I 30/1 – I 30/54.

FRANCIS, E., "Forum van het COIV", T. Strafr. 2004, afl. afl. 3, 156-159.

FRANCIS, E., "Het beheer en de beschikking over goederen in strafzaken" in VANDERMEERSCH, D., DEJEMEPPE, B. en E.A. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen/Saisie et confiscation des profits du crime, Antwerpen, Maklu, 2004, 143-214.

FRANCIS, E., "Algemene principes van de bijzondere verbeurdverklaring en het beslag in strafzaken", T. Strafr. 2011, afl. 5, 306-336.

HEIRBAUT, D., Privaatrechtsgeschiedenis Van De Romeinen Tot Heden, Gent, Academia Press, 2005.

HUYBRECHTS, L., "Kaalpluk: haarpluk?" in DE SAMBLANX, M.J., DE BIE, B. en WAETERINCKX, P. (eds.), De Wet Van 19 December 2002 Tot Uitbreiding Van De Mogelijkheden Tot Inbeslagneming En Verbeurdverklaring In Strafzaken : Kaalpluk : Haarpluk?, Antwerpen, Intersentia, 2004, 1-7.

ROZIE, J., Voordeelsontneming : de wisselwerking tussen de toepassingsvoorwaarden en het rechtskarakter van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen, Antwerpen, Intersentia, 2005.

SIMON, J., Handboek Van Het Belgisch Strafrecht, Brussel, Bruylant, 1948.

STESSENS, G., De nationale en internationale bestrijding van het witwassen. Onderzoek naar een meer effectieve bestrijding van de profijtgerichte criminaliteit, Antwerpen, Intersentia, 1997.

95

Page 97: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

TRAEST, P. en STESSENS, G., "Meer mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken" in BOCKEN, H., CASTELAIN, S., DE WAELE, T., STEENNOT, R., TISON, M. en VENY, L. (eds.), Gandaius Actueel IX, Mechelen, Kluwer, 2004, 57-98.

VAN CAENEGEM, R.C., Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, 1954, 206-209 p.

VAN DEN WYNGAERT, C. en DE SMET, B., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 2 Strafprocesrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011.

VAN DEN WYNGAERT, C. en VANDROMME, S., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen: deel 1 Strafrecht, Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2011.

VAN ITERSON, W., Geschiedenis Der Confiscatie In Nederland : Een Rechtshistorische Studie Aan De Hand Van Noord-nederlandse, Een Aantal Zuid-nederlandse En Andere Bronnen, Utrecht, De Vroede, 1957, 98-99 p.

VAN ROOSBROECK, A., "Witwassen – Voorkoming en bestraffing van witwassen van geld en illegale vermogensvoordelen", Antwerpen ETL 1995, 259.

VAN ROOSBROECK, A., "Witwassen van fiscale vermogensvoordelen – enkele bedenkingen bij het gevaar op dubbele bestraffing", T.F.R. 2000, 1062.

VANDEPLAS, A., "De verbeurdverklaring van vermogensvoordelen" in CHÂTEL, M. (ed.), Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991, 385-406.

VERBRUGGEN, F., Schaduwboksen In Het Donker : De Dogmatische Onderbouw Van Het Strafrechtelijk Overheidsoptreden Tegen Georganiseerde Criminaliteit, Leuven, KUL, 2001.

VERBRUGGEN, F. en VERSTRAETEN, R., Strafrecht En Strafprocesrecht Voor Bachelors, Antwerpen, Maklu, 2013.

VERHOFSTADT, D., Cesare Beccaria: 250 Jaar over Misdaden En Straffen, Antwerpen, Houtekiet, 2014.

VERMEULEN, G., "Internationale strafrechtelijke aspecten bij beslag en verbeurdverklaring" in VANDERMEERSCH, D., DEJEMEPPE, B. en E.A. (eds.), Beslag en verbeurdverklaring van criminele voordelen. Saisie et confiscation des profits du crime, Brussel, Maklu, 2004, 263-330.

VIAENE, L., Huiszoeking En Beslag In Strafzaken, Brussel, Larcier, 1962.

X, "Klaar voor SUO [strafuitvoeringsonderzoek]", Juristenkrant 2015, afl. 305, 14-15.

8.2. Rechtspraak Cass., 14 jan. 1952, Pas., 1952, I, 265.

Cass., 18 juni 1971, Pas., 1918, I, 36.

Cass. 27 september 2006, arrest P.06.0739.F.

96

Page 98: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

8.3. Wetgeving

8.3.1. België

Uitvoeringsbesluiten Koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, B.S. 30 december 1950.

Koninklijk besluit van 25 april 2014 tot uitvoering van artikel 464/4, §1, van het Wetboek van strafvordering, B.S. 30 mei 2014.

Voorbereidende werken Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het Strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 1989-90, nr. 987/1.

Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer, 1995-1996, nr. 427/1.

Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/1.

Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, Parl. St. Kamer 2001-02, nr. 1601/6.

Memorie van Toelichting bij het Wetsontwerp houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, Parl. St. Kamer 2002-03, nr. 2117/1.

Memorie van toelichting bij het Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (II), Parl. St. Kamer, nr. 2761/1.

Memorie van toelichting bij het Ontwerp van programmawet (II), Parl. St. Kamer, nr. 2774/1.

Memorie van Toelichting bij de wetten van 11 februari 2014, Parl. St. Kamer, nr. 2934/1 & nr. 2935/1.

Wetten Grondwet (diverse artikelen).

Strafwetboek (diverse artikelen).

Wetboek van Strafvordering (diverse artikelen).

Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, B.S. 6 maart 1921.

Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie wat betreft de afwezigheid van voorafgaande veroordelingen, B.S. 17 juli 1964.

Wet betreffende de politie over het wegverkeer van 16 maart 1968, B.S. 27 maart 1968.

Wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, B.S. 3 december 1986.

97

Page 99: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Dierengezondheidswet van 24 maart 1987, B.S. 17 april 1987.

Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen van 21 november 1989, B.S. 8 december 1989.

Wet van 17 juli 1990 tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 in het Strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in hetzelfde wetboek, B.S. 15 augustus 1990.

Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, B.S. 9 februari 1993.

Wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen, B.S. 3 juli 1997.

Wet van 19 december 2002 tot uitbreiding van de mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken, B.S. 14 februari 2003.

Wet van 19 maart 2003 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en van de Wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, B.S. 2 mei 2003.

Wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, B.S. 2 mei 2003.

Wet van 20 juli 2005 tot wijziging van de COIV-Wet, B.S. 8 september 2005

Programmawet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II), B.S. 28 december 2006

Wet van 27 april 2007, B.S. 8 mei 2007

Wet van 11 februari 2014 houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (I), B.S. 8 april 2014

Wet van 11 februari 2014 houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (II), B.S. 8 april 2014.

8.3.2. Europese Unie Kaderbesluit van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven, Publicatieblad EU, nr. L 182/1 van 5.7.2001.

Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen, Publicatieblad EU, nr. L 68/49 van 15.3.2005.

Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie, Publicatieblad EU, nr. L 328/59 van 24.11.2006.

Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven, Publicatieblad EU, nr. L 332/103 van 18.12.2007.

Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie, Publicatieblad EU, nr. L 127/39 van 29.4.2014.

98

Page 100: DE VERBEURDVERKLARING VAN ......, Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone

Kaderbesluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven, Publicatieblad EU, nr. L 332/103 van 18.12.2007.

Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, Publicatieblad EU, nr. L 386/89 van 29.12.2006.

8.4. Overige Algemene richtlijn 2001/1 van 10 januari 2001 houdende de instelling van een Centrale Dienst voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring in de schoot van de Rechterlijke Orde, B.S. 25 januari 2001.

BOVÉ, L., "Je wil niet weten hoe justitie het doet", De Tijd 2012.

EUROPESE COMMISSIE, Verbeurdverklaring, https://e-justice.europa.eu/content_confiscation-94-nl.do?init=true (consultatie 8 mei 2015).

GEENS, K., Het Justitieplan: een efficiëntere Justitie voor meer rechtvaardigheid, Brussel, JUSTITIE, F.O., 2015, 135 p.

HEMELAER, S., De tenuitvoerlegging van verbeurdverklaringen in België: een evaluatie, onuitg. Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 2009-2010, 11-12 p.

OPENBAAR MINISTERIE, Website COIV, http://www.om-mp.be/page/165/165/coiv.html (consultatie 29 april 2015).

Omzendbrief nr. COL 7/2004 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep.

Omzendbrief nr. COL 13/2012 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep.

PAUWELS, L., Op zoek naar de oorzaken van criminaliteit, 199-215 dln., Gent, Utrecht, Academia Press, 2012.

REKENHOF, Tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen: penale boeten en bijzondere verbeurdverklaringen, Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel, 2007, 98 p.

REKENHOF, 167e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2010-2011, 239 p.

REKENHOF, 168e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2011-2012, 277 p.

REKENHOF, 169e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2012-2013, 305 p.

REKENHOF, 170e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2013-2014, 322 p.

REKENHOF, 171e Boek van het Rekenhof: Volume II – Tabellen, Brussel, 2014-2015, 405 p.

X., Federaal regeerakkoord Michel I 2014-2019, Brussel, 9 oktober 2014, 152 p.

99